É 91941 E 34 PRIJS f 0.30 Vrijzinnig – Democratische Bond. RAPPORT van de Commissie, benoemd door het Hoofdbestuur van den Vrijzinnig' Democratischen Bond tot onderzoek van het Vraagstuk der Huwelijkswetgeving* Brochurcnhandcl Vrijzinnig-Democratische Bond Den Haag – Ant. Heinsiusstraat 87. AAN HET HOOFDBESTUUR VAN DEN VRI]Z. DEM. BOND. De Commissie, door het Hoofbestuur van den Vrijzinnig-Democratischen Bond ingesteld om te rapporteeren over de vraag welke wijzigingen in de huwelijkswetgeving behooren te worden aangebracht; van oordeel, dat het beginsel van gelijkwaardigheid en van gelijkheid voor de wet van mannen en vrouwen, in het huwelijk zoo streng mogelijk behoort te worden doorgevoerd, en dus met name de maritale macht en de bevoorrechte positie van den man, ten opzichte van de uitoefening der ouderlijke macht, alsmede de onbevoegdheid van de vrouw ten aanzien van het verrichten van rechtshandelingen, behooren te worden opgeheven ; heeft de navolgende hoofdlijnen voor eene moderne huwelijkswetgeving opgesteld; Namens de Commissie: Mr. B. BAKKER—NORT, Presidente G. VLUG, Secretaris. Maart, 1Q24. HUWELIJKSPERSONENRECHT. § 1. De echtgenooten zijn elkander trouw en steun verschuldigd. Zij moeten in gemeenschappelijk overleg de belangen van elkander en van het gezin behartigen. § 2. De echtgenooten moeten, naar de mate van hun krachten en middelen, overeenkomstig hun levensomstandigheden, gemeenschappelijk voorzien in alles wat noodig is voor hun onderhoud en maatschappelijk leven, en voor het onderhoud en de opvoeding van de kinderen, hetzij door bijdragen in geld, hetzij door huishoudelijke of andere werkzaamheden. Indien een der echtgenooten nalatig is in de vervulling van zijn onderhoudsplicht kan de andere echtgenoot door den Kantonrechter worden gemachtigd, ter bestrijding van met name aan te duiden huishoudelijke uitgaven, een deel van eenige den nalatigen echtgenoot toekomende betaling van loon, pensioen, rente als anderszins, rechtstreeks, zonder tusschenkomst of medewerking van den nalatigen echtgenoot, in ontvangst te nemen. vciii vav.il i-ciict. ui llv.luv.ll. Indien de machtiging is verleend, kan de nalatige echtgenoot zich, door openbaarmaking van het vonnis, bevrijden van zijn aansprakelijkheid voor zoodanige huishoudelijke schulden, welker voldoening behoort tot de bovenbedoelde met name aangeduide huishoudelijke uitgaven. De echtgenoot, door wiens schuld de samenwoning is verbroken, heeft geen recht op eenige bijdragen in de kosten zijner afzonderlijke huishouding, en blijft verplicht om bij te dragen in de kosten van huishouding van den anderen echtgenoot en in die van onderhoud en opvoeding van de kinderen. § 3. De echtgenooten bepalen in onderling overleg hun gemeenschappelijke woonplaats. Wordt geen overeenstemming bereikt, dan beslist de Kantonrechter, op verzoek van de meest gereede partij, in hoogste instantie. gewichtige redenen zijn voor een beslissing in anderen zin, zal de woonplaats gevestigd worden ter plaatse, waar degene, van wiens werkzaamheden het onderhoud van het gezin in hoofdzaak afhankelijk is, deze verricht. § 4, Voor ieder van de echtgenooten geldt de feitelijke woonplaats als wettelijk domicilie. § 5. Beide echtgenooten zijn gelijkelijk bevoegd tot het verrichten van rechtshandelingen. § 6. De echtgenooten mogen met elkander rechtshandelingen aangaan, behoudens machtiging van den Kantonrechter ten aanzien van zoodanige handelingen, welke verandering in den omvang of in de samenstelling van hun vermogens brengen. De beslissing van den Kantonrechter is niet aan hooger beroep onderworpen. § 7. Elke volmacht, in welken vorm ook, door den eenen echtgenoot, tot geheele of gedeeltelijke waarneming zijner belangen, aan den anderen echtgenoot gegeven, zal te allen tijde kunnen worden herroepen. De lastgever zal te allen tijde rekening en verantwoording van den lasthebber kunnen vorderen. Ook indien zonder volmacht de eene echtgenoot de belangen van den anderen echtgenoot feitelijk waarneemt of waargenomen heeft, zal te allen tijde de eene echtgenoot aan den anderen echtgenoot, op diens vordering, rekening en verantwoording moeten afleggen. § 8. Indien een der echtgenooten door afwezigheid of andere oorzaak verhinderd is, zijn belangen waar te nemen, kan de andere echtgenoot van den Kantonrechter machtiging bekomen die belangen waar te nemen, tenzij op andere wijze in die waarneming is of wordt voorzien. Voor daden van beheer kan de machtiging van den Kantonrechter zoowel algemeen als bijzonder zijn; voor andere handelingen kan die machtiging niet anders dan bijzonder zijn. De beslissing van den Kantonrechter is niet aan hooger beroep onderworpen. OUDERLIJKE MACHT. § 9. De echtgenooten oefenen in gemeenschappelijk overleg de ouderlijke macht over hun kinderen uit. Indien een der echtgenooten buiten de mogelijkheid verkeert aan de uitoefening der ouderlijke macht deel te nemen, wordt die macht door den anderen echtgenoot uitgeoefend. RECHTERLIJKE TUSSCHENKOMST. § 10. In gewichtige gevallen, waarin de echtgenooten niet tot overeenstemming kunnen komen en niettemin het belang van het gezin een beslissing dringend vordert, kan door ieder van de echtgenooten de tusschenkomst van den Kantonrechter worden ingeroepen. Alvorens eenige beslissing te geven, zal de Kantonrechter trachten de echtgenooten alsnog tot overeenstemming te brengen. Tegen de uitspraak van den Kantonrechter staat beroep bij de Arrondissements-Rechtbank open. HUWELIJKSVERMOGENSRECHT. § 11. De vermogens der echtgenooten zijn volkomen gescheiden, met deze restrictie, dat het huisraad en de zaken, ten aanzien waarvan niet kan worden aangetoond, dat zij aan slechts één der echtgenooten toebehooren-, geacht worden aan de beide echtgenooten gezamenlijk toe te behooren. leder van de echtgenooten beheert zijn eigen vermogen. – leder van de echtgenooten geniet zijn eigen inkomsten, behoudens zijne verplichting om zijn deel in de huishoudelijke uitgaven bij te dragen. leder van de echtgenooten draagt zijn eigen schulden. § 12. Voor de huishoudelijke schulden, d.w.z. de zoodanige welke zijn aangegaan ter voorziening in hetgeen bij het eerste lid van § 2 is bedoeld, door wien van de echtgenooten dit ook is geschied, zijn beide echtgenooten hoofdelijk aansprakelijk, behalve in het geval bedoeld bij het laatste lid en behoudens het bepaalde bij het voorlaatste lid beiden van § 2. De hoofdelijke aansprakelijkheid kan niet worden opgeheven of beperkt, dan met machtiging van den Kantonrechter en behoudens publicatie. De beslissing van den Kantonrechter is niet aan hooger beroep onderworpen. § 13. l ontbinding van het huwelijk of wettelijke scheiding van >afel en bed hebben de beide echtgenooten of hunne erfgenamen over en weer het recht van elkander of elkanders erfgenamen te bevorderen eene som ten beloope van de helft van de door den anderen echtgenoot gemaakte winst. § 14. Onder winst wordt verstaan wat ieder van de echtgenooten meer bezit dan a. door hem ten huwelijk is aangebracht; en b. door hem gedurende het huwelijk bij erfenis, making of schenking is verkregen. Stijging of daling van waarde der vermogensobjecten blijft voor de bepaling van de winst buiten aanmerking. Voor hetgeen vervreemd is, komt de opbrengst of wel het daaruit aangeschafte in de plaats. De echtgenooten moeten aan elkander vergoeden wat uit het vermogen van den eenen echtgenoot in dat van den anderen is overgegaan of door den eenen echtgenoot voor den anderen is betaald. / – § 15. Indien een der echtgenooten door verkwisting of wangedrag gevaar doet ontstaan, dat door hem gemaakte winst geheel oU gedeeltelijk verloren zal gaan, kan de andere echtgenoot, zondeH dat ontbinding van het huwelijk of scheiding van tafel en plaats heeft, verrekening van de gemaakte winst en uilkeering van het hem toekomende vorderen. Op zulk een verrekening kan niet worden teruggekomen. Zoodanige verrekening van: winst belet niet latere verrekening van verdere winst. § 16. Wegens buitensporige uitgaven door den eenen echtgenoot, buiten goedvinden van den anderen echtgenoot, gedurende het huwelijk gedaan, moet door den eenen echtgenoot aan den anderen echtgenoot vergoeding worden gegeven, voor zoover deze daardoor benadeeld is. § 17. Gemeenschappelijke zaken kunnen niet worden vervreemd, bezwaard, verhuurd of ingebruik gegeven, dan met medewerking van beide echtgenooten. Zaken, welke aan slechts een der echtgenooten toebehooren en welke dienen tot woning van het gezin of tot uitoefening van het beroep of bedrijf van de echtgenooten of een hunner, mogen niet worden vervreemd, bezwaard, verhuurd of ingebruik gegeven, dan met toestemming van den anderen echtgenoot of met machtiging van den Kantonrechter. 7 Huwelijksvoorwaarden tot afwijking van de wettelijke huwelijksvermogensrechtelijke bepalingen kunnen zoowel na als vóór de huwelijksvoltrekking worden gemaakt, herroepen of gewijzigd, doch na de huwelijksvoltrekking eerst nadat het huwelijk drie jaren heeft bestaan. Alles behoudens publicatie als waarborg tegen benadeeling van derden. LEGITIEME PORTIE VAN ECHTGENOOTEN. § 19. De echtgenooten hebben recht op een legitieme portie. ECHTSCHEIDING EN SCHEIDING VAN TAFEL EN BED. § 20. Echtscheiding kan door den eenen echtgenoot tegen den anderen echtgenoot gevorderd worden op grond van : a. overspel of eenige andere onzedelijke handeling, welke, wat de ernst van het feit betreft, daarmede overeenstemt; b. kwaadwillige verlating, gedurende ten minste drie jaren , c. verdwijning, zonder iets van zich te hebben laten hooren, gedurende ten minste drie jaren, behoudens vermindering van den termijn tot één jaar, in de gevallen bedoeld bij de wet van 26 Maart 1920, Stb. 148, verbeterd bij de wet van 4 December 1920, Stb. 864 ; d. veroordeeling tot een gevangenisstraf van langer dan drie jaren of veroordeeling binnen een tijdvak van vijf jaren tot twee of meer gevangenisstraffen van te zamen langer dan drie jaren; ingeval van voorwaardelijke veroordeeling geldt de veroordeeling alleen indien en voor zoover de straf krachtens later rechterlijk bevel moet worden ondergaan ; e. opzettelijke gedraging, waardoor gevaar is ontstaan voor het leven of de gezondheid van den anderen echtgenoot of waardoor het huwelijksleven zoodanig is verstoord, dat een voortzetting daarvan redelijkerwijze niet gevorderd kan worden ; f. ernstige geslachtsziekte, waardoor besmetting van den anderen echtgenoot te duchten is of reeds heeft plaats gehad ; g. verpleging in een krankzinnigengesticht gedurende langer dan drie jaren, tijdens het huwelijk, terwijl redelijke kans op genezing niet bestaat ; en h. ernstige voortgezette verzaking van de verplichtingen tegenover den anderen echtgenoot en het gezin. § 21. Wettelijke scheiding van tafel en bed kan door den eenen echtgenoot tegen den anderen echtgenoot gevorderd worden op dezelfde gronden als waarop, echtscheiding kan worden gevorderd en daarenboven op grond van buitensporigheden, mishandelingen en grove beleedigingen, door den eenen echtgenoot, jegens den anderen begaan. § 22. Ingeval van echtscheiding of wettelijke scheiding van tafel en bed op vordering van een der echtgenooten regelt de rechter, naar gelang van omstandigheden, de verplichting tot levensonderhoud van den eenen echtgenoot jegens den anderen echtgenoot. Ook de eischende echtgenoot kan met deze verplichting belast worden. § 23. Ontbinding van het huwelijk en wettelijke scheiding van tafel en bed kunnen in rechte worden uitgesproken op vordering van beide partijen gezamenlijk, zonder dat eenige grond behoeft te worden aangevoerd, wanneer het huwelijk ten minste drie jaren geduurd heeft. De rechter kan zijn uitspraak uitstellen totdat twee jaren sedert het instellen der vordering zijn verloopen. § 24. Na het uitspreken van wettelijke scheiding van tafel en bed kan de ontbinding van het huwelijk in rechte worden uitgesproken : a. op vordering van beide partijen gezamenlijk, nadat de wettelijke scheiding van tafel en bed een jaar geduurd heeft, mits drie jaren na het voltrekken van het huwelijk zijn verloopen ; b. op vordering van een der partijen, nadat de wettelijke scheiding van tafel en bed drie jaren geduurd heeft. TOELICHTING. De Commissie heeft er naar gestreefd, bij het uitzetten van de hoofdlijnen eener moderne huwelijkswetgeving, zoo streng mogelijk het beginsel van gelijkwaardigheid en van gelijkheid voor de wet, van mannen en vrouwen, door te voeren. Naar het oordeel der Commissie moet eene geheele nieuwe huwelijkswetgeving tot stand komen. Toch heeft zij geen volledige regeling ontworpen, doch heeft zij zich bepaald tot het aangeven van hoofdlijnen. Practische redenen zijn het, die haar daartoe bewogen hebben. Alvorens, met eenigen kans op succes, uitgewerkte wetsbepalingen te kunnen opmaken, is het noodig dat er in een niet al te beperkten kring eene communis opinio bestaat omtrent de verschillende hoofdpunten van de gedach.e algemeene regeling. Het beste middel om daartoe te geraken is het vergelijken en bespreken van de gronddenkbeelden, welke door de Commissies van verschillende richtingen, die zich met het opstellen daarvan hebben belast, naar voren zijn gebracht. Het is volmaakt nutteloos te spreken over de uitwerkingen, zoolang men het met elkander niet eens is over de beginselen. Daarenboven is het zoo goed als zeker, dat een debat over onderdeelen het gezicht op de hoofdzaken niet verheldert. § i. Trouw en steun kunnen de echtgenooten niet van elkander afdwingen. Maar tegen ernstige inbreuk op het beginsel, dat de echtgenooten elkander trouw en steun verschuldigd zijn, moeten maatregelen genomen kunnen worden. iiidaii gwiv-nuwi i'uu.u,.! " ~ ~ Voorop gesteld is ook, dat de echtgenooten in gemeenschappelijk overleg de belangen van elkander en van het gezin moeten behartigen. In § 10 is voorzien hoe gehandeld kan worden, indien in gewichtige gevallen de echtgenooten niet tot overeenstemming kunnen komen. § 2. De materieele steun, dien de echtgenooten elkander moeten verschaffen, is hier nader bepaald. Er is naar gestreefd de elementen, welke daarbij een rol spelen, te noemen om daarin een leiddraad te vinden bij de bepaling van den omvang van hetgeen over en weer door de echtgenooten gevorderd kan worden. Huishoudelijke werkzaamheden zijn uitdrukkelijk genoemd om aan te geven dat ook daarin te zien is eene materieele bijdrage in de behoeften van het gezin. Voorzien is het geval, dat een der echtgenooten moedwillig nalaat de te zijner beschikking staande inkomsten, ten bate van het gezin aan te wenden, waarbij echter niet over het hoofd is gezien, dat bij beschikking over de inkomsten van een der echtgenooten voor bepaalde doeleinden, de aansprakelijkheid van den echtgenoot, wiens inkomsten als ’t ware aan hem onttrokken zijn, een aan de bedoelde onttrekking geëvenredigde vermindering behoort te ondergaan. Het laatste lid spreekt voor zich zelf. § 3. Het ligt voor de hand dat de bepaling van de gemeenschappelijke woonplaats, door de echtgenooten in onderling overleg plaats heeft. Meestal zal de keuze door de omstandigheden beheerscht worden. De mogelijkheid bestaat echter, dat een tusschen de echtgenooten gerezen verschil van meening door hen niet kan worden opgelost. De Kantonrechter kan dan in hoogste instantie beslissen. § 4. In den regel zullen de echtgenooten bij elkander wonen en komt het hier bepaalde niet tot effect. Mogelijk is evenwel dat de echtgenooten niet bij elkander wonen, zoowel als gevolg van onderling overleg, (b.v. waar de vader in de Koloniën werkzaam is en de moeder met de kinderen in Nederland verblijft), of als gevolg van kwaadwillige verlating. Alsdan heeft het geen zin door eene wettelijke fictie een gemeenschappelijk domicilie in stand te houden. § 5. leder van de echtgenooten is bevoegd om zonder bijstand of machtiging van den anderen echtgenoot rechtshandelingen te verrichten. In § 17 zijn echter enkele gevallen genoemd, waarin de echtgenooten niet buiten elkander om kunnen handelen, zij het, dat bij verschil van meening, de Kantonrechter te beslissen heeft. § 6. Een absoluut verbod aan de echtgenooten om met elkander sommige rechtshandelingen aan te gaan (verg. de artt. 1503 en 1715 B. W.) is niet wenschelijk geacht. Algeheele vrijheid kwam evenmin wenschelijk voor; met name voor rechtshandelingen, welke verandering in den omvang of in de samenstelling van de vermogens der echtgenooten brengen, werd de machtiging van den Kantonrechter noodig geoordeeld, vooral met het oog op mogelijke benadeelmg van schuldeischeis. § 7. Het is zeer goed denkbaar dat met of zonder lastgeving de echteenooten elkanders belangen waarnemen. In alle gevallen moet de rekenplichtigheid onbeperkt bestaan. Een onherroepelijke volmacht moeten de echtgenooten elkander niet kunnen verleenen. § 8. Het ligt voor de hand, dat bij afwezigheid of andere ontstentenis van een der echtgenooten, diens belangen door den anderen echtgenoot worden waargenomen. . Dat de Kantonrechter in zulk een geval machtiging verleent kan voor daden van beheer wenschelijk, voor andere daden noodig wezen. . Voor daden van beheer kan een algemeene machtiging met, voor andere daden wel ongewenscht geacht worden. De Kantonrechter zal geen machtiging kunnen verkenen, indien op andere wijze in de waarneming der belangen van den echtgenoot, die door afwezigheid of andere ontstentenis met zelf zijn belangen kan waarnemen, is of wordt voorzien, b.v. door middel van volmacht, curateele of bewindvoering. § 9. Hier wordt gehuldigd de volkomen gelijkwaardigheid van de beide ouders ten opzichte van de uitoefening der ouderlijke macht. § 10. In deze paragraaf ligt de oplossing voor de gevallen van verschillenden aard, waarbij de noodige overeenstemming tusschen de echtelieden niet mocht worden gevonden, behoudens de bijzondere regeling van § 3. , Er is naar gestreefd een vorm te vinden die waarborg geett, dat zoolang mogelijk een vreedzame oplossing gezocht zal kunnen worden. § 11. Het beginsel van scheiding van vermogens in het huwelijk is als regel aanvaard. De mogelijkheid van mede-eigendom of medebezit is onder de oogen gezien. Ten aanzien van huisraad is de mede-eigendom of het medebezit voorondersteld. § 12. Om redenen van practischen aard is deze regeling noodig geacht. De regel van de hoofdelijke aansprakelijkheid van beide echtgenooten kan ten aanzien van de huishoudelijke schulden niet gemist worden. Uitzonderingen liggen in § 2; ook moeten uitzonderingen door rechterlijke machtiging mogelijk zijn behoudens publicatie. §§ 13—16. De Commissie heeft hier aangegeven een stelsel van verdeeling van winst na de ontbinding van het huwelijk of wel scheiding van tafel en bed, waarbij alle gedachte aan gemeenschap is uitgesloten. De bepalingen van §§ 15 en 16 moeten worden aanvaard als middelen tegen benadeeling door verkwistende mannen of vrouwen. § 17. De bepaling van het eerste lid bevat een toepassing van de bepaling van het tweede lid bevat een door de belangen van het gezin gewettigde inbreuk op het vooropgestelde beginsel van volkomen onafhankelijkheid der beide echtgenooten op vermogensrechtelijk gebied. § 18. De Commissie heeft gemeend in den strijd over de al dan niet veranderlijkheid van de huwelijksvermogensrechtelijke verhouding, gedurende het huwelijk, de partij van de voorstanders der veranderlijkheid te moeten kiezen, met dien verstande evenwel, dat gedurende de eerste drie jaren van het huwelijk verandering niet mogelijk zal zijn. Men denke bij dezen termijn van drie jaren b.v. aan huwelijken van minderjarigen wier wetteüjke vertegenwoordigers bij het kiezen van de huwelijksvermogensrechtelijke regeling een woord mee te spreken hebben. De mogelijkheid van verandering van het gekozen stelsel, onmiddellijk na de voltrekking van het huwelijk, zou de medewerking van de wettelijke vertegenwoordigers volkomen illusoir maken. § 19. Eerst kort geleden heeft de wetgever aan den echtgenoot een erfdeel bij versterf toegekend. Tot het toekennen van een legitieme portie is hij helaas niet kunnen komen. De Commissie is van oordeel dat de gelijkstelling van een echtgenoot met een kind, wat het erfrecht aangaat, moet worden doorgetrokken tot aan de toekenning van een onaantastbaar erfdeel. §§ 20 en 21. De uitbreiding van de gevallen, waarin echtscheiding en scheiding van tafel en bed kunnen worden gevorderd, wordt naar het oordeel der Commissie voldoende gemotiveerd door den ernst van de opgesomde gevallen, die geheel voor zich zelf spreken. § 22. De Commissie is van oordeel dat het niet aangaat den echtgenoot die de echtscheiding vordert in alle gevallen vrij te stellen van de verplichting om in het onderhoud van den anderen echtgenoot bij te dragen. De rechter zal naar gelang van omstandigheden moeten kunnen beslissen, dat de eischende echtgenoot den anderen echtgenoot, ook na de echtscheiding, zal moeten blijven steunen. § 23. Het is geraden voorgekomen de mogelijkheid van een echtscheiding in gemeen overleg in te voeren, zij het dan, dat, om tegen overijling te waken, noodig geoordeeld is, den eisch te stellen dat het huwelijk ten minste drie jaren zal hebben geduurd, terwijl aan den rechter nog een termijn van twee jaren is gegeven om zijn beslissing uit te stellen. § 24. De Commissie heeft gemeend de ontbinding van het huwelijk, na scheiding van tafel en bed, te moeten vergemakkelijken. De toestand, welke door scheiding van tafel en bed geschapen wordt, is van zoodanigen aard, dat de wetgever niet te veel bezwaren aan de opheffing daarvan in den weg mag stellen, mits hij een voldoenden termijn laat om, door middel van verzoening, het huwelijk weer in zijn vollen omvang te doen herleven. Maart, 1924. De Commissie voornoemd; Mr. B. BAKKER—NORT, presidente. Mr. C. BAKKER—VAN BOSSE. Mr. E. FOKKER. G, VLUG, secretaris.