ICONOGRAPHIE VAN HU GO GROTIUS ICONOGRAPHIE VAN HUGO GROTIUS PI. 1 M. Mierevelt, 1631 16*. Hugo Grotius Collectie Gevers ICONOGRAPHIE VAN HUGO GROTIUS DOOR Jhr. Mr. Dr. E. A. VAN BERESTEYN MET 65 PORTRETTEN GEDEELTELIJK IN LICHTDRUK Uitgegeven in opdracht van de Afdeeling Letterkunde der Koninklijke Academie van Wetenschappen ’s-GRAVENHAGE MARTINUS NIJHOFF 1929 INHOUD I. INLEIDING 1 11. OPZET VAN HET WERK 3 111. BRONNEN 8 a. GESCHILDERDE PORTRETTEN 8 b. PRENTEN 17 C. BRIEVEN 20 d. BOEKEN 24 e. PORTRETTEN VAN VADER EN ECHTGENOOTE. ... 26 IV. HET PORTRET VAN GROTIUS 27 V. PORTRETTEN WAARVAN TEN ONRECHTE WORDT BEWEERD DAT ZIJ GROTIUS VOORSTELLEN 38 VI. LIJST DER GESCHILDERDE PORTRETTEN . 43 VII. LIJST DER PRENTEN 70 INLEIDING 70 LIJST DER PRENTEN BEVATTENDE EEN PORTRET VAN HUGO GROTIUS 74 TABEL I VERGELIJKENDE LIJST DER PRENTEN . ... 120 „ II LIJST VAN BOEKEN MET EEN PORTRET ... 123 „ 111 VERGELIJKEND OVERZICHT VAN MULLER EN VAN SOMEREN 131 REGISTER DER SCHILDERS, GRAVEURS, TEEKENAARS, LITHOGRAFEN, UITGEVERS EN DICHTERS OPENBARE VERZAMELINGEN DIE EEN PORTRET VAN GROTIUS BEZITTEN 135 I. INLEIDING Het feit dat het in 1925 driehonderd jaar geleden was, dat het beroemde boek van Hugo Grotius „De jure belli ac pacis voor de eerste maal te Parijs verscheen, is in verschillende landen op verschillende wijzen herdacht. In Nederland is in de eerste plaats de aandacht nog weer eens gevestigd op de groote geleerdheid en de veelzijdigheid van Grotius, door het organiseeren van een tentoonstelling te ’s-Gravenhage, waarop bijeengebracht zijn de diverse werken in zooveel mogelijk edities, zoodat de catalogus een vrij volledig overzicht geeft van zijn omvangrijken wetenschappelijken arbeid 1). Bij die gelegenheid zijn tevens een aantal portretten van hem en zijn naaste bloedverwanten en vrienden bijeengebracht, zoodat daardoor de mogelijkheid werd verkregen de verschillende portretten onderling te vergelijken. De Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam besloot tot de uitgave van een Iconographie van den grondlegger van het Volkenrecht en benoemde daarvoor eene Commissie bestaande uit de hh. Prof. Mr. C. van Vollenhoven, voorzitter; Prof. Dr. J. Huizinga, Dr. P. C. Molhuysen, Prof. Dr. J. Veth, Jhr. Mr. E. A. van Beresteyn. De Commissie noodigde laatstgenoemd lid uit zich met de samenstelling van het werk te belasten. Prof. Dr. J. Veth ontviel de Commissie door zijn overlijden. Zijn voortreffelijken kijk op de physionomie van personen moesten wij daardoor helaas missen. De heer F. Schmidt Degener verklaarde zich bereid de plaats van Prof. Veth in te nemen. De Commissie hield eenige vergaderingen waarin de hoofdlijnen werden vastgesteld en waarin kennis werd genomen van de vorde- *) Grotius-Tentoonstelling te ’s-Gravenhage 13—28 Juni 1925. Catalogus. A. W. Sythoff Leiden 1925. De bibliographie is opnieuw bewerkt door Dr. J. ter Meulen in zijn Goncise Bibliography. Leiden A. W. Sythoff 1925. Iconographie Hugo Grotius 1 ringen van den arbeid van den rapporteur en waarin hem verschillende waardevolle adviezen en wenken werden gegeven. INTRODUCTION En 1925, I’Académie Royale des Sciences nommait, en commémoration de la publication 300 ans auparavant du célèbre ouvrage de Grotius „De jure belli ac pacis”, une Commission composée de M.M. Prof. Dr. C. van Vollenhoven, Président; Prof. Dr. J. Huizinga; Dr. P. C. Molhuysen; Prof. Dr. J. Veth (remplacé après sa mort par M. Schmidt Degener) et Jhr. Mr. Dr. E. A. van Beresteyn, chargée de composer une Iconographie de Hugo Grotius. Le Jhr. Mr. Dr. E. A. van Beresteyn s’est chargé de la composition. 11. OPZET VAN HET WERK Velen, die van Grotius’ werken kennis nemen, zullen zich afvragen: hoe zag Grotius er uit ? De Commissie heeft gemeend te moeten trachten op die vraag een bescheid te geven. Alles wat kon strekken om deze vraag te beantwoorden meende zij in het rapport te moeten opnemen. Het spreekt vanzelf dat de bronnen, ontstaan tijdens het leven van Grotius, daarvoor van het meeste gewicht zijn, terwijl bij de latere afbeeldingen en beschrijvingen de kunstenaar aangewezen was op hetgeen uit de eerste helft der 17e eeuw was overgeleverd. Het kwam er dus in de eerste plaats op aan vast te stellen uit welken tijd de documenten, die ons zijn overgeleverd, stammen. Deze arbeid eischt somtijds een langdurig onderzoek in bibliotheek, archief of museum, zoodat de samenstelling van het Rapport langer duurde dan men gehoopt had. Een Iconographie van Grotius was tot dusverre niet verschenen, zoodat deze van voren af aan moest worden opgezet. Voorbeelden van soortgelijken arbeid zijn er verschillende, doch bij de bestudeering der verschillende werken over bijzondere personen treft de groote verscheidenheid in opzet en uitwerking. Vergelijken wij, om enkele grepen uit deze litteratuur te doen, de werken over Rousseau (1908), Robespierre (1910), Spinoza (1913) en Goethe (1914), alle werken in den laatsten tijd verschenen, waarvoor veel materiaal aanwezig was. De „Iconographie de Jean Jacques Rousseau, Portraits, scènes, habitations, souvenirs par le Comte de Girardin, Paris 1908” somt in 1306 nummers de diverse portretten enz. op. „Je suis arrivé, schrijft de Girardin in zijn voorwoord, après avoir examiné les différents portraits de Rousseau, a les classer sans me préoccuper des dates de leur apparition ou des éditions pour lesquelles ils pouvaient avoir été faits, du texte qui souvent se trouve placé audessous ou au-dessus du portrait, enfin des artistes qui les ont dessinés ou gravés”. Hoe heeft de schrijver ze dan wel gerangschikt? Eenvoudig naar het uiterlijk: Rousseau staande, borststukken, kniestukken met en zonder hoed, eerst de geschilderde en geteekende door elkander, dan de gebeeldhouwde. Indien wij op deze wijze de Iconographie van Grotius behandelden, zou men gevaar loopen aan de 18e-eeuwsche fantasieportretten te veel waarde te hechten. Bovendien verdient het geen aanbeveling de geschilderde, geteekende en gegraveerde portretten door elkander te behandelen. Hippolyte Buffenoir in zijn: „Les Portraits de Robespierre, étude iconographique et historique, souvenirs-documents-témoignages Parisl9lo”, stelt zich niet alleen tot taak om een opsomming te geven van de hem bekende portretten, doch licht ze uitvoerig toe, geeft ons een inzicht in Robespierre’s karakter, zijn overwegingen en gedachten. Hij beschrijft eerst de geschilderde, vervolgens de gebeeldhouwde, ten slotte de gegraveerde portretten, doch nummert ze niet. De helft van zijn omvangrijk werk heeft Buffenoir gevuld met de opsomming van historische prenten of caricaturen, met de beschrijving van souvenirs en met het weergeven van het oordeel van verschillende schrijvers over den persoon van Robespierre. Een dergelijk omvangrijk werk over Grotius te schrijven zou ons te ver van de ons verstrekte opdracht voeren. Men bedenke voorts dat Grotius zijn rol heeft gespeeld bijna twee eeuwen vroeger dan Robespierre en dat de herinneringen veel minder talrijk zijn. Geheel anders heeft Emil Schaefer in; „Goethes aussere Erscheinung. Leipzig 1914” zijn taak opgevat. Hij bepaalt zich tot het achter elkander in chronologische volgorde afdrukken van „Berichte der Zeitgenossen über Goethes aussere Erscheinung”, en reproduceert dan ook in chronologische volgorde „die Bildnisse”, alle portretten door elkander, zonder zelfs te vermelden waar zij zich bevinden en zonder ze aan eenige beschrijving en critiek te onderwerpen. Indien wij aldus onze taak zouden opvatten, dan hadden wij slechts een of twee bladzijden tekst te leveren, want de Berichte der Zeitgenossen van Grotius zijn uiterst schaarsch en het afdrukken van alle portretten, die op naam van Grotius staan, zou ons eer op een dwaalspoor brengen dan ons den goeden weg wijzen naar de beantwoording van de vraag hoe Grotius er heeft uitgezien. Het werk waarbij wij ons het liefst zouden willen aansluiten is dat van Dr. Ernst Altkirch; „Spinoza im Portrat. Jena 1913”. Hier treffen wij een critische beschouwing aan van de op naam van Spinoza staande portretten. Altkirch, wiens arbeid loopt over een geleerde die in de tweede helft der 17e eeuw leefde, en nog een halve eeuw jonger was dan Grotius, ondervindt reeds volop de moeilijkheden om vast te stellen welke portretten „echt”, welke „zweifelhaft” en welke „falsch” zijn. En met die vaststelling heeft men de belangstellende lezers nog niet overtuigd. Zoo zal men bij het beschouwen van het „Jugendbildniss von 1660” geneigd zijn zich af te vragen of schilderwijze en kleedij niet veeleer wijzen op een portret uit de 16e eeuw. Alleen op de gelijkenis af te gaan toch is gevaarlijk; de studies van Prof. van Bemmelen over gelijkenissen manen in dit opzicht tot voorzichtigheid. Nadat de schilderijen zijn behandeld geeft Altkirch een opsomming van de gegraveerde portretten met vermelding in welk werk zij worden aangetroffen en aan welk portret zij ontleend zijn. De schrijver gaat echter wel wat ver als hij ook prentbriefkaarten, photo’s enz. opneemt. Wij laten het bij een bespreking van deze iconographieën, alhoewel nog tal van andere werken, over Napoleon, Frederik den Groote, Erasmus enz. ons tot voorbeeld zouden kunnen strekken. Onze slotsom is, dat het beste is eerst een opsomming te geven van de geschilderde portretten, en vervolgens van de gegraveerde. Gebeeldhouwde portretten van Grotius, die naar het leven zijn gemaakt, zijn niet bekend. Wat de historieprenten, titelprenten, en caricaturen betreft, deze zijn in onze opgave opgenomen voorzoover zij het portret van Grotius vertoonen. De vele prentjes betrekking hebbende op de ontvluchting blijven hier dus buiten beschouwing, omdat daar het portret geheel bijzaak is. Bij voorbaat moet er op worden gewezen, dat van volledigheid geen sprake kan zijn. Er zijn zoovele geschilderde portretten van Grotius, en er komen er telkens nog weer voor den dag, dat een streven naar volledigheid zou beteekenen de verschijning van het boek uitstellen ad calendas graecas. Men bedenke bovendien dat er anonieme portretten rondzwerven, die bij nadere bestudeering en vergelijking den grooten geleerde blijken voor te stellen, terwijl het omgekeerde eveneens het geval is. Grondslag voor de tentoonstelling in 1925 was Moes’ Iconogra- phia Batava. Getracht is toen de daar beschreven portretten terug te vinden, wat in de meeste gevallen gelukt is. Gaandeweg zijn nog een aantal portretten voor den dag gekomen, zoodat wij thans een totaal van 83 geschilderde portretten kennen. Men kan zich echter wel eens op een dwaalspoor laten brengen door de prenten, volgens welke er een in 1636 geschilderd portret zou bestaan. Toen A. Roman te Haarlem in 1636 zijn editie van de „Inleiding tot de Hollandsche Recht-Geleertheyd "uitgaf, plaatste hij daarin Grotius’ portret met het onderschrift „Aet. 53 A° 1636”. Wat blijkt echter ? Roman heeft eenvoudig de prent van W. Delff naar Mierevelt (zie no. 12 hierachter) waarop staat „Aet. 49 A° 1632” in kleiner formaat laten nagraveeren (in spiegelbeeld) en blijkbaar om up to date te zijn met Grotius’ portret liet hij 1632 veranderen in 1636 en maakte hem vier jaren ouder, zonder overigens iets aan zijn uiterlijk te wijzigen. Hij liet tegelijk schilder en graveur weg. Voor de prenten is allereerst gebruik gemaakt van de Beredeneerde lijst van 7000 portretten van Fr. Muller en van Van Someren’s Aanvullingen. De beschrijving .vooral bij F. Muller, is somwijlen zoo summier, dat het vaak moeilijk is om vast te stellen welk portret hij bij zijn beschrijving op het oog heeft gehad. Van de gelegenheid dat de werken van Grotius op de Tentoonstelling bijeengebracht zijn is gebruik gemaakt om alle daar aanwezige boeken na te gaan. Vervolgens zijn een aantal verzamelingen nagezien: Rijksprentenkabinetten te Amsterdam en te Leiden, Teylers Museum, de Universiteitsbibliotheken te Amsterdam, te Leiden en te Utrecht, het Vondelmuseum te Amsterdam, het Archief te Rotterdam, het Museum te Delft, het Museum Fodor te Amsterdam, dat in Den Haag, alsmede eenige particuliere verzamelingen van Van Stolk, Cornets de Groot, Dr. J. G. de Lint, den schrijver e. a. In het buitenland zijn in Weenen, in Berlijn en in Parijs de collecties nagezien. ORDONNANCE DE L’OUVRAGE L’ouvrage se limite a des portraits peints et des gravures. Le fondement en a été l’„lconographia Batava” de Moes. Al’exposition – Grotius ont été rassemblés et confrontés autant de por- 111. BRONNEN a. GESCHILDERDE PORTRETTEN Wie kennis neemt van de litteratuur van catalogi van musea of veilingen en van andere gedrukte bronnen, en van de prenten, zou tot de conclusie moeten komen, dat bijna alle destijds levende vooraanstaande schilders Grotius’ beeld hebben vereeuwigd met hun penseel, ja men treft zelfs portretten aan geschilderd door schilders die reeds lang waren overleden toen Grotius den leeftijd bereikte waarop hij werd geschilderd! Voorts bedenke men, dat het vroeger gewoonte was dat een geleerde zich in zijn studeerkamer omringde door de groote voorgangers op wetenschappelijk gebied. In het kabinet van Papenbroek hing Grotius als rechtsgeleerde naast andere beroemde juristen. Maar men treft hem ook aan in het studeervertrek van den beroemden medicus Guy Patin, in wiens kabinet hij met Scaliger en enkele anderen de Nederlandsche geleerden vertegenwoordigt. Ziehier een opsomming van deze artisten in alphabetische volgorde; F. 801, Gerard ter Borch, J. de Bray, A. Cooper, Jos. van Craesbeeck, J. W. Delff, A. van Dyck, A. van Gaesbeeck, J. de Gheyn, H. Goltzius, Fr. Hals, C. Janssen van Geulen, F. van der Maes, M. Mierevelt, P. Moreelse, A. Moro, J. van Ravesteyn, Rembrandt, P. Rubens, J. Wijkersloot. Wie zich op de hoogte stelt van Grotius’ leven, moet al spoedig tot de conclusie komen, dat deze banneling onmogelijk door al deze schilders kan zijn vereeuwigd geworden. Grotius zelf spreekt in zijn brieven enkel van Mierevelt, hetgeen echter nog niet behoeft te beteekenen dat hij ook niet door anderen zou zijn geschilderd. Terwijl wij op deze wijze in totaal niet minder dan 83 portretten hebben opgespoord, de ten onrechte toegeschrevene daaronder begrepen, is het wel merkwaardig dat ons niet één portret onder veiling te Aken hetzelfde portret voor den dag gekomen, dat door deskundigen werd toegeschreven aan Ravesteyn, alhoewel het niet gesigneerd was. Zoo zou dus Ravesteyn Grotius niet alleen op 16- jarigen doch ook op ± 30-jarigen leeftijd hebben geschilderd. Als deze toeschrijving juist is dan blijft één prent, aan dit schilderij ook ontleend, hoogstwaarschijnlijk nagegraveerd naar een andere prent, daartegen pleiten en wel het portret door Bary gegraveerd voor de 2e editie van: „Waerachtige historie van ’t geslacht van Johan van Oldenbarnevelt. Amsterdam, Johs. Naeranus 1670 2e verbeterde druk”. Bary deelt mede „M. Mierevelt pinx.”. Bary, die niet anders dan prenten met „Mierevelt pinx.”, om zich heen zag, zal zonder nader onderzoek wel het „M. Mierevelt pinx.” op zijn plaat hebben gegrift. Voorts lette men er op dat het Akensche portret wel is waar een veel fijner, uitgewerkter kraag vertoont dan het Leidsche, maar de kraag op de prent in de Icones is nog aanzienlijk uitvoeriger en fraaier. De graveur Willem van Swanenburch ? heeft dus naar een origineel met uitvoeriger kraag gewerkt, dan wel zich de vrijheid veroorloofd den kraag moderner te maken. Wij komen ten slotte tot Mierevelt. Brandt in het „Het leven van Huig de Groot” bl. 415 vermeldt, dat Grotius, toen hij zich naar het vaderland had begeven en in het einde van 1631 zich te Rotterdam bevond bij zijn vriend Jan Dirksz Verrijck, van die gelegenheid gebruik maakte om zich te Delft te laten schilderen: „In deze gesteltenis van zaken verveelde ’them niet ten aanzoeke zijner vrienden, zichzelven binnen Delft te laten conterfeiten door den kundigen schilder Michiel Mierevelt; wordende dezelve schilderij voorts door des schilders schoonzoon Willem Delf in koperen plate cierelyk gesneden en eenigen tydt daema door iederes handen verspreit”. Wij hebben van dit conterfeitsel tal van exemplaren gezien. Een aantal berust nog bij de afstammelingen, een ander aantal is blijkbaar bestemd geweest voor vrienden en autoriteiten. Yoorzoover dit mogehjk was zijn al deze portretten op de tentoonstelling bijeengebracht en onderling vergeleken, waardoor geconstateerd moest worden dat van dit portret twee verschillende typen bestaan, terwijl sommige 1631, andere 1632 zijn gedateerd. Daardoor wordt het waarschijnlijk dat Grotius tweemaal is geschilderd tijdens zijn verblijf in Holland: de eerste maal met puntbaardje en volle snor, de tweede maal in 1632 met sikje en ge- punte snor. Ook bestaat er verschil in kleeding. In de portretten van 1631 is het wambuis zichtbaar en de mantel los, in die van 1632 is de mantel gesloten. ... Het heeft ons getroffen, dat wij bij al deze portretten, die nog bij de afstammelingen aanwezig zijn (de families Van Diepenbrugge. Gevers, Groeninx van Zoelen, Prins en Van Boetzelaer (Graswinckel-alliantie)) niet het origineele door Mierevelt geschilderde en gesigneerde portret aangetroffen hebben. De oplossing van dit raadsel hebben wij in een andere richting gezocht, waarbij wij met Mierevelt’s arbeid rekening hebben gehouden. Hij heeft nl. van vele personen als hoofdportret een kniestuk gemaakt en dit gesigneerd en dan de duplieken geleverd in het formaat van borststukken. Hij ging bij het vervaardigen der borststukken soms zoover, dat hij den kostbaren puntkraag wegliet en dit kleedingstuk, vermoedelijk met het oog op de kosten, vereenvoudigde. Als voorbeeld van deze manier van werken kan gewezen worden niet alleen op de Oranjeportretten, doch bv. ook op het portret van den Delftschen burgemeester Paulus van Beresteyn in het Rijksmuseum (no. 1588), waarvan nog een tiental 17-eeuwsche duplieken bij de afstammelingen zijner twaalf kinderen aanwezig zijn, doch die, evenals het exemplaar in het Rijksmuseum, geen van alle zijn signatuur bevatten. De reden, waarom zulks niet het geval is geweest blijkt duidelijk uit het stel portretten van hem en zijn echtgenoote in het bezit van een der afstammelingen van een zijner dochters. Bij Graaf van Lynden op Keukenhof toch hangen de kniestukken voluit gesigneerd. Hetzelfde ontdekte ik dat het geval was met het portret van s burgemeesters jongsten zoon. Van hem hangt een borststuk met eenvoudigen platten kraag in de collectie van een der familieleden, terwijl vóór enkele jaren in Parijs het kniestuk, in groot ornaat, met van kant voorzienen opstaanden kraag, te voorschijn is gekomen. Het spreekt vanzelf dat Mierevelt ook borststukken zal hebben geschilderd op bestelling, en het voor beeld hiervóór besproken zou dus geen aanleiding behoeven te geven tot het vermoeden dat met De Groot’s portret het zelfde was gebeurd, ware het niet dat inderdaad een kniestuk bij één der kleinkinderen is aangetroffen. Op Maurick bij Vught is tot 1883 dit schilderij bewaard, dat door Grotius’ kleindochter in de familie Van Beresteyn is gebracht, toen is verkocht aan den heer Van Lanschot, en daarna is overgegaan in het bezit van Jhr. Van Reygersbergh Ver- PI. 2. }. de Gheyn, 1599. Museum Fodor \b. Hugo Grotius Indien wij bovengenoemde prenten uitzonderen, dan kan gezegd worden, dat alle prenten zijn terug te brengen tot de portretten van Ravesteyn uit ± 1613 en van Mierevelt uit 1631. Die met kanten plooikraag zijn van het eerste, die met platten liggenden kraag van het laatste afgeleid. De prenten verschaffen ons dus niet veel materiaal buiten de geschilderde portretten. Alleen de beide prentjes van Grotius op vijftien a zestienjarigen leeftijd geven ons een nieuw beeld, terwijl misschien het portret op ± zestigjarigen leeftijd onze kennis vermeerdert omtrent Grotius uiterlijk op lateren leeftijd, indien het nl. geen fantasie van den graveur is. Voor het overige leveren zij geen nieuws, omdat de andere, niet van de bekende schilderijen gecopieerde prenten, Grotius’ beeld hoogstwaarschijnlijk niet weergeven. ESTAMPES Les estampes exceptée la gravure par de Gheyn a I’age de 15 ans ont été gravées d’après deux peintures. Celle avec fraise relevée, a I’age de + 30 ans est tirée du portrait de J. van Ravesteyn. Le portrait avec collet plat est une copie du portrait de Mierevelt qui fut peint en 1631/2, a I’age de 48/9 ans. Nous savons en outre par la gravure dans I’Histoire de Wagenaar que celle-ci a été faite d’après un portrait peint a Paris en 1629. Ce portrait n’a toutefois pas été retrouvé. Peut-être a-t-il été exécuté par Abraham de Vries ou Dumoustrier avec qui De Groot était fort lié. C. BRIEVEN In de brieven spreekt Grotius meermalen van zijn portretten. Eerst schrijft hij in verschillende brieven van 1629 en 1630 van het portret dat hij naar het vaderland overzendt. „Tabellaeffigiem nostram ferens parata est et primo commodo mittetur sed Wyntgius sibi exemplum sumit”. Dit lezen wij in den brief van 30 November 1629 (app. 222) aan zijn broer Willem. Ik meen dat deze „tabella” wel een op paneel geschilderd portret vertoond zal hebben. Waarschijnlijk hebben wij hier te doen met het portret dat Schouman heeft geteekend en Houbraken heeft gegraveerd en dat gemerkt was „Lutetiae Parisiorum 1629”. De eerste gelegenheid liet lang op zich wachten, want 24 Mei 1630 schrijft Grotius aan zijn broer Willem: „Tabulam meae imaginis, Frater dulcissime, mittemus per primum qui se obtulerit amicorum. Eum futurum arbitramur Bellimontium. Ego in eam feci hoe tetrastichum, sed lingua quam judices non intelligunt”. (app. 245). Het grieksche vierrelig gedicht schrijft hij in zijn brief erbij. Het luidt als volgt: Τὸν καὶ ἐν ὰλλοδαπῇ γε τὰ σὰ φρονέοντα πολίτην, Οὅτε σε μεμνάμενον δέζαο πατρὶ φιλη' Ειπε δε τερπομ ιδουσα και εικονα φερτερα δ αυτον “Εν βιβλίοις ἔγνων κρύβδα δ|ἐπεσ·τονάχουν. 31 Mei 1630 herhaalt hij zijn mededeeling dat het spoedig tegemoet gezien kan worden (app. 246). Beaumont heeft het dan meegenomen want 8 Juni 1630 schrijft Hugo aan Willem: „Est jam in itinere Bellimontius qui .... tabulam afferet per quam pictum saltem me conspicias”. Het blijkt dus een schilderij (pictum) te zijn dat Beaumont mee heeft genomen. Blijkbaar wilde Willem het betalen, doch 23 Juli 1630 schrijft zijn broer dat hij het ten geschenke aanbiedt. Waar is dit portret en wie heeft het geschilderd ? Kort vóór deze briefwisseling heeft Grotius het telkens over den schilder Mousterius, wien hij een platte- grond heeft beloofd van het beleg van ’s-Hertogenbosch (brief van 5 Oct. 1629 app. 214). Hij noemt hem „pictor egregius et Reginis Regique carus” (brief van 15 Nov. 1628 app. 192) en schijnt veel met hem om te gaan. Want in den brief van 4 Oct. schrijft hij „interpellat me quotidie Mousterius pictor quem nosti”. Willem schijnt hem dus ook ontmoet te hebben en Grotius ziet hem blijkbaar „quotidie”, dagelijks. Zou soms Mousterius (Daniël Dumoustier) het portret van Grotius in die dagen geschilderd hebben, toen hij hem dagelijks zag en hem allicht heeft bezig gehouden over het beleg van Den Bosch ? Het zou niet onmogelijk zijn, dat hij zich door dezen schilder, die te Parijs in 1631 overleed, en dien De Groot voortreffelijk vond, heeft laten vereeuwigen. Willem schijnt het portret niet alom te hebben laten zien, hetgeen Grotius in dezen tijd verstandig vond. 19 Juni 1631 toch schrijft hij: „Incipiam responsum ab ultima literarum tuarum parte in qua quod mones de vultu nostro hoe tempore non omnium oculis proponendo, prudenter abs tecogitatum judico” (app. 282). Hij antwoordt Willem 17 Juli 1631; „De effigie optimum factum” (app. 284). Maar wat Willem met het portret gedaan heeft zou uit diens antwoord moeten blijken, dat wij echter niet kennen. Over Mierevelt lezen wij ook een en ander in zijn brieven. Brandt schrijft in zijn: Historie van het leven des heeren Huig de Groot (Dl. Iblz. 415), dat hij zich tijdens zijn verblijf te Rotterdam door Mierevelt het schilderen, gelijk wij reeds opmerkten. Bij die gelegenheid heeft hij aan Mierevelt dien hij „Princeps pictorum”, den vorst der schilders, noemde (in een brief van 7 Mei 1637 app. 399 heet hij „optimus” pictor) blij kbaar een onuitgegeven voorrede op Coornhert’s werken geleend. Hij vraagt zijn vader den dag van zijn aankomst te Amsterdam deze voorrede aan Vossius te doen toekomen (brief van 10 Dec. 1631 app. 300). En dat de princeps pictorum werkelijk Mierevelt is blijkt uit Grotius’ brief aan Willem van 17 Dec. 1631 (app. 301). Misschien heeft Mierevelt Grotius wel geschilderd op zijn doorreis naar Amsterdam toen hij allicht te Delft bij zijn vader heeft stilgehouden. Want Mierevelt kon snel werken. Nicolaes van Reigersberch toch schrijft in zijn brief van 28 Mei 1635 over het bezoek van Oxenstierna aan Den Haag dat hij zich gedurende het korte oponthoud aldaar liet schilderen: „Voorts is gedistraheert geweest met particuliere aenspraecken ende het schilderen van Mierevelt” (vermoedelijk op Zaterdag 26 Mei). *) Van Mierevelt’s portret bestelde Grotius later twee copieënnaar Parijs. Hij vraagt ze in zijn brief van 22 Aug. 1637 (app. 407). Zij waren hem gevraagd door personen aan wie hij ze niet weigeren kon. Nog eenige malen dringt hij bij Willem aan op deze copieën (2 Jan. 1638, app. 416, en half Januari 1638, app. 417). I Mei 1638 schrijft hij, verlangend uit te zien naar de kist met boeken en portretten: „Cistam multum exspecto et libros et imagines” (app. 427) totdat 21 Mei 1638 het bericht wordt gezonden, dat Wicquefort boeken en portretten heeft meegebracht (app. 429). Ten slotte komen in de brieven nog eenige passages voor over de prent van Delff naar het schilderij van Mierevelt. Spoedig nadat het schilderij was gemaakt, verschenen de „cierlijk gesneden” prenten, eerst zonder randschrift, en adres van den uitgever, prent no. 11a, uiterst zeldzaam, later met randschrift zonder adres (1 \b), tenslotte met het adres van Blaauw (11c). Toen deze zich in 1641 belastte met de folio-uitgave der „Annotationes in libros Evangeliorum” voegde hij de prent van Delff naar Mierevelt aan het werk toe. In den rand liet hij het in 1632 juiste omschrift: „H. Grotius synd. Rotterod. eiusdemq. urb. in conv. Ord. Holl. et Westfr. quondam delegat”. staan. Maar Grotius was niet enkel meer „eertyds pensionaris van Rotterdam”, doch thans Zweedsch gezant te Parijs. Ik ben zeer onaangenaam getroffen vehementer commotus fui schrijft hij 20 Oct. 1641 (app. 570) —, toen ik bij terugontvangst van de exemplaren van de Annotationes ad Evangelia zag, dat aan de keerzijde van de voorrede mijn portret voorkomt, met dat bijschrift dat ik in geen enkel van mijn boeken begeer en allerminst in dit, waarin de nederigheid geleerd wordt. Die moeten er uitgenomen worden”. Of hij met deze „invidiosa illa praedicatio” het randschrift op het oog had, dat niet vermeldde, dat hij Zweedsch gezant was, dan wel het vierregelig gedicht van Heinsius, kan niet met zekerheid gezegd worden. In zijn brief van 26 Oct. daaraan volgende (app. 571) dringt hij nog eens aan op weglating van het portret en geeft 23 Nov. (app. 575) zijn voldoening te kennen dat Willem ze verwijderd *) H. C. Rogge, Brieven van Nicolaes van Reigersberch aan Hugo de Groot 1901 Werken Hist. Gen. 3e reeks no. 15 blz. 169. heeft. Niettemin zijn er toch exemplaren in omloop gekomen met het afgekeurde portret, o. a. het exemplaar op het Vredespaleis. Inmiddels schijnt Blaauw gauw het randschrift veranderd te hebben en melding te hebben gemaakt van zijn hooge positie: „Reginaeq. Regniq. Suedici consil. eorumdemq. ad Reg. Christianiss. Legat. ord. quondam synd. Roterod. ejusdemq. urb. in conv. Ord. Hollandiae et Westfr. delegatus”. Eerst na Grotius’ dood komt het in dien vorm het eerst voor in de „Annales et Historiae de rebus Belgicis. J. Blaeu 1657. f°.”. LETTRES Hugo de Groot parle dans ses lettres de 1629 d’un portrait qu’il envoie dans la Patrie. II s’agit sans doute du portrait susmentionné. Nous trouvons encore ga et la dans sa correspondance ultérieure quelque chose sur le portrait de Mierevelt. d. BOEKEN Over Grotius’ uiterlijk vinden wij uiterst zelden geschreven. Toen hij in 1617 lid van Gecommitteerde Raden geworden was en veel in Den Haag moest zijn, schrijft hij aan Vossius 12 Jan. 1617 (Epistolae p. 38): „het heen en weer reizen in de komende drie jaren zal me nog wel lastig vallen. Gij weet hoe mager ik ben, bijna een schaduw”. Het gedateerde portret van 1617 komt dit uiterlijk bevestigen. Hij ziet er daar niet bepaald robust uit. Over zijn uiterlijke verschijning, zijn gestalte, zoekt men te vergeefs belangrijke gegevens. Als men over zijn persoon schrijft is het in den regel over zijn phenomenale geleerdheid (zie Baillet, Jugemens des Savans 1725, 11, 226). Intusschen vindt men een enkel maal over zijn uiterlijke verschijning geschreven. Adriaan van Cattenburch geeft in het 2e deel van Brandt’s Historie op bl. 429 een „Beschrijving van zijn lichamelijke hoedanigheden” en deelt daar het volgende mede; „Wat zijn uiterlijke gedaante betreft, hij was een der schoonste mannen van zijn tijdt, waar van zijn wezen, door Mierevelt geschildert en levendig getroffen, kan getuigen. Zijn aangezicht was van een frissche verwe, de neus een weinig gebogen, zijn oogen waren donkerblauw en glinsterende, waarin de schranderheit van zijn verstant speelde, zijn hair tusschen blond en bruin, de gestalte van zijn lichaam was rijzig, zijne leden gesloten, en zoo stark, dat hij in ’t wandelen, loopen en springen, onder luiden van zijn jaren weinig weergade vond. De deftigheit en bevalligheit van opslag en gelaat wierden beantwoordt en zelfs overtroffen door de voortreffelijke hoedanigheden van zijn gemoedt”. Maar deze beschrijving is afkomstig van een auteur, die Grotius niet persoonlijk heeft gekend. Meer waarde is daarom te hechten aan de mededeelingen van tijdgenooten. Wij doelen daarbij op de Mémoires van Louis Aubéry, Seigneur de Maurier, waaraan Cattenburch zijn beschrijving ontleend heeft. Deze was de zoon van blond; blozend van kouleur; dikke roode wangen en blaauwe oogen daarmede parende; Hij had een wit kraagje om, en manchetjes aan de handen, was gekleed in eene zwarte stofte met streepjes en puntjes in het geel; roode koussen. heeft een kolf in de hand met een rood en wit geruit handvat, de leere bal ligt er bij alsook een trom en stokken, fluit, boog en pijl; witte schoenen met groene roosjes. Hij schijnt in het voorhuis te spelen; achter in het verschiet ziet men in een vertrek met eene graauwe steenen vloer, hetwelk zijn licht door een kruisgewijz’ getralied vengster ontvangt. Er staat een schrijftafel, waarop een groen kleed, daarop een opengeslagen boek en nog andere boeken liggen; daarbij een inktkoker. Tegen den wand is een boekenkast geplaatst waaruit een oud man met langen baard en met een zwarte toga met bont aan een boek krijgt, rustend hij met de linkerhand op de tafel”. De boven vertoonde afbeelding was op paneel in olieverw geschilderd, levensgrootte, besloten in eene wit geverwde lijst met goude biezen waarop met goude letters de hierboven staande latijnsche woorden geschreven staan. Het bedoeld schilderij heb ik in 1845 gezien bij onzen neef Hugo Cornets de Groot te Kuik. J. P. C. d. G.”. Het latijnsche omschrift luidt als volgt : „Huich de Groot Parvus adhuc referens atavos cognomine magnus Parva moror, justo tempore magna sequar. A° Dni Aetate 4.” alzoo: Thans nog klein, en den bijnaam De Groot, aan mijn voorouders ontleend dragend, houd mij met het kleine bezig, op den juisten tijd zal ik mij met het groote bemoeien”. Dit is niet het eenige portret, waarvan Jhr. Cornets de Groot een potloodschets liet maken; er zijn nog diverse schetsen die wij met de schilderijen, kunnen vergelijken en waaruit blijkt dat de schets een vrij goed beeld geeft. Dat van zijn moeder is geproduceerd op PI. 31. Waar het schilderij gebleven is, is ons onbekend. Wellicht huist het nog ergens in de buurt van Cuyk. Van verschillende andere stukken uit dezen boedel weten wij dat er vreemd mee omgesprongen is. Over den pensionarismantel schreven wij reeds. Over de handshcriften en boeken heeft de heer Johan F. Snelleman in de N. Rott. Courant van 27 Juni 1925 merkwaardige onthullingen gedaan. Des schrijvers vader was grossier in tabak te Rotterdam. Een zijner klanten in de buurt van Nijmegen had moeite zijn tabaksrekening aan Snelleman Sr. te voldoen en verzocht hem in plaats van met geld, dat hij niet bezat, met een kist met boeken en handschriften van Grotius zijn schuld te mogen betalen. Snelleman liet de kist komen, nam P. A. Tiele en Scheffer in den arm en royeerde de schuld tegen de kist met zijn kostbaren inhoud. Hij liet daarop 15 Nov. 1864 bij de firma Martinus Nijhoff een en ander publiek veilen. In den „Catalogue de manuscrits autographes du célèbre Hugo Grotius et de documents importants qui ont servi a la composition de ses ouvrages” vindt men o. a. het handschrift vermeld van „De jure praedae” dat zich thans op de Univ. Bibl. te Leiden bevindt. B. 1599. op 15 j. leeftijd, (no. 1) Teekening, door Jacob de Gheyn. Naar dit origineel, aanwezig op het Museum Fodor te Amsterdam is de hierna beschreven gravure gemaakt. Gravure 84 X 62 (maten van het ovaal), door Jacob de Gheyn. M 2013. Jongeman in wambuis met plooikraag eenigszins naar rechts gewend. De rechterhand houdt hij op de heup, met de linkerhand houdt hij een medaillon vast, dat aan een dubbelen ketting om den hals is gehangen, en den toeschouwer getoond wordt. Het randschrift luidt; „Anno CIO 13 IC. Ruit Hora. Aet. XVL ! de Gheyn fee.”. Onder het ovaal het volgend versje: „Quem sibi quindenis Astraea sacravit ab annis Talis Hugeianus Grotius ora fero”. Het medaillon, dat de jonge Grotius ons met zekeren trotsch toont, is de brelocque, die hij van Henri IV gekregen had toen hij in het gevolg van Oldenbarnevelt mee naar Parijs was geweest. Op de tentoonstelling kon men dit souvenir, dat nog in ’t bezit is van een zijner afstammelingen, Baron Groeninx van Zoelen, aanschouwen. Het vertoont het borstbeeld van den franschen koning Hendrik de IV en is in den catalogus afgebeeld. Dit prentje heeft gediend om de uitgave „Martianus Capella (1599)” te verluchten. Het moet dus gemaakt zijn door De Gheyn in het eerste kwartaal van 1599 daar Grotius 10 April 1599 zestien jaren werd. Behalve in bovengenoemd werk treft men de prent ook aan in Brandt: Historie van het leven des heeren Huig de Groot hl. 15, van achteren bedrukt, terwijl de plaat ook afzonderlijk is af gedrukt op groot papier. Eindelijk treft men nog zeer versleten afdrukken aan, o. a. in den atlas der gemeente Delft, met een zwarte vlek aan de bovenzijde. M 2014. In den catalogus van de tentoonstelling en in het artikel van H. C. Rogge over Hugo de Groot in Eigen Haard 1883, bl. 186, is de prent gereproduceerd. C. 1599. op 16 j. leeftijd, (no. 2*) Schilderij op paneel, rond, 305 x 305 mM. door J. van Ravesteyn. Gemerkt: „Jo; a Ravesteyn Pinxit A°. 1599 .Eta. mea. 16” Onderaan in letters, blijkbaar uit denzelfden tijd „Hugo de Groot”. Op de achterzijde van het paneel in oude letters een opschrift; „h. de groot”. Op een papiertje in 19e eeuwsch handschrift achterop geplakt, staat: „friiher Dr. Echard gehorig”. Het schilderij is eigendom van den heer F. Lugtte Maartensdijk die het in 1918 in Berlijn kocht. Het was aanwezig op de Tentoonstelling van 1925 en is in den Catalogus af geheeld. Evenzoo in het artikel van Jhr. Mr. E. A. van Beresteyn in de Nederlandsche Leeuw 1925. kol. 161 v. Ook in het Archiv für Kunstgeschichte I bl. 79 beschreven en afgebeeld. Kop met lossen plooikraag naar links gewend bijna profiel. Lange neus, intelligente uitdrukking. Men vergelijke dit portret met dat van zijn vader waarbij de overeenkomst opvallend is. De opvatting, dat wij hier te doen hebben met een portret van den jongen Huig wordt door anderen niet gedeeld. Zij achten de afwijkingen van wenkbrauwen, neus, oogkas en oor zoo groot, dat twijfel gewettigd is of hier Grotius wordt afgebeeld. Ook het „ Aeta. mea” zou op lateren datum moeten wijzen. D. ± 1600. ALS JONG ADVOCAAT (no. 2) Gravure, 175 X 132 cM. in het bezit van het Leidsche Prentenkabinet. Als jonge man staand achter een balie, aanziend, de linkerhand liggend op de balie, de rechterhand betoogend naarvoren gehouden, Op dit schilderij ziet De Groot er niet erg robust uit. Hij schreef in hetzelfde jaar, gelijk wij zagen, dat hij zoo mager was en opzag tegen het heen en weer reizen, tengevolge van zijn benoeming tot lid van het college van Gecommitteerde Raden. Dit schilderij maakt den indruk van een oude copie of een dupliek. Waar het origineel dan is, is niet bekend. Het portret vertoont veel overeenkomst met het door C. J. Visscher uitgegeven en gegraveerde(?) portret, dat met eenige andere portretten de prent van de terechtstelling van Oldenbarnevelt omlijst, zoodat het niet onwaarschijnlijk naar dit schilderij gegraveerd is (M. H. 1385). M. 1629. op 46 j. leeftijd te parijs (no. 48) \yhz. Pp Borstbeeld. Dit portret is ons slechts bekend door Grotius’ brieven, alsmede door de gravure van Houbraken, die diende voor Wagenaars Vaderlandsche Historie, zoodat het in het midden van de 18e eeuw nog aanwezig geweest moet zijn. Boven maakten wij de veronderstelling dat het door Daniël Dumoustrier zou zijn geschilderd. Alhoewel slechts naar een gravure geoordeeld kan worden, meende Schmidt Degener dat het allerminst uitgesloten is dat wij hier te doen hebben met een portret van Abraham de Vries. Het vertoont veel overeenkomst met diens andere portretten, vooral het clair obscur verraadt zijn schildertrant. De Vries was in 1628 te Antwerpen in 1630 te Amsterdam en in 1635 te Parijs. Het is allerminst uitgesloten dat hij zich ook in 1629 te Parijs heeft opgehouden. N. 1631. OP 48 J. LEEFTIJD TIJDENS ZIJN VERBLIJF IN HET VADERLAND (no. 16*) Paneel 68 X 56. Door M. Mierevelt. Eigendom van Douarière Gevers van Marquette. (Moes 2964 no. 10.) Borststuk naar rechts gewend, aanziend, in zwart costuum met nopjes en platten kraag. Volle snor en puntbaard. Dit schilderij bestaat in vele copieën en duplieken. Het door Mierevelt zelf geschilderde en gesigneerde portret is niet teruggevonden. Geen der portretten is geteekend. Meestal staat op den achtergrond vermeld; Aetatis 48 anno 1631. De cophst maakte echter ook wel fouten. Het portret op het Delftsche raadhuis b.v vermeldt dat hij 58 jaar is in 1631. T. DOOR ANTONIO MORO (nO. 41*) Het schilderij is ons niet bekend. Wij ontkenen het bestaan er van aan de prent van Macret. Het moet gehangen hebben in de gaüery van het „Palais d Orléans . Reeds in de inleiding hebben wij aangetoond dat Moro Grotius niet geschilderd kan hebben. Maar ook een ander schilder kan de Groot in dit eind-16e-eeuwsche costuum niet hebben geschilderd. De Groot was toen nog te jong. U. OP 48 J. LEEFTIJD DOOR REMBRANDT (no. 51*) Paneel 63,5 X 48 door Rembrandt van Rijn. Borststuk naar rechts gewend. Zwart costuum en molensteenkraag. Donkerbruin haar, knevel en puntbaard. Bruine achtergrond. Rechts gesigneerd ; Rembrandt ft 1632, door een overschildering in 1631 veranderd. Eigenaresse: Gemaldegalerie Braunschweig no. 232 (catalogus 1910). Naar dit schilderij is een prent gemaakt door C. Schröder, zie Hofstede de Groot, Hollandische Maler VI no. 733. In de Inleiding hebben wij reeds de redenen aangevoerd waarom dit portret Grotius niet voorstelt. De hier voorgestelde man moet bovendien jonger dan 50 jaren zijn. V. DOOR RUBENS (no. 42*) Paneel 49 x 36. Borstbeeld naar links gewend, eenigszints en profil, en met bont gevoerden tabberd, kleinen slappen witten kraag, met snor en sik; om den hals een ketting waaraan een portretmedaillon hangt. Eigendom der Alte Pinakothek te München no. 785. Dit portret komt ook voor op het schilderij, een groep voorstellende, in de Gallerie Pitti te Florence, waarop Prof. Lipsius en de gebroeders Rubens zijn afgebeeld met Johannes Woverius (van de Wouwen). De voorgestelde persoon is dan ook niet Hugo de Groot doch Johan van de Wouwen, blijkens; „Klassiker der Kunst”; Rubens. Een zelfde portret ook in het bezit van den hertog van Arenberg. W. DOOR ALEXANDER COOPER (nO. 53*) Koper, miniatuur 4,6 mM. x 3.7 mM. Ovaal. Toegeschreven aan Alex. Cooper. Borststuk in zwart costuum met breeden platten kraag met kwastjes, zeer lang haar, snor en puntbaard. Achtergrond blauw. Eigendom van Mr. Talbot Hughes, 428 Fulman Road, Bondon S.W. Het trok mijn aandacht, dat dit portret in de „The Jurisprudence of Holland” 1926, door Prof. R. W. Lee”, als Grotius’ beeltenis was opgenomen. Professor Lee was zoo welwillend om voor mij nadere informaties in te winnen omtrent herkomst en identiteit, waarop Mr. Talbot Hughes het volgende mededeelt: „There is no history with it, as it was bought in the ordinary way in a shop. But there is little doubt that it is Grotius, as the likeness, even to the decided squint, is identical with his larger portraits, though the miniature has longer hair, which as one knows in many cases of other notable people, varied considerably at this period. It is ascribed to Alexander Cooper, as it has all the colour qualities and technique of that master”. Het portretje vertoont zoo weinig overeenkomst met Grotius, dat wij veilig mogen aannemen, dat het hem niet voorstelt, te meer nu geen enkel gegeven in die richting wijst. X. MET HOED OP DOOR MIEREVELT (no. 145) Dit schilderij is ons bekend uit de gravure van J. Posselwhite voor het werk; Knight, Gallery of portraits, 1835, Dl. IV2OI, alsmede in de „Portrait Gallery of distinguished poets” Bondon 1853,1,267. De graveur plaatst onder het portret, dat Grotius zou moeten voorstellen zittende aan een tafel, in zwart costuum met grooten hoed op, de linkerhand een handschoen vasthoudende en rustende op de tafel, de rechterhand langs het lichaam hangende: „Erom an original Picture by M. J. Mierevelt, in the possession of the publisher”. Mierevelt schilderde zijn sujetten zoo goed als nooit met een hoed op. Bovendien is er zoo weinig gelijkenis dat wij zonder meer niet mogen aannemen, dat wij hier met een portret van Grotius te doen hebben. Y. DOOR VAN DYCK GESCHILDERD (no. 50*) Paneel 66J x 52. Toegeschreven aan A. van Dyck. Borststuk, naar rechts gewend, den toeschouwer aanziend, in zwart costuum met platten kanten kraag met kwastjes. Veel zwart haar. dikke knevel en puntbaard. Links boven onduidelijke letters AR ? ] 6.5 ? Achterop; Hugo Grotius par Antonie van Dyck d’Anvers acheté Ie 7 février 1818 au prix de (onleesbaar) en franc de Suisse. Eigenaar; Dr. A. Im Obersteg, 27, Bundesstrasse, Basel. Het is niet waarschijnlijk, dat de toeschrijving van den schilder, of van den voorgestelde juist is. Het portret is in Amsterdam op zicht geweest, doch de deskundigen zagen er geen A. van Dyck m. De donkere kleur van het haar komt ons voor een afdoende reden te zijn, om te beweren, dat het schilderij De Groot niet voorstelt, al vertoont het in vorm en opzet eenige gelijkenis met het portret van Mierevelt. Z. GROTIUS’ PORTRET VAN MOREELSE (52*) Paneel 68 x 58 door P. Moreelse. Borstbeeld naar rechts gewend. Het stelt een in 1632 geschilderde jonge man voor met blonden knevel en puntbaard. Gesigneerd P.M. 1632. Het portret met dat zijner echtgenoote is afkomstig uit de collectie van Zuylen van Nyevelt, doch kan Grotius niet voorstellen. VI. GESCHILDERDE PORTRETTEN Wij hebben de schilderijen in 3 groepen verdeeld. A. (no. 1—37) die waarvan aangenomen mag worden dat zij Grotius voorstellen. De twijfelachtigen als die uit Oxford, Wörlitz enz. zijn onder deze groep gerangschikt. Indien ze reeds in ’t vorige hoofdstuk waren beschreven is daarnaar verwezen. B. (no. 38—56) die waarvan aangenomen moet worden dat zij Grotius niet voorstellen. C. (no. 56—83) die waarvan het bestaan alleen bekend is uit catalogi, brieven enz., doch die niet teruggevonden zijn, en waarvan dus niet nagegaan kan worden of wij inderdaad met een portret van Grotius te doen hebben. Het is natuurlijk niet uitgesloten, zelfs waarschijnlijk, dat enkele der portretten uit groep C terecht zijn gekomen in de groepen A of B, d.w.z. dat de eigenaar van een portret niet weet dat het vele jaren geleden al eens geveild is. Men zieb.v. mijn opmerking bij de nos. 17 en 75. Afgescheiden daarvan komen wij dus tot een totaal van 83 op naam van Grotius staande of gestaan hebbende portretten. Van 37 kan worden aangenomen dat zij Grotius wel, van 19 dat zij hem niet voorstellen, terwijl in groep C zeer vele portretten van allerlei schilders ten onrechte voor portretten van Grotius zijn doorgegaan. Wij hebben bij deze lijst ons in de eerste plaats aangesloten aan Moes, Iconographia Batava no. 2964 en van zijn aanvullingen op ’s Rijks Prentenkabinet aanwezig. Verder is gebruik gemaakt van de aanteekeningen van het Iconographisch Bureau van het Genealogisch en Heraldisch Genootschap de Nederlandsche Leeuw te ’s-Gravenhage, waarvan schrijver dezes voorloopig het beheer op zich genomen heeft, welk bureau het werk van Moes voortzet en thans ongeveer 15000 portretten heeft genoteerd, die niet bij Moes zijn vermeld. Bij deze mededeeling dient er op gewezen dat Moes de voorgestelde personen van een nummer heeft voorzien, het Iconographisch Bureau de schilderijen nummert, terwijl geen tij grens is getrokken, zoodat ook 19e en 20e-eeuwsche portretten worden genoteerd. Ten slotte is een dankbaar gebruik gemaakt van de aanteekemngen van Dr. C. Hofstede de Groot. A. LIJST VAN GESCHILDERDE PORTRETTEN 1 * Door J. Wz. Delff ? Als kind van 4 jaar. 1587. Het schilderij is verdwenen. Eenschetsteekeningin ’t archief Cornets de Groot. Zie de beschrijving hiervoor onder A. Grotiustentoonstelling no. 101. Niet bij Moes. Icon. Bureau. N.L. 29970. Af geheeld PI. 10. 2* Door J. van Ravesteyn. Paneel, rond 30,5 x 30,5 cM. 1599. Figendom van den heer F. Lugt te Maartensdijk. Zie de beschrijving hiervoor onder C. Afgebeeld: a. Archiv für Kunstgeschichte I 79, b. Catalogus Grotiustentoonstelling. c. Nederlandsche Leeuw 1925 kol. 161. Grotiustentoonstelling no. 12. Niet bij Moes. Icon. Bureau. N.L. 19367. Afgebeeld PI. 4 3* Door? 1600. P ± 17 jarigen leeftijd naar een gravure (no. 2) op ’s Rijks rentenkabinet te Leiden. Het is niet uitgesloten dat de prent direct naar het leven is gemaakt, en er geen schilderij DGStclclt. Niet bij Moes. Zie de beschrijving onder D. Afgebeeld PI. 3 4* Door H. Goltzius. Schilderij op papier 23,5 x 15,5 c.M. ± 1601. Eigendom van Teylers Museum te Haarlem. Zie de beschrijving hiervoor onder F. Niet bij Moes. Icon. Bureau. N.L. 29972. Af geheeld PI. 11. 5* Door? i 1608. Met zijn echtgenoote, miniatuur aan de binnenzijde van een zilver doosje, rond 5x5 cM. Moes no. 39. Vroeger bij den Goudschen Wethouder A. Smits thans in het Stedelijk Museum te Gouda. Zie de beschrijving hiervoor onder G. Vergelijk: Navorscher 1873, p. 192. Tentoonstelling Goudsche Oudheden 1872. Icon. Bureau N.L. 29973. Af geheeld PI. 28. 6* Door? 1610. Paneel 20 X 16 Kniestuk met degen op zijde. Rechts boven „Ruit Hora Aet. XXVII” Omdat het Grotius’ spreuk voert is het onder zijn portretten opgenomen. Eigendom: Museum Gothaisches Haus te Wörlitz bij Dessau. Katalogus 1883 no. 1445. Voor de beschrijving zie hiervoor H. Niet bij Moes. Icon. Bureau. N.L. 26501. Afgeheeld PI. 12 7* Door J. van Ravesteyn i 1613. Paneel 61 X 49. Zie de beschrijving hiervoor I. Eigenaar: Henri de Rothschild te Parijs. Vroegere eigenaars: Collectie von Anrep-Elmpt zu Schwitten und Burgau. Daarna Theodor Nellesen te Aken. Veiling no. 116, Ant. Creutzer, vorm. M. Lempertz Aachen, 6en 7 Nov. 1927 no. 77, afgebeeld Tafel XIV (daar ten onrechte genummerd no. 29), door Rothschild voor 6000 M. gekocht. Het portret in de Universiteitsbibliotheek te Leiden (no. 8) is hiervan een copie. Niet bij Moes. Icon. Bureau. N.L. 26503. 8* Door J. van Ravesteyn. 1613. Paneel 61 x 48. Copie van no. 7, doch met eenvoudiger kraag (geen kanten randen aan den kraag.) Eigendom: Universiteitsbibliotheek te Leiden, alwaar het in 1716 zich reeds bevond. Tentoonstelling van oudheden en merkwaardigheden in de om hiervoor onder N gereproduceerd en beschreven. De snor is iets korter. Gemerkt, ter linkerzijde in’t midden; „Aetatis4BA° 1631”. Eigendom: Douairière Jhr. Mr. H. Gevers van Marquette geb. Van Lennep. Kasteel Marquette. Familiebezit. Tentoonstelling Leiden 1850, ’s-Gravenhage 1881 no. 328. Grotiustentoonstelling 1925 no. 17, Moes no. 10. Icon. Bureau N.L. 20234. Af geheeld PI. 1, titelblad. 17* Door M. J. Mierevelt 1631. Paneel 32 X 28, Copie, in verkleind formaat van no. 14. Het haar is hier grijzer, de baard nog blond. Niet gemerkt. Eigendom; Mr. H. L. de Beaufort, Amsterdam. Afkomstig uit de veiling Pappeldam en Schouten te Amsterdam dd. 11 Juni 1889 no. 121 (zie no. 75) ? Grotiustentoonstelling no. 23. Moes no. 11. Icon. Bureau N.L. 29978. 18* Door M. J. Mierevelt. 1631. Paneel 63 X 55. Dupliek als no. 14. Grijs haar. Blonde baard. Links gemerkt: „Aetatis 48 A° 1631”. Eigendom: Rijksmuseum Amsterdam, no. 1604. Dit portret werd door Temminck 22 Juni 1803 voor den Staat gekocht. Canneman schreef er 27 April 1802 reeds over aan Gogel: „Uw catalogus retourneer ik hierbij en wel met verzoek namens den Raad of gij de portretten van de onsterfelijke Huig en zijn teder belangrijk Mietje voor het Museum wilt inkoopen” x). Een goed jaar later werd / 1946.5 toegestaan voor dit portret en dat van Maria van Utrecht (Rijksmuseum no. 1659), dus niet het „teder belangrijk Mietje” van Grotius’, doch de vrouw van Oldenbamevelt. In 1808 ging het portret mee naar Amsterdam. Moes schrijft in zijn Iconographie dat het 1630 gedateerd is, doch dit moet een vergissing zijn. ‘) Moes en Van Biema. De Nationale Konst-Gallerij en het Koninklijk Museum A’dam 1909 bl. 63. Iconographie Hugo Grotius 4 In den catalogus van de Tentoonstelling is het gereproduceerd. Ook in diverse tijdschriften. Grotiustentoonstelling no. 18. Moes no. 17. Icon. Bureau N.L. no. 23381. 19* Door M. J. Mierevelt 1631. Doek 67 x 56. Slechte copie van no. 14. Gemerkt „Aetatis 48 a° 1631”. Eigendom; Universiteitsbibliotheek Leiden. Grotiustentoonstelling no. 22. Moes no. 21. Icon. Bureau N.L. 29979. 20* Door M. J. Mierevelt 1631. Paneel 63 x 51. Copie van no. 14. Links boven: „Natus 1583”. Rechts boven: „obiit 1645”. Eigendom; Musée Condé, te Chantilly no. 121. Niet bij Moes. Icon. Bureau N.L. no. 10929. Wellicht is dit een der beide portretten, die Wicquefort in Mei 1638 op verzoek van Grotius mee naar Parijs had gebracht. 21* Door M. J. Mierevelt 1631. Doek 63 x 53. Copie naar no. 14. Eigendom: Gemeentemuseum den Haag. Afkomstig uit de collectie W. Wintgens. Grotiustentoonstelling 1925 no. 31. Niet bij Moes. Icon. Bureau N.L. no. 10928. 22* DoorM. J. Mierevelt 1631. Paneel 63 X 53. Dupliek van no. 14. Eigendom: National Gallery of Ireland, Dublin no. 640. Niet bij Moes. Icon. Bureau N.L. 23385. 23* Door M. J. Mierevelt 1631. Doek 69 x 58. Copie van no. 14, doch het haar is wat langer en bruin en ook snor en baard wat voller. Het wijkt dus eenigermate af van de nos. 14—23, doch sluit zich daarbij het meeste aan. Links boven het wapen Cornets de Groot aan een strikje opgehangen. Niet gemerkt. Moes noteert 1632, doch het staat er niet op. Eigendom: Douairière Jhr. Mr. Th. L. L. Prins v. Westdorpe geb. Labouchère te Haarlem. Familiebezit. Grotiustentoonstelling no. 14. Moes no. 7. Icon. Bureau N.L. 13687. 24* Door M. J. Mierevelt 1632. Doek 115,5 X/95. Kniestuk, staand, naar rechts gewend, aanziend. De linkerhand rust op een boek, dat op een tafel ligt. De rechterarm en hand zijn onder den mantel verborgen. Het portret is geen getrouwe copie van no. 14, doch wijkt in verschillend opzicht af. In het bijzonder ten opzichte van snor en knevel en haar. De snor is meer gefatsoeneerd en tot een rol teruggebracht. Het baardje is eveneens zoover weggeschoren, dat het een sik is geworden. Het haar, dat donker is, vertoont een scheiding. Dit portret is een op doek geschilderde copie. Het is moeilijk uit te maken of Mierevelt het origineele kniestuk heeft gemaakt, dan wel of de copiïst van een borststuk een kniestuk heeft gemaakt. De stand van linkerarm en hand zijn niet zeer gelukkig geslaagd, evenmin maakt de onzichtbaarheid van rechterarm en hand een geslaagden indruk. De nopjes op het wambuis zijn niet meer zichtbaar; het is effen zwart. De veronderstelling is reeds geopperd, dat dit portret in 1632 is gemaakt. Daarvoor pleit, dat enkele dezer portretten zijn gedateerd Aetatis49 A° 1632. Daarentegen komt op enkele dezer portretten ook het jaartal 163! voor. In ieder geval hebben wij al deze portretten vereenigd tot één groep (no. 24) en eerst het kniestuk beschreven, vervolgens de borststukken. Eigendom: Jhr. J. C. van Reigersberg Versluys. Het schilderij heeft behoort tot het familiebezit Van Beresteyn op het kasteel Maurick te Vught. Hugo’s kleindochter Johanna Catharina (dochter van Pieter en Agatha van Rhyn) huwde met Thomas van Beresteyn en bracht aldus dit portret en het pendant zijner echtgenoote op Maurick. In de veiling van den inboedel van Jhr. G. van Beresteyn v. Maurick, op 22 October 1884, ten overstaan van Nots. R. U. M. van Bommel, zijn zij verkocht onder: „No. 17 tot en met 46b portretten op doek en paneel, allen uit de 17e eeuw en meestal van beroemde meesters”, zonder dat het juiste nummer bekend is. Ze zijn toen gekocht door Mr. F. A. J. van Lanschot en nadiensoverlijden overgegaan in het bezit van den heer en mevrouw van Reigersberg Versluys-van Lanschot te ’s-Gravenhage. Zie voor de beschrijving ook O. Grotiustentoonstelling 1925 no. 28. Moes no. 26. Icon. Bureau N.L. 29980. Afgedeeld PI. 7. 25* Door M. J. Mierevelt. Doek 73 X 56. Borststuk. Copie naar no. 24. Links boven het wapen Cornets de Groot aan een lint opgehangen. Links in ’t midden op den achtergrond gemerkt. „Aetatis 49 A° 1632”. Het schilderij schijnt later vergroot, doordat aan de bovenzijde een stuk aan het doek is gezet. Eigendom: O. van Diepenbrugge, den Haag. Familiebezit, doordat de eenige zuster, Jacoba Adriana, van Hugo Cornets de Groot, die te Cuyk 6 Febr. 1864 overleed, gehuwd was met den generaal Arnoldus Carel van Diepenbrugge, grootvader van den tegenwoordigen eigenaar van dit portret. Grotiustentoonstelling 1925 no. 25 Niet bij Moes. Icon. Bureau N.L. 20312. 26* Door M. J. Mierevelt. Doek 75 x 62. Copie naar no. 24. Borststuk, gelijkend op no. 25, met dit verschil, dat er meer van het lichaam zichtbaar is zoodat het bijna halver lijve is geschilderd, terwijl boven den kop minder ruimte is. Links op den achtergrond gemerkt „aetatis 49 a°- 1632”. Achterop: „van den Heer Mr. Joan (van Gheel) erfgenaam geweest Gerrit Hooft. Hironimus de Bosch apotheker Haarlem.” Eigendom: Remonstrantsche Broederschap Amsterdam. Dit schilderij is in ’t bezit geweest van Jean van Gheel, Heer van Spanbroek geboren 1589, daarna vererfd op Mr. Gerrit Hooft (1649—1717), die met Van Gheel’skleindochterwasgehuwd. Daarna kwam het in het bezit van Jeronimo de Bosch (1677—1767). Na den dood van zijn kleinzoon, ook Jeronimo de Bosch geheeten, in 1811, werd het 6 April 1812 te Amsterdam geveild en kwam het in ’t bezit van diens neef Jeronimo de Vries, wiens collectie 15 Nov. 1853 werd geveild. Grotiustentoonstelling no. 15. Tentoonstelling Delft 1863 no. 441. Vondeltentoonstelling Amsterdam 1879. Moes no. 8. Icon. Bureau N.L. 29981. 27* Door M. J. Mierevelt. Doek 74 x 61. Copie naar no. 24. In ovaal cartouche. Eigendom: Universiteit van Amsterdam. Gerard van Papenbroeck, heeft dit schilderij met een 50-tal andere portretten van geleerden in 1743 aan de Universiteit vermaakt. Hij heeft het schilderij vermoedelijk gekocht in de verkooping der collectie Petrus Francius, Amsterdam 14 April 1715. Bezongen door D. van Hoogstraten, Poëmata 1728 p. 337. (Moes). Grotiustentoonstelling no. 19. Moes no. 18. Icon. Bureau N.L. 24909. 28* Door M. J. Mierevelt 1631. Doek 36 X 31. Links ’t wapen. Verkleinde copie van no. 24, met die van Maria van Reigersberch. Eigendom: Universiteit van Amsterdam. Moes no. 19. Grotiustentoonstelling no. 20. Icon. Bur. N.L. no. 29982. 29* Door M. J. Mierevelt. Doek. Borststuk. Copie naar no. 24. Eigendom: Braunschweigische Landesbibliothek te Wolfenbüttel. Moes no. 24. Icon. Bureau N.L. no 23382. 30* Door M. J. Mierevelt. Doek 70 X 61. Borststuk. Copie naar no. 24. Linksboven: „A°. 1631 Aet 48”. Eigendom: Jhr. Mr. E. A. van Beresteyn te ’s-Gravenhage. Vroeger eigendom van Prof. Jhr. Dr. Jan Six te Amsterdam. Moes no. 30. Icon. Bureau N.L. no. 29983. 31* Door M. J. Mierevelt. Doek. Borststuk. Copie als no. 24. Links boven het wapen Cornets de Groot. Rechts boven „Hüg; Grotius”. Gemerkt rechts op den achtergrond; „A° 1632 Aet. 49”. Eigendom; Universiteit te Upsala. no. 80. De Zweedsche Gezant bij de Staten heeft dit portret vóór 1671 gezonden aan den bekenden Zweedschen staatsman Magnus Gabriel Graaf de la Gardie, die het in 1686 heeft gelegateerd aan de Universiteit te Upsala. Intusschen waren er in Zweden nog twee portretten van Grotius. Olof Grauburg, Directeur van ’t Museum te Stockholm, deelt mede dat de Gallery van Christina van Zweden 3 portretten van haar Gezant in Parijs bevatte, no. 521 (II p. XLVIII) en 539 en 540 (p. XLIX). In zijn catalogus bl. 57, zijn deze genummerd 210 en 211 en toegeschreven aan David Beek (waarvan in het National Museum thans nog een kniestuk, voorstellende Koningin Christina, D. Beek fecit 1650, catalogus 1922 no. 308). Prof. Sjöblom, de directeur van het National Museum, deelt mij mede dat deze twee portretten naar, Rome zijn gegaan, zoodat het portret te Upsala thans het eenige portret in Zweden is. Niet bij Moes. Icon. Bureau N.L. 23386. 32* Door M. J. Mierevelt. Paneel. Borststuk. Copie als no. 24. Links in den hoek boven; „Hugo Grotius”. Niet gemerkt. Eigendom: Mr. J. H. van Royen, H.M. Gezant te New- York. Dit schilderij is in Rome gekocht. Men is geneigd de vraag te stellen of dit een van de twee hierboven genoemde portretten is, door Beek geschilderd en in 1653 door Christina van Zweden naar Rome meegenomen. Niet bij Moes. Icon. Bureau N.L. 26506. 33* Door M. J. Mierevelt. 1631. Doek 64 x 56. Borststuk. Copie naar no. 24. Gemerkt. Eigendom: Mr. O. F. Baron Groeninx van Zoelen. Familiebezit. Grotiustentoonstelling 1925 no. 27. Niet bij Moes. Icon. Bureau N.L. 19614. 34* Door M. J. Mierevelt. Paneel 69 x 59. Borststuk. Dupliek als no. 24. Links boven het wapen Cornets de Groot. Gemerkt no. 1631. Eigendom; Gemeentemuseum Delft. Het portret is afkomstig uit de nalatenschap van Hugo’s broeder Willem; van hem op de Graswinkel’s vererfd en tenslotte gekomen aan de familie Van Boetzelaer, die het met de verdere collectie familieportretten De Groot heeft geschonken aan het Gemeentemuseum te Delft. ■ Grotiustentoonstelling 1925 no. 26. Niet bij Moes. Icon. Bureau N.L. 19450. 35* Door L. F. Dubourg. Doek 76 x 61. Borststuk. Slechte copie door Dubourg naar ’t schilderij no. 24 van Mierevelt. Het portret is geschilderd in ovale cartouche. Boven; „Hugo Grotius”. Achterop: „Hugue Grotius, peint en Holande / par Dubourg d’après un original / de van Dik. C’est un présent de / Mr. Ie Conseiller Burlamaqui. Eigendom; Bibliothèque Publique et Universitaire de Genève no. 152. Het is gelegateerd in 1748 door J. J. Burlamaqui te Genève. Niet bij Moes. Icon. Bureau N.L. 26507. 36* Door M. J. Mierevelt. Paneel 33 X 29. Borststuk. Moderne copie naar no. 24. Eigendom; J. A. H. Baron van Zuylen van Nyevelt, Doorn. Niet bij Moes. Icon. Bureau N.L. no. 19353. 37* Door? Borststuk. Op ouderen leeftijd. Dit portret is ons alleen bekend door een prent (no. 46) in Deel II van Lehmann, „Hugonis Grotii Belgarum Phoenicis Manes”. Borststuk naar rechts, met platten vierkanten kraag met kant afgezet. Ouder uiterlijk. Onder; „Aetate senili usque ad A CIOIO CXLV”. Opgemerkt is reeds dat het portret door den graveur gefantaseerd kan zijn. B. PORTRETTEN DIE GROTIUS NIET OF WAARSCHIJNLIJK NIET VOOR STELLEN 38* Door? 1591. Paneel. Borststuk. Kinderportret. Links boven „aetatis 7|-, 1591”. Hiervoor onder Q is reeds medegedeeld, dat wij hier met een falsificatie te doen hebben. De toeschrijving aan Goltzius door Moes dient ook te vervallen. Eigendom; C. J. Kneppelhout van Sterkenburg. Verkooping Dr. J. A. A. de Lelie, 29 Juli 1845. Tentoonstelling Amsterdam 1845, toegeschreven aan J. de Bray. (Konst- en Letterbode 1847, I, 325). Grotiustentoonstelling, niet genummerd. Moes no. 1. Icon. Bureau N.L. no. 10927. Af geheeld PI 35. 39* Door M. J. Mierevelt? Paneel 67 x 49. Ten halven lijve, naar rechts gewend, aanziend. Gedamasceerd zijden wambuis. Sjerp. Ketting van 3 snoeren; fijne kanten plooikraag. Hiervoor onder Ris reeds een en ander omtrent dit portret vermeld. Eigendom: Douairière Jhr. Mr. J. H. J. Quarles van Ufford geb. Baronesse Collot d’Escury, den Haag. Tentoonstelling Haag 1881 no. 210. Grotiustentoonstelling 1925 no. 11. Moes no. 4. Icon. Bureau N.L. 20342. Af geheeld PI. 36, 40* Door Adriaan van Gaesbeeck. Paneel 100 x 70 Als knaap van 12 jaar in een studeervertrek. Men zie het hiervoor medegedeelde onder S. Eigendom: Rijksmuseum Amsterdam no. 943 Niet bij Moes. Icon. Bureau N.L. 26508. 41 * Door Antonio Moro. Dit portret was in de Gallery d’Orléans. Zie hetgeen onder T hiervoor is medegedeeld. De prent is gemaakt door Macret. Icon. Bureau N.L. 29984. 42* Door P. P. Rubens. Paneel 49 X 36. Borstbeeld naar links. Zie verder onder V. Eigendom: Alte Pinakothek, München, no. 785. Alhoewel de Directie der Alte Pinakothek Grotius’ naam reeds lang heeft geschrapt brengt de firma Bruckmann nog steeds foto’s in den handel met „BiMnis des Hugo Grotius(P), in plaats van; J. Woverius. Vermeld bij Moes onder noot 1). Icon. Bureau N.L. 26509. Af geheeld PI. 37. 43* Door P. P. Rubens. Paneel 44 X 36. Als no. 42. Eigendom; Graaf Arenberg, Brussel. Moes noot 1). Icon. Bureau N.L. 26510. 44* Door P. P. Rubens. Als no. 42. Eigendom: Museum Kums, Antwerpen. Moes noot 1). Icon. Bureau N.L. 26511. 71* Door W. Delff. Doek 63 X 48. Verkooping M. C. van Hall, Amsterdam, 27 April 1858. 9. Kooper onbekend. Moes no. 15. Icon. Bureau N.L. 29998. 72* Door M. J. Mierevelt. Veiling Amsterdam 17 Maart 1874. Moes aanv. Icon. Bureau N.L. 10931. 73* Door G. ter Borch. Verkooping Coll. Neven, Keulen. 1879. Moes noot 1): deelt mede dat het Grotius niet is. Icon. Bureau N.L. 26516. 74* Door C. Janssens van Geulen. Verkooping Amsterdam, 1 Febr. 1887. Moes noot 1): deelt mede dat het Grotius niet is. Icon. Bureau N.L. 26517. 75* Door M. J. Mierevelt. Paneel 32 x 28. Verkooping Pappeldam en Schouten, 11 Juni 1889, no. 121. „Portrait en buste”. Waarschijnlijk is dit portret door Mr. W. H. de Beaufort gekocht en thans in het bezit van zijn zoon, daar de maten overeenstemmen (zie no. 17). Icon. Bureau N.L. 29999. 76* Door F. 801. Verkooping collectie Heymel (Dresden) te Berlijn, 5 Nov. 1889. Moes noot 1): deelt mede dat het Grotius niet is. Icon. Bureau N.L. 26518. 77* Door J. Wykersloot. Verkooping collectie Van der Ropp, Keulen, 11 November 1890. Moes noot 1): deelt mede dat het Grotius niet is. Icon. Bureau N.L. 26519. 78* Door? Doek 29 x 23. Veiling Mr. J. Nanninga Uiterdijk, Kampen, 12Sept. 1917, notaris Brune en Caspers, no. 45. Icon. Bureau N.L. no. 20903. 79* Door? Doek4o x 25. Veiling als no. 78, no. 47. Echtpaar. Icon. Bureau N.L. no. 20904. 80* Door? Doek 64 x 50. Veiling als no. 78, no. 48. Met zijn wapen. Icon. Bureau N.L. no. 20906. 81* Door M. J. Mierevelt paneel 52 X 44. Veiling A Mak, Amsterdam, 18 Maart 1918, no. 90. Icon. Bureau N.L.'no. 20723. 82* Door J. C. Elink Sterk. Aquarel 14 X 10. Veiling Reynard en Co., Amsterdam, 26 Maart 1918, no. 256 Icon. Bureau N.L. no. 20909. 83* Door Thomas de Keyzer? Paneel ovaal 70 x 54. Veiling A. Mak, Amsterdam, 12 April 1921, no. 62. „Portret d’homme vu de face. II est vêtu d’un costume en velours noir et porte un col blanc droit. C’est un homme a age moyen a I’air respectable. II a le front haut et porte la moustache et la barbe en pointe. Portrait distingué dans le goüt de de Keyser d’un maitre anonyme inconnu s’il n’est pas de lui même”. Uit de collectie Kanter. Niet verkocht. Icon. Bureau N.L. no. 20762. PI. 5, Univ. Bibliotheek Leiden }. van Ravesteyn, 1613, B*. Hugo Grotius BESCHRIJVING DER OVERIGE GEREPRODUCEERDE PORTRETTEN 84* Jan de Groot (1554—1640) vader van Grotius. Door J. W. Delff ? Doek 67 X 45’5. Borststuk naar rechts gewend; in den linker bovenhoek het wapen Cornets de Groot; daaronder: „A°. 1582. Aetatis2B”. Eigendom: Jhr. Mr. E. A. van Beresteyn te ’s-Gravenhage. Afkomstig Veiling Fred. Muller 14 Mei 1913 no. 48a, daarna Veiling Fred. Muller 16 December 1919. Grotius tentoonstelling 1925 no. 6, aldaar afgebeeld. Tentoonstelling, Lakenhal Leiden 1925 no. 19. Niet bij Moes. Icon. Bureau N.L. 20185. Af geheeld, PI. 8. 85* Jan de Groot (1554—1640). Vader van Grotius. Door M. Jz. Mierevelt. Paneel 68 x 58. Borststuk naar rechts gewend; op den achtergrond links gesigneerd: „Aetatis 83 A° 1636 M. Miereveld”. Eigendom: Jhr. Mr. E. A. van Beresteyn ’s-Gravenhage. Afkomstig veiling-Six. Fred. Muller 16 Oct. 1928 no. 27. Niet bij Moes. Dupliek: Moes 2969. Icon. Bureau N.L. 30000. Af geheeld PI. 32. 86* Alida van Overschie, echtgenoote van Jan de Groot (1561— 1643). Moeder van Grotius. Door J. W. Delff? Potloodschets naar het verdwenen schilderij, dat in 1845 in het bezit was Jhr. H. Cornets de Groot te Cuyck. Borstbeeld naar links. In den rechter bovenhoek. „A° 1582 Aetat. 21.” Eigendom; Mevrouw Jhr. Mr. W. D. de Jonge—geb. Jkvr. Cornets de Groot te ’s-Gravenhage. Niet bij Moes. Icon. Bureau N.L. 30001. Afgebeeld PI. 31. 87* Alida van Overschie, echtgenoote van Jan de Groot (1561— 1643). Moeder van Grotius. Door M. Jz. Mierevelt? Doek 65 x 52. Borstbeeld naar links in ovaal. Iconographie Hugo Grotius 5 Eigendom Douairière Jhr. Mr. Prins van Westdorpe-Labouchère. Niet bij Moes. Icon. Bureau N.L. 13688. Af geheeld PI. 33 88* Willem de Groot, (1597—1662), broeder van Grotius. Door Adr. Hanneman 1660. Doek 77 x 63. Borststuk naar rechts gewend; in den linkerbovenhoek het wapen Cornets de Groot; op den achtergrond rechts gemerkt: „Aetatis 63 anno 1660. Adr. Hanneman F.” Eigendom: Sasbout-hofje te Delft. Grotiustentoonsteüing 1925 no. 39, aldaar afgebeeld. Niet bij Moes. Icon. Bureau N.L. 20244. Af geheeld PI. 34. 89* Maria van Reigersberch (1598—1653), echtgenoot van Grotius. Door M. J. Mierevelt 1640. Paneel 68 x 60. Borstbeeld naar links gewend; in den rechterbovenhoek het wapen gedeeld Cornets de Groot en Reigersberch; gemerkt rechts „A° 1640”. Eigendom: Gemeentemuseum Delft. Grotiustentoonstelling 1925 no. 33. Niet bij Moes. Icon. Bureau N.L. 19451. Afgebeeld PI. 9. PL = Rijksprentenkabinet te Leiden. T = Teylers Prentenkabinet te Haarlem. V = Bibliotheek van het Vredespaleis te ’s-Gravenhage. W = Nationalbibliothek Wien. Portrats-Sammlung. B = Collectie-van Beresteyn. Jhr. Mr. E. A. van Beresteyn, den Haag. Bo = Collectie-Boekenoogen. Dr. G. J. Boekenoogen, Leiden. G = Coüectie-Cornets de Groot. Mvr. Jhr. Mr. W. de Jonge-Cornets de Groot, den Haag. L = Collectie-de Lint. Dr. J. G. de Lint, Scheveningen. O = Onbedrukt aan de achterzijde. MO = Met onderschrift. Z = Zonder. la 1599. Gravure. 83 x 62. Plaat 107 x 90. O. Door Jac. de Gheyn Jr., naar het leven. Borstbeeld naar rechts met plooikraag. De rechterhand op de heup. De linkerhand houdt het medaillon van Hendrik IV vast, dat aan een ketting om de hals hangt. Randschrift: „Anno CIO 13 IC Ruit Hora. Aet. XV. IDGHeyn. fe.”. Onderschrift: „Quem sibi quindenis Astraea sacravit ab annis Talis Hugeianus Grotius ora fero”. In: Martianus Capella (84). In verschillende exemplaren ontbreekt deze prent, o. a. Kon. Bibl. en Un. bibl. Leiden. M 2013. vS 2139. P. 33. b \727. Gravure 84 x 61. Achter met tekst bedrukt. Het is vermoedelijk een af druk naar de opgestoken plaat van no. la. Er zijn evenwel eenige verschillen op te merken. De plaat is afgesneden en meet 107 X 75. Het haar is anders behandeld, evenzoo de kin en de schaduw ter rechterzijde. In; Brandt en Van Cattenburch’s Historie van het leven des heeren Huig de Groot, 1727, blz. 8. (86 en 87). Er bestaan ook proefdrukken, onbedrukt achter, op groot papier (Coll. B), terwijl men een reproductie vindt in Eigen Haard 1888 bl. 177, in den catalogus van de Grotiustentoonstelling en in de Concise Bibliography. M 2012. Sa*. P. 33. Af geheeld PI. 2 en PI. 15. 2 ± 1600. Gravure. 175 X 132. O. Anoniem n. h. leven. Jong advocaat achter een balie staand in wambuis met loshangenden mantel en platten kraag. De rechterhand naar voren gestoken, de linkerhand de balie vasthoudende. Rijksprentenkabinet Leiden. Af geheeld PI. 3. 3a 1613. Gravure. 153 x 103. Bedrukt van achter met biografie. Door W. Swanenburch. Borstbeeld naar links met kan- ten plooikraag, naar het schilderij van J. van Ravesteyn, in ovaal. In den rand van het ovaal bovenaan; „Ruit Hora”. Boven de prent: „Hugo Grotius”. Onder in een rechthoek; „Hugo Grotius. le.”. In: Illustris Academia Lugd. Batava.... 1613. 4°. gemerkt „Piij”.; (111) en in: Icones virorum ac vitae Professorum. Lugd. Batavae .... 1617. 4°. gemerkt Piij (112). Van achter bedrukt met biografie. M. 2034. S. 2145-10*. S. I 144. P. 16. Afgeheeld PI. 28. b 1625. Als a, doch achter bedrukt met latijnsch gedicht: „Sic cedat, quod übique Hugo Grotius CC. 2.” en zonder Piij. In; J. Meursius, Athenae Batavae 1625. 4°. (113) S 2145.10*. c 1715 als a, doch O. In: Les vrays pourtraits de les celebres et plus renommés professeurs. [Leiden, P. v. d. Aa, 1715?]. 4°. (114) prent 18. d 1716. 284 x 175. O. Als a, doch alleen het ovaal, omgeven door breed randwerk op een geplooid doek: „Hugo Grotius, Summus vir Bataviae et seculi sui rarum decus” en daaronder: „Lugd. Bat. ex officina Petri van der Aa”. In: Effigies Fundatoris, Curatorum et Professorum etc.. Leide chez Pierre van der Aa [1716?] fol. pag. 154. (115). M.2034**. e 1720. 344 x 242. O. Als d, met nog breeder randwerk dan d, overigens hetzelfde opschrift. Deze zal 1720 zijn uitgegeven met een groot aantal andere portretten en andere prenten. Of het deel heeft uitgemaakt van „La Galerie Agréable du Monde oü I’on voit les principaux empires, royaumes, villes habille et moeurs des peuples, leur religion les jeux. Ainsi que les animaux, plantes et autres raretés de I’Univers. Leide, P. v. d. Aa 1729”. 66 vols. gr. fob, bevattende ruim 3000 platen, is mij niet bekend, daar ik geen compleet ex. van dit werk aantrof. In het ex. op de Kon. Bibl. komen geen portretten voor. Volgens Van Someren is portret no. 3 niet voor het eerst verschenen in 1613, doch maakte dit reeds deel uit van de eerste editie van 1609; „Icones ad vivum delineatae et expressae virorum clarorum qui praecipue scriptis Academiam Lugduno-Batavium illustrarunt. Lugd. Bat. Apud Andr. Cloucquium 1609. 4°.”. Indien dit het geval is, dan zou Grotius door Ravesteyn vóór 1609 moeten zijn geschilderd. Waarop Van Someren deze meening grondt en mededeelt dat Grotius als no. 28 voorkomt in deze editie van 1609, is mij onbekend. Deze editie is uiterst zeldzaam, noch op de Kon. Bibl. noch op de Universiteitsbibliotheek te Leiden is zij aanwezig. Ik raadpleegde de exemplaren van de Univ. Bibl. te Amsterdam en van het Prentenkabinet te Leiden. Grotius’ portret komt in deze beide exemplaren echter niet voor. Beide exemplaren verschillen evenwel wat hun inhoud betreft. In ’t Leidsche exemplaar komen Meursius (no. 28) en Polyander (no. 29) niet voor; daarentegen bevat het Leidsche exemplaar de portretten van Marnix (no. 2) en Molinaeus (no. 19) die in ’t Amsterdamsche niet aanwezig zijn; beide bevatten 30 portretten. De volgorde is in beide exemplaren bovendien verschillend. Van Someren schijnt een ex. in handen te hebben gehad met 33 portretten, bevattende, behalve dat van Petrus Bertius, alle (32) portretten der beide genoemde exemplaren en bovendien Hugo Grotius (no 28) en P. Scriverius (no. 30). Indien Grotius in dit exemplaar voorkomt, dan moet hij er later bijgevoegd zijn. Immers Grotius schrijft begin Juni 1613 aan D. Heinsius; „Miror illorum Trepiépyiav qui tantum laboris insumere volunt in effigendo vultu, quem sine operis detrimento praetermittere poterant”. *) Molhuysen merkt terecht op dat deze passus betrekking heeft op de uitgave van 1613, waarin dus Grotius’ portret voor ’t eerst moet zijn opgenomen, en dat, naar ’t oordeel van De Groot, zonder schade voor ’t werk, gemist had kunnen worden! 4a + 1613. Gravure. 127 X 85. O. Anon. naar de gravure no. 3 *) Dr. P. G. Molhuysen Briefwisseling van Hugo Grotius I (1597—1618) ’s Gravenhage 1928 (R. Geschiedk. Publ. dl. 64) bl. 246 en Burman Sylloge, II p. 433. Verkleinde copie in spiegelbeeld met hetzelfde onderschrift en spreuk in de lijst als no. 3. PA. M. 2035. b Gravure als 4a, doch het onderschrift vermeerderd met een tweeden regel in cursief; „Pencionaris van Rotterdam.” G. 4. 5 ±1615. Gravure. 169, Z 215 m.o. X 134. O. Anon. n. Ravesteyn. Borstbeeld naar rechts met kanten plooikraag, zwarten tabberd en witte mouwen in ovaal met donkeren achtergrond. Randschrift in ’t ovaal; „Ruit Hora. Hugo Grotius I. C. quondam fisci advocatus et reip. Roterodamensis syndicus, natis Delphis Anno CIO IDC LXXXIII”. In vierkant randwerk, waaronder het 4 regelig vers van D. Heinsius 1614: „Depositum coeli quod iure Batavia mater Horret et haud credit se peperisse sibi: Talem oculis talem ore tulit se maximus Hugo; Instar crede hominis, caetera crede Dei. D. Heinsius 1614”. De graveur heeft zich 100 jaar vergist in het geboortejaar door een C te veel op te nemen. M. 2030. Vermoedelijk als losse prent uitgegeven (D. 675). Af geheeld PI. 16. 6 1624. Gravure. 169 x 133. O. Copie in spiegelbeeld van de fraaie prent no. 5, die, met het gedicht van Heinsius, te voren was uitgegeven, en teruggaat op het portret van Ravesteyn van ± 1613. Borstbeeld naar links met kanten plooikraag, zwarten tabberd, witte mouwen, in ovaal. Het randschrift „Ruit Hora. Hugo Grotius I. C. quondam fisci advocatus et Reip. Roterodamensis syndicus natus Delphis Anno CI3I3CLXXXIII”, bevat alzoo dezelfde fout (’t geboortejaar 1683) als het origineel (zieno. 5). Zonder gedicht van Heinsius. In; Baudaert (W.), Memoryen ofte Cort verhael der gedenckweerdichste so kerckeliche als werltliche gheschiede- nissen van Nederland, Vrankcryck, Hooghduytschland enz. Van den jaere 1603 tot in het iaer 1624. Beschreven door Gul. Baudartium, van Deynse. Tweede editie grootelicx vermeerdert. 2 dln. Tot Arnhem by T. lanz 1624. 25. fok”. Hfd. X bl. 62 (116). M. 2031. Af geheeld PI. 28. 7 1631. Gravure. 152 x 98. Borstbeeld in ovaal naar Ravesteyn, copie van de prent van 1613, met gearceerden achtergrond, zonder spreuk. Onderin cursief; „Hugo Grotius Pencionaris der Stat Rotterdam”. In; Inleiding tot de Holl. Rechtsgeleerdheid. 1631 (46). Van achter bedrukt met titel. De prent komt ook onbedrukt achter voor in de Sententie 1619 op de Kon. Bibl. (Knuttel 2922), doch deze kan er later zijn ingeplakt, daar ik dit portret in de andere ex. niet aantrof. M. 2032*. S. 2150. 8 1631. Gravure. 56 x 62. O. Verkleind borstbeeld naar rechts met kanten plooikraag, copie naar Ravesteyn, in rond medaillon. Op vierkanten achtergrond. Randschrift; „Hugo Grotius Ic Pencionaris van Rotterdam”. Op het titelblad van: a Inleiding tot de Holl. Rechtsgeleerdheid bij P. Corssen te Rotterdam 1631 (48) en b Wtlegginghe des Alg. Sentbriefs. Wed. M. Bastiaensz., Rotterdam, 1644 (81). M. 2038. Af geheeld PI. 27. 9a 1631. Houtsnede. 92 X 70. Borstbeeld naar links, copie naar de prent van 1613. In ovaal cartouche met op den rand; „Hugo de Groot”. Op den titel van; Inleiding Holl. Regsgelhd. bij A. Roman 1631. 4°. (47). Achter bedrukt met: „Den drucker tot den leser”. <' M. 2040. v. S. 2151. Af geheeld PI. 28. b 1635. Als a, doch met het vers van Heinsius er onder. In: Drie boecken nopende het Rechts des Oorloghs ende des Vredes. Haarlem, Roman, 1635. 4°. (27). Komt voor achter het titelblad. P. 17. PI. 6, 1617, Collectie Frederiks 12*. Hugo Grotius c 1636. Als a, doch O. In; Tractaet van de Oudtheyt van de Batavische nu Hollandsche Republique. A. Roman, 1636. 4°. (61) en in de uitgaven van 1639 en 1641 ook bij Roman (62 en 63). Op het titelblad, achter onbedrukt. d 1657. Als a, met gedicht er onder van N. van Assendelft. In; Inleiding tot de Holl. Rechtsgel.hd. Delft, A. Bon. 1657. 4°. (52). Achter blz. 3 bedrukt „Tot den leser”, met 12 regelig gedicht; „Het Delftsche Licht, dat Rotterdam bescheen, En ons verlicht’ in ’s Lands Gerechtigheen; De mont van ’t Recht, den grooten Huyg de Groot, In ballingschap geraakt uit ’s Moeders schoot, Gemetzelt in de Loevesteinsche nacht, Maer wederom voor Boeken uitgebracht. Verheven ten Gezant’ van ’t Sweetsche Ryk, By d’alder Christelyxsten Luydewyk, Vertoont zich hier in Stomme Beeltenis, Waer van de Ziel in ’t Lijf der Boeken is. Schoon Nyd zijn Eer, zyn Roem, wil overschreeuwen Zyn naam beschaamt het ongelyk der Eeuwen. N. van Assendelft”. e 1667. Als d, doch achter anders bedrukt. In; Inleiding tot de Holl. Rechtsgel.hd. Amsterdam, J. v. Ravesteyn. 1667. 4°. (53). Met gedicht Van Assendelft, doch achter bedrukt met: „Imp. Justinianus enz.”. 10 1633. Gravure. 155 X 112. O. Anon. Borstbeeld naar links, naar Ravesteyn, met kanten plooikraag, zwarten tabberd en witte mouwen, achter een balustrade in geornamenteerde ovale cartouche met vierkant randwerk. Randschrift; „Hugo Grotius syndicus urbis Rotterodamensis.” S. 2154. Deze prent is gereproduceerd in Amstelodamum 1928 bl. 142 en in Pierre Pic. Guy Patin. Paris, G. Steinheil, 1911; La Galerie de Portraits de I’Estude de Guy Patin. S. 2154. Af geheeld PI. 27. Iconographie Hugo Grotius 6 29 1691. Gravure. 159 x 112. O. Anon. naar Mierevelt. Als no. 17, doch het onderschrift binnen de omlijsting, bestaande uit 2 lijnen en meer ineengedrongen. In: De jure belli, .. . Frankfort a/o Schrey, 1691, 4°, .699, 4°., 1718 en 1719, 4°. (8, 10, 16, 17). 30 1701. Gravure. 83 X 105. Bedrukt achter met den Nederlandschen tekst eener geschiedenis uit 71—74 n. Chr. Anon. naar ’t Portret van Ravesteyn. Borstbeeld naar rechts in ovaal omgeven door een krans. Het ovaal vastgehouden door 2 engelen met bazuinen staande op een voetstuk. Boven het ovaal een krans. Op de lijst van ’t ovaal „Hugo Grotius”. In: Adr. Pars, Index Batavus of naamrol van de Batavise en Hollandsche Schrijvers. ... Leiden, A. de Swart, 1701, 4°. bl. 82 (127) (v. Someren I no. 130). M. 2039 I°. Hiervan bestaan proefdrukken vóór de letter (D. 698). 31 1701. Gravure. Rond 22 diameter. O. Anon. naar Ravesteyn. Borstbeeld naar links in medaillon met andere geleerden op één blad gedrukt. In: Histoire abregée des Prov. Unies. Amsterdam, Mal herbe, 1705. fol. (128) (St. I, 27). M. 20394? 32 1704. Gravure. 148 X 79. O. Anon. naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts in ovaal. Vierkante omlijsting en onderschrift binnen de lijst: „Hugo de Groot. Pensionaris van Rotterdam, Ambassadeur wegens de Kroon Sweden en Vranckryck”. Boven rechts: „fol; 366”. In: Louys Aubéry du Maurier, Gedenkschriften van Holland, vertaald door R. Roukema, Amsterdam, J. ten Hoorn, 1704. fol. 366 (129). 33a 1704. Gravure. 133 x 81. O. Door J. Lamsveld naar Mierevelt. Borstbeeld naar links in ovaal. Daaronder op een cartouche (als van nos. 18—20): „Hugue Grotius”. Een en ander in een vierkant, horizontaal gearceerd. Links boven: In: Recueil de portraits des personnes qui se sont distinguées etc 1727. (133). M. 2029. D. 691. 41 Gravure. 128 z., 150 m. o. X 99 z., 103 m. o. O. Door P. Aubry naar Mierevelt. Borstbeeld n. links in ovaal van twee lijnen. Er onder „Hugo Grotius synd”. enz. in drukletters en „Depositum coeli” enz. in cursief er onder; links: „geb. am 10 April 1583”, rechts: „gest. am 28 Aug. 1645”. Gesigneerd links onder „P. Aubry fecit”. Coll.- de Lint. S. 2153. 42 Gravure. 42 diameter. O. Door J. F. J. Sally? naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts in rond medaillon door 2 lijnen omlijst waarbinnen als randschrift; „Hugo Grotius” en gesigneerd rechts onder: „Jo. Sallv”. Nationalbibliothek Wien. Portrats-Sammlung en V. 43 1727. Gravure. 256 X 168. O. Door J. Houbraken naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts in ovaal op piëdestal in vierkant omsloten. Op den voet van ’t ovaal het gequartilleerde wapen en „Aetat. 48 A°. 1631”. Op het piëdestal het gedicht van J. v. d. Vondel: „De Zon des Lants wert dus van Mierevelts penseel Geschildert, toenze gaf haer schynsel op ’t panneel Doch niet gelyk ze straelt op ’t heerlykste in onze oogen Maer met een dunne wolk van sterflykheit betogen Om Duitsch te spreken, dit ’s de Fenix Huig de Groot Wiens wyze Majesteit beschijnt den Werelt kloot. Wie vraegt nu, wat Cefis of Delfos eertyts zeide; Een Delfsch orakel melt meer wysheit dan die beide. I. v. Vondel”. Onder de prent: „Door J. Houbraken naar ’t origineel van Mierevelt in ’t Kabinet van den Heer President G. van Papenbroeck”. Boven; „Ruit Hora”. In: Brandt en van Cattenburch, Historie. Ie en 2e uitg. (86 en 87). M. 2017. P. 36. Af geheeld PI. 19. Er bestaan ook proefdrukken in rood, terwijl in de octavoeditie: Het Leven van Hugo de Groot. Amsterdam, P. Spriet en Zoon, 1771.8° (89) en in de uitgave Amsterdam, J. B. Elevé, 1793, B°. (90) gevouwen exemplaren voorkomen. In: A. A. Vorsterman van Oyen, Hugo de Groot en zijn geslacht. Amsterdam, C. L. van Langenhuyzen, 1883, B°., (103) is een reproductie opgenomen enkel van het ovaal, zonder het randwerk. 44 1727. Gravure. 167 X 106. O. Anon. naar Ravesteyn. Borstbeeld naar rechts in ovaal, op piëdestal. Links een staand boek: „lus B et P.” Rechts een liggend boek: „Mare Lib.”. Onder; een opengeslagen boek„Ver. Rel.Chr.”. Onderschrift „Hugo Grotius. Advoc. enz aetate iuniore usque ad a. c. CIO 10 CXX”. In: [P. A. Lehmann], Hugonis Grotii Belgarum Phoenicis Manes. Delft, 1727. B°. (88). M. 2037. S. 2149. Af geheeld PI. 29, 45 1727. Gravure. 49 x 83. Achter bedrukt. Anon. gefantaseerd portret op ouden leeftijd. Borstbeeld naar rechts met platten, met kant omzoomden kraag in een krans. Rechts en links Vrede en Oorlog, voorgesteld door twee figuren. In: Uitgave in no. 44 genoemd (88), vignet boven blz. 1 der Praefatio. 46 1727. Gravure. 168 X 104. O. Anon. gefantaseerd portret op ouden leeftijd. Borstbeeld als op no. 45 in ovaal op piëdestal, op welks rand staat: „Aetate Senili usque ad A. CIOI3CXLV”. Daaronder „Hugo Grotius Reginae Regnique. etc.” Boven ’t ovaal „Ruit Hora”. In: Uitgave onder no. 44 genoemd. Deel II (88). S. 2155. Afgeheeld PI. 20. 47 1732. Gravure. 286 X 166. O. Door F. A. Stercklein naar Mierevelt. Borstbeeld in ovalen krans, naar rechts. Op het voetstuk; „Hugo Grotius. Reginae” enz. in staande drukletters, daaronder in cursief „Depositum coeli etc.” Boven de krans „Ruit Hora”, er onder „Aet 49 A°. 1632”. Onder de 51 ± 1760. Zwarte-kunstgravure. 70 x 45. O. Door R. Jelgerhuis naar Mierevelt. Klein vierkant prentje, borstbeeld naar links met als pendant dat zijner echtgenoote. Er onder: „Hugo de Groot”. Het komt voor in drie staten. P. A. Af geheeld PI. 29. 52a 1761. Bruine rouletgravure. 240 z., 265 m.o. x 185. O. Door Jean Charles Frangois naar een teekening van Deshay naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts, met a. h. w. geteekenden achtergrond, zonder lijst. Links onder: „Deshay delineavit’ J(ean) C(harles) F(rancois) scetex. C(um) P.(rivilegio) R(egis)”. Het onderschrift luidt: „Grotius né en 1583 mort en 1646”. In: A. Savérien, Histoire des philosophes modernes. Paris, 1761. Dl. 11. (96). P. 30. Af geheeld PI. 21. b Zwarte rouletgravure. 137 X 88. O. Door J. Blanchon? naar de gravure onder a genoemd, zonder lijstwerk en enkel met „JCF CPR” en „Grotius”. In de octavo-editie van Savérien, Histoire des Philosophes modernes. Deel 11, 78. (97). P. 31a. c 1773. Zwarte rouletgravure. 193 X 131. O. Door J. Blanchon, naar de gravure van Francois (no. 60) naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts, in een vierkante rococolijst met bloemenversiering. Onder het portret „Grotius”. Rechts: „J. C. F. C. P. R.” (als a). Onder de gravure; „J. Blanchon inv. et sculp.”. In; Savérien, Histoire des Philosophes modernes. 3e dr. Paris, 1773. (98). Van deze prent komen ook proefdrukken op groot papier voor (G. 52c). P. 316. 53 1766. Gravure. 150 X 88. O. Anon. naar het gefantaiseerde portret in Lehmann’s Manes, Dl. II (no. 46). Borstbeeld naar rechts, Grotius „aetate senili” voorstellende in ovaal PI. 7, M. Mierevelt. Collectie van Reigersberg Versluys 24*. Hugo Grotius op vierkant lijstwerk met boeken, het lijstwerk gecopieerd naar de prent uit „Manes”. Dl. I (no. 44), zoodat deze prent een combinatie der 2 portretten (no. 44 en 46) in Manes is. Onder: „Hugo Grotius,” boven „No. XLIII”. In: J. M. Schröckh, Abbildungen und Lebensbeschreibungen berühmter Gelehrten. Leipzig, Christian Gottlieb Hilschern, 1766, 11, Bd, bl. 378. (135). P. 4. 54 ± 1770. Gravure. 146 X 80. O. Door J. C. G. Fritzsch n. Mierevelt. Borstbeeld naar rechts in ovaal, steunende op een ballustrade waaronder: „Hugo Grotius” met vierkant randwerk. Onder de prent: „J. C. G. Fritzsch. sc. Lipsiae”. P. no. 32. 55 ± 1788. Gravure. 82 x 54. O. Door H. Vinkeles n. e. teek. v. J. Buys naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts en ronde lijst in een vierkant randwerk. Opschrift: „Hugode Groot”. Boven rechts: „II D. PI. II.” Links onder: „I. Buys delin”. rechts onder: „H. Vinkeles sculp”. Uit: E. Fokke, Amsteldam en zijne geschiedenissen in ’t kort, 1788. DL 11, bl. 86. (136). D. 701. 56 1790. Gravure. 142 x 90. O. DoorC. Schule naar Mierevelt. Kop en platte kraag naar links in medaillon met strik op gearceerd vierkant waarop: „Hugo Grotius”. Onder de prent: links: „Mierevelt pinx”.; rechts: „C. Schulefc. Lips 1790”. R. 877. 57 1790. Gravure. 16 m. o. 18 X 14. O. Anon. n. Mierevelt. Zeer klein portretje, borstbeeld naar links. Op één blad met 20 portretjes (4 rijen van 5) waarvan Grotius met onderschrift „H. de Groot” het 3e portretje van rij 4 is. „In; „J. F. Martinet, Het vereenigd Nederland, verkort door J. F. Martinet, ten gebruike der Scholen. Amsterdam, 1790, plaat VIII, rij 4, no. 3. (137). Af geheeld PI. 30. 58 1790. Gravure. 143 X 86. O. Door R. Vinkeles n. een teek. Iconographie Hugo Grotius 7 van J. Buys n. Mierevelt. Borstbeeld naar rechts in rond medaillon, waarboven een guirlande. In de lijst; „Hugo de Groot”. Onder;het tafereel Grotius in de kist stappende, met opengeslagen boek en kaart van Loevestein. Onder de prent ; links „I. Buys. del.”, rechts; „R. Vinkeles sculp.”. In; [Petronella Moens], Hugo de Groot in zeven zangen. Amsterdam, J. Allart, 1790. B°. (99). M. 2024. De prent komt ook zonder het opschrift voor. (CoII. G.). 59 ± 1800. Gravure. 167 z., 175 m. o. x 117. Door J. van der Sprayt n. Mierevelt. Borstbeeld n. rechts in rond medaillon op een piëdestal, waarop in drukletters een gedicht van Jacob Komen; „Bataaf! Zie Huig de Groot! en ijs —en sidder vrij! Een’ Heilig voor zijn Land, gedoemd tot slavernij Door Huwelijksliefde uit zijn gevangenis ontslagen, Een’ Held die als een Ster in Hollands Raedzael blonk, Door Godsvrucht, moed en trouw den Belg de Vrijheid [schonk, Op wien gansch Nederland, voor eeuwig, roem zal dragen Bewees men aen het Beeld eens Sterflings hemel eer Dan boog zich eiken Belg voor dit deemoedig neêr. Jakob Komen”. Achter het medaillon links een gordijn, rechts boomen. Op het voetstuk eenige boeken. Onder: „J. van der Spruit ad viv. (sic!) del. et sculp. Te Delft by J. de Groot Pzn.”. D. 685. S. 2152. 60 1791. O. Stippelgravure. 81 x 54. O. Anon. n. Mierevelt. Borstbeeld n. rechts in rond medaillon met vierk. randw. Onder; Grotius stapt in de kist. In; Almanak voor de Vaderlandsche familien voor het jaar 1790. Amsterdam, W. Houtgraaff. (138). St. 4820. S. I, bl. 184, no. 192. 61 1795. Gravure. 51 diameter z., 80 m. krans. Door R. Vinkeles n. Mierevelt. Borstbeeld naar rechts in rond met een omlijsting van bloemen. Ond-er: „Reinr. Vinkeles. del. et sculp.”. In: H. de Bosch, Anthologia graeca Utrecht, B. Wild en J. Altheer, 1795—1822. 4°. Op het titelblad boven „Edita”. (85). M. 2024*. S. 2142. Er bestaan ook afdrukken zonder titel. 62 1796. Gravure. 63 x 52. O. Door R. Vinkeles n. Mierevelt. Borstbeeld naar rechts in ovaal: waaronder „R. Vinkeles fecit”. In; H. C. Gras, Laudatio Hugonis Grotii. Amsterdam, P. den Hengst, 1796. B°. Op het titelblad. (106). M.2024**. S. 2143. 63 1798. Gravure. 53 X 50. O. Door J. v. Haastert n. Mierevelt. Borstbeeld n. r. in ovaal medaillon met strik en eikenbladen waaronder Mr. Hugo de Groot. Boven links: „1619”, rechts: „PI. 6.” Links onder: „I. v. Haastert inv. et del.” In: Vaderlandsch Zakboekje voor het jaar 1798. Plaat 6. (139). M. 20394. 64 ± 1800. Gravure. 57 X 46. Bedrukt en O. Anon. n. Mierevelt. Twee portretten in ovalen naast elkander op een blad gedrukt, de Groot borstbeeld naar links, Maria v. Reigersberch naar rechts. De koperen plaat 228 X 136. Hieronder: „Maria van Reigersbergen aan haar gemaal, Hugo de Groot; in zijn gevangenis, te ’s-Gravenhage”. De achterzijde is bedrukt; „bl. 17. Aan Maurits. ’t Is zij, die op den troon de Koningen doet beven enz 't hoofd van Barneveld” tien regelig gedicht, vermoedelijk behoorende bij het portret van Maurits. Deze prenten komen ook voor zonder tekst alleen met de namen boven de portretten, en ook vóór alle letters. D. 712. Af geheeld PI. 30. 65 i 1801. Gravure. 16 z., 20 m. o. x 14. O. Door I. Wijsman n. Mierevelt. Klein protretje als no. 57 met als onderschrift „Hugo” de Groot in plaats van „H” de Groot. De geheele prent gesigneerd links onder; „I. Wijsman fecit.” In: [A. Fokke Sz.], De Vaderlandsche Historie in Themata. Amsterdam, A. B. Saakes, 1801, bl. 140, opeen blad met 40 portretjes 2e rij no. 4. (Maria v. Reigersberch is no. 5). r\ 66 1890. Gravure. 30 x 26. Geheele blad 126 x 79. O. Door D. Veelwaard naar een teekening van J. Smies. Buste met platten kraag naar links; op den achtergrond de torens van Loevestein. In: A. Fokke Simonse, De wegen des levens of de vraag ; Welk beroep wilt gij kiezen? Amsterdam, 1809. Op de plaat „Regtsgeleerdheid” tegenover bl. 88, een prent met 12 (4 rijen van 3) afbeeldingen waarvan Grotius is no. 9. (3e rij no. 3). (141). Af geheeld PI. 29. 67 1819. Stippelgravure. 87 x 70. O. door A. Wachsmann naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts in achthoek, waaronder: „Hugo Grotius”. Gesigneerd: „Wachsmann sc”. „Zwickau b.d. Gr. Schumann”. In; Bildnisse der berühmtesten Menschen aller Völker und Zeiten. Zwickau, Gebr. Schumann, 1819—32. (142). 68 ± 1830. Staalgravure. 118 z., 134 m. o. X 94. O. Door I. Tookey naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts in ovaal als no. 62. Hieronder: „Engraved by I. Tookey from a Copy by P. van Gunst”. Onderschrift: „Hugo Grotius”. B. 68. S. 2145. 69 i 1840. Lithografie. 105 X 80. O. Door Demanne naar een teekening van P. R. Vigneron naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts in ovaal waaronder „H. Grotius”. Onder links: „Vigneron del.”; rechts: „Lith. de Demanne”. R. L. P. 46. 70 Gravure. 51 X 32. Plaat 240 x 147. O. Buste n. Mierevelt, met geplooidenpijpkraag; naar rechts staande op een rechthoek. Deze prent is denkelijk een proefdruk van een grooter «r .c. * titelblad, waarvan enkel Grotius’ portret vóór alle letter is af gedrukt. B. 70. Afgebedd PI. 29 71 1822. Gravure. 104 X 64. O. Door Vivien naar Ravesteyn. Portret in omtreklijnen in vierkante omlijsting waaronder „Grotius”. Rechtsonder; „Vivien. sculp”. In: Galerie choisie d’hommes célèbres de tous les temps et de toutes les Nations. Amsterdam, F. L. Pino, 1822. Deel I, nr. 8. (143). 72 1822. Stippelgravure. 80 z., 133 m. o. X 89. Anon. n. Mierevelt met adres van Darton. Grotius voor een pilaar, n. links. Er onder: „H. Grotius, Born at Delft in Holland 1583, expired at Rostock.... London, William Darton, 58 Hilborn Jül, 1822”. P. 26 73 i 1825. Gravure. 91 x 58. O. Door N. naar Ravesteyn. Borstbeeld naar rechts in omtreklijnen met vierkant lijstwerk en onderschrift. Grotius. Onder links: „N pinxt.”, rechts; „Bandon dirext.”. Boven; „Hist. des Pays Bas”. (144). Geheel in hetzelfde karakter als no. 75. B. 73. 74 1828. Bithografie. 103 z., 116 m. o. X 96. Door Colleye? naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts, waaronder Grotius zonder eenige omlijsting enkel met achterschaduw. In: J. Ader, Plutarque des Pays-Bas. Bruxelles, 1828. Dl. I, bl. 113. (145). Afgebedd PI. 30. 75 Lithografie. 101 z., 126 m. o. X 97. O. Borstbeeld naar rechts, n. Mierevelt in ovaal zonder rand met onderschrift: „Hugo de Groot”. R. 883. Af geheeld PI. 30. 76 i 1830. Gravure 122 X 90. O. Naar Mierevelt Borstbeeld in omtreklijnen naar rechts in ovaal, omlijst door één lijn. Boven het ovaal „2”. Onder: „Hugo Grotius”. Teyler’s Prentenkabinet. 77 1830. Lithografie. 92 z., 108 m. o. X 72. 0. Door Stadlmair? n. Mierevelt. Borstbeeld naar rechts als 79 doch zonder achterschaduw en het onderschrift meer in ’t miaoei... Uit: Geschiedenis der Nederlanden voor de Jeugd met Platen, Portretten en Kaarten. Te Rotterdam bij L. T-Thompson, 1830, bl. 291. (146). 80. 78a 1835. Houtsnede. 85 X 70. O. Door R. J. van Arum naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts met gearceerde achtergrond. Gesigneerd in de prent R. J. v. A(rum). Als kinderprent gedrukt met eenige andere portretten. 80. b 1835. Als a, doch de achtergrond is weggesneden, alsmede de fijne lijnen in arceering van gelaat en kraag. In: Nederlandsch Magazijn April 1835, bl. 112, onderschrift „[Hugo de Groot].” (147). B. 78b. c 1850. Als b, doch nog meer arceering verwijderd. In: 1 Omnibus, Nederlandsch Prentenboek voor jongens en meisjes door Claudius. Met 1800 houtgravuren. ’s-Gravenhage, K. Fuhri, 1850, 4°., bl. 43. Onderschrift; „Huig de Groot”. (148). 2°. In de huiskamer. Nederlandsch Prentenboek voor jongens en meisjes door Claudius. Met driehonderd houtgravuren. ’s-Gravenhage, K. Fuhri, 1850, bl. 43. (148). B. 78c. 79 1835. Gravure. 85 x 55. O. Door J. Steyn n. Mierevelt. Buste in vierkant lijstwerk met attributen van wetenschap waaronder in cursief; „Hugo de Groot”. Rechts onder de prent „J. Steyn del et sc.”. In; De leidsman der Jeugd. Vaderlandsche Historie. Amsterdam, M. Westerman en Zoon, 1835/41. 18 dln. In Dl. 6, no. 56. (149). St. Dl. I, no. 15. 80 1838. Lithografie. 90 z., 95 m. o. x 80. O. Door Stadlmair? Borstbeeld naar rechts n. de prent uit Wagenaar, met eenige schaduw op den achtergrond. Daaronder, niet geheel in ’t midden, doch meer naar links; „Hugo de Groot”. Als no. 76 doch met achterschaduw. In: Hetzelfde werk als n0.76 doch uitgegeven: Te ’s-Bosch Bij J. J. Arkesteyn en Zoon, 1838.” (146). ? Afgebeeld PI. 30. 81 1838. Lithografie. 85 x 75, lijst 171 X 116. Door J. C. n. Mierevelt. Borstbeeld n. rechts, waaronder „Hugo de Groot. Publié par Soetens et Fils a La Haye.” Als losse prent uitgegeven. D. 694. S. I, bl. 242. 82 1840. Lithografie. 85 z., 144 m. o. X 72. O. Litho van H. Homeer naar Mierevelt. Borstbeeld naar links zonder omlijsting met als onderschrift de handteekening en jaartal en wapen. Onderaan „Steend. v. H. Homeer te Gorinchem”. In: [Boonzaajer en Merkes], Geschiedkundige Aanteekeningen betrekkelijk het Slot Loevestein. Gorinchem, H. Homeer, 1840. B°. (94) en in: M. H. de Graaf, Het Hugo de Grootfeest in: Het Leeskabinet 1883, 11, bl. 1. Leiden, A. W. Sythoff, 1883, zonder „Steend. enz.” (181). 83a 1841. Houtsnede. 50 x 37. Van achter bedrukt. Anon. n. het portret van Parijs 1629 uit Wagenaar. Borstbeeld naar links in enkele omtreklijnen, in den tekst. Er onder: „Hugo Grotius. Hendrik van Bourbon.... ” In: Bibliotheek voor de Jeugd. De beroemde Nederlandsche Kinderen. ’s-Gravenhage, Ned. Mij. van Schoone Kunsten, 1841, blz. 20. (150). Afgebeeld PI. 30. b 1848. Houtsnede als a. O. met er onder: Hugo de Groot, geb. 1583, overl. 1645 en 6 regelig vers: „O, Delf” van G. Brandt. In: Nieuw Nederl. Prentenboek door W. J. v. Zeggelen en A. Ising. ’s-Gravenhage, K. Fuhri, 1848, bl. 78. (151). c Houtsnede als a, doch achter met franschen tekst en onderschrift „Hugues de Groot”. d Houtsnede als a, doch van achter bedrukt met ’t portret van Willem 111, Koning-Stadhouder en zonder onderschrift. De tekst er onder; „12. Hugo de Groot als Staatsman beroemd, als geleerde misschien meer dan eenig ander Nederlander, door geheel het beschaafde Europa gewaardeerd. Zijn buste is door Tieck bijna even loffelijk uitgevoerd, als de voorgaande door Ranch”. 84 1841. Staalgravure. 213 x 140. O. Door J. F. C. Reckleben naar Mierevelt. Borstbeeld in ovaal met vierk. randwerk, onder het wapen en „Hugo de Groot”. Onder de prent: „J. F. C. Reckleben sculps.”. In; J. P. Arend, Alg. geschiedenis des vaderlands.... Amsterdam, 1841 v. Dl. 111 2, bl. 672. (152). S. I, no. 16. 85 1852. Lithografie. 98 X 85. O. Borstbeeld naar rechts naar de prent van Wagenaar in rooddruk. Hieronder: „Hugo de Groot”. Daaromheen: links de kist en attributen van het recht, rechts: de torens van Loevestein, met takken versierd. Uit; M. S. van Oven, Geschiedenis van Nederland met 64 portretten. Utrecht, W. F. Dannenfelser. Z. j. [1852], bl 252. (153). 86 1855. Lithografie. 30 x 25. O. Door L. Lingeman naar Mierevelt. Op een plaat met 19 portretten uit den tijd van Frederik Hendrik. Hugo Grotius is de tweede van links op de onderste rij. Aanziend met rechts in den rand langs het kransje dat den kop omlijst „H. de Groot”. Onder: „L. Lingeman. Lith. v. Emrik en Binger”. In: Mr. J. v. Lennep, De geschiedenis des Vaderlands in schetsen en afbeeldingen. Amsterdam, M. H. Binger en Zonen, 1855—61.8°. Plaat 38. (154). St. I, no. 22. 87 Lithografie. 216 x 163. O. Door F. Vermeulen n. Mierevelt. Borstbeeld naar links, vierkant, met donkeren achtergrond. Links onder is de prent gesigneerd; „F. Vermeulen”. R. L. Af geheeld PI. 22. 88 1858. Staalgravure. 153 z., 166 m. o. X 135. Door D. J. Sluyter naar een teekening van M. Calisch naar Mierevelt. Kniestuk staande aan een tafel waarop aardbol en boeken, in de rechterhand een rol papier, de linker in de zijde. Links onder „Moritz Calisch del. D. J. Sluyter sculps.” Onderschrift; „Hugo de Groot”. In: Vondels Werken uitgegeven door J. van Lennep. A’dam, Gebr. Binger, 1858. Dl. IV. tegenover titelblad. (155). Ook voor alle letter Museum Gorinchem. 89 1871. Houtsnede. 105 z., 111 m. o. X 99. O. Borstbeeld naar rechts naar de prent van Wagenaar, waaronder; „Hugo de Groot”, zonder omlijsting. In; De Kath. Illustratie V, 1871—2, bl. 24. (156). 90 1875. Houtsnede. 86 x 71. Bedrukt achter met duitschen tekst. Door Aug. Neumann. Borstbeeld naar rechts, met dubbelen kanten kraag, niet omlijst. Links onder: „A.N.”. Rechts onder; „A. N. X. A.” (August Neumann Xylographischer Austalt?) In: O. Spamer. Illustirtes Konversations Lexcion Bd. 4. B. 90. 91 Lithografie. 61 X 42. O. Borstbeeld naar rechts, slecht gelijkend, daaronder; „Hugo de Groot”. L. 92 1883. Zincografie. 148 X 122. Bedrukt achter met tekst. Reproductie naar de gravure no. 87 van D. J. Sluyter. Borstbeeld, rechterhand op de heup, in ovaal met vierkant randwerk. In: Hollandsche Illustratie 6 April 1883, no. 40. (157). 93 1890. Gravure. 112 X 87. Door J. Chapman n. Mierevelt. Borstbeeld naar links in ovaal, waaronder: „J. Chapman sculpt.”. Hieronder in een rechthoek Grotius afscheid van zijn vrouw nemende voordat hij in de kist stapt. Onderschrift; „Hugo Grotius. London. Published as the act directs July 12th 1806, by J. Wilkes”. In: A series of four hundred and six historical portraits to illustrate Grangers Biograph. Hist. of England, Bondon, Walter V. Daniell. 1890. (158). 94 1919. Lichtdruk. 114 z., 136 m. o. X 85. O. Door E. Walker n. Mierevelt? Borstbeeld naar rechts, met meer haar, snor en baard dan ’t gewone Mierevelt-portret in vierkant. Onderschrift : „Hugo Grotius Aetatis 62 Anno 1636”. De auteur is hier eenigermate in de war; daar Grotius in 1636 53 jaar was, evenwel geen portret uit dat jaar van hem bestaat. I°. W. G. F. Phillimore, Three centuries of treaties of peace. Bondon, John Murray, 1919, Emery Walker ph. sc. (159). In: 2°. Transactions of the Grotius Society VI, 1921 (105) tegenover den titel. In de „Editional Note” van de Transactions schrijft de uitgever: This portrait is said to have been presented by Grotius himself to Doctors' Commons. On the dissolution of this body it was purchased by Lord Phillimore’s father. A fgeheeld PI. 23. 95 1925. Houtsnede in 50 ex. gedrukt. 153 x 107. Door J. Franken Pzn. n. Mierevelt. Borstbeeld naar rechts waaronder „Hugo Grotius”. Rechts gesigneerd: „J. F. Pzn.” Naar deze houtsnede is de Grotius briefkaart gemaakt, voor de Grotiustentoonstelling in slechts 50 exemplaren gedrukt. Afgeheeld PI. 24. B. PRENTEN 96 1600. Gravure. 3 bladen. 1260 x 420. Door G. Swanenburg naar Jac. de Gheyn met adres van C. J. Visscher. Grotius, die den tocht heeft medegemaakt van Scheveningen naar Petten in den zeilwagen van Simon Stevin, en die dezen tocht heeft bezongen in zijn gedichten. Grotius zit achter in de boot vlak bij het roer. Zie over deze prenten M. H. 1157—59, N. Gids, 1917, 11, 390. Buiten 1918, 22, alwaar de prent is gereproduceerd. Gem.-Archief den Haag. Afgebeeld PI. 25. 97 ± 1619. Gravure. 152 z., 159 m. o. X 118. Door en met adres van C. J. Visscher naar Ravesteyn. Borstbeeld naar rechts achter een balustrade, met witten achtergrond in ovaal waarin: „Hugo Grotius syndicus urbis Rotterodamensis” met vierkant randwerk waarop onderaan „C. J. Visscher excu”. Hieronder: „ Hugo Grotius Pencionaris der Stat Rotterdam”. Deze prent is een der randportretten van de groote prent met de terechtstelling van Oldenbamevelt. D. 678. R. 840. M. 2032 en M. H. 1385. Deze prent is ook afzonderlijk gedrukt op grooter papier. Hij komt voor in sommige ex. van de Sententie. (Zie Knuttel Pamfletten no. 2921). Af geheeld PI. 28. 98 ±1619. Gravure. 297 x 226. O. Door C. J. Visscher. Historieprent voorstellende Loevestein waarheen Grotius en Hogerbeets worden overgebracht. Links en rechts onder de portretten van Hogerbeets en De Groot. Dat van Grotius 70 x 55. Borstbeeld naar links in ovaal met vierkant randwerk. In ’t ovaal; „Hugo Grotius ghewesen pensionaris der Stadt Rotterdam”. Onder de prent: „Cl Visscher fecit et excu:”. D. 734. M. H. 1405. Af geheeld PI. 28. 99 Gravure. 6x4. Door G. Kitsen naar J. J. Jelgerhuis. Monument voor de Remonstranten waarop het portret van Grotius (6 X 4). Uitgegeven bij den teekenaar te Delft. In ’t koper gesneden door G. Kitsen te Rotterdam. Geteekend door J. J. Jelgerhuis Rz. Vondelmuseum te Amsterdam. M. H. 1414 en 1414 a. 100 a 1738. Gravure. 45 diameter. O. Borstbeeld naar rechts in Romeinsch costuum, ontleend aan de gravure van de penning van Arondeau. Boven een geslingerd lint waarop: „Grotius”, onder eenzelfde lint met „(29)”, daaronder: „Trekt dat ’er op staat en blijft gevangen.” In; „Spel verbeeldende de historie van Holland” met 70 medaillons zonder adres. Het is een soort ganzenbord. St. I, no. 4a. d Als a doch met adres; „In 's Hagen by Pieter Paupie”. c 1756. Als a doch met adres; „In ’s Hage by Langewegh en van Balen”. St. I, no. 4c. d Als a doch met adres: „Tot Amsterdam By Adam Meyer”. Het spel bevat echter 79 medaillons tot en met „P. Willem de Vde. Trekt de pot”. Het onderschrift van Grotius verschilt. Het woordje „en” is hier weggelaten. Deze prent is een veel grover copie van a—c St. I, no. 4d. 101 1791. Stippelgravure. 355 X 195. O. Door C. de Jonker. Afbeelding van het gebrandschilderd raam in het huis van Daatzelaar te Gorcum. In een vierkant het tafereel: Grotius in de kist, links Minerva, rechts Mercurius. Er boven het wapen gedeeld: a. de Groot, b. Reigersberch. Daarboven Grotius’ borstbeeld naar rechts. Er onder; het gedicht; T. Junius : „Doen Junius wel eer was in de hoogchste noot Waer van geen uytkomst scheen, soo heeft hem van de doot Syn huysvrouw, in een kist, onsichbaerlyck bewaert; ' J —— w y En sprack daemae: ghij zijt tot tweemael nu gebaert, De eenemael met pijn, de tweede mael met list; Doen uijt u moeders lijf, en nu uijt mijne kist 1627”. Onderaan aardbol en 2 engelen met boeken, en „C. de Jonker fecit 1791.” In: Wagenaar Dl. X, Bijvoegsels en Aanmerkingen door Mr. H. v. Wyn. Amsterdam, Johs. Allart, 1793. Verklaring der schilderstukken, bl. 6. (100). St. 1517. 102« 1793. Gravure. 179 z., 185 m. o. X 113. O. Door A. Delfos. Grotius als metselaar verkleed, wandelend met den maatstok in de rechterhand. Onder rechts; „A. D.d.”, „f.”. Onderschrift; „Hugo de Groot in metselaars gewaad”. In; Afbeelding van Hugo de Groot Leiden, P. H. Trap, 1793. B°.” (95), waarin staat dat de prent diende voor Wagenaar, Deel X, bl. 414. b Als a doch door P. de Mare naar A. Delfos. Links onder: „A. D.d.”, rechts; „P. d. M. f”. In: J. de Vries, Hugo de Groot en Maria v. Reygersbergen. Amsterdam, ten Brink en de Vries, 1827. B°, bl. 72. (91). Van deze prent zijn proefdrukken in verschillenden staat, ook in roodbruin gedrukt. St. 1513. S. 2156. Van Stolk beschrijft de prent sub b als door P. de Huybert. Dit is een vergissing, er staat niet P. d. H. doch P. d. M. 103 Gravure. 176 x 97. O. Verkleinde gravure van het raam te Gorinchem, iets kleiner dan als de litho onder no. 104. B. 103. 104 1840. Lithografie. 189 X 103. O. Kleinere voorstelling van het geschilderd raam dan no. 101 iets grooter dan 103. In: Boonzajer en Merkes onder no. 81. (94). 105 ± 1870. Gekleurde Lithografie. 40 diameter. O. Borstbeeld naar rechts naar Mierevelt in rond medaillon waaronder „H. de Groot”. Is vermoedelijk van een ganzebord of historiespel afkomstig. B. 105. 106 Lithografie. 208 X 278. O. Prent „Loevestein van binnen” met de portretten van Grotius (50 X 40), Maria v. Reygersberch, Hogerbeets, Niëllius en Poppius en een achttal kamers, op één prent door „C. C. A. Last,” (links onder) en „Steend. van F. Böger” (rechts onder.). „In; H. C. Rogge, Bezoeken op Loevestein in 1624. Dordrecht, H. Lagerwey, 1859. (185). D. 744. 107 1868. Lithografie. 174 z., 185 m. o. x 113. Door W. P. Hoevenaar. Gekleurde litho, Grotius wandelend voorstellende met hoed in de rechterhand en huizen op den achtergrond. Er onder: „W. P. Hoevenaar del. Steendruk van P. W. M. Trap”. Onderschrift: „Huig de Groot”. In: J. v. Lennep, Beroemde Nederlanders, ’s-Gravenhage, Leiden, Arnhem, M. Nijhoff, A. W. Sythoff, D. A. Thieme, 1868. (102). 108 1886. Zincografie. 217 x 120. Achter met tekst bedrukt. Door Mayenhofer. Teekening van het Standbeeld te Delft, onthuld in 1886, gereproduceerd. In: Katholieke Illustratie XX, 1886/7, no. 10. (161). 109 1886. Lithografie. 217 z., 260 m. o. x 120. O. Door J. Krauss. Litho van ’t standbeeld te Delft. Boven: „1886 no. 39 Hugo de Groots standbeeld onthuld”. Onder; „Uitgave van Martinus Nijhoff. Steendruk van J. Krauss, ’s-Hage” en een 5 regelig gedicht van Vondel: „Men stel, gelijk den Rotterdammer Een beelt den wyzen Delvenaar Men paar’ die groote nageburen Wier Faam alle eeuwen zal verduren Zoo sta de Wijsheit op ’t altaar. Vondel”. In; Nederlandsche Spectator 1886, no. 39. (162). 110 1886. Zincografie. 220 z., 273 m. r. x 160 z., 185 m. r. Achter met tekst bedrukt. Door „S. G. A. P. sc.” naar een teekening van „J. C. G.”(reive) In: Eigen Haard 1886, bl. 485. (163). 111 1886. Lithografie. 180 x 100. Bedrukt met tekst achter. Door Walter geteekend. Boven: „Standbeeld voor Hugo de Groot te Delft”. In; Eigen Haard 1886, bl. 531 (163). 112 1886. Lithografie. 117 x 100. O. Door W. Steelink n. Mierevelt. Naar rechts gewend hoofd in een ovaal als middenstuk van een groote prent, gemaakt ter gelegenheid van de onthulling van het standbeeld te Delft. In: [Groene] Amsterdammer 3 October 1886. Bijvoegsel. (164). C. PENNINGEN 113 1687. Gravure. Bovenste penning 47 diameter, onderste 55 diameter. Bedrukt. Anon. copie der beide Grotius-penningen van I. Smeltzing en R. Arondeaux. De bovenste penning geeft die van Smeltzing weer, links de portretzijde, rechts de kist; de onderste vertoont de penning van Arondeaux, evenwel met het portret van Grotius naar links (buiten) gewend; de keerzijde bevat enkel ’t inschrift zonder guirlandes. In: Bizot, Histoire metallique de la République de Hollande Paris, D. Korthemels, 1687, fol. 206. (165). M. 20403. 114« 1688. Gravure. Bovenste penning 47, onderste 55 diameter. Beide penningen als no. 26. Op een plaat, doch het portret van Grotius op de onderste penning (Arondeaux) hier naar rechts gewend, terwijl de keerzijde daarvan met guirlandes is versierd. De bovenste penning is ook een andere gravure dan no. 111. In: Bizot, Histoire Metallique, nouv. ed. Amsterdam, P. Mortier, 1688. Tomé II: „Fig. 66” (165) op een uitstekend stuk van de koperen plaat gegraveerd tegenover bl. 206. M. 20403. h 1690. Gravure als a, doch het cijfer 66 doorgeslagen en vervangen door„70.” In; Bizot, Holl. vertaling van 1690, tegenover bl. 172. (165). c Als a (165), doch nu „fig. 70” rechts boven opnieuw gegraveerd, iets lager met verwijdering van ’t naar boven uitstekend stuk van de koperen plaat. d 1723. Als a doch nu gemerkt links boven Pag. 82 CXLII 1 en 2. In: (J. Ie Clerc), Explication historique des principales medailles frappées pour servir a I’Histoire des Provinces-Unies des Pays-Bas. Amsterdam, I’Honoré en Chatelain, 1723. (166), pag. 82 links middenin en in de 2e editie van 1736. (166). 115 1722. Gravure. 166 X 96. O. F. van Bleyswyck. De beide zijden van de penning van Smeltzing, boven elkander op een bord bevestigd met veel lofwerk. Onderaan: „F. van Bleyswyck del en fecit”. In; Oovergebleeve Rijmstukken Delf, A. Voorstad; Rotterdam, P. Lozel, 1722 en 1731 B°. (82 en 83) bl. 128. 116 1726. Gravure. 49 en 47 diameter. Bedrukt. De Penningen van Smeltzing en Arondeaux op een plaat. De achtergrond is in tegenstelling met die op no. 28 niet horizontaal gearceerd doch wit gelaten. In; G. v. Loon, Beschrijving der Nederlandsche historiepenningen 11, 135. 11, 291. (167). 117 1727. Gravure. 49 en 46 diameter. Door J. C. Philips. De beide penningen, waarbij thans de achtergrond slechts gedeeltelijk is gearceerd, zoodat alleen de inscriptie een blanco ondergrond heeft. Tusschen iedere penning onderaan gesigneerd: „I. C. Philips fee.” In; Brandt en van Cattenburch, Historie 11, 418/9. (86 en 87). Er bestaan afdrukken op groot papier (Coll. B.). S ' 118 1733. Gravure. 49 diameter. De penning van Smeltzing. In J. D. Kohier, Historische Münz Belustung. Nürnberg, 1733 Band V, 153. (182). 119 1737. Gravure. 47 diameter. De penning van Arondeaux. In; I. H. Lochner, Samiung merkwurdiger MedaiUen. Nürnberg, 1737—44. 7 vol. 4°. in deel 111, 345. (183). 120 1763. Gravure. 49 en 28 diameter. De penningen van Smeltzing en van J. Dassier. In: Museum Mazzuchellianum seu numismata virorum doctrina praestantium. Venetiis, 1763. 2 dln. fol. II taf. CIX, no. I en II Taf. CVHI, no. VIII. (184). Naar deze penning van Dassier heeft Antonio Baratti een prent gemaakt tegenover het titelblad van de uitgave. De veritate. Venetiis 1781 (Grotiana I, 1928 no. 12): 1781 Gravure 133 X 80. Borstbeeld, profiel naar links met platten geplooiden kraag, in ovaal, waaronder een cartouche-Louis XV met opschrift: „Hugo Grotius Ex Museo Mazzuchelliano”. Onder het vierkant rechts; „Baratti S”. PI. 8. Collectie van Beresteyn J. Dell! 1582, 84*. Jan de Groot 121 1838. Houtsnede. 52 diameter. Bedrukt achter met tekst. Anon. naar Mierevelt. Reproductie van de penning van Smeltzing, evenwel met een portret met platten kraag naar Mierevelt, aanziend, in plaats van gedrapeerde buste. In; Hollandsch Penningmagazijn voor de Jeugd, Jaarg. 4, 1838, blz. 349. (168). M. 20403. b Idem, van de penning van Arondeaux, ook met een profiel portret met platten kraag. Idem, bl. 348. D. TITELBLADEN 122 1639. Gravure. 108 X 59. O. Door C. v. A. naar ’t portret van Mierevelt. In ovaal, op het titelblad der Poëmata, 1639, 1645 en 1670, de beide eerste bij H. de Voogd te Leiden, het derde bij J. Ravesteyn te Amsterdam uitgegeven. (74 -76). 123 1682. Gravure. 47 X 35 zonder rand op titelblad 283 X 175. O. Door T. Cross Senior, naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts, naar Mierevelt, slecht gelijkend, in ovaal. Op den rand „The Most Excellent Hugo Grotius”. Het komt voor in de linkerbovenhoek op het titelblad van de Engelsche uitgave van De jure belli bij Basset Smith, 1682, f°., naast dat van den vertaler William Evats, in den rechterbovenhoek (42). 124 1693. Gravure. Titelprent 141 x 76. O. Borstbeeld van Grotius als standbeeld op een vierkant voetstuk op het titelblad van de Waarheyt der Christelyke Godsdienst. Rotterdam, B. Bos, 1693. B°. (69). 125 1696. Gravure. 70 x 42. O. Jac. Müller naar een teekening van I. A. Thelot naar Mierevelt. Borstbeeld naar links in een ovaal, waaronder twee engeltjes een papier vasthouden waarop „Hug. Grotij de Jure Belli ac Pacis libri tres”, een en ander op een titelblad, voorstellende een zaal waarin een tafel waarop een opengeslagen boek met „Johan Tesmari Coment. in Grotium” en waaromheen eenige geleerden Iconographie Hugo Grotius 8 zitten en staan. Het titelblad groot 322 x 195. Links: „J. A. Thelot del.”; rechts onder: „Jac; Müller fc Aug V”. Geheel onderaan; „Francofurti ad Moenum Sumtibus Johannis Davidis Zunneri, 1696”. In; De jure belli. ... Frankfort a/M. Zunner 1696. 4°.(9). 126 1805. Gravure. 195 x 140. O. Door H. Eland naar een teekening van J. Goeree. De penning van Arondeaux op een titelblad, waarop in het midden Justitia op een piëdestal zit waarop: „Hugo de Groot van ’t Regt des Oorlogs en Vredes”. Boven een beeld van Justinianus links Oorlog, rechts Vrede. Onder links; „I. Goeree del.”, rechts; „H. Eland fecit”. Geheel onderaan; „TAmsterdam by Francois van der Plaats MDCCV”. In. Drie boecken nopende het recht des oorloghs ende des Vredes Amsterdam, van der Plaats, 1705 4°. en Amsterdam, Schouten, I, 1732, 4°. (28 en 29). M. 2040. 127 1707. Gravure. 178 x 133. Anon. naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts in ovaal (50 X 40) op een zuil, waarop Justitia zit. Links Mars. Rechts Pax. Onder op een rechthoek; „Hugonis Grotii drei Bücher vom Rechte des Krieges und des Friedens”. Titelblad van: Drey Bücher Leipzig, Groschaft, 1707, 4°. (36). 128 Gravure. 175 x 135 O. Anon. n. Mierevelt. Borstbeeld in ovaal naar rechts waarboven „Ruit Hora”. Het portretwordt geflankeerd door Mars en Pax op het titelblad van de uitgave; „Hug. Grotii Libri 111 de Jure Belli et Pacis”; onder den titel twee landschappen in oorlog en vrede. In: J. W. Jaeger, Hugonis Grotii libri tres de Jure belli et pacis observationibus theologicis, moralibus et politicis ülustrati. Tübingen, J. C. Cotta, 1710. B°. (45). Titelblad. 129 1727. Gravure. 250 x 173. O. Door J. C. Philips. Standbeeld op piëdestal op de titelprent van „Het Leven en bedrijf van den Heere Huig de Groot, ambassadeur van Zweden aan ’t Hof van Vrankryk etc. etc.” Links onder: „J. C. Philips inv. et fecit”. Daaronder: „Te Dordrecht en Amsterdam bij Joannes van Braam en Gerard Onder de Dingen. MDCC XXVII.” In: Brandt en Van Cattenburgh, Historie van het leven des heeren Huig de Groot. Amsterdam, J. van Braam en J. Onder de Linden, 1727. fol. fol. en 2e uitgave bij dezelfde uitgevers en A. Woren, 1732. fol. (86 en 87). 130 1728. Gravure. 149 x 89. O. Door J. Lamsveld. Buste naar rechts, op voetstuk, op titelblad. Onder „H: de Groot. Van de Waarheid des Christelyken Gods-diensts”. Onder de gravure rechts; „I. Lamsveld sculp”. In: Van de Waarheit.... A’dam, P. en E. Visscher, 1728. B°. (70). 131 1744. Gravure. 37 X 53. O. Boekdrukkersmerk voorstellende het dessus de porte van het 9e huis van den Dam in de Kalverstraat in „Hugo Grotius”, waar Isaak Tirion te Amsterdam gevestigd was. Thans de winkel van Spijer. Het vertoont de buste van Grotius. In; Tegenwoordige Staat. Deel V (Holland) op het titelblad. (169). Het fraai gebeeldhouwde stuk berust thans in het Rijksmuseum en is afgebeeld o. a. in Buiten, Juni 1928. Af geheeld PI. 26. 132 1748. Gravure. 143 X 82. Anon. naar Mierevelt. Titelprent waarop Grotius aan een tafel zit te schrijven, met landschap op den achtergrond. Bovenaan in een cartouche; „Hier schreibet Grotius des Heylands herbe Schmertzen. Mit Nachdruck auf Papier und lebhafft in die Hertzen.” In; Leidender Christus, Trauer Spiel. Hamburg, C. Herold, 1748. B°. (77). 133 1771. Gravure. 147 x 101. O. Door J. Sibelius. Copie, in verkleind formaat, van den titelprent door J. C. Philips (No. 46). Buste op piëdestal enz. Onder de prent: ~T’Amsterdam by Pieter Spriet en Zoon, Boekverkoopers”. Links onder: „G. Sibelius fecit”. In: Het Leven van Hugo de Gr00t.... Amsterdam, P. Spriet en Zoon, 1771.8°. (89). 134 1800. Houtsnede. 64 X 75. O. Anon. n. Mierevelt. De portretten van Grotius en zijn echtgenoote in ovale medaillons naast elkaar op ’t voetstuk van een zuil. Hieronder; „Te Haarlem, By A. Doosjes Pz., 1800”. (170). In; Doosjes (A.), Historie van de vlucht van Huig de Groot. Haarlem, 1800. B°. 135 1824. Gravure. 76 z., 87 m. o. x 52. O. Door P. Velyn n. een teek. v. J. Smies. Buste in ovale omlijsting tegen den voet van een zuil waarop „Hugo Grotius”, en met allerlei attributen van wetenschap. Dinks onder: „J. Smies del.”, rechts onder: „P. Velyn sculp.” Daaronder; „Te Amsterdam by G. Portielje. MDCCCXXIV”. In; I°.A. C. Oudemans, Het leven en de lotgevallen van Hugo de Groot, in gesprekken. Amsterdam, G. Portielje, 1824, B°., op titelblad. 2°. Idem. 2e druk. 1835. (100 en 101). S. 2140. 136 1827. Gravure. 112 x 115. O. Door W. van Senus, n. Mierevelt. Twee borstbeelden van Grotius en zijn echtgenoote in ovalen omlijst door kransen, vastgehouden door een engel met brandenden fakkel, zwevende in de wolken. Onder; „W. van Senus sculp”. In: J. de Vries, Hugo de Groot en Maria v. Reigersbergen. Amsterdam, ten Brink en de Vries, 1827. B°. (91). Op het titelblad. E. PORTRETTEN, DIE VOLGENS HET ONDERSCHRIFT GROTIUS VOORSTELLENDE, EVENWEL HEM NIET WEERGEVEN 137 Zwarte Kunst. 200 z., 220 m. o. X 154. O. Door C. Schröder naar Rembrandt. Borstbeeld naar rechts met molensteenpijpkraag, in ovaal met vierkanten zwarten ondergrond. Links onder; „peint par Rembrandt van Rijn”, rechts; „gravé par C. Schröder”. Onderschrift: „Hugues Grotius Dedié a Mr. de Meerman, Baron et Seigneur”. Prent naar het portret beschreven onder no. 51, met pendant van Maria van Reigersberch. 138 Gravure. 375 z., 435 m. o. X 325 z., 335 m. r. Door F. Gregori naar de schilderij van P. P. Rubens. Lipsius zittende aan een tafel met Joh. Woverius (van de Wouwer) met de beide gebroeders Rubens naar het schilderij in de Galerie Pitti te Florence beschreven onder no. 42*. De prent is o. a. gereproduceerd in De Prins van 2 Juni 1917, no. 48, blz. 254. 139 Gravure. O. Door Morel naar Rubens. Reproductie naar ’t zelfde schilderij als onder no. 138 met het onderscheid dat deze prent een spiegelbeeld geeft. R. A. In: Mongez, Gallerie de Florence et du palais Pitti, 1789. p 1.7. (171). 140 Gravure. O. Door L. Paradisi naar Rubens als 138. 141 Gravure. 220 z., 225 m. o. X 162. O. Door C. F. A. Macret naar Antonio Moro. Borstbeeld naar links met plooikraag in ovaal. Links onder: „Peint par A. Moro”. Rechts: „Gravé parMacret”. Onderschrift: „HuguesGrotius. De la Gallerie du Palais d’Orleans”. Gravure naar het schilderij, beschreven onder no. 41*. P. 42 in diverse staten. Af geheeld PI. 40. 142 Gravure. 60 X 50. O. Door D. V. Denon naar Rubens. Borstbeeld profiel naar links, met kleinen platten kraag. Deze gravure is gemaakt naar het portret van Woverius, hiervoor beschreven onder no. 42*. P. 28. Af geheeld PI. 40. 143 Gravure. 245 X 192. O. Door A. Fogg, naar Rubens. Borstbeeld aanziend met kanten plooikraag met ketting en penning om, in vierkant. Links onder: „Painted by Rubens”, rechts onder; „engraved by A. Fogg”. In ’t midden „Published as the Act directs May 3, 1796, by A. Fogg, no. 50 New Bondstreet”. Onderschrift „Ftugo Grotius, from the original Picture Painted by P. P. Rubens, in the possession of J. Ward Esqr Tho Whom this Plate is respectfully dedi- cated By his much obliged humbie servant A. Fogg”. In ’t midden van dit onderschrift het wapen van Ward; een gouden leliekruis. P. 29. A fgeheeld PI. 40. 144 1830. Gravure. 120 x 105. O. Door J. Whessell naar Mierevelt. Borstbeeld naar links zonder randwerk. Onderschrift „Hugo Grotius. Philosopher born 1583 died 1645. by J. Whessell Oxford 1830 from a picture by Mariveldt in the Bodleian Gallery”. Prent naar schilderij no. 9*. R. 852. Af geheeld PI. 40. 145 a 1835. Staalgravure. 216 X 163. O. Door J. Posselwhite naar Mierevelt. Zittend aan een tafel, met grooten hoed op, platten kraag, de linkerhand, op tafel, houdt een paar handschoenen vast. Onder de prent: „Engraved by J. Posselwhite. Under the superintendance of the Society for the diffusion of useful knowledge. Bondon, Published by Charles Knight, Ludgate Street”. In: C. Knight, Gallerie of portraits. Bondon, 1835, IV, 201. (172). Men zie over dit portret hiervoor no. 49*. A f geheeld PI. 40. b 1853. Als a, doch met ander onderschrift; „Grotius from the original Picture by M. J. Mirrevelt in the possession of the Publisher”. In: Portrait Gallery of distinguished poets. Bondon, 1853, I, 267. (173). R. 894. In: Motley, Rise of the Dutch Republ. ed. Griffes 1898, komt op blz. 806 een reproductie voor enkel met het onderschrift Grotius (102 X 95). (174). 146 Rotogravure. 238 x 214. Reproductie van het schilderij in ’t Rijksmuseum dat vroeger Oldenbarnevelt heette voor te stellen met het onderschrift; „Hugo de Groot, de beroemde Nederlander, die van 1583 tot 1645 leefde en in zijn werken „Over het recht van Oorlog en Vrede” en „De vrije zee” den grondslag legde voor internationaal Volkenrecht. Zijn geschriften, die thans nog geraadpleegd en bestudered worden zijn in bijna alle talen overgezet”. Op de voorpagina van Panorama 23 April 1919. (175). 147 Lichtdruk. 50 X 39. O. Naar het miniatuurportret van Alexander Cooper, beschreven onder no. 53*. Aanziend borstbeeld met zeer lang haar, en platten kraag, puntbaard en snor, ovaal. Onderschrift; „Hugo Grotius I. C. Miniature in oil colour on copper by Alexander Cooper 1| x 1| in black jerkin, blue background. From the Collection of Mr. Talbot Hughes”. In: Op het titelblad van W. Lee, The jurisprudence of Holland, 1926. (176). Af geheeld PI. 40. Tabel I VERGELIJKENDE LIJST DER PRENTEN Prent M D R waar aanwezig l P N” Boek Prent M D R waar aanwezig P 0) O « i 2013 702 837 V 33 84 15 2148 V 40/1, 2 PL 72/3, 3 a 2034 847 KB 111/2 78 3 b ,, BL 113 16 876 B 20 3 c ,, 848 KB 114 17a 2020 682 868 V 6 57 3 d J} BL 115 176 2020 682 868 V 6 1 3e B 21 18 845 PA 119 4 a 2035 PA 1 a 19 2033 684 844 KB 120 4b ,, G 16 20 2026 874 KB 43 121, 5 2030 675bis 842 PL 3 79/80 6 2031 843 KB 16 116 21 2019 680 861 PA 18 122 7 2032* 692a 846 G 46 22 2020 682 870 V 2 en 5 8 2038 839 V 48, 81 23 2141 670 V 44 64 9a 2040' 699 850 V 17 47 24 2020 682 868 V 3/4, 6/7 9b ,, V 17 27 11/13 9c ,, V „ 61/3 25 2018 674 856 V 50 58, 123 9 d V ,, 52 26 a 2147 679 862 KB 41 124 9e V ,, 53 266 2147 679 862 KB 41 125 10 2154 PL 14 27 20392 706 KB 126 1 la 2015 673 PA 28 20393 B 19 11 b 26 29 2020 682 868 V 5 8, 10 11c ,, 673 859 V 27 66 16/17 11 d ,, „ V 55/6, 30 20391 697/8 841 KB 127 59/60, 31 KB 23 128 177/8 32 872 KB 129 12 2016 681 858 V 49—51 33a KB 39 130 13a 2036 BL 2 117 336 L 130 13& ,, 690 BL „ 118 34 2021 689 875 KB 35 131/2 14 2148 BA 25 71 35 V 9 37/9 Prent M D R waar aanwezig P N° Boek Prent M D R waar aanwezig P N° Boek 36a 2025 871 V 24 14/5, 64 712 899 G 18/9, 65 BL 140 21/2 66 BO 141 36 6 V , 21, 25 67 882 142 37 45 68 2145 PA 38 880 KB 13 44 69 PL 46 39a 2027 676 863 V 34a 30, 33 70 B 39 6 V 346 31 71 KB 143 39 c V 32, 72 26 34/5 73 B 40 144 40 2029 691 133 74 890 KB 145 41 2153 860 L 22 75 883 42 W 8 76 T 77 891a BO 146 43 2017 671 854 V 36 86/7, 78 a BO 89, 90, 786 „ BO 147 103 78c BO 148 44 2037 683 849 V 88 79 St 149 45 V 88 80 693 891 B 146 46 2155 687 893 V 88 81 694 47 V 65 82 KB 94, 181 48 2022 686 889 KB 37 43, 54, 83 a BO 150 134 836 BO 151 49 2028 677a 864 V 23/4 83c B 50 a V 67 83 d 677 879 B 506 V 68 84 KB 152 51 PA 85 KB 153 52a 888 B 30 96 86 St 154 526 KB Sla 97 87 PL 52c G 316 98 88 KB 155 53 BA 4 135 89 B 156 54 32 90 KB 55 701 873 BL 136 91 L 56 877 PA 92 881 KB 157 57 BO 137 93 PA 158 58 2024 695 878 V 49 99 94 V 105, 59 2152 685 866 159 60 700 St 47 138 95 B 61 2024* 703/5 885 BA 48 85 96 AH 62 2024** 707 884 V 106 97 2032 678 840 AH 63 20394 886 St 139 98 734 851 ö D N CU M D R waar aanwezig P V O m o £ Prent M D R waar aanwezig P N° Boek 99 BA 121a KB 168 100a st 1216 KB 168 1006 st 122 V 74/6 100c st 123 V 42 lOOrf st 124 895 V 69 101 901 KB 38 100 125 V 9 102a 2156 777 V 95 126 V 28/9 1026 2156 777 V 91 127 20402 855 V 36 103 B 128 892 PL 7 45 104 V 94 129 V 86/7 105 B 130 V 70 106 744 B 131 KB 169 107 897 KB 102 132 V 77 108 KB 161 133 896 V 89 109 KB 162 134 KB 170 110 KB 163 135 2140 880 V 100/1 111 KB 163 136 887 V 91 112 KB 164 137 113 20403 KB 11/2 165 138 PA 114a 20404 KB 165 139 171 1146 „ KB 165 140 114c KB 165 141 B 42 114 d „ KB 165 142 28 115 V 82/3 143 29 116 KB 167 144 852 117 710/1 898 V 86/7 145a 894 BA 172 118 KB 182 1456 BA 173/4 119 KB 183 146 KB 175 120 KB 184 147 V 176 Tabel II LIJST VAN BOEKEN MET EEN PORTRET A . WERKEN VAN HUGO GROTIUS N° CB R N°der Prent M D R P 1 32 25 De jure belli ac pacis, A’dam, 1670 175 2020 682 868 6 2 33 26 idem, Jena 1673 22 870 6 3 34 27 idem, A’dam 1680 24 „ »» 868 4 35 28 idem, Haag 1680 24 „ *> „ 5 36 idem, Jena 1680 22 „ II 870 6 6 37 29 idem, A’dam 1689 24 „ » 868 7 38 De jure belli ac pacis, A’dam 1689 24 ,, )) 8 39 30 idem, Frankfort 1691 29 ,, II >> 5 9 42 33 idem. Frankfort 1696 125 10 43 34 idem, Frankfort 1699 29 ,, »» ,, 5 11 44 35 idem, A’dam 1701 24 ,, II 12 45 idem, A’dam 1701 24 „ 13 46 idem, A’dam 1702 24 „ „ 14 48 38 idem, A’dam 1712 36 a 2025 871 24 15 49 39 idem, A’dam 1712 36 a ,, „ „ 16 50 idem, Frankfort 1718 29 2020 682 868 5 17 51 idem, Frankfort 1719 29 »» ,, 18 52 40 idem, A'dam 1720 36a 2025 871 24 19 53 41 idem, A’dam 1720 36a ,, „ , 20 — 42 idem, A'dam 1734 36a „ „ „ 21 55 44 idem, A’dam 1735 36 b )} „ 22 56 45 idem, A’dam 1735 36 a „ „ „ 23 58 47 idem, Lausanne 1751 49 2028 677a 864 24 59 idem, Lausanne 1758 49 ,, 25 61 49 idem, Utrecht 1773 36 b 2025 871 24 26 63 idem, Washington 1913 11 b 2015 673 857 27 N° CB R N° der Prent M D R P 27 65 51 Drie boecken nopende het Rechts des oorloghs, Haarlem 9b 2151 699 850 17 1635 28 68 53 idem, A’dam 1705 126 20402 29 69 idem, A'dam 1732 126 30 73 57 Le droit de la guerre, A’dam 112A 39a 2027 676 863 34 31 74 idem, A’dam 1729 39 b 32 75 58 idem. Basel 1746 39 c 33 76 59 idem. Leiden 1759 39 a 34 77 60 idem, Basel 1768 39 c 35 78 idem, Leiden 1768 39c 36 80 62 Drey Bücher vom Rechte des Krieges, Leipzig 1707 127 7 37 81 63 idem. Frankfort 1709 35 9 38 82 idem, Frankfort 1721 35 39 83 idem, Frankfort 1728 35 40 85 Of the law of Warre, London 1654 15 2i48 25 41 86 idem, London 1655 15 25 42 87 idem, London 1682 123 43 92 idem, Washington 1901 48 2022 44 131 [Scheffer, (J.)], Hugo Grotius enucleatus Helmstedt 1693 38 880 45 133 37 Jager (J. W.), Hugonis Grotii libri tres, Tübingen 1710 128 892 46 194 105 Inleiding tot de Holl. Regtsge leerdheid, A’dam 1631 7 2032* 692 846 47 195 106 idem, Haarlem 1631 9a 2151 699 850 17 48 196 107 idem, Rotterdam 1631 8 2038 839 49 197 108 idem, Haarlem 1636 12 2016 681 858 50 198 109 idem, Haarlem 1639 12 51 199 110 idem, Haarlem 1641 12 52 205 116 idem, Delft 1657 9 d 2151 699 850 17 53 206 118 idem, A’dam 1667 9e 54 236 The opinion as contained in the Holl. Consult London, 1894 48 2022 55 238 142 Annales et historiae de rebus Belgicis, A’dam 1657 11 d 2015 673 859 27 56 239 idem, A’dam 1657 11 d 27 57 240 143 idem, A’dam 1658 17 a 2020 682 868 6 58 242 145 'ieder 1. Jaarboeken, A’dam 1681 25 2018 674 865 50 N° CB R N°der Prent M D R P 59 243 146 Annales et histoires des trou bles du Pays Bas, A’dam 1662 1 ld 2015 673 859 27 60 244 idem, Paris 1672 1 ld 2015 „ „ „ 61 254 153 Tractaet van de Oudtheyt, Haarlem 1636 9c 2151 699 850 17 62 255 154 idem, Haarlem 1639 9c „ „ >» „ 63 256 155 idem, Haarlem 1641 9c „ „ ,, „ 64 272 163 Opera omnia theologica, A’dam 1679 23 2141 670 44 65 273 164 idem, Basel 1732 47 66 277 168 Annotationes in libros Evange liorum, A’dam 1641 11c 2015 673 859 27 67 281 171 Annotationes in Novum Tes tamentum, Erlangen 1755 50a 68 282 idem, Halle 1769 506 69 349 223 Van de Waerheyt der Chxiste lyke Godsdienst, R’dam 1693 124 895 70 351 225 idem, A'dam 1728 130 71 365 Two discourses, London 1652 14 2148 72 367 237 idem, London 1658 15 „ 25 73 368 238 idem, London 1669 15 „ n 74 440 281 Poëmata Collecta, Leiden 1639 122 75 442 282 idem, Leiden 1645 122 76 443 283 idem, A’dam 1670 122 77 471 306 Leidender Christus, Hamburg 1748 132 77a De veritale Venetiis 1781 120 78 516 349 Sophompaneas or J oseph, Lon don 1652 15 2148 25 79 523 356 Bewys van den waren Gods dienst, A’dam 1720 20 2026 874 43 80 524 357 idem, A’dam 1728 20 „ „ 81 528 361 Wtlegginghe des alg. Sent briefs, R’dam 1644 8 2038 839 82 544 370 Oovergebleeve Rymstukken, Delft 1722 115 83 545 371 idem, R’dam 1731 115 84 549 374 Martiani Minei Felicis Capellae, Satyricon, Leiden 1599 1 2013 702 837 33 85 588 407 Anthologia Graeca, Utrecht 1795 61 2024* 703 885 48 B. WERKEN OP GROTIUS BETREKKING HEBBENDE N° GB N° der Prent M D R P 86 662 Brandt (C.), en A. v. Gatten burch, Historie v. ’t leven, Leiden 1727 1.43 2017 1671 (?02 837 854 33 36 87 663 idem, A’dam 1732 117/129 710 898 88 664 [Lehmann (P. A.)], Hug. Grot. Manes, Delft 1727 44/6 ƒ2037 J2155 683 687 849 893 89 670 Het leven van H. de Groot, 1854 \896 A’dam 1771 43/133 2017 671 36 90 673 idem, A’dam 1793 43 671 854 36 91 677 Vries (J. d.), H. de Groot en M. v. Reigersbergen, A’dam 1827 102 136 2156 777 887 92 680 Gurgel do Amaral, Ensaio sobre a vida, Paris 1903 12 2015 673 859 27 93 682 Vreeland /H.), Hugo Grotius, New-York, 1917 43 2017 671 854 36 94 693 [Boonzaajer en Merkes], Aanteek. betr. Loevestein, Gorinchem 1840 / 82 \ 104 694 95 703 Afbeelding van Hugo de Groot als metselaar. Leiden 1793 102 2156 777 96 717 Savérien Histoire des philos. mod., Paris 1761 52a 888 30 97 idem, 2e dr.. Paris 52 b 31 98 idem, 3e dr., Paris 1773 52c 99 721 [Moens (P.)], H. de Groot in zeven zangen, A’dam 1790 58 2024 695 878 49 100 724 Oudemans (A. C.), Het leven v. H. de Groot, A’dam 1824 135 2140 880 101 725 idem, Leiden 1835 135 102 727 Lennep (J. v.). Beroemde Nederlanders, Haag 1868 107 897 103 730 Vorsterman v. Ooyen (A. A.), H. de Groot en zijn geslacht. A’dam 1883 43 2017 671 854 104 734 Wereldberoemd en ongelukkig, Voor ’t Jonge Volkje 1892 N° GB R N°der Prent M D R P 105 741 Knight (W. S. M.), Hugo Grotius, London 1921 94 106 749 Cras (H. C.), Laudatio H. Gro tii, A’dam 1796 62 2024** 707 884 107 777 Vogel (W.), Hugo Grotius, Berlin 1918 43 2017 108 796 Weiss (A.), A propos du troisième centenaire, 1925 11c 109 842 Wynmalen (T. C. L.), Waarom een standbeeld, Delft 1886 110 845 H. de Groot 1583—1645, Haag 1914 48 C. ANDERE WERKEN WAARIN EEN PORTRET VAN GROTIUS VOORKOMT N° N° der Prent M D R P 111 Illustris Academiae Lugd. Bat. 1613 3a 2034 112 Icones virorum ac vitae Prof. Lugd Bat. 1617 3a 113 Meursius (J.), Athenae Batavae Leiden 1625 3b 16 114 Les vrais pourtraits, Leide, P. v. d. Aa, 1715 3c 115 Effigies fundatoris, curat, Prof., Leide, P. v. d. Aa, 3 d 21 116 Baudart (W.), Memoryen ofte Gort Verhael, Arnhem 1624 6 2031 843 16 117 Boissardo (J, J.), Bibliotheca chal cographica, 1645 13a 2036 690 2 118 idem, 1650, 136 119 Waerachtige Historie v. ’t geslacht v. J. v. Oldenbarnevelt. Ie dr. 1669 18 845 120 idem. 2e dr., 1670 19 2033 684 844 121 idem, 4e dr., 1670 20 2026 874 43 122 Brandt, (G.), Historie der Refor-21 2019 680 '861 18 matie i23 Leti (Greg.), Teatro Belgico 25 2018 674 856 60 N° N° der Prent M D R P 124 Bullart (I.), Acad. des Sciences, 1682 en '95 26 a 2147 679 8621 4 125 Foppens (J. F.), Bibl. Belgica 1739 26b 126 Freher (P.), Theatrum virorum, 1688 27 20392 706 127 Pars (A.), Index Batavus, 1701 30 20391 697 841 128 Histoire abrégée des Prov. Unies, 1701 31 23 129 Aubery (L.), Gedenkschr. v. Hoü., 1704 32 872 130 Vassor (M. Ie), Histoire de Louis XIII 33 39 131 Vondels Palamedes, 1707 en 1736 34 2021 689 875 35 132 Onpartijdig Chronyxken. 5e dr., 1730 34 133 Recueil de portraits des personnes qui se sont distinguées, 1727 40 2029 691 134 Wagenaar (J.), Vaderl. Historie X 48 2022 686 889 37 135 Schröckh (J. M.), Abbild. berühm ter Gelelirten, 1766 53 4 136 Fokke (E.), Amsteldam, en zijn ge schied. in ’t kort, 1788 55 701 873 137 Martinet (J. F.), Het vereenigd Nederland, 1790 57 138 Almanak voor de Vaderl. familiën, 1790 60 700 47 139 Vaderl. Zakboekje voor 1798 63 2039* 886 140 Fokke (A.), De Vaderl. Historie in Themata 1801 65 141 Fokke (A.), De wegen des levens, 1809 66 142 Bildnisse berühmter Gelehrten, Zwickau 1819 67 882 143 Galerie choisie d’hommes célèbres, 1822 71 144 Histoire des Pays Bas 73 40 145 Ader (J.), Plutarque des Pays Bas, 1828 74 890 146 Geschied, der Nederl. voor de jeugd 1830 77 147 Nederl. Magazijn, 1835 78 b 891a 148 Omnibus Nederl. Prentenboek, 1850 78 c PI. 9. Museum Delft M. Mierevelt, 1640. 89*. Maria van Reigersberch Iconographie Hugo Grotius 9 N° N° der Prent M D R P 149 De leidsman der Jeugd 79 150 DeberoemdeNederl.Kinderen, 1841 83a Nieuw Nederl. Prentenboek, 1848 83 6 151 Arend (J. P.), Alg, Geschied, des 152 Vaderl., 1841 85 677 879 Oven (M. S. v.). Geschied, v. Ne -153 derl., 1852 85 Lennep (J. v.), De geschied, des 154 Vaderl., 1855 86 Lennep (J. v.), Vondels Werken IV 155 1858 88 Kath. Illustratie V, 1871/2 89 156 Holl. Illustratie 1883 92 881 157 A Series of 406 hist. portraits 1890 93 158 Phillimore Three Centuries, 1919 94 159 Wagenaar Bijv. X, 1791 101 901 38 160 Kath. Illustratie 1886/7 108 161 Nederl. Spectator 1886 109 162 Eigen Haard 1886 103/11 163 (Groene) Amsterdammer 1886 112 164 Bizot, Hist. Metall. 1687—1690 113/4 20403 11. 12 165 Clercq (J. Ie), Explication histori -166 que, 1723 en 1736 114 2040* 710a 167 Loon (G. v.), Beschrijving der Ne derlandsche Historipenningen 116 168 Holl. Penningmag.v. d. Jeugd, 1838 121 169 Tegenwoordige Staat Dl. V, 1744 131 170 Loosjes (A.), Historie van devlucht van Huig de Groot. 2e dr., 1800 134 171 Mongez, Gallerie de Florence et du palais Pitti, 1789 139 172 Knight (C.), Gallery of portraits IV 1835 145a 894 173 Portrait Gallery of distinguished poets, 1853 1456 – 174 Motley, Rise of Dutch Republic, 1898 145 175 Panorama 23 April 1919 146 176 Lee (W.), The jurisprudence of Holland, 1926 147 177 Eigen Haard, 1883 bl. 185 11c 178 Seidütz (W. v.), Allg. hist. Portrat werk, 1894 11c N° N° der M D R Prent 179 Hirth (Dr. G.), Les Grands illustrateurs III 11c 180 Rogers, Story of Holland, 1889 48 181 Graaf (M. H. de), Het H. de Grootfeest, Leeskab. 1883 82 182 Kohier (J. D.), Hist. Münzbelustung Nürnb. 1733 118 183 Lochner (J. H.), Saml. merkw. Medaillon, Nürnb. 1737 119 184 Museum Mazzuchellianum, Venetiis, 1763 120 185 Rogge (H. C.), Bezoeken op Loevestein in 1624 Dordrecht 1859. 106 Tabel 111 VERGELIJKEND OVERZICHT VAN MULLER EN VAN SOMEREN Muller ] Gat. | Delft R’dam Parijs Muller of v. Someren Cat. Delft R’dam Parijs 2013 1 702 837 33 2038 8 839 2014 1 2039' 30 697 841 2015 11 673 859 27 20392 27 706 2016 12 681 858 20393 28 19 2017 43 671 854 36 2039* 63 2018 25 674 856 50 2040* 9 699 850 17 2019 21 680 861 18 20402 127 (17 22 20403 113 11, 12 2020 124, 29 682 870 6, 6 2040* 114 2021 34 689 875 35 2140 135 880 2022 48 686 889 37 2141 23 670 44 2024 58 695 878 49 2145 68 2024» 61 703 885 48 2146 7- 692 846 2024** 62 707 884 2147 26 679 862 41 2025 36 871 24 2148 14, 15 25 2026 20 874 43 2149 44 683 849 2027 39 676 863 34 2150 7 692 846 2028 49 677a 864 2151 9 699 850 17 2029 40 691 2152 59 685 866 2030 5 675bis 842 2153 41 860 22 2031 6 843 16 2154 10 14 2032 97 678 840 2155 46 687 893 2032* 7 692a 846 2156 102 777 2033 19 684 844 I 16 84 677 879 2034 3 848 3,16,21 I 42 25 50 2035 4 1 I 46 6 16 2036 13 690 2 I 30 30 2037 44 683 849 bl. 184 81 700 ALPHABETISCH REGISTER DER SCHILDERS (s), GRAVEURS (g), TEEKENAARS (t), LITHOGRAFEN (1), UITGEVERS (u), EN DICHTERS (d) A (C. v.) g 122 Cross (Th.) g 14/5, 123 Aa (P. v. d.) u 3 Armessin (N. Darton (W.) u 72 de 1’) g 26 Delff (J.) s 1*, 71* Arum(R. J. v.) g 78 Delff (W.) g 11 Assendelft (N. Delfos (A.) g t 102 v-) d 9 Demanne 1 69 Aubry (P.) g 41 Denon (D. V.) g 142 Deshay (J. B.) t 52 Balen (P. G.) u 100 Desroches (E. Baratti (A.) g 120 JO u 40 Bary (H.) g 19 Dubourg (L. Blanchon (J. F.) s 35* W.) g 52 Dumoustrier Blaauw (W.) u 11 (G.) s 13* Bleyswyck(F.) g 115 v. Dyck (A. v.) s 50* Böger (F.) 1 106 Bol (F.) s 76» Eland (H.) g 126 Borch (G. t.) s 73* Elger (W. den) d 34 Bousquet (M. Elink Sterk M.) u 49 J- C.) s 82* Brandt (G.) d 21, 25 Bray (J. d.) s 38* Fogg (A.) g 143 Bray (S. d.) s 67* Frangois (J. Broen (W. d.) g 36 C.) g 52 Buys (J.) t 55, 58 Franken Pz. (JO g 95 c. (J.) g 81 Fritsch (J. C. Calisch (M.) t 88 G.) g 54 Chapman (J.) g 93 Chovin (J. A.) u 39 Gapon (J.) g 40 Colleye 1 74 Gaesbeeck (A. Cooper (A.) s 147 v.) s 40* Craesbeeck (J. de Gheyn (J. v.) s 40* d.) g 1,96 Goeree (J.) t 126 Mierevelt (M.) s llv, 14*—34*, Goltzius (H.) s 4* 38 36*, 39*, 49* Gregori (F.) g 138 55*, 58*, 68* Greive (J. C.) t 110 70*, 72*, 75* Gunst (P. v.) g 34, 39, 43, 68 81* Moreelse (P.) s 52* HaastertQ.v.) g 63 Moro (A.) s 140 Halen (A. v.) s 61* 62* Morel (A. A.) g 139 Hals (F.) s 47* 48* Müller (J.) g 125 Heinsius (D) d 11 Munnickhuy -Hoevenaar W. sen (J.) g 23 P.) 1 107 Homeer (H.) u 82 N g 73 Hubraken (J.) g 43, 48 Neumann (A.) g 90 P. (S. G, A.) g 110 Jansen v. Geu -Paradisi g 140 len (C.) s 74* Passé (C. d.) g 12 Jelgerhuis (J. Paupie (P.) u 1006 J-) t 99 Philips (J. C.) g 42, 117, 129, 133 Jelgerhuis Posselwhite (R.) g 51 (J). g 145 Jonker (C. d.) g 101 Junius (T.) d 101 Ravesteyn (J. 2*, 3v, 7*, 8*. v.) s 54* Keyser (Th, Reckleben (J. d.) s 83* F. C.) g 84 Kitsen (G.) g 99 Redinger (D.) g 37 Komen (J.) d 59 Rees (W. K.) s 10* Krauss (J.) 1 109 Rembrandt s 51*, 68 Roman (A.) u 12 Lamsfeld (J.) g 33, 130 Rubens (P.) s 42*—46*, 143 Landon u 73 Langewegh Sally (J. F. J.) g 42 (D.) u 100 Schouman(A.) t 48 Last (C. C. A.) t 106 Schröder (C.) g 137 Lichtensteger Schule (C.) g 56 (JO • g 50 Senus (W. v.) g 136 Lingeman (L.) 1 86 Sibelius (J.) g 133 Loosjes (A.) u 134 Sluyter (D. J.) g 88, 92 Smies (J.) t 66, 135 Macret (C. F. Soetens u 81 A.) g 138 Sprayt (J. v. Maes (E. v. d.) s 9* d.) g 59 Mare (P. d.) g 102 Stadlmair 1 77, 80 Matham (Th.) g 47* Steelink (W.) 1 112 Mayenhofer t 108 Stercklein (F. Meyer (A.) u 100 A.) g 47 Steyn (J.) g 79 Vinkeles, R. g 58, 61, 62 Swanenburch Visscher (C. J.) u 96/8 (W.) g 3, 13, 96 Vivien g 71 Vondel (J. v. Thelot (J. A.) t 125 d.) d 43, 109 Tirion (I.) u 48, 131 Vries (A. de) s 13* Tookey (J.) g 68 Trap (P. W. Wachsmann M.) 1 107 (A.) g 67 Walker (E.) t 94 Veelwaard Walter t 111 (D.) g 66 Wenne (A. v. Velyn (P.) g 135 d.) g 25 Vermeulen Whessels (J.) g 144 (F-) 1 87 Wykersloot Vigneron (P. (J-) s 77* R.) t 69 Wysman (I.) g 65 Vinkeles, H. g 55 OPENBARE VERZAMELINGEN DIE EEN PORTRET VAN GROTIUS BEZITTEN Amsterdam Rijksmuseum 18*, 40», 54* Remonst. Broederschap 26* „ Universiteil 27*, 28* „ Museum Fodor B. Antwerpen Museum Kums 44* Braunschweig Gemaldegallerie 51* Landesbibliothek 29* Chantilly Musée Condé 20* Delft Gemeentemuseum 34*, 89* „ Stadhuis 14* Dublin National Gallery 22* Florence Gallerie Pitti 45* Genève Bibliothèque publique 35* Gouda Gemeentemuseum 5* ’s-Gravenhage Gemeentemuseum 21* Raad van State 15» Vredespaleis 10* Haarlem Teylers’ Museum 4* Leiden U niversiteitsbibliotheek 8*, 19* München Alte Pinakothek 42* Oxford Bodleian Library 9*, 11* Upsala Universiteit 31* Wörlitz Gothaisches Haus 6* PI. 10. Collectie Cornets de Groot J.Delff? 1587 I*. Hugo Grotius. PI. 11 H. Goltzius, + 1601 Museum Teyler, 4*. HugoGrotius? PI. 12 Museum Wörlitz 1610 6*. HugoGrotius? PI. 13 Bodleian Library Oxford, E. v. d. Maes? 9*. HugoGrotius? PI. 14 Bodleian Library Oxford ]. v. Ravesteijn ? 11*. Hugo Grotius. PI. 15. ]. de Gheijn, 1599, 1. Hugo Grotius PI. 16. + 1615. 5. Hugo Grotius PI. 17, W. Delff, 1632 11 a. Hugo Grotius PI. 18. A. de Vries? 1629. 48. (13*). Hugo Grotius PI. 19, J. Houbraken, 1727 43. Hugo Grotius. PI. 20. 46. Hugo Grotius. PI. 21 J. C. Frangois, 1761 52a. Hugo Grotius. PI. 22, F. Vermeulen, 87. Hugo Grotius. PI. 23, 94. Hugo Grotius, PI. 24. ]. Franken Pzn., 1925, 95. Hugo Grotius PI. 25 G. Swanenburg, 1600. 96. Tocht van den Zeilwagen. PI. 26, 131. Dessus-de-porte. Kalverstraat, Amsterdam PI. 27 10. 1631. 8. H. Bary, 1670. 19. 1688. 27, 16, 1680. 24, PI. 28, W. Swanenburch 1613. 3. Museum Gouda. s*. Grotius en Maria v. Reigersberch. 9. 1624. 6. C. J. Visscher, 1619. 98. C. J. Visscher, 1619. 97 PI. 29, 1712. 38. 1636. 12. R. Jelgerhuis. 51 1727. 44. 70, 1809. 66, PI. 30. 1790. 57. 1828. 74. 75. 64. 1841. 83, 1838. 80. PI. 31 ). Delff, 1582, Collectie C. de Groot 86*. Alida van Overschie PI. 32, Collectie van Beresteyn. M. Mierevelt, 1636. 85*. Jan de Groot. PI. 33 Collectie Prins v. Westdorpe, M. Mierevelt 87*. Alida van Overschie PI. 34 Sasbouthofje Delft. A. Hanneman, 1660. 88*. Willem de Groot PI. 35 Collectie Kneppelhout 1591 38*. Stelt Grotius niet voor PI. 36, Collectie Quarles v. Ufford, M. Mierevelt? 39*. Stelt Grotius niet voor PI. 37, Alte Pinakothek München. P. P. Rubens. 42*. Johannes Woverius. PI. 38, Gemaldegalerie Braunschweig. Rembrandt 51*. Stelt Grotius niet voor. PI. 39, Collectie lm Obersteg-Basel A. van Dijde ? 50*. Stelt Grotius niet voor. PI. 40 C. F. A. Macret. 141. A. Fogg. H 3. D.V. Denon. 142 J. Posselwhite. 145. J. Whessel. H 4, A. Cooper. H 7 traits que possible. De cóté et d’autre ont été trouvés ultérieurement encore quelques portraits peints, notamment celui de 1617. Après les portraits en ordre chronologique reproduisant I’image de Grotius, sont énumérés dans une liste de 83 portraits tous les portraits retrouvés ainsi que tous les portraits au nom de Grotius figurant dans les catalogues de vente publique et des livres. Comme on ignore le lieu de séjour du plus grand nombre de ces derniers, on ne peut pas vérifier si Grotius est effectivement représenté. de oogen is gekomen, waarvan vaststaat dat het een origineel portret is en dat het Grotius voorstelt. Een aantal dezer portretten is ons alleen bekend door de veilingscatalogi. Waar zij zich bevinden en hoe zij er uitzien is niet na te gaan en wij moeten dus op gezag dengenen, die ze wel zagen en dit beoordeelen konden, aannemen dat de voorgestelde persoon De Groot niet is. Als schilders van Grotius verdwijnen op die manier: 801, Ter Borch, De Bray, Delff, Hals, Janssen van Geulen, Moreelseen Wykersloot. Van het portret dat Jos. van Craesbeeck geschilderd zou hebben schrijft Altkirch, Spinoza im Portrat bl. 70: „Es sind von ihm eine Anzahl Portrats bekannt, so malte er u. a. Hugo de Groot”. Altkirch heeft zich hier vergist. Hij heeft hier den schilder Joost van Craesbeeck verward met Adriaen van Gaesbeeck, wiens portret van een jongen man in een studeervertrek, aanwezig in het Rijksmuseum te Amsterdam (no. 943), langen tijd is doorgegaan voor dat van Hugo de Groot. Kram I 294 vermeldt het en in Moes en Van Biema, De Nationale Konstgalerij en het Koninklijk Museum bl. 44, 45, 196 kan men lezen hoe het Rijk aan dit schilderij gekomen is. Natuurlijk kan Van Gaesbeeck Grotius niet hebben geschilderd op twaalfjarigen leeftijd; want Grotius was al 38 jaren oud, toen Gaesbeeck het licht zag (1621). En als deze schilder een vroeger schilderij tot voorbeeld heeft genomen, dan treft het ons dat hij dan zijn sujet heeft voorgesteld in kleederdracht van + 1650 terwijl Grotius in 1583 was geboren. Dit portret moet dus geschrapt worden, uit de lijst evenals het volgende van A. Moro. In de Galerie du Palais d’Orléans hing een portret in eind-16e eeuwsche kleederdracht dat door A. Moro zou zijn geschilderden door Macret is gegraveerd. Wij hebben hier natuurlijk niet met Grotius te doen, want A. Moro stierf in 1575 en Grotius werd eerst acht jaren later geboren. De portretten van Goltzius, Van Dyck, Van der Maes, Rembrandt en Rubens zijn ons bekend. Hierover kan dus worden gesproken. Op naam van Goltzius staan twee portretten. Beginnen wij met het portret van Goltzius, dat Moes onder 2964 no. 1 aldus beschrijft: „Door H. Goltzius? 1591. Bij den Heer Kneppelhout van Sterkenburg op den huize Sterkenburg bij Doorn. Afk. van de verkooping Dr. Lelie te Leiden. Tent. Amsterdam 1845 als door Jac. de Bray (Konst- en Letterbode 1847 I. 325)”. Moes betwijfelt zelf of het Grotius voorstelt, en terecht. De eigenaar was zoo welwillend het op de Grotius-tentoonstelling in te zenden, bij welke gelegenheid bleek, dat met de data op het schilderij geknoeid was. Er staat thans op „TEtatis 7f 1591 doch de cijfers sen 9 zijn later er op geschilderd, en vervangen vermoedelijk de cijfers 6 en 2, welk jaar (1621) met de kleederdracht ook beter zou overeenkomen. De toeschrijving van dit portret aan Jac. de Bray is volstrekt onmogelijk. Deze jongste zoon van den in 1597 geboren Salomon de Bray kan m 1590 Grotius niet hebben geschilderd, ook niet het portretje van 1621, als wij de cijfers veranderen. Het andere aan Goltzius toegeschreven portret bevindt zich in Teylers Museum en is hierna onder F. beschreven (no. 4*). Hier is de kans grooter dat wij inderdaad met Grotius te doen hebben. Kubens zou Grotius tweemaal geschüderd hebben, eens opeen groep van vier personen: Prof. Lipsius en Grotius aan een tafel gezeten met de gebroeders Rubens; vervolgens een borststuk, dat sprekend gelijkt op de zittende figuur van voormelde groep die Grotius zou voorstellen. Het groote schilderij, dat 167 X 143 meet, bevindt zich in het Museum Pitti te Florence, en is ook gegraveerd door Gregori, Morel en Paradisi. Het is gebleken dat de voorgestelde persoon, zittend ter linkerzijde aan tafel, niet Huig de Groot is, doch Jan van de Wouwer (Woverius), zoodat ook Rubens uit de lijst der Grotiusportrettisten geschrapt moet worden. Zoolang echter van het door Rubens geschilderde portret in de Pinakothek te München photo’smet het onderschrift „Bildnis des Hugo Grotius(?)” door de firma Bruckmann te München in den handel worden gebracht, zoo lang zal wel de meening blijven voortleven dat men met een portret van Grotius heeft te doen. Met Rembrandt staat de zaak anders. Het portret is gedateerd 1632, dat door een overschildering is gewijzigd in 1631. Dit is juist de tijd gedurende welken Grotius in ons land was. Hij kwam 29 Oct. 1631 te Rotterdam, vertrok 9 Dec. d.a.v. naar Amsterdam, alwaar hij verbleef tot zijn vertrek naar Hamburg, op 17 April 1632. Het is dus allerminst uitgesloten dat hij gedurende zijn viermaandsch verblijf te Amsterdam door Rembrandt op het doek is gebracht. Indien wij echter ook Rembrandt’s portret uitschakelen is het dus niet omdat dit schilderen onmogelijk of zeer onwaarschijnlijk is, maar omdat het portret geen gelijkenis vertoont met Grotius, zooals wij hem uit denzelfden tijd kennen door het in 1631 geschilderde portret van Mierevelt. De door Rembrandt voorgestelde jonge man is veel jonger dan de bijna vijftig jarige Huig de Groot. Zijn haarkleur is anders en ook neus en baard tooi verschillen aanmerkelijk. Hierbij komt dat het pendant, de echtgenoote, in 1633 door Rembrandt is geschilderd. Het lijkt weinig waarschijnlijk dat Maria van Reigersberch Rembrandt later heeft ontboden of naar Amsterdam gereisd is om zich te laten portretteeren, zonder dat daarvan uit haar brieven iets blijkt. Wij meenen dus ook Rembrandt uit de lijst der schilders te moeten schrappen. En ten slotte Van Dyck en Van der Maes. Op naam van Van Dyck staan de beide in Zwitserland vertoevende portretten. Het Baselsche portret is ter bezichtiging in Amsterdam geweest doch het had al heel weinig van Van Dyck. Of de voorgestelde persoon Grotius is valt ook zeer te betwijfelen. De inplanting en kleur van het haar wijken zeer veel af van Mierevelt’s portret, en ook de stand der oogen en de bouw der oogkassen doen niet aan Grotius denken. Het andere Zwitsersche portret uit Genève wordt een copie genoemd van dat van Van Dyck. Het schijnt veeleer een copie van Mierevelt’s portret van 1632. Wij hadden echter geen gelegenheid het te bezichtigen en moeten dus op de photo, die ons werd gezonden, afgaan. Volgens mededeeling uit Genève is de copie vervaardigd door Dubourg, terwijl het in 1748 is gelegateerd aan de Bibliotheek. Eindelijk het portret uit Oxford, dat op de Tentoonstelling aanwezig was en veler aandacht trok. Dr. A. Bredius schreef het toe aan den Haagschen schilder Van der Maes, en zag er een treffende gelijkenis, in de manier van schilderen, in met den in 1617 geschilderden vaandrig van Evert van der Maes, hangende in het Gemeentemuseum te ’s-Gravenhage. Er staat op het portret, dat reeds oud bezit is van de Universiteit te Oxford, de naam Hugo Grotius. Naar den leeftijd te oordeelen zou het een portret moeten zijn van Grotius op 30 a 35-jarigen leeftijd dus in den tijd dat hij advocaat-fiscaal of pensionaris van Rotterdam was. Dat hij zich toen liet schilderen door Van der Maes is allerminst uitgesloten. Deze schilder verkeerde in regeeringskringen en was blijkbaar bekend met de familie De Groot. Immers toen Grotius zich als Zweedsch gezant te Parijs moest instaUeeren en op zijn koets zijn wapen laten aanbrengen, schreef hij aan zijn broer Willem, hoe eigenlijk het wapen van hun geslacht moest worden gevoerd. Deze nam Van der Maes in den arm, aan wien hij zulk een kleinen dienst blijkbaar wel kon vragen omdat hij hem kende, naar men vermoeden mag. „Ik zend u”, schrijft Willem 28 Mei 1635, „de wapens van ons geslacht en onze familie met een helm, zooals de schilder Van der Maes (pictor Masius) hem wilde aanbrengen”. Hoe het ook zij, met zekerheid kan niet worden vastgesteld of wij in de Universiteit te Oxford het beeld van Grotius aanschouwen, terwijl wij de vraag, of Van der Maes de schilder is, gaarne overlaten ter beoordeeling aan meer bevoegden. In de Universiteit van Oxford hangt nog een portret dat De Groot moet voorstellen. Het was ook op de Tentoonstelling doch het vertoont minder overeenkomst met Grotius’ beeld. Het toeval wilde dat op de tentoonstelling ook het portret hing van Grotius’ tijdgenoot Johannes Rutgersius. Dr. Hofstede de Groot meende dat het andere Oxfordsche portret niet Grotius doch Rutgersius voorstelt. Grotius’ naam staat er evenwel op. Nadat wij tot nu toe bezig zijn geweest om de meeste schilders op zijde te zetten als portrettisten van Hugo de Groot blijft ons een drietal over. De Gheyn, Ravesteyn en Mierevelt. De Gheyn is de auteur van het portretje op vijftien jarigen leeftijd toen Grotius pas terug was van zijn reis naar Parijs. Dat De Gheyn hem eerst geschilderd heeft en daarna gegraveerd lijkt niet waarschijnlijk. De gravure zal wel gemaakt zijn naar een teekening „ad vivum”. Van Ravesteyn zijn een tweetal portretten bekend, het jeugdportret dat op de tentoonstelling was, en het portret dat Nov. 1927 te Aken geveild is, afkomstig uit de collectie Nellesente Aken. De Leidsche Bibliotheek bezit daarvan een copie die ook op de tentoonstelling aanwezig was. Aan de echtheid van het laatste portret heeft niemand getwijfeld, die het Leidsche portret op de tentoonstelling heeft gezien. Wij zijn geneigd om de meening uit te spreken, dat de prenten, die in de verschillende edities der Icones, voor het eerst in 1613 verschenen, voorkomen en later vele malen zijn nagegraveerd, aan dit portret zijn ontleend. Het moet dan omstreeks 1613 zijn geschilderd en De Groot alzoo voorstellen op ongeveer dertigjarigen leeftijd. Het Leidsche portret is geen origineel doch een dupliek of copie. Intusschen is op de onlangs gehouden sluys. Maar het is zoo matig geschilderd (op linnen) dat het wel niet het origineele kniestuk zal zijn. Wellicht zwerft het origineele kniestuk nog ergens op de wereld rond en komt het te voorschijn door de publicatie van het exemplaar dat op de tentoonstelling aanwezig was. Het pendant, voorstellende Maria van Reigersberch, is geschilderd, blijkens de dateering, in 1640, toen zij zich in Den Haag ophield1). Een enkel der schilderijen vermeldt dan ook „aet. 50 A° 1640”. De mededeeling op bl. 9 van de Inleiding tot de Brieven van en aan Maria van Reigersberch, dat het portret dat nog wel vóór in hetzelfde boek wordt afgedrukt met de toevoeging a° 1640 in 1631 door Mierevelt zou zijn geschilderd, moet op een misverstand berusten. In de veiling van Fr. Muller van 6 Mei 1913 (no. 62) was nog een klein paneel aanwezig dat toegeschreven werd aan de School-Mierevelt, en beschreven wordt onder no. 12. Aan de lijst van door bekende schilders geschilderde portretten moeten nog worden toegevoegd een aantal portretten die op naam van Grotius staan zonder dat het schilderij meer is te vinden. In de allereerste plaats vestigen wij dan de aandacht op het schilderij, dat Grotius voorstelt op 4-jarigen leeftijd, staande met zijn speelgoed rondom zich, op den achtergrond een boekenkamer waarin een geleerde aan het werk is. Gelijk bekend is, stierf met den dood van Hugo Cornets de Groot op 81-jarigen leeftijd, den 6 Feb. 1864 (wiens vader een achterkleinzoon was van den oudsten kleinzoon van Grotius), de oudste tak van het geslacht De Groot uit. In zijn bezit waren de kostbare handschriften en boeken bewaard gebleven van den beroemde geleerde. Hij had nog den pensionarismantel van Grotius in zijn bezit. De heer H. F. van den Elzen, burgemeester van Oss, schrijft mij daarover: „Mijne vrouw heeft als kind honderde malen met den staatsiemantel gespeeld en herinnert zich nog veel omtrent verschillende zaken genoemden heer betreffende”. Jammer dat wij thans nog slechts verknipte resten bezitten, waarvan er op de tentoonstelling een paar aanwezig waren. Wij hadden ons dan van de postuur van Grotius een beter denkbeeld kunnen vormen. Na den dood van den heer Cornets de Groot is de boedel verspreid. Over de boeken deelde ik reeds een en ander hiervoren mede. Waar de portretten zijn gebleven is onbekend. Vervolgens moet gewezen worden op de prent van Posselwhite ‘I Verg. o.a. haar brief uit Den Haag van 16 April 1640. in 1835 verschenen naar het origineel schilderij van Mierevelt in het bezit van den uitgever. Naar dit schilderij hebben wij niet meer gezocht omdat het bijna zeker geen portret van Grotius is. Portretten met hoed op door Mierevelt zijn zoo goed als nimmer gemaakt. Wij twijfelen dan ook sterk of hier De Groot wordt weergegeven door den graveur. Het Rijksprentenkabinet bevat een tweetal kleine portretten van Grotius en Maria van Reigersberch, zwarte kunst van R. Jelgerhuis. Hij leefde een eeuw later dan de geportretteerden, zoodat hij ze naar portretten moet hebben vervaardigd. Waar deze portretten zijn is onbekend, maar of wij hier te doen hebben met portretten van Hugo en Maria valt sterk te betwijfelen. Eindelijk vestigen wij nog de aandacht op eenige portretten die zÜn gegraveerd, denkelijk niet naar geschilderde portretten. Wij behandelen deze bij de prenten. SOURCES Portraits peints. Le portrait de Grotius aurait été exécuté, d’après ce que nous apprend la littérature, par nombre de peintres de marqué. Plusieurs de ces portraits (801, Ter Borch, De Bray, Hals, Janssens van Geulen, Moreelse et Wykersloot) sont devenus introuvables. Les portraits de Van Gaesbeeck et de Moro ne peuvent pas, étant donné la date, représenter Grotius. II est fort improbable que les portraits peints par Van Dyck, Goltzius, Van der Maes et Rembrandt représentent Grotius. Celui de Rubens représente Woverius, en sorte qu’on doit conclure que Grotius a été seulement portraituré par De Gheyn (1599), Ravesteyn (1600 et 1613) et Mierevelt (1631/2). b. PRENTEN Tot een juist begrip van Grotius uiterlijk kunnen de gravures belangrijk bijdragen. Het is echter noodzakelijk dat men te voren vaststelt of ze rechtstreeks naar het leven zijn geteekend en gegraveerd dan wel naar een schilderij gemaakt. En in het laatste geval is het van belang te weten of het geschilderde portret Grotius inderdaad voorstelt. Het spreekt vanzelf dat het daarvoor van groot belang is de prenten te dateeren. Prenten toch tijdens Grotius’ leven gemaakt en aan zijn boeken toegevoegd, die door hem of met zijn toestemming zijn uitgegeven, vergrooten de waarschijnlijkheid dat zij Grotius voorstellen. Vandaar dat bij de beschrijving der prenten er vooral naar getracht is op te sporen uit welken tijd zij dateeren en van welke uitgave zij deel hebben uitgemaakt. Sommige prenten schijnen geen copie van een schilderij te geven, doch naar het leven te zijn gemaakt; dit is het geval met de beide gravures die Grotius op jeugdigen leef tij d voorstellen. Van het door De Gheyn gemaakte portret voor de uitgave van Martianus Capella uit 1599 staat vast, dat het Grotius is. Gaarne zou men hetzelfde willen zeggen van het alleraardigste prentje uit het Leidsche Prentenkabinet. Men heeft hier stellig te doen met een 17e-eeuwsche gravure terwijl het portret veel overeenkomst vertoont met het schilderij van Ravesteyn in het bezit van den heer F. Lugt. De andere 17e-eeuwsche prenten gaan alle terug op de portretten van Ravesteyn en Mierevelt. In de 18e en 19e eeuw treft men naast de talrijke copieën van het bekende Mierevelt-portret enkele gravures aan die naar andere geschilderde portretten zijn gemaakt. Van de meeste mag men aannemen dat de graveur een verkeerd schilderij tot voorbeeld heeft genomen. Daartoe zijn te rekenen de gravures van Cooper, Fogg, Denon, Gregorius, Macret, Morel, Paradisi, Posselwhite, Schröder en Whessels. Dat van Posselwhite met den hoed op zou Iconographie Hugo Grotius 2 zijn gegraveerd naar een schüderij van Mierevelt, dat van Fogg naar een portret van Rubens, in het bezit van J. Ward, wiens wapen op de prent voorkomt, doch dat Grotius stellig niet voorstelt, wegens de orde die aan den ketting om den hals hangt. De prent van Denon lijkt veel op een copie van het portret van Rubens dat Woverius voorstelt. Macret’s portret gaat terug op een schüderij van A. Moro die, zooals reeds is gezegd, Grotius onmogelijk kan hebben geschüderd omdat hij vóór diens geboorte was overleden. Van twee prenten kan men aannemen dat wij met een portret van Grotius te doen hebben. De schilderijen naar welke deze zijn gestoken zijn echter niet meer te vinden. Het portret uit Wagenaar’s Vaderlandsche Historie, gegraveerd door J. Houbraken, vermeldt in de lijst; „Lutetiae Parisiorum 1629”, zoodat het dus door A. Schouman („del. naar ’t origineel”) naar een portret moet zijn geteekend, dat in Parijs in 1629 zou zijn geschilderd. Wie deze schilder is geweest -misschien Abraham de Vries of Dumoustrieren waar het schilderij is gebleven is niet bekend; doch in de volgende § wordt over dit portret nog een en ander in het midden gebracht. ervolgens moet hier nog gewezen worden op het portret in: ~P. A. Lehmann, Hugonis Grotii Belgarum Phoenicis Manes ab imquis obtrectationibus vindicati. Delft 1727”. Het tweede deel bevat een portret van Grotius met het onderschrift; „aetate senili usque ad A. CI3I3CXLV”. Het zou van belang zijn te weten of deze prent een geschilderd portret van Grotius op verder gevorderden leeftijd tot voorbeeld heeft gehad, dan of de graveur de bekende prent van Delff heeft genomen en het portret wat ouder heeft gemaakt en er een kraag aan heeft toegevoegd overeenkomende met de latere mode. In ieder geval: een schilderij dat Grotius voorstelt op bijna 60-jarigen leeftijd, en dat dus in Parijs zou zijn geschilderd, hebben wij nog niet kunnen ontdekken. En wat ten slotte te denken van het portret dat de Transactions of the Grotius Society Vol. VI 192, en W. G. F. Phillimore, Three centuries of treaties of peace, 1919, verlucht ? Het bevat als onderschrift de met zich zelf strijdige mededeeling „Aetatis 62 Anno 1636 . Het zal wel een vrije copie zijn naar een prent, denkelijk naar de prent uit de Inleiding tot de Hollandsche Rechtsgeleerdheid van 1636, waar de prent ook 1636 is gedateerd, doch de leeftijd goed is aangegeven. den Franschen gezant te ’s-Gravenhage met wien Grotius goed bekend was, zoo goed, dat de vader zijn zoon Louis in 1626 naar Parijs naar Grotius zendt „om te zijnen huize te verblijven, en door zijn omgang en gezelschap tot loffelijke bezigheden te worden aangeprikkelt” (Brandt en Van Cattenburch 11, 355). Wij mogen dus wel eenige waarde hechten aan het oordeel van Marnier over zijn leermeester. Hij schrijft in zijn Mémoires, die in 1697 te Parijs verschenen, op bl. 434: „II etoit originaire de la ville de Delft, grand et puissant de sa Personne et agréable de visage: mais si son extérieur étoit charmant, son intérieur I’étoit bien davantage”. Dat is alles wat wij bij Marnier vonden. LIVRES Les mémoires de contemporains ne nous apprennent pas grand’chose quant au physique de Grotius. Louis Aubéry, seigneur du Maurier, fils de I’Ambassadeur de France a la Haye qui avait bien connu Grotius, écrit qu’il était „grand et puissant de sa personne, et agréable de visage”, et que „son extérieur était charmant.” 6. PORTRETTEN VAN VADER EN ECHTGENOOTE Het komt ons niet zonder belang voor om het oog gevestigd te houden ook op portretten van zijn vader en zijn echtgenoote. Van zijn vader, Jan de Groot, zijn een tweetal portretten bekend : het eene op 28-j. leeftijd, afgedeeld PI. 8 en in den Catalogus van de Grotius-Tentoonstelling, vertoont veel overeenkomst met Grotius’ jeugdportret van Ravesteyn; het andere op 82-j. leeftijd, afgedeeld PI. 32, kan hier buiten beschouwing blijven. Waar het uiterst moeilijk is om vast te stellen of wij bij de als Grotius-portretten bekend staande schilderijen inderdaad te doen hebben met zijn beeltenis, daar kan een vergelijking met het portret van zijn vader niet zonder belang zijn. Wij hebben tevens het protret van Alida van Overschie, Grotius’ moeder, op 21 j. en op 75 j. leeftijd gereproduceerd PI. 31 en 33. Dat van zijn broeder Willem is afgebeeld op PI. 34. En dan het portret zijner echtgenoote. Rembrants portret komt ons reeds daarom onaannemelijk voor omdat Maria daarvoor in 1633 te Amsterdam geweest zou moeten zijn, van welk verblijf ons niets bekend is. Het zou van niet minder belang zijn om uit het Goudsche portret Maria te herkennen, ten einde langs dien weg meer zekerheid te krijgen omtrent het pendant, dat in de andere deksel van het zilveren doosje voorkomt. Wij reproduceeren daarom op PI. 28 de beide portretjes, aan den lezer overlatende zelf daaromtrent zich een oordeel te vormen. Ten slotte is het bekende portret van Maria van Reigersberch door M. Jz. Mierevelt op PI. 9 overgenomen. IV. HET PORTRET VAN GROTIUS Wij komen thans tot het eigenlijke doel van ons werk, een uiteenzetting van de beeltenissen van den grooten geleerde. Wij zullen daarbij chronologisch te werk gaan en van ieder der hieronder beschreven portretten een afbeelding geven. Teneinde het verband niet te verbreken, schijnt het ons het beste hierbij geen onderscheid te maken tusschen schilderij en prent, te minder, omdat sommige schilderijen ons alleen door prent en teekening bekend zijn geworden. Evenmin schijnt het aanbevelenswaardig om de portretten te verdeelen in echte en twijfelachtige. Het komt ons beter voor, bij ieder portret aan te geven wat voor de echtheid pleit, wat daartegen. Alleen zullen wij de vele aan Grotius ten onrechte toegeschreven portretten hier onvermeld laten en ze enkel in onze iconographische lijst vermelden; bij de bronnen is reeds aangegeven om welke reden zij niet als Grotiusportretten erkend zijn. Intusschen is het aan te bevelen, dat, voor zooveel zulks mogelijk is, ook van deze portretten een afbeelding aan ons werk wordt toegevoegd. De geschilderde portretten zijn genummerd met cijfers waaraan een * is toegevoegd. De prenten dragen nummers zonder *. A. 1587. KINDERPORTRET 4 JAAR. (no. 1*) Dit portret was in het bezit van Hugo Cornets de Groot te Cuyk, die aldaar in 1864 overleed. Hij was de laatste mannelijke afstammeling, van den oudsten tak en bezat ook diverse manuscripten, den pensionarismantel, tafelzilver enz, dat alles na zijn dood verspreid is. Wij kennen het portret slechts uit een potloodschets, die Jhr. J. P. Cornets de Groot in 1845 liet vervaardigen van het origineel. De heer Cornets de Groot geeft de volgende beschrijving van dit portret; „Afbeelding van Huich de Groot in zijne kindsche jaren; Hij was plat kraagje, in wambuis met mantel om den schouder gehangen. In de collectie van het Prentenkabinet is deze prent, als voorstellende Hugo de Groot, bij de collectie Grotius-portretten gevoegd. Het wil ons voorkomen, dat er alle aanleiding bestaat aan te nemen dat men hier te doen heeft met den jeugdigen advocaat. Het prentje is een begin-17e-eeuwsche gravure, blijkbaar een vroegrijp jongman voorstellende, wiens beroep „pleiten” is. Het uiterlijk vertoont inderdaad de jonge trekken van Grotius, vooral zijn langen neus en intelligente uitdrukking. Men vergelijke de prent met het onder nr. 35 beschreven portret van Ravesteyn en met het portret van zijn vader. De maker van de gravure is onbekend. Evenmin is ons bekend of deze prent gediend heeft voor de verluchting van een of ander boek. De kleedij van den jongen man vertoont veel overeenkomst met het portretje dat Grotius moet voorstellen in den zeilwagen: dezelfde kraag, manchetten en wambuis. E. 1601. IN DEN ZEILWAGEN (nO. 96) Gravure door G. Swanenburch naar Jacob de Gheyn met adres van C. J. Visscher. 3 bladen samen 1260 X 420 mM. M.H. 1157 1159 !). De prent bestaat uit drie bladen en vertoont den tocht van Scheveningen langs het strand naar Petten, in den door Simon Stevin uitgevonden zeilwagen. De tocht werd medegemaakt door Prins Maurits, den franschen gezant Buzanval en andere autoriteiten, samen 28 passagiers. Onder hen was ook Grotius, die den tocht bezingt in latijnsche verzen (Epigrammata in Illustrissimi Principis currus veliferos ad Principem Mauritium, in Poëmata omnia (1670) bl. 264 v.). Zie ook Parallelon Rerum Publicarum ed. Meerman, 111 p. 228. Grotius zit achteraan in den wagen op het laatste bankje vóór den man aan het roer, aan de rechterzijde, zoodat we hem hier in profiel aanschouwen. Wederom de lange, ietwat gebogen neus. F. 1606. op 18 j. leeftijd (no. 4*). Schilderij op papier, 235 x 165 m.M. door H. Goltzius. Kop met kleinen plooikraag naar rechts gewend. Het is niet ge- *) Muller dateert de tocht 1600. Van Stolk 1108—1109, stelt hem later, omdat 21 Maart 1603 door de Staten aan Van Sichem privilege is verleend om de prent met den zeilwagen uit te geven. Been in N.Gids 1917, 11,390 dateert den tocht 1601 (zie Briefwisseling van Grotius, ed. Molhuysen no. 42, p. 35, n. 3.) merkt en bevat geen aanwijzingen, waarom wij Grotius voor ons hebben. Het portret is evenwel sedert lang voor een van Grotius gehouden in Teyler’s Museum, en vertoont veel gelijkenis met de andere jeugdportretten. De kleeding in het bijzonder de kraag, schijnt mij echter voor 1600 wat laat voor zulk een jongmensch. Die van het portret van Lugt, onder C beschreven (no. 2*) komt beter overeen met het jaartal. Daarom is te betwijfelen of wij hier den jeugdigen geleerde afgebeeld zien. G. ± 1608. GROTIUS EN MARIA VAN REIGERSBERCH ALS JONGGEHUWDEN (no. s*) Het Museum te Gouda bevat een zilveren doosje, waarvan de buitenzijden zijn gegraveerd, terwijl de binnenzijden de portretten van Grotius en zijn echtgenoote zouden bevatten. De catalogus van het Museum beschrijft het onder no. 589 aldus: „Keurig bewerkt dubbel zilveren medaillon van binnen met de beeltenissen in olieverf (waarschijnlijk door Miereveld) van Hugo de Groot en Maria van Reygersbergh gehuwd 2 Juli 1608; van buiten fraai gegraveerd; aan de eene zijde twee elkander over het water toeneigende dadelboomen (zie Cats: Maagdenplicht I) waarboven: Mutua Foecunditas; aan de andere zijde boven een hart door twee handen vastgehouden door hemelsch vuur ontgloeid, in het midden een bijbel op een lezenaar ter wederzijde met een kerkgebouw ; van onderen een schild waarop Amor Mutuus; boven het geheel als randschrift; Cor efficit Unum. Vermoedelijk vervaardigd ter gelegenheid van hun huwelijk. Midd. 5 cM. Eigendom van den heer A. Smits c.s. te Gouda.” Moes 2964 no. 33. Navorscher 1873 bl. 192. Aan de beschrijving van den Catalogus zou ik het volgende willen toevoegen. De rechter dadelboom heeft om den stam een omgebonden krans waarop een signatuur die niet duidelijk te lezen is. Er staat misschien op; ICLDE V, wellicht de voorletters van Jan Claesz de Vries of iets dergelijks. Aan de eene zijde van de rivier staat een hengelaar met den hengel in het water, aan de andere zijde een vrouw, terwijl 2 schepen in de rivier liggen. De andere zijde bevat o. i. niet 2 kerken, doch enkel links een kerkje, rechts een stadspoort. Zouden het Delft en Veere moeten voorstellen? Of men hier met de portretten van het beroemde echtpaar te doen PI. 3. Prentenkabinet Leiden 2. Hugo Grotius? heeft, is zeer de vraag. Maria van Reigersberch kan in haar jeugd wel zijn voorgesteld op dit portret, maar of wij hier met Grotius te doen hebben is twijfelachtig. Op het kostuum afgaande zou men het portret liever later dan 1608 dateeren. Evenwel in 1613 is het baardje, dat hier nog in het begin van zijn groei voorkomt, al veel grooter, blijkens het portret in de Icones. H. 1610. op 27 j. leeftijd (no. 6*) Paneel 20 X 16. Staand kniestuk aanziend, iets naar rechts, De linkerhand op de heup. De rechterhand die een boek steunt op een tafel; donker wambuis met streepen, en afhangende mantel. Liggende kanten plooikraag, degen op zijde. Lang haar, knevel en puntbaardje. Links een gedrapeerd gordijn. Rechts boven: Ruit Hora 7ET. XXVII. Niet gesigneerd. Het schilderij is eigendom van het Museum der Joachim Ernst Stiftung in ’t Gothaisches Haus te Wörlitz bij Dessau. Dr. C. Hofstede de Groot vestigde mijn aandacht op dit portret, dat hij als een Grotius-portret herkende door de spreuk van den voorgestelde. Het vertoont eenige gelijkenis met het portret uit Gouda. Of wij hier inderdaad met een portret van De Groot te doen hebben, is moeilijk vast te stellen. Wij hebben Dielitz, Wahl- und Denksprüche nageslagen om te zien of ook anderen de spreuk Ruit Hora voerden, doch vonden enkel De Groot als voerende deze spreuk. Het schilderij zou dus in 1610—11 gemaakt moeten zijn, wat met de kleederdracht zou kunnen uitkomen. I. ± 1613. op ± 30 j. leeftijd (no. 7*) Paneel, 61 X 49, door J. van Ravesteyn. Borststuk drievierde naar rechts gewend. Donkere achtergrond, zwarte kleeding met platten spitskraag. Roodblond puntbaardje. Kort haar. Dit portret behoorde tot de collectie van Rijksgravin von Anrep Elmpt zu Schwitten und Burgau en maakte later deel uit van de verzameling van Theodor Nellessen te Aken, welke van 9—ll November 1927 werd verkocht bij Ant. Creutzer vorm. M. Lempertz te Aken. Het wordt onder no. 77 beschreven en is in den Catalogus bladzijde 14 afgebeeld. Icononographie Hugo Grotius 3 Signatuur of datum vertoont het portret, dat in die veiling door Henri de Rotschildt te Parijs is gekocht, niet. Wij hebben hier, zonder eenigen twijfel, met een portret van Grotius te doen omdat het geheel overeenkomt met dat uit de Leidsche Universiteitsbibliotheek. Als het te Aken verkochte een origineel schilderij van Ravesteyn is, hetgeen het geval is naar het oordeel van Dr. H. Schneider, Onder-directeurvan het Mauritshuis, die het portret te Aken heeft bezichtigd en getracht heeft het voor ons land te verkrijgen —, dan is het Leidsche exemplaar daarvan de copie. Dit portret is het voorbeeld geweest waarnaar de prent is gemaakt voor de „Illustris Academia Lugd. Batava: id est Virorum clarissimorum icones, elogia et vitae, qui eam scriptis suis illustrarunt. Lugd. Bat. Apud Andr. Cloucquium 1613, 4°.”. De graveur, denkelijk W. Swanenburch, heeft de gravure naar het portret gemaakt, zoodat de prent juist andersom gewend is dan het schilderij. Alleen is de kraag wat rijker op de prent. Het is daarom mogelijk, dat het origineel, waarnaar Swanenburch gewerkt heeft, een mooier kraag heeft gehad, zoodat dus het Akensche portret niet het oorspronkelijke portret van Ravesteyn is geweest. Het portret, dat in de kamer hangt van den Bibliothecaris der Universiteitsbibliotheek te Leiden, een copie of dupliek van dit portret (no. 8*), is op paneel geschilderd, heeft ongeveer dezelfde maten 61 X 48. Het is reeds lang in het bezit der Bibliotheek. De bibliothecaris, Dr. W. N. du Rieu, deelde aan Prof. Fruin in 1883 mede, dat het jeugdportret „waarschijnlijk vervaardigd door Ravesteyn” reeds in 1716 in het bezit der Bibliotheek werd aangetroffen. (Moes 2964 no. 21). De kraag is iets grover dan op het origineele portret. Onder, op een afstand van 5 cM., is door het portret een streep getrokken en aan den voet van het portret geschilderd „hvgo grotivs”. Het haar en het baardje zijn blond, de jas zwart, achtergrond donkerbruin. Bij de beschrijving der prenten (no. 3) heb ik uitvoerig stilgestaan bij de mededeeling van Van Someren, dat de prent reeds in de eerste editie der Icones van 1609 zou voorkomen, en aangetoond dat hier een vergissing in het spel moet zijn. J. ± 1613 OP 30 J. LEEFTIJD (no. 9*) Paneel, 57 x 47 cM. door Dr. A. Bredius op de tentoonstel- ling bezichtigd en toegeschreven aan Everard Crijnsz van der Maes, in stijl veel gelijkenis vertoonende met den vaandeldrager van het Oranjevendel der Haagsche schutterij in het Haagsche Gemeentemuseum. Ovaal, borststuk aanziend, naar links gewend, in zwart costuum met plooikraag, snor en sik, rechts ter zijde: „hvgo gro- TIVS”. Het schilderij is oud bezit van de Bodleian Library te Oxford. Het was op de tentoonstelling te ’s-Gravenhage (no. 29) en is toen voor de Bibliotheek van het Vredespaleis gecopiëerd door den schilder W. K. Rees. Naar dit schilderij is in 1830 een gravure gemaakt, door J. Whessel: „bij J. Whessel Oxford 1830 from a picture by Mariveldt in the Bodleian Gallery”, en opgenomen in het werk; „Portraits of eminent persons”. (Moes 2964 no. 23) K. ±1615. ALS PENSIONARIS VAN ROTTERDAM (nO. 11*) Paneel ± 55 X ±45. Borststuk naar rechts gewend, aanziend, met zwart costuum, waarop goud geborduurde strepen en figuurtjes, platte kanten kraag, snor en sik. Links een gordijn. Boven links; Hugo Grotius, rechts: Syndicus Rotherd; mensis. Het portret is eveneens oud bezit van de Bodleian Library te Oxford en op de tentoonstelling (no. 30) aanwezig. Dr. C. Hofstede de Groot achtte de gelijkenis met het portret van Johannes Rutgersius (aldaar no. 66a) van de Univ. Bibl. te Leiden zoo sprekend, dat hij meende dat dit Oxfordsche portret Rutgersius moet voorstellen. Wij zouden dit oordeel niet durven onderschrijven, omdat de stand der oogen en de vorm van den neus niet onbelangrijk verschillen. Prenten naar dit schilderij zijn ons niet bekend L. OP 34 J. LEEFTIJD, PENSIONARIS VAN ROTTERDAM (110. 12*) Paneel 351 X 27| cM. Borststuk naar rechts den toeschouwer aanziend. Zwart costuum met kanten opstaanden plooikraag. Het schilderij is links boven gedateerd A°. 1617, zoodat het Grotius op 34 j. leeftijd voorstelt. Het schilderij is eigendom van Mr. J, W. Frederiks te ’s-Gravenhage en afkomstig uit de veiling van Frederik Muller dd. 16 Mei 1913 no. 62. Het wordt aldaar toegeschreven als: School-Mierevelt. Naar dit schilderij heeft W. Delff de bekende fraaie prent gegraveerd, waarover wij reeds een en ander hebben medegedeeld en die op tallooze manieren en door vele kunstenaars is nagemaakt. Hierbij sluiten zich de schilderijen nos. 14*—23* uit de hierna volgende Iconographie aan, sommige op paneel, sommige op doek, het een veel beter dan het ander. O. 1632. OP 49 J. LEEFTIJD, EVENEENS TIJDENS ZIJN VERBLIJF IN NEDERLAND (nO. 29*) Doek 115 X 93, door M. Miereveld. (Moes 2964 no. 26) Staand kniestuk in zwarten toegeknoopten mantel, naar rechts gewend, aanziend, met platten kraag. De linkerhand rust op een op een tafel liggend boek. De snor is meer gepunt en het baardje is gefatsoeneerd tot een sikje. Men is geneigd dit portret, dat op sommige duplieken vermeldt Aetatis 49 a° 1632, te onderscheiden van het voorgaande. De Groot schijnt bij den kapper geweest te zijn, die het baardje teruggebracht heeft tot een spichtig sikje. Dit kniestuk is afkomstig uit den boedel van Jhr. G. van Beresteyn, geveild in 1884 op het kasteel Maurick en toen gekocht door Mr. F. A. J. van Lanschot. Daarna is het het eigendom geworden van Jhr. J. C. van Reigersberg Versluys te ’s-Gravenhage. Het maakt niet den indruk van een origineel portret van Mierevelt te zijn. Daarvoor is het te slecht (op doek) geschilderd. Tal van borststukken sluiten zich bij dit portret aan, nl. de nos. 25*—36* der Iconographie. P. ± 1645. GROTIUS op ± 60 j. leeftijd (no. 46) Indien de prent in het 2e deel van P. A. Lehmann, Hugonis Grotii Belgarum Phoenicis Manes ab iniquis obtrectationibus vindicati. Delft 1727.8°, niet gephantaiseerd is door den graveur, doch naar een geschilderd portret is gemaakt, dan moet er van Grotius een portret hebben bestaan op ongeveer 60 j. leeftijd. De prent vermeldt: „Aetate senili usque ad A° CIO lOC XLV.” Borstbeeld naar rechts gewend in zwarten jas. Het haar grijzend. Platte kraag, met kant afgezet. V. PORTRETTEN WAARVAN TEN ONRECHTE WORDT BEWEERD DAT ZIJ GROTIUS VOORSTELLEN Na de beschrijving en reproductie der portretten achten wij het gewenscht ook de andere portretten te reproduceeren, die Grotius zouden voorstellen. De lezer kan dan zelf oordeelen of wij ze te recht ter zijde gesteld hebben. Q. OP 7| j. leeftijd (no. 38*) Paneel. Bijna kniestuk, staand, de linkerhand in de heup, de rechterhand het kwastje van den kraag vasthoudende. Rechts gewend en aanziend. Wambuis met gespleten mouwen, breede sjerp, platte kanten kraag en manchetten. In den linkerbovenhoek „Aetatis 7| 1591”. EigendomvanC. J. Kneppelhoutvan Sterkenburg. Moes 2964 no. 1, schrijft het toe aan Goltzius. Het was op de Grotius-tentoonstelling aanwezig, doch is in den Catalogus niet opgenomen. Wij hebben hier stellig niet te doen met een portret uit 1591, veeleer met een uit 1611 of 1621, toen Grotius den leeftijd van bijna 8 jaren reeds lang gepasseerd was. Hiervoor op bl. 7 hebben wij reeds het onze er over gezegd, en er op gewezen dat met het jaartal geknoeid is. R. ALS JONGELING, (no. 39*) Paneel 67 X 49. Door Mierevelt? 1600? Ten halven lijve, naar rechts gewend, de rechterhand in de heup steunende. Gedamasceerd zwart wambuis met breede sjerp. Fraaie kanten plooikraag. Driedubbele gouden ketting. Blond haar. Eigendom van Douairière Quarles van Ufford-Collot d’Escury te ’s-Gravenhage. Het portret, door Moes onder no. 4 beschreven, was op de tentoonstelling van oude schilderijen te ’s-Gravenhage 1881 no. 210 aanwezig alsmede op de Grotius-tentoonstelling. Wij meenen dat de houding en kleeding van dezen jongen man meer aanleiding geeft om in den voorgestelde een jongen vorst (Frederik Hendrik?) dan Grotius te zien. S. als 15 j. knaap (no. 40*) Paneel 100 X 70. Door Adriaan van Gaesbeeck. Rijksmuseum Amsterdam no. 943. Dit schilderij is afkomstig uit de verkooping W. F. Taalman Kip 16 Maart 1801, en door C. S. Roos, die het voor / 41 had gekocht, 3 April 1801 te koop aangeboden aan Gogel voor ’t Nationaal Museum (met Hillegaert: het afdanken der waardgelders samen voor /300). Roos schrijft er van: „Het tweede verbeeld Hugo de Groot in zijn jonge jaren in zijn studeerkamer ook naar het leven door A. van Gaesbeeck in diezelfde tijd geschilderd. Dit stuk is daar altoos voor bekend geweest, met J. Fokke heb ik hetzelve geconfronteerd met een teekening van H. Goltzius”, (bedoeld zal zijn de gravure van de Gheyn), „die Huig de Groot op zijn 15 jaar geteekend heeft, hebbende op die jaren reeds van Hendrik de Vierde om zijn uitmuntende talenten een goude medaille ten geschenke ontvangen”. Adriaan Doosjes betwijfelde echter aanstonds of het de Groot wel voorstelde toen H. van Wyn hem voorstelde er een gravure van te maken 1). Toch komt het als zoodanig op alle inventarissen en catalogi voor en verhuist het in 1808 naar Amsterdam, waar het nog hangt. Intusschen brengt Kramm, in zijn „Geschiedenis van de Beeldende Kunsten” Dl. I bl. 294, het onder de schilderstukken van den Antwerpschen schilder Joost van Craesbeeck en maakt daardoor de verwarring nog grooter, te meer daar hij den leeftijd nu op 12 jaren stelt. En Altkirch, in zijn „Spinoza im Portrat”, bl. 70, vertelt het weer verder. Maar hoe is het mogelijk dat men Grotius als knaap laat schilderen (dus vóór 1600) door Adriaan van Gaesbeeck of Joost van Craesbeeck, die beide later geboren zijn, Adriaan in 1621, Joost in 1606. Het schilderij in het Rijksmuseum is nog wel voluit gesigneerd „A. van Gaesbeeck fecit”, zoodat daarmede uitgemaakt is dat wij niet te doen hebben met een beeltenis van Hugo. l) E. W. Moes en E. van Biema De Nationale Konstgalery en het Koninklijk Museum 1909. bl. 44. v. Provincie Z.-Holland voorhanden te Delft. Juli/Aug. 1863 No. 437. Tentoonstelling te Amsterdam 1867. Grotiustentoonstelling 1925 no. 21. Moes no. 20. Icon. Bureau. N.L. 29974. Af geheeld PI. 5. 9* Door Ev. van der Maes? ±1613. Paneel 57 x 47, ovaal. Eigendom; Bodleian Libraiy te Oxford, alwaar het tot het oud-bezit behoort. Zie de beschrijving hiervoor J. Zie de prent naar dit schüderij door J. Whessell inde„Portraits of eminent persons”. Grotiustentoonstelling no. 29 Moes no. 23. Icon. Bureau. N.L. 29975. Af geheeld PI. 13 10* Door W. K. Rees. 1925. Doek 60 X 47. Copie naar no. 9, gemaakt ter gelegenheid der tentoonstelling. Eigendom; Bibliotheek van het Vredespaleis te ’s-Gravenhage. Niet bij Moes. Icon. Bureau. N.L. 26504. 11* Door J. v. Ravesteyn ? ± 1615. Paneel 47,5 x 37, Als; „Syndicus Rotherdamensis”. Eigendom; Bodleian Library te Oxford, waarvan het tot het oud-bezit behoort. Zie de beschrijving hiervoor K. Grotiustentoonstelling 1925 no. 30. Het wordt door sommigen betwijfeld of, niettegenstaande de naam op ’t schilderij staat, men hier met een portret van Grotius te doen heeft. Dr. Hofstede de Groot herkent er Janus Rutgersius in, op de Universiteitsbibliotheek te Leiden aanwezig (Grotiustentoonstelhng 1925 no. 66a). Niet bij Moes. Icon. Bureau N. L. 26505. Af geheeld PI. 14. 12* Door? (School van Mierevelt). 1617. Paneel 35,5 x 27,5. Borststuk, drievierde naar rechts, met kanten plooikraag Gedateerd. Eigendom; Mr. J. W. Frederiks, den Haag. Voor de beschrijving zie hiervoor L. Naar dit schilderij zijn vermoedelijk in 1619 enkele prenten gegraveerd o.a. no. 95. Veiling Frederik Muller 6 Mei 1913 no. 62, gekocht door den tegenwoordigen eigenaar voor / 160.—. Niet bij Moes. Icon. Bureau. N. L. no. 19034. Af geheeld PI. 6. 13* Door Abraham de Vries? of G. Dumoustrier. ? 1629. Borststuk naar rechts gewend. Zwart costuum, platte kraag. Vrij lang haar. Groote knevel en puntbaard. Het schilderij is ons alleen bekend uit de gravure van J. Houbraken, naar een sepiateekening van A. Schouman naar het origineel, voor Wagenaars Vaderlandsche Historie. Zie voor de beschrijving hiervoor M. Niet bij Moes. Icon. Bureau N. L. 29976. Af geheeld PI. 18. 14* Door M. J. Mierevelt 1631. Paneel 65 x 55. Borststuk naar rechts gewend, aanziend. Zwart wambuis met nopjes. Om de schouders hangende mantel. Platte kraag. Nog al lang haar. Volle snor en puntbaardje. Grijzend bruin haar. Gemerkt aan de voorzijde „TEtatis 58 A° 1631”. Achterzijde: „Hugo de Groot. M Miereveld Pinxit. Hanceffigiem ad vivum expressam illustribus et magnificis Reipub. Delphensis consulibus in tanti viri honorem et perpetuam memoriam dono misit G. van Papenbroeck Judicum Amstelodamensium quondam Praeses”. Eigendom: Gemeente Delft. Hangt op het Stadhuis. Obreen drukt in zijn artikel „een verdwenen portret van Erasmus” (Obreen’s Archief V bl. 323) den brief van Papenbroeck af, waarbij hij 22 Oct. 1740 tegelijk verzendt aan Regeerders van Rotterdam een portret van Erasmus, en aan die van Delft ’t portret van De Groot; „gelyck met dat zelve inzicht aan Burgermeesteren en Regeerders derStadt Delft ook present gedaan heb van het origineel portrait van Hugo de Groot, twee mannen daar Uwe en Hunne Stadt met recht op roemen moogen, en wier wedergae nooit geweest zyn ofte mogelyk ook niet, weerkomen zullen”. Ondanks de mededeeling van Van Papenbroeck komt het ons voor dat dit niet het origineele portret van Mierevelt is. Hij zou het stellig gesigneerd hebben, doch zich bovendien met lOjaren in Grotius leeftijd vergist hebben, althans zou Grotxus zelf daartegen bezwaar hebben ingebracht. Zie voor de verdere beschrijving hiervoor N. Tentoonstelling Delft 1863 no. 440. Grotiustentoonstelhng 1925 no. 13. Moes no. 6. Icon. Bureau N. L. 29977. Wij hebben reeds boven het vermoeden uitgesproken, dat Mierevelt een kniestuk van Grotius geschilderd zal hebben. Dit portret zou dan met de vele volgende portretten een dupliek uit zijn atelier, of latere copie zijn. Deze talrijke portretten hebben wij in twee soorten onderscheiden. Dit nummer en de volgende tot en met no. 23, kenmerken zich door den vollen snor en het puntbaardje, alsmede door dat het nopjeswambuis zichtbaar is. Naar dit portret heeft Mierevelt’s schoonzoon W. Deiff de bekende prent gegraveerd, waarvan de plaat later in het bezit van Blaauw is gekomen. 15* Door M. J. Mierevelt 1631. Paneel, ovaal 67 x 55. Dupliek als no. 14. Grijzend haar, blonde baard. Niet gemerkt aan de voorzijde. Achterop: „Dit schilderij is afkomstig uit den huize Daetzelaer”. Eigendom. Raad van State, den Haag. Vroeger bezit van Jhr. de Bosch Kemper, die het aan den Raad van State heeft gelegateerd. Vermoedelijk is dit hetzelfde portret dat 27 April 1840 werd geveild (no. 69). Grotiustentoonstelling 1925, no. 16. Moes no. 9. Icon. Bureau N.L. 10932. 16* Door M. J. Mierevelt 1631. Paneel 68,5 x 57,5. Dupliek, als no. 14. Dit portret is het meest gave, en daar- PI. 4, J. van Ravesteyn, 1599, Collectie Lugt 2*. Hugo Grotius 45* Door P. P. Rubens. Paneel 167 X 143. „De 4 philosophen”: P. P. Rubens, zijn broer Philip Rubens Prof. J. Lipsius en J. Woverius. De laatste werd aangezien voor Grotius, mede omdat de gravure van Gregori de namen der voorgestelden er onder vermeldt: „Vgo Grozio”. Het schilderij is denkelijk in 1602 te Verona door Rubens gemaakt, zoodat er geen sprake van kan zijn, dat wij met een portret van Hugo de Groot te doen hebben. Het portret in München is geen getrouwe copie van dit portret, doch de buste iets meer naar links gewend. De schilder staat, de 3 andere zitten aan een tafel met opengeslagen boeken. Lipsius doceert blijkbaar. Een buste van Seneca in een nis achter Lipsius. Links op den achtergrond een landschap. Eigendom; Gallerie Pitti te Florence. Er bestaan verschillende gravures naar dit schilderij van Gregori, Morel (ongenoemd), Paradisi. Moes noot 1). Icon. Bureau N.L. 26512. 46* Door P. P. Rubens. Copie van no. 45. Eigendom: Museum Nancy. Icon. Bureau N.L. 26513. 47* Door Frans Hals. Paneel 20,5 x 19. Hij zit op een stoel op den voorgrond. Zijn houding en beweging met de hand geven den indruk dat hij met iemand, spreekt. De naam Hugo de Groot werd aan den voorgestelde gegeven in den Veüingscatalogus-Ketelaer, naar aanleiding van Th. Matham’s prent. Eigendom: Onbekend waar het zich bevindt. Hofstede de Groot; Hollandische Maler lll,bl. 55, no. 182. Veiling Huybert Ketelaer, Amsterdam, 19 Juni 1776 no. 70 (/ 24.50 aan Spaan). Th. Matham heeft er een gravure van gemaakt die niet te vinden is. Niet bij Moes. Icon. Bureau N.L. 29985. 48* Door Frans Hals? Ca. 1620. Eigendom: Collectie Buchner te Bamberg. Afgebeeld in den Katalog der Sammlung Buchner in Bamberg, door H. E. von Berlepsch en Fr. Weyzer. Bamberg 1891. Moes no. 16. Icon. Bureau N.L. 29986. 49* Door M. J. Mierevelt. Dit schilderij is bekend door de prent van J. Posselwhite. Zie de beschrijving hiervoor onder X. Waar het zich bevindt, is niet bekend. In 1835 bezat de uitgever der Portrait Gallery het. Grotiustentoonstelling no. 110, Niet bij Moes. Icon. Bureau N.L. 29987. 50* Door A. van Dyck? Paneel 66| X 52. Portret, dat veel gelijkenis vertoont met dat van Mierevelt. Door Van Dyck is het stellig niet geschilderd. Voor de beschrijving zie onder Y. Eigendom: Dr. A. Im Obersteg, Basel. Misschien kan dit een dupliek zijn van het in 1629 te Parijs geschilderde portret, alhoewel het den indruk maakt dat de voorgestelde persoon jonger is, dan Grotius toen was. Niet bij Moes. Icon. Bureau N.L. 23384. Af geheeld PI. 39. 51* Door Rembrandt. Paneel 63,5 X 48. Zie voor de beschrijving hiervoor U. Eigendom: Gemaldegalerie Braunschweig no. 232. Hofstede de Groot, Hollandische Maler VI no. 733. C. Schröder heeft er een zwartekunstprent van gemaakt. Moes noot 1). Icon. Bureau N.L. 23382. Afgebeeld PI. 38 52* Door P. Moreelse. Paneel 68 X 58. Zie de beschrijving hiervoor onder Z. Bij Mr. L. Besier, den Haag. Moes noot 1). Icon. Bureau 10936. 53* Door Alexander Cooper. Koper 4,6 x 3,7. Zie voor de beschrijving hiervoor W. Eigendom; Mr. Talbot Hughes, London. Afgebeeld op den titel van; The Jurisprudence of Holland door Prof. R. W. Lee, 1926. Niet bij Moes. Icon. Bureau N.L. 26514. 54* Door J. van Ravesteyn. Paneel 67,5 x 53,5. Borstbeeld naar rechts, aanziend. In wambuis met nopjes, zonder mantel; platte kanten kraag. Eenigszins krullend haar, knevel en puntbaardje. Vroeger werd dit schilderij aangezien voor Grotius. Eigendom: Rijksmuseum Amsterdam no. 1977. Afgebeeld: Op de Hoogte, Oct. 1919. Niet bij Moes. Icon. Bureau N.L. 26501. 55* Door M. J. Mierevelt. Paneel. Afgebeeld in Panorama als Hugo de Groot. Eigendom Rijksmuseum te Amsterdam, waar het vroeger ten onrechte werd aangezien voor het portret van Johan van Oldenbamevelt. Icon. Bureau N.L. 26515. C. PORTRETTEN VERMELD IN CATALOGI OF ELDERS DOCH DIE NIET ZIJN TERUGGEVONDEN 56* Door? Was in 1711 bij Joan de Haeste Rotterdam. Bezongen door Joan de Haes (Gedichten, Delft 1724, p. 400). Moes 31. Icon. Bureau N.L. 29988. 57* Door? Was in 1774 bij Royerte 's-Gravenhage. Björnstahl zag het toen bij den schilder Humbert (Björnstahl, Briefe, Leipzig 1782, V, p. 413). Moes no. 32. Icon. Bureau N.L. 29989. 58* Door M. J. Mierevelt. Was in 1854 in deveilingvan den Prinsv. Salerno, Napels. Moes aanv. Icon. Bureau N.L. no. 10930. 59* Door? Was in 1863 bij den heer A. D. Schinkel te ’s-Gravenhage De drukker-verzamelaar A. D. Schinkel stierf 25 April 1864, waarna Van Stockum in November 1864 zijn collecties verkocht ; onder de nos. 538,919—926 werden Grotius-portretten verkocht, doch naar de beschrijving te oordeelen was er geen schilderij van Grotius bij, doch waren het alle prenten. Tentoonstelling Delft 1863 no. 438. Moes no. 34. Icon. Bureau N.L. 29990, 60* Door? Bij den heer Holtzman te Hilversum. Moes no. 27. Icon. Bureau N.L. 29991. 61 * Door A. van Halen. Miniatuur. Copie naar de gravure van J. de Gheyn. In het Panpoeticon Batavum. Het Rijksmuseum bezit het echter niet, gelijk Moes vermeldt. Moes no. 2. Icon. Bureau N.L. 29971 62* Door A. van Halen. Miniatuur. In het Panpoeticon Batavum. Het Rijksmuseum bezit het niet, zooals Moes mededeelt. Moes no. 35. Icon. Bureau N.L. 29992. 63* Door? Verkooping Bibliötheca Goesiana, Leiden, 7 April 1687 Moes no. 28. Icon. Bureau N.L. 29993. 64* Door? Verkooping Bibliotheca Goesiana, Leiden, 7 April 1787. Moes no. 29. Icon. Bureau N.L. 29994. 65* Door? Verkooping J. Six, Amsterdam, 6 April 1702. Moes no. 30. No. 140 „De heer Hugo de Groot in ’t klein”. / 4.50. Icon. Bureau N.L. 29995. 66* Door? oud 18jaar. Verkooping Michiel Laars, Amsterdam, 9 April 1764, Konstboeck D23. Gekocht door Fouquet voor / 3. Niet bij Moes. Mededeeling Hofstede de Groot. Icon. Bureau N.L. 26500. 67* Door S. de Bray. Verkooping H. Aarentz, Amsterdam, 11 April 1770. Moes. aanv. Icon. Bureau N.L. no. 10933. 68* Door M. J. Mierevelt. Als jongen. Verkooping Amsterdam 28 Oct. 1839, no. 127. Gekocht door De Vries. Moes no. 3. Icon. Bureau N.L. 29996 69* Door J. van Ravesteyn. Verkooping Amsterdam, 27 April 1840. Vermoedelijk het ex. van den Raad van State (no. 15). Moes aanv. Icon. Bureau N.L. 10932. 70* Door M. J. Mierevelt. Verkooping Amsterdam, 20 Aug. 1856. Moes no. 13. Icon. Bureau N.L. 29997. VERGELIJKEND OVERZICHT VAN MOES ICONOGRAPHIA BATAVA Moes Tent. Iconogr. IcBur. j Moes Tent. Iconogr. Ic Bur, i 38 10927 19 20 28 29982 2 61 29971 20 21 7 26503 3 68 29996 21 22 19 29979 4 n 39 20342 22 5 prent 23 29 9 29975 6 13 14 29977 24 29 23382 7 14 23 13687 25 30 29983 8 15 26 29981 26 28 24 29980 9 16 15 10932 27 60 29991 10 17 16 20234 28 • 63 29993 11 23 17 29978 29 64 29994 12 30 65 29995 13 70 29997 31 56 29988 14 25 29999 32 57 29989 15 71 29998 33 5 29973 16 48 29986 34 59 29990 17 18 18 23381 35 62 29992 18 19 27 29982 VERGELIJKEND OVERZICHT VAN DE GROTIUSTENTOONSTELLING Tent. Moes Iconogr. Ic Bur. Tent. Moes Iconogr. Ic Bur. 11 4 39 20342 22 21 19 29979 12 2 19367 23 11 17 29978 13 6 14 29977 25 25 20312 14 7 23 13687 26 34 19450 15 8 26 29981 27 33 19614 16 9 15 10932 28 26 24 29980 17 10 16 20234 29 23 9 29975 18 17 18 23381 30 11 26505 19 18 27 24909 31 21 10928 20 19 28 29982 21 20 7 26503 VERGELIJKEND OVERZICHT VAN DE ICONOGRAPHIE Icon. Tent. Moes Icon. Bur, Icon. Tent. Moes Icon. Bur. i 101 • 29970 35 26507 2 12 19367 36 19353 3 prent 37 i prent 4 29972 38 n 4 10927 5 33 29973 39 20342 6 26501 40 26508 7 21 20 26503 41 29984 8 29974 42 26509 9 29 23 29975 43 26510 10 26504 44 26511 11 30 26505 45 26512 12 19034 46 26513 13 29976 47 16 29985 14 13 6 29977 48 29986 15 16 9 10932 49 29987 16 17 10 20234 50 23384 17 23 11 29978 51 23382 18 18 17 23381 52 10936 19 22 21 29979 53 26514 20 10929 54 26501 21 31 10928 55 31 26515 22 23385 56 32 29988 23 14 7 13687 57 29989 24 28 26 29980 58 34 10930 25 25 20312 59 27 29990 26 15 8 29981 60 2 29991 27 19 18 24909 61 35 29971 28 20 19 29982 62 28 29992 29 24 23382 63 29 29993 30 25 29983 64 30 29994 31 23386 65 29995 32 26506 66 26500 33 27 19614 67 3 10933 34 26 19450 68 29996 Icon. Tent. Moes Icon. Bur. Icon. Tent. Moes Icon. Bur. 69 10932 77 26519 70 13 29997 78 20903 71 15 29998 79 20904 72 10931 80 20906 73 26516 81 20723 74 26517 82 20909 75 14 29999 83 20762 76 26518 VIL PRENTEN INLEIDING Bij de bespreking der bronnen is reeds medegedeeld dat de prenten voor Grotius’ Iconographie weinig materiaal opleveren. Ongeveer alle prenten zijn gegraveerd öf naar het portret van Ravesteyn èf naar dat van Mierevelt, met uitzondering van het jeugdportret dat De Gheyn in 1599 heeft gemaakt en het Parijsche portret van 1629 dat in Wagenaar, Vaderlandsche Historie, voorkomt. Aanvankelijk lag het in de bedoeling enkel melding te maken van de prenten die tijdens Grotius’ leven zijn verschenen. De studie der tallooze prenten, en de moeitevolle arbeid om ze te dateeren, d.w.z. uit te zoeken in welke boeken ze voorkomen, leverde zooveel materiaal op voor een meer volledige beschrijving, dat ik besloot aan dit werk een zoo volledig mogelijke lijst toe te voegen van alle prenten, die ik hier en daar tegenkwam. Ik heb evenwel geen speciaal onderzoek ingesteld naar de tallooze mechanische reproducties, die in de laatste kwarteeuw in tijdschriften en couranten zijn verschenen en die slechts de reproductie van een prent weergeven. Wanneer ik toevallig zulk een goede reproductie tegenkwam, heb ik er melding van gemaakt bij de beschrijving van de origineele prent. Het is gemakkelijk wanneer men weet, waar een afbeelding is te vinden. Ik heb de prenten in rubrieken ingedeeld; I bevat de portretten, die als zoodanig zijn gegraveerd. II geeft een lijst van historieprenten waarop Hugo de Groots portret voorkomt. Ik heb evenwel niet alle historieprenten beschreven, omdat er zeer vele prenten bestaan waarop Grotius voorkomt, maar die niet als portretten zijn te beschouwen. Ik heb daarbij speciaal het oog op de tallooze tafereelen, die met de vlucht in de boekenkist in verband staan, doch waarbij het portret geheel bijzaak is. 111 somt de prenten der Grotiuspenningen op. IV bevat een lijst der titelprenten waarop een portret van Grotius voorkomt. Meerdere malen kwam ik kleine portretgravures tegen, die mij bleken te zijn uitgeknipt uit titelprenten. V houdt een reeks van portretten in,die volgens het onderschrift Grotius voorstellen,doch inderdaad een ander. Ik ben voorbijgegaan de portretten, die De Groot heeten voor te stellen zonder dat het onderschrift zulks vermeldt, want dan krijgt men een lijst van toevallige vergissingen van conservatoren van prentenkabinetten, die een portret, omdat het een snor en sik heeft en in 17e-eeuwsch costuum is gekleed maar bij de collectie-Grotius deponeeren. Ik denk bv. aan het portret van Alexander van der Capellen, vóór de letter, dat in Parijs, nog wel ondanks het wapen Van der Capellen, onder no. 10 als Grotius’ portret wordt beschouwd. Ik heb aan deze vijfde rubriek zooveel mogelijk publiciteit gegeven, door een reproductie dezer prenten op te nemen, in de hoop dat deze er toe zal bijdragen een eind te maken aan illustratie van Grotius’ werken met prenten, die De Groot niet voorstellen. Vergissingen hebben een taai leven, dat nog bevorderd wordt door de onverschilligheid van menig museumdirecteur, die slechts belangstelling heeft voor den schilder van een portret, maar niet voor den voorgestelde, waarvan het gevolg is, dat aan den ingang van het Museum nog steeds photo’s aan het publiek worden verkocht met foutieve onderschriften, terwijl reeds lang is uitgemaakt dat het portret iemand anders voorstelt dan het onderschirft der foto mededeelt. Zoo distribueert men nog in München het portret van Wovèrius als een van Grotius. De prenten zijn chronologisch genummerd. Indien dezelfde prent in meerdere boeken voorkomt, dan zijn deze toch onder één zelfde nummer opgenomen. Is de plaat wel dezelfde, doch het onderschrift anders, of is de prent achter met text bedrukt, dan wordt dit onderscheid aangegeven door onderverdeeling van het nummer met a, b, c enz. Naar de verschillende gedrukte inventarissen is verwezen. Allereerst naar Muller en Van Someren. De meeste prentenkabinetten hebben geen gedrukten catalogus hunner portretten. De archieven te Delft en Rotterdam bezitten een vrij groote collectie Grotiusportretten. Hun inventarissen zijn gedrukt. Dit is mede het geval met de collectie van de Bibliothèque Nationale te Parijs; Du- plessis-Riat, Catalogue de la Collection des portraits francais et étrangers conservée au Département des Estampes de la Bibliothèque Nationale. Paris 1899. Ik heb bij iedere prent vermeld waar een exemplaar er van te vinden is. Naar de particuliere collecties heb ik slechts verwezen, indien de prent niet in een openbare verzameling aanwezig is. De beschrijving der portretten in deze catalogi is echter in den regel zoo summier, dat het vaak onmogelijk is om uit de beschrijving op te maken welke prent beschreven is. In dit opzicht heeft men b.v. aan de beschrijving der Parijsche collectie, voorzoover de prenten niet zijn gesigneerd, niets. Ze zijn daar allen beschreven als „gravure anonyme”. Doch ook Muller helpt ons inmeniggeval slecht op weg met zijn „als voren”, „iets kleiner” of „iets grooter”. Men moet er naar gissen, welke prent Muller op het oog heeft met zijn beschrijving. Ik heb daarom de prenten uitvoeriger beschreven met opgave van maten, en daarvoor genomen de uiterste maat van den druk, niet van de koperen plaat. Ook heb ik vermeld of de prent achter bedrukt is of niet; hetgeen voor de herkenning soms onmisbaar is. Het heeft mij de meeste moeite gekost om vast te stellen in welke boeken de prenten voorkomen. Grotius is een universeel geleerde over de geheele wereld bekend. Zijn portret komt dus in de meest uiteenloopende verzamelwerken, ook buitenlandsche, voor, werken die op onze bibliotheken vaak ontbreken. Men zou geheele bibliotheken moeten doorzien of men soms prenten vindt. Dit was mij natuurlijk onmogelijk zoodat ik er dan ook niet in geslaagd ben van alle portretten vast te stellen uit welke boeken zij zijn uitgenomen. Hierbij komt dat men op de bibliotheken boeken aantreft waaraan het portret ontbreekt, zonder dat men dit kan constateeren, zoodat men al te spoedig concludeert, dat het boek geen portret bevat, terwijl feitelijk meerdere exemplaren op diverse bibliotheken daarvoor geraadpleegd moeten worden. Daartegenover komt in andere werken een portret voor dat er niet in hoort doch dat er later ingevoegd is. Ten slotte bedenke men dat sommige portretten als losse prent zijn uitgegeven zonder eenigen samenhang met eenig boek. Op de prentenkabinetten heeft men aan dit verband van prent en boek zoo goed als geen aandacht geschonken. Hoofdzaak is daar natuurlijk de graveur, en in de bibliotheken verzamelt men geen losse prenten, zoodat in de openbare verzamelingen omtrent dit verband weinig is te vernemen. Toch is dit verband van gewicht om de prent te kunnen dateeren en de herkomst vast te stellen, hetgeen niet zonder belang is voor het onderzoek naar den graveur. In een drietal tabellen heb ik een overzicht gegeven, waardoor men gemakkelijk kan nagaan waar de prenten aanwezig zijn en in welke werken ze voorkomen. Het nummer dezer boeken is bij de beschrijving van iedere prent, achter elk genoemd boek tusschen ( ) vermeld. Tabel I geeft aan waar de prenten zijn te vinden. Tabel II geeft een boekenlijst onder vermelding van welke prenten er in voorkomen. Tabel 111 geeft een nadere omschrijving van Muller’s Catalogus met de aanvullingen van Van Someren. Tenslotte zij medegedeeld dat de Schrijver een photo van ieder der beschreven prenten in zijn bezit heeft. GRAVURES Dans I’énumération des gravures, ont été négügées les estampes historiques autant que celles-ci ne comportaient pas un portrait de Hugo de Groot. On a bien examiné dans quels ouvrages un portrait a été recueilli. II a été mis également dans le commerce des gravures volantes. Celles des gravures qui sont a reconnaitre par la description n’ont pas été reproduites en petit format. Les autres ont été réproduites en petit format. Du reste, I’auteur de eet ouvrage a en sa possession une photographie de chaque gravure. La liste des portraits ne peut pas être compléte, car Grotius était un savant universel et de réputation mondiale, et figure donc dans toutes sortes d’ouvrages étrangers. Ont été inspectés tous les cabinets d’estampes en Hollande, ainsi que ceux de Berlin, Vienne et Paris. LIJST DER PRENTEN BEVATTENDE EEN PORTRET VAN HUGO GROTIUS M = Muller (F.), Beschrijvende catalogus van 7000 portretten van Nederlanders enz. Amsterdam, F. Muller 1853. S. = Someren (J. F. van), Beschrijvende catalogus van gegraveerde portretten van Nederlanders, vervolg op F. Muller, Catalogus. 3 dln. Amsterdam, F. Muller en Co., 1888—91. St. = Atlas van Stolk. Catalogus der Historie-, spot- enzinneprenten betrekkelijk de geschiedenis van Nederland, verzameld door A. van Stolk Cz., gerangschikt en beschreven door G. van Rijn. Amsterdam, F. Muller en Co., 1895. MH = Muller (F.) Beredeneerde Beschrijving van Nederlandsche Historieplaten A’dam 1863—70. D = Veldman (H. S.), Catalogus van den historischen atlas van Delft en Delfland enz. Delft, Gebrs. Kleyn van Willigen, 1898. R =•= Moquette (H. C.) Catalogus van de Portretverzameling der gemeente Rotterdam. R’dam 1917. P = Duplessis-Riat. Catalogue de la Collection des portraits frangais et étrangers, conservée au département des Estampes de la Bibliothèque nationale. Paris, 1899. Ro = Rogge (H. C.), Bibliographie der werken van Hugo de Groot. ’s-Gravenhage, M. Nijhoff, 1883. CB = Meulen (J. ter), Concise Bibliography of Hugo Grotius. Leiden, A. W. Sythoff, 1925. AH = Archief der gemeente’s-Gravenhage. BA = Bibliotheek der Universiteit te Amsterdam. BL = Bibliotheek der Universiteit te Leiden. KB = Koninklijke Bibliotheek te ’s-Gravenhage. PA = Rijksprentenkabinet te Amsterdam. 11 a ± 1632. Gravure. 250 x 171. O. Door W. Delff naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts in ovaal, zonder randschrift. Het ovaal wordt aan de bovenzijde door 2 figuren omlijst, die een lauriertak vasthouden. Op een cartouche onder het ovaal het gedicht „Depositum coeli ” van Hexnsius. Een exemplaar van deze zeldzame prent op het Rijksprentenkabinet te Amsterdam. Het zal de prent zijn „avec les deux Statues” zooals deze vermeld wordt in den Veilingcatalogus De Bosch te Amsterdam in 1780, die, zooals Brandt hl. 425 schrijft: „wordende dezelve Schilderij voorts door des schilders schoonzoon Willem Delf in koperen plate cierelijk gesneden en eenigen tijdt daerna door ieders handen verspreit”. h ± 1635. Gravure als 11a, met dit verschü, dat de figuren verwijderd zijn en door lauriertakken zijn vervangen, terwijl op de lijst van het ovaal het randschrift is aangebracht: „Ruit Hora H. Grotius. Synd. Roterod. eiusdemq. urb. in conv. Ord. Holl. et Westfr. quondam delegatus.” en op den voet van de lijst: „Aet. 49. A°. 1632 . R. 857. M. 2015. D. Franken, L’oeuvre de W. Jr. Delff 1872 no. 30. P. 27. Afegbeeld PI 17. c 1641. Gravure geheel gelijk aan 11 b, alleen met dit onderscheid, dat deze nu is voorzien van het adres van W. Blaeuw: „W. Blaeuwexcud.”, in wiens bezit de plaat is overgegaan. Deze uitgever heeft deze plaat voorin in de Annotationes in libros Evangeliorum (66) geplaatst en van achter bedrukt met een opdracht: „Lectori Christiano. H. Grotius. Si quis enz ” Grotius was er zeer verstoord over, gelijk wij hiervoor hebben meegedeeld. Zijn broeder Willem heeft dan ook zooveel mogelijk deze prent uit de Annotationes doen verwijderen. S. 2139c*, die zich vergist ten aanzien van de mededeeling dat deze plaat in 1662 in de Annales voorkomt. Reproductie in Eigen Haard 1883, bl. 185. d 1657. Gravure gelijk aan 11c, met ander randschrift in het ovaal: „H. Grotius Reginaeq. Regniq. Suedici. Consil. eorum- demq.ad Reg. Christianiss. Legat. ord. quondam synd. Roterod. ejuisdemq; urb. in conv. Ord. Hollandiae et Westfr. delegatus’ . Het „Ruit Hora”, waarvoor in den rand geen plaats meer was, staat nu op het voetstuk. Van achter bedrukt met het Privilege. Deze prent komt voor in de latijnsche en fransche uitgaven der Annales et historiae de rebus Belgicis. Amsterdam, J. Blaeu 1657. f°. (55), idem 1657 (56), Annales et histoires J. Blaeu 1662 (59) en idem Paris, F. Leonard 1672 (60). Volgens aanteekeningen van Prof. R. Fruin is deze plaat bij den brand in 1672 vernietigd. S. 2139c**. Deze prent is herhaaldelijk gereproduceerd. Zie o. a. Eigen Haard 1883 (177) blz, 185, (11c) Seidlitz (W. v.), Allgemeines historisches Portratwerk 1894 (178) plaat 44, (116). De jure belli ac pacis, Washington, Carnegie Institution 1913, 4°. (26). (116); G. Hirth, Les grands illustrateurs 111, 1144 (179). Pieter de Groot schrijft*) over deze prent; „De schilderij van mijn vader sal in myn huys te Rotterdam kunnen gevonden worden, maar wat syn prent aangaet, die en sal noyt myns oordeels beter gemaekt worden als die van Willem Delff, schoonzoon van Mr. Michiel [Mierevelt] nae de schildery van gedachte Mr. Michiel waervan de plaet moet syn in handen van de heer Blaeuw”. 12 1636. Gravure. 158 x 117 0. door C. de Passé, naar de prent van W. Delff naar het portret van Mierevelt. A. Roman excudit. In ovaal, borstbeeld naar links, met platten kraag en zwarten mantel. Het randwerk is geheel gecopiëerd naar de prent van Delff. Randschrift; „Ruit Hora. H. Grotius Synd. Roterod. eiusdemq. urb. in. conv. Ord. Holl. et Westfr. quondam delegat.” Onder: het latijnschgedicht van D. Heinsius: „Depositum coeli”, links daaronder „A. Roman, excudit”. Onder op 't cartouche „Aet. 53 A°. 1636”. In: Inleiding Holl. Regtsgel.hd. Haarlem, A. Roman, 1636, 1639 en 1641 (49—51). ') Catal. d’Autogr. Fred. Muller 1882 p. 17 no. 128. De prent is niet geteekend. Zie echter: D. Franken, L’oeuvre gravé des Van de Passé 1881 no. 637. De bijvoeging aet. 53 A°. 1636 is fantasie van den graveur, want Mierevelt heeft Grotius aldus geschilderd aet. 48 a° 1631. Maar het boek verscheen in 1 636 en de prent moest blijkbaar up to date zijn. M. 2016. Af geheeld PI 29. 13a 1645. Gravure. 129 X 98 Z.O. Copie op ongeveer dezelfde grootte in spiegelbeeld van de prent van 1613 (no. 3) door W. Swanenburg naar Ravesteyn. Rechts onderaan „f 4”. Deze prent komt voor in: Bibliotheca chalcographica collectore J. J. Boissardo door J. Th. de Bry. Leiden, 1645. VI Pars f. 4. (117). „f 4” is met inkt geschreven. M. 2036. P. 2. h Als a, doch „f 4” is thans rechts onderaan gedrukt. In hetzelfde werk editie van 1650 te Frankfort verschenen (118). 14 1652. Gravure. 88 X 64. O. Door Tho. Cross, naar de prent van Swanenburg. In ovaal. Ter rechterzijde een boekenplankje met 3 boeken (God and Christ, Warr and Peace, State and Church). Op den achtergrond: „Hugo Grotius”. Boven het ovaal: „Ruit Hora”. Onder het ovaal: „See you not Beaming in his Lookes. See it more lively in his Bookes. Tho Cross sculpsit.” In: Two discourses. London, A. Müler for W. Lee 1652. 12°. (71). S. 2148. 15 1652. Gravure. 88 X 64. O. Door 1 ho. Cross. Dezelfde als no. 14, doch de achtergrond van het ovaal is horizontaal gearceerd, terwijl om het ovaal boven het onderschrift een vierkant is getrokken, dat ook op dezelfde wijze is gearceerd. In: Sophompaneas or Joseph. A Tragedy London, J. Harderly [1652] sm. B°. (78). Of the law of Warre and Peace London, Warren. Lee, 1654, B°. en 1655. B°. (40 en 41) en in His most choice discourses W. Lee, 1658. 12°. en 1669 (72 en 73). v. S. 2148. P. 25. 16 ± 1650. Gravure. 113 z, 138 m. rand X 115 z., 178 m. rand.. Anon. n. Mierevelt. Borstbeeld naar links achter een balustrade in ovale omlijsting waarin: „H. Grotius Synd. Roterod.” enz., in vierkant, horizontaal gearceerd. Om de gravure is in boekdruk een rand gedrukt, die beneden meer wit openlaat. De achterzijde is met een duitschen tekst bedrukt, bevattende het requisitoir tegen Grotius. R. 876. B. 16. Af geheeld PI. 27. 17a 1658. Gravure 144 z., 177 m. 0., X 111. Anon. naar ’t portret van Mierevelt. Borstbeeld naar rechts in vierkant, boven in de hoeken „Ruit Hora,” in hoofdletters cursief. In afzonderlijke omlijning onder de prent „Hvgo Grotius” (met V in Hvgo) en vierregelig onderschrift „Reginae Regnique” enz. (als bij no. 11) (57). In: „Annales et historiae ”J. Blaeu 1658, B°., van achteren bedrukt met het privilege. M. 2020. b Als a, doch O. In De jure belli. Blaeu 1670, B°. (1) 18 1669. Gravure. 124 X 77, ovaal 99 X 76, O. Anon., naar de prent no. 5 naar Ravesteyn. Borstbeeld naar links in ovaal, waarvan de lijst bestaat uit 3 lijnen. Onder in een cartouche het onderschrift; „Hugo de Groot Pensionaris der Stadt Rotterdam”. Boven rechts „572”. In; Waerachtige Historie van ’t Geslacht.... van J. v. Olden Barnevelt. Amsterdam, Jozua v. d. Straten 1669. bl. 572 (119). 19 1670. Gravure 123 X 75. O. Door H. Bary, naar dezelfde prent als no. 18. Borstbeeld naar links in ovaal, donkere egaal zwarte achtergrond. Zelfde cartouche op verticaal gearceerden achtergrond en onderschrift als no. 18. Onder het ovaal links M. Mierevelt pinx. rechts; „H. Bary sculp”. Over de vergissing van den graveur om het portret aan Mierevelt toe te schrijven zie blz. 10. In; Waerachtige Historie van ’t Geslacht.... van J. v. Olden Bamevelt 2e verb. druk Johs. Naeranus, 1670. B°., tegenover bl. 628 (120). M. 2033. Afgebeeld PI. 27 20 1670. Gravure. 122 X 76. O. Door H. Bary?, naar 't portret van Mierevelt. Borstbeeld naar links met platten kraag met donkeren achtergrond als bij no. 19. De vierkante omlijsting is horizontaal gearceerd. Het onderschrift in cartouche als no. 18 en no. 19, evenwel op geruite arceering. Links onder ’t ovaal; M. Mierevelt pinx. In; I°. „Waerachtige historie van ’t geslacht.... van J. v. Olden Bamevelt. 4e druk. Rotterdam, Johs. Neeranus, 1670, tegenover bl. 628 (121). 2°. Bewijs van den waren Godsdienst. Wed. B. Visscher en E. Visscher, 1728. B°. (79 en 80). M. 2026. 21 1671 ? Gravure. 134 z., 166 m. o. x 114.0. Anon. naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts in vierkant, met donkeren achtergrond. Boven; „Ruit Hora”. Onder: „Hugo de Groot” en 6 regelig gedicht: O Delf, beny geen Maes den grooten Rotterdammer De Groot is ruim soo groot. Dees socht het Hollandts jammer Te stuiten door syn raedt; maer ’t oor der twist bleef doof. Men scheurde veel te licht om liefdeloos geloof. Indien syn Fenixgeest verdeelt waer onder seven, ’t Vereenigt Nederlandt waer onverdeelt gebleven. G. Brandt”. In sommige exemplaren van: G. Brandt, Historie der Reformatie. M. 2019. P. 18. (122) 22 1673. Gravure. 135 z., 180 m. o. X 129. O. Anon. naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts als no. 17, evenwel breeder, zoodat meer van den schouder zichtbaar is. Onderschrift als no. 17, met dit onderscheid dat bij Hugo hier een U, geen V is gebruikt. In: De jure be11i.... Jena, Fleischer, 1673, 4°. en Jena- Rudolstadt, Fleischer, 1680, 4°. (2 en 5). 23 1679. Gravure. 306 X 206. O. Door J. Munnickhuyzen naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts op zwarten achtergrond, ovaal met krans als omlijsting, rustend op een piëdestal waarop: 4 regelig latijnsch onderschrift: „Reginae Regniq.’ en 4 reg. vers in 2 kolommen: „Depositum coeli. M. Mierevelt pinx, J. Munnickhuysen sculps.”. In: Opera omnia theologica. Amsterdam, J. Blaeu, 1679 f°. (64). S. 2141. P. 44 Hiervan bestaan ook achter onbedrukte proefdrukken vóór de letter. • 24 1680. Gravure. 143 z., 175 m. o. X 104. Anon. naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts als no. 22, evenwel met weinig rechterschouder. Het onderschrift als no. 22, doch niet door een lijn omlijst. In; De jure be11i.... Amsterdam, Janssonius Waesbergen, 1680,1689, 1701. Amsterdam, Van Someren, 1689, 1701, en Amsterdam, Wetstein, 1702 en Leers, den Haag, 1680. B°. (3, 4,6, 7, 11, 12, 13). M. 2020. Af geheeld PI 27, 25 1681. Gravure. 259 x 176. O. DoorAbrah. van der Wenne, naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts in ovaal door een krans omgeven, geheel in den trant als no. 23, doch kleiner. Op de zuil ’t volgende gedicht van G. Brandt; „Dus leeft de Fenix der geleerden Huig de Groot Des aartryx wonder, gift des hemels, die de doodt De tijdt en nijdt beschaamt; die Neerlandts Staat gevaaren Met oorlogh en ’t bestandt beschreef in gulde blaaren. Het Vaderlandt dat hem verstiet, wordt hier verplicht; En Hollandts vrijheit trekt haar luister uit dit licht. G. Brandt”. Boven in de hoeken „Ruit Hora”, onder ’t piëdestal „M. Miereveld pinx. A. van der Wenne sculp.”. In; Nederl. Jaarboeken. Amsterdam, Wed. J. van Someren, A. Wolfgangh en H. en D. Boom, 1681. f°. (58). M. 2018. P. 50. In: Greg. Leti, Teatro Belgico overo retratti historici, chronologici, politici e geographici, delle Sette Provincie Unite scritto da Greg Leti. 2 part. Amsterdamo, apresso G. de Jonge. 1690 gr. 4°. bevindt zich op bl. 192 een afdruk van dit portret, waarbij evenwel het vers bedekt is door een cache tot aan het ovaal, zoodat de plaat afgesneden lijkt (123). Vergelijk S. I, blz. 84 en St. no. 368. P. 50. 26a 1682. Gravure. 184 X 134. Door N. de L’Armessin naar Mierevelt. Borstbeeld naar links, in een ovaal cartouche, waaronder: „Hvgue de Groot, juris consultus. De L’armessin. scul”. In: Is. Bullart, Academie des Sciences. Bruxelles, Franc. Foppens, 1682, kl. fob en editie van 1695, vanachter met tekst bedrukt. Deel 11, 213 (124). S. 2147. b Als a, doch nu O. en latijnsch onderschrift; Hugo Grotius. In: J. F. Foppens, Bibliotheca Belgica. Bruxelles, P. Foppens, 1739. 4°., bl. 492 (125). 27 1688. Gravure. 64 z., 75 m. o. X 45. O. Zeer slecht gelijkende copie naar Ravesteyn. Borstbeeld met kanten plooikraag en vollen baard naar rechts in vierkant, waaronder: „Hugo Grotius, Syndicus Roterdamensis”. In: P. Freher, Theatrum virorum eruditione clarorum, Neurenberg, Joh. Hofmann, 1688, bl. 1079 met 16 portretten op één bladzijde, waarvan Grotius is 3e rij no. 4 (126). M. 20392. Af geheeld PI 27. 28 ± 1690. Gravure 45 z., 52 m. o. X 41. O. Anon. naar Ravesteyn. Borstbeeld naar links, zeer slecht gelijkend, in ovaal met witten achtergrond in vierkant randwerk waaronder „Hugo Grotius”. Het prentje komt voor op een folioblad met 20 dergelijke portretten, 5 rijen van 4, waarvan dat van Grotius voorkomt als no. 4 op de 3e rij. Op een ander dergelijk blad met 20 andere portretten staat de tekst afgedrukt. Dit blad is echter achter niet bedrukt. 80. en B 28. P. 19. M. 20393. „Tomé 3 pag. 292”. Rechtsonder: „J. Lamsvelddel. et fee.”. In; M. Ie Vassor, Histoire de Louis XIII. Amsterdam. B°. Deel 111, 292. (130). P. 39. h Als a, doch achter bedrukt In hetzelfde werk als onder a, latijnsche editie 111, 273. (130). 34 1707. Gravure. 136 x 85. O. Door P. van Gunst naar Mierevelt. Borstbeeld naar links in ovaal met donkeren achtergrond. Onder op een rechthoek; „Hugo de Groot” met 4 regelig gedicht op een horizontaal gearceerd vierkant van W. den Elger: „Door deugd des afgunst dood Door geest een waerelds wonder Door naam een schelle donder Was de ed’le Huig de Groot W. den Elger”. In: I°. Vondels Palamedes. Amersfoort, P. Brakman, 1707, blz. 117 (131). 2°. idem, 1736, hl. 124, zeer versleten (131). 3°. [G. Brandt], Onpartijdig Chronyxken, der voornaamste Nederlandsche Geschiedenissen, den vijfden druk. Uffrecht, P. v. der Veer en J. Servaas Bosch, 1730, bl. 77. M. 2021. (132). De eerste prent is veel ruwer gesneden dan die in de uitgave van 1730. 35 1709. Gravure. 315 x 171. O. Anon. naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts in ovaal met zeer veel lofwerk. Op een cartouche daaronder; „Hugo Grotius Reginae Regnique enz.” Om de lijst van het ovaal een lint geslingerd waarop; „Symb. Ruit Hora”. Onderaan 2 hoorns des overvloeds. In: Drey Bucher vom Rechte des Kriegens und des Friedens.. .. Frankfort o/M. Bauer, 1709, fol. Frankfurt o/M., Multzen, 1721 en 1728. (37—39). 36a 1712. Gravure. 161 X 100. O. Door Willem de Broen Sr. naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts in ovaal. Onder op een rechthoek; „Hugo Grotius Reginae Regnique etc.” Om ’t ovaal; „Ruit Hora”. Alles op een diagnoaal gearceerd vierkant. Links onderop ’t gearceerde: „Broen Sr. S.”. Er komen prenten voor, naar een later opgestoken plaat. In: De jure be11i....” Amsterdam, Wetstein, 1712 en 1720. B°., Amsterdam, Janssonius Waesbergen, 1712 en 1720, B°., en Gaspar Fritsch, 1735. (14, 15, 18, 19, 20, 22). Volgens Rogge 42 komt deze prent ook voor in de editie van De jure belli... . Amsterdam, Janssonius-Waesbergen 1722 (ontbreekt in de bibliographie). M. 2025. P. 24. b 1735. Gravure. 159 x 98. O. Geheel gelijk aan a, doch iets kleiner en de signatuur: „W. d. Broen Sc.” nu onder de prent In; De jure belli. ... enz. Amsterdam, Janssonius Waesbergen, 1735. B°. en Utrecht, van Schoonhoven, 1773. B°. (21 en 25). P. 24. 37 X 1710. Gravure. 261 X 170. O. Door D. Redinger naar Mierevelt. Borstbeeld in ovaal op piëdestal en vierkant rand. werk. Boven; „Ruit Hora”. Onder: „Aet 49 A°. 1632”. Onderschrift; „Hugo Grotius Reginaeq. Regniq.” enz. in drukletters; daaronder cursief; „Depositum coeli” enz. Gesigneerd rechts onder: „D. Redinger fee.”. P. 45. 38 1712. Gravure. 134 z. o. X 87. O. Anon. naar Mierevelt. 'Borstbeeld naar rechts met veel mantel. Boven op den witten achtergrond: „Ruit Hora”, onder het vierkant: „Hugo Grotius”. In: [J. Scheffer,], Hugo Grotius enucleatus.... [Helmstedt], Hammian, 1712. B°. (44). Af geheeld PI. 29. 39a 1724. Gravure. 214x161.0. Door P. van Gunst naar Mierevelt. Borstbeeld naar rechts in ovalen krans, in een nis geplaatst, op den achtergrond Loevestein. In ’t kozijn liggen nttributen van het recht, den handel, den oorlog. Boven het ovaal 2 bazuinen. Op het voetstuk: „Hvgo Grotius” (met V). Onder de prent: „P. van Gunst sculpsit ad Ectypum a M Mierevelt, quod extat apud Nobiliss; virum G. van Papenbroeck, Judicum Reip; Amstel: Praesidem”. In: Le droit de la guerre. Amsterdam, de Coup, 1724. 4°, en Leiden, La Campagnie, 1759. 4°. (30 en 33). M. 2027. S. 2144. P. 34a. b 1729. O. Gravure als a, met het onderscheid dat in den naam U in plaats V is gebruikt, terwijl het onderschrift; „P. v. Gunst” etc. ontbreekt. In: Le droit de la guerre. Amsterdam, de Coup, 1729 4°. (31). P. 34b. c 1746. O. Gravure als a met V, doch door Chovin te Basel. Het onderschrift „P. van Gunst” enz. is vervangen door: „Chovin fee a Basle,” op de prent gegraveerd. In; Le droit de Ia guerre, Basel, Thourneisen, 1746, 4°., 1768, 4°., en Leiden-Lyons, Wetsteyn-Bruyset, 1768, 4°. (32, 34, 35). 40 1727. Gravure. 144 x 100. O. Door Gaqon bij E. Desroches naar Mierevelt. Borstbeeld naar links in ovaal rustend op een piëdestal. Op een cartouche: „Huges Grotius, Avocat-General et Sindic a Roterdam. Ambassadeur en France pour la Reine Christine de Suède né a Delf en Hollande en 1583 mort dans le Mekelbourg I’an 1645”. Daaronder: „Se vend chez E. Desroches a Paris, rue du Foin prés la rue St. Jacques”. Op ’t piëdestal het volgend gedicht: „Tel fut ce Sage et scavent homme Qui sans destruction de Geneve ou de Rome Combattant hincrédulité Confondit a la fois le Juif opiniatre Le Mahometan ITdolatre Et de la Loy de Christ prouva la Verité”. Onder de prent rechts: „Gafon”. prent links: „M. Miereveld pinx”, rechts: „F. A. Stercklein sculps.”. In: Opera omnia theologica.... Basel. E. en J. R.Thourneisen, 1732. f°. (65). 48 1749. Gravure. 171 X 110. O. Door J. Houbraken naar de teekening van A. Schouman bij I. Tirion. Borstbeeld naar rechts, naar een onbekend portret in 1629 te Parijs geschilderd. Platte kraag. In ovaal op een piëdestal waarop: „Mr. Hugo de Groot, Raad en Pensionaris te Rotterdam”. Links onder: „A. Schouman del. naar ’t orgineel”, rechts onder: „J. Houbraken fee.”. In den rand van ’t ovaal; „Lutetiae Parisiorum 1629”. Onder de prent I. Tirion excudit. In: Wagenaar, Vaderl. Historie, Dl. X, bl. 114 (134). M. 2022. P. 37. Van deze prent proefdrukken vóór de letter en op groot papier coll. G. en D. De prent is meermalen gereproduceerd o. a. in: The Opinions of Grotius... . London, Stevens and Haynes, 1894, B°. (54) en in: Of the law of Warre and Peace, Washington-London, W. Dunne, 1901,8°. (43) en Rogers, Story of Holland, 1889, hl. 237. Af geheeld PI. 18. 49 1751. Gravure. 208 X 155. O. Anon. naar Mierevelt. Borstbeeld naar links in Louis XIV-omlijsting. Er onder: „Hugo Grotius’ ’ en een aantal attributen van recht, oorlog en handel (dezelfde als op no. 39). Daar doorheen een lint geslingerd waarop; „Sumptibus Marei Michaelis Bousquet”. In; De jure be11i.... Lausanne, Bousquet, 1751, 4°. en 1758. 4°. (23 en 24). M. 2028. 50a 1751. Gravure. 216 X 154. O. Door J. Lichtensteger naar Mierevelt. Borstbeeld naar links in ovaal op piëdestal waaronder; „Hugo Grotius synd. Roterod.... symb. Hora Ruit”. Onder de prent rechts: „J. Lichtensteger Norib. fc.”. In: Annotationes in Novun Testamentum. Erlangen-Leipzig, I. C. Tetzscher, 1755 4°. (67). Zonder signatuur. h Als a, doch nu met signatuur rechts onder de prent. In de uitgave onder a genoemd. Halle, 1769 (68).