omgeving was gebeurd, en zelfs dat werd soms in het geheel niet of onjuist geweten. Zoodra ik dit bemerkte, heb ik dit werk op breedere basis opgebouwd. Het moest een verslag worden van het geheele krijgsgebeuren, van uur tot uur opgeteekend, en van zooveel mogelijk feitelijke gegevens voorzien, opdat niet alleen het nageslacht hieruit voldoende gegevens zou kunnen putten, doch ook de thans levende Groningers zich een klaar beeld zouden kunnen vormen van de voor hen zoo belangrijke bevrijdingsgevechten. Dat hiertoe een zeer groote hoeveelheid gegevens moest verzameld worden, en wel zoo spoedig mogelijk, daar het herinneringsvermogen van de burgers slechts korten tijd een juiste weergave van het gebeuren garandeerde, zal een ieder duidelijk zijn. Reeds enkele dagen na het opvatten van het besluit om dit boek te schrijven toog ik dan ook op pad, voorzien van kaart, papier en potlood en noteerde, beginnend bij de grenzen der gemeente en vandaar den opmarsch van de bevrijders volgend, honderden verslagen van ooggetuigen. Daar verreweg de meeste bewoners van Groningen de bevrijding in hun veilige kelders beleefden, leverde het vinden van deze ooggetuigen nog vele en velerlei moeilijkheden op. Bovendien nam ik geen genoegen met een enkel verslag over een bepaalde gebeurtenis, doch interviewde steeds twee of drie personen over eenzelfde feit om aldus tot een zoo betrouwbaar mogelijk relaas van het oorlogsgebeuren te kunnen komen. Op een groote kaart van de stad teekende ik tegelijkertijd de opmarschwegen van het aanvallende leger aan, waardoor ik me een juist beeld van dezen bewegingsstrijd kon vormen. Met genoegen denk ik terug aan de hulp, die ik van mijn vriend Dr. H. P. Coster, geoloog, gedurende de eerste weken van mijn naspeuringen mocht ondervinden. Het speet mij, dat hij mij later om studieredenen in den steek moest laten. Mijn dank gaat ook uit naar den burgemeester van Groningen, Mr. P. W. J. H. Cort van der Linden, door wiens medewerking het mij mogelijk werd, verschillende gegevens van gemeentelijke instellingen te verkrijgen. Het is welhaast onnoodig hieraan toe te voegen, dat deze instellingen van hun kant ook steeds met groote bereidwilligheid mij in mijn arbeid terzijde stonden en mij, waar het ook maar mogelijk was, met raad en daad hielpen. Door de medewerking van hen allen werd het mij mogelijk in dit boek een zoo volledig mogelijk beeld te geven van den strijd in Groningen en van de gevolgen daarvan met betrekking tot de bevolking en het stadsbeeld. De indeeling van het boek leverde weinig moeilijkheden op. Teneinde de positie en gedragingen van bevrijder en bezetter voldoende te kunnen begrijpen, moest aan ieder van hen een hoofdstuk gewijd worden. De vier dagen van strijd deelde ik in even zoovele hoofdstukken in. Natuurlijk kon daarin niet alles vermeld worden, wat er in deze dagen voorviel. Had ik dat gedaan, het boek zou de dikte van een encyclopaedie hebben aangenomen en onleesbaar zijn geworden. Ik moest mij dus beperken en nam alleen dat op, wat voor het krijgsgebeuren in zijn geheel van belang was. Het vermelden van persoonsnamen heb ik zooveel mogelijk vermeden. Door het noemen van de namen van sommigen en het weglaten van die van anderen, zou ik aan de laatsten onrecht hebben aangedaan, terwijl het mij ónmogelijk was allen te vermelden, die dappere daden verrichtten, daar er onder hen zooveel onbekende strijders waren. Een apart hoofdstuk wijdde ik aan de Groningsche Brandweer. Dit corps heeft zich bijzonder kordaat gedragen, zoodat het een speciale vermelding zeer zeker verdient. Het heeft ook in mijn bedoeling gelegen een afzonderlijk hoofdstuk te schrijven over de Nederlandsche Binnenlandsche Strijdkrachten. Het bleek mij evenwel, dat door de leden van deze groep geen rapporten over hun optreden gedurende de vier dagen van strijd bij hun hoofdkwartier waren ingediend. Zoo moest ik volstaan met hier en daar het optreden van een enkelen lossen strijder in het verband van het gebeuren te vermelden. Ter nagedachtenis van de burgers, die in de bevrijdingsgevechten het leven lieten, stelde ik eén lijst op van hun namen, die als bijlage 1 aan het werk werd toegevoegd. Ze is naar officiëele bescheiden bewerkt. Als bijlage 2 nam ik op een lijst van perceelen, die tengevolge van de gevechtshandelingen zoo zwaar beschadigd werden, dat ze grootendeels met den grond gelijk moesten worden gemaakt. Speciaal voor de historie zal deze lijst van groote beteekenis zijn. De illustraties werden met zorg uit het beschikbare materiaal gekozen. Vermelding verdient, dat verschillende foto’s van den heer Folkers door dezen tijdens de gevechtshandelingen zijn opgenomen, voor welke vermetelheid, die ons in staat stelt ook thans nog het krijgsgebeuren voor oogen te halen, hem zeker een woord van lof toekomt. Rest mij nog dank te brengen aan de vele naamloozen, die mij door hun verhalen of aanwijzingen de stof verschaften voor dit boek, dat ik heb opgedragen aan de nagedachtenis van de Canadeezen, die vrijwillig hun welvarend land aan de andere zijde van den Atlantischen Oceaan verlieten om met hun leven onze vrijheid te koopen. Wij zullen hun offer steeds in grooten eerbied gedenken. mee een goede ravitailleering van het geheele invasieleger verzekerd. Daar op 10 November ook Noord-Brabant tot aan het Hollandsche Diep was bevrijd en het geallieerde oppercommando niet aan een oversteken van de groote rivieren in Zuid-Nederland dacht, brak er voor het le Canadeesche leger een periode van betrekkelijke rust aan. Tegen het einde van het jaar werd, terwijl de geallieerde legers verwoed vochten voor de Siegfriedlinie, het Canadeesche leger overgebracht naar het gebied ten zuiden van Nijmegen. Op 16 December 1944 begonnen de Duitschers hun laatste wanhoopsoffensief tegen de sterke geallieerde strijdmacht in het westen, waardoor verschillende hergroepeeringen in de opstelling van de geallieerde legers noodzakelijk werden. De Canadeezen bleven echter op hun post. Hun stond een belangrijke taak te wachten. Al spoedig bleek, dat het Duitsche offensief, hetwelk zoo hard van stapel was geloopen, volkomen zijn doel had gemist en reeds in de eerste dagen van het nieuwe jaar 1945 begonnen de geallieerden met hun tegenoffensief in België, dat hen in korten tijd in de oude stellingen van half December terugbracht. De toestand in het westen bleef hierna eenigen tijd stationnair, hoewel iederen dag het groote offensief tegen Duitschland kon verwacht worden. Op 9 Februari 1945 openden de Canadeezen het offensief met een grooten aanval tusschen de groote bocht van de Maas en den Rijn, waarbij het zwaartepunt van den aanval lag ten noorden van de spoorlijn Qroesbeek-Cranenburg. In de middaguren van denzelfden dag begon tevens een aanval op de Duitsche stellingen in net westelijk deel van het Reichswald. We kunnen bij den nu volgenden hevigen strijd niet te lang stilstaan. De Duitschers boden verwoed tegenstand en de Canadeezen konden dan ook in verbitterde gevechten slechts langzaam terrein winnen in de richting Kleef en Goch. Op 23 Februari bleek de opzet van dezen Canadeeschen opmarsch, want nu begon een frontale aanval over de Roer ten zuidoosten van Roermond in oostelijke richting door het eerste en negende Amerikaansche leger, waarbij de Duitsche verdediging verzwakt werd door den Canadeeschen stoot in haar flank. Het behouden van het gebied ten westen van den Rijn bleek onder deze omstandigheden voor de Duitschers een onmogelijkheid. In begin Maart stonden de Canadeezen op hun sector dan ook langs den geheelen linker Rijnoever. Het wachten was nu op het moment, dat de Rijn zou worden overgestoken. Op Vrijdag 23 Maart begon op een breed front deze overzetbeweging. Ingeleid door hevige bombardementen vonden luchtlandingen plaats in den rug van den vijand, waarna de infanterie in grooten getale den Rijn overstak. Het zwaartepunt kwam daarbij te liggen aan den Neder-Rijn tusschen Nijmegen en Wezel. Het was het 2e Engelsche leger onder de directe leiding van Montgomery, dat hier de spits afbeet. Na zes dagen van bloeöigen strijd wisten de Engelschen, die nu op den linkervleugel weer steun hadden gekregen van de Canadeezen, hun bruggehoofd over den Rijn uit te breiden tot Bocholt, Borken en Dorsten en vervolgens met een aanvalswig door te stooten tot Stadtlohn, ten Oosten van Winterswijk, en met een andere tot in het gebied van Dülmen. De Engelschen rukten nu op in noordelijke en oostelijke richting, terwijl de Canadeezen evenals na de invasie de taak kregen de linkerflank te beschermen. Zij marcheerden via Gendringen, waar hevig gevochten werd, ons land binnen. In den IJselsector werden begin April Doetichem en Weel bereikt, waarna bij Lochem zwaar gestreden moest worden tegen Duitsche parachutetroepen. Langs het geheele van Zutphen tot aan Enschede loopende Twente-Rijnkanaal werd hevige Duitsche tegenstand ondervonden. Nadat bruggehoofden gevormd waren bij Lochem, Goor en Almen, kon echter ook deze linie worden veroverd en de IJsel op een breed 4 Een blok uitgebrande woningen op den hoek van den Paterswoldschenweg en de Lorentzstraat (foto Dr. H. P. Coster) Door de Duitschers in brand gestoken perceelen aan de Groote Markt W.Z. met het gespaard gebleven Goudkantoor front worden bereikt, waarbij de Duitschers rond Zutphen nog feilen tegenstand boden. Terwijl in deze omgeving dus zwaar gestreden werd, rukte een ander deel van het Ie Canadeesche leger op langs de Nederlandsche grens in de richting van Meppen, waarbij dit offensief evenwel gestagneerd werd door den feilen weerstand van de Duitschers. Het geallieerde oppercommando besloot toen een anderen weg in te slaan. Bij verrassing rukten de Canadeezen Coevorden binnen en vandaar begaven zich tankspitsen op weg in de richting van Zwolle, Meppel, Westerbork en Emmen. Parachutisten werden op een breed gebied in Drente uitgeworpen om de Duitsche verbindingen te verstoren. Drie Canadeesche divisies rukten nu op naar het noorden van Nederland. De vijfde divisie op den linkervleugel zwaaide over Diever Friesland binnen, de tweede divisie trok op Groningen aan en de vierde divisie kreeg tot taak de strook Nederlandsch grondgebied tusschen Groningen en de landsgrens te bevrijden. Op Vrijdag 13 April passeerde de tweede divisie Assen, dat des morgens vroeg na een omtrekkende beweging zonder strijd werd bevrijd. De opmarsch naar de grootste stad in het noorden, Groningen, pam een aanvang. Commandant van de tweede divisie was Major-Géneral A. Bruce Matthews, die bij de bevrijding van Groningen voor wat de infanterie betrof gebruik maakte van onderdeden van vijf infanterieregimenten, die tot de keurtroepen van het Canadeesche leger behoorden. Deze regimenten waren; 1. The Queen’s Own Cameron Highlanders of Canada. Dit onderdeel, dat Zaterdag 14 April Helpman bezette en twee dagen later Oosterhoogebrug bevrijdde, bestond uit Canadeezen van Schotsche origine. Het onderdeel is een zusterregiment van de gelijknamige Queen’s Own Cameron Highlanders of England, dat in 1793 werd opgericht door Sir Alan Cameron of Erracht en oorspronkelijk alleen uit leden van de Cameron-„clan” bestond. 2 Onder het regimentsinsigne terzijde van de baret, weergevend een monnikenfiguur, in beide handen houdend een manshoog Grieksch kruis, omgeven door een lauwertak, waarop het woord „Cameron”, bevindt zich ook een vierkant lapje stof bedrukt met de Schotsche ruit van de Cameron-clan. Het Engelsche regiment behoorde tot dat gedeelte van het leger, dat in 1799 bij Egmond aan Zee de Franschen versloeg en sindsdien dezen plaatsnaam dan ook in zijn vaandel mag voeren. 2. The Black Watch of Canada. Dit regiment rukte op over Hoogkerk, Kostverloren en bezette de Oranjebuurt. Op Maandag 16 April brak het den laatsten Duitschen weerstand in de gemeente Groningen bij Noorderhoogebrug. Ook dit regiment bestond geheel uit Schotsche Canadeezen. Het Engelsche zusterregiment is het oudste Hooglandersregiment in het Engelsche leger en werd reeds in 1729 opgericht. Het vocht o.a. in 1795 bij Geldermalsen tegen Fransche cavalerie en verkreeg door zijn overwinning daar als uitzondering op de traditie, dat Hooglandersregimenten in groot tenue een witte pluim op den kolbak dragen, het recht tot het voeren van een roode pluim, naar de overlevering wil, omdat de overwinnaars hun witte pluimen doopten in het bloed van de overwonnenen. Het regimentsinsigne bestaat uit een medaillon met dezelfde voorstelling van monnik met kruis als bij de Camerons. Een kruis in vergrooten vorm dient als achtergrond van dit medaillon, terwijl het bekroond wordt door een driepuntige paarlenkroon. Om het medaillon staan de woorden „nemó me impune lacessit” (niemand beroert mij ongestraft), de spreuk van de Orde van de Distel (de distel is het zinnebeeld van Schotland). Ook de leden van dit regiment dragen onder het insigne hun eigen Schotsche ruit. 3. The Essex Scoüish (Highlanders) of Canada. Dit was het derde Schotsch-Canadeesch regiment. Het forceerde den overgang over de Heerebrug op Zaterdagavond, waardoor den volgenden dag de omsingeling van de Duitschers in Groningen een feit werd. Als zusterregiment van het Engelsche „Essex Regiment”, dat opgericht werd in 1741, voert het als regimentsinsigne een kasteelmuur met drie kanteelen, omgeven door een lauwerkrans, waarop de woorden „The Essex Reg.”, waarboven een Sphinx. 4. Les Fusiliers Mont-Royal. Dit was het regiment, dat Maandagmorgen 16 April den laatsten Duitschen weerstand in het centrum der stad brak en den Duitschen garnizoenscommandant gevangen nam. Evenals 5. Le Régiment de Maisonneuve, dat uit het noorden komend ’s Maandags met het zoojuist genoemde regiment den laatsten Duitschen tegenstand in het stadscentrum overwon, een uit Fransch-sprekende Canadeezen samengesteld onderdeel. Van beide laatstgenoemde regimenten valt weinig te vertellen op het gebied van Engelsche traditie, daar zij als Franschen deze traditie minder goed konden assumeeren en daarom ook niet den naam droegen van een Engelsch zusterregiment. Vermeld dient nog te worden, dat deze regimenten op bataljonssterkte werden ingezet. Zij behoorden alle tot de zoogenaamde „stoottroepen”, een betere benaming naar mijn meening dan „infanterie”, om de eenvoudige reden, dat een gemotoriseerd leger geen infanterie in de oude beteekenis des woords meer kent, doch slechts opgezeten manschappen, die op moeilijk te veroveren terrein de taak krijgen door de vijandelijke linies heen te stooten, waarna weer op de voertuigen wordt verder gereden. Zoo had een onderdeel van de Cameron Highlanders sinds het begin van den opmarsch in Nederland niet meer dan 1 '/2 kilometer tevoet afgelegd; althans strijdend! Dat de schoenen desalniettemin toch sleten zal meer te danken geweest zijn aan het dansen en paradeeren in de bevrijde steden! Naast deze infanterieregimenten vochten in en om Groningen natuurlijk nog verschillende gespecialiseerde onderdeden, zooals veldartillerie, luchtdoelartillerie, anti-tankartillerie, machinegeweer- Het optreden van deze beide tanks heeft op mij een diepen indruk gemaakt door het initiatief en de dapperheid van haar bemanningen. Zij toonden aan, dat ook in de gemotoriseerde oorlogsvoering persoonlijk optreden van doorslaggevende beteekenis kan zijn. Voor een enkele verkenning of een vluggen stoot werd gebruik gemaakt van de lichte Stuart-tank, een snellere tank, half zoo licht als de Sherman en minder zwaar bewapend. In Groningen werd deze lichte tank slechts weinig aangewend. Andere geduchte wapens waren de vlammenwerpers. Hoewel het Canadeesche leger ook middelzware vlammenwerpers kent, die overeen afstand van 100 meter hun verzengenden adem over den vijand kunnen uitsproeien, werd in Groningen slechts gebruik gemaakt van de lichte Wasp-vlammenwerper. Deze vlammenwerper spuit over een afstand van 30 meter en is gemonteerd op een gepantserde 4-ton carrier. Deze „wespen” werden gebruikt om de laatste weerstandsnesten in het Noorderplantsoen op te ruimen. Zij kunnen alleen gebruikt worden tegen infanterie, strijdend met geen zwaarder wapen dan den zwaren mitrailleur. De pantsering bedraagt 10—11 m.m. Waren de bovengenoemde de wapenen, die de stoottroepen steunden bij hun opmarsch, voor het vervoer van deze troepen, over langere afstanden onder vijandig vuur werd veelvuldig gebruik gemaakt van de „bren-” of „scout-carriers”. We zouden hen kunnen noemen; gepantserde mitrailleurwagens. Deze 4 ton lichte, van boven meestal open, beweeglijke voertuigen worden voortbewogen door een Ford V-8 motor en kunnen een snelheid van 50 kilometer per uur bereiken. Met een lengte van 3.75 meter en een breedte van 1.90 meter kunnen zij zich zelfs door smalle straten bewegen, terwijl de rupsbanden het voertuig ook voor niet te zwaar terrein geschikt maken. De bezetting bestaat uit 3—4 man, de bewapening veelal uit een pantsergeweer en een zwaren mitrailleur. Zij kregen in den volksmond al gauw den naam van „babytank”. Naast deze carriers werd nog in mime mate gebruik gemaakt van de „jeeps”. Deze jeep is een voertuig, dat aan de geallieerde legers sinds zijn optreden in den Afrika-veldtocht uitnemende diensten heeft bewezen. Het is dan ook inderdaad een manusje-van-alles. De jeep is een auto van 3.60 m.—1.50 m., voorzien van vier kogeldichte banden. Ze bezit voor- en achterwielaandrijving en kan met haar 4 cylinder 60 P.K. motor een maximumsnelheid van 120 kilometer per uur halen. Zij rijdt bijna 400 kilometer zonder bijvulling. Zes versnellingen vooruit, twee achteruit en een differentieel in beide assen, maken haar geschikt voor elk terrein. Ze vervoert normaal drie man en wordt gebruikt als patrouillewagen, telefoonpost, tractor en roodekruisauto. De bovengenoemde voertuigen waren de meest gebruikte in den opmarsch door Groningen. Daarnaast waren er natuurlijk nog in groote hoeveelheden gepantserde verkenningswagens, vrachtauto’s, radio-auto’s, enz. Zij bleven echter bij de gevechten in de stad op op den achtergrond. Veel steun ondervonden de stoottroepen tenslotte van de artillerie. Bij den voorbereidenden aanval op Groningen werd op den Paterswoldschenweg geschoten door een gepantserd en van rupsbanden voorzien kanon van 3.7 inch (9.4 c.m.), een zoogenaamd selfpropelled A.A. (anti-aircraft) gun. Door enkele schoten van dit geschut werd de tankwal, 800 meter ten noorden van de gemeentegrens, opgeruimd. De voornaamste vuurmond, die zijn metalen stem van Vrijdagavond tot en met Maandagmorgen over de stad deed klinken, was de 25-pounder. Een batterij van deze vuurmonden stond opgesteld in de buurt van Eelderwolde, naast den Paterswoldschenweg. Zij schoot met granaten van 8.8 c.m. In tegenstelling tot de 75 m.m. granaten van de Shermans, die een diep doordringingsvermogen bezaten, gaven de 25-pounders een groote scherfwerking zonder al te grooten doorslag. Haar opdracht was dan ook het storen en vernietigen van vijandelijke infanterie. Verder kon, naast de gewone brisantgranaten, geschoten worden met fosfor- en met nevelgranaten. De fosforgranaten zijn een enkele maal gebruikt om infanterie uit huizen 'te branden. Nevelgranaten werden in Groningen echter niet afgeschoten. De 25-pounder granaten kenmerkten zich door een gierend geluid bij het overvliegen. Van de vele beschietingen, die de 25-pounderbatterij vanaf Kelderwolde uitvoerde, noem ik de volgende; Vrijdagmiddag 16.00 uur vuurstoot op de omgeving van het Engelsche kamp; Vrijdagavond 24.00—Zaterdagmorgen 6 uur op Noorderhoogebrug en Oosterhoogebrug afwisselend; Zaterdagmorgen 9.30 uur op het Zuiderpark en den Heeresingel; • Zaterdagmiddag 14.45—15.00 uur op Oosterhoogebrug; 15.00 uur op het Gedempte Zuiderdiep; 16.30 uur op de Rabenhauptkazerne, Gevangenis en het Engelschekamp; Zaterdagavond 19.15—19.45 uur op het Provinciaal Electriciteitsbedrijf; Zaterdagavond 24.00—Zondagmorgen 6 uur op Hoorderhoogebrug en Oosterhoogebrug afwisselend; Zondagmorgen 6.30 uur op het Buiten Damsterdiep; Zondagmiddag 12.30 uur op de Oosterstraat; Zondagavond 21.00 uur op de St Jansstraat; Zondagavond 20.00—Maandagmorgen 7 uur op Hoorderhoogebrug en Oosterhoogebrug afwisselend; Maandagmorgen 9.00 uuV op Noorderhoogebrug. Door deze batterij werd geschoten met waarneming uit de lucht door een artillerieverkenner, een vliegtuig, speciaal gebouwd voor langzaam vliegen. De korte vuren, hierboven aangegeven, werden afgegeven op verzoek en op aanwijzing van dezen verkenner, die de inslagen De veldversterkingen vormden misschien nog wel het meest onvolmaakte deel van het Duitsche verdedigingsstelsel. Wat was nl. het geval? Toen de Duitsche legers in September 1944 in wanordelijke vlucht vanuit Frankrijk en België tot in midden- en noord-Nederland terugtrokken, werd een overhaaste aanvang gemaakt met het aanleggen van loopgraven rond de stad Groningen en geleidelijk aan ook verderop de provincie in. Onder leiding van de „Organisation Todt”, welke leiding bestond uit leden van de NSDAP, de Duitsche nationaal-socialistische partij, groeven hier de Groningsche burgers, voorzoover deze althans aan den oproep van de Duitschers tot verplichten arbeid hadden gevolggegeven, tot enkele dagen vóór de bevrijding, toen de leiding overhaast met de noorderzon vertrok. Reeds dadelijk stond het voor den militairen insider vast, dat het aanleggen van dit loopgravenstelsel op een fiasco moest uitloopen, daar de bodem te laag lag in verhouding tot het waterpeil om een eenigszins begaanbaar, droog gangenstelsel te kunnen waarborgen. Wat verwacht werd, zag men, dan ook allerwege geschieden: de loopgraven veranderden binnen enkele dagen na aanleg in kleine slootjes! Welke oplossing jonden de slimme Duitschers hiervoor? Zij legden „bovengrondsche” loopgraven aan, m.a.w. zij maakten twee parallel loopende wallen van ongeveer manshoogte, waartusschen een smalle gang werd uitgespaard. Afgezien hiervan, dat deze op de weilanden duidelijk zichtbare aarden wallen een zeer gemakkelijk doelwit voor vijandelijke artillerie vormden ên met een enkel schot konden worden doorboord, gaven zij aan den aanvaller, wanneer het hem gelukt was, den loopgraaf te naderen, gelegenheid om er aan den voet langs te sluipen tot een plek, waar de Duitschers afgesneden konden worden. Deze konden immers van hun kant niet over de wanden van hun gangen naar beneden kijken wegens ’t gevaar getroffen te worden door vijandelijk vuur. Zoo zaten zij bij een aanval steeds in het ongewisse of de Canadeezen langs den anderen kant van den wal slopen, hetgeen nu niet bepaald bevorderlijk was voor De uitgebrande Phyllis aan den Coehoornsingel (foto Dr. H. P. Coster) Canadeesche sluipschutters in actie (foto Folkers) doordrenkte Russische aarde opgegeven. In Italië landden de Geallieerden en toen op 6 Juni 1944 de invasie in Normandië volgde, die op 25 Augustus tot het verlies van Parijs leidde, stond het voor den Duitschen soldaat reeds vast, dat slechts een wonder Duitschland nog kon redden. Maar aan wonderen geloofde de normale Duitscher toen al niet meer! Hoe dit alles op het Duitsch moreel inwerkte, behoeft geen nader betoog. De tot in Groningen vluchtende verslagen onderdeelen uit Frankrijk en België konden met hun verhalen over de voortrollende vuurspuwende stalen wals van de geallieerden het Duitsche gemoed niet tot kalmte brengen. Slechts de vrees voor Gestapo en S.S. hebben het wankele Duitsche leger toen voor een algeheele instorting behoed. Daarna stroomden echter berichten binnen over het bezetten van Duitsch gebied door Russen, Amerikanen en Engelschen en het vernietigen van geheele Duitsche steden door de vijandelijke vlaktebombardementen uit de lucht. En toen op 23 Maart 1945 het groote geallieerde offensief over den Rijn een aanvang nam met opmerkelijke beginsuccessen voor den tegenstander, verdween het laatste sprankje soldateske geest uit den Duitscher en werd deze tot een weemoedigen, klagenden burgerman. De eenigen, die er althans in schijn nog den moed inhielden, waren de leden der N.S.D.A.P. en der S.S. Zij vermochten ook onder de Duitschers er den schrik nog in te houden, het moreel herstellen konden zij niet. Zoo bestond het grootste gedeelte van het Duitsche garnizoen in Groningen, nl. voor wat betreft de onderdeelen der infanterie, luchtmacht en marine en Grüne Polizei, uit lieden, die het plan hadden opgevat zoo snel en zoo veilig mogelijk in krijgsgevangenschap te geraken. Naast deze oorlogsmoede onderdeden waren nog in Groningen zeer kleine groepen van de S.S.-Hermann Goering-divisie en de Germaansche S.S. in Nederland, menschen, die vochten met den rug tegen den muur, daar zij wisten, dat voor hen bij een Duitsche nederlaag geen toekomst meer zou bestaan. Van de Nederlandsche geestverwanten uit de Landwacht, het gemilitairiseerde deel van de W.A., viel weinig steun te verwachten. Deze dappere strijders van Mussert hadden tijdens hun bestaan weinig anders gepresteerd dan het paradeeren met een geweer op den schouder en het achtervolgen van hun landgenooten, die zich aan maatregelen van den bezetter trachtten te onttrekken. Zij bezaten dan ook geen enkele gevechtswaarde, hetgeen ze zelve maar al te goed begrepen hebben, getuige hun vroegtijdige vlucht uit het gevaarlijke Groningen. Dit eigenaardige en weinig homogeene troepenmengsel werd nu nog aangevuld door gemilitairiseerde Duitsche spoorwegmannen en Hitler Jugend, beide groepen zonder gevechtswaarde, de eersten door hun ouderdom, de anderen door hun jeugd, beiden tevens door hun gemis aan opleiding en oorlogservaring. Zij maakten de staalkaart van het uit vele slecht harmonieerende deelen samengestelde Duitsche garnizoen compleet en droegen ertoe bij, dat de leeftijden van de manschappen varieerden tusschen de 14 en 65 jaar! Over de uitrusting van deze troepen kunnen we kort zijn. Het geweer was het hoofdwapen. Slechts enkele soldaten bezaten een overigens prima machinepistool. Machinegeweren waren in bescheiden mate aanwezig, daarentegen een overvloed van pantservuisten en handgranaten, nu niet de meest geschikte wapens vo.or oorlogsmoede soldaten, daar de strijd van nabij tegen een goed uitgerusten en door zwaar materiaal gesteunden vijand meer vergt dan enkel geoefendheid. Zeer deprimeerend was ook voor den Duitscher het ontbreken van goed materiaal voor verdedigingswerken en vernielingen, gevolg van de Duitsche economische isolatie. Bovendien werkten de verbindingen tusschen de op zichzelf vechtende, niet bij elkaar behoorende onderdeelen slecht, daar men grootendeels aangewezen was op bestaande telefoonlijnen, die op het meest ongelegen moment den dienst weigerden, of op motor- en autoverbindingen, die dikwijls slecht functioneerden door gebrek aan benzine. Verscheidene Duitsche auto’s moesten door een weigering van den houtgasgenerator in den steek gelaten worden. En dan was daar tenslotte het zich nooit veilig gevoelen temidden van een vijandige bevolking, de angst voor een schot in den rug van een lid der ondergrondsche beweging of een hinderlaag, gelegd door binnengesmokkelde tegenstanders. Deze angst heeft zich allerwege geuit in de dagen van de bevrijdingsgevechten. Een duidelijk bewijs hiervan was het door de Duitsche Sicherheitsdienst in brand steken van de huizenblokken aan weerszijden van de Waagstraat op Zaterdag 14 April tegen 12 uur ’s middags als straf voor een beweerd schieten door een lid van de ondergrondsche beweging vanaf een der daken van deze blokken. Een bewijs overigens, dat door onze stad duur betaald moest worden, daar de beide huizenblokken tusschen de Guldenstraat en het Stadhuis met uitzondering van het Goudkantoor, en tevens een viertal perceelen van de Guldenstraat westzijde, daarvoor aan het vuur ten offer vielen. En dat op een moment, dat zich nog geen enkele Canadees binnen de oude grachten bevond! Met dezen geest, met deze wapenen, met dit verdedigingssysteem en verbindingsstelsel moest nu de eindstrijd tegen de zegevierend oprukkende Canadeezen beginnen. Op Vrijdagmiddag half vijf weerklonken de eerste rommelende paukenslagen van het oorlogsorkest aan den zuidrand der stad. Het doek ging omhoog voor een bloedig schouwspel; de dramatische bevrijding van Groningen. 111. VRIJDAG 13 APRIL 1945 DE OUVERTURE Het lag niet aan de boeren bij de Drentsche Punt, dat de snel oprukkende 3e Canadeesche divisie, na Vries gepasseerd te zijn, bij de Drentsche Aa een opgeblazen brug vond. Zij hadden immers de zich reeds weken bij deze brug bevindende Duitsche bewakingsmanschappen met spek en eieren omgekocht om deze belangrijke verbinding niet te storen bij een eventueelen geallieerden opmarsch. Toen ten zuiden van Assen evenwel het eerste krijgsrumoer weerklonk, waren de dappere bewakers gevlucht; van het vliegveld Eelde werd een speciaal „Sprengkommando” te hunner vervanging gezonden en de brug verdween. Daar het slaan van een noodbrug over de Drentsche Aa te veel tijd zou kosten, zwaaide de Canadeesche hoofdmacht den weg naar het vliegveld Eelde in en bezette dit zonder slag of stoot des Vrijdagsmorgens. Vanaf dit oogenblik stroomde het gemotoriseerde materiaal met groote hoeveelheden binnen. Het vliegveld Eelde kreeg de taak als basis te dienen voor den verderen opmarsch naar Groningen.* Deze opmarsch nam al spoedig een aanvang. Over Eelde en Paterswolde werd de aansluiting van den Kunstweg aan den Paterswoldschenweg bereikt, waarna met de hoofdmacht werd doorgestooten in algemeen noordelijke richting. Een kleine verkenningspatrouille ging den Kunstweg op, doch keerde spoedig terug. De tolwachter in Eelderwolde stond wel even te kijken, toen dien Vrijdagmiddag om half vier twee motorrijders de bocht bij zijn tol omstoven en hem in het Engelsch aanspraken. Hoewel de conversatie niet erg vlot ging, kon hij hen toch wel beduiden, dat er geen Duitschers in de directe omgeving waren. Vanaf dit moment leerde de goede man na vijf jaren van betrekkelijke rust weer wat verkeer was. Shermantank na Shermantank passeerde, de dreigende vuurmonden noordwaarts gericht, onder oorverdoovend geratel. Daartusschen reden enkele carriers en jeeps, die evenwel bij den tol naar het westen afzwaaiden en zich daar opstelden. Een zwaar gepantserde spits schoof voorwaarts langs den Paterswoldschenweg om den toegang tot Groningen open te rameien. De Duitschers hadden het plan opgevat het smalle diepje, dat den weg juist op de gemeentegrens doorsnijdt, tot tankgracht te promoveeren en daartoe een springlading onder het bruggetje over dit diepje aangebracht. Achthonderd meter noordelijker versperde een betonnen tankwal den verderen opmarsch, terwijl de weg tusschen deze obstakels onder flankeerend vuur stond van een batterij van drie stukken 2 c.m. Plak, opgesteld langs den zuidelijken wandelweg van het Stadspark. Een legermacht van zeven Duitschers had tot taak gekregen het bruggetje tot het uiterste te verdedigen en het bij een onverhoopten aftocht te laten springen. Veel gelegenheid om zich aan deze taak te wijden hebben ze niet gekregen. Onverwachts doken uit het zuiden zeven Shermans op langs den Paterswoldschenweg, vuurstralen spoten hun uit het tankgeschut tegemoet en binnen enkele seconden lagen vier kameraden ontzield ter aarde. De drie overigen werden later op de meest onverwachte plaatsen in de omliggende boerderijen gevangen genomen. Eén zelfs op een zeer stil plekje. Vrijdagmiddag om kwart over vier was het historische moment aangebroken, waarop de eerste bevrijders onze gemeentegrens passeerden over het onbeschadigde bruggetje. De tanks werden langs den weg opgesteld en de opgezeten stoottroepen verspreidden zich over de omliggende huizen. De Plak in het Stadspark had intusschen haar snelvuur op de stalen monsters geopend. Deze namen de uitdaging aan. Een artillerieduel begon, dat reeds om 4.40 uur den laatsten Duitschen vuur- mond tot zwijgen bracht. De tankversperring op den Paterswoldschenweg bleef daardoor onbeschermd liggen. Zooals ik reeds in een vorig hoofdstuk vermeldde, bleek deze muur niet bestand tegen het 3.7-inch geschut. Het met zooveel arbeid tot stand gebrachte bolwerk verloor in enkele minuten zijn gevechtswaarde. De toegang tot den buitenrand der stad lag vrij! De Duitsche verdedigers van de bunker hadden zich gedeeltelijk teruggetrokken in de verhoogde loopgraven in de weilanden tusschen het Stadspark en den straatweg en tusschen dezen weg en het Noord-Willemskanaal, gedeeltelijk ook in de boerderijen en huizen meer noordwaarts. In de loopgraaf ten oosten van den Paterswoldschenweg werden al dadelijk verscheidene gevangenen gemaakt. Zij kregen de nuttige taak om de landmijnen en asperges voor den tankmuur op te ruimen. Om vijf uur des middags waren er geen belemmeringen meer voor een oprukken in noordelijke richting. Intusschen was er van den tol in Eelderwolde een nieuwe Canadeesche stoot begonnen, ditmaal in meer noordwestelijke richting. Door lichte gemotoriseerde eenheden werd opgerukt langs den verharden weg ten westen van het z.g. Zandmeertje. Op het moment, dat de Flak-batterij in het Stadspark tot zwijgen was gebracht, rukte dit onderdeel langs het meertje op, zwaaide op het eind van den verharden weg naar het oosten, passeerde het Piccardt Hof en stopte even ten noorden van het daar liggende bruggetje, teneinde nadere berichten van den rechter opmarschvleugel af te wachten. Terwijl de troepen zich den maaltijd in dit mooie, zij het uit brandstofnood door de bevolking zwaar ontboschte, terrein goed lieten smaken, kwamen verkenningsgroepen tot de ontdekking, dat het bruggetje, dat tevoren toegang verleend had tot het vijvercomplex achter in het Stadspark, verdwenen was, zoodat het uitvoeren van een stoot in den rug van de Duitsche infanterie in het park daardoor zeer bemoeilijkt werd. Ook waren de noodbruggen over de tankgracht, die, looppnd in N.—Z.-richting over de renbaan, de beide hoofdlanen doorsneed, in de lucht gesprongen. Van een opmarsch in oostelijke richting door het park moest onder deze omstandigheden worden afgezien. Bleef dus nog de mogelijkheid om op te rukken in noordelijke richting om zoo via den Peizerweg de Duitschers langs den Paterswoldschenweg te omsingelen. Oprukkend naar den Peizerweg stootte men vlak daarvoor op Hevigen Duitschen tegenstand. De vijand had zich hier namelijk verschanst in een sterke veldstelling, welke zich eerst overgaf, nadat eenige schoten met het tankgeschut in de stelling waren terechtgekomen. Ook om de meer naar het westen gelegen boerderijen langs den Peizerweg moest nog verwoed gestreden worden, waarbij een enkele in vlammen opging. De opmarsch langs den Peizerweg in oostelijke richting bleek versperd te zijn door een tankmuur, gelegen 450 meter ten zuiden van de Friesch-Groningsche Coöperatieve' Beetwortelsuikerfabriek. Van dezen muur werd vijandelijk vuur afgegeven, terwijl de fabriek eveneens bezet was door de Duitschers. Daar het terrein hier volkomen vlak was zonder natuurlijke dekking en tevens de rechtervleugel van de Canadeezen zijn opmarsch nog niet had voortgezet, werd besloten dezen avond niet verder op te rukken. De suikerfabriek, die, gelegen op een zeer strategisch punt,, zoowel aan den zuidkant den Peizerweg onder vuur kon nemen als aan de noordzijde den weg langs het Hoendiep bestreek, was reeds op 10 April na ontruiming door het geheele personeel, met uitzondering van een portier, door een Duitschen onderofficier met vijftien man bezet. Hun bewapening bestond uit drie mitrailleurs, geweren, pistolen en handgranaten. Verder bevonden zich op het terrein nog een Duitsch onderofficier met vijf man als bewaking voor de pulploods, die reeds van het begin van de bezetting van ons land dooide Duitsche weermacht was gebruikt en onder toezicht gehouden. Tezamen dus twee. onderofficieren en twintig man, een macht, in- Intusschen naderden de Duitschers uit het noorden reeds het dorpscentrum. Een groep 0.D.-ers trok zich daarop vastberaden terug in het Gemeentehuis en barricadeerde daar de deuren en ramen met alles, wat maar los en vast in het gebouw aanwezig was. Een mitrailleur werd opgesteld om tot het laatst toe weerstand te kunnen bieden. Andere leden van de O.D. verschansten zich in het Blindeninstituut, terwijl een in het noorden van het dorp opereerende groep zich met moeite op de fiets aan gevangenneming wist te onttrekken. Het was inmiddels reeds donker geworden. De Duitschers bezetten vele huizen rond het Gemeentehuis en zonden patrouilles langs den Rijksstraatweg in zuidelijke richting. Een van deze patrouilles passeerde bij haar verkenning rakelings twee 0.D.-ers, die op wacht stonden voor het Blindeninstituut met zijn gevaarlijken inhoud, doch zag deze mannen, die zich achter de boomen schuilhielden, niet. Ze keerden onverrichterzake terug. De bezetting van het Gemeentehuis heeft angstige uren doorgemaakt. Op een bepaald oogenblik probeerden de Duitschers zelfs de voordeur te forceeren. Gelukkig werd deze poging niet voortgezet. Het was nu maar afwachten. Zelden zal het gloren van den dag door menschen meer bejubeld zijn, dan hier het geval was. Maar ... ook Zaterdagmorgen kwamen de Canadeezen niet opdagen! Wel kwam opluchting, doordat de Duitschers in het dorp weer begonnen terug te trekken. Om kwart voor twee werd eindelijk een dringende oproep gedaan aan de Canadeesche staf in „de Twee Provinciën” te Paterswolde om directe hulp ... de Canadeezen kwamen na een half uur, de O.D, werd ontzet. We zullen dezen opmarsch in het volgende hoofdstuk nader bekijken. Ik volsta thans met te vermelden, dat er in de gepasseerde angstige uren in Haren geen slachtoffers bleken gevallen te zijn en wat wel het toppunt was: alle gevangenen waren nog aanwezig! Door de Duitschers vernielde woning aan de Trompstraat (foto Dr. H, P. Coster) Uitgebrande woningen op den hoek van de Heerestraat en de Coehoornsingel (foto Foikers) IV. ZATERDAG 14 APRIL 1945 DE STRIJD OM DE BRUGGEN De gevechten van Vrijdagavond hadden den toegang tot Groningen geforceerd. Zaterdag zou de verovering van de voornaamste bruggen brengen. De hoofdaanval werd dien dag gericht op de overgangen over het Verbindingskanaal, terwijl zich op den linkervleugel een omsingelingsbeweging begon af te teekenen met als doel de insluiting van de geheele binnenstad. Op de rechterflank tenslotte werd ter ondersteuning van den hoofdstoot een aanval uit Haren ondernomen. We hebben in het vorige hoofdstuk de Canadeesche tirailleurs achtergelaten aan den oostelijken oever van het Noord-Willemskanaal. Zij hadden dubbel geluk gehad, want ze bleven niet alleen de eerste uren na hun overtocht onopgemerkt, maar zagen bovendien voor zich liggen een onbeschadigde Parkbrug, die op het moment, dat zij het kanaal waren overgestoken, voor de Duitschers verloren was, daar het Canadeesche mitailleurvuur een betreden van de brug of de naaste omgeving daarvan tot een moordende onderneming maakte. Zoo viel door dit verrassende Canadeesche optreden de eerste belangrijke verkeersbrug onbeschadigd in hun handen. Er zouden er nog meer volgen dien dag. Des Zaterdagsmorgens reeds om drie uur begonnen de stoottroepen op te rukken, voorzichtig van portiek tot portiek sluipend in de bij het kanaal gelegen straten. De IJsselstraat werd gezuiverd en een uur later kon de Parkbrug bezet worden. De Duitschers uit de omgeving waren met stille trom vertrokken! Op den Parkweg waren nog enkele groepjes Duitschers in de huizen achtergebleven, die de bemiddeling van de burgers maar al 4 Veemarkt verschanst zat, verwachtten zij een feilen strijd. Maar zij, die hun nieuwsgierigheid niet konden bedwingen en om de hoeken van hun deuren keken, zagen om zes uur de Duitschers met de handen omhoog in zuidelijke richting verder trekken, terwijl de Landwacht een uur later sauve-qui-peut over de Bontebrug en het draaibruggetje vluchtte, waar zoowaar nog één hunner sneuvelde tengevolge van een Duitschen mitrailleurkogel. Hun goede voorbeeld werd gevolgd door een troep over den Meeuwerderweg terugtrekkende Duitschers. Zij waren zoo gelukkig niet geraakt te worden door het eigen vuur, dat echter wel afgegeven werd. Of de Duitsche bediening van de Flak gedacht heeft, dat hier verkleede Canadeezen oprukten? Men zal begrijpen, dat de Canadeezen niet veel tegenstand hebben ondervonden in deze buurt. Om half zeven waren de eersten reeds in het perceel Oosterweg 2, waarin een mitrailleurpost werd ingericht om de Oosterbrug te bestrijken, die de Duitschers in hun haast hadden vergeten te vernietigen. De Flak op den hoek van den Radesingel werd toen wijselijk iets teruggetrokken, hetgeen evenwel niet verhinderen kon, dat zij korten tijd later werd stukgeschoten. Langs de Frederikstraat—Meeuwerderweg—Nieuwstraat—Griffestraat werd de oostelijke hoek van de Veemarktstraat tegen acht uur bereikt. Vanaf het huis op den westelijken hoek van de Trompkade lag evenwel vuur op dezen hoek. Een kort vuurduel was hiervan het gevolg. De Duitsche post werd vernietigd, doch in het hoekhuis ontstond brand. Burgers, die toesnelden om dezen brand te blusschen, werden door de Duitschers aan de overzijde van het water beschoten. Gelaten moesten zij daarop toezien, hoe verschillende panden, die anders nog wel te redden zouden zijn geweest, in vlammen opgingen. De rechtervleugel van de Canadeezen is dezen dag niet verder opgerukt. Hij diende evenals de linkerflank bij het Eendrachtskanaal ter dekking tegen een zijdelingschen Duitschen tegen- aanval. Nu het geheele zuidelijke deel van de binnenste waterlinie op een breed front was bereikt, terwijl de beide vleugels in staat waren om een eventueelen tegenaanval te pareeren, kon zonder risico in het midden van dit aanvalsfront de stoot naar het noorden beginnen. Sedert vier uur ’s middags waren er steeds meer tanks bij het station verschenen. Alles wees erop: een zwaar gepantserde aanval stond voor de deur. De inleidende beschieting begon door de 75 m.m. granaten op de gebouwen aan den Übbo Emmiussingel. Om zes uur bereikte deze haar hoogtepunt, waarbij verschillende panden in vuur geraakten, zooals het complex huizen ten westen van de Übbo Emmiusstraat en het gebouw van den Rijkswaterstaat, vanwaar weer de vlammen oversloegen op het bootenhuis van de roeivereeniging „de Hunze”. Om zes uur ’s avonds zwaaiden de eerste tanks den Heereweg op over het viaduct, terwijl zich toen ook de eerste Shermans over de Heerebrug waagden om zich evenwel kort daarop weer terug te trekken. Het Heereplein werd verdedigd door 40 landwachten en 60 man Grime Polizei, die gedeeltelijk zaten in het zuidoostelijke hoekhuis van Dr. D. J. de Waard, gedeeltelijk in de steenen schuilkelders op het plein. Zij hadden in het geheel geen zware wapens bij zich en toen dan ook om ongeveer negen uur meer tanks over de Heerebrug kwamen en deze al schietende rond het Heereplein begonnen te rijden, gaven zij zich geleidelijk over, nadat evenwel het blok huizen aan de noordoostzijde van het plein en de noordoostelijke hoekhuizen van de Übbo Emmiussingel in brand waren geraakt. Deze brand heeft later in den avond groote afmetingen aangenomen, vooral voor wat betreft het eerstgenoemde blok. Het vuur verplaatste zich in de richting van de Heerestraat en de Heerebinnensingel en sloeg vandaar over op eenige huizen aan den Coehoornsingel. Het was een spookachtig schouwspel, die oplaaiende vlammen, met hun lichtspel de donkere tanks belichtend, die vuurspuwend rondreden. Daartusschendoor uit de kelders vluchtende burgers en in de kelders vluchtende Duitschers, gerinkel van glas en het ineenstorten van balken en daken. In dit helsche schouwspel speelde zich het laatste drama van den Zaterdag af. Doodelijk vermoeid, gewond, gekneusd en gebroken gaven de verdedigers zich over, terwijl de zegevierende Canadeezen de huizen zuiverden aan de vier toegangswegen tot het plein. Toen het middernachtelijk uur sloeg, was het Heereplein hecht in Canadeesche handen en kon met de bewoners van de gespaarde huizen een glaasje wijn gedronken en een Engelsche cigaret gerookt worden, waarna een welverdiende rust werd genoten. De Essex Highlanders hadden door het veroveren van dezen sector hun werk volbracht. De Fusiliers Mont Royal zouden den volgenden dag hun taak overnemen. Dien nacht leek de stad van Helpman gezien geheel in brand te staan. Een onheilspellende vuurgloed maakte den nacht tot dag en menige Groninger dacht, dat er weinig.van zijn schoone stad zou overblijven. Maar het leed was nog niet ten einde. De volgende dag zou nog vele verschrikkingen brengen. We hebben nu den hoofdstoot gevolgd en zullen ons nog even hebben bezig te houden met de beide flankeerende bewegingen. Op den linkervleugel hadden de Duitschers in de Friesch-Groningsche suikerfabriek door de beschieting van de 25-pounders een onrustigen nacht gehad, zooals we reeds tevoren gezien hebben. De Canadeezen van hun kant bleven met een kleine bewakingspost aan den Peizerweg zitten en maakten het zich gemakkelijk. Den geheelen Zaterdagmorgen bleef de toestand stationnair. Toen evenwel tegen twaalven de gevechten aan den Paterswoldschenweg de spoorbaan begonnen te naderen, ontbood de Duitsche Feldwebel, die commandant van de bezetting van de suikerfabriek was, den woorden voorkwamen in het barakkenkamp ten noorden van „Groenestein , terwijl door hen ook de loopgraven in het kamp achter de gevangenis werden bezet. Toen tegen half vijf de Canadeezen den Heereweg ten zuiden van het viaduct bereikt hadden, begonnen de 25-pounders het kazerneterrein en het terrein van „Volksweerbaarheid” te bestoken. De gevangenis liep bij deze beschieting verscheidene treffers op, zoodat de bewoners enkele angstige oogenblikken moesten doormaken. Een heterogeen gezelschap bevond zich daar. Naast een gedeelte, bestaande uit de „normale” bewoners; de strafgevangenen, bevond er zich een ander gedeelte, bestaande uit Duitsche militairen, die hun straf ondergingen en Nederlandsche politieke gevangenen, die den vorigen dag daarheen waren gebracht uit het Huis van Bewaring. Een gedeelte van de Duitschers was reeds direct bij het begin van de gevechtshandelingen losgelaten tot steun van het eigen garnizoen, maar de politieke gevangenen waren nog allen aanwezig. Hieronder bevonden zich o.a. de commandant van de zoogenaamde K.P. (de knokploeg, die in den bezettingstijd aan de overheerschers zooveel afbreuk had gedaan) en diens adjudant. Toen de S.D.-oppassers uit angst voor bestraffing door de geallieerden de beenen hadden genomen, terwijl wonder boven wonder de leden der ondergrondsche beweging tevoren niet werden vermoord, nam de commandant van de K.P. het commando van het gebouw over en heeft dit gehouden tot op het moment van de bevrijding! De Duitsche commandant der „Wehrmachtsgefangnis” had zich vrijwillig ter beschikking gesteld! We moeten nu terug naar huize „De Wolf”. De Cameron Highlanders konden de tankgracht niet snel genoeg op een dergelijke wijze overbruggen, dat de zware Shermans veilig over het water konden komen. Slechts licht materiaal kon tegen den avond over een dam de gracht passeeren, zoodat besloten werd alleen met de stoottroepen verder op te rukken. Om zeven uur werd de gemeentegrens gepasseerd en onder langzaam oprukken de omgeving gezuiverd van „ondergedoken” Duitschers. Van den Esserweg werden verscheidene gevangenen binnengebracht, zonder dat er een schot gelost behoefde te worden. Daarna werd het villapark gezuiverd, waarop Helpman via de wandelpaden ten oosten van den Rijksstraatweg werd bereikt. In de Emmastraat kwamen de Canadeezen te half tien en zij besloten daar voor den nacht te blijven. Een groepje trok nog door tot aan den Heiperbrink, maar daarmee was de opmarsch dan ook ten einde gekomen. Menig gezellig feestje vond dien nacht met de Canadeesche bevrijders in dit gedeelte van Helpman plaats, terwijl in het meer noordelijke deel van deze wijk patrouilles op verkenning uitgingen. Maar de Duitschers, die hier en daar nog in de kelders zaten, lieten zich wijselijk niet zien. Ze wachtten tot het daglicht om zich zoo veilig mogelijk te kunnen overgeven. Uit de beide genoemde kampen hadden de Duitschers zich voor het grootste gedeelte teruggetrokken in het gebouw van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf (P.E.8.). Een zeer klein gedeelte was blijven zitten in de loopgraven achter de gevangenis. De electrische centrale was gelegen op een strategisch zeer gunstig punt. Van daaruit kon de weg langs het Winschoterdiep bestreken worden, terwijl een aanval op dit bolwerk over het vlakke voorterrein ten zuiden van het gebouw vele offers van de belegeraars zou vergen. Om deze redenen hebben de 126 Duitschers in de Centrale zich dan ook nog tot Maandagmorgen vroeg kunnen handhaven. "Wê zullen hen daarom thans in den steek laten. Toen Zaterdagavond op het middernachtelijke uur de 25-pounders hun gierende banen over de brandende stad gingen beschrijven op weg naar hun doelen: Noorder- en Oosterhoogebrug, kon de Canadeesche legerleiding met tevredenheid de dien dag bereikte resultaten op de kaart uitzetten. Immers alle buitenwijken van Groningen ten zuiden van de linie Hoendiep—Eendrachtskanaal—Zuiderhaven—Verbindingskanaal—.Oosterhaven—Winschoterdiep waren bevrijd. De vier bruggen naar het zuidelijke gedeelte van de oude stad lagen onbeschadigd onder eigen vuurbereik, terwijl over de Heerebrug een sterk bruggehoofd was gevormd tot aan den Heerebinnensingel. Shermans stonden hier ten noorden van de binnenste waterlinie. De flankeerende beweging over links had de troepen gebracht tot aan het Reitdiep, waarover een stoot in den rug van den vijand kon worden ondernomen. Tenslotte had de opmarsch uit het zuiden de Duitschers genoopt zich van den Heereweg terug te trekken, zoodat den volgenden dag een tweeden verbindingsweg Eelde—Groningen in gebruik kon worden genomen, hetgeen den aanvoer van materiaal aanzienlijk zou vergemakkelijken. Het was duidelijk wat de nieuwe dag zou brengen: een opmarsch naar het centrum van de binnenstad. Shermans op post bij de toegangen tot de Oosterstraat en de Steentilstraat (foto Folkers) gegaan. Hier waren de eerste sluipschutters onder bescherming van een Sherman opgerukt en hadden reeds te half tien den winkel op den noord-oostelijken hoek van de straat bezet en deze tot mitrailleurpost ingericht. De Duitschers hadden zich daaruit teruggetrokken via de Folkingestraat. __ Om, half twaalf begon toen de opmarsch van de Canadeesche tanks naar het Zuiderdiep. Ze verschenen daar via de Ruiterstraat en de Heerestraat en verspreidden zich over het Zuiderdiep, dat om twaalf uur geheel bevrijd was. Uit de Oosterstraat werd geen weerstand meer ondervonden De Sherman, die tevoren de St. Josephkerk had beschoten, had nl. later zijn vuurmond naar het noorden doen zwenken en de mitrailleurpost in het S.S.-huis (het vroegere kachelmagazijn der firma Gebr. Frank) op den zuid-oostelijken hoek van de Oosterstraat onder vuur genomen. Duitsche mitrailleurs, van dat huis en uit twee schuilkelders aan de Rademarkt schietend, hadden daartegen weinig kunnen uitrichten. Even vóór twaalven vloog het S.S.-huis in brand en den Duitschers bleef weinig anders over dan in noordelijke richting te retireeren. Het S.S.-huis brandde volkomen uit, terwijl het vuur oversloeg op de belendende perceelen. Uit een nevenliggend pakhuis sloeg plotseling een steekvlam omhoog, \yaarna het vuur in razende snelheid om zich heen greep. Ondanks het blusschingswerk van een groot aantal omwonenden, die vaak met levensgevaar den kogelregen van de uit de Oosterstraat schietende Duitschers trotseerden, kon de brand niet beteugeld worden. Eerst brandden de huizen langs de oostzijde van de Oosterstraai tot aan de Kleine Peperstraat af, kort daarop sloeg het vuur ook over dit straatje heen, waarna de brand zich voortzette tot aan het perceel van de N.V. voorheen J. D. van Houten. Hier kon de brandweer tegen vijven het vuur meester worden. De Rademarkt had intusschen zwaar geleden door het vuur der Duitsche mitrailleurs en het Canadeesche tankgeschut. In vele huizen getuigden groote gaten van het vernielende oorlogsgeweld. Een 25-tal Duitschers was hier gevangen genomen. Na dezen opmarsch consolideerden de Canadeezen eerst hun terreinwinst om ongestoord den maaltijd te kunnen nuttigen. Hiertoe werden op den linkervleugel twee Shermans opgesteld aan den zuidelijken ingang van het Munnekeholm. Onder bescherming daarvan gingen enkele Canadeezen naar het Postkantoor, waar zich tusschen half twaalf en twaalf uur ruim 25 Duitschers overgaven. Andere vijanden, die nog in de kelders van het gebouw zaten, werden echter niet opgemerkt. Daar een beschieting uit de A-toren gevreesd werd, trokken de Canadeezen zich met hun gevangenen op het Zuiderdiep terug. De mitrailleurpost tegenover de Folkingestraat bestreek deze straat en het Schoolholm, zoodat ook van die zijde geen tegenaanval van de Duitschers te vreezen viel. Wel werd door dezen vuur afgegeven uit de richting Stocldraaicrstraat. Bij de kiosk voor de Heerestraat stond eveneens een tank, die de Heerestraat onder controle hield en tevens den uitgang van de Kleine Gelkingestraat bestreek. Bij den ingang van de Steentilstraat tenslotte stonden twee Shermans, die deze straat en de Oosterstraat bestreken. Het Gedempte Kattendiep en de Steentilstraat met omgeving werden nog niet gezuiverd. DeCanadeezen hebben een vrij lange rust gehouden op hetZuiderdiep. Zij konden zich dit veroorloven, daar in hun sector de laatste van 2 c.m. geschut voorziene aaneengesloten vijandelijke linie thans in hun handen was, zoodat een hevige door Flak ondersteunde weerstand verderop niet te verwachten viel. Bovendien moest gewacht worden op het zich ontplooien van de noordelijke aanvalsgroep, die tot taak had gekregen de binnenstad van het noorden uit in te sluiten en die daarbij op dit moment zooals we verderop zullen zien hevigen weerstand ondervond in het Noorderplantsoen. Canadeesche verkenningspatrouilles onderzochten intusschen, welken weerstand de Duitschers verderop konden bieden. Zooals we reeds gezien hebben, waren enkele Canadeezen reeds b.j het postkantoor geweest. Zij hadden daar vernomen, dat een groepje Grune Polizei met een lichten mitrailleur zat op den zuidelijken uitgang van het Lutkenieuwstraatje. Deze post bestreek den opmarsch westelijk van de A-toren. Toen om half twee de Nieuwstad bezet werd via het zuidelijk gedeelte van de Folkingestraat, werd mitrailleurvuur afgegeven uit de Stoeldraaierstraat, waar een 2 c.m. Flak stond opgesteld. De Canadeezen schoten van de synagoge op dit vuurmondje en op een Dmtsche vrachtauto, die juist in deze straat verschenen was en stilstond voor het huis van den heer Magermans (no '6) Deze open wagen was beladen met kisten munitie, handgranaten en pantservuisten. Door het Canadeesche vuur werd de chauffeur van den auto gewond, zoodat de auto niet meer omgedraaid kon worden. Teneinde te voorkomen, dat de munitie in vijandelijke handen kwam, wierp een Duitscher toen een handgranaat in den vrachtwagen. Een geweldige ontploffing was het gevolg. Rechts en links sloegen de vlammen uit, nieuwe explosies volgden, het vuur sloeg over op de huizen aan weerszijden van de straat en verbreidde zich snel in noordelijke en zuidelijke richting. De geheele Stoeldraaierstraat was weldra een zee van vlammen waaruit de inwoners zich slechts met moeite konden redden. Uren’ heeft deze brand gewoed en slechts door het gezamenlijke ingrijpen van alle omwonenden kon voorkomen worden, dat deze ramp nog grootere vormen aannam. Alle perceelen aan de Stoeldraaierstraat brandden evenwel uit en tevens nog enkele huizen aan de Vischmarkt. De Canadeezen werden na deze ontploffing niet meer uit de Stoeldraaierstraat beschoten. De Groote Markt bleek gedeeltelijk door Duitschers bezet te zijn. Enkele sluipschutters, die direct na twaalven via de Gelkingestraat en Donkersgang een kelder midden in de Oosterstraat bezet hadden, lokten mitrailleurvuur uit, dat kwam uit de portiek van het Een Canadeesche rijdende commandopost op het A-kerkhof (toto Folkers) Een jeep voor de ruïnes van de Stoeldraaierstraat (foto Folkers) winkelhuis der firma J. Boterweg op den hoek Groote Markt—Poelestraat. Uit de huizen aan de noordzijde van de Groote Markt werd tenslotte nog gevuurd op de noordelijke uitgangen van de Heerestraat en de Gelkingestraat, waarlangs reeds zeer vroeg een enkele sluipschutter zich begeven had op weg naar den schuilkelder ten zuiden van het stadhuis. Ook schoot een mitrailleur vanaf den Hoofdwacht. Onder deze omstandigheden begon om half drie des middags de Canadeesche opmarsch naar de beidé Markten, een half uur later gevolgd door een oprukken op den uitersten rechtervleugel in de richting Poelestraat. We zullen dezen opmarsch van west naar oost nagaan. Op den uitersten linkervleugel besloten de Canadeezen te probeeren de mitrailleurpost op den hoek van het Lutkenieuwstraatje bij verrassing te nemen. Langs de Reitemakersrijge werd de Schuitemakersstraat bereikt en van de noordzijde daarvan via de huizen en tuinen opgerukt tot in de perceelen aan de Brugstraat. Uit deze woningen werd om half drie bij verrassing op de Grüne Polizei geschoten, die na een enkelen vuurstoot, waarbij een tweetal Duitschers sneuvelden, de vlucht nam. Via het Schoolholm rukten de Canadeezen daarna ongehinderd op, terwijl om drie uur Canadeesche tanks en carriers zich opstelden tusschen de A-kerk en de Korenbeurs om vandaaruit verkenningen over de Vischmarkt te ondernemen. Het zuiveren van Brugstraat en Akerkhof vond nu in snel tempo plaats, waarbij verscheidene burgers een handje hielpen. Zoo kon in een kelder onder het groote winkelpand van de firma Gebr. Zwartsenberg, waar nog twintig Duitschers met vier vrouwen de Duitsche centrale telefoonpost voor het geheele noorden bezet hielden, deze geheele installatie met alle onderdeelen geheel intact worden buitgemaakt, terwijl de bezetting zich zonder meer overgaf. Het militaire hospitaal in het Lutkenieuwstraatje volgde, waarna om vier uur nog zes Duitschers uit de kelders van het postkantoor werden gehaald, die daar bij de eerste zuivering niet opgemerkt waren. Omstreeks drie uur was de geheele Vischmarkt vrij. De van de A-kerk oprukkende tanks hadden nl. contact gekregen met de patrouilles, die door de Folkingestraat, Haddingestraat en Pelsterstraat waren opgerukt. Deze patrouilles hadden weinig weerstand ondervonden en waren onder het maken van enkele gevangenen langzaam opgerukt. Het uitvallen van de mitrailleurpost in de Stoeldraaierstraat door de boven omschreven ramp heeft dezen opmarsch zeer bespoedigd. Een belangrijk centrum van de stad was veroverd zonder veel strijd, zij het dan met een zwaar offer voor Groningen. Hoe stond het nu met het tweede kernpunt: de Qroote Markt? De hoofdstoot naar dit prachtige plein met zijn vele antieke gevels, dat evenwel reeds den dag tevoren geleden had door het afbranden van de huizenblokken tusschen Guldenstraat en stadhuis, is vlot genoeg verloopen. De verovering daarentegen zou nieuwe groote rampen voor de stad meebrengen. De hoofdstoot naar de Oroote Markt ging door de Heerestraat en deze liep parallel met den Canadeeschen opmarsch door de Pelsterstraat naar de Vischmarkt. Voorzichtig werd om half drie van het Zuiderdiep in noordelijke richting opgerukt, terwijl via de huizen aan de westzijde van de Heerestraat contact gehouden werd met de oprukkende Canadeezen in de Pelsterstraat. Om kwart voor drie kwamen de eerste stoottroepen bij het geheel vrijstaande pticeel van Rottinghuis en Co., waarna de huizen langs de zuidzijde van de Groote Markt snel bezet werden. Via de Gelkingestraat legden zij een nieuw contact met de troepen aan het Zuiderdiep, terwijl om half vijf een twintigtal Canadeezen door de Oosterstraat oprukte, dat vanaf deze straat contact met hen verkreeg. De Doelenkelder werd de vooruitgeschoven commandopost van dezen sector. De opmarsch naar de Groote Markt werd ondersteund door van een tweetal tanks, dat door de Steentiistraat kwam gereden. De eene stelde zich op met het front naar het Binnen Damsterdiep, aldus een eventueele Duitsche flankaanval beheerschend, terwijl de andere haar 75 m.m. kanon richtte op de Poelebrug. Daar de Duitschers Zondagmiddag tegen drie uur de St. Jansbrug en de Maagdenbrug opgehaald hadden, die niet dan met veel tijdverlies weer konden worden neergelaten, was een Duitsche terugtocht over de grachten aan de oostzijde van de stad op dit moment onmogelijk geworden, omdat nu de Steentilbrug was bezet en de Poelebrug onder tankvuur lag. Met deze laatste brug was het een vreemd geval. Reeds des morgens om acht uur hadden de Duitschers dwars daarover twee auto’s, beladen met munitie, gezet om bij een eventueelen Canadeeschen aanval de brug in de lucht te laten vliegen. Toen kort na tweeën de terugtocht vanaf „Gruno” werd ondernomen, trachtten zij met handgranaten deze auto’s te laten springen. Het bleek evenwel, dat de Duitschers het een te gewaagde onderneming vonden om van dichtbij een handgranaat in de munitie te slingeren. Verscheiden van grooten afstand ondernomen pogingen om een handgranaat op de brug te werpen bleven tenminste zonder resultaat, zoodat deze brug onbeschadigd bleef liggen. Inmiddels rukten de Canadeezen voorzichtig verder op in noordelijke richting en bezetten om even over vijven de zuidzijde van het Ged. Kattendiep, waarna een korte maaltijd werd gehouden. Nadat aldus de inwendige mensch was versterkt, werd via de Peperstraat en het Schuitendiep westzijde voorzichtig opgerukt naar de Poelestraat. De Poelebrug werd zonder eenigen tegenstand te zes uur bereikt, doch werd niet overschreden. De beide auto’s met munitie liet men vooreerst maar staan. We hebben reeds eerder gezien, dat om twaalf uur de eerste Canadeezen het midden van de Oosterstraat hadden bereikt, doch dat zij tegenstand ondervonden van een vijandelijken mitrailleur, opgesteld in het portiek van het pand der firma Boterweg. Eerst De Stoeldraaierstraat van het Noorden gezien (foto Dr. H. P, Coster) De zwaar gehavende Noordzijde van de Groote Markt (foto Folkers) geruimen tijd later kregen zij versterking en beschoten den Duitschen mitrailleur toen zoo, dat deze zich moest terugtrekken. Tegen half vijf werd daarna de hoek van de Poelestraat bereikt, waar de Canadeesche groep zich splitste. De eene helft ging naar links en voegde zich bij den hoofdmacht in de Doelenkelder en omgeving, de andere helft sloop de Poelestraat in en nestelde zich in de portfbken van het begin daarvan. Van daaruit namen zij de Duitschers onder vuur, die in het midden van de Poelestraat den opmarsch uit het zuiden moesten tegenhouden. Er werd nog wel even hevig geschoten, maar toen om half zes de eerste Canadeezen uit de Peperstraat oprukten, gewapend met twee mitrailleurs, was de Duitsche tegenstand snel gebroken. Zij trokken zich door de Schoolstraat terug. De Canadeezen volgden hen tot aan den hoek Schoolstraat, doch ontvingen daar zwaar mitrailleurvuur van het vroegere Kinderziekenhuis. Daar zij zonder steun van zwaar materiaal waren, konden zij op dit moment niet verder oprukken. Tegen zessen vereenigden zij zich met hun wapenbroeders, die toen langs het Schuitendiep de Poelebrug hadden bereikt. De opmarsch langs het Schuitendiep in noordelijke richting vanaf de Poelebrug werd niet verder doorgezet, daar van den hoek St. Jansstraat—Schuitendiep met een zwaren mitrailleur op de Canadeezen geschoten werd. Ook werd de Poelebrug niet overschreden. Hoewel de ondergrondsche beweging probeerde de Canadeezen over te halen om via een omweg de St. Jansstraat uit het oosten aan te vallen, weigerden zij hiertoe over te gaan, daar hun opmarschplan hun dit verbood. Het zou trouwens ook weinig zin gehad hebben, daar de St. Jansbrug toch omhoog stond. De rechtervleugel is dezen Zondag niet verder opgerukt. De Poelestraat bleef de noordelijke grens van zijn opmarschgebied. Het was inmiddels zeven uur in den avond geworden. Angstig vroegen de bewoners van de Groote Markt zich af, wat er nu 6 E. Wigboldus en het braakliggende terrein van den vroegeren Franschen Bazaar aan de Vischmarkt terechtgekomen in het Soephuisstraatje en bereikte uit dit straatje het midden van de Zwanestraat omstreeks vier uur. Door de huizen aan de noordzijde van deze straat werd nog een verkenning ondernomen tot in het Poststraatje en vandaar tot de Oude Boteringestraat. Opmarschgebied werd deze omgeving echter niet. Deze verkenning diende uitsluitend als flankbeveiliging voor den verderen opmarsch van den linkervleugel. Deze begon dien Zondagmiddag omstreeks zes uur. De Stoeldraaierstraat stond in brand en was dus onbegaanbaar. Daar de Duitschers de geheele wijk tusschen Hooge der A en De Laan—Lutkenieuwstraatje hadden ontruimd uit vrees voor omsingeling door de inmiddels uit het westen tot de Lage der A opgerukte Canadeezen, behoefde de uiterste linkerflank niet beveiligd te worden. Daarom rukten de Canadeezen in enkele marschcolonne op via de Akerkstraat, terwijl een tiental Shermans hen op den voet volgde. Het rollende materiaal werd geparkeerd in de Kromme Elleboog en verkenningen werden uitgevoerd door de Kleine Kromme Elleboog tot aan de Kijk-in-’t-Jatstraat. Het publiek vertelde aan de Canadeezen, dat er in „De Harmonie” 200 S.S.-marnen zaten, van ontembaren strijdlust vervuld. Bovendien zouden de kelders van het Academiegebouw herschapen zijn in een fort. Gezien deze mededeelingen en het feit, dat zoowel de rechtervleugel als het centrum van den zuidelijken sector niet verder oprukten, besloten de Canadeezen den linkervleugel te stabiliseeren en tot den volgenden dag te wachten met het vervolgen van hun opmarsch. Hoe was de toestand nu in werkelijkheid? De Duitschers op dezen vleugel waren door hun voortdurend terugtrekken, door de overmacht van het vijandelijke materiaal en door oververmoeidheid zij streden immers reeds drie dagen zonder aflossing – volkomen gedemoraliseerd. Zij smachtten naar het einde. Toen Zondagavond de Canadeezen in de nabijheid van „De Harmonie” verschenen, bevonden zich in dit gebouw, dat als repatrieeringscentrum was ingericht, 600 Nederlandsche vluchtelingen uit Duitschland. Onder protest van de leiding van den dienst der repatrieering waren reeds des Zaterdags 56 Duitschers met veel munitie in het gebouw ondergebracht. Den volgenden dag waren deze vertrokken, maar er kwamen 30 nieuwe voor in de plaats. Deze legerden zich in de gangen, legden zich neer op de vloeren en weigerden aan de bevelen van hun superieuren gevolg te geven om op wacht te gaan staan. Ze hoopten zich binnen enkele uren zonder kleerscheuren aan de Canadeezen te kunnen overgeven. Dezen evenwel dachten in het gebouw 200 vurige S.S.-mannen te zullen aantreffen. De situatie was wel zeer wonderlijk. Om half acht ’s avonds kwam er echter verandering in dezen toestand van hoop en verwachting. Een ondergrondsche strijder loste van een van de daken van de huizen ten westen van „De Harmonie” enkele schoten op het dak van laatstgenoemd gebouw. De' moed zakte den Duitschers nu heelemaal in de schoenen. Zouden zij toch nog op het laatste oogenblik gebombardeerd worden? De spanning werd welhaast ondragelijk. Ook echter voor de Nederlanders, die eveneens bevreesd waren voor een beschieting. Toen namen de Duitschers een kloek besluit; zij wilden zich nu meteen overgeven! Maar aan wien? Er was geen enkele tegenstander in de omgeving te zien. Goede raad was duur. Op dit strategische oogenblik bood zuster Trees, een van de verpleegsters van de repatrieering, zich aan om met de Canadeezen te gaan onderhandelen over de capitulatie. De Duitschers waren zeer verheugd over dit aanbod. Vergezeld van twee leden van het sterke geslacht, getooid met een witte vlag, toog zij op pad. Uit een achteruitgang van „De Harmonie” bereikte het drietal de Visscherstraat. Geen soldaat was te zien! Dan maar in zuidelijke richting. Doch ook De Laan was uitgestorven. Eindelijk op het zuideinde van de Lutkenieuwstraat, waar inmiddels het Duitsche hospitaal in „Het Tehuis” tot Canadeesch lazaret was ingericht, werd de eerste Canadees opgemerkt, die rustig een cigaret stond te rooken. Zuster Trees begon nu haar onderhandelingen met den commandant van het lazaret, die evenwel bevreesd was, dat hem een hinderlaag werd gelegd. De beide burgers kregen daarom de opdracht de Duitschers op te halen: zuster Trees zou als gijzelaar achterblijven. Zijheeft lang op haarverlossing moeten wachten!.ln den tusschentijd was nl. de ondergrondsche strijder, die tevoren op „De Harmonie” geschoten had, op zijn eentje het gebouw aan de voorzijde binnengewandeld en had daar de aanwezige 30 Duitschers gevangen genomen en weggevoerd in zuidelijke richting! Toen nu de beide begeleiders van zuster Trees terugkwamen, waren de vogels gevlogen, zij het in de goede richting. Over zuster Trees zij men gerust. Ze heeft niet lang vastgezeten. Een berichtje uit het krijgsgevangenencentrum aan het Zuiderdiep gaf haar spoedig de vrijheid weer en gesterkt door een kopje koffie en wat versnaperingen kon ze heelhuids den terugtocht aanvaarden! Een belangrijk obstakel was door deze capitulatie verwijderd. In de Academie zat evenwel nog een groepje Duitschers, dat nog geen neiging tot overgave van hun stelling vertoonde. De toestand op dezen sector bleef dan ook stationnair. Eerst na het middernachtelijk uur zou daarin verandering komen. De geheele zuidelijke sector was dus nu tot rust gekomen na een opmarsch, die den Canadeezen dien Zondag meer dan de helft van de binnenstad in handen had gespeeld. Het wordt echter tijd, dat we thans den noordelijken sector gaan bekijken, want ook daar was in den tusschentijd heel wat voorgevallen. We hebben de Canadeezen, die van Hoogkerk waren opgerukt, Zaterdagavond verlaten in Kostverloren bij de opengedraaide en vernielde spoorbrug over het Reitdiep, aan de westzijde van den Frieschen Straatweg van Kostverloren tot de Wassenberghstraat en bij de spoorbrug over het Hoendiep aan den weg Hoogkerk Groningen. Deze troepen kregen Zondag 15 April een tweeledige taak. Uit Kostverloren moest de Oranjebuurt worden veroverd, de stellingen in het Noorderplantsoen moesten worden opgeruimd en de binnenstad moest uit het noorden worden ingesloten. De tweede taak bestond hierin, dat vanaf het Hoendiep de geheele Kranewegbuurt tot aan de grachten moest worden gezuiverd en zoo mogelijk een verbinding tot stand gebracht moest worden tusschen het meest noordelijke gedeelte van dezen sector en den zuidelijken sector. Hierdoor zou de geheele binnenstad van drie zijden worden ingesloten, waardoor de Duitsche bezetting in een tang zou worden gevat. We zullen ons thans eerst bezighouden met het uitvoeren van de eerste taak, de belangrijkste, die begon met een opmarsch door de Oranjebuurt. Zooals we reeds gezien hebben, was de spoorbrug over het Reitdiep open en gedeeltelijk vernield door explosieve stoffen. De Prinsessebrug stond omhoog, terwijl de Plantsoenbrug weliswaar gesloten was, doch onbegaanbaar door zwaar mitrailleurvuur, dat afgegeven werd uit een goede stelling in het plantsoen. De geheele Oranjebuurt was tengevolge van deze omstandigheden onbereikbaar voor gemotoriseerd materieel. En toch reed dien morgen om zeven uur de eerste lichte tank door de Oranjebuurt! Dit is het stoutste stukje geweest uit de geheele bevrijding van Groningen en daarom willen we er even bij stil staan. Zondagsmorgens om drie uur begonnen de Canadeezen met hun verkenning in de richting Reitdiep. Van Kostverloren tot en met het houtstek van de N.V. E. R. Wigboldus werd de zuidelijke kade van dit diep bereikt. Bij de spoorbrug staken enkele Canadeezen met rubberbootjes over en onderzochten het openstaande bruggestel. aangenomen, dat in den loop van den volgenden morgen de laatste Duitsche tegenstand in het centrum van de stad gebroken zou worden. Hiernaast vroegen nog twee Duitsche weerstandscentra in de gemeente Groningen de aandacht, één bij Noorderhoogebrug, waar een klein aantal Duitschers achter de vernielde bruggen zat, en het tweede bij Oosterhoogebrug, waar een sterke vijandelijke macht de opdracht had gekregen een te verwachten Canadeeschen opmarsch in de richting Delfzijl te bemoeilijken. Ook deze weerstandsnesten dienden nog Maandag te worden opgeruimd. Daarom gierden van Zondagavond acht uur de 25-pounders weer over de stad, de beide Duitsche verzetscentra met korte tusschenpozen bestokend tot den volgenden morgen zeven uur. En terwijl de Groningers in de buitenwijken de vlaggen hadden uitgestoken en in den familiekring op gepaste wijze de bevrijding vierden, was de lucht boven het centrum van de stad rood gekleurd door de oplaaiende vlammen, vochten brandweermannen en burgers voor het behoud van de door het vuur bedreigde huizen en trilden de bewoners van het nog door de Duitschers- bezette gebied van angst en ontzetting in hun kelders. Maar het oorlogsleed had zijn hoogtepunt bereikt. Het einde was in ’t zicht. VI. MAANDAG 16 APRIL 1945 DE FINALE Deze Maandag is een dag geworden van capitulaties. Capitulaties zonder tal, omvattende zeer kleine groepen, doch ook heele troepencontingenten. De Duitsche lust tot verzet was absoluut gebroken na slechts enkele dagen van strijd. De Führer had evenwel gesproken: „Wir kapitulieren nie!” en daarmee moesten zijn volgelingen tenslotte wel rekening houden. Nu kan men echter van elk bevel in een bepaalden noodtoestand afwijken en als zulk een noodtoestand zou hier gelden: het ontbreken van munitie. Daar deze evenwel in voldoende mate aanwezig was, moest dezen dag de munitie zoo snel en zoo efficiënt mogeiijk verdwijnen. Op welke wijze de dappere en gehoorzame Duitschers hiervoor de oplossing vonden, zullen we in den loop van dit hoofdstuk zien. De. eerste capitulatie vond reeds plaats in de zeer vroege morgenuren van Maandag en was weliswaar voor de Canadeezen slechts van geringe strategische waarde, maar van des te grooter belang voor stad en provincie. Het was de overgave van de bezetting van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf, gelegen aan de spoorlijn Groningen—Assen, even ten noorden van het landgoed „Groenestein”. We hebben Zaterdagavond na de bevrijding van Helpman de Duitschers hier in den steek gelaten. Zij hadden zich Zaterdagmiddag na het in brand steken van kazerne en barakken op de electrische centrale teruggetrokken. Om vier uur waren daar een autobus en verscheidene sleeperswagens met manschappen en materiaal verschenen. Tezamen De Oude Ebbingestraat van het Noorden gezien (foto Folkers) Het Roode Weeshuisstraatje gezien in de richting van de Oude Ebbingestraat (foto Dr. H. P. Coster) arriveerden een majoor, een kapitein, twee luitenants en ruim 120 man. Enkele van de wagens waren beladen met gamellen erwtensoep met veel kluif, hompen vleesch, doozen rookgerei en kisten sterken drank, terwijl andere groote hoeveelheden munitie meevoerden. Dit alles werd op het terrein van het P.E.B. uitgeladen. Na hun aankomst kropen de meeste Duitschers meteen in een grooten schuilkelder onder één van de bijgebouwen, waar ook reeds een zestigtal burgers uit de omgeving zijn toevlucht had gezocht. Een klein gedeelte werd op wacht gezet. De avond naderde reeds en men meende een rustigen nacht tegemoet te gaan, toen om kwart over zeven plotseling een gegier door de lucht weerklonk. Hevige ontploffingen volgden: de 25- pounders hadden een nieuwe prooi gevonden! Binnen een half uur kwamen drie vuurstooten terecht op de gebouwen van het P.E.B. of in de onmiddellijke omgeving. Dit eerste bombardement had reeds een vernietigende uitwerking op het moreel van de Duitsche bezetting. De onderofficier van de wacht kon slechts* manschappen voor een nieuwe wacht bijeenkrijgen door de aangewezen soldaten bij de tenue te grijpen en ze zoo uit den schuilkelder te sleepen. Verschillende soldaten kropen nog weg onder tafels of dekens . . . Nu was het buiten ook wel gevaarlijk, op zichzelf niet zoo’n ongewoon verschijnsel in oorlogstijd. Bij de beschieting door het Canadeesche geschut waren namelijk vier soldaten gewond geraakt en zij, die veilig in den schuilkelder zaten, gevoelden weinig voor een dergelijk lot. Enkele Duitschers waagden het zelfs reeds het woord „Kapitulation” te mompelen! De burgerbezetting van de Centrale, bestaande uit enkele machinisten en stokers, was intusschen manmoedig op haar post gebleven bij de nog steeds draaiende dynamo’s; er werd nog stroom geleverd! Toen evenwel het gevaar voor het personeel door de rondspringende scherven te groot werd, gelastte de dienstdoende bedrijfsingenieur de machines stop te zetten. Dit gebeurde om kwart vóór negen dien avond: Groningen kwam zonder stroom en korten tijd daarna zonder telefonische verbinding te zitten. Gelukkig heeft het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf in de stad den volgenden morgen de stroomlevering kunnen overnemen, zoodat althans de ziekenhuizen en de meest vitale bedrijven weer van electrische energie konden worden voorzien. Na het bombardement werd het stil in en om de Centrale. Ook de bevrijding van Helpman bracht daarin geen verandering. De Canadeezen lieten de Duitschers eerst maar rustig zitten. Zondagmorgen begon een onregelmatig vuurduel tusschen lichte automatische wapens, die toen aan beide zijden gebruikt werden. Van veel beteekenis was dit echter niet. De Canadeezen vergenoegden zich ermee wachtposten te bezetten in een halven cirkel rond het gebouw in afwachting van door hen aangevraagde artillerie-ondersteuning. De Duitschers werden intusschen steeds zenuwachtiger. Uit de Centrale hadden zij aan alle zijden Canadeezen opgemerkt, terwijl m de straten van Helpman vlaggen aantoonden, dat de bevrijding daar gevierd werd. Het gemor onder de bezetting werd dan ook steeds heviger. Om negen uur des avonds hield de majoor een appèl en sprak daarbij eenige dappere woorden. Vervolgens werden alle veldflesschen met jenever gevuld, zoodat de manschappen zich moed konden indrinken om de ontwikkeling van het krijgsgebeuren dapper onder oogen te kunnen zien. Lang behoefden zij hierop niet te wachten. Om half elf klonk er een eigenaardig gezoem door de lucht. Wijde vurige bogen teekenden zich af tegen den hemel. Doffe knallen en diepe inslagen in de gebouwen volgden. De Canadeezen hadden een batterij zware mortieren van 10,9 c.m. ingezet en deze vuurde met korte tusschenpoozen tot half twee des nachts. Het grootste gedeelte van de Duitschers had zich intusschen zooveel moed ingedronken, dat het niet meer op wacht kon staan. hen ook aan de luisterapparaten met de lift, die tijdelijk in het houten steigerwerk om den toren was aangebracht, naar beneden te brengen om ze daar te vernietigen. Hij voegde eraan toe, dat een zware straf hun zou treffen na gevangenneming, wanneer zij Groningen’s schoonste bouwwerk moedwillig mochten vernielen. De Duitschers hebben inderdaad zijn raad opgevolgd. Toen Vrijdag de Canadeesche aanval op Groningen begon, wierpen zij het vat omlaag. Het kwam ongeschonden beneden aan, daar een zandhoop den val brak. De hoofdopzichter heeft toen nog kans gezien een groot gedeelte van den inhoud te laten wegloopen, waardoor het gevaar, dat deze benzine als vernietigingsmiddel door de Duitschers zou worden gebruikt, was afgewend. Toen Zondag de toestand op de Groote Markt précair werd, hebben de vijf Duitschers tegen hun opdracht in den motor ook naar beneden geworpen. Daarna laadden zij de luisterapparaten in de lift, brachten deze zoo naar beneden en vernielden ze vervolgens met handgranaten. De lont van de trotyllading, die langs de buitenzijde van den toren omlaaghing tot vlak bij den grond, staken zij niet aan! Groningen bleef aldus voor een nieuwe ernstige ramp bewaard! Maandagmorgen stond na al deze wederwaardigheden de oude toren nog ongeschonden op zijn plaats. Toen begonnen evenwel de tanks uit de Oosterstraat op het bovenste deel van den toren te vuren, daar men meende, dat vanaf dit gedeelte geschoten werd. Een tiental treffers werd geboekt op een hoogte van 80—90 meter. Teruggeschoten werd er niet en het vuren van de Shermans hield dan ook weldra op. Ook dit bombardement kwam de toren zonder al te veel schade teboven. De Martini bleef voor Groningen behouden en daarmee het belangrijkste cultuur-historische bouwwerk van de geheele stad. Keeren wij terug naar het oorlogsterrein. Bij de St. Jansbrug De vernietigde 2 c.m. Flak op de Spilsluizen Z.Z. bij de Iste Drift (foto Dr. H, P. Coster) zaten ongeveer twintig Duitschers bijeen, die hun geweren op een hoop hadden geworpen. De commandant zelf zat nu in een kamer op de hoogste verdieping van het Rijksarchief met de handen onder het hoofd m volkomen apathische houding. De wnd. Rijksarchivaris, die hem daar in dezen toestand aantrof, kreeg van hem toestemming eemge Duitschers mee naar den zolder van het gebouw te nemen, teneinde daar het vuur, dat van het brandende dak van het Kinderziekenhuis dreigde over te slaan, zoo noodig te helpen blusschen. üroepen Duitschers bevonden zich verder in verschillende vertrekken, eveneens in volkomen desolaten toestand. Hun geweerpatronen waren verdwenen, niet door het afschieten van hun geweren, maar wel doordat ze de houders met patronen hadden verstopt, zoowel achter de rijen boeken in de dienstvertrekken, als achter de eigenlijke archiefstukken in de depóts. Zoo zaten deze laatste verdedigers van het stadscentrum verslagen te wachten op de dingen, die komen zouden. Wat er gebeurde met deze laatste verdedigers en hoe zij capituleerden, wordt beschreven in een ooggetuigeverslag van den Canadeeschen oorlogscorrespondent Douglas Amaron, die in “The Canadian Press News’ van 28 April 1945 het volgende hierover vertelt: „De Canadeesche bataljonscommandant zei, dat zijn knieën knikten gedurende de tien minuten, waarin hij met den Duitschen garnizoenscommandant van Groningen de voorwaarden van overgave besprak. De Canadeezen hadden gedurende twee dagen gevochten in de straten van de grootste stad in het noorden van Nederland, toen op 16 April om twaalf uur ’s middags! de Duitsche verdediging volkomen gedesorganiseerd raakte. Bijna 3000 gevangenen waren gemaakt en het grootste gedeelte van de stad was veroverd. De adjudant van den Duitschen garnizoenscommandant kwam naar de Canadeesche linie en deelde aan den 25 jaar ouden commandant van de Fusiliers Mont Royal mee, dat zijn kolonel wenschte te onderhandelen. De kolonel*) uit Montreal, die vijf jaar tevoren nog gewoon soldaat was geweest in de F. M. R., verklaarde zich bereid om naar het hoofdkwartier van den garnizoenscommandant te gaan. Zij stapten in een carrier, die bestuurd werd door den soldaat Gabby Morly uit Montreal, terwijl mede-inzittenden waren dè soldaat R. A. Dumaine uit West Canada en een tolk, en reden naar het groote „klooster”, dat den vijand herbergde. „Ik geneer me er niet voor te zeggen, dat ik bang was,” zêi “Mad Jimmy”, zooals de Fransch-sprekende commandant amicaal genoemd wordt door zijn officieren. „Ik ging het gebouw binnen met mijn handen in de zakken om indruk te maken op de DuitscherS’. Er waren daar omstreeks 100 officieren en manschappen. Ik ging de trappen op en mijn beenen trilden. De Duitscher, een kolonel, stond daar. Ik groette hem correct en hij salueerde terug. Ik stak /een cigaret op, maar bood hem er geen aan.” De kolonel der F. M. R. zei tot den Duitscher, een keurig uitziend officier van omstreeks 40 jaar, dat hij vernomen had, dat deze wilde capituleeren. Hij was verbijsterd te hooren, dat de Duitscher zei; „neen”, en dat hij alleen maar wilde onderhandelen. „Ik was nu werkelijk verontrust en ik zei tot den Duitschén kolonel, dat hij zich beier kon overgeven, omdat hij omsingeld was. Ik deelde hem mee, dat ik mijn bataljon had bevolen om het „klooster” te bestormen, wanneer ik niet binnen een kwartier terug zou zijn. Ik zou daarbij misschien gedood worden, maar hij eveneens. Ik vertelde hem, dat we vroeger op den ochtend vier luitenantkolonels hadden gevangengenomen.” De Duitsche commandant wenschte niet te gelooven, dat de andere hoofdofficieren waren gevangengenomen. Daarom bood de kolonel der F. M. R. aan hem naar het Canadeesche hoofdkwartier *) De verslaggever vergist zich hier. De commandant der F. M. R., J. J. Dextraze, bekleedde den rang van luitenant-kolonel. te rijden, opdat hij zichzelf kon overtuigen. Hij stemde hierin toe en na een kort gesprek met de gevangen genomen Duitsche luitenantkolonels deelde hij mee, dat hij wilde capituleeren. De Canadeesche commandant reed hem weer terug naar het Duitsche hoofdkwartier en stond op een hoek van een straat, toen de Duitschers in het „klooster” hun wapens op een hoop gooiden en zich vervolgens buiten opstelden in rijen van drie. Er waren 110 manschappen en 22 meerderen. Toen ze op het punt stonden om af te marcheeren, vroeg de kolonel der F. M. R. den garnizoenscommandant om zijn pistool. jjZijn gezicht vertrok en het verbleekte, toen hij het me gaf,” zei de kolonel. Tevoren had de Duitscher den Canadees bedankt voor de beleefde wijze, waarop de onderhandelingen waren gevoerd en hij had hem daarna de hand willen geven. „Ik zei hem” aldus de Canadeesche kolonel „dat ik slechts had gedaan, wat behoorlijk was, maar dat hij niet moest vergeten, dat hij een Duitscher was en ik een Canadees en dat ik hem geen hand kon geven.” ” We zijn den Canadeeschen reporter dankbaar voor het feit, dat hij de voor Groningen zoo bij uitstek historische capitulatieonderhandelingen tusschen den Duitschcn garnizoenscommandant en Lieutenant-Colonel J. J. Dextraze uit Montreal, want zoo heette “Mad Jimmy’ officieel, voor ons heeft opgeteekend en wij vergeven het hem daarom ook gaarne, dat hij het complex Rijksarchief-Provinciehuis voor een klooster heeft aangezien. Gelukkig bleef het schoone gebouw door deze capitulatie voor vernietiging gespaard, terwijl ook de brand op het dak van het Rijksarchief, die eerst na de capitulatie door het overslaan der vlammen van het voormalig Kinderziekenhuis uitbrak, zonder veel schade aan te richten kon worden overmeesterd. Het bevel om te capituleeren werd van het Rijksarchief naar de Duitschers in en om de St. Walburgstraat en het Martinikerkhof doorgegevèn, waarna een honderdtal Duitschers onder commando van een kapitein zich in die omgeving overgaf. De Canadeezen uit den noordelijken sector kregen de taak om hen door de Hofstraat weg te voeren. De strijd in de binnenstad was voorbij, de Groningers konden, weer verruimd ademhalen. En terwijl gewapende leden der ondergrondsche beweging N.S.B.ers en andere landverraders uit hun huizen haalden en naar verzamelplaatsen brachten, werd geleidelijk aan eerst hier, dan daar, de nationale driekleur naar buiten gestoken. Weliswaar had Groningen diepe litteekens opgeloopen in dezen modernen verdelgingsstrijd, doch de geest van de oude stad bleef ongebroken en menig Groninger, die op het vernielde marktplein den ongeschonden Martinitoren zag prijken, zag hierin het symbool van den noordelijken wil tot opbouw en vernieuwing, die, hoe zwaar de ontvangen slagen ook geweest mochten zijn, onverwoestbaar bleef. Binnen de grenzen van de gemeente Groningen bevonden zich nu nog twee Duitsche verzetscentra, die opgeruimd moesten worden, teneinde een verderen Canadeeschen opmarsch naar het noorden en noordoosten mogèlijk te maken. Het belangrijkste hiervan was dat bij Oosterhoogebrug, daar hierlangs de stoot in de richting Delfzijl moest plaatsvinden. Voor dat gedeelte van het Duitsche garnizoen in Groningen, dat om taktische redenen via Delfzijl moest evacueeren, was Oosterhoogebrug van groot belang geweest als verbindingsschakel tusschen Groningen en Delfzijl en hetzelfde kan gezegd worden voor de Duitschers en N.S.B.ers, die op het laatste moment nog aan hun noodlot probeerden te ontkomen. Reeds Vrijdagmiddag om vier uur begonnen deze lieden over Oosterhoogebrug te vluchten. Het was dan ook geen wonder, dat de Canadeesche 25-pounders van half twaalf dien avond tot den volgenden morgen zes uur met geringe tusschenpoozen de bruggen over het Van Starkenborghkanaal daar ter plaatse onder vuur auto uit Assen met twaalf man personeel, die onmiddellijk werd doorgezonden naar den brand in de Raamstraat en die zich nadat-gebleken was, dat hulp daar niet meer noodig was naar de tabaksfabriek Gruno begaf. De Groningsche commandant, die met de Assenaren meeging, maakte bij deze fabriek nog en passant 20 Duitschers krijgsgevangen. De spuit weigerde echter helaas zijn dienst, zoodat men werkeloos moest toezien hoe de geheele fabriek afbrandde. Gelukkig konden enkele aangrenzende perceelen behouden worden, nadat assistentie verkregen was van de motorspuit-Zuid. Verschillende perceelen in de Trompstraat en Radesingel konden daardoor eveneens gered worden. Ook werd nog de brand in twee schepen, die in het Schuitendiep lagen, gebluscht. Des middags heeft de post-Noord den brand aan den Kraneweg in de Huishoudschool en omgeving bestreden, waarbij ook deze gelocaliseerd kon worden. Dien middag brak verder de vreeselijke brand in de Stoeldraaierstraat uit. Door den vuurregen heen werd via allerlei gangetjes naar het perceel van den heer J. L. Martinus aan de Vischmarkt een slang uitgelegd om te voorkomen, dat het vuur zich langs de Vischmarkt noordzijde zou verspreiden over het open terrein, waar vroeger de Fransche Bazaar stond. Zooda de Vischmarkt door de Canadeezen gezuiverd was, begaf de heer Breedland zich per fiets naar de kazerne-Centrum om een spuit naar de Lage der A te dirigeeren, teneinde water op te pompen voor het reservoir aan de Vischmarkt, dat gebruikt moest worden, daar de druk op de waterleiding weer was opgehouden en ook deze brand veel te groot was om bedwongen te kunnen worden door het water, dat in het reservoir aanwezig was. Uit Helde verscheen inmiddels ook een brandspuit ter assistentie, terwijl kort daarop het pompstation weer meer druk ging geven, zoodat spoedig met enkele stralen de vuurzee rond de Stoeldraaierstraat—Vischmarkt aangepakt kon worden, waarbij men het ge- noegen kon smaken het perceel van den heer R. Niezen te behouden. Ook werd een slang va’n de Universiteitsbibliotheek in de Zwanestraat uitgelegd om het vuur van die zijde te bestrijden, vooral bij het noordelijke uiteinde van de Stoeldraaierstraat. Veel hulp werd ook nu weer ondervonden van de burgerij, die met emmers gewapend het vuur te lijf ging. En dit, terwijl de Duitschers nog uit de Oude Kijk in ’t Jatstraat in de richting Vischmarkt schoten. Uren lang heeft men het vuur moeten bestrijden voor er een kentering in den toestand intrad. Toen evenwel was de strijd aan de Groote Markt in volle hevigheid ontbrand en kreeg de brandweer een nog beiangrijker arbeidsterrein. Hier werd immers door de Canadeesche artillerie huis na huis in brand geschoten, terwijl de Landwacht van haar kant het eigen hoofdkwartier in de lucht liet vliegen. De volle 'aandacht van de brandweer werd dan ook voor dit plein vereischt, waarbij evenwel de rondspattende granaatscherven het blusschen tot een levensgevaarlijke onderneming maakten. De bluschgroep in hotel Victoria moest al spoedig haar verblijfplaats ontruimen. Bij het in veiligheid' stellen van enkele bussen olie uit dit gebouw liet helaas de brandwacht Dxe Vries het leven, terwijl een collega zwaar gewond werd. Het vuren was op dat moment zoo hevig, dat de doode niet meer geborgen kon worden. Dit kon eerst later met levensgevaar door enkele collega’s geschieden. Het noordelijk gedeelte van de Groote Markt begon langzamerhand een groote vuurzee te worden. Het vuur sloeg zelfs over naar het Stalstraatje en naar een perceel in de Oude Boteringestraat. De bewoners van deze wijken geraakten in paniekstemming en het was alleen te danken aan het kalmeerend optreden van enkele brandwachten, dat er geen slachtoffers vielen. Voorzien van een witte vlag brachten twee van hen een honderdtal burgers in kleine groepjes over naar de St. Martinuskerk in de Broerstraat, waarbij herhaaldelijk de onder mitailleurvuur staande Oude Boteringestraat moest gepasseerd worden, Vele menschenlevens werden door het kordate optreden van de brandwachten gered. Nadat deze menschen in veiligheid waren gebracht, werd het blusschingswerk in de Oude Boteringestraat ter hand genomen, teneinde een verdere uitbreiding van de branden van de Groote Markt naar die zijde te voorkomen. Gedurende den geheelen Zondagnacht bleef deze post daar ter plaatse in actie. Omstreeks middernacht werden de uit Assen gekomen brandspuit en een Groningsche Ford V-spuit bij het reservoir Groote Markt opgesteld, hetgeen kon geschieden, daar op dat moment een vuurpauze in den strijd op de Groote Markt was ingetreden, zoodat de biandwachten zich ongestoord over het marktplein konden begeven. De mannen uit Assen zouden er voor zorgen, dat het hout van den steiger rond den Martinitoren, dat reeds een kort oogenblik in brand had gestaan, niet opnieuw in vlam zou geraken. Door de Groningsche brandwachten werd een slang uitgelegd naar het perceel Groote Markt oostzijde 32, dat nog te redden scheen. Het Café-Restaurant Van Duinen op numero 30 was toen reeds een prooi der vlammen geworden. De situatie leek op dat moment zoo, dat een verdere uitbreiding van den brand, die inmiddels, zooals we weten, vanaf de Hoofdwacht bijna over de geheele oostzijde van de Markt woedde, voorkomen kon worden. Hoofdbrandmeester Breedland zag omstreeks één uur ’s nachts, dat de Martinitoren gevaar liep door den brand in de Hoofdwacht. Hij begaf zich daarom van de door de Canadeezen bezette zuidzijde van de Groote Markt naar’ de Martinikerk om de wacht van den dienst der Kunstbescherming, die naar zijn vermoeden daar aanwezig zou. zijn, te verzoeken op het houtwerk van den steiger te letten. Inplaats van deze wacht trof hij evenwel tot zijn verbazing een groot aantal Duitschers in de kerk aan, die hém daar onmiddellijk Pe Boazbank en een aangrenzend perceel aan.de Nieuwe Boteringestraat na de Flakbeschieting (foto Folkers) De eerste proclamatie van H. M. de Koningin aan de zoo juist bevrijde Groningers (foto Folkers) gevangen namen. Om drie uur ’s nachts werd hij eerst vrijgelaten onder de voorwaarde, dat hij niet meer zonder Duitsche toestemming de kerk zou betreden. Bij zijn terugkeer op de Groote Markt bleek hem, dat men met het blusschingswerk was opgehouden, daar de watertoevoer van het Pompstation naar de Groote Markt weer stilstond. De brandspuit van Assen werd nu naar het Pompstation gedirigeerd en de Ford-spuit alleen op de Groote Markt achtergehouden. Korten tijd later kwam er weer water, doch nu kwam er een nieuwe kink in den kabel. Tusschen de Duitschers in de Amsterdamsche Bank en de Canadeezen in Hotel de Doelen was een hevig vuurduel ontstaan, waardoor het betreden van de Groote Markt tot een absolute onmogelijkheid werd en de brandweer zich moest terugtrekken. Daar er geen mogelijkheid bestond om met de brandspuit bij het waterreservoir naast het Stadhuis verder te werken, besloot de brandweer eindelijk om in te rukken. Het gevolg van dit gedwongen terugtrekken is geweest, dat het perceel van den juwelier H. E. Oving den volgenden morgen alsnog vlam vatte en geheel uitbrandde. Een andere ploeg van de brandweer heeft Zondagavond in de Oosterstraat al het mogelijke gedaan om daar den brand onder de knie te krijgen. Bij haar aankomst stonden reeds 7 a 8 perceelen in brand. Onmiddellijk werd met het blusschingswerk begonnen, maar op het moment, dat de brand gelocaliseerd scheen, sloeg de motor van de Bikkerspuit af. Hij was met geen mogelijkheid meer op gang te krijgen. Een andere spuit werd nu opgeroepen en toen die'juist met blusschen begonnen was, verdween de druk op de waterleiding. Het was om wanhopig van te worden. De spuit moest nu op open water worden gezet bij het Schuitendiep, doch dit leverde veel gevaar op, daar het onder een regen van kogels en granaatscherven moest geschieden. De opzet gelukte evenwel, waarop onmiddellijk met het blusschen werd verder gegaan. In de Oosterstraat kon het vuur 9 bedwongen worden bij het perceel van de firma R. A. Kamphuis. Maandagmorgen stond de Brandweer voor nieuwe zware taken. In het noorden brandde de Boazbank, die niet gered kon worden. Het nabijgelegen Politiebureau aan de Ossemarkt kon door krachtig ingrijpen echter wel behouden worden. Aan de Nieuwe Ebbingestraat eischten de brandende hoekhuizen ook de geheele aandacht van de brandwachten. Ondanks duin doortastend optreden kon het gebouw van het Leger des Heils echter niet behouden worden. Hierbij werd evenwel een der brandwachten door vallend puin zoo ernstig getroffen, dat hij in het ziekenhuis moest worden opgenomen. In het centrum brandde de omgeving van het Provinciehuis. Ook hier kon het vuur vrij snel gelocaliseerd worden. Maar ook de Poelestraat vroeg aandacht, want de brandende juwelierszaak Oving leverde gevaar op voor de geheele Poelestraat. Vooral het hotel Hofman baarde ernstige zorgen, daar hierin veel munitie verborgen lag. Vanaf de Poelebrug werden door de brandweer slangen gelegd naar de brandende perceelen in het begin van de Poelestraat, terwijl er bovendien slangen werden gelegd op de daken van het hotel Hofman en de firma Boterweg. Door deze maatregelen heeft men den brand toen kunnen bedwingen. Den geheelen Maandagmiddag en -nacht is er verder nog nagebluscht, waarbij vooral ook het werk vermeld dient te worden van de Nijmeegsche brandweer, die haar noordelijke collega dapper terzijde stond. Zij was in den tros van de tweede Canadeesche divisie meegemarcbeerd en had reeds in den afgeloopen nacht hier en daar hulp verleend. Vanaf Maandagmiddag kon er gelukkig zonder levensgevaar worden gebluscht, daar toen de gevechtshandelingen waren afgeloopen. Ook den geheelen Dinsdag is nog nagebluscht, waarna het materiaal verzameld werd en de brandweer kon inrukken. Het bovenstaande heeft slechts een onvolledig beeld gegeven van het ingrijpen van de Groningsche brandweer, geassisteerd door enkele corpsen uit andere plaatsen. Een ieder, die zich in de dagen der bevrijding op straat gewaagd heeft, zal echter begrijpen, welke opofferende dapperheid deze mannen stuk voor stuk aan den dag hebben moeten leggen bij hun arbeid. Zij brachten enkele zware offers voor het behoud van hun stad, maar wisten daardoor veel huizen voor een vernietiging te bewaren. Bijlage 1, LIJST VAN BURGERS, GESTORVEN TENGEVOLGE VAN DE GEVECHTSHANDELINGEN TE GRONINGEN 1. Oebele Achterop, 48 j., Van Swinderenstraat 28a. 2. Barteld Alsema, 56 j., Verl. Lodewijkstraat 26. 3. Jinke Bakker—Scheper, 42 j., Haddingestraat 29a. 4. Pieter Bakker, 70 j., Radesingel 30. 5. Trientje Bazuin, 16 j., Schuitendiep 12a. 6. Jan Beks, 47 j., Westerbinnensingel 11. 7. Wilhelmina Benes—Kersaan, 28 j., Pluimerstraat 33. 8. Jan van den Berg, 59 j., Stephensonstraat 10b. 9. Stephanus Nicolaas van den Berg, 56 j., Westersingel 24. 10. Frouwke Blink-, 32 j., Bilderdijkstraat 18a. 11. Elisabeth Jantina Boer, 76 j., Vischmarkt 28a. 12. Harko Bolhuis, 28 j., Leens. 13. Hendrik Jan Bongertman, 26 j., Herman Colleniusstraat 24. 14. Berendina Stijntje Bootnsma—Qraalman, 50 j., O. Kijk in ’t Jatstraat 7a. 15. Willem Boskamp, 48 j., Meidoornpad 16. 16. Bertha Constance Bossina, 16 j., Oosterstraat 56a. 17. Gerard de Buur, 49 j., Verl. Frederikstraat 22. 18. Ruurd Bijlsma, 22 j., Bessemoerstraat 41. 19. Harke van Calker, 74 j., Jozef Israëlsstraat 42. , 20. Carel van Dartelen, 76 j., Hoornschediep 85 (evacué). 21. Uge Deen, 28 j., Kleine Rozenstraat 50. 22. Roelofje Eleveld—Brands, 37 j., Hoornschediep 47. 23. Albert Engels, 46 j., Torenstraat 20. 24. Maria Everards, 10 j., Javalaan 63a. 25. Roelof Feringa, 15 j., Achterweg 84. 26. Sophia Franssen—Zielstra, 54 j., Begoniastraat 75. 27. Jan Freriks, 9 j., Peizerweg Sla (evacué), 28. Bauke Gerrit Gerritsma, 65 j., Wassenberghstraat 55b, 29. Roelof de Groot, 37 j., Übbo Emmiusstraat 14. 30. Dirkje Louisa Hagenouw—Koopal, 35 j., Binnen Damsterdiep 11 Snor. 31. Johannes Andreas Bernardus von Hebei, 24 j., Meidoornpad 15. 32. Hendrika Paulina Heeres, 34 j-, Petrus Campersingel 157. 33. Qerdina Dirkina Hoeksema—Canninga, 41 j., Irislaan 46a, 34. Doederina Hoekstra—Meijer, 69 j., Paterswoldscheweg 117, 35. Johanna Hofman—Gilissen, 38 j., Prof. Rankestraat 28a. 36. Lieuwe Hogema, 53 j., Muurstraat 18-2. 37. ' Jantje Holtman—Merk, 70 j., Prof. Rankestraat 25a. 38. Pieter Cornelis van Hoorn, 21 j., Gratamastraat 20. 39. Johanna Hendrika Huizinga—van Guldener, 26 j., Oliemulderstraat 3. 40. Polle Huizinga, 21 j., Nieuwe Ebbingestraat 11. 41. Zwaantje Ipema, 10 j., Kleine Rozenstraat 23. 42. Frouw Jans—Emmelkamp, 45 j., Klaprooslaan 57b. 43. Leopold David de Jong, 44 j., Waterloolaan. 44. Petrus Johannes Jong, 79 j., Zaagmuldersweg 9b. 45. Johannes Kampei, 69 j., Zaagmuldersweg 9b. 46. Anna Kleersnijder—Wander, 76 j., Turfsingel 10. 47. Frouwke Hinderika Klinkhamer, 18 j., Verl. Lodewijkstraat 28a. 48. Egge Fako Booi Kluiving, 38 j., Peizerweg 85b, 49. Hemmechina Knigge—Nijder, 34 j., Van Sijssenstraat 4. 50. Eke Knol—van Wijk, 50 j., H. W Mesdagstraat 10. 51. Johannes Cornelis Koens, 41 j., Bart. Entenstraat 17a. 52. Jan Roelf Koenz, 72 j., Centraal Bevolkingsregister. 53. Wilhelmina Johanna Kraak, 17 j., Nieuwstraat 75. 54. Willem Derk Labree, 53 j., Jozef Israëlsstraat 87a. 55. Anna Margaretha Carolina Lindeman-v. Dam, 44 j., Meeuwerderweg 123 a 56. Wilhelmus Loomans, 12 j., Van Panhuijsstraat 17a. 57. Jan Luidens, 67 j., Van Heemskerckstraat 22 (evacué). 58. Berendina Meijer—Bolhuis, 37 j., Buiten Damsterdiep 158. 59. Hamen Meijer, 50 j., Ten Boer. 60. Henderikus Meijer, 39 j., Studentenlaan 36. 6,1. Sijtske Mulder—Roeters, 19 j., Distelpad 7. 62. Willem van der Nald, 10 j., Klaverpad 7. 63. Trientje Nienhuis, 19 j., Paddepoel 1. 64. Pieter van der Noord, 27 j., Lingestraat 18a. 65. Gezina Tobina Oostmeijer, 26 j., Zwanestraat 30. 66. Cornelis van Ooststroom, 30 j., Rabenhauptstraat 29. 67. Paulus Gerrit Pestman, 49 j., Gelkingestraat 25. 68. Hero Postema, 42 j,, Zaagmuldersweg 134 a. 69. Elisabeth Pouwels—Rosevink, 51 j., Distelad 2. 70. Jan Raatjes, 35 Winschoterdiep 57. 71. Lucia Afina Rozenberg—Ganzeboom, 48 j., Guidenstraat 11a. 72. jacob Scholma, 42 j., Van Kerckhofstraat 16. 73. Albert Schreuder, 33 j., Oosterhamrikkade 54. 74. Egbert Arend Schut, 20 j., Eeldersingel 12. 75. Meindert Bote Siebo Siebesma, 17 j., Buiten Damsterdiep 40a. 76. Jan Slobben, 8 j., Coehoornsingel 50a. 77. Willem Smeenk, 66 j., Gedempte Zuiderdiep 162. 78. Frederik Smit, 69 j., Meidoornpad 7. 79. Geessien Smit, 8 j., Begoniastraat 93. 80. Henderikus Smit, 17 j., Binnen Damsterdiep 25b. 81. Lubbert Smit, 36 j., Wingerdhoek 23. 82. Luitjen Cornelius Smith, 6 j., aan boord Woonschepenhaven. 84. Rosine Katherine Magdalena Stricker, 71 j., H. W. Mesdagplein 10. 85. Jantje Suiveer—Feenstra, 72 j., H. W. Mesdagstraat 76. 86. Gerrit Tiddens, 54 j., St. Jansstraat 19b. 87. Jan Timmer, 39 j., Gratamastraat 42. 88. Willem: Tinge, 39 j,, Westerhavenstraat 41. 89. Hendrik Tros, 79 j., Pausgang 3. 90. Nellij Maria Übink—van Weerden Poelman, 48 j., Noorderhaven 23a, 91. bodewijk Willem Uhl, 58 j., Steentilkade 7a. 92. Reinder Jan van der Veen, 19 j,, Hondsruglaan 23. 93. Roelf Veenstra, 2 j., Frieschestraatweg 203. 94. Fokje Henderika Veenstra—Vos, 37 j., Frieschestraatweg 203. 95. Adrianus Johannes Gerardus van Velthoven, 35 j., Van Swinderenstraat (evacué). 96. Fokko Vonk, 34 j,, Kattendiep 10a. 97. Jan de Vries, 36 j,, iNagtegaalstraat 5b 98. Klaas de Vries, 35 j., Zaagmuldersweg 102. 99. Kornelis de Vries, 17 j., Stokroosplein 41. 100. Martinus Werkman, 44 j., Buiten Damsterdiep 24. 101. Jan Berend Wessels, 68 j., Nieuwstraat 43. 102. Frederika Witkop, 72 j., Euvelgunne gem. Noorddijk. 103. Sophia Frederika Mathilda Woest, 68 j., Paterswoldscheweg 158. 104. Hindrik Willem Wories, 16 j., Oostersingel 41. 105. Helena Sophia van Wijlen, 62 j,, Korreweg 201.b. 106. Arend Hendrik Zwager, 17 j., Heesterlaan 9. Bijlage 2. LIJST VAN GEBOUWEN, WELKE TENGEVOLGE VAN DE OORLOGSHANDELINGEN OP 13, 14, 15 EN 16 APRIL 1945 GEHEEL OF NAGENOEG GEHEEL VERWOEST ZIJN Perceelen Groote Markt en omgeving Oroote Markt 2 sectie G nr. 2554 Café-Restaurant „De Waag”. „ 4 „ „ 1224 1 .. 5 1225 Stalstraatje 3 „ „ „ 1225 ? Fa. Burmann, linnen- en tricotspecialisten. n 5 „ „ 1225 Bijkantoor Levensverz.Mij. Nillmij van 1859. Groote Markt 6 „ „ „ 4472 Café-Restaurant „De Unie” „ „ 7 „ „ „ .1227 Fa. J. Noosten, piagazijn huishoudelijke artikelen. „ „ 8 „ „ „ 2526 Handelsvenn.schap v.h. J. B. T. Feldbrugge, Modes Engros, Stalstraatje 7 „ „ „ 2526 C. R. Lever, handelsreiziger. Qroote Markt 9 „ „ „ 1229- Kantoor J. H. Zeeven’s Woningbureau. „ „ 10 „ „ „ 4100 W. L. Zuidema, luxe artikelen. Stalstraatje 9 „ „ „ 1229 \ Groote Markt 11 „ „ „ 5294 I Stalstraatje 11 „ „ „ 5294 f 13 3713 ( Groote Markt 12 „ „ „ 5294 \ Roode Weeshuisstraat 12 „ „ „ 3713 J Gebr. Janssen, manufacturen en mantels. Groote Markt 13 „ „ „ 5268 Sociëteit Gron. Studentencorps „Mutua Fides”. „ „14 „ „ „ 4406 H. J. G. Ninteman, Café-Restaurant. „ „ 15 „ „ „ 2537 H. Woltjer, Café-Restaurant. „ „ 16 „ /, „ 1237 Fa. Lageman-Eckhardt, Kunsthandel. „ „ 17 „ „ „ 3727 O. Ebbingestr, 2 „ „ „ 3726 „ •„ 4 „ „ „ 3726 | O. Bouwman, Café-Restaurant. Groote Markt 18 „ „ „ 3552 W. C. Veltrup, Magazijn „De Bijenkorf”. O. Ebbingestr. 7 843 W. Weelink, Sigarenmagazijn. Perceelen Übbo Emtniussingel en omgeving. Übbo Emmiussingel 1 sectie 1 nr. 4075 Dr. H. E, Rookmaker, Arts. „ „ 3 „ „ „ 2282 Wed. Chr. N. Dorhout Mees. ~ „ 5 „ „ „ 2235 Dames IJ. en I. Brugmans. „■ „ 7 „ „ „ 2477 Dr. L. J. Torringa, vrouwenarts. „ „ 9 „ „ „ 2310 E. Detmers. „ „ 11 „ „ „ 2308 Dames Wieringa. „ „ 13 „ „ 2309 Dr. K, J. Feringa. „ „ 15 „ „ „ 2305 W. Wagenaar. „ „ 43 „ „ „ 2384 H. Oeseburg, Arts. „ „ 45 „ „ „ 2429 D. W. Swien. „ „ 47 „ „ „ 2428 Mej. G. G. Uniken. >( „ 49 „ „ „ 2323 Prof. Dr. H. van Goudoever, „ 4 „ „ „ 2300 B. Dorhout Mees, Bankdirecteur. Coehoornsingel 47 „ „ „ 2955 J. Schelwald, Kellner. „ 49 „ „ „ 2954 J. Seiverling, Carrosseriebouw. Übbo Emmiusstraat 17 „ „ „ 2384 Wed. M. Q. Rademaker—Frummel. „ „ 28 „ „ „ 2954 A. Visser, Schoenmakerij. Coehoornsingel 51 „ „ „ 3275 H. Wever, Boekhandel en Bibliotheek. „ 1 „ „ „ 3826 „ 3 „ „ „ 2902 | Stalhouderij J. C. Nienhuis. Heerestraat 109 „ „ „ 3828 Apotheek Rinsma. „ 111 „ „ „ 3827 P. J. Vennema, Banketbakker. „ 113 „ „ „ 3826 G. Wegman, Sigarenmagazijn. Perceelen Stoeldraaierstraat en omgeving. Stoeldraaierstraat 2 sectie K nr. 2893 Mej. W. F. Smeenk, Dameshoeden. „ 6 „ „ „ 1674 Fa. A. Magermans, Heerenkleeding. „ 8 „ „ „ 1692 J. T. H. Siemelink, Dameshoedenmagazijn. „ 10 „ „ „ 3663 j. J. Woldring, Luxe- en Huish. artikelen. „ 12 „ „ „ 3663 J. Bossema, Vervener. „ 14 „ „ „ 3252 Fa. Qez. Sievers, Modezaak. „ 16 „ „ „ 3331 H. Vegt, Schoenenmagazijn. „ 18 „ „ „ 1857 P. F. Leemhuis, Heerenmodeartikelen. Stoeldraaierstraat 20 sectie K nr. 2646 S. Q. Struiksma, Parfumerieën, » 22 „ „ „ 2647 A. Henkels, Solinger Staalwaren. " 24 ~ „ „ 310 A. Boekhalt, Optisch Bedrijf. » 26 „ „ „ 3330 L. Haak, Qroentenhandel. » 26 „ „ „ 3172 J. Westera, Lederhandel. » 3 „ „ „ 1737 Q. P. Vogtlander, Sigarenmagazijn. » 5 „ „ „ 266 M. J. H. Luiks, Luxe artikelen. » 7 „ „ „ 2963 R. H. Boersma, Radio- en Rijwielhandel. 9 „ „ 262 Wed, J. de Vries—Spies, Sigarenmagazijn. „ 11 „ „ „ 3062 ) „ 13 „ „ „ 3062 \ ( G. Huizinga, Damesmodeartikelen en Lampekappen. » 15 1736 T. J. Steur Jr., Bloemenhandel, » 17 „ „ „ 259 H. G. Baas, Banketbakker. « 19 „ „ „ 3657 N.V. ,*,De Arbeiderspers”. » 21 „ „ „ 257 Mej. E. A, Singer, Drogist. » 23 „ „ „ 256 D, Eisinga, Dameshandwerken. » 25 „ „ „ 255 Qez. C. en N. Bodewes, Dameshoeden. >. 27 „ „ „ 3654 L. ?. Polhuis, Gron. Kant.machinehandel. „ 29 „ „ „ 3654 Boekhandel Heuvel. „ 4 „ „ „ 3315 l A-Kerkhof 7 „ „ „ 3315 S Fa. Chr. Niekus, Modemagazijn. » 3 „ „ „ 3151 J. v. Dijk, Luxe artikelen. Vischmarkt 45 „ „ „ 3521 ) „ 43 „ „ „ 3521 S H.-H. Meijering, Dames- en Heerenkleeding. » 41 „ „ „ 1252 A. v. d. Laan, Cafétaria „De Kroon”. Gr. Kr. Elleboog 2 „ „ „ 3329 Groningsch Lampenhuis. Zwanestraat 34 „ „ „ 42 Kapperszaak A. Hunderman. » 32 „ „ „ 41 Fa. Alb. Crebas, Banketbakkerij, Perceelen Oosterstraat en omgeving. Oosterstraat 44 sectie H nr. 270 N.V. v/h J. D. v. Houten, Behangselpapierhandel. » 46 „ .„ „ 3175 H. Daggers . 48 „ „ „ 2993 J. L. de Boer, Tandarts. .i 50 „ „ ~ 3174 Maison D. Vos, Dameshoeden. „ 52 „ „ ... 2523 Fa. Wed. J. H. Rem mers, Haarden Oosterstraat 54 ~ „ ff 341T Fa. Bos & Oostmeijer, Gordijnen. 56 ” „ „ 3528 K. Bossina Jr., Verfhandel. KI. Peperstraat 2 „ „ „ 301 \ 4 ... ~ ~ 301 6 „ „ „ 301 ) | Douma en Wolf, Regenkleedingfabr. 5 ' >t 3420 S. Blok, Zakkenhandel. 7 ” ” ” 2970. J. G. Meijer, Etalagemateriaal. Oosterstraat 60 ” ” 3419 R. H. Kostermans, Mantels en Stoffen. 62 „ „ „ 3173 Fa. A. Greiner, Beddenfabriek, 64 „ „ „ 2488 Wed. H. Bos—Munniks. 06 ” ” „ 3110 „De Bron”, Manufacturen. 68 n n 3109 J. J. Runhardt, Optiek en Bandagehuis. 70 ’’ ’’ „ 1254 A. Bakker, Meubelmagazijn. 72 „ „ „ 2805 S. Frank (S.S.-hüis). Perceelen Heereplein en omgeving. Hewesingel 2 sectie H nr. 1746 Mevr. A. Crebas-B-eukema. 4 „ „ „ '747 J. Barkmeijer. 6 „ „ „ 3616 M. Hut, Tandarts. Heereplein 12 „ „ ~ 1907 H. Hesselink. 13 „ „ „ 1908 E. T. Geertsema, Tandarts. 14 „ „ 1009 Wed. H. D. Ebbens. 15 „ „ „ 1855 Mr. L. Crebas, Kantonrechter. 16 „ „ „ 1732 Dr. K. Bos, Oogarts. 17 , 1731 Wed. M. F. v. d. Ploeg—Veninga. }} 1 * ” ’’ ” Perceelen Heereweg en Lodewijkstraat. Heereweg 8 sectie B nr. 6613 Wed. Q. Dijkema—Bos. & 10 „ „ „ 6547 Prof. Dr. H. J. F. W. Brugmans. 12 „ „ „ 8450 N.V. Hand. Mij, Qestetner. 14 „ „ 5625 Kantoor der firma L. Zeelander, N.V. 16 „ „ „ 5543 E. v. Kollem, Vertegenwoordiger. 18 ” ’, „ 6011 Dr. E. Vroom, Dierenarts. Lodewijkstraat 1 „ „ 9140 Q. Spaans, Vertegenwoordiger. OVERZICHT VAN DE VERNIELINGEN IN GRONINGEN INHOUD. Blz. Voorwoord door Prof. Jhr Dr P. J. van Winter en E. J. Werkman 7 Inleiding 9 Hoofdstuk I. De Canadeezen in den aanval 13 Hoofdstuk 11. De Duitschers in de verdediging 35 Hoofdstuk 111. Vrijdag 13 April 1945 De ouverture 50 Hoofdstuk IV. Zaterdag 14 April 1945 —De strijd om de bruggen . . 63 Hoofdstuk V. Zondag 15 April 1945 —De slag om de binnenstad . . 87 Hoofdstuk VI. Maandag 16 April 1945 De finale 124 Hoofdstuk VII. Het optreden van de Groningsche Brandweer gedurende de gevechten 153 Bijlage 1. Lijst van burgers, gestorven tengevolge van de gevechtshandelingen in Groningen 164 Bijlage 2. Lijst van gebouwen, welke tengevolge van de oorlogshandelingen op 13, 14, 15 en 16 April 1945 geheel of nagenoeg geheel verwoest zijn 167 Kaart van de Canadeesche opmarsch op Vrijdag 13 April en Za'terdag 14 April ’45 t.o 9Ó Kaart van de Canadeesche opmarsch op Zondag 15 April en Maandag 16 April ’45 t.o. 150 Plattegrond van Groningen, waarop de vernielingen in de stad zijn aangegeven t.o 176 , Druk De Waal, Groningen 1. DE CANADEEZEN IN DEN AANVAL Het was een stralende, zonnige lentedag dien Vrijdag 13 April, de dag, waarop het verzengende oorlogsvuur ook op Groningen zou overslaan. Het was een dag, die deed denken aan 10 Mei 1940, toen in even schitterend zonnelicht de grijze troepen Duitsche overweldigers met een groote overmacht het kleine, slecht bewapende Nederland onder den voet begonnen te loopen, weliswaar in Groningen niet strijdend, doch ook over deze fiere stad een zondvloed van rampen en terreur brengend. Hoe menig gezin had sindsdien niet een vader, broeder, zoon of jonge dochter ten onder zien gaan in den strijd tegen den onderdrukker. Hoeveel rouw hing er niet in de vreugdelooze straten. En hoe dikwijls werd niet een vuist van woede gebald bij het ondergaan van diepe vernederingen, waartegen men zich niet openlijk kón verzetten, omdat het vuurpeleton dreigend gereed stond. Maar hoe zonnig ook die 13 April was, toch hing er een intense spanning in de lucht. Zooals na een periode van verlammende hitte het komende onweer voorvoeld wordt, zoo voelden ook de burgers van Groningen iets drukkends naderen, wat men niet kende, doch waarnaar men verlangde en waarvoor men toch tegelijkertijd angst had ... de strijd, die de bevrijding zou brengen. En toen eindelijk des middags om ruim half vijf de spanning brak, doordat het eerste dreunende gerommel van het geschut aan den Paterswoldschenweg over de geheele stad en nog ver daar voorbij weerklonk, toen maakte deze afwachtende houding plaats voor een actief handelen. De verzetsgroepen troffen de laatste voorbereidingen voor een openlijk deelnemen aan den strijd aan de zijde van de bevrijders, de vreedzame non-combattanten spoedden zich naar veiliger plaatsen. Het onweer kon losbarsten, de burgerij was gereed. Zoo1 naderden dien middag de eindelooze gemotoriseerde kolonnes van den bevrijder de grenzen van de gemeente Groningen. Zij kwamen niet ongewenscht, zooals die andere troepen vijf jaar geleden. Er rukte een zegevierend leger op naar Groningen, een leger, dat sinds zijn landing in West-Europa overwinning op overwinning had geboekt, dat bemind werd waar het als bevrijder kwam, doch gevreesd werd door Duitscher en landverrader. Het was het le Canadeesche leger onder Generaal H. D. G. Crerar, onderdeel van de 21e legergroep van den eminenten veldmaarschalk Sir Bernard L. Montgomery, wiens naam onverbrekelijk verbonden was aan het 8e Engelsche leger, dat Rommel met zijn Afrikacorps uit Noord-Afrika had geveegd. Op 6 Juni 1944, des morgens om half zeven, hadden de eerste Canadeesche troepen voet aan Wal gezet op de kust van Normandië, als onderdeel van het groote geallieerde invasieleger, dat de Duitschers in West-Europa vernietigend zou verslaan. 'Het le Canadeesche leger bevond zich hierbij op de uiterste flank van den linkervleugel en kreeg het hard te verduren. Op de meest geraffineerde wijze hadden de Duitschers het voorveld van hun „Atlantikwall” onbegaanbaar gemaakt door de stranden te bezaaien met landmijnen. In het water waren palen opgesteld, onderling verbonden door prikkeldraad, terwijl stalen hekken en andere metalen staketsels, gelijkend op de historische Spaansche ruiters, het landen bemoeilijkten. Bovendien werden deze stranden nog bestreken door zwaar kustgeschut, dat in betonnen bunkers was opgesteld. Om twaalf uur dienzelfden morgen stonden de Canadeezen nog geen kilometer landinwaarts en eerst aan het einde van dien historischen zesden Juni waren de stranden gezuiverd van Duitsche tegenstanders. Het is onnoodig er op te wijzen hoeveel persoonlijke moed en offervaardigheid tot dit resultaat hadden bijgedragen. Eerst nu konden versterkingen landen, zoodat den volgenden dag het contact met de luchtlandingstroepen, die in den rug der Duitschers waren af gezet, tot stand kon worden gebracht. De gevechten bleven echter zwaar, daar de vijand bij den Ornemond zijn keurtroepen had ingezet om dit strategisch zoo gewichtige punt niet te verliezen. Zoo kon de eerste weken slechts geringe terreinwinst geboekt worden en het zou nog tot 9 Juli duren voor het centrum van de Duitsche verdedigingslinie op dezen vleugel in geallieerde handen zou vallen. Er werd nu snel opgerukt naar het hart van Frankrijk, het le Canadeesche leger onder generaal Crerar op den linkervleugel, daarnaast het 2e Britsche leger onder generaal Dempsey, dan het le Amerikaansche leger onder generaal Hodges en tenslotte op den rechtervleugel het 3e Amerikaansche leger van generaal Patton. Op 25 Augustus viel Parijs, maar verder ging de opmarsch, dwars door België naar de Siegfriedlinie. Het le Canadeesche leger kreeg thans de taak de linkerflank te beveiligen en de zwaar versterkte kuststrook van vijanden te zuiveren. In iets meer dan een maand werd de geheele Kanaalkust met bijna al zijn, voor de ravitailleering van het invasieleger zoo belangrijke havens, bevrijd. Op 2 September werd Dieppe zonder strijd genomen. Le Havre leverde evenwel meer moeilijkheden op. Het Duitsche garnizoen verzette zich hevig, sloeg twee ultimata af en werd eerst na een week tot overgave gedwongen, waarbij 10300 Duitschers in krijgsgevangenschap gingen. Boulogne en Galais vielen de volgende week. Bijna 24000 Duitschers werden daar na hevige gevechten gevangen genomen. Antwerpen was inmiddels bij verrassing genomen door de Britten, maar het le Canadeesche leger kreeg tot taak de havens en hun omgeving van vijanden te zuiveren. In begin October was deze opdracht vervuld. De volgende opdracht was het vrijmaken van den Scheldemond. De Canadeezen moesten hiertoe hevige gevechten leveren in het gedeeltelijk onder water gezette vlakke terrein van Zeeuwsch-Vlaanderen. Zij rukten over het Leopoldkanaal naar het noorden op, terwijl troepen, die ten oosten van den Braakman in opmaisch waren, een landing ondernamen bij Breskens, na met landingsvaartuigen over den Braakman te zijn gevoerd. Bovendien rukten de Canadeezen op ten noorden van Antwerpen en forceerden den toegang over land tot Zuid-Beveland, waarbij zeer hevig gestreden werd. Op 26 October vond de eerste Canadeesche landing op Zuid-Beveland plaats; na enkele dagen kon met de troepen, die over land oprukten, contact worden verkregen. Het Kanaal door Zuid-Beveland werd overgestoken en spoedig was het geheele eiland van Duitschers gezuiverd. Op 1 November landden de Canadeezen na een zwaar artilleriebeschieting uit zee op Walcheren in de omgeving van Vlissingen en hier ontstond een van de bloedigste gevechten, die het le Canadeesche leger ooit heeft moeten voeren. Door zware oorlogsbodems beschermd werden de troepen aangevoerd, die onder het hevige vuur der Duitsche kustbatterijen de landing moesten ondernemen. Van de eerste aanvalsgolven kon slechts een gering aantal strijders den oever levend bereiken. Door hun dapper volhouden werd het daarop mogelijk onder geringe verliezen meer troepen aan land te zetten. Ook op West-Walcheren werd een landing uitgevoerd, waarna de Duitschers concentrisch werden aangevallen en op een smalle strook grond werden opeengedrongen. Het vrijmaken van de oevers van de Westerschelde was nu een kwestie van dagen. Het Duitsche bruggehoofd bij Brugge werd overweldigd en op 10 November werden de laatste vijandelijke weerstandsgroepen aan beide zijden van de Westerschelde uitgeschakeld. De toegang tot de haven van Antwerpen was vrijgevochten en daar- Noodkerkhof met graven van gesneuvelde Canadeezen aan den Paterswoldschenweg (foto Dr. H. P. Coster) Bovengrondsch Duitsch loopgravenstelsel in het Stadspark De gevolgen van de Duitsche brandstichting in de Guldenstraat (foto Folkers) Gezonken schepen in het Verbindingskanaal met op den achtergrond de gehavende Übbo Emmiussingel (foto Folkers) Polen, Denemarken, Noorwegen, Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk waren in 1939 en 1940 onder den voet geloopen. Joegoslavië en Griekenland volgden in April 1941. Bulgarije werd vriendschappelijk bezet. Japan, Italië en Roemenië waren bondgenooten. Het scheen wel, dat de Duitschers zich terecht de heeren der aarde gevoelden. Op 22 Juni 1941 begon de veldtocht tegen Rusland, die velen tot nadenken stemde. Evenwel, de beginresultaten leken voor de Duitschers gunstig: binnen drie maanden stonden hun legers aan de Zwarte Zee en de Finsche golf, terwijl Leningrad omsingeld werd. Op R7 December kwam daar nog bij de verraderlijke aanval van de Japanners op Pearl Harbour, die den Amerikanen een geduchten tegenslag bracht en het begin vormde van een feilen strijd in het oosten. De Duitschers verwachtten als gevolg hiervan een afnemen van de Amerikaansche hulp aan Engeland en Rusland. In Afrika behaalden de Duitschers groote successen. Zij overschreden met hun Italiaansche bondgenooten de Egyptische grens op 25 Juni 1942. Op 15 September 1942 drongen de Duitschers Stalingrad binnen, terwijl in het zuiden de Kaukasus bereikt werd. De Duitsche soldaat leefde steeds in een overwinningsroes. Het Duitsche leger leek onoverwinnelijk. Het einde van 1942 bracht evenwel enkele gebeurtenissen, die het verhaal van deze Duitsche onoverwinnelijkheid tot een sprookje dreigden te maken. Alexander en Montgomery drongen Rommel met zijn Afrikakorps terug, op 8 November landden de Engelschen en Amerikanen in Noord-Afrika, terwijl het Russische winteroffensief begon met een omsingeling van het Duitsche zesde leger onder generaal Paulus tusschen de Don en Stalingrad. Voor den Duitschen soldaat begonnen zich sombere wolken samen te pakken aan den horizon! Op 1 Februari 1943 viel Stalingrad weer in Russische handen, op 13 Mei 1943 capituleerde Rommel’s Afrikakorps. Toen daarna op 6 Juli het groote Russische zomeroffensief begon, werd kilometer na kilometer met Duitsch bloed staat om langdurig een Canadeeschen opmarsch te verhinderen, daar de fabriek voldoende weerstand kon bieden aan een eventueele artilleriebeschieting. Toen dan ook in den nacht van Vrijdag op Zaterdag de Canadeesche 25-pounders daarmede begonnen, werden inderdaad slechts enkele gaten in het gebouw geschoten; instortingen of branden waren er niet het gevolg van. De invloed van dit bombardement op het moreel van de bezetting van de suikerfabriek zullen we bij den opmarsch van Zaterdag nagaan. We moeten ons nu eerst weer naar den rechtervleugel van de Canadeezen begeven om daar het krijgsgebeuren te volgen. We hebben reeds gezien, dat de tankmuur aan den Paterswoldschenweg om vijf uur was opgeruimd. Uit de loopgraven vóór het Stadspark en de boerderijen aan den straatweg werd evenwel nog geweervuur afgegeven. De Canadeezen kregen op dit moment contact met een lid van de ondergrondsche beweging, die aanbood tirailleurs door de weilanden in het park te brengen. Deze dappere kerel ontving een machinepistool en aan het hoofd gaande van een groep soldaten sloop hij langs de buitenzijde van de loopgraaf in de richting van het park. Het was een spannend, doch levensgevaarlijk spelletje, wat nu gespeeld werd. Beide partijen slopen in noordelijke richting, slechts gescheiden door een aarden wal, niet instaat om elkander te bespieden, onbekend met de wederzijdsche positie. Elk geluid moest voorkomen worden, zelfs de adem moest men inhouden. Dan... een overgang over een sloot. . de wal hield een meter op ... enkele schoten met een stengun . . . een groep Duitschers was Omsingeld. Zij gaven zich over en werden weggevoerd. Maar een gedeelte was ontkomen. Weer begon het spelletje van kat en muis, weer kwamen de zenuwen op hoogspanning. De zuidelijke wandelweg van het park werd bereikt... de loopgraaf liep verder. Weer werd een groep Uitgebrande huizen aan den Übbo Emmiussingel DE BEVRIJDING VAN GRONINGEN UITGAVEN VAN STAD EN LANDE Historische geschriften, gewijd aan het verleden van de provincie Groningen Onder redactie van: Jhr Dr P. J. van Winter, hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Groningen, en E. J. Werkman, chartermeester aan het Rijksarchief te Groningen Nr 1. EENICHEYT ENDE ACCORD. Beschouwingen naar aanleiding van de Reductie van Groningen, 1594 1944, door Dr H. P. Coster en P. Biesta. Nr 2. DE BEVRIJDING VAN GRONINGEN, door Mr W. K. J.J. van Ommen Kloeke. Uitgegeven in overleg met de vereeniging ..Stad en Lande” door VAN GORCUM & COMP. N.V, UITGEVERS ASSEN DE BEVRIJDING VAN GRONINGEN DOOR Mr W. K. J. J. VAN OMMEN KLOEKE Met een voorwoord van Prof. Jhr Dr P. J. van Winter en Drs E. J. Werkman .Stad en Lande nr 2 MCMXLV BIJ VAN GORCUM & COMP. N.V. (G. A. HAK & H. J. PRAKKE) AAN DEN BRINK. ASSEN VOORWOORD Het tweede nummer van onze reeks behandelt een episode uit het allerjongste verleden, maar geeft niettemin geschiedenis; het relaas van de samenhangende en afgesloten reeks krijgsgebeurtenissen, die zich in en om onze stad in April 1945tieeft afgespeeld, geschreven op grond van critisch geschifte gegevens, zoo goed als men later nooit meer zal kunnen bijeenbrengen en gevoegd in het algemeene verband van den veldtocht der geallieerde legers. Het was niet de eerste maal dat om het bezit van Groningen gevochten werd. In den landsheerlijken tijd valt de strijd van 1250—51, een beleg in twee phasen, waardoor de stad ontvoogd is geworden en de weg vrij kwam voor een zelfstandige politiek. Zij verkreeg geleidelijk een groote macht, economisch maar ook politiek, over haar omgeving en zelfs over een groot deel van Friesland en zag zich kort na 1500 daarom herhaaldelijk door vijanden en bevrijders geblokkeerd en belegerd. Het gevolg was dat zij achtereenvolgens toevlucht zocht bij, verschillende vorsten en ten slotte met de Nederlandsche gewesten van Karei V onder één gezag kwam. Zoo geraakte de stad ook betrokken bij het verzet dat tegen de heerschappij der Habsburgers rees en waaruit onze vrijheidsoorlog en het ontstaan van de Republiek der Vereenigde Nederlanden moeten worden verklaard. Maar Groningen voegde zich slechts met tegenzin in dat geheel en bleef tot het beleg van 1594 bijna onafgebroken aan Spaansche zijde. In 1672 besefte zij haar Nederlandsche taak echter volkomen en vervulde zij die uit eigen kracht en aandrang op loffelijke wijze en tot behoud van het vaderland. Ofschoon nadien wel vreemde troepen binnen haar muren zijn geweest, zou het tot Mei 1940 duren voor een vijandelijke macht wederom tegen de stad kw§m oprukken. Ditmaal was zij volgens het Nederlandsche verdedigingsplan onbeschermd gelaten en kon de vijand zonder strijd binnen trekken. In April 1945 werd Groningen na vijf jaar van bezetting en vernedering door den vierdaagschen strijd tusschen de Ccnadeezen en de Duitschers weer tot een vrije Nederlandsche stad. De bevolking kon geen of slechts zeer weinig aandeel nemen aan de gevechten en daardoor is voor een vergelijking met het beleg van 1672 geen aanleiding. Wel dringen zich eenige parallellen op met het beleg van 1594. Ook toen werd de stad, althans gedeeltelijk, verdedigd door troepen van vreemde nationaliteit en ook toen kon men haar verovering een bevrijding noemen. Maar grooter dan de overeenkomst zijn de verschillen. In 1594 zal de beslissing minder algemeen zijn toegejuicht dan in 1945 en bracht in 1594 de inname van de stad het einde van een reeks veldtochten, in 1945 behoorde Groningen eerder tot het vrije Nederland dan de groote steden in het Westen. Het voorrecht van de herkregen vrijheid werd op den 16 April te dieper gevoeld, maar ook de vreugde daarover getemperd door de gedachte, dat de dichtstbevolkte gedeelten van ons land zich nog in den macht van den vijand bevonden. Wij waren er ons van bewust, dat onze vreugde pas dan onvermengd zou mogen zijn, wanneer heel Nederland in onze vrijheid zou deelen. Bij ons Groningers heeft altijd geleefd en leeft nog wel de opvatting, dat wij ons desnoods „zelf wel kunnen redden”. Het steeds moeilijker wordend contact met de rest van ons land in het laatste jaar van den bezettingstijd heeft deze gedachte zeker niet verzwakt. Maar toch hebben wij juist door de bevrijding, waarvan dit boek de bijzonderheden nauwkeurig beschrijft, gevoeld, dat wij met de inwoners der andere provinciën deel uitmaken van het Nederlandsche volk en alleen in dat grootere verband ons volkomen thuis gevoelen. Moge Groningen, zich bewust van haar eigen aard en kracht, als Nederlandsche stad met volle energie medewerken aan het herstel van ons vaderland. Groningen, Juli 1945 . P. J. van Winter E. J. Werkman INLEIDING Dit boek dankt zijn ontstaan aan het initiatief van Prof. Mr.. Dr. C. W. van der Pot, want deze was het, die mij enkele dagen na de bevrijding van Groningen als zijn meening te kennen gaf, d'at het hem zeer gewenscht voorkwam de geschiedenis van de verovering van de oude vestingstad Groningen vast te leggen voor het nageslacht, opdat dit zich een zoo volledig mogelijk beeld zou kunnen vormen van de krijgsgebeurtenissen, die tot deze bevrijding hadden geleid. Professor van der Pot meende, dat ik door mijn persoonlijke omstandigheden de meest geschikte persoon was om deze geschiedschrijving te verrichten. Dit plan had dadelijk mijn hartelijke belangstelling, zoodat ik besloot het werk onverwijld ter hand te nemen. Want inderdaad is het voor het nageslacht van belang om precies te weten, waarom de Duitsche verdedigers in zoo n korten tijd de vesting Groningen moesten overgeven, op welke wijze de Canadeezen de verschillende vijandelijke linies passeerden en welke perceelen tengevolge van de gevechtshandelingen van de kaart verdwenen. Temeer springt het nut van een dergelijke publicatie in het oog, wanneer men bedenkt, dat van vroegere historische belegeringen van Groningen door het ontbreken van een volledig verslag slechts betrekkelijk vage gegevens zijn overgebleven, die het ons niet mogelijk maken een klaar beeld van deze belegeringen te vormen, hetgeen een betreurenswaardig feit is. Maar niet alleen tot het opteekenen van gegevens, die voor latere geslachten van belang zijn, heb ik mij beperkt. Al spoedig bleek mij immers, dat zelfs de huidige generatie maar een vaag vermoeden had, op welke wijze de bevrijding van Groningen zich had voltrokken. De meeste Groningers wisten alleen maar, wat er in hun naaste en mortiercompagnieën, enz. Het zou buiten het kader van ons onderwerp vallen om hen allen bij name te noemen. Alleen over de Sherman-tanks, die in Groningen gebruikt werden, wil ik nog opmerken, dat zij van de vijfde divisie waren geleend, daar de tweede divisie geen tanks bezat. De kracht van het Canadeesche leger lag nu hierin, dat het geheel was samengesteld uit jonge vrijwilligers, die' overvloedig waren voorzien van het modernste wapentuig. We dienen hierop even nader in te gaan. Canada trok ten strijde voor de vrijheid van de door het Duitsche Nazigeweld onderdrukte volkeren. Het was de jeugd, die deze taak vrijwillig ter hand nam, die zich met jeugdige spontaniteit ter beschikking stelde. Opgenomen in het leger, werd zij goed gedrild, waarbij evenwel voor het persoonlijke initiatief een ruime plaats werd overgelaten. Hoewel de massale inzet van zware wapenen, vooral in den strijd op Duitsch gebied, op den voorgrond stond, waardoor het individu een onderdeeltje werd van den stalen wal, die voortschoof over de verzengde aarde, daarnaast werd het persoonlijk optreden en het strijden in kleine verbanden duchtig beoefend. Zoo kon dit léger op Duitsch gebied, waar bij den geringsten tegenstand de haarden van verzet door de zware artillerie werden platgelegd, voordat de tanks den laatsten weerstand onder hun rupsbanden vermorzelden, als gesloten eenheid opereeren, terwijl daarentegen in de te bevrijden geallieerde gebieden door vooruitgeschoven enkelingen bij verrassing strategische punten werden veroverd, die de mogelijkheid schiepen de gemotoriseerde eenheden zonder veel schade te doen oprukkep, waardoor aan den voor deze gebieden gestelden eisch: zoo min mogelijk vernielingen, kon worden voldaan. De Canadeesche strategie was juist door deze tweezijdigheid van zoo rijken en voor den vijand van zoo verassenden inhoud. De geest in den troep was prima. Samengesteld naar landaard, Franschen bij Franschen, Schotten bij Schotten enz., kameraden geworden door steeds in hetzelfde verband doorgemaakte ontberingen, vochten deze jongemannen onder officieren, die uit hun midden waren voortgekomen. De commandant van de Fusiliers Mont Royal bijvoorbeeld was in 1940 als gewoon soldaat in het regiment opgenomen en bekleedde bij de bevrijding van Groningen den rang van luitenant-kolonel op slechts 25-jarigen leeftijd. Dat de onderlinge verhouding tusschen superieur en mindere hierdoor ten goede werd beïnvloed, behoeft geen nader betoog. Buiten dienst kameraden, immers voortgekomen uit denzelfden soldatenstand, namen toch in den dienst meerdere en mindere een correcte wederzijdsche houding tegenover elkaar aan, waarbij het gebulder tegen ondergeschikten, waaraan wij bij het Duitsche leger zoo gewend geraakt waren, eenvoudig niet bestond. Dit was misschien wel het meest oplmerkelijke punt in het Canadeesche leger. Toch zou de goede geest onder deze soldaten nooit bewaard zijn gebleven, wanneer niet het zelfvertrouwen door een goede bewapening was geschraagd. De stoottroepen hadden hierover dan ook niet te klagen! Naast het geweer nam het sten-gun, het machinepistool, met zijn lade met 32 patronen, een belangrijke plaats in, terwijl lichte en zware mitrailleurs op maximum sterkte per groep aanwezig waren. Maar ook de ondersteuning door lichte, middelzware en zware technische wapenen was geperfectioneerd. In Nederland werd, teneinde zoo min mogelijk schade aan de steden en dorpen te berokkenen, van de laatste categorie zoo goed als geen gebruik gemaakt. Slechts wanneer de. uiterste noodzaak hiertoe drong ter beperking van eigen verliezen, werd het zwaarste oorlogstuig ingezet. Bij de bevrijding van Groningen bleef het echter buiten actie. De stoottroepen werden ondersteund door een groote hoeveelheid Sherman-tanks. Deze 31-tonners, welker bemanning bestond uit vier personen, dienden om Duitsche weerstandsnesten in huizen en achter veldversterkingen op te ruimen en zij waren hiertoe voorzien van een 75 m.m. kanon, opgesteld in een over 360° ronddraaienden pantserkoepel. Verschillende zware en middelzware mitrailleurs versterkten nog de gevechtswaarde van deze middelzware tanks. De verschillende gaten, geschoten o.a. in de huizen aan de Singels, den Martinitoren en het voormalige Kinderziekenhuis, getuigen van het doorslagvermogen van de uit de Shermans geschoten 75 m.m. projectielen, die naar hun gewicht door de Canadeezen 17-pounders werden genoemd. Door haar zware bepantsering aan de voorzijde bedroeg deze 50—55 m.m. was de Sherman een moeilijk te bevechten tegenstander. Het eenige Duitsche wapen, dat effectief tegen deze tank kon optreden, was de „pantservuist”, waarover in het volgende hoofdstuk meer gesproken zal worden. Daar de uitwerking van deze pantservuist zich beperkte tot een afstand van 100 meter, diende men bij den aanval met Shermans steeds de noodige voorzichtigheid te betrachten, teneinde buiten het bereik van dat wapen te blijven. In Groningen lieten enkele Shermans staaltjes van dapperheid en gedurfd initiatief zien, die zeker voor het nageslacht bewaard moeten blijven. Ik denk daarbij aan de dappere „Phyliis”, die Zaterdagmiddag slechts vergezeld van één andere tank de Emmabrug over reed, de door de Duitschers nog bezette ÜbboEmmiussingel naar alle zijden vurend passeerde en helaas in de Übbo Emmiusstraat haar vermetelen opmarsch met vernietiging moest bekoopen. Ik denk ook aan de Sherman, die Zondagmorgen vroeg door behulpzame schippers door middel van een veerboot van het houtstek van Wigboldus over het Reitdiep werd getransporteerd alle bruggen naar de Oranjebuurt waren opengedraaid en vervolgens naar de spoorbrug op het eind van de Graaf Adolfstraat reed, deze doormiddel van stalen kabels dichttrok en zoo den opmarsch van haar zware zusters mogelijk maakte, alles, terwijl er nog geen enkele Canadees in de Oranjebuurt was! tevens corrigeerde; de lange vuren, die steeds ’s nachts werden afgegeven, werden door het personeel van de batterij op de kaart uitgezet, terwijl de schootsrichting werd bepaald doormiddel van zoeklichten, die deze aangaven. De Duitschers hebben bij hun troepenverplaatsingen van deze artilleriebeschietingen veel hinder ondervonden en vooral ook werd een ongestoorde vlucht over Oosterhoogebrug daardoor danig belemmerd. Aan de opruiming van den laatsten Duitschen weerstand op Noorderhoogebrug hebben de 25-pounders een werkzaam aandeel gehad. Tengevolge van de beschieting van Zondagnacht hebben de Duitschers daar ernstige verliezen geleden. De 25-pounder is gebleken een lichte vuurmond te zijn van bijzondere kwaliteit. Als opvolger van het vroegere 75 m.m. veldgeschut stelt het dit verre in de schaduw. Vooral haar vermogen om zoowel als vlakbaangeschut als ook, tengevolge van een vernuftige uitvinding, als krombaangeschut (houwitzer) op te treden, maakt haar in ons terrein bijzonder geschikt. Als enkel geschut werd verder nog gebruik gemaakt van de 17- pounder, een 75 m.m. anti-tankgeschut op luchtbanden, opvallend door zijn langen loop met mondingsrem. Hiermee werd gevuurd met directe richting, o.a. vanaf de Parkbrug op Duitsche mitrailleurs aan den voet van het Viaduct. Het werd hier en daar nog opgesteld om eventueele Duitsche tegenaanvallen op te vangen, doch werd verder practisch niet gebruikt. Het lichtste vlakbaangeschut was de 6-pounder, een vuurmond, die granaten van 55 m.m. afschoot. Het werd o.m. gebruikt bij de beschieting van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf en van den Martinitoren. Het geschut behoort tofhet oudste type in gebruik bij het Canadeesche leger. Daar zijn granaten weinig uitwerking hadden, sorteerde het ’t minste effect van alle artillerie. Wij kunnen het gebruik daarvan dan ook verder gevoegelijk voorbijgaan. Tenslotte trad nog in actie een batterij zware mortieren, opgesteld tusschen het Stadspark en het Noord-Willemskanaal. Deze schoot als ondersteuning van de oprukkende stoottroepen o.a. op Oosterhoogebrug en het Provinciaal Electriciteitsbedrijf. Bij de voorhoeden bevonden zich nog lichtere mortieren. De verschillende kalibers bedroegen 10.9, 7.8 en 5 c.m. Hoe werd nu dit vernuftige samenstel van mensch en machine op gang gebracht en geleid? De moderne oorlogsvoering had ook hierbij de laatste technische snufjes toegepast. In ruime mate werd gebruik gemaakt van radiologische verbindingen. Bij eiken stoottroep bevond zich op den rug van een van de mannen een complete ontvang- en zendinstallatie in gecomprimeerden vorm. Een uitschuifbare antenne op dit instrument zorgde voor een goede ontvangst en uitzending. Via een koptelefoon met vaste spreekbuis, stond dit onderdeel zoo in voortdurende verbinding met zijn commandopost, die op zijn beurt weer doormiddel van een in een carrier ingerichte radio-installatie sprak met het hoofdkwartier van de divisie. Ook de gemotoriseerde onderdeden, t.w. alle Shermans en Stuarts, een gedeelte van de carriers en jeeps stonden op deze wijze met elkaar en met hun commandoposten in voortdurend contact. Was eenmaal een vaste post bezet, dan werden onmiddellijk telefoonverbindingen aangelegd. Een jeep, waarop zich aan de achterzijde een groote rol met rubber bekleed telefoondraad bevond, zorgde voor een snelle verbinding met de achterliggende onderdeelen. Men bedenke hierbij, dat een telefoonverbinding te velde boven een radiologische verbinding het groote voordeel heeft, dat berichten tusschen de onderdeelen niet afgeluisterd kunnen worden. Voor de gemotoriseerde afdeelingen, die zich snel verplaatsen, bleef de radio natuurlijk de eenige verbindingsmogelijkheid. Voor de stoottroepen slechts, voorzoover gevochten werd op vooruitgeschoven posten. Terwijl dus de Canadeezen het voordeel hadden van goede verbindingen, bezaten de commandanten bovendien zeei; complete staf- kaarten, waarop, wat de stad betreft, zelfs de kleinste straatjes vermeld stonden. De hulp van ondergrondsche strijdkrachten en burgerij maakte naast deze kaarten een snelle oriëntatie in de voor de Canadeezen geheel onbekende omgeving mogelijk. Onder deze omstandigheden nu rukte de Canadeesche divisie op ter bevrijding van Groningen. Wat hadden de Duitschers hier tegenover te stellen? 11. DE DUITSCHERS IN DE VERDEDIGING Groningen is een oude vestingstad en al waren de wallen verdwenen, de oude stadsgrachten lagen daar nog in hun volle glorie. Deze grachten omsloten de oude binnenstad geheel en werden slechts onderbroken door een veertiental bruggen, waarvan een enkele vast, doch verreweg het grootste gedeelte draai- of hefbaar was. Het opendraaien en vernietigen van deze bruggen zou het een gemotoriseerd leger zeer moeilijk maken in het stadscentrum binnen te dringen. Maar dit was niet het eenige. Een eventueele opmarsch uit het westen zou bij het naderen van de stad door de N.W.-Z.O. ligging van het Reitdiep de breedte van het aanvalsfront steeds verder verengen voor wat de linkervleugel betreft, terwijl de rechtervleugel zich tegelijkertijd niet zou kunnen uitbreiden door de pal W.-Oligging van het Hoendiep. Bij een tijdige vernietiging van de bruggen over deze kanalen zou de aanval dus beperkt worden tot een front met een maximumbreedte gelijk aan die van den Westersingel. Vanuit het zuiden bood het Helperdiepje als verbinding tusschen Noord-Willemskanaal en Winschoterdiep een goede verdedigingslinie. Bij een oprukken langs den Paterswoldschenweg kon de aanval nog vóór het bereiken van de stadsgrachten afgedamd worden door de linie Hoendiep—Eendrachtskanaal—Hoornschediep—Noord- Willemskanaal. Ook hierbij zouden de bruggen over deze kanalen het moeten ontgelden. De geheele noordelijke en noordoostelijke vleugel werd verder beschermd door het breede Van Starkenborghkanaal, terwijl ten- slotte een aanval uit het zuidoosten kon worden opgevangen door de linie Eemskanaal—Oosterhaven—Mdnschoterdiep. Om Groningen lagen dus twee „waterlinies”, waarvan het passeeren den aanvaller groote moeilijkheden zou kunnen opleveren. —„-J ■ ■ • Maar naast deze natuurlijke verdedigingslinies was er ruim plaats voor het aanleggen van kunstmatige obstakels. Door het lage wateri ijke land waren zware aanvalswapens in hoofdzaak aangewezen op de bestaande toegangswegen naar de stad, die evenwel slechts in een beperkt aantal aanwezig waren. Vanuit het zuiden waren dit de Heere- en Paterswoldscheweg, vanuit het westen de weg langs het Hoendiep en den Frieschen Straatweg, vanuit het noorden de Paddepoelster- en Bedumerweg en vanuit het oosten de wegen langs Damsterdiep, Eemskanaal en Winschoterdiep. In het geheel dus een negental, waarop versperringen door tankgrachten en zware bunkers een aanzienlijke vertraging in den vijandelijken opmarsch konden teweegbrengen. Tevens bestond nog de mogelijkheid om door uitgebreide veldversterkingen, ruim voorzien van zware verdedigingswapenen, van Groningen een egelstelling te maken, die niet te onderschatten viel. In welke mate hebben de Duitschers bij hun verdediging van deze mogelijkheden gebruikgemaakt? . De eerste dag van den Canadeeschen aanval leerde het reeds: zeer onvoldoende. De bruggen waren in het geheel niet of op gebrekkige wijze van springstoffen voorzien, waardoor slechts een enkele tijdig vernietigd kon worden. Was het springmateriaal al aanwezig, zooals onder de Etnmabrug, dan moest dit met een lont worden aangestoken, hetgeen daar onmogelijk werd gemaakt door een verrassend snellen en gewaagden opmarsch van Canadeesche sluipschutters naar den Emmasingel. Was in deze brug een springlading aanwezig geweest met een electrische ontsteking, die bediend kon worden vanuit b.v. de Ortskommandantur op den hoek Übbo Emmiussingel—Emmaplein, dan was deze brug ook onder beschieting gemakkelijk de lucht in gegaan. Het geheele verdedigings- stelsel van de binnenstad kwam door dit gebrekkig uitvoeren van de voorbereidselen voor vernietiging der bruggen volkomen op losse schroeven te staan. Met betrekking tot de buitenste waterlinie kan hetzelfde opgemerkt worden. Bruggen, als die over het Hoendiep bij Hoogkerk, de Parkbrug, de brug over het Noord-Willemskanaal aan den kunstweg Paterswolde—Haren, bleven volledig intact en hetzelfde geldt voor het bruggetje over het diepje, dat de Paterswoldscheweg bij de grens der gemeente doorsnijdt. Er bleven dus nu nog over de tankversperringen langs de wegen en de veldversterkingen. De tankversperringen bestonden uit dikke cementmuren, slechts in geringe mate of in het geheel niet van gewapend beton gemaakt. De doorgangen voor het verkeer, die natuurlijk zoolang mogelijk moesten openblijven, werden deels versperd door zware ijzeren hekken, deels door betonnen rollen, hier en daar door opeengestapelde, aan weerszijden in een sleuf van de betonnen muren passende, boomstammen. Vóór de muren werden in den weg landmijnen aangebracht, die evenwel duidelijk zichtbaar waren. De tankmuren waren door hun geringe betonwapening niet bestand tegen middelzwaar, laat staan zwaar geschut. De muur aan den Paterswoldschenweg, ik wees er reeds in het vorige hoofdstuk op, moest na enkele schoten uit het 3.7 inch geschut den strijd opgeven. We constateeren hier dus weer, evenals bij de springladingen onder de bruggen, een gemis aan goed materiaal. Tankgrachten waren er slechts weinige, daar verschillende sloten en kleine watertjes als natuurlijke belemmeringen konden fungeeren. Slechts aan den Rijksstraatweg bij huize „De Wolf”, aan den Esseren Oosterweg in Haren en in het Stadspark leverden zij eenige moeilijkheden op. Daar evenwel het Canadeesche tankgeschut de Duitschers hier al spoedig op de vlucht joeg, konden deze grachten voorzoover noodig direct worden overbrugd. de gemoedsrust van de toch al in het nauw gedreven verdedigers. Inderdaad hebben de Canadeezen van deze mogelijkheid bij de stellingen ten zuiden van het Stadspark een voll'edig gebruik gemaakt met het gevolg, dat de Duitschers in overhaaste vlucht hun loopgraven daar moesten opgeven! Het werd een spelletje van kat en muis, waarbij heel wat muizen het loodje legden. Hier was het dus niet alleen het materiaal wat ontbrak betonnen veldversterkingen konden immers bijna nergens worden aangelegd door het ontbreken van cement maar ook een normaal militair inzicht. Een essentieel onderdeel van dit geheele verdedigingssysteem moest de uitrusting met artillerie vormen. Het handhaven van een loopgravenstelsel en de verdediging tegen tankaanvallen langs de wegen staat en valt immers met de hevigheid van de vuurbarrage, die het eigen geschut voor de versterkingen kan leggen. Met deze artillerie nu was het droevig gesteld. De geheele stad, de directe toegangswegen daarheen eti de veldversterkingen werden „beschermd” door hoogstens 20 stukken 2 c.m. Flak (Flugzeugabwehrkanone), gedeeltelijk opgesteld in batterijen van drie vuurmonden bij de toegangswegen, gedeeltelijk als enkel stuk gebruikt voor de gevechten in de straten. Deze vuurmonden, waarvan een enkele vier loopen bezat, mochten voor laagvliegende jagers en bommenwerpers gevaarlijk zijn, voor de oprukkende Shermans leverden zij geen moeilijkheden op. Hun pantsergranaten waren immers niet in staat om door de dikke huid van de Shermans heen te slaan, terwijl zij zelve, mede door het absoluut ontbreken van geschutsschilden, door een enkelen voltreffer uitgeschakeld konden worden. Bij een inslag in de omgeving van zoo’n vuurmondje werd het onbeschermde personeel bovendien gemakkelijk gedood of verwond. Dat hier en daar door de Duitsche legerleiding aan de artilleristen van deze vuurmondjes één pak stroo ter dekking naast het geschut werd gegeven, moge het primitieve van dit wapen illustreeren. De eenige waarde van de 2 c.m. Flak lag in den strijd tegen 3 tirailleurs. Vandaar ook dat een drietal van deze kanonnetjes aan den Radesingel de opmarsch der Canadeezen enkele uren kon vertragen. Op het moment evenwel, dat Canadeesche scherpschutters de onbeschermde bediening van het geschut onder vuur namen, was ook de weerstand van deze Flaks beëindigd. ' Zooals na het bovenstaande duidelijk zal zijn, was de barrage van de 2 c.m. Flaks, opgesteld in drie batterijen van drie stuks aan de drie opmarschwegen naar Groningen, t.w. de Rijksstraatweg naar Haren, de Paterswoldscheweg en de weg naar Hoogkerk, niet in staat om eenige afbreuk aan de Shermans te doen. De Duitsche bediening aan den Rijksstraatweg is dan ook zoo verstandig geweest tijdig het hazenpad te kiezen; die aan de beide andere opmarschwegen moesten echter hun ongelijken strijd met vernietiging bekoopen. Enkele 75 m.m. granaten waren voldoende om de batterijen uit te schakelen. Buiten de grens der gemeente Groningen, nl. aan de oostzijde van den Rijksstraatweg naar Haren, ten noorden van huize „De Wolf”, stond nog een sectie van 75 m.m. luchtdoelgeschut, dat in 1940 op de Franschen veroverd was. Deze beide vuurmonden, op zichzelf van goede kwaliteit, stonden opgesteld binnen een afstand van vijf meter van elkaar en waren, daar zij als pantserafweergeschut moesten dienst doen, opgesteld achter een aarden wal, terwijl ook bij dit geschut dekkingsplaten ontbraken. Een technisch juiste opstelling was dit niet, daar bij een enkelen voltreffer beide vuurmonden tegelijk buiten werking zouden worden gesteld. Zoover is het echter niet gekomen. Toen de Cameron Highlanders in de buurt kwamen, was de bediening reeds gevlogen . .. De Duitschers hebben verder nog gebruik gemaakt van een zeer beperkt aantal mortieren, waarvan één nog geschoten heeft vanaf het einde van de Van Royenlaan op de 25-pounder batterij aan den Paterswoldschenweg. Effect heeft dit wapen niet gesorteerd. Na enkele schoten werd het reeds teruggetrokken. Het eenige wapen, dat in staaf bleek de Canadeesche tanks ernstige schade toe te brengen, was de z.g. pantservuist. Dit instrument bestond uit een metalen buis van ongeveer een meter lengte, aan het einde waarvan een bloempotvormige bol was gemonteerd. Het werd gericht met de dikke kop naar voren, onder den arm gehouden en door een druk op een handle, aangebracht op het midden van de buis, afgeschoten. Het projectiel, dat uit den dikken kop te voorschijn kwam, beschreef daarop een rechte baan en bereikte op ongeveer 80 meter zijn grootste snelheid en doorslagvermogen. Wanneer het binnen 100 meter een pantserkoepel of -wand trof, was het in staat deze te perforeeren, waarna een explosie in het inwendige van de tank volgde en deze buiten gevecht werd gesteld. De pantservuist was dus een wapen, dat slechts van dichtbij gebruikt kon worden. Een groote dosis moed en offervaardigheid was een vereischte voor den schutter, terwijl een gedekte opstelling noodzakelijk was, daar de Sherman van zijn kant reeds op vele kilometers afstand met zijn zware geschut eiken tegenstander kon opruimen. Hoewel bij de Duitschers in Groningen honderden pantservuisten aanwezig waren, zijn slechts twee tanks, waaronder de reeds genoemde Phyllis, door dit wapen vernietigd. Een enkele andere tank werd wel geraakt, doch kon zich op eigen kracht terugtrekken. Met het voorgaande zijn de zwaardere wapens genoemd, die den Duitschers ter beschikking stonden bij de verdediging van Groningen. Tanks, verkenningswagens of pantservoertuigen ontbraken geheel. Artillerie was er, zooals we zagen, alleen van de lichtste soort en dan nog in absoluut onvoldoend aantal. Dit alles gepast in het gebrekkige verdedigingsstelsel moest het goed uitgeruste Canadeesche leger tegenhouden! Een Siegfriedtaak! Maar hoe gaarne de Duitsche legerleiding het ook wilde, Siegfrieds waren de grijze soldaten allerminst en daar hadden ze dan ook hun redenen voor. Waarop we even dieper zullen ingaan. Op 21 Juni 1941 stond Duitschland op het toppunt van zijn macht. werf der N.V. H. Kerstholt bereikt, een uur later staken de Canadeezen met rubberbootjes het kanaal over en nestelden zich aan den oostelijken oever. Verkenningen werden aan deze zijde van het kanaal uitgevoerd. De Canadeezen in het Stadspark waren inmiddels bijna gereedgekomen met hun jacht op den vijand. Toen nog enkele tanks langs den zuidelijken wandelweg te hunner ondersteuning opdoken, was het pleit snel beslecht. Het geheele Stadspark was te middernacht in Canadeesche handen. De Duitschers, die het hopelooze van hun positie inzagen, trokken zich voorzichtig uit het gebied ten zuiden van den Parkweg terug en bezetten in den nacht de huizen aan den Paterswoldschenweg ten noorden van den Parkweg en de hoekhuizen ten oosten van de Parkbrug. Hun tegenstanders, die zich aan de oostzijde van het Noord-Willemskanaal bevonden, werden door hen niet opgemerkt! Rustig viel de nacht over de stad. Na twaalf uur weerklonk geen schot meer in den felomstreden stadsparkhoek. Slechts lekkende vuurtongen, die uit de huizen omhoogschoten, vertelden met hun knetterende stemmen een vei haal van geleden tragisch oorlogsgeweld. En terwijl dien nacht de gloeiende vuurballen van de 25-pounders in gierende banen over de stad vlogen op hun langen weg naar Hoorder- en Oosterhoogebrug, sliepen de Canadeezen rustig in de gespaard gebleven boerderijen langs den Paterswoldschenweg en zag in de stad de burgerij met zorg de komende gebeurtenissen tegemoet. In Haren speelde zich intusschen een Wild-West vertooning af, die in spanning niet onderdeed voor de beste „thriller” van het sprekende doek. Hoewel dit verhaal strikt genomen buiten de grenzen van mijn onderwerp ligt, moet ik het toch neerschrijven, daar door Haren op Zaterdag een belangrijke opmarsch naar Groningen zou beginnen, waarvan het voorspel zich Vrijdagavond afspeelde. Wat was er namelijk gebeurd? De rechter divisie van het noordelijke Canadeesche aanvalsfront, die in zijn opmarsch in de richting van den Dollart met zijn uitersten linkervleugel Zuidlaren had bezet, zond Vrijdagavond drie pantserwagens ter verkenning in noordelijke richting. In snelle vaart rijdend over Noordlaren-Glimmen bereikten zij tegen acht uur het hartje van Haren en stelden zich op bij den Molenweg, Meerweg en de Kerkstraat. De inwoners van Haren sloegen met bewondering deze volkomen uit de lucht gevallen onbekende verschijningen gade, die een heele groep onderweg gevangen Duitschers hadden meegevoerd. Nauwelijks waren deze bevrijders gekomen of de actieve, reeds in bezettingstijd gevormde Harensche ordedienst (0.D.) trad in actie. Dit ging des te gemakkelijker,, daar de Duitsche bezetting van het dorp zich ijlings achter de tankversperring bij huize „De Wolf” had teruggetrokken op het hooren van het gejuich der bevrijde Harenaars. Gewapende leden der O.D. begonnen de N.5.8.-ers en landverraders op te halen, die bij heele groepen tegelijk vervoerd werden naar het voormalige Blindeninstituut aan den Rijksstraatweg en daar zorgvuldig onder bewaking werden gesteld. Maar wat men niet had durven denken, gebeurde. De verkenningswagens, die van het publiek gehoord hadden, dat twee stukken 75 m.m.-geschut opgesteld stonden bij „De Wolf”, geschut, waartegen deze licht gepantserde voertuigen niet werkzaam konden optreden, maakten tegen half negen rechtsomkeert en verdwenen even snel als ze gekomen waren, na de krijgsgevangen Duitschers op het Blindeninstituut te hebben afgeleverd. De toestand zag er somber uit. In het noorden van Haren begonnen de Duitschers weer op te rukken, de staf van de O.D. had het Gemeentehuis reeds bezet en men zat met een groote hoeveelheid gevangen vijanden. Wat de toestand nog gecompliceerder maakte was, dat aan den Meerweg bij de brug over het Noord-Willemskanaal een groote groep Duitschers dezen overgang bewaakte. Men bevond zich dus tusschen twee vuren. te gaarne aanvaardden om ongedeerd in krijgsgevangenschap te geraken. Om vijf uur bij het krieken van den dag was de geheeie buurt gezuiverd en een uur later reed al rollend materiaal over de brug en parkeerde noordelijk en zuidelijk van den Parkweg aan het Hoornsche Diep. De tirailleurs waren intusschen langs den Parkweg opgerukt tot aan den Achterweg, deelden overal cigaretten uit en hadden het druk met handen schudden en hartversterkingen drinken, aangeboden door de opgetogen burgerij. Wie niet beter wist, zou meenen, dat de oorlog voorbij was. De zon scheen weer en alle leed was vergeten! Wel droevig werden de feestvierenden uit hun blijde gedachten opgeschrikt. Een mitrailleur kraakte, burgers zakten ineen, Canadeezen doken in de portieken. Een Duitsche mitrailleurgroep was ongemerkt langs de Barestraat naar den Achterweg opgerukt en gaf nu vuur af op de rustig bijeenstaande menschen. Ook via de Davidstraat rukte een mitrailleurgroep op, het lichte wapen begon te blaffen, direct daarop beantwoord door het Canadeesche snelvuur. De zoojuist nog vredige straat was in een frontlinie herschapen. Om negen uur dien morgen werd het nog erger. Een vierloopsch 2 c.m. Flakgeschut en 2 eenloopsch Flaks werden aan den voet van het Viaduct opgesteld en een helsch geratel begon. De geheeie lengte van Rabenhauptstraat en Parkweg scheen één zee van vuur. Ruiten rinkelden, lichtbakken stortten neer, dakpannen vlogen van de daken. Onder deze omstandigheden zagen de Canadeezen van een verder oprukken naar den Heereweg af. Dat zou te veel offers kosten in verhouding tot de waarde van het doel. Want dit, het bereiken van de binnenstad, kon gemakkelijker geschieden. De gebeurtenis, die nu volgde, was, van hoe gerir.gen omvang ook in schijn, een van de belangrijkste en voor wat de gevolgen betreft de meest verdragende in de geheeie bevrijding van Groningen. Een half dozijn Canadeezen sloop als Indianen langs de oostzijde van het Hoornschediep, liet de spoorbrug daarover links liggen en kroop de Van Hallstraat in. Via de tuinen achter de perceelen langs den Emmasingel werd het huis van de familie Van der Laan vis-a-vis de Emmabrug bereikt door één groepje, terwijl de rest .zich nestelde in een kelder van hotel Frascati op den hoek van het Stationsplein, welk hotel kort tevoren nog door de Duitschers bezet was geweest. Een verrassende aanblik ontrolde zich voor hun oogen. In het Verbindingskanaal staken pijpen en masten van in den grond geboorde sleepbooten en vrachtschepen boven het water uit. Het bootenhuis van „Aegir” was afgebrand. Een Duitsch „Sprengkommando” had in de vroege morgenuren deze vernielingen uitgevoerd. Aan den Übbo Emmiussingel waren nl. in de perceelen aan weerszijden van het huis van notaris Nijhoff mitrailleurstellingen ingericht met het doel het aan de overzijde van het water liggende Stationsplein te bestrijken. Alle het zicht belemmerende objecten moesten daarvoor uit den weg geruimd worden met het zoojuist genoemde gevolg. Tenslotte had het Sprengkommando ook nog de Eelderbrug, de basculebrug over het Hoornsche Diep, na eenige mislukte pogingen in opwaartschen stand laten springen. Een opmarsch van den Paterswoldschenweg naar den Emmasingel was hierdoor een onmogelijkheid geworden, waardoor de sector Eeldersingel—Eendrachtskade Z.Z. van secundair belang werd. Maar onze Canadeesche voorposten zagen meer wonderlijke dingen. Op de Emmabrug wandelden op hun gemak twee cigaretrookende Duitschers, terwijl over de Heerebrug een vijandelijke auto reed. Twee vuurstooten weerklonken tegelijkertijd ... een gil. Een stervende Duitscher wentelde rond op de Emmabrug. De Heerebrug was meteen schoongeveegd. De opzet was gelukt! Beide bruggen lagen onder Canadeesch vuurbereik-en waren nog onbeschadigd! Het was nu zaak dezen toestand te consolideeren. De 25-pounders waren intusschen begonnen met het afgeven van een zijdelingsch springvuur langs den Stationsweg. Na het afgeven hiervan nam het vuur een sprong over het Verbindingskanaai en huppelde langs de singels van west naar oost. De Duitschers werden hierdoor genoodzaakt zich verdekt op te stellen. Het contact met de ten zuiden van het Verbindingskanaai strijdende troepen langs den Heereweg en zuidelijker dreigde verloren te gaan. Twee uur lang hielden de zes dappere Canadeezen beide bruggen onder voortdurend vuur. Eerst tegen half twaalf kwamen versterkingen opdagen, die den geheelen Emmasingel zuiverden en verscheidene vijanden, die zich in de huizen verscholen hadden, gevangen namen. Een geregeld zwaar mitrailleurvuur kon nu worden afgegeven op de Duitschers, die in de omgeving van het Emmaplein en uit den tuin van het Diaconessenhuis terugschoten, terwijl een tegenaanval in de kiem werd gesmoord. De Canadeezen waren nog niet opgerukt naar het station. Men vreesde daar een hevigen tegenstand te zullen ondervinden. Maar het Duitsche moreel was hiervoor te slecht. Toen een uur later enkele Shermans van het Noord-Willemskanaal via de spoorrails en de Van Hallstraat naar dit gebouw opreden, gaf de bezetting, bestaande uit zes man, zich zonder moeilijkheden over. Het geheele gebouw, de perrons en spoorbanen vielen onbeschadigd in hun handen! De tanks begonnen nu langs de zuidzijde van het Verbindingskanaal op en neer te rijden, uit hun pantserkoepels met de 75 milimeters vurend op de Duitsche mitrailleursnesten aan de overzijde van het water. In dit helsche concert mengden zich de helblaffende mitrailleurs en de dofbrommende mortieren. De Übbo Emmiussingel lag onder een zware vuurbarrage. Om half twee scheen het alsof dit bombardement zou ophouden. Een adembeklemmende stilte viel over de geteisterde singels. De Duitschers op het Emmaplein richtten zich reeds op, toen plotseling een wilde angst hen beving. Als dreigende voorwereldlijke monsters stormden over de Emmabrug twee tanks op hen aan, naar alle zijden dood en verderf om zich heen spuwend. In volle vaart zwenkten zij en we hebben in één van hen reeds de dappere Phyllis herkend de Übbo Emmiussingel op. Een boom werd vermorzeld, verder ging de opmarsch op zoek naar de verborgen Duitsche mitrailleursnesten. De Übbo Emmiusstraat werd bereikt. Dan een knal van een pantservuist, afgeschoten van het Zuiderdiep, een ontploffing in de Phyllis en stuurloos zwaaide zij de Übbo Emmiusstraat in en tornde daarna op tegen den boekwinkel op den noordwestelijken hoek van de kruising Coehoornsingel—Ubbo Emmiusstraat. De vier inzittenden konden zich redden, maar hun voertuig en de beide hoekhuizen gingen op in de vlammen. Twee Canadeezen werden bij den Coehoornsingel gevangen genomen, maar de beide anderen wisten op den hoek van de Übbo Emmiussingel uit de tank te springen en doken daar weg in den kelder van den tandarts Hoogland, waar zij gastvrij ontvangen werden en den volgenden morgen door hun strijdmakkers ontzet konden worden. De andere tank trok zich weer achter de bruggen terug. Onmiddellijk na dit voorval viel het artillerievuur weer in. Het intermezzo was afgeloopen. Op het tweede perron van het station had zich reeds voor tweeën een eenzame Sherman opgesteld, die de Viaduct onder vuur hield. Eenige granaten troffen hierbij de huizen aan de noordoostzijde van het Viaduct, tengevolge waarvan enkele perceelen vlam vatten. Na korten tijd stond een geheele rij huizen in lichte laaie, die tot den grond toe afbrandden. De Duitschers aan den zuidelijken voet van het viaduct, die vandaar de Rabenhauptstraat ingeschoten hadden met hun Flaks, waren intusschen teruggetrokken op de J. A. Feithstraat. De commandant van de Canadeesche stoottroepen op den Parkweg had nl. om artillerie-ondersteuning gevraagd en toen deze om een uur ’s middags verschenen was in den vorm van een 17-pounder (75 m.m.- antitankgeschut), werden met dit vlakbaangeschut een dozijn schoten gelost op den voet van het viaduct. Het huis aan den Heereweg, waar vroeger Otto Eerelman woonde, kreeg een voltreffer en geraakte in brand. Het vuur kon evenwel spoedig bedwongen worden. Het Duitsche Flakgeschut werd nu haastig in veiligheid gebracht in de J. A. Feithstraat. Van den Achterweg gaven de Duitschers met hun lichte mitrailleurs echter nog wel vuur af tot omstreeks half vier. Zij begonnen daarop een terugtrekkende beweging uit te voeren in oostelijke richting langs de Verlengde Feithstraat en Verlengde Willemstraat, staken de spoorbaan over, sloegen de Verlengde Lodewijkstraat in tot aan den Oosterweg en verdwenen hierlangs in noordelijke richting. Voorzichtig rukten de Canadeezen nu in dubbelen ganzenmarsch langs de Rabenhaupstraat en de straten ten noorden daarvan op, waarbij om half vijf de voet van het viaduct bereikt werd. Toen bleek, dat de Duitschers de geheele wijk ten zuiden van het viaduct ontruimd hadden, bracht een radioseintje het rollend materiaal bij het Hoornsche Diep in beweging en in snel tempo reed dit den Heereweg in zuidelijke richting op, waarna de colonne de Anna Paulownastraat binnenzwenkte en daar parkeerde. In deze rustige omgeving konden de Canadeezen den maaltijd ongestoord savoureeren, terwijl verkenningstroepen hier en daar nog enkele Duitschers gevangen namen; in de brandweerkazerne Zuid zelfs een heel gezelschap. Daar ook de Canadeezen bij het station om dezen tijd den inwendigen mensch gingen versterken, zullen wij hen enkele oogenblikken in den steek laten om den opmarsch langs den Paterswoldschenweg in noordelijke richting op den voet te volgen. Zooals ik reeds tevoren vermeldde, was de Eelderbrug vernield en daardoor de opmarsch van den Paterswoldschenweg over den Eeldersingel van geringe strategische beteekenis geworden. Ook stond de basculebrug bij de Eendrachtskade omhoog, zoodat de ge- heele zoogenaamde Zeeheldenbuurt in een dooden hoek was komen te liggen. Hoewel dit strijdgebied door deze feiten op het tweede plan was geraakt, bleef het toch zaak om het gebied ten zuiden van het Eendrachtskanaal te zuiveren, daar van hieruit een Duitsche tegenstoot mogelijk bleef. De Duitschers hadden op den Paterswoldschenweg ten noorden van den Parkweg overal in de huizen kleine groepjes infanterie opgesteld, bewapend met lichte mitrailleurs. Bij den uitgang van de Bilderdijkstraat stond bovendien een 2 c.m. Flak, die om half negen des morgens begon te vuren en den geheelen Paterswoldschenweg bestreek. Onder deze omstandigheden kon de Canadeesche infanterie, die gesteund werd door Sherman-tanks, slechts langzaam vooruit komen. Verscheidene huizen liepen hierbij zware schade op, daar de verdedigers zich eerst na een beschieting van het tankgeschut overgaven. Om tien uur werd de Flak gedwongen iets te retireeren, doch pas een uur later werd het stuk geheel teruggetrokken. Toch was de Duitsche weerstand nog zoo sterk, dat eerst tegen drieën de eerste Canadeezen den spoorbaan bereikten. Op verschillende plaatsen sloegen toen de vlammen uit de huizen langs den Paterswoldschenweg. Gelukkig kon in bijna alle gevallen het vuur tijdig gebluscht worden. De Duitschers hadden inmiddels weerstandsnesten ingericht aan de overzijde van de Westerhavensluis, in het brugwachtershuisje bij de basculebrug en op den hoek Frieschestraatweg—Aweg. Hierop trokken de verdedigers van den Paterswolschenweg zich nu zoo snel terug, dat al hun wapentuig achtergelaten moest worden en de Canadeezen hen niet konden bijhouden. Aan de Eendrachtskade bij den Frieschen Straatweg wisten de Duitschers met rubberbootjes overstekend het veege lijf te redden. De geheele Zeeheldenbuurt werd toen tijdelijk door de Canadeezen bezet, maar nadat dezen zich iets hadden teruggetrokken om het verband met den hoofdmacht niet te verliezen, staken toch weer Duitschers met hun, bootjes het Eendrachtskanaal in zuidelijke richting over en drongen vervolgens met hun patrouilles in verscheidene straten door. De dreigende pistolen van enkele S.S.- mannen waren aan deze opleving van hun moed niet vreemd geweest. Lang heeft deze bezetting niet geduurd. Om negen uur ’s avonds ruimde een tank met enkele welgemikte schoten achtereenvolgens de Duitsche posten bij de sluis en de basculebrug op en maakte daarna met het 2 c.m. Flak aan den Frieschen Straatweg korte metten, waarbij de bediening een onverwachten dood stierf. De geheele buurt ten zuiden van het Eendrachtskanaal kon nu blijvend worden gezuiverd. De Canadeezen in de Anna Paulownastraat waren na den maaltijd verder opgerukt na een flankdekking in het noordelijk gedeelte van het Sterrebosch te hebben uitgezet. De Duitsche terugmarsch werd gevolgd in de richting van den Oosterweg. De Duitschers hadden op het westelijk uiteinde van den Radesingel een 2 c.m. Flak opgesteld, die den Oosterweg inschoot. Een tweede Flak stond aan den Radesingel—hoek Trompstraat en bestreek vandaar het kleine draaibruggetje over het Verbindingskanaal, terwijl een derde, opgesteld op het zuideinde van de Winschoterkade flankeerend vuur op dat bruggetje kon afgeven en tevens frontaal vuur op de Bontebrug. In de aarden mitrailleurstelling ten zuidoosten van deze brug zaten tenslotte nog vijftien Landwachten, die met geweren en pistolen hun huid duur aan de oprukkende Canadeezen wilden verkoopen. Om vijf uur ’s middags zagen de angstige bewoners van den Oosterweg een groote groep Duitschers manhaftig zuidwaarts oprukken. Wetend, dat de Landwacht aan de andere zijde van de onderofficier van de bezetting van de pulploods bij zich. Hij wilde de verdediging reorganiseeren. Wreed werd echter zijn opzet verstoord, want zijn collega trok een pistool, richtte deze op den Feldwebel, die eveneens zijn pistool getrokken had, en verklaarde niet verder te willen vechten. Hij had er genoeg van. Na eenig wederzijdsch gebrul werd deze militaire conferentie gestaakt en kort daarop de geheele fabriek door de beide groepen ontruimd. Hiermee waren de gebeurtenissen in de fabriek nog niet ten einde. We moeten onze aandacht evenwel eerst even wijden aan de troepenverplaatsingen in de richting Hoogkerk en komen daarna wel weer in het fabriekscomplex terug. Zooals we reeds uit de beschieting van Vrijdagnacht konden opmaken, meenden de Canadeezen, dat de suikerfabriek een zwaar verdedigd bolwerk was, dat slechts ten koste van groote offers gepasseerd kon worden, offers, die men terecht niet wenschte te brengen. Naar een anderen opmarschweg werd daarom uitgezien en deze werd gevonden over Hoogkerk. Om half twee Zaterdagmiddag werd de opmarsch begonnen vanaf het noordeinde van den weg langs het Zandmeertje eerst in westelijke richting tot aan den Eelderwolder Hooiweg en vandaar in noordelijke richting langs dezen weg, dan over een stukje Peizerweg en vervolgens langs den weg naar Hoogkerk. Tirailleurs gingen bij dezen opmarsch aan weerszijden van den weg voorop, gevolgd door Shermans en lichter gemotoriseerd materiaal. Om half drie werd de brug over het Hoendiep bereikt en het Raadhuis van Hoogkerk en de omgeving daarvan bezet. Het dorp was zonder eenigen strijd bevrijd! Opmerkelijk was, dat de Duitschers de brug over het Hoendiep niet vernield hadden. De stoot was kennelijk onverwachts gekomen. De zware tanks konden evenwel de brug niet passeeren, daar deze niet berekend was op hun gewicht. De Shermans draaiden daarom vóór de brug naar rechts en parkeerden vervolgens op het terrein van de stroocartonfabriek „De Halm” in afwachting van brugmateriaal, dat eerst veel later zou komen in den vorm van een Baileybrug, die in den komenden nacht den verderen opmarsch van tanks in de richting van Groningen zou mogelijk maken. • De Canadeesche commandant belde intusschen even de suikerfabriek op om te informeeren of daar nog Duitschers zaten. De portier verbond hem met den directeur, die hem mededeelde, dat de Duitsche bezetting kort tevoren was verdwenen. ‘Til stop firing immediately, it will be an easy job now,” antwoordde de Canadees. De voorgenomen tweede beschieting door de 25-pounders ging tengevolge van dit verrassende telefoongesprek niet door, waarrdoor de fabriek voor onze stad behouden bleef. Waarom de Duitschers, die op dit moment nog in de omgeving van de fabriek zaten en kort na dit telefoongesprek met een vijftig man van de noordzijde van het Hoendiep de fabriek opnieuw bezetten, de telefoonlijnen niet verstoord hadden, is nooit recht duidelijk geworden. De desorganisatie in de verdediging zal er wel verantwoordelijk voor moeten worden gesteld. De suikerfabriek heeft verder geen rol meer gespeeld in de verdediging tegen den Canadeeschen stoot uit Hoogkerk. Nadat omstreeks drie uur ’s middags de snelle opmarsch van de Canadeezen langs den Paterswoldschenweg vanaf de kruising van de spoorbaan een aanvang had genomen, die zooals we reeds tevoren zagen tot een schoonvegen van de Zeeheldenbuurt leidde, verschenen drie ongewapende burgers op den Peizerweg ten zuiden van de suikerfabriek en namen daar de Duitschers, die de bunker bezet hielden, gevangen. Na langs dezen bunker opgerukt te zijn, konden toen tegen zessen de eerste Canadeezen, voorzichtig voortsluipend, van de westzijde in de fabriek komen. Een enkel schot en de geheele Duitsche bezetting capituleerde. De suikerfabriek, die een ernstige bedreiging had kunnen zijn voor den Canadeeschen opmarsch uit Hoogkerk, werd nu tot speerpunt gemaakt, gericht op de Duitsche verdediging aan het Hoendiep. Deze verdediging had het in den loop van den middag zwaar te verantwoorden gekregen. Na een korten maaltijd in Hoogkerk waren de Canadeezen nl. met hun opmarsch naar Groningen begonnen. Zij kregen hierbij enkele obstakels te overwinnen, die door het ontbreken van de op de stroocartonfa'briek achtergebleven Shermans niet zoo gemakkelijk op te ruimen waren als die aan den Paterswoldschenweg. Er warén twee tankmuren over den straatweg naar Groningen aangebracht, één 800 meter ten oosten van Hoogkerk en één ten westen van de spoorbrug over het Hoendiep. Elk van beide werd gedekt door het vuur van twee Flaks, die gehaald waren uit Duitsche veldversterkingen ten zuiden van het Hoendiep. De verdediging van deze wallen bestond slechts uit enkele militairen, die gedeeltelijk behoorden tot de S.S., doch door hun kleine aantal slechts enkele vijandelijke objecten onder vuur konden nemen. De Canadeezen begonnen, door langs den weg in de richting van Groningen op te rukken onder het afgeven van een aanhoudend mitrailleurvuur, de geheele Duitsche afweer op dezen opmarsch te concentreeren. Onderwijl tirailleerden Canadeesche sluipschutters ongemerkt door de weilanden ten noorden van den weg in een grooten boog naar het oosten en vielen onverwachts de Duitschers, die zich juist begonnen terug te trekken op het terrein van de Texaco, in de flank aan. Het pleit was snel beslecht. Verscheidene Duitschers sneuvelden, de rest werd gevangen genomen, het geschut vernield. Om half vier was de eerste tankmuur open. De Canadeezen hebben na dezen strijd enkele uren gepauzeerd. De suikerfabriek werd in dezen tijd van Duitschers gezuiverd, zooals we reeds tevoren zagen. Om zes uur kon de opmarsch tegen den laatsten tankmuur een aanvang nemen. Om dezen tankmuur hebben zich hevige gevechten ontwikkeld, daar dit het laatste verdedigingswerk was op den weg naar de westzijde van de stad. De spoorbrug over het Hoendiep was inmiddels in open stand reeds door de Duitschers onklaar gemaakt, zoodat zij uit het zuiden geen aanval behoefden te vreezen, Wel werd vanaf zes uur flankeerend Canadeesch vuur uit de suikerfabriek ontvangen, dat later gesteund werd door frontaal licht artillerievuur en vanuit de weilanden ten noorden van den weg door mitrailleurvuur. De Canadeezen waren nf ook nu weer met een omtrekkende beweging door deze weilanden begonnen. De Duitschers hielden nog tot bij achten stand, doch toen de verliezen van het klein aantal verdedigers reeds tot zes waren gestegen, trokken zij terug met achterlating van de twee Flaks. De tankmuur was in Canadeesche handen! Dien avond werd langs dezen weg niet verder opgerukt. De Duitschers hadden in den doorgang van den tankmuur zware betonrollen laten vallen, die moeilijk te verwijderen bleken en bovendien waren de SHermans nog aan de andere zijde van het Hoendiep. Eerst den volgenden morgen om: 10 uur werd de muur opgeblazen en konden de tanks stadwaarts oprukken langs den harden weg. Dit wil niet zeggen, dat er niet inmiddels reeds tanks in het westen van de stad streden! De stoot naar den tweeden tankmuur was nl. meer een schijnstoot dan wel een hoofdaanval geweest. Toen de aanval op den tankmuur was begonnen en de weinige aanwezige Duitschers daar hun volle aandacht aan moesten besteden, trokken Canadeesche tirailleurs van het terrein van de Texaco door de weilanden eerst in de richting Vinkhuizen en vervolgens in een boog naar Kostverloren. Scout-carriers en lichte tanks volgden kort daarop via een landweggetje, dat precies tusschen de spoorbaan en den bunker op den Frieschen Straatweg uitkwam. Met de Duitsche verdedigers van den tankmuur op den Frieschen Straatweg ten noorden van den spoorwegovergang werd korte metten gemaakt en om acht uur ’s avonds was de muur in handen van de Canadeezen. Zij hielden den doorgang van den tankmuur gesloten, waardoor een beveiliging in den linkerflank werd verkregen tegen een eventueelen Duitschen tegenaanval. Eenige lichte schermutselingen vonden nog in de omgeving plaats, maar om half negen was Kostverloren volkomen gezuiverd. Een verkenning naar de spoorbrug over het Reitdiep werd nog gemaakt, waarbij bleek, dat de Duitschers dez# in open stand hadden laten springen. De as van de brug was gelukkig onbeschadigd gebleven, maar het dek was volkomen vernield, terwijl de draaikrukken verdwenen waren. Den volgenden morgen zou deze brug een belangrijke rol te spelen krijgen in den opmarsch van het zware gemotoriseerde materiaal. Canadeesche tirailleurs trokken dien avond nog op langs den Frieschen'Straatweg in de richting van de stad, voortsluipend van huis tot huis, doch zij ondervonden hierbij veel overlast van Duitsch mitrailleurvuur uit de blokken huizen aan den Frieschen Straatweg bij de Wassenberghstraat en den Kraneweg. Daar de Shermans. nog niet aanwezig waren, staakten zij hun opmarsch in de garage tegenover de Wassenberghstraat en richtten hierin, alsmede in enkele meer noordwaarts gelegen huizen, mitrailleurposten in. Het was voor dien dag welletjes geweest. Terwijl enkele Canadeezen op wacht stonden, legde de rest van de stoottroepen zich kalm te rusten. The Black Watch had zijn taak volbracht; ook hier zouden de Fransche collega’s den vólgenden dag den opmarsch voortzetten. Rest ons nog de taak om den stoot uit Haren na te gaan. De Gameron Highlanders waren hier op verzoek van de 0.D.- Haren gekomen via den Meerweg. De brug over het Noord-Willemskanaal had weinig oponthoud gegeven, daar de Duitsche bezetting geweigerd had haar te laten springen, terwijl de officier, die het bevel daartoe had gegeven, zelf tijdig het hazenpad had gekozen. Vele gevangenen waren daar gemaakt. Van Haren uit werd snel in noordelijke richting opgerukt, waarbij Door ,het oorlogsgeweld vernietigde woningen aan den Radesingel *" “ * Filiaal van „De Toekomst” met enkele aangrenzende woningen aan den Paterswoldschenweg (foto Dr. H. P. Coster)- bleek, dat de dam over de tankgracht, die door den Rijksstraatweg liep, was verwijderd, zoodat rollend materiaal niet verder kon oprukken. In de bosschages van den hortus bij huize „De Wolf” zaten hier en daar verscholen nog enkele Duitschers, die zich evenwel na een kleine schermutseling overgaven. Om drie uur des middags was Haren tot aan de tankgracht gezuiverd. Enkele Canadeezen zijn toen over de tankgracht getrokken en zij kwamen tot de ontdekking, dat de sectie Fransch 75 m.m. luchtdoelgeschut onbeschadigd was achtergelaten, terwijl de bediening spoorloos verdwenen was. Ook de drie Flaks, die iets noordelijker opgesteld waren aan de westzijde van den weg, stonden er nog, doch zij waren door de eigen bediening met handgranaten vernietigd. Van de Duitschers, die daar gezeten hadden, was geen spoor te bekennen. Dit nu was op zichzelf niet zoo verwonderlijk. Een Canadeesche opmarsch door de Rabenhauptstraat naar den Heereweg werd door de Duitsche leiding reeds kort na 12 uur ’s middags verwacht en deze vond dan ook – we zagen het reeds eerder tegen half vijf plaats. Daardoor zou de geheele Duitsche zuidelijke sector worden afgesneden. En juist in dezen sector bevonden zich de bezettingen van Haren, van de Rabenhauptkazerne en van het barakkenkamp op het terrein van „Volksweerbaarheid” achter de gevangenis. Teneinde een dergelijke omsingeling te voorkomen, waren de Duitschers om half vier begonnen hun voorraden in kazerne en barakkenkamp te vernietigen. Beide gebouwencomplexen werden op verschillende plaatsen in brand gestoken en even later stonden het hoofdgebouw van de Rabenhauptkazerne en twee groote loodsen van het kamp in lichter laaie. De Duitschers hadden zich intusschen uit Haren teruggetrokken en zij legerden hun troep, die voor een groot gedeelte bestond uit spoorwegpersoneel kenbaar als onderdeel van de „Deutsche Wehrmacht” door een gelen band om den linkerarm, waarop deze 5 Opgerukte Canadeesche carriers in de Oosterstraat (foto Folkers) V. ZONDAG 15 APRIL 1945 DE SLAG OM DE BINNENSTAD Door het verlies van de controle over de bruggen aan de zuidzijde van de binnenstad, gevolgd door de vorming van een vijandelijk zwaartepunt op en om het Heereplein, was de toestand voor de Duitschers Zaterdagnacht reeds hopeloos geworden. Maar gedachtig aan de woorden van hun geliefden Fiihrer, Adolf Hitler: ~Wir kapitulieren niel”, moesten de Duitschers tot het bittere einde heldhaftig doorvechten. De in de binnenstad geïmproviseerde Duitsche verdediging zag er, voor wat den zuidelijken sector betreft, als volgt uit: het Emmaplein en de Stationsstraat werden onder vuur gehouden door één vierloopsch en twee eenloopsche stukken Flak, opgesteld op het Gedempte Zuiderdiep tegenover de Stationsstraat; de Übbo Emmiusstraat werd beschoten door een lichten mitrailleur uit de kruidenierszaak op den hoek Zuiderdiep—Ubbo Emmiusstraat; de kruising van Heereslraat en Zuiderdiep lag onder het vuur van een mitrailleur, opgesteld achter het zuidwestelijke hoekhuis van de Kleine Gelkingestraat; het gedeelte van het Zuiderdiep van de Heerestraat tot aan de Rademarkt, de Rademarkt zelf en de Verlengde Oosterstraat werden bestreken door een zwaren mitrailleur uit het hoekhuis Oosterstraat—Gedempte Kattendiep, later geplaatst bij den hoek Zuiderdiep—Rademarkt; de Radesingel, de Trompstraat en het bruggetje over het Verbindingskanaal werden onder vuur gehouden door twee eenloopsche Flaks, geplaatst'op den Radesingel—hoek Trompstraat; de Radesingel en de Bontebrug werden beschoten door een eenloopsch Flak van de zuidzijde van de Winschoterkade. Dit alles werd ondersteund door groepjes met lichte wapens uitgeruste Duitsche militairen. In den noordelijken sector hadden de Duitschers een goede van te voren ingerichte verdedigingslinie betrokken in en rond de heuvels in het Noorderplantsoen. Bovendien stond een vierloopsch Flak bij de Boteringebrug, die tot taak had de Kijk in ’t-Jatbrug, Boteringebrug en Ebbingebrug te beschermen. Daarnaast waren nog enkele lichte mitrailleurs opgesteld op den hoek van de Boteringestraat in het Museum van de Rijksuniversiteit en in enkele huizen aan het Loopende Diep Z.Z., de Spilsluizen Z.Z., den hoek Kattenhage en Turfstraat. De flanken van deze linie waren beschermd door het openzetten van de basculebrug bij het Museum, de brug over het Hoendiep ten zuiden van de Herman Colleniusstraat en de Prinsessebrug en het openzetten en vernietigen van de Abrug en de basculebrug bij de Visscherstraat. De toegangswegen tot de westzijde van de binnenstad waren dus absoluut geblokkeerd. Om den Duitschen troepen uit de omgeving van den Kraneweg den terugkeer mogelijk te maken, was de Plantsoenbrug dichtgelaten, doch deze lag onder zwaar mitrailleurvuur uit het Plantsoen en heeft daardoor voor de aanvallers geen beteekenis gehad. Aan de oostzijde van de stad waren tenslotte nog de Maagdenborg en de St. Jansbrug geopend. Pogingen om de Poelebrug en de Steentilbrug te vernielen, die zoo lang mogelijk hadden moeten openblijven voor een Duitschen terugtocht in de richting Oosterhoogebrug, werden te laat ondernomen en mislukten door het ingrijpen van de Canadeezen. Dat de toegang tot de Oranjebuurt uit het westen werd belemmerd door de opengedraaide en beschadigde spoorbrug over het Hoendiep, vermeldde ik reeds tevoren. We zullen thans nagaan hoe de Canadeezen, en dat waren dezen Zondag de beide Fransche regimenten, de genoemde hinderpalen uit den weg ruimden. We beginnen daartoe met den zuidelijken sector. Op den linkervleugel waren de Canadeesche tirailleurs ’s morgens om half zeven de Emmabrug overgeslopen, waarna uit dekkingen op het plein en uit nabijgelegen huizen werd geschoten op de Ortskommandantur, gelegen op den noordelijken hoek Übbo Emmiussingel—Emmaplein. Aangezien van daaruit weinig weerstand werd ondervonden, rukten de stoottroepen voorzichtig op langs den Übbo Emmiussingel. De Duitschers hadden zich echter reeds teruggetrokken, daartoe gedwongen door het hevige tankvuur en de uitgebreide branden van den vorigen middag en avond. Om half tien des morgens, precies 24 uur na het begin van den opmarsch naar dit gedeelte van de stad, was de geheele Übbo Emmiussingel gezuiverd. Een half uur later reden Shermans dezen singel op en parkeerden aan de zuidzijde. Om tien uur werden gezuiverd de Ganzevoortsingel tot aan het Museum en de Coehoornsingel, waarvan het gedeelte, dat grenst aan de Heerestraat, reeds een vijftal uren tevoren door enkele sluipschutters vanaf het Heereplein was bezet. Bij het Diaconessenhuis aan den Praediniussingel werd nog een enkele Duitsche “sniper” onschadelijk gemaakt, waarna de geheele linkervleugel van den zuidelijken sector gezuiverd was. Op de rechterflank ging het intusschen niet zoo van een leien dakje. Reeds des morgens om vier uur waren de Canadeezen hier begonnen, van het Heereplein oprukkend, den Heeresingel te bezetten. Weliswaar was de Flak voor de St. Josephkerk aan den Radesingel reeds Zaterdagavond stukgeschoten, doch er werd vuur afgegeven uit de omgeving van deze kerk en, naar de geruchten wilden, moesten zich daarin eenige tientallen S.S.-mannen bevinden. Dit noopte tot voorzichtigheid. De beide Flaks aan het oostelijke einde van den Radesingel schoten bovendien voortdurend, terwijl het overschrijden van de Oosterbrug belemmerd werd door mitrailleurvuur uit de richting Rademarkt. De eenige oplossing was nu gelegen in het inroepen van de hulp van de zwaar gepantserde tanks. Om negen uur reed een Sherman tot voor het huis van Dr. J. de Graaf aan de noordzijde van den Heeresmgel en loste twee schoten op de St. Josephkerk. Na enkele momenten kroop de geheele verdediging van de kerk naar buiten: twee Grüne Polizisten, trillend van angst en ontzetting! De kerk was veroverd! Het bezetten van den Radesingel bracht meer moeilijkheden met zich mee. De beide stukken 2 c.m.-geschut vuurden voortdurend, terwijl in de huizen langs dezen singel vele Duitschers waren verscholen, die met hun wapens op alles schoten, wat zich maar bewoog. Zoo moest deze buurt wel veel schade oploopen. De Duitschers hadden reeds Zaterdagavond tegen elven het huis van de N.V. R. Roelfsema aan de Trompstraat in brand geschoten, waarschijnlijk om aanwezige militaire papieren te doen verdwijnen. Bovendien hadden zij de inwoners van het oostelijk gedeelte van den Radesingel Z.Z. gedwongen om hun huizen te verlaten. Tenslotte schoten zij als laatste voorbereidende maatregel nog het Poortershuisje in brand op Zondagmorgen half negen, om aldus langs het Damsterdiep een open schootsveld te krijgen. Zondagmorgen tegen acht uur begon de strijd om den Radesingel. Canadeesche sluipschutters kropen door de tuinen langs het Verbindingskanaal noordzijde voorwaarts, huis na huis van vijanden zuiverend, en kwamen pas na hevige schermutselingen tegen elf uur in de huizen langs de westzijde van het zuidelijk gedeelte van de Trompstraat Van daaruit werd op de Duitschers in het laatste gedeelte van den Radesingel geschoten. Om elf uur vloog daar reeds een huis aan de noordzijde in brand. Even later het hoekhuis daartegenover en na enkele oogenblikken sloeg het vuur over naar belendende huizen en stond bijna het geheele gedeelte van den singel in lichter laaie. de canadeesche opmarsch OP VRIJDAG 13 APRIL en ZATRDAG 14 APRIL 1940 Het was een schouwspel om nooit te vergeten. Daken stortten in, zware rookwolken stegen omhoog en daartusschendoor knalden en blaften de automatische- wapenen. Onder deze omstandigheden moesten de Duitschers voorzooverre dat nog ging en zij er lust in hadden zich wel terugtrekken. Zij deden dit op de tabaksfabriek der N.V. J. Gruno, die, gelegen aan de Winschoterkade, door zijn hoogen bouw de geheele omgeving beheerschte. De Canadeezen zuiverden inmiddels den Radesingel en omgeving en maakten daarbij vele gevangenen, die zwaar gedemoraliseerd bleken te zijn door het ondervonden hevige vuur. Daar vanaf de tabaksfabriek werd geschoten en men de grootte van de bezetting van dit gebouw en zijn omgeving niet kende, werd van een verderen opmarsch vooreerst afgezien. We laten daarom de Canadeezen in deze omgeving rustig hun maaltijd gebiuiken om weer terug te gaan naar den linkervleugel en het centrum van den zuidelijken sector. Zooals we reeds gezien hebben, waren om half tien de singels van het Museum tot de St. Josephkerk in Canadeesche handen. Een half uur later was dit het geval met den Ganzevoort-, Coehoornen Heerebinnensingel, en dat alles zonder veel strijd. Het Gedempte Zuiderdiep kwam nu aan de beurt. De drie Duitsche vuurmondjes, die van het Zuiderdiep de Stationstraat inschoten en die heel wat munitie verschoten hadden, zwegen om kwart voor elf plotseling. Wat was het geval? De Canadeezen, die tegen tien uur bij het Museum waren gekomen, hadden via de Museumstraat een omtrekkende beweging gemaakt en dreigden de Duitschers op dezen hoek van het Zuiderdiep af te snijden. Met in de steek lating van hun geschut trokken dezen daarop haastig in noordelijke richting af. Om elf uur verschenen daarop de eerste Canadeezen ongehinderd op het Gedempte Zuiderdiep ten noorden van de Stationstraat. Hun opmarsch door de Übbo Emmiusstraat was nog sneller Shermans, die kqrten tijd na de stoottroepen oprukten en als beveiliging moesten dienen bij eventueele tegenaanvallen. De eerste tank was om half vier verschenen via de Heerestraat. Zij reed door den smallen doorgang ten zuiden van het pand Rottinghuis en richtte haar dreigenden vuurmond op de oostzijde van het marktplein, waar de Duitschers zich in de huizen hadden genesteld. Om zeven uur verscheen een tank bij den uitgang van de Oosterstraat met haar kanon gericht op de huizen tusschen de Oude Botermgestraat en de Oude -Ebbingestraat. Van de Gelkingestraat tenslotte nam een Sherman de noordzijde van de Groote Markt ten oosten van de Ebbingestraat onder haar vuurbereik. Zoo was de situatie Zondagavond om zeven uur, het moment, waarop Groote Markt noord- en oostzijde nog onbeschadigd waren. Alvorens de dramatische vernietiging van dit schoone plein weer te geven, moeten we eerst de rechtervleugel van het opmarschfront, die den snellen opmarsch in het centrum niet had kunnen bijhouden, nog even volgen. Zondagmiddag om drie uur verschenen de eerste Canadeezen op den hoek Winschoterkade—Radesingel, op het moment dus, dat de Vischmarkt reeds bevrijd was, terwijl drie uren tevoren het Zuiderdiep tot aan het begin van de Steentilstraat was gezuiverd. We hebben reeds gezien, dat dit achterblijven zijn reden vond in den feilen tegenstand van de Duitschers in de omgeving van de Trompstraat. Reeds vóór drieën hadden zij zich evenwel in noordelijke richting teruggetrokken uit angst voor een omsingeling via de Steentilstraat. Daar evenwel achter een opgeworpen aarden wal op den hoek Gedempte Kattendiep—Schuitendiep een lichte vijandelijke mitrailleur stond, moesten de Canadeezen bij hun opmarsch langs de Winschoterkade behoedzaam te werk gaan. Om vier uur werd de Steentilbrug bereikt, die in onbeschadigden toestand werd aangetroffen. De Canadeezen overschreden deze brug evenwel niet, doch bleven aan de westzijde van het Schuitendiep. Zij ontvingen steun verder zou gebeuren. De zware rookwolken, die uit de Stoeldraaierstraat omhoogstegen, voorspelden weinig goeds. In de naaste omgeving stonden de twee tegenstanders gereed voor den laatsten beslissenden strijd. Van de Heerestraat tot de Oosterstraat zaten de Canadeezen met hun infanteriewapens in de gebouwen aan de zuidzijde van het marktplein. Zij schoten voortdurend op de Duitschers, die'zich hadden teruggetrokken op de noord- en oostzijde van de markt. De situatie was hier als volgt: op den meest westelijken vleugel zat de landwacht in haar kazerne, het pand waarin vroeger de modeengroszaak Feldbrugge gevestigd was geweest (no. 8). Daar stond bovendien een zware mitrailleur voor het café „De Unie”. Maar ook in het café „De Pool”, de Amsterdamsche Bank, de Hoofdwacht en in de huizen langs de oostzijde van de markt zaten Duitsche mitrailleurposten. Tusschen de beid»? tegenstanders in lag een open marktplein, dat geen gelegenheid bood tot een besluipen van den vijand. Zoo moest het noodlot zijn loop vervolgen: de zware Canadeesche tanks op den zuid-oostelijken en zuid-westelijken hoek van de Groote Markt begonnen om zeven uur hun bombardement op den tegenstander. Schot na schot dreunde over het historische plein, gat na gat sloeg in de oude gebouwen. De tank bij de Oosterstraat had het vuur geopend op het café „De Unie”. Reeds na enkele schoten moest de Duitsche mitrailleur terug en toen kort daarop de positie daar hopeloos scheen, stak de Landwacht haar hoofdkwartier in het huis-Feldbrugge in brand. Om acht uur weerklonk in dit gebouw een hevige ontploffing, munitie vloog de lucht in en snel verbreidde het vuur zich naar alle kanten, waarbij het in „De Unie” den dag tevoren uit het Goudkantoor geredde historische materiaal verloren ging. Landwacht en burgers redden het veege lijf door te vluchten in noordelijke richting. De tank bij het perceel-Rottinghuis opende om zeven uur het vuur op de apotheek Sissingh, achter welk pand de Duitschers in de St. Jansstraat een mitrailleur hadden opgesteld. De apotheek geraakte na korten, tijd in brand. Maar nog steeds vuurden de Duitschers terug, nu ook van de Oude Ebbingestraat. Een Canadeesch salvo trof „De Bijenkorf” op den oostelijken hoek van de Ebbingestraat. Direct daarna vloog „De Pool” op den anderen hoek in den brand, waarna het vuur oversloeg op de reeds zwaar gehavende „Bijenkorf”. Daarna troffen eenige granaten het huis van de firma L. W. Vopel op den hoek van het Kreupelstraatje. Dit perceel begon te branden, waarna het vuur oversloeg op het huis van den tandarts E. van der Molen en vandaar op het dak van de Amsterdamsche Bank, doch daar na korten tijd doofde. Het westelijke buurhuis van „Vopel”, dat van den heer Van der Molen ging evenwel in vlammen op. Om kwart voor negen werd plotseling het vuren gestaakt en een onheilspellende pauze in het oorlogsgeweld trad in. Hoog sloegen de vlammen op uit de brandende huizen, een regen van vonken verspreidde zich over de omliggende straten. Zou de strijd zijn einde gevonden hebben? Daar weerklonk luid een menschelijke stem, honderdvoudig versterkt door de electrische installatie van een Canadeesche luidsprekerauto. In het Duitsch schalde het over de markt: „Het is zinneloos de stad verder te laten vernietigen. Een groote Canadeesche legermacht rukt op uit het zuidwesten. Staakt den strijd. Wanneer de Duitschers met de handen omhoog in zuidelijke richting loopen, zal hun geen leed geschieden. Gij hebt tot negen uur den tijd om U hierover te beraden.” Van den wapenstilstand maakten de burgers uit de omliggende wijken gebruik om het leven, en zoo het kon eenig goed, te redden. Een drom van vluchtelingen ijlde in noordelijke richting weg uit die helsche omgeving, weg uit dit inferno van menschelijk geweld. Het waren maar vijftien minuten, doch er werden prestaties geleverd, die men anders voor onmogelijk zou hebben gehouden. De Oude Ebbingestraat tot en met de Hofstraat werd in deze paar minuten bijna geheel ontruimd. Maar de Duitsche garnizoenscommandant, die het gewicht van zijn ijveren kruis zwaarder voelde drukken dan de verantwoordelijkheid voor eeuwenoud stedenschoon en tientallen menschenlevens, besloot in deze voor hem hopelooze positie door te strijden tot het heldhaftige einde. Misschien stond hem de Siegfrieddood voor oogen, misschien was hij ook alleen maar bang voor een eerlooze degradatie door zijn Führer, hoe het ook zij, toen het horloge van den Canadeeschen commandant negen uur aanwees, waren er nog geen Duitschers met de handen omhoog op het marktplein verschenen. Bom ;—bom bom! De 75 milimeters knalden weer over de markt. Het Scholtenshuis kwam nu aan de beurt en om half tien sloegen de vlammen er aan alle kanten uit. Een kwartier later weerklonk uit dit huis, waar door honderden Groningers onder de Sicherheitsdienst zóo nameloos was geleden, een geweldige explosie: vuurzuilen schoten naar alle kanten. Weer een ontploffing! De munitie, die bestemd was geweest om goede vaderlanders te vermoorden, ging de lucht in! Het vuur greep nu als een razende om zich heen. Naar de noordzijde sloeg het over en verteerde het mooie oude gebouw van de Heerensocieteit, het beroemde huis-Panser, terwijl aan de zuidzijde het Café „Van Duinen” en de belendende perceelen in vuur geraakten. Omstreeks middernacht ging tenslotte de Hoofdwacht in vlammen op. Tegen dit tijdstip hadden de Duitschers zich van de noord- en oostzijde van de Groote Markt bijna geheel teruggetrokken. Slechts in de Amsterdamsche Bank en in de Martinikerk hielden zich nog enkele groepjes op. Het genoemde gebied was toen reeds herschapen in een vurig laaiend niemandsland. Van de Oude Boteringéstraat tot de Oude Ebbingestraat, van de Oude Ebbingestraat tot het Martinikérkhof en van het Martinikerkhóf tot aan de Oosterstraat brandde alles finaal uit. Alleen de Martinitoren stond daar nog ongerept, terwijl ook wonder boven wonder het perceel Boterweg op den zuid-oostelijken hoek van de Groote Markt gespaard bleef. De Amsterdamsche Bank had alleen op de bovenste verdieping brandschade opgeloopen. Maar ook de Oude Ebbingestraat geraakte in brand. De aanwakkerende zuidenwind joeg hier de vlammen in noordelijke richting. De oostzijde van, deze straat brandde uit tot aan de Nutsspaarbank op den hoek van de Jacobijnerstraat; aan de overzijde ging het vuur nog verder, waarbij de helft van de huizen aan deze zijde een prooi der vlammen werd. Ook de huizen aan de zuidzijde van de Roodeweeshuisstraat brandden voor een groot gedeelte af. Naast het af branden van de Stoeldraaierstraat, Gulden- en Waagstraat en de blokken aan singels en viaduct spande de brand aan de Groote Markt wel de kroon in dezen droevigen vernietigingskamp. Binnen twaalf uren brandde af, wat generaties Groningers in noesten arbeid in den loop van vele eeuwen hadden gewrocht. Een groot stuk stedenschoon ging verloren, een lidteeken werd geslagen, dat in de toekomst steeds zal herinneren aan het oorlogsgeweld van 1945. Want het lijkt mij wel onmogelijk om in enkele jaren een plein te herbouwen, dat het harmonieuze geheel kan evenaren, dat onze ouders en voorouders in eeuwen tijd hadden geschapen. De Canadeesche opmarsch vond aan de Groote Markt dezen Zondag zijn voor Groningen zoo rampzalig einde. Op den linkervleugel werd evenwel niet bij de Vischmarkt haltgehouden. De Grime Polizei want het was hoofdzakelijk dit onderdeel, dat in die omgeving had gevochten had zich na den snellen Canadeeschen opmarsch in noordelijke richting teruggetrokken op de Harmonie, op het Academiegebouw en op de ambtswoning va'n den Commissaris der Koningin in de Oude Boteringestraat. Een Canadeesche patrouille was via het gebouw van de firma Hierbij bleek, dat weliswaar het dek van de brug was beschadigd door de explosie, doch dat de as ervan intact was. De Canadeesche commandant besloot daarom deze brug te doen dichttrekken door twee tanks, die opgesteld op beide oevers – met staaldraden aan de uiteinden trekkend haar op deze wijze in gesloten stand zouden brengen. Nu waren er evenwel tanks genoeg aan de zijde van Kostverloren, maar aan den overkant bevond zich geen enkele! De Canadeesche legerleiding gaf ook thans weer blijk te beschikken over een rijk initiatief. Patrouilles hadden ontdekt, dat bij het genoemde houtstek een goede steiger lag, van waaruit een overtocht met een tank, geladen op een schip, mogelijk moest zijn. Op deze wijze besloot men nu de moeilijkheid op te lossen. Canadeesche sluipschutters maakten gebruik van een schip dat door de Duitschers dwars over het Reitdiep tot zinken was’ gebracht, doch nog geheel boven het water uitstak, om over dit diep te komen. Een groote veerboot, die aan de overzijde lag, werd naar den steiger van het houtstek overgevaren en om half zeven werd met behulp van enkele schippers daarop een jeep gereden, die aldus werd overgebracht en afgezet op het terrein van de veilmgsvereeniging „De Eendracht” aan de Wilhelminakade De boot werd weer teruggevoerd, een lichte tank erop gereden, de jeep trok met een kabel de boot over en de eerste tank stond aan de overzijde van het Reitdiep! Geheel zonder stoornis is dit niet verloopen. Op het moment dat de tank overgevaren werd, werd er van den watertoren aan de Hofstede de Grootkade gevuurd op de zwaar zwoegende soldaten en schippers. Een groepje S.S.-ers had nl. dezen toren beklommen en was plotseling tot ontdekking gekomen, wat zich daar bij Wigboldus afspeelde. Zij begonnen onmiddellijk op hun vijanden te vuren. Lang heeft dit evenwel niet geduurd, want een Sherman, die den overtocht moest dekken, reed even naar voren, een 75 m.m.- granaat suisde door de lucht en een voltreffer raakte het midden van den watertoren. Het was een schot in het hart van het bolwerk. Dwars door de buitenmuur sloeg de granaat, het reservoir barstte open en een breede waterval stortte zich hoog uit den toren naar beneden. De S.S. heeft toen niet meer geschoten! De over het Reitdiep gebrachte lichte tank reed nu op naar de spoorbrug en met kabels, van de omliggende schippers geleend, gespannen aan de beide uiteinden van de brug, begonnen twee stalen monsters, een aan elke zijde van het Reitdiep, te trekken en de brug zwaaide dicht! De toegang tot de Oranjebuurt lag open. Verscheidene burgers boden nu hun hulp aan om het bruggedek berijdbaar te maken. Zware balken en staalplaten werden uit een in de nabijheid liggende opslagplaats gehaald en neergelegd en omstreeks half tien reden de eerste gemotoriseerde eenheden, waaronder zelfs de zware Shermans, over de brug. Dat bij deze werkzaamheden geen overlast van de Duitschers werd ondervonden, lag hieraan, dat de stoottroepen reeds om zeven uur het Reitdiep waren overgestoken en begonnen waren met hun opmarsch in de richting van het Plantsoen. Na bezetting van het Nassauplein, waar niet gevochten werd, rukten zij op via de huizen langs de Ernst Casimirlaan en de Nassaulaan. Voorzichtigheid was hier geboden, daar de Duitschers in het plantsoen begonnen waren met het afgeven van een hevig mitrailleurvuur op de optrekkende tirailleurs. De Canadeezen klommen nu op de daken van de huizen aan de westzijde van de breede Koninginnelaan en schoten vandaar terug op de stellingen in het plantsoen. Het was inmiddels reeds tien uur geworden en terwijl de aanvallers hier bleven zitten, werd de geheele Oranjebuurt ten westen van de Koninginnelaan gezuiverd. Met een omtrekkende beweging via de Stadhouderslaan was de Kerklaan intusschen reeds om negen uur bereikt. Om twaalf uur werd een stormloop over de Koninginnelaan ondernomen en via de tuinen aan de oostzijde van deze laan werden daarop de huizen aan den Oranjesingel bezet. Op dat moment zaten de Canadeezen in een halven cirkel rond de zuidelijke helft van het plantsoen langs den Oranjesingel van het Reitdiep tot aan de Kerklaan. Een hevig vuurduei ontwikkelde zich. De Duitschers schoten als razenden uit de loopgraven voor de vijvers en de stellingen in de heuveltjes daarachter. De Canadeezen op hun beurt gaven geen kamp, doch sproeiden een regen van lood uit over hun vijanden. Veel resultaten leverde de wederzijdsche beschieting niet op. Weliswaar gaven tegen tweeën een reeks Duitschers uit de loopgraven vóór de vijvers zich over, de verdedigers daarachter vochten evenwel door, waarbij ze het voordeel hadden van het voorgelegen vlakke terrein met den vijver daarin. Zoo werd het drie uur, half vier, vier uur en de toestand veranderde niet. De Canadeesche opmarsch ondervond hierdoor een te groote vertraging en er moest naar andere middelen worden omgezien. Den Duitschers werd gesommeerd zich over te geven. Zij weigerden. Toen verscheen tegen half vijf een drietal gepantserde Wasp-vlammenwerpers uit de Nassaulaan, dat zich opstelde tusschen de beide vijvers ten oosten van deze laan. Een adembeklemmend schouwspel ontrolde zich voor de oogen van de toeschouwers. Vuurstraal na vuurstraal spoten deze Wespen over de heuvels van het plantsoen. Een gegil en gekerm weerklonk, struiken vlogen in brand, het geheele heuvelterrein leek een zee van vuur en vlam. v Wat niet verschroeide van de Duitschers gaf zich meteen over. Om half zes dien avond was dit gedeelte van het plantsoen geheel gezuiverd. Weerstandsnesten verderop werden eveneens uitgebrand, terwijl om acht uur nog enkele Duitschers uit den kelder van den ouden stadswal werden gehaald. Een belangrijke verdedigingslinie was geliquideerd. Terwijl zich dit drama in het zuidelijke deel van het plantsoen afspeelde, was de opmarsch naar het noordelijk gedeelte reeds eenigen tijd aan den gang. Om drie uur begonnen de Shermans langzaam op te trekken door de Tuinbouwstraat, waarna om vijf uur de Noorderstationstraat werd bereikt. Canadeesche tirailleurs rukten inmiddels door steegjes en brandgangen op van de Moesstraat naar den Noorderbuitensingel. Deze voorzorgsmaatregel moest genomen worden, daar de Duitschers van de school op den westelijken hoek van den Boteringesingel schoten op de oprukkende Canadeezen. Bovendien werd hier en daar nog uit de boschje,s geschoten. Om kwart voor zes woei evenwel de witte vlag uit de school en het zuiveren van dit gedeelte van het plantsoen kon een aanvang nemen. Enkele Wespen spoten hier en daar nog wat vuurstralen door het geboomte, doch de verdedigers uit de boschjes bleken spoorloos verdwenen te zijn. Niemand begreep waarheen, doch toen enkele in de muziekkapel in het plantsoen spelende jongens bijna een week later cigarettenrook uit den vloer van dit gebouwtje zagen opstijgen, was het raadsel spoedig opgelost. De gevluchte Duitschers hadden in den kelder onder de muziekkapel hun toevlucht gezocht. Zij werden door enkele leden van de Nederlandsche Binnenlandsche Strijdkrachten zonder tegenstand gevangengenomen. Toen om zes uur Zondagavond tanks het. noordelijke einde van de Nieuwe Ebbingestraat bereikten, was het geheele Noorder Plantsoen bezet. Aan den opmarsch naar de oude stadsgrachten scheen weinig meer in den weg te liggen. De Canadeezen, die op dit moment in het zuiden van het plantsoen zaten, hadden contact gekregen met de groep, die de Kranewegbuurt had bezet. Deze groep had bij zijn opmarsch van den Frieschen Straatweg aanvankelijk feilen weerstand ontmoet bij de westelijke toegangen tot de Wassenberghstraat en den Kraneweg. Een troepje S.S.- mannen had daar in een winkel op den hoek Frieschen Straatweg— Wassenberghstraat een mitrailleurpost bezet en de Canadeezen aan de overzijde van den straatweg voortdurend beschoten. Toen om half acht des morgens evenwel een omsingeling dreigde, trokken zij zich terug op de Huishoudschool aan den Kraneweg, die als commandopost voor dezen sector fungeerde. In deze school hebben de Duitschers lang weerstand geboden en zij gaven zich eerst over, nadat een vlammenwerper zijn vurigen adem over de school en de aangrenzende huizen had geblazen. Dat gebeurde tegen half twee ’s middags. De Huishoudschool en een rij groote perceelen ten westen daarvan gelegen brandden tengevolge van dit gebeuren volkomen uit. Werd dus in dezen sector de opmarsch geruimen tijd vertraagd, meer zuidelijk ging het sneller. Om twaalf uur begon hier een stoot in algemeen oostelijke richting langs den A-weg tot aan het zuidpunt van den Westersingel. Tegelijkertijd werden de Jozef Israëlsstraat en de Nieuwe Bleekerstraat gezuiverd. Vanuit de Herman Colleniusstraat kon de Eendrachtskade N.Z. niet bereikt worden, daar de brug over het Hoendiep den dag tevoren door de Duitschers was opengedraaid. Een poging om haar door handgranaten te vernietigen was daarbij mislukt. De Duitsche post, die aan den hoek Astraat—Westerkade den Canadeeschen opmarsch moest opvangen, was inmiddels gevlucht. In uniform waren zij in de vleeschhouwerij van de firma L. G. Bosma binnengekomen, in burger wandelden zij kort daarop weg! Daar de geheele driehoek tusschen Hoendiep, Westerkade en Eendrachtskanaal reeds door de Duitschers ontruimd was, werd dit gebied niet betreden. Ook het gebied ten zuiden van de Astraat tot aan de Museumbrug, bij welke brug de Canadeezen van den zuidelijken sector reeds om tien uur aan de Museumzijde waren verschenen, werd niet bezet, daar. de Duitschers ook hier reeds verdwenen waren. Op de zuidpunt van den Westersingel is de opmarsch tijdelijk gestaakt, daar de maaltijd wachtte en tevens het opruimen van het Duitsche hoofdkwartier aan denKraneweg moest worden afgewacht. Toen dit eindelijk had plaatsgevonden, werd langzaam tegen drieën door den Westersingel in noordelijke richting opgerukt, waarbij de Verlengde Visscherstraat te omstreeks drie uur werd bereikt. De zuivering van deze geheele wijk met omgeving heeft veel tijd in beslag genomen, daar de Duitschers zich op de onmogelijkste plekjes verstopt hadden. Eerst tegen vijf uur, was men daarmee klaar en op dat moment werd ook contact gekregen met de Canadeesche hoofdmacht, die langs den Kraneweg en de Wassenberghstraat oprukte. Toen om half zes het zuidelijk gedeelte van het plantsoen bevrijd werd, was tevens het geheele gebied ten westen van de oude stadsgracht, de verbinding tusschen Noorderhaven en Zuiderhaven, gezuiverd van Duitschers. De verbinding tusschen noordelijken en zuidelijken sector was tot stand gebracht. Een verrassende Duitsche aanval in de flanken van deze sectoren was daarmee tot een onmogelijkheid geworden. Daar de bruggen bij het Museum, bij de Astraat en Visscherstraat open stonden, is verder vanaf het westen niets meer ondernomen. Dat was ook niet noodig, daar de zuidelijke sector immers reeds tot voorbij de Vischmarkt in noordelijke richting was vooruitgeschoven. Van groot belang was daarentegen de opmarsch van den noordelijken sector, die we verlaten hebben op het moment, dat het plantsoen geheel bezet was. Deze opmarsch diende tot het bereiken van twee doeleinden. Het eerste was de Duitsche verdediging een raken stoot in den rug toe te dienen en aldus den laatsten weerstand te helpen breken; het tweede was het geheele vijandelijke garnizoen te overvleugelen, opdat er zooveel mogelijk Duitschers ingesloten zouden worden. Wat het eerste punt aangaat, hiertoel moest men een of meer bruggen over de noordelijke gracht onbeschadigd in handen krijgen. Wat het tweede punt betreft, hiervoor was het onder, vuur brengen van de Ebbingebrug en de Nieuwe Ebbingestraat voldoende. We hebben reeds gezien, dat Zondagmiddag alle bruggen aan de oostzijde van de binnenstad voor Duitsch gebruik waren uitgevallen. De eenige vluchtweg liep nog over de Ebbingebrug en vandaar via den Petrus Campersingel naar de Oosterhoogebrug, waar weliswaar reeds Zaterdagavond de laatste brug was omhooggedraaid, maar waar toch nog een noodbruggetje het ontsnappen mogelijk maakte. De aftocht over Noorderhoogebrug was door het bezetten van het uiteinde van de Nieuwe Ebbingestraat Zondagmiddag om vijf uur onmogelijk geworden. Daar waren de bruggen reeds Zaterdagmorgen om elf uur de lucht ingegaan, maar door het gebruiken van rubberbootjes was toch nog tot Zondagmiddag vlucht te voet mogelijk gebleven. De beide gestelde doelen werden nog dezen avond door de Canadeezen bereikt. Om half zeven ’s avonds begonnen de stoottroepen langs de Qroote Leliestraat te tirailleeren, waarna via stegen en tuinen de achterzijde van de huizen aan de Noorderhaven werd bereikt en vanuit deze huizen werd gevuurd op Duitsche weerstandsnesten op de Noorderhaven Z.Z. en het Loopende Diep Z.Z. De Noorderhaven zelf bood toen reeds een droevig beeld van gezonken boten en schepen, wier pijpen, masten en kajuiten boven het water uitstaken. Reeds in den nacht van Vrijdag op Zaterdag hadden de Duitschers hier een zestal schepen met handgranaten en dynamiet tot zinken gebracht. Ze hadden hun werk evenwel niet grondig genoeg verricht, want een lang vrachtschip lag nog gedeeltelijk boven water en in dit schip, de „Gruno”, dat tegenover de Werfstraat lag, richtten de Canadeezen, die door de Werfstraat waren opgerukt, ’s avonds om acht uur een mitrailleurpost in. Wat we reeds aan den Emmasingel hebben zien gebeuren, geschiedde ook hier. De Duitschers, die de Kijk in ’t Jatbrug en de De Groote Markt oostzijde met het gespaard gebleven perceel van de firma Boterweg (foto Folkers) Gezicht op het smalle gedeelte van de Oude Ebbingestraat (foto Folkers) Boteringebrug nog onbeschadigd hadden gelaten om hun troepen uit het noorden te kunnen terugnemen, waren nu in één klap de controle over deze bruggen kwijt, daar het Canadeesche vuur vanaf de „Gruno” elke nadering ervan tot een levensgevaarlijke onderneming maakte. Daar ook hier electrische springladingen ontbraken, waren deze bruggen dus voor den Canadeeschen opmarsch gered! Hiermee was de belangrijkste taak voor dezen sector vervuld. De rest van den avond werd gebruikt om voorzichtig in oostelijke richting op te rukken, waarbij nog verschillende gevangenen werden gemaakt, van wie een gedeelte zich luid weenend overgaf, na zelf de geweren kapotgeslagen te hebben. Des avonds om elf uur waren de geheele Noorderhaven N.Z. en het Loopende Diep N.Z. tot het Guyotplein bezet. In den tusschentijd waren door de Groote Kruisstraat gepantserde. voertuigen opgerukt, voorafgegaan door tirailleurs. Zij zwaaiden de Nieuwe Boteringestraat in en kregen daar contact met eigen stoottroepen, die vanuit de Moesstraat in zuidelijke richting waren opgetrokken. Tot het Nieuwe Kerkhof rukten de troepen op, waarna door een enkel schot op het gebouw van den Raad van Arbeid de zich daarin bevindende Duitschers met de handen omhoog naar buiten kwamen. Weliswaar was in dit gebouw een lazaret ingericht, maai de Duitschers hadden zich niet aan de internationale bepalingen gehouden en uit dit pand geschoten. Zoo moesten de Canadeezen van hun kant hiertegen wel met geweld optreden. Daar een Duitsche zware mitrailleur van het Universiteitsmuseum op den uitgang van de Nieuwe Boteringestraat vuurde en tevens licht mitrailleurvuur uit huizen uit die omgeving afgegeven werd, staakten de Canadeezen in dezen sector hun opmarsch. Wel bezetten enkele sluipschutters, van portiek tot portiek voortkruipendr de Nieuwe Boteringestraat tot de Ossemarkt. Om half negen werd dit punt bereikt en een mitrailleur op de Boteringebrug gericht. Thans was deze brug dubbel beveiligd tegen vernietiging. 7 De opmarsch door de Nieuwe Ebbingestraat is vroegtijdig gestaakt. Omstreeks zes uur was een patrouillerende scout-carrier daar in de omgeving van de Violenstraat getroffen door een vierloopsch Flak, die vuurde uit de Oude Ebbingestraat bij de Hofstraat. Dit stuk snelvuurgeschut bestreek met zijn 2 c.m.-kogels de geheele Nieuwe Ebbingestraat, zoodat een opmarsch langs dezen weg zonder meer tot de onmogelijkheden behoorde. De Canadeezen stelden zich daarom tevreden met het opstellen van een zwaren mitrailleur, die van hun kant de Ebbingebrug bestreek, waarmee het tweede doel: het onbegaanbaarmaken van deze brug, bereikt was. Daar men voor een verderen opmarsch ondersteuning van Shermans noodig had, die op dit moment niet ter beschikking stonden, terwijl bovendien de duisternis spoedig zou invallen, werd van een verder oprukken afgezien. Beveiligingsposten werden uitgezet tegenover den Korreweg en in de Nieuwe Ebbingestraat en monter begaf men zich te ruste bij de burgers, die van hun kant zorgden, dat deze rust niet kwam, voordat allerlei heerlijke dranken in de Canadeesche magen waren verdwenen. Hoewel de Duitsche weerstand in Groningen nog niet geheel ten einde was, kon de Canadeesche divisiecommandant tevreden zijn over de resultaten van dezen Zondag. Het Duitsche garnizoen was opeengedrongen op een klein gebied zonder gunstige verdedigingsmogelijkheden. De Duitsche linie liep vanaf de St. Jansbrug langs de St. Jansstraat, achter langs de noordelijke huizen van de Groote Markt, sloeg vervolgens af naar het noorden door de Oude Boteringestraat tot de Broerstraat om van hieruit langs de Academie tot de Kijk in ’t Jatstraat te loopen. Door de Oude Kijk in ’t Jatstraat liep de lijn in noordelijke richting tot het Loopende Diep, boog zich vervolgens om naar het posten en volgde de voormalige stadsgrachten tot de St. Jansbrug. Dit gebied was nog geen kilometer breed, terwijl de maximale diepte 600 meter bedroeg! Met zekerheid kon dan ook worden Toen des Maandagsmorgens om half drie dan ook een burger-parlementair den commandant te spreken vroeg en hem een schriftelijk ultimatum van den commandant der Cameron Highlanders overbracht, kwam deze op een psychologisch gunstig moment. De Duitsche majoor verbleekte zichtbaar na het lezen van het document. Hij wilde zich evenwel niet aan dezen burger overgeven en zond hem daarom weg. Wel volgde er een langdurige krijgsraad tusschen de vier aanwezige Duitsche officieren. Wat er besproken werd, weten we niet, maar vele argumenten voor en tegen een capitulatie zullen wel naar voren zijn gebracht. Een ernstig punt was vooral het ontbreken van munitie, want, hoewel er genoeg patronen waren aangevoerd en er betrekkelijk weinig was verschoten, bijna alle munitie bleek verbruikt, althans verdwenen te zijn. De officieren konden niet weten, dat velen van hun ondergeschikten de houders met geweerpatronen her- en derwaarts op het terrein en in de fabriek hadden verstopt, terwijl een groote hoeveelheid in het Winschoterdiep was geworpen. Het heeft nog eenigen tijd geduurd, voordat de beslissing viel, maar om vier uur dien Maandagmorgen ging een bericht naar het stafkwartier der Camerons op „Groenestein”: „Wir kapitulieren!” Om 4.25 marcheerden de Duitschers af.... de Centrale was ontzet en, wat gelukkig was voor Groningen, de schade, veroorzaakt door de beschietingen, viel geducht mee. Op den 24en April kon het P.E.B. zijn nuttige taak voor de stad hervatten. In de binnenstad is de nacht van Zondag op Maandag rustig verloopen. Hij werd gekenmerkt door wederzijdsche patrouille-activiteit op den noordelijken sector en door een rust aan den zuidelijken. De Oude Kijk in ’t Jatstraat en de Oude Boteringestraat zijn in de vroege morgenuren van Maandag geleidelijk door de Duitschers ontruimd. De meest zuidelijke post, die zij hadden ingericht in de kelders van de Academie, bleek onhoudbaar, daar de Canadeezen reeds aan beide einden van de Oude Kijk in ’t Jatstraat zaten. Om even over tweeën ’s morgens was de eerste Canadeesche patrouille reeds over de Kijk in ’t Jatbrug getrokken en had contact gekregen met de zuidelijke groep, waarna ze zich evenwel weer had teruggetrokken. De burgers in de Oude Kijk in ’t Jatstraat meenden toen reeds bevrijd te zijn. Een enkele stond al in een portiek naar verdere bevrijders uit te zien, toen een groep donkere gestalten uit het zuiden naderde. Een schot.... een jongeman stortte gewond terneer. De Duitschers, die zich ongehinderd uit de Academie door de Oude Kijk in ’t Jatstraat en Muurstraat terugtrokken, hadden weer een slachtoffer onder de burgerbevolking gemaakt. Het zou nog tot bij half acht duren, voordat deze omgeving definitief bevrijd werd. Van het plein achter de academie trokken toen enkele sluipschutters door de tuinen in noordelijke richting en bereikten de Muurstraat op genoemd uur. De straat bleek reeds door de Duitschers ontruimd te zijn. Een half uur later was de geheele Muurstraat zonder strijd bezet en rukten de Canadeezen op tot de Oude Boteringestraat. Ook deze straat was door de Duitschers in den nacht van Zondag op Maandag ontruimd. Een Canadeesche patrouille, die reeds Zondagavond om even vóór tienen over de Boteringebrug was getrokken, had het mitrailleurnest in het Universiteitsmuseum verlaten gevonden. De Hardewikerstraat daarentegen en de huizen aan de Spilsluizen Z.Z. bleken bezet te ïijn, terwijl de vierloopsch Flak toen nog op den hoek Oude Ebbingestraat-Hofstraat stond. Maandagmorgen bevond het eenige verzetsnest in de Oude Boteringestraat zich in het huis van den Commissaris der Koningin. In deze woning waren nog aanwezig 11 Duitschers, 4 Russische dwangarbeiders en 2 krijgsgevangen Fransche parachutisten. Hoewel deze lieden de gelegenheid hadden gehad om met de bezetting van de Academie des nachts terug te trekken, hadden zij dat niet gedaan. Het eenige, wat hen lokte, was een veilige capitulatie. Zoo zag dan ook dien Maandagmorgen een lid van den luchtbeschermingsdienst van de academie, dat ongewapend omstreeks negen uur de omgeving van het Academieplein verkende, plotseling een Duitscher in „overgavetenue ’, d.w.z. zonder helm, wapens of koppel, op zich afkomen. Deze Duitscher gaf aan den burger te kennen, dat hij en zijn kameraden zich onmiddellijk wenschten over te geven. Dat kon gebeuren en even later marcheerde de geheele troep onder bevel van den luchtbeschermingsman in zuidelijke richting naar het krijgsgevangenencentrum! Het laatste verzet in de Oude Boteringestraat was gebroken! Dit ging intusschen niet zoo gemakkelijk in de Hardewikerstraat en op de Spilsluizen Z.Z. Om zeven uur des morgens reden daarom voorzichtig enkele Shermans uit de Zwanestraat de Oude Boteringestraat in, waarin ze halverwege bleven staan. We zullen hen straks in actie aantreffen, daar zij eerst moesten wachten op het uitschakelen van Duitsche weerstandsnesten aan het westeinde van de Hardewikerstraat om onaangename verrassingen door pantservuisten te voorkomen. Het eerste werk was nu om de vierloopsch Flak buiten werking te stellen. Te dien einde reed om zeven uur een Stierman naar den hoek Violenstraat-Nieuwe Ebbingestraat. Na een enkel schot door de Nieuwe Ebbingestraat werd de positie van de Flak onhoudbaar en moest ze versleept worden naar de le Drift, van waaruit ze een zijdelingsch vuur kon afgeven op de Ebbingebrug en op de Ossemarkt. Deze Flak, die met lichtspoormunitie schoot, heeft den Canadeeschen opmarsch nog enkele uren kunnen tegenhouden. Het was daarom zaak haar tot zwijgen te brengen. Om dit doel te bereiken, rukten Canadeesche sluipschutters langs drie wegen op, n.l. langs de portieken van de Nieuwe Ebbingestraat, van het Nieuwe Kerkhof door huizen en tuinen naar de Marktstraat en vandaar door de tuinen achter de huizen aan de Ossemarkt O.Z. naar de Spil- sluizen N.Z. en langs de huizen van de Nieuwe Boteringestraat. Om half acht waren de eerste Canadeezen bij het zuidelijke einde van de Nieuwe Ebbingestraat gekomen. Een hevig vuurgevecht ontwikkelde zich tusschen hen en den Duitschen vuurmond, wat tot gevolg had, dat tegen tienen beide hoekhuizen van de Nieuwe Ebbingestraat vlam vatten. Later bleek, dat de brand in het westelijke hoekhuis gelukkig weinig te beteekenen had gehad, maar die aan de overzijde des te heviger was geweest. Een paar groote panden brandden op den hoek finaal uit. Maar ook uit het oostelijke hoekhuis van de Nieuwe Boteringe-Btraat laaiden toen de vlammen op. De Fiak had hier geschoten op de Canadeezen, die zich achter de Boazbank ophielden, met een even rampzalig gevolg als in de Nieuwe Ebbingestraat. Ook de Boazbank werd geheel een prooi der vlammen. De Canadeezen in het centrum van dit aanvalsfront hadden intusschen gebruik gemaakt van de afleidingsgevechten rechts en links om zich ongemerkt met een mitrailleur te nestelen in een gebouw aan de Spilsluizen N.Z., bijna recht tegenover de le Drift. Een enkele vuurstoot werd door hen afgegeven, de bediening van de Flak stortte neer, de vuurmond werd vernietigd. Op dat oogenblik begon een Sherman uit de Oude Boteringestraat zijn 75 m.m.-granaten door de Hardewikerstraat te strooien. Het werd voor de Duitschers een hopelooze strijd en zij trokken daaruit eindelijk hun conclusie. Met opgeheven handen kwam een vijftigtal enkele minuten na de eerste salvo’s aangeloopen. De zuivering van de Hardewikerstraat kon nu beginnen, waarbij tevens nog een enkel mitrailleurnest aan de Spilsluizen Z.Z. werd leeggehaald. Om half elf was deze geheele buurt van vijanden gezuiverd. De strijd om de Hofstraat en Turfsingel kon nu beginnen. Hoewel geen van beide partijen het wist, werden hiermee de laatste gevechten op den noordelijken sector ingeluid, want onverbiddelijk naderde het uur van de laatste capitulatie in het centrum. De Hofstraat was op dit moment een groot wapenarsenaal. Overal op straat lagen pantservuisten, handgranaten en kisten munitie, die zoo maar niet onopgemerkt verdwijnen konden, zooals tevoren in de Centrale was gebeurd. En hoewel de Duitsche weerstandskracht thans absoluut verdwenen was, moest er doorgestreden worden, want de Garnizoenscommandant, die we straks op zijn hoofdkwartier in het Rijksarchief zullen bezoeken, dacht op dit moment nog niet aan een capitulatie. Na het uitvallen van de Flak op de le Drift bestond er weinig kans op een eenigszins langdurige verdediging van het blok Turfsingel—Hofstraat. Weliswaar was de Maagdenbrug Zondagmiddag reeds omhooggedraaid en het Kattenhage versperd door dwars over deze straat opgestelde voertuigen, terwijl een 2 c.m. Flak dezen hoek verdedigde. Daardoor bood deze vleugel een zekere veiligheid. Tevens was de Turfsingel Z.Z. beschermd door een lichten mitrailleur, opgesteld in het huis van den heer S. Doddema (no. 21), maar de westzijde van de Hofstraat, die verdedigd werd door een eenloopsch Flak, opgesteld op den hoek St. Walburgstraat—Hofstraat, lag volkomen open, omdat uit de Hardewikerstraat de geheele lengte van deze straat onder vuuv genomen kon worden. Onder deze omstandigheden moest de verovering van het genoemde blok niet al te veel inspanning kosten. De Duitsche mitrailleurpost aan de Turfsingel Z.Z. werd al spoedig uitgeschakeld. Om negen uur waren reeds Canadeesche tirailleurs uit de zijstraten van de Nieuwe Ebbingestraat op het Boterdiep gearriveerd, die, daar zij uit de woning van den heer Doddema mitrailleurvuur ontvingen, de hulp van een Sherman hadden ingeroepen. Een tank reed nu op, die de overzijde van den Turfsingel onder vuur nam. Na enkele schoten werd de mitrailleur tot zwijgen gebracht, waarbij evenwel het huis naast de mitrailleurpost in brand geraakte en volkomen vernield werd. De Duitschers uit de omgeving wisten zich door te vluchten tijdelijk te redden. Tegenstand werd door de Canadeezen aan den Turfsingel niet meer ondervonden. De Canadeezen hadden ook nog den ingang van den Bloemsingel bezet en van daaruit op den mitrailleur op den Turfsingel geschoten. Nadat deze was uitgevallen, is de opmarsch in deze richting niet verder voortgezet, zoodat dit de meest oostelijke grens werd van het Canadeesche aanvalsvak. Om half elf werd, zooals we reeds zagen, de Hardewikerstraat gezuiverd en daaruit meteen de Hofstraat onder vuur genomen. Voorzichtig rukten de Canadeezen van huis tot huis tot halverwege deze straat op, terwijl de gepasseerde huizen gezuiverd werden. Uit enkele Duitsche mitrailleurposten aan den oostelijken uitgang van de Hofstraat en de gebouwen aan de andere zijde van de St. Walburgstraat werd evenwel zooveel vuur ontvangen, dat de opmarsch tijdelijk gestaakt werd. Vanuit de Oude Ebbingestraat, die zonder moeilijkheden was bezet, werd een gedeelte van de Jacobijnerstraat gezuiverd, doch ook hier werd halverwege gestopt, daar achter een omgeworpen auto aan het oosteinde van deze straat gevuurd werd. De Canadeezen consolideerden nu het veroverde terrein en wachtten verdere bevelen af. Deze bevelen kwamen inderdaad, maar zij bevatten geen gevechtsopdracht meer. De stoottroepen op dit front zouden nog slechts dienen om krijgsgevangenen weg te voeren na de laatste capitulatie in het centrum. Wij laten hen daarom thans in den steek om ooggetuige te kunnen zijn van de laatste gevechten in den zuidelijken sector, die leidden tot de algeheele capitulatie van de laatste Duitsche verzetsgroep in het centrum der stad. Wij hebben de Canadeezen Zondagavond in de Poelestraat verlaten, toen een verdere opmarsch gestaakt moest worden wegens den Duitschen tegenstand in de St. Jansstraat. Deze straat was door de Duitschers in een zoo goed mogelijke verdedigingslinie Door Canadeezen en leden der ondergrondsche beweging gevangen genomen Duitschers (foto Folkers) Door de Duitschers in de Noorderhaven tot zinken gebrachte schepen herschapen. Op den linkervleugel van deze linie zat een mitrailleurpost op den hoek van de St. Jansstraat—Schuitendiep W.Z. achter den daar gelegen Centra-winkel. Deze post bestreek het geheele Schuitendiep en tevens de bruggen daarover. Op den hoek van de Singelstraat en de St. Jansstraat stond een lichte mitrailleur, die de Schoolstraat inschoot, terwijl een 2 c.m. Flak opgesteld stond op den oostelijken hoek van de St. Jansstraat en de Schoolstraat, die eveneens vuurde door de Schoolstraat. De toegang van de Groote Markt naar de St. Jansstraat werd nog versperd door een Duitsch weerstandsnest in de Amsterdamsche Bank. Deze verdedigingslinie beoogde het beschermen van den Duitschen garnizoenscommandant, die Zondagavond omstreeks negen uur zijn staf had overgebracht naar het Rijksarchief, het aan de St. Jansstraat gelegen gedeelte van het complex regeeringsgebouwen ten oosten van de Martinikerk. Men zal zich herinneren, dat op dat moment de Duitschers niet hadden willen ingaan op het Canadeesche/ overgavebevel. Er was immers nog munitie en dus moest er doorgestreden worden. Het Rijksarchief, dat dus de kern was geworden van het laatste Duitsche verzet, werd dien Zondagavond door ruim 100 Duitschers bezet, die zich toegang tot het gebouw hadden verschaft door het intrappen van enkele deuren. Zoo vond de waarnemend Rijksarchivaris, die van Vrijdagavond onafgebroken in het gebouw op zijn post was gebleven om eventueele branden en beschadigingen te voorkomen, zich plotseling geplaatst tegenover een grooten troep vermoeid uitziende Duitschers, die gebukt gingen onder groote hoeveelheden pantservuisten, handgranaten en alle mogelijke wapenen en munitie. De stemming bleek overigens niet in evenredigheid te zijn met deze hoeveelheid wapentuig, getuige het feit, dat een onderofficier kahneerend tot den wnd. Archivaris zeide: „Es dauert überhaupt nicht lange mehr, wir sind eingeschlossen!” Dien nacht van Zondag op Maandag bleef het evenwel rustig in de omgeving. De Duitsche commandant, een kolonel, had zich ingericht in een kamer op de tweede verdieping, terwijl de soldaten zich in de gangen van het gebouw te rusten legden, nadat een gedeelte de wacht had betrokken in de St. Jansstraat. De wnd. Rijksarchivaris had zich teruggetrokken in den schuilkelder van het meer naar achteren gelegen Provinciehuis, met den conciërge van dat gebouw en diens gezin, benevens enkele vluchtelingen uit de perceelen op den hoek van de Groote Markt en het Martinikerkhof Z.Z. Om half acht Maandagmorgen kwam een Duitsche officier de burgers daar controleeren. Hij bleek den toestand niet rooskleurig in te zien, want hij merkte op: „Wir sind eingeschlossen, es stehen Ranzer in der Nahe, die Tommiqs sind überall. Dies wird der letzte Tag. Bleiben Sie ruhig darin, denn im letzten Augenblick sjtzen die Finger los!” Hij had gelijk, want de Canadeezen hadden zoojuist een Sherman opgesteld op den hoek van de Schoolstraat en de Poelestraat, die zijn dreigenden vuurmond gericht had op de Duitsche mitrailleurs aan de andere zijde van de Schoolstraat. Om half negen begonnen de gevechten in dezen sector met inleidend geweervuur. Nadat de Canadeezen de opstellingen van de Duitsche mitrailleurs hadden verkend, begon om half tien de Sherman zijn 75 m.m.-granaten op deze stellingen af te vuren. Zware ontploffingen weerklonken in het voormalige kinderziekenhuis en het archiefgebouw, waar een granaat door een der ramen kwam en ontplofte in een afdeeling, die toevallig geheel ontruimd was, terwijl ook het gebouw op den westelijken hoek Schoolstraat—St. Jansstraat geraakt werd. Het was een helsch spectakel. Vuurstralen schoten door de straten, zware ontploffingen werden afgewisseld door het felle gerikketik van de mitrailleurs en daartusschendoor ontploften handgranaten en pantservuisten. Verschillende granaten vlogen nog over het ziekenhuis heen en belandden zelfs op den Turfsingel N.Z., waar enkele huizen tegenover de Turfstraat zwaar beschadigd werden. Terwijl de gevechten zich dus in dit centrum geconcentreerd hadden, begonnen Canadeesche stoottroepen onder beschutting van Shermans de Groote Markt over te steken. Zij nestelden zich in den schuilkelder voor de Amsterdamsche Bank en beschoten deze vandaaruit. De bovenste verdieping van de Bank was intusschen door Canadeesche tanks in brand geschoten, waarbij het vuur evenwel niet naar beneden doorbrandde en ook niet meer kon overslaan op naburige gebouwen, daar deze reeds geheel vernield waren. Ook hadden tanks toen uit de Oosterstraat verscheidene schoten gelost op den Martinitoren. Deze was gelukkig Zondagavond gespaard gebleven, want wel hadden enkele granaten zijn voet geraakt, doch het bouwwerk was te hecht om daarvan eenig noemenswaardig nadeel te ondervinden. Toch heeft een tijdlang boven de transen van Groningen’s vermaarden wachter de dreiging van een groote ramp gehangen. De omstandigheden hadden daartoe geleid. De toren was nl. gedurende de jaren van de bezetting door de Duitschers gebruikt als luisterpost voor vliegtuigen. Op 56 meter hoogte was hiervoor een serie luisterapparaten aangebracht. De bezetting van vijf man had nu de opdracht gekregen om deze apparaten bij een vijandelijke nadering door middel van een lading van 12 kilogram trotyl te doen springen. Dit op zichzelf had groote schade in den toren kunnen aanrichten, maar hier kwam nog bij, dat zich op 70 meter hoogte een vat met 200 liter benzine bevond, dat moest dienen om een kleinen motor van brandstof te voorzien. De taak van dezen motor bestond hierin, om, wanneer de telefonische verbinding met het Duitsche hoofdkwartier om de een of andere reden zou uitvallen, stroom te leveren voor een zender, die de verbroken verbinding draadloos zou herstellen. De hoofdopzichter van de herstellingswerkzaamheden aan den Martinitoren heeft na veel heen en weer gepraat de Duitschers ertoe kunnen overhalen te beloven om, wanneer de nood aan den man kwam, het vat zonder meer naar beneden te werpen. Hij raadde Een door Duitsche Flak in .brand geschoten winkelpand aan het begin van de Nieuwe Ebbingestraat (foto Folkers) arriveerden al spoedig de eerste Canadeezen. De Duitsche mitrailleurpost daar kon bezet worden door het kordate optreden van een Groningsche dame, bewoonster van een der huizen naast den Centra-winkel, die, een vernietiging van de geheele wijk door de Canadeesche artillerie vreezend, door achtertuinen naar de Poelestraat was geloopen en langs denzelfden weg een Canadeeschen stoottroep mee had teruggenomen. Deze Canadeezen slopen den Centra-winkel aan de achterzijde binnen en namen zonder slag of stoot de totaal verraste Duitsche bezetting gevangen. Om elf uur was deze hoek van de St. Jansstraat gezuiverd, waarna flankeerend vuur werd afgegeven op de Duitschers onder de galerij van het Archiefgebouw. Veel te vechten viel er echter niet meer. De 2 c.m. Flak had zich na de eerste salvi van de Sherman teruggetrokken naar het Martinikerkhof. De lichte mitrailleur werd toen opgesteld in het sousterrain van het voormalige Kinderziekenhuis, maar heeft het ook daar slechts korten tijd kunnen uithouden. Vóór elven vloog het huis op den westelijken hoek van de Schoolstraat en de St. Jansstraat in brand en even later vorengenoemd kinderziekenhuis. Een vonkenregen daalde neer op de hoofden der laatste Duitsche verdedigers. Om kwart over elf staken zij uit genoemd sousterrain de witte vlag uit en een kwartier later was de geheele St. Jansstraat bezet, waarbij de Canadeezen ook via de Popkenstraat waren opgerukt. Van daaruit werden enkele schoten op het Martinikerkhof gelost, maar teruggevuurd werd er niet. Uit de Schoolstraat reed de Sherman nu regelrecht door naar het noorden, de Singelstraat in. Om half twaalf werd de laatste Duitsche mitrailleurpost door deze tank opgeruimd. De post bevond zich op het uiteinde van de Turfstraat, doch had zich niet in eenig gevecht kunnen mengen. In liet Rijksarchief en het Provinciehuis was de toestand op dit moment zeer verward. In den stookkelder van het Provinciehuis 8 namen. Ook Zaterdagmiddag om drie uur werden deze overgangen pen kwartier lang bestookt. Zaterdagavond pm zeven uur vluchtte een groep van ruim 100 Duitschers in wanorde over de bruggen in oostelijke richting. Ze keerden evenwel den volgenden avond weer terug, niet zoozeer omdat ze moed geschept hadden als wel omdat eenige officieren hen hadden opgevangen en teruggejaagd. Ze trokken via den Nieuwenweg naar het stadscentrum. Van Zaterdag op Zondag hadden de bruggen weer onder zwaar artillerievuur gelegen. Zij waren toen reeds door Duitsche marinetroepen omhooggedraaid, zoodat auto’s en wagens niet meer in oosteiijke richting konden ontkomen. Voor Duitsch verkeer te voet was echter een noodbruggetje geslagen. Afgezien van den reeds boven genoemden terugkeer der 100 Duitschers s avonds, bleef de Zondag rustig. Maar het Canadeesche geschut begon toen reeds om acht uur te schieten en het vuurde bijna onafgebroken door tot zes uur ’s Maandagsmorgens. De Cameron Highlanders, die den gepasseerden Zondag in rust in Helpman hadden doorgebracht, werden tegen twaalf uur Maandagmorgen overgebracht naar de Groen van Prinstererschool aan den Oiiemuldersweg. Vandaar tirailleerden zij * voorzichtig in de richting van de bruggen langs beide zijden van het Damsterdiep, waarbij om één uur de huizen aan de noordzijde van dat diep en een ontruimde Duitsche loopgraaf ten zuiden ervan op een afstand van ongeveer 400 meter vóór de groote brug bezet werden. Een hevig vuurduel ontstond nu tusschen de Canadeezen en de Duitschers, welke laatsten zaten in eenige veldversterkingen ten oosten van het Van Starkenborghkanaal. Veel werd hiermee niet bereikt, daar tusschen beide partijen het breede kanaal lag en een vrij vlak open terrein, waarover de Canadeezen niet zonder meer konden oprukken. Nadat de toestand aldus eenigen tijd vrij stationnair gebleven was, verschenen omstreeks half drie eenige Shermans, die hun 17-pounders over de Duitsche stellingen begonnen te strooién. Weliswaar werden daardoor verschillende huizen en boerderijen, waarin de Duitschers zich verscholen hielden, in puin geschoten, doch de opmarsch werd er niet door vrijgemaakt, want enkele mitrailleurnesten bleven doorschieten. Goede raad was duur. Hoe over het kanaal te komen? De Duitschers hadden immers het noodbruggetje op het laatste oogenblik in de lucht laten springen, terwijl de beide basculebruggen aan de Duitsche zijde waren opengedraaid en ook aan dien kant zouden moeten worden neergelaten. Om vier uur verschenen evenwel enkele Groningsche burgers op het tooneel, die met onverstoorbare kalmte aanboden het zaakje even voor de Canadeezen op te knappen. Het gezelschap bestond uit den brugwachter van deze basculebruggen, zijn broer en diens zoon. Tezamen met drie Canadeezen slopen deze dappere mannen over de sluis ten noorden van de basculebrug en terwijl de Canadeezen door een helsche vuurbarrage de aandacht van hun vijanden afleidden, kropen zij langs den oostelijken oever van het Van Starkenborghkanaal en bereikten aldus ongedeerd de machinekamer van de brug. Met man en macht werd nu aan het bewegingsmechanisme gedraaid, waarop de brug tergend langzaam omlaagging. Toen moesten de hekken nog geopend worden. Bij het eerste stel ging het nog maar meteen na het openen daarvan begonnen Duitsche mitrailleurs hun kogels over het bruggedek te schieten. De dappere burgers kropen evenwel onvervaard onder langs de brug naar de overzijde om ook de andere hekken te openen. Daar .. . een gil.. . een Canadees stortte gewond neer. Weer een treffer, de brugwachter rolde, in zijn bovenarm getroffen, tegen een muurtje. Zijn twee familieleden sprongen ijlings in het water en wisten aldus erger te voorkomen. De tanks wachtten niet op den afloop van dit drama. Zij ramden het laatste hek open en daverden over de brug, naar alle zijden vuur spuwend. J En terwijl de moedige brugwachter naar een Canadeesche hulpverbandplaats werd vervoerd, schoten de Shermans elk weerstandsnest, dat ze tegenkwamen, in flarden. Huizen begonnen te branden, Duitschers gaven zich doodelijk verschrikt over. Om half zes ’s avonds was de laatste tegenstand gebroken. Ruim 60 Duitschers werden gevangen genomen, de weg naar Delfzijl lag open. J De tweede Canadeesche divisie werd nu uit den strijd genomen. De vijfde begon op te rukken in oostelijke richting met als laatste doel in de provincie: de bevrijding van Delfzijl en omgeving. Een van de tweede divisie, nl. dat van “the Black Watch”, heeft evenwel dezen dag nog „overwerk” moeten verrichten, Op Noorderhoogebrug zat nl. nog een kleine Duitsche verzetsgroep, die opgeruimd diende te worden. Hoe was de toestand daar? Ook langs den weg naar Bedum vluchtten Vrijdagmiddag reeds Duitschers. Het Canadeesche bombardement, dat dien avond om twaalf uur begon en tot zes uur Zaterdagmorgen duurde, had dan ook tot taak dezen weg te verstoren. Helaas sloegen Zaterdagmorgen om zes uur enkele verdwaalde granaten in de omgeving van de Gratamastraat in, waarbij een viertal burgers, dat juist bezig was een N.5.8.-er te arresteeren, gedood werd. Zij betaalden in de laatste dagen vóór de bevrijding van Groningen met hun leven den tol voor de vrijheid. Zaterdagmorgen om elf uur lieten de Duitschers hier reeds de mooie hefbrug springen, even later gevolgd door de spoorbrug, die slechts gedeeltelijk vernield werd, zoodat daarover ’s middags nog Duitschers konden vluchten. Een tweede trotyllading heeft daarop de brug evenwel volkomen vernietigd. De üuitschers hadden een bezetting gelegd in verscheiden DE CANADEESCHE OPMARSCH OP ZONDAG 15 APRIL en MAANDAG 16 APRIL 1945 boerderijen bij Noorderhoogebrug, terwijl een post, gelegerd in het loopgravenstelsel achter het Van Starkenborghkanaal, een eventueele Canadeesche overzetpoging moest opvangen. Toen evenwel Zaterdagavond om twaalf uur een nieuw Canadeesch bombardement begon, werden de loopgraven hals over kop in den steek gelaten en de betrekkelijk veilige kelders van de in de omgeving liggende boerderijen opgezocht. Verscheiden dooden getuigden evenwel van de zuivere ligging van het Canadeesche vuur. Ook eenige boerderijen werden zwaar gehavend gedurende de zes uren, dat dit bombardement aanhield. Den geheelen Zondag bleef het rustig. De Canadeezen, die tegen den avond het Noorderplantsoen bezet hadden, bleven in de omgeving daarvan zitten en trokken ook later niet op langs den Bedumerweg. Om zeven uur Zondagavond trokken de Duitschers weer in de loopgraven. Zij verwachtten kennelijk een Canadeeschen aanval, maar de eenigen, die dien avond om negen uur verschenen, waren de 25-pounders, die tot Maandagmorgen zeven uur de Duitschers op den proef stelden. Velen bleken niet tegen dit oorlogsgeweld bestand te zijn en vluchtten in de richting van Bedum. Het mocht hun niet baten. Kort daarop werden zij weer door hun superieuren teruggejaagd. Maandagmorgen werd het Duitsche moreel nog een uur lang geschokt door een beschieting met 25-pounders. De Duitsche bezetting van twintig man was toen volkomen murw. Het wachten was slechts op de verlossende gevangenneming. Zij hebben wèl geduld moeten hebben. Maandagmorgen om tien uur waren de Canadeezen nl. eerst in de Korrewegbuurt verschenen, waar geen Duitscher meer te vinden was. Ze hebben het zich hier gemakkelijk gemaakt en terwijl de Duitschers aan de Noorderhoogebrug op heete kolen zaten, Verbroederden de Canadeezen en Groningers zich en vermaakten zich best. Maandagavond kwam evenwel het bevel; Noorderhoogebrug zuiveren! Met moeite rukten de Canadeezen zich los uit de genoeglijke omgeving om het ruwe oorlogswerk weer ter hand te nemen. Voorzichtig slopen zij van de Sumatralaan langs de westzijde van het Boterdiep in de richting van Noorderhoogebrug. Zou er veel tegenstand geboden worden? Het Van Starkenborghkanaal kwam in zicht. Daar... een helm! Een bren-gun ratelde over het water. Weer een vuurstoot en dan .. de witte vlag! Om negen uur Maandagavond was de strijd in de gemeente Groningen ten einde. Ruim 76 uur had god Mars in de stad en omgeving geheerscht, ruim honderd burgers waien gedood en vele gebouwen vernietigd, verscheiden Canadeezen voor onze bevrijding gevallen. Het offer was groot geweest, maar de winst was nog grooter; want Groningen was vrij, vrij na vijf jaren van onderdrukking en terreur. De opbouw kon beginnen. Een schoone taak lag klaar voor het jonge Groningsche geslacht, dat niet gebogen had voor den druk van den indringer. Vil. HET OPTREDEN VAN DE GRONINGSCHE BRANDWEER GEDURENDE DE GEVECHTEN Het is zeker op zijn plaats om in dit werk een apart hoofdstuk te wijden aan de Groningsche brandweer. De ramp, die onze stad tengevolge van de oorlogshandelingen trof, zou stellig veel grootere afmetingen hebben aangenomen, wanneer dit kranige corps niet zoo koelbloedig was opgetreden. Het lijkt me niet passend bij den eenvoud van de brandwachten om met naam en toenaam de verschillende heldenfeiten te vermelden, die door individueele leden van het corps zijn. vei richt. Want ieder van hen heeft gedaan, wat zijn plicht was volgens zijn eigen gevoelens. Hun gezamenlijke heldhaftige optreden kan het best geëerd worden door een kort, onopgesmukt overzicht van het gepresteerde. Hoewel door den commandant van de brandweer bepaald was, dat er tijdens eventueele gevechtshandelingen niet uitgerukt mocht worden, waren er toch uit voorzorg voor eventualiteiten naast de bestaande brandweerkazernes speciale posten ingericht in het Academisch Ziekenhuis, in de tabaksfabriek van de N.V. Th. Niemeyer aan den Ernmasingel, in het R.K. Ziekenhuis in Helpman en in de Gemeentelijke Gasfabriek aan den Bloemsingel. Op den avond van 13 April kwamen de eerste brandmeldingen binnen uit de omgeving van den Paterswoldschenweg. Op dat moment was commandant van de kazerne Centrum aan het Zuiderdiep de adjunct-hoofdbrandmeester Breedland, die ook de volgende dagen het directe commando heeft gevoerd over deze belangrijkste post van de geheele Groningsche brandweer. Gevolggevend aan de consignes van zijn chef, mocht deze geen materieel laten uitrukken. Dit zou trouwens op dat moment ook weinig zin gehad hebben, want de gevechten bij het Stadspark waren zoo hevig, dat de brandweer onmogelijk bij de brandende perceel'en in die omgeving had kunnen komen. Zaterdagmorgen tusschen elf en twaalf uur begon een nieuwe reeks brandmeldingen het hoofdgebouw aan het Zuiderdiep binnen te stroomen. Op dat moment kon evenwel niet uitgerukt worden, daar het zware tankvuur, dat bij het Verbindingskanaal werd afgegeven, zoo nu en dan zelfs bij het Zuiderdiep insloeg. De voornaamste melding was die van 11.57 uur, waarin medegedeeld werd, dat er een brand woedde op den hoek Groote Markt-Waagstraat, welke zooals men zich herinneren zal gesticht was door de Duitschers. Na eenig overleg tusschen den heer Breedland en diens chef werd besloten om nu toch uit te rukken, hetgeen onder leiding van eerstgenoemde om even vóór eenen met een automotorspuit plaats vond. Op het verzoek om vrijwilligers hadden alle brandwachten zich gemeld! Bij aankomst op de plaats van den brand bleken de vlammen te slaan uit een drietal perceelen, gelegen aan de Groote Markt westzijde, alsmede uit een perceel van Geubels in de Waagstraat. Het was toen reeds duidelijk, dat de beide betrokken blokken geheel zouden uitbranden. Toch begon de brandweer haar werk. Daar de druk op de waterleiding onvoldoende was, werd de spuit opgesteld op het reservoir-Groote Markt. De brand breidde zich onderwijl snel uit in de richting Vischmarkt, Guldenstraat en Groote Markt. Voor een dergelijken grooten brand bleek het reservoir evenwel niet groot genoeg te zijn. En de druk op de waterleiding werd maar niet grooter! Het werd een wanhopige strijd voor de brandweer. Toen eindelijk het laatste water verspoten was, moest zij werkeloos toezien, hoe de geheele westzijde van de Groote Markt in lichter laaie kwam te staan. Het eenige, wat onder die omstandigheden nog gedaan kon worden, was het redden van het historische Goudkantoor. De Bikkerspuit, die bij de Martinitoren stond, werd daartoe geplaatst op de brandkraan vóór het Goudkantoor. Daar in den tusschentijd de druk van de waterleiding op peil was gekomen, kon gelukkig normaal gespoten worden, waaraan het te danken is, dat het prachtige oude gebouw bewaard kon blijven. De inhoud van het Scheepvaartmuseum, dat in het Goudkantoor was gevestigd, werd in den tusschentijd naar het Café ~De Unie in veiligheid gebracht. Niemand kon toen vermoeden, dat den volgenden avond juist dit gebouw zou afbranden met zijn kostbaren inhoud, terwijl het Goudkantoor behouden zou blijven. Het werd na eenigen tijd duidelijk, dat de perceelen, ingesloten door de Groote Markt W.Z.—Tusschen beide Markten—Guldenstraat O.Z. en Groote Markt N.Z. niet meer te redden vielen. Daar het vuur inmiddels overgeslagen was op de perceelen Guldenstraat W.Z. 12, 14, 16 en 18, waardoor een uitbreiding van den brand naar Vischmarkt en Zwanestraat mogelijk werd, heeft de brandweer op deze huizen verder haar krachten aangewend. Omstreeks drie uur was er versterking van de kazerne-Centrum aangekomen in den vorm van een tweede spuit en een matetiaalwagen en gezamenlijk heeft men het vuur in de Guldenstraat westzijde toen kunnen bedwingen. Dien nacht om één uur kon het personeel van de brandweei eindelijk inrukken. Daar de kazerne-Centrum niet meer bereikt kon worden, legden de brandwachten zich ter ruste in hotel Victoria en in de zaak van de firma Buisman-Stienstra in de Guldenstraat. Op Zondag 15 April zijn alle posten van de brandweer in actie gekomen. Zoodra het maar mogelijk was, werd hulp gebracht aan den Übbo Emmiussingel. Doch ook bij den Coehoornsingel en m de Raamstraat woedden branden. Met behulp van de burgerij werd het uiterste gedaan om de verschillende branden te localiseeren. Tegen twaalven meldde zich op den post-Zuid een brandweer- Groote Markt 20 sectie O nr. 4793 E. v. d. Molen, Tandarts. ” » 21 »), ~ 837 L. W. Vopel, pelterijenhandel. ” • » 25 » .. «. 800 Apotheek Sissingh v/h Van Schaik, ” » 26 .. „ „ 4148 Bijkantoor „De Olveh van 1879”. « » 27 „ „ „ 3954 Heerensociëteit. » .. 28 „ „ „ 4496 ; 29 „ „ 4497 $ Scholtenshuis. ” ” 30 ~ „ „ 5311 Q. K. v. Duinen, Café-Restaurant. ” ” 31 » » » 1670 J. J. A. Linhoff, Parapluiemagazijn. » ” 32 „ „ „ 14,26 H. E. Oving Bzn., juwelier. » » „ „ „ 1258 R. H. Boon, Kapper. » » 52 „ „ „ 1259 Pakhuis. ” ” 53 .. » „ 1260 Expeditiekantoor Boersema <& Schollens. ” ” » » » 1261 B. Noorman, Caféhouder. Tusschen beide Markten 1 „ „ „ 1257 Gebr. Lestrade, Parapluies. ” ” » 3 » f> ff 1256 Fa. J. G. Meijer, Koekfabrikant. ff ff ft 5 „ „ ~ 4420 \ » .. „ 7 „ „ „ 4718 / Quldenstraat 11 „ „ „ 2539 ) Waagstraat 4 „ „ „ 4419 l Fa. J. J. Geubels, Glas en Porselein. Peperstraat 37 „ H „ 2524 J Tusschen beide Markten 9 ' „ G „ 1251 H, W. Spier, Fotograaf. » » » 11 „ „ „ 1250 Filiaal Fa. Gerner, Stoom ververij. Guldenstraat 1 „ „ „ 1248 M. J. Boss, Comestibles. » 3 ■„ „ „ 4717 N.V. Levensverz. Mij. „De Nederlanden”. » 5 „ „ „ 5327 H. Klamer, Kunsthandel. " ’ » >, „ 5326 J. E. Meijer, Sigarenmagazijn. » 9 ~ „ „ 1243 Café-Restaurant „Bavaria”. Poelestraat 2 „ „ „ 5621 H. E. Oving Bzn., Juwelier. ». ,) 5622 J. J. Q. Paanakker, Schoenenmagazijn. O. Ebbingestraat 20 „ „ „ 4972 ) Roode Weeshuisstraat 3 „ „ „ 1189 \ W. H. Slinger, Manufacturen- en Beddegoederen, O. Ebbingestraat 22 „ „ „ 4973 Schoonheidsinstituut „Saskia”. ” " 24 .. „ 4974 J. H. v. Vilsteren, Dames- en Heerenkleeding. ” " 26 „ „ „ 2298 K. Okken, City Magazijn. »> .. 28 ~ 5256 R. Zonderman. Radio- en Verlicht incrsa rfilr elen ’t Klooster 15 sectie G nr. 4510 \ 17 „ „„ 4509 / oi AKHO I » » „ „ „ zzy» uKKen, uty Magazijn. »> .. 28 ~ 5256 R. Zonderman. Radio- en Verlicht incysa riiU elen ’t Klooster 15 sectie G nr. 4510 „17 „ ... „ 4509 „21 „ „ „ 4509 Roode Weeshuisstraat 5 „ „ „ 4516 O. Ebbmgestraat 9 „ ~ „ 4428 „ „ H „ „ „ 4428 | Jacob Koning, Kristal, Porcelein en Kunstvoorwerpen. 30 „ „ „ 4976 Hommen & Co., Damesstoffen. ’t Klooster 3 „ „ „ 2280 O. Ebbingestraat 32 ~ „ „ 1171 | Noord-Nederl. Grossierden]. „ „ 34 „ „ „ 4976 N.5.8.-gebouw. . 36 ■ , 4978 I. H. Lammerts, Galanterieën. 38 „ „ „ 4875 H. Thie, Radio Telefunken Service. ” ” 40 „ „ „ 3538 Papiergroothandel v. Gelder Zn. 8 „ „ „ 2283 Noorderradio. ” ’’ s 1 „ „ „ 1207 Eerste Gron. Onderlinge. 12 „ *„ „ 4915 H. Ensing, Sigarenmagazijn. 10 „ „ „ 4840 Fa. Joh. Schattenberg, Schoenwinkel. 14 „ .. 5293 ) Roode Weeshuisstraat 8 „ „ „ 3977 \ | Fa. I, Zaadnoordijk, Grutterswaren en Zaden. O. Ebbingestraat 16 „ „ „ 4914 Fabr. Kunstglasblazerij v/h Gebr. Ijlst. „ „ 18 „ „ „ 3974 Roode Weeshuisstraat 4 „ „ „ 3975 / Fa. P. Broekema, stoomkoffiebranderij. O. Ebbingestraat 175 „ „ ~ 851 ' Roode Weeshuisstraat 6 „ „ „ 4851 Fa. Wed. H. v. d. Veen. 10 „ „ „ 3714 J. Asmus, Caféhouder. ” . ” 16 „ „ 1211 ) Stalstraatje 6 ~ „ 5472 Roode Weeshuisstraat 18 „ „ „ 3964 > Gebr. Hoitsema, Drukkerij. „ „ . 20 „ „ „ 3964 ) 17 „ „ „ 3718 Dansschool Saan. – O. ’Boteringestraat 11 „ „ „ 4987 And. Krammer, Tric. en Modeart. Engros, Roode Weeshuisstraat 7 „ „ „ 2644 J. Schuiling. Stalstraatje 4 „ „ „ 12t7 K. J. Brinker, Caféhouder. 2 „ „ 4986 Meinen’s Regenkleeding Fabriek. O. Boteringestraat 9 „ „ „ 4540 Dr. T. Hoeksema &J. Barkmeyer, tandartsen. O. Ebbingestraat 13 „ „ „ 4916 S. J. Guibal, Fotogr. Atelier. O. Ebbingestraat 15 sectie G nr. 4971 J. Stanlein, Uurwerken ‘ ‘ J- UUI WCIIVCII. ” 17 >’ .. 4970 ) „ „ „ 171 „ „ i: 1895 Dijkstra, Hotel, Café-Restaurant, IQ a r\ar\ „ ... *, ” ” » 4969 G. J. Evendik, Visch- en Fruithandel. ” f* ” ” >• 4968 Groeningha’s Kaashuis. ’> » 173 „ „ „ 852 \ » » 174 „ „ „ 852 I PüimAlr><-f n 1 A t Kreupelstraatje 10 „ „ „ 4357 [ ~ 12 /' „ „ oa/b O. Ebbmgestraat 23 „ „ „ 5576 I "", ” .33 „ „ 4913 / Fa. Ph. Buttinger, Art. v. Eleetr., Stoom, Gas, Scheepsbouw en Water. Kreupdstaatje 14 „ „ „ 5015 J, Boonstra, Koopman. O. Ebbingestraat 25 „ „ „ 4881 W. Bosma, Banketbakker. "•• • i-'ciurv . ” 2/ » -> 5321 F. Pesm,an, Kantoorboekhandel. ” » » » 4421 E. Kamninga. ” » » rvcunpiiiya. ” » 31 >. „ „ 4967 > „ Kreupelstraatje 16 4967 i F- Zigterman, Meubelwinkel Q+ 11 * , ff ff 1 Sc'hoolsfrap+at9n' ’’ ” ” 738 Kantoor Woningbureau „de Gids”, b oolstraat 20 „„ ~ 738 Effectenkantoor Irlpmn x, w\r – » .. caieeienKantoor idema & Meersma, N.V. ” ” » » 736 O, Stellingwerf, Papierhandel. Perceelen Kraneweg. Kraneweg 78 sectie C nr. 7081 Intern, Chr. Huishoudschool. ' ”» » 7082 Wed. A. A. Miedendorp—Buissink ,i OZ 700-3 \\f„J Lr it . , . ” » » ivoó Wed. K. H. Wigboldus. ” » » » 7084 Dames Roelfsema. qq ” ” ” H. van der Zoo de Jong, Conservator .. orS 7AOC r»i. r~i i , ~ . ", ” ” » Ph. Blank, Hoofd-Commissaris v. Politie. no « » » 7087 P- F. Rodenberg, Manufacturier. q? ” ” » 7542 John. H. Qruno, Tabaksfabrikant. ” ” >’ 7124 Wed. W. A. Tromo de Ruiter—Dalhuizen qo ” ” ” vv- iiump ue ixuirer—uamuizen ” rr » » » 7125 Mr. A. J. Sauer. ” inn «» » 7126 C. Bitter, Handelsagent. » 100 »„ ~ 6969 J. Mulder. ‘ Perceelen Guldenstraat (even nrs.). Quldenstraat 12 sectie K nr. 3300 Fa. C. P. Tetzner, Bloemenmagazijn. ” ” ” 3299 H. Molenaar Jzn., Tapijtmagazijn. ]q ” ” ” E- Bomna & Zn., Dames- en Heerenkleeding. 9n ” ” ” H. Dost, Verlichtingsartikelen. ” ” » Fa- G. Dik Ezn., Bodega. Perceelen Nieuwe Ebbingestraat. Nw. Ebbingestraat 1 sectie F nr. 2595 Fa. J, Geertsema, Ijzerhandel. „ „ „ 2592 B. J. Wortmann, Damesmodeartikelen ” 0 » » >. 2784 Leger des Heils. Perceelen Ossenmarkt. Ossenmarkt I sectie F nr. 390 ( md’l ■ \ ” -- « 2521 1 ( Kantoor Mrs. Breukelaar en Bout. N. Boteringestraat 1 „ „ „ 390 Boazbank, Perceelen Trompstraat en omgeving. Trompstraat 10 sectie H nr. 2674 ' D. Schoneveld, Rijwielreparatie „ „ „ 2b75 F. v. Bolhuis, Grossier in Sigaren. ” ” » 2410 L. Qoldhoorn, Sigarenmagazijn. »' ). » 24>1 ]■ van Gelder. » » 2735 Mej. C. Deursen, Kindertehuis. dj” i ™ ” ” ” 2736 1. Nieborg. a esin ge „ „ „ 2675 P. Bakker, Directeur Bankinrichting. o t ” ” ” 2138 Wed. C. A. Suurtneijer—Bulder OA wuuuuviju UUIUCI. ” ” ” 2112 J, H. Zoet, Kunstschilder. » » » 2275 Kantoor „Gruno”. wr •”u a i ” ■” ” Mej. B. Jongsma Wmschoterkade 12 9275 ) J ë ” !3 „ „ „ 2272 > ” 11 „ ” 2273 ) N.V. Tabaksfabriek „Gruno”. Radesingel 41 „ „ „ 2410 S. Berkelo, Magazijnbediende. „ 43 „ „ „ 2409 H. Udema. 45 „ „ „ 2337 Ver. v. Huiseig. „Door Eendracht Sterk”. Perceelen Veemarktstraat. Veemarktstraat 97 sectie B nr. 8416 P. v. d. Ploeg, Heerenmodes. „ 98 „ „ „ 8544 R. Jansen, Metaal- en Instr.slijper. 99 „ „ „ 8543 Q. Jonkman, Radiohandel. „ 100 „ „ „ 8414 Wed. L. Heijs—Gorter, Slagerij. 101 „ „ „ 9857 G. Woldendorp, Caféhouder. Perceel Turfsingel. Turfsingel 17 sectie Q nr. 4949 De Boer’s Brandweerartikelen. Perceelen Peizerweg, Hoogeweg en Paterswoldscheweg. Peizerweg 80 sectie R nr. 248 T. de Vries, Veehouder. 92 „ „ „ 47 J. Bakker, Koemelker. Hoogeweg 1 „ A „ 6663 P. Maat, Transportbedrijf. I 1 „ „ „ 6662 B. J. Vera, Loodgieter. 2 „ „ „ 6661 H. v. Petten, Veehouder. Paterswoldscheweg 139 „ R „ 914 L. de Grijs, Koemelker. Teneinde voor later precies aan te geven, waar de verwoeste perceelen lagen, werd naast de straat en het huisnummer het nummer van het kadaster vermeld. Hierachter staan voor de winkels en bedrijven de eigenaars, c.q. bedrijfsleiders genoemd, voor de perceelen, die als woning dienst deden, de hoofdbewoners. Wat de laatste categorie betreft'was een opgave, geldende voor het moment van verwoesting, niet steeds mogelijk, daar tijdens de bezetting veelal verhuizingen plaatsvonden, die niet officieel werden opgegeven. Ik gebruikte de laatste officieele opgave, aangevuld door gegevens van de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer, en vermeldde in twijfelgevallen den eigenaar van het perceel. Tenslotte vermeld ik nog, dat van de 32000 woningen, die zich in de gemeente Groningen op het moment der bevrijding bevonden, 270 werden verwoest, dus 0,8 %. De onderstaande perceelen werden zwaar beschadigd, waarvan verreweg de meesten geheel hersteld kunnen worden, terwijl een enkele misschien nog opgeruimd zal worden: Groote Markt 3 (Burmann, Linnen- en Tricotspecialisten), 19 (Bijkantoor Amsterdamschebank N.V.) en 24 (Hoofdwacht); Stalstraatje 8 (Drukkerij Hoitsema); Roode Weeshuisstraat 14 (Drukkerij Hoitsema), 24—26 (N.V. Heemaf, Machinehandel), 28—30—32 (Filiaal Hero Conservenfabriek) en 34 (werkplaats) ; Oude Boteringestraat 1 (Victoriahotel); Poelestraat 6 (Café); St. Jansstraat 4 (voorm. Kinderziekenhuis); Kraneweg 76 (Huishoudschool); Übbo Emmiussingel 4 en 39 (Woonhuizen) en 6 (Kantoor Rijkswaterstaat); Binnen Damsterdiep 50 (Poortershuisje); Buiten Damsterdiep 236 (Woonhuis); Heereweg 101 (Kazerne); Achterweg 73 (Woonhuis); Lodewijkstraat 7 (Woonhuis); Nieuwe Ebbingestraat 2 (Veeger, Sigarenmagazijn); Trompstraat 2—4 (Pama, Bakkerij), Ben 18 (Woonhuizen); Radebinnensingel 31 en 33 (Woonhuizen); Spilsluizen 9 (Vereenigingsgebouw G.C.J.M.V.); Turfsingel 4 (Garage Bierman); Paterswoldscheweg 104, 106, 109, 111, 182, 184, 186, 188, 190 en 192 (Woonhuizen), 108 (Filiaal „De Toekomst”) en 180 (Drogisterij Wiersema); Kamerlingh Onnesstraat 23, 25, 27 en 29 (Woonhuizen); Stephensonstraat 6,8, 10 en 12 (Woonhuizen).