] 160 LITANIE DOOR J. C VAN SCHAGEN F 135 LITANIE DOOR J. C VAN SCHAGEN VAN LOCHUM SLATERUS’ UITGEVERS-MIJ N.V., ARNHEM 1943 I U alleen, mijn God, behoort ons hart En eeuwig zijt Gij dezelfde. Eeuwig herhaalt zich Uw wet aan den stroom der geslachten En eeuwig herhalen wij Uw naam in eeuwig eenderen nood. Maak ons eentonig dan, als wel het eindeloos neuriën van een telefoonpaal kinderen en dwazen mogen het verstaan en staan wij allen dan niet eenzaam zeurend aan een stoffigen weg? Maak ons vervelend en eentonig als het verhaal van het touw, dat almaar zachtjes klappert aan den vlaggemast, een droomerigen zomermiddag. Maak ons eentonig als het luiden van klokken, ver, over het water. Maak ons eentonig als het donkere stampen, als het lang, aanhoudend stampen van de goederentreinen in den nacht, maak ons aanhoudend en eentonig. Maak ons eentonig als het prevelen van het water aan den voet van den ouden toren, het prevelt met den nacht, het prevelt met den rijken dag, het prevelt met den vloed en met het stille ebben schoon is de gang der uren aan het veer bij den ouden toren, maak ons eentonig. Maak ons eentonig als de regenAn het – – uw«-. Maak ons eentonig ais het ritseien van het dorre,Mn dag _ het «-—* "tTn" zachtjes naar den goeden dood en nienrand merh. zijn ritselen. Maak ons als een onmerkbaar ritselen zoo eentonig. Stee en het luistert, wit met groote oogen. Maak ons eentonig als het omgaand in den den zomeravond altijd droegen ,_„n Usxi. _ wie het hoolichten vödrnacht, als de aarde in haar diepsten droom verloren Ugt, ren, kennen een vreemde pijn. Maak ons eentonig als de pijn van menschen Maak °ns—«* – – “s £ nachts in het helm van een eenzaam duin. Als het duistere opsteekt achter de verre hoeven, een herfstavond. Als het vage manen van den wind in de zwarte takken. Maak ons eentonig als het hooge gieren van den wind in het want van een verloren schip. Maak ons eentonig als het roepen van de zee duizend eeuwen roepen om verlossing in haar ruischen, dat is het ruischen van de groote Moeder en van den grooten Dood. Maak ons eentonig, U alleen behoort ons hart. II U alleen, mijn God, behoort ons hart En onafwendbaar is Uw komen. De eeuwen breken aan Uw volstrektheid En tijd en ruimte zijn vernietigd in Uw hand. Maak ons dan langzaam als het groeien van het wonderlijk koraal, beneden in Uw heimelijke diepten. Maak ons dan langzaam als het stille klimmen van de sappen in een plant en maak ons langzaam als het rijpen is van vruchten. Maak ons langzaam als het breede wiegen van de boomen met den hoogen zomerwind, maak ons leven breed en langzaam. Maak ons langzaam als het zwellen van de jonge knoppen in de zon, maak ons zoo langzaam als de gele bladeren sterven in den herfst. Maak ons langzaam als het wuiven van waterplanten in een talmend water. Maak ons langzaam als het trekken van het licht door den grooten middag, als de gang der sterren in den nacht, als de wisseling der seizoenen. Maak ons langzaam als het wentelen van den tijd, de dagen komen en zij dringen niet, de dagen gaan en dralen niet onwrikbaar is de gang Uwer visioenen. Maak ons zóó langzaam. Maak ons langzaam, zooals een vrouw langzaam is van geluk zij werd moeder en de leegte werd haar van Uw goedheid boordevol maak ons zóó vol en langzaam. Maak ons langzaam dan als wel een droomend kind, het witte kind ziet edele gezichten wie in Uw verten schouwen, worden achteloos met den tijd. Maak ons langzaam als de wolken drijven in een witten maannacht en als de schepen varen aan den einder, als al wat ver en schoon voor Uw gezicht geschiedt, maak ons geschieden dan zóó ver en langzaam U alleen behoort ons hart. 8 U alleen, mijn God, behoort ons hart. Uw eenvoud is volkomen en Ge gaat niets voorbij Gij woont met de simpelen En het allerminste is vanzelf besloten in Uw mantel. Maak ons gewoon dan, als het brood onder de menschen. Maak ons gewoon en naamloos, als de grond onder hun voeten. Maak pns gewoon als de boer, die de velden ploegt, hij is van alle tijden. Maak ons gewoon als het graan, dat in de voren gaat, het is van alle tijden. Maak ons gewoon als ijzer. Maak ons gewoon als het doffe geldstuk, dat door ieders handen gaat, onopgelet. Laat ons door ieders handen gaan, dof en onopgelet. Maak ons gewoon zooals water en aarde gewoon zijn, zij komen er niet op aan wil ook ons er niet langer op aan doen komen, Heer. Maak ons gewoon als het gras langs de groote wegen, wie kent het stoffig gras? Maak ons gewoon en ongeteld, zooals de schulpen ongeteld zijn aan het strand, en als de bladeren in de groote bosschen, niemand kent hun geschiedenis, maar zij leven voor Uw gezicht en hun is niets teruggehouden. Maak ons gewoon en ongeteld en laat ons leven voor Uw gezicht. Maak ons gewoon als het grauwe volk, dat ’s avonds onder onze ramen gaat in eindelooze troepen ons schuw verlangen ziet hen heimelijk na en zij zijn naamloos als de golven van de zee. En ieder draagt het kleine witte vragen van het Kind, dat diep verholen trekt in ieder leven, maak ons gewoon en grauw van schors, dat wij het witte Kind bewaren. Maak ons gewoon en leelijk als de oude vrouw bij den haard, ze is dor en veeg en ze staart in de asch, maar ze bracht haar kinderen groot en kan nu gaan. Maak ons gewoon dan en gering, als al wat dagelijks in het duister dient, dat komt en sterft en dat gehoorzaamt zonder vragen, U alleen behoort ons hart. IV U alleen, mijn God, behoort ons hart En Uw onbeweeglijkheid is sneller dan het licht. Uw ongebroken wit houdt alle kleur in zich besloten En Gij wordt ons tegenwoordig in een zeer zacht suizen. maak ons stil als het suizen der geheimen m ons bloed. Maak ons stil als een Sint Jansnacht. en heimelijk als het getij, dat zich vervult in alle dingen. Maak ons stil a.s het stille klimmen van het licht me. den «*“££££££ als het licht vast is en stil in den groo.en middag, maak ons std als het demzend licht en als het fluisteren van den nacht. Maakons stil als het fonkelen van de Schalde, aan Paaschmotgan, in da zon. Maak ons stil als de stand van een verren blinkerd in het late licht, een achtermiddag in September, het leven wordt nu transparant en stervens-broos maak ons zoo stil en heerlijk als het goede sterven. Maak ons stil dan als het sterke dringen van het goed verdriet, dat door ons leven trekt in fijne nerven, maak ons stil als het branden van tranen, dat zwak maakt en wankel van geluk. Maak ons stil als het trillen, licht en sterk, van een kabel, die gaat breken. Zoo trilt een dolk in hout. Zoo trilt ons hart, wanneer Gij nadert. Maak ons stil als het ijle hijgen van wie bereid is en zich offeren zal, maak ons zóó licht en stil. Maak ons stil dan als het sidderend rechtstandig zweven van een vlam, zuiver staat zij, bloem van pijn, verslonden in het hooge feest der vernietiging wij allen wachten in het donker, Heer, tot Gij ons terugneemt in Uw branden, U alleen behoort ons hart. V U alleen, mijn God, behoort ons hart. Onschendbaar is Uw eenzaamheid En Uw vrijheid is wijder dan de wilde vlakten. Wild zijn de verrukkingen der gehoorzaamheid. Maak ons los dan, dat wij ongebreideld komen mogen. Ontbind ons van het zware slepen der begeerten, maak ons arm en los. Maak ons los, dat wij niet sterven in den steenen mantel onzer waardigheid. Maak ons veracht en los. Maak ons los van de bedwelming dezer wereld, maak ons uit de verwildering harer beelden los, wij hebben den valkuil gezien en onzegbaar hinderend werd dit koortsig spel van altijd wijkende coulissen maak ons nu van dit tartend lokken los. Maak ons los van onzen naam, die is als een brandend masker, maak ons los van dit vermoeiend lichaam en van het helsche splinteren van den geest, die niet is dan stremming en hindernis, maak ons los. Maak ons los van den leugen der woorden, zij zijn hindernis. Maak ons los van de dooden, zij zijn hindernis. Maak ons los van de levenden, zij zijn hindernis. Maak ons los van de ongeborenen, zij zijn hindernis. Maak ons los en kantelend tusschen dood en leven, dat wij niets ontzien en dat wij niet langer ontzien mogen worden, maak ons van allen angst en alle schutsel los. Maak ons los en toomeloos verloren in de woestijnen Uwer eenzaamheid, dat wij Uw hand mogen voelen. Wil ons den doortocht wijzen naar de vergeten zeeën, waar niets meer volgt en niets meer vóórgaat, dat wij Uw kinderen worden, maak ons los. Maak ons los dan, zooals kinderen en heiligen los zijn; zij rekenen niet en vallen met een lach, maak ons van onze schulden los. Maak ons los en wandelend op het water U alleen behoort ons hart. 18 Er is geroepen in den nacht en wij zijn opgestaan. Wij komen, Heer, wij zijn Uw eigendom. Vergeef ons, zoo wij angstig zijn en schuilen voor Uw hand. Wij komen, het is goed. Gij zult ons jagen zooals een brand jaagt over de prairiën geef, dat wij zóó branden mogen. Gij zult ons voortslaan zooals de storm de wolken voortslaat, flarden over een grauwe zee, geef, dat wij zóó zwerven mogen. Gij zult ons brijzelen zooals een grondzee brijzelend verrijst en dan is alles over en alleen wat zwarte planken zwalken met de golven,— geef, dat wij zóó mogen ondergaan. Gebied ons, Heer, dat wij het zuivere dienen leeren. Dwing ons, dat wij leeren zwijgen en vergaan. Vernietig ons, dat wij niet langer hinderen. Kom en overstroom ons, breed en geweldig, laat ons Uw stroombed zijn. Want Uwer is het Koningschap en de kracht en de heerlijkheid in der Eeuwigheid Amen. . . 10,s ppn eerste uitgave bij De Gemeenschap te Utrecht. Van deze Litanie verscheen in 1928 een eerste uiig j