Een Hulde aan : Jhr. Dr. Dirk van Foreest door Lod. Prins V BIBLIOTHEEK NEDERLANDSE SPORT FEDERATIE MEC 471 KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK 1250 4632 Een Hulde aan Jhr. Dr. D. van Foreest aan Jhr. Dr. Dirk van Foreest (nestor der Nederlandsche schakers) door Lod. Prins Met een proloog, zoomede een epiloog van geciteerde analysen, door dr. M. Euwe, een inleidend artikel van mr. G. C. A. Oskam, een overzicht der problematiek door dr. M. Niemeyer en een woord ten geleide van den Meester zelf 69 diagrammen N.V. Uitgevers-Maatschappij. >De Tijdstroom« – Lochem EEN HULDE INHOUD: Bladzijde Woord ten geleide, door jhr. dr. D. van Foreest .... 5 Jhr. dr. D. van Foreest, door mr. G. C. A. Oskam ... 6 D. van Foreest als probleemcomponist, door dr. M. Niemeijer 8 Woord ten geleide, door dr. M. Euwe 10 Voorwoord 11 Partij no. 1 13 Partij no. 2 16 Partij no. 3 19 Partij no. 4 21 Partij no. 5 28 Partij no. 6 38 Partij no. 7 42 Partij no. 8 44 Partij no. 9 50 Partij no. 10 54 Conserven 58 Toegift 66 Drie analysen door dr. M. Euwe 67 Toen ik, na neerlegging mijner praktijk, mij in Augustus 1928 te Bussum vestigde en veel vrijen tijd tot mijn beschikking kreeg, heb ik van de talrijke partijen, die ik in mijn studentenjaren had gespeeld en genoteerd, de belangrijkste ineen losbladig boek verzameld en van opmerkingen voorzien. Het was slechts voor eigen genoegen, dat ik die verzameling heb aangelegd en ik had volstrekt niet de bedoeling die toen of later te publiceeren, mij er ter dege van bewust zijnde, dat weinig waarde mag gehecht worden aan de misschien iets meer dan middelmatige schaakprestaties vaneen amateur. Doch het is anders geloopen dan ik had gedacht. Het Bestuur van den Nederlandschen Schaakbond toch heeft enkele jaren geledeö, toen ik bij gelegenheid van mijn tachtigsten verjaardag in het Nationale Schaakgebouw in Den Haag ben gehuldigd, den wensch uitgesproken, dat, zoodra de tijdsomstandigheden het zouden toelaten, eenige van mijn partijen uit die verzameling, door vooraanstaanden op schaakgebied nader gecommentarieerd, indruk zouden verschijnen (zie Tijdschrift van den Nederlandschen Schaakbond, Mei 1942, het artikel van den heer Eggink). Dit is nu gebeurd. Ik wil hier den commentator, den heer Lod. Prins grooten lof toebrengen voor de voortreffelijke wijze, waarop hij zich van zijn taak heeft gekweten en hem daarvoor hartelijk dank zeggen. En ik hoop ten slotte, dat het naspelen van de partijen in dit werkje den schaakliefhebber een inzicht zal geven in het schaakspel hier te lande, ruim een halve eeuw geleden, en hun daarnaast ook nu en dan enkele oogenblikken van onverdeeld schaakgenot zal verschaffen. Den Haag, September 1945. D. VAN FOREEST. Gaarne voldoe ik aan het tot mij gericht verzoek een „woord ten geleide” bij dit werkje te voegen. Jhr. Dr. D. VAN FOREEST. Wat Dirk van Foreest voor het schaakspel in Nederland geweest is? Maar toch alles! Want zonder hem hadden we Van Lennep niet gehad, en zonder Van Lennep niet Olland, niet Euwe. Er is er altijd een geweest die de beste speler was, maar Dirk van Foreest was de eerste goede speler. Het is zeker waar, dat er vóór hem mannen zijn geweest die matadors waren in hun kring, ik noem Dupré en Messemaker maar met Van Foreest begon een nieuwe periode, precies zooals later N. W. van Lennep, nog later Olland, en eindelijk Euwe den stoot zou geven tot een beweging inde Nederlandsche Schaakwereld. Vóór 1880 was er eigenlijk niets: kenmerkend is, dat toen veelal de draaiing vaneen pion op het bord besliste omtrent den voorzet, of liever: omtrent de voorzetten; bleef de pion met den kop op een zwart veld liggen, dan begon Zwart, veelal met e7—es en d7—ds tegelijk; er volgde dan zoo spoedig mogelijk h3 ( h6) en a3 (a6) de hoekiesschuiverij van Vander Linde! enfin, men speelde zijn partijtje zóó als men inde Fransche provinciale café’s manille zit te spelen. Hij die een beetje nadacht, gold als een meester, maar tevens als vervelend. Van Foreest had niet van die geleerddoenerij, hij zal dat ook als arts niet hebben gehad, niet meer boekenkennis dan noodig was maar een perfecte klinische blik. Er is in beginsel geen verschil tusschen de werkwijze van den geneesheer en de denkwijze van den schaakspeler. Wij weten reeds lang dat de kunst is vele symptomen te kennen, te herkennen, en dan te combineeren. De herkenning van de eigenaardigheden van den patiënt, van de zwakke punten van zijn gezondheidstoestand, van de afwijkingen van het normale, leiden tot de diagnose, en van daar tot de therapie is slechts een stap. Zoo is het ook inde schaakpartij: men moet de zwakten zien, en dan daaruit de gevolgtrekkingen maken. Het onderscheid met de medische behandeling is alleen het doel: bij de eene de dood, bij de andere de bestrijding van den dood. Van Foreest had, blijkens zijn dubbele carrière, dit specifieke combinatievermogen in hooge mate. Tot 1889, toen de, succesvolle!, loopbaan als arts 'begon, kwam het talent uit in zijn schaakspel. Zonder leermeesters, zonder bibliotheek, was hij in korten tijd de beste speler van ons land. Hadden uitmuntende spelers vroeger slechts plaatselijken invloed gehad, Van Foreest was een landelijke beroemdheid, die over geheel Nederland heerschte; overal verrezen Hoe dat nu zoo gekomen is? Naar mijn overtuiging is het de stijl geweest. Het publiek wordt ten onrechte veracht, het weet wèl te waardeeren, n’en déplaise Multatuli; het waardeert de hoedanigheid, het beoordeelt overwinningen maar telt ze niet. Niet zoozeer de reeks zegepralen van Van Foreest, als wel de kwaliteit zijner partijen imponeerde. En eenige magiek is er in; want na 1889 zag men den man niet meer, hij speelde alleen briefwisselingspartijen. Toen in 1895 het Tijdschrift van den Nederlandschen Schaakbond de portretten van het toen reeds legendarische trio D. van Foreest, I. D. Tresling en A. E. van Foreest publiceerde, zeiden wij jongeren: ~Is dat nu Dirk Foreest!” Wij hadden den energieken kop met den donkeren baard, en de hoekige neus nooit gezien, de meester hield zich ver van wedstrijden, maar hij was voor ons de schaakmeester. Hij heeft den fakkel doorgegeven aan Van Lennep wiens glorieuse overwinning 1894 Slag Leipzig de dooreen groote reeks briljante simultaanvoorstellingen verkregen populariteit bevestigde. Maar het jongensachtige, zeg: het jongelingsachtige van Van Lennep imponeerde minder dan de forsche kop van Van Foreest, wiens portret ons meer deed dan de levende en levendige figuur van Norman Willem. Na Van Foreest kwam Euwe wiens invloed op het Nederlandsche schaakleven, vooral door de verovering van het wereldkampioenschap, beslissend is geweest. Aan Euwe danken we alles, maar we moeten bedenken en zijn ons ervan bewust dat het begin van de lijn die over Van Lennep, Olland en Leussen, Speyer en Gans niet te vergeten, naar Euwe loopt, begonnen is bij Jhr. Dr. D. van Foreest. Het geluk, geluk voor hem en geluk voor ons, heeft gewild, dat Dr. van Foreest de ontwikkeling van deze lijn heeft mogen zien. Toen hij in 1928 de medische praktijk en een schaak-otium van 40 jaren opgaf, zag hij inde schaakwereld aan, al wat hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. En moge dit inleidend woord tot een bloemlezing uit zijn partijen den bescheiden Meester weer doen inzien dat wij, grijze jongeren, heel goed weten wat de Nederlandsche Schaakgemeente aan hem te danken heeft. Mr. G. C. A. OSKAM. schaakclubs en steeg het spelpeil. Gelijk Hongarije groot is geworden door Maróczy, zoo begint het Nederlandsche schaakleven met Dirk van Foreest. D. van Foreest als probleemcomponist (Spelling De Vries en Te Winkel van den uitgever) Tusschen de jaren 1875 en 1893 verscheen er in Nederland, afgezien van de „Nederlandsche schaakcourant Morphy”, die na een tweejarig weinig florissant bestaan in 1887 ter ziele ging, geen enkele Nederlandsche schaakperiodiek. „Sissa” was in 1874 door gebrek aan belangstelling van de zijde der Nederlandsche schaakspelers bezweken en ook Dr. A. v.d. Linde’s ~De schaakwereld”, die in 1875 uitkwam, kon het niet langer dan een jaar bolwerken. Het zou tot 1893 duren eer een nieuw Nederlandsch schaaktijdschrift, het „Tijdschrift van den Nederlandschen Schaakbond”, zijn intrede deed. In de tusschenliggende jaren moesten de schakers hier te lande zich tevreden stellen met buitenlandsche schaakliteratuur, met het „Jaarboekje van den Nederlandschen Schaakbond” (waarvan er tusschen 1874 en 1892 19 verschenen), de „Schaakkalender van het Provinciaal Groninger (later Noordelijk) Schaakverband” en schaakrubrieken uit dagbladen. Desondanks tierde het schaakspel in onze contreien, en in het bijzonder het partijspel, welig. In 1889 kwam zelfs een internationaal schaaktournooi te Amsterdam tot stand D. van Foreest en I. D. Tresling waren de samenstellers van het betreffende dit tournooi verschenen tournooiboek („Der internationale Schachcongress zu Amsterdam. Utrecht, 1891”). besteed. Sterke partijspelers, die zich min of meer intensief met het schaakprobleem hebben bezig gehouden zijn er altijd geweest namen als Lasker, Teichmann, Schlechter, Przepiórka, Réti, Weenink e.a. zijn daar om dit te bewijzen —, maar zij allen deden dit ineen tijd, dat het schaakprobleem in het brandpunt van de belangstelling stond. Het opmerkelijke van D. van Foreest is nu, dat hij zich verdiepte in het schaakprobleem ineen tijd, dat het werd verwaarloosd. Lang voordat P. A. Wennekendonk als eerste Nederlander in het internationale probleem-tournooi van „Jemtlunds Tidning” in het jaar 1886 een buitenlandsche onderscheiding verwierf en A. Adama zijn bekenden eersten prijs in het in 1887 gehouden driezet-tournooi van The British Chess Magazine won, was er van D. van Foreest al een probleem in het buitenland gepubliceerd (zie nr. 1). nr. 1 „Boy’s Newspaper” 1882 Het is verwonderlijk, dat inde jaren 1875—1893 de schaakproblematiek, die meer dan het partijspel inspiratie put uit gepubliceerde schaakstellingen, in dien aan schaakliteratuur zoo armen tijd niet ten onder is gegaan en het is merkwaardig, dat zulk een sterk partijspeler als D. van Foreest juist in die jaren aandacht aan de schaakprobleemkunst heeft Oplossing: 1. Les. i Er kleven fouten aan het probleem Mat in 2 zetten nr. 4 gepubliceerd vóór 1887 nr. 2 gecomponeerd in 1882 Tijdschrift van den N.S.B. nr. 1645 September 1905 Mat in 2 zetten Oplossing: 1. TdB. in het licht van hun tijd te bezien en te beoordeelen en dan slaan zij geen slecht figuur. Zeker, ook in dien tijd werden problemen vervaardigd, die het van de hier afgedrukte in diepte van gedachte en accuratesse inde uitvoering wonnen. Vergeten mag echter niet worden, dat voor den grooten partijspeler D. van Foreest de probleemcompositie slechts een bijkomstigheid was, een „Spielerei”. Ik wil zijn werk op probleemgebied aan de vergetelheid ontrukken en zet U hierbij ook de drie overige zich in het „Nederlandsche Probleemarchief” bevindende problemen voor. Wij probleemliefhebbers kunnen slechts betreuren, dat D. van Foreest zich in latere jaren uitsluitend op het partijspel heeft toegelegd en de probleemcompositie heeft verwaarloosd, want als hij met zijn groote gaven er aandacht aan was blijven schenken, zou er ongetwijfeld een kundig probleemcomponist uit zijn gegroeid. Maar... het is nog niet te laat! Hij kan den nestor der thans levende Nederlandsche probleemcomponisten, J. van Dijk Azn. te de Lier, die op 17 Februari 1946 zijn 80sten ver- Mat in 2 zetten Oplossing: 1. Lf6. nr. 3 gecomponeerd in 1882 Op de Hoogte, April 1909 Mat in 2 zetten Oplossing: 1. Dh7. (o.a. zooals na 1. ... Pc6oo en 1. ... pb4), maar een goede 60 jaar geleden nam men het zoo nauw niet. In het „Nederlandsche Probleemarchief” bevinden zich meer composities van den meester, in totaal 4 stuks, alle tweezetten. Men dient ze jaardag heeft gevierd en die nog ven. Moge het nog eens zoo ver kosteeds een actief componist is, nog men! naar den kroon steken en overtroe- Dr. M. NIEMEIJER. Niet gaarne zou ik de gelegenheid verzuimen enkele woorden van hulde bij te dragen tot dit gedenkboek. Jhr. Dr. D. van Foreest, in beslag genomen door beroepsbezigheden, heeft in zijn tijd eender eerste plaatsen in het schaakleven van ons land weten te verwerven. Zijn stijl en vindingrijkheid zijn van dien aard dat men zonder aarzeling kan vaststellen: met wat meer en geregelder practijk zou hij tot de vooraanstaande schaakmeesters van de wereld hebben behoord. De lezer zal de partijen van deze bloemlezing, op zoo voortreffelijke wijze door den heer Lod. Prins geannoteerd, zonder twijfel met genoegen en profijt naspelen. Dr. M. EU WE. Amsterdam. LOD. PRINS. VOORWOORD. De vervaardiging van deze bloemlezing was in hoofdzaak een kwestie van drie factoren: selecteeren, analyseeren en instrueeren. Dank zij jhr. van Foreests privé-verzameling partijen, mij welwillend ter inzage toegezonden, was selecteeren slechts een proces van wikken en wegen. Behalve de acht partijen door dr. Euwe in het „Tijdschrift” van Mei 1942 gepubliceerd meen ik wel alles te hebben afgezonderd dat in aanmerking kwam om ineen boekje als dit te worden opgenomen. Het analyseeren was als gewoonlijk een ongemeen tijdroovende bezigheid en wat het instrueeren betreft, ik heb niet alleen getracht de verdiensten van den held van dit boek in het licht te stellen maar ook, de aanteekeningen een les te laten zijn die zoowel sterken als zwakken spelers ten nutte kan strekken. Moge het den hoogbejaarden meester voldoening schenken zijn partijen na een halve eeuw te zien herdrukt ter veredeling van het schaakleven dat eens onder zijn invloed uit de windselen is gegroeid. Wat wij in deze partijen willen zoeken is de verdiensten van den pionier, niet de gebreken van den gemiddelden speler der tachtiger jaren. De vrijwillig aangebrachte, blijvende verzwakking vaneen reeds half bestormden vleugel zal wits spel nog veel moeilijker te verdedigen maken dan het na de inmetseling van Lg3 reeds was geworden. Wit had van zwarts klein verzuim (10. ... Pe7 in plaats van 10. ... Lg4) kunnen profiteeren door met 11. De2 op d3—d4 aan te sturen. 11 Pe7—g6 Ook 11...g4 is heel goed. Vermoedelijk wilde zwart eerst voorkomen dat wit zich daarop met het stukoffer 12. Pes: tegenkansen verschafte. 12. Ddl—d2 Nu het paard bij voorbaat ontpend is mag de uitwerking van gs—g4, hg4:, Lg4: als minder acuut worden beschouwd dan toen de dame nog op dl stond. De blijvende verzwakking in het algemeen ongedaan maken kan wit natuurlijk niet. 12 Pg6—f4 Nauwkeuriger is eerst 12... Phs. Na den tekstzet had wit zich nl. tot volle tevredenheid van den onwerkzamen looper kunnen ontdoen, beter dan met 13. Tfl—el Egaliseerender werktin plaats van dezen zet 6. ... Pas (zie Euwe, Ope- ningen 11). Eliskases beproefde tegen Capablanca (Moskou, 1936) 6. ... h7—h6, hetgeen na 7. Lf6:, Df6:, 8. Pds, DdB, 9. c3 niet bevredigend bleek te zijn. 7. o—o Lb4Xc3 + 8. b2Xc3 h7—h6 9. Lgs—h4 Nu zwart niet heeft gerocheerd en er dus niet tegen op behoeft te zien zijn pionnen op den koningsvleugel te laten opmarcheeren, had wit zich niet terug mogen trekken. Juist was 9. Lf6:, Df6: (9. ... gf6:, 10. Ph4 benevens Dhs is slechter), 10. Dd2 met een klein openingsvoordeel. 9 g7—gs De „Bilguer” vermeldt alleen het inconsequente 9. ... o—o. 10. Lh4—g3 Pc6—e7 10. ... Phs zou zijn gestrand op 11. Pes:. Maar zeer in aanmerking kwam 10. ... Lg4. 11. h2—h3? Men mag zich in onze dagen over zulk een fundamenteel zwakken zet verwonderen, meer dan een halve eeuw terug bestond daartoe geen aanleiding. Het waren de pioniers die door het steevast bestraffen van zulke strategische dwalingen het schaakpeil omhoog zouden brengen. 1 _ Gespeeld te Wormerveer, den 17den September 1885. Wit: J. Bruin Wzn. jhr. A. E. van Foreest. Zwart: jhr. D. van Foreest. Italiaansche part ij. 1. e2—e4 e7—es 2. Pgl— f3 PbB—c6 3. Lfl—c4 LfB—cs 4. d2—d3 PgB—f6 5. Pbl—c3 d7—d6 6. Lel—gs Lcs—b4 den centrumstoot d3—d4 voor te be- 19. Te3) had zwart na 19. ... gs—g4 den aanval zonder risico consequent kunnen versterken. 18. Lg3XH PhSXH 19. g2Xh3 DdB—d7 20. Tel— e3 Dd7Xh3 21. Pf3—el Dh3—g4+ 22. Kgl—fl e5Xd4 Hetzelfde zou, met nog sterker effect, op 22. Khl zijn gevolgd. 23. Te3—g3 Terecht vermijdt wit remise. Na 23. Dd4:, Dh4, 24. Kgl, Dg4-j- (en niet 24. ... Ph3-f- wegens 25. Th3:), of ook 23. Dd4:, Dh4, 24. Tg3, Dhl+, 25. Tgl, Dg 1, 26. Kgl:, Pe2-|- zouden zijn winkansen hoogst denkbeeldig zijn geweest. Waaruit overigens blijkt dat zwarts zeventiende zet in het gunstigste geval eenige remisewaarborgen had te bieden. 23 Dg4—h4 24. Pel—f3 Nog aanzienlijk veel sterker zou het door dr. van Foreest aangegeven 24. Kgl zijn geweest. Na 24. ... Ph3+, 25. Th3:, Dh3:, 26. cbs: had zwart technisch verloren mogen worden geacht. Thans stijgen zijn tegenkansen, zij ’t ook theoretisch in onvoldoende mate om de partij te redden. Practisch daarentegen 24 Dh4—h 1 25. Pf3—gl c7—cs Het beste. 25. ... bc4:? dan 26. La4-f-, benevens Dd4:, waarna toch nog een zwarte pion moet vallen. Bijvoorbeeld 25. ... bc4:, 26. La4-f-, Ke7, 27. Dd4:, h5, 28. e5, fes:, 29. Dc4: enz. 26. c4Xb5 h6—hs 27. Lb3—ds De eenige, maar ook afdoende parade tegen den dreigenden opmarsch van pion h5. Zwart kan het schijnoffer op f4 niet goed verhinderen en mag nog van geluk spreken dat een onmiddellijke catastrofe kan worden voorkomen. Na het plausibele antwoord 27. ... reiden. 13 Pf6—hs 14. d3—d4 f7—f6 15. Tal—dl Eindelijk is wit met de stelling verlegen, terwijl zwart kalmpjesaan een actie op den koningsvleugel kan voorbereiden. Nuttiger dan de tekstzet was in elk geval 15. Tabl. 15 Lc8—d7 16. Lc4—b3 Wat de witspelers zich hierbij gedacht kunnen hebben zal niet velen duidelijk zijn. Van zetten met dezen looper zou 16. Lfl nog het minst verwonderlijk hebben aangedaan, daar die zet althans speculaties zooals Kh2 benevens Lf4:, Pf4:, g2—g3 in het verschiet zou hebben gebracht. 16 b7—bs Typische stijl. Zwart belet het alsnog uitvoeren van de beveiligende manoeuvre Lb3—c4—fl. 17. c3—c4 Zonder overleg gespeeld. Na 17. Te3, eventueel gevolgd door Pel zou wit nog een speelbaar spel hebben gehad. 17 Ld7Xh3(?) Opnieuw typische stijl en ditmaal beslist niet het beste. Met het doodnuchtere 17. ... DcB (dreigend Lh3: en dus dwingend tot 18. Lf4:, Pf4:, 38. Kgl—h2 Tf4—f3 Het ten laatste binnendringen van dezen toren is op dezelfde dreiging gegrond als die bij den vorigen zet, t.w. Tgg3:. Dit zou nl. ook het antwoord op 39. e4—e5 zijn. Maar ook wit heeft zijn pijlen gereed. 39. bs—b6 a7Xb6 40. a5—a6 Tg7Xg3 Laatste kardoes. Voor 40. ... KcB was het wegens 41. e4—es te laat. 41. f2X«3? Noodlottige oordeelsfout. Met een stel torens op het bord had wit gewonnen spel 'behouden, bijvoorbeeld 41. a7 (door dr. van Foreest aangegeven), 41. ... Tg2+, 42. Khl, Ta3, 43. a8 D, TaB:, 44. LaB:, b5 (44. ... Ke6 dan 45. Lds+ waarna de koning wegens mat niet verder kan; en zou Tg2 worden verplaatst dan valt pion h3), 45. e5, Tg6, 46. Le4, Th6, 47. Lfs+ benevens es—e6 enz. 41 Tf3Xfl 42. a6—a7 Tfl— al 43. a7—aBD TalXaB 44. LdsXaB b6—bs 45. Kh2Xh3 cs—c4 46. LaB—ds c4—c3 47. Lds—b3 Kd7—c6 48. Kh3—g2 Kc6—cs 49. Kg2—f2 d4—d3 50. c2Xd3 Kcs—b4 51. Lb3—c2 Kb4—a3 52. Kf2—el Ka3—b2 bord uit het oog te verliezen. 32 ThB—h4 33. Pf4—e2 KeB—d7 34. Pe2—g3 TbB—hB 35. Kfl—gl Th4—f4 36. Tdl—fl ThB—h7 37. a4—as Th7—g7 Dreigt Tg3:-f, fg3;, h2 + . Vergelijk met bijvoorbeeld 37. ... Kc7, 38. Kh2, ThB, 39. Pe2, Tf3, 40. e5, Tfs, 41. ed6: + , Kd6:, 42. Lc6, benevens Pgl etc. TbB bijvoorbeeld zou wit als volgt de schaakpartij winnen: 28. Lc6-j-, Kf7, 29. e5, d5, 30. ef6:, Kf6:, 31. Tel (dreigt Tgs:), 31. ... TbgB, 32. c4, h4, 33. Tg4 enz. 27 hs—h4 Ook na 27. ... TcB had wit ten slotte een voortzetting zooals inde partij moeten kiezen. Maar zwart heeft juist ingezien dat de h-pion den tegenstander zoo veel mogelijk zal moeten bezighouden (zie zijn 31 sten zet). 28. Dd2Xf4 g5Xf4 29. Tg3—h3 DhlXh3-f 30. PglXh3 TaB—bB 31. Ph3XH h4—h3 32. a2—a4 Redelijkerwijs is zwart nog verloren, want hij is materiëel reeds eenigszins in het nadeel en zal op den duur zijn h-pion niet kunnen handhaven zonder wits pionnenmeerderheid aan den anderen kant van het 53. Kei—dl bs—b4 54. d3—d4 b4—b3 55. Lc2Xb3 Kb2Xb3 56. Kdl—cl Kb3—c.4 57. e4—es d6Xe5 58. d4Xe5 f6Xe5 59. g3—g4 Kc4—d3 Opgegeven. Een ouderwetsche koffiehuispartij, waarin degene met den langsten adem het langst in leven is gebleven. 2. Gespeeld te Wormerveer, den 11 den October 1885. Wit: jhr. A. E. van Foreest. Zwart: jhr. (dr.) D'. van Foreest. Tweepaardenspel inde na ha nd. 1. e2—e4 e7—es 2. Pgl— f3 PbB—c6 3. Lfl—c4 PgB—f6 4. Pf3—gs Inde opening tweemaal met hetzelfde stuk spelen was vroeger schering en inslag. Het beste is wel 4. d4 of 4. d3. Ook 4. o—o0—0 wordt nog niet versmaad. 1) 4 d7—ds 5. e4Xd5 Pc6—as 5. ... Pds:, 6. Pf7: of 6. d4, dat durfden zelfs onze voorouders niet meer aan! 6. d2—d3 Deze en de met 6. Lbs—( beginnende speelwijzen zijnde hoofdvarianten van deze opening. 6. ... Pds: zou nu natuurlijk falen wegens 7. Df3, Le 6, 8. Pe6:, fe6:, 9. Dhs-j-. Maar gebruikelijker dan de door zwart te kiezen voortzetting is 6. ... h6, 7. Pf3, e4, 8. De2, Pc4: enz., met ten naastebij gelijke kansen. Zwarts antwoord is minder gelukkig gekozen, daar het mogelijk maakt dat wits dame naar e2 gaat voordat het paard van g5 is verjaagd, zoodat dit paard later eventueel naar e4 zal kunnen uitwijken. 6 LfB—cs (?) 7. Ddl— e2 o—o 8. h2—h3 Beter was 8. Pe4 (zie vorige aanteekening). Niet echter 8. o—o wegens 8. ... Lg4 met sterken aanval. 8 Pf6Xds! In het vooruitzicht van Pgs—e4 moet zwart doortastend optreden. De tekstzet verschaft hem het beste spel, nog afgezien van het feit dat hij den gambietpion te allen tijde zal kunnen heroveren. 9. PgsXh7 TfB—eB 10. o—o LcB—fs 11. Ph7—gs PasXc4 12. d3Xc4 Pds—f4 13. Lcl> Khl, Lg4 enz.), 29. ... f5, 30. Khl (ditmaal dreigde er tweemaal slaan op g3 benevens g5), 30. ... Pf7, 31. c5 (om te verhinderen dat het paard ingrijpt), 31. ... Tg3:, 32. hg3:, Dg3:, 33. Tc2, g5, 34. Tff2, Lg4, in hoofdzaak met de dreiging Kg7. Zwart wint. 28. Db3—b2 Ook den witspeler ontgaat de onder zekere omstandigheden doodelijke werking vaneen looper op h3. Anders zou hij zich liever met 28. Pbl, f5 (na 28. ... hg3:, 29. Pg3:, Lh3, 30. c5 komt zwarts paard niet in het spel), 29. Pbd2 (dreigt Pe4:), den pion (36. Tfl, De4, respectievelijk 36. Ke2, Dg2-]-) en geen groot verschil in kansen. 32 Pdß—f7 Dadelijk 32. ... Tg3: zou na 33 hg3:, Dhl+, 34. Tfl, Dg2, 35. Dd2, Dg3:-]-, 36. Df2 geen voordeel afwerpen. Wel gunstig voor zwart dreigt deze variant te worden nu het paard in staat is, na dameruil via e5 en g4 pion e3, respectievelijk op d3 de kwaliteit te veroveren (nog af gezien van de mogelijkheid g7—gs). Wit verkeert dus nog in gevaar, zij het dan ditmaal een gevaar dat kan worden afgewend. 33. Kei—d2 33. Pc2 zou tot de variant leiden die inde volgende aanteekening wordt besproken, want de door mr. Tresling aanbevolen weerlegging 33. ... Tg3:, 34. hg3:, g5 snijdt m.i. geen hout. 33. Pbl zou de dreiging toelaten, bijvoorbeeld 33. ... Tg3:, 34. hg3:, Dhl+, 35. Tfl, Dg2, 36. Pc3, Tbß, 37. Dd2, Dg3:-f, 38. Df2, Df2:+, 39. Kf2: (of 39. Tf2:, Pes, 40. Tfs:, Pd3-j-, later gevolgd door Tb2-j- en Tc2), 39. ... Tb2-f, 40. Kg3, Tg2~f, 41. Kh3, Ph6, 42. Tf3:, ef3:, 43. Tf3:, Tc2 enz. Wij zien hieruit terloops dat het openen van de b-lijn met den 25sten zet eenige extra kansen tegen wit in het leven heeft geroepen. Correct zijn mr. Treslings opmerkingen, dat 33. Pfl zou zijn beantwoord met Tgl, en 33. Pe2 met Ths, telkens met de dreiginq p5. 33 Pf7—h6 Men behoeft de variant 33. ... Tg3:, 34. hg3:, g5, 35. T4f3:, ef3:, die door mr. Tresling als op den duur beslissend ten gunste van zwart wordt aangegeven, niet tot het eind toe na te gaan omdat wel niet velen mij de overtuiging zullen betwisten dat zwart na 36. Df6 de partij althans niet zal kunnen winnen. De beste kansen (na 33. ... Tg3:, 34. hg3:) gaf wellicht niet 34. ... g5, maar 34. ... Dhl, dreigend Dhldl-] al —(— enz. Bijvoorbeeld 35. Kc2, Tbß, 36. Tfs:, Del, 37. Td2, Le2 met winnenden aanval. Wit kan zich staande houden, maar met moeite: (33. ... Tg3:, 34. hg3:, Dhl) 35. Pc2, Tbß, 36. Tfs:, Ddl+. 37. Kc3, Dbl, 38. T2f3:, Tb3+, 39. Kd2, Td3+, 40. Dd3:, ed3:, 41. Kd3:, Db3+, 42. Kd2, Pd6, 43. Tfß+, Kh7, 44. Pd4, Pe4+, 45. Kei, Dc3+, 46. Ke2, Dc4:-)-, 47. Kei, Dds:, 48. g4 enz. Na den tekstzet profiteert wit fraai van de omstandigheid dat al zwarts stukken op den koningsvleugel staan samengepakt, en weet zich zoodoende ondubbelzinnig te bevrijden. 34. ds—d6! c7Xd6 Het beste. 34. ... Pg4 wordt door mr. Tresling met de volgende fraaie variant weerlegd: 34. ... Pg4, 35. dc7:, Pf2:, 36. Dds+, Khß, 37. Ddß, Tgß, 38. Dgs:, Ph3, 39. Dfs enz. Nog eleganter, ja, brillant, weerlegt mr. Tresling 34. ... Tdß, t.w. 35. dc7:, Td4:+, 36. ed4:, e3+, 37. Kc3, Lb7, 38. Tb2, Pf7 (38. ... Tg3: dan 39. Tb7:, e2-(-, 40. Kb2 en wint), 39. Tb7:, Pd6, 40. Tbß-f, Kf7, 41. Pe4 en wit wint. Het spreekt vanzelf dat ook 34. ... g 6 wit geen moeilijkheden zou opleveren: 35. Dds-f, Khß (35. ... Pf7 behandelen als de tekstzet, wel een bewijs voor de hoogte der eischen die de partij nog steeds stelt. Dds:~j-, 38. cds:, fel: 7 39. TfB:+, KfB:, 40. dc7:), 36. Pe4:, Le4:( 37. Te4:. 37. DdsXd6 TfB—gB Nog is de groote spanning niet opgelost. Er zouden zich zeer moeilijke varianten ontwikkelen uit 37. ... Remise geeft de gedeeltelijk ook door mr. Tresling vermelde variant 34. ... g 6, 35. Pe4:, Le4:, 36. Te4:, fe4:, 37. TfB:+, KfB:, 38. d7, Tg2+, 39. Kcl, Pf7, 40. dBD-|- en eeuwig schaak. 35. Dd4—ds-j KgB—hB Tusschenplaatsen van het paard wordt beantwoord met 36. Tfs:; van den toren met 36. Pe4:, Le4:, 37. Te4: (37. ... fe4:? 38. DaB+). De tweede variant is van mr. Tresling. 36. Kd2—c3 Bij dit stadium der partij zijn mr. Treslings aanteekeningen onweerlegbaar juist. Hij geeft opnieuw een bijzonder sierlijke variant om aan te toonen dat 36. Pe4: zou hebben gefaald, t.w. 36. Pe4:, Le4:, 37. Te4:, v/jjy jt jl. üiwv-i lijke varianten ontwikkelen uit 37. ... Tf6, bijvoorbeeld 38. DdB-j-, DgB, 39. Td2, DdB:, 40. TdB:+, Kh7, 41. h4, Tg6, 42. Tfs:, Pe3:, 43. Tgs, Pg2, 44. TeB (analyse mr. Tresling), zonder dat het evenwicht behoeft te worden verbroken, zooals men ziet. De tekstzet ligt het meest voor de hand. 38. Tf2—b2 Bewaart opnieuw het evenwicht dank zij een indirecten tegenaanval tegen ... pion f5; om te beginnen dreigt wit dien pion buit te maken na met TbB onrust inde zwarte rijen te hebben gezaaid, terwijl natuurlijk 38. ... g 6 wegens 39. Dd4-j-, Dg7, 40. h4 zou falen, en 38. ... Ph2: reeds dadelijk den f-pion zou kosten (39. Pfs:). 38 Pg4Xe3 39. Tb2—bB Pg4, 38. T2f4, Pf6, 39. Dd6:, Dh2:-f-, 40. Kd2—c3, Pe4:+. Het loont de moeite de finesses hiervan na te gaan. Overigens schijnt de tekstzet geheel thuis te behooren in het plan dat wit blijkens zijn 34sten zet had opgevat ten einde Tf2 ruimte en vooruit- zichten te verschaffen. 36 Ph6—g4 Met 36. ... Dg6 kon zwart den pion evenmin behouden, zooals mr. Tresling aantoont met de volgende aardige speelwijze: 37. Pe4:, Le4:, 38. Te4:, Pg4, 39. Tf3, Pf6 (of 39. ... Ths, 40. Te6, Pf6, 41. Dd6:, Pe4-(-, 42. Kd4, respectievelijk 39. ... Ths, 40. Te6, Tf6, 41. DaB+, Kh7, 42. TeB enz. —de Schr.), 40. Th4-j-, Ths, 41. Dd4 (41. ... TbB, 42. Da7). Evenmin met 36. ... Tf6, 37. Tb2, Met de akelige dreiging TgB:-|-, KgB: (DgB: dan Th4+), DdB-|- en Dgs:, om van DbB-j-, Da7-j- en De3: nog niet te spreken. Op 39. ... Pdl-j- volgt 40. Kb4 of Kd4 (zie verder). Op 39. ... Lg4 volgt 40. TgB:-f-, DgB,: 41. Pe4: enz. DgB, 38. DgB:+, KgB:, 39. Kd4 en zwart kan Tb6 niet goed verhinderen, zie 39. ... Pg4, 40. h4, Tgg6, 41. Phs, Tf7, 42. Tb6 enz. De twee zoojuist genoemde wendingen zijn welhaast even moeilijk te of Kg7, dan 36. dc7:; respectiev. 35. ... Tf7, 36. d7; respectievelijk 35. ... Df7, 36. Pe4:, Le4:, 37. Te4:, Stand na 45. Dc5—g5. Op 39. ... Tg4 volgt 40. TgB:-j-> DgB:, 41. Pfs:. Dus? 39 Pe3—g2 Een vijfde mogelijkheid, 39. ... Dh2:. 40. TgB:+, KgB:, 41. DdB+, Kf7, 42. Dgs:, Pdl+, 43. Kb4 (ook 43. Kd4 is goed), 43. ... Db2-(-, (mr. Tresling vermeldt slechts 43. Dd2+, 44. Kcs, Das+, 45. Pbs), 44. Kas, Dd2-f-, 45. Ka 6:, Dd6+, 46. Kas, Dd2+, (46. ... Dc7+ dan dadelijk Kb4), 47. Kbs, Dd7-(-, 48. Kcs, Dc7-f, 49. Kb4, Dd6-j-, 50. c5, Dd2-(- (50. ... Dd4+, 51. Kas enz.), 51. Kbs, Pc3-f (51. ... Dd7+, dan 52. Kb6, respectievelijk 51. ... Dd3-(-, 52. Kas enz.), 52. Ka 6 zou zwart noodlottig zijn, gelijk men ziet. De wijze waarop wit aan eeuwig schaak ontkomt is kenmerkend voor situaties van deze soort. 40. TbBXgB+ Dh7XgB 41. Tf4Xfs TgsXfs Gedwongen. 42. Pg3Xfs DgB—f7 Om De7 te verhinderen, een zet die bijvoorbeeld op 42. ... e3 zou zijn gevolgd en waardoor zwarts dame aan g7 wordt gekluisterd. Goed was ook 42. ... DeB. 43. Dd6—es Tot het slaan van zwarts a-pion kan wit toch niet geraken, daarvoor is de e-pion te gevaarlijk. Wit staat iets beter dan zwart omdat het meerendeel zijner stukken centraal geposteerd is. Redelijker wijze moet de partij echter remise worden. Daar er zich tot het slot geen schokkende gebeurtenissen voordoen kan met een enkele opmerking hier en daar worden volstaan. 43 Pg2—el 44. Pfs—e7 Pel—d3 45. De5—g5 (Zie diagram rechts boven). 45 Df7—f6+ Wit dreigde met Dh4-(-, Dhs, Kd4, eventueel ook éérst Kd4, in het voordeel te komen. Met het provoceeren van dameruil heeft hij beoogd, twee „verwijderde” vrijpionnen te krijgen tegen zwarts verbonden pionnen. Winst is echter ook zoo niet te behalen. 46. DgsXf6 g7Xf6 47. Kc3—d4 KhB—g7 48. c4—cs Het veroveren van pion a6 zou wits stukken te veel decentraliseeren en ergo den e-pion te veel kansen geven, zie 48. a5 (op dadelijk 48. Pc6 volgt 48. ... f5, 49. a5 49. PbB dan 49. ... a5 en Ldl 49. ... Pel, met de dreiging e3 en de ressource P'b3—)—), 48. ... Pes (dreigt Kf7 mitsgaders Pc6-f-), 49. Kcs, Kf7, 50. Pds, Le2, 51. Pc7, Ld3 en zwart maakt gemakkelijk remise. 48 Kg7—f7 49. pe7—ds Pd3—es 50. Pa3—c4 Wits klein voordeel zou een hoogtepunt hebben bereikt na 50. Pc3, Pc6, 51. Ke3, f5, 52. Kf4, Ke6, 53. Pc2 (anders Pb4), a5, 54. h4, maar zóó hoog dat de overwinning inzicht zou komen is het voordeel niet op te voeren, hetgeen met eenige voorbeelden zal worden geïllustreerd. 54. ... Kf6 (tot zoover dr. van Foreest), 55. Pds-j-, Ke6, 56. Pde3, Pb4, 57. Pd4-{-, Kf6, 58. Pefs: (of 58. Pf3:, Pd3+, 59. Kg3, f4+), 58. ... Pd3-f-> gevolgd door Pcs: en Pa4: (mr. Tresling). 54. ... Kf6, 55. Pel, Lhs, 56. Pds+, Ke6, 57. Pe3, Pd4, 58. Kgs, Le2, 59. h5, Lhs:, 60. Khs:, f4, 61. P3g2, Kds, 62. Pf4:-}-, Kcs: en remise. 50 PesXc4 Met 50. ... Pc6-f- zou zwart het zich gemakkelijker hebben gemaakt. 51. Kd4Xc4 Kf7—e6 52. Kc4—d4 Vergelijk 52. a5, Kes, 53. c 6, e3 (mr. Tresling). 52 a6—as 53. h2—h4 Tot remise leidt ook 53. Pcs, f5, 54. h4, Lhs en dan LeB (mr. Tresling). 53 f6—fs Doeltreffender ware 53. ... e3, 54. Pe3:, Lc6 (dr. van Foreest). 54. Pds—f4 „Of nu dit Schaak!” zoo besluit mr. Tresling, „dr. Mees, die de par- (55. h5 dan 55. ... e3 benevens Lc6, respectievelijk 55. c 6 dan 55. ... Kd6, 56. h5, Lhs: enz.), 55. ... Ke6, 56. Pf4+, Ke7, 57. Ke3, Kf6. Na 58. Kd4 (of 58. c 6) nu weer 58. ... Ke7, na 58. Pds~(- weer 58. ... Ke6 en na 58. h5 eenvoudig 58. ... Ldl, 59. Pds-f-, Kgs, 60. Pc3, Lhs: en remise. Resumé: uiteen opening waarin zwart meer dan eens de gelegenheid tot ondubbelzinnige emancipatie versmaadt (zevenden zet, twaalfden zet, veertienden zet) verkrijgt wit met zijn vijftienden zet een klein positievoordeel, dat twee zetten later door een verzwakking op den koningsvleugel verloren gaat. Tot den 24sten zet ontwikkelt zich dan op een als het ware in rechter en linkerhelft verdeeld bord een zeldzaam moeilijke, gelijk opgaande, door beide spelers met groote bekwaamheid gevoerde strijd, welke na wits 24sten zet ten zwarts gunste omslaat en na wits 26sten zet ook in zwarts voordeel zou zijn geëindigd indien zwart niet met den 27sten en 29sten zet, aan het slot van het eenige werkelijk incorrecte intermezzo (zet 24—29) der geheele partij, den verkeerden weg was ingeslagen. Met diepe en fraaie strategie, zij het ook langs afgronden (32sten zet) tracht wit nu de leiding over te nemen en op dien grondslag ontwikkelt zich tot den 42sten zet wederom een zeer boeiende periode welke inderdaad met eenig initiatief aan wits zijde eindigt. Doch dit is te klein voor een beslissende uitwerking en ofschoon het eindspel nog menig belangwekkend moment biedt is de hoogste spanning geweken. 6. Gespeeld per correspondentie tusschen 27 Januari en 14 Dec. 1928. Wit: S. S. van Walree. Zwart: jhr. dr. D. van Foreest. „O rthodox” Damegambiet. 1. d2—d4 d7—ds 2. c2—c4 e7—e6 tij verdienstelijk tot dusver had gespeeld, zoo dreunend in het oor klonk en hypnotiseerend werkte? Hoe het zij, hij meende een letaal geval voor zich te hebben, zag de leven-reddende behandeling van zijn collega uit Oosthuizen” (zie beneden) „over het hoofd en... gaf de partij op. Maar ik hoorde Caïssa tot Clio zeggen dat zij met toestemming van wit de partij maar als remise moest boeken”. De remise-voortzetting van dr. van Foreest luidt: 54. ... Ke7, 55. Pg6-J- ontwikkeling en vooruitzichten op evenveel doelwitten als wit (pion h4, daklooze witte koning). 13. b2Xc3 g7—g6 Ten einde het oprukken der witte koningsvleugelpionnen hetzij met gó —gs, hetzij met h6—hs te kunnen stuiten. Inderdaad, na bijvoorbeeld 13. ... TbB, 14. h5 zou zwart bloot staan zoowel aan de gevaren van lijnopening door g4—gs als aan die van een witte dame-looperbatterij (Lbl of c2, Dd3). En 13. ... f5 zou nu wegens 14. Db3, Pb6, 15. Pes tot een voor zwart ellendige stelling hebben geleid. 14. g4—gs Een zeer degelijke methode. Om der wille van het vastleggen van doelwitten neemt wit genoegen met het verstarren der pionnenmassa’s op den koningsvleugel. 14 h6—hs 15. Ddl—c2! 3. Pbl—c3 PgB—f6 4. Lel—gs PbB—d7 5. e2—e3 LfB—e7 6. Pgl—f3 o—o 7. Tal—cl c7—c6 8. Lfl—d3 d5Xc4 9. Ld3Xc4 Pf6—ds 10. h2—h4 Ongebruikelijker en ook minder kansen biedend dan 10. Le7:. 10 h7—h6 Volgens de theorie verdient 10. ... Pc3: de voorkeur. 11. LgsXe7 DdBXe7 12. g2—g4 Zie Euwe, „Openingen”: „Wits aanval moge niet van de solide soort zijn, hij is in elk geval gevaarlijk”. 12 PdsXc3 In dezen afruil vaneen goed geposteerd stuk, en versterking van het vijandelijke centrum (op een oogenblik, wei te verstaan, waarop Zwart niet voetstoots de ontwikkeling kan voltooien maar een dreigende bestorming moet keeren) schuilt denkelijk de bron van Zwarts komende moeilijkheden. Zwart moest meteen terughouwen en wel met 12. ... f5, 13. g5, h5, 14. gs—g6 (anders consolideert zwart zich met g7—g6), 14. ... Tf6, 15. Pgs (15. Tgl dan 15. ... DeB), 15. ... Tg6:, 16. Dhs:, Th6, 17. Df3, P7f6, met confortabele voltooiing der Alles sterk en naar het schijnt ook doelbewust gespeeld. Terwijl e6—es voorbijgaand wordt verhinderd (wegens Dg6:-)-) bereidt wit druk tegen zwarts spel door middel van Dc2— e4 voor. Bijvoorbeeld 15. ... Kg7 (om toch e6—e5 te kunnen spelen), 16. De4, Teß, 17. Pes, Pes:, 18. Des:+, Kgß, 19. Ld3, zoo mogelijk gevolgd door Le4 en c3—c4—cs. Ook een poging om op rustige wijze tot ontwikkeling te geraken, bij- voorbeeld 15. ... b7—b6 levert geen onaanvechtbare emancipatie op, zooals blijkt uit 16. Ld3 (dreigt Lg6:), 16. ... Kg7, 17. Le4, Lb7, 18. c4 enz. 15 Taß—bß! In dezen moeilijken stand nog het beste. Nu kan na 16. De4, b6! zwarts bevrijding niet meer worden tegengehouden. Voor wit was het psychologisch moeilijk dit in deze schijnbaar nog zoo gunstige stelling te erkennen en met 16. De4, b6, 17. Ld3, Lb7, 18. Pes (dreigt Pg6:), 18. ... Pes:, 19. Des:, c5, 20. o—o op remise aan te sturen. Harde waar- Nog altijd lag 20. Led benevens Pd2—f3—es inde lijn. De gemakkelijk te pareeren dreiging Pb3—as —c6 voert wit verder op zijwegen. 20 TbB—b6 Minder gekunsteld is 20. ... Lb7, maar blijkbaar wilde zwart dat nu eenmaal niet spelen. 21. o—o Lc8—a6 Liever dan zijn verbazingwekkende opvatting, dat LcB niet moet worden afgeruild, prijs te geven, ontruimt zwart het veld c 8 (met het oog op 22. Pas, TcB) op deze nogmaals gekunstelde wijze. Veeleer hardnekkig dan consequent. 22. Tfl—dl cs—c4 23. Pf3—d2 Tb6—bB Het wordt zoetjesaan moeilijk andere zetten dan Lb7 te vinden! 24. Pd2—e4 Ook wit gaat op den ingeslagen weg voort. Hier, het moge dan midden in het centrum zijn, richt het paard weer weinig uit. Zooals gezegd, Le4 en Pd2—f3—es verdiende overweging. De jongste vijf zetten ter weers- heid is echter dat een zij het dan plausibel conservatisme met geen enkel succes belovend plan kan worden gerechtvaardigd. Op het psychologische dilemma volgt een totale wending in het strijdbeeld. De witspeelster vindt nergens meer een doel, terwijl dr. van Foreest, zij het ook na tasten en zoeken, juist met consequentie te werk gaat. 16. Pf3—d2 KgB—g7 Om e6—es mogelijk te maken. 17. f2—f4 b7—bs 18. Lc4—e2 Dit bevestigt dat wit den koers kwijt is. De samenwerking zijner stukken geraakt in totale wanorde. Tot het verkrijgen vaneen duidelijke situatie met min of meer gelijke kansen behoefde slechts 18. Ld3, bijvoorbeeld 18. ... c5, 19. o—o,0—0, a6, 20. Pf3, Lb7, 21. Pes, TfcB, 22. Dbl, LaB, 23. Le4 te worden gespeeld. 18 c6—cs 19. Le2—f3 Ook nu zou de manoeuvre Pd2— f3—es de samenwerking der witte stukken beter hebben gediend (19. Pf3, Lb7, 20. o—o dreigt Lbs:) 19 Tf8—d8 Zwart speelt eveneens nog zonder plan. Doelbewust zou 19. ... Lb7, bijvoorbeeld 20. o—o, TfcB, 21. Dbl, Lf3:, 22. Pf3:, c4 zijn geweest, waarbij zwart de leiding van het spel bereids in handen heeft. 20. Pd2—b3 zijden maken niet veel indruk. Maar van nu af volgt dr. van Foreest een rechten weg. Zwarts actie op den damevleugel vraagt de volle aandacht en wits stelling, zonder mogelijkheden van aanval, is overal gecompromitteerd. De nu volgende periode is heel leerzaam. 24 De7—a3 25. Tdl—el Ten einde bs—b4 met cb4: te kunnen beantwoorden zonder pion e3 te verliezen. 25 La6—b7 26. Pe4—d2 Vergelijk met 26. Tbl, a5, 27. Db2, Db2:, 28. Tb2:, Le4:, 29. Le4:, b4. 26 Pd7—b6 27. Lf3Xb7 TbBXb7 28. Dc2—e4 Wit komt handen te kort om alle leemten aan te vullen. De tekstzet moet het gehate zwarte paard van d5 afhouden, zie 28. ... Pds, 29. Des-j-, KgB, 30. Pe4 met allerlei tegendreigingen (30. ... Da2:? 31. Pcs benevens e3—e4). 28 TdB—ds 29. Tel—c2 a7—as 30. Pd2—bl Da3—a4 31. a2—a3 Tb7—c7 32. Tc2—b2 Op 32. Dg2 hetzelfde antwoord, ongeveer als inde analyse bij wits 34sten zet. 32 bs—b4 33. a3Xb4 Tds—bs Sterkere tegenstand zou met 34. Tc2, ab4:, 35. cb4:, Db4:, 36. Pc3, Pa4, 37. Teel, Pc3:, 38. Tc3:, Tas, 39. Dc2 (39. d5 faalt wegens Tds: en indien wit op c4 slaat 40. ... Tdl-j-), zijn geboden, ofschoon zwart dank zij den vrijpion en de dakloosheid van wits koning welhaast niet in gebreke kan blijven de partij te winnen (39. ... Ta4, gevolgd door Dbs en dan al naar omstandigheden Tb4 of Das of Dds of Dfs). Zeker is dat 34. bas: zou hebben gefaald wegens 34. ... Tb2:, 35. Des+, KgB, 36. Dc7:, Dc2. 34 a5Xb4 35. Tb2—a2 Op de meeste andere zetten volgt Pds. Nu zwarts c-pion het kritieke veld c3 zou kunnen betreden is ook slaan op b4 niet beter. Op 35. e4 zou 35. ... Das een sterk antwoord zijn. 35 Da4—b3 36. Dg2—d2 36. Tb2 dan 36. ... bc3:l 37. Tb3:, cb3: en wint. 36 Pb6—ds 37. Tel—cl Tc7—b7 Inleiding vaneen pikante en nagenoeg dwingende slotactie. Er dreigt Dbl:, Tbl:, bc3:. 38. Ta2—al lets anders komt zelfs niet in overweging: 38. cb4:, De3:-(-, 39. De3:, Pe3:, 40. Tc3, Pfs enz. 38 b4Xc3 39. PblXc3 Db3—b2 40. Dd2—el Ook 40. Db2:, Tb2:, 41. Pdl, c3 laat geen hoop bestaan. 40 PdsXc3 41. TclXc3 41. Dc3: dan 41. ... De2, 42. d5-f, Kh7, 43. TaB, TbB, 44. TbB:, TbB: en zwart moet winnen. 41 Tb s—b3! 34. De4—g2 Een lichte inzinking inde verdediging, welke overigens zeer moeilijk te voeren en klaarblijkelijk in ieder geval kansloos was. delijk gemaakt met 45. ... Dd2! 46. Dd2: (46. Dbs: dan 46. ... Ta2), 46. ... cd2:, 47. Tdl, Tbl:, 48. Tbl:, Tc3. Uitnemend positiespel inde laatste twintig zetten. 7. Gespeeld per correspondentie, tusschen 18 Januari en 20 Juni 1929, in een wedstrijd van den Nederlandschen Schaakbond. Wit P. Terpstra. Zwart: jhr. dr. D. van Foreest. Orthodox Damegambiet. 1. d2—d4 d7—ds 2. c2-—c4 e7—e6 3. Pbl—c3 Pgß—f6 4. Lel—gs Pbß—d7 5. e2—e3 Lfß—e7 6. Pgl—f3 o—o 7. Tal—cl c7—c6 8. Ddl—c2 Niet zelden inleiding tot den zoogenaamden tempostrijd om het uitlokken respectievelijk vermijden van d5Xc4 zoolang Lfl nog niet is verplaatst. 8 Tfß—eß Tegenwoordig is 8. ... Pe4 meer in zwang. Keres („Gij en ik aan het schaakbord”) geeft alleen 8. ... a6, 9. a3, Teß, 10. h3, dc4:, 11. Lc4:, b5, 12. La2, Lb7, 13. o—o, c5 aan. Na den tekstzet kan wit den tempostrijd comfortabel opgeven omdat na 9. Ld3, dc4:, 10. Lc4:, Pds Aljechins zet 11. Pe4 veel betere vooruitzichten zou bieden dan wanneer zwarts toren nog op f8 stond (11. ... Psf6, 12. Pg3, e5, 13. Pgs). Zie Euwe, Openingen I. De witspeler volgt een anderen weg. 9. a2—a3 h7—h6 10. Lgs—h4 b7—b6 Met 10. ... a6 had zwart ongeveer de zoojuist uit „Gij en ik aan het schaakbord” geciteerde variant kun- -42. Tc3—cl Andere mogelijkheden waren: I. 42. Tacl, Tc3:, 43. Tc3: (43. Dc3: dan 43. ... De2), 43. ... Ta7, 44. Del, De2. li. 42. Tc4:, Td3! (42. ... Te3: snijdt wegens 43. De3:, Dal:-)-, 44. Tel geen hout), 43. Del (er dreigde Tbb3 of Td2), 43. ... De2, 44. Tc2 (44. Del dan 44. ... Te3:), 44. ... Dg4-|-, 45. Tg2, Df3, 46. Tf2, De4, 47. Te2 (of 47. Ta3, Tdb3l), 47. ... Tdb3 en wint. 111. 42. Tb3:, Tb3:, en wit is welhaast in zetdwang, want de dame moet veld e2 (en pion e3) blijven dekken en de toren mag de a-lijn niet verlaten wegens Tb3—a3—a2 (43. Tel, Ta3, 44. Tbl, c3). 42 c4—c3 43. Del—dl Het behoeft geen analyse dat wit geen verstandige zetten meer heeft. 43 Tb7—bs 44. Ddl—d3 Vergelijk, om maar iets te noemen, met 44. e4, Dd2, 45. Dd2:, cd2:, 46. Tdl, Td3, 47. Ta2, Td4:, 48. Tad2:, Te4:, 49. Tfl, Tfs, 50. Tf2, e5, 51. fes:, Tf2:, en zwart wint. Wit bevindt zich practisch in zetdwang. 44 Tb3—a3 Opgegeven. 45. Dfl strandt op 45. ... Tal:, 46. Tal:, c2 en het eenige alternatief, 45. Tabl wordt onscha- nen inzwenken. De tekstzet dient wel eveneens tot het fianchetteeren van Lcß maar maakt door de verzwakking van có een afwikkeling ten gunste van wit mogelijk. Overweging verdiende eerst 10. ... dc4:. Keerpunt. Met 19. dcs: zou wit een voortreffelijk spel hebben behouden: 19. ... Dcs:, 20. Da4, gevolgd door Lbs, eventueel Tc4 etc. Nu worden de rollen der loopers omgekeerd. 19 TaB—dB 20. Tfl—dl TdB—dó 21. Tdl—d2 a7—aó Uitmuntend. Op dadelijk 21. ... Dgs zou 22. Da4 volgen. 22. a3—a4 De7—gs 23. Tel—dl hó—hs Al coquetteerend met het schijndoelwit d5 heeft zwart den aanval tegen wits koning opgebouwd. Terwijl wit gebonden blijft aan de dekking van zijn centrumpion kan zwart zijn plannen tamelijk ongestoord ontwikkelen. Een staaltje van blokkade waarop Nimzowitsch afgunstig zou zijn geweest! De verdeeling van het bord tengevolge van de onwrikbare situatie der pionnen in het centrum doet denken aan de partij met dr. Mees (zie pag. 30). Dat de tekstzet gegrond is op de mogelijkheid van buiten gevecht stellen van pion g2 zal uit de analyse blijken. 24. Dc2—c3 aó—as Verhindert b3—b4. 25. Dc3—b3 11. c4Xd5 Juist. Slaat nu het paard terug dan is zwart zoowel na 12. Le7:, De7:, 13. Pds: (c-lijn) als na 12. Le7:, Pe7:, 13. Pe4, Dc7, 14. g4 in het nadeel. 11 eóXds 12. Lfl—d3 LcB—b7 Deze looper, hoe noodig ook voor de veiligheid van zwarts verzwakten damevleugel, is tengevolge van zwarts pionnenformatie een slecht stuk. 13. o—o Pfó—e4 Sterk in aanmerking kwam het plausibele 13. ... c5. 14. Lh4Xe7 DdBXe7 15. Pf3—d2 Pd7—fó 16. Pd2Xe4 Pf6Xe4 17. Pc3Xe4 d5Xe4 18. Ld3—c4 có—cs Menigeen zou eerst aan 18. ... TacB de voorkeur hebben gegeven (19. b4 dan 19. ... Tc7, gevolgd door TecB etc.). 19. d4—ds? Nu zou op 28. Tgl eenvoudig 28. ... Le2:, 29. Te2:, Dds: volgen. Op 28. gf3: daarentegen 28. ... Tg6. 28. Le2Xf3 e4Xf3 29. Tdl—gl Ofwel 29. g3, Dg4, 30. Dbs, Tes (dreigt Dh3, Dfl, Df 1:), 31. Dfl, h4 met winnenden aanval. 29 Dgs—fs 30. Db3—d3 Verlies vaneen pion was niet te vermijden, want er dreigde Tes, Tgdl, Dgs enz. 30 f3Xg2+ 31. Tgl Xg2 Gedwongen. 31 Df 5 X d3 32. Td2Xd3 TeB—es 33. e3—e4 Een fout zonder beteekenis. Zwart moest in elk geval heer en meester van de d-lijn worden, hetgeen in combinatie met den pluspion een voor het winnen van de partij voldoende overwicht zou hebben gewaarborgd. 33 TesXe4 34. f2—f3 Te4Xa4 Wit geeft het op. 8. 25 Lb7—cB 26. Kgl— hl Zou wit door LcB—h3 of LcB—4—f3 tot g2—g3 worden gedwongen dan is zijn stelling op grond van verzwakkingen (witte velden) en doelwitten (g3) weer belangrijk verslechterd. 26 LcB—g4 27. Lc4—e2 Over welke ressources zwart beschikt moge blijken uit de volgende voorbeelden: 27. Tgl, Tes, 28. h3, Dh4, 29. Kh2, Tgs en wint (dreiging Lh3:). 27. Tgl, Tes, 28. Dc3, h4, 29. h3, Ld7, 30. Kh2, Dfs, gevolgd door g7 ■—gs—g4 met zeer sterken aanval. Gespeeld per correspondentie, van 1 November 1930 tot 8 Februari 1931. Wit: J. Cauveren. Zwart: jhr. dr. D. van Foreest. W eensche Part ij. 1. e2—e4 e7—es 2. Pbl—c3 PgB—f6 3. f2—f4 • d7—ds 4. f4Xe5 Pf6Xe4 5. Pgl—f3 LfB—b4 Deze tot zoo ver overbekende variant gaat doorgaans verder met 5. ... Le7, verstopping van de e-lijn opdat 6. De2 met 6. ... f5 (7. ef6: e.p. Pf6:) zal kunnen worden beantwoord. De tekstzet maakt een pikante wending mogelijk. 27. Lg4—£3 Merkwaardig: wit is verloren. Het springt in het oog dat wit na 25. ... Tg6, 26. Lfl met ds—d6 wil dreigen, maar zoolang zwart niets onderneemt is wit tot afwachten gedoemd. De wijze waarop zwart te werk moet gaan om blijvend resultaat te bereiken vindt men uitgestippeld inde aanteekening bij den 27sten zet. Er kan nog worden opgemerkt dat vrijwillig 25. h3 slecht is, bijvoorbeeld 25. h3, Tg6, 26. Lfl, LcB, 27. Kh2, Lh3:. Stand na 8. ... LcB—g4. Met den tekstzet wordt van die ressource afgezien en dus practisch ruil op c3 voorbereid. 6. Ddl—e2 Lb4 Xc3 7. b2Xc3 o—o 8. De2—e3 Tot hier een partij Spielmann—Vidmar, Semmering, 1926. Blijkbaar staat wit het best en wel op diverse, elk voor zichzelf bescheiden gronden, zooals looperpaar, open b- en f-lijn, kans op uitlokken respectievelijk afdwingen van f7—fs waardoor pion e5 vrij worden en de actie c3—c4 aan effect winnen zou; ten slotte de radicale mogelijkheid van d2—d3 (na voorbereiding). 8 LcB—g4 Een heel goede zet welke, zonder nu juist zonneklaar het evenwicht te herstellen, toch onmiskenbaar aan het licht zal laten komen dat ook wits positie aan eenige kleine euvelen mank gaat. Ten eerste vormt de toekomst der pionnenformatie c2, c3, d2, e5 een probleem. Voorloopig kan van die formatie worden gezegd dat d2 (en c3) zijn eigen stukken inden weg staat en dat e5 onder omstandigheden ondersteuning zal behoeven. Hoe deze kwesties ook zullen worden opgelost, altijd zullen er kleine oneffenheden in het witte kamp overblijven, of het nu de c- of d-pion is die „rückstandig” wordt of dat de pionnen hun stukken dan wel de stukken hun pionnen inden weg zullen (blijven) staan. In het algemeen een bekende gang van zaken bij het starre materiaal dat pionnen zijn. Wit zal ook weldra bemerken dat zijn koning in het midden onveilig staat (Pe4 in combinatie met uitvallen van zwarts dame naar a5 en na den tekstzet welke de mogelijkheid Lf3: inhoudt ook naar h4). (Zie diagram). 9. c3—c4 Klein verzuim. Indien wit Tal—bl had gespeeld alvorens zwart met DdB —c 7 kon dekken zou hij inde komende verwikkelingen over meer troeven hebben beschikt dan inde partij. 9 c7—c6 10. Lfl—e2 Nu zou op 10. Ld3 niet 10. ... f5 maar 10. ... Lf3:, 11. Df3:, Pd7, 12. Lb2, TeB zijn gevolgd (13. Le4:, Dh4+). De tekstzet is om in het oog springende redenen de beste zet (geen belemmering van pion d2 en indien 10. ... Lf3: dan 11. Lf3:, Pgs, 12. cds: met goed spel). 10 Pb8—d7 11. o—o £7—f6?! Een kloek besluit, den e-pion uit den weg te ruimen. Ernstig in aanmerking kwam ook 11. ... TeB, 12. cds:, cds:, 13. Lb2 (dreigt c4), 13. ... Pecs enz. Weliswaar zou thans na 12. c4Xd5 c6Xd5 de flankeering van den damelooper, 13. Lb2, zoowel na 13. ... fes:, 14. Les:, Lf3:, 15. gf3:, Pd2:, als na 13. ... fes:, 14. Pes:, Le2: (15. De2: Db6+, 16. De3, Pd2:) in zwarts voordeel uitvallen. Ook zij toegegeven dat na 13. d2 —d4, fes:, 14. des:, Db6 zwart, dank zij wits geïsoleerden pionnen, uitmuntend zou staan. mende houding nopens Pe4 en pion d5 ten onrechte de e-lijn geopend. Zwart, die het best ontwikkeld is, en geen tijd behoeft te verliezen met het verkrijgen van invloed in het centrum, kan nu de leiding overnemen. 13 Pe4Xf6 Een eerste opwelling doet wellicht veeleer naar het andere paard grijpen. Maarde directe opening der elijn is wit veel onaangenamer. Vergelijk 13. ... Pdf 6, 14. Lb2, TeB, 15. Lbs enz. 14. Tal—bl Merkwaardig, hoe dikwijls verzuimde aggressieve zetten, later uitgevoerd, een defensief karakter dragen. Nu heeft de torenzet slechts het nut, TeB, Df2, Pe4, Dd4, Db6 te verhinderen. 14 DdB—c 7 Het had geen kwaad gekund, wits dame met 14. ... TeB naar f2 te jagen, bijvoorbeeld 15. Df2, Dc7, 16. Ld3, Pcs. Ongetwijfeld kan wit dan wel met 17. Lb2 op aanval spelen. 15. Le2—d3 15. La3 dan 15. ... TfeB, 16. Dd3, Pcs ten voordeele van zwart. 15 TfB—eB 16. De3—d4 16. Df2 zou tot de na 14. ... Dc7 aangeteekende variant hebben geleid, zie 16. Df2, Pcs, 17. Lb2, Pd3:, 18. cd3:, Lf3:, 19. Df3:, Dcs+, 20. Khl, Te6, wellicht met een klein voordeel aan zwarts zijde. Waarschijnlijk is die variant ongeveer gelijkwaardig met de tekstvoortzetting, welke zwart eveneens in het bezit van de leiding laat. 16 Lg4Xf3 (Zie diagram volgende pagina). 17. g2Xf3 Anders (na 17. Tf3:) stond wit na 17. ... Pes voor het dilemma: een paard op g4 laten komen of zich (na Pd3:) schaak laten geven op el. Bijvoorbeeld 17. Tf3:, Pes, 18. Tfl, Pd3:, 19. Dd3: (19. cd3: is beter, maar belangrijk in het voordeel blijft 13. e5Xf6(?) Maar deze zet verdiende in het geheel niet, te v/orden overwogen. Het belangrijkste tactische probleem bestond inde positie van zwarts centrum, niet het minst van Pe4. Dit probleem ten gerieve van de verdedigende partij voetstoots oplossen kan geen scherpe manier van optreden zijn. En scherp optreden was noodzakelijk. Voor alleswas 13. Tbl nogmaals op zijn plaats. Zwart kan dan wel pion b7 inden steek laten, maar zoowel na 13. ... Pes:, 14. Pes:, Le2:, 15. De2:, fes:, 16. Tb7:, als na 13. ... fes:, 14. Tb7:, bijvoorbeeld 14. ... DcB, 15. Ta7: of 14. ... Pcs, 15. Tbs behoudt wit het initiatief. Deze mogelijkheid had trouwens niet behoeven te worden overwogen als Tabl op het meest juiste oogenblik (in plaats van 9. c4) was gespeeld. Laat zwart na 13. Tbl den b-pion niet inden steek (dus bijvoorbeeld 13. ... b6) dan volgt 14. c4, waarna wijde voorkeur blijven geven aan wits stelling. Bijvoorbeeld: I. 14. ... Pes: (14. ... fes: is beter, maarde leiding blijft wit na 15. cds: behouden), 15. Tbs, Le 6, 16. Pes:, fes:, 17. TfB:+, KfB:, 18. Lf3; 11.14. ... Le 6? 15. cds:, Lds:, 16. e 6, Pes, 17. La3, Pcs, 19. d4. Met den tekstzet wordt onverminderd de reeds genoemde voorko- Alles zeer sterk gespeeld. Het voor de hand liggende TeB—e2 zou wegens Tfl—f2 geen tastbare vruchten hebben afgeworpen, nu evenmin als op den vorigen zet. Verhinderen dat zwarts toren veld e2 alsnog betreedt kan wit toch niet. 21. Lfs—d3 Stand na 16. Lg4Xf3. zwart zeker), 19. ... Dcs-f-, 20. Khl, Pg4 en wint met Pf2—j—. Tegenover de verzwakking van wits konings- en pionnenstelling staat de mogelijkheid om langs de groote diagonaal eenig effect te bereiken met de L-D-batterij, in combinatie met een toren op de g-lijn. 17 b7—b6 Volkomen juist. Na 17. ... Tes, 18. La3 zou zwart toch moeten toestaan dat wit op de e-lijn opponeert (eventueel eerst f3—f4), want met TaeB den a-pion prijsgeven komt dan niet in overweging. De tekstzet heeft bovendien hc.t voordeel, de werking van Tbl te beperken en het paard een steun te bieden welke opgewassen zou zijn tegen Lel—a3. 18. f3—f4 Waarom dit tijdverlies? Gewoon 18. Lb2 lag genoeg voor de hand (18. ... Pes, 19. Tf2 of 18. ... Tes, 19. Tbel). 18 Pd7—cs 19. Ld3—fs? Nu had toch eindelijk 19. Lb2 moeten worden gespeeld. Dr. van Foreest oppert de veronderstelling dat de witspeler Dc7—d7—h3 wilde verhinderen. 19 Dd7—f7 20. Lel—b2 Df7—hs 21 TeB—e7? Wits stelling zou totaal geruïneerd hebben moeten zijn als zijn vruchtelooze tijdverliezen ook nog compromitteerende zetten waren geweest. Ofschoon dit laatste niet het geval is had zwart den vooruitgang van zijn eigen spel toch reeds krachtig kunnen benutten. De tekstzet is op al te pessimistischen leest geschoeid. Overtuigend was 21. ... Pd3:, 22. Dd3:, Te2, 23. Dg3, Kf7 met verovering vaneen pion bij overwegende stelling, immers op 24. Tbdl beslist 24. ... TgB (dreigt Pe4), en op 24. Tf2 volgt 24. ... Tf2:, 25. Df2:, Dg6-f- en Dc2.\ 22. Tfl—f2 Er dreigde Pg4, en het alternatief 22. Tbel (in plaats van den tekstzet) heeft de witspeler vermoedelijk achterwege gelaten omdat zwart daarop eeuwig schaak kon afdwingen (22. ... Dg4-j-> 23. Khl, Tel: enz.). Maar er is niets veranderlijker dan de mensch. Binnen enkele zetten zal wit reikhalzend naar een remisevoortzetting uitzien. En betreuren de twee of drie voorbije gelegenheden niet te hebben benut. 22 TaB—eB 23. Tbl—fl Hij loopt niet inde val. Zooals dr. van Foreest aangeeft zou 23. Tg2 (dreiging Df6:) daverend zijn weerlegd: 23. ... Tel-f, 24. Tel:, Tel: 4- I. 25. Lfl, Tfl: + , 26. Kfl:, Ddl-f, 27. Kf2, Pce4 + , 28. Ke3, Pg4 + , 29. Tg4:, Del-|- en mat volgt. 11. 25. Kf2, Dh4+, 26. Kf3 (26. Tg3 dan 26. ... Thl), 26. ... Pe6, 27. Da4, d4 (respectievelijk 27, Db4, Pe4). Zwarts 21ste zet heeft wit in staat gesteld het ergste af te wenden en te blijven afwenden. 23 Te7—el 24. Tf2—g2 Daarmede had zwart rekening gehouden; anders was hij immers, gegeven de dreiging Df6: zoowel als Tg7:-f, plotseling verloren. 24 PcsXd3 25. Dd4Xd3 De tweede valstrik welke wit in deze partij omzeilt. Dat 25. Df6: of 25. cd3: met mat in eenige zetten zou zijn bestraft was niet moeilijk te vinden. Verborgener is de weerlegging van 25. Tg7:-|-, welke volgens dr. van Foreest luidt: (25. Tg7:+) 25. ... KhB, 26. Tg3 (om met den koning via de derde rij te kunnen ontsnappen), 26. ... Tfl: + , 27. Kfl:, Tel+, 28. Kg2, De2 + , 29. Kh3, De6-|-, gevolgd door Pb2:. 25 T eB—e2 Men mag zich er niet over verwonderen dat in deze afwisseling van aanval met aanval en verdediging met verdediging zwarts aanval den langsten adem blijkt te bezitten. De zwakten in het witte kamp betreffen immers den koning zelf, en zijn naaste omgeving; zij zijn daarbij van strategischen lees blijvenden aard. 26. Lb2—d4 Laat ons beginnen met de speelwijze aan te geven waarmede wit overeind had kunnen blijven. Deze luidt: 26. Dg3 (drie dreigingen: Dg7:, Tel: en Lf6:), 26. ... Tg2:-f, 27. Kg2: (waarom 27. Dg2: faalt blijkt uit de aanteekening bij 26. ... Kf7), 27. ... Tfl:, 28. Kfl:, Ddl4-, 29. Del, Dc2:, 30. De6+, KhB, 31. Lf6:, Ddl-f, 32. Kf2, Dd2:-f, 33. Kf3 en wit maakt gemakkelijk remise. Een minder overtuigende maar toch nog zeer wezenlijke kans op remise bestond in 26. Te2:, Te2:, 27. Dg3, Kf7 (of 27. ... Dh6, 28. Lf6:, Df6:, 29. Dd3, De6, 30. Tf2, Dg4-f, 31. Dg3, Tel-f, 32. Tfl, Tfl:+, 33. Kfl:, Ddl +, 34. Del enz.), 28. Lc3 (dreigt f5), 28. ... g 6, 29. Lf6:, Kf6:, 30. Tf2 en wit moet stand kunnen houden. Toch waag ik het niet den tekstzet, welke feitelijk het evenwicht ten nadeele van wit verbreekt, met een vraagteeken te bezwaren. Er zijn voortzettingen die even onbehaaglijk zijn als, of nog onbehaaglijker dan dein de vorige alinea genoemde en het was niet gemakkelijk de voortzetting van alinea 1 die juist niet onbehagelijk genoeg is om ondragelijk te zijn uit den chaos van mogelijkheden te selecteeren. De uitwerking van nog twee al- ternatieven mogen deze redeneering toelichten. I. 26. Tel:, Tel: + , 27. Kf2, Te6 (28. f5? Dh4 respectievelijk 28. Les, Pg4 + , vgl. aant. bij 26. ... Kf7); 11. 26. Lf6:, Tg2:+, 27. Kg2:, Te2 + , 28. Tf2, Tf2:+, 29. Kf2:, Dh2: + , 30. Kf3, Dhl+, 31. Kf2 (ten onrechte acht dr. van Foreest 31. Ke3 een rsmisevoortzetting; zwart zou na 31. ... gf6:, 32. Dfs, De4+, 33. De4:, de4:, 34. Ke4:, b5! het eindspel winnen!), 31. ... gf6:, 32. Dfs, Kg7. Geen dezer beide varianten leidt dadelijk tot een voor wit „glad verloren” stelling. Toch zal geen enkel ervaren speler zich er gaarne op inlaten. Men is dan licht geneigd het vertrouwen te verliezen en dein den aanhef dezer aanteekening genoemde voortzetting met de drie andere voortzettingen overeen kam te scheren. 26 KgB—f7! In psychologisch opzicht uitmuntend geoordeeld. Liever dan met 26. ... Tg2: + , 27. Kg2:, Tfl:, 28. Kfl: (28. Dfl: dan Dhs—g6+Xc2), 28. ... Dh2:, 29. Lf6: eigener beweging op een eindspel in te gaan dat nog lang kan duren bereidt zwart zijn plannen voor door het uitschakelen van vijandelijke ressources. Om te beginnen zou nu bijvoorbeeld. 27. Te2:, Te2:, 28. Dg3 falen en wel eenvoudig wegens 28. ... Td2:. Doordat de looper op d4 staat faalt ook dadelijk 27. Dg3, en wel wegens 27. ... Tg2:+, 28. Dg2: (28. Kg2: dan 28. ... De2+, 29. Tf2, De4+), 28. ... Tf I:—j-, 29. Dfl:, Dg6+, 30. Dg2, Dc2: (31. Lf6:? Ddl 4-). Verder vindt 27. Tel:, Tel:-(-, 28. Kf2 thans een ondubbelzinnige weerlegging in 28. ... Te4, 29. Les (toen zwarts koning nog op g 8 stond zou deze wits verdediging afdoende zijn geweest), 29. ... Ke6, 30. h3 (er dreigde Pg4-}-; tegen 30. Dg3 beslist Foreest 4 30. ... Tes:, tegen 30. Df3, Dh4 + , 31. Dg3, Tf4:—j— en Pe4+)> 30. ... Dh4 + , 31. Kgl, Phs met verovering vaneen pion bij voortdurenden aanval. Ten slotte is ten opzichte van de variant welke met Lf6: begint (vorige aanteekening) de positie van zwarts koning in het algemeen verbeterd. Behalve voorbehoedend werkt de tekstzet ten overvloede ook in offensieven zin. Er dreigt namelijk niet alleen dein den tekst optredende voortzetting maar ook Tg2:-f-, Kg2:, TflKfl: (Dfl: dan Dg6+), Dh2:, Lf6:, Df4:-f- benevens Kf6:. 27. c2—c3 Typische wanhoopszet. Omringd door afgronden heeft wit het overzicht verloren en houdt slechts rekening met 27. ... Tg2:+, 28. Kg2:, Tfl:, waarop hij met de dame terug wil nemen nu het gevaar voor Dhs— is uitgeschakeld. Het is waar dat wit van zijn vorigen zet niet goed de consequentie (het tusschenplaatsen van looper of toren op f2) kon trekken, zie 27. Te2:, Te2:, 28. Lf2 (28. Tf2 dan 28. ... Tel+ en nu na 29. Tfl pionwinst door 28. ... Tflenz., en na 29. Kg2 nog erger 29. ... Pe4), 28. ... Pe4 enz. Maar van de mogelijkheden die wit ten dienste stonden zou het volgt uit de analyse in deze aanteekening en de vorige 27. Lf6: dan toch altijd het minst noodlottig zijn geweest: 27. ... Tg2:-f-, 28. Kg2:, Te2+, 29. Tf2, Tf2:-j-, 30. Kf2:, Dh2:-(-, 31. Kf3, Dhl —j— enz. Wel zij toegegeven dat, op den duur, het dame-eindspel eveneens voor wit verloren moet gaan. 27 Tel Xfl + 28. Kgl Xfl Te2—e4 29. Ld4—es Andere zetten: I. 29. Tf2, Pg4, 30. Les, Ke6; 11. 29. Le3, Ddl+, 30. Kf2, Pg4-j- of ook 30. ... Te6! (dr. van 7. Tal—cl c7—c6 8. Ddl—c2 a7—a6 9. Lfl—d3 h7—h6 10. Lgs—h4 d5Xc4 11. Ld3Xc4 b7—bs 12. Lc4—d3 c6—cs 13. Lh4Xf6 Wat de opening betreft kan, behalve naar de partij Terpstra—van Foreest (pag. ...), worden verwezen naar de theorieboeken, welke iedereen kan raadplegen. Na wits weinig energieken negenden zet (in plaats van 9. Pe4 of 9. a3) heeft zwart zich afdoende kunnen bevrijden. Wit kan dit toegeven en met het oog op de dreiging Lf3: benevens cd4: (verzwakking van zijn pionnenformatie) zelf op c5 ruilen, dus 13. dcs: (in plaats van den tekstzet), 13. ... Pcs:, 14. Tdl gevolgd door e3—e4—es. 13. Pe4 zou wegens 13. ... Das-j-minder sterk zijn geweest. De tekstzet, hoe weinig indruk hij op het eerste gezicht ook moge maken, is niet slecht. Slaat zwart met het paard terug dan kan na 14. dcs:, Lcs:, 15. o—o,0—0, Lb7, 16. e3—e4! van een verbreking van het evenwicht geen sprake meer zijn. 13 Le7Xf6 14. Ld3—h7 + KgB—hB 15. Lh7—e4 TaB—bB F.); zijn niet beter, zooals men ziet. Eenvoudig en doeltreffend. Drie dreigingen, Tf4:—f—, Tel-J- en Tes: beslissen de partij. 30. LesXf6 Te4—el + 31. KflXel DfsXd3 32. Lf6Xg7 Dd3—f3 33. Tg2—g3 Df3—hl+ 34. Kei—f2 Dhl Xh2 + 35. Kf2—f3 Dh2Xg3+ 36. Kf3Xg3 Kf7Xg7 Wit geeft het op daar hij niet tegelijkertijd den h-pion bewaken en het binnendringen van den zwarten koning verhinderen kan. Na zijn romantischen 21 sten zet heeft zwart zich meesterlijk gerehabiliteerd! 9 Gespeeld per correspondentie van 11 October 1933 tot 26 Juni 1934, op uitnoodiging der „Nieuwe Bussumsche Courant”, waarin de partij zetsgewijze werd gepubliceerd. Wit: G. R. D. van Doesburgh. Zwart: jhr. dr. D. van Foreest. „Orthodox” Damegambiet. 1. d2—d4 d7—ds 2. Pgl— f3 PgB—f6 3. c2—c4 e7—e6 4. Pbl—c3 LfB—e7 5. Lel—gs PbB—d7 6. e2—e3 o—o 16: d4Xc5? Thans echter is dit prematuur. Wit moest eerst rocheeren; na de Stand na 20. Pd2Xe4. 16 Pd7Xcs 17. Pf3—d2 Ten einde aan Lc3:-j-, bc3:, Pe4: en aanval tegen wits verzwakte damevleugelpionnen te ontkomen. Op 17. Tdl zou 17. ... Das zijn gevolgd. Laatstgenoemden zet had wit kunnen verhinderen met 17. Dbl (in plaats van den tekstzet) maar dan gaat door 17. ... b4, 18. Pdl, Das een pion verloren. 17 LcB—b7 18. Tel—dl Nog het best speelbaar tegen de dreigingen I Le4: benevens Pd3-|-, en II Lc3: (zie vorige aanteekening). Op 18. ... Lc3: zou nu namelijk 19. Dc3: (19. ... Pe4:, 20. Pe4) kunnen volgen. Zelf zou wit zich na den tekstzet met Lb7: kunnen loswerken. Tenware zwart niet loslaat! 18 bs—b4 In onze dagen zou menig meester de voorkeur hebben gegeven aan 18. ... Das, 19. o—o0—0 (wat anders?), 19. ... Lc3:, 20. bc3:, Pe4: enz. Toch is de „Calabresische” tekstvoortzetting wellicht nog sterker. 19. Pc3—a4 Andere zetten met dit paard zouden zijn beantwoord met 19. ... Pe4:, 20. Pe4:, Le4:, 21. De4:, Das. Op 19. Pdbl ware gevolgd 19. ... Lc3:-(-, 20. Pc3:, Das, maar op alle andere zetten van Pd2 beslist 19. ... Lc3:-j-, 20. bc3:, Le4:, 21. TdB:, TfdB:. 19 PcsXe4 20. Pd2Xe4 (Zie diagram rechts boven). 20 b4—b3ü O, wee! Met gelijktijdigen tegenaanval (21. Td8:? bc2: en wint) schept zwart voor zijn bedreigde dame een schaak! op a5 (21. Db3:, Das schaak, 22, Pe4 speelt, 22. ... Lg2: en wint). Wit kan dit schaak verhinderen met 21. Dcs, maar daartegen geeft dr. van Foreest het volgende koene en beslissende dameoffer aan: 21. ... Ddl:-(-, 22. Kdl:, Le4:, met de afschuwelijke dreigingen ba2: (Ke2, Lbl, Da3, Le7), en: Tbcß benevens Tfdß-|- enz. Wij voegen hieraan de eenige variant toe die in aanmerking komt (21. Dcs, Ddl:+, 22. Kdl:, Le4:): 23. Da3, Tbcß, 24. Pc3, Tfdß+, 25. Ke2 (25. Kcl dan 25. ... Lc3:, 26. bc3:, Tc3:+, 27. Kb2, Tc2+), 25. ... Lc3:, 26. bc3:, Tc3: en wint (27. ab3:, Tc2+, 28. Kei, Lg2:). 21. a2Xb3 Lb7Xe4 22. Dc2Xe4 Ddß—as4 23. Kei—e2 Tusschenplaatsen van den toren zou na 23. ... Tb3: onmiddellijk hebben verloren op grond van de dreigingen I Tb4 en II Tdß, Dc2, Tbd3. En ook 23. Pc3, dat na 23. ... Tb3: eveneens tot verlies van beide b-pionnen behoort te leiden, was niet beter. 23 TbßXb3 24. De4—c6 Er was één andere manier om het paard te redden, t.w. 24. Tal, en daartegen geeft dr. van Foreest 24. ... Lb2: aan, bijvoorbeeld 25. Pb2: rochade ware het evenwicht om en nabij gehandhaafd. Men mag zeggen dat het nalaten van dien gewichtigen zet wit de partij kost. (25. Ta2 dan 25. ... Dbs+, 26. Kf3, Tb4 en eventueel Dhs-f-), 25. ... Tb2:-|-, 26. Kf3, Dd2 en wint. Tb2:-f- den doorslag hebben gegeven. 25 Tb3—b4 26. Thl—al Of: I. 26. Pc3, Tb2:, 27. Tel (27. Pe4 leidt na 27. ... Td2: benevens Tb2 tot afruil van alle stukken waarna pion a6 de beslissing brengt), 27. ... Td2:-|-, 28. Kd2:, Tb2-f-, 29. Kei, Dhs en wint. 11. 26. Pcs, Tc4, 27. Dd6, TdB, 28. Pd7, Tc7. 111. 26. b3, Tb3:, en de geschiedenis herhaalt zich, want zoodra Thl wordt verplaatst volgt Dhs-(-. 26 Das—hs+ 27. Ke2—el Dat de dame niet mag worden tusschengeplaatst wegens 27. ... Dbs-f-en dat de koning niet naar d3 mag uitwijken wegens 27. ... TdB-|-, 28. Kc2, Dfs—( enz. (dr. van Foreest) is duidelijk. Tusschen 27. Kei (tekstzet) en 27. Kfl bestaat geen verschil dat de moeite van het noemen waard is, daar wit na 27. Kfl, Dh2: toch geen gebruik kan maken van 28. g3, zie 28. ... Lb2:, bijvoorbeeld 29. Pb2:, Tb2:, 30. Tb2: (na 30. Tadl forceert wit schaak op bl en wint vervolgens door Dhs+), 30. ... Tb2:, 31. Df3, a5! en wint (soort tempodwang). 27 DhsXh2 28. Tal— a2 Voorkomt verder materiaalverlies. Alternatieven zijn: I. 28. Da 6:? Dh I—, 29. Dfl, Df 1 J— benevens TaB. 11. 28. Tadl, Dhl-f, 29. Ke2, Dhs-j-, 30. K terug, Das, 31. Pc3 (ook 31. Pcs faalt en wel wegens 31. ... Tc4, 32. Dd6, TdB, 33. Pd7, Tc7 en zwart wint onverschillig of wits koning zich op el of fl bevindt), 31. ... Tb2: en zwart wint, weer onverschillig waar wits koning zich bevindt. Bijvoorbeeld (witte koning op fl, staat deze op el dan kan wit meteen opgeven): 32. Pe4, Dhs! respectievelijk 32. Tb2:, Tb2:, 33. Tel (33. Pe4 dan 33. ... Dhs), 33. ... Lc3: 24 TfB—bB Dr. van Foreest behandelt het slot inden stijl van het zoojuist beëindigde deel der partij. Ook 24. ... Lb2: zou natuurlijk correct zijn geweest (25. Dcs, Dcs:, 26. Pcs:, Ta3), evenals trouwens 24. ... Tb4, 25. Dcs, Dcs:, 26. Pcs:, Tb2:-|-, maar een oude houwdegen verkiest de dames op het bord te behouden. De erbarmelijke positie zoowel van wits koning als paard laten zwart ongetwijfeld ruimschoots tijd. 25. Tdl—d2 Verloren is wit in ieder geval. Het gaat nog alleen om de onschuldige vraag: zal zwart de dames op het bord kunnen handhaven en inden mataanval winnen of zal het tot een eindspel (met pion-plus voor zwart) komen? Zoo beschouwd dient de tekstzet wits doel even goed of slecht als 25. Tel zou hebben gedaan, zie 25. Tel, T3b4, 26. Pcs, Tb2:-f-, 27. Kf3, Dd2, 28. Pe4, De2+, 29. Kf3, Les+. Of anders 25. Tel, T3b4, 26. Tc4, Ta4:, 27. Ta4:, Tb2:-f, 28. Kf3, Dd2, en de zwartspeler kan winnen inden stijl welke hem zoo dierbaar is. Tegen 25. Tal zou reeds 25. ... 34. Dh3, f3-f-, 35. Kf3:, Des) en een eindspel met twee a drie pionnen in zijn voordeel (33. ... ef4:, 34. Dh3, Dh3:, 35. gh3:, fe3: enz.). 33 L£6Xes Onder de gegeven omstandigheden nog overtuigender dan 33. ... Tg4 dat, zooals dr. van Foreest opmerkt, eveneens tot winst zou hebben geleid. Wits spel is geruïneerd. Er dreigt Tg4. Op 34. Df3 zou (eveneens volgens dr. van Foreest) 34. ... Dh4! beslissen. 34. Tdl—d2 Dh2—hs+ 35. Dc6—f3 Hierbij kunnen dr. van Foreests aanteekeningen in hoofdzaak worden overgenomen. Hij vermeldt: I. 35. Kf2, Dh4-(- benevens Tc4. 11. 35. Kd3 (of 35. Kfl), 35. ... Dfs-j-, 36. Ke2 (ook als de koning op fl staat zou hij wegens de dreiging Dbl-j- naar e2 vluchten), 36. ... Dq44-, 37. Kd3 (anders Tc4), 37. ... TdB+ enz. 35 Tb4—g4 benevens dameruil en een gemakkelijk te winnen toreneindspel. 28 Dh2—hl + 29. Kei—e2 Dhl—hs + 30. f2—f3 Gaat de koning naar de eerste rij terug dan beslist 30. ... Th4 (door dr. van Foreest aangegeven), bijvoorbeeld 30. Kei, Th4, 31. f3, Thl-f, 32. Ke2 (32. Kf2, Dh4+), 32. ... Tgl enz. Voorts kost zoowel 30. Df3, Dbs+ als 30. Kd3, Dfs+, 31. Ke2, Dg4-|- het paard op a4. De desorganisatie van wits strijdkrachten is hartroerend. 30 Dhs—hl 31. f3—f4 e6—es! Versterkingen! Er dreigt vreeselijk es—e4 en pion f4 kan geen zet doen wegens Tg4. Minder in stijl, maar ook heel goed, zou 31. ... Dbl (32. Pc3, Del) zijn geweest. Wit is quovis modo verloren. 32. Td2—dl Vergelijk nog met 32. Df3, e 4,33. Dh3, Dbl, 34. Ta3 (34. Pc3 dan 34. ... Del), 34. ... Lb2: en wint. 32 Dhl— h2 33. f4Xe5 Nu zou 33. Df3 niet dadelijk tot een catastrofe hebben geleid, ofschoon zwart de aangename keus heeft tusschen voortzetting van den aanval met pion-plus (33. ... ef4:, Wit geeft het op, want er dreigt Tg2:-(- en zetten met den koning helpen niet, zie: I. 36. Kf2, Dh4-(- benevens Ta4:, 11. 36. Kd3, Dg6-f. 111. 36. Kdl, Dhl+, 37. Kc2, Tc4+, 38. Kd3 (38. Pc3 dan mat in twee zetten), 38. ... Dbl-)-, 39. Kc4:, Da2:-(- enz. Zelfs in aanmerking genomen dat zwart al sedert den zeventienden zet, in ieder geval sedert den 24sten ze,t, op een „gewonnen” stand mocht bogen dwingt de beheersching waarmede hij de situatie telkens meester is gebleven bewondering af. 10 Gespeeld per correspondentie van Maart 1934—Maart 1935. Wit: jhr. dr. D. van Foreest als leider van het Bussumsch Schaakgenootschap. Zwart: schaakclub „Turm” te Crefeld. Siciliaansche verdediging. 1. e2—e4 c7—cs 2. Pgl— f3 PbB—c6 3. d2—d4 c5Xd4 4. Pf3Xd4 PgB—f6 5. Pbl—c3 d7—d6 6. Lfl—c4 Niet onverdeeld gunstig. Wel geldt nu 6. ... g 6 als dubieus wegens 7. Pc6:, bc6:, 8. e5, Pg4, 9. Lf4 enz., maar met 6. ... e 6! kan zwart de opstelling van de Scheveningsche variant inzwenken, waartegen de zet Lc4 zeker overbodig moet worden geacht. Vergelijk Euwe: „Openingen”. Reeds inden tijd waarin deze partij werd gespeeld begon de tegenwoordig het meest gebruikelijke zet 6. Lgs (in plaats van den tekstzet) opgang te maken. 6 LcB—d7 enz. op een soort formatie der Sche- veningsche variant hebben aangestuurd dan waren tegen 6. ... Ld7 geen principieele bezwaren in te brengen geweest. Thans echter verschaft wit zich het beste spel volgens het in Euwe, Openingen, geciteerde recept van de partij Kieninger—Engels, 1932. 8. Pd4Xc6 Ld7Xc6 Wellicht moet aan 8. ... bc6:, 9. De2, Lg7, 10. e5, des:, 11. Des:, o—o de voorkeur worden gegeven, ofschoon wit ook dan na 12. Dcs voortreffelijk staat. 9. Lel—gs LfB—g7 9. ... Pe4:? dan 10. Pe4:, Le4:, 11. Dd4. 10. Ddl—e2 De looper op c4 staat heel goed. Nu LfB naar den vleugel is ontwikkeld zou zwart met e7—e6 den dpion onherstelbaar verzwakken, zoodat hij genoodzaakt is toe te laten dat wits paard op d5 verschijnt; hij moet dit paard wel slaan waarna wit zich met e4Xd5 van druk tegen e7 verzekert, eendruk welke door de loopers krachtig wordt ondersteund. 10 o—o 11. Tal—dl DdB—c7 Op 11. ... Das en zelfs 11. ... Db6 hetzelfde antwoord. 12. Pc3—ds Lc6Xds 13. e4Xd5 o—o Op zichzelf geen slecht antwoord, maar blijkbaar wil zwart er alleen voor zorgen dat hij na alsnog g7—g6 niet door Pc6: inde vorige aanteekening genoemd zal worden gestoord. Juist het doorzetten der opstelling g7—g6, waarbij de looper op c4 uitstekend tot zijn recht komt, is geen gelukkige ingeving. 7. o—o g7—g6 Ziedaar dus pas de minder gelukkige ingeving. Zou zwart alsnog met 7. ... a6, eventueel gevolgd door e 6 13 Pf6—d7 Het is merkwaardig dat noch Engels (die inde bovengenoemde partij 13. ... TacB speelde) noch de zwartspelers in het onderhavige geval tot de zoo voor de hand liggende slotsom zijn gekomen dat zwart met pionnen moet oprukken op den vleugel waartegen zijn krachten kunnen worden geconcentreerd. Er kan slechts één plan bestaan waarmede zwart zich op den duur kan handhaven, aangenomen dat handhaven van de diagramstelling uit mogelijk is. Dat plan bestaat in a7—a6, b7—b5 in combinatie met Pf6—d7-—es enz. Bijvoorbeeld 13. ... a6, 14. Tfel, b5, 15. Lb3, TfeB, 16. Le3, Pd7, 17. Ld4, Pes. Ofwel: 13. ... a6, 14. c3, b5, 15. Lb3, Pd7, 16. f4, TfeB, 17. a3, a5! enz. En ook indien wit b7—bs wenschte te verhinderen en daartoe tijd zou besteden aan a2—a4 ware 13. ... a7—a6 niet vergeefs geschied. Bijvoorbeeld 13. ... a6, 14. a4, Pd7, 15. c3, Pes, met allerlei tegenkansen (16. Lb3, b5!, respectievelijk 16. Ld3, TfeB). Het blijkt al spoedig dat de tekstzet geen deel uitmaakt vaneen plan. 14. c2—c3 Pd7—b6 Verspilde tijd. Het had hoe dan ook geen zin, met het paard te manoeuvreeren vooraleer dit over steunpunten kon beschikken. Met 14. ... a7—a6 kon zwart in het goede spoor komen (vergelijk voriqe aanteekening). 15. Lc4—b3 TfB—eB 16. Tfl—el Deze verhooging van den druk is noodig om na Dg4 niet door Dd7, Dh4, e7—es te worden verrast. Tevens bestaat de mogelijkheid, den koningstoren via de derde rij te laten ingrijpen. 16 a7—a6 Nu is deze zet vaneen doelbewuste poging tot tegenactie gedegradeerd tot armzalige voorzorgsmaatregel tegen eventueel La4, bijaldien het paard in arren moede naar zijn vorige plaats, d7, mocht terugkeeren. Het is als het ware een klemmende uitnoodiging aan wits adres om vooral niet langer met aanvallen te wachten. 17. De2—g4 LgT—f6 Er dreigde Dh4 (benevens Tel e3—h3), en daartegen helpt 17. ... Dd7, 18. Dh4, e5, 19. deó: e.p., fe6: niet goed genoeg wegens 20. Db4 PcB (20. ... Pds is beter maar kost na 21. Lds:, eds:, 22. Le3 ook een pion op den duur), 21. Dg4, Kf7, 22. Df3+, KgB, 23. Dh3, Kf7, 24. Dh7:, ThB, 25. Te6: enz. Verrukkelijke variant! Evenmin verdiende het alternatief 17. ... h6 de voorkeur en wel wegens 18. Lel, Kh7, 19. Dh4 mitsgaders Tdl—d3 (dreiging Lh6:). 18. Tel—e3 Aanval zonder compromissen is de veiligste aanval. Trouwens, zulke heftigheden als f2—f4 gaan pas aan de orde komen als het paard zich op e5 dreigt te posteeren. 18 Pb6—d7 19. h2—h4 Typeerend, maar positioneel geen gelukkige gedachte. Zoolang wits lipton op h2 stond zou wit in staat zijn geweest het paard tegelijkertijd veld g4 en veld e5 te betwisten (met h2— h3 en f2—f4). Maar bovendien moest veld h4 voor de dame gereserveerd blijven. Wij behoeven niet na te gaan of wits huiver voor het verzwakken der diagonaal gl—a7 door den logischen zet 19. f2—f4 gerechtvaardigd was of niet. Want die zet kon (zoolang wits h-pion op h2 stond) gerust wachten totdat alle er aan verbonden compromissen of schijn-compromissen waren uitgeschakeld. Met het hoogst plausibele 19. Tdl —el kon wit den druk versterken en zijn stelling had dan, daar het zwart aan ieder tegenspel ontbreekt, strategisch „gewonnen” mogen worden geacht. alleen een beschermer van den koningsvleugel inde doos doet verdwijnen, maar ook het paard de laatste hoop op steunpunten ontneemt. Indien deze pion ooit mocht worden verzet moest hij naar h5 gaan. Op het oogenblik was dit niet goed mogelijk omdat wit kan verhinderen dat de samenwerking met het paard tot stand komt, zoodat de verzwakking van den koningsvleugel zich zou wreken. Zie 20. ... h5 (?) 21. f4 en na voorbereiding (Lc2, Tel , Khl) moet f4—fs den doorslag geven. Maar met 20. ... Pes had zwart een consequente verdedigingspoging kunnen doen. 19 Dc7—cB Het ontgaat zwart te oordeelen naar den tekstzet welke positioneele gelegenheid hem is geboden. De juiste zet was 19. ... h7—hs, waarmede de beoogde verblijfplaats van het paard t.w. veld e5 in zooverre wordt geconsolideerd dat het paard na f2—f4 het niet minder waardevolle steunpunt g4 machtig zou worden. Zie 19. ... h5! 20. Dg3, Pes. Ofwel 19. ... h5, 20. Df4 (verhindert Pes), 20. ... Les! Gaat de dame nu naar f3 dan ontruimt de looper veld e5 voor het paard; gaat zij naar e4 dan volgt 21. ... Pf6 en al naar omstandigheden Pf6—g4—es; gaat zij, ten slotte, naar e2, dan verwerft het paard eveneens eender twee genoemde steunpunten, zie 20. ... Lgs:, 21. hgs:, Pes, 22. Tel, KfB, 23. f4, Pg4, 24. Tf3, f5 met wellicht houdbaar spel, in elk geval met gevechtswaardige stelling. 20. Dg4—e2 Nogmaals wordt zwart de gelegenheid geboden zijn paard actief aan de verdediging te laten deelnemen. Laat ons de omstandigheid dat aan 19. ... DcB ieder effect ontnomen had kunnen worden door het achterwege gebleven antwoord 20. f4, laat ons die omstandigheid vergeten en bij het onderzoek naar de huidige situatie de uitwerking van 19. ... DcB (tekst) vergelijken met die van 19. ... h5 (analyse). Inde analyse bij 19. ... h5, 20. De2 hebben wij gezien dat zwart aan Pes den ruil op g5 moest laten voorafgaan daar hij anders door Lf6:, ef6:, f4 een stuk verloor. Hier zien wij juist het omgekeerde: dank zij de dekking van TeB door de dame gaat dadelijk 20. ... Pes zonder bezwaar. Zelfs is voorbereiding door 20. ... Lgs: foutief daar zwarts dame veld e7 niet meer bestrijkt zoodat wit het postvatten van het paard nog wel met f2—f4 zal beletten. Om vaneen ander verschilpunt tusschen 19. ... DcB en 19. ... h5, t.w. de „Pückstandigkeit” van pion h7 na ruil op g5, nog te zwijgen. zou worden. Nu wit f2—f4 achterwege heeft gelaten had het paard moeten ingrijpen. Zie 20. ... Pes, 21. Tel (21. f4? dan 21. ... Pg4, 22. Tf3 anders gevaar voor Dcs-j- 22. ... h6 enz.), 21. ... KfB en zwart schijnt op den been te blijven, ook al zijnde moeilijkheden des levens nog vele. Velen zouden thans, compromissen of geen compromissen, alsnog 20. f2—f4 hebben geprefereerd. 20 h7—h6? Een afschuwelijke zet welke niet 24 KgB—h7 25. Lh6—e3 Ook op bijvoorbeeld 25. Dhs ware 25. ... ThB gevolgd, zie 26. f4, KgB, 27. fes:, Lg7 met gelijktijdigen aanval op dame en looper. 25 Te8—h8 Tegen 25. ... Kg7 beslist f2—f4 —fs. De tekstzet moet de dreiging Dhs-j- pareeren. 26. f2—f4 Pes—d7 27. Td4—c4 Ook 27. f5 ware allerminst een zachtzinnige manier. Wit kan winnen zooals hij verkiest. 27 Dc8—e 8 27. ... DdB (om Tc7 te voorkomen) dan 28. Dg4, PfB, 29. f5. 28. Tc4—c7 b7—bs 29. De2—g4 Pd7—fB 30. f4—fs Kh7—g7 De lezer vermake zich met voor zichzelve vast te stellen dat geen enkel zwart stuk een verstandigen zet kan doen. Op 30. ... Les ware 31. Ld4 gevolgd. 31. f5Xg6 PfBXg6 Of 31. ... fg6:, 32. Lgs, Df7 (er dreigde Lf6:—j—, Kf6:, Dd4-(-), 33. Tf3. Daar het initiatief ten volle bij wit berust gaat het niet aan een uitspraak te doen zooals: „en zwart maakt remise”. Ditzelfde geldt voor de aanteekening bij 19. ... DcB. Maar zeker is dat zoowel 19. ... h5 als thans 20. ... Pes de manier was om te vechten. Na den onherstelbaren tekstzet kan er bij goed spel geen twijfel bestaan omtrent den afloop. Een geheel nieuw strijdbeeld vaneen meer open karakter ontstaat. Met ferme vegen schuift dr. van Foreest allen tegenstand terzijde. 21. LgsXh6 Lf6Xh4 22. Lb3—c2 Dreigt Dg4 en daarna Lg6:. Op 22. ... Kh7 zou 23. Dhs volgen. 22 Pd7—es Geen nood, het paard staat slechts op twee beenen. De andere twee beenen zoeken steun op g4 maar zullen dien daar nu niet vinden... En zoo zal deze eens zoo ambitieuze draver weldra met f2—f4 naar stal teruq worden gejaagd. 23. Tdl—d4 Lh4—f6 24. Te3—g3 Dreigt f2—f4 en dan Lg6:. Men ziet hoe zwart met zijn twintigsten zet zich het onheil op den hals heeft gehaald vaneen gewelddadige vleugelactie, oorspronkelijk hoogstens overwogen als bijproduct van wits hoofddruk langs de e-lijn. 32. Le3—d4 Ook nu weer was Lgs mogelijk. Het is van ondergeschikt belang: sinds den twintigsten zet is commentaar feitelijk overbodig en verklaart de partij zichzelve. van Foreest 32. Ld4 en niet het alle verzet oogenblikkelijk elimineerende 32. Lgs gekozen. 33. Lc2Xg6 f7Xg6 33. ... TgB dan 34. Lh7, Tg4:, 35. Tg4:, Ld4:-|-, 36. cd4: en wint. 34. Tg3—f3 opgegeven Van dr. van Foreests zijde een zeer karakteristieke partij. CONSERVEN No. 1. Correspondentiepartij, 1881—1882. X ThB—fB. 18. Pf7Xd6-(-, KeB —dB, 19. Pd6—£7+, KdB—eB. Wit: jhr. D. van Foreest. Zwart: J. Bruin Wzn. en jhr. A. E. van Foreest. Schotsche Part ij. 1. e2—e4, e7—es, 2. Pgl—f3, PbB—c6, 3. d2—d4, f7—fs, 4. Pf3 Xes, Pc6Xes, 5. d4Xe5, d5Xe4, 6. Ddl—ds, DdB—h4, 7. Lfl—c4, PgB —h6, 8. LclXhó, Dh4Xh6, 9. o—o, Dh6—c6, 10. Dds—f7+, KeB—dB, 11. es—e6, d7Xe6, 12. Tfl—dl+, LfB—d6, 13. Df7Xg7, ThB—eB, 14. Dg7—gs+, TeB—e7, 15. Lc4—bs, h7—h6, 16. Dgs—es, Dc6—d7, 17. De5—h5, c7—c6, 18. Pbl c3, c6X b5, 19. Pc3X't>s, zwart geeft het op. No. 2. Correspondentiepartij, 22 0ct.1882—26 Aug. 1883. Wit: jhr. D. van Foreest. Zwart: J. Bruin Wzn. en jhr. A. E. van Foreest. Evans ~G a m bi e t. 1. e2—e4, e7—es, 2. Pgl—f3, PbB —c6, 3. Lfl—c4, LfB—cs, 4. b2— b4, LcsXt>4, 5. c2—c3, Lb4—as, 6. d2—d4, e5Xd4, 7. o—o, PgB—f6, 8. Lel—a3, Las—b6, 9. e4—es, d7— d5, 10. e5Xd6, c7Xd6, 11. Tflel-f-, Pc6—e7, 12. Ddl—a4-|-, LcB —d7, 13. Da4—b3, Lb6—cs, 14. Pf3 —gs, DdB—b6, 15. PgsXf7, Db6X b3, 16. Lc4X‘b3, LcsXa3, 17. Pbl 20. Tel Xe7-f, KeßXe7, 21. Tal —el+, Pf6—e4, 22. TelXe4+, Ke7—f6, 23. Te4—f4+, Kf6—e7, 24. c3Xd4, Ld7—e6, 25. Tf4—e4, TfßXf7, 26. Lb3Xe6, Tf7—f6, 27. d4—ds, Ke7—d6, 28. h2—h3, h7— h6, 29. f2—f4, g7—g6, 30. Pa3— c4-{-, Kd6—cs, 31. Pc4—es, zwart geeft het op. No. 3. October 1884, Vereenigd Amsterdamsch Schaakgenootschap. Wit: jhr. D. van Foreest. Zwart: J. Pinédo Azn. en B. J. Meijer in consultatie. Muzio-gambiet. 1. e2—e4, e7—es, 2. f2—f4, eSX f4, 3. Pgl—f3, g7—gs, 4. Lfl—c4. 32 Kg 7—fB Dr. van Foreest geeft na 32. Ld4de volgende variant: 33. Dd4:-j-, KgB, 34. Lg6:, fgó:, 35. De4, Th7, 36. Tg6:-f, KfB, 37. Tgs, Th6, 38. Tfs+, Tf6, 39. Tf6:+, gf6:, 40. Dh4. Waarschijnlijk om der wille van deze boeiende wendingen heeft dr. gs—g4, 5. o—o, g4Xf3, 6. DdlXf3, Pgß—f6, 7. Lc4Xf7+, KeßXf7, 8. e4—es, Lfß—g7, 9. e5Xf6, DdBX f6, 10. d2—d4, Thß—fß, 11. Df3— b3+, d7—ds, 12. TflXfd, Lcß—fs, 13. Db3Xds+, Kf7—g6, 14. g2— g4, Df6—gs, 15. h2—h4, Dgs—e7, 16. h4-—hs—|—, zwart geeft het op. N0.4. Februari 1885 (V.A.S. winterwedstrijd). Wit: J. Pinédo Azn. Zwart: jhr. D. van Foreest. Konings-gambiet. 1. e2—e4, e7—es, 2. f2—f4, eSX f4, 3. Lfl—c4, Ddß—h4+, 4. Keifl, Lfß—cs, 5. d2—d4, Lcs—b6, 6. Pgl—f3, Dh4—hs, 7. d7— d6, 8. Pbl—c3, Lcß—g4, 9. Kfl f2, Pbß—c6, 10. Pc3—e2, Pgß—f6, 11. Ddl—d3, Pc6—b4, 12. Dd3— b3, Pf6Xe4+, 13. Kf2—e3, c7—cs, 14. Lc4—!bs—f-, Lg4—d7, 15. Lb5X d7+, KeßXd7, 16. Db3—a4+, Kd7 —c7, 17. Pf3—e5, csXd4+, 18. Pe2 Xd4, d6Xe5, 19. Da4Xb4, Lb6X d4+, 20. Ke3Xe4, Dhs—e2+, 21. Ke4—fs, De2Xc2+, 22. Kfs—g4. Tweepaardenspel inde na ha n d. 1. e2—e4, e7—es, 2. Pgl—f3, PbB—c6, 3. Lfl—c4, PgB—f6, 4. d2 —d4, e5Xd4, 5. o—o, LfB—cs, 6. Tfl—el, o—o, 7. c2—c3, Pf6Xe4, 8. TelXed, d7—ds, 9. Lc4Xds, DdBXds, 10. Te4—el, LcB—g4, 11. Lel—e3, Lg4Xf3, 12. g2Xf3. 12. ... d4Xe3, 13. DdlXds, e3X f2-}—, 14. Kgl—fl, f2XelD+, 15. KflXel, TfB—eB-f. 16. Kei—fl, TeB—es, 17. Dds—b3, TaB—eB, 18. Pbl—a3, zwart kondigt mat aan in drie zetten. No. 6. Als vrije partij gespeeld 3 September 1885 te ’s-Gravenhage. Wit: jhr. D. van Foreest. Zwart: L. Benima. Muzio-gambiet. 1. e2—e4, e7—es, 2. f2—f4, eSX f4, 3. Pgl—f3, g7—gs, 4. Lfl—c4, gs—g4, 5. o—o, g4Xf3, 6. Lc4X f7+, KeBXf7, 7. DdlXfd, LfB— 8. Kgl—hl, PgB—f6, 9. e4— e5, d7—d6, 10. e5Xf6, LcB—fs, 11. d2—d4, Lcs—b6, 12. Df3XM, LfsXc2, 13. Pbl—c3, c7—c6, 14. Df4—f2, Lc2—d3, 15. Df2—g3. Ld3—g6, Zwart kondigt mat aan in vijf zetten. No. 5. Als vrije partij gespeeld 2 September 1885 te ’s-Gravenhage. Wit: A. J. A. Prange. Zwart: jhr. D. van Foreest. Spaansche Part ij. 1. e2—e4, e7—es, Pgl—f3, PbB— 3. Lfl—bs, PgB—f6, 4. o—o, Pf6Xe4, 5. Tfl—el, Pe4—d6, 6. Pf3Xes, Pc6Xes, 7. TelXes+, LfB—e7, 8. Pbl—c3, c7—c6, 9. Ddl —g4, KeB—fB, 10. Lbs—d3, Le7— f6, 11. Te5—e3, Lf6Xc3, 12. d2X c3, Pd6—eB, 13. Te3—g3, d7—ds, 14. Dg4-—e2, LcB—e6, 15. Lel— g5, DdB—d7, 16. f2—f4, PeB—d6, 17. Dc2—es, f7—f6, 18. LesXf6, g7X f6, 19. DesXfb+, Pd6—f7, 20. Tal —el, TaB—eB, 21. f4—fs. Zwart geeft het op. 16. Pc3—e4, Lg6Xe4. 17. Dg3— g7—)—, Kf7—e6, 18. f6—f7, ThB— 19. Dg7—g4-j-, Ke6—ds, 20. Tfl—fs-}-, Le4Xls, 21. Dg4X fs+, KdsXd4, 22. Lel—e3-f, Kd4Xe3, 23. Dfs—f3+, Ke3—d4, 24. Df3—f4—(—, Kd4—d5, 25. Df4— fs+, Kds—d4, 26. Tal—dl-f, Kd4 —c4, 27. Dfs—e4+, Kc4—bs, 28. De4—d3+, Kbs—b4, 29. a2—a3+, Kb4—a5, 30. Dd3—c3+, Kas—a6, 31. Dc3—c4+. Ka6—as, 32. b2— b4+, Kas—a4, 33. b4—bs+, Ka4— a5, 34. Dc4 mat. No. 8. 2 October 1886 (Vereenigd Amsterdamsch Schaakgenootschap). Wit: jhr. D. van Foreest. Zwart: A. J. A. Prange. Geweigerd koningsgambiet. —1. e2—e4, e7—es, 2. f2—f4, LfB— c 5,3. Pgl—f3, d7—d6, 4. Lfl—c4, PgB—f6, 5. d2—d3, LcB—g4, 6. f4Xe5, Lg4X*3, 7. DdlXf3, d6X e5, 8. Df3—g3, o—o, 9. Lel—gs, PbB—c6, 10. Pbl—c3, Lcs—b4, 11. o—o, DdB—d4+, 12. Kgl— hl, Pf6 —hs, 13. Dg3—g4, g7—g6, 14. Pc3 —ds, Dd4Xb2, 15. Tal--bl, Db2X c2, 16. TblXb4, Pc6Xb4, 17. Pds —e7+, KgB—hB, 18. Dg4Xbs, f7— f6, 19. Pe7Xg6+, KhB—g7, 20. Lgs -—h6 mat. No. 9. 13 October 1886 (Vereenigd Amsterdamsch Schaakgenootschap). Wit: jhr. D. van Foreest. Zwart: van Ham. Fransche Part ij. 1. e2—e4, e7—e6, 2. d2—d4, d7— d5, 3. Pbl—c3, PgB—f6, 4. Lelgs, LfB—e7, 5. Lfl—d3, o—o, 6. e4 —es, Pf6—eB, 7. LgsXe7, DdBX e7, 8. Pgl—f3, c7—cs, 9. h2—h4. g7—-g6, 10. h4—hs, c5Xd4, 11. h5 No. 7. 10 Maart 1886 (winterwedstrijd V.A.S.). Wit: jhr. D. van Foreest. Zwart: I. H. Sohlberg. Kd7—cB. Xg6, f7Xg6, 12. Pc3—bs, De7— b4-j-, 13. Kei—e2, PeB—g7. Stand na 16. Muzio-gambiet. 1. e2—e4, e7—es, 2. f2—f4, eSX f4, 3. Pgl—f3, g7—gs, 4. Lfl—c4, gs—g4, 5. o—o, g4Xf3, 6. DdlX f3, DdB—f6, 7. e4—es, Df6Xes. 8. Lc4Xf7+, KeBXï7, 9. d2—d4, Des Xd4+, 10. Lel—e3, Dd4—f6, 11. Le3XH, LfB—h6, 12. Df3—hs+, Kf7—e7, 13. Tfl—el+, Ke7—fB, 14. Dhs—eB-f, KfB—g7, 15. Lf4— e5, PbB—c6, 16. LesXf6+> PgBX f6, 17. DeB—e2, ThB—eB, 18. De2 —fl, TeBXel, 19. DflXel, d7—d6, 20. Del— g3+, Kg7—hB, 21. Pbl c3, LcB—fs, 22. Tal—fl, Pc6—e7, 23. Dg3—h4, Lh6—g7, 24. g2—g4, Pe7—g6, 25. Dh4—gs, LfsXc2, 26. TflXfó, Lg7Xf6, 27. Dg5Xf6H-, KhB—gB, 28. Pc3—ds, ThB—fB, 29. Df6—e6+, KgB—g7, 30. h2—h4, TfB—f7, 31. h4—hs, Pg6—es, 32. hs—h6-j-> Kg7—gB. Wit kondigt mat aan in drie zetten. No. 12 21 October 1887, Amsterdam. Wit: jhr. D. van Foreest. Zwart: M. Klemantaski. Tweepaardenspel inde nahand. 1. e2—e4, e7—es, 2. Pgl—f3, PbB—c6, 3. Lfl—c4, PgB—f6, 4. d2 —d4, e5Xd4, 5. o—o, d7—ds, 6. e4Xd5, Pf6Xds, 7. Pf3—gs, LcB— 8. Tfl—el, LfB—e7, 9. TelX 14. ThlXh7, TfBXf3, 15. Ld3X g 6, d4—d3+, 16. Ke2Xf3, Db4— fB+, 17. Kf3—g4, DfB—b4+, 18. c2—c4, Db4Xc4-(-. 19. Kg4—gs, Pg7—fs, 20. Ddl—hl, zwart geeft het op. No. 10 16 October 1886 (Vereenigd Amsterdamsch Schaakgenootschap). Wit: jhr. D. van Foreest. Zwart: Mr. G. H. Stolte. Schotsch gambiet. 1. e2—e4, e7—es, 2. Pgl—f3, PbB —c6, 3. d2—d4, e5Xd4, 4. c2—c3, d4Xc3, 5. Lfl— c4, c3Xb2, 6. LclX b2, LfB—b4—j—, 7. Pbl—c3, PgB—f6, 8. o—o, Lb4Xc3, 9. Lb2Xc3, d7— d6, 10. Ddl—c2, LcB—e6, 11. e4— e5, Le6Xc4, 12. e5Xf6, g7Xf6, 13. Tfl—el+, Lc4—e6, 14. Pf3—gs, KeB—d7, 15. Pgs—e4, f6—fs, 16. Pe4—cs-j—, Kd7—cB. (Zie diagram rechts boven). 17. PcsXb7, KcBXb7, 18. Lc3XhB, DdBXhB, 19. Tal—bl+, Kb7—cB, 20. Dc2Xc6, TaB—bB, 21. TblX bB+, KcBX bB, 22. Tel—bl+, KbB —cB, 23. Dc6—aB-j-, opgegeven. No. 11 8 September 1887, Wormerveer. Wit: jhr. D. van Foreest (blind). Zwart: J. J. Smitz en C. van Foreest in consultatie. No. 15 28 Januari 1888 Amsterdam. e 6, f 10. PgsXe6, Dd8—d7, 11. Lc4Xds, TaB—cB, 12. Pe6X g7—j—, zwart geeft het op. No. 13 22 October 1887, Amsterdam. Wit: jhr. D. van Foreest. Zwart: M. Klemantaski. Siciliaansche Part ij. 1. e2—e4, c7—cs, 2. Pgl—f3, PbB —c6, 3. Pbl—c3, e7—e6, 4. d2—d4, c5Xd4, 5. Pf3Xd4, a7—a6, 6. Lfle2, PgB—f6, 7. o—o, d7—ds, 8. e4 Xds, Pf6Xds, 9. Pc3Xds, e6Xd5, 10. Le2—f3, LfB—e7, 11. c2—c4, Pc6Xd4, 12. DdlXd4, d5Xc4, 13. Dd4Xg7, Le7—f6, 14. Tfl—el, LcB —e6, 15. TelXe6_K opgegeven. Wit: B. J. Meijer. Zwart: jhr. D. van Foreest. Tweepaardenspel inde nahand. 1. e2—e4, e7—es, 2. Pgl—f3, PbB —c6, 3. Lfl—c4, PgB—f6, 4. Ddle2, LfB—cs, 5. Pf3—gs, o—o, 6. PgsXf7, TfBXf7, 7. Lc4Xf7+, KgBXf7, 8. De2—c4+, d7—ds, 9. Dc4Xcs, Pc6—d4, 10. d2—d3, b7— b6, 11. Dcs—c3, d5Xe4, 12. d3X e4, Pf6Xe4, 13. Dc3—d3, LcB—fs, 14. Dd3—c4+, Lfs—e6, 15. Dc4— d3, Pe4—cs, 16. Dd3Xh7, Le6—fs, 17. Dh7—hs+, Lfs—g6, 18. Dh5X e5. Zwart geeft in drie zetten mat. No. 16 23 Maart 1887 Amsterdam. No. 14 3 December 1887 (Vereenigd Amsterdamsch Schaakgenootschap). Wit: M. Klemantaski^ Zwart: ' jhr. D. van Foreest. Ween s c h e Pa r t ij. 1. e2—e4, e7—es, 2. Pbl—c3. PgB —f6, 3. f2—f4, d7—ds, 4. f4Xe5, Pf6Xe4, 5. Pgl—f3, PbB—c6, 6. d2 —d4, LfB—b4, 7. Lel—d2, LcB—g4, 8. Lfl—bs, Lg4Xf3, 9. DdlXf3, Dd8—h4-j—, 10. Kei—e2, Pe4>