ljkw3i ljkw3i 14 Een leeswedstrijd dooi* K. Hoeve > 4 Pri|* f 0.25 433.75 Hoev ljkw3i 'dienst boek en jeugd postbus 93054 25Gj9 AB den haag Ja d&te. s&iie. h&oAs nblc 028.91 cvoQ 0,28.91 028.3 Hoev Hoeve, K. Een leeswedstrijd; 3e dr. Amsterdam, Nederlands Jongelings Verbond/afd. Jongenswerk, z.j. 15bBiiz. (Bibliotheek voor jongensleiders; no. 14). Dm het boekverslinden tegen te gaan wordt een wedstrijd in aandachtig lezen opgezet, mede om zo het innerlijk van de jongens te leren kennen. Brochure bevat naast een opzet een aantal beoordelingen door jongens van 12-16 jaar. iens.tl. -• -j v.-' I. Verhaar: Schema’s voor lezin- B. Verhalen Mugge: Stormvloed. Hoeve: Bange Dagen. DIT BOEK IS EEN GESCHENK VAN: KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK 2352 4090 DOOR K. HOEVE NEDERLANDS JONGELINGS VERBOND AFD. JONGENSWERK EEN LEESWEDSTRIJD Naast vele jongens, die niet van lezen houden, staat een nog groter aantal, die ware boekenverslinders zijn. Vier, vijf, zes boeken per week, komt in zulke gevallen vaak voor. Dat door-rennen, dat letters-verslinden, moeten wij niet aanmoedigen, 't Leidt slechts tot grote oppervlakkigheid en holheid. Zulke lezers voelen zich altijd onbevredigd, genieten niet rustig van het mooie boek, dat vóór hen ligt, maar jagen reeds naar het volgende. Kunnen wij, jongensleiders, daar wat aan doen? Laat ons eens zien. We kunnen een leeswedstrijd organiseren. Niet voor hen, die 't meeste lezen, maar die 't aandachtigst lezen. Van de indruk schrijven ze wat op. Eerst iets over: Schrijver, Titel, enz. Dan over de inhoud: wie de hoofdpersoon is; waarom je die bewondert of een hekel aan hem hebt; waar en wanneer het verhaal speelt; enz. ledere week krijgen de jongens een boek mee en iedere week schrijven ze er wat over ineen daarvoor bestemd schrift, dat de Leider hen meegeeft. Dat gaat zo vier, vijf maanden door. Dan worden de schriften ingeleverd en dooreen jury gelezen. Van de prijsuitreiking maken we een bijzondere extra-vergadering. Behalve die oefening in aandachtig lezen, bespeurt een ervaren Leider direct, welk ander groot voordeel hem wacht. De indrukken, die de jongens zullen neerschrijven, INLEIDING. worden vrijwel altijd uitingen, waardoor de jonge persoonlijkheid zich openbaart. Als Leider krijg je kans een verrassende blik te slaan op het innerlijk van je jongens. Ook op hun verstand, op hun vermogen om iets te beoordelen. leder kent wel de moeilijkheid om een oordeel overeen boek van den jongen los te krijgen. „Mooi”, „saai", „lollig”, „fijn” zijn van die altijd weerkerende betuigingen. Als-ie bijzonder genoten heeft, dan stijgt-ie tot „reuzefijn", maar daar blijft 't bij. Vraag geen motivering van het „waarom". Die kan hij niet geven, zo min als de meeste volwassen lezers. Dat niet-kunnen is echter betrekkelijk, is oppervlakkig. Wanneer hij er zich voor gaat zetten, bemerkt-ie, dat er toch wel woorden te vinden zijn om uitdrukking te geven aan die vage gevoelens, waarom een bepaald boek hem heeft aangetrokken of afgestoten. Vatten wijde grote voordelen, verbonden aan zo'n Leeswedstrijd, tezamen, dan vinden we: le. De Leider leert zijn jongens beter kennen. 2e. Een bijzonder nuttig stuk zelfwerkzaamheid. 3e. Oefening in aandachtig lezen, in het werkelijk genie- ten vaneen mooi boek. 4e. Oefening in volharding, in trouw, om vol te houden vier, vijf maanden lang. se. Oefening in nauwkeurigheid, door het precies moeten beantwoorden van bepaalde vragen. DE PRACTISCHE OPZET. De Leider spreekt er op z'n club met warmte over. Van zijn krachtige geanimeerde aanbeveling hangt 't af of er veel deelnemers zullen zijn. Bij een dergelijke wedstrijd, die we zelf eens hielden en waaruit men verderop interessante beoordelingen vindt, gaven zich, na onze geestdriftige aankondiging, even geestdriftig twintig jongens op om mee te doen. Maar onze vreugde werd getemperd door het feit, dat negen van hen het bij de enkele aanmelding lieten en verder niets uitvoerden! Van de overige elf liet nog een na een paar weken, de moed zakken, zodat tien jongens de eindstreep haalden. Als de Leider weet, op hoeveel deelnemers hij werkelijk kan rekenen, dan geeft hij ieder een gewoon dun schoolschrift. Aan de binnenzijde heeft hij een briefje geplakt met de wedstrijdbepalingen. Die kunnen bijvoorbeeld als volgt luiden: Leeswedstrijd. De wedstrijd loopt van November tot April; je kan dus ongeveer 20 beoordelingen schrijven als je iedere week een boek hebt. leder deelnemer, die 10 beoordelingen inlevert, krijgt een verrassing. Voor hen, die het trouwst, het nauwkeurigst en het best de beoordelingen hebben geschreven, wordt een aantal mooie prijzen uitgeloofd! Schrijf zo duidelijk mogelijk. De jury houdt geen rekening met mooi of lelijk schrijven. Ook niet met taalfouten. De jury kijkt er alleen naar, of onderstaande vragen goed zijn beantwoord. Vragen: Vertel heel kort iets van dé loop van het verhaal (minstens 1 bladziide van je schrift). Vermeld bovenaan nauwkeurig: le. Datum; 2e. Schrijver; 3e. Titel en 4e. Nummer van het boek! Wie is de hoofdpersoon? In welk land speelt het verhaal? In welke tijd ongeveer speelt het verhaal? Wat vind je het mooiste gedeelte? Tot zover de bepalingen. De schriften blijven onder berusting van de jongens. Maar men doet goed om halverwege de wedstrijd, dus na ongeveer 2 a 21h maand, de schriften gedurende een week in te nemen. Dan kan de jury alvast enig idee krijgen van wat er gepresteerd wordt en wacht haar niet zoveel werk aan het eind. DE UITWERKING. Wie er iets van weet, hoe moeilijk het zelfs voor vele volwassenen valt, om eenvoudige vragen schriftelijk te beantwoorden, zal er geen grote verwachting van hebben, wanneer jongens dat antwoord moeten geven. Ja, brengt men het zover, dat de deelnemers volharden en de vragen naar Schrijver, Titel, enz. vrij nauwkeurig invullen, dan is dat reeds een resultaat, waarover men tevreden mag wezen. Doch kan men méér bereiken, des te beter. Hieronder vindt men een aantal beoordelingen, geschreven door jongens van 12—16 jaar. Bijna allen schooljongens: lagere, mulo, enz. Naast hetgeen de jongens zeggen, doet men goed met veel aandacht de opmerkingen van den Schrijver te lezen, over de verschillende karaktertrekken, die hij in deze beoordelingen ziet. Deze vielen hem niet moeilijk, daar hij ook de jongens zelf kende. Men leze ze, om een denkbeeld te krijgen hoe men deze stof voor zich zelf, als Leider, het meest vruchtbaar maakt. Dus hoe men zijn jongens, door middel van deze beoordelingen, weer beter leert kennen. Om welke redenen bewonder je den hoofdpersoon of heb je een hekel aan hem? Met enige toelichting omtrent leeftijd, enz. van de betreffende jongens laten wij nu min of meer beknopte aanhalingen volgen. A. Het werk van 4 der deelnemers, allen ongeveer 14 jaar, kwam vrijwel met elkaar overeen. Goed, nauwkeurig werk, doch zonder iets opvallends. We kunnen daarom volstaan met als voorbeeld het oordeel vaneen van hen over Penning's „De Helden van Zuid-Afrika" aan te halen: „De Boeren uit de Kaapkolonie wilden niet langer onder Engels bestuur zijn, zij wilden volkomen vrijheid hebben. Er werd besloten te trekken. Deze trek- of emigrantboeren gingen naar Transvaal en Natal. Een 70-tal boeren, die naar Natal gingen werden door den Zoeloekoning Dingaan vermoord. Zij hadden in opdracht het land te kopen, maar zij kwamen nooit terug. Gedurende de „Grote Trek” werden de Boeren steeds verontrust door de Matabele Kaffers.... De Hoofdpersonen zijn: De familie Kloppers en hoofdzakelijk Dirk. Ik bewonder hen om hun kalme moed, snelheid van handelen en hun scherpe blik. ...” B. Is een 12-jarige. Over Been: „De drie matrozen van Michiel de Ruyter" zeide hij: „Peter is de hoofdpersoon. Ik bewonder hem om zijn doordachtzaamheid, hij was altijd opgewekt en vrolijk, wist zich overal uitte redden en was iedereen behulpzaam. Het le gedeelte speelt te Algiers. Het 2e gedeelte op zee. Het 3e gedeelte in Nederland. Het speelt ongeveer in 1650. De mooiste gedeelten vind ik, als Peter Jeroen vaneen wisse dood redt door aan den Admiraal te vertellen, dat zij Jeroen voor de 2e keer willen ophangen, waardoor de Admiraal naar land gaat en Jeroen redt en het andere mooie gedeelte, dat zij uit de slavernij ontvluchtten." Moed en flinkheid zijnde deugden, die dit kereltje het meest bewondert; liegen is voor hem de grootste zonde. Ondanks echte schooljongens-hanepoten, heel nauwkeurig; een die telkens verbeteringen aanbrengt. C. 13 jaar. In zeker opzicht de merkwaardigste en ongetwijfeld de meest ongewone van de tien. Zijn oordeel over v.d. Hulst: „Zo'n vreemde jongen" volgt hier: „Hoofdpersoon is Hans. Ik vind het karakter van Hans zo mooi, daar hij dat kwartje, dat hij van den dokter gekregen had, in 't kerkzakje gooit. Het was toch zijn kwartje. Hij mocht er toch mee doen, wat hij wilde. Hij had het immers net zo goed kunnen versnoepen! Ja, het was een verleiding voor hem, maar hij heeft hem doorstaan. Het verhaal speelt op het dorpje te A. En wel op de molen. Het speelde ongeveer in 1919. Het mooiste gedeelte vind ik, dat wanneer hij op Kerstavond met zijn moeder alleen thuis is. Ga eens na. Wat is een moeder niet voor een belangrijk persoon uit het leven vaneen jongen. Zou een jongen wel buiten zijn vader of moeder gelukkig kunnen zijn? Hans dan hield ook heel veel van zijn moeder, eigenlijk hield Hans op 't ogenblik van iedereen. Maar nu hij met moeder alleen is, kan hij zijn hart eens geheel uitstorten." En dit over N.N. „Mijn jongen": „Hoofdpersoon Willem. Ik keur het gedrag van Willem af, want hij verwerpt zijn moeder. Die moeder, die helemaal naar hem toekomt om „haar jongen" dan toch maar eventjes te zien. En. . . . als zij dan bij hem komt, dan verwerpt hij haar. Hij voelt zich te hoog om zich met zijn moeder te bemoeien. Hij zet haar gewoon op straat. Het verhaal speelt te Goetenmaas. En in ’t jaar 1910. ’t Mooiste gedeelte vond ik dat, wanneer 't oude mens overreden wordt en zij in het ziekenhuis ligt, haar zoon als dokter haar wil komen behandelen, en toen hij bemerkte, dat het zijn moeder was, hij haar bij zich in huis wilde nemen. Doch toen hij haar thuis had, stierf zij. Ze had te veel geleden. Zo zien wij, dat altijd uitkomt wat een bekend spreekwoord zegt: „Bezin voor men begint.” Wat deze jongen zegt over het kwartje in ,Zo'n vreemde jongen” zullen de meesten wel voelen, maar om het zó uit te spreken! Dat theatraal-artistieke, zou men haast zeggen, duikt telkens weer op. Ergens zegt hij 0.a.: „Hete tranen werden er geschreid”. En dan dat aldoor aandringen op liefde voor de ouders! Hij heeft ongetwijfeld een sterke neiging tot toneelspelen in zich, wat wel de reden zal zijn van zijn onevenwichtig en samengesteld karakter. Z'n ouders hebben veel last op scholen en elders met hem gehad. Gehaat bij de andere jongens. „Hij is zo’n opschepper” zeggen ze. Eigenaardig is dikwijls zijn plaats- en tijdbepaling. Over Mark Twain: „Tom Sawyer", waarin herhaaldelijk sprake is van leven aan en op de Mississippi, inde tijd der slavernij, zegt hij 0.a.: „Dit verhaal speelt te Zetten in het jaar 1919”. D. is een heel andere jongen; 12 jaar. Lagere school. Cervantes' „Don Quichotte” beoordeelde hij aldus: ~De hoofdpersoon is Quixada, een Spanjaard, die door het vele boeken lezen half mal wordt. Hij toog er met een knecht op uit om allerlei avonturen te beleven en noemde zich Don Quichotte. Hij beleefde allerlei avonturen en vocht tegen alles wat hem maar inden weg kwam. Eens vocht hij tegen een ridder die hem versloeg. Door ziekte en verdriet stierf hij. Op ’t eind van zijn leven werd zijn geest weer helder en bad hij, of God zijn ziel in genade wou aannemen, Ik vind het een leuk boekje. Ik bewonder hem niet en heb geen hekel aan hem. Het verhaal speelt zich af inde 16e eeuw in Spanje. Het mooiste gedeelte is, dat Don Quichotte van zijn malheid wordt genezen." Deze jongen weerspiegelt zich het zuiverst van allen in zijn beoordelingen. Hij is nog geheel kind, die zich eenvoudig geeft, zoals hij is en geen houding aanneemt, zoals bij de meeste jongens geheel onbewust het geval is. Hoe openhartig, vrijmoedig, is bijv. dat „Ik bewonder hem niet en heb geen hekel aan hem." Een tikje geestigheid komt nog al eens te voorschijn en sterker dan de anderen bewondering voor hetgeen hij zelf mist. Zo zegt hij over Bernt Lie's „Peter Napoleon”: „Ik bewonder hem, omdat hij zich altijd alleen kon vermaken." E. een 13-jarige. Zijn handschrift is merkwaardig rijp, zodanig beheerst, dat ieder het zeker voor dat vaneen volwassene zou houden. De voor een jongen zeer scherpe ontleding der boeken is opvallend en wijst telkens weer op een verstand, dat zijn jaren ver vooruit is. Toch volstrekt geen ouwelijk kereltje, een boekwurm, 't Is een frisch jong, lichamelijk wat klein voor zijn leeftijd, die behagen schept in gewone jongensstreken. Z'n verstand is ongetwijfeld abnormaal ontwikkeld ten opzichte van zijn leeftijd en lichamelijke toestand. Hij vindt 't bijv. een buitengewoon genoegen, als iemand een poos met hem ineen vreemde taal wil praten. En dat niet om te pronken, maar zuiver vanwege de sport. Het scherpe intellect wil zich gaarne met een ander meten. Maar dat maakt natuurlijk, dat zijn beoordelingen weinig spontaan aandoen, ze zijn onkinderlijk, volwassenachtig. En daarbij dikwijls een eigenaardig onpersoonlijke stijl. Niet: „Ik bewonder hem", maar: „Men kan hem bewonderen". Een typisch voorbeeld van de voor een jongen zeer scherpe ontleding is zijn bespreking van Andriessen: „De Deserteur": „Dit boek is me werkelijk wel een beetje tegengevallen. Het handelt over de Franse overheersing van 1810—1813. Het eerste gedeelte tot aan de helft handelt over de toestanden van het land, net een Vaderlandse Geschiedenisboek met jaartallen en alles erbij. Na het midden wordt er pas van den deserteur gesproken. Niet van zijn vlucht of lotgevallen maar van zijn thuiskomst. Daarna wordt hij door z'n broer inde duinen verborgen, dat is wel het spannendste gedeelte, en de deserteur verdwijnt weer om plaatste maken voor een Vad. Gesch.boek. De hoofdpersoon moet wel Karei, die deserteur, zijn, maar er is van hem, als deserteur haast niets verteld. lemand, die nooit Vad. Gesch. zou hebben gehad, zou het boek misschien een beetje interessant vinden maar, daar het bij de meesten niet het geval is, blijft het een saai boek. Natuurlijk is niet alles zo Vad. Gesch. maar voor een leesboek toch wel een beetje veel." Plaats daarnaast eens wat 8., een jongen met een goed verstand en slechts enige maanden jonger, over hetzelfde boek zegt: „De hoofdpersoon uit dit verhaal is Frans Verschuur. Ik bewonder hem om zijn moedigheid en opbeurendheid. Het verhaal speelt in Nederland. Het speelt in 1811—1813. De mooiste gedeelten vind ik, als Frans zijn broer, den deserteur, bij Teun Pronk brengt, omdat hij daar veilig is en het andere is, als in Den Haag de opstand uitbreekt tegen Frankrijk." F. 15 jaar. Over Gordeau: „Twee jongens" schrijft-ie. ~De hoofdpersonen van dit boek zijn Jan Horsting en Johan Werebout. Jan is een echt type vaneen jongen, die wel goed wil, maar het voornamelijk door slechte vrienden niet kan. Hij slingert dan ook tussen het goede en kwade in. Gelukkig waken le zijn ouders voor hem, die hem zoveel mogelijk helpen, maar dan ook zijn vriend Johan Werebout. Dit is een van die echte vrome, doch daarom helemaal geen saaie jongens, die er zo weinig zijn. Ik voor mij zou me tenminste veel eerder met Jan dan met Johan gelijkstellen. Deze Johan nu, die met zijn moeder zoveel mogelijk over Jan waken, nemen hem o.a. ook eens mee naar buiten n.l. naar Velp. Daar hij nu niets van kwade vrienden te vrezen heeft, gaat het ook heel goed met hem en nog lange tijd daarna doet zich deze invloed gelden. Maar dan komt de Satan weer en langzaam maar zeker dwaalt Jan af. En toch geheel verkeerd gaat het niet met hem, want als hij maar even bij Johan is, die zo echt met hem over de bijbel kan praten, wil hij wel weer goed en ten slotte, als deze Johan helaas sterft (het schijnt dat deze goede jongens het eerst sterven zie „Een Schooljongen” zouden ze te goed zijn voor deze wereld?) houdt hij vol en overwint. Door zijn examen komt hij en zo is de hoogste wens van Vader Horsting ook vervuld, 't Is een fijn boek.” Hier hebben weden jongen, die zich zelf aan zijn lectuur toetst. Ja, hij weet maar al te wel op wien der beide hoofdpersonen hij lijkt. Merkwaardig deze jongen. Bedeeld met grote gaven van verstand op ieder gebied, waar hij iets voor voelt, is hij de eerste en van hart een geboren aanvoerder, heeft hij het innerlijk toch het moeilijkst van allen. Een jongen, die, ondanks zijn veelzijdige begaafdheid, meer dan de anderen de zorg en aandacht van den Leider nodig heeft. Tekenend voor zijn zelfstandigheid (bij G. eveneens) is, dat hij de boeken als een eenheid opvat en dus de gestelde vragen niet achtereenvolgens beantwoordt, maar ze in zijn bespreking verwerkt. Hij heeft dikwijls aardige, tekenende uitdrukkingen, zoals: „alles kwam op zijn pootjes terecht”, „de knal op de vuurpijl wa5...." enz. Dat hij zich overigens nog al voelt bewijst de omstandigheid, dat hij de enige was, die iedere beoordeling vaneen sierlijke handtekening voorzag. G. op kantoor, 16 jaar, is in menig opzicht de tegenvoeter van F. Hij mist diens verstandelijke en artistieke begaafdheid, is evenwel een echt zedelijke natuur, met een voor zijn jaren rijpe en ernstige geest. Van de twee broers in Gordeau’s „Het Meesterhuis van Terhorst" geeft-ie de volgende kenschetsing: „Jan is een stille, rustige jongen; Bob een drukke, vrolijke natuur. Beiden hebben hun goede en verkeerde eigenschappen. Die Bob bijv., die, nu hij onder ’t oog van moeder vandaan is, daar deze voor haar gezondheid weg moet, telkens het spoor verliest en druk bij Eeltink, den smid, loopt, waar hij weinig goeds leert, hoewel hij weet, dat hij daar niet hoort. En Jan, die zich door z'n vrienden laat meeslepen en meedoet, omdat hij bang is uitgelachen te worden.” lets verder: „De schrijver geeft nog een andere figuur, n.l. Geurt, zo'n rustige, zachtmoedige jongen, die wat verder kijkt dan zijn neus lang is, al merk je dat zo niet. Deze jongen kan aan zijn vriend Ab schrijven, dat hij zijn hart aan den Heer gegeven heeft. Hij wordt ziek en overlijdt. ..." En over Lens’ „Rhandense Jongens" 0.a.: „Ik vind het mooie van „Rhandense Jongens*’ dit, dat de schrijver je zo mooi laat zien de schoonheid der natuur. Daartoe dragen ook de illustraties niet weinig bij”. Over Farrar’s „Een Schooljongen”, waar hij evenals F. een grote bewondering voor heeft (dit geldt trouwens voor bijna iederen jongen, die dit boek in handen krijgt) besluit hij zijn bespreking met: „Dit boek moet de wereld in; het is waard door eiken jongen gelezen te worden, omdat elke jongen deze moeilijkheden wel eens in zijn leven ondervindt." Zonder mijn oordeel er over te zeggen, gaf ik aan hem „Stalky & Co.” van Kipling ter lezing, met verzoek ook hierover, hoewel het niet inde bibliotheek was, een oordeel te schrijven. Het is Kipling’s minst geslaagde werk. Vooral de ruwheid in het jongensleven wordt hierin verheerlijkt en begrijpelijk heeft hij voor een schrijver als Farrar grote verachting. In verband met G's bewondering voor Farrar, was ik zeer benieuwd, hoe hij nu op „Stalky & Co.” zou reageren. G. gaf als zijn mening: „Deze Engelse kostschoolgeschiedenis is een van de onbelangrijkste in haar soort, die ik tot nog toe gele- zen heb. Het gehele boek is één verhaal van jongensstreken en woordentwisten; hierbij zijn wel aardige stukjes, als bijv. het verstoppen van de dode kat onder de vloer, doch in doorsnee zit er niet veel in. De schrijver valt in dit boek Farrar's „Een schooljongen” scherp aan, terwijl zijn verhaal bij dat van Farrar niet haalt. De ideaal-jongen, die Kipling zich dacht, staat niet bijzonder hoog." SLOT. Menig Leider staat er wat vreemd tegenover, wanneer hij van iets nieuws hoort. Meent vaak, „dat 't voor zijn jongens toch niets is!" Zulke bezwaren zijn niet anders dan theorie en wel vreesachtige theorie. Helemaal niets zeggen, maar eerst proberen! Als er een flinke Leider achter staat, die de uitwerking ervan weet door te zetten, dan zal men ervaren, dat zo'n Leeswedstrijd een stuk „zelfwerkzaamheid" is, waar de deelnemers veel van leren en waardoor de Leider zijn jongens beter leert kennen! 31. N. N.: De geest van Bakarof. 34 H. Gordeau: Een Kerstfeest onder de dekens. 37 K. Hoeve: Een Slangenavontuur. 41. Leo Tolstoy: Hoeveel land Pacome hebben uxm. 44. N. N.: Gebroken Veder. 47 G. Lenotre: Mathiote. 52 A. S. Reule: ’t Was maar een wilde. 56. A S. Reule: De jonge landverhuizer 59. Leo Tolstoy: Waar liefde is daar is God. 63. Leo Tolstoy: De kleine kaars. 68. F. H. Cheley: De zwarte beer. 65. A. S. Reule: Een gevaarlijkt rit. 74. N: N.: Twee Verhalen. 78. Leo Tolstoy: De twee Grijsaards. 83. G. Schrijver: Gods Boodschap. 88 L. Hodgkin: Sterke Vleugelen. 94. N. N.: De man met den vinger. 98. A. J Hoogenbirk: Verdreven. 103. Ed. de Amicis: De kleine Florentijnsche Schrijver. 106. A. Schmidtheiiner: Vrede op aarde. 38. A. Koutstaal: De mislukte Voetbalmatch. Min. afname 9 ex. 43. G. Smorenburg: Be wraak der Opperhoofden. Min. afname 8 ex. 49. C. v.d. Slikke: De slimme Huisknecht. Min. afname 8 ex. 53. C. A. de Bruyn: De ridders van het Beukenbos. Min afname 12 ex. 60. A. Hjnse: Een avond bij den Schoenmaker. Min. afname 7 ex. 62. Molière: De bedrieger bedrogen. Minimum afname 5. ex. 69. B. J. J. R. Walrecht: De Stamboom. Min. afname 6 ex. 73. J. B. v.d. Linde & E. Zorgman: De gestolen—dtvinding. Minimum afname 7 ex. Tl. C. A. v.d. Slikke: Aan het loket. Minimum afname 3 ex. 81. M. C. Fallentin: Gerrit Groeigraag. Min. afname 8 ex. 86. A. van Minnen: De slimme Arabier. Minimum afname 9 ex. 93. Louis S. Bruil Jr.: Zeven Avonturiers. Min. afname 10 ex. 99. R. Klazes: De Dierentemmer. Min. afname 5 ex. 104. J. Bruinsma: De Vrek. Minimum afname 7 ex. D. Voordrachten, en*. f"Cf Samenspraken | 4. W. Broos: Avonturen van de Jonge Zwervers. Min. afname 7 ex. 12. D. A. den Duik: De Kampjongens. Minimum afname 10 ex. 119. Graas kamp & Braakman: Een jongensrechtspraak. Mln. afname 10 ex. 22. G. Smorenburg: De blanke verkenner. Min. afname 7 ex. 27. A. Koutstaal: Er ingevlogen. Min. , afname 8 ex. 32. W. -Broos: Oprichting van Fietsclub „De groote Beer'’. Minimum afname 7 ex. 33. M. C. Pallentin: Kookles. Min. afname 3 ex. 16. K. Hoeve: Feestavonden A. 17. K. Hoeve: Feestavonden B. 46. K. Hoeve: Feestavonden C. 87. K. Hoeve: Feestavonden D. 105. K. Hoeve: Feestavonden E. 110. K. Hoeve: Feestavonden F. 111. K. Hoeve: Feestavonden G. 25. K. Hoeve: Voordrachten})., 1. 29. K. Hoeve: Voordrachtenb-, 11. 36. K. Hoeve: Voordrachtenb. 111. 45. K. Hoeve: Voordrachtenb., IV. 54. K. Hoeve: Voordrachtenb., V. . 64. K. Hoeve: Voordrachtenb., VI. 70. K. Hoeve: Voordrachtenb. VII. 76. K. Hoeve: Voordrachtenb., VIII 85. K. Hoeve: Voordrachtenb., IX. 96. K. Hoeve: Voordrachtenb., X. 102. K. Hoeve: Voordrachtenb., XI. Prijs van alle deeltjes ƒ 0.25 of ƒ.035, naar gelang van dikte. 18.000.891 Leest het LeiöeßS ORQAAn het vakblad voor onze Jongensleidersl indien nog onbekend vraagt proefnummer – aan Bondsboekha,nde! Singel 58, Amsterdam (C.) DRUKKERIJ C. C.Calu NOAO ;