PRINSES v^ÜÜLIANA VERLOOFD] BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT 2945 383 8 136 * /Jc.u Vak 129 VERLUCHT MET 42 FOTO'S TEKST VAN C. MORTIMER DERDE DRUK ULTGfAVE VAN BOSCH & KEUNING TE BAARN PRINSES JULIANA VERLOOFD 1 H.K.H. JULIANA LOUISE EMMA MARIA WILHELMINA PRINSES VAN ORANJE-NASSAU, HERTOGIN VAN MECKLENBURG. Z.H. BERNHARD LEOPOLD FRIEDRICH EBERHARD JULIUS KURT KARL GOTTFRIED PETER, PRINS VAN LIPPE—BIESTERFELD. LIBELLEN-SERIE Nr. 50. Zon op Oranje Foto Zieglcr. Foto Ziegler. Prins Benno bij zijn modder. Prins Benno bij zijn vader. JEUGD-IDYLLES uit het leven van onzen Prins Bernhard. 1. Het familieslot „Reckenwalde" nabij de Duitsch Poolsche grens. 3 en 4. Schilderachtige plekjes uit Oud-Detmold, waar het stamslot der familie staat. 2. Het slot te Detmold. Prinses Armgard, moeder van onzen Prins Bernhard. Wijlen Prins Bernhard van Lippe-Biesterield, vader van onzen Prins Bernhard. Rechts: De grootvader van onzen Prins Bernhard, met zijn dochtertjes. Links: De grootmoeder met haar zoontjes,waarbij de vader van onzen Prins. Prins Bernhard met zijn ouders en zijn broer Ernst Aschwin. Prinses Juliana in Zeeuwsch costuum. Prins Bernhard op 14 jarigen leeftijd Vader en moeder voor het familieslot. Prins Bernhard voor het familieslot. Prins Bernhard en zijn vader op de morgenwandeling. Prinses Juliana met haar vriendinnen op de wandeling. Prins Bernhard aan het werk Prinses Juliana bij een zitting van het Nationaal Crisis-Comité. De familie van den aanstaanden Prins-gemaal van Prinses Juliana. Links staande zijn broer Prins Ernst Aschwin en zijn vader Prins Bernhard. Verder van rechts naar links: Prinses Carola, Prins Julius van Lippe—Biesterfeld, Prinses van Saksen—Meiningen en Prinses van Mecklenburg. Zittend in het midden de vorst en de vorstin van Lippe. Prinses Armgard, de moeder van den Prins, in haar kamer. Zooals het nog kort geleden was. Prinses Juliana op historischen grond (Nieuwe Kerkte Delft). De blijde inkomst. Foto Piet Marée. Foto Piet Marée Dat houden we n00it.... Zouden ze op het balcon komen? De millioenen, wier gedachten bij Koningin en Prinses hebben verwijld gedurende de moeilijke jaren, die Nederland sedert dien heeft doorgemaakt, ondervonden opziende naar haar voorbeeld van plichtsbetrachting, duidelijker en warmer dan ooit de liefde en het ontzag, die hun hart bevatte voor deze twee vrouwen. Een liefde, die aan innigheid nog had gewonnen; eens temeer had men zich rekenschap gegeven van den wonderen band, die door vier eeuwen heen is blijven bestaan tusschen Nederland en Oranje, die elkander gemaakt hebben tot wat ze zijn, en de gedachte, die men ontwend was, kwam bij menigeen op: hoe is het mogelijk, zich Nederland te denken zonder Oranje. Weer, zooals voor veertig jaar, lag het lot van het Huis en wellicht van het Koningschap in Nederland in handen van twee edele vrouwen, Moeder en Dochter. Geschraagd door het vertrouwen van hun volk, geleid door vast geloof, gedreven door liefde en handelend met het wijze oordeel, dat nimmer een Oranje ontrouw is geweest, blijven Zij in ons midden, die ons het symbool zijn van wat er aan edels onvergankelijk is in onzen Nederlandschen aard. Welkom, jonge prins. Een blijde gebeurtenis. Er valt licht op het leven van het Vorstelijk Gezin. De vlaggen wapperen inden frisschen Septemberwind. De luiken zullen opengaan, er zal feest worden gevierd inde koninklijke paleizen en in alle huizen van Nederland. In oprechte vreugde zullen duizenden op balcons en voor de ramen staan om hun trouw en vriendschap aan te bieden aan den Prins, wien Prinses Juliana de hand wil reiken voor het leven, prins Bernhard van Lippe Biesterfeld, wien Zij waardig keurt haar leven te deelen en dien wij eens, wanneer Zij den troon zal hebben bestegen, aan hare zijde zullen zien staan. Nog kent Nederland den jongen vorst niet van nabij; men kan waarlijk van ons volk moeilijk zeggen, dat het blindelings zijn vertrouwen wegschenkt, aan wien ook, nog zoo hoog verheven, die niet door zijn gedrag uit en te na bewezen heeft, het meer dan Oranje en Nederland. Prinses Juliana verloofd! Het zijn blijde dagen voor Nederland. Van ganscher harte kan ons volk weer in vreugde medeleven met het Huis van Oranje en juichen, nadat het, slechts twee jaren geleden, gebogen in droefheid mede het smartelijk verlies heeft ondergaan, waardoor het Vorstelijk Gezin werd getroffen. Het overlijden van H. M. de Koningin Moeder en weinige maanden later het heengaan van den Prins. waard te zijn; het is gastvrij en gul, maar het oordeelt scherp en nuchter. Het heeft zijn vorsten niet gespaard, en het geheim van het vertrouwen en de aanhankelijkheid, waarmee het hen steeds weer heeft beloond, ligt voor het grootste deel daarin, dat zij allen, Prins Willem en zijn schitterend nageslacht, de Koningen en Koninginnen, een voor een hebben uitgemunt in voortreffelijke deugden van gemoed en verstand. Bij dit volk staat niemand hoog, die er niet rechtens staat en na een scherp examen. Niemand is meer bevoegd dit strenge oordeel uitte spreken dan Hare Majesteit. Dat Zij, die in zaken van gewicht nimmer het ontwijkende compromis gekend heeft, en wier persoonlijke leven elkeen tot onbereikbaar voorbeeld strekt, Haar goedkeuring heeft gehecht aan de keuze, die het hart aan het prinselijk tweetal heeft voorgezegd, is een waarborg zoo volkomen, dat ons niets rest, dan onvoorwaardelijk de taal van de innemende trekken van den jongen prins te gelooven en een edel goed, dat dierbaar is aan ons volk, het persoonlijke geluk van onze Prinses aan zijn liefde en tact *oe te vertrouwen. Feest in Nederland. Onze Prinses. Van de wieg af, ja reeds voor de geboorte, gold haar de toegewijde hartelijkheid van Nederland. Zooals eens, in 1880 de blijdschap bij de geboorte van Wilhelmina evenredig was met de voorafgaande rouw en de vrees, dat met de zonen van den Koning de toekomst van de dynastie verloren was, zoo was in 1909 de vreugde, toen, na dagen van groote spanning de, eindelijk officiëele, mededeeling kwam dat er een prinses geboren was, te uitgelatener na de jarenlange bezorgdheid, dat het huwelijk der koningin kinderloos zou blijven. Velen zullen zich de spanning der laatste dagen van April 1909 nog herinneren. Een Haagsch journalist van naam heeft later zijn indrukken uit de laatste uren van angstig en hoopvol wachten weergegeven: „In dien nacht ging niemand van ons naar bed. De pers, uit het eigen land en uit alle streken der wereld bijeen, wachtte. Zij wist, zij was gewaarschuwd. Van uur tot uur wachtte zij in nerveuze spanning. Zoo af en toe kwam een hofdignitaris een gesprek aanknoopen. Midden inden nacht, om drie uur, werd den journalisten een souper aangeboden. De pers-van-alle-landen, 's nachts om drie uur, soupeerend in het Koninklijk Paleis, wachtende op het Oranje-Kind..., En inde duisternis, buiten inden laten avond, inden valen nacht en de bleeke morgenstemming stond volk. En op de bank, aan den voet van den ouden kastanjeboom, zaten menschen En de Zwijger stond en staarde...." Om zeven uur 's morgens ging de deur open van het journalisten-vertrek Inde Tweede Kamer, die denzelfden morgen bijeenkwam, besloot de Voorzitter Jhr. Mr. Roëll zijn redevoering met een bede: Geve de Almachtige, dat deze Oranje-telg, indien zij eenmaal tot den troon harer vaderen mocht worden geroepen, moge zijn toegerust met al die gaven en eigenschappen van hoofd en hart, die haar alleen zullen kunnen in staat stellen, om de duurzame liefde van haar volk te bezitten, welke ook door Koningen niet wordt geërfd, maar verworven, en daardoor gesterkt, onder hoogeren zegen, in overeenstemming met de traditie van haar geslacht, zich van de hooge, doch zware plichten, haar aldus opgelegd, tot heil van ons gemeenschappelijK vaderland te kwijten." Al is ons Prinsesje nog zoo klein ... Eigenschappen van hoofd en hart. Traditie van haar geslacht. Aan beide is de uiterste zorg besteed, met zooveel liefde en verstand, dat de gelukkige inborst van het prinsesje, als eenig kind en als eenig vorstelijk kind in haar omgeving, in dubbel opzicht in exceptioneele omstandigheden geplaatst, zich heeft ontplooid tot het harmonische, bij gepasten ernst zoo blijmoedige karakter, ons allen, al was het ook slechts uit anecdotes, zoo zeer vertrouwd. Zelf heeft de Koningin het prinsesje opgevoed, in letterlijken zin; het was haar verlangen de zuigeling zelf te voeden. Alle zorgen van het moederschap, dat op zichzelf het leven van menige vrouw meer dan te vullen pleegt, heeft zij gedragen, tegelijk haar koninklijken plicht vervullend met een onderbreking van slechts luttele dagen. Ook later heeft de Koningin de opvoeding in alle opzichten geleid en nauwgezet gadegeslagen. De voornaamste les heeft zij haar dochter echter zelf gegeven, een levend voorbeeld van plichtsbetrachting en waardige eenvoud had niemand anders voor het koningskind kunnen zijn. In woorden, die, in tegenwoordigheid van ettelijke gasten gesproken, openbaar zijn geworden zou eens de Koningin zelf uitdrukken, door welke beginselen de opleiding van Juliana voor haar taak werd bepaald. Op 30 April 1927, toen de Prinses den haar door de grondwet gestelden termijn van „Mijne Heeren", zeide een dignitaris „ik kan U mededeelen, dat er een prinses is geboren." Een paar minuten later had het bericht alle redactiebureaux ter wereld bereikt. Plechtigheden, geschenken, gelukwenschen, volksfeesten volgden.... Waar men kwam, het was al Oranje. Wimpels, mutsen, zakdoekjes, illuminatie. Op zulke dagen kan Nederland buiten zichzelf zijn van uitgelaten vreugde. meerderjarigheid had bereikt, sprak de Koningin op den galamaaltijd te harer eere de volgende woorden. „De gelukkige jaren van Uw opvoeding en aanvankelijke vorming behooren thans tot het verleden. Echter kan hiermede door U het tijdperk van studie niet worden aigesloten, integendeel, gij zult U nog verder voor de U wachtende taak willen en moeten bekwamen.... ..als ik denk aan het schoone, volle leven met zijn groote verantwoordelijkheden, dat U wacht, te midden waarvan gij de kunst zult moeten leeren verstaan U wezenlijk gelukkig te gevoelen, onverschillig onder welke omstandigheden, dan gaan mijn gedachten terug tot Uw prille jeugd, waarin wij reeds het verlangen U één te voelen en mede te leven met anderen mochten beluisteren. Zij het U gegeven altijd weer te vinden die diepere eenheid, die alle menschen samenbindt, die gij steeds gezocht hebt, en te leeren anderen en U zelve te begrijpen en U in te leven in het tijdperk, dat voor U ligt; U zoo het vertrouwen waardig te maken van Uwe tijdgenooten en bovenal van Uw dierbaar volk, aan welks geluk en welzijn ge eenmaal geroepen zult zijn Uw beste gaven en krachten te wijden.... Een gelukkige jeugd Juliana heeft er een gehad, waarvan getuigen tallooze verhalen van leeraren en speelgenootjes. Zij leerde goed en graag; een leerares vertelde later, op den dag toen de prinses ineen plasregen de onthulling vaneen monument voor Jan Ligthart had bijgewoond: tot Ligtharts vrienden hoorde ook Juliana. Zij heeft het gewone lagere schoolonderwijs gehad, dat alle Nederlandsche kinderen krijgen. Toen de prinses den leerplichtigen leeftijd had bereikt, raadpleegde Hare Majesteit Ligthart en wandelde alle klassen door van de School aan de Tulingstraat. Er werd naar dit voorbeeld een klasje samengesteld voor Juliana, die volkomen als gelijke van de andere kinderen behandeld werd. Zij kon boos en verdrietig worden, wanneer bij het uitgaan van het schooltje iemand haar voorrang wilde geven. Eerst moesten de vriendinnen in hun manteltjes geholpen worden. Cijfers en rapporten, net als elk kind liep ze verheugd ermee naar de ouders, want zij konden gezien worden! Moest Juliana met haar ouders uit, zoodat zij schooluren had gemist, dan moest zij het verzuimde later inhalen, op uren, dat andere kinderen vrij hadden. Wel kon het kleine meisje dikwijls verlangen naar eenvoudige pretjes, als bijvoorbeeld een ritje inde tram. Inde auto touren was een geliefd uitgangetje, maar dikwijls ontsnapte haar een zinnetje als „Het moet in zoo'n tram toch ook wel leuk zijn! Maar een tramritje heeft langen tijd lot de onbereikbare wenschen behoord, omdat de onbescheiden hartelijkheid van het publiek het onmogelijk maakte. Het schijnt, dat veel later, inde Leidsche studietijd het jeugdideaal zijn verwezenlijking gevonden heeft. Altoos was de belangstelling van Juliana in hoofdzaak uitgegaan naar de letteren. De keuze van college's welke zij ging volgen en van de afgelegde tentamina was overeenkomstig deze voorkeur. De studie werd ernstig opgevat, een vast plan behoefde echter niet gevolgd; het was, zeide de promotor, „een program, niet van vakwetenschap, maar van wetenschappelijke ontwikkeling, gericht op begrip van beschavingsverschijnselen." Behalve vakken, die onmiddellijk verband hielden met haar toekomstige bestemming, zooals Staats- en Volkenrecht, Oud-Nederlandsch en Indisch adat-recht, werden nog verscheidene andere college's voor korter of langer tijd door de Prinses bezocht, als geschiedenis der godsdiensten, algemeene geschiedenis bij Huizinga, Nederlandsche letterkunde bij Albert Verwey, Germaansche Mythologie, Slavische letterkunde, het Zuiderzeevraagstuk en altijd zoo, dat, om weder de promotietoespraak aan te halen „de professoren aandachtiger hoorders niet hebben gehad." In haar woning werd een veertiendaagsche dispuutavond gehouden onder leiding van prof. Huizinga, waarvan deze verklaarde, dat de Prinses hem menigmaal had doen ondervinden, hoe goed men tegenover haar op zijn hoede moest zijn om niet met zichzelf in tegenspraak komen. „Maar", voegde hij erbij, „Uw oordeelwas steeds doorstraald door de warmte vaneen zacht en zuiver gemoed. Aan Uw oordeel had het hart steeds deel." Den 31sten Januari 1930 werd de prinses, ook op grond vaneen reeks tentamina het eeredoctoraat inde Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte verleend. Een promotie-diner ten Paleize besloot op traditioneele wijze de studiejaren van de jeugdige doctor. De officieele plichten, die de prinses ook voordien niet had verzuimd, werden thans steeds menigvuldiger. Inde jaren, dat zij het hooge ambt van kroonprinses bekleedt, hebben wij ervaren, dat Prinses Juliana haar arbeid niet alleen met ernst maar vooral met haar volle hart verricht. Een van de belangrijkste functies, die zij op zich heeft genomen is wel het voorzitterschap van het Roode Kruis; aan wiens zorgen zou dit instituut, dat door het De middelbare studies, die de Prinses van uitnemende leermeesters had genoten aan de Leidsche hoogeschool, die door zulke schoone en aloude tradities aan het huis van Oranje verbonden is, voort te zetten is haar eigen wensch geweest. Niet inde eerste plaats is de tijd doorgebracht te Katwijk, waar zij haar intrek nam, voor haar vorming van groot belang geweest om de gelegenheid, die zij hier voor het eerst vond om, buiten den kring der familie, uiting te geven aan de behoefte zich spontaan te gedragen, en om een groote mate van zelfkennis, die niet beter dan door ongedwongen omgang met kameraden, verworven kon worden. werk van Haar Vader is geworden tot de heilzame instelling die wij kennen, beter toevertrouwd zijn dan aan deze jonge vrouw, wier taak het steeds zal zijn een element van vrede te brengen inde verschillende vormen van strijd, die ook ons volk niet bespaard kunnen blijven. De tallooze plechtigheden, die zij heeft moeten bijwonen, het werk aan het Crisis-comité, de zittingen van den Raad van State en buitenlandsche reizen, zooals die naar de Koloniale Tentoonstelling te Parijs in 1931 hebben de Prinses metterdaad gemaakt tot wat zij krachtens haar geboorte is: de eerste onderdaan van de Koningin en dienares van den Staat. Zij drukt de voetstappen van haar voorouders, die dit op hun beurt allen reeds hebben gedaan. Frederik Hendrik liet bij de geboorte van zijn zoon Willem aan de Generale Staten melden „datter een dienaar van Haer H.M. was gebooren, die sijn Voorouders voetstappen soude naervolgen." Voorouders: Frederik Hendrik, Willem de Zwijger, Juliana van Stolberg. Het is naar deze sterke en edele vrouw, stammoeder van de stadhouders en van de Koningin, toeverlaat en moeder van den eersten prins, dat prinses Juliana genoemd is. Vier van haar zonen, haar bezittingen, haar huiselijk geluk, heeft zij geotterd om de zaak der Nederlanden te steunen. Haar offer is niet vergeefsch geweest. Zulk een naam weegt zwaar, verplicht tot veel, tot alles. Moge de prinses uit dezelfde bron als de eerste Juliana de kracht putten om deze plichten te dragen, terzijde gestaan dooreen prins, die helder en onbevooroordeeld van geest, bezield door de liefde voor zijn gemalin en oprecht verlangende het vertrouwen van haar volk te winnen, met het enthousiasme zijner vijf en twintig jaren zijn geheele wezen in dienst zal stellen van onze nationale gemeenschap. Het volk van Nederland kan slechts hopen, dat zijn persoonlijke gaven den prins den weg zullen vergemakkelijken tot een zuiver inzicht en eerbied voor de waarden, tot een juist begrip van de bijzondere gebreken die ons erfdeel uitmaken en dat hij, opgenomen inde sfeer van ons Koningshuis de moeilijke taak die hem wacht zal vervullen met iets van die volstrekte toewijding, die wij gewoon zijn geraakt van onze vorsten te aanvaarden als de natuurlijkste zaak ter wereld. De blijde Verloving. De dagbladen hebben in ruime mate uiting gegeven aan de gevoelens van vreugde, die in millioenen harten speelden bij het vernemen van de mededeeling, door den particulier secretaris van H. M. de Koningin op Dinsdag 8 September 1936 gedaan Peter van Lippe Biesterfeld. Die vreugde is spontaan en natuurlijk. Even oprecht als twee jaar geleden de heele bevolking de rouw heeft ondervonden die het Huis van Oranje omgaf, welde thans blijdschap op, toen men vernam, dat nieuw geluk was gekomen in het leven van de jonge vrouw, die eens den troon der Oranje's zal beklimmen. Foto's, die weldra overal te zien waren toonden het verloofde paar ineen stemming van zoo onmiskenbaar geluk, dat ieder zien kon: deze verloving is gebaseerd op wederzijdsche liefde. De Koningin heeft er prijs op gesteld zelf voor haar volk te getuigen van haar instemming met de keuze van haar dochter. Zij deed dat ineen radiotoespraak tot Nederland, Oost en West, waarvan wijden inhoud ook hier willen bewaren: Rede van H. M. de Koningin. Ingezetenen van alle deelen des rijks. De bladen hebben u gisteren de blijde tijding kond gedaan van de verloving Mijner dochter met Prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld. In groote en beslissende oogenblikken in Mijn leven en in dat der Mijnen, gevoel ik Mij meer dan ooit met u nauw verbonden, dank zij uw innig medeleven met ons in lief en leed. Het is voor Mij daarom een diep gevoelde behoefte in dit gelukkig oogenblik, waarop ik, vergezeld van het van blijdschap stralend verloofd paar, voor den zender sta, enkele woorden tot u te richten, opdat gij in ruime mate zoudt kunnen deelen in onze vreugde. Ik kan u niet zeggen, hoe dankbaar ik ben, dat deze verloving eene is, die uitsluitend berust op beiderzijdsche genegenheid, de beste waarborg voor eene gelukkige toekomst. Het is mij eene voldoening, hieraan te kunnen toevoegen, dat ik de keus Mijner dochter van harte toejuich en eene alleszins verstandige acht, gezien de goede eigenschappen, die mijn aanstaande schoonzoon bezit. Ofschoon hij onlangs eerst den leeftijd van 25 jaar bereikte, heeft hij blijk gegeven, een degelijk en hard werker te zijn. Aanstonds na voltooiing van zijne studie inde rechten in zijn vaderland heeft hij werk gezocht en gevonden op economisch gebied. aan den regeeringspersdienst: Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana heeft zich verloofd met Prins Bernhard Leopold Friedrich Eberhard Julius Kurt Karl Gottfried Een jaar geleden werd hij te werk gesteld en het lag inde bedoeling, de daar aangevangen arbeid en studie te Amsterdam voort te zetten. Zijn verloven gebruikte hij voor buitenlandsche reizen tot verdere ontwikkeling en bezocht o.a. Nederland en Marokko. Waar het slechts Mijne bedoeling is, het verloofde paar bij u in te leiden, wensch ik d i t thans aan het woord te laten komen. Ik besluit met den uit het hart opwellenden wensch, dat Juliana en Bernhard door het smaken vaneen groot eigen geluk in ruime mate de kunst mogen verstaan, anderen gelukkig te maken en tot zegen te zijn en veel, zeer veel voor ons volk in al zijne geledingen te kunnen doen. Daartoe sterke hen God. Ik heb gezegd. Thans geef ik het woord aan Juliana. Toespraak van Prinses Juliana. Hoe kan ik u beschrijven, wat een blij moment het voor mij is, u mijn verloofde voor te kunnen stellen. Ik ben heel gelukkig, nadat wij elkander inden loop van dit jaar in alle stilte heel goed hebben leeren kennen. Het eerst ontmoetten wij elkaar inde wintersport, daarna herhaalde malen hier in het land, ten slotte onlangs inde bergen. Geleidelijk aan zijn wij het samen „eens" geworden en wel zeer e en s. Nu wij vanuit deze stilte plotseling gekomen zijn inde feestvreugde te onzer eere gisteren nog geheel onopgemerkt rijdend naar mijn ouderlijk huis nu maken wij uren mee, die onder de mooiste van ons gemeenschappelijk leven gerekend zullen blijven. Wij staan verrast en overweldigd door wat ons hier opwachtte en ik dank u bij dezen hartelijk voor dit alles en tevens voor mijn deel van de tallooze schriftelijke en telegrafische gelukwenschen en het paradijs van bloemen, dat wij hier gevonden hebben, en wat sindsdien nog steeds aangegroeid is. Mijn verloofde wil zich eerst nog eenigen tijd rustig wijden aan de studie van ons land en zijn overzeesche gewesten en die, geleid door zijn persoonlijken aanleg, speciaal van de economische zijde aanvatten. Wij zijn zoo gelukkig en ontvangen zooveel blijken van hartelijk medeleven, dat onze grootste wensch is, zooveel mogelijk geluk te verspreiden, waar wijde mogelijkheid zullen vinden, dit te doen. Thans zal Bernhard eenige woorden tot u spreken. Inde eerste plaats een woord van innigen dank voor de hartelijke ontvangst, welke mij in Nederland ten deel is gevallen. Ik begrijp natuurlijk volkomen, dat die hartelijkheid inde allereerste plaats de Prinses geldt en niet mij, die voor u een onbekende ben. Maar toch heb ook ik reeds zoovele hartelijke gelukwenschen ontvangen, dat ik niet kan nalaten, er hier mijn diepgevoelden dank voor uitte spreken. Maar ik wil trachten, mij zoo spoedig mogelijk met mijn toekomstig vaderland vertrouwd te maken. En ik hoop, dat men mij rustig den tijd zal willen laten, om mij hier in allerlei belangen in te werken. Ik hoop, dat wij dan na twee of drie maanden kunnen trouwen. Ik ben heel gelukkig en mijn streven zal er op gericht zijn, mijne aanstaande vrouw tot een werkelijken steun in het leven te zijn. In mijne betrekkingen met het Nederlandsche volk neem ik mij voor, mij te laten leiden door het voorbeeld van de zoo bijzondere verhouding, welke van ouds bestaat tusschen Nederland en het Huis van Oranje. Het ijs is gebroken. Spoedig zal de jonge man, die aan ons is voorgesteld een centraleplaats gaan innemen in onze gemeenschap. Dat hij de genegenheid van de Koningin heeft weten te verwerven is voor ons de hoogste waarborg van zijn persoonlijke eigenschappen van geest en karakter. De eischen, die het volk in onzen tijd stelt aan wie een hooge plaats bekleedt, zijn zwaar, menigvuldig en dikwijls tegenstrijdig, het verwacht van prins Bernhard niets minder dan wonderen van tact van toewijding en intelligentie. Eenvoud, waardigheid, oprechtheid, ernst worden van hem verlangd, hij moet zich weten te schikken en leiding geven, Nederlander worden, zijn nieuwe vaderland met hart en ziel leeren liefhebben en daarbij zijn eigen karakter geen geweld aandoen, hij moet het hart van de Hagenaars veroveren door sportief en elegant optreden en de vooroordeelen van menig verbitterd gemoed tegen al wat bevoorrecht is overwinnen door naar mate van de bevoegdheden, die zijn deel zullen worden, gestadig te streven naar de verlichting van het lot der noodlijdenden. Hij zal de positie, hem door de liefde der Prinses geschonken, nogmaals met ijver en geduld moeten verdienen om inde harten van dit kritische en intelligente volk voorgoed zijn plaatste verwerven bij den onaantastbaren, in eeuwenlangen arbeid gegrondvesten troon der Oranje's. Prins Bernhard spreekt. Er is in het leven van den 25-jarigen prins Bernhard, of Graaf Benno van Biesterfeld, zooals hij zich op zijn reizen wel heeft laten noemen, veel, wat de hoogste verwachtingen schijnt te rechtvaardigen. In tegenstelling tot vele prinsen uit regeerende vorstenhuizen, die steeds met bijzondere voorzorgen omringd zijn geweest, wier leven ook dan, wanneer zij in aanraking komen met de buitenwereld met grootere zorg en geriefelijkheid omgeven is dan dat van de menschen tusschen wie zij zich begeven, is de rijpere jeugd van prins Bernhard geweest als die van tallooze andere jongelui inde na-oorlogsche jaren. Hier niets van die zekerheid omtrent de toekomst, waardoor ook de meest ingespannen bezigheid tot een tijdverdrijf kan worden, als de geestelijke spanning verslapt; geen voorrechten, verbonden aan hooge geboorte golden meer in het Duitschland van Weimar. Het besef, dat het bestaan alleen door eigen werk gewaarborgd kan worden is den jongen Benno reeds vroeg door het leven zelf ingeprent. Prins Bernhard werd 29 Juni 1911 te Jena geboren als zoon van prins Bernhard van Lippe Biesterfeld, broeder van Leopold, den laatsten regeerenden vorst van het kleine Duitsche vorstendom Lippe, dat bij de revolutie in 1918 ophield te bestaan. Deze afstamming toont duidelijk aan, dat er geen sprake kan zijn van eenigerlei politieken invloed, die door dit huwelijk der Prinses van Oranje zou kunnen binnensluipen. Reeds afgezien van het feit, dat de grondwet den prins-gemaal geenerlei politiek recht toekent, getuigt de veronderstelling, dat onze vorsten invloeden die niet zuiver Nederlandsch zijn bij hun oordeel zouden toelaten van grove miskenning. In zekere kringen is men zoover gegaan, reeds op den dag van de bekendmaking der verloving, spijt te uiten over het feit, dat de keuze der Prinses gevallen is op een jongeling van Duitschen bloede en niet op een edelman van Nederlandschen stam of een telg uiteen Britsch of Zweedsch geslacht. Zij, die zoo spreken, schijnen te vergeten, dat het hart geen landsgrenzen kent, en schijnen zich niet te kunnen verheugen over het geluk der Prinses, die haar liefde den voorrang heeft mogen geven, boven overwegingen van andere orde, die het leven van menig vorstenpaar noodeloos zwaar hebben gemaakt; zij schijnen bovendien te vergeten, dat het Britsche koningshuis, dat terecht zoo hoog in aanzien staat, een Duitsch geslacht is, dat de koning der Belgen een Duitscher is van afkomst, dat ons eigen vorstenhuis met honderden familiebanden verbonden is aan Duitsche geslachten. Het is of zij, die trachten uit deze verloving politieke munt te slaan plotseling de grootste waarde gaan hechten aan afstamming en gaan gelooven in „ras"-verschillen tusschen Duitschers en Nederlanders. Hebben zij ineens zoo weinig vertrouwen inde waarde en de overtuigende kracht van onzen De afkomst van Prins Bernhard. Wie is Prins Bernhard? Prins Bernhard is 29 Juni 1911 te Jena geboren en is dus thans 25 jaar oud. Hij doorliep het gymnasium te Berlijn en na zijn eindexamen ging hij aan de Berlijnsche universiteit studeeren. Hij heeft het vorige jaar met goed gevolg zijn candidaatsexamen afgelegd. Daarna vertrok hij voor een kort verblijf naar Engeland en maakte een reis naar Marokko. De eerste leerjaren waren voorbij; het werd tijd voor de toekomst te zorgen. De prins trad in dienst bij de I. G. Farben, het groote chemische wereldconcern. Hij werd gedetacheerd bij het Parijsche filiaal, waarvoor zijn volmaakte kennis van het Fransch hem bij uitstek geschikt maakte. Met groote spijt zagen zijn Fransche collega's den begaafden en opgewekten „Monsieur de Lippe" uit hun midden vertrekken. Zijn talrijke vrienden schetsen hem als een vroolijken sportleven jongeman, die eenvoudig wenscht te leven en wiens belangstelling vooral gericht is op wetenschappelijke en cultureele vraagstukken. Op gymnasium en universiteit, bij zijn hospita toen hij als student in Berlijn leefde, inde onderneming waar hij werkte, inde hotels, waar hij vertoefd had en die thans bestormd worden door journalisten uit alle landen om meer te hooren over den plotseling in heel de wereld bekenden jongeling, overal waar men hem heeft gezien, heeft prins Bernhard steeds een prettigen indruk gemaakt en ieder voor zich ingenomen. Zijn opgewektheid en oprechte belangstelling voor zijn omgeving, waarvan deze verhalen getuigen, zullen hem in zijn nieuwe leven ongetwijfeld ook de genegenheid van wie met hem in aanraking zal komen verwerven. Een begaaid man, met prettige omgangsvormen, een stil en rustig, tot overpeinzing geneigd karakter, een sportsman, een goed ruiter, een trouw vriend en boven alles een eenvoudige en degelijke persoonlijkheid. Ziedaar de eerste indruk, die de toekomstige Prins der Nederlanden bij zijn eerste verschijnen in ons land maakt. De prille jeugd van prins Benno, zooals zijn vrienden hem noemen, was die van een landjonkerszoon. Zijn vader, die gehuwd was met gravin Cramm—Crieven (onze toekomstige prins is geparenteerd aan den zeer populairen tennisspeler Gottfried von volksaard en van onze nationale tradities, dat zij meenen den beschaafden jongeman, die waarlijk geen der kenmerken draagt, welke ons vanouds in zekere Duitschers vreemd zijn, en wien geen ander streven bezielt, dan zich te vereenzelvigen met ons volk, te moeten verwelkomen met koelheid en reserve. Cramm) had zich spoedig na zijn huwelijk gevestigd in hun bezitting Woynowo bij Bomst aan de Poolsche grens. Woynowo was een heerlijkheid, vele duizenden morgen land Jjroot, welke tot de erfenis van de gravin Cramm—Crieven behoorde. Prins Bernhard Sr. bleef grootgrondbezitter tot aan het einde van zijn leven. Zijn vrouw is van haar jeugd af een enthousiaste bewonderaarster van de paardensport geweest. Deze sport werd in Woynowo met bijzondere voorliefde beoefend. Vele jaren was Woynowo het middelpunt van het verkeerder adellijke families uit de omgeving, totdat door de Novemberrevolutie niet alleen de Lippische troon viel, doch ook een groot gedeelte van het familievermogen verdween. Daarbij kwam de inflatie inden na-oorlogschen tijd en alles tezamen was oorzaak, dat het eens zoo vroolijke en levensblije huis Woynowo stiller en stiller werd. In dezen onrustigen en zorgelijken tijd viel het accent in het leven van prins Bernhard en zijn echtgenoote meer en meer op de huiselijkheid en het innige familie-leven. Zij zochten en vonden hun geluk inde opvoeding van hun beide zoons, de prinsen Benno en Aschwin. Beide prinsen waren in Jena geboren, Benno in 1911, Aschwin in 1914. De oude prins Bernhard is in Juni 1934 gestorven. In zijn laatste levensjaren heeft hij nog het geluk gesmaakt zijn beide zoons te zien opgroeien tot begaafde menschen. Hij had de overtuiging, dat zoowel Benno als Aschwin zich een plaats inde maatschappij zouden verwerven door eigen bekwaamheid. Zelf had hij zich in het leven veel moeten ontzeggen. De wereldoorlog, welke hij van het begin tot het èinde medemaakte, viel in zijn beste jaren. Daarna moest hij den druk verdragen, welken na de Novemberrevolutie in 1918 de familieleden van vroegere vorstenhuizen ondervonden. En ten slotte had hij groote zorgen bij het bestuur van zijn uitgebreide goederen. Inde laatste jaren werd een groot gedeelte van het grondbezit verkocht; aan de familie Lippe-Biesterfeld bleef het slot, de naaste omgeving en het meer. In het thans eenzame kasteel leeft de prinses zij is 53 jaar oud een rustig en teruggetrokken leven. Prins Bernhard in Marokko. Het spreekt van zelt, dat men geen moeite ontziet om toch maar iets meer over Prins Bernhard te weten te komen. Speurtochten worden op touw gezet, vrienden opgespoord en portiers ondervraagd. Een correspondent van Het Nieuws van den Dag De jagers trekken er te paard op uit en zoo dringen ze door in het dichte en verraderlijke struikgewas. Ze zijn gewapend met een lange speer en hebben geen geweer of pistolen bij zich. Wie niet moedig en handig is, doet maar beter, thuis te blijven. Als de speer mist of als men de dieren slechts verwondt, krijgt men het zwaar te verantwoorden. De zwijnen vallen dan woedend op de paarden aan en trachten hen met hun scherpe, kromme slagtanden de buik open te rijten. Wordt dan de jager van het paard geworpen, dan kan hij zich met zijn lange speer ternauwernood verdedigen. Prins Bernhard is er met een troepje Engelsche jagers op uit getrokken. Veertien dagen is hij onderweg geweest. Tegen de nacht werd een kamp opgeslagen en maakte men de tenten gereed. De Prins heeft getoond, tegen vermoeienis en gevaar opgewassen te zijn! Van de uitgeloofde prijzen heeft hij er eenige kunnen winnen. Het spreekt vanzelf, dat dit jachtvermaak niet het allerbelangrijkste is in het leven van den Prins. Veel belangrijker is het werk waarvoor hij zich gegeven heeft. Onze Koningin heeft er dan ook in haar radiotoespraak op gewezen, dat de Prins van zijn verloven gebruik maakte, om buitenlandsche reizen te doen tot verdere ontwikkeling. Het deed buitengewoon sympathiek aan, dat de Koningin zoo heel eenvoudig sprak over zijn werk in Parijs en mededeelde, hoe het inde bedoeling heeft gelegen, dat hij zijn arbeid en studie in Amsterdam zou voortzetten. Wij mogen verwachten, dat Prins Benno, die weet wat werken is en als gewoon mensch heeft deelgenomen aan het maatschappelijk leven, nu van meetaf vol belangstelling zal zijn voor alle takken van arbeid in ons land. Alles eenvoud. Prins Bernhard kent de kunst, de harten van ons Nederlanders ineen minimum van tijd te veroveren. In dit opzicht geldt van hem: Hij kwam, zag, en overwon. Misschien zijn wij het meest getroifen door zijn eenvoud Hij komt met de Prinses in het nu bekende sportieve wagentje en Den Haag ziet een jong, gelukkig menschenpaar. En niets anders. Hier is geen praal en geen grootheid, hier zijn slechts twee menschen, die elkaar gevonden hebben. Hier hebben geen had het geluk, in Berlijn een onderhoud te hebben met een vriend van den Prins. Daaraan danken wij het, dat we iets meer gewaar zijn geworden van zijn verblijf in Marokko. Een paar jaar geleden heeft Prins Benno daar een gedeelte van zijn vacantie doorgebracht en hij heeft toen als jager lauweren geoogst. De jacht op Marokkaansche zwijnen is zeker niet zonder gevaar. De dieren zijn vechtlustig en venijnig. politieke belangen gesproken. Onze Koningin heeft het met nadruk gezegd; dat deze verloving uitsluitend berust op beiderzijdsche genegenheid. Eigenlijk is heel Nederland ontroerd, nu we kennis hebben kunnen nemen van deze jonge liefde. Zonder dat nieuwsgierige menschen storend kunnen optreden, komt daar omstreeks Pinksteren een auto voor het prachtig gelegen Frisia State bij Zwolle en daaruit stapt een jonge man, heelemaal niet opvallend, of 't moet dan zijn door zijn hoffelijkheid en voorkomendheid. En straks reist hij ook weer af, zonder dat het bekend wordt, dat zijn bezoek Prinses Juliana geldt. En de Prinses vertelt ze heeft het niet eenvoudiger en duidelijker kunnen zeggen: „Ik ben heel gelukkig, nadat wij elkander inden loop van dit jaar in alle stilte heel goed hebben leeren kennen. Het eerst ontmoetten wij elkaar inde wintersport, daarna herhaalde malen hier in het land, ten slotte onlangs inde bergen. Geleidelijk aan zijn wij het samen „eens" geworden en wel zeer een s." Gelukkig maar, dat wij er niets van geweten hebben en dat we niet hebben kunnen storen. Zeker, wij leven intens mee met alles, wat onze Prinses betreft, maar hier moesten we op een afstand blijven. Daar had Prinses Juliana recht op. Hier gold voor haar, wat voor elk menschenkind geldt: zij mocht het geheim van haar liefde bewaren, fot zij zelf de tijd gekomen wist voor een blijde mededeeling aan haar volk. En nu is eigenlijk heel Nederland ontroerd en verteederd. Nu zou niemand onzer het anders gewild hebben. En evenmin zouden wede aankondiging van de verloving en de eerste kennismaking met Prins Bernhard anders gewild heben. Wij voelen zoo: ja, dat past bij ons en bij onze volksaard. En we krijgen zoo het idee, dat de Prins al goed op weg is, om een echte Nederlander te worden. Vandaar het enthousiasme, dat in heel ons land werd ontketend. Vandaar het geduld, waarmee de duizenden in Den Haag de wacht houden. En vandaar ook de volharding, waarmee we jacht maken op elke bijzonderheid, die we uit het leven van den Prins kunnen te weten komen. Neen, dat doen we niet enkel uit nieuwsgierigheid, niet inde eerste plaats uit nieuwsgierigheid, dat is belangstelling, die gewekt werd door de open, eenvoudige houding van Prins Benno. Wij verheugen ons, als we lezen, dat een dame hem op straat spontaan een ruiker bloemen aanbiedt en dat iemand, eveneens op straat, hem zonder meer durft feliciteeren met een stevigen handdruk. Wij hebben het gevoel, dat we het met hem wel durven wagen en dat hij het zal begrijpen. Wij, Nederlanders, komen niet zoo gemakkelijk uit de plooi, maar als we staan voor het paleis in Den Haag en we zien de Prinses, die zich buigt uit het venster en met heldere stem, van vreugde diep bewogen, zegt: „Ik wil u hartelijk bedanken, dat Uit de geschiedenis van Lippe. Het Derde Rijk heeft de laatste kans, dat het voormalige regeerende huis van Lippe zijn oude staatsrechterlijke positie ooit weer zou innemen, weggenomen. Aan de eeuwenlange bewogen geschiedenis van de Lippische landen als zelfstandige eenheid is voorgoed een einde gekomen. Het is thans voor ons van belang, iets te vernemen van de geschiedenis van het vorstendom, die tevens de geschiedenis is van het geslacht waaruit onze toekomstige prins is voortgekomen. Familietradities wegen zwaar, wanneer, zooals hier vorsten van eenzelfde huis zich zeer langen tijd verbonden hebben gevoeld met het lot vaneen bepaald gebied, dat zij eerst vrijwel als eigenaar later als verlichte en democratische vorsten hebben bestuurd gedurende achthonderd jaren. Vóór de 12de eeuw is geen enkel feit met zekerheid en historische nauwkeurigheid vast te stellen. In oude kronieken wordt beschreven hoe de heeren van Lippe inde oudste tijden onder de Germaansche volken in groot aanzien stonden en als zoogenaamde „edele heeren" groote gebieden erfelijk bezaten. Historisch staat vast, dat de heeren van Lippe reeds Karei den Grooten met de wapenen gediend hebben. De eerste heerscher over Lippe, van wien met zekerheid iets gezegd kan worden, is Bernhard, heer van Lippe, die met zijn broer Hermann in het leger van keizer Lotharius diende, toen deze nog Saksisch hertog was. Beiden namen een groot aandeel in het beleg van Munster in 1121. De oudste oorkonde, waarin over Bernhard van Lippe iets te vinden is, dateert van 1123. Het vorstendom Lippe tusschen het Teutoburger Woud en den Wezer, aan de rivier van dien naam die inden Rijn uitmondt, is eender bekoorlijkste streken van Duitschland. Het is wel de moeite waard op te merken, dat reeds inde middeleeuwen betrekkingen met ons land zijn aan te wijzen. In 1216 werd Otto van der Lippe domproost van Utrecht, daar tot bisschop gekozen; hij was een neef van keizer Frederik 11, die zijn verkiezing dan ook had bevorderd. Hij was, zooals meer geestelijke u allen gekomen bent," ja, dan barst er een gejuich los, dat de ramen rinkelen. En dan, een oogenblik later, wordt het weer stil, want Prins Benno spreekt: „Ik ben heel gelukkig en ik dank u allen." Dat is niet officiéél, niet plechtig, maar dat is eenvoudig, dat komt zoo uit het hart, dat spreekt tot het hart en vindt onmiddellijk weerklank. Prins Benno is in 't midden van ons, eender onzen en zóó aanvaarden wij hem. vorsten van zijn tijd, zoowel krijgsman als geestelijke. Zoo nam hij deel aan den befaamden kruistocht naar Damiate in 1219 en de volgende jaren. Na zijn terugkeer had hij te strijden met den graaf van Gelre, op wien hij in 1226 Salland veroverde, dat zoo bij het Oversticht kwam en bleef. Een jaar daarna deed hij een kruistocht tegen Rudolf van Koevorden en zijn Drenten: het einde was zeer noodlottig: bij Ane in Zuid-Drente werd de bisschop verslagen en door de Drenten gedood. Hij werd te Utrecht begraven. De bezittingen van het geslacht Zur Lippe hadden zich inden loop der jaren door erfenis, door verovering en door samenvoeging aanzienlijk uitgebreid. In 1150 kwamen zij in het bezit van Detmold, in 1322 van Schwalenberg, Biesterfeld en Weissenfeld. In 1368 werd het eerstgeboorterecht ingesteld en daarmee eigenlijk de dynastie erfelijk gegrondvest. Nadat in 1405 de toenmaals zoo schoone en rijke bezitting Sternberg aan de goederen der Lippe's was toegevoegd, kreeg het geslacht in 1528 officieel den titel van graaf. De eerste Lippische heer, die dien titel voerde, was Bernhard de achtste. Hij verbleef meestal in het slot van Detmold, evenals zijn zoon graaf Simon de zesde Zur Lippe, die van 1554—1614 regeerde en niet slechts onder de Lippische heeren de eerste plaats inneemt, doch ook een rol heeft gespeeld inde Duitsche geschiedenis. Hij heeft zijn Keizer gediend met onwankelbare trouw, hoe menschenschuw en argwanend die ook mocht zijn. De keizer verleende hem in hooge mate zijn gunst, liet zich zelfs gaarne de wil van den sterken Simon opleggen, liet hem vrij in zijn eigenaardigheden, zelfs als het zijn voorliefde voor groote honden betrof, maar kon dan ook in alles op hem rekenen. Hij kende de lange rijen onderdanen, bewaakte met zorgde groei van elke boom op zijn grond, maar zijn trots bleef het, voor den keizer te werken, de Rijksdagen te bezoeken, zijn heer in het buitenland als gezant te vertegenwoordigen en inde krijg een dapper overste te zijn. Toen hij stierf bleek, dat de dienst aan zijn keizer hem op groot geldelijk verlies kwam te staan en dat zijn opvolgers maar moesten zien, hoe ze de ledige schatkist weer vulden. Hij was een man met een geweldige arbeidskracht, werkte dag en nacht, stond in onafgebroken briefwisseling met kunstenaars, geleerden, en politieke agenten. Hij verstond, zij het dan, dat hij ook minder goede eigenschappen had, wat het zeggen wil, offers te brengen. Zijn aan afwisselingen en avonturen zoo rijk leven voerde hem ook naar de Nederlanden, waar hij in 1591 en 1592 vertoefde. Hij maakte toen deel uit van dein opdracht van keizer Rudolf den tweeden ondernomen bijzondere missie naar België en naar ons land, om te trachten den vrede te stichten tusschen Koning Philips den tweeden van Tijdens den dertigjarigen oorlog trekt een vrouw onze aandacht. Gravin Katharina van Waldeck, de jonge weduwe van den vroeg-gestorven graaf Simon Ludwig, moest toen als regentes het recht van troonopvolger, dat haar zonen toekwam, verdedigen tegen haar eigen zwager. Dadelijk na de dood van zijn broeder haastte hij zich naar het slot, ontnam de weduwe de sleutels, sloot haar op en nam bezit van haar rechten. Maar zij onderwierp zich geen oogenblik aan hem, zelfs niet toen hij met behulp vaneen mijneedige beambte een notarieele acte liet opmaken. Terwijl haar zwager het er in alle opzichten goed van nam, wist gravin Katharina bijna niet, waarvan zij met haar kinderen moest leven. Zij verpandde haar kostbaarheden, verhuurde haar paarden en verkocht een gedeelte van haar japonnen. Zij hield stand en verdedigde haar recht zonder aarzeling bij den keizer. Lang moest ze op een beslissing wachten. Haar zwager verlangde, dat ze haar kinderen aan hem zou uitleveren; zij liet ze heimelijk ontvoeren en bij verwanten in veiligheid brengen. Eindelijk ontnam haar zwager haar al de inkomsten, die haar als weduwe van den graai toekwamen en die schriftelijk voor haar waren vastgelegd. Maar tenslotte kwam er hulp voor haar opdagen. Ze wist een keizerlijk veldmaarschalk, die inde nabijheid kampeerde, haar nood mede te deelen en hij maakte korte metten. Het garnizoen werd ontwapend en de vijandelijke zwager moest het slot verlaten. Toen hij ging, wuifde Katharina hem lachend na. Zij had het laatste woord. Merkwaardig is wel, dat waar Munster en Paderborn oude bisschopssteden zijn met een overwegend katholieke bevolking, in Lippe het protestantisme, reeds van den eersten tijd der reformatie af, grooten invloed heeft gehad. Ook de graven van Lippe hadden het protestantsche geloof aanvaard. In 1789 werden de leden van het regeerende huis tot vorsten verheven met den titel Fürst zur Lippe. Daarnaast ontstonden twee graielijke zijtakken: Lippe-Biesterfeld en Lippe-Weissenfeld. Als een bewijs van de vele betrekkingen, welke van de vroegste tijden al tusschen Lippe en Nederland bestaan hebben, kunnen wij nog vermelden, dat eender hippische graven, Simon Heinrich, gehuwd was met burggravin van Vianen en Ameiden, erfburggravin van Utrecht, waardoor de heerlijkheid Vianen in het bezit kwam van het Lippische huis. Hun zoon, Friedrich Adolf, werd, naar uit bescheiden inde Lippische Landes-bibliotheek bleek, naar Leiden gezonden om daar met „Dem Prinzen von Oranien und Spanje en dein opstand gekomen Nederlanden. De eigenhandige aanteekeningen van den graaf over deze reis worden in het vorstelijk huisarchief van Detmold bewaard. andern Leute von Kondition bekannt gemacht zu werden." Graaf Friedrich Adolf werd echter in Leiden ziek en zijn moeder haalde hem na verblijf vaneen jaar in ons land weer naar Detmold terug. Ook later zou Friedrich Adolf nog met de Nederlanden in contact komen zij het dan ook op een andere wijze. De Prins van Oranje deed, toen de Franschen het Rijnland waren binnengevallen, een beroep op de keurvorst van Brandenburg. Deze had een verbond met verschillende Duitsche vorsten en zond den prins hulptroepen. Graaf Simon Heinrich van Lippe, de vader van Friedrich Adolf, besloot een regiment ruiters te zenden om de Vereenigde Nederlanden te hulp te komen. Zijn zoon werd tot overste aangesteld en nam aan tal van veldslagen tegen de Franschen deel. Zoo wordt zijn naam genoemd en die van het Lippische regiment bij den slag van Fleuris en bij dien van Neerwinden. Als laatste regeerende vorst uit het geslacht Lippe-Detmold dat gedurende bijna drie eeuwen het vorstendom had geregeerd, stierf in 1895 vorst Woldemar. Zijn eenige broeder was prins Alexander, die evenwel voor de troonsopvolging wegens zwakke gezondheid niet in aanmerking kon komen. Er waren toen drie pretendenten voor den Lippischen troon: het vorstelijk huis Schaumburg-Lippe en de grafelijke takken Biesterfeld en Weissenfeld. Het zou ons te ver voerende aanspraken, welke elk der pretendenten meende te kunnen doen gelden, hier uiteen te zetten. Het probleem werd bij een scheidsgerecht, onder voorzitterschap van den koning van Saksen, aanhangig gemaakt en na een langdurige procedure werd de linie Lippe-Biesterfeld in het gelijk gesteld en besteeg Ernst, graaf en heer zur Lippe-Biesterfeld, graaf van Schwalenberg en van Sternberg enz., den Lippischen troon. Hij heeft zich een buitengewone populariteit weten te verwerven en een standbeeld in het Detmolder slotpark getuigt nog van de vereering, welke zijn onderdanen hem toedroegen. Ernst had twee zoons: de oudste, Leopold en de jongere prins Bernhard. Leopold volgde hem in 1905 als vorst van Lippe op en regeerde tot 1918. De revolutie-golf, welke bij het einde van den wereldoorlog over Duitschland ging en het keizerrijk en alle koninkrijken en vorstendommen wegvaagde, maakte aan zijn bestuur een einde. Thans woont hij teruggetrokken en eenvoudig op het oude slot in Detmold. Zijn broeder Bernhard is de vader van den verloofde van onze Prinses. Graaf Ernst, die tot 1905 op den Lippischen troon zat, woonde in het slot Obercassel met het daarbij behoorende oude klooster Heisterbach. In het park van Heisterbach bevindt zich ook het mausoleum van de heeren zur Lippe Biesterfeld. De latere vorst Leopold en zijn broeder, prins Bernhard, werden beiden in Obercassel geboren. Hun jeugd brachten de beide prinsen voor een groot gedeelte door op het kasteel Neudorf bij Bentschen in het tegenwoordige Polen, een bezitting der familie. Leopold en Bernhard gingen zooals gewoonte was bij de zoons van vorstelijken huize in militairen dienst. Leopold werd officier bij de garde-uhlanen in Potsdam en Bernhard bij de huzaren. De militaire loopbaan van Leopold nam vrij spoedig een einde, omdat hij in verband met de troonsbestijging in Lippe zijn ontslag nam. Prins Bernhard was en bleef officier. Na de troonsbestijging van zijn vader werd hij overgeplaatst naar het huzarenregiment „Keizer Nikolaas van Rusland" in Paderborn, waardoor hij inde nabijheid van het ouderlijk huis en van het hippische volk bleef. Aan het leven van dit volk, aan de landelijke genoegens van de bewoners zoowel als aan de cultureele zijde van het landsbestuur nam hij steeds met groote opgewektheid deel. Ook hij mocht zich in groote populariteit verheugen. Zijn natuurlijke gemoedelijkheid, zijn uitgesproken sympathie voor het Lippische volk, kwamen wel bijzonder tot uiting bij volksfeesten, waar hij steeds gaarne aan deelnam. In Detmold spraken wij menschen, die prins Bernhard persoonlijk gekend hadden en zij vertelden ons dat het volk nog nooit medegemaakt had, dat een prins uit het regeerende huis danste met het eenvoudigste meisje uit het dorp, dat hij met arbeiders en knechten een glas bier dronk. In alleswas hij zonder pose, hij deed het als een uitdrukking van de meest natuurlijke verbondenheid en saamhoorigheid. Dit maakte hem overal geliefd. „Ik ben heel gelukkig." Zoo heeft Prinses Juliana het gezegd en zoo heeft Prins Bernhard het herhaald. En allen die het hebben gehoord, zijn ontroerd geweest bij deze spontane uiting van het hart. Prins Bernhard wacht een zware taak, maar hij weet dat en hij zal, zich zijn taak bewust, die gaarne aanvaarden. „Ik ben heel gelukkig en mijn streven zal er op gericht zijn, mijne aanstaande vrouw tot een werkelijken steun in het leven te zijn." De vader van Prins Bernhard. Zóó heeft Prins Bernhard gesproken en al had hij niets anders gezegd, ons Nederlandsche volk zou hem daarom alleen reeds met vertrouwen en hartelijkheid zijn tegen gekomen. Want beter kon de Prins de taak, die hem wacht, niet in woorden hebben uitgedrukt. En heel Nederland vertrouwt, dat hij, die de harten reeds nu veroverde door zijn eenvoud en openheid, die taak ten volle zal vervullen. „Ik ben heel gelukkig." Heel ons volk verblijdt zich met het vorstelijk paar en wenscht, dat het uit dit groote geluk de kracht moge putten voor de taak, die wacht. Een taak die zeker zwaar is, maar waar de toekomstige Prins der Nederlanden zijn nieuwe vaderland mee dienen kan. Nederland moet bescheiden zijn. Zeer zorgvuldig heeft het vorstelijk paar tot voor kort het groote geluk verborgen. Nu deelt heel Nederland er in en we kunnen werkelijk niet zeggen, dat het daarin wordt tegengewerkt. Prinses Juliana zoowel als Prins Benno hebben, zoo open als dat maar mogelijk is en vast vertrouwend, dat hun mededeelingen in heel Nederland een blijde weerklank zouden vinden, over hun jonge liefde gesproken. Maar nu moet Nederland ook bescheiden zijn. Er is een jong menschenpaar dat het eindelijk gelukt, zich aan de opmerkzaamheid van het publiek te onttrekken. Prinses Juliana en Prins Benno zijn naar „De Raaphorst", het koninklijk buiten aan de groote weg in Wassenaar gegaan, om daar de aankomst van de Prinses zur Lippe Biesterfeld af te wachten. De zoon weet, dat ook zijn moeder in zijn geluk zal deelen. Natuurlijk blijft dit niet onopgemerkt. Ook hier zijn menschen, die trachten het vorstelijk paar te zien. Wie kan het hun kwalijk nemen? En wie heeft er geen belangstelling voor het kleinste feit, dat Prinses Juliana en Prins Bernhard betreft? Maarde Duitsche auto blijft uit, blijft langer uit dan verwacht werd. Er is toch niets gebeurd? Prins Bernhard informeert, vraagt, of alle maatregelen goed zijn genomen. En dan wandelt het paar weer door de lanen van „De Raaphorst", wachtend op de komende dingen. Laat Nederland nu ook bescheiden zijn. Laten we bedenken, dat ook aan dit paar toch rust en stilte toekomt. Prinses Juliana en Prins Bernhard hebben getoond, diep hun verbondenheid met het Nederlandsche volk te voelen. Laat Nederland nu ook verstaan, dat het niet te veel mag vragen. Het kostbaarste, dat Nederland bezit, is belichaamd in het Huis van Oranje. Koningin, prinses en volk, zij leven hetzelfde leven. Oranje's leed maakt ons bedroefd en inde vreugde van het Oranjehuis verblijdt zich Nederland. Het geluk van de Prinses stemt ons gelukkig. Haar feest zal ons feest zijn. In Nederland en over zee zal de heilwensch klinken: Hoezee! Leve prinses Juliana! Leve prins Bernhard! Leve de Prinses, leve de Prins! MET EEN BOEKSKE IN EEN HOEKSKE CUM LIBELLO IN ANGELLO UITGAVE EN DRUK VAN BOSCH & KEUNING TE BAARN • ÜBELLEN-SERIE Nr.^w