U.p. UTRECHT ASP n?3 DOOR Dr. j. g. menken arts MET TEEKENINGEN VAN KAREL HOEKENDIJK RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT 1697 0745 UITGEGEVEN DOOR BOSCH & KEUNING TE BAARN ONZE HORMONEN LIBELLEN-SERIE Nr. 203 Prijs van één nummer 45 cent. Vier nummers per nr. 40 cent. Acht of meer nummers per nummer 35 cent. Dubbele nummers dubbele prijzen. Evenals de vitaminen, die voedingsstoffen, die we in zeer geringe hoeveelheden moeten gebruiken voor den groei, gezondheid en voortplanting, in het middelpunt van de belangstelling staan, zoo vormen ook de hormonen al meer een onderwerp, waar menigeen wel iets van weten wil. Wat zijn hormonen? Dit zijn producten van organen met interne secretie of inwendige afscheiding, ook wel bloedklieren genaamd. Wat zijn dan bloedklieren? Ik behoef u niet te zeggen, wat klieren zijn. Ik bedoel nu niet de zwellingen aan den hals, die bij kinderen nog wel eens waargenomen worden, en vaak van scrophuleuzen aard zijn. Neen, ik bedoel die organen, die op verschillende plaatsen van ons lichaam voorkomen, en stoffen produceeren, die langs een uitvoerbuis naar buiten komen. Uit de traanklieren komen de tranen, die bij uw kind over de wangen biggelen; uit de zweetklieren het zweet, dat op een warmen zomerschen dag u in pareltjes op het voorhoofd staat. De talgklieren vormen de talg, waardoor uw haren vet en glanzend blijven. De speekselklieren produceeren het speeksel, dat aanleiding kan geven tot het bekende watertanden, en dat het voedsel inden mond moet verteren. De maagklieren leveren het maagsap, de lever produceert de gal. Dat zijn alle klieren met uitwendige afscheiding. De klieren met interne secretie of inwendige afscheiding hebben geen uitvoerbuis; ae producten die zij maken, komen rechtstreeks in het bloed: vandaar de naam bloedklieren. De stoffen nu die deze bloedklieren produceeren worden hormonen genoemd. De kennis van de hormonen en van de organen met inwendige afscheiding dateert eerst van de laatste 50 jaren. Maar we hebben in dien tijd, vooral inde jaren die pas kort achter ons liggen, zóóveel geleerd omtrent de werking van deze producten, dat het zeer de moeite waard is, iets daarvan te vertellen. Er zijn al heel wat hormonen bekend. Het aantal klieren met interne secretie is ook niet onbelangrijk, ongeveer een tiental, maarde hormonen die zij produceeren, zijn veel meer. Wat de studie daarvan zoo belangwekkend maakt, Inleiding. maar tevens ook zoo moeilijk, is de invloed, die van het eene orgaan op het andere uitgaat; de regeling der onderlinge functies; de werking die soms in tegengestelden zin, soms juist in samenwerkenden zin gaat. Dan het feit, dat het zenuwstelsel al die werkingen beheerscht, zoodat het regelend optreedt overeenkomstig de behoeften van het lichaam. Het geheel is dan ook een wonder samenstel van werkingen, die stuwend, activeerend, remmend, controleerend, versnellend, verlangzamend, het organisme in staat stellen als geheel op schoone wijze te voldoen aan de eischen die er aan gesteld worden, tot instandhouding van het leven van den persoon, maar ook van het voortbestaan van het geslacht. Nog geenszins volledig is onze kennis; dagelijks worden de onderzoekingen voortgezet, en worden mededeelingen gedaan van nieuwe vondsten op dit gebied. Maar desondanks is het toch wel mogelijk u een indruk te geven, zij het ook maar een vluchtigen, van den geweldigen invloed die van de hormonen uitgaat, en van de ernstige gevolgen die bij stoornissen in bouw en functie der organen van inwendige afscheiding kunnen optreden en van de groote beteekenis die ze voor de geneeskunde hebben. U merkt dus dat er aan de hormonen heel wat vast zit, en inden loop van onze besprekingen zal dat u nog wel duidelijker worden. We doen daarom goed eenig systeem in onze uiteenzettingen te brengen, anders zouden we heelemaal verdwalen inde moeilijkheden. Welke klieren met inwendige afscheiding kennen we? We zullen de voornaamste opnoemen en beginnen van boven, hoewel wede volgorde in onze uiteenzettingen anders nemen. Het zijn: de pijnappelklier of epiphysis, het hersenaanhangsel of hypophysis, de schildklier of glandula thyreoidea, de bijschildkliertjes of glandulae parathyreoideae, de borstklier of thymüs, de lever of hepar, de milt of lien, de alvleeschklier of pancreas. Schematische voorstelling van de klieren met inwendige afscheiding. I. De Schildklier. We beginnen met de schildklier, dat orgaan dat we aan den hals aantreffen, ter weerszijden en onder het strottenhoofd. Soms kunt ge haar wel voelen, als ge duim en wijsvinger aan beide zijden van den adamsappel houdt en dan slikt; dan beweegt de schildklier mee. Veel duidelijker is dat, wanneer het orgaan vergroot is, dan is de vorm vaak zoo wel te zien. Een eigenaardigheid van alle bloedklieren is, dat ze rijk voorzien zijn van bloedvaten, waardoor hun producten worden afgevoerd. Zoo ook bij de schildklier. Zelfs kan de meerdere of mindere vulling bijdragen tot de grootte van het orgaan. Het hormoon van de schildklier is een jodiumhoudende stof, thyroxine genaamd, die in 19H is afgezonderd. Voor een juist begrip van de kennis van de schildklierwerking doen we het beste u het beeld te schetsen van de overmatige functie, en daarna van de verminderde werkzaamheid van deze bloedklier. Vinden we een vergroote schildklier, dan noemen we het een kropgezwel of struma. Hierbij wordt niets gezegd omtrent den aard van de vergrooting: er kan zich b.v. wel een kankergezwel ontwikkeld hebben. Ook wordt niets gezegd omtrent de functie, die normaal, vermeerderd of verminderd kan zijn, ook wel verkeerd kan werken. de bijnieren of glandulae suprarenales, de eierstokken of ovaria, de zaadballen of testes. Dan zijn er nog de carotisklier en de stuitklier, die misschien ook een inwendige afscheiding hebben. Een respectabel aantal, zoo u ziet. De kennis van hun werking danken we vooral aan de dierproef en aan de bestudeering van ziektegevallen bij personen die aan een te sterke of te zwakke functie van deze organen leden. Wanneer we dus verschillende ziektebeelden kort willen bespreken, dan kunt u daaruit gemakkelijk opmaken, welke zeer belangrijke taak die bloedklieren inde huishouding van het organisme hebben te vervullen. H y per functie. Schetsen we u nu eerst het beeld van de vermeerderde werkzaamheid, van de hyperfunctie van de schildklier. Ziet u dat meisje daar van ongeveer 20 jaar? U kende haar vroeger immers ook? Het was toen zoo’n aardig, flink opgegroeid meisje. Ge zoudt haar nauwelijks herkennen. De oogen puilen uit haar hoofd, ze hebben een eigenaardigen glans, schrikachtig lijkt het wel, vaak starend in eindelooze verten. Haar hals is ook veel dikker; aan beide kanten is hij opgezwollen. Nog wel niet zoo erg als bij die juffrouw, die we laatst tegenkwamen, en bij wie de krop al verbazend groot was. Zoo'n krop is niet ongevaarlijk, want vooral als er ook een gedeelte achter het borstbeen zit, kunnen de omringende organen inde verdrukking komen, zoodat er zelfs gevaar kan ontstaan voor de ademhaling, als de luchtpijp dichtgedrukt zou worden. Bij haar is het echter zóó erg gelukkig niet, maarde krop is toch best te zien. En zenuwachtig dat ze tegenwoordig is! Bar! Haar moeder zei dat ze gejaagd, bewegelijk en druk is geworden, dan lachen, dan huilen, slecht slapen, nare droomen, veel zweeten. En mager dat ze geworden is! Ze is wel 20 pond afgevallen. En toch eet ze goed, daar hebben we niets geen last mee. Wat ook zoo gek is, ze beeft zoo. Zie maar eens. Als ze u een kopje aanreikt, rinkelt het kopje. En dan voortdurend die klachten over hartkloppingen; het bonst haar soms de keel uit. De dokter zei laatst ook al, dat haar pols veel te snel was. Dit is het beeld van de Basedow’sche ziekte, zoo genoemd naar een Duitsch oogarts, die in 1840 een beschrijving daarvan gaf, in 1835 voorafgegaan door Graves in Engeland (Graves’ disease). Voegen we daar dan nog bij, dat ook de stofwisseling verhoogd is, d.w.z. dat de verbrandingsprocessen versterkt zijn, het eiwitverbruik toegenomen is, dan is het beeld vrijwel volledig. Het bepalen der grondstofwisseling is een zeer belangrijk hulpmiddel voor het stellen der diagnose, vooral omdat de verhooging er van zoo’n typisch symptoom is van de ziekte van Basedow. Aan deze ziekte ligt de verhoogde werking, de hyperfunctie van de schildklier ten grondslag. Wat aan deze ziekte te doen? De geneeskundige hulp behoort in ieder geval door den dokter verleend te worden. Daarom slechts enkele woorden over de therapie. In niet ernstige gevallen zal het mogelijk zijn langs conservatieven, internen weg het herstel te bevorderen. De patiënt heeft rust, zoowel lichamelijk als geestelijk, noodig. Hij zal dan ook het bed moeten houden, net zoolang tot het hart kalm wordt en de gejaagdheid afneemt. Een diëet zonder vleesch, sterk vegetarisch zal toegediend worden. Liefst moet de patiënt in gewicht aankomen. Vaak zal deze behandeling resultaat hebben; alles is afhankelijk van den ernst van het geval. Tegenwoordig weet haast iedereen, dat bij de behandeling van den krop jodium gebruikt wordt. We willen echter waarschuwen tegen het gebruik daarvan in welken vorm ook, zonder medisch toezicht, omdat er meermalen kwade gevolgen van onoordeelkundig jodiumgebruik zijn gezien. Men late dit over aan den dokter. In ernstige gevallen zal men een operatie moeten ondergaan, waarvan de resultaten inde laatste jaren zeer gunstig zijn, in tegenstelling met vroeger, toen de patiënten de gevolgen van de operatie vaak slecht verdroegen en niet overleefden. Men neemt het grootste gedeelte van de schildklier weg en laat slechts kleine stukjes achter, die naar gebleken is, meestal voldoende zijn om de vereischte werkzaamheid van de schildklier te verrichten. Men kan zich na hetgeen we gezegd hebben over de verschijnselen, die een verhoogde werkzaamheid van de schildklier geeft, wel indenken, dat het plotseling verstoken worden van groote hoeveelheden van het hormoon een geweldige uitwerking op het lichaam moet hebben, dat zich aan den nieuwen toestand moet aanpassen en geheel op een nieuw niveau moet ingesteld worden. Geen wonder, dat de eerste dagen na de operatie de moeilijkste zijn. Gelukkig weet het lichaam zich spoedig en op bewonderenswaardige wijze te regelen naar de nieuw geschapen verhoudingen. Maar het komt ook wel eens anders uit. Soms wordt teveel werkzaam schildklierweefsel weggenomen en kunnen de gevolgen vaneen tekort ontstaan. Hypofunctie. Ook bij de verminderde schildklierwerkzaamheid treedt een karakteristiek ziektebeeld op, dat zich soms aansluit aan een schildklieroperatie, maar nog vaker ontwikkelt zich deze toestand zonder bekende oorzaak en ziet men deze ziekte nog wel eens in streken, waar veel krop voorkomt, als b.v. in Zwitserland. Men noemt deze ziekte myxoedeem, d.w.z. zucht, die niet door vocht veroorzaakt wordt, maar door slijmachtige stoffen, die zich onder de huid ophoopen. Drukt men bij gewoon oedeem op de huid, dan blijft er een kuiltje staan, dat langzamerhand weer verdwijnt; maar bij myxoedeem blijft geen putje inde huid achter. Deze zwelling kan over 't heele lichaam voorkomen, maar meestal het sterkst in het gelaat en hals, en hand- en voetrug. Door de zwelling der oogleden lijken de oogen klein. Het geheele gelaat ziet er wat dom en stompzinnig uit. De grondstofwisseling is verlaagd. Ze zijn traag en vadsig, reageeren nergens sterk op, maar geven meer een indruk van gelaten onverschilligheid. Het zijn net menschen, wier motor wel loopt, maar o, zoo langzaam; die ge gaarne eens een duwtje zoudt willen geven; wat meer energie zoudt willen inblazen. Ondanks het feit, dat ze over het algemeen niet heel veel eten, worden ze gewoonlijk toch dikker. Hun huid is droog en dor; vaak zijn ze koud; de pols is langzaam. Dit ziektebeeld is precies het tegenovergestelde van de ziekte van Basedow. De beschouwingen, die we over de oorzaak hielden, zijn daarmede wel in overeenstemming. Het tekort aan functionneerend schildklierweefsel kan tegenwoordig gemakkelijk verholpen worden als men de patiënten hetzij tabletten van geheele schildklier geeft, of het kunstmatig bereide schildklierhormoon (thyroxine). Men ziet na enkele weken de pasteuze dikte van de huid verdwijnen; de vadsigheid en traagheid maken plaats voor meer belangstelling inde gebeurtenissen van den dag; de pols wordt sneller, de patiënt neemt af in gewicht; de grondstofwisseling wordt hooger. We zien een geheel ander, normaal mensch. Het spreekt vanzelf dat de medicijnen voortdurend gebruikt moeten worden, anders vervalt de patiënt spoedig weer in zijn ouden toestand. Naast het myxoedeem, dezen verkregen vorm van verminderde werkzaamheid van de schildklier, staan de gevallen, waarbij de hypofunctie reeds vóór de geboorte of inde prille jeugd aanwezig is. Deze afwijking heet cretinisme. Zijt ge dezen zomer op reis geweest? Misschien wel met de Rheingold naar Zwitserland? Heeft u daar niet van die kleine menschjes gezien, dik, vadsig, met hun kleine, stompzinnige oogjes, die wegzinken achter de opgezette oogleden? Soms hebben ze duidelijk een krop, bij andere ontbreekt deze. Ongetwijfeld hebt u ze daar ontmoet en heeft men u verteld dat in Zwitserland vele van die cretins voorkomen. Typisch is hun dom en achterlijk uiterlijk, hun dikte, hun traagheid en loomheid. En dan zijn ze zoo klein, 150 cm. is al de grootste. de meeste zijn niet grooter dan 110—120 cm., zoo groot als uw jongen of meisje van 7 jaar. Vaak zijn ze bovendien imbeciel, achterlijk, vele zelfs heelemaal idioot, zoodat ze voor de maatschappij ongeschikt zijn en ineen inrichting verpleegd moeten worden. Daar deze gevallen in bepaalde streken veel voorkomen, zooals b.v. in Zwitserland, of inde Pyreneeën, spreekt men van endemisch cretinisme. Therapie bestaat er eigenlijk niet voor; toediening van schildkliertabletten helpt niet. Wel is de prophylaxis, het voorkomen van ziekten, bij deze aandoening van groote beteekenis. Het is namelijk gebleken, dat het gebruik van gejodeerd zout of toevoeging van jodium in het drinkwater in streken waar krop en cretinisme veel voorkomen, het aantal van deze lijders aanzienlijk vermindert. Naast het endemisch cretinisme kennen we ook het sporadisch cretinisme, waarbij de patiënt dezelfde verschijnselen vertoont. Deze gevallen komen echter niet zooveel in kropstreken voor, men vindt ze ook in andere gebieden. De minderwaardigheid van de schildklier-functie van de prilste jeugd af of zelfs van vóór de geboorte is ook hier weer het oorzakelijk moment. Gelukkig luisteren deze gevallen echter wel naar de toediening van schildklierpreparaten, zoodat men hier gunstige resultaten kan verkrijgen. Het eenvoudig kropgezwel. Behalve deze uitgesproken vormen van teveel of te weinig schildklierfunctie staan de gevallen, waarbij een struma aanwezig is, die soms klein, soms zeer groot kan zijn, zonder dat men merken kan dat er stoornissen van de schildklierfunctie bestaan. Deze kropgezwellen worden in bepaalde streken nog wel eens waargenomen; in ons land bv. in Utrecht en omgeving. Een tekort aan jodiumtoevoer is hiervan de oorzaak. Ziekteverschijnselen treden meest niet op; tenzij de krop zóó groot mocht worden, dat omringende organen (luchtpijp. groote bloedvaten, zenuwen) te weinig ruimte overhouden. Dan kunnen er verschijnselen van adem tekort, ook stoornissen van het hart (krophart) optreden. Deze gevallen eischen operatieve verwijdering van de vergroote schildklier. Ga dus spoedig naar den dokter. Ook als het struma niet erg groot mocht zijn, maar wat ontsierend werkt. Vooral onze jonge meisjes vinden dat 203-11 natuurlijk verschrikkelijk. ledereen kijkt er ook immers naar! (Meestal is het niet eens zoo!) Ter voorkoming van dezen krop is de prophylaxis weer van groot belang. De maatregelen zijn weer dezelfde: toediening van jodium met het drinkwater of het keukenzout. In sommige gevallen zijn er echter kwade gevolgen van gezien, omdat een rustig schijnend kropgezwel later toch de verschijnselen van de ziekte van Basedow ging geven. Men zij dus voorzichtig en vrage liever eerst den raad van zijn dokter, voordat men zelf gejodeerd zout begint te gebruiken. We hebben nu in het kort nagegaan, welke verschijnselen kunnen optreden bij een versterkte en verminderde functie van de schildklier. Tevens hebben we opmerkzaam gemaakt op de gunstige werking van jodium, zoowel therapeutisch als prophylactisch. Onze conclusie is dat de schildklier een groote rol te vervullen heeft inde huishouding van het lichaam: dat ze regelend inwerkt op de mate van intensiteit van de stofwisseling; op de functie van het hart; op de huid en huidorganen; op den stand van de oogen; op de geestelijke ontwikkeling en den groei inde jaren van de jeugd. Waarlijk een belangrijk orgaan! Zoudt u het willen missen of er teveel van hebben? , ... . Wees dankbaar als uw schildklier juist goed werkt voor u en precies schijnt te weten, wat uw lichaam en geest behoeft. 11. De bijschildkliertjes. Naast den grooten broer, de schildklier, vinden we aan weerszijden de 4 kleine bijschildkliertjes, ook epitheellichaampjes genoemd. De anatomen, dat zijn die heeren, die graag willen weten, hoe het lichaam er van binnen precies uitziet, wisten wel dat die kleine orgaantjes daar zaten; maarde physiologen, dat zijn die heeren die meer nieuwsgierig zijn naar de werking der organen, wisten er geen raad mee. En de embryologen, dat zijnde heeren, die de ontwikkeling van het lichaam met al zijn weefsels en organen vóór de geboorte bestudeeren, dachten dat het kleine schildkliertjes waren, die op een abnormale plaats tot ontwikkeling gekomen zouden zijn. Maarde histologen, dat zijn die heeren, die zich vooral bezighouden met den fijnen bouw der weefsels, met de cellen, de bouwsteenen van alle levende organismen, welke ze met het microscoop, een sterk vergrootglas, bekijken, de histologen dan wisten wel dat de bijschildkliertjes geheel anders opgebouwd waren dan de schildklier. Zij spreken dan ook liever van epitheellichaampjes. Het waren dan ook eigenlijk de chirurgen, of wel die heeren, die de menschen gaarne opereeren, die vroeger na het wegnemen van de schildklier soms ernstige ziekteverschijnselen zagen optreden. Want het kon soms wel eens gebeuren, dat de geopereerde patiënt plotseling heftige en zeer pijnlijke krampen kreeg, voorafgegaan door gevoelens van stijfheid en zwakte. De krampaanval begint gewoonlijk inde vingers, gaat dan verder naar de handen en armen; ook de voeten en beenen gaan meedoen. De armen worden gebogen gehouden; de vingers staan als bij iemand, die een nauwe manchet aandoet. De teenen worden naar beneden gestrekt. Dit kan enkele minuten, soms ook uren tot dagen duren. Langzaam verdwijnen de kramp en de pijn weer. De aanvallen kunnen zich meermalen herhalen; soms kunnen ze gevaarlijk worden als de ademhalingsspieren ook door de kramp overvallen worden. De uitgebreidheid van den krampaanval is zeer verschillend: soms worden slechts enkele spieren aangegrepen, soms het geheele lichaam. Gaat de aanval voorbij dan kunnen de dokters toch nog wel verschijnselen waarnemen, die op de ziekte wijzen: snoert men den bovenarm af, dan krijgt de hand na eenige oogcnblikken den bekenden stand; klopt men tegen den jukbeenboog vóór het oor, dan kunnen alle spieren van mond en wang aan dien kant zich gaan samentrekken; prikkelt men de spieren met den electrischen stroom, dan blijken ze veel gauwer te reageeren, dan in gewone omstandigheden. Later onderzochten de internisten, dat zijn die heeren, die zich hoofdzakelijk met inwendige ziekten bezighouden, het bloed van deze patiënten. Hetzelfde deden ook al de physiologen-chemici, dat zijn die heeren, die de chemische samen- stelling der weefsels of de scheikundige constitutie der organen en orgaanproducten gaarne willen weten. Beide vonden, dat het kalkgehalte van het bloed veel te laag was in verhouding met gezonde menschen. Toen men dan eindelijk begrepen had, dat door de operatie van de schildklier de bijschildkliertjes of epitheellichaampjes tegelijkertijd verwijderd waren, werden de ziekteverschijnselen veel duidelijker. Opzettelijke proefnemingen bij honden, waarbij men de bijschildklieren wegnam, brachten dezelfde krampverschijnselen te voorschijn. Diende men nu het hormoon van de epitheellichaampjes, dat Collip in 1925 bereid heeft en parathormoon noemde, toe, dan kon men deze kramptoestanden bij het dier voorkomen. Dit ziektebeeld, dat ontstaat door het wegnemen van de bijschildkliertjes, en dat gekenmerkt is door het optreden van krampen, noemt men tetanie. Het duidelijkst was het dus vroeger bij de schildklier-operatie, maar ook onder andere omstandigheden kan men die ziekte soms vinden: zoo na infectieziekten: of bij maagpatiënten, die veel moeten braken; ook bij zwangere en zoogende vrouwen: terwijl men deze aandoening bij kinderen ook nog wel eens ziet, waarbij het dikwijls gepaard gaat met Engelsche ziekte. Tenslotte komt tetanie soms voor in bepaalde streken en op bepaalde tijden, b.v. in Heidelberg en Weenen in het begin van het jaar, waar vooral schoenmakers en kleermakers er last van hadden. De bijschildkliertjes hebben dus een werking op het kalkgehalte van het bloed, dat ze op een constant niveau houden. Laat hun werking te wenschen over, of ontbreken ze geheel, dan daalt het kalkgehalte van het bloed en ontstaat er tetanie. Geeft men nu kalk, of spuit men het in ernstige gevallen in, dan gaat de krampaanval over, terwijl men met bijschild- klierpoeder of parathormoon de aanvallen voorkomen kan. Daar vitamine-D bij de Engelsche ziekte zeer gunstig werkt en ook invloed op het kalkgehalte van het bloed heeft, is het niet onmogelijk dat beide stoffen, vitamine-D en parathormoon, elkander kunnen beïnvloeden. Vitamine-D heeft de neiging het organisme rijker te maken aan kalk, terwijl het parathormoon een mobilisatie van de kalkdepots en vermeerderde uitscheiding bewerkt. Behalve dit tekort aan hormoon van de bijschildkliertjes kent men ook wel een ziektebeeld, dat waarschijnlijk dooreen hyperfunctie van de bijschild- Het is dus wel gebleken dat de bijschildkliertjes een belangrijke rol spelen bij de regeling van het kalkgehalte van het bloed, dat in normale omstandigheden op een constant niveau wordt gehouden, en het is wel duidelijk, dat het weer een bijzondere en wonderlijke werking is die van de epitheellichaampjes uitgaat, die juist zooveel parathormoon afzonderen als voor een bepaald lichaam, afhankelijk van den kalktoevoer, noodig is. Waarlijk, wonderlijk is ons lichaam samengesteld! 111. De bijnieren. Een varkensniertje heeft U zeker wel eens gezien? Hoe de nier er uit ziet weet iedereen wel, omdat we vaak genoeg een vergelijking treffen met een niervormig voorwerp. Weet ge ’t niet? Welaan, de teekening laat u de nieren zien. Hoeveel nieren heeft u? Eén? Wel neen, dat weet u toch wel beter! Twee immers! Rechts en links inden buik, vlak tegen den rug aan. Dan weet u natuurlijk ook niet, hoeveel bijnieren u heeft. Raad er dan maar naar! Ook twee. Ze zitten rechts en links aan den bovenkant van de nieren; ze zijn driehoekig van vorm; uitvoerbuizen, zooals u bij de nieren kliertjes veroorzaakt wordt. In het geheele beenderenstelsel ontwikkelen zich dan merkwaardige afwijkingen, die bestaan in plaatselijke ontkalkingen der beenderen, gepaard met zwellingen. Het best kan men dat zien aan een Röntgenphoto, waarop de beenderen niet egaal van teekening zijn, maar hier en daar ziet men blazige afwijkingen optreden. Daardoor worden de beenderen zwak en kunnen soms het gewicht van den zieke niet meer dragen, zoodat het wel gebeuren kan dat de patiënt plotseling en spontaan een been breekt. Onderzoek van het geheele beenderenstelsel en van het bloed doet den waren aard van de ziekte kennen. De regeling van het kalkgehalte van het bloed is gestoord, gewoonlijk is het verhoogd, de kalkafscheiding inde urine is vermeerderd. Alle kalk wordt aan de beenderen onttrokken. In vele gevallen heeft men een vergrooting der epitheellichaampjes gevonden en wegnemen van deze gezwollen organen kan vaak tot genezing leiden. Gelukkig komt deze ernstige ziekte maar weinig voor. ziet, ontbreken geheel. Wat doen die organen nu eigenlijk? Ge zult zeggen: ze zullen wel weer een hormoon afscheiden. Volkomen juist. En niet een, maar zelfs twee. De bijnieren zijn namelijk samengesteld uit twee verschillende onderdeelen; het merg en de schors. Zooals uit deze benaming reeds blijkt, zit de schors van buiten om het merg heen. De embryologen leeren ons dat de schors een anderen oorsprong heeft dan het merg. Het laatste vormt het zoogenaamde adrenaline, een hormoon, dat reeds in 1901 is afgezonderd. Het blijkt dat deze stof een grooten invloed heeft op het sympathische zenuwstelsel. Brr., wat geleerd! Dan eerst maar even verklaren wat het sympathische zenuwstelsel is, anders kunt u mijn redeneering niet volgen. Ons zenuwstelsel beheerscht alle werkingen van ons lichaam, willekeurige en onwillekeurige. Wanneer U wilt gaan wandelen, zet u bewust uw voeten neer. Hiervoor moeten de spieren van uw beenen in werking gezet worden. Van al deze handelingen kunt u zich rekenschap geven; u kunt groote passen nemen, hard loopen, drentelen, zooals u zelf wilt. Deze bewegingen worden geregeld door het willekeurige zenuwstelsel, hersenen en ruggemerg. Maar wanneer u wandelt, en een kwajongen springt opeens voor uw voeten, dan schrikt u, het hart bonst u inde keel; de kleur kan uit uw gelaat verdwijnen. De versnelde hartswerking en de wisseling van de gelaatskleur gaan geheel buiten u om; het onwillekeurige, sympathische zenuwstelsel heeft uw hart en bloedvaten beïnvloed, waardoor uw hart sneller ging kloppen en u van kleur verschoot. Evenals uw hart staan alle organen van bloedsomloop, spijsvertering, ademhaling enz. onder invloed van dit zenuwstelsel. Nu is het adrenaline een stof, die werkt alsof het sympathische zenuwstelsel geprikkeld werd: de bloeddruk stijgt (als u dit leest, past u dan op geen mode-ziekte te krijgen, want verhoogden bloeddruk te hebben is een mode-kwaal inden tegenwoordigen tijd). Deze verhoogde bloeddruk, hypertensie komt tot stand door het samentrekken van veel kleine bloedvaatjes; hieruit wordt alle bloed weggeperst, het moet een plaats vinden inde grootere bloedvaten; het doorstroomingsgebied van het bloed wordt dus plotseling veel kleiner; het hart moet toch het bloed voortstuwen en krijgt op deze wijze veel meer te doen: het gaat krachtiger slaan, de pols wordt sneller. Gelukkig maar, want daardoor kan het hart de meerdere kracht die het noodig heeft om tegen den verhoogden bloeddruk in te werken, ook aanwenden. In enkele gevallen is het wel eens gebeurd dat het hart het niet kon en stil bleef staan! Een buitengewoon gunstige werking oefent het adrenaline uit bij menschen die aan asthma lijden, u weet wel, die ziekte waarbij aanvallen van de allerverschikkelijkste benauwdheid voorkomen, en waarbij de patiënten snakken naar lucht, de borst piept en hijgt als een locomotief en ze soms dreigen te stikken. Vaak heeft dan een adrenaline-spuitje wonderlijk succes, doordat de benauwdheid snel verdwijnt. Hier werkt het in op de krampachtig samengetrokken spiertjes van de kleinste luchtwegen, welke kramp wordt opgeheven, zoodat de patiënt weer ruimer kan ademen. Een andere werking is verder dat het bloedsuikergehalte verhoogd wordt en suiker inde urine kan komen. De hoeveelheden die in het lichaam gebruikt worden zijn weer zeer klein, want als men een spuitje geeft met slechts 1 mgr. adrenaline er in, dan krijgen vele patiënten al te veel en ondervinden onaangename bijverschijnselen (hartkloppingen, beven, angst, bleekheid). Behalve het merg, wat het adrenaline produceert, kent men inde laatste paar jaren ook het hormoon dat door de schors wordt afgezonderd. Men noemt dit cortine. De werking van dit hormoon is nog zeer onzeker. De eene geleerde beweert, dat het de waterhuishouding van het lichaam regelt; anderen zien er een weefselhormoon in; volgens weer anderen zou het inwerken op de spieren, of ook op de Genoeg, men weet er nog te weinig van. Inde bijnieren heeft men groote hoeveelheden ascorbinezuur, vitamine-C gevonden. Is er samenhang tusschen dit vitamine en de hormonen van de bijnieren? Wie ’t weet, mag het zeggen! Dit alles zijn theoretische waarnemingen en overwegingen. Maar nu de practijk. Kennen we ook ziekten die door stoornissen van de bijnierfunctie veroorzaakt worden? Inderdaad! Er komt een ziekte voor, de Addisonsche ziekte, die een gevolg is van insufficiëntie, onvoldoende werkzaamheid der bijnieren. Kenmerkende verschijnselen daarvan zijnde donkere, bronsachtige huidverkleuring, die een blanke soms op een neger kan doen lijken; de buitengewoon snel optredende vermoeidheid van de spieren, zoodat het dezen patiënten onmogelijk is een wandeling te gaan doen, laat staan een kruiwagen met zand voort te kruien. Dan is hun bloeddruk erg laag; ook het bloedsuikergehalte is aan den lagen kant. Deze zeer ernstige ziekte eindigt meestal in enkele jaren met den dood Men geeft wel bijnierweefsel, of tegenwoordig cortine, vaak met gunstig resultaat, helaas niet blijvend. De bijnieren blijken geheel verschrompeld te zijn vaak is tuberculose de oorzaak. ’ ’ Nu echter nog de hyperfunctie van de bijnieren, die ook weer in tweeën uiteenvalt. Bij vermeerderde functie van de bijnierschors ontstaat het beeld van het virilisme: de mannelijke secundaire geslachtskenmerken komen bij vrouwen te voorschijn; de stem wordt zwaar en laag, de snor en baard komen te voorschijn; de menstruatie blijft weg. Bij jongens treft men een toestand aan, alsof het reeds volwassen mannen waren, echter met kinderlijke karaktertrekken (hirsutisme). Bij de hypofunctie van de epiphysis (zie blz. 31) vindt men ook een te vroeg optreden van mannelijke eigenschappen bij jongens, maar hier tevens gepaard met een vooruit-zijn in geestelijk opzicht. Operatie van de bijnieren kan in sommige gevallen van virilisme of hirsutisme misschien helpen. Bij hyperfunctie van het bijniermerg, waardoor veel adre- naiine wordt afgescheiden, zou men verwachten, dat de bloeddruk steeds hoog zou zijn. Maar hoewel patiënten, die lijden aan hypertensie vaak genoeg worden waargenomen, is het verband met een hyperfunctie van het bijniermerg onzeker. Wel schijnt het in dergelijke gevallen tot aanvallen van hypertensie te komen, die gepaard gaan met allerheftigste pijnen in verschillende deelen van het lichaam, inde kuiten, inden buik, borst, hals, enz. Overzien we nu de bijnieren met hun werking, dan blijkt ook deze weer buitengewoon samengesteld te zijn en nog moeilijk te ontwarren. Maar dit is zeker: het zijn organen die we niet graag zouden missen en die een belangrijke unctie te vervullen hebben in het lichaam; afgestemd naar de behoeften van een bepaald individu, zich regelend naar de mate, waarin hun werkzaamheid vereischt wordt. Voorwaar, wonderlijk is ons lichaam samengesteld! Nog een kopje thee? Heel graag, als ’t u belieft. En gaat het verder goed? Ja toch wel? Ik vind anders, dat u er zoo slecht uitziet, zoo bleek en vermagerd. Och, ook gewond? O, neen, zweert uw vinger? Ja, al meer last van gehad. Zelfs voortdurend den laatsten tijd, dan hier, dan daar. Wat is dat lastig! Nog een kopje? Dat sla ik niet af, want ik heb ergen dorst. Dank u. Hè, dat smaakt naar meer. Uw thee is heerlijk. Ik drink zeer veel tegenwoordig. Het lijkt zoo raar en daarom doe je het niet; maar ik zou den heelen dag wel aan de waterkraan willen hangen, zoon dorst heb ik. Of me wat mankeert, ik weet het niet. Die zweerderijen zijn ook zoo lastig. En jeuk heb ik soms, ondragelijk! Je denkt wel eens dat je hier of daar wat opgeloopen hebt. Mijn huid is ook zoo droog en ruw. Ik doe er ’s avonds wel wat glycerine op, maar dat geeft niets. Soms kan het me ook zoon pijn doen inde beide heupen, net rheumatiek. Eten doe ik als de beste, zelfs wel meer dan vroeger, en toch word ik magerder. En moe, vreeselijk soms! Vroeger kon ik goed zien, maar mijn leesbril is ook al te zwak geworden; het is net of er een waas voor mijn oogen is. Mijn gebit is ook zoo slecht tegenwoordig. Maar, mevrouwtje, wat een klachten! Gaat u toch eens naar een dokter! Nog een kopje misschien? Mevrouw, ik sla het niet af. Mevrouw Jansen dronk wel 4 kopjes thee, en toen ze thuis kwam, ging ze direct naar de kraan en dronk met groote teugen nog 2 glazen water achter elkaar leeg. Maarden raad van haar vriendin zou ze opvolgen, en zoo zien we haar spoedig op het spreekuur van den dokter. O, mevrouw, zei die na het aanhooren van haar klachten, u zult wel suikerziekte hebben. Ja, ziet u maar, er is suiker in uw urine. Suikerziekte, hoe kom ik daar nu aan? Dat is niet zoo gemakkelijk te zeggen, maar belangrijker is wat we er aan doen moeten. 203-111 IV. De eilandjes van Langerhans inde alvleeschklier. En dat zal ik u opschrijven. U moet dieet houden: geen suiker inde thee of koffie, geen koekjes, geen gebak. Houdt u zich maar nauwkeurig aan dit lijstje, en komt u dan volgende week terug. Wat is suikerziekte, en hoe ontstaat ze? De diabetes mellitus of suikerziekte is een aandoening waarbij suiker inde urine gevonden wordt, geen gewone rietsuiker, maar glucose of druivensuiker. Het bloedsuikergehalte is verhoogd. Door deze stoornis kunnen allerlei verschijnselen optreden, waarvan de groote dorst en tengevolge daarvan het vele drinken en vele urineeren op den voorgrond staan. Ook eet de patiënt meer dan anders en vermagert toch. Dit zijnde hoofdverschijnselen, terwijl daarbij allerlei andere symptomen kunnen voorkomen, zooals mevrouw Jansen op de theevisite reeds vertelde. Wanneer we weten dat het bloedsuikergehalte steeds op een bepaald niveau gehouden wordt, zoodat men in 1000 gram bloed 1 gram glucose vindt, dan vragen we ons af, hoe dat mechanisme geregeld wordt. De suiker, die we opnemen met ons voedsel, alle suikerhoudende stoffen, maar ook alle zetmeelbevattende voedingsmiddelen worden in het lichaam in glucose omgezet. Dat begint reeds inden mond, want het speeksel verteert al voor een groot deel het zetmeel (kauw maar eens lang op een stuk brood, dan wordt het zoet). Maar voornamelijk toch worden de zoogenaamde koolhydraten inden darm verteerd, waar het sap van de alvleeschklier alle zetmeel omzet in glucose. Deze glucose wordt in het bloed opgenomen. Vlak na een maaltijd is het suikergehalte van het bloed verhoogd, maar dit daalt na enkele uren weer op het oude niveau. De glucose wordt inde lever opgestapeld als glycogeen, en vandaar weggevoerd voor de behoeften van het lichaam, om gebruikt te worden voor de werkzaamheid der spieren. Onder normale omstandigheden laat dit reguleerings-mechanisme niets te wenschen over en komt er geen suiker inde urine, tenzij men abnormale hoeveelheden suiker tegelijk zou gebruiken. Maar wanneer het bloedsuiker-gehalte te hoog wordt, kunnen de nieren de suiker niet tegenhouden en vindt men ze inde urine. Afgezien van alle narigheden, die de diabetes aan den lijder brengt, is het een oneconomische ziekte. Want reken maar uit! Wanneer een patiënt per dag 3 liter urine produceert, waarin 5% glucose (een vaak voorkomend gehalte) aanwezig is, dan verliest hij per dag 150 gram glucose, wat ongeveer 3 tot 4 kwartjes zal kosten. En dat wordt ongebruikt weggesmeten! Waardoor wordt nu de reguleering van het bloedsuikergehalte beheerscht? Voornamelijk door het insuline! Wat is dat nu weer? vraagt ge. Dat is het hormoon van de eilandjes van, Langerhans inde alvleeschklier, ook buikspeekselklier of met een geleerd woord pancreas genoemd. Deze eilandjes komen verspreid in dat orgaan voor, maar het meest toch in het staartgedeelte er van. Houd op, houd op, ik begrijp er niets meer van! Laat ik u dan vertellen. Inden buik, vlak achter de maag, ligt een langwerpig orgaan, dat met zijn kop inde bocht van den twaalfvingerigen darm ligt en met zijn staart dicht tegen de milt aankomt. Dit orgaan heeft een uitvoerbuis, en stort zijn product uit inden twaalfvingerigen darm, waar dit alvleeschsap inwerkt op het voedsel. Maar verspreid over de geheele klier, het meest achter inden staart zijn aparte lichaampjes te zien, die zooals door diepgaand onderzoek is gebleken, ook een product afzonderen: het insuline. Dit hormoon nu heeft een grooten invloed op de koolhydraatstofwisseling; het houdt het bloedsuikergehalte op een constant niveau: te weinig insuline veroorzaakt suikerziekte: teveel geeft krampaanvallen, die met den dood kunnen eindigen. Een nieuwsgierig lezer wil nu wel eens weten hoe men eigenlijk tot de kennis van dit alles gekomen is. Nu, luistert u dan maar! Neemt men bij dieren (honden zijn hiervoor veel gebruikt) de geheele buikspeekselklier weg, gelijk in 1889 het eerst gelukt is aan twee Duitsche onderzoekers, von Mehring en Minkowski, dan blijft het dier nog eenigen tijd in leven, wordt echter zieker en zieker, vermagert steeds meer, eet in het begin veel, zijn dorst is groot, inde urine vindt men suiker, en tenslotte sterft het dier. Maar wanneer men de uitvoerbuis van het pancreas buiten den darm en inde huid aanbracht, zoodat het alvleeschsap naar buiten vloeide, dan kreeg het dier geen suikerziekte; ook niet, wanneer men het pancreas wegnam en elders in het lichaam weer inplantte. In het pancreas moest dus een stof aanwezig zijn die de koolhydraatstofwisseling beheerscht. Hoe moeilijk het was om die stof die inde eilandjes van Langerhans gevormd wordt, te isoleeren, kan blijken uit het feit, dat men in 1890 reeds wist van zijn werking, maar dat het aan Banting en Best, twee Canadeesche onderzoekers in Toronto, eerst in 1922 gelukt is, het insuline te bereiden. Zij onderbonden de uitvoergang van het pancreas, waardoor de klier te gronde gaat, maar niet de eilandjes van Langerhans. Uit dit verkleinde en verschrompelde orgaan maakten zij een extract, en spoten het bij doodzieke dieren in en zagen ze herleven. Later heeft men geleerd het insuline gemakkelijker en op betere wijze te bereiden, en thans wordt het op de geheele wereld in ruime mate toegepast. Geeft men echter aan de proefdieren teveel insuline, dan wordt het bloedsuikergehalte te laag; er komen vergiftigingsverschijnselen bij, krampen treden op en het dier bezwijkt. Spuit men echter nog vroeg genoeg glucose in, dan leeft het dier weer op. Zoo ook bij den mensch. Door ziekte van het pancreas, waardoor het aantal eilandjes van Langerhans verminderd en daardoor ook de productie van het insuline geringer is geworden, ontstaat diabetes. Het is een chronische ziekte, die sterk kan wisselen in graad, en die door diëet, soms tezamen met insuline-inspuitingen zoodanig te beïnvloeden is, dat de patiënt voor de gevolgen er van gespaard blijft. Genezen doet hij natuurlijk niet, want dan zouden de eilandjes van Langerhans moeten herleven. Maar men kan door het houden van diëet de nog aanwezige insuline gebruiken zonder ziekteverschijnselen te krijgen, en mocht het insuline te kort schieten, dan kan men het inspuiten. De suikerziekte is een van de weinige ziekten, waarbij het voor de behandeling noodig is, dat men eenig begrip heeft waarom het gaat. Wanneer we u dus in het voorgaande verteld hebben, dat het hormoon van de eilandjes van Langerhans, dat het bloedsuikergehalte moet beheerschen, te kort schiet, dan begrijpt ge ook hoe we handelen moeten bij de bestrijding van de suikerziekte. Voorop sta, dat de patiënt zooveel voedingsstoffen moet opnemen, dat hij niet aan gewicht verliest, en dat geen suiker inde urine mag voorkomen, liever nog, dat zijn bloedsuikergehalte normaal moet blijven. Dus regelmatig op de weegschaal ter controle van het lichaamsgewicht. Daarnaast regelmatige controle van de urine; deze moet liefst geheel suikervrij worden. Zoowel het gewicht als de urine moeten normaal blijven door het houden van het diëet. Dit moet zooveel koolhydraten, vetten, eiwitstoffen, zouten, water en vitaminen bevatten als noodig zijn om de gezondheid in stand te houden, en de werkzaamheden naar behooren te kunnen verrichten. Het gehalte aan koolhydraten moet echter beperkt worden, omdat het lichaam die niet goed verwerken kan. In zeer lichte gevallen van suikerziekte zal het voldoende zijn, u slechts te onthouden van allerlei zoetigheden, als suiker in thee en koffie, koekjes, gebak enz. Blijft er dan nog suiker inde urine, dan is verdere beperking geboden: de hoeveelheden brood, aardappelen zal men moeten verminderen, meer vet en andere stoffen zullen gebruikt moeten worden. Is het nog erger, dan zal steeds meer beperkt moeten worden inden koolhydratentoevoer, maar tot op zekere hoogte. Blijkt de urine dan nog niet suikervrij te zijn en is het bloedsuikergehalte nog te hoog, dan zal uw dokter u insuline moeten voorschrijven. De geheele behandeling behoort te geschieden onder leiding en controle van uw huisarts: hij zal u nauwkeurig aangeven hoeveel gram brood, hoeveel gram vleesch en vet; hoeveel groenten en welke soort; de hoeveelheid en aard van het fruit. Houdt u daar nauwkeurig aan: weeg bij iederen maaltijd de voorgeschreven hoeveelheid (zet een briefweger naast uw bord). Ga uw boekje, vooral in ernstige gevallen niet te buiten, want het zou u kunnen berouwen. En natuurlijk, wanneer u ingespoten moet worden met insuline, dan is het vanzelfsprekend dat u aller- nauwkeurigst de gegeven voorschriften houdt: u zoudt het er leelijk af kunnen brengen! Want als u teveel insuline gebruikt, of wat op hetzelfde neerkomt, na een insuline-injectie te weinig koolhydraten tot u neemt, dan kan er een hypoglycaemie ontstaan. Van tevoren wordt u echter wel eerst gewaarschuwd door dreigende verschijnselen, als koudegevoel, beven, zweeten, hongergevoel, neiging tot geeuwen en slaperigheid en hoofdpijn. Gebruikt ge dan spoedig enkele klontjes suiker, dan gaat het wel voorbij. Maar laat ge het na, dan kunnen er ernstige verschijnselen optreden, als verwardheid en plotselinge bewusteloosheid, soms met lichte krampen. Of als het soms eens mocht gebeuren, dat u een tijdlang geen insuline kreeg, dan zou het omgekeerde kunnen plaats hebben: er kan een hyperglycaemie ontstaan met suiker en nog andere stoffen inde urine, en met een acidosis, een zuurvergiftiging van het lichaam, waardoor u bewusteloos zoudt kunnen worden, en zonder voldoende hulp zoudt kunnen sterven. De eilandjes van Langerhans met hun insuline verrichten dus wel een zeer belangrijk werk. En de schoone regeling, dat bij het normaal-functioneerende organisme juist zooveel insuline wordt afgescheiden, dat de aangevoerde suiker verwerkt kan worden en het bloedsuikergehalte op een constant niveau blijft, doet ons in bewondering staan voor deze fijne reguleering. Waarlijk, wonderlijk is ons lichaam samengesteld. V. Hei hersenaanhangsel, de hypophysis. Kinderen, weten jullie wel, dat je goed moet eten om groot te worden? Willen jullie wel graag net zoo groot zijn als vader en moeder? Ja hè? Nu, doe dan maar goed je best! Maar, vader en moeder, weet u wel, hoè het komt dat uw kinderen groeien? We vinden het allen zoo gewoon. Als ge aan uw kleinen peuter inden kinderstoel vraagt: hoe groot word je? dan krijgt u ongetwijfeld te hooren: zóó groot! En de kleine steekt zijn handjes omhoog en schatert u tegen. Groot worden ze allen wel, als ze inleven blijven, en verwonderen doet het ons niet. Maar waarom wordt u zelf dan niet steeds grooter? Waarom houdt de groei op een gegeven moment op? Ge weet dat met het voedsel alle bouwstoffen voor den groei aangevoerd worden; dat het zelfs bepaalde groeistoffen bevat, als b.v. het vitamine-A. Maar hoe werken die dan? Hoe gaat het dan toch eigenlijk? Herinnert ge u nog uw schoolkameraad, die veel langer en forscher geworden is dan u zelf? Ja, zegt ge, maar zijn ouders waren ook groot. Alles goed en wel, maar hij steekt toch immers een heel eind boven al zijn broers en zusters uit! Herinnert ge u ook dat meisje, dat zoo verschrikkelijk dik was? Pas M jaar en 160 pond! Vorig jaar bezocht een heel gezelschap dwergen uw stad. Hoe zijn die allemaal zoo klein gebleven? Wanneer we dieper op deze vraagstukken ingaan, dan zal het blijken dat een en ander niet zoo eenvoudig is als het wel lijkt. In ons lichaam komen enkele klieren voor, die een belangrijken invloed Bij de dwergen, die u vorig jaar zag, is het juist andersom geweest. Hun hypophysis is slecht ontwikkeld en het .groeihormoon heeft te weinig gewerkt, zoodat de lengte-groei van hun beenderen te wenschen heeft overgelaten en ze geheel ver beneden de maat gebleven zijn. Ze waren ongeveer zoo groot als uw kinderen van 7—B jaar. Een overigens abnormale indruk maakten ze niet; hun geestelijke vermogens zijn volkomen gelijk aan die van andere volwassenen. Hoe groot is dus de invloed van de hypophysis als groeiklier? Werkt ze vanaf jeugdigen leeftijd te weinig, dan worden de menschjes niet groot, maar blijven klein. Meestal gaat er geen achterblijven in geestelijk opzicht mee gepaard. Dat is dus geheel anders dan bij de stompzinnige, vaak idiote cretins; of bij die kleine, kromme en gebochelde stumperds, die in hun jeugd Engelsche ziekte gehad hebben; of bij de dwergen met hun normaal groote hoofden en lichamen, maar buitengewoon kleine armpjes en beentjes (chondrodystrophische dwergen). Maar nog is de werking van de hypophysis niet volledig verteld! Want dat dikke meisje van M jaar is toch ook wel abnormaal van omvang. Haar heupen en buikhuid en borsten lijken wel groote vethoopen. En geslachtelijke functies hebben op den groei. Eender voornaamste is wel het hersenaanhangsel, of hypophysis. Dit hazelnoot-groote orgaan ligt aan den onderkant van de hersenen, op de beenige hersenpan. Het bestaat uiteen voorste grooter deel, en een achterste kleiner gedeelte, die gescheiden zijn dooreen tusschenliggende middenkwab. Beide gedeelten verschillen duidelijk van elkander in bouw en in functie. Het voorste gedeelte is eender groeiklieren. Dit oefent een belangrijken invloed uit op den groei, vooral van het skelet, verder op de ontwikkeling der geslachtsorganen. Het onderzoek van den schedel van dien oud-schoolkameraad met Röntgenstralen heeft geleerd, dat zijn hypophysis reeds van jongsaf te groot was en dat daardoor de werking te sterk is geweest. De groei is steeds doorgegaan, en een lengte van 250 cm. heeft hij bereikt. Een reus is hij. U met uw 175 cm. zijt daar niets bij. Verder is hij normaal geproportioneerd; zijn voeten en handen zijn „natuurlijk” ook grooter en hij heeft een hoed met maat 65; alles is naar verhouding in grootte toegenomen. Gelukkig maar, dat op een leeftijd van ongeveer 20 jaar de groei der beenderen ophoudt, (waardoor? waarom juist op dien leeftijd?) anders was hij vast zoo lang geworden als de Dom van T T frocli f zijn nog niet opgetreden. Bij jongens zoudt ge de geslachtsorganen haast met kunnen vinden. Ook dit is een ziekte die waarschijnlijk door hypofunctie van de hypophysis veroorzaakt wordt (hypophysaire vetzucht). Hè, kijkt u eens! Wat een reusachtige kin heeft die man! En wat een neus. Maar’ dat heeft hij toch niet altijd gehad? U herinnert u immers wel, dat hij heel gewoon was. Dat lijkt wel een reuzegroei van uitstekende lichaamsdeelen. Dat heeft u goed gezien. Dat is het ook. Zie maar, zijn handen en voeten zijn ook veel grooter dan bij anderen. De man heeft er last genoeg van, want iedereen kijkt naar zijn groote kin en neus en lacht er om. Dat is wel niet mooi, maar menschen zijn vaak zoo wreed voor elkander. Bij dezen man heeft zich een gezwel van de hypophysis ontwikkeld en is de functie verhoogd. De groei der beenderen was reeds tot staan gekomen, anders was hij een reus geworden. Maar nu worden alleen die deelen van het lichaam grooter, die nog in omvang kunnen toenemen: handen, voeten, neus, kin, ooren. We noemen dit acromegalie. Het gezwel van de hypophysis kan door zijn grootte ook drukstoornissen veroorzaken inden schedel, omdat de ruimte door de toenemende grootte beperkt wordt. Dit kan ernstige verschijnselen geven, als o.a. hoofdpijn, gezichtsstoornissen tot blindheid toe enz. In enkele gevallen is het gelukt het gezwel te verwijderen, met goed resultaat. Dan moeten we nog noemen het beeld dat ontstaat als de geheele hypophysis verschrompelt en verdwijnt door ziekteprocessen. Dan ontwikkelt zich een toestand van de grootste uitputting. De patiënt vermagert, er blijft niets over dan vel over been; alle stofwisselingsprocessen zijn verminderd, de huid is gerimpeld, de haren vallen uit, geen tand blijft over, de geslachtelijke functies houden op; de patiënten die eigenlijk nog inde kracht van hun leven zijn, zien er als oude, afgeleefde grijsaards uit en sterven tenslotte aan volkomen uitputting. Dit is het beeld der hypophysaire cachexie (Simmonds). Tenslotte nog de diabetes insipidus. Bij deze ziekte bestaat alleen groote dorst, de patiënt drinkt enorme hoeveelheden, terwijl ook de urinesecretie dienovereenkomstig verhoogd is en verscheidene liters per dag (soms wel 10—20 liter) kan bedragen. Suiker vindt men er echter niet in. Ook hierbij meent men met een stoornis van de hypophysis te maken te hebben, hoewel het ook met onmogelijk is, dat het gedeelte der hersenen, dat vlak bij de hypophysis ligt, ook gestoord is in zijn werking. Veel is er aan deze ziekte niet te doen; met hypophysis-preparaten zouden door sommige resultaten gezien zijn. We zien hieruit, hoe belangrijk de hypophysis is voor den groei en de nor- VI. De Hypophysis en de geslachtsklieren, Nog zijn we niet aan het einde gekomen van de werkzaamheden van de hypophysis, want we moeten nog spreken over den geweldigen invloed, die van dit orgaan op de geslachtsklieren uitgaat. Deze invloed is zelfs zoo groot, dat een bekend onderzoeker, Bernhard Zondek, de voorkwab van de hypophysis zelfs de motor van de geslachtelijke functies genoemd heeft. Deze vergelijking is lang niet slecht, want evenals een motor de aandrijvende kracht is, waardoor heele series machines kunnen draaien, zoo is ook de hypophysis het orgaan, dat de geslachtsfuncties beheerscht. Terwijl het weer de geslachtsfuncties zijn die bepalen of men een man dan wel een vrouw is. De voorkwab van de hypophysis vormt een hormoon, dat geen kenmerkenden invloed heeft op één van de geslachten, maar dat op beide stimuleerend inwerkt. Dit zoogenaamde niet-specifieke gonadotrope hormoon is door Zondek prolan genoemd. Vooral ten tijde van de puberteit, als het onderscheid tusschen beide geslachten zich duidelijk gaat openbaren, wordt de invloed van de hypophysis grooter. Waarom juist dan? Waarom is de leeftijd van 12—M jaar voor deze belangrijke veranderingen aangewezen? Deze vraag is moeilijk te beantwoorden. Remming van andere organen met inwendige afscheiding? We noemen 203-IV male ontwikkeling van den mensch. Niet dat hiermede nu alle vragen opgelost zijn! Verre van dat! Want hoè werkt die klier dan of haar hormonen? Zijn er nog andere factoren die het groeiproces beïnvloeden? Ongetwijfeld! Denk maar aan de geslachtsorganen, aan de schildklier, de epiphysis; den thymus; aan de voeding waar de vitaminen van zoo’n groot belang zijn. En dan de erfelijke eigenschappen. Wie weet welke momenten nog meer van beteekenis zijn voor het groeiproces. Welk een werking gaat er van dit kleine orgaantje dus uit. Gelukkig dat inde meeste gevallen de functie zoo goed is, dat uw kind ongestoord opgroeit tot een flinken jongeman of tot een aardige, knappe jongedochter. We vragen u, zoudt gij de hypophysis willen missen of stoornissen in haar functie willen hebben? Waarlijk, wonderlijk is ons lichaam samengesteld! b.v. de epiphysis en den thymus (zie blz. 31). is het kind uit de tropische landen eerder tot volle rijpheid gekomen? Allemaal vragen, waarvan de oplossing nog pas in het beginstadium is. Door de inwerking van het prolan beginnen de geslachtsklieren, bij de jongens de testikels of zaadballen, bij de meisjes de ovariën of eierstokken, hun eigenlijke functie. Moeder, waar is uw jongen toch, ja ik bedoel die van 16 jaar? Ik zie het al, u weet niet waar hij zit. Gaat u dan maar eens mee, dan zal ik u laten zien, wat hij uitvoert. Maar zachtjes, hij mag ons niet hooren. Mijnheer is bezig zich te scheren! Ja zeker. De kwast vol schuimend zeep staat op tafel, het scheer- apparaat heeft hij inde hand. Mijnheer wordt man! Strijkt u hem maar eens onder de kin. Stoppels, werkelijke stoppels! Een lange broek en een hoed wil hij ook al hebben, zegt u? En dan zijn stem zoo zwaar geworden, dus de baard inde keel? Deze veranderingen kan men bij iederen normaal-ontwikkelden jongen van M tot 16 jaar aantreffen. De stem wordt zwaarder, mannelijker, door uitgroeien van het strottenhoofd. U kunt bij mannen immers vaak den Adamsappel zoo goed zien? De baardgroei begint ook rond mond en kin; de okselharen en schaamharen gaan groeien. Het karakter van het speelsche jongske wordt anders; hij gaat zich meer voelen; wil weten dat hij man wordt. Deze secundaire geslachtskenmerken nu komen tot ontwikkeling door de werking van het hormoon van de mannelijke geslachtsklieren, de zaadballen. Hé, ik dacht dat de zaadballen het zaad produceerden? Dat is ook zoo, maar daarnaast komen inde testikels nog cellen voor, die door Leydig ontdekt zijn, en welke het geslachtshormoon, hombreol genaamd, voortbrengen. Hoe men dat nu weer is te weten gekomen? Ook hier is lange tijd voor noodig geweest voor men deze kennis heeft kunnen verkrijgen. Twee manieren zijn er, waarop we dat geleerd hebben: de waarneming van ziekte-gevallen, en de dierproef. Wanneer dooreen ongeval of dooreen operatie de testikels zijn verwijderd, dan vertoonen deze castraten of eunuchen merkwaardige verschijnselen, afhankelijk van den leeftijd waarop het verlies plaats had. Zijn het nog kinderen dan ontwikkelen de secundaire geslachtskenmerken zich niet of maar zeer gebrekkig. De geslachtsorganen groeien niet uit, de stem blijft hoog, baard of okselharen komen niet tevoorschijn; een eigenaardige lengtegroei, soms Oud worden deze menschen gewoonlijk niet en ze zien er voor hun leeftijd veel meer oud en afgeleefd uit dan ze in werkelijkheid zijn. Het is nu gebleken dat wanneer de teelballen niet inden balzak indalen, maar inden buik verborgen blijven (cryptorchismus), de secundaire geslachtskenmerken wel aanwezig zijn, maar dat geen zaad geproduceerd wordt. Onderzoekt men de organen, dan blijken de cellen van Leydig intact te zijn, het overige gedeelte van het orgaan is echter verschrompeld. Maar nam men beide testikels op jongen leeftijd weg, dan ontstonden er geen mannelijke karaktertrekken, het werden eunuchen. Bij het proefdier heeft men dit kunnen bevestigen: worden de uitvoerbuizen van de zaadballen onderbonden, dan verschrompelen de geslachtsklieren; de secundaire geslachtskenmerken blijven echter bestaan: doet men b.v. dezen ingreep bij mannetjesherten, dan behouden ze hun gewei, terwijl ze dit door castratie verliezen. Onderzoekingen van Voronoff, een Parijsch chirurg, hebben ons geleerd dat behalve werking op de secundaire geslachtskenmerken, ook invloed uitgaat op de ouderdomsverschijnselen. ledereen heeft wel eens gehoord van het overplanten van „apenklieren”; er is genoeg den spot mee gedreven. Maar op een bepaalden grondslag berusten deze proeven wel. Voronoff zag dat gecastreerde dieren veel gauwer oud werden, zooals men ook bij eunuchen kan ïvaarnemen. Toen hij nu een teelbal vaneen jonger dier overplantte bij zoo’n oud dier (zijn eerste proefdier was een mannetjesschaap), zag hij dit als het ware herleven en gepaard met abnorme vetafzetting treedt op; de geslachtsdrift ontbreekt. Zijn het reeds volwassen mannen, dan verandert de uitval van de geslachtsklieren niets aan de secundaire geslachtskenmerken; de geslachtsorganen worden kleiner en de geslachtsdrift verdwijnt. Zijn het reeds oudere mannen dan is de invloed maar zeer gering. Behalve de eunuchen kent men ook menschen, aan wie de testikels niet ontnomen zijn, maar bij wie de ontwikkeling der teelballen is uitgebleven, zoodat ze later dezelfde verschijnselen vertoonen als de castraten: men noemt ze eunuchoiden. jong en frisch worden. Later zou hij bij menschen deze proeven herhaald hebben met apenklieren; naar men zegt met succes. We zien er echter uit dat de producten van inwendige afscheiding van de teelballen een grooten invloed uitoefenen op de geslachtskenmerken van den jongen. Maar ook bij den volwassen man bestaat die invloed. Voortdurend wordt geslachtshormoon geproduceerd; dit werktin op de bijbehoorende geslachtsorganen als zaadblaasjes, prostaat enz., het centrale zenuwstelsel wordt ontvankelijk gemaakt voor erotische prikkels; en de geslachtsdrift wordt opgewekt. Hoe is het nu met het meisje? Ook het touwtje-springende, vroolijke, onbezorgde kind komt op 12—Mjarigen leeftijd onder invloed van de werking van het hypophysis-voorkwabhormoon. Dit prikkelt de vrouwelijke geslachtsklieren, de eierstokken, tot verhoogde werkzaamheid. De eierstokken produceeren de eieren, maar ze hebben ook een inwendige afscheiding. Waar dit geslachtshormoon precies gevormd wordt, is nog niet geheel bekend; maar er zijn wel cellen inde ovariën, waar men vermoedt dat het product van inwendige secretie gevormd wordt. Groot zijn echter de veranderingen, die bij uw dochtertje optreden. Haar jeugdige onbezonnenheid maakt plaats voor jonkvrouwelijke gratie. Aan haar lichaam voltrekken zich allerlei ingrijpende veranderingen. Het hoekige gaat over in ronde vormen; de borsten beginnen zich voor te bereiden op hun toekomstige taak; de oksel- en schaamharen beginnen te groeien; het bekken wordt breeder. Maar het voornaamste is wel dat iedere maand de menstruatie optreedt. Bij iedere volwassen vrouw ontstaan in één eierstok aan het einde der menstruatie nieuwe, onrijpe follikels, dat zijn blaasjes, die naar den Hollandschen ontdekker, blaasjes van de Graaf genoemd worden. In ieder blaasje bevindt zich een eitje. Maar slechts één follikel ontwikkelt zich tot volkomen rijpheid, en groeit uit tot een ongeveer erwt-groot blaasje, waarin het eitje aan den kant ligt. Deze ontwikkeling van den follikel geschiedt onder invloed van het hormoon uit de voorste kwab van de hypophysis. Op den 12den tot Mden dag na het begin van de menstruatie barst de follikel; het eitje komt vrij en wordt langs den eierleider naar de baarmoeder gevoerd. Uit het gebarsten blaasje ontstaat het zoogenaamde gele lichaam of corpus luteum. Maar inden follikel is ook een hormoon gevormd, het follikelhormoon, menformon genaamd, dat zijn invloed heeft doen gelden op het slijmvlies van de baarmoeder; dit is dikker geworden en de klierbuizen er van zijn uitgegroeid. Ook het gele lichaampje vormt een hormoon, het corpusluteumhormoon of progestine. Dit, samen met het menformon zetten hun werking op het baarmoederslijmvlies voort; dit wordt dikker en vochtrijker. Wordt het eitje niet bevrucht, dan degenereert het corpus luteum; de werking van zijn hormoon op het baarmoederslijmvlies houdt op en dit gaat zich onder bloeding afstooten: menstruatie. We kunnen eigenlijk zeggen dat de menstruatie de bevalling van een dood eitje is. Het afstooten van het slijmvlies onder bloeding wordt bewerkstelligd door samentrekkingen van de baarmoederspieren. Deze samentrekkingen staan ook weer onder invloed vaneen hormoon van de hypophysis, nu echter niet van de voorkwab, maar van de achterkwab, genaamd pituitrine. Is het eitje echter wel bevrucht, dan blijft de menstruatie uit; het gele lichaampje gaat niet te gronde, maar blijft bestaan, het baarmoederslijmvlies wordt niet afgestooten, maar is nu buitengewoon gunstig om het eitje in zich op te nemen. Het eitje groeit; de vrucht en de nageboorte gaan zich ontwikkelen. Maar het spel der hormonen gaat voort: de hypophysis-voorkwab vormt groote hoeveelheden van haar hormoon; dit prolan komt in zeer groote quantiteiten in het bloed en de urine. Het is mogelijk gebleken aan Aschheim en Zondek dit hormoon inde urine aan te toonen met de dierproef: nog onvolwassen vrouwelijke muizen of konijnen worden met zwangeren-urine ingespoten en na enkele dagen zijn hun nog infantiele, onontwikkelde geslachtsorganen sterk gaan groeien. Inden allerlaatsten tijd is ook een chemische methode gevonden. Is de reactie positief, dan is dit een zeker teeken vaneen bestaande zwangerschap. Deze reactie is dus wel van zeer groot belang omdat het hiermede mogelijk is, in het allervroegste begin met zekerheid de diagnose van zwangerschap te stellen, als het op andere wijze nog geheel onzeker is. Hiermede is echter de werking van de hormonen inde zwangerschap nog niet ten einde. De borsten worden dikker, de klieren gaan een vocht afscheiden, de melkproductie wordt voorbereid. Ook hierbij speelt een hormoon van de hypophysis-voorkwab een rol. Het is duidelijk dat al deze hormonen, die inde zwangerschap hun werking doen gelden, een geheele verandering in het organisme van de vrouw geven, wat dan ook vaak met stoornissen gepaard gaat vooral inde eerste maanden, als misselijkheid, braken, verschillende lusten, psychische afwijkingen, enz. Na 9 maanden of 280 dagen heeft de bevalling plaats. (Waarom na 9 maanden?) Het merkwaardige is dat vlak voor de bevalling de hoeveelheid prolan zeer sterk daalt en daardoor de hoeveelheid inde urine ook nog maar zeer gering is. Ligt hierin misschien de oorzaak dat juist op dat tijdstip de bevalling begint en het product van de hypophysis-achterkwab een overheerschenden invloed krijgt? Want dit hormoon, het pituitrine, heeft naast andere eigenschappen ook het vermogen de baarmoederspieren tot krachtige samentrekkingen te prikkelen, waardoor tenslotte de vrucht wordt uitgedreven. Door de bevalling heeft een plotselinge wijziging plaats inde samenwerking van de verschillende organen met inwendige afscheiding. Dit kan tot stoornissen aanleiding geven en het is ook daarom wel goed dat de jonge moeder minstens 9 dagen bedrust houdt. Tegelijkertijd na het uitvallen van de werking van al deze hormonen begint de zog-productie sterker te worden, ook weer onder invloed vaneen hormoon , van de hypophysis-voorkwab. Het kindje kan zich nu laven aan de moederborst. Na verloop van tijd, meestal enkele maanden, waarin geen menstruatie optreedt, hernemen de geslachtsorganen hun cyclische functies, daarbij weer voortgestuwd door den motor, de hypophysis-voorkwab. Of er ook stoornissen kunnen optreden door vermeerderde of verminderde werkzaamheid van de geslachtsorganen? Ongetwijfeld! We hebben er u al heel wat opgenoemd, (reuzengroei, dwerggroei, vetzucht, eunuchendom, enz.) Maar buiten deze afwijkingen vindt men vooral bij de vrouwen talrijke stoornissen op dit gebied. Te laat optreden van de menstruatie, onregelmatigheden, enz. Ook tijdens de overgangsjaren, wanneer de vrouw op een leeftijd van 45 tot 50 jaar gekomen is, en wanneer det menstruatie voorgoed ophoudt en dus de inwendige secretie geheel anders wordt, kunnen zich vele ziekelijke verschijnselen voordoen. Maar genoeg. U zult door deze uiteenzettingen wel geleerd hebben, van hoe groote beteekenis de hypophysis is voor de geslachtelijke functies, én de geslachtsorganen voor het geheele wezen van man of vrouw. Waarlijk, wonderlijk is ons lichaam samengesteld! VIL De borstklieren, de pijnappelklier. De borstklier, zwezerik of thymus is een orgaan, dat inde borstholte ligt, onder het borstbeen. Bij kleine kinderen is het orgaan groot, neemt tot aan de puberteit in grootte toe en verdwijnt dan langzamerhand, zoodat men bij volwassenen niets of bijna niets meer van het orgaan terugvindt. De werking van de borstklier, vraagt ge? Dat is nog een groot vraagteeken. Wel kan men vermoeden dat er eenige invloed van zal uitgaan op de groei en normale ontwikkeling van het jonge individu. Men weet nog maar zoo weinig van de werking van den thymus, dat we beter doen er maar niet verder over te spreken. De pijnappelklier of epiphysis is een erwtgroot orgaan, dat aan den bovenkant van de hersenen ligt. Dit orgaan scheidt ook een hormoon af, maar van de werking daarvan weten we ook niet zoo heel veel. In sommige gevallen heeft men gezwelvorming van dit orgaan waargenomen; het functioneerend gedeelte zou echter verminderd zijn, er zou een hypofunctie bestaan. Men nam dan bij jeugdige personen een merkwaardigen invloed waar op de geslachtelijke ontwikkeling. Men zag namelijk, dat de jongen een zware stem kreeg: dat de schaam- en okselharen gingen groeien, dat het mannelijk lid abnormaal groot was en de zaadballen reeds functioneerden. Tegelijk zou de geestelijke ontwikkeling den leeftijd van het kind ver vooruit zijn. Dit is dus een vroegrijpheid, pubertas praecox genaamd. Daar het tot nu toe niet gelukt is uit den thymus en de epiphysis producten te bereiden, waaraan men een duidelijke werking, die aan dat orgaan eigen is, zou mogen toeschrijven, is onze kennis van de werking van deze organen nog maar zeer gering en zullen we moeten wachten tot de geleerden meer feiten ons kunnen mededeelen. VIII. Andere organen met interne secretie. Er blijven nog enkele organen over die ook een interne secretie zouden hebben. We noemen de lever of hepar, de grootste klier van het lichaam, die in den rechter bovenbuik ligt. Deze neemt een belangrijke plaats in inde stofwisselingsprocessen; produceert de gal, die bittere vloeistof, die dient voor de vertering van het vet; en zou ook een inwendige afscheiding hebben, welk product van belang geacht wordt voor den aanmaak van bloed. Dan de milt ol lien, die links inden buik achter de maag ligt, is lanqen tijd een groot raadsel geweest voor de physiologen. Ook dit orgaan zou een hormoon afzonderen, dat van bijzondere beteekenis zou zijn voor de afweerkrachten van het organisme, alsook tegen bepaalde bloedziekten. indelijk kennen we nog de carotisklier, inde tweesprong van de qroote halsslagader, en de stuitklier aan het einde van het stuitbeen. Van de werkinq van deze orgaantjes weten we nog heelemaal niets af. Besluit. De hormonen, de producten van de organen met inwendige afscheiding zijn vee, en hun werkingen zijn vele, reguleerend, samenwerkend, tegenwerkend, blijft n°e^ en ondoorvorscht nog verscheidene. Menige vraag Maar hiervan hebt ge u toch wel kunnen overtuigen, dat er in ons lichaam geweldige dingen gebeuren, die u in bewondering doen uitroepen: Waarlijk wonderlijk is ons lichaam samengesteld; eere en glorie aan den Schepper' MET EEN BOEKSKE IN EEN HOEKSKE O c z r; oo m r~ r~ O z > z o m r~ t O UITGAVE EN DRUK VAN BOSCH & KEUNING TE BAARN • LIBELLEN-SERIE Nr. 203