in de caricatuur 100 UITGEZÓCHTE CARICATUREN met een briefvan Dr. A. Kuyper 6e- 7 g DUIZENDTAL NIEUWE HERZIENE UITGAVE UITGEGEVEN DOOR BOSCH ê KEUNING – BAARN ||fiiKSUN|vERs|TE|T UTRECHT 1550 8629 KUY P E R in de caricatuur LIBELLEN-SERIE Nr. 216/217 Prijs van één nummer 45 cent. Vier nrs. per nummer 40 cent. Acht of meer nummers per nummer 35 cent. Dubbele nummers dubbele prijzen. Drievoudige nrs. drievoudige prijzen In slappe band 35 cents extra. Omslagteekening voor de eerste uitgave (1909). Zeer geachte heeren Gij vraagt me, of ik geen bedenking koester tegen herdruk in één bundel van de beste caricaturcn, waarmee men mij, uit meer dan één hoek, nu bijna veertig jaren bestookt heeft. Hiermee kunt Ge niet bedoelen, dat ik fiat voor de uitgave zou moeten verleenen, want het auteursrecht kan kwalijk bij mij worden gezocht. Ik waag daarom de onderstelling, dat Gij, na de relatie waarin „Cm de Oude Wereldzee" ons bracht, wildet weten, of zulk een caricaturenbundel op mij geen grievenden indruk zou maken. En is deze onderstelling juist, dan dank ik U voor uwe beleefdheid, en haast ik mij U te verzekeren, dat integendeel zulk een uitgave mij veeleer gelegen komt. Gelijk ik toch uw photograaf, dien gij mij in Oct. 1907 zondt, te kennen gaf, plaagden toen reeds mijne huisgenoten mij met het steeds dringender verzoek, om, hun ten gerieve, eene collectie van de beste caricaturen, die op mij gemunt waren, aan te leggen. Als souvenir bij mijn 70-jarig feest gaven ze aan zulk een collectie zelfs voorkeur. Maar hoe ik ook zocht en naploos, ik zag al spoedig dat er geen denken aan viel, om ook maar een tiende van de collectie bij elkaar te krijgen. En zie, nu neemt Gij u voor, mij welhaast in keurig present-exemplaar een veel vollediger collectie aan te bieden, dan ik ooit had kunnen opspeuren. Maar niet de mijnen alleen doet Gij er een dienst mee, ook zelf zal ik uwe uitgave ten zeerste op prijs stellen. Van club noch sociëteit lid, kreeg ik de overgroote helft van deze caricaturen nooit onder mijn oogen. Zelf kon ik mij niet op alle uitgaven van dien aard abonneeren, en zoo was ik meest aangewezen op wat ik hier of daar bij vrienden BRIEF AAN DE UITGEVERS VAN DEN EERSTEN DRUK 5 te zien kreeg, of op straat achter het raam van een sigaren-winkel vond aangeplakt. Ik mengde me dan soms onder de kijkers die stonden te genieten, en genoot zelf vaak meer nog van wat ik onder hen verhandelen hoorde, dan van wat ik zag. Vriend „Uilenspiegel", dien ik nooit aangeplakt zag, had ik dan ook in geen twintig jaren voor mij gehad. En nu begrijpt ge toch dat het een interessant stukje ironische biografie voor me zal zijn, in den keurigen vorm dien men van U verwachten mag, heel dien voorraad eens rustig aan mijn theetafel te kunnen doorbladeren. Ge zult dit misschien ijdelheid noemen. Nu, een tikje daarvan pleegt zelfs den ouden man bij te blijven, en heusch, ik sta daarin niet alleen. Er is bij zulke caricaturen ook een subjectief-psychologische gewaarwording in het spel, waarover ik meê kan spreken. Allicht is het zelfs voor onze caricaturisten niet onaardig, dat een man op wien ze zoo bij voorkeur hun pijlen richtten, hun zelf eens zeggen komt, hoe 't hem onder het genieten van hun geestigheid veelal te moede was. Ik zeg dit natuurlijk niet van wat eerst door uw bundel tot mijn kennis zal komen. Een caricatuur is het kind van den dag. Aardigheden van twintig jaar geleden maken den indruk van wespen die hun angel kwijt zijn. Mijn subjectieve gewaarwording is daarom uitsluitend ontleend aan wat ik dadelijk, bij het uitkomen der spotprenten, ervan zag. En dan begin ik met er op te wijzen hoe ik allengs den indruk ontving, dat ik zelf mêe hielp, om er de caricatuur bij ons bovenop te brengen. „Uilenspiegel" had de geestigheid, mij bij mijn zeventig-jarig feest op zijn eerste bladzijde, in een met kransen omlauwerd beeld, een hulde te brengen, die mij als standmodel eerde. Vergelijk ik nu, wat de caricatuur ten onzent was vóór '70 en wat ze na '70 geworden is, dan is er merkbare vooruitgang in geestige conceptie, in eigenaardig Nederlandsche opvatting, en in fijnheid van teekening. En nu weet ik wel, dat deze vooruitgang er niet zou gekomen zijn, zoo de Braakens i e k's, de H a h n's en de R a ay m a k e r's niet waren opgetreden, maar dit moeten de heeren me toch ten goede houden, dat ik ze dan toch aan stof heb geholpen, en al moest ik dan telkens het gelag betalen, mijn liefde voor de kunst stond hoog genoeg om voor haar bloei dit niet al te groote offer over te hebben. Onze caricatuur stond niet hoog. Na de „Hollandia regenerata", die in 1796 te Londen uitkwam, en op onzen jammer gemunt was, bleef ze 6 nog altoos in zoo lage sferen zweven, dat Eduard Fuchs, op blz. 382 van zijn: „Die Karikature der Europaïschen Völker", onze Nederlandsche caricaturen nog als „Philisterhafte Krdmerei" achter de „blitz-blanke Scheiben" aan de kaak stelde. Maar sinds kwam er zulk een merkbare keer ten goede, dat ge thans slag op slag onze caricaturen in tal van Europeesche illustratiën vindt overgenomen. Het is zoo, de moreele caricatuur hebben we nog niet. Wat H o gar t h en C ru i k s h an k op het laatst der 18e eeuw voor Engeland gaven, missen we nog geheel. Het blad dat zich als Humoristisch bij ons aandient, spot zonder een hooger doel te beoogen, en ieder voelt dat een zoo ziellooze humor geheel buiten staat is om, gelijk dit aan Hogarth en Cruikshank gelukte, veel ingeslopen zedenbederf te stuiten. Humor zonder hooger ernst die er achter schuilt, is den edelen humoristischen naam niet waard. Politieke caricatuur was het eenige waar men ten onzent kracht in zocht. En dan zal uw bundel opnieuw bewijs leveren, hoe „Uilenspiegel" te laag stond, om in hoogere kunstsfeer meê te tellen. Vooral in teekening schoot dit spotblad te kort, en daarom moest het wel met lange bijschriften uitleggen, wat uit zijn beelden niet sprak. Soms kwamen er wel geestige zetten in voor, maar het hooger kunstpeil bereikte dit blad nooit. Het doelde vooral op het herbergpubliek en onderging er de beademing van. Veel hooger stond de „Spectator", wat de idee betreft, maar de „Spectator" had geen teekenaar, en daarom moest schier elke spotprent in dit geleerd orgaan mislukken. Eerst de „Kroniek" bracht caricatuur van beter gehalte, en Uw eigen „Groene Weekblad" wist eindelijk den kunstprijs te behalen. In de „Notenkraker" is de toeleg om opzettelijk valsche munt tot clichés te ijken, al te doorzichtig, en hierdoor verliest de teekening aan kunstwaardij. Maar alles bijeen genomen, mocht dan toch de laatste dertig jaren in flinken vooruitgang geroemd worden. Ook Nederland doet op caricatuurgebied thans met eere meê. En ik stel het op prijs, iets althans van dien vooruitgang ook op mijn credit te mogen boeken. Dat Ge de spotprenten die het Heilige aantast'en en met Bijbelwoorden hun satiriek spel dreven, uit uw bundel uitliet, waardeer ik. Het was te laf en te min om te worden opgenomen. Het zou uw bundel ontsierd hebben. Ook dat ge een heusch portret vóór in uw bundel plaatst, is een gelukkige greep. Wie in uw bundel graast, dient toch te weten hoe ik er in eigen persoon uitzie, zoo ter correctie van de caricaturen die 7 steeds een heel andere persoon onder mijn naam lieten tigureeren, ais ter waardeering van Braak ensie k's teekeningen, die soms haast meesterlijke photo's in hun beelden gaven. Bij dien eersten indmk, dat ik de caricatuur op mijn manier vooruit hielp, voegde zich als tweede, dat de intentie van onze caricaturisten m den regel loffelijk was. Er is zooveel „costelijk mal" in ons menschelijk leven, en bijna in ieder persoon, dat we den gullen lach ter correctie van zooveel menschelijke dwaasheid niet missen kunnen. Hoog-theologisch zal ik dit niet ophalen, maar ik moet er toch iets van zeggen. In de Schrift wordt ons meer dan eens gezegd, dat de heilige God spot en lacht met de dwaasheid die uit ons zondig bestaan opdoemt. Fijne ironie geeselt in Psalm en Profetie keer op keer de zondige verhoudingen die zich in 't leven afteekenden. En als Jezus de Pharizeën striemt, is er in zijn snerpend woord meer dan eens een teekening, die, met fijne stift in beeld gebracht, een snijdende caricatuur zou uitgeven. Zie ze maar, die Pharizeërs, bezig, om de dille en de komijn te vertienen, de huizen der weduwen opetend onder een lang gebed, op de markt hun gebeden rekkend, en de vooraanzitting begeerend in de Synagoge. Alles spotbeeld in heilig-ironischen zin, gelijk ook Gustave Dor é, de schitterendste Bijbelverluchter der 19e eeuw, een van Frankrijks beste caricaturisten is geworden. Het misbruik, soms het cynische misbruik van de caricatuur gemaakt, mag ons nooit het oog doen sluiten voor haar ernstige roeping, en steeds heb ik het betreurd dat in ons land alle caricaturisten aan één kant stonden, en dat ook onder onze Calvinisten nog altoos niet de man is opgestaan, die met toornende ironie het „costelijk mal" der moderne maatschappij wist te geeselen. Die eenzijdigheid — hoe kon het anders — heeft de caricatuur ten onzent onder de mannen van Rechts in discrediet gebracht. Veel misbruik kon dan ook niet ernstig genoeg gegispt worden. Maar hoever dit misbruik ook ging, toch mag het er nooit toe leiden,- om de caricatuur als zoodanig te veroordeelen. Immers de echte, hoogstaande caricatuur handhaaft juist daarin haar eere, dat ze nimmer den persoon schendt, maar alleen de fout in zijn openlijk optreden brandmerkt, en dit zóó doet, dat de geraakte er zelf in geniet, er om lacht en zich gewonnen geeft. Zoo heb ik ook meer dan eens in de caricatuur genoten, en er uit geleerd. Natuurlijk o v e r d rij f t de caricatuur, maar juist door dit overdrijven ontdekt ze u soms iets in uw doen en laten, waar ge zelf minder op gelet hadt. 8 En wie daar oog voor heeft, trekt er voordeel uit, en leert van zijn bespotters. Niet dat ik daarom dacht dat andere staatslieden niet evenzoo een kant hadden, die hard de correctie der caricatuur behoefde, maar partijbelang deed hen sparen, waar men mij zonder verschooning aanviel, en juist dit schonk mij zoo extra profijt. Doch hierbij bleef het niet. Een streng-partijdige caricatuur, gelijk ze op mij aldoor gemunt werd, heeft voor den aangevallene ook nog di t heel andere voordeel, dat ze u toont hoe men over u denkt, hoe men uw positie begrijpt, en welk een voorstelling men zich maakt van uw middelen tot verweer. De caricatuur klapt uit den krijgsraad van uw tegenstanders. Dit gaf mij niet zelden het genot, te ontwaren, hoe volkomen mijn belagers zich in mijn doel of in mijn middelen vergisten. Daarnaar kon ik dan weer mijn verweer inrichten. Ik begreep er mijn tegenstanders door, ook waar zij bleken mij niet te begrijpen. En tactisch was mij dit niet zelden goud waard. Gegriefd heb ik mij door deze spotprenten dan ook nooit gevoeld. Eens wel, toen men in 1873 mijn pasgeboren kindeke, in verband met de Vaccine-quaestie, in spotbeeld bracht. Dat was laf. Maar voor het overige ben ik meest vrij fatsoenlijk behandeld, en hoe zou ik mij het laag geploeter van wat schendblad werd, hebben aangetrokken. In wat goede caricatuur was had ik slechts schik. Ook nog om iets anders. Politieke, persoonlijke caricatuur bedoelt u als staatsman af te maken, en moet u althans, zeg, na tienjarige lange jacht voorgoed buiten gevecht hebben gesteld. Reeds voor hoelang had ik dan, naar deze artistieke berekening, niet reeds politiek dood moeten zijn? En dat te meer, daar ik voor Barbertje dienst deed. Ik toch had 't altijd gedaan, als één man viel men steeds uit eiken hoek op mij aan. En dat terwijl ik zelf het talent miste, om caricatuur tegenover caricatuur te stellen, en geen mijner vrienden mijn eigen gemis aan talent vergoeden kwam. Het had er reeds aan het eind der 70-er jaren dan ook alles van, alsof de rustelooze spot mij vleugellam zou hebben geslagen. Maar juist uw bundel zal nu het bewijs leveren, dat die toeleg niet gelukt is, en dat ik den heeren te taai van leven ben geweest. Een caricaturist die u dertig en meer jaren te lijf moet gaan, heeft het reeds daardoor tegenover u afgelegd. En dit nu, ik kom er voor uit, is mij toch een genot als ik het indenk. Reeds vóór '80 had ik gelegd moeten zijn, en nog sta ik 9 overeind. Ik weet wel, eigen roem riekt niet wel, doch na een hardnekkigheid als waarmeê men mij nazat, moet Ge mij dit kleine roempje toch eens gunnen. Met de stift heeft men mij zoo rusteloos bekrast, dat ik het dezen éénen keer mijn vrienden onder de caricaturisten wel eens terug mag doen met de pen. Nog dit pennekrasje voeg ik er aan toe. Tot 1889 bevonden de politieke caricaturisten hier te lande zich nog altoos in een eenigszins valsche positie. Zooals toch Georg Hermann, in aansluiting aan Professor Friedrich Theodor Vischer, het uitdrukt („Die Deutsche Karikatur im 19. Jahrhundert", p. 8) is dit de hooge, edele trek van de politieke caricatuur, dat ze altoos tegen de meerderheid in worstelt, en het voor de minderheid opneemt. Zoo ze, omgekeerd, 't pleit voor de meerderheid tegen de minderheid voert, verloopt ze zoo licht in hoon. Daarom hinderde het mij steeds, dat onze Nederlandsche caricatuur haar pijlen onveranderlijk op de voormannen van de onderdrukte minderheid afschoot. Voor haar eere moest ook hieraan een einde komen, en daarom heb ik, naar de mate mijner kracht, er in 1888 toe meêgewerkt, om haar politieke vrienden in minderheid te brengen. Zoo eerst kon onze caricatuur normaal en karaktervol optreden. In 1901 heb ik dit nogmaals beproefd, toen ze, na Mackay's val, weer in haar meerderheidswaan van leer trok. En het gelukte mij ten tweede male. En nu ze in 1905 weer beproefde, naar de meerderheidskant te verhuizen, en hierin slaagde, nam ik mij voor, ook ditmaal bij de stembus van 1909 te doen wat in mijn vermogen is, om aan Neerlands politieke caricatuur haar eereplaats aan de zij der Minderheid te hergeven. Of mij dit ook nu gelukken zal? Geachte heeren, een horoscoop bij de stembus placht ik nooit te trekken. Wie dat doet, gist in 't gemeen mis. Maar al mocht ik ditmaal in mijn nobel pogen niet slagen, om voor de derde maal de caricatuur op haar plaats te zetten, op een tarnen laudanda volunt a s reken ik, onder Uw auspiciën, toch vast. En wat Gij vraagt, of Ge dit schrijven niet voor uw bundel zoudt mogen afdrukken, handelt daarin naar eigen goedvinden. Er op tegen heb ik niets. 's-Gravenhage, 1 April 1909. KUYPER. 10 Dr. A, Kuyper, predikant, kanselredenaar bij uitnemendheid, publicist, was in Jan. 1874 bij herstemming met den heer Verniert van der Loeft, te Gouda met 1504 tegen 1252 stemmen, na feilen strijd gekozen. Bij de Liberalen heerschte bittere boosheid over den uitslag. Welke verwachting het optreden van Dr. Kuyper in de Tweede Kamer wekte, vertolkte „Uilenspiegel". AANBLIK VAN DE TWEEDE KAMER nadat Dr. Kuyper zitting zal hebben genomen. (Uilenspiegel, Mei '74.) 11 KAMERLID TEGEN WIL EN DANK. Mr. de Savornin Lohman: „Je hoort er in, vriend Kuyper! Je talenten, je positie als leider. . Dr. A. Kuyper: „Maar ik meen dat ik elders nuttiger . . Mr. de Savornin Lohman: „Kom, kom, een mensch is niet voor z'n pleizier op de wereld!” (De Amsterdammer, 4-12-92.) In 1875 was Dr. Kuyper wegens ernstige ziekte uit de Kamer getreden en begeerde geen zetel meer, al oelende hij door „De Standaard" grooten invloed uit op het politieke leven. Dit gat meermalen aanleiding tot meeningsverschillen, waarom Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman bij de Kamerverkiezingen in 1892 er bij Dr. Kuyper op aandrong in de Kamer zitting te nemen; de leiding te geven, die hij noodig en wenschelijk achtte. Dat Dr. Kuyper hier weinig voor voelde, toont Braakensiek in bovenstaande plaat. Joh. Braakensiek. 12 De kiesrechtkwestie had in 1894 verwijdering gebracht in de A.R. partij. Dr. Kuyper, die de Kieswet-Tak voorstand, zag Mr. de Savornin Lohman uittreden. Deze richtte een nieuwe partij op. Op de Deputatenvergadering van 30 Maart 1894 had Dr. Kuyper verklaard geen candidaluur voor Goes te willen aanvaarden, welk besluit ook in 1897 gold. Braakensiek schijnt van dit besluit niets ai geweten te hebben en illustreert in bovenstaande plaat de voorliefde der Zeeuwen voor Kuyper boven Lohman, KUYPER EN LOHMAN IN ZEELAND OP DE WEEGSCHAAL. Antirevolutionaire waagmeester: Lohman. ik Joh. Braakensiek. geloof niet, dat je hel haalt! (De Amsterdammer, 24~1~'97.) 13 HET CHRISTELIJK DEEL DES VOLKS OP WEG NAAR HET BEWIND. Bij de Juniverkiezingen van 1901 was de aandacht van alle politieke partijen gevestigd op den man, die, hoewel leider van een betrekkelijk kleine partij, toch door het vertrouwen, dat zijn optreden in het parlement had verkregen, algemeen als de leider van de stembusactie tegen de partijen van links werd beschouwd. Toen de uitslag 52 rechts tegen 48 links was, wekte het geen verwondering, dat Dr. Kuyper tot formateur werd benoemd. Dat Links weinig verhouwen in het „Christelijk deel des volks" had, toont Braakensiek in bijgaande plaat. Joh. Braakensiek. Nederlandsche Maagd (tot den koetsier): •—' Vrindje, vrindje! als dat maar goed afloopt! (De Amsterdammer, 23-6^01.) 14 De toeschouwers: Mooi! maar bliji nou ’s vier jaar zoo staan! (Ned. Speet., 27-7-01.) Eind Juli kon Dr. Kuyper een Coalitie-Kabinet aan H. M. de Koningin voorstellen. De samenstelling viel blijkbaar aan de pers mee. Het werd op niet onwelwillende wijze besproken. Alleen maar.. , , men vreesde dat de coalitie het geen vier jaar zou uithouden, zooals bovenstaande plaat toont. DE NIEUWE REGEERINGS-COMBINATIE. 15 Kuypec (tot den bode): En hoe vind je me na? Bode: Prachtig! Weet u aan wien u me een beetje denken doet? Aan uw voorganger, Minister van Houten .. . En waar moet ik üw oude plunje nu brengen? Kuyper: Och, stuur ze maar naar de Warmoesstraat. . . aan De Standaard: hier heb ik ze niet noodig. (De Amsterdammer, 15-12-'01.) Bij de alg. beschouwingen hadden onderscheiden Kamerleden geschriften van Dr. Kuyper meegebracht om hem te bestoken. Dr. Kuyper somde op hetgeen hij in 30 jaar geschreven had, om dan, na eenige misvattingen te hebben afgewezen, te zeggen; „Overigens zij opgeraerkt, dat ik nooit bereid zal bevonden worden om, wanneer men mij met die oude plunje van dertig jaar geleden hier komt aandragen, daarop te antwoorden." DR. KUYPER ALS MINISTER. Joh. Braakensiek. 16 Bij de behandeling der Staatsbegrooting 1902 in de Eerste Kamer had de heer Rutgers van Rozenburg den minister-president toegevoegd, dat deze niet moest meenen, dat hij hier ten eeuwigen dage zou zitten. Volgens den teekenaar zat Dr. K. er evenwel tamelijk op zijn gemak. HET KABINET KUYPER EN DE EERSTE KAMER. Joh. Braakensiek. Kuyper: Ziezoo, wat zit ik hier lekker! Ik zal u geen kwaad doen, als u geen ruzie zoekt.... Mevrouw: Och we mogen van geloof een beetje verschillen, wat het overige betreft, ben ik het zoo goed als heelemaal met u eens ... Wilt u een kopje thee? . . . Zeker niet al te sterk? ... En een domineesklontje? Kuyper: Lieve juffrouw, wel twee! (De Amsterdammer, 2-2-02.) 17 In de dagen vlak vóór Dr. Kuypers tweede troonrede stelde de teekenaar Braakensiek Dr. K. voor in twijtel erover in welk „pakje" hij zijn troonrede ditmaal steken zal: dat der democratie, der calvinistische beginselen enz. MINISTER KUYPER EN DE TROONREDE. Joh. Braakensiek. Bode: — Excellentie, de heeren ministers wachten u om de troonrede op te stellen... Minister Kuyper: Een oogenblikje! — Ik weet nog niet in welk pak ik mij dezen keer steken zal. (De Amsterdammer, 14~9-’02.) 18 Van zijn eerste optreden als lid der Tweede Kamer af, had de Heldersche afgevaardigde, de heer A. P. Staalman, geweigerd lid te worden van de A.R. Kamerclub. In de Kamer betoogde hij, dat Dr. Kuyper het Christ. Democratisch beginsel had losgelaten. Bij het begrootingsdebat diende Jhr. Mr. de Savornin Lohman den heer Staalman op straffe van antwoord, gelijk Braakensiek hier te zien geeft. IN DE TWEEDE KAMER Joh. Braakensiek ]hv. de Savornin Lohmart (tot Staalman): „Moet jij je moeder zoo treiteren. Schaam je voor de gasten!" De gastvrouw Kuyper: „Kom lieve Broeder, het best is te doen alsof je ’t niet hoort." Talma: „Nietwaar, oom, dan ben ik toch zoeter . . ." (De Amsterdammer, 14*12-02.) 19 De Marez Oyens (tot Kuyper): Wat moet ik doen?! Welke lijn is veilig? ICuyper: In het twijfelachtige onthoud u . . . opdat gij zelf niet oorzaak van een ramp wordt. . , (De Amsterdammer, 8-2-03.) De door Socialisten en Anarchisten geleide Spoorwegstaking te Amsterdam en elders, van 31 Jan.—2 Febr. 1903, die de overheid overviel en Transport- en Spoorweg-diensten noodzaakte tot toegeven, lokte een scherpe critiek uit van Proi. Treub, Prof. A. C. Visser van Yzendoorn e.a., welke zich concentreerde niet op de staking, maar op den Minister-president en Minister de Marez Oyens, wien verweten werd, dat zij zich van ingrijpen onthielden. Hoe Braakensiek de situatie zag, toont bovenstaande plaat. DE REGEERING EN DE STAKING. Joh. Braakensiek. 20 Den 5en Febr. verscheen een Stcit., waarbij milicienverlofgangers van infanterie en genietroepen onder de wapens werden geroepen. 25 Febr. diende Dr. Kuyper een drietal wetsontwerpen bij de Kamer in. De Soc. pers was fel; sprak van worg- en dwangwetten, een Comité van verweer tegen de wetten werd opgericht; een nieuwe alg. Spoorwegstaking werd voorbereid. Braakensiek laat in bovenstaande plaat iets van de moeilijke positie der regeering zien. DE SPANNING IN HET LAND TENGEVOLGE DER STRAFWETSVOORDRACHT. Joh. Braakensiek. Minister Kuyper (tot Thorbecke’s schim): O, groote staatsman, hoe red ik mij uit dezen nood . . . ? Geef mij uw raad . . .! Thorbecke: Mijn raad? Tracht uw tijd te begrijpen: wees sterk door zedeVjke kracht; houd hoog het Gezag; bedenk: wie het Recht knakt en de vrijheid knot verlaagt het Gezag tot dwingelandij. . . (De Amsterdammer, 15^3-03.) 21 DE GEWIJZIGDE STRAFWETONTWERPEN. Ned. Maagd: Zie je nu wel, boertje, dat je leelijk overvraagd hebt... en nu zal nog moeten blijken of de visch goed is .. . Het Vischboertje: Nou, jufferlief, zet er je tandjes maar ’s eerst in. . . (De Amsterdammer. 5-4-03.) De Memorie van Antw. had de Soc. dem. nog zenuwachtiger gemaakt, doch was overigens door schier heel de pers met instemming besproken. Het Kamerdebat, op felle wijze gevoerd door de Soc, dem. en door obstructioneele redevoeringen gerekt, had geen ander resultaat dan de aanneming der wetsontwerpen met resp. 78 tegen 15; 81 tegen 14 en 86 tegen 6 stemmen. De Eerste Kamer nam de wetsontwerpen eveneens aan met alg. stemmen of zonder hoofdelijke stemming. Joh. öraakensiek. 22 Reeds 20 April was bij K.B. de Enquête-Commissie ingesteld onder voorzitterschap van Mr. J. D. Veegens. Het verslag, 14 Jan. 1904 uitgebracht, gedrukt in zes deelen, verscheen met bijlagen en een afzonderlijke nota. Meende „Het Volk" (S.D.A.P.), dat de enquête niets zou opleveren, het gevolg was verbetering der positie en versterking der onderlinge organisatie. Hieruit blijkt, dat Dr. Kuyper zich niet bij den neus heeft laten nemen, zooals bovenstaande plaat wilde suggereeren. DE REGEERING EN DE SPOORWEGMAATSCHAPPIJEN. (Het Zondagsblad, 30-8-03.) Albert Hahn. 23 Bij de alg. besch. in Dec. 1903 is er schier geen onderwerp geweest of Mr. Goeman Borgesius trachtte Dr. Kuyper schaakmat te zetten. Elke poging mislukte, zooals bovenstaande plaat laat zien. BORGESIUS' STORMLOOP OP DR. KUYPER. Joh. Braakensiek. Min. KVriend, daar is je hoofd niet hard genoeg voor! (De Amsterdammer, 27-12-03). 24 FIDEL MET DE KLUIF. (Het Zondagsblad, 10-4-04.) Albcrt Hakn. Na aanneming van de H. O.-wet van Kuyper door de Tweede Kamer op 24-3-'04 dreigde nog de Eerste Kamer, die met een linksche meerderheid moeilijkheden scheen te zullen geven. 25 Dr. Kuyper gaf — aldus de teekening — zijn mederegeerenden coalitie genooien, in het bijzonder den R.K., aan wetsontwerpen nog al wat te slikken, wat dezen maar matig naar den zin was: Drankwet, Hooger Onderwijswet, verder betreffende vaccinatie, tarieven en loterij. OP VISITE BIJ TANTE KUYPER. Linse. Tante Kuyper: Na jongens, tast maar toe! Loyolino: Ja maar tante, ik lust dat eigenlijk niet! Tante Kuyper: Kom eet maar mee voor de gezelligheid. Naderhand krijgt ge misschien iets wat je beter smaakt. (Ned. Speet., 23~4~'04.) 26 Drie maanden heeft de oppositie de behandeling der Drankwet gerekt. Adressen van het drankkapitaal, tal van bezwaren, werden breed uitgemeten; de wet beschouwd als een noodwet; de soc. ellende voorgesteld als om drankgebruik te bevorderen; de bescherming van den drankhandel bepleit, enz. enz. Terwijl de drankhandel de wet bestreed, ging Dr. Kuyper het ontwerp verdedigen, als controle verscherpend, misstanden wegnemend en den arbeid der Drankbestrijding steunend. Hij bleek geneigd tot overleg en aanvaardde menig amendement, zooals de kleeding van het kind op bovenstaande plaat wel zien laat. DE DRANKWET Joh. Braakensiek. Kuyper (tot Lohman): Je weet niet, broeder, hoe veel ik van dat kind ga houden. Ze is de trots van mijn vaderhart. Lohman: Ik begrijp het volkomen — en wat heb je ze aardig aangekleed! Kuyper: Ja, hè? 't Is nog niet heelemaal klaar, maar niemand zal kunnen zeggen, dat de snit niet van mij is. — Van boven tot beneden geknipt naar mij n patroon. (De Amsterdammer, 15-5-04.) 27 Op 19 April 1904 kwam het H, Ondeiwijs-ontwerp in de links gerichte Eerste Kamer, waar het een slecht onthaal vond en in strijd met de grondwet werd geacht. Het R.K, lid Mr. van der Biesen had ter toelichting van het ontwerp een uitvoerige verdediging opgesteld, bestaande uit citaten van hoogleeraren, waaruit z.i. de geest sprak, welke aan de Openb. Universifeiten heerschte en door hem als buitengemeen verderfelijk en geheel strijdig met den christelijken geest te zijn, werden geacht. DE HOOGER-ONDERWIJSWET IN DE EERSTE KAMER. Joh. Braakensiek. Don Quichotte (v. d. Biesen) tot Sancho Panza (Kuyper): Blijf jij maar bij je ezel; ik zal den vijand wel afmaken . . . (De Amsterdammer, 22-5-'04.) 28 De mondelinge behandeling in de Eerste Kamer van de Hooger-Onderwijswet ving aan op 12 Juli met een zeer scherpe rede van Prof. Mr. van Boneval Faure, die het ontwerp bestreed als niet het staatsbelang bevorderend; de vrijheid der wetenschap miskennend en aan banden leggend; — „met het beginsel van godsdienstvrijheid wordt gebroken, de godsdienstvrede in hooge mate bedreigd". Op 14 Juli viel het ontwerp met 27 tegen 22 stemmen, nadat Dr. Kuyper met „ontbinding" gedreigd had. DE HOOGER-ONDERWIJSWET EN DE EERSTE KAMER NA DE VERKIEZINGEN VOOR DE PROV. STATEN. Joh. Bvaakensiek. Directeur Kuyper: Vooruit! Spring er door, al zijn je beentjes wat stijf! — Doe je 't niet, dan zal ik je wel leeren! (De Amsterdammer, 26-6^04.) 29 EEN STAATSGEVAARLIJK MINISTERPRESIDENT. Albect Hahn. De le-Kamer-ontbinding, 21 Juli gepubliceerd, wekte veel beroering. Men herinnerde er aan, dat Dr. K. de le K. het „bolwerk der Kroon" had genoemd en ontbinding slechts in uiterste noodzaak mocht geschieden. (Het Volk, 24-7-04.) 30 De Provinc. Statenverkiezingen voor de E.K. hadden — met uitzondering van Overijssel — het gewenschte verloop. De Eerste Kamer was „om". Het Kabinet kon er nu op rekenen, dat ook in dit lichaam de meerderheid rechtsoh was. Geen wonder, dat de teekenaar Dr. Kuyper, die dit jaar ontzaglijk veel tijd in de Tweede Kamer had moeten zijn ter behandeling, met obstructie en uitgesponnen debatten, van Hooger Onderwijs, Drankwet en kleingoed, gelegenheid biedt om uit te blazen. DR. KUYPER NA ZIJN PARLEMENTAIRE SCHOONMAAK. Joh. Braakensiek Na gedaan werk is 't goed rusten. Ik heb me nog nooit zoo secuur gevoeld. (De Amsterdammer, 7~8~'04.) 31 Het Kabinet—Kuyper, dat de sociale voorzieningen den voorrang gaf en niet voornemens was een grondwetsherziening voor kiesrechthervo-ming aanhangig te maken, werd van vrijzinnige en soc. democratische zijde overstroomd met voorstellen om te komen tot algemeen kiesrecht. Het Kabinet en de rechtsche meerderheid wezen deze voorstellen af. Dr. Kuyper achtte zich sterk genoeg, zooals de teekenaar laat zien. Albert Hahn. Laat ze komen om d'r kiesrecht, ik ben sterk genoeg! (Het Zondagsblad, 18-9-04.) 32 De Troonrede van 1904 kondigde nog een heele serie wetsontwerpen aan, die in staat van voorbereiding waren. Wij noemen het complex verzekeringswetten met het arbeidscontract als middelount, waarbij Dr. Kuyper ook de verplichte verzekering geregeld wilde zien. De Kamers van Arbeid hadden hier een belangrijke taak bij te vervullen. Heel het complex verzekeringen was ingedacht, geregeld in den kring van den arbeid zelf, gesanctionneerd — daarna — door den staat. Braakensiek vond het nochtans een „sjovel spulletje", zooals de plaat laat zien! DE TROONREDE 1904. Joh. Braakensiek. Teun, de wegwerker (tot Bram Kuyper, den vrachtrijder): Wel Bram, wat rijd je vandaag de ju[{er in een sjovel spulletje! Bram: Daar was haast niks te vervoeren overgeschoten, Teun. ■ . maar den volgenden keer zal je eens zien, dan kom ik met het zwarte span voor den vollen boerenwagen. (De Amsterdammer, 25-904.) 33 Dr. Kuyper had de sociale wetten niet klaar kunnen krijgen, gelijk hi beloofd had, zooals deze plaat laat zien. Albert Hahn. Volk (langs den weg): Maak voort, maak voort, we kannen niet wachten, geen dag en geen nacht! Ie Voerman (tot den 2e): Heb jij haast? 2e Voerman: Ikke? Heelemaal niet. Ie Voerman: Nou dan nemen we d’r nog vier jaartjes bij. (Het Volk, 25-9-04.) 34 (De Amsterdammer, 16-10-04.) Op den 3en Augustus bestonden de Prov. Staten in Overijsel uit 23 rechts, 23 links, 1 vacature, waarin vermoedelijk een liberaal zou gekozen worden. Over een voorstel de stemming voor de E.K. veertien dagen uit te stellen, staakten de stemmen. Toen verlieten 23 liberalen de zaal, een verkiezing onmogelijk makend. De vraag, hoe de aanvulling diende te geschieden, werd door Dr. Kuyper beantwoord met de indiening van een noodwetje. Dit noodwetje kon worden ingetrokken toen de Staten zelf in November tot ve'rkiezing der E.K.-leden overgingen, waarbij 2 van Rechts en 1 lid van Links gekozen werden. Dat Links niet veel op had met dit noodwetje, zegt bovenstaande plaat. HET NOODWETJE BETREFFENDE DE STATEN-VERKIEZING IN OVERIJSEL. Moeder Kuyper (tot de Ned. Maagd): En wat zegt u nou wel van dat nakomertje? Ned. Maagd (tot moeder Kuyper): Hum ... zoogt u het zelf? Baker Lohman: Wel neen Mevrouw! Zoo plat als een scholletje! . . . ’t moet met de flesch . . . Ned. Maagd: Nu moedertje, ik mag je niet misleiden . . . Al heb je het ook nog -oo mooi aangekleed. . . 't is me een stumper, hoor!. . . 35 Vroeg werd de verkiezingsactie ingezet. Besloten was tot den val van het Kabinet en van Dr. Kuyper. Na de ontbinding der E.K. ging de loopmare: hij had een aanval op „de wetenschap" gedaan. De oppositie in de Kamer vond steun daar buiten. De frontmakers — de heeren Ketelaar, Bigot, Smeenge, Roodhuyzen — trokken het land door om door zonderlinge, onware voorstellingen de kiezers aikeerig te maken van de onderwijsnovelle, dus bovenal van Dr. Kuyper. Roodhuyzen tegen de soc. wetten met: „wat heeft een dooie aan pensioen", Plate tegen het tarief, Troelstra tegen de dwangwetten. Hoe Dr. Kuyper volgens den teekenaar hierop reageerde. DE ZONDAGSRUITER. Patrick Kroon Kuyper: Als die kerels daar nou maar niet zoo n heidensch lawaai maakten, zou ik mijn knol nog wel regecren. (De Ware Jacob, 28-2-05.) 36 Hoe dichter Juni naderde, hoe feller de Linkerzijde werd. Een kort, bijna eensluidend program hadden de fractie's van Links opgesteld. Mr. Goeman Borgesius en Marchant hadden al de hulpmiddelen van hun vruchtbaren geest in werking gesteld om niemand af te wijzen. Zij wilden niet eens algeheele herziening der Grondwet, maar alleen van Art. 80. Daarvoor was uitgevonden het „blanco artikel", bedoelende uit Art. 80 te schrappen de bestaande beperking en aan de Tweede Kamer volle vrijheid latend het kiesrecht naar haar zin te regelen. De plaat laat zien, dat de machtige vuist der S.D.A.P. in den strijd tusschen Rechts en Liberaal den beslissenden slag zal slaan. JUNI (Het Volk, 14-5-'05.) Albert Hahn. 37 Van den aanvang van zijn optreden ai heeft Di. Kuyper gepleit voor sociale wetgeving, een wetboek voor den arbeid ontworpen, een proeve van pensioeneering van werklieden gegeven en bij de behandeling van de ongevallenwet Borgesius getoond deze materie te beheerschen. Toen Dr. Kuyper dan ook zijn sociale hervormingen in 1904 bij de Kamer indiende, was dit geen „lokkebrood" voor de kiezers, evenmin een paradepaard, zooals deze plaat suggereert. DE SLUWE VOERMAN. Albert Hahn. (Het Zondagsblad, 21~5~'05.) 38 De samenwerking der beide prot.-chr. partijen, op de teekening vertegenwoordigd door Jhr. de Savornin Lohman en Ds. Talma in leeuwengedaante, bij de verkiezingen in 1905 was de linkerzijde een doorn in hef oog. Vandaar de schampere opmerking van het Zeeuwsche boertje. — Dat in 1894 Dr. K. te Goes Jhr. Lohman heeft willen wippen, is intusschen historisch onjuist; hij had met grooten nadruk verklaard tegenover dezen geen candidatuur te willen aanvaarden. VERKIEZINGSPOLITIEK. , t? T < , r- Joh. Braakensiek. Zeeuwsch Boertje: t Is toch aardig: in 94 wou Kuyper Lohman te Uoes wippen en liet hij zijn vrienden voor de candidatuur—Stigter werken, en nou zie je diezelfde Lohman met T'alma gespannen voor Kuypers zegekar. (De Amsterdammer. 28-5-05.) 39 De stemming op 16 Juni deed den uitslag reeds vermoeden, toch werden voor de herstemming alle zeilen bijgezet. Het ging tegen het Christelijk element, dat Dr. Kuyper in onze staatkunde wilde doen behouden. Daartegen hief heel de linkerzijde de leus aan: Kuyper moet er uit. „Het Volk" schreef: „de ramp, die Kuyper heet, afwenden van ons volk, daf is de heilige plicht van elk Soc. Democraat". Zoo ging het bij de laatste ronde, gelijk deze plaat laat zien. DE LAATSTE RONDE. Met den dood op de hielen. (Het Volk, 25-6-05.) Alberf Halm, 40 De linkerzijde had gezegevierd. Dr. Kuyper (en zijn regeering) was op de keien gegooid. Aldus de bovenstaande plaat van Albert Hahn. NA DEN VAL, (Prenten, Juli '05.) A.lbert Hahn. 41 Groot was de vreugd over den val van het Kabinet Kuyper, maar deze politiek heeft vele slachtoffers gemaakt, want toen het Kabinet moest aftreden, was pas de helft van zijn regeeringsprogram afgewerkt. Arbeidswet, Arbeidscontract, oprichting Technicum, Zondagswet, Armenwet en ouderdomspensioeneering — dit alles was voor den werknemer verloren. Men ziet Kuyper hier met volle koffers het „Hotel der Nederlanden" verlaten. GESJEESD! Linse. Ned. Maagd: Excellentie, het geval leidt er zoo toe. Troost u maar, er zijn hier meer in een onbewaakt oogenblik de deur moeten uitgaan. Uw rijtuig staat al voor. (Ned. Speet., 1-7-05.) 42 De teekenaar stelt hier Dr. Kuyper voor als treurend over het niet tot stand komen van zijn sociale wetgeving. NA DEN VAL. joh. Braakensiek. Dr. Kuyper (tot zijn vrienden): „Het is niet voor mij, dat ik treure, maar voor dit arme volk. Zij kannen niet wachten, geen dag en geen nacht!" (De Amsterdammer. 2-7-05.) 43 In antwoord op veler vraag, of het zijn voornemen was het land te verlaten — voor vier jaar had men zulks reeds rondgebazuind — verklaarde Dr. Kuyper, dat zulk een voornemen nooit bij hem was opgekomen, Wel echter ging hij een lange reis ondernemen. „Ik ga reizen en leeren", zei hij. DR. KUYPER GAAT REIZEN EN LEEREN. Joh. Braakensiek. Dr. Kuyper (juichend): „Hier ben ik mensch: hier mag ik 't zijn!” (Goethe's Faust.) (De Amsterdammer, 9'7~'05.) 44 Vlug vlotte het den Kabinetsformateur, Mi. Goeman Borgesius, niet om een kabinet samen te stellen. Het was dan ook een moeilijk geval; alleen met de socialisten werd een meerderheid gevormd, zonder dezen waren de liberalen tegenover Rechts al in de minderheid. De Kabinetscrisis duurde dan ook tot 13 Augustus, toen het Ministerie-de-Meester den volke getoond werd. Al dien tijd had het Kabinet-Kuyper zijn plicht getrouw vervuld. STERVEN IN HET HARNAS Winter. „De Standaard" deelt het volgende mede: . . . Zoo arbeidt het Kabinet rustig voort. Het wil blijkbaar sterven in het harnas, gelijk de ridder het noemde. (Uilenspiegel, 15-7'05.) 45 Hoe de tegenstanders na de verkiezingsnederlaag van 16 Juni „Abraham de Geweldige" zagen: Abraham de Kleine, wien alle moed ontzonken is. Dat dit laatste wel anders was, is kort daarop gebleken. NA DE 16-JUNICATASTROPHE Patrick Kroon. Abraham, de Kleine. (De Ware Jacob, 21-7-05.) 46 Terwijl Dr. Kuyper „buitenaf" was, werd druk overwogen en besproken om hem een Kamercandidatuur hetzij in de Eerste of Tweede Kamer aan te bieden. Volgens den teekenaar ontmoette dit denkbeeld echter van verschillende zijden bezwaren. DE CANDIDATUURKUYPER VOOR DE EERSTE KAMER. Het Roomsche zusje (tot de Antirevolutionaire): „Och kom nu niet met hèm!" De Vriendinnen: „Neen, want dan kunnen we niet eens rustig een kaartje leggen!" (De Amsterdammer, 8-10-05.) Joh. Braakensiek. 47 Zelfs toen Dr. Kuyper in het buitenland vertoefde, waarbij hij ook Egypte bezocht, kon de linksche pers hem niet met rust laten. Volgens deze plaat vreesde zij blijkbaar zijn terugkomst! Ton van Tast. Napoleon I: „Zoo Bram, jij hier! Is je rijk uit?” Bram I: „Neen, neen, amice, dit is pas mijn Elba" (De Ware Jacob, 4-11-05.) 48 (Het Zondagsblad, 5-10-06.) Albert Hahn. Op 1 October 1905 werd in het Concertgebouw te Amsterdam bij het eeuwfeest van Bilderdijks geboorte door Dr. Kuyper de gedachtenisrede gehouden. De linksche pers zag er — zooals deze plaat laat zien — meer een verheerlijking van Kuyper zelf in, dan van Bilderdijk. DE BILDERDIJK-HERDENKING. Hoe (Bilderdijk) in hef Concertgebouw te Amsterdam gehuldigd werd. 49 Het door het Kabinet-Kuyper ingediende w.o. op het Arbeidscontract, door Minister van Raalfe ingetrokken, was door dezen in hoofdzaak ongewijzigd weer ingediend. De behandeling van het nieuw voorgestelde art. 1638 en 1639 B. W. duurde lang. Met 79 tegen 8 stemmen ging het ontwerp 29 Juni erdoor. Eind December werd het bij de E. K. ingediend. 10 Mei 1907 behandeld. — Geen wonder, dat Dr. Kuyper tegen het ontwerp Mr. Loeff geen bezwaar maakte. DE EERSTE KAMER EN DE DOOR DE TWEEDE KAMER AANGENOMEN WETSONTWERPEN. Joh. Braakensiek. Eerste Kamer: „Wat dunkt u, zal ik deze lastige en aanmatigende dame maar met haar ontwerpen terugzenden?” Dr. Kuyper: „Lieve, dat zou gevaarlijk kannen zijn! Geef haar nu nog haar zin, met een vriendelijke vermaning en een zusterlijke kus.” (De Amsterdammer, 27^1-07.) 50 Het Kabinet-de-Meester moest al spoedig ervaren, dat het op ongelijke pijlers rustte. De socialisten hadden zich losgemaakt van het Kabinet; de linksche meerderheid was verzwakt doordat Prof. van der Vlugt tusschentijds aftrad en vervangen werd door Dr. J. Th. de Visser; de oorlogsbegrooting had de „nacht van Staal" gegeven. — Een kabinetscrisis was ontstaan, ■— de sprake ging, dat Dr. Kuyper minister wilde worden; dat Mr. Heemskerk Dr. Kuyper er buiten hield, en Prof. Fabius, die ook over achteruitzetting te klagen had, werd nu opgeroepen om Dr. Kuyper te bemoedigen, doch wordt afgewezen. Dit laatste in het brein van den teekenaar. KUYPER EN DE KABINETSCRISIS. Joh. Braakensick. Fabius Docens: De lui daar hebben u slecht behandeld — en ook eigenlijk mij beleedigd in ü, het hoofd der anti-revolutionaire partij. . . Nu is het wel waar, u hebt uw fouten . . . die afdwalingen op den weg van het radicalisme . . . U hebt woorden gesproken en dingen te aanschouwen gegeven. . . och, ik zal er verder niets van zeggen .. . ook ik heb mijne bedenkingen, — maar zóó .. .! nu wil ik u toch in bescherming nemen. . . reken op mij, daar bestaat nog een Centraal Comité.. . Kuyper: Zoo! En weet je, mijn jongetje, wat het allerbeste zou zijn? ... Neen? .. . Nu, dat jij je mond maar hield. Ik zal me zelf wel helpen hoor... ik ben nog aan geen slaapmuts toe. (De Amsterdammer, 28-4~’07.) 51 De aandacht werd getrokken naar de Prov. Statenverkiezing. Tot 1901 was Zuid-Holland een liberaal bolwerk geweest, nu telde het nog 36 liberalen tegenover 46 rechtschen. Onder de 41 leden, die moesten aftreden waren 17 van links en 24 van rechts. Onder leiding van den chef der concentratie, Mr. Goeman Borgesius, werd ontzettend hard gewerkt. VERKIEZINGEN VOOR DE PROV. STATEN IN ZUID-HOLLAND. Joh. Braakensiek. Borgesius (tot de Zuidholl. boerin): Zou je hem niet afdanken en mij nemen? (De Amsterdammer. 5-5-07.) 52 De partij, die in 1894 onder Jhr. Mr. de Savornin Lohman zich van de A.R. Partij vervreemdde, sedert 1898 als Vrije Antirevolutionaire partij optrad, om in 1903 met den in 1897 door Dr. A. W. Bronsveld gestichten Chr. Historischen Kiezersbond te vereenigen, zocht in 1907 fusie met de Friesch Chr. Historische partij die in 1898 onder leiding van Ds. G. H. Wagenaar en Dr. Mr. J. Schokking was opgericht. De fusie kwam tot stand en werd 8 Juli 1908 in „Eensgezindheid" te Amsterdam bezegeld en als Chr. Hist. Unie voortgezet. Op de plaat ziet Dr. Kuyper deze fusiebesprekingen met wantrouwende blikken aan. AANSLUITING DER CHRISTELIJK-HISTORISCHE GROEPEN. Joh. Braakensiek. Kuyper: „Daar zit nu weer die Lohman met Schokking te smoezen. . . natuurlijk tegen mij!" (De Amsterdammer, 12-5-07.) 53 NOODGEDRONGEN. Kuyper (tot van Houten na diens uitstooting uit de Eerste Kamer): — Nu, mijn boek heb ik ook niet van pure weelde geschreven. (Uilenspiegel, 20-7-07.) De ooilogsbegrooting van het Kabinet-de-Meester werd door de E. K. verworpen. Ook Mr. van Houten stemde tegen de begrooting, hetgeen hem van Liberale zijde zeer kwalijk genomen werd en op zijn nietherkiezing in datzelfde jaar 1907 van grooten invloed was. De plaat laat Van Houten door Kuyper troosten. 54 Na de kieswet-Tak, die in 1894 verdeeldheid in de A.R.-Partij had gebracht, was van de A.R. geen aandrang gekomen om de kwestie weer aan de orde te stellen. Gat het pas, dan werd over gezinshoofdenkiesrecht gesproken, zoo toen bij de motie-Troelstra (14 Mei 1899) Dr. Kuyper het beginsel van Alg. kiesrecht bestreed. Op 4 December 1900 bij het blanco artikel evenzoo. Sinds 1907, nu de drang naar alg. kiesrecht sterker werd, bepleitte de A.R.-partij opnieuw gezinshoofdenkiesrecht en kwam het beslister in het program van actie dan de laatste tien jaar. De teekenaar noemde het evenwel de antirev. fopspeen. DE ANTIREVOLUTIONAIRE FOPSPEEN. Albert Hahn. (Holl. Revue, Sept. '07.) 55 Hoewel Dr. Kuyper geen deel der Tweede Kamer uitmaakte — Mr. Kolkman was leider der R.K. Kamerfractie — was hij toch gedoodverfd als de man, die de touwtjes in handen hield en hier een drietal weerbarstige ossen had te sturen. „Van over de bergen" doelt op het Roomsche ultramontanisme, terwijl Kuyper met zuiver „Hollandsch ras" te doen had. DE CHRISTELIJKE COALITIE AAN HET WERK. Joh. Braakensiek. Kolkman: „Hoe kom je nu toch aan dat soort van vee7’ Kuyper: „Inlandsch ras . . . geteeld van denzeljden vaar en moer; die waren net zoo ruzie~zoekerig. . . Ja, kon ik, als jij, mijn trekdieren ook maar van~over~debergen halen .. (De Amsterdammer, 13^10-07.) 56 De veelbelovende jonge Mr. H. Okma, die in 1901 voor Sneek tot lid der Kamer gekozen was, werd, na korte ziekte in het najaar van 1907 door den dood weggenomen. Reeds eerder had deze, voor diens reis, Dr. Kuyper zijn zetel aangeboden. Thans werd door de partij in dit dictricf de candidatuur opnieuw aangeboden omdat men het gewenscht vond den leider in de Kamerfractie te hebben. Dr. Kuyper was van meening nog geen zitting te moeten nemen. De zetel werd nu bij enkele candidaatstelling door Mr. S. de Vries te Amsterdam bezet. SNEEK! Dr. Abr. Kapper: „Die bevallen me toch niet. Ze zijn me te koppig." (De Amsterdammer, 1-12-07.) Joh. Braakensiek 57 Na de kabinetscrisis was het Kabinet-de-Meester aangebleven en generaal Staal vervangen door generaal van Rappard, die de kwestie van het blijvend gedeelte zonder de Kamer er in te kennen, meende te kunnen oplossen. Bij de begrooting kwam nu wantrouwen in diens beleid naar voren. Felle critiek oefenden de heeren Thomson, Eland van Vlijmen. Mr. Heemskerk leidde den aanval, niet bewust aansturend op een kabinetscrisis, waarop verwerping der begrooting van oorlog, 21 December 1907, volgde. De pers was er dadelijk bij om Dr. Kuyper te doodverven met een formateur- of ministerschap. Op de plaat bekijkt Kuyper zijn oude minister-pakje. VOOR DE KAST MET „OUDE PLUNJE". Albcrt Halm. „Zou het mij nog passen? Het is altijd mijn liefste pakje geweest.” (De Notenkraker, 29-12-07. 58 Mr. Goeman Borgesius, die het Kabinet-de-Meester had samengesteld, doch zelf buiten het Kabinet was gebleven, werd thans niet door de Kroon over een nieuw kabinet geraadpleegd. Van Dr. Kuyper kon dit niet gezegd worden. Toch leefde bij het volk de meening dat Dr. Kuyper bij de door H. M. geraadpleegde personen was gepasseerd en ter zijde geschoven. Hetgeen aanleiding werd om beide oud-ministers als afgedankt te beschouwen. IN HET POLITIEKE OUDE-MANNENHUIS. Kuyper (tot Goeman Borgesius): „Ja man, wij hebben afgedaan. De jongeren zijn nou aan de beurt." (De Notenkraker, 12-1-08.) Albert Hahn. 59 Mr. Heemskerk had bij velen den naam van een komiek. Daarom teekende Hahn hem ook bij zijn optreden als hoofd van het nieuwe ministerie als de nieuwe „Eerste Komiek". Dat hij teveel op den souffleur (dr. K.) speelde, is echter weinig waarschijnlijk: immers had Dr. K. zich lot het laatst tegen de vorming van een rechtsch kabinet in de plaats van het ministerie-de-Meesfer verklaard; hij gaf er de voorkeur aan, dit tof de verkiezingen aan het bewind te laten. DE NIEUWE „EERSTE KOMIEK". Albert Halm. De Kritiek: „Hij is een Komiek – van – aanleg, maar hij speelt te veel op den souffleur." (De Notenkraker 19-1-08.) 60 Prol. Fabius had sinds 1904 een onafgebroken critiek uitgeoefend op het gezinshoofdenkiesrecht en de soc. verzekering, deze in strijd achtend met het A.R.-beginsel. Dit werkte op den duur ondermijnend. Dr. Kuyper schreef 27 Januari 1908 een „Ingezonden" in De Standaard, waarvan hijzelf de hoofdredacteur was, welke ietwat eigenaardige situatie de teekenaar in deze plaat weergaf. OP HET REDACTIE-BUREAU VAN „DE STANDAARD". Albert Hahn. „Zoudt u dit ingezonden stuk misschien in „De Standaard" kunnen plaatsen, meneer Kuyper?" „Ik zal het eens lezen, meneer Kuyper, en u dan mijn beslissing doen toekomen." (De Notenkraker, 26^1-08.) 61 Het Kabinet Heemskerk, 12 Febr. 1908 opgetreden, was door Dr. Kuyper „hartelijk welkom" geheeten. Een gedeelte van de linksche pers wist te vertellen, dat Dr. Kuyper de portefeuille van Binn. Zaken, een ander dat hij die van Buitenl. Zaken had geweigerd. Den 18en Febr. verklaarde deze in „De St.", dat hij noch het een, noch het ander geweigerd had en besloten had in deze legislatieve periode opzettelijk buiten de actieve politiek te blijven, waarom hij ook de candidaturen van Sliedrecht en Tietjerksteradeel had geweigerd. DE VERZOEKING. Joh. Braakensiek. De „hypothetische" aanbiedingen, die dr. Kuyper gedaan zijn, en waarop dr. Kmjper, volgens „De Standaard", niet heelt willen ingaan. (De Amsterdammer, 23-2-08.) 62 De situatie hier geteekend is geheel onjuist. Omtrent de Kabinetsformatie vertelt Mr. H„ dat, toen deze hem was opgedragen, dit, hoe vereerend ook, hem tegen zijn zin en wensch was; het had geruimen tijd geduurd eer hij haar aanvaardde. Ook had hij overleg gepleegd met de bevoegde mannen der rechterzijde w o Dr. Kuyper. „Toen zijn de heeren Kuyper, de Savornin Lohman en Kolkman door de Koningin gehoord". De feekenaar had er als buitenstaander echter een andere opvatting van, zooals de plaat te zien geeft. ALS DE KINDEREN GROOT WORDEN. Minister Heemskerk: ,,Wat staat die oudé man ons aèri te gapen. Kent u hem misschien?" Minister Talma: „Kennen niet, maar ik meen zijn gezicht toch wel eens gezien te hebben. (De Notenkraker, 23-2- 08.) Albert Hahn. 63 Over de te volgen politiek van het Ministerie-Heemskerk was een levendige polemiek gevoerd tusschen beide leiders van de twee Prot. groepen, waarop het Kabinet steunde. Jhr. Mr. de Savornin Lobman verdedigde het van harte, hetgeen van Dr. Kuyper, ondanks zijn driestarren, niet kon gezegd worden. Het was een van die polemieken, waarin beide partijen met een vriendelijk gelaat elkaar de waarheid zeiden. De teekenaar echter zocht achter die vriendelijkheid iets anders. POLITIEKE ASCHWOENSDAG. Albert Hahn. Demasqué. (De Notenkraker, 15-3'08.) 64 Het Tweede-Kamerlid De Waal Malefijt had aan den Minister-President Heemskerk tevergeefs de openlijke erkenning trachten te ontlokken, dat hij een Christelijk ministerie had samengesteld. HET ONWILLIG JONGETJE. Joh. Braakensiek, De Waal Malejijt: „Kom jongen, zeg nu eens hoe je heet. Zeg aan Tante: Tante, ik heet „Chrisje”. Tante zou het zoo graag van je hooren!" (De Amsterdammer, 22-3-'08.) 65 In het voorjaar van 1908 schreef Dr. Kuyper een viertal artikelen over „ons instinctieve leven", waarin het menschelijk vermogen om te kennen en kunnen te geraken, zooals dit van lieverlede zich ontplooit en langzaam tot ontwikkeling komt, werd beschreven, waarnaast de reflectie werd geteekend. Onze reflectie, zoo heet het, stelt ons in staat, het in deze bedoeling veel verder te brengen dan het instinctieve leven ons zou toestaan. Vandaar de hooge beteekenis der reflectie. De teekenaar geeft er bovenstaande toepassing bij. INSTINCTIEF! Joh. Braakensiek. Dr. Kuyper heeft een nieuwe antithese 'ontdekt: Hij stelt in de politiek de reflectie (Mc. Lohman, en naar diens voorbeeld> Prof. Fabius) tegenover het instinctieve leven ■ (hijzelf en zijn mannenbroeders). (De Amsterdammer, 26-4-08.) 66 „Met het kennelijk voornemen om alles te verwijderen wat aan dé Liberalen eene directe uitdaging zou kunnen toeschijnen en hun tot iroorwendsel zou kunnen dienen voor sterken tegenstand, vermeed Mr. Heemskerk alle sterke kleuren, alle uitgebreide plannen, alle scherpe punten van tegenstelling". Wél nam hij het Christ. program van Dï. Kuyper over, maar „hij verklaarde dadelijk, dat het Kabinet in verzoenenden geest en zoo ruim mogelijk zijné beginselen zou toepassen." Deze verklaring vond in de Chr. Pers weinig instemming. Men uitte zijn verlangen naar een christelijker kabinet. DE KUYPER-PERS IS AAN EEN CAMPAGNE BEZIG OM HET HEEMSKERK-MINISTERIE IN 1909 TE DOEN PLAATS MAKEN VOOR EEN NIEUW, NOG CHRISTELIJKER KABINET. ,,]a, haast ben je niet meer Benjamin, „Je rijk heeft uit, en een nieuw neemt begin, „Zoo gaat het met de aardsche rijken! ,,'t Is goed, dat je dit nu maar vroeg ondervindt: „Het loopt in de wereld niet anders, lief kind! „Dat zal je licht later blijken." „Benjamin-af" van P. A. de Genestet. (De Amsterdammer, 3-5~'08.) Joh. Braakensiek. 67 Albert Hahn. Het optreden van het Ministerie Heemskerk werd niet onverdeeld gunstig beoordeeld. Dr. Kuyper heeft in menig artikel dit doen uitkomen, terwijl, naar het oordeel van Prof. Fabius, Minister Heemskerk zich over de tegenstelling in practisch regeeringsbeleid tusschen de antirevolutionaire en vrijz. richting weinig heeft uitgelaten. Daarover heeft Dr. Kuyper zich bezorgd gemaakt, waarvan de artikelen „Binnen de grenzen", „Bestaande orde van zaken" getuigen. „Keer op keet vraagt men ons: Vertoon toch uw christelijk politiek stelsel", zegt hij. DE BOETPREDIKER Bedenk het wel, mijn zoon, dat alles hier beneden tijdelijk is. Wie thans nog is gezeten, kan straks vallen. (De Notenkraker, 10-5-'OS.) 68 Dr. Kuyper, die op reconstructie van het Kabinet Heemskerk aandrong — de C.H. waren er buitengebleven — sprak in een driestar over het Kabinet, waarin het wagenschot ontbrak. Dit werd opgevat als beoogde hij zelf een zetel. Van deze uitspraak maakt de teekenaar van bovenstaande plaat een geestig gebruik. DE „RECONSTRUCTIE" VAN HET KABINET. De ontbrekende plank. (De Notenkraker, Juni ‘08.) Albert Hahn, 69 Bij de beraadslaging over de regeeringsverkiaring op 11 Maart 1908, zei het Kamerlid Schaper: „Wij gaan een vroolijke parlementaire ■periode tegemoet... . het Kabinet maakte gisteren zijn jöyeuse entrée.." Uit die dagen dagteekent de uitdrukking „jolig christendom," Deze uitdrukking inspireerde den teekenaar tot bovenstaande plaat. ' IN DE GOOT. Albert Hahn. (De Notenkraker, 7-6-’08.) 70 Het optreden van het Kabinet-Heemskerk heeft de linksche pers veel vreugd bezorgd, omdat zij het „Kuyper moet er uit" er in zag verwerkelijkt. Elke gelegenheid werd aangegrepen om haar verheuging te uiten over de „verwijdering" tusschen Mr, Heemskerk en Dr. Kuyper, zooals ook deze plaat illustreert. DR. KUYPER ONDERNEEMT EEN GROOTE REIS. (Plechtig uitgeleide van Heemskerk, Talma, Idenburg). Komt U toch heel gauw terug! De „reconstructie” nietwaar! (De Amsterdammer, 12-7-'OS.) Joh. Bcaakensiek. Falderalderiere fa fa falderaldera! 71 De pers kon niet nalaten telkens opnieuw te herhalen, dat Dr. Kuyper minister wilde worden en in de voorbereiding gekend had moeten zijn, waarbij Mr. Heemskerk hem gepasseerd had. Een voorstelling, die jaren de gemoederen, ook in antirev. kring, heeft beheerscht. ALEXANDER EN DIOGENES. Joh. Braakensieh Alexander (Mc. Th. Heemskerk): Wat geschenken kan ik u geven?... Ik wil u alles maken: „Staatsraad" en nog meer. Diogenes (Dr. A. Kuyper): Geef mij liever een beetje zonneschijn. (De Amsterdammer, 9-8-08.) 72 Bij de gelegenheid van H. M.'s jaardag, 31 Aug. 1908, werd Dr. Kuyper onderscheiden door de benoeming tot Minister van Staat. Eene benoeming, waartoe het liberale, afgetreden Kabinet-de-Meester hem niet had durven, kunnen of willen voordragen. Het linksche volksdeel, voorgelicht door zijn pers, leerde de onderscheiding zien als: een bijzetten in het museum van voorwereldlijke dieren van een man, dien het Kabinet niet te welwillend beoordeelde. OP LIQUOR. Heemskerk, Idenburg en Talma: Eindelijk! (Uilenspiegel, 5-9-'08.) Oriori. 73 De benoeming werd, naar uit onderscheiden teekeningen blijkt, door de linksche pers ook beschouwd als een wenk aan den benoemde om nu maar zijn afscheid te nemen van het politieke tooneel. De teeke'- naar stelde dit voor als harakiri. EEN EERVOL HARAKIRI. Joh. Braalcensiek. Doder Abrahami: „Het zwaard dat gij mij schenkt, stel ik op prijs, en de eere is zoet — maar het doet pijn." (De Amsterdammer, 6-9-08.) 74 De soc.-dem. pers bleef niet achter zooals deze plaat te zien geett. Het onderschrift dikte de vermoede verwijdering wat aan en.... sloeg twee vliegen in een klap. Beide — het koningschap en de man, die de dwangwetten, naar Mr. Troelstra zéi; gaf, — werden bespot. HET LOOPMEISJE VAN HET KABINET. Albert Hahn „Compliment van mijnheer Heemskerk en hier is een mooi pakje voor U. En of U nou niet meer boos wilt zijn." (De Notenkraker, 6~9~08.) 75 Minister Heemskerk in de galakoets als Min. van Binnenl. Zaken op weg tot het houden der sluitingsrede. Dr, Kuyper fungeert hier als hef kwade geweten van Mr. Heemskerk. IN DE GALAKOETS ALüert tiahn. Heemskerk: „ Wat is dat toch voor een onaangenaam gevoel in mijn nek?" (Holt. Revue, Sept. '08.) 76 Het Kabinet—Heemskerk, dat zich in den steun der Chr. Historischen mocht verheugen, ontmoette in de Kamer weinig tegenkanting. Het had de minst betwiste hervormingen op zijn program gesteld. Het was verstandig genoeg om het onmiddellijk bereikbare te kiezen boven voorstellen die te groot en te vaag waren om tot waardeerbare resultaten te komen. In bovenstaande plaat wordt weer de angst in beeld gebracht, die — naar men meende — door Minister Heemskerk voor Kuypers invloed werd gekoesterd. „Heerlijk zoo op de helling met de wind in den rug! Maar wat zou die oude daar in zijn schild voeren? Als hij mij maar geen spaak in het wiel steekt.” (Holt. Revue, Oct. '08.) Albert ttahn. 77 Het dreigende spook: „Dr. Kuyper". Te Ommen, waar dhr. J. van Alphen (A.R.) de nestor der Kamer, om gezondheidsredenen attrad, had Dr. Kuyper bij de herstemming— 11 Oct. 1908 —de meerderheid. Deze plaat hamert op hetzelfde aambeeld als vorige. DE NACHTMERRIE VAN MINISTER HEEMSKERK. Albert Halm. Het spook van Ommen. (De Notenkraker, 11-10-08.) 78 De komst van Dr. Kuyper in de Tweede Kamer stond in het middelpunt van de belangstelling. De rechterzijde ontving hem vriendelijk, aan de linkerzijde stond het even anders. ENTREE VAN HET JONGSTE KAMERLID. Als ’t Kindje binnenkomt juicht heel het huisgezin, Men haalt het met een lachje en zoete woordjes in; Het schitteren van zijn oog, enz. (Het Handelsblad, 21-10-08.) Louis Raemaekers. 79 Indien Dr. Kuyper had toegegeven, was hij eind 1907 reeds als plaatsvervanger voor den overleden Mr. H. Okma, zonder tegencandidaat, voor Sneek gekozen. De heeren J. van der Molen en C. v. d. Voort van Zijp hadden hun zetel (Sliedrecht en Tietjerkeradeel) ter beschikking gesteld. Ook te Schiedam Indien het dus met zijn wenschen was overeengekomen, wel, dan had Dr. K. een hooge borst kunnen opzetten. DE POLITIEKE PARVENU Albert Hahn. Ik heb me nou door twee distrikkies in de Kamer laten brengen, maar als ik wil, kan ik er tien ook krijgen. (De Notenkraker, 25-10-08.) 80 Antonius, de Romeinsche volkstribuun (ong. 70 v. Chr.), was een goed soldaat, maar noch veldheer, noch staatsman. Zijn plannen waren te groot voor zijn kracht. Cleopatra, koningin van Egypte, die hem haar liefde schonk, hooge aspiratiën en groote eerzucht had, vond zich in hem teleurgesteld, wat zij hem duidelijk merken liet. Van deze oude geschiedenis maakt de teekenaar gebruik om de animositeit tusschen Kuyper en Heemskerk uit te beelden. ANTONIUS EN CLEOPATRA. Antonius – Heemskerk: ,,Ze is wel knap, maar haar arm drukt wat zwaar!" (De Amsterdammer, 15-11^08.) Joh. Braakensiek. 81 Dr. Kuyper, 21 October 1908 de Kamer binnentredend, nam voor slechts een gering deel aan de besprekingen bij de alg. beschouwingen deel. Toch werd de voorstelling gewekt — Kuypervrees — alsof hij heel het ministerie beheerschfe. DE MINISTERSTAFEL BIJ HET ALGEMEEN BEGROOTINGSDEBAT. Albect Hahn. (De Notenkraker, 29-11-08.) 82 Louis Raemaekers. Piere-wieré-iviet! Daar ben ik weer. (Hef Handelsblad. 2-12-08.) Het Ministerie-Heemskerk, dat tot dusver in verzoenenden geest was opgetreden, vond in de Kamer weinig bestrijding, naar uit de discussie over de Regeeringsverklaring bleek. Dit Kabinet kreeg door de komst van Dr. K. weer een ander aanzien in de oogen der linksche pers. Het heette, dat de dood verklaarde „antithese” weer in het parlement was teruggekomen. 83 Dat niet altijd over de tweespalt tusschen Kuyper en Heemskerk gesproken werd, toont deze plaat, die in beeld brengt, hoe Dr. K. met welgevallen naar zijn „trouwe" Heemskerk ziet, die zijn troetelkind, het Bijz. Onderwijs, goed verzorgt en het stiefkind, hef Openb. Onderwijs, achterstelt. THEODORA, DE TROUWE DIENSTMAAGD. Louis Raemaekers. (Het Handelsblad, 16-12-08.) 84 De samenwerking, tusschen de drie rechtsche partijen gevonden, was velen een ergernis. Zoo verdeeld en onzeker als het linkerbloc was, zoo vast aaneengesloten was de Chr. coalitie. Dit „vast aaneengesloten" legde de teekenaar op zijn wijze uit. DE COALITIE (De Notenkraker, 25-12-08.) Albert Hahn. 85 De verkiezingen van 1909. De teekenaar brengt in beeld, hoe, naar zijn oordeel, de rechtsche partijen moesten vereenzelvigd worden met Dr. Kuyper, zoodat wie zijn stem aan de rechtsche partijen geeft, eigenlijk voor Dr. K. stemt. De „slimme" kiezer heeft dit goed door. DE KAT IN DEN ZAK. De Kiezer: ,,Eerst zien laten, wat er in zit!” (Het Handelsblad, 10-2-09.) Louis Raemaekers. 86 Het feit, dal Dr. K. en Jhr. de Savornin Lohman samen op het hofbal werden gesignaleerd, gaf den teekenaar aanleiding om nog eens even den nadruk te leggen op de vermeende wrijving tusschen beide staatslieden. Wel samen op het bal, maar geen vrienden. OP HET HOFBAL L. ]. Jordaan ,,Opgemerkt werden de Ministers van Staat Jhr. Mr. de Savornin Lohman en Dr. A. Kuyper . . De kranten. (De Notenkraker, 9-1-10.) 87 De Waal Malefijt Nelissen De Marees v. Swinderen Rcgout Cool Kuyper Wentholt Heemskerk Talma Kolkman. In de Troonrede van 21 Sept. 1909 weid gezegd: „Evenals tot hiertoe blijft de regeering naar de toepassing van Christelijke rechtsbeginselen streven." Dit was duidelijker dan het gezegde in de regeeringsverklaring, waarmede Minister Heemskerk 10 Maart 1908 zijn ambtgenooten en zichzelf bij de Kamer inleidde, toen gezegd was, dat het Kabinet „het bewind zou voeren overeenkomstig de beginselen, levende in de partijen der rechterzijde." Desondanks liet Dr. K. niet af, twijfel uit te spreken aangaande de krachtige beleving der beginselen. MINISTERIEELE TAFELDANS. Joh. Braakensiek. („De vraag blijft, of het ministerie, als geheel genomen, genoegzaam door een leidende gedachte in zijn gang beheerscht wordt," Standaard 1 Jan. '10.) Heemskerk: Zijn dit wel de goede geesten1 Stem onder de tafel: Nee, ik ben het, — Kuyper! (De Amsterdammer, 9-1-10.) 88 In Jan, 1909 had de heer Van Heeckeren van Keil, gezant te Stockholm en tevens lid der Eerste Kamer voor de A.R. partij, in een nota gevraagd, oi in geval van een europ. oorlog, Nederland zijn neutraliteit zou handhaven, waarop Min. de Marees van Swinderen op scherpen loon een antwoord weigerde. De zaak bleef twee jaar hangende. In Dec. 1910 viel Mr. Patijn er in de Tweede Kamer Dr. K. om aan, daar de zaak feitelijk diens kabinet raakte. Maar Dr, K. hield zich buiten de kwestie en bewaarde het stilzwijgen. ABRAHAM DE ZWIJGER. Zijn laatste creatie. (De Notenkraker, 18-12-’ 10.) Albevt Hahn. 89 Verschil van inzicht gai meermalen aanleiding tot een polemiek tusschen beide persoonlijkheden, die door de teekenaars werd uitgebuit, toen Dr. K. gezegd had: vooral met de jongste der drie opgekomen groepen (de C.H.U. was van 1908) gaf dit meer dan eens molest, èn om de zaak zelve èn soms meer nog om de niet al te heusche wijze POLEMIEK KUYPER-LOHMAN Albert Hahn. — Die adder! Wat maakt hij een geweld! En straks mot ie toch weer bijdraaie! (De Notenkraker, 9-1-11.) 90 Ook in de politiek gebeurt het dan, dat men na verloop van tijd als de discussie is uitgeput weer tot elkander komt, om aan de gemeenschappelijke taak voort te arbeiden. Vandaar Dr. Kuypers woord: Toch blijit mijn devies: Breekt nu althans nietl ROZEGEUR EN MANESCHIJN. „Kom aan m’n hart. Alles is vergeven en vergeten!” (De Notenkraker, 5-2- 11.) Albert Halm. 91 Albert Hahrt. Hoe Dr. Kuyper de situatie zag, blijkt uit zijn woorden: „Er is toch een coalitie-adat. Juist omdat we niet op contract vereend, maar alleen door het „Pro Rege" saamgebracht zijn, botst het dan zoo vaak op concrete punten. Nog eens wordt hier in beeld gebracht, hoe velen de verhouding fusschen Kuyper en Heemskerk zagen. IN HET POLITIEKE ROTSGEBERGTE, Een vreeselijke ontmoeting. (De Notenkraker, 30-3-12.) 92 Op 1 April 1921 had De Standaard 40 jaar bestaan. Paaschmaandag 8 April d.o.v. werd dit jubileum te Utrecht in „Kunsten en Wetenschappen" herdacht, waar Prof. Dr. H. Vissoher als voorzitter en feestredenaar den jubileerenden hoofdredacteur een som gelds aanbood als eerste bedrag voor het Kuyper-fonds. HET STANDAARD-JUBILEUM. Joh. Braakensiek. (Aan Dr. Kuypec wordt voor De Standaard een groote som gelds gegeven, ter gelegenheid van het jubileum.) Na veertig jaren in het beloofde tand. (De Amsterdammer, 7-4-12.) 93 Het vertrouwen van het antirevol. volk in zijn leider was niet geschokt. Het schonk hem dit nog steeds in volle mate, zooals bij het Standaardjubileum te Utrecht was gebleken. TE UTRECHT. Aloert tiann. ,Nee, Theo, Abraham Kuyper is niet dood!" (De Notenkraker, 13~4~’12.) 94 Door verschil van opvatting inzake het karakter van het Ministerie-Heemskerk was er wrijving ontstaan tusschen de rechtsche groepen Waarbij als persoonlijk motie! in den strijd gemengd werd de werkelijke oi vermeende achteruitzetting van Dr. Kuyper, hetgeen nu en dan sterker op den voorgrond trad. DE ZONSVERDUISTERING. Wat men op 17 April aan den Haagschen Hemel zag. ('De Notenkraker, 20-4-12.) Albert Hahn 95 Van algemeene bekendheid was, dat Dr. K. het optreden van het Ministerie-Heemskerk niet in alle opzichten goedkeurde. De teekenaar maakte ervan, dat Dr. K., toen hij tijdens het Standaard-jubileum zijn invloed weer voelde groeien, pogingen zou gedaan hebben om het Ministerie aan het wankelen te brengen. Talma Wentholt Heemskerk De Waal Malefi.it DR. KUYPERS REDE TE UTRECHT. Simsons haar kwam weer een weinig tot groei . . . (De Amsterdammer, 21*4-12.) Joh. Braakensiek. 96 Nu de verkiezingen van 1913 naderden en de Tweede Kamer zich niet haastte om de sociale wetgeving van den antirevolutionairen Minister Talma te behandelen, drong Dr. K. in De Standaard op spoed aan. — De Kamer dwarsboomde Min. Talma, die de Ziektewet vooropstelde, waarbij de Kamer eerst Ouderdomsvoorziening wilde. In 1911 had de Kamer de Raden- en de Ziektewet teruggezonden, 1 Mei 1912 verscheen toen een buitengewoon lijvig Voorloopig Verslag. OVERHAASTE WETGEVING. Kuyper: Al zoo laat, als we ’t nog maar halen! (De Amsterdammer, 14'7~'12.) Joh. Braakensiek, 97 Dr. Kuyper, die wegens toenemende doofheid, waardoor hij aan de discussies niet meer zoo kon deelnemen als hij het in 's lands belang wenschelijk achtte, had zijn ontslag genomen als lid der Tweede Kamer. Hoe de buitenstaander erover dacht, zegt de plaat. DR. KUYPER TREEDT VAN HET POLITIEKE TOONEEL AF Joh. Braakensiek. „Dames en heeren, ik treed van het tooneel af, maar van hieruit zult u van me merken." (De Amsterdammer, 15~9~’ 12.) 98 Hoewel Dr. Kuyper nu buiten de Kamer was, vreesde men zijn invloed zoozeer, dat, toen de regeling van werkzaamheden in de Kamer besproken werd, men den drang van den Minister en de rechtsche groepen om de sociale hervormingen nu voorop te stellen, aan Dr. K. toeschreef, die hierop in De Standaard had aangedrongen. BIJ DE REGELING DER WERKZAAMHEDEN. Alberf Hahn, De ware voorzitter. (De Notenkraker, 5~10~*12,) 99 Dr. Kuyper buiten de Kamer werd door velen minstens even gevaarlijk geacht als in de Kamer. Dat men hem nog steeds een buitengewonen invloed toeschreef, toont wel bovenstaande plaat. HET RONDDRIJVEND WRAK. Alberf Halm. Gevaarlijk voor een geregeld ( politiek ) verkeer. (De Notenkraker, 1-11-13.) 100 Bij de Staatsbegrooting 1914 had Minister Cort van der Linden gezegd de Onderwijskwestie te willen oplossen, daarin een weldaad voor het volk ziende. Bij K.B. van 31 Dec. 1913 werd onder presidium van Dr. D. Bos een staatscommissie ingesteld, waaraan opdracht werd gegeven wettelijke voorschriften te ontwerpen. ... onder voorbehoud van de opvoedkundige zelfstandigheid van het bijzonder onderwijs. Deze commissie was samengesteld uit leden der Tweede Kamer. De man, die van 1874 den onderwijsstrijd geleid had, had daaraan geen deel. Dr. K. was immers geen kamerlid. MISDEELD. Dr. Kuyper (in „De Standaard”): „Ze laten mij op den voorgrond staan!” (De Notenkraker, 10-1-14.) Albert Hahn. 101 Dr. Kuyper had vroeger — De Standaard 5 Dec. 1872 — geschreven: „....dat onze Eerste Kamer haar reden van bestaan verloren heett, aan niemands verwachting beantwoordt, tot al lager peil van onbeduidendheid wegzinkt...." 21 Sept. 1913 — 41 jaar later, toen J. E. N. baron Schimmelpenninck van der Oye voorzitter was — trad Dr. K., gekozen door de Staten van Zuid-Holland, de Eerste Kamer binnen, waar hij bij de Algemeene Beschouwingen reeds dadelijk de leiding van het debat had. DE TWEE HAMERS OF DR. KUYPER TEGEN EN IN DE EERSTE KAMER. L. J. Jordaan. „Mijne heeren, dit verderfelijk en verouderd instituut, deze hinderpaal voor een vruchtbare en snelle politiek, moet verdwijnen, en dus.... .... open ik de vergadering, opdat wij weer kunnen waken tegen den waan van den dag, die aan de overzijde van het Binnenhof hoogtij viert." (De Notenkraker, 18~4~'14.) 102 De Eerste Kamer, nog gewoon een Adres van Antwoord op de troonrede te zenden, had, in verband met de tijdsomstandigheden (de wereldoorlog was 2 Augustus losgebroken) en de moeilijkheden, waarin ons land geraakt was, een terugslag daarop gegeven. Bij de bespreking van dit Antwoord gaf Dr. K. eenige losse wenken en het Adres verloor allen dorren kanselarijstijl, om te worden een schoon leesbaar stuk. WARE GROOTHEID VERLOOCHENT ZICH NIET. Dr. Abraham Kuyper korrigeert tijdens den wereldbrand het ontwerp-Adres van Antwoord op de Troonrede. (De Notenkraker, 26-9-14.) Albert Hahn. 103 Sedert het Ministerie-Heemskerk was er eenige wrijving geweest tusschen Dr. K. en den premier uit dat kabinet, waarbij zich later eenige andere heeren aansloten. In 1915 bereikte dit een hoogtepunt, toen Dr. K. een reeks driestarren in De Standaard bundelde door ze te nummeren, waardoor ze het karakter kregen van een politieke geschiedenis. Zij werden beschouwd als een verdediging van Dr. K.'s leiderschap, in welke meening het publiek versterkt was door de brochure „Leider en Leiding". De scherpe toon, die Dr. K. af en toe aansloeg, wekte den indruk, dat hij als leider der A.R. partij zou aftreden. DR. KUYPER EN HET LEIDERSCHAP DER ANTI-REV. PARTIJ. Alberi Hahn. Hij wil staken! ; (De Notenkraker, 10~7~'15.) 104 In Juli 1915 verscheen nu van Mi. Th. Heemskerk een brochure „Een woord over de genummerde driestarren van Dr. Kuyper", een zelfverdediging met mededeelingen over de totstandkoming van het Kabinet, het betreurend, dat Dr. K. een strijdvraag van interne partijpolitiek opwierp op z.i. zóó onjuiste gegevens. TERUG VAN VAKANTIE „Dat zal ik hem inpéperen?' (De Notenkraker, 11-9-15.) Albert Hahn. 105 Naar aanleiding van de brochures heeft een samenspreking plaats gehad tusschen de vijf heeren, wier namen aan de brochure „Leider en Leiding" verbonden zijn, en Dr. K., waarna en waarmee het pijnlijk incident in de geschiedenis der A.R. was afgesloten. Dr. K. verklaarde nadien te gelooven, dat Mr. Heemskerk niet gedreven was door de bedoeling om het Kabinet-de-Meester te doen vallen, doch door zijn inzicht in het defensiebelang. De teekenaar geloofde blijkbaar niet erg aan de oprechtheid van deze „zoen". ZOEN. Albert Hahn. Dr. Kuyper: „Waarom kijk je toch zoo norsch, broeder Theo? Ik bedoel waarlijk niet, ie iets leelijks aan te wrijven." (De Notenkraker, 25-9-15.) 106 Minister Gort van der Linden had in 1913 een commissie benoemd voor de grondwetsherziening, wier rapport in 1916 werd uitgebracht. Op 17 Oct. namen de algem. beschouwingen een aanvang, waarbij de heer Van der Voort van Zijp, destijds voorzitter van de A.R. Kamerclub, het woord nam. Op de tribune zei iemand: Precies Kuypers stem! MOMBAKKES Het woord is aan den heer v. d. Voort v. Zijp. (De Notenkraker, 28-10^16.) L. ]. Jordaan. 107 De verkiezingen van 3 Juli 1918 brachten als gevolg van de nieuwe kieswet, alg. kiesrecht en evenredige vertegenwoordiging een Tweede Kamer bijeen, die heel sterk afweek van de vroegere samenstelling. Niet minder dan 37 partijen, partijtjes en groepjes hadden zich doen gelden. Toch kon een rechtsche meerderheid van 53 tegenover een linksche minderheid — waarvan de soc. dem. en vrijz. dem. weer de meerderen waren van de liberalen — gezien worden. Als kabinetsformateur achter de schermen fungeerde de leider der roomsch-katholieken, Mgr. Nolens. Kuyper als Standaard-redacteur werd nog steeds gevreesd, zooals deze plaat te zien geeft. DE SPELBREKER EN HET NIEUWE MINISTERIE. Joh. Braakensiek. Kcgeljongen Notens: „Zoolang die oude heer met den bal blijft dreigen, kan ik het spel niet overeind zetten!" (De Amsterdammer, 27-9~'lS.) 108 Mgr. Nolens meende bij zijn pogingen om te komen tot een nieuw kabinet den remmenden invloed van Dr. K. te bespeuren. Zoo stelt de teekenaar het tenminste voor. BLOK AAN 'T BEEN Notens: ,,Merkwaardig, zoo slecht als ik opschiet! (De Notenkraker, 3-8-' 18.) L. J. ]ordaan. 109 21 Sept. 1920 schreef Dr. Kuyper aan de Eerste Kamer, dat hij zich genoodzaakt zag zijn ontslag te nemen als lid der Kamer. De Notenkraker, die hem vele jaren scherp bestookt had, bracht den 83-jarigen grijsaard tenslotte dit eere-saluuf. AFSCHEID. L. ]. Jordaan. Dc Notenkraker: ,,Uw partij zal u missen, Ex* ccllentie ... ik ook . . /' (De Notenkraker, 2~1Ö~20. 110 De buitengewoon gunstige ontvangst, die aan den bundel „Colijn in de caricatuur" L) is ten deel gevallen, heeft ook de belangstelling voor den ouden, in 1909 verschenen, maar sedert jaren uitverkochten bundel caricaturen van Dr. A. Kuyper weer doen opleven. Van verschillende zijde werd op het uitbrengen van een nieuwen druk aangedrongen. En zeker — het caricaturale beeld van Dr. Kuyper, die tientallen van jaren zijn stempel gedrukt heeft op het politieke leven van ons land en wiens machtige invloed nog steeds doorwerkt, is niet minder interessant dan dat van zijn opvolger, Dr. Colijn. De uitgevers van de Libellen-Serie hebben dan ook gaarne het denkbeeld, deze caricaturen-verzameling weder ter beschikking te stellen van ons nederlandsche volk, aangegrepen en verwerkelijkt. Van een louter herdrukken kon evenwel reeds daarom geen sprake zijn, omdat de oude bundel in 1909 afgesloten was en er na dien tijd nog een belangrijke politieke werkzaamheid van Dr. Kuyper valt, die ook haar neerslag in de caricatuur heeft gevonden. Daarom is een keur van caricaturen uit deze periode èn een enkele caricatuur uit den allervroegsten tijd (vóór 1890) aan de bestaande verzameling toegevoegd, waartoe het evenwel noodzakelijk bleek deze eenigszins in te krimpen. Dit kon zonder noemenswaard bezwaar geschieden, daar in den ouden bundel talrijke caricaturen voorkwamen, die betrekking hadden op éénzelfde gebeurtenis en die dikwijls ook uit het oogpunt van caricaturale kunst minder waardevol waren. Zoo is een nagenoeg aaneengesloten geheel ontstaan, dat — ondersteund door de historische notities aan den voet der bladzijden, zonder welke de caricaturen voor de menschen van thans vrijwel onbegrijpelijk zijn, — een boeiend beeld geeft van de opmerkelijke en rijke politieke loopbaan van Dr. Kuyper. DE SAMENSTELLER. x) Libellen-Serie Nr. 171/172. NASCHRIFT 111 JOH. BRAAKENSIEK, blz. 12, 13, 14, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 24, 27, 28, 29, 31, 33, 35, 39, 43, 44, 47, 50, 51, 52, 53, 56, 57, 62, 65, 66, 67, 71, 72, 74, 81, 88, 93, 96, 97, 98, 108. ALBERT HAHN, blz. 3, 23, 25, 30, 32, 34, 37, 38, 40, 41, 49, 55, 58, 59, 60, 61, 63, 64, 68, 69, 70, 75, 76, 77, 78, 80, 82, 85, 89, 90, 91, 92, 94, 95, 99, 100, 101, 103, 104, 105, 106. L. J. JORDAAN, blz. 87, 102, 107, 109, 110. W. VAN KONIJNENBURG, blz. 15. PATRICK KROON, blz. 36, 46. LINSE, blz. 26, 42. ORION, blz. 5, 54, 73. LOUIS RAEMAEKERS, blz. 1, 79, 83, 84, 8b TON VAN TAST, blz. 48. WINTER, blz. 45. LIJST VAN TEEKENAARS 112 o c z r; oo m ir~ O z > z o m rr- O UITGAVE VAN BOSCH & KEUNING N.V. TE BAARN • LIBELLEN SERIE Nr. 216-217 a MET EEN BOEKSKE IN EEN HOEKSKE