Inmefet Landdek BOOR. MWIBAUT-BERDEN k/V.B TB&GBLEGENHEID VAN HET TWINnGJAftJO BEJTAAN VAN DEN BOND VAHJOaAAL-BEre CRATiyCME VROUWENOUBT APRIL 1928 -r-r-f-H-f-f-H\ PRV/lOCT Door M. WIBAIJT—B. v. B. Dit is het zoete wonder van den tijd; Knechtschap maakt vrij, Uit nood breekt heerlijkheid. H. R. H. DE EERSTE JAREN. Twintig jaar is ’t geleden, dat onze soc.-dem. vrouwenorganisatie een vaste vorm kreeg, en de Bond van Soc. Dem. Vrouwenclubs werd opgericht. Het lijkt nu een gebeurtenis uit het verre verleden. Want tusschen toen en nu hangt het zwarte gordijn van den oorlog. Laat ons het thans openschuiven. Wat verschijnt voor den zoekenden blik der herinnering? Hoe waren die jaren vóór den Oorlog? Niet het beeld vaneen liefelijk landschap, vertoont zich aan ons. Neen, in die jaren heerschte geen vrede en rust, ook die periode was stormachtig. Maarde stormen leken lentestormen bij wat er volgde. De klassenstrijd werd gestreden, maar verwachtingsvol. Er was het eerste ontwaken van de vrouw der arbeidende klasse, van de moeder der arbeiderskinderen, het ontwaken bij haar van het maatschappelijk bewustzijn. Dat was iets heel moois. Wel dreigde aan de horizon voortdurend het imperialistisch gevaar, maar als trouwe sterke waakster stond daar immers de Soc. Dem. Arbeiders-Internationale! Zij zou geen oorlog meer dulden, zij die den Wereldvrede hoedde onder haar beschermende vleugelen! Zeker, het waren moeilijke jaren, de jaren vóór den oorlog. Maar de zon van het Socialisme scheen altijd voor ons uit. Die gouden stralen, zij schonken kracht, zij wekten geestdrift. Reeds vóór het vormen vaneen verband onderling, hadden de clubs eenige jaren van intensief werken achter den rug. De eerste club was in 1905 opgericht te Amsterdam, maar ook die was voorafgegaan door andere vrouwenorganisaties, staande op het standpunt van den klassenstrijd. Een club van vakarbeidsters, sigarettenwerksters, roosjessnijdsters, naaisters en dienstboden werd gedurende een aantal jaren geleid door Henriëtte v.d. Mey en Carry Pothuis. Te Middelburg bestond sinds 1909 een ijverig werkende vrouwenvereeniging: „Samen Sterk”, die later omgezet werd ineen club van den Bond.. Nog vroeger, inden tijd van de oude beweging zijn er verschillende socialistische vrouwenvereenigingen geweest, die echter alle na een kortstondig bestaan te niet gingen. Maarde Amsterdamsche club die samengesteld werd uitsluitend uit vrouwelijke leden der S. D. A. P. op een federatievergadering, waar honderden leden aanwezig waren en met goedkeuring van het federatiebestuur, had den vorm gevonden, die zou blijken langdurige levensvatbaarheid te bezitten. Midden inde Partij staande, wilde zij niet anders zijn dan een orgaan van de Partij voor de speciale propaganda onder de vrouwen. De klassenstrijd uitte zich in -dien tijd vooral als een strijd om het kiesrecht. Hoog gingen de golven van dien strijd! Zoo hoog, dat zelfs een cultuurbeweging als de emancipatie der vrouw, dreigde er NAAR HET LAND DER VRIJHEID in verloren te raken. De strijd voor de politieke ontvoogding der vrouwelijke sekse werd door de vrouwen der bourgeoisie gevoerd als een strijd om zoogenaamd dames kiesrecht- en meer en meer tegelijkertijd gebruikt als een afweerschild tegen het Algemeen Kiesrecht, als een rem tegen de voorwaarts strevende arbeidersklasse. Het ging om grondwetsherziening, om het beruchte artikel 80, dat de arbeiders en de vrouwen van het kiesrecht uitsloot. De vrouwen wilden het woord „mannelijk” schrappen, de arbeiders het woord: „welvaart”. Maarde Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht hechtte alleen aan den eersten eisch. De welstandseisch mocht volgens haar gerust geldig blijven. Op een jaarvergadering der Vereeniging, in 1899, hadden de socialistische vrouwen, die toen nog lid waren van die vereeniging, haar gedwongen kleur te bekennen. Op de pertinente vraag, of men het kiesrecht vroeg voor alle vrouwen, antwoordde de groote meerderheid ontkennend. En als voorwaarde tot aansluiting bij het Comité voor Algemeen Kiesrecht, stelde de Vereeniging den eisch, dat zij ongehinderd zou mogen werken voor vrouwenkiesrecht, ook als dat aan Algemeen Kiesrecht zou voorafgaan en die candidaten zou mogen steunen, die vóór Vrouwenkiesrecht, maar tegen Algemeen Kiesrecht waren. Het was duidelijk, wat de zoogenaamde neutraliteit van de Vereeniging beteekende. Neutraal wilde zeggen: antidemocratisch. Toen verlieten de socialistische vrouwen, onder hevige en gemotiveerde protesten, de Vereeniging. Het spreekt van zelf, dat deze socialistische vrouwen nu verlangden met en inde Partij te strijden voor het kiesrecht van alle vrouwen. Maar dat ging moeilijk. De vijandige houding der Vereeniging tegenover het arbeiderskiesrecht had niet alleen tot gevolg gehad, dat de arbeiders zich feller dan ooit tegen de Vereeniging keerden, maar ook dat het beginsel van vrouwenkiesrecht zelf, hun antipathiek werd, althans ijskoud liet. Het socialisme verlangde wel gelijke politieke rechten voor man en vrouw, maar men wilde dien eisch liefst op dat oogenblik laten rusten. Tegen het beperkte vrouwenkiesrecht werd flink gestreden. Positief, krachtig en vol geestdrift opkomen voor her Algemeen Vrouwenkiesrecht, daarvan was inde Partij geen sprake. In 1903 had onze Kamerfractie een voorstel voor grondwetsherziening ingediend waarvan de beteekenis was: het Algemeen Kiesrecht voor mannen bij de eerste Kieswet vastgesteld en ineen latere wet, ter gelegener tijd, het kiesrecht voor de vrouwen. Hoe werd dat ontwerp door de soc.-dem. vrouwen ontvangen? Carry Pothuis zegt daarvan in haar boekje „Geschiedenis van het Algemeen Vrouwenkiesrecht” 1): „Merkwaardig is ’t wel, dat geen der vrouwelijke leden der S. D. A. P. protesteerde.” Men beging hiermee een groote fout. Eerst toen de Amsterdamsche club was opgericht, bemoeiden de vrouwen zich met het ontwerp. De club wist een motie op een beschrijvingsbrief geplaatst te krijgen die een zeer voorzichtige critiek op het ontwerp inhield. De motie werd niet eens behandeld. Men lette er haast niet op. ‘) Verschenen inde Soc. Vrouwenbibliotheek: „Van Olympe de Gouges tot Clara Zetkin”. In dit lezenswaardige boekje vindt men ook de volledige beschrijving van den strijd voor het Algemeen Vrouwenkiesrecht in Holland. In Duitschland bestond reeds 25 jaar een mooie socialistische, principieel streng geschoolde vrouwenorganisatie. Op hun vierde conferentie noodigden zij nu ook buitenlandsche vrouwen uit, om de kwestie van het kiesrecht grondig te bespreken. Het was een gewichtige stap, die de Amsterdamsche club deed toen zij twee afgevaardigden, de voorzitster en de secretares naar die conferentie te Mannljeim stuurde. Het was het eerste contact met de vrouwelijke genooten vaneen andere natie. Voor ’t eerst zou het internationaal gevoel van saamhoorigheid der soc.-dem. vrouwen inden gezamenlijken strijd zich openbaren. Voor ’t eerst zou ons hart van blijdschap kloppen bij het besef dat de zaak der buitenlandsche soc.-dem. vrouwen onze zaakwas en onze zaak de hunne. Wij zouden verrast worden door de kennismaking met zeer ontwikkelde arbeidersvrouwen en arbeidsters. Onze strijdlust zou op eens krachtig worden aangevuurd. Ja, wij zouden daar in Mannheim schatten vergaren. Ineen schitterende rede, diep ingaande op de vele kanten van het vrouwen-vraagstuk, en dit helder uit socialistisch oogpunt belichtend, zette Klara Zetkin, – nauwelijks genezen vaneen zware ziekte en bijna blind de vrouwenkiesrecht-kwestie uiteen. Er werd rustig critiek uitgeoefend op Zweden, Oostenrijk, Nederland en België om het loslaten van ’t vrouwenkiesrecht. Bebel zelf betoogde, dat in deze actie de Partijbanier voluit en onbesmet moest worden ontplooid. Met geestdrift werd het besluit genomen, het volgend jaar op het congres der soc.-dem. Arbeiders-Internationale den eisch te verdedigen, dat iedere kiesrechtcampagne der sociaal-democraten gelijkelijk voor man èn vrouw gevoerd moest worden. Het congres van Stuttgart bracht in 1907 de vervulling van onze wenschen. Wij vrouwen hebben toen ondervonden welk een kracht er uit kan gaan van internationaal samenwerken voor éénzelfde doel. Kort vóór het Stuttgarter congres had de club een samenkomst gehad met de Kamerfractie om de mogelijkheid te bespreken van wijziging van Ondertusschen werd het beperkte vrouwenkiesrecht steeds meer op den voorgrond gebracht door den Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht, die in vele landen schitterende congressen hield vol pracht en praal, maar zich steeds meer tegen het democratisch kiesrecht keerde, ja zelfs in haar angstvallig streven naar neutraliteit op geen enkele, vrouwenkwestie durfde in te gaan. De propaganda der burgerlijke vrouwenwas in die dagen afschrikwekkend van leegheid en oppervlakkigheid. Maar wel oefende de Vereeniging scherpe critiek uit op het wetsontwerp der S. D. A. P. Het was voor de club, ofschoon zij al haar best deed, zeer moeilijk om onder deze omstandigheden flinke propaganda te maken voor het Algemeen Vrouwenkiesrecht, of het ~arbeiders-kiesrecht voor de vrouw”, zooals het ook wel genoemd werd. Toen kwam onverwachts hulp van over de grenzen. Steun kwam uit Duitschland. Inde meeste landen ondervond de actie voor het Algemeen Vrouwenkiesrecht gelijksoortige moeilijkheden als bij ons. Inden zwaren strijd der arbeiders om het Algemeen Kiesrecht te bemeesteren, hadden de Oostenrijksche soc.-dem. vrouwen den eisch van ’t vrouwenkiesrecht laten vallen. De Duitsche vrouwen keurden dit sterk af. hun wetsontwerp. Zonder resultaat. Maar toen het bovengenoemde besluit door de Internationale was aangenomen, aarzelde de fractie geen oogenblik. De belangrijke woorden: „Kiesrecht zonder onderscheid van sekse” werden in het ontwerp opgenomen. Van dit oogenblik af, konden wij ronduit voor het Algemeen Vrouwenkiesrecht, vastgelegd inde Grondwet, opkomen. Het bewustzijn, dat de propaganda nu gevoerd zou worden volgens de eenvoudige en juiste grondstellingen der sociaal-democratie, gaf een gevoel van zekerheid en rust, dat van ’t grootste belangwas voor de actie. In vele landen heeft de resolutie van het internationaal congres dezelfde uitwerking gehad. In Engeland, in Pruisen, in Saksen, in Beieren, in Weenen, in Denemarken werd van dat tijdstip af de propaganda voor het Algemeen Vrouwenkiesrecht door de soc.-dem. partijen met kracht gevoerd. In die landen, waar men zich van de internationale resolutie niets heeft aangetrokken, is thans in 1928 het Vrouwenkiesrecht nog niet veroverd. Toen dus de Bond werd öpgericht in 1908, was het moeilijkste voorbereidende werk geschied. Het scheepje van de Kiesrecht-actie kon met volle zeilen de zee der propaganda instevenen. Er was heel wat te doen. Ten eerste moest tegen de sterke burgerlijke kiesrechtbeweging principieel gestreden worden en ten tweede moest men de proletarische vrouwen warm maken voor de politiek. Dit laatste scheen een onmogelijke taak. Het woord ~Algemeen Vrouwenkiesrecht” was nog een geheel onbekende klank. Doodsche onverschilligheid was er onder de vrouwen van de arbeidersklasse voor het kiesrecht. De stemming van het: „laat mij met rust, ik heb genoeg aan mijn huishouding”, heerschte nog algemeen . . . Drie jaar later teekenden meer dan honderd duizend vrouwen het petitionnement voor Algemeen Kiesrecht voor mannen èn vrouwen, tot groote verrassing der Partij, die lang geaarzeld had of zij in het petitionnement voor het Algemeen Kiesrecht ook het vrouwenkiesrecht zou opnemen, omdat men vreesde daardoor minder volgelingen te krijgen. Bij de aanbieding van het verzoekschrift op den Rooden Dinsdag van 1911 in Den Haag verbaasden de toeschouwers zich over het groot aantal vrouwen inde betöoging. Dat was iets nieuws. De burgerbladen spraken smalend van de vele vrouwen ~in onaanzienlijke kleeding” van het ~geheel-onthouders-type”, enz. In 1912 werd de internationale Vrouwendag, ingesteld op de internationale vrouwenconferentie, waar C. Pothuis en H. Ankersmit den Bond vertegenwoordigden, voor ’t eerst in ons land gehouden. Die 12de Mei van 1912, hoe straalt de dag nog in onze herinnering. Een dag van hoop en belofte! Nu zou het komen, nu zou het gebeuren, de vrouwen zouden bij massa’s inde Partij komen! Nieuwe prikkel tot strijden kwam twee jaar later. Minister Cort v.d. Linden had het Algemeen Kiesrecht toegezegd voor de mannen. De vrouwen wachtte slechts een blanco artikel. De grendel zou van de poort worden geschoven, maarde deuren werden niet geopend. De Grondwet zou het vrouwenkiesrecht toestaan, echter niet vastleggen. Een Vrouwendag had te Amsterdamplaats in ’t Groote Paleis voor Volksvlijt. Diepe indruk maakte de zaal, met al die vrouwen, meest arbeidersvrouwen, mager, moede, maar op het gelaat iets zachts en hoopvols. Hoe juichten ze Heleen Ankersmit toe bij haar vurig pleidooi voor het recht der vrouw op volledige politieke ontvoogding. ~Niet met de handen biddend gevouwen, maar wijd gestrekt eischen wij het kiesrecht” riep zij uit. Het was een aangrijpende betooging. Het was onze derde Vrouwendag. HOE WAREN DIE SCHITTERENDE RESULTATEN VERKREGEN ? Door het werken van de vrouwen zelf. De drang der clubs om een verband te vormen, was voortgekomen uit het vurig verlangen om vrouwen inde Partij te brengen. Niettemin had het oprichten van den Bond bij velen, ook vooraanstaande partijgenooten ontstemming gewekt. Het misverstand alsof de vrouwen ~een partijtje inde partij” wilden vormen, bleef hardnekkig heerschen. Maar in plaats dat men nu trachtte, dit vermeende gevaar van het zich afzonderen der vrouwen, te bezweren en de vrouwenorganisatie vast aan zich te verbinden eerst in 1914 werd de Bond erkend op een congres en kreeg ze vertegenwoordiging had men haar links laten liggen, en gaf haar geen steun, hoewel zij toch steeds propaganda maakte voor de Partij. De vrouwen betaalden dus voor deze propaganda extra-contributie, exploiteerden hun blad geheel alleen. Eerst na een aantal jaren kreeg de Bond eenige subsidie. In 1916 bedroeg deze nog maar ƒ 100 in ’t jaar. Intusschen terugziende op die feiten, moeten wij vaststellen, dat de Partij, zonder het te willen, met haar afzijdige houding, de vrouwen een groote dienst heeft bewezen. De zelf-werkzaamheid, waartoe de vrouwen waren gedwongen, heeft haar de beste leerschool bezorgd. Ingemengde organisaties waren de vrouwen altijd geneigd het moeilijker werk aan de mannen over te laten. Het leidende werk was de vrouwen, die het vakvereenigingsleven voor het meerendeel niet kenden, zóó vreemd, dat er ook geen kwestie van was enkele uitzonderingen daargelaten dat men eenig werk van dien aard aan haar opdroeg. Inde clubs nu waren de vrouwen wel gedwongen alle werk zelf op zich te nemen. Was dat niet mogelijk, dan ging de club te niet, dus moesten de vrouwen hun krachten tot het uiterste inspannen. Wij leerden alle bestuursfuncties vervullen. Wij waren gedwongen te schrijven, ook te spreken. Wie talenten had, stelde ze beschikbaar. We kregen de teekening van Adrie Ladenius voor den eersten vrouwendag, die zoo gevoelige teekening. In later tijd zal niemand zich kunnen voorstellen, wat dit alles geweest is voor de arbeidersvrouw, die zoo diep gevoelde, hoeveel zij te kort kwam aan ontwikkeling en welk een wilskracht en geloof aan het ideaal er noodig is geweest om haar te doen treden van uit het afgesloten huiselijk bestaan in het openbare leven en strijdster te worden voor het socialisme. Door tot zelfdoen gedwongen te zijn, ontwikkelden de vrouwen propagandistische bekwaamheden op verrassend snelle manier. Een prachtig voorbeeld is het tot groote bloei brengen van haar blad: ~De Proletarische Vrouw”. Het bezit vaneen eigen blad was reeds vóór 1905 een hartewensch van de socialistische vrouwen geweest. De Partij kon er echter niet toe komen het op te richten. Maar er was een vrouw, die wist wat zij wilde en die vertrouwen had inde arbei- dersvrouwen, Carry Pothuis—Smit. Zij nam het initiatief en richtte met de Amsterdamsche club het blad op. Een klein blaadje was het. Maar dit blaadje schreef het „vergeten hoofdstuk” van het leven en het leed der arbeidersvrouwen; het demonstreerde daaraan de noodzakelijkheid van den klassenstrijd. Het riep de vrouwen op om zich te scharen inde rijen der socialistische arbeiders. De vrouwen, die niets hadden begrepen van de politiek der burgerlijke vrouwen, zij hoorden die roepstem, ze grepen het blad, ze verzamelden zich in de clubs, ze verzorgden en verdedigden hun krant, en verbreidden het blad met aandoenlijke toewijding, op een wijze, door Troelstra eens liefdewerk genoemd. Reeds bij den derden jaargang kon het maandblaadje een veertiendaagsch vergroot blad worden, dat steeds toenam in abonnees (spoedig kwam er een kinderblaadje bij) en zelfs inde oorlogsjaren niet eens verkleind werd. Toen het blad zoo sterk was, dat het een winst gemaakt had van ƒ 8000, droeg de Bond het over aan de Partij, op voorstel van de directie, die het nu met „Het Volk” exploiteerde. Maar nog altijd is het ’t orgaan van den Bond van S. D. V. C.’s en hebben de vrouwen de verantwoordelijkheid voor de nummerlezeressen. Thans worden nog meer dan 5000 kranten door de vrouwen zelf bezorgd. Het spreekt van zelf, dat dit resultaat nooit bereikt zou zijn, als niet de krant zoo uitstekend geschreven werd en zoo geheel gaf aan de vrouwen, wat ze noodig hadden, maar toch was ’t ook het besef, dat het blad alleen door haar arbeid kon blijven bestaan, wat haar dit werken mogelijk maakte. Dit geldt vooral ook voor de verschillende administratices die met zooveel toewijding zich aan dit werk gaven. In haar boek „Droomen” beschrijft Olive Schreiner een visioen van iemand die reist inde woestijn. Hij ziet een vrouwenfiguur neder liggen in ’t zand der woestijn. Een man stond naast haar. Somtijds deed zij pogingen zich op te heffen, maar dan lag zij weer stil als te voren. Hij die ’t visioen zag vertelt dan: ~lk zag, dat zij zich inspande met macht. „Zal”, vroeg ik, „die naast haar staat, haar helpen?” „Neen”, was het antwoord, „hij kan haar niet helpen. Zij moet zich zelve helpen. Laat haar worstelen tot zij sterk is.” En ik kreet: „O, zij is te zwak; zij kan niet! De lange, lange jaren hebben haar kracht weggenomen. Zal zij nooit kunnen oprijzen?” Het anwoord luidde: „Ziet gij het licht in haar oogen niet?” . . . En langzaam, wankelend, hief de vrouw zich op.” De beteekenis van deze zinnebeeldige voorstelling, wij zien haar bewaarheid inde geschiedenis van de soc.-dem. vrouwenorganisatie. OORLOG! „Zij weet alleen, haar lieve zoon is dood, Haar bloem, haar zon, het wonder van haar schoot. HELENE SWARTH Enkele maanden na den glorierijken Vrouwendag in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam in 1914, gebeurde het ontzettende. Als uit de onderwereld waren ze opgestegen, de helsche machten van den oorlog. En plotseling: het ineenstorten der Soc.-Dem. Internationale! Met één slag werd iedere actie verlamd. Wie kon nog over vrouwenkiesrecht spreken, denken ? Er was maar één verlangen onder de soc.-dem. vrouwen: steun te geven aan de soc.-dem. vrouwen inde oorlogvoerende landen, die den moed hadden midden inde kokende branding stand te houden. In Maart 1915 wisten de Duitsche vrouwen een internationale soc.- dem. vrouwenconferentie te beleggen buiten de Partijen om, in Bern. Afgevaardigden uit Duitschland, Frankrijk, Engeland, Rusland, Polen, Italië, Zwitserland en Holland slaagden er in daar samen te komen. Carry Pothuis, H. Ankersmit en J. van Gogh—Bonger, die met groote moeite over de grenzen gekomen waren, zij vertelden van den diepen indruk, die het gemaakt had, toen Klara Zetkin op een stoel staande, de Marseillaise aanhief. Er werd een manifest opgesteld, dat de vrouwen in alle landen moesten verspreiden, waarin de vrouwen „tot handelen werden opgeroepen, nu de mannen tot zwijgen waren gebracht, de oorlog hun bewustzijn had vertroebeld, hun wil verlamd, hun heele wezen ontwricht.” Zoo zeide het manifest. Helaas, het kleine aantal vrouwen, wat vermocht hun stem inden loeienden storm ? Met gevangenisstraf betaalden zij inde oorlogslanden het verspreiden van het manifest. Wij echter mogen nooit vergeten, dat het vrouwen waren, die het internationaal verband hebben vastgehouden, die den moed hadden, midden inde oorlogswoede van hun land, over vrede te spreken. 1 April 1915 werd in het Concertgebouw te Amsterdam onze internationale Vrouwendag voor den Vrede gehouden. Uit alle kanten van het land waren vrouwen gekomen. Het manifest, dat de Bond toen uitgaf, was als met tranen geschreven. „Gij vrouwen van Holland”, zoo ving het aan, „o luistert. Zóó peilloos, zoo onduldbaar is de smart en de ellende der vrouwen inde landen waar de oorlog woedt, dat zij het niet meer dulden kunnen. Waar de vrouwen in wilde smart u spreken van hare jonge meisjes, die rondloopen met in de starre gezichtjes de wijd opengesparde oogen van schrik; van haar kleine kinderen die omkwamen inde ellende, van de verwoeste huizen, de doode en verminkte zonen en mannen . . . En verder: „Het lot der arbeidersvrouwen is altijd zwaar, zwaar van zorg en zoo arm aan vreugde. Altijd hebben de vrouwen het zwaarste deel gedragen, altijd het bitterst leed geleden. Nu heeft het wel zijn toppunt bereikt. Onder de leuze: bescherming van huis en haard, van vrouw en kind, worden vrouwen verkracht, sterven kinderen van ellende, worden huis en haard verwoest, moeten de vrouwen toezien hoe de milliarden aan het arbeidende volk ontstolen, voor vernietiging der volkeren worden besteed. O, hoon; o logen!” Deze enkele woorden uit dit manifest schilderen de stemming uit den oorlogstijd. Schilderen het revolutionnair gevoel, dat de oorlog wekte, en tegelijk de ondragelijke machteloosheid. Buitenlandsche vrouwen zouden op onzen Vrouwendag komen, Klara Zetkin zou spreken, maar niemand kwam over de grenzen. Tal van vereenigingen waren vertegenwoordigd. Plechtig was de demonstratie, waarin 5000 vrouwen gingen. In hetzelfde jaar had in Den Haag een internationaal congres plaats van burgerlijke vrouwen, waar wel vrouwen uit de oorlogslanden waren. Ook dit congreswas een hartstochtelijk protest tegen den oorlog, dat de burgerlijke vrouwen eert. Ja, de vrouw, draagt wel in het hart grooten haat tegen Oorlog! Het najaar van 1915 bracht het wetsontwerp van minister Cort van der Linden voor Kef Algemeen Mannenkiesrecht en het passief Vrouwenkiesrecht inde Grondwet. Vol gevoelens van opstandigheid hervatten wijde Kiesrechtactie. Het was een moeilijk werk. Het lang gewenschte Algemeen Kiesrecht voor mannen was verzekerd, de vrouwen zouden zelve gekozen kunnen worden, maar niet zelf mogen kiezen. Deze zonderlinge oplossing van het vrouwenkiesrecht-vraagstuk had toch het voordeel, dat het de eerste stap zou moeten zijn naar het volledige kiesrecht voor de vrouw. De Bond hield niettegenstaande dit vast aan den eisch: Algemeen Vrouwenkiesrecht inde Grondwet. In 1916 kwamen de clubs in buitengewone vergadering bijeen en drongen bij de Partij er op aan een krachtigen strijd te voeren óók voor het Algemeen Vrouwenkiesrecht inde Grondwet en aan de voorzitster op te dragen, hierover een referaat te houden op het congres. Dit geschiedde. De resolutie van het Partijcongres, op aandringen van de vrouwen verscherpt, sprak uit, dat het niet tevreden was met het regeeringsvoorstel, maar het volledige vrouwenkiesrecht inde Grondwet eischte. De vrouwen hielden een Vrouwenmaand. Overal vormden zich straatpropagandaclubs, die manifesten, vlugschriften, brochures en ~De Proletarische Vrouw” verspreidden. Uit de clubs stelde zich een staf van 20 spreeksters beschikbaar. Op den Vrouwendag werd een manifest van Partij en Bond in 200.000 exemplaren verspreid door de vrouwen, eischende de vastlegging van het A. V. K. inde Grondwet. De Partij aarzelde telkens. De Bond hield onwrikbaar vast aan den vollen eisch. Troelstra en Van Leeuwen dienden inde Kamer nog een amendement in voor dien eisch. Het kwam bij niemand op het wetsontwerp van de regeering te verwerpen, maar tot het einde toe moest de volle eisch verdedigd worden. Dit alleen verlangden de vrouwen. Daarvoor streden zij midden inde eindelooze ellende van den oorlogstijd, de ellende van mobilisatie, duurte, nood en gebrek. Ten slotte stuurden zij nog een open brief aan den minister en zonden dien naar alle kranten. Onder de steeds voortstuwende en aanvurende leiding van H. Ankersmit hebben de clubs den strijd voor het Algemeen Kiesrecht inde Grondwet in en buiten de Partij tot het eind toe volgehouden en met groot enthousiasme gevoerd. De avond vóór de behandeling der grondwetsherziening inde Kamer, hielden de soc.-dem. vrouwen een groote openbare vergadering in Den Haag. Een motie, uit naam der 10.000 betoogsters van 17 September werd den volgenden morgen dooreen 500-tal vrouwen naar de Kamer gebracht. Een paar dagen later verklaarde de minister het amendement voor het vrouwenkiesrecht, vastgelegd inde Grondwet, voor onaannemelijk en het regeeringsvoorstel werd aangenomen. Weer was een periode inden kiesrechtstrijd afgesloten. Inde Grondwet kwam ons kiesrecht niet. En toch voelden wij ons niet verslagen. Integendeel, wij voelden dat het Vrouwenkiesrecht moreel had getriomfeerd. Er was inde Kamer geen enkel redelijk argument tegen aangevoerd. En de komst er van bij gewone wet zou niet meer tegen te houden zijn, de overwinning achtten wij als verzekerd. DE KIESRECHTSTRIJD HERVAT. In 1918 had de eerste verkiezing plaats onder het nieuwe kiesstelsel. Ze bracht een grooten vooruitgang aan de S. D. A. P., die van 15 op 22 zetels steeg, maar ook een grooten vooruitgang van de katholieken, zoodat een kerkelijke regeering kwam. Het passieve vrouwenkiesrecht bracht een vrouwelijke soc.-dem. afgevaardigde, Suze Groeneweg, inde Tweede Kamer, een vurige spreekster en vooraanstaande propagandiste. De oorlogsellende had in Amsterdam de Communistische Partij sterk gemaakt, wat een noodlottigen invloed had op den uitslag der verkiezing. Tot teleurstelling der vrouwen werd C. Pothuis, die volgens algemeenen wensch als candidate was gesteld, niet gekozen. (Eenige jaren later werd zij lid der Eerste Kamer; hier klinkt uit haar mond telkens weer de uiting van den oorlogsafkeer der vrouwen.) Inden zomer van 1918 verliet Heleen Ankersmit de Partij, en wij verloren onze dappere secretares. Het was een zware slag voor den Bond. 11 November kwam. Eindelijk hielden de geweren op met schieten. Revoluties braken los. De vorstenkronen rolden over de straten en niemand raapte ze op. Duitschland werd een republiek. In ons land stelde het Rotterdamsche congres scherpe eischen o.a. die van het Algemeen Vrouwenkiesrecht. DE OVERWINNING VAN HEI ALGEMEEN VROUWENKIESRECHT. Hoe geheel anders kwam de overwinning dan we gedacht hadden. De vrijz.-dem. Marchant had een wetsontwerp ervoor ingediend. En plotseling, haast onopgemerkt, tusschen hevige debatten door, die in die bewogen dagen gevoerd werden, verklaarde de toen kerkelijke regeering, dat ~het haar aangenaam zou zijn wanneer het vraagstuk van het Vrouwenkiesrecht spoedig aan de orde werd gesteld”, en in Mei 1919 werd het wetsontwerp aangenomen door de Tweede Kamer, in Juli door de Eerste Kamer. Het was zoo wonderlijk gegaan, zoo onwerkelijk. Zoo alsof men met ontzaglijke inspanning een prachtig schip heeft uitgerust om de wijde ruime zee te bevaren en of men onverwachts dit schip ziei binnenloodsen ineen stilstaand troebel water. Niet om onze idealen te verwezenlijken, niet om ons bouwsteenen te leveren voor een betere samenleving, gaf men ons onze politieke rechten. Men gaf de vrouwen het kiesrecht, inde hoop, dat zij zouden meehelpen om revolutie tegen te houden. Men gaf het de vrouwen, inde hoop dat zij de opstandige werking van het Algemeen mannekiesrecht zouden verminderen. ~Dat mannekiesrecht”, zoo orakelde de heer Van Wijnbergen, „dat de voorschriften van Christelijke wijsheid verwaarloosd heeft, zal in zijn slechten invloed gestuit worden door den diepen godsdienstzin der vrouw, haar liefde voor orde en tucht, haar reinheid van zeden, haar geneigdheid tot onderwerping aan het gezag. Wij hadden het vrouwenkiesrecht altijd beschouwd, niet alleen als een seksebelang, maar ook als een klassebelang. Immers wij zagen de achterlijkheid en rechteloosheid der vrouw voor een groot deel als een gevolg van maatschappelijke omstandigheden, de overheersching van het bezit, van het kapitalisme, dat altijd vertrapt wie de zwakste is inden economischen strijd en dus de ondergeschiktheid der vrouw bestendigde. Daarom was in onzen gedachtengang de verovering van het algemeen vrouwenkiesrecht een belang van de strijdende arbeidersklasse, een krachtig middel om de zelfstandigheid der vrouw te bevorderen en haar daardoor tot flinke strijdster te maken tegen het kapitalisme, voor een betere samenleving. Nu leek het of het vrouwenkiesrecht plotseling in zijn tegendeel was verkeerd. En verbijsterd vroeg men zich af: Wat heeft dit rare, schijnheilige, mismaakte schepsel met ons ideaal te maken? De bedoeling van de kerkelijke heeren sprak zich ten slotte duidelijk uit, toen de katholieke baron zeide, dat hij hoopte en verwachtte ~ineen tijdsgewricht waarin alom de Staten met ondergang worden bedreigd, dat de vrouwen hier te lande, gelet op de beginselen door de groote meerderheid van haar voorgestaan, onzen Nederlandschen staat voor ondergang zouden behoeden.” Zelfs uit het kerkelijke kamp gingen enkele stemmen op, die deze wijze van doen gevaarlijk en onwaardig politiek spel achtten. Het vrouwenkiesrecht was „revolutionnair van wezen”, zoo betoogden zij en het in te voeren was in strijd met hun overtuiging. Men waarschuwde voor de nadeelige gevolgen inde toekomst. Inderdaad was dit juist gezien. Het is nu nog geen 10 jaar geleden. En reeds hebben wijde reactïonnaire werking van het vrouwenkiesrecht zoo goed als overwonnen. De eerste keer, toen de vrouwen stemden, verloren de soc.-democraten twee zetels, maar reeds de tweede maal herwonnen zij het verlorene dubbelvoudig, de Partij kwam van 20 op 24 zetels. De tweede verkiezing logenstrafte reeds de bewering, dat het vrouwenkiesrecht zoo ontzettend reactionnair zou werken. En toch is het ook nu nog deze vrees, die in verscheiden landen de soc.-dem. partijen tegenhoudt, hun socialistischen plicht te vervullen om voor de ontvoogding der vrouw krachtig te strijden. Het is waar, dat in die landen geen sterke vrouwenorganisatie is, die de partijen in die richting voortstuwt. De bevrijding der vrouw, moet het werk der vrouw zelve zijn. NIET ALLEEN VOOR HET KIESRECHT. Neen, het was niet alleen de strijd voor het vrouwenkiesrecht, die de soc.-dem. vrouwen noopte zich binnen het partijverband te organiseeren. De kiesrechtactie was belangrijk, maar bleef ondergeschikt aan den strijd voor het socialisme. Het socialisme tot de vrouwen te brengen en ze tot strijdsters te maken voor het ideaal, was het eigenlijke doel van den Bond. Er moest dus aangetoond worden, wat het socialisme voor de vrouw zou zijn, welke oplossing het zou brengen aan zoo menig vraagstuk, dat de ontwikkeling der kapitalistische maatschappij haar voor de voeten wierp. Er waren brandende vraagstukken als de vrouwenarbeid, de maatschappelijke positie der gehuwde vrouw, de . ondergeschiktheid der vrouwelijke sekse, de tweëerlei moraal voor man en vrouw, de economische afhankelijkheid der vrouw, om maar eenige te noemen, waar de partij propaganda zich niet mee bemoeide. In welk verband stonden deze kwesties met de kapitalistische maatschappij ? Zou het vrouwenleed dat zij veroorzaakten, weggenomen kunnen worden door het socialisme ? Deze vragen vervulden ons en het was een geluk voor den Bond, dat hij van het begin af secretaressen had, die theoretisch geschoold Heleen Ankersmit, die Marie Mensing verving, toen de scheuring inde Partij in 1909 haar noopte ons te verlaten wij verloren in haar een eerste kracht, administratrice was ze van de krant, secretares van de Amsterdamsche club en van den Bond, een vrouw, die een en al toewijding was voor onze zaak, Heleen Ankersmit verdiepte zich inde vraag wat de verhouding was, waarin de arbeidersvrouw, die alleen huisvrouw was, stond tot het kapitaal. Stond de vrouw van den loonarbeider buiten de kapitalistische maatschappij ? Verrichtte zij inderdaad alleen arbeid voor haar en haar gezin ? Ging de arbeid van de huisvrouw den werkgevers niet aan ? Die vrouw, zij stond met haar huisvrouwarbeid midden inde kapitalistische maatschappij. Want ook zij werkte ten slotte voor den werkgever. Zij verzorgde door den gezinsarbeid den man en de kinderen. Maarde man was de arbeider en de kinderen waren de toekomende arbeiders. Zij hield dus de arbeidskracht van de arbeiders in stand; zij bracht de kinderen groot die nieuwe arbeiders zouden worden, die door hun arbeid aan de werkgevers hun winsten zouden bezorgen. Ook het werk van de huisvrouw kwam dus den ondernemer ten goede. Zij deed dit werk zonder eenige betaling en inde overtuiging, dat zij alleen voor haar eigen gezin werkte. Toch was het de werkgever, die van haar offervaardigheid profiteerde. Had hij den arbeid, dien zij voor hem verrichtte, b.v. per uur moeten betalen, dan zou hij een dubbel loon moeten uitkeeren. Door den onbetaalden huisvrouwarbeid konden de loonen dus laag blijven en de kracht der arbeidersvrouw werd dus tot het uiterste uitgebuit. Geen werkster was zoo goedkoop als de eigen vrouw. Als zij stierf moest de man hertrouwen, omdat een huishoudster geld kostte en zijn loon daarvoor niet toereikend was. Want met die kosten'werd bij het loon niet gerekend. Het was deze waarheid, die menige arbeidersvrouw aan het denken ') „Marxistisch denken” was bij verre na geen mechanisch denken” zooals H. de Man (volgens de I’rol. Vrouw van 7 Maart) het betitelt. Volgens v.d. Velde polemiseert de Man telkens tegen z’n eigen vroegere dogmatische opvattingen van het Marxisme. waren. Het marxisme had hun denken gescherpt ”) en hun een klaar inzicht gegeven inde werking van het kapitalisme. De vraag of men moest zijn vóór of tegen verbod van arbeid der gehuwde vrouw was in de Partij inde jaren vóór den oorlog nog een kwestie. De afdeeling Goor had een voorstel op den beschrijvingsbrief gebracht om tegen dien arbeid stelling te nemen. Marie Mensing toonde in ~De Proletarische Vrouw” herhaaldelijk aan, hoe, onmogelijk zulk een verbod is in het kapitalisme; wat de bevrijdende factor is inden vrouwenarbeid en hoe de verwoesting van het gezinsleven moest voorkomen worden door sociale voorzorgen en machtsontwikkeling der arbeiders. Hoe wij gebruik moesten maken van de kapitalistische uitbuiting van den vrouwenarbeid om de vrouwen te organiseeren en ze te betrekken inden strijd, niet het rad van den tijd terugdraaien, betoogde zij, maarde overgangstijd naar het socialisme verzachten, was onze taak. De redactie van ~De Proletarische Vrouw”, de voorzitster en andere leidsters, schreven en spraken in denzelfden geest. Wij toonden aan, hoe de ontwikkeling van de maatschappij de oorzaak was van de groote veranderingen in het levender vrouw en hoe deze tot nieuwe levensvormen zouden voeren. bracht en aanvuurde, om deel te nemen aan den strijd tegen het kapitalisme. Deze waarheid bracht nu ook aan het licht, dat de huisvrouw-arbeid wel degelijk economische waarde heeft, al wordt die niet in geld betaald. De erkenning hiervan gaf een latere secretares van den Bond, Liede Tilanus, aanleiding om de huisvrouw, die op propaganda gaat, somtijds geldelijke vergoeding te bezorgen, evengoed als iemand, die door het propagandawerk een betaalde betrekking gedeeltelijk moet opgeven. Door het inzicht, dat haar werk waarde vertegenwoordigde, werd de huisvrouw op een hooger standpunt geplaatst. Zij was niet alleen een zwoegster, maarde arbeidster, die voor een belangrijk deel, hoewel indirect, in ’t productieproces was betrokken. Als Heleen Ankersmit deze dingen besprak, als zij sprak over de uitbuiting van den arbeid door het kapitaal, zoowel bij den vrouwenloonarbeid, als bij den huisvrouwarbeid, dan trof ze een snaar die trilde in het hart der vrouwen. Dan werd gewekt het gevoel van verzet en ’t besef, dat het de socialistische vrouwen waren, die de moeilijkheden van het levender arbeidersvrouw doorzagen en zij grepen de hand die haar werd toegestoken. Een stroom van liefde ging uit van onze harten tot de hunne, wij verstonden elkaar en kenden het geluk van het gemeenschappelijk voelen en willen en denken. Zij, die altijd vergeten en weggedrongen waren, zij traden in het licht. Zij gingen het wezen der kapitalistische maatschappij doorgronden, den blik hoopvol richten op de toekomst. Liede Tilanus, die secretares van den Bond was van 1920 tot 1925, stond op hetzelfde standpunt als de vorige secretaressen. Zij ook gaf zich vol toewijding. Ook zij wekte steeds de vrouwen op zich zelf te durven zijn, en spoorde ze aan zelf te strijden voor het socialisme. Februari 1919 had Suze Groeneweg inde Tweede Kamer een motie ingediend voor premievrije uitkeering bij zwangerschap of bevalling aan alle vrouwen die het noodig hadden. Deze motie had vooral bij de kerkelijke partijen hevige verontwaardiging gewekt om de gelijkstelling van gehuwde en ongehuwde moeders. De oppositie zag bovendien in overheidssteun aan de moeder, den burgerlijken gezinsvorm bedreigd. De man alleen had de verantwoordelijkheid te dragen voor het leven en welzijn der gezinsleden, de vrouw moest door hem verzorgd worden. Wij, sociaal-democraten, zagen daarentegen inde moederschapszorg van staatswege een element van bevrijding voor de vrouw. Bij het propaganda-maken voor de motie, wezen wij er op, dat het gezonde moederschap maatschappelijke waarde heeft. In dien zin hield de voorzitster op de jaarvergadering van den Bond in 1921 een inleiding, waarna het besluit werd genomen, dat de Bond een enquête zou instellen naar den toestand van kraamvrouwen in ons land. De enquête werd in dat jaar gehouden, de conclusies werden neergelegd ineen rapport, dat overtuigend aantoonde hoe een ontzaglijk groot tekort er was inde verzorging van moeder en kind. Daarbij werden de eischen geformuleerd, aan het Rijk en de Gemeenten te stellen. De leiding dezer enquête en het maken van het rapport was een mooi stuk werk van de secrtares. Het heeft aangespoord tot vele verbeteringen op het gebied van moederschapszorg, al is de eisch van premievrije moederschapszorg nog niet in vervulling gegaan. In 1909 verdedigde Carry Pothuis de moederschapszorg op een partijcongres; met algemeene stemmen werd daarop de eisch in ’t strijdprogram opgenomen. In 1922 werd de eisch van premie-vrije moederschapszorg opgenomen in het verkiezingsprogram der Partij. Wanneer de vrouwen ergens sterk voor op moeten komen, dan is het zeker wel voor deze zorg! Nooit mag de strijd hiervoor verslappen. Een belangrijk werk van de secretares was, dat zij de banden mei de buitenlandsche vrouwen, die geheel losgeraakt waren, sinds Klara Zetkin tot de Communistische Partij overging, weer aangeknoopt heeft. Het gelukte haar, mede te bewerken, dat een vrouwenconferentie te Hamburg tot stand kwam, die thans uitgebouwd is tot het permanente internationale vrouwencomité, ingeschakeld inde Soc.- Dem. Arbeidersinternationale. Ook Lucie van Kuykhof, die van den aanvang tot 1925 penningmeesteres was, werkte steeds vol toewijding. Wie in het boek, dat de geschiedenis van de S.D.A.P. beschrijft: „Die onze Kracht ontwaken deed”, leest het weinige dat daar gezegd wordt van den Bond en hoe dat weinige alleen een verwijt is dat hij bestaat (want de Partij had dit werk zooveel beter zelf kunnen doen, wordt er in gezegd, alsof niet de Bond was ontstaan, juist ómdat de Parfij het niet deed!) wie die bladzijde leest, zal zich kunnen voorstellen hoe stroef de samenwerking tusschen Partij en Bond was. Hoewel de Bond in 1914 was erkend als partij-instituut, was er nooit een regeling getroffen voor de samenwerking tusschen Partij en Bond. Er waren veel wrijvingen tusschen de partijfunctionarissen met secretares en voorzitster. Ondanks het protest der voorzitster dwong men de secretares om af te treden. Maarde vrouwenorganisatie waste sterk, dan dat die kon worden opgeheven. Toen werd eindelijk het verband gevonden, zooals de Bond het altijd gewenscht had. Een regeling kwam tot stand, die de secretares zelf had voorbereid. Een vrouwelijke secretares van de Partij zou aangesteld worden voor de propaganda onder de vrouwen, en zij zou tegelijkertijd secretares van den Bond zijn. L. Tilanus gaf een bewijs van toewijding aan de Partij, door zich niet uit het werk terug te trekken, zooals menigeen zou hebben gedaan, maar zich dadelijk aan een anderen tak van de vrouwenpropaganda te geven, n.l. om de vrouwen der Amsterdamsche club theoretisch en practisch tè scholen inde gemeentepolitiek. Een voorbeeld van volharding voor menigeen. DE WEG NAAR DE VRIJHEID. Zij heeft geen enkel sieraad aan van schuwheid en geen enkele waan. H. GORTER. Dan pas zal de vrouw volkomen vrij kunnen zijn als haar bestaan niet langer afhankelijk behoeft te zijn vaneen ander persoon. Als het huwelijk alleen beteekent een geestelijke band en niet meerde stoffelijke verzorging van de vrouw. Door den vrouwenarbeid scheen die weg naar de vrijheid te worden gebaand. Maarde moeilijkheden die de vrouw ontmoet op,dit pad, zijn zoo groot, dat de vraag rijst: Zal in het kapitalistische toonstelsel waaronder wij leven deze vrijheid ooit voor allen bereikt worden ? Er is sinds de vóór-oorlogsche jaren veel veranderd. Het peil van welvaart voor het arbeidersgezin is omhoog gegaan. Het kapitalisme heerscht nog steeds, maar zijn gevolgen worden door de macht der arbeidersbeweging telkens meer gebreideld. Sociale voorzorgen worden veroverd. Woningverbetering, toepassing van de techniek inde huishouding, vermindering van huishoudwerk, verbeterde arbeidsvoorwaarden, verkorting van arbeidstijd, dit alles is er of komt steeds nader. De arbeidersvrouw laat zich niet meer weerloos tot zwoegster voor het kapitalisme gebruiken. De al te groote gezinnen worden meer en meer voorkomen. De achturendag geeft den vader terug aan het gezin. De verwoestende kracht die het Kapitalisme uitoefende op het gezinsleven der arbeiders, wordt in toom gehouden door het verzet der arbeidersklasse. Het arbeidersgezin nadert het middenstandsgezin. Althans wij zien deze tendenzen komen. Maar één ding is niet veranderd. Het is de afhankelijke positie van de gehuwde vrouw, die geen eigen verdienste heeft. Wanneer in het huwelijksleven alles goed gaat en de man aan het werk van de huisvrouw waarde toekent, wordt die afhankelijkheid niet gevoeld. Maar zoodra er maar iets hapert, voelt de vrouw haar pijnlijk. Bij ziekte, bij werkloosheid en vooral bij den dood van den man voelt zij hoe haar bestaan afhangt van zijn loon. Ook als het huwelijk ongelukkig is en zij verplicht is het ter wille van haar levensonderhoud in stand te houden. Dan is die afhankelijkheid voor het zedelijk levender vrouw noodlottig. Deze huwelijksverhouding is in wezen niets minder dan een vorm van prostitutie. „Nora”, in het bekende tooneelspel van Ibsen, verliet de echtelijke woning den eigen dag, toen zij tot ontdekking kwam, dat de liefdeband tusschen haar en haar man gebroken was. In werkelijkheid kan de vrouw, die in Nora’s omstandigheden komt, het samenleven niet verbreken, wanneer zij voor haar bestaan van den man afhankelijk is. Het verkrijgen van economische zelfstandigheid voor de gehuwde vrouw blijft een probleem. Bij de vrije beroepen, met korten arbeidstijd, waar het salaris in staat stelt door bezoldigde krachten het huiswerk te doen verrichten, kan de vrouw door goede organisatie, dikwijls haar betaalden arbeid en de gezinsverzorging tot een mooi geheel vereenigen. Maarde verdienste, die een arbeidersvrouw kan winnen, is zelden meer dan een aanvulling van het gezinsloon. • Economische zelfstandigheid beteekent voor haar een leven van het uiterste zwoegen. Inden laatsten tijd gaan stemmen op om de onafhankelijkheid der huisvrouw op andere wijze te verzekeren. De Staatsburgeressen verwachten veel vaneen wet, waarbij de vrouw recht zou krijgen op een deel van het loon van den man. Dan zou het uitkomen dat zij niet werd „onderhouden” door den man, maar arbeidster was in het gezin, evengoed als hij arbeider was. Maar wij vragen: Wat zou dit inde praktijk beteekenen ? Wie zou dit controleeren ? Bovendien wordt hier een waarheid voorbijgezien, wanneer de wet althans bedoeld is voor de vrouwen der arbeidersklasse, die de massa vormen de waarheid, dat het loonstelsel gebaseerd is op den onbetaalden arbeid der huisvrouw; dat uit het loon niet een salaris voor de huisvrouw betaald kan worden. Wanneer die wet iets beteekende, zou het loon van den man wel verdubbeld moeten worden. Een andere oplossing geven de Engelsche vrouwen aan. Zij pleiten voor een soort moederloon. Dit zou iets anders zijn, dan wat men bij Beatrice Webb, ineen studie over gelijk loon voor gelijken arbeid, stelde voor, dat aan iederen arbeider, man of vrouw, een minimumloon wettelijk zou gewaardborgd worden, voldoende voor het levensonderhoud van één persoon. Dat de Staat een kinderfonds zou stichten, waardoor ieder kind verzorgd zou zijn en niet meer afhankelijk van het arbeidsloon. In dien gedachtengang zouden de ouders gezamenlijk het kinderloon ontvangen. Het éénpersoonsloon zou hierdoor slechts schijnbaar dalen, omdat de gezinskosten door de gemeenschap werden gedragen. Het onderwerp: gezinsloon, is in ieder geval de bestudeering waard, uit vrouwenoogpunt gezien en het kan niet veroordeeld worden alleen omdat de toepassing op het oogenblik niet mogelijk is, of niet bevorderlijk is voor den strijd der arbeiders. Wij moeten wegen voor de toekomst zoeken. Als wij over al deze dingen denken, vrdgen wij ons af: Is niet het feit, dat wijde oplossing van deze vraagstukken zoo moeilijk kunnen vinden, een bewijs dat de ontwikkeling der maatschappij in botsing komt met het loonstelsel van het kapitalisme ? Thans is voor de arbeidersklasse het loon de eenige vorm van distributie der produkten. Stellen wij ons voor, dat de arbeid gesocialiseerd is, dat iedere man en iedere vrouw een aandeel in dien arbeid heeft te nemen naar gelang van aanleg en krachten, dat onder dien arbeid ook bedoeld wordt verzorging en opvoeding van kinderen. Dan zal daarnaast kunnen staan een rechtvaardige yerdeeling van de producten, zich meer en meer aanpassend bij de behoeften der gemeenschaps-menschen. Als het kapitalistische loonstelsel blijft zooals het is, zien wij geen mogelijkheid voor de vrouw om tot volkomen bevrijding te komen, als mensch en als moeder. En wij denken weer aan de woorden van Gorter: ~Wie is het socialisme zoo zeer als gij vrouwen?” Wel moet de vrouw dus met alle kracht strijden tegen het kapitalisme, maar tevens heeft zij mede te bouwen aan het gebouw der toekomst, moet zij zoeken naar nieuwe vormen voor het menschelijk samenleven, die dè socialistische productiewijze zal mogelijk maken. ons gezinsloon noemt, omdat het een staatsuitkepring zou zijn, die niet als loonsverhooging aan den man werd uitgekeerd, maar voor de kinderverzorging aan de vrouw. Het idee gaat uit van de erkenning, dat de arbeid van de moeder maatschappelijke waarde heeft. De- Engelschen beroepen zich hierbij op een eigenaardige ervaring inden oorlogstijd opgedaan. Als de kostwinner aan ’t front was, ontving de vrouw een geregelde uitkeering. Het bleek nu, dat de gezinnen door deze regelmatige uitkeeringen aan de vrouw dikwijls beter verzorgd waren dan toen zij leefden van het loon van den man, dat aan zooveel wisselvalligheid was blootgesteld. Een Amerikaansche vrouw, Eleanor Rathbone, schreef over het onderwerp gezinsloon een belangrijk boek: ~Het onterfde Huisgezin”, waarbij aangetoond wordt, hoe het arbeidsloon tot hoogst onrechtvaardige verdeeling van de maatschappelijke productie voert. Ook de Engelsche socialiste, mevrouw Stock, beveelt het denkbeeld van gezinsloon door den Staat aan. Hierdoor wordt het werk der moeder erkend als van maatschappelijke waarde. Het maakt de vrouw onafhankelijk van den man, wanneer de vrouw van den Staat een uitkeering krijgt voor de opvoeding der kinderen. Zij moet mede bouwen aan de uitbreiding der gemeenschapszorg, deelnemen aan maatschappelijken arbeid, waar dit mogelijk is. Want de socialistische maatschappij zal steentje voor steentje opgebouwd worden. ledere gemeenschappelijke voorziening is zulk een steentje. Laat het een waschhuis zijn of een school, een kinderkeuken of een park, een badhuis of een consultatie-bureau, een leeszaal of een ziekenhuis; het zijn alle voorzieningen van de gemeenschap voor de gemeenschap. Het is alles nog zoo’n heel klein begin en we staan nog midden in het kapitalisme. Maar wat wij zoeken is de weg, die naar de toekomst leidt. Wij leven niet voor het heden alleen, wij leven en werken voor wie na ons komen. Dat is qns begrip van onsterfelijkheid. De vrouwen, zij komen uit „duister verleden”. Wie in oude boeken leest, wat de vrouw eeuwen aan eeuwen heeft moeten verduren, hoe zij als mensch, als persoonlijkheid, in haar sekse is misbruikt, is beleedigd, is verknoeid, die ziet, dat de weg dien zij gekomen is, een weg is, die op en neer gaand, toch omhoog voert, naar het land der vrijheid. Dien weg moet zij verder gaan. De maatschappelijke ontwikkeling heeft de vrouw groote zelfstandigheid gebracht, dikwijls reeds geestelijk, wanneer de economische nog niet bereikt was. De geestelijke zelfstandigheid der vrouw is een kostbaar goed, kostbaar zoowel voor den man als voor de vrouw zelf. Immers ook de overheerscher is onvrij. Hij ligt geklonken in ketenen van zijn lager Ik, van zijn primitieve instincten. En vaneen socialistische gemeenschap kan nooit iets komen, als niet man en vrouw elkanders zelfstandigheid volkomen eerbiedigen. Daarom is het recht der vrouw op zelfstandigheid niet alleen een sekseeisch, maar ook een socialistische eisch, een eisch der arbeidersklasse die strijdt voor een menschwaardige toekomst. De diepe beteekenis der socialistische vrouwenbeweging is dus: strijd voor de bevrijding. Bevrijding uit kapitalistische overheersching en bevrijding van de persoonlijkheid. Stoffelijke bevrijding ter wille van geestelijke bevrijding. NIEUWE ARBEID! NIEUWE STRIJD! Men spreekt nu veel overeen soort „jong-socialisme”, doelende op het meer en meer opkomend verlangen naar cultuur, verdieping en gemeenschapszin. De vrouwen van de clubs hebben die behoefte altijd gevoeld. Wij verheugen er ons dus in dat onze begaafde en ijverige secretaresse, Liesbeth Ribbius Peletier, zich met zooveel liefde en geestdrift wijdt aan de taak om die behoefte te bevredigen. Perspectieven openen zich voor nieuwen arbeid. En naast den Arbeid -—• de Strijd! Vrouwen, de Kiesrechtstrijd was zwaar. Zwaarder zal de strijd fijn voor Ontwapening. Toch hebt gij inde voorste rijen te gaan ! Uw Vredeswil zij een laaiende fakkel! Bedenkt gij moet tot de massa’s gaan. Uw overtuiging moet hen bezielen. Diepere scholing make ons tot moedige en offervaardige strijdsters. Voor den Vrede, voor het Socialisme! Ontplooien wij in deze nieuwe periode van ons Bondsleven moedig en breed uit de rood-witte vlag! lEL. DRUKKERIJ ESSJ OORUITGANG ljkw3i