BIBLIOTHEEK RU GRONINGEN 1121 8613 PRINSES JULIANA ALLE RECHTEN ZOOWEL VAN TEKST ALS PHOTO’S VOORBEHOUDEN HET HUIS VAN ORANJE q q Hoort gij de Hollandsche torens de spitse en de stompe zingen boven de steden, de duinen, de bosschen, de velden? Ziet gij van de hooge en van de lage gevels onze vlag waaien, aan allen kant? Hoort gij het koper schetteren? frissche kinderstemmen zingen? de trommen roffelen? koralen in breede golving óp-gaan tot Hem, die het lot van vorsten en volken gevangen houdt in Zijn Heilige Hand? ’t Is Feest in Holland. Juliaantje verjaart! Juliaantje wordt achttien jaar. De kleine telg och! hoe heugt mij de nacht harer geboorte! die klare, koele, zonnige vroeg-voorjaarsmorgen, met het schoon-gewasschen blauw aan den hemel! zij is opgegroeid tot een ferme, kloeke, pittige jonge-dame: onze Prinses, de Prinses van Oranje, de Prinses van Holland, de jeugdige Draagster der Oranje-dynastie. Hoort gij de klokken beyeren? de torens Hoort gij het beyeren der klokken over ons Lieve Lage Land? zingen? de liederen en psalmen rijzen? Ziet gij onze driekleur de kerken en de huizen stoffeeren? 't ïs Juliana-dag. Feestdag voor Holland! Inde stormen der tijden is de Oranje-Boom blijven staan. Orkanen zijn over hem heen gevaren; menigmaal was hij ontbladerd, van schier alle takken beroofd; meer dan èèns zelfs scheen hij ontworteld ter aarde te zullen storten. Maar als de nood op het hoogst was, dan légden de orkanen zich, als dooreen Machtige Hand gedwongen, en dan richtte de Oude Boom zich weer op inden milden zonne-glans van nieuwe tijden. Als de mannelijke groep uitstierf, dan was er een vrouw, die nobel en geestkrachtig genoeg bleek, om de historische taak te aanvaarden. Als de vader jong overleed en de hoop van gansch een volk gevestigd was op een nog niet geboren kind of op een zuigeling ineen wiegje, dan waakte de Almacht, en het kind groeide op inden geest en de kracht der vaderen. Als een Oranje, door den ongunst der tijden gedwongen, den vaderlandschen grond had moeten verlaten, dan kwam wanneer de vreemde overweldiger was verdreven zijn zoon onder het luide gejubel van het volk terug. Als een oude, grijze Het Huis van Nassau, „Het oudste” zoo zegt luitenant-generaal F, de Bas in het Gedenkboek 1898— 1923 „het oudste der nog bestaande vorstelijke en andere geslachten; ouder dan de herhaaldelijk vervangen Grimaldi's in Monaco, dan het Huis van Savoye in Italië (1032), dan het Huis van Waldeck (1017), dan de Obotriten in Meklenburg (1125), dan de zeventiend-eeuwsche tak der Bourbons in Spanje; ongestoord, na het verdwijnen van zeven keizerlijke en koninklijke regeerende dynastiën in Frankrijk, van zeven vorstenhuizen in Groot-Britannië, van alle souvereinen in Duitschland en Rusland De regeeringstoestanden in Afrika en in Azië, ook die van het keizerrijk Japan, verschillen te veel om met Europa ineen vergelijking te treden. In onze koloniën klimmen, volgens fabelachtige verhalen, de oudste regeeringsgeslachten op tot ~nabi Adam”, den eersten mensch; doch in werkelijkheid dagteekent de vorst al zijn zonen had zien sterven, èn zijn vrouw, en hertrouwde met een jonge Prinses, dan werd hem in zijn grijsheid nog het kind geboren, dat de heilige taak zou voortzetten. Wat er met Nederland en Oranje is gebeurd, is een grootsch mysterie, Niets minder. herkomst der oudste Indische dynastie die van Ternate pas uit de 15e eeuw.” Wanneer wij in het kort de geschiedenis van het Huis Oranje-Nassau schetsen, dient de nadruk te vallen hierop (ten eerste): wanneer begint de geschiedenis van het Huis Nassau? (ten tweede), wanneer had de vereeniging van de huizen Nassau en Oranje plaats? en dus (ten derde) wanneer begint de geschiedenis van het Huis Oranje-Nassau, kortweg inden lateren tijd het Huis van Oranje genoemd? Volgens „de vroegste geschiedenis van het Huis van Nassau”, beschreven door luitenantgeneraal de Bas in het zooeven genoemde Gedenkboek, begint de Nassau-stamboom met graaf Bero (Werner), ten hove van Koning Dagobert I uit het Merovingsche Huis, vermeld ten jare 639, het jaar van zijn overlijden, De Bas noemt graaf Bero „de eerste voorganger der Nassau's van wien oorkonden gewagen . De eigenlijke naam Nassau „komt de eerste maal voor ineen oorkonde van het jaar 915 als de eerste eigenlijke „Graaf van Nassau moet worden beschouwd Hendrik (1159), derde zoon van Ruprecht IV, en met Hendrik II „staan wij op vasten grond en kan de stamboom van het Huis van Nassau, op enkele ondergeschikte punten na, met gedocumenteerde zekerheid worden Ik stond in het Koninklijk Paleis en wachtte op het oogenblik, dat ik aan Hare Majesteit zou worden voorgesteld. Langs vele deftige lakeien was ik gegaan; door marmeren gangen; over breede trappen; door fraaie zalen. Ik voelde het als een onderscheiding en als een groote blijdschap tevens, dat ik haar die ik zoo vele malen in mijn journalistieke leven had aanschouwd nu van aangezicht tot aangezicht zou mogen ontmoeten. Al maakte dit denkbeeld mij dan ook een tikje onrustig. Maar: van de eerste seconde af, dat ik tegenover de Koningin stond, was dat gevoel verdwenen. De eenvoud èn de waardigheid, treffende combinatie, die ik zoo menigmaal in haar openbare optreden had bewonderd, maakten (en ziedaar waarom ik van dit moment in mijn leven gewaag) ook nu een diepen indruk op mij. Daar stond een vorstin, maar, bovenal, daar stond een vrouw, wier warme stem en innemende persoonlijkheid mij zeer troffen. En het verbaasde mij, zooals zij meteen over eenige belangrijke zaken van de Nederlandsche journalistiek sprak en er mij inlichtingen over vroeg. Trouwens, vraag wien ge wilt, die haar goed kennen, en ze zullen u van de paraatheid en scherpzinnigheid onzer vorstin sterke bewijzen noemen. Daarvan getuigde ook prof. van Dycke, de oud-Amerikaansche gezant, dien ik straks zal citeeren. Aan dat oogenblik vaneen persoonlijke ontmoeting met onze Koningin bewaar ik een onuitwischbare herinnering. Het staat mij nog even scherp in het geheugen gegrift als toen uc, langs stijve lakeien, met stijve beenen en stijve gezichten, terug ging naar huis, van de bekoring dezer ontmoeting ten volle vervuld. Ik heb in m'n journalistieke loopbaan, die mij inde gelegenheid stelde het openbare optreden der Koningin vaak te aanschouwen, groote sympathie opgevat voor haar persoon en bewondering voor de wijze waarop, den stijl waarin zij haar taak vervult. Ik wil daaraan uiting geven. Ik weet wel, dat er mensenen zijn, die elk woord van lof, aan een monarch toegezwaaid, beschouwen als vorsten-vleierij, maar aan dit oordeel stel ik mij nu gaarne bloot. Carlyle heeft in zijn Helden en Heldenvereering dit uitermate karakteristieke woord gesproken: „Toon onzen critici een groot man, bijv. Luther, De genegenheid voor de Koningin, die in zoo breeden kring bestaat, is dan ook zuiver en echt. En zij is gelouterd door het leed, dat der Koningin niet bespaard is gebleven. Er is inde verhouding van ons volk tot „het prinsesje , dochter van den grijzen koning, iets subtiels, iets poëtisch, iets roerends-aanhankelijks geweest. En uit die wondere jeugd-genegenheid heeft zich, als een bloeyende roos uiteen schoonen knop, de stille en sterke, vast-besloten sympathie ontwikkeld, die het latere geslacht voor de Koningin is gaan koesteren, en die versterkt werd toen de jonge vrouw, vroeg vaderloos, nog dichter en inniger met het leed des levens in aanraking kwam. Toen zij, in haar zware ziekte, tot den rand des doods genaderd was. En toen zij, jaren lang, in sterk-gedragen smart-van-geduld. bleef wachten op de vervulling van haar liefsten droom, den vromen wensch van ieder, die waarlijk vrouw is. Totdat, eindelijk, de wolken braken, en het Licht zweefde om het Paleis. Dit alles heeft inde verhouding van ons volk tot zijn vorstin iets echt-menschelijks gelegd, iets dat van ziel tot ziel gaat. Ook haar representatieve taak heeft de Koningin op waardige wijze vervuld. Aan uiterlijke praal heeft zij nooit gedaan. Zij leeft sober en eenvoudig. Maar nimmer heeft de eenvoud slist en concentreerden zich de macht en de beteekenis van onzen regeeringsvorm op de volksvertegenwoordiging. Dat is gelukkig, niet alleen voor den regeeringsvorm, maar ook en bovenal voor de Kroon. Want deze is meer en meer kunnen worden een sterk, onschendbaar orgaan boven de partijen, het geweten van elke regeering, de macht, waaraan ieder kabinet en elke minister verantwoording schuldig is en die zoodoende een sterke moreele pressie uitoefent. Een gezaghebbend, gematigd, hoogst-bekwaam staatsman als mr. W. H. de Beaufort heeft eens geschreven (Staatkundige Opstellen, bl. 26): „Het is een algemeen waarneembaar, maar tevens zeer verklaarbaar verschijnsel, dat, naarmate de koninklijke macht meer is beperkt en het parlementaire regeeringsstelsel krachtiger wortel heeft geschoten, het aanzien van het koningschap is gestegen". Dit klinkt paradoxaal. Vermindering van macht een vermeerdering van aanzien? Toch: het is treffend juist. Want: juist als het hooge, zuivere, onpartijdige instituut aan den top van ons staatsleven, zonder welks medewerking niets belangrijks geschieden kan, dat rekenschap vragen kan aan elk staatsorgaan, doch anderzijds bereid is elke wettige beslissing van volk en parlement te eer- regeeringsvorm aan hst bewind. kwam, was de strijd, die onder de drie vorsten van Oranje tot menige botsing aanleiding had gegeven, volledig beslist: het parlementarisme stond op het toppunt zijner macht, en behoefde, door kiesrechtuitbreiding, nog slechts verbreeding van basis, om den volksinvloed zoo sterk mogelijk te waarborgen. Die verbreeding is onder haar bestuur tot stand gekomen. Het algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen is ingevoerd. Zoo heeft zij den uitbouw van onzen regeeringsvorm bekrachtigd, en het parlement nog meei dan voorheen met de massa des volks in contact gebracht. Maar aan den anderen kant heeft zij, met gave toewijding en groote tact, de taak vervuld, die haar, in samenwerking met het parlement, grondwettelijk is opgedragen. Want wij zeiden het hierboven reeds het contact tusschen Kroon en Parlement is onverbreekbaar, met name op wetgevend gebied. De Koningin heeft inden tijd, dien zij aan het bestuur is, het parlement ongetwijfeld groote veranderingen zien ondergaan, maar zij is er in biedigen en te bekrachtigen, is het koningschap in ons land tot zoo hoog aanzien gekomen. En de glans daarvan is sterk verhoogd door de dynastie, waaraan het verbonden is. Toen Koningin Wilhelmina in 1898 een halve eeuw na invoering van den bestaanden geslaagd dooreen hooge, on-persoonlijke opvatting van haar constitutioneele taak een ongestoorde verstandhouding met de Staten-Generaal te waarborgen. Zelfs de sociaal-democraten hebben haar, naar mijn heugenis, in dit opzicht nooit iets verweten: inden laatsten tijd heeft meer dan één vooraanstaand sociaaldemocraat ronduit toegegeven, dat de Koningin constitutioneel haar taak ongerept vervult. Dat wil niet zeggen, dat zij een figurante is geweest. Eenerzijds is zij geen oogenblik haar constitutioneele bevoegdheid te buiten gegaan en heeft zij nimmer getracht een persoonlijke politiek de plaatste doen innemen van de beslissing der parlementaire meerderheid, anderzijds heeft zij haar meening en haar invloed doen gelden. Hoezeer zij bereid en in staat was haar persoonlijke kwaliteiten aan te wenden, is inden oorlogstijd gebleken: ingewijden zijn vol bewondering voor haar geest-kracht, toewijding en inzicht. „De Koningin” zoo schreef prof. dr, Brugmans ineen Gedenkboek bij haar regeerings-jubileum, „heeft, zonder haar eigen meening en haar eigen overtuiging prijs te geven of te verzwijgen, steeds geregeerd zooals de staatkundige toestand dat medebracht en eischte Naar het groote voorbeeld van Koningin Victoria heeft zij zich onthouden van Bijna twintig-maal heb ik de Koningin zien verschijnen inde Ridderzaal, om er de Vereenigde Vergadering te openen en de Troonrede uitte spreken. En steeds weer ben ik onder de bekoring gekomen van haar optreden en haar stem, . Haar stem, En nu moet mij een bekentenis van het hart. Eerlijk opgebiecht. Overeen stille, maar diepe ontroering uit het begin van m n journalistieke loopbaan. Het was in 1904, Het Marine-Instituut in Den Helder vierde zijn gouden feest, De Koningin ging er heen. Ik moest voor m'n krant verslag geven. En nooit heb ik het moment vergeten, toen zij op het excercitie-veld de adelborsten toesprak. Het was voor mij een oogenblik van poëtische bekoring: de drie-en-twintigjarige vorstin, jonge vrouw inden vollen bloei van haar jeugd, de hand geklemd om den stok van het adelborsten-vaandel, en allen toesprekend met een stem, sterk en welluidend, die als een melodieuze klank over het groote veld ging. Zoo sterk leeft in mij de heugenis aan dat moment, dat, nu ik deze simpele herinnering schrijf, ik even, even m'n klapper, m’n verslag trouw bewaard! moet naslaan, om nog eens dat alles directen invloed op de richting der regeeringspolitiek— te beleven. Dan vind ik ook haar toespraak, met dien slotzin: „Onze groote vlootvoogden namen Gods woord tot richtsnoer van hun leven en beschouwden vroomheid als de eerste deugd. Toekomstige zeeofficieren, volgt dat voorbeeld na! Van dat eerste, sterk-beleefde moment af, heeft de Koningin steeds op mij denzelfden indruk gemaakt, èn als vorstin èn als vrouw. Vele malen heb ik haar optreden in het openbaar meegemaakt, en bij zeer verschillende gelegenheden. Ook (het is merkwaardig, hoe sommige gebeurtenissen eigenlijk zonder bepaalde reden een sterken indruk nalaten) ook het moment van de opening van het Vredespaleis heugt mij bijzonder, toen de grijze Amerikaan Andrew Carnegie, de schenker van het Huis, zoon van de groote democratische republiek, naar voren kwam en een buiging maakte voor de vorstin van het kleine land, dat het centrum was der vredesbeweging. Voorts heb ik haar naast vele vorsten zien zitten, wanneer die op bezoek waren, en ik heb vaak het moment bijgewoond, dat ze haar hooge gasten begeleidde. De meesttypische heugenis in dit opzicht is voor mij die aan Fallières: de oude, grijze, stoere en knoestige president der Fransche Republiek, met onze bloeyende, jonge vorstin naast zich, maakte op mij den indruk vaneen braven grootvader, die met een lieftallige kleindochter uitwas. Wanneer ik hier op haar mooie figuur den vollen nadruk leg, op de figuur van de Moeder der Prinses, dan wil ik daarmee niets te kort doen aan de verdiensten van den Vader, Prins Hendrik, die op zoovele oogenblikken zijn waarachtige belangstelling getoond heeft in het welzijn van ons volk. Wie over de figuur en de kenmerkende eigenschappen van Prins Hendrik iets naders wil weten, leze, wat de met den Prins zoo bekende jhr. A. W. G. van Riemsdijk daarover geschreven heeft in Het Zilveren Getij, het gedenkboek, verschenen bij het 25-jarig Vorsten? Dan zie ik haar het is vele jaren geleden weer staan op het balcon van het Dam-Paleis, en naast haar Keizer Wilhelm, die als een standbeeld stond onder het spelen der volksliederen en die eenige uren later de befaamde woorden spreken zou: „In dem ich mein Leben dafür einsetze, dass unsre Lander in Frieden sich entwickelen können. Doch genoeg. Heel ons volk zal in genegenheid getuigen, dat Koningin Wilhelmina haar regeeringstaak heeft vervuld op ongerepte, onkreukbare wijze: ongerept en onkreukbaar als staatshoofd en als vrouw. Zij was één dier vrouwen uit het Oranje-Huis, die aan de eeuwenoude dynastie onvergankelijken luister schonken. huwelijksfeest van ons vorstenpaar. In dat artikel zal men menig typisch en karakteristiek trekje vinden, dat bewijst, welk een goed en hartelijk mensch de Vader onzer Prinses is. hn tevens moge, in verband met zijn afkomst als Hertog van Mecklenburg, hier verwezen worden naar het artikel van generaal De Bas in U e Kroniek van Februari 1926: „Verwantschap der Vorstenhuizen van Nederland en Mecklen-1 – »» Maar het spreekt vanzelf, dat in dit boekje, dat over de regeerende personen van het Oranje-Huis spreekt, de figuur van Koningin Wilhelmina naast die van haar Dochter op den voorgrond staat. Op 7 Februari 1901 trad onze Koningin met Hertog Hendrik van Mecklenburg-Schwerin in het huwelijk en ons volk heeft het jonge paar toen blijde bruidsdagen bereid. Bruidsdagen ....! Nu gaat m'n herinnering naar ruim een kwart- eeuw terug. _ Ik was wat men noemt „een opgeschoten jongen". Uit Rotterdam gekomen om het huwelijk van Hare Majesteit (met permissie) bij te wonen”. Vlak voor het Paleis, tusschen het standbeeld van den Zwijger en den forschen, ouden kastanjeboom, had ik een plaats be- V Prinses Juliana op het ijs (Den Haag, Januari 1917) VI Het Prinsesje met Moeder en Grootmoeder in arreslede (1917) DE BLIJDE BOODSCHAP q q troonopvolging voorloopig tot geruststelling van velen van haar internationale zijde beroofd. En voor Holland, voor het kleine Lage Land aan de Noordzee, zou het beteekenen: de voortzetting der eeuwen-oude Oranje-dynastie. De geruchten namen vasteren vorm aan. De twijfel werd zekerheid.... Op 22 December 1908 kwam de Tweede Kamer in vergadering bijeen. En achter de regeerings-tafel verscheen het geheele kabinet. Te midden vaneen diepe stilte nam de minister-president mr. Th, Heemskerk het woord. Hij verklaarde, door Hare Majesteit de Koningin gemachtigd te zijn tot het doen van een mededeeling, welke nog denzelfden avond inde Staatscourant zou verschijnen, en die bestond ineen verklaring van de geneesheeren prof, dr. B. J. Kouwer en dr. G, Roessingh. Zij bevestigden volkomen de loopende geruchten: er kon een koningskind worden verwacht. En er werd een zeer gunstige mededeeling omtrent den gezondheidstoestand der Koningin aan toegevoegd. „De volksvertegenwoordiging" zoo sprak de minister „stemt, daarvan is de Raad van Ministers overtuigd, van harte in met den „Het zij mij veroorloofd Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken dank te zeggen voor de mededeeling, die in opdracht van H, M. de Koningin aan de Kamer is gedaan. Ik houd mij verzekerd, dat de Kamer daarvan met vreugdevolle aandoening kennis heeft genomen en dat haar de eerbiedige en hartelijke wensch vervult, dat de hoopvolle verwachtingen, waarvan zij mededeeling heeft ontvangen, onder Gods zegen mogen worden verwezenlijkt." Vreugdevolle aandoening: daarvan getuigde inderdaad de stemming, die ons volk inde volgende maanden beheerschte. Inde Eerste Kamer, waar de mededeeling een week later werd voorgelezen, trad zij eveneens duidelijk aan den dag: ook daar sprak de voorzitter woorden van groote vreugde. Het was dan ook een historisch oogenblik, die officieele bevestiging op 22 December 1908. Wie oog en gevoel had voor traditie, wie de stem der historie te beluisteren wist, begreep dat de eenheid van ons volk moeilijk beter kon worden gewaar- innigen wensch, dat dit onder Gods zegen moge strekken tot heil van de Koningin en haar Huis en van het gansche Nederlandsche volk.” Toen stond de voorzitter der Tweede Kamer, jhr. mr. J. Roëll, de waardige edelman, op en zeide: Natuurlijk werd aan dit verzoek der Regeering allerwege gevolg gegeven, en tot de Macht, waarin zooveel millioenen gelooven, gingen de gebeden voor Koningin Wilhelmina en het zoo vurig verbreide vorstenkind. Maarde Regeering had nog voor andere dingen te zorgen. Inde eerste plaats eischte de Grondwet een regeling van Regentschap en Voogdij met het oog op mogelijk-voorkomende gevallen, en zoo kwamen de Staten-Generaal op 19 Maart 1909 in Vereenigde Vergadering bijeen. In deze vergadering verschenen de minister van Binnenlandsche Zaken, mr. Th. Heemskerk, en de minister van Justitie mr, A. P. L. Nelissen, ter indiening vaneen wetsontwerp „tot voorziening in het Regentschap in geval van troonopvolging tijdens de minderjarigheid van den Troonopvolger" en een wetsontwerp „tot regeling van de voogdij over den minderjarigen Koning". Het spreekt vanzelf, dat deze regelin- drang daartoe toch reeds bestond en aanvankelijk tot uiting is gekomen. Het moge den Raad van Ministers vergund zijn, daartoe uwe medewerking te verzoeken. De tijdelijke Voorzitter van den Raad van Ministers, HEEMSKERK. Roëll, voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, A. W. F. Idenburg, minister van Koloniën, mr. J. A.Loeff, lid van de Tweede Kamer en mr. J. C Barcn Baud proenreurgeneraal bij het Gerechtshof te Amsterdam. De samenstelling van den Raad is echter aanzienlijk gewijzigd, door het overlijden van de heeren Roëll, Baud en Loeff: in hun plaats werden in den Raad van Voogdij benoemd de heeren mr, P. A. W. baron van Harinxma thoe Slooten, Commissaris der Koningin in Friesland [3O September 1914), mr. J. T. Linthorst Homan, Commissaris der Koningin in Drenthe (7 Juni 1919) en jhr. mr. O. F. A. M. van.Nispen tot Sevenaer, gezant van Nederland bij het Vaticaan, tegenwoordig te Weenen (29 October 1921) Deze heeren vormden toen, met den heer A W, F. Idenburg, den Raad. Onlangs is echter de heer Linthorst Homan overleden en in zijn plaats werd geen opvolger aangewezen. Trouwens, nu de Prinses 18 jaar is geworden, is een Raad van Voogdij verder overbodig. Een ander Besluit betrof den naam en de titels van den Troonopvolger. voor, dat er een Raad van Voogdij zou worden benoemd, bestaande uit 4 personen, en zoo verscheen inde Staatscourant van 8 April 9 dan ook een Koninklijk Besluit, waarbij m dien Raad benoemd werden de heeren Jhr. mr. J. op, dat het de waarvoor zich reeds verschillende gegadigden hebben aangemeld. Hierover zal het Dag. Bestuur nader een voorstel doen. Het scheuren van grasland. Bij het voorgaande punt bracht de voorz. het scheuren van grasland inden nieuwen polder te Blankenham ter sprake. Inde vorige vergadering was n.l. besloten dit land te verhuren, waarbij de helft van de scheurpremie dan ten bate van het waterschap zou komen. Er bleken meer gegadigden dan perceelen te zijn, zoodat het Dag. Bestuur aanvankelijk voornemens was geweest, de perceelen bij loting toe te wijzen. Inmiddels bleek echter, dat de Heidemaatschappij in enkele provincies land scheurde tegen een vergoeding van f 500 per ha, waarop de voorz. zich met deze maatschappij in verbinding had gesteld. Het bleek, dat zij genegen was, ook het onderhavige land te scheuren. Hierin zag epr. een extra voordeel voor het waterschap en hij stelde derhalve pér brief aan de leden van het V.C. voor van het oorspronkelijke besluit af te stappen. Deze zijn hiermede accoord gegaan, behoudens de heer Aaten. In den brief werd tevens voorgesteld om den betrokken gegagdlgden een perceel van het nieuwe land inden N.0.-polder In uitzicht te stellen. Naar aanleiding van deze kwestie waren twee bezwaarschriften ingekomen, de eerste van de commissie Posthuma in streek I. Hierin werd erop gewezen, dat de ingelanden zich thans de bewerking van den bodem zagen ontgaan. De commissie stond op ’t standpunt, dat een openbaar lichaam in aangelegenheden als deze niet steeds de winstvraag op den voorgrond behoort te stellen, doch ervoor dient te zorgen, dat de exploitatie van den bodem komt in handen van degenen, die hier een natuurlijk recht op kunnen doen gelden, i.c. de gading makende eigenaren. Aangedrongen werd op handhaving van het oorspronkelijke besluit. Ook de betreffende ingelanden zelf hadden bezwaren Ingediend. De voorzitter merkte op dat het waterschap steeds rekening houdt met de belangen der pachters. Het hier te verkrijgen voordeel diende echter aan het geheele waterschap ten goede te komen, welke meening ook de heer Voetelink bleek te zijn toegedaan. De voorstellen werden hierop z.h.s. goedgevonden. Verlaging peil. Besloten werd het maalpeil inde wintermaanden (1 November—l Maart) te verlagen tot 80 cm-N.A.P Dit besluit werd genomen, nadat een voorstel van den heer Th. Jager gesteund door den heer K. K. Jager, om deze verlaging bij wijze van proef voorloopig voor 2 jaren te doen geschieden, was verworpen. Aanleiding tot het besluit waren twee brieven over den hoogen waterstand, een van het bestuur der O.L.M. ten geleide vaneen adres der zuivelfabriek te Wanneperveen en de tweede van de vereeniging Plaatselijk Belang te Kalenberg. Men stelt zich voor, bij deze verlaging een plotselinge stijging van den waterstand beter te kunnen beheerschen. Vervolgens werden de begrootingen voor 1942 vastgesteld. Hierbij werd besloten om de salarissen van de lagere ambtenaren met 5 % te verhoogen, zulks mede Voorts werd een beschouwing gehouden over de vraag or niet zou kunnen worden overgegaan tot afschaffing van het dijkgeld. Aan de hand van verschillende cilfers betoogde de voorzitter, dat het financieel niet te verantwoorden zou zijn, het dijkgeld thans reeds af te senaffen. In verband met de periodieke aftreding van den heer J. Voetelink als bestuurslid van de N.V. Land van Volienhove werd de volgende aanbeveling opgemaakt: I. J. Voetelink, aftr.; 2. K. K. Jager. Aan het einde der vergadering wenschte de heer Bilkerk als oudste lid van het V.O. den voorzitter en den heer Kooij geluk, resp. met hun herbenoeming als dijkgraaf en heemraad van het waterschap. Beide heehen dankten hiervoor. Nieuwjaarswenschen Evenals vorige jaren wordt U ook thans weer inde gelegenheid gesteld Uw gelukwenschen voor het komende jaar aan familie en vrienden aan te bieden per advertentie in het Oudejaarsnummer van het Agrarisch Nieuwsblad. De prijs kan ook nu weer geen bezwaar zijn, daar deze niet verhoogd is. Een gelukwensch van 3 regels kost f 0.25; voor eiken regel meer wordt 8 cent biiberekend. Het verdient aanbeveling bij opgaaf het verschuldigde aan postzegels ir te sluiten, waardoor incassokosten voorkomen worden Wil men van plaatsing in het Oudejaarsnummer verzekerd zijn, dan gelieve men zijn gelukwensch zoo spodig mogelijk, doch uiterlijk 20 December i te zenden. Alle Agenten van het Agrarisch Nieuwsblad nemende Nieuwjaarswenschen gaarne zonder prijsverhooging aan. ADMIN. N.V. DE AGRARISCHE PERS Marktbericht. COEVORDEN. Aangevoerd: 10 loopvarkens; 206 biggen. Prijzen: biggen le soort B—loy2’, 2e soort 6—B, loopvarkens 11—20. De biggenhandel was zeer traag, de prijzen lager dan vorige week. Er bleven veel biggen onverkocht. UfcMö menschen, pantserwagens en rollend materiaal geleden. Ten westen van de liandalaksja-baai (Witte Zee), nebben gevechtsvliegtuigen doelen aan de Moermansk-spoorlijn, alsmede een vliegtuigbasis met bommen bestookt. Aan de oost- en zuidwestkust van Engeland zijn inden afgeloopen nacht havenwerken gebombardeerd. In Noord-Afrika hebben gisteren geen groote gevechtshandelingen plaats gehad. Inde wateren van Cyrenaica geraakten Duitsche gevechtsvliegtuigen in contact met een vrij groote formatie Britsche zeestrijdkrachten en plaatsten twee treffers van luchttorpedo’s op een zwaren kruiser. Duitsche jagers en luchtdoelartillerie schoten zeven Britsche vliegtuigen omlaag. Bij nachtelijke aanvallen van de Britsche luchtmacht op de bezette gebieden in het westen, verloor de vijand vier bommenwerpers. Inden tijd van 10 tot 16 December, schoten formaties van de Duitsche luchtmacht en eenheden van de Duitsche marine 74 Britsche vliegtuigen neer, waarvan 52 boven de Middellandsche Zee en in Noord-Afrika. In hetzelfde tijkvak gingen inden strijd tegen Groot-Brittannië 17 eigen vliegtuigen verloren. Het risico dat Napoleon liep met de overijlde bezetting van Moskou, een stad die slechts onvoldoende van vijandelijke troepen gezuiverd was, wordt door de Duitsche legerleiding welbewust vermeden. Het bezit van deze stad, van de stad Leningrad in het noorden, van de stad Rostof in het zuiden, is voor het inrichten van de Duitsche winterstelling geen noodzakelijke voorwaarde zooals destijds voor Napoleon. Deze door het seizoen voorgeschreven frontwijziging veronderstelt uiteraard dat bepaalde ver in het vijandelijk gebied voortuitgeschoven aanvalswiggen worden achter uitgelegd. Dergelijke frontwijzigingen zijn er nog in eiken oorlog geweest. Zij zijn even goed onderhevig aan de geboden van de strategie als de tevoren vermelde aanvalsoperaties. Niemand, die het nauwkeurige werk van de Duitsche legerleiding kent, die een blik heeft mogen werpen in haar vooruitziende plan en die tenslotte Winterhulp organiseert Kerstfeest voor duizend kinderen denkt aan de resultaten van haar geniale strategie op alle oorlogsterrein zal haar besluiten van dit oogenblik verwisselen voor een herleving van Russisch initiatief. De overwegingen van de Duitsche legerleiding zijn niet, zooals die van het Britsche opperbevel of van I Winterhulp Nederland organiseert op Zondag 21 December a.s. van des middags half drie tot vijf uur inde groote zaal inden Haagjell6ll Dierentuin een groot Kerstfeest, waartoe duizend Nederlandsche kinderen worden 1 uitgenoodigd. net aanbreken der wintersche weersgestéldheid nieuwe vorderingen van het Duitsche leger aan het oostelijke front voorloopig niet te verwachten zijn. Evenals de oorlog inde woestijn is ook de oorlog in. het oosten afhankelijk van bijzondere omstandigheden van het klimaat. Dat de Duitsche opmarsch tot dusverre, dus tot de eerste dagen van December, niet tot staan kwam, is een prestatie die men in militaire vakkringen ter wereld nooit verwacht had. Het Duitsche leger in Rusland betrekt thans zijn winterkwartieren. Het doet juist datgene wat bijv. Napoleon verzuimde en wat hem ten slotte noodlottig zou worden. Het Duitsche leger nestelt zich in stellingen die het niet alleen tegen de ongunstige weersgesteldheid, doch ook tegen vijandelijke invloeden moeten beschermen. Dit alles betrof de officieele en parlementaire voorbereiding der gewichtige gebeurtenis. Ook ons volk zelf had niet stil gezeten. Het land was van de blijde boodschap vervuld, Allerwegen verrezen comité's, om de Koningin te huldigen en haar een blijk van genegenheid te geven. Is een geschenk aan een jonge moeder niet van ouds een heuglijke traditie? en is er voor het moederhart zelf grooter geluk,dan het ontvangen van al dat fraais inde maanden, die aan de Het luidde aldus: Wij Wilhelmina, bij de gratie Gods Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz enz. Overwegende den wensch van Onzen beminden Gemaal en verlangende, dat de naam van het Geslacht waaruit Wij zijn gesproten en waaraan voor Ons en voor het Nederlandsche Volk zoo dierbare herinneringen zijn verbonden, ook voor onze nakomelingen behouden zal blijven: Hebben goedgevonden en verstaan: toe te stemmen, dat de naam „Oranje-Nassau" zal worden gedragen door alle Prinsen en Prinsessen der Nederlanden, Onze wettige nakomelingen, met en benevens den naam of namen, die Zij aan het Geslacht van Hunnen Vader ontleenen, met dien verstande, dat aan laatstbedoelden naam of namen zal voorafgaan de naam „Oranje-Nassau”, zoodat genoemde Prinsen en Prinsessen, onverminderd de titels die Hun uit anderen hoofde nog toekomen, zullen worden genoemd „Prins (Prinses) van Oranje-Nassau, Hertog (Hertogin) van Mecklenburg, geboorte voorafgaan? Welnu, ons volk zou zijn Koningin toonen, hoe het deelde in haar vreugd. Maar toen de Koningin zag en hoorde, hoe van alle kanten de voorbereidingen daartoe werden getroffen, liet zij door haar secretaris openlijk verzoeken, een groot gedeelte van de binnenkomende gelden niet voor haar te besteden, maar voor liefdadige doeleinden. En aldus geschiedde. Duizenden guldens gingen, ter eere van het komende koningskind, naar philantropische instellingen. Maarde Koningin zelf kreeg ook ondubbelzinnig haar aandeel. Niet alleen in ons land, doch ook. in ïndië, en overal waar, verspreid over den aardbol, Hollanders woonden, werden comité's gevormd, om de Koningin een geschenk te geven. De Amsterdamsche vrouwen schonken een wieg, ontworpen dooreen bekend architect, den heer K. P. C. de Bazel. Van verschillende Zuid-Hollandsche gemeenten kreeg de Koningin nog een kamerwieg, stijl Louis XIV; Groningen gaf een gouden rammelaar; Drenthe een fraai zilveren blad; Utrecht een kinderkleedtafel; Zwolle een kamerschut.... en zoo was er nog veel meer. Het geluid, dat ons volk op de blijde boodschap gaf, was werkelijk ondubbelzinnig. Onze zoo vaak koude en nuchtere natie tintelde van verwachting. VIII Bezoek aan de overstrooiride gebieden bij Deventer (Januari 1920) z'n beurt eens langs het Paleis en bleef daar even toeven. Het was de stille bekoring van wat te gebeuren stond, die hem trok naar die plaats. Zoo ging het ook bij de kanonnen. Wie ter wereld heeft niet eens een kanon gezien? Een Hagenaar toch zeker wel. En dikwijls! Maar toch.... in die dagen liep zoo menigeen eens naar het Malieveld, Daar stonden ze, de drie stukken. Stom, zwart, leelijk, Met zeil er over heen. En de artillerist, die de wacht had, wandelde als mechanisch er bij op en neer. En zie .... het was of die kanonnen iets bijzonders gekregen hadden, omdat zij de blijde gebeurtenis zouden moeten dreunen door de residentie, omdat zij het zouden toeroepen aan het volk op straat en inde huizen, dat de oude Oranje-stam nieuwe vrucht had voortgebracht. A11e5.... alleswas vol van blijde verwachting. En al die kale, dorre vlaggestokken, die bij duizenden inde vensters en op de daken waren geplaatst: ook zij wachtten. Tot het dundoek er aan zou zwieren en een lied van blijheid klapperen zou. En het was of zij, om wie dit alles draaide, haast de eenige was, die het wachten kalm en opgewekt en met een glimlach op de lippen droeg. Door den mooien, stillen tuin achter haar Paleis wandelde zij nog steeds eenige malen per dag. dagen getuurd naar het forsche ruiter-standbeeld van den Zwijger, den eersten der Oranje's. Er zat symbool in dat stille, zwijgende staren naar het Huis, waar het groote te gebeuren stond: de weder-opbloei van dc oude dynastie» En in dichte drommen stond het volk der residentie stonden ook vele vreemdelingen, die eiken dag in steeds grooter getale aankwamen om den Zwijger heen. . , Er zat een nerveuze stemming m heel de residentie. Hoe dikwijls heeft, in die dagen, iemand zijn huishouden in rep en roer gebracht door te gillen: ~lk hoor schieten! , maar dan was het een deur die dichtviel. Den heelen dag hoorden de Hagenaars schieten. Toen op 's Prinsen verjaardag inde stad druk werd gevlagd, en op eenige plaatsen het versierde Haagsche wapen buiten hing, seinde een Engelsch journalist aan zijn blad, dat die leuke en grappige Hollanders de blijde gebeurtenis al symbolisch vierden, want op vele plaatsen hing een ooievaar buiten. Een ander buitenlandsch journalist, zoo juist gearriveerd, informeerde bij een agent of hij hem Het Loo wilde wijzen. De haar tegengekomen, Maar tegen het eind der maand deed zij die wandelingen alleen nog maar inden tuin van het Paleis, De Koningin-Moeder kwam soms driemaal per dag op het Paleis, om haar dochter te bezoeken. Vaak heb ik in die agent was verbaasd, natuurlijk. „Die Loostrasse", zeide de Duitscher, „wo die Königin wohnt,” De Koningin bleef gezond. Ze deed haar gewone werk. Ministers kwamen en gingen dag in dag uit ter audiëntie en Hare Majesteit teekende geregeld de staatsstukken. Zoo, tegen het eind der maand, was de residentie gereed het Oranje-kind te ontvangen. Geen winkel schier, of er was een toepasselijke étalage gemaakt, met portretten en borstbeelden der Oranje-vorsten, met een overvloed van linten en strikken inde populaire kleur, en wie inde binnenstad wandelde, zag niets dan oranje, oranje. Uit duizenden huizen stak een vlaggestok. De menschen wilden daarmee niet wachten; ze hadden al dagen lang den stok buiten, om, zoodra het kon, de ouwe, fiere Hollandsche driekleur te doen wapperen. Toen.... toen kwam die dag vol hevige spanning en tintelende agitatie, de dag van het gerucht: 28 April. Wie zal zeggen, hoe een gerucht inde wereld komt? Ik weet het niet. Maar zeker is, dat op 28 April plotseling, als een felle uitlaaiende vlam, het gerucht door de stad ging, dat er een Prinses geboren was.... Nederland lag inden greep van het gerucht, het valsche gerucht. Want de kanonnen in het Malieveld bleven met stomme monden staan en, rustig, lag het Koninklijk Paleis in het witte licht der groote electrische booglampen. Maar het volk der residentie geloofde .... en op vele plaatsen wapperden vroolijk de vlaggen. Toen, inden avond, verscheen de hofmaarschalk der Koningin in het vertrek der journalisten, om het gerucht officieel tegen te spreken. Blijkbaar had men er in hofkringen eerst geen beteekenis aan gehecht, maar toen men zag dat het heel ernstig genomen werd, kwam de positieve tegenspraak. Er was nog geen koningskind. Even daarna verscheen ook de particuliere secretaris der Koningin, die deze mededeeling bevestigde. Een kwartier later was naar alle windstreken het bericht geseind, dat het gerucht valsch was. En: den volgenden morgen, bij zijn ontbijt, zag het Nederlandsche volk de pertinente mededeeling: er was nog geen Prins of geen Prinses, Toen zakte de stemming. Als een reactie na erge opwinding. Van geestdrift viel weinig meer te bemerken. Men was, als het ware, in-elkaargeploft. En de deinende emotie het was aller- „MIJNE HEEREN, IK KAN U MEDEDEELEN DAT ER EEN PRINSES IS GEBOREN!” En in alle talen klonk het plotseling, opgewonden: „EenPrinses.... eine Prinzessin.. une Princesse.. a Prince s s !! J" .... Een paar seconden later, inden vroegen morgen, vloog, holde, stormde de internationale pers naar buiten. Ik moet hier dit even mededeelen, het moment staat mij zeer levendig voor den geest. Nog zie ik m'n vele buitenlandsche collega's de Molenstraat inrennen, op jacht naar telegraafkantoor, om toch maarde eerste te zijn. Nog zie ik een Engelschman en een Amerikaan voorop. De Engelschman leidde. Hij scheen het eerst over de eindstreep te zullen gaan. Maar o, verschrikkelijke dramatiek van dien historischen morgen, toen de Engelschman aan het eind van de Molenstraat gekomen was, sloeg hij bij vergissing rechts- inplaats van linksom. En grinnekend stoof Uncle Sam hem voorbij. Maar toen Amerika aan het telegraafkantoor verscheen, was de Nederlandsche pers met al haar telegrammen voor. Die had haar maatregelen genomen .... Een Prinses geboren. Nooit vergeet ik dien morgen. Want het was als een wonder in luttel minuten was de residentie ontwaakt, in Een Prinses geboren ! En het eerste wat ik zag, toen ik buiten kwam, was: de Zwijger. Het forsche ruiter-standbeeld stond er, en een groote, prachtige lauwer-krans hing om den hals van den eersten der Oranje-vorsten. Wie het gedaan had, weet ik niet. Maar het was als een symbool. Oranje was vernieuwd, verjongd, vergroend. De Oude Boom buigend en krakend inden storm der tijden was nog niet ontworteld. En de klokken luidden, de geboorteklokken. Ze beyerden het uit over de stad.... Spoedig verscheen het officieele bulletin van de doktoren prof. Kouwer en dr. Roessingh. Het luidde: ~H> M. de Koningin, die hedenmorgen om 6 uur 50 minuten van een dochter beviel, is naar om- een korten tijd wapperden duizenden en duizenden vlaggen, De vale regennacht was ineen zonne-morgen uitgebloeid. Een Maris-lucht hing boven de stad, die plotseling, als aangeraakt dooreen bliksemstraal was ontwaakt. De doffe monden der kanonnen dreunden. Het volk kwam op de been, Een geweldige menschen-drom deinde op het Paleis aan. De stemming van het berustend wachten sloeg om. 't Werd bruiloft inde wei. Doortrild vaneen hevige emotie veerde het stadsleven op. standigheden zeer goed. Ook de jonggeboren Prinses is welvarend. Inden morgen van denzelfden dag, weinige uren na de geboorte van de Prinses, kwam de Tweede Kamer bijeen. De minister van Binnenlandsche Zaken, de heer Heemskerk, deed mededeeling van de groote gebeurtenis. „Dat het mij vergund is zoo sprak hij „dit heuglijke feit, voor ons vaderland van zoo'n onberekenbaar gewicht, aan de Kamer mede te deelen, is mij en de gansche Regeering een oorzaak van innige blijdschap en ootmoedigen dank. Moge het tot heil van het vaderland strekken." De voorzitter der Kamer, jhr. mr. Roëll, hield de volgende rede: „De Kamer zal met hartelijke deelneming de heuglijke mededeeling der Regeering hebben ontvangen, omtrent de voorspoedige bevalling van Hare Majesteit de Koningin vaneen Prinses. Zich levendig verblijdende over den zoo lang verbeiden zegen aan het Koninklijke Gezin ten deel gevallen, door welken diens huiselijk geluk nog zoozeer zal worden vermeerderd en verhoogd, begroet de Kamer met dankbare vreugde de geboorte vaneen Vorstin uit het Koninklijke Stamhuis, waardoor de banden, tusschen Volk en Vorstenhuis bestaande, te vaster en sterker zijn Onze eerste gedachte is echter gewijd aan de Koninklijke Moe- IX Op de terugreis van Engeland aan boord van het s.s. „Prinses Juliana (Juli 1923) X Huldiging door de Nederlandsche Padvinders op de Asselsche heide (17 Augustus 1923) wensch aan Hare Majesteit vast, waarin werd gezegd, dat de Kamer „met onuitsprekelijke vreugde het bericht had vernomen, De geboorte bevestigt en versterkt de eenheid van den staat. Zij verzekert het voortbestaan van de innige verhouding tusschen vorstin en volk, welke haar diepe wortelen heeft in 's lands geschiedenis" 1), Feestwas het eensklaps, Volop. De residentie lag als in wolken van Oranje, Inden loop van den morgen trokken herauten en trompetters door de stad, om de blijde gebeurtenis ook op deze wijze bekend te maken, Ze waren gekleed in oud-Hollandsch costuum, met een mantel van oranje-fluweel, en op den hoed een groote oranje-veer. Zij droegen groote bazuinen, met vaandels, waarop geborduurd stond: ~Je Maintiendrai” en „Per aspera ad as tra". Tegen twaalven had in het Malieveld onder geweldige belangstelling een parade 1) Inde Eerste Kamer, die pas op 4 Mei bijeenkwam, hield de voorzitter, baron Schimmelpenninck van der Oye, eveneens een toespraak. Hij wees er op, dat de vreemdeling ons „benijdt” en „bewondert” om de verhouding tusschen volk en vorstenhuis, en zeide: „En ik aarzel niet te zeggen, dat in dien band eender beste waarborgen ligt van ons volksbestaan". Nu heeft ze met innig-verhlijen Haar kindeke welkom gekust, En schikt ze de donzige spreien Waanneer ze haar kindje hoort schreien. Jong-moedertjes hart klopt gerust. Een danklied rijst boven de daken, En ’t jubelt langs gracht en langs straat: Wil ooit aan dat kindje iemand raken, Dan zullen wij allen bewaken, De plek waar het wiegje nu staat. Zooals het inde residentie ging, zoo ging het allerwege in het land. 't Was bruiloft, De geboorte van het Oranje-kind werd als een zegenrijke gebeurtenis gevoeld. Feestvergaderingen en dankstonden werden ijlings belegd. In alle kerken rezen gebeden op voor Moeder en Kind. ~Dit is de dag, de roem der dagen, dien Isrels God geheiligd heeft , zongen de geloovigen. Den dag daarop had de aangifte plaats voor den burgerlijken stand. Daartoe verschenen ten Paleize de minister van Buitenlandsche Zaken, jhr. mr. R. de Marees van Swinderen, de minister van Justitie, mr. A. P. L. Nelissen, de wethouder van den burgerlijken stand, de heer H. de Wilde, en een hoofd-ambtenaar, de heer J. C. Meys. De Prins gaf zelf zijn dochter aan. Ze kreeg de namen: Uit Engeland seinde Reuter: „Na de ontvangst van het heuglijk bericht uit Den Haag werd het nieuws direct nnn den en de Koningin bekend gemaakt, die, evenals de Keizerin-Moeder Marie van Rusland, telegrafisch gelukwenschen zonden aan Koningin Wilhelmina. De avondbladen ruimen een groot© plaats in hun kolommen in aan het nieuws uit Den Haag.” , , „ . ... Uit België: „Prinses Elisabeth van Belgie, Fürst von Bülow, de rijkskanselier van het Duitsche Rijk, liet zich aldus uit: „De dag van heden heeft den Nederlanders de grootste en reinste vreugde gebracht, welke een trouw aan zijne dynastie verknocht volk beleven kan. Maar ook ver over de Nederlandsche grenzen is het bericht van de geboorte eener Nederlandsche Prinses een boodschap der vreugde. Het Duitsche volk maakt de blijdschap van Holland tot de zijne. Zooals wij de van dag tot dag aangroeiende spanning, waarmede men in Nederland de gebeurtenis tegemoet zag, begrepen en gedeeld hebben, begrijpen en deelen wij thans den jubel van het Nederlandsche volk. De traditioneele dynastieke betrekkingen tusschen de Huizen Oranje en Hohenzollern, de gevoelens der hartelijkste vriendschap, die de monarchen van Nederland en Duitschland evenals de beide volkeren verbinden, maken deze levendige deelneming tot iets, dat vanzelf spreekt. Onze betrekkingen zullen inde toekomst nog minder gestoord kunnen worden." officieele bulletins is „geheel naar wensch” en „laat niets te wenschen over”. En langzamerhand nadat ook de officieele feestvieringen voorbij waren keerden in ons volk de oude kalmte en nuchterheid terug. Op 12 October 1880 werd de jonge Prinses Wilhelmina inde Willemskerk geschenk van Willem 111 aan de Hervormden van Den Haag ten doop gehouden, Ds, C, E, van Koetsveld was toen hofprediker en hij sprak naar aanleiding van het bekende woord: „Laat de kinderkens tot mij komen". Op 5 Juni 1909 hield Koningin Wilhelmina, op haar beurt, in dezelfde kerk haar eigen kind, Prinses Juliana, ten doop, Het was een indrukwekkend oogenblik. Op de eerste banken der galerij gezeten, had ik een prachtig gezicht op de volle kerk, Recht voor den preekstoel zat onze Koninklijke Familie, met de buitenlandsche vorstelijke personen: groothertogin Marie van Mecklenburg; de vorstin-weduwe von Wied (geboren Prinses Marie der Nederlanden, dochter van Prins Frederik); prinses Thekla van Schazburg-Rudolfstadt; de vorstin en de vorst van Erbach-Schönberg; prinses Louise von Wied; Johann Albrecht, hertog van Mecklenburg; Adolf Friedrich, hertog van Mecklenburg, en anderen. moede r!” De tekst was ontleend aan het Bijbelsche verhaal van den jongeling van Naïm, die begraven werd, doch door Jezus opgewekt en aan zijn moeder teruggegeven. Zoo aldus de gedachtengang van den leeraar wordt na den doop ook het kind teruggegeven aan de ouders1). „Straks zult gij, ge-ëerbiedigde Koningin, uw kind inde armen nemen en er mede voor des Heeren aangezicht treden. Dan legt gij uw kind in Zijne armen, om het wederom van Hem te ontvangen, maar rijker dan gij het Hem gegeven hebt. Doop is geen ijdele ceremonie. Bij iederen doop, die waarlijk dien naam verdient, gebeurt iets, iets zeer teeders, iets zeer heiligs. Jezus neemt het kind in Zijne armen, Hij omhelst het, kust het, Hij zegent het en geeft het aldus aan zijne ouders weder.” Ook op de beteekenis van het moederschap wees de prediker. Want het kind wordt in het bijzonder aan de moeder gegeven. „Het dichtst bij het kind, dichter nog dan de vader, staat de moeder. Aan de moeder is het beste, het teederste deel der opvoeding toevertrouwd. Wat zouden wij zijn, wij allen, indien wij geen goede, trouwe moeder hadden gehad? 1) De rede is onder den titel „Aan Hare Moeder gegeven" indruk verschenen bij de firma H. ten Hoet, te Nijmegen. gedaald, las het doopsformulier, strekte onder het lezen meermalen de handen zegenend over de Prinses uit, en sprak met luider stemme: „Juliana Louise Emma Maria Wilhelmina, ik doop u, in naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes,” De schare zong daarop de zegenbede. Dr. Gerretsen sprak de dankzegging uit en liet vervolgens psalm 105 vers 24 zingen. De Koningin, met een verhoogde blos op het aangezicht, zat zachtjes haar kindje te wiegen inden schoot en gaf het vervolgens weer aan de grootmeesteres. De plechtigheid was ge-ëindigd. ledereen stond op en terwijl de vorstelijke personen het kerkgebouw verlieten, zong Excelsior den prachtigen Lofzang: Lof zij den Heer, den almachtigen Koning der eere ! Dat aarde en hemel den lof Zijner glorie vermeere ! Menig in ’t geklank, Ziel, uw aanbiddenden dank; Zinge al wat ademt den Heere! Lof zij den Heere, die werelden dacht, en zij waren, Die al de dropplen geteld heeft der golvende baren; Die met zijn staf Heerscht van uw wieg tot uw graf! Psalmzinge uw hart met de snaren ! Hare Koninklijke Hoogheid, Prinses Juliana, was gedoopt. zon. Toen spraken de kanonnen. Er was ons een Prinses van Oranje geschonken. En ons volk? ons volk? De buitenlanders keken toe met oogen van pure verbazing. Ze dachten ons volk in alles even nuchter en egaal, altijd flegmatiek kuierend over de net-beharkte grintpaadjes van onze nationale onaandoenlijkheid. Maar ze zagen, hoe we om de Prinses van Oranje die wereld-reputatie lieten varen; de passie van onze geestdrift brandde door de straten. En op 10 Mei stond heel de residentie van Holland in glans en kleur en in gloed: dit was de officieele feestdag. Toen was het volop, ~bruiloft inde wei". Bruiloft om de jonge Prinses van Oranje. XII Bezoek van Prinses Juliana met Haar Vader aan het Aquarium te Amsterdam (Maart 1924) kerstboomen-markt in het Voorhout, ’t Is een vaste traditie, dat in het Paleis het Kerstfeest wordt gevierd bij den boom, die het symbool is van de eeuwige groene lente. En zoo is het öök een traditie, dat Moeder en Dochter de boomen, die voor het groote feest noodig zijn, zélf gaan uitzoeken op de markt in het Voorhout, De kooplieden, zenuwachtig-verrast, helpen de Oranje-vorstin en haar Dochter zoo goed “otfeHjk, het publiek, op een afstand, kijkt blij om het treffertje toe, en als de koop gesloten is, kuieren Koningin en Prinses over het schelpenpad terug En als ik haar zoo loopen zie naast haar Moeder, onze kloeke, ferme Prinses, toonbeeld van Hollands welvaren, voor haar Moeder in groei bijna niet onder-doend, dan golft er een wondere ontroering door mij heen; dan denk ik aan den nacht, dat ik op de geboorte van het vorstenkind te wachten zat, De jaren vlieden. Het kleine kind is groot geworden. Op een anderen dag ben ik, toevallig, vaneen ander tafereeltje getuige, eveneens in het Voorhout, Van ,^en eenen kant, van het Paleis in het koordeinde af, kwamen de Koningin en de Prinses, van den anderen kant, naar het Paleis toe, kwam Prins Hendrik, die zich naar het Pagehuis van het Roode Kruis begaf- De Prins Zoo noemde men haar al heel gauw. En in dien populairen naam lag de aanhankelijkheid van honderdduizenden. In dien naam ook leefde de heugenis voort aan de stammoeder der Oranje's, naar wie onze Prinses genoemd is. Want waarom heeft men haar de namen gegeven: Juliana, Louise, Emma, Maria, Wilhelmina? Om, in haar, vijf vrouwen te eeren, die van groote beteekenis voor Nederland en Oranje zijn geweest. Juliana. Naar Juliana van Stolberg. ~Zonder Juliana van Stolberg geen Prins", zei dr. Gerretsen bij den doop der Prinses, „zonder Prins geen vrijheidsoorlog en geen Nederland". Zoo is het. Juliana van Stolberg die in 1531 was gehuwd met Willem den Rijke, graaf van Nassau had vijf zonen, en zij heeft er vier daarvan blijmoedig afgestaan als offer voor den vrijheids-strijd der Nederlanden. Haar oudste zoon werd onze Willem I, en toen diens nakomeling, Willem 111, in 1702 kinderloos stierf, toen was het de nakomelingschap van haar tweeden zoon, Johan de Oude (de eenige, die niet voor ons land gevallen was), die het bewind overnam1): van hem stamt onze dynastie in rechte _ 1) Johan de Oude is viermaal gehuwd geweest en had uit deze huwelijken 25 kinderen. Het Zilveren Get ij. Zij is, eenzaam, arm en uitgeput, op 18 Juni 1580 gestorven. Naar haar allereerst is onze Prinses genoemd. Vervolgens Louise. Deze naam herinnert aan één der grootste Oranje-prinsessen: Louise jde Coligny, de vierde vrouw van den Zwijger. Zij was de dochter van den grooten Franschen admiraal Gaspard de Coligny, den vurigen Protestant, die inden St. Bartholomeusnacht werd vermoord, De zeventien-jarige Louise was daarvan getuige, en tegelijkertijd van den dood van haar eersten man, De Téligny. Zélf ontkwam zij. Vijf jaar later huwde zij Willem van Oranje, en zij heeft haar man met evenveel roerende liefde als sterke geestdrift bijgestaan in zijn strijd voor vrijheid en geloof. Zij werd een voorbeeldige moeder voor de kinderen uit zijn vroegere huwelijken en zij schonk hem een zoon: onzen lateren beroemden lijn af. Juliana van Stolberg, een vrouw van diep-zuivere vroomheid, is dus in volle waarheid de stammoeder van ons Regeerend Huis en zij is de groote kracht geweest, die Willem van Oranje steunde bij het volbrengen van zijn historische taak. Zelf geen Oranje-vorstin, verdient zij niettemin de vereering van alle goede Nederlanders. „Haar leven verliep in zeer veel strijd, in feilen kamp, in scherpe teleurstelling, in snerpend leed”, schreef prof. Brugmans in En nu, nu ligt dat oogenblik van haar geboorte al weer vele jaren achter ons, en is onze Prinses opgegroeid tot een flinke, frissche, welvarende jonge-dame. 0! ik herinner mij menig aardig moment uit die jaren. Wie zooals ik inde voorjaarsnachten van 1909 in spanning op haar geboorte heeft zitten wachten; wie dien onvergetelijken, vroegen morgen van den 30en April heeft meegemaakt, toen een klare ochtend-hemel openbloeide uiteen regen-nacht en de stad, van kwam: daaruit is ook onze tegenwoordige Prinses gesproten, De beide eerste namen onzer Prinses grijpen dus vèr ineen grootsch verleden terug: Juliana en Louise, ze zijn als de pijlers die de afstamming van het Oranjehuis dragen. De drie andere namen van Juliana herinneren aan vrouwen, die van ónzen tijd zijn, aan haar beide grootmoeders Emma van Waldeck-Pyrmont en Maria van Mecklenb u r g, en aan onze Koningin zélf. .... Maar inden tijd van haar opbloei noemde ons volk haar: Juliaantje, Zooals het haar moeder Willemien had genoemd. Het was een gemeenzaamheid, die gloeide van diep-genegen gevoelens en straalde van vreugde om het nieuwe bezit. cirkel der intimiteit eens verbreken, die er om H. K. H. getrokken wordt, want er zijn enkele gezegden, enkele woorden, enkele kleine daden, die karaktertrekken openbaren, welke bet hart van het Nederlandsche volk stormenderhand zouden veroveren. Hier rijst evenwel voor mij het waarschuwend bordje „Halt!” Daarom verlaat ik dit gevaarlijke wandelpad en keer terug naar den grooten weg". Tot zoover dit citaat. En nu wil ik aanstonds een deel van dit oordeel met warmte onderschrijven. Onze Prinses is een spontaan, levendig, natuurlijk, „open" kind, in geen enkel opzicht traag of „anders” dan andere normale, intelligente kinderen. Het volk weeft om vorsten-kinderen soms wondere en wonderlijke geruchten. Gewoonlijk mis. De Prinses is, wat ieder gezond, levenslustig meisje op haar leeftijd is. Vrij en frank, en mag ik het zeggen? een tikje robbedoes. De verhalen van ingewijden kan men gerust gelooven: de Prinses houdt vaneen pretje. Er zijn daaromtrent inderdaad authentieke verhalen in omloop, die ik hier niet wil vermelden, maar die het spontane, levenslustige karakter der Prinses in het helderste licht stellen. Het is mij bovendien bekend, dat leeraren der Prinses door haar gevatheid en vaardigheid ten zeerste werden getroffen. OPVOEDING EN STUDIE q q Het ligt voor de hand, dat het koninklijke echtpaar zich nauwkeurig rekenschap moest geven van de vraag inzake de opvoeding en studie der Prinses. Want: dat is voor een vorstenkind toch wel een uiterst-teer en uiterst-moeilijk onderwerp. „Gewone kinderen”, nietwaar? och, die vinden ineen gezin 3.1 dadelijk. een normaal opvoedings-terrein, en dan op school begint de studie. Het gezin, de school, het leven: alles vormt hen. Zij krijgen hun goede èn hun kwade kansen, en ineen voortdurenden omgang met andere kinderen vooral vinden zij punten van natuurlijke en voortdurende vorming en ontwikkeling. Hoe heel anders het vorstenkind, vooral, wanneer het, zooals Juliaantje, „eenig kind” is. Haar opvoeding en onderwijs moesten nu eenmaal een meer individueel karakter dragen, en, natuurlijk, moesten er in menig opzicht heel andere eischen aan worden gesteld. immer toonde de Prinses zich vaneen natuurlijke ongedwongenheid en een levendige spontanëiteit. Ik meen wel op grond van allerlei inlichtingen te mogen zeggen, dat de Koningin bij de opvoeding van haar Dochter zooveel mogelijk er naar streefde om te zorgen, dat zij zich-zelf kon zijn, Schijn, onechtheid, on-waarachtigheid werden geweerd, De Prinses mocht zoo ongedwongen, zoo echt, zoo natuurlijk zijn als ze wilde en er zijn dan ook verschillende typische anecdoten in omloop, die getuigen dat onze Prinses een echt, woelig kind was, een De koninklijke ouders hebben niettemin gezorgd, dat hun Dochter zooveel mogelijk contact ook met andere meisjes van haar leeftijd kreeg. Meermalen had zij „een clubje”, vaak kwamen haar vriendinnen bij haar te gast op het Paleis, bij den Kerstboom of op een ander feest (u hebt toch wel op die prachtige kiek gezien, hoeveel vriendinnen Juliaantje heeft mogen vragen, toen haar ouders hun zilveren bruiloftsfeest vierden?). Ook in het openbaar liet zij zich met haar vriendinnen zien: zij kwam op de zang-avonden van Arnold Spoel, waar zij dapper meezong, en zij kampeerde met haar speelgenooten, inde vacantie, in tenten op de Veluwe, En: Maar wie zijn oor slechts even in bevoegde kringen te luisteren legt, weet dat de jonge Prinses, het flinke, cordate, levenslustige kind, tot een zeer-bevattelijke, scherpzinnige jongevrouw is opgegroeid. Tot de opvoeding der Prinses behoorde, toen zij den jonk-vrouwelijken leeftijd bereikt had, natuurlijk ook, als ik het zoo eens noemen mag, het „uit-gaan", waardoor ook haar ontwikkeling en smaak op kunstgebied zouden worden bevorderd. Uit bovenstaande opgave heeft men al gezien, dat zij zang-onderricht en vioolonderricht kreeg. Dit laatste was van-zelf individueel, maar voor het zang-onderricht had Catharina van Rennes, de begaafde componiste, die ons volk met zooveel liedjes heeft verrijkt, frisch als een stralenden winterdag en fijn als kantwerk, een clubje gevormd, waartoe de Prinses behoorde, Ingewijden weten, dat Juliana daaraan met bijzondere voorliefde deelnam en Het is niet mijn bedoeling, hier verdere mededeelingen te doen over de Prinses als leerling, hoewel menigeen van haar leeraren daarover natuurlijk aardige gegevens zou kunnen verschaffen. Hier moet ik de opvatting van Hare Majesteit eerbiedigen, dat de bijzonderheden van dit onderwijs als intiem dienen te worden beschouwd. de gehechtheid aan haar onderwijzeres bleek wel sterk, toen onlangs het vorstelijk gezin een bezoek bracht aan Utrecht, en onze Prinses, Catharina van Rennes bespeurend, vroolijk op haar toeliep, haar hand greep en aanstonds in gesprek gewikkeld was. Welnu- aan de muzikale vorming van de Prinses heeft de Koningin ook verder bijzondere aandacht gewijd. Menig goed concert heeft zij reeds bij gewoond; met menig onsterfelijk kunstwerk heeft zij reeds kennis gemaakt. Ook naar de comedie is de Prinses al eenige malen „uit” geweest. Het spreekt van zelf, dat hier met nog grooter zorg dan op muzikaal gebied een keus moest worden gedaan. Zelfs de bioscoop genoot al een enkele maal de eer van het Prinsesse-bezoek: zij aanschouwde de vermaarde Nibelungen-film. Ongetwijfeld is in de kringen van de kunst en de kunstenaars met warme belangstelling gezien, dat de Prinses ook met hun arbeid in aanraking werd gebracht. Zoo hebben haar ouders haar een breede, degelijke, veelzijdige opleiding gegeven, om de basis te leggen die haar geschikt moet maken, eenmaal, voor de vervulling van haar groote taak, de historische taak der Oranje's. Dat die opleiding doortrokken was vaneen diep-religieuzen geest, is te begrijpen. Dit was in overeenstemming met karakter en beginsel DE TWEE PALEIZEN En: , , van haar geboorte-huis kan met recht gezegd worden, dat er zich heel wat heeft afgespeeld; dat tal van historische personen er hebben vertoefd. Oorspronkelijk is het geen Paleis geweest. In 1533 (toevallig hetzelfde jaar waarin Willem I geboren werd), liet de ontvanger-generaal van Holland, de heer Willem Goudt, het huis bouwen voor zich-zelf. Tot 1591 hebben verschillende particulieren het bewoond. Toen werd het gehuurd door de Staten van Holland, en zij gaven het ter woon aan Louise de Coligny, weduwe van den Zwijger, die er met haar zoon Frederik Hendrik intrek nam. In 1591 is het dus voor het eerst Koninklijk Paleis geworden. Frederik Hendrik voelde er zich thuis, kocht Met de Twee Paleizen bedoel ik: het Huis waar onze Prinses geboren is, en het Huis waar zij nu weldra wonen gaat. Zij is geboren in het Koninklijk Paleis aan het Noordeinde. Haar eigen Paleis. De tegenwoordige generatie heeft een in „eigen Huis wonende opvolger van den troon nimmer gekend. Toen Prinses Wilhelmina achttien jaar werd, aanvaardde zij de regeering en kwam er een eind aan het tijdelijk bestuur der Regentes. Nu echter is Prinses Juliana gelukkig nog niet geroepen om de regeering te aanvaarden en kan zij als Kroonprinses het Paleis aan den Kneuterdijk betrekken. Zij krijgt nu haar eigen woning en haar eigen hofhouding; ons Prinsesje is een jonge-vrouw geworden. Loo was, gaf niet veel om het Kneuterdijk-Paleis, Van 1858 tot 1879 bewoonde de Kroonprins het, in 1882 werd het zelfs geheel aan de gemeente verkocht, maar in 1884 kocht Prins Alexander het eigenlijke Paleis terug. Toen hij in 1884 stierf, kreeg Willem 111 het weer in eigendom terug en bij zijn dood in 1890 ging het over aan onze tegenwoordige Koningin. Bekend is, dat Hare Majesteit het eenige jaren in bruikleen aan den staat heeft afgestaan, om te dienen als ambtswoning voor den Minister van Buitenlandsche Zaken. Die heeft er menig avondfeest in gegeven en dan heb ik ook menigmaal de pracht der zalen bewonderd. Nu zal binnenkort Prinses Juliana er gaan wonen. Wachter, wat is er van den nacht? Hoe is de toekomst van het oude verbond tusschen Nederland en Oranje? „De Kroon der Nederlanden" zoo zegt art. 10 van de Grondwet „is en blijft opgedragen aan Zijne Majesteit Willem Frederik, Prins van Oranje-Nassau *), om door Hem en Zijne wettige nakomelingen te worden bezeten erfelijk, overeenkomstig de navolgende bepalingen". Is en b lij ft opgedragen. Wie onze historie van eeuwen nagaat speurt, hoe als het ware een leidende hand altijd dat verbond in stand heeft gehouden. 1) Koning Willem I En nu is onze Prinses Juliana achttien jaar. Zij heeft den leeftijd bereikt, waarop haar Moeder de regeering aanvaardde. Dat behoeft zij nog niet te doen. Maar toch kijkt, onwillekeurig, ons oog de toekomst in. dynastie zou moeten voortdragen. Een zwak kind was het, maar hij bleek later vaneen ontzaglijke geestkracht, onze Willem 111, de grootste van alle Oranje’s, die in het rampjaar aan het bewind kwam en van wien Vondel zingen zou: Schept moedt dan Heeren Staeten, Uw veldheer staet hereit Die ruyters en soldaten Weer nae de grenzen leidt. Wat schrikt gij, voor en achter? ’t Land heeft aen ’t een sy duyn, Aen ’t andere sy den wachter En schutsheer van den tuyn. Eilacie: deze grootste der Oranje-vorsten stierf kinderloos. Maar een neef van den Frieschen tak nam, later, het werk over, doch toen deze stierf, was het kind, dat hem op diende te volgen, nog geen drie jaar oud. Wederom droeg een wieg de hoop des volks, Een hoop, die in vervulling ging. Maar wij waren de critische perioden niet ten einde. Want de derde van onze souvereine Koningen zag achtereenvolgens al zijn zonen sterven, alsof een verschrikkelijk noodlot op het oude stamhuis rustte, Ja met ontzetting zag het Nederlandsche Pyrmont en er was aan den Ouden Boom nog een jong rijsje ontsproten, De tienjarige Wilhelmina stond aan het sterfbed van haar Vader- Zij werd de eerste regeerende vorstin uit haar Huis, Zou in haar de dynastie voortleven? Ons volk wachtte. En Wilhelmina wachtte. Sidderend, met ingehouden adem, stond haar volk bij haar ziekbed, toen de engel des doods te naderen scheen. Zou de Oude Boom ter aarde storten? Neen, De Koningin herstelde, De hoop herleefde. Eerst acht jaar na den dag van haar huwelijk.werd haar een kind geboren en dat is onze Prinses , , ~ Zegt-zelf: wijst de stage redding uit al die critische momenten niet op een Hoogere Leiding.... ? Het volk is altijd blijven vertrouwen in Oranje. Het bleef zijn liedjes voor Oranje zingen: volk de reeks slagen, die het Oranje-Huis tegen het eind der vorige eeuw troffen. Nadat 's Konings eerste vrouw, de edele Sophie, in 1877 was gestorven, overleed Prins Hendrik (s’Konings broeder) in 1878, de Kroonprins in 1879, Prins Frederik in 1881, Prins Alexander in 1884, en eindelijk de laatste der Oranje s zelf in 1890. De laatste? Neen, de Koning was hertrouwd met Emma van Waldeck- In Middelburg (Augustus 1924) De wijze waarop Koningin Wilhelmina haar taak vervulde, versterkte den band tusschen haar en haar Huis, en duizenden, die inde politiek gedreven worden tot den democratischen linkervleugel, wenschen niets anders dan de bevestiging der Oranje-dynastie, Is Oranje niet altijd in onze bewogen historie de vriend der kleine luyden geweest? Was Oranje niet de eerste en de grootste democraat? Niemand die zoo innig met het volk verbonden was; niemand die zóó steunde op het volk-zelf; die zóó door de groote massa werd gesteund en vereerd en zóó voor haar vrijheden vocht. Zoo: zoo spannen dus de eeuwen haar boog van den grooten Zwijger, den Vader tot Koningin Wilhelmina de Moeder des Vaderlands. Van den kloeken en geharnasten staatsmanstrijder tot de nobele en waardige vredesvorsten, om wie ons volk zich schaart. Vorsten leven eenzaam. Er is altijd eendruk beweeg en gewoel om hen heen, maar aan hun innerlijke eenzaamheid verandert dit niets. Vorsten moeten dunkt mij altijd twijfelen, Dit lijkt mij een voortdurend spel van stille tragiek in hun leven. Wat is waarheid van hetgeen zij zien en hooren en wat schijn? Wat is tooneel en wat het werkelijke leven? En nu beyeren de klokken in gansch het Lage Land op den achttienden verjaardag der Prinses, Achttien jaar .... Ons oog ziet terug. Toen onze Koningin zoo oud was, aanvaardde zij de Regeering, is zij de zware taak begonnen, nu al bijna 29 jaar met ongerepte eere vervuld. Ja, dan heeft onze huidige Prinses wel blijder en zonniger jeugdtijd. Achttien jaar. Zij is „groot", onze Juliaantje. Zij gaat nu een eigen Huis bewonen. Zij krijgt haar eigen bescheiden hofhouding. En nu ook treden verschillende bepalingen uit de Grondwet, die zich met den Kroonprins of de Kroonprinses bezig houden, in werking. Art, 72 der Grondwet bepaalt, dat de Vorsten leven eenzaam. Hun bestaan is, als zij hun plicht doen, een voortdurend zoeken naar de waarheid, die zij zelf, als goud, moeten delven uit den diepen grond, en zij twijfelen misschien nog als zij het fonkelende metaal gevonden hebben, Des-te-meer heeft de vorst, die zijn volk goed bestuurt, op genegenheid recht. En dit verklaart de sterke positie van Koningin Wilhelmina in ons volksleven. Kroonprinses, zoodra zij den leeftijd van 18 jaar zal hebben bereikt, uit 's Rijks schatkist een jaarlijksche toelage ontvangt van ƒ 200,000: voor de eerste maal is dan ook dit jaar (op de Staatsbegrooting voor 1927) die toelage, over 8 maanden loopend, uitgetrokken. Maar er is meer. Volgens art, 74 der Grondwet wordt onze Prinses op 30 April ook lid van den Raad van State, De Koningin zelf is presidente van dit lichaam, Prins Hendrik is er lid van, en nu wordt de Prinses ook lid. Dan heeft dus het geheele Koninklijke Gezin inden Raad van State zitting, al worden deze functies nooit effectief uitgeoefend. Alleen toen de Prins in 1901 tot lid werd geïnstalleerd, nam de Koningin het voorzitterschap waar, en misschien dus dat zij dit evenzeer zal doen, als haar Dochter wordt geïnstalleerd. Zoo krijgt, als de Prinses 18 jaar is, haar positie dus al dadelijk van meer dan één kant staatsrechtelijke beteekenis. „Wachter, wat is er van den nacht? De morgenstond is gekomen ... „en het is nog nacht", voegde de profeet: Jesaja er achter. GEZET EN GEDRUKT IN OPDRACHT VAN „BOEK EN PERIODIEK” R. J. GODDARD DEN HAAG BIJ DE N. V. BOEKDRUKKERIJ V/H L. VAN NIFTERIK Hzn, TE LEIDEN, OP PAPIER VAN G. H. BÜHRMANN’S PAPIERGROOTHANDEL EN GEBONDEN DOOR DE FIRMA J. BRANDT EN ZOON TE AMSTERDAM Roelof aitroen KALVERSTR. 1 I PLAATS 23 AMSTERDAM \/DEN HAAG q HOFJUWELIER q KOELKASTEN STOFZUIGERS VRAAGT GRATIS DEMONSTRATIE N. V. ELECTROLUX DEN HAAG- Paleisstraat 2- „ELECTROLUXHUIS” Amsterdam, Almelo, Alkmaar, Apeldoorn, Arnhem, Breda, Delft, Dordrecht, Eindhoven, Enschede, Gouda, Groningen, Haarlem, Heerlen, ’s-Bosch, Hilversum, Leeuwarden, Leiden, Maastricht, Meppel, Middelburg, Nijmegen, Rotterdam, Tilburg, Utrecht, Zaandam, -- Zwolle ■ ===== ELECTROLUX De „NEW HIS MASTER’S VOICE” is de EEN I G E Gramophone die de composities der groote meesters absoluut NATUURGETROUW weergeeft. Het register is 2'h OCTAAF MEER waardoor de hoogste vioolnoten zoowel als de laagste bastonen op tot nog toe ongekende wijze worden weergegeven. Het klankvolume is 50 % GROOTER dan van EENIGE ANDERE GRAMOPHONE „Zonder eenigen twijfel de belangrijkste uitvinding op het gebied van geluid weergave”. Sir Edward Elgar Modellen varieeren in prijs van f 105. tot f 1400.- N. V. NEDERLANDSCHE GRAMOPHONE MIJ. 22 a Amsterdamsche Veerkade Den Haag KONINKLIJKE FABRIEKEN LENSVELT NICOLA DEN HAAG O O Koek – Roggebrood – Beschuit EXPORT NAAR ALLE LANDEN SPECIALE VERPAKKING VOOR INDIË Plateelbakkerij „Zuid-Holland” GOUDA JULIANABORDE N – 1909-1927 – ONTWERP C. J. VAN DER HOEF Prijs: 1,25 – 3,75 – 5,25 DELFTSCHE POST-D’OR 12 CT DELFTSCHE POST-DELI-ZANDBLAD 10 CT DELFTSCHE POST-VORSTENLANDEN 8 CT ALOM VERKRIJGBAAR XV Aan boord van den Kruiser „Java” (September 1925) XVI Handteekening van Prinses Juliana op een muur van den Sint Pietersberg (Limburg, October 1925) ♦BOCK CM PERIODIEK" R.J.GODDARD – DEM MAAG DRIMJEJ I JuLIANA DOOR^ D.NAM^ OMSLAG MET SILHOUET VAN HET SLOT DILLENBURG VAN LIDA VON WEDELL H. K. H. PRINSES JULIANA Photo Deutmann Den Haag Photo IV. Corel Den Haag Het Zilveren Huwelijksfeest van Het Koninklijk Echtpaar op Zondag 7 Februari 1926 op Het Loo Het Zilveren Bruidspaar temidden van de gasten II DOOR D. HANS V *•**»* MET EEN INLEIDEND WOORD VAN DR. J. TH. DE V%SÏME, OUD-MINISTER VAN ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETENSCH^PEN* TWEEDE DRUK „BOEK EN PERIODIEK” R. J. GODDARD DEN HAAG PRINSES JULIANA Al ’t onweer is verzacht, de bayen zijn getemt, ons dorp zijn adem haelt, de lantlien zich verblijen. ’t Prinsesje brengt ons weer te voorschijn d’oude tijen. ’t Is bruiloft inde wei. (VONDEL) Ten eerste, omdat ik naar de mate mijner krachten gaarne medewerk aan ruime verspreiding van dit geschrift. Zelden heb ik in populairen vorm een zóó frisch, warm, origineel werkje over Oranje gelezen als dit, en in ’t bijzonder over onze prinses bestaat er geen enkel boekske als de heer Hans schreef. Men leest het in één oogenblik door; het boeit van begin tot eind; het levert allerlei aardige bijzonderheden en is tevens een smaakvol geheel. Reeds daarom wensch ik het in veler handen. Maar, ten tweede, schrijf ik gaarne dit inleidend woord, om den echt-nationalen zin, die in dit geschrift tot uiting komt. Het verraadt de drie kenmerken van vaderlandsliefde, trouw aan Oranje en godsvrucht. De toon is waardig en nimmer hoogdravend; opgewekt en ernstig; prettig en nooit plat. De heer Hans is een scherp opmerker. Wat al fijne trekjes heeft hij waargenomen, zoowel bij de prinses als bij Hare Koninklijke Moeder! En hoe zorgvuldig heeft hij dit alles bewaard, totdat prinses Juliana haar 18e levensjaar zou bereiken en hij het in dit boekske verwerken kon! Haar jeugdig beeld treedt duidelijk voor ons en opnieuw wordt ons vaderlandsch hart dankbaar gestemd voor het bezit van deze „hoop der toekomst”. En de heer Hans heeft het zijne er toe bijgedragen, om deze dankbaarheid te leeren omzetten in vernieuwde trouw aan Haar en Haar huis. Ik dank hem daarvoor. Eigenlijk heeft dit boekske geen aanbeveling noodig. „Goede wijn behoeft geen krans”. Ik beschouw dit inleidend woord dan ook alleen als een uiting van mijne waardeering voor het werk en den persoon van den schrijver, dien ik hartelijk gelukwensch met dit mooie boek. DR. J. Th. DE VISSER q q WOORD VOORAF Om twee redenen heb ik gaarne voldaan aan het verzoek, om een inleidend woord voor dit boekske te schrijven. I H. K. H. Prinses Juliana II Het Zilveren Huwelijksfeest van het Koninklijk Echtpaar op Zondag 7 Februari 1926 op Het Loo. Het Zilveren Bruidspaar temidden van de gasten 111 Juliana van Stolberg, de Stammoeder der Oranje s, naar wie Prinses Juliana genoemd is IV Alle Naties aan de Wieg van Prinses Juliana (naar een plaat van Johan Braakensiek in „De Amsterdammer" van 9 Mei 1909) V Prinses Juliana op het ijs (Den Haag, Jan. 1917) VI Het Prinsesje met Moeder en Grootmoeder in arreslede (1917) VII De Prinses op schaatsen (Haagsche IJsclub, Dec. 1917) VIII Bezoek aan de overstroomde gebieden bij Deventer (Jan. 1920) IX Op de terugreis van Engeland aan boord van het s.s. „Prinses Juliana" (Juli 1923) X Huldiging door de Nederlandsche Padvinders op de Asselsche heide (17 Augustus 1923) XI Op het balcon van het Kon. Paleis te Amsterdam (Regeeringsjubileum, September 1923) XII Bezoek van Prinses Juliana met Haar Vader aan het Aquarium te Amsterdam (Maart 1924) XIII Op Marken (April 1924) XIV In Middelburg (Augustus 1924) XV Aan boord van den Kruiser „Java” (September 1925) XVI Handteekening van Prinses Juliana op een muur van den Sint Pietersberg (Limburg, October 1925) LIJST DER AFBEELDINGEN: H «I JULIANA VAN STOLBERG de Stammoeder der Oranje*s, naar wie Prinses Juliana genoemd is III Alle Naties aan de wieg van Prinses Juliana (naar een plaat van Johan Braakensiek in „De Amsterdammer” van 9 Mei 1909) IV Bladz. Het Huis van Oranje 1 De Moeder der Prinses 17 De Blijde Boodschap 37 Dertig April 1909 53 De Prinses groeit op 83 Opvoeding en Studie 105 De Twee Paleizen 117 Achttien Jaar 125 q q INHOUD: Zoodat: de stamboom van het Huis Nassau valt, uit oorkonden, na te gaan tot 639; het was een graaf van Nassau, René van Chalon, die in 1544 kinderloos stierf en het prinsdom Oranje naliet aan zijn neef Willem; daardoor had in 1544 de vereeniging van Nassau en Oranje plaats. Met dezen Willem begint de geschiedenis van het Huis Oranje-Nassau, het Huis van Oranje. „Anno 1533 uff Doensdag den 24 tag apprilis had die Wolhgeboren Juliana von Stolberg etc. zwischen zweien und drien, doch allernechst dryen uhren morgen vor mittag in Schlosz Dil- gevolgd”, want „Hendrik's zonen Walram en Otto zijn onwederlegbaar de hoofden der beide lijnen, waarin ten jare 1255 het Vorstenhuis van Nassau is verdeeld”, Uit de Otto-sche lijn van het Huis stamde René van Chalon, graaf van Nassau, Deze sneuvelde in 1544, zonder kinderen na te laten, en had het prinsdom Oranje, dat hij bezat, aan zijn neef Willem vermaakt, onzen Willem I: de huizen Nassau en Oranje werden vereenigd. Met hem vangt de Regeering aan van het Huis Oranje-Nassau. Zijn vader was Willem, graaf van Nassau-Dillenburg, zijn moeder Juliana van Stolberg. lenbergh cin Kyndlen menlichs geslechts. Der nam sol Wilhelm heissen zur welt geboren". Aldus bericht, in het eigen handschrift van Willem den Rijken of den Ouden den stamvader der Oranje s het in het Koninklijk Huis-archief rustend, merkwaardig geboortedocument. Het kind, welks geboorte op deze wijze werd vermeld, was onze latere Willem I, de groote Zwijger, die voor 394 jaar het levenslicht aanschouwde, en uit wien zich verder de Oranjestam „boom, naer wiens geur en sap 'svolck monden watertanden , gelijk Vondel zong ontwikkelen zou, Willem de Rijke had onder zijn veertien kinderen 5 zonen, Willem was de oudste: in 1533 geboren, Adolf sneuvelde bij Heiligerlee (1568), Lodewijk en Hendrik vielen op de Mookerheide (1574), De tweede zoon, Jan de Oude, bleef in leven, en toen in 1702 de Koning-Stadhouder Willem 111, de laatste vertegenwoordiger uit de mannelijke linie der Oranje-Nassau s, kinderloos was gestorven, en het tweede stadhouderlooze tijdperk tot 1747 had voortgeduurd, was het de zijlinie van Jan de Oude, uit den Frieschen tak der Nassau’s, die het bestuur over de Nederlanden op zich nam, Willem de Rijke is alzoo de stamvader der Oranje's, Willem I, de Zwijger, zijn oudste zoon, jeugdige Maurits het bestuur overgenomen, dat hij 40 jaar voerde (1585—1625). Daar Maurits ongehuwd was gebleven, volgde zijn broer Frederik Hendrik hem op, ook gedurende een lange periode (1625—1647) en na diens dood was Willem II slechts luttel jaren aan het bewind (1647—1651). Toen deze overleed, moest Willem 111 nog geboren worden. Hij werd het „Kind van Staat”: men weet, hoe Jan de Witt hem onder zijn leiding nam. Het eerste stadhouderlooze tijdperk (1650—1672) brak aan, maar in het rampjaar onzer vaderlandsche historie kwam Oranje weer aan het bewind- Hoe vaak is het, inden loop der tijden, gebeurd, dat een Oranje de teugels in handen nam als de nood het hoogst was? Tot 1702 duurde de regeering van den Koning-Stadhouder Willem 111, Kinderloos ging hij heen: hij overleed in Engeland, na een val van zijn paard. Met hem was aan den stam der Oranje' s inde mannelijke linie een eind gekomen. , Bijna een halve eeuw (1702—1747) duurde het tweede stadhouderlooze tijdperk. werd later de grondlegger van onze nationale onafhankelijkheid. In 1544 had Willem I (gelijk wij zagen) het prinsdom Oranje van zijn neef René van Chalon, graaf van Nassau, geërfd. Toen Willem door moordenaars-hand was gevallen, had de Ondertusschen had zich, naast het uit den Zwijger gesproten Oranje-Nassau-geslacht, de tak ontwikkeld, die met Willem's broeder, Jan den Oude, begonnen was. Een kleinzoon van Jan den Oude, Willem Frederik, stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe, huwde met Albertina Agnes, dochter van Frederik Hendrik: daardoor had de vereeniging plaats van de huizen Oranje-Nassau en Nassau-Dietz, en het was een achter-kleinzoon van Willem Frederik en van Albertina Agnes, die, na het tweede stadhouderlooze tijdperk, in 1747 erfstadhouder van de Vereenigde Nederlanden werd, n.l. Willem Karei Hendrik Friso: Willem IV. Hij was de eerste stadhouder van alle provincies. Zoo stonden de Oranje's wederom aan het hoofd van onze gewesten. Maar toen Willem IV in 1751 overleed, was zijn zoon pas drie jaar oud, en eerst in 1766 kon hij, nadat zijn moeder prinses Anna van Engeland en daarna de hertog van Brunswijk het gouverneurschap hadden waargenomen, als Willem V het bewind overnemen. Hij ging een bitter slechten tijd tegemoet, en men weet, hoe hij met de Fransche overheersching inzicht in 1795 naar Engeland moest oversteken. Hij was onze laatste stadhouder. En zijn vaderland zag hij niet terug: hij stierf (1806) inden vreemde, gekroond: onze eerste Koning, Willem I, betovergrootvader van Prinses Juliana, Tot 1840 duurde zijn bewind. Toen nam Willem II het over, die slechts negen jaar aan het hoofd van ons land stond, Veel langer duurde de regeering van Willem 111 (1849—1890). Maar zijn bestuur was een kritieke tijd voor de Oranje's, Zijn drie zonen overleden allen: Maurits Alexander in 1850, Willem in 1872 en Alexander in 1884. De luister der al-oude Oranje-zon scheen te dooven. Maar toen de Koning zelf het hoofd te rusten legde, was de hoop des lands gevestigd op dertienjarige Prinses Wilhelmina, dochter uit s Konings tweede huwelijk, op 7 Januari 1879 te Arolsen gesloten met Emma, Prinses van Waldeck-Pyrmont, De sterke Oranje-stam was een zwak rijsje geworden. Zijn gebladerte had de eeuwen getrotseerd: zou hij weer opgroeien, of ondergaan inden storm der tijden? Ondergaan? Maar daar heeft altijd een Hoogere Macht gewaakt over Oranje en over het Verbond met Nederland, te Brunswijk. Maar aan den horizont daagde het nieuwe licht der vrijheid, en het was zijn zoon, prins Willem Frederik, die in 1813 jubelend werd ingehaald, en een jaar later als souverein vorst over het vrije Nederland Want: hoe-vele malen scheen de Oude Boom ontworteld te zullen worden? Hoe vaak scheen Oranje schier aan het eind van zijn bestaan? Vele malen, als de vorst stierf, bleven de oogen des volks in gespannen ernst op een wiegje, waarin een broos leventje sluimerde. En altijd weer werd Oranje behouden, en altijd weer gaf Oranje ons het beste wat het had: zijn bloed, zijn goed, zijn leven, zijn lichaam en zijn ziel. In Het Land van Rembrandt (11, pag. 210/212) zegt Busken Huet: „Het geslacht Oranje-Nassau, dat inden loop van ons tijdvak (de 16e en 17e eeuw) aan de republiek der Zeven Provinciën niet minder dan vijf stadhouders leverde en, met uitzondering alleen der nog geen twintig jaren van de Witt’s tusschenbestuur, onafgebroken aan het hoofd der zaken stond, biedt het zeldzaam verschijnsel eener regeerende familie aan, in welke gedurende langer dan eene eeuw de opvolging der mannen van buitengewone bekwaamheid door niet één binnengeslopen mediokriteit verbroken of gestremd wordt.” En elders: „Er was voor het geslacht nog één onderscheiding weggelegd, hooger dan vele vroegere tezamen. Tegelijk met zijn vijfden stadhouder aan de Republiek, stond het Huis aan Engeland een Koning te schenken, van wien engelsche schrijvers naderhand getui- de tienjarige Prinses. Met een schier poëtische liefde heeft ons volk Prinses Wilhelmina inde jaren van haar opbloei omringd, en met bewondering en genegenheid zag het op tot de nobele Regentes, die haar kind leidde naar den grooten dag. En hier herhaalde zich, wat de eeuwen zoo vaak te zien hebben gegeven: het was, of op het kritieke moment een Hoogere Macht er voor waakte, dat Oranje behouden zou blijven. De Prinses werd Koningin: de eerste regeerende vrouw van haar Huis. Op 31 Augustus 1898 werd Koningin Wilhelmina gekroond inde Nieuwe Kerkte Amsterdam. Op 7 Februari 1901 huwde zij met 1) Hallam, Constitutional history of England, 1827, 111, bl. 420: „It must ever be an honour to the English crown that it has been worn by so great a man." gen zouden: dat het voor de Engelsche Kroon eene eer is door hem gedragen te zijn.’’") Doch bij dezen luister der Oranje’s in Hollands gouden tijd is het niet gebleven. Ook later zou ons volk zich inden glans dezer dynastie blijven koesteren. En: toen in 1890 weer een kritiek moment aanbrak, toen de Oude Vorst, de laatste Koning, stierf, nadat alle zonen uit zijn eerste huwelijk hem waren voorgegaan in het graf, toen bleef wederom de ziel des volks hangen aan een kind: Hertog Wladimir Albrecht Ernst, Hertog van Mecklenburg (geb. 19 April 1876 te Schwerin). In 1923 vierde zij haar zilveren regeeringsjubileum; in 1926 haar zilveren huwelijk, waaruit één kind was geboren: Juliana. Op het oogenblik, dat de Hollandsche klokken beyeren en de Hollandsche torens zingen, omdat de Prinses van Oranje achttien jaar geworden is, gaan veler genegen gedachten ook naar Grootmoeder, Moeder en Vader. Naar de Grootmoeder, die, als jonge en vreemde Prinses in Holland gekomen, haar Dochter, onze tegenwoordige Koningin, heeft opgevoed met de zorgen vaneen on-volprezen innigheid en daardoor het hart van ons volk won; naar den Vader, die zich zoo voortreffelijk aan ons volks-leven en onze nationale strevingen heeft weten aan te passen; naar de Moeder, die aan heel de wereld het voorbeeld geeft van een waardige, streng-constitutioneel regeerende vorstin, die, ook als vrouw, de ongerepte hoogachting van heel ons volk bezit, Ja, naar de Moeder bovenal....! DE MOEDER DER PRINSES q q dan beginnen zij met wat zij noemen hem te verklaren, niet hem te vereeren, maarde maat van hem te nemen en te bewijzen, dat hij niets is dan een klein man.” Inderdaad, En zoo gaat het ook met vorsten. Vele menschen nemen hun de maat, om allerlei fouten te ontdekken. Dat „mag". Maar wie een vorst niet ziet als een God, doch als een mensch, en hem om menschelijke deugden prijst, wordt Byzantijn gescholden. Ik voor mij vrees dat niet. Omdat ik vurig overtuigd ben, dat onze ferme, geestkrachtige vorstin, die op zoo voortreffelijke wijze haar constitutioneele en representatieve plichten vervult, de genegenheid van ons volk verdient. Vaneen leeftijd af, die in ieder vrouwenleven de allerschoonste is de jaren van het onbezorgde, glansvolle, dartele meisjesbestaan, dat toekomsten opent van vreugde en hemelen van licht heeft onze Koningin den druk der regeeringszorgen gevoeld en de vele plichten van haar hooge ambt moeten vervullen. Dit was een offer, dat zij door haar geboorte brengen moest: het offer der gouden vrijheid. Af en toe mogen wij daar waarlijk wel eens aan denken. Hoe heeft de Koningin haar parlementairconstitutioneele taak vervuld? en wat is de beteekenis van haar persoon geweest? Ik geef daartoe het woord aan een buitenlander, aan den veel-begaafden en fijn-besnaarden hoogleeraar Henry van Dycke, die Amerikaansch gezant bij ons hof is geweest. In zijn democratisch vaderland teruggekeerd, schreef hij een boek (Fighting forPeace), waarin hl] zich over Koningin Wilhelmina als volgt uitliet: „De indruk, dien ik van dit eerste onderhoud met haar behield, en die bij een volgend nog werd versterkt, is, dat Koningin Wilhelmina een vrouw is, die uitnemend is berekend voor haar taak. Haar natuurlijke beschroomdheid van temperament wordt soms verkeerdelijk als hooghartige terughouding uitgelegd. Maar dat is niet juist. Zij is, in werkelijkheid oprecht en rechtuit, toegewijd aan haar plicht en zeer scherpzinnig inde vervulling daarvan: een van de bekwaamste en verstandigste gekroonde hoofden van Europa, en in alle opzichten een goede regeerster van het zeer democratische Nederland”. Mij dunkt, met dit oordeel van den Amerikaanschen geleerde en diplomaat, zoo volkomen tot oordeelen bevoegd, kan onze Vorstin en kan ons volk tevreden zijn. Mag ik mij ook nog op een landgenoot beroepen? Dan kies ik Treub. Een man van bijzondere onafhankelijkheid, van scherp-critischen zin, die jarenlang in zeer moeilijke omstandigheden met het Hoofd van Staat in aanraking is geweest. Men leze hoe hij in zijn bekend boek Oorl o g stij dover de Koningin oordeelt en over de wijze waarop zij haar taak vervulde. Hij heeft, uit bewondering, zijn boek opgedragen „aan onze begaafde Landvorstin”. Méér heb ik niet noodig. Ik zou nog anderen kunnen citeeren. De meening van deze beide mannen is voldoende om te kenschetsen, hoe de Koningin haar constitutioneelen arbeid heeft verricht. Men neme er kennis van, hoe Struycken inOnsKoningschap (een college, gegeven ter gelegenheid van de geboorte van Prinses Juliana, een korte maar prachtige en klare studie) de taak van den modernen monarch ineen democratisch land heeft geschetst, en men zal tot de erkenning moeten komen, dat onze Koningin daaraan ten volle heeft beantwoord. En dit is dan ook de eerlijke erkenning, die ons volk eenige jaren geleden bij haar zilveren regeeringsfeest heeft afgelegd. Met haar volk heeft de Koningin steeds medegeleefd, Op belangrijke oogenblikken, bij voorname gebeurtenissen, ontbrak zij zelden of nooit. In het algemeen is onze vorstin er in geslaagd, zich een plaatste veroveren in het centrum van ons volk en van ons volksleven. Zij heeft daarbij vaak een physiek weerstandsvermogen getoond, dat de diepe bewondering van heel de natie afdwong. De regeeringsvorm, waaronder wij sinds 1848 in ons land leven, de constitutioneel-parlementaire, schept een onverbreekbaar contact tusschen Kroon en Parlement, Er is een tijd geweest, waarin het zwaartepunt van dat contact bij de Kroon lag. Bij den Koning. Een tijd, waarin de drager der Kroon een persoonlijk bewind voerde, vaak langs en over het Parlement heen. Tot in het begin der regeering van Willem 111 vinden wij daarvan de, steeds zwakker wordende, verschijnselen. Doch reeds kort na diens optreden werd de strijd be- van haar levenswijze afbreuk gedaan aan de representatieve beteekenis, die van haar uitging, Soberheid en waardigheid heeft zij weten te vereenigen. Waar zij zich ook in het buitenland vertoonde, men kwam altijd onder den indruk van haar figuur, Hoe verrukt waren destijds de verwende Parijzenaars over onze charmante vorstin. Wie haar van nabij heeft mogen aanschouwen bij de bezoeken van den Zweedschen en den Noorschen koning, eenige jaren geleden, zal niet kunnen ontkennen, dat er veel bekoring van haar uitging, en dat zij, fraai-gekleed, een innemende verschijning was, waardig, vorstelijk, bovenal vrouwelijk, ja, vrouwelijk bovenal. machtigd, en daar stond ik, uren en uren lang, op den kouden winterdag. Maar nooit nóg, na zooveel jaren, zie ik het voor mij vergeet ik het oogenblik ’s middags; toen het jonge paar weg-reed naar het station voor de reis, en toen op het Paleis-balkon heel die schare van vorstelijke gasten saamgedrongen stond, en onze jonge Koningin en haar Gemaal na-wuifde. Onverslijtbaar staat dit moment in m'n herinnering gegrift. Maar een tijd van beproeving zou voor de Koningin aanbreken. Haar hoop tevens de vurige hoop der natie scheen niet in vervulling te zullen gaan. Een zware ziekte bracht haar tot aan den rand des doods; met ingehouden adem stond ons volk bij haar sponde. Het was een dramatisch oogenblik. Maar wederom waakte een Hoogere Leiding over het leven van den laatsten Oranje-telg. En niet dit slechts. Want het oogenblik kwam, waarop de Oude Boom, die niet te knakken scheen in der eeuwen storm, verjongde en verfrischte in zonneglans. Het oogenblik, waarop Vondels woord, inde Geboorte-K 1 ock gezongen bij de geboorte van Frederik Hendriks zoon, weer gesproken kon worden; „Oranjeboo m-s pruit, schiet uw tacken naer de wol eken”.— En dat andere vers van onzer dichteren koning: Al ’t onweer is versacht, de buyen syn getemt, Ons dorp syn adem haelt; de lantlien sich verblyen. ’t Prinsesje brengt ons weer te voorschyn d’oude tyen, ’t Is bruiloft inde wei. Ja, 't was bruiloft in 1909, inde vlakke wei van Holland, onder de lage wolken-luchten, onder den parelmoeren hemel. En daarvan ga ik nu vertellen. De tijding hiervan ofschoon nog niet bevestigd was een nationale vreugde. Maar ook een feit van internationale beteekenis. Want de vraag der troonopvolging in Nederland stond in het brandpunt der wereld-belangstelling. Wanneer Koningin Wilhelmina kinderloos mocht blijven, wanneer nadat in 1702 met den Koning-Stadhouder Willem IÏI de mannelijke linie der Oranje’s uitgestorven was ook de vrouwelijke lijn mocht worden afgebroken, zou de Kroon van Holland aan een vreemden vorst komen. Daaraan zat een internationale kant, vooral in die tijden, toen de sombere gloed van den naderenden wereldoorlog, door velen voorspeld, als het ware reeds aan den horizont zichtbaar was. Maar wanneer het huwelijk der Koningin alsnog gezegend mocht worden, was de kwestie der In het najaar van 1908 ging de mare door Holland, dat er een koningskind werd verwacht. borgd, dan door voortzetting van de Oranjedynastie, Is bet wonder, dat Holland, naar Roëll's woord, van vreugdevolle aandoening werd doortrild? Nog voor het jaar 1908 ten einde was, richtte de Regeering het volgend schrijven tot de verschillende kerkgenootschappen: De Raad van Ministers houdt zich overtuigd, dat de heugelijke tijding, welke op 22 dezer ter kennis van het Nederlandsche Volk is gebracht, in alle oorden des lands stof tot diepgevoelde erkentelijkheid zal hebben gegeven. Het spreekt van zelf, dat velen en ook vele kerken behoefte zullen gevoelen, Hare Majesteit de Koningin, met het oog op Hare blijde en ernstige verwachtingen, in hunne gebeden te gedenken. Zij zullen daartoe gedrongen worden reeds door de groote liefde, welke zij der Koningin en Harer Majesteits Huis toedragen. Van deze zijde bezien zou er voor de Regeering geen aanleiding tot bemoeiing daarmede bestaan. Daar nochtans de hoogste staatsbelangen zoowel met het behoud van Harer Majesteits leven en gezondheid, als met de geboorte van troonopvolger gemoeid zijn, acht de Raad van Ministers het plichtmatig, met het oog daarop de voorbeden der kerken te vragen. Aan Gods zegen is alles gelegen en de Raad van Ministers zal dan ook de voorbeden der kerken op den hoogsten prijs stellen; dit temeer, waar hij overtuigd is, dat de innerlijke gen, zoolang Koningin Wilhelmina inleven zou zijn, niet in werking behoefden te treden: ze waren bij wijze van spreken dan ook bedoeld als noodmaatregel. „Het is onze wensch en onze bede zoo sprak de minister Heemskerk bij de indiening en toelichting dezer ontwerpen „dat de troonopvolger op meerderjarigen leeftijd na lange jaren tot den Troon geroepen moge worden, maar hoe innig de wensch en die bede moge zijn, zij ontslaan de Regeering niet van den plicht, om te voorzien in het mogelijke geval, dat de troonsbestijging van dien opvolger reeds gedurende zijn minderjarigheid zou moeten plaats hebben.” De Regeering stelde voor, in dit geval de Koningin Moeder, Emma, tot Regentes te benoemen, Dit „als getuigenis van nationale dankbaarheid voor hetgeen zij vroeger had gedaan.” Mocht Hare Majesteit overlijden, dan zou de Prins haar als Regent opvolgen. Daarentegen wenschte de Regeering den Prins aan te wijzen als eventueelen Voogd, De minister eindigde met den wensch, „dat het Koninklijke Gezin opnieuw zal opbloeien”. Deze wetsontwerpen werden door de Vereenigde Vergadering op 1 April 1909 behandeld en zonder debat of stemming aangenomen, De wet tot regeling der voogdij schreef o, a. Algemeen werd de beteekenis gevoeld der naderende gebeurtenis. En: de Koninklijke Vrouwe voelde zich gedragen door de diep-gewortelde genegenheid van haar volk. De residentie was nerveus, in die laatste weken van April, Wat daar in het Koninklijk Paleis aan het Noordeinde gebeuren ging, vervulde sinds lang alle harten. Alle harten en alle monden ~.. ! Zou wel ooit de geboorte vaneen vorstenkind met zoo veel vreugdevolle gevoelens zijn verbeid, als toen de geboorte van den kleinen Oranje, die de dynastie zou doen opleven van een geslacht, waarvan de historie zoo innig met onze volksgeschiedenis is saamgeweven? Het was stralend lenteweer. Het Haagsche Bosch lag te glanzen, dagen achtereen, in het licht van de zon. Overal, aan boomen en planten, zag men de ontwakende lente. Alleswas vol blijde verwachting. De voorjaarsdagen waren vol van warm en mooi en vreemd geluk; de schitterende zonneglans jubelde langs het blauw van den hemel; het jonge, hartstochtelijke leven, overmoedig van wil en durf, straalde en botte overal uit. Het voorjaar rijpte. Gansch de natuur was één blijde verwachting om te ontvangen de nieuwe lente, VII De Prinses op schaatsen (Haagsche Ijsclub, December 1917) Vóór het Paleis stond (en staat) een boom. Een breede, groote, oude boom. Z'n knoppen zwollen reeds, z'n takken waren beloften vol nieuwen bloei. En op de bank, die aan den voet van dien boom is gebouwd, zaten den ganschen dag menschen. Zij.... wachtten. Zij zaten te turen naar het Paleis, naar de twee schildwachten, naar het standbeeld van den Oranje-vorst. De groote gebeurtenis, die daar binnen de witte muren plaats hebben zou, trok hen. Stil en geheimzinnig. En wanneer men dan ook kwam, in die dagen, door het Noordeinde: daar zaten menschen op die bank en daar stonden menschen om het standbeeld. Drommen. Zij wisten dat de Koningin niet komen zou, hoogstens zagen ze de vergulde tressen van de lakeien, die zwierven inde Paleis-vestibule. Maar toch bleven ze staan. En, schier onwillekeurig, wandelde in die dagen elk Hagenaar op die weelderig en mild zou doen uitbloeien het leven aan boomen en struiken, die wuivend stonden inden zoelen wind. Een nieuwe lente. Op de nieuwe lente wachtte niet alleen de natuur, wachtte ook ons volk: de nieuwe lente der Oranje-dynastie, die het stralende zonlicht van blije toekomst-verwachting zou doen glanzen over onze natie. z'n hotelkamer een stelling laten timmeren, waarvan hij rustig, ongestoord, het Paleis kon bezien en teekenen. Zij deden van alles. Zij schreven bladzijden vol, zij teekenden het ruiter-standbeeld en fotografeerden den boom voor het Paleis, Maar hun aanwezigheid, in zoo groot getal, en het feit dat zij uit allerlei landen kwamen, bewezen van hoe groote internationale beteekenis de blijde gebeurtenis moest worden geacht. En over de stad zélf lag een nerveuze stemming en de monden spraken vol h00p.... en de menschen op de bank voor den ouden Paleis-boom tuurden. Alles alles teekende de blijde verwachting vaneen volk, dat in trouwe genegenheid op zag tot zijn Koningin, de Draagster van de traditiën der Oranjes, en dat nu hoopte op de vervulling van zijn en haar liefsten wensch. Alles vol blijde verwachting .... En niet het minst de drom buitenlandsche correspondenten, die naar de residentie waren getogen, om hier de groote gebeurtenis bij te wonen. En dan de fotografen en de teekenaars. Eén van deze laatste, een Engelschman met Amerikaansch bloed inde aderen, had buiten DERTIG APRIL 1909 «I verwacht, Ik zal die dagen niet licht vergeten. Mijn plicht als journalist, vertegenwoordiger vaneen groot dagblad, deed mij de laatste weken van April in en om het Paleis verkeeren. Van heinde en ver waren de dagbladschrijvers gekomen, en hoezeer de geboorte vaneen Hollandschen troonopvolger een zaak van internationale beteekenis was, bleek (gelijk ik reeds opmerkte) uit het feit, dat buitenlandsche journalisten uit zeer vele landen aanwezig waren. Vooral Engeland en Amerika waren talrijk vertegenwoordigd; de internationale pers was hier bijeen, om het groote oogenblik te verbeiden. Het Hof wist deze belangstelling op prijs te stellen. Niet alleen, dat de hofmaarschalk en de secretaris der Koningin voortdurend bereid waren de pers in te lichten, maar in het Koninklijk Paleis was voor ons een kamer ingericht, waar de journa- Tegen het einde van April 1909 verkeerde ons volk in groote spanning: de geboorte van het vorstenkind kon elk oogenblik worden listen gedurende die vermaarde laatste dagen dag en nacht verblijf konden houden. Dit vertrek was niet ons eenig verblijf. Een journalist moet ook „buiten" zijn, moet zich absoluut vrij kunnen bewegen. En daarom waren er, die, ineen vlak bij het Paleis gelegen hotel, kamers hadden gehuurd, waar zij elk oogenblik „bij de hand” waren. Ook ik had dat gedaan. Ik woonde inde residentie, maar op vrij grooten afstand van het Paleis, en ik vond het beter, bij wijze van spreken, geen oogenblik den koninklijken Oranjestandaard, die hoog op het Huis der Koningin in de voorjaarszon wapperde, uit het oog te verliezen. Nooit vergeet ik die laatste dagen. Er zat een voelbare spanning onder het volk, De atmosfeer was als geladen en wachtte op het oogenblik om los te barsten. Eiken dag van vroeg tot laat, van het ochtendkrieken tot inde avond-duisternis, stonden er drommen menschen voor het Paleis. Het was een stille kracht, een wonderbare mysterieuze drang, die de menschen naar het Paleis dreef, en de volksmassa was vaak zoo groot, dat de politie maatregelen moest nemen om het verkeer gaande te houden. Inde tweede helft van April deed de Koningin nog vaak een wandeling door de residentie, vergezeld vaneen hofdame. Meermalen ben ik Maar het gerucht hield aan. Men weigerde schier aan de onjuistheid er van te gelooven. Telegrafisch en telefonisch werden uit het geheele land inlichtingen gevraagd, De militairen der residentie verschenen in groot tenue op straat. Ook de officieren: de witte pluimenbos wapperde op hun gala-hoofddeksel. Van den nok der Oranje-Nassau-kazerne werd de vaderlandsche vlag geheschen. En hierbij bleef het niet. Als een ontzaglijke vlam, gretig-lekkend naar alle zijden, had het gerucht zich van de residentie uit. door het land verspreid, Bulletins verschenen, In verscheidene plaatsen werden door autoriteiten redevoeringen gehouden en in verscheidene kazernes werden de troepen bijeengeroepen en toegesproken, In luttel oogenblikken was het grootste deel van de bevolking der residentie op de been, Een ontzaglijke menschen-menigte stroomde naar het Paleis en vulde dein de omgeving daarvan gelegen straten. Het was een treffend gezicht. Maarde spanning en de emotie, die alle gevangen hielden, waren het ergst onder de journalisten, die, terwijl de duizendkoppige menigte inde binnenstad deinde en bruiste als een groote golvenzee, nog steeds geen officieele bevestiging hadden gekregen, en die daarom niet naar hun bladen durfden seinen. En ook de kanonnen in het Malieveld zwegen. van den aardbodem bijeen, waakte. Zij wist. Zij was gewaarschuwd. Van uur tot uur wachtte zij- In nerveuze spanning. Vooral de buitenlanders, die allen natuurlijk het eerst wilden seinen. Zoo af en toe kwam een hofdignitaris een gesprek aanknoopen. Midden in den nacht, om drie uur, werd den journalisten een souper aangeboden, De pers-van-allelanden, 's nachts om drie uur soupeerend in het Koninklijk Paleis, wachtende op het Oranjekind , , , , En inde duisternis, buiten inden laten avond, inden valen nacht en inde bleeke morgenstemming, stond volk. En op de bank, aan den voet van den ouden kastanjeboom, zaten menschen. En de Zwijger stond en staarde Totdat A Om zevenuur smorgens, 31) April 1909, ging de deur open van het journaliste n-vertrek xn het Koninklijk Paleis, „ Een hof-autoriteit verscheen. merkwaardigst, die stemming onder het volk te bespeuren maakte plaats voor een egaal en berustend wachten. Maar een compacte menigte bleef voor en bij het Paleis. 'Wachtend. En inden nacht van 29 op 30 April ging niemand van ons, journalisten, naar bed. De pers, uit het eigen land en uit alle streken Onder de wijze en liefdevolle leiding dier Koningin, die zelve vanaf een leeftijd, waarop aan de mees ten onzer de zorgen des levens nog slechts bij name bekend waren, met onafgebroken toewijding haar verheven taak heeft vervuld, en van die van haar Koninklijken Gemaal, wiens werkdadige belangstelling in alles wat den bloei en de welvaart van ons land kan doen stijgen hem in klimmende mate de warme aanhankelijkheid zijner nieuwe landgenooten verzekert, moge de jonggeboren Prinses opwassen, zich ontwikkelen en worden voorbereid tot de hooge roeping, die haar inden loop der tijden wellicht wacht. Geve alzoo de Almachtige, dat deze Oranje-telg, indien zij eenmaal tot den Troon harer vaderen mocht worden geroepen, moge zijn toegerust met al die gaven en eigenschappen van hoofd en hart, die haar alleen zullen kunnen in staat stellen, om de duurzame liefde van haar volk te bezitten, welke ook door koningen niet wordt ge-ërfd, maar verworven, en daardoor gesterkt, onder hoogeren zegen, in overeenstemming met de traditie van haar geslacht, zich van de hooge doch zware plichten, haar aldus opgelegd, tot heil van ons gemeenschappelijk vaderland te kwijten." De redevoeringen werden door de Kamer met gejuich begroet en ter eere van de heuglijke gebeurtenis ging zij dien dag onmiddellijk uiteen. Op 5 Mei stelde zij een adres van geluk- der, en de bede rijst op uit ons hart, dat het aan God moge behagen, haar eerlang weder op te richten en de gelukkige getuige te zijn van de trouw en de verknochtheid van ons volk aan haar en haar kind. jeugd had vacantie. Wie maar eenigszins kon, trok de straat op, onder den door-zónden wolkenhemel, zoodat in korten tijd de stad één vlag en één vreugd was. En 's avonds al zou de officieele feestdag eerst later komen ’s avonds leverde het stadsbeeld een aanblik op, zooals in tientallen jaren niet het geval was geweest. Vele huizen en gebouwen straalden reeds in kleurig illuminatie-licht. Toen professor Kouwer zich ergens even in het openbaar toonde en door eenigen herkend werd, bracht men hem een geestdriftige ovatie. Ik moge hier een versje overschrijven, dat destijds inde pers werd gepubliceerd; de muziek was van Willem Andriessen, de tekst van J. C. Wijk, Het wiegje stond ledig te wachten. Veel jaren zijn troostloos vergaan. Jong-vrouwtje bedwong hare klachten, Wanneer zij in droeve gedachten Gebogen bij ’t wiegje bleef staan. plaats van het garnizoen. Breed schetterden de koper-instrumenten het Wilhelmus over het groote veld en de gouverneur der residentie, generaal van Ermel Scherer, hield een toespraak, De bladen verschenen met speciale edities en toepasselijke illustraties, De school- Hoe de wereld meeleefde, bleek duidelijk in de volgende dagen, De oogen der beschaafde menschheid waren op Holland gericht. Wij lagen als een lichtende stad, op een berg gebouwd, Het was, of er van Europa een zekere last werd afgewenteld, In verschillende landen wezen de leiders der buitenlandsche politiek op de internationale beteekenis van de geboorte der Prinses, Een stroom van sympathie golfde, over de wereld, op ons kleine plekje land toe. Alle staatshoofden zonden hun gelukwenschen, bladen van alle richting en in alle landen gaven hun vreugde te kennen over den opbloei der dynastie, die met ons volk zoo nauw was verbonden, , Maar vooral: de Hollanders in andere werelddeelen, verspreid over den aardbodem, voelden zich een oogenblik inniger dan ooit met hun land verbonden. Overal vierde de Hollandsche kolonie feest, uit alle streken kwamen telegrafische gelukwenschen. Ondanks den afstand waren we één inde vreugde om het vaderland. Juliana, Louis e, Emma, Maria, Wi lh e 1 mi na. De hoofd-titels der jonggeborene waren: Prinses van Oranj e-N ass au, Hertogin van Mecklenburg. Laat ik enkele uitingen uit het buitenland vernielden, als een bewijs van den geest, die er op de wereld ten opzichte van deze gebeurtenis heerschte. Pich o n, Minister van Buitenlandsche zaken in Frankrijk, zeide: „Daar is géén volk, dat zich méér verheugt over de gelukkige gebeurtenissen, die de troonopvolging in Nederland verzekert, dan het Fransche volk. Géén natie is ons méér sympathiek dan de Nederlandsche, waarmee Frankrijk sedert zoo lange jaren de hartelijkste relaties onderhoudt. Onze vriendschap voor Nederland is even oprecht als ze belangloos is. Deze gevoelens verklaren het zeer hartelijke aandeel door Frankrijk genomen in de blijdschap van het Nederlandsche volk, dat in de geboorte vaneen troonopvolgster een nieuwen waarborg ziet voor zijn nationale onafhankelijkheid. De manier, waarop Koningin Wilhelmina regeert, het gezag, dat van haar uitgaat, en haar populariteit, bewijzen, dat het voor het geluk van haar volk niet noodig is, dat de erfgenaam van den troon een Prins zij. Grootgebracht zooals Koningin Wilhelmina werd opgevoed door Haar Moeder, zal ongetwijfeld de jonge Prinses de glorierijke tradities handhaven van het Huis van Oranje, symbool, sedert eeuwen, van Nederland's nationale éénheid en onafhankelijkheid. Wat, overigens, de regeering vaneen vrouw kan beteekenen voor de grootheid vaneen land en de machtsontwikkeling vaneen volk, dat heeft, om van de laatste tijden alleen te spreken, de geschiedenis van Engeland inde 19de eeuw bewezen”. gemalin van den Belgischen kroonprins, ging den Nederlandschen gezant te Brussel persoonlijk gelukwenschen, Zij zeide tot den gezant, dat zij zeer verheugd was over de gelukkige bevalling van de Koningin en gaf den wensch te kennen, omtrent den gezondheidstoestand van Moeder en Kind op de hoogte gehouden te worden. De Prinses zond een telegram aan Koningin Wilhelmina, waarin zij zeide, van ganscher harte deel te nemen inde vreugde van het Nederlandsche volk, daarbij de beste wenschen voor de Koningin en haar Kind uitende.” Uit Italië: ~De hier verschijnende dagbladen verheugen zich, dat de wenschen van het Nederlandsche volk vervuld zijn en uiten de beste wenschen voor den voorspoed van ons land en van het Koninklijke Huis, De minister van Buitenlandsche Zaken, Tittoni, schreef een brief van gelukwensch aan den Nederlandschen gezant Van Weede, waarbij hij hem verzocht, de gelukwenschen der Italiaansche regeering aan de regeering van Nederland over te brengen. Van het Nederlandsche gezantschapsgebouw waait de vlag. Diplomaten en autoriteiten schreven hun naam in het felicitatieregister.” Uit Amerika: ~De bladen, die commentaar leveren op de geboorte der Prinses, geven En zoo, zoo was de stemming over de geheele wereld, Holland was opgebloeid in vreugde en toekomst-hoop. Een officieele penning vereeuwigde de gebeurtenis. Arme vrouwen, wier kind op denzelfden dag geboren was als Juliaantje, kregen een wieg cadeau: een geschenk der Koningin aan andere kleintjes, Allerwege hadden zanguitvoeringen en demonstraties plaats, De berichten over Hare Majesteit bleven uitstekend. Haar toestand zoo meldden de er hun voldoening over te kennen, dat een groote politieke vrees verdreven is; zij wenschen Koningin en Troonopvolgster een lang leven en Holland een voortdurenden vrede en voorspoed toe. President Taft zond een telegram aan Prins Hendrik, waarin hij dezen gelukwenscht met de geboorte vaneen erfgenaam, en de hoopte kennen geeft, dat de Prinses een lang en roemrijk leven moge hebben. Ten slotte uitte de president zijn beste wenschen voor de gezondheid van de Koningin”, Uit Zuid-Afrika: „Het bericht der geboorte van Koningin Wilhelmina's dochter is in alle deelen van het land zeer hartelijk ontvangen, De geheele pers publiceert felicitatieartikelen, De Hollandsche gemeenten organiseeren feestelijkheden”. meesteres, de grootmeester en de verpleegster, In het daaraan voorafgaande rijtuig zaten de zes kamerheeren, die de slippen van het doopskleed zouden dragen. De belangstelling was natuurlijk ontzaglijk en het kerkgebouw was tot in alle hoeken vol met allerlei autoriteiten, diplomaten en „gewone” menschen; het leverde een imposanten aanblik op. Dr, J, H. Gerretsen, de waarnemend hofprediker, leidde de plechtigheid. Zij werd geopend door de Koninklijke Zangvereeniging Excelsior, die, terwijl de vorstelijke personen binnenkwamen, gezang 2 vers 1 zong: „Den hoogen God alleen zij eer!" Daarna hield dr. Gerretsen een sobere toespraak, waarin hij de godsdienstige plechtigheid zelve in alle opzichten op den voorgrond zette. Hij heette den vorstelijken personen en allen anderen aanwezigen welkom en wees nadat hij psalm 103 vers 1 en 2 had laten zingen („L oof, loof den Heer, mij n ziel, met alle krachten") —uitvoerig op de beteekenis van den doop, in verband met zijn tekst: „En Hij (Jezus) gaf hem aan zijne Om half twee ongeveer was de Koninklijke Familie inde kerk gekomen, De jonge Prinses volgde later; ineen met zes paarden bespannen koets was zij van het Paleis gereden, terwijl in hetzelfde rijtuig plaats namen de groot- Na het uitspreken van de rede werd Prinses Juliana het kerkgebouw binnengedragen. Het was een ontroerend oogenblik. Het orgel speelde het Wilhelmus. De Prinses droeg een lange satijnen doopsjurk, terwijl het hoofdje op een satijnen kussen rustte. De gemeente zong vervolgens gezang 13, vers 6: Eens wordt de sterkste rots vergruisd, En ’t hoogst gebergt stort in, Maar Mijn gena-verbond met u, Oprechten! wankelt niet. Elk leez’ dit als het woord van God, En neem ’t geloovig aan: Want eeuwig en onwankelbaar Is, wat Jehova spreekt. Daarop nam de Koningin haar kind van de grootmeesteres over en trad er mede voor het doopvont. De prediker, van den kansel af- Wie zal alle gebeden tellen, die een moeder opzendt voor haar kind? Wat zou onze Prins Willem zijn geweest, indien hij geen Juliana van Stolberg tot moeder had gehad? Het leven van den Prins had een achtergrond: zijn moeder. Zonder Juliana van Stolberg geen Prins, zonder Prins geen vrijheidsoorlog, zonder vrijheids-oorlog geen Nederland. Op dezen oogenblik groeten wij U met eerbied, edele Juliana, doorluchte Moeder van geheel het 'geslacht van Oranje-Nassau, Moeder van Nederland. Ave, ave pia anima!" Ik zal die oogenblikken nooit vergeten. Daar was een kind, van nog geen half uur oud, dat zijn oogen nog nauwlijks openen kon voor het licht der wereld, en om dat kind trilden de telegraafdraden over heel de aarde, en om dat kind hijgden de drukpersen, deinde een sterke golf van emotie door vele landen. O, die geboorte-morgen. ...! De storm van den nacht had opgehouden. Dan brak het licht door. De wolken kregen randen van blauw en van goud: de kleuren van het Oranje-wapen. Toen werd de Prinses geboren. En daar stond het Bosch, ons mooie Bosch. De storm van den nacht was er over heen gevaren, maarde lente-kruinen der boomen schudden zich suizend de regendruppels af, die als glinsterende diamanten waren inde jonge, milde En als ik de gebeurtenissen nog eens overdenk; dat wekenlange wachten, die spanning en die emotie, dat stille toeven van het volk bij het Paleis, die tijding der geboorte, als de residentie plotseling fleurig en kleurig opbloeide inden vochtigen zonne-morgen, en toen weken later die doop inde plechtige kerk-atmosfeer, dan is het of ik weer de poëzie gevoel, welke er toen bij al het drukke werk zoo sterk aan verbonden was. XI Op het balcon van het Koninklijk Paleis te Amsterdam (Regeeringsjubileum, September 1923) DE PRINSES GROEIT OP q f Zie: daar komen uit de Heulstraat twee dames aangekuierd. Moeder en Dochter. Men ziet het aan de onmiskenbare gelijkenis, die inde trekken der Dochter, zij het nog niet tot volle ontplooiing gekomen, verborgen ligt. Maar wie zijn het? Verrast kijken de voorbijgangers op, schieten haastig op-zij. Heeren nemen diep den hoed af, dames en meisjes neigen en buigen, maken een reverence.... 't Is Koningin Wilhelmina met Prinses Juliana. Zij gaan hun jaarlijksch bezoek brengen aan de Een frissche winterdag. Het Haagsche Voorhout. Een klare hemel boven de stad, van winterzon doorglansd. 't Is de Kerstweek, En overal hangt al de stemming van de naderende feestdagen: die wondere atmosfeer, welke men wel aan-voelen, maar niet beschrijven kan. Op het bont der vrouwen-mantels bloeit de bloed-roode hulst, fleurig en kleurig. Teckelchen keek nog een enkelen keer om, maar kuierde fijn met Moeder en Dochter mee, naar het Paleis van Koningin Emma. Toen, in arrenmoede, liep de Prins maar door. En: natuurlijk had het publiek, dat dit aardige en ongewone tafereeltje aanschouwen mocht, er danig schik in. Zoo kunnen wij in Den Haag de vorstelijke personen af en toe op ongedwongen wijze zich zien bewegen. En zoo was het ook altijd aardig om de vreugde der Prinses te zien, als zij Moeder of Vader of Grootmoeder ging afhalen van het station, op hen toe-rende, hen om den hals vloog. Ja, zij is „groot” geworden. Onder de warme genegenheid des volks is de Prinses opgegroeid. Juliaantje. had zijn hond, een bruin-glanzenden Dackel, bij zich. Toen de Prins zijn Vrouw en Dochter genaderd was, groette hij met een diep-afnemen van den hoed, maarde taks deed het heel wat meer huiselijk. Vroolijk-blaffend rende hij naar de Koningin en de Prinses en wandelde dapper verder met hèn mee. Of de Prins al te roepen en te vleien stond, of hij al alle moeite deed zijn hond weer bij zich te krijgen: het lukte hem niet. Frederik Hendrik. Of de smarten des levens haar nog niet genoeg hadden getroffen, moest zij ook nog haar tweeden man door moordenaars-hand verliezen. Arm bleef zij achter, maar ineen vorstelijke waardigheid, Juliana’s naam huldigt haar, aan wien wij allen diepe dankbaarheid verschuldigd zijn en die inden strijd voor geloof en vaderland haar vader en haar beide echtgenooten door moordenaars-hand heeft zien vallen. En: men zal zich herinneren, dat onze Koningin op 2 Juni 1912, in Frankrijk vertoevend, een krans nederlegde bij het monument van Gaspard de Coligny, Louise's vader, onder het uitspreken van de woorden: „Gaspard de Coligny, machtige strijder voor Gods heilige zaak, voorzaat van het Huis Oranje-Nassau, ik leg mijn eerbiedige hulde aan den voet van uw standbeeld neder". Is Juliana van Stolberg, moeder van Willem I, de stammoeder van alle Oranje’s Louise de Coligny moet worden beschouwd als de stammoeder van het latere Oranje-geslacht, Immers, haar klein-dochter Albertina Agnes huwde met den Frieschen stadhouder Willem Frederik en toen in 1702 de mannelijke Oranjelinie met Willem 111 uitstierf, was het de Friesche tak der Nassau's die aan het bewind zonlicht overgoten, in één vlaggentooi te jubelen lag; wie Juliaantje heeft zien doopen inde statige Willemskerk die volgde met nóg grooter belangstelling dan anderen den groei van dit vorstenkind, dat de draagster der Oranje-dynastie worden moest. En hoe, hoe Juliaantje geworden is? Tot „wat voor kind?" Zie: laat mij aanstonds zeggen, dat van haar eigenlijke kinderlijke persoonlijkheid, zooals die zich inden intiemen groei binnen het Paleis openbaarde, niet zoo heel veel bekend is geworden, Het is een vast beginsel van onze Koningin geweest, dat het particuliere levender Prinses in alle opzichten ook als zoodanig moest worden beschouwd. Alleen dan kon haar Dochter zich in volle, kinderlijke blijheid en zelfstandigheid ontwikkelen. Toch veroorloof ik mij de vrijheid, het volgende over te nemen uit een artikel van mevr. Marie van Zeggelen in het Gedenkboek, verschenen bij het zilveren huwelijksfeest der Koningin: „Prinses Juliana is nu een jong meisje van zestien jaar. Er wordt zorgvuldig voor gewaakt, dal) zij zich in hare onmiddellijke omgeving geheel vrij kan bewegen, dat niets de intimiteit van haar leven stoort. Hare Koninklijke Moeder is onwrikbaar op dit punt. Talrijke personen, die de Prinses van meer nabij leerden kennen, zouden zoo gaarne eens uitspreken wat er in hen leeft door den intiemeren omgang met onze jongste Oranjeloot, doch dit is uitgesloten, en, mogen velen het ook betreuren, bij eenig nadenken kunnen wij niet anders dan deze maatregelen waardeeren. Zij waarborgen een groote schat voor onze Prinses, de v rij hei d, het terrein waarop haar spontaneïteit, haar lieve natuurlijkheid, zich ontplooien kunnen tot een schoon geheel, tot de vervulling van het koninklijke ideaal, dat Juliana innerlijk haar groote stammoeder zal gelijken en nastreven. En nu, al mag ik aan de hier boven genoemde maatregelen niet ongehoorzaam zijn, een kleine tip van den sluier kan thans in dit Gedenkboek zoo ver gelicht worden, dat ik als mijne ervaring kan boekstaven, hoe alle reden aanwezig is dat waarlijk Prinses Juliana in intelligentie, in hoofd en hart, Juliana van Stolberg eens zal gelijken. Een enkel zinnetje is mij bijgebleven. Het is dit, als antwoord op eenige vragen mijnerzijdsch, in verband met een lezing over Indië, welke ik voor Prinses Juliana en haar speel- en leerkameraden zou houden. Dit antwoord eener hofdame was: „De Prinses is er bijzonder op gesteld, dat iedere godsdienst geëerbiedigd wordt". De Prinseswas toen een kind van elf jaar, en mocht ik aanvankelijk over spontane, natuurlijke kind, dat daar tegenover mij zat. Dit was geen belangstelling, zorgvuldig aangekweekt door opvoeding en onderwijs alleen. Haar Koninklijke Moeder kennende, zal niemand er aan twijfelen of beide, opvoeding en onderwijs, zullen doordrenkt zijn vaneen godsdienstigen, universeelen geest en ontegenzeggelijk kan deze niet nalaten een stempel te drukken op het gedachteleven der Prinses, maar een aandachtig opmerker, beter nog, iemand die gevoelig is voor onmiddellijke indrukken, zal beseffen, dat hier ook de aanleg aanwezig is voor een hooger zieleleven, dat de drang en het verlangen bij dit Oranjekind sterk zijn naar een geestelijke ontwikkeling van religieusen aard. Dit wil allerminst zeggen, dat mijn persoonlijke indruk zoude zijn, dat Prinses Juliana een dwepend karakter heeft. Verre van dien, alles wat eenvoudig, natuurlijk, spontaan is, wars van aanstellerij, kan men als eigenschappen beschouwen van ons Prinsesje. Juist in dit opzicht zouden velen zoo gaarne den dit bewijs van groot-menschelijken ernst eenigszins verwonderd zijn, eenige uren later, toen ik na mijn lezing een gesprek met de Prinses had, maakte die verwondering plaats voor de overtuiging, dat deze belangstelling voor hetgeen wij „geloof", „godsdienst”, het „onzienlijke” noemen, in hooge mate aanwezig was bij het En ze klauterde er dan ook heusch wel eens overheen; zij kon uitbundig, plotseling, gaan applaudisseeren. Spoel riep haar eens met haar kleine zangclubje op het podium en daar heeft ze zich dapper geweerd. Maar toen hij het bekende zang-grapje uithaalde en de eene helft van het publiek „O schittrende kleuren!" liet zingen en de andere helft ~In naam van Oranje , ja, toen raakte zelfs onze rappe Prinses uit de rails en moest ze de vingers inde ooren stoppen, om verder te kunnen gaan. En mag ik nu nog eens iets vertellen, dat ik zelf bijwoonde, dat én de opvoeding én de mentaliteit van onze Prinses karakteriseert? Om twee uur ’s middags, op Oudejaarsdag van 1923, ging de baan der Haagsche ijsclub open. Om vijf minuten over tweeën stond Prinses Juliana op schaatsen. Vlug, nietwaar? Ik heb haar gezien op volkszangavonden van Arnold Spoel. Ik heb haar bijgewoond als ze met Vader en Moeder eens meemocht naar een galaconcert (eenmaal werd ze, met de pauze, naar huis in het Noordeinde gestuurd, want het werd te laat voor d'r, en toen hadt u moeten zien hoe ze stond te smeeken, te vragen: nog eventjes dan), en ze vermaakt zich even leutig als anderen, ze moet even goed in bedwang worden gehouden om niet overeen stoel te klauteren. Ik was van het moment getuige. M'n jongens hadden mij meegetroond naar de ijsclub en natuurlijk wilden ze precies om twee uur present zijn. De Prinses blijkbaar ook. Kinderen zijn kinderen. En de liefde voor het schaatsenrijden is schijnbaar van Moeder op Dochter overgegaan. Juliana kwam. Er lag een looper over het besneeuwde grasveld naar het tentje langs de ijsbaan, dat voor de koninklijke familie is bestemd en dat tusschen de tentjes en banken voor het publiek staat. De Prinsesbond d'r Friesche schaatsen zelf aan. En dan ging ze er van-door. In d'r eentje. Een eind achter haar reden een officier-adjudant en een lakei en ze lieten Juliana aan haar lot over, volgden haar alleen, voor het geval er iets gebeurde. Maarde Prinses houdt blijkbaar niet van dit „alleenige” rijden. Want af en toe schoot ze op een meisje van haar leeftijd af en vroeg, of ze samen een baantje zouden maken. En dan ging het, kruislings. Kijk dacht ik hier op het ijsveld, waar Holland zich zoo echt in z’n sas voelt (waar zijn onze jongens flinker? waar onze meisjes mooier?), hier heerscht toch wel de echte, eerlijke democratie. Niet de democratie van de bedompte meeting-zalen, vol zwoele tabaksrook, maar die van de open lucht,onder Hollands Den volgenden morgen, Nieuwjaarsdag, stond de Prinses alweer op de schaats. En nu had ze de Koningin meegebracht. Tegenwoordig nemen immers de kinderen de ouders mee? De Koningin is een echte liefhebster en ze rijdt uitstekend, Om één uur zou ze allerlei autoriteiten ontvangen, die hun gelukwenschen kwamen aanbieden, ministers en diplomaten en andere grootwaardigheid-bekleeders, maar voor dien tijd moest onze vorstin toch nog een uurtje genieten. ... En sindsdien ging er bijna geen dag voorbij, dat het vroor, of Moeder en Dochter vermaakten zich op de gladde baan. Ik heb Juliana ook wel-eens even staan bekijken, als ze op de sloot achter het Huis ten Bosch reed, die voor het publiek is afgesloten en waar zij en haar kameraadjes (jongens en meisjes) er lustig van-door gingen. En daar zag ik eenmaal iets heel aardigs. Op een gegeven oogenblik maakte de Prinses een geweldige buiteling. Ze slierde over het ijs en bleef lang-uit liggen. Verscheidene van haar kameraadjes: kwamen aangereden. wijde hemelen. Hier noodigt de Prinses van Oranje de meisjes van haar leeftijd wie zijn het? wat doet het er toe? uit, om zich samen te geven aan onze mooiste nationale sport. En de meisjes, beteuterd, doen het.... 0m... .7 Om haar op te helpen! dacht iedereen, die het zag. Mis. Er is blijkbaar aan die jongens en meisjes een consigne gegeven: dat ze Juliana heelemaal niet mogen helpen. Geen etiquette en hoffelijkheid hier. Je moet zelf maar op de been zien te komen. Zelf de moeilijkheden overwinnen. Zoo goed als ze haar eigen schaatsen moet vastbinden, zoo goed dient ze weer op te klauteren als ze gevallen is. De kameraadjes bleven dan ook lachend om haar heen rijden, maar toen de Prinses weer stond, gaf ze eender jongens, die toen haastig wegvluchtten, een fermen tik. Zij is, naar luid van alle berichten, wat men inde wandeling „een aardige meid” noemt. Met innige genegenheid heeft ons volk den bloei en den groei der Prinses gadegeslagen. Uit het jonge kind werd een flinke jonge-dame groot, die zich in het openbaar prettigongedwongen kan gedragen; die met Vader en Moeder ter kerke ging; straks ook haar eersten schouwburg-gang deed; concerten bezocht; met haar ouders bezoeken aflegde in vele streken van het land. En mag ik nu nog eens een eigenaardig feit meedeelen, dat heel veel zegt? Eén der leeraren van de Prinses (namen noemen mag ik hier natuurlijk niet), iemand die over het algemeen Het spreekt vanzelf, dat, toen de Prinses opgroeide, Moeder en Vader haar af en toe meenamen op hun reizen door het land, en zoo kwam het volk buiten de residentie met de jonge Juliana in aanraking. De Hagenaars hebben van-zelf mèèr gelegenheid om de Prinses te zien. En op meer ongedwongen, haast schreef ik huiselijke manier. Als zij _ gelijk ik reeds schetste met Moeder kerstboomen koopon. in het Voorhout; of als zij langs het schelpenpad naar het Paleis van Grootmoeder kuierde; of als zij wat nu en dan gebeurde met de Koningin winkelen ging (jammer, jammer, dat dan de belangstelling van het publiek dikwijls wat al te opdringerig werd); of als zij met haar ouders naar de Kloosterkerk wandelde, om de godsdienst-oefening bij te wonen, dan konden vele Hagenaars haar van heel nabij aanschouwen en zien, wat een ferme jonge-dame zij werd. Maar buiten de residentie zag men haar slechts zelden en vandaar de intense belangstelling van nog al bekend staat als vrij stroef, verklaarde onlangs ronduit, dat hij een groote vereering voor onze Prinses had opgevat, want haar intelligente natuur en haar ópen, spontane karakter hadden hem diep getroffen. zoovele duizenden, als de Prinses mee-ging op reis. Er zijn aardige herinneringen aan die reizen verbonden. Ook fotografisch vastgelegd. Ik denk aan het oogenblik, dat de Prinses, onder het luide gejubel der Zeeuwen, zich in hun kleederdracht vertoonde; dat zij in Giethoorn, rechtop-staande in het bootje, door de smalle vaarten punterde, naar de vermaarde gewoonte van dat droomerige dorpje; ik denk aan haar bezoek aan het overstroomde Marken, toen zij de beschroomde Marker-kleuters bij de hand greep en op de bolle, roode wangen tikte. Ja, onze Prinses is groot geworden, en als zij nu bezoeken brengt aan andere steden, dan krijgt zij, evenals Moeder, een fraaien ruiker. En als ik dit schrijf, zie ik twee beelden voor mij. Eerst de Prinses als zuigeling, liggend op een zijden kussen ge kent toch dat aardige, teere plaatje? —, de Koningin met gelukkigen blik over haar heen gebogen. En dan de Prinses als rijzige jonge-dame, zooals ze tegenwoordig bij bezoeken gekiekt wordt, in volle jonkvrouwelijke waardigheid, met een ruiker rozen of orchideeën inde hand. Dit jaar, in Januari, heeft zij ook voor de eerste maal deelgenomen aan het gebruikelijke diplomaten-diner ten Hove, ter gelegenheid van Nieuwjaar. Ja, ons kleine Prinsesje is wég. We hebben weer een Prinses van Oranje, een jonge-vrouw, inde zonnigste bloei-jaren van het leven. Zóó ziet ons volk haar nu, als ze meegaat met haar ouders en de harten wint en de zielen ontroert. En het spreekt vanzelf dat, nu de Prinses op dézen leeftijd gekomen is, zij nog meer dan tot dusver met ons volk inde verschillende deelen des lands in aanraking komen zal. Eenige uren vóór ik dit schreef zag ik haar nog, hier inde residentie. Een vinnig-koude winterdag. Wie op straat is haast zich zooveel mogelijk. Daar komt een hof-auto. De koninklijke standaard wappert vóór-op. Moeder en Dochter. Inde open auto. In dikke bontmantels gehuld. En onze Kroonprinses met een kleur als melk-en-bloed, een flinke sterke winterblos op het gezicht: toonbeeld van Hollandsche onvervaardheid. Zóó zal zij worden als haar Moeder, die ook nooit tegen physieke ongemakken en tegen de buien in ons Hollandsche klimaat opzag, maar alles dapper trotseerde. kind om het zoo eens te zeggen van haar leeftijd. Dat daarbij haar Moeder al vroeg er naar streefde, om bij haar Dochter een gevoel van innige vroomheid aan te kweeken, behoeft niet te verwonderen. De Koningin zelf is iemand, die, als het moest, op even waardige als cordate wijze voor haar geloof uitkwam. Men herinnert zich haar kerstboodschap inde oorlogsjaren. M.en denke aan de fiere woorden, gesproken, tijdens het bezoek aan Frankrijk, bij het graf van Gaspard de Coligny. En zoo spreekt het vanzelf, dat Hare Majesteit ook van jongs-af op de godsdienstige ontwikkeling van het gemoed van de Prinses heeft gelet. Het zal velen interesseeren, eenige nadere mededeelingen te ontvangen betreffende de personen, die belast werden met de zorg voor de opvoeding en de opleiding van Prinses Juliana. Welnu: dooreen zeer welwillende beslissing van Hare Majesteit de Koningin wie ik daarvoor mijn eerbiedigen dank betuig mocht ik van haar particulieren secretaris, baron van Geen, voor wiens bemiddeling ik oprecht erkentelijk ben, voor dit boekje een opgave ontvangen van de dames en heeren, aan wie die Algemeen Lager Onderwijs: mej. B, Cohen Stuart (1915—1916); mevr, A, van der Reydenvan der Hooff (1916—1921), Zang: mevrouw Catharina van Rennes (1917—1921). Gymnastiek: mej. de Mello Manser (1918— 1920); mej, R, Jonsson (1921—1926). Nederlandsche Geschiedenis: mej. J, M, C. van Hasselt (1920—1922), Wiskunde, Plant- en Dierkunde, Natuurkunde: de heer D. A, G. Bruggeman (1920—nu). Aardrijkskunde: de heer C. L, van Balen (1920—1926). opvoeding en opleiding waren toe vertrouwd. Zij volgen hier. In 1909 werd door Hare Majesteit met de opvoeding der Prinses belast Jonkvrouwe L. P, van de Poll, Dame du Palais honoraire van Hare Majesteit de Koningin, Zij vervulde haar taak tot 1920; van dit jaar af, tot op den huidigen dag toe, werd met de opvoeding belast Jonkvrouwe I, G, Baronesse Sloet van Marxveld, Eerste-Hofdame der Koningin. Tevens werd in 1920 tot Gouvernante van de Prinses benoemd mejuffrouw A. E. Oosterlee. Wat het onderwijs betreft werden de volgende dames en heeren door Hare Majesteit belast met de lessen in het voor hun namen genoemde leervak. Nederlandsch: prof. dr. J. W. Muller (1924 19Fransch: mej. A. E. Oosterlee (1920—1926). Duitsch: de heer L. A. van Andel (1921 mej. J. Bonebakker (1922—1926). Latijn, Grieksch: prof. dr. J. H. Gunning Wzn. (1924—1926). , . , . Teekenen, Kunstgeschiedenis: mevrouw A.Roelofs—Bleckmann (1920_nu). Geschiedenis: prof. dr. A. A. van Schelven (1923—1926); dr. N. Japikse (1926—nu). Staatsrecht: prof. jhr. mr. W. J. M. van Eysinga (1926—nu). x Staathuishoudkunde: prof. dr. G. M. Verrijn Stuart (1927)- , , £t r Indische Land- en Volkenkunde: prol. J. van Eerde (1923—nu). Godsdienst-onderwijs: ds. W. L. Welter (1924—nu). , j T t Viool: mevrouw A. J. Rackwitz—de Jongh (1920—1926). Men ziet, hoeveel mannen en vrouwen van naam aan de opleiding en ontwikkeling der Prinses hebben gewerkt, en hoe degelijk en veelzijdig zij is toegerust tot de groote taak, die haar eenmaal op de schouders kan worden gelegd. Juliana heeft godsdienst-onderwijs genoten van den grijzen, waardigen hofprediker ds, W. L. Welter Jr., die haar ongetwijfeld binnenkort ook tot lidmaat der Nederduitsch-Hervormde Kerk zal bevestigen. En nu, dit jaar, wordt onze Prinses ook studente. Zij gaat, 'in enkele vakken of over bepaalde onderwerpen, colleges volgen aan de Leidsche Hoogeschool en ook aldus haar ontwikkeling verbreeden. De Leidsche studentenwereld zal zich over het toetreden van deze vorstelijke telg geestdriftig verheugen. De groote Zwijger heeft eenmaal deze thans wereld-vermaarde Universiteit aan Leiden geschonken, als een belooning voor den inden vrijheids-strijd betoonden moed. Thans wordt zijn nazaat, Prinses Juliana, er als studente ingeschreven. van onze Koningin zélf, en ook in dit opzicht wordt een heilige traditie bestendigd. Ik gewaagde, wat dit betreft, reeds van Juliana van Stolberg en ieder kent ook de vroomheid van den eersten onzer Oranje's. En hoe heeft de groote Koning-Stadhouder voor de zaak van het geloof gestreden? Als een held inden vollen zin des woords. het, en liet het met pracht en praal inrichten. Er hadden schitterende feesten en vermaarde huwelijken plaats. Maar: toen in 1702 de Koning-Stadhouder Willem 111 (die zeer weinig in het Paleis toefde) kinderloos stierf, ontstond er oneenigheid over de vraag, aan wien het Paleis in eigendom komen zou, en kwam het eindelijk in het bezit van Frederik II van Pruisen. In 1754 echter werd het teruggekocht door Anna, de weduwe van Willem IV, en sindsdien is het bezit der Oranje's gebleven. Maar het heeft zijn dagen van verval beleefd, vooral inde jaren der Fransche overheersching. Van de pracht en de praal bleef weinig over. Later werd het weer gerestaureerd. Toen in 1813 onze onafhankelijkheid werd hersteld, nam Koning Willem I er zijn intrek. Willem II echter ging het Kneuterdijk-Paleis bewonen, maar Willem 111 (die, evenals zijn groote naamgenoot, het liefst op Het Loo vertoefde) gaf, als hij in Den Haagwas, de voorkeur aan het Noordeinde, en ook de Koningin-Regentes en later Koningin Wilhelmina bewoonden het. In dit historische Huis, door Frederik Hendrik en zijn moeder Louise de Coligny het eerst bewoond en waarvoor op 17 November 1845 het ruiterstandbeeld werd onthuld —is Prinses Juliana (evenals haar moeder) geboren, en heeft zij een groot deel van haar jeugd doorgebracht en haar opvoeding ontvangen. En het Huis waar zij wonen gaat? Op den Kneuterdijk? Dat heeft heel wat minder groote historie beleefd. De overeenkomst is, dat ook dit oorspronkelijk als particuliere woning werd gebouwd, doch eerst in het begin der 18e eeuw. Het diende tot woning aan de familie Van Wassenaar Obdam, in wiens bezit het bleet tot 1816. Toen werd het gekocht door Kroonprins Willem (den lateren Koining Willem II), die er met zijn jonge vrouw in wonen ging, en die er wonen bleef, toen hij in 1840 zijn vader opvolgde. Hij liet het Paleis keurig inrichten en zeer aanzienlijk vergrooten. Bekend is, dat hij alle bij-gebouwen liet uitvoeren inden Gothischen stijl en het meest-bekend is de nog bestaande Gothische zaal, waar de Koning zijn vermaarde schilderijen-verzameling borg. Na zijn dood is, behalve de zaal, de z.g. Gothische galerij geheel verdwenen, Zij werd gesloopt, en een groot deel van het uitgestrekte bijbehoorende tuin-terrein, dat tot aan de Mauritskade liep, verkocht Willem 111 aan de gemeente ’s-Gravenhage, die het liet bebouwen. Trouwens: Willem 111, die gelijk gezegd het liefst op Het Met eerbied zien wij allen op naar de Twee Paleizen, waar de beide Oranje’s wonen, Moeder en Dochter. En ik spreek de hoop uit, dat Prinses Juliana lang in het Kneuterdijk-Paleis als Kroonprinses zal blijven zetelen. Want dit zal beteekenen, dat wij onze tegenwoordige Koningin nog lang zullen behouden. . Moge ons Prinsesje, dat nu tot onze Prinses is opgegroeid, in haar Huis vele gelukkige jaren beleven. Moge zij er zich van de liefde des volks voelen omringd, zooals haar Stamhuis altijd, in voor- en tegenspoed, door de genegenheid van het volk is gedragen. Afgezien van de Twee Paleizen zal Prinses Juliana nog een tijdelijke woning krijgen ook. Want inden tijd, dat zij in Leiden zal studeeren, betrekt zij dein Katwijk gelegen villa„'t Waerle", die de Koningin voor dat doel van den eigenaar heeft gehuurd. Dit wordt dus feitelijk de woning van haar studenten-tijd. Maarde week-ends komt zij telkens doorbrengen inde residentie. Heel ons volk wenscht haar, in haar Huis aan Hollands vrije zee, eenige gelukkige en zorgelooze studenten-jaren toe. ACHTTIEN JAAR <1 <1 Hebben alle Nederlanders wel eens goed overdacht, hoe diep-critisch vaak de voortleving van de Oranje-dynastie in ons land is geweest? Al dadelijk bij den aanvang begonnen de offers. Nadat zijn broeders Adolf (1568), Lodewijk (1574) en Hendrik (1574) waren gesneuveld inden vrijheids-strijd, en de groote Willem de geweldige worsteling tegen Spanje was aangevangen, viel hij door moordenaarshand (1584). Daarmee waren alle zonen van Willem den Rijke en Juliana van Stolberg voor Nederland gevallen op één na, Jan de Oude, en de nakomelingsschap van dien eene zou in 1702 de groote taak overnemen. Wijst dit niet reeds op een heilige voorbeschikking? Toen Maurits ongehuwd stierf, was er een half-broeder om hem op te volgen. Willem II overleed in 1650 kinderloos, maar een week later werd de telg geboren, die de Oranje- Er zijn vele critieke momenten geweest, Oogenblikken, waarop het scheen, of de Boom van het al-oude Oranje-huis zou ter aarde storten. Zie! de storm der tijden was door zijn kruin gevaren, had het gebladerte afgeschud en de takken geknakt, en de stam wankelde .... maar altijd was er op zoon oogenblik dan weer een onzichtbare hand, een leidende macht, die uitkomst bracht. XIII Op Marken (April 1924) Al buigt de stam en kraakt het riet, Alevel treurt Oranje niet. Oranje heeft Nederland niet alleen vrij gemaakt, maar heeft ons land ook zijn taak inde wereld-historie doen vervullen. Was het niet Willem I, die den vrijheidsstrijd won? Was het niet onze Willem 111, die den Zonnekoning tot staan bracht in diens worsteling om deal-heerschappij? Oranje heeft ons aangevoerd inden strijd voor vrijheid van grondgebied en vrijheid van geloof. Willem I was een Redder voor Nederland, Willem 111 een Redder voor Europa. Ons volk heeft zich altijd door Oranje laten leiden. Telkens, als het bewind aan een minderjarigen opvolger kwam, en telkens als het scheen of dan toch waarlijk het eind van het roemruchte huiswas gekomen, en ook als binnenlandsche troebelen of buitenlandsch geweld een eind dreigden te maken aan het oude verbond: immer werd Oranje toch weer op de plaats gebracht, waar de eerste Willem zijn leven had geofferd. Men mag zich hierover verheugen, omdat de feiten spreken het duidelijk uit het Stamhuis van Oranje een waarborg is voor de eenheid van ons volk. Het koningschap als zoodanig is stellig niet met onze natie samengegroeid en er is een andere regeeringsvorm jeugd hebt gij mij omgeven met uw liefde.” Dat is zoo. Er was in ons volk voor de jonge, vaderlooze Prinses een sfeer van wondere en poëtisch aanhankelijkheid. En hieruit is later een zoo sterke genegenheid gegroeid dat, toen in 1918 onze wettige staatsorde werd bedreigd, de gehechtheid van ons volk aan het Huis van Oranje zich met onweerstaanbare kracht heeft geuit. Ons volk is van nature niet spontaan, maar als het spreekt, spreekt het duidelijk. En inde Proclamatie, welke de Koningin in die woelige dagen tot haar volk richtte, kon en mocht zij verklaren: „ Getrouw aan de traditie van mijn voorvaderen, héb ik nooit anders gewild dan mijn Volk te dienen door handhaving van het recht en bevestiging zijner vrijheden, door verzekering van ieders rechtmatige aanspraken op geestelijk en stojfelijk gebied." denkbaar dan de monarchale, waaronder ons volk evenzeer in vrede, voorspoed en vrijheid zou kunnen leven. Maar zoolang Oranje er is, wenscht de groote meerderheid van ons volk Oranje aan het hoofd, en inde traditie en historie hiervan ligt de groote ideëele kracht, die ons volk saambindt. Toen Koningin Wilhelmina de Regeering aanvaardde, kon zij in haar Proclamatie met volkomen recht tot haar volk zeggen: „Allereerst een woord van warme dankbaarheid- Sedert mijn vroegste In onze diep-bewogen historie, woelig en wit als een stormzee, in onzen brandenden vrijheidsstrijd, inde traditie van vele geslachten, inde offers die haar Huis bracht en inde wijze waarop haar Moeder gedurende een kwart-eeuw haar taak heeft vervuld, vindt Prinses Juliana de sterke steunselen, die haar een plaats geven in het hart van ons volk. Wanneer zij inde toekomst als de twaalfde regeerende persoon uit het Oranje-Huis geroepen mocht worden tot het bestuur, zal zij den bodem bereid vinden. Als zij haar plicht doet, gelijk heel haar geslacht dat gedaan heeft, is zij van de blijvende genegenheid des volks zeker. De tijden zijn troebel. Vorstenkronen bleken een wankel bezit- Vele werden verbrijzeld. Moge, in ons vrije vaderland, de Boom van Ik laat dat weg. In Prinses Juliana leeft het oude Oranjehuis weer op. Het is geen nacht, het is blijde, lichte morgen. „Is en blijft opgedragen” zegt art. 10 der Grondwet. Deze woorden zijn als een symbool. Als een profetie. Zij staan er zoo hecht en zoo sterk. Er zit perspectief in, Oranje, die inde storm-bruising der tijden is blijven staan, ook al waren er oogenblikken dat zijn wortels sidderden inden grond, zich tot nieuwen bloei ontwikkelen. En, zoolang er een vrij Nederland en zoolang er een Huis van Nassau is, zal boven ons roodwit-blauw de wimpel der Oranje's waaien, de wimpel van het geslacht, dat door heel onze bewogen historie ons volk is voorgegaan inden strijd voor vrijheid en recht. Heil, de Prinses van Oranje! JUtUTOSUMM ROTTERDAjW öBONINöB» NEDERIANDSCHE KROON RIJWIELEN Permanente Tentoonstelling van GEBRUIKS- en SIERVOORWERPEN in PORSELEIN, KRISTAL en AARDEWERK, uit de oudste Europeesche fabrieken van Wereldreputatie in ons vak Importeurs van „WEDGWOOD”, den Grondlegger der Engelsche Aardewerkindustrie Leveranciers van het Koninklijk Huis Leveranciers van Rijks- en Gemeente-lnstellingen Specialiteit in Serviezen voorzien van FAMILIEWAPENS, MONOGRAMMEN, enz. N. F. VAN GELDER & C2 AMSTERDAM Hoofdmagazijnen: Prins Hendrikkade 25 —27 OUDSTE HUIS IN DIT VAK UITGEVERS-BUREAU „BOEK EN PERIODIEK” R. J. Goddard – DEN HAAG Een Greep uit onze Uitgaven UITGAVEN VOOR OUDEREN Epizoden uit het Leven van Mr. Thomas door JAN WALCH ; omslag en teekeningen van Lida von Wedell Prijs : ingen. f 2.25, geb. f 2.90 Grimassen door JAN WALCH; omslag van Lida von Wedell. Een bundeltje schetsen vol fijnen humor Prijs: f 1.65 Tien Tooneel-Portretten door JOH. W. BROEDELET, verlucht met photo’s en karikaturen van Lida von Wedell Prijs : f 2.25 Van ’t Voetlicht door JOH. W. BROEDELET; tien geestige tooneelschetsen in omslag van J. W. M. Wins Prijs : f 2.25 Drama’s in Zakformaat door RICHARD ELTON (A. den Hertog). Twintig geestige tooneelschetsen. Omslag van Lida von Wedell Prijs : f 2.40 Eros in het Oosten door MAURITS WAGEN VOORT. Tien korte vertellingen uit het mystieke Oosten. Omslag van Lida von Wedell Prijs : f 1.75 Italiaansche Impressies van JAN VAN LUMEY (Mr. J. J. Fock); omslag en teekeningen van Lida Von Wedell Prijs : ingen. f 2.50, geb. f 2.95 Film door LUC. WILLINK, verlucht met photo’s en vignetten. Een populair boekje over Filmland Prijs : f 1.50 JEUGD-UITGAVEN Leeftijd 2—6 jaar Rarekiek Rijmpjes en prentjes van PEERKE DEN BELG; omslag en titelblad van Lida von IVedell. Een allervermakelijkst prentenboek om te kleuren Prijs: f I. gecart. Silhouetten-Serie Drie alleraardigste Silhouettenboekjes met geestige versjes van A. B. VAN TIENHOVEN en teekeningen van Han Krug uitgevoerd in zwart, geel en groen voor den luttelen prijs van f 0.65 per boekje Leeftijd 5—12 jaar Het Boek van Hans door ELIZE KNUTTEL —FABIUS met ruim veertig teekeningen, waaronder vier gekleurde platen, van Lida von IVedell Prijs : f 2.25 gebonden Hoe een Kleine Poes de Groote Wereld inging door BEP VAN DER HARST. Teekeningen van J. IV. M. IVins Prijs : f 1.65 gebonden Fabeltjes en Sprookj'es Vijftien geestige vertelsels van OTTO VAN DE MAEZE. Teekeningen van J. IV. M. Wins Prijs : f 2.45 gebonden Vier reizende Muzikantj'es Een Kikkersprookje. Tekst van SARAH VAN WIJCK. Muziek van Anna IVins. Teekeningen van J. W. M. IVins Prijs: f 2.65 geb. Kreeftenpootje Een geestig sprookje uit het Zeedwergenrijk door A B. VAN TIENHOVEN, met ruim veertig teekeningen en vier drie-kleurendruk platen van Lida von IVedell Prijs : f 3.25 gebonden Leeftijd B—l4 jaar ’t Kasteelke door BEP VAN DER HARST met teekeningen van J.IV.M. IVins Prijs: f 2.65 gebonden Vacantie aan de Friesche Kust door S. GRUYS KRUSEMAN. Omslag en teekeningen van Jan Kraan Prijs : f 1.90 ing.; f 2.65 geb. „BOEK EN PERIODIEK” R. J. Goddard Den Haag NAAM GEBOREN REGEERTIJD j GEHUWD MET OVERLEDEN OPGEVOLGD DOOR iVri VHUUm I 25~April 1533 1572-1584 ““* (Verm°ord)- “w ,£t.s ‘ Maart 1558); 2 Juni I 1561: Anna van Saksen (gescheiden); 12 Juni 1575: Charlotte van Bourbon (overl. 5 April 1582); 12 April 1583: Louise de Coligny (overl. 9 October 1620). 2. Prins Maurits 14 Nov. 1567 1585-1625 Ongehuwd 23 April 1625 Fredenk Hendnk Jhalf-^ welijk van Willem I) 3 Prins Frederik Hen- 28 Febr. 1584 1625—1647 4 April 1625. Amalia 14 Maart 1647 Willem II (oudste zoon) * jfji, van Solms (overl. 8 Aug. 1675). 4 Prins Willem II 27 Mei 1626 1647-1650 12 Mei 1641: Henriette 6 Nov. 1650 Eerste Stadhouderloos c. , Maria Stuart (overl. Tijdperk; daarna Wd(Hierna: Eerste Stad- 24 Dec 166 o). lem ni (zoon), houderlooze Tijdperk (1650—1672). 5. Prins Willem 111 14 Nov. 1650 1672-1702 (van 1689- 14 Nov. 1677; Maria II 19 Maart 1702 (kinder- Tweede Stadhouderloo- Hierna; Tweede Stad- 1702 tevens Koning Stuart (over,. Jan. loos). -gtf, houderlooze Tijdperk, van Engeland). 1695). neef). 1702—1747. Met Willem 111 stierf de mannelijke linie der Oranje’s uit, zijn titels en goederen gingen over aan zijn neef Johan Willem Friso, vorst van Nassau-Dietz (1687—1711) en diens zoon was:) DE REGEERENDE PERSONEN UIT HET HUIS ORANJE-NASSAU DE REGEERENDE PERSONEN UIT HET HUIS ORANJE-NASSAU NAAM GEBOREN REGEERTIJD GEHUWD MET j OVERLEDEN OPGEVOLGD DOOR 6. Prins Willem IV (Ka- 1 Sept. 1711 1747-1751 25 Maart 1734: Anna~22 Oct. 1751 WiUSn7meeXJian> rel Hendrik Friso). Van Engeland (overl. diens meerdering . 12 Jan. 1759). neia(Hierna: 1751—1766 Gouverneurschap van Anna van Engeland en Hertog van Brunswijk). 7 Prins Willem V 8 Maart 1748 1766—1795 (In 1795 uit- 4 Oct. 1767: Frederika 9 April 1806 (te Bruns- Koning Willem I (oud-7' rms Wlllem geweken naar Enge- van Pruisen (overl. wijk). ste zoon). land; later in Duitsch- 9 Juni 1820). land gestorven). 8. Koning Willem I 24 Aug. 1772 1813-1840 (afstand ge- 1 Oct. 1791: Wilhelmina 12 Dec. 1843 (te Ber- Willem II (oudste zoon). . daan). van Pruisen (overl. kjn), 12 Oct. 1837); 16 Fe' bruari 1841: gravin d’Oultremont. 9 Koning Willem II 6 Dec. 1792 1840-1849 21 Febr. 1816: Anna 17 Maart 1849 Willem 111 (oudste Paulowna van Rus- zoon). land (overl. 1 Maart 1865). 10 Koning Willem 111 19 Febr. 1817 1849—1890 18 Juni 1839: Sophia 23 November 1890 Wilhelmina (dochter uit * )aQfin van Wurtenberg tweede huwelijk), bij (Hierna: 1890 1898 Re- (overl. 3 Juni 1877); meerderjarigheid, gentschap van Konm- 7 jan ig79: Emma gin Moeder Emma). van' aideck pyrmont, onze tegenwoordige Koningin- Moeder. 11. Koningin Wilhelmina 31 Aug. 1880 1898—heden 7 Febr. 1901: Hertog Hendrik van Mecklenburg. !