BIBLIOTHEEK RU GRONINGEN 1331 0764 1835—1935 ?BG 2288 GEVESTIGD TE GRONINGEN HISTORISCH OVERZICHT 1835—1935 COMPACT DE ONDERLINGE VRIENDSCHAP R. J. Speelman: eender oprichters. OK al bestaat er niet een sterk en nauw verband tusschen het doel van het Compact „De Onderlinge Vriendschap” en tusschende taak, welke de Scheep- O vaart-inspectie vervult, toch is er voldoende verband en aanraking voor mij persoonlijk om in mijn kwaliteit van Hoofd der Scheepvaart-inspectie in het derde district te Groningen, gaarne te willen voldoen aan het verzoek van het Bestuur om een kort woord als inleiding toe te voegen aan het veelomvattende en aan ervaring rijke verslag, dat de tegenwoordige Directeur der jubileerende Vereeniging over het doel, het werken, het streven en het wedervaren der nu HONDERDJARIGE heeft samengesteld. Een woord van lof en van waardeering komt allereerst den Heer Kramer toe voor zijn arbeid, die uiterst moeilijk en tijdroovend moet zijn geweest bij gebreke vaneen van den beginne af bijgehouden archief. En daarna past dan een woord van gelukwensch ter gelegenheid van dit eeuwfeest, dat op zichzelve een merkwaardig feit is! Het is inderdaad geen alledaagsche gebeurtenis, dat een Schippersvereeniging, welke een zoo bij uitstek gemeenschappelijk doel als grondslag heeft, haar taak een eeuw lang, onafgebroken heeft vervuld. Het is waarlijk een bijzonderheid, zoo lang sterk en krachtig staande te blijven. Deze Schippersvereeniging, die honderd jaar geleden werd opgericht met het doel om elkaar in geval van nood, bij schade aan schip en tuig, bij stranding of ander verlies te steunen ze heeft de jaren door inde wisseling der tijden ze heeft ondanks stormen en stooten, haar doel in het oog gehouden, haar bestaan gehandhaafd. En dat zegt veel dat zegt onnoemelijk veel! VOORWOORD. Als men bedenkt, dat de schipper van 1835 zich de gedachte van noodzakelijke samenwerking zoo reeds heeft kunnen verwerkelijken, dat daaruit een Onderlinge Vereeniging tot wederzijdschen steun is ontstaan, dan kan dit jubileum ten voorbeeld en leering strekken. Ten voorbeeld omdat de schipperswereld van Nederland in het heden in anderen zin nog niet tot een eenheid kan komen ter leering omdat het compact in haar bestaan de macht der samenwerking aantoont. Uit onderlinge vriendschap werd dit compact geboren „De onderlinge Vriendschap” werd het gedoopt en in en door onderlinge vriendschap werd het in stand gehouden. Geslachten gingen voorbij en zij gaven hun arbeid er aan nieuwe kwamen op en namen de taak over en het geslacht van heden werkt nog aan het volbrengen daarvan. De arbeid zal wel vaak heel moeilijk zijn geweest „zooveel hoofden, zooveel zinnen”, zegt een oud spreekwoord en iedere schipper heeft naar zijn aard een eigen hoofd en eigen zin.... doch ondanks dezen aard bleef men, geslacht na geslacht, ineen veranderende wereld en maatschappij toch steeds bijeen het doel in het oog houdend! Het belang van het compact was steeds het belang van eiken deelgenoot en bij de kennis van dat begrip kon men staande blijven; daarin ligt het geheim van de kracht der samenwerking. Uit hoofde van de ambtelijke plaats, welke ik meer dan een kwart eeuw temidden der Nederlandsche schippers- Het is waarlijk een zeldzaam feit, dat hier herdacht wordt en dat een herdenking over-waard is! Want in dieperen zin heeft dit eeuwfeest nog verder strekkende beteekenis. En uit dit begrijpen is waardeering gegroeid. De sobere levenswijze van dit altijd zwervende volksdeel de nomaden van ons land zooals men wel eens zegt de taaie volharding in hun bedrijf, het aanvaarden van de levenstaak, ook in tijden van druk en donkerheid, het zijn eigenschappen, die eerbied wekken en die het ras sterken en stalen! Met zulke mannen als lid aan boord van het schip der Vereeniging en met een Bestuur als de Heer Kramer en zijn stuurlieden die alle vakmannen zijn aan het roer, zal „De Onderlinge Vriendschap” nog lang zeewaardig kunnen blijven en der tijden stormen kunnen trotseeren! Moge dan dit schip dit compact nog lang blijven varen en aldus varende, zijn nuttigen, zoo bij uitstek socialen arbeid blijven verrichten in onderlinge vriendschap tot heil van den Nederlandschen schipper, hetgeen ook beteekenen zal: tot heil van ons vaderland! Groningen, December 1934. T. L. MELLEMA Inspecteur voor de Scheepvaart in het derde district. wereld bekleed, ben ik inde gelegenheid geweest om dit deel van ons volk gade te slaan en heb ik iets van hun aard leeren begrijpen zoowel van hun deugden als van hun zebreken. L. T. MELLEMA, Inspecteur voor de Scheepvaart in hei derde district. ER gelegenheid van het gedenkwaardig feit dat het op 5 Jan. 1935 een eeuw zal zijn geleden dat het T Compact werd opgericht, heeft het bestuur gemeend een beknopte beschouwing van de levensgeschiedenis der ioo-jarige te moeten geven. Gedurende de eerste 46 jaar van het bestaan heeft men echter blijkbaar niet noodig geacht correspondentie op te bergen, noch van de gehouden besprekingen op vergaderingen notulen te houden, zoodat er uit onze geschiedbronnen niet veel noemenswaardigs valt te putten, weshalve we ons wel tot slechts enkele mededeelingen moeten beperken en derhalve onvolledig zijn. Wij vinden opgeteekend, dat het Compact op 5 Januari 1835 door eenige te Groningen wonende schippers werd opgericht en dat tot bestuursleden werden benoemd de Heeren J.R. Speelman, K.P. Alberts en H. R. Dost. Eerstgenoemde als boekhouder tevens leider en laatstgenoemde heeren als assistenten. De overige namen der oprichters kunnen we niet met zekerheid noemen. Het doel der oprichting was, elkander wederkeerig te verzekeren voor uitkeering vaneen bedrag, voorloopig tot ƒ 1000.—, bij totaal verlies hunner schepen. De verzekering strekte zich uit over het Koninkrijk en de deelnemers moesten te Groningen gedomicilieerd zijn. Of er voor de oprichting van dit Compact nog andere binnenvaarders-vereenigingen op dit gebied bestonden is ons niet bekend. De zeelieden gevoelden blijkbaar reeds eerder voor organisatie, vandaar dat in 1830 hier ter stede reeds was opgericht het Zeemans-College „De Groninger Eendracht” waarmede men ongeveer hetzelfde doel beoogde. Het had tot opschrift: Conditiën en artikelen, door eenige schippers, onderlinge familiën van Groningen tot nut en conferentie onderworpen, ter oprichting vaneen Compact of liefdegifte. De leden waren verdeeld in varende of vaste leden, buitengewone leden en schipperszoons die den leeftijd van 20 jaar hadden bereikt. Leden die hun schepen verkochten en aan den wal gingen wonen, werden later als rustende schippers ingeschreven. De schepen mochten niet kleiner zijn dan 70 ton. Het oudste ingeschreven schip was gebouwd in 1814 en werd bevaren door schipper Jan J. Laurens. De vaste leden moesten bij inschrijving ƒ 5.— inleggeld betalen en daarenboven aan ’t eind van elk jaar een bedrag berekend naar het aantal door hen in dat jaar gemaakte reizen, zooals bij art. 2 van het reglement was bepaald. Wij veronderstellen, dat het eerste reglement vooral den varende leden en rustende schippers belang genoeg inboezemt om het hier in zijn geheel letterlijk te laten volgen. Artikel 1. Alle deelnemers in dit Compact met goedkeuring van de directie en volgende leden zullen bij inteekening betalen de somma van 5 gl. voor inlage. Artikel 2. Alle deelnemers moeten betalen iedere reis op Holland i gl. en alle degene die buiten de kil varen i gl, 50 ct. maar in Holland ladende buiten de kil 1 gl. en retoer reis 50 ct. Het eerste reglement van het Compact werd inden loop van 1835 door den Heer Jan Reinder Speelman ontworpen en op een vergadering gehouden op 15 Jan. 1836 behandeld en aangenomen en zooals we lazen ineen voorwoord vaneen reglement van 1850, werd het eerste reglement door 44 deelnemers geteekend. in Holland ladende en lossen 50 ct.; ingeval een deelnemer in ligten liggende en daar 50 gl. liggeld voor ontvangt zal 50 ct. betalen ten voordeele van de kas, maar buiten de kil ladende ook 1 gl. Artikel 3. De zoons van de zoogenaamde deelnemers zullen bij versterf van hunne vaders ten vollen deelgenooten blijven van dit Compact, mits dat de zoons wanneer zij 20 jaar oud zijn en nog geen schipper weezende, zullen jaarlijks tot onderhoud van de kas betalen 4 gl. de zoons ter tijd werkelijk schipper geworden zijnde, zullen nevens andere deelnemers volgens Art. 2 vermeld moeten betalen en daarenboven intree volgens Art. 1 vermeld 5 gld. Artikel 4. Ingevalle er zoons van de deelnemers mogten wezen die zich aan dit Compact wilden verbinden als zij 20 jaar oud zijn zullen alle jaar moeten betalen 4 gl. ten voordeele van de kas, maar schipper geworden zijnde zullen zij bij intree moeten betalen 5 gl., honoraire leden zullen jaarlijks betalen 4 gl. Artikel 5. Een deelnemers Wed. komende te hertrouwen zal die man ten genoegen van de deelnemers 5 gl. betalen en aandeel aan de kas hebben, doch de Wed. haar schip willende verkopen zal op de dag van rekening haar aandeel uit de kas genieten en haar naam laten doordoen. Artikel 6. Ingeval een deelnemer zijn schip mogte verkopen zal ’s jaarlijks met 6 gl. te betalen zijn regt openhouden. Artikel 7. lemand nalatig blijvende inde betaling op de bepaalde tijd van reken zal zijn vervallen inde boete van 5 gl. ten Artikel 8. Een deelnemer met zijn schip in onmagt zijnde zullende een ander deelnemer geen levende have inhebbende dezelve ontmoetende zoo het doendelijk is 2 maal 24 uren moeten assisteeren en de behulpzame hand te bieden bij verbeurte van 1 5 gld. ten voordele van de kas, of zullen zich met Eede moeten verontschuldigen, maar die in nood is zal gehouden zijn Vlag te vertoonen met Sjouw er bij. Artikel 9. lemand zijn schip komende te verliezen of te verbranden en niet weder herstelbaar is zal 1000 gld. uit de kas genieten onder behoorlijke verklaring, maar zoo het mogte zijn dat er meerder ongelukken ineen jaar plaats hebben zullen de lijders indien de kas niet rijker is dan 1000 gld. tezamen moeten deelen naar rato, maar zoo de kas rijker is zullen zij ook naar evenredigheid genieten en ingeval de kas geen 1000 gld. kan bedragen zullen de deelnemers naar rato moeten bijdragen totdat de 1000 gld. volledig is, alles bij verlies van het scheepshol, maar zoo het mogte zijn dat de lijder het zoogenaamde schip of wrak konde verkopen zullen de gelden de eene halfscheid voor de lijder en de ander halfscheid ten voordele van de kas zijn. Artikel io. Indien het gebeurde dat een deelnemer het ongeluk mogt hebben om omhoog of ineen zinkende staat te geraken en weder afgebragt konde worden of uit de grond konde gemaakt worden en het meer aan werkloon en behoeften moet kosten dan ioo gl. zullen de deelnemers van dit voordeele van de kas, het zal de boekhouder of assistenten vrij staan om pant te halen zonder dat dezelve debiteur regt zal mogen gebruiken en bovendien van de kas verstoken zijn. Compact de helft van de geheele som aan de lijder restitueeren, maar ingeval het hoger mogt loopen aan werkloon en behoeften dan hij inde kas staat zal het overige door de lijder moeten gedragen worden, maar alle timmeratien zullen ten laste van de lijder zijn, evenwel zal de lijder geen vrijheid mogen gebruiken om het wrak te verkopen of te laten zitten dan met voorkennis van de directie. Artikel 11. Alle deelnemers buiten de kas assurantie nemende en haar schip komende te verliezen zullen aan deze kas geen deel hebben. Artikel 12. Alle deelnemers buiten het Koningrijk varende haar schepen komende te verliezen voor en aleer zij ingeklaard zijn zullen van deze kas niet bevoordeelt worden, maar met dezelfde lading haar schip in Nederland komende te verliezen zullen reisgeld betalen en aandeel aan de kas hebben. Artikel 13. De deelnemers welke zich dagelijks schuldig maken aan dronkenschap of andere onbehoorlijke dingen en daarvan kunnende overtuigd worden en uit die redenen zijn schip komende te verliezen zal mede aan deze kas geen deel hebben. Artikel 14. Er zullen geene schepen beneden de 70 ton in dit Compact worden aangenomen. Artikel 1 5. Alle deelnemers zullen gehouden zijn bij intekening hunne IJkbrief te vertonen om de ouderdom van het schip te weten, want zoo de schepen ouder zijn als 15 jaar zul- nmg. Artikel 16. Die van deze deelnemers zijn schip komt te verliezen en de schipper zelf blijft, zullen de vrouwen of kinderen, ouders, broeders of zusters, zoo zij in ’t leven zijn hebben te genieten hetgeen inde vorige artikelen vermeld is, doch indien zij schulde hebben inde vorige artikelen vermeld zullen van die penningen worden afgetrokken zonder dat de verdere erfgenamen of crediteuren van deze penningen kunnen eischen. Artikel 17. Alle deelnemers zullen gehouden zijn om schriftelijk bij de dag van rekening opgave te doen hoeveel reizen zij visa versa hebben gedaan en zoo het mogte zijn dat er eenige waren die hierin onrechtvaardig voorkwamen en overtuigt konden worden zullen gestraft worden met 1 5 gld. boete ten voordele van de kas. Artikel 18. Alle deelnemers van dit Compact zullen alle jaar eens vergaderen op den 28 December, doch als zulks op Zondag valt dan een dag later en te compareren des avonds om 5 uur ten huize van G. Nienhuis, aan de Noorderhaven, in het schippers-gezelschap; of door de directie daartoe een huis wordt aangewezen, om alsdan rekening van ont- len dezelve inde 2de klasse gesteld worden en zullen dan ook niet meer betalen als half geld en ook bij verlies of brand niet meer als half geld genieten en zoodra de schepen 15 jaar geworden zijn zullen dezelve inde 2de klasse gesteld worden; zoo het mogte zijn dat er leden waren die niet langer verkozen in deze kas te deelen zullen hare namen niet eerder kunnen laten uitdoen dan op de dag van rekening en haar gelden aan de kas zullen zijn vervallen en evenwel aanbetaling doen tot en met de dag van reke- vangst en uitgaven te doen en bij afwezigheid zullen gehouden zijn iemand voor zich te stellen, die betaling doet en verders niet inde vergadering wordt toegelaten. Artikel 19. De gezamenlijke prefente leden zullen alle jaren uit het midden van hun bij meerderheid van stemmen een boekhouder of twee assistenten kiezen en ook naar goedkeuring te laten, zullende de ontvangst en uitgave door de boekhouder moeten geschieden en bij absentie door de daaraan volgende assistent met goedkeuring van de medeleden de resterende penningen inde kist worden gesloten om bij de boekhouder of een daartoe bestemd huis bewaart te worden. Artikel 20. leder deelnemer zal gehouden zijn een witte vlag te laten maken met een rode nummer er in en een rode rand er om, drie el lang en anderhalf el breed. Artikel 21. leder deelnemer zal bij de dag van rekening te verteren hebben uit de kas 50 cent; iemand kwestie makende zal met een boete van 1 gl. 50 ct. gestraft worden en dan nog niet tevreden willende zijn zal hij buiten de deur gezet worden. Artikel 22. Deze artikelen zijn aldus door de gezamelijke deelnemers opgesteld om zich stiptelijk naar te moeten gedragen, maar indien dezelve twist mogte veroorzaken zal het door de meerderheid van stemmen beslist worden, indien er wat mogte voorvallen dat door de meerderheid van stemmen niet kan beslist worden zal men gehouden zijn om wederzijds twee mannen te kiezen, zoo indien die het nog niet kunnen vinden, zal daarbij een vijfde worden gekozen en Alle begin is moeilijk, doch hiermede werd toch de grondslag gelegd voor het tot stand komen vaneen Onderl. Scheepsverzekering Mij. inde binnenvaart. De verzekeringsvoorwaarden werden herhaaldelijk gewijzigd, aangevuld en verbeterd. In 1839 werden de reisgelden vervangen door jaarlijksche contributiën. Ineen kort verslag over dat jaar lazen wede namen der volgende leden: 1. J. R. Speelman. 20. P. R. Kramer. 2. P. J. Alberts. 21. J. R. Dost. 3. K. P. Alberts. 22. G. O. Bakker. 4. W. J. Kramer. 23. L. T. v. Sluis. 5. L. W. de Vries. 24. E. H. Pluikje. 6. C. F. Georgs. 25. G. H. van Laten. 7. G. Drewes. 26. J. H. de Vries. 8. J. J. Louwrens. 27. G. Minholtz. 9. H. R. Dost. 28. M. J. Mijssema. 10. A. J. Jager. 29. G. R. Kramer. 11. D. R. Dost. 30. J. M. Mijssema. 12. A. R. Alberts. 31. W. Roelfs. 13. J. P. Jonkman. 32. Jan Erents. 14. W. Fransen. 33- H. J. Alberts. 15. H.H. de Boer. 34. M. H. Meijer. 16. R. P. Muis. 35. M. H. de Boer. 17. W. A. Niesing. 36. H. J. Kramer. 18. F. T. Folkerts. 37. A. W. de Vries. 19. R. J. Speelman. 38. J.D.deVries. daardoor zal alles beslist worden zonder verder te regten en, zoo iemand zich nog niet wilde geven, zal hij betalen 25 gl. hetwelk ten voordele van de kas zal zijn. Aldus gedaan te GRONINGEN, den 16 Januari 1836 en door de deelnemers geteekend. 42. J. J. Speelman. 43. C. Meijer. 39. D. D. de Vries. 40. D. D. de Boer. 41. D. S. Dost. 44. S. H. Sievers. Zeer waarschijnlijk zullen dit de oprichters zijn geweest, daar het eerste reglement ook door 44 deelnemers was geteekend. De namen en het type der schepen, welke door bovengenoemde deelnemers werden ingeschreven zijn niet vermeld. Wij veronderstellen echter dat het tjalken zijn geweest, daar destijds in dit gewest hoofdzakelijk tjalken voor de binnenvaart werden gebouwd. Er waren drie soorten tjalken, n.l. platte tjalken, koftjalken en hektjalken. De zoogen. platte tjalken waren gewone tjalken zooals er thans nog wel ijzeren tjalken varen. De koftjalken hadden meerden vorm van de kofschepen waarmede destijds de zeevaart werd uitgeoefend. De hektjalken hadden een hoogen kop op het roer en een opbouw of hek op de achterboeiïng. Deze laatste soort noemde men ook wel Statietjalken. De tjalken in ’t algemeen waren eenvoudig doch met een aanzien van degelijkheid gebouwd en hadden een draagvermogen van 60 tot 100.000 K.G. Ze waren met voorzien vaneen roef voor kajuit, doch enkelen waren voorzien vaneen losse roef die voor laadroef werd gebruikt en afgenomen werd mdien met deklast werd gevaren. Velen hadden op het achterdek een ankertouw bestemd voor het tweede of beste anker ineen schijf opgeschoten. Indien op de Zuiderzee of op de Wadden bij slecht weer een tweede anker gepresenteerd moest worden, werd er in plaats vaneen ketting een touw aan bevestigd. In 1840 werd, aangezien vele schippers hun vaarroute gingen uitbreiden naar Brabant, België, de Rijn en over de Wadden naar Bremen of Hamburg, besloten, om aan die leden hun aandeel der kas uitte keeren, indien ze in ge- noemde vaart hun schip verloren. Voorts werd nog besloten, dat deelnemers, op straffe van te worden geschrapt, geen ruzie mochten maken. In 1844 werd de eerste liefdegift (schade) vergoed aan een deelnemer die buiten het district zijn schip had verloren. In 1850 kwam een nieuw reglement tot stand en kreeg het Compact den naam,,De Onderlinge Vriendschap”terwijl het bestuur met 2 leden werd uitgebreid. In 1852 werd de verzekerde som der schepen verhoogd en werden de schepen verdeeld in 4 klassen en wel als volgt: Inde eerste klasse tot 5 jaar oud tegen ƒ 2000.— „ „ tweede „ „10 „ „ „ – 1500.— „ „ derde „ „15 „ „ „ – 1000.— en „ „ vierde „boven 15 „ „ „ – 500. Voor dein de eerste klasse geplaatste schepen bedroeg de contributie ƒ9.—, inde 2e klasse fy.—, inde derde klasse ƒ 5. en inde vierde klasse ƒ 3. per schip en per jaar. Indien er veel schade was, had het bestuur echter het recht, evenals voorheen weer reisgelden te innen berekend naar het aantal der door de deelnemers gemaakte reizen en wel volgens onderstaand tarief. Voor iedere lichting van welken aard ook . . . ƒ0.50 „ een reis naar Holland -0.75 ~ terug naar Friesland of Groningen . . . -0.50 ~ een reis naar Zeeland of België . . . . – 1.50 „ geladen terug naar Holland -0.75 „ terug van België n. Groningen of Friesland -1.25 „ van België naar Bremen -2.— „ „ „ „ Hamburg -2.25 „ „ Holland naar Oostfriesland . . . . -1-25 -C ! Houten tjalk uit het laatst der negentiende eeuw, nieuw aan de werf en ingeschreven bij het Compact. Voor van Groningen naar Oostfriesland . . . ƒ0.50 „ „ „ „ Bremen of omgeving . -0.75 „ „ „ „ Hamburg of „ . -I. „ „ Hamburg tot en met de Eems . . . -0.75 „ „ „ naar Delfzijl of Groningen . -1 „ „ „ ,» Holland -1.50 „ „ „ „ Bel§ië _2>25 „ „ Bremen „ Delfzijl of Groningen. -0.75 „ „ „ „ Holland -1.15 ” ” ” ” België • • • • ' ; 2' Voor een reis naar en van den Rijn boven Lobith f 1. meer dan voor eerstbedoelde reizen. Indien de kas dan nog niet toereikend was om de schades ten volle te vergoeden, zou het aanwezige bedrag ponds-pondsgewijs onder de gedupeerden worden verdeeld. Van deze bepaling heeft men gelukkig nooit gebruik behoeven te maken aangezien er altijd ruimschoots aan de verplichtingen kon worden voldaan. In 1853 werd besloten, dat ook de rustende schippers lid van het Compact konden blijven tegen een jaarhjksche contributie van ƒ 3.—. In 1854 werd een fonds gesticht tot steun van hulpbehoevende leden of hunne weduwen. leder vast lid betaalde aan dit fonds jaarlijks fi. contributie terwijl van de contributie der buitengewone leden en rustende schippers eveneens ƒ 1.— inde fondskas werd gestort. Tevens werd besloten aan uittredende leden hun aandeel der kasgelden terug te betalen, onder aftrek van 5 % ten bate van het fonds. Het inleggeld werd niet terugbetaald. Gedurende de eerste 20 jaar van het bestaan van het Compact had men geen verliezen te boeken. Wel waren enkele liefdegiften betaald aan leden die buiten het dis- In 1855 was het bezit dan ook reeds gestegen tot ƒ 5497.02. Het ledental bedroeg toen 50. In dit jaar werd besloten dat de schippers uit de Prov. Groningen ook tot leden van het Compact mochten toetreden. Na 1885 werden de schippers uit de Provincies Drenthe en Friesland ook aangenomen, totdat tenslotte de re dien onzichte eeheel verviel. Voor zoover we hebben kunnen nagaan, werd tot het jaar 1860, incluis liefdegiften als bovenbedoeld, wegens geleden schade vergoed de somma van ƒ 2165.— waarbij was inbegrepen 1 totaal verlies in het jaar 1858. Het ledental was inmiddels gestegen tot 106, waarvan 53 vaste leden, 32 buitengewone leden, 7 rustende schippers en 14 schipperszoons. Op een in Dec. 1859 gehouden vergadering werd besloten, ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan geen contributie te heffen over 1860, doch dat elk lid ƒ x.— aan de armen zou geven als dankoffer voor de genoten zegeningen gedurende de 25 jaar van het bestaan. Het bezit was intusschen gestegen tot ƒ7171.47, welke gelden waren belegd in effecten en gedeeltelijk beleend op schepen van leden die daarvoor in aanmerking wenschten te komen en jaarlijks 4 % rente betaalden en 10 % der hoofdsom moesten aflossen. In 1861 kon men het over het verzekerd bedrag der schepen blijkbaar niet eens worden, terwijl men eveneens van meenmg verschilde over de wijze van premiebetaling. Eenige leden stelden n.l. voor, het verzekerde bedrag der schepen te verhoogen, doch de meerderheid gevoelde daarvoor niet, weshalve door 19 leden van het Compact ~De Onderlinge Vriendschap” nevens dit Compact werd op- trict hun schepen hadden verloren of op andere wijze schade hadden geleden. gericht het Compact „De Onderlinge Waarborg” later het kleine Compact genaamd. Een reglement werd ontworpen en op 25 Jan. 1862 als wet aangenomen en door de 19 deelnemers geteekend. Als bestuursleden werden benoemd de Heeren Jannes Meijer (boekhouder), R. H. Dost, C. H. Boer en P. Alberts, assistenten. De schepen werden verdeeld in 3 klassen. leder lid kon zijn schip zoo hoog laten inschrijven als hij verkoos, met dien verstande echter, dat het maximum ingeschreven bedrag werd bepaald op ƒ 1000.— voor schepen welke inde eerste klasse ~ ~ „ tweede ~ en 5) » 5) derde ~ 800.— „ 600. „ „ werden ingeschreven. De premie werd bepaald op 1 % per jaar. Als district werd aangenomen zooals was bepaald bij het reglement van het Compact „DeOnderlingeVriendschap” n.l. de binnenwateren van Nederland, België, Frankrijk, de Rijn en over de Duitsche Wadden naar Bremen en Hamburg. Tot zoover over het kleine Compact, waarop we later nog even terug komen. In 1868 werden de schepen verzekerd tot maximum ƒ 3000.— per schip. In 1878 werd besloten tot 40 % der getaxeerde waarde der schepen te verzekeren, terwijl tevens werd bepaald, dat voortaan ook de Blauwbalg mocht worden uit- en ingevaren naar en van de Jade, Wezer en Elbe. In 1880 werd een zeeverzekering in het Compact opgenomen en konden de schepen tot 50 % der getaxeerde waarde worden verzekerd. De premie voor de zeeverzekering werd bepaald op 7 % per jaar of J/2 % per maand, met uitzondering van de maanden Nov., Dec. en Jan., in welke maanden 1 % per maand verschuldigd was. Voor deze verzekering werd een afzonderlijke kas gevormd en daarvoor ƒ 10.000.— uit de kas van de gezamenlijke leden disponibel gesteld. Het bestuur was toen samengesteld als volgt: J. Meijer, Boekhouder, J. Beek, Secretaris, L. J. Koning, Vice-Secretaris, J. Dost, Penningmeester, J. Hageman, R. Speelman en M. H. de Boer assistenten. Het bezit was intusschen gestegen tot ƒ 19.785.—. Op de vergadering van 5 Jan. 1881 werd op voorstel van den Heer L. J. Koning aangenomen, voortaan van de gehouden besprekingen op de vergaderingen notulen te houden, welke taak genoemde heer op verzoek der overige bestuursleden welwillend op zich nam. Daar in 1881 en 1882 inde buitenvaart vrij aanzienlijke verliezen waren geleden, werd aan ’t eind van 1882 besloten, voorloopig de zeeschepen slechts tot 25 % der getaxeerde waarde te verzekeren. Tevens werd op voorstel van het bestuur besloten om, behoudens goedkeuring der besturen van „Onderl. Waarborg” en de Vereeniging „Het Noorden” voor gezamenlijke rekening voortaan een almanak uitte geven, daar de binnenvarende leden van het Compact, bij gebrek aan een betere uitgave, reeds eenige jaren waren aangewezen op de Almanak welke werd uitgegeven door de Vereeniging van Zeemans-colleges,,Eendracht maakt Macht”dewelke voor de binnenvaarders geen belangrijke gegevens inhield. De besturen van bedoelde Corporaties werden tot samenwerking gaarne bereid gevonden en zoo verscheen in Januari 1883 voor ’t eerst een eigen Almanak. De heer J. Meijer, die destijds de leiding der beide Compacten had, Omstreeks 1900 werden in overleg met de Uitgevers van de Nederl. Schippers Almanak de daarin voorkomende gegevens, welke voor de binnenvaart van groot belang waren in onze jaarboekjes overgenomen en daaraan de ledenlijst etc. toegevoegd en sindsdien steeds geleverd door de firma H. Born te Assen. In 1883 werd een groot deel der kasgelden aan de leden gerestitueerd, teneinde het toetreden van nieuwe leden gemakkelijker te maken, zoodat op 5 Jan. 1884 onder de leden ruim ƒ n.OOO.— werd verdeeld. Bovendien had men dat jaar nog al eenige verliezen te boeken, zoodat het bezit was geslonken tot ƒ 4093.44. In 1884 werd het eerste ijzeren schip in het Compact verzekerd n.l. het tjalkschip „Reforme” van den heer J. Hageman. Nu de ijzeren scheepsbouw haar intrede had gedaan, namen de ijzeren schepen spoedig in aantal toe en kwam er allengs meer variatie in het type en den vorm der schepen inde binnenvaart. Behalve ijzeren tjalken, werden er nu klipperschepen en diverse modellen aakschepen gebouwd in verschillende afmetingen. De zoogenaamde Friesche maatkastjes b.v. hadden een draagvermogen van 200 tot 275 ton, terwijl andere aakscheepjes afgeladen met 100 tot 120 ton, 1.30 tot 1.40 m diepgang hebben en derhalve bijzonder geschikt zijn voor het varen op ondiepe wateren. Vanaf de oprichting tot 1886 werd uitsluitend verzekerd tegen totaal verlies, doch in Januari van dat jaar werd besloten, dat bovendien zou worden vergoed 25 % van elke geleden particuliere schade, onder aftrek der franchise welke voorloopig werd bepaald op ƒ 200.—. In schreef daarin een toepasselijk voorwoord, terwijl de verdere inhoud, van dien aard was, dat deze boekjes door de leden der 3 corporaties gaarne werden gelezen. 1887 werd besloten, dat een Weduwe vaneen vast lid het recht had, behoudens goedkeuring van het bestuur, een bekwaam zetschipper aan te stellen. In 1888 werd door den Heer Heins Mr. Zeilmaker te Muiden, op diens voorstel een groote vereenigingsvlag gratis geleverd op voorwaarde, dat hij gedurende 10 jaar vrij zou zijn van het betalen van contributie voor z’n buitengewoon lidmaatschap. Alle varende leden moesten destijds zijn voorzien vaneen witte vlag met Holl. hoek aan den bovenhals, waaronder 2 gevouwen handen, met een rooden rand aan den bovenkant en een blauwen rand aan den onderkant. Midden in het witte doek prijkte het nummer van den houder der vlag, waarop hij inde ledenlijst was ingeschreven. Deze vlaggen waren 3.18 M. lang en 2.23 M. breed. Voortaan werd eiken dag als er vergadering was, de Ijzeren tjalk, gebouwd en ingeschreven in 1890. groote vlag uitgestoken vanuit het gebouw waar de vergaderingen werden gehouden. Tevens waren de leden verplicht, indien wind en weer het toelieten dat de groote vlag kon worden geheschen, op bedoelde dagen eveneens te vlaggen van des morgens 9 tot des middags 4 uur. Hij die verzuimde de vlag uitte steken, werd beboet met 25 cent ten bate van de fondskas. In 1890 werd een taxatielijst vastgesteld voor ijzeren schepen, terwijl tevens werd besloten, dat deze schepen moesten zijn voorzien vaneen gereguleerd compas. Door het bestuur werd in overweging gegeven de Compacten inéén te doen smelten, doch zonder resultaat. Toen echter in 1899 wederom ter sprake kwam de Compacten te vereenigen, werd daartoe met algemeene stemmen besloten. De naam van het kleine Compact liet men vervallen en bleef derhalve het Comp. „De Onderlinge Vriendschap” gehandhaafd. De beide besturen traden en bloc af en een nieuw bestuur werd benoemd bestaande uit de heeren: J. G. Kramer, Boekhouder, L. J. Koning, Secretaris, H. de Groot, Penningmeester, B. de Haan, W. G. Kramer \ J. Alberts en R. G. Kramer 1 ass,stenten' De bezittingen bedroegen: Comp. „De Onderl. Vriendschap” . ƒ 7970.63 ~ „De Onderl. "Waarborg” . . – 4194.75 Zoodat het totaal bezit was . . . ƒ12165.38 Voortaan konden de schepen tot ioo % der getaxeerde waarde worden verzekerd, doch verplicht was men het niet. Het ledental was inmiddels gestegen tot 133 vaste leden. Ook konden zeevarende leden, uit zee komende en ingeklaard zijnde, tot de losplaats varen voor risico van het Compact en binnen het district ook weer op één of meer plaatsen laden en tot de uiterste wacht varen, tegen betaling van de helft der vastgestelde jaarpremiën. Indien echter één of meer reizen binnen het district werden gedaan, was de volle jaarpremie verschuldigd, met inbegrip van event. verhoogde premie. In 1902 werd besloten dat ijzeren schepen 16 jaar oud zijnde, in vlak en kimmen moesten worden geboord en dat de platen, welke minder dan 4 m.M. dikte hadden, moesten worden vernieuwd of versterkt, terwijl bedoelde schepen voorts om de 4 jaar of zoo dikwijls het bestuur zulks noodig acht bodemonderzoek moeten ondergaan. Op de vergadering van 3 Dec. 1902, deelde de voorzitter mede, dat de heer H. H. de Boer, op 9 8-jarigen leeftijd het tijdelijke met het eeuwige had gewisseld en dat daarmede de laatste mede-oprichter van het Compact was heengegaan. Nadat in 1894 het Kaiser-Wilhelmkanaal was gegraven en voor de scheepvaart opengesteld, was het voor de Wadvaarders die tot dusverre slechts naar Bremen en Hamburg hadden gevaren, gemakkelijk om via genoemd kanaal hun vaarroute naar de Sont en Belten uitte breiden. Hiervan werd dan ook weldra veel gebruik gemaakt, zeer ten spijt van de Duitsche Collega’s, die met hun schepen tegen de meer voordeelig gebouwde Hollandsche schepen niet konden concurreeren. De zeeverzekering was inmiddels opgeheven, terwijl de varende leden, welke niet meer bij het Compact verzekerd waren, zich als vlaggeleden konden laten inschrijven; ze behielden dan hun vlag en betaalden jaarlijks ƒ 3.— contributie. Bedoeld kanaal en de vaart naar de Deensche wateren lag echter buiten het district van het Compact, zoodat de leden Beltvaarders vanaf Brunsbuttel, óf op eigen risico hun reis moesten voortzetten óf bij een andere Verzekering Maatschappij hun schepen laten verzekeren. Velen hunner waren destijds buiten het district van het Compact verzekerd bij de Onderl. Verzekering Mij. „Nederland” waarvan de Heer L. J. Koning directeur was. Deze Mij. nam echter slechts het risico voor 20 % der verzekerde bedragen over, terwijl de directeur de resteerende bedragen bij andere Maatschappijen op de beurs placht onder te brengen. Daar echter de premie vrij hoog was, werd al spoedig door die leden welke naar Denemarken voeren op uitbreiding van het district aangedrongen. Aangezien echter het meerendeel der leden van het Compact uitsluitend binnenvoer en men veronderstelde, meer risico te loopen voor die schepen welke naar Denemarken voeren dan inde binnenvaart, kon door de leden-Beltvaarders het beoogde doel niet worden bereikt. In 1904 werd het Kaiser-Wilhelmkanaal en de Kielerfjord tot Laboe in het district van het Compact opgenomen. Hoewel dit een stap inde goede richting genoemd mocht worden, waren meergenoemde leden daarmede toch niet geheel gebaat. Vandaar dat in Dec. 1905 door 3 leden van het Compact werd besloten zich te vereenigen en elkaar wederkeerig te verzekeren buiten het district van het Compact, voorloopig naar de Sont en Belten. In Jan. 1906 werden nog 3 andere leden bereid gevonden tot de oprichting vaneen bedoelde Vereeniging mede te werken en zoo werd door 6 leden van het Compact opgericht de Vereeniging „Oranje” en als bestuursleden benoemd de heeren J. Koning, E. Balk, P. Hekman en J. Brouwer. Eerstgenoemde 3 heeren waren tevens bestuursleden van Daar men de eerste jaren behouden voer, weshalve met een lage premie de kosten konden worden bestreden, nam het ledental der nieuwe vereeniging weldra gestadig toe en zoo is de Vereeniging „Oranje”, die intusschen reeds bijna 30 jaar bestaat, aangegroeid tot een solide Onderlinge Scheepsverzekering Mij., zoodat bovengenoemde pioniers, voor zoover ze thans nog inleven zijn, met groote tevredenheid op de resultaten van hun ondernemingsgeest kunnen terugzien. In 1906 trad de Heer J. G. Kramer als boekhouder van het Compact af en werd in diens plaats gekozen de Heer L. J. Koning, die nu inplaats van Boekhouder, Directeur werd, terwijl de assistenten voortaan commissarissen werden genoemd. In 1907 werd een nieuwe taxatie-regeling voor de waardebepaling der schepen ontworpen en waren de leden verplicht 100% der aldus vastgestelde waarde hunner schepen te laten inschrijven, hetwelk voor nieuw was: Voor de eerste klasse ƒ 80.— per ton ~ ~ tweede ~ – 70. ~ ~ „ „ derde „ -62. „ „en „ „ vierde „ -55. „ „ en van toepassing was op ijzeren schepen: tot 150 ton werd de volle tonnemaat, doch boven 150 ton werden 2 tonnen voor 1 ton gerekend. De waarde verminderde jaarlijks 3 % en werd later tot 2 % per jaar gereduceerd. Het reglement werd geheel herzien en daarin o.m. opgenomen, dat alle particuliere schade aan schip en tuig zou worden vergoed onder aftrek der franchise, zijnde ƒ 50.— het Compact. Oprichters waren de Heeren J. Pilon, Joh. Balk, P. Beek, P. Balk, P. Bul en S. Balk. Bedoelde heeren bleven lid van het Compact en waren binnen het district ook bij het Compact verzekerd. plus V2 % der waarde voor nieuw en bovendien 1/3 deel van de voor de herstelling benoodigde nieuwe materialen. Voorts zouden worden vergoed alle averij-grossekosten en tenslotte % deel der schade door aanvaring aan derden, bruggen, schepen, kaden etc. echter het verzekerde bedrag niet te boven gaande. Hoewel tot 1910 het ledental was aangegroeid tot 261, waren daarvan reeds 55 als vlaggeleden ingeschreven, aangezien deze hun vaarroute gingen uitbreiden buiten het district van het Compact. Niettegenstaande het ledental kleiner werd, waren er blijkbaar toch leden van meening, dat het Compact meer dan genoeg leden telde, daar het bestuur vanuit Hamburg een schrijven ontving, door niet minder dan 30 leden ge- Klipperschip gebouwd in 1907, ingeschreven in 1922 en in 1930 van motor voorzien. In 1912 werd het eerste motorschip n.l. „Vitesse” van den Heer L. Pot in het Compact aangenomen. De motor was echter slechts voor totaal verlies verzekerd. In 19x3 werd op voorstel van den Directeur aangenomen, het district van het Compact uitte breiden tot Denemarken (Noordl. Aarhus) vandaar dwars over naar Halmstad; voorts door de Sont en langs de Zweedsche kust tot IJstad en vandaar dwars over naar Sasnits en Swine- teekend, met verzoek het op de eerstkomende winter-vergadering te willen voorlezen. In bedoeld schrijven werd een voorstel gedaan, dat het bestuur geen nieuwe leden meer mocht aannemen. Dit voorstel werd echter op bedoelde winter-vergadering met algemeene stemmen verworpen en het bestuur behield dus het recht nieuwe leden aan te nemen. Friesche maat-kastje, gebouwd en ingeschreven in 1913. Tengevolge van den geweldigen wereldoorlog lag de scheepvaart echter een wijle zoo goed als stil en toen later de touwen konden worden losgegooid en de zeilen werden geheschen, zetten vele onzer leden Beltvaarders koers op het Vaderland, daar ze gedurende den oorlog toch maar veiliger vonden binnen te varen. Er bleven ons derhalve slechts enkele verzekerden voor de Sont en Beltvaart over en aangezien daar bovendien reeds 2 totale verliezen waren geleden, werd op voorstel van de leden binnenvaarders in Dec. 1917 besloten, vanaf 5 Jan. 1918 niet verder te verzekeren dan Laboe. In 1916 was nog een molestverzekering in het Compact opgenomen, welke na 1918 werd opgeheven. In 1917 werd opgericht de Vereeniging „De Vriendschap” bedoeld tot onderlinge verzekering van lijfstoebehooren,koksgereedschap en beddegoed van de leden welke bij het Compact waren verzekerd. Bij de oprichting traden 44 leden toe, welke gezamenlijk waren verzekerd voor ƒ35.826.—. De leiding werd opgedragen aan het bestuur van het Compact, terwijl de directeur met de administratie werd belast. Het verzekerde bedrag van eiken deelnemer wordt berekend naar het aantal gezinsleden en de ouderdom der kinderen daarbij in aanmerking genomen. In 1934 liep de verzekering over 331 personen tot een totaal verzekerd bedrag van ƒ90.708.—. Gedurende het bestaan dezer vereeniging werd aan münde. De premie voor deze route werd voorloopig bepaald op het dubbele van de premie inde binnenvaart. Reeds spoedig waren een 25-tal leden die naar Denemarken voeren, ingeschreven voor de Sont en Beltverzekering zooals men deze nieuwe route noemde. schade uitgekeerd de som van ƒ2835.75 terwijl de premie varieerde van 34 tot 34 %• In 1920 werd op initiatief van den Heer E. Balk door verschillende Corporaties in het Noorden de Arbitrage Vereeniging Scheepvaart opgericht, waartoe medewerkten: Vereeniging „Oranje” te Groningen. Zeemans-college ~Groninger Eendracht” te Groningen. Onderl. Verz. Mij. „Oceaan” te Groningen. Het Noordelijk Assurantiekantoor „Nask” te Groningen. Algemeen Expertise- en Inspectiebureau „Inspector” te Groningen. Motorschip, gebouwd en ingeschreven in 1930. gen. Compact „De Eendracht” te Wildervank. Bond van Friesche Stoom- en Motorvaartbelangen te Leeuwarden, en Comp. „De Onderl. Vriendschap”. Het doel dezer vereeniging is het beslechten van scheepvaartgeschillen en wel voornamelijk van die geschillen, welke in verband staan met averijen. In ons reglement werd een arbitrage art. opgenomen evenals inde reglementen van alle aangesloten Corporaties, waarbij werd bepaald, dat eventueele geschillen welke tusschen de bij de arbitrage vereeniging aangesloten vereenigingen mochten ontstaan, aan de „Scheepvaart” ter beslechting zouden voorgelegd in plaats van rechterlijke tusschenkomst in te roepen. In 1924 werd de gelegenheid opengesteld voor leden die daarvoor in aanmerking wenschten te komen, zich te kunnen laten verzekeren voor Wettel. Aansprakelijkheid tegenover derden, van welke gelegenheid dooreen 40-tal leden direct gebruik werd gemaakt. Door tusschenkomst van het Noordelijk Assurantiekantoor ~Nask” Alhier, werden bedoelde leden op een gemeenschappelijke polis bij een solide Maatschappij verzekerd tegen de luttele premie van ƒ 5.50 per schip en per jaar en wel voor ƒ 10.000.— per persoon of ƒ40.000.— per gebeurtenis. Aan bedoelde gemeenschappelijke polis is een lijst der verzekerden gehecht waarop van jaar tot jaar nieuwe deelnemers worden bijgeschreven. Daar het risico van W.A. tegenover derden niet denkbeeldig is en de premie zeker miniem genoemd mag worden, raden wij alle leden aan, zich voor dit risico te dekken. Onderl. Verz. Mij. van Ijzeren schepen „Hoogezand- Martenshoek” te Groningen. Het Schippersziektefonds „Het Noorden” te Gronin- In 1927 werd, nadat het aantal verzekerde motorschepen langzamerhand was toegenomen, besloten, deze ook tegen motorschade te verzekeren. In 1928 werd het laatste houten schip n.l. „Niets Be- stendig” van schipper A. Bos van de lijst afgevoerd om plaatste maken voor een ijzeren aakschip met denzelfden naam. Met uitzondering van de eerste vier jaren, zijnde jaarlijksche overzichten van den stand der kasmiddelen alsmede de ledenlijsten aanwezig. We hebben echter gemeend de cijfers niet alle te moeten noemen, doch een overzicht te geven van den stand der kasmiddelen en het aantal leden na elke periode van 25 jaar. In 1860 was het ledental 52 en het bezit. . ƒ 7314.93 ~ 1885 ~ ~ ~ 79 » » » doordat in 1883 ruim ƒ n.OOO.— onder de leden was verdeeld geslonken tot – 2834.54 „ 1910 was het ledental van 261 weer geslonken tot 209 en was het bezit. . -21690.67 ~ 1934 was het ledental 151 en was het be- zit -28392.80 Gedurende de eerste periodes liep het ledental langzaam vooruit. Inde derde periode ging het ietwat vlugger, totdat de Vereeniging „Oranje” werd opgericht en vele leden vooral de Sont en Beltvaarders zich daarbij aan- sloten. Nadat het ledental in 1924 was geslonken tot 72, kwam er weer gestadige vooruitgang, zoodat het in Jan. 1934 weer was gestegen tot 269, waarvan 54 vlaggeleden, 34 rustende schippers, 30 buitengewone leden en 151 varende leden wier schepen waren verzekerd voor ƒ 1.526.175.— in totaal. Bovendien waren er nog 30 schipperszoons ingeschreven. Inden loop van 1934 werden nog 15 nieuwe leden met hunne schepen ingeschreven. Onderstaand lijstje geeft een overzicht van het aantal verloren gegane schepen, de ontvangen premie, de betaalde uitkeeringen gedurende elke periode van 25 jaar, alsmede van de totalen. Periodes schepen Ontv. Premies Bet. Uitkeeringen 1835 tot 1860 i ƒ 3.283.25 ƒ 2.165. 1860 „ 1885 7- 13.087.98 – i5.420.48 1885 „ 1910 4- 85.040.50 – 54.102.68 1913 » 1934 5-175.582.88 -154.645.79 Totalen 17 ƒ276.994.69 ƒ226.333.95 Motorschip, gebouwd en ingeschreven in 1933. Daar het Compact gedurende de eerste periodes geen noemenswaardige risico’s liep, behoefde niet veel te worden uitgekeerd en kon de premie dus ook extra laag worden gehouden. Naarmate echter de verzekeringsvoorwaarden meer uitgebreid werden en hierdoor het totaal der uitkeeringen steeg, werd de premie hooger. Vooral vanaf 1907, toen behalve particuliere schades ook aanvaringschades werden vergoed, hadden veel meer uitkeeringen plaats en kwam er ook meer werk aan den winkel, daar bijna elk geval van aanvaring wordt bestreden, waarbij het dikwijls moeilijk is de schuldvraag op te lossen. Behalve de periode dat een zeeverzekering in het Compact was opgenomen, is de premie echter slechts zelden 1 %, doch nimmer hooger dan 1 % per jaar geweest. Het fonds voor hulpbehoevende leden en of hunne Weduwen begon, zooals we reeds mededeelden, haar werkzaamheden in 1854. Voor zoover we hebben kunnen nagaan, waren de eerste 13 jaar geen uitkeeringen noodig, doch daarna kwamen ook geregeld de aanvragen om bijdragen binnen. Tot 1894 werd gemiddeld per jaar aan 6 behoeftigen uitkeering gedaan en van 1894 tot 1934 werden per jaar gemiddeld 12 uitkeeringen gedaan. In totaal hadden 652 uitkeeringen plaats tot een gezamenlijk bedrag van ƒ 22.067.—• Aan menige weduwe, wier echtgenoot haar door den dood ontviel en die met haar kinderen in behoeftige omstandigheden werd achtergelaten, mocht door het fonds jaarlijks een toelage in geld worden verstrekt tot ondersteuning in haar nood. Maar ook menig oud lid dat, doordat hij veel met tegenspoed had te kampen, in behoeftige Zoo zullen wij nog zijn herdacht Bij al het later nageslacht. Een woord van warme hulde voor de door het fonds verrichte werkzaamheden, maar ook aan de nagedachtenis van de oprichters mag hier, naar we meenen, dan ook niet ontbreken. Het behartigen van scheepvaartbelangen in ’t algemeen lag blijkbaar niet inde bedoeling der oprichters van het Compact. Evenwel is er door de besturen, vooral na 18 81, zooals uit de notulen blijkt, veel voor de scheepvaart gedaan. Het zou te omslachtig zijn, een opsomming te geven van alle adressen en requesten welke vanwege het Compact werden verzonden, toch hebben we gemeend wel enkele onderwerpen waarover het ging te mogen noemen. Zoo werd b.v. herhaaldelijk aan het plaatselijk bestuur geschreven betreffende het uitdiepen van de Noorder- en Zuiderhaven en het Reitdiep en het opruimen van oude schoorpalen die onder den waterspiegel waren afgebroken en voor de scheepvaart niet alleen hinderlijk waren, doch ook gevaar opleverden. Ook voor vrijstelling van havengelden gedurende besloten water in het winterseizoen werden diverse adressen verzonden. Inzake de schipperswet, waarvan men destijds vreesde, dat ze bij het in werking treden, het bestaan der zeevaarders en wadvaarders welhaast onmogelijk zou maken, omstandigheden was geraakt, aanvaardde of ontvangt op z’n ouden dag nog steeds dankbaar een toelage. De Heer J. P. Alberts, die in 1854 boekhouder was en op wiens initiatief het fonds werd gesticht, schreef in verband hiermede ineen reglement als voorwoord een gedicht, dat eindigde met de volgende regelen: In 1907 werd het ontwerp schepenwet op de vergaderingen druk besproken en werden in verband daarmede diverse adressen verzonden. Aan deze wet ontkwam de Wadvaart niet en toen in 1909 deze werd ingevoerd, stond men aanvankelijk vreemd tegenover hare bepalingen, weshalve men de heeren Ambtenaren bij de Scheepvaartinspectie dan ook liever zag gaan dan komen. Spoedig wist men zich in het onvermijdelijke te schikken en toen kon met de heeren ambtenaren heel goed worden samengewerkt. Toen na den oorlog de zeilschepen, vooral inde zeevaart en de Sont en Beltvaart, successievelijk werden vervangen door motorschepen, die bij de schipperswet werden gerangschikt onder stoomschepen, werd er, om te voorzien inde behoeftevan gediplomeerden voor de kleine stoomvaart, aan velen dispensatie verleend om op de betreffende motor- of motorzeilschepen als schipper of als stuurman te mogen optreden. Schrijver dezes, die voor velen bedoelde dispensaties heeft aangevraagd, ondervond daarbij van den heer Inspecteur voor de Scheepvaart in het derde district de grootste medewerking. Tot zoover bepaalden we ons hoofdzakelijk tot de geschiedenis van het Compact en wat daarmede in verband stond en hoewel we daarbij reeds enkele namen van bestuurders noemden en in zooverre dus in herhaling zullen moeten treden, meenen we toch nog wel een enkel woord te mogen wijden aan allen die vanaf 1835 tot 1881 boekhouder tevens leider van het Compact waren en die vanaf werd zeer veel met de Haagsche Autoriteiten gecorrespondeerd, vooral om de Wadvaart en het Kaiser Wilhelmkanaal tot Kiel buiten de Wet te houden, wat tenslotte vel ukte. 1881 deel van het dagelijksch bestuur hebben uitgemaakt alsmede aan de tegenwoordige bestuursleden. De Heer J. R. Speelman was boekhouder tevens leider van 1835 tot 1838 en ontwierp het eerste reglement. Als diens opvolger werd benoemd de Heer K. P. Alberts, die in 1850 aftrad, terwijl als zoodanig werd benoemd de Heer J. P. Alberts, op wiens initiatief het fonds werd gesticht. De Heer F. G. Rasker was boekhouder van 1859 tot 1862. De Heer J. Beek volgde in 1862 den heer Rasker op en was boekhouder tot 1872, in welk jaar de heer F. G. Rasker voor de tweede maal werd benoemd. In 1880 trad de Heer Rasker af en werd in diens plaats tot boekhouder benoemd de Heer Jannes Meijer, op wiens voorstel de bestuursfuncties anders werden verdeeld, zoodat de heer J. Beek tot secretaris, de heer J. Dost tot Penningmeester en de heer L. J. Koning tot vice-secretaris werd benoemd. De Heer J. Meijer trad in 1883 af en werd in die vacature voorzien door benoeming van den heer L. J. Koning. Tevens trad de heer J. Dost af als Penningmeester en werd als zoodanig gekozen de heer C. H. Boer. De heer J. Beek was secretaris tot 1884 en werd opgevolgd door den heer M. H. de Boer, die in 1887 aftrad, terwijl als zoodanig werd benoemd de heer B. de Haan. De heer L. J. Koning moest in 1888 om gezondheidsredenen aftreden. De heer J. G. Kramer, die reeds eenige jaren assistent was geweest werd nu tot boekhouder benoemd. De heer B. de Haan trad in 1889 af als secretaris; tot diens opvolger werd benoemd de heer L. J. Koning, die inmiddels hersteld was. Beide heeren werden ingeschreven als eereleden op voorstel van den heer L. J. Koning, die nu voor de tweede maal met de leiding werd belast, doch nu als directeur. De heer Koning overleed in Jan. 1915, na eerst 6 jaar en daarna 9 jaar het presidium van het Compact te hebben waargenomen en tevens in zijn verschillende functies als assistent, vice-secretaris en secretaris het Compact zeer waardeerbare diensten te hebben bewezen. De heer R. Meijer was secretaris van Jan. 1909 tot Jan. 1927, nadat hij gedurende 8 jaar assistent, later commissaris, was geweest. Met zeer veel toewijding heeft hij steeds de belangen van het Compact behartigd en door zijn helder inzicht, goed humeur en doortastend optreden wist hij dikwijls vrij ingewikkelde schadegevallen tot groote tevredenheid van partijen te regelen. Laten we hier een stille hulde brengen aan de nagedachtenis van al deze overleden bestuursleden voor alles wat ze bij hun leven voor het Compact zijn geweest. De Heer J. Boerma volgde in 1906 den heer H. de Groot op als penningmeester en sindsdien heeft hij steeds met de meest mogelijke accuratesse de financieele belangen van het Compact behartigd. Bij de gelegenheid van zijn 25- jarig jubileum als penningmeester in 1931 werd hem een gouden bril in etui vereerd, als blijk van waardeering voor De heer H. de Groot werd in 1891 benoemd tot penningmeester als opvolger van den Heer C. H. de Boer. De heeren J. G. Kramer en H. de Groot traden in 1906 respect, als boekhouder en als penningmeester af, nadat eerstgenoemde zich gedurende 18 jaar op voortreffelijke wijze van zijn taak als leider had gekweten en laatstgenoemde gedurende 15 jaar de beurswas toevertrouwd en als penningmeester de rechte man op de rechte plaatswas p-ehleken te zim. zijn vele werkzaamheden ten behoeve van het Compact en hoewel hij de tachtig reeds is gepasseerd, gaat hij nog steeds op den ingeslagen weg voort. De heer W. Kramer Jzn. was directeur van Jan. 1915 tot Jan. 1918 en heeft zich op voorbeeldige wijze van zijn taak gekweten. De heer J. Koning vervulde het secretariaat van 1906 totdat hij in 1909 werd benoemd tot expert bij de scheepvaartinspectie. Hoewel men hem met zijn benoeming van harte gelukwenschte, vond men het toch spijtig dat hij heenging. In Jan. 1934 was hij wederom bereid een bestuursfunctie te aanvaarden, waarmede werd voorzien inde vacature die was ontstaan door het overlijden van ons zeer gewaardeerd mede-bestuurslid de heer R. Pronk Kzn. Zij het Compact de medewerking van den heer Koning nog lang beschoren. De heer B. J. Top, onze tegenwoordige secretaris, die in 1927 den heer R. Meijer als zoodanig opvolgde, was eerst vice-secretaris, nadat hij reeds een 14-tal jaren commissaris was geweest en bij diverse schaderegelingen het Compact zeer te waardeeren diensten had bewezen. Moge hij in voortdurende gezondheid nog jaren lang tot den bloei van het Compact medewerken. De heeren K. Brons en R. Pronk Bzn. die respect, in 1922 en 1925 tot commissaris werden benoemd en zich voor de zaak uitermate interesseeren, hebben steeds met veel toewijding de belangen van het Compact en zijn leden behartigd. De heer Jan Koopman, het jongste bestuurslid, werd in Jan. 1933, toen de heer Jacob Koopman ons plotseling door den dood ontviel, benoemd tot Commissaris en trad als zoodanig inden volsten zin inde voetstappen zijns vaders. Bestuur van het Compact: zittend van links naar rechts: J. Koning, B. J. Top, H. Kramer, J. Boerma, J. Koopman; staande: R. Pronk en K. Brons. Het bestuur is thans samengesteld als volgt: H. Kramer, directeur. ) / L-[ j | L. o B. J. Top, secretaris. J. Boerma, penningmeester. I. Koning, vice-secretaris. R. Pronk, . K. Brons, ' commissarissen. J. Koopman, ) Inmiddels zijn we aan ’t eind van ons verslag gekomen en roepen wede clementie in van den welwillenden lezer, voor de onvolledigheid van ons overzicht, waarin we hier en daar in herhaling, maar misschien ook wel wat al te veel in details zijn getreden. Men houde ons dit ten goede, bedenkende dat we geen geschiedschrijvers zijn. Hoewel we niet van grooten uitbouw hebben kunnen gewagen, vertrouwen we toch wel voldoende te hebben aangetoond, dat het Compact gedurende de ioo jaren die het heeft mogen doorleven en waarin het heel wat ups and downs heeft meegemaakt, ruimschoots aan het doel der oprichting heeft beantwoord. Wij sprekenden wensch uit, dat het in het komende tijdperk niet minder succes mag oogsten dan in dat, wat achter haar ligt. Dat het Compact, in wiens gestadigen bloei we ons vooral de laatste jaren weer mochten verheugen, moge blijven groeien en bloeien is de wensch van het bestuur. Groningen, December 1934. H. KRAMER, directeur. 'ONDERD jaren heeft het Compact „De Onderlinge Vriendschap” dus nu zijn veelomvattend werk verricht. H Wij zagen hoe men moeilijkheden wist te o verwinnen, hoe men niettegenstaande tegenstand van verschillenden aard voortging, hoe men steeds zijn doel heeft nagestreefd: voor geringe premie solide verzekering voor den schipper. Veel werk is er verricht om dit Compact in stand te houden. Zoo onnoemelijk veel stil werk is er gedaan, werk voortkomend uiteen groote stille liefde voor het schipperswezen, liefde, die zich nimmer verloochent. Ook in het eeuwverslag merkt men deze stille toegenegenheid tot het Compact. Wat onze Directeur, de Heer H. KRAMER, ons hier heeft doen lezen, getuigt daarvan. De Heer Kramer heeft reeds vanaf 1918 het directeurschap onzer vereeniging mogen waarnemen. Zeer juist weet hij dan ook steeds de voorkomende gevallen te beoordeelen. Vele anderen kunnen dat wellicht ook, doch de heer Kramer weet steeds helder en bevattelijk zijn ideeën te formuleeren. Bovendien en dit maakt hem juist tot leider! bezit hij een snelle doortastendheid van handelen. Met slechts ’t weten, hóe ’t gedaan moet worden, komt men niet verder. Men moet ook den wil en de energie hebben, om datgene door te zetten, wat men wenschelijk acht! Daarom meen ik de tolk te zijn, niet alleen van mijn medebestuurderen, doch ook van al onze leden, wanneer ik den wensch uitspreek, dat de Heer Kramer nog langen tijd zijn functie van Directeur van ons Compact moge blij- SLOTWOORD. wezen. De belangstelling van de zijde van den Inspecteur voor de Scheepvaart in het derde District, den Heer T. L. MELLEMA, tot uiting komend in het voorwoord tot de „Honderdjarige”, verdient onze bijzondere attentie. Door deze bijdrage van genoemden Regeeringsvertegenwoordiger wordt toch het bewijs geleverd, dat de onderlinge verstandhouding van de allerbeste is. Namens het Bestuur betuigen wij dan ook den Heer Mellema onzen oprechten dank voor het schrijven van deze sympathieke woorden in dit geschrift. Wij eindigen ten slotte met den wensch, dat het Compact „De Onderlinge Vriendschap” nog vele jaren werkzaam moge zijn ten nutte van ons varend volk. Moge steeds, in voor- of tegenspoed, de vriendschapsbanden nauwer aangehaald worden tot onderlingen steun en hulp! Dan kan met vertrouwen de toekomst worden tegemoet gezien! B. J. TOP, secretaris. ven waarnemen, bezield met dezelfde energie en doortastendheid, tot heil van het Compact en zijn leden, en tot meerdere welvaart van het Groningsche verzekerings-