'2432 EEN 1111111111 1111 111 11111 kil ïooold y. 261 ilrimmiirn .UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK LEIDEN •rn mes ii•356 IEIIIEIIIIIIEIIII 01931 UITGAVE: „JEUGDBOND VOOR ONTHOUDING" – 1928 PRIJS 10 SENT – VERKRIJGBAAR BIJ TJEERD DE BOORDER NIEUWENDAMMERDIJK 185, NIEUWENDAM – – GIRO 42885 EEN NIEUWE JEUGD, EEN NIEUWE WERELD! DOOR GARMT STUIVELING DRUKKERIJ G. BAKKER, LAANSTRAAT 56A, TELEF. 238, BAARN EEN NIEUWE JEUGD – EEN NIEUWE VVERELDI Wanneer wij jongeren, die nog niet aangepast zijn bij al de dagelikse dingen, omdat in ons nog leeft een licht jeugdideaal, een droom van goudig geluk, wanneer wij jongeren, die trots en fier zijn ontwaakt, in deze wereld rond ons zien, dan treft ons zo veel, zo eindeloos veel leed, en we beleven onze moeilikste uren in het zoeken naar het „waarom?" Er is zeer veel, waarvan we het waarom nooit zullen weten; er is zeer veel, dat uit verborgen oorzaken groeit en waarvan we de hardheid moeten leren aanvaarden, zonder dat we een reden zullen kennen; maar er is ook veel, dat mensen elkaar aandoen en dat zo makkelik vermeden had kunnen zijn! Behoort tot deze laatste groep niet de alkohol-ellende? 0, van alle kanten hoor ik de protesten weer: dat geheelonthouding onnodig is, nu reeds zo'n ontzaglike vooruitgang is bereikt in de laatste vijftig jaar; dat wij de persoonlike vrijheid beknotten; dat matigheid zoveel karaktervoller en edeler is dan absolute abstinentie; en dat men zo ook tabak, tee, koffie en alles moest bannen, tot men weer van gewoon water en bruine bonen zou leven. Maar zij allen, de spotters, de lachers, de genieters, zij allen vergeten dat er een alkoholellende bestaat, die geleefd, doorleden, wordt! Waar zij mee spotten, dat is de jammer van duizenden, waar zij om lachen, dat is het leed van kinderen, wat zij genieten, dat heeft ontelbaar velen in de afgrond gestort! Van al de maatschappelike kwesties, waarmee wij als opgroeiende mensen rekening hebben te houden, is het alkoholvraagstuk helaas nog steeds een der belangrijkste. Niets zou gevaarliker zijn, dat die door matige gebruikers zo vaak geuite bewering voor waarheid aan te nemen, dat we ons werk langzamerhand wel als gedaan kunnen beschouwen, wijl reeds zoveel verbeterd i 5.... Ja, waardoor verbeterd? Zijn de mensen van nu van een sterker karakter dan vroeger? Is tegenwoordig de jeugd zo doorgloeid van rein idealisme, dat daaruit de matigheid als schoonste sieraad opvlamt? Of is uit de maatschappelike ontwikkeling deze verandering vanzelf ontstaan? Er gebeurt in de wereld niets „vanzelf-. En de verbetering, die inderdaad aanwezig is, heeft óók een reden: de voortdurende propaganda en het stelselmatig voorbeeld van persoonlike onthouding door onze oudere medestrijders in al die jaren gegeven! Als men zo trots is op de vooruitgang, hoort men hen te eren, die de vooruitgang verwezenlikten en de beste eer ware : hen na te volgen; maar integendeel, het konstateren van de verbetering is niet bedoeld als waardering van let blauwe ideaal; het is bedoeld als een makkelik argument voor eigen gezapige rust op dit gebied en voor eigen tevredenheid „wat hebben we 't al heerlik ver gebracht..." Wanneer deze stemming zou gaan overheersen, was al het werk vergeefs geweest; de resultaten zouden verdwijnen in de stroom alkoholadvertenties, die dageliks uit alle bladen, tot zelfs mediese toe! over ons volk wordt uitgestort. Het kapitaal van de bier- en likeurhandel koopt de beste artiesten, de meest geschoolde ontwerpers. Luxueuze en verfijnde reklamemiddelen, de nieuwste trucjes, de schrijvende vliegmachine en de bioskoop worden geexploiteerd en de lezers worden belogen met dikke woorden, alsof er geen waarheid meer bestond. Maar waar het belang spreekt moet men geen waarheid zoeken. Ook de grootste dwaasheid, ook de gemeenste verdraaiing kan de omzet helpen vergroten. Waarom dan niet? En temidden van zo'n wereld nu komen wij plotseling te staan, als wij na de droom van onze jeugd tot wakker leven ontwaken. In ons is nog die droom, een vaag verlangen naar goedheid, zuiverheid, reinheid, liefde. De wereld lacht zijn honende lach: „Wat kóóp je daarvoor ?" Maar wij weten diep in ons, dat er iets is, hoger en schoner dan geld. Toch leeft tegelijk het verlangen: groot te zijn; te zijn als een oudere vriend, als een volwassen broer, die al mag roken en 's avonds een biertje drinkt en eigen geld verdient. Zo komt vaak de eerste aanraking met de alkohol, en meestal niet tevens de laatste II Er zijn aan deze kwestie twee kanten, die ik als persoonlik en maatschappelik zou willen aanduiden. Van elk der beide zijden kan men het vraagstuk benaderen. Zonder enige twijfel is de maatschappelike helft verweg het belangrijkst, het meest omvattend en het aangrijpendst. Dat neemt niet weg, dat er voor de enkeling, voor het individu, ook nog heel wat argumenten tot ge- heelonthouding zijn. Natuurlik kan men nooit beweren, dat een gebruiker ouder zou worden en anders zou leven, als hij niet dronk: men kan nu eenmaal één bestaan niet op twee manieren doormaken en dus mag men op dit gebied nooit met wetmatige stelligheden rekenen. Dat neemt alles niets weg van het feit, dat elke , . al aI 1 •.J x., .., tenminste niet. Maar het blijkt toch, dat bij gebruik op den duur wel degelik afwijkingen voorkomen en dat men steeds het veiligst doet alkohol te vermijden. Sportslui, die zich trainen, schrijft men onthouding voor maar men wil niet erkennen dat onthouding dus de gezondste leefwijze is voor allen. Van chauffeurs eist men, dat zij in dienst geen druppel alkohol drinken maar men wil niet erkennen dat alkohol dus de nauwkeurige zelfbeheersing vermindert. Kinderen verbiedt men gelukkig tegenwoordig algemeen elk gebruik van zelfs de lichtste drank. Maar waarom zou voor grote mensen gezond zijn, wat voor kinderen schadelik is? . , Er zijn op dit persoonlike gebied een prachtige reeks proeven gedaan, maar men moet een zekere kennis van wetenschappelik-mediese termen bezitten voor men hierover zich duidelik kan doen inlichten. Een enkele uitspraak kan ik toch niet nalaten hier aan te halen. Het is een van de bekende geleerde Destrée uit Brussel, die proeven herhaalde welke door Frey waren genomen. Destrée konkludeert: _ _ 1. Dat alkohol een gunstige inwerking heeft op spierarbeid; 2. Dat deze gunstige invloed van zeer korte duur is (10-15 minuten); 3. Dat alkohol verder een zéér verlammende werking uitoefent, zodat na een half uur de arbeidsproduksie van de spier tot een minimum teruggebracht is; 4. Dat de later intredende verlamming geheel opweegt tegen de eerste gunstige invloed, en dat de totale hoeveelheid arbeid, verricht onder het gebruik van alkohol minder is dan die, welke men levert, als men er zich van onthoudt. Ook uit andere proeven blijkt de eigenaardige werking op lichaam en geest, en vaak zo, dat in schijn, voor 't gevoel van de werker, meer en beter gearbeid kan worden, terwijl de resultaten inderdaad slechter en minder zijn. Zowel wat betreft handigheid, nauwkeurigheid, vlugheid als bij meer ingewikkelde en meer geestelike werkzaamheden blijkt dit waar te zijn. Wie er prijs op stelt voor 100% steeds over zijn eigen persoon te kunnen beschikken, drinke niet! En waarom zou men dan wel drinken? De antwoorden stromen weer: omdat het zo lekker is, omdat het zo verfrissend is, oma... het zo gezellig i 5.... Lekker is alkohol zeer beslist niet. Men moet alkoholhoudende dranken leren drinken vóór men ervan genieten kan. Of ze dan zo'n uitzonderlik genot zijn weet ik niet, maar wel weet ik, dat men een kind gerust kan laten kiezen hoeveelheid alkohol in 't algemeen schadelik is, ook al zijn er ongetwijfeld genoeg personen, die van matig gebruik geen nadeel ondervinden. Schijnbaar tussen een appel en een borrel, tussen een stuk chokola en een catsje, tussen een peer en een bittertje: hij zal zeker de drank niet kiezen. Het sterk prikkelende van de alkohol lust hij niet; de onbedorven zuivere smaak verzet zich ertegen. Maar waarom komt er dan eens een leeftijd, dat velen, met vies vertrokken gezicht vaak, tóch zeggen dat het lekker is? Ik heb er zo straks al even over gesproken: het hóórt erbij. Er is een macht sterker dan zuivere smaak, sterker dan de waarheid: dat is de sleur! En het hoort nu eenmaal zo, dat er op 'n avondje wijn gedronken wordt; het hoort nu eenmaal zo, dat men bij partijtjes champagne naar binnen slaat; het hoort nu eenmaal zo, dat er op Nieuwjaarsdag „boerenjongens- zijn. Elk nieuw geslacht wordt opgevoed in deze dwaasheden, en steeds nog houdt men ons als argument voor, dat je met limonade niet toasten kunt, en dat bier 's zomers zo verfrissend werkt.... 0, die alzijdige drank! 's Zomers verfrissend, 's winters verwarmend, goed tegen griep, hoofdpijn, buikpijn en derdedaagse koorts. Fraaie verhalen doen gretig de ronde: van een meneer die toch elke dag dronk en nooit ziek was; van een verre oudtante die jarenlang reumatiek had en door 'n grocje.... etc. Het enige wat men vergeet is, dat alkohol hier niet bepaald oorzaak hoeft te zijn. En wellicht vergeet men ook, dat de waarde van het leven niet in de lengte zit, maar misschien in de idee die stralend als een baken het leven heeft gericht! 111 Alkohol wordt bereid uit goede voedingsstoffen: graan, aardappelen. Het wordt bereid met volwaardige arbeidskrachten en het resultaat is: ellende. Is het niet al te dwaas, dat in deze wereld, waar nog zo eindeloos veel honger geleden wordt, voedsel vernietigd kan worden? Is het niet bijna misdadig graan en aardappelen te verbranden als het produkt een op zijn fraaist overbodige, en op zijn ergst: vergiftige drank is? En de arbeiders in de fabrieken verdienen er toch aan? Ja zeker, maar juist de alkohol-industrie is een van de slechtste wat betreft de aantallen arbeiders. In andere takken zijn voor het vervaardigen van dezelfde waarde veel meer arbeiders nodig en de werkeloosheid zou dus zeker eer afnemen dan vermeerderen, indien men de branderijen en brouwerijen sloot! Het geld dat men dan overhield het geld wat nu voor alkohol wordt besteed zou men uitgeven voor nuttiger dingen, voor de zoveel noodzakeliker dingen in veel huisgezinnen. Want waar de man of de vrouw, of soms zelfs beide, gebruiker zijn, om van misbruiker nog maar te zwijgen, daar wordt ontzaglik veel geld verkwist. Alkohol is duur. En eigenlik moest dit feit alleen reeds een scherpe scheiding teweegbrengen in de groot-industriële bond; want in Amerika weet men nu al te goed, dat de omzet van kleding, leerwerk etc. stijgt, dáár waar het alkoholverbruik afneemt. Hier in Nederland echter ringeloort het drankkapitaal de rest, om in dierbare eensgezindheid de arbeidslonen laag en door alkohol de arbeiders zoet te houden. De arbeider, die van zijn kleine loon de dure drank betalen moet en die in het glas zijn kracht verliest om strijder te zijn voor eigen menselik bestaan! Een groot deel der armoede komt direkt op rekening van de drank, armoede die het gezinsleven ontluistert en de opvoeding onmogelik maakt. Natuurlik zal men mij direkt tegenwerpen, dat ook tabak schatten geld kost en waar blijf je dan ? ! Ik stem dit graag toe: we blijven dan bij een materieel soberder leven, dat ons tevens de middelen zal geven ons geestelik op hoger peil te brengen. En bovendien zullen we baas zijn over onze behoeften en niet omgekeerd! Het zijn geen kleine bedragen die jaarliks geofferd worden aan de alkohol. De sijfers die uit verschillende statistieken aan het licht treden, geven voor Nederland een bedrag van 350- á 400 MILJOEN GULDEN PER JAAR. Dat betekent: iedere dag wordt, in ons land alleen, voor een miljoen gulden aan drank uitgegeven; dat geld is weggegooid in alle opzichten. Er is geen enkel nuttig effekt van enige waarde, noch voor de gebruiker persoonlik, noch voor de maatschappij; het Drankkapitaal natuurlik uitgezonderd. Maar terwille van deze kleine groep, die voordeel heeft, kunnen wij een onrecht en een bron van ellende niet in stand houden. Ongetwijfeld zijn er in het koor van onze tegenstanders een aantal, die uit eerlike motieven zich tegen ons verzetten. Maar het ergste gehuil komt van de belanghebbenden, die rijk aan geld en invloed zijn en tegenover wier miljoenen wij niets anders kunnen stellen dan de krachten van ons hoofd en ons hart: ons geweten, onze kennis, onze liefde. In dat teken zullen we overwinnen! IV Enige tijd geleden is in Nederland een nieuwe truc door het drankkapitaal toegepast: men heeft een „wetenschappelik- boek uitgegeven. De schrijvers waren met zorg gekozen en bovendien de artiekelen nog es getoetst op hun gehalte anti-geheelonthouding en wat er dan goed was naar der hoge heren Latere, wat meer objectieve, beschouwingen, o.a. „Alcohol, individu en gemeenschap- hebben dit boek afdoende weergelegd, maar ik moet er nog iets van zeggen omdat direkt uit het voorbericht duidelik blijkt op welke wijze men dáár de zaak aanpakt en op welke wijze het nu juist niet mag! In dat voorbericht staat, dat „buiten dit kader het geheele komplex van gevolgen van het geregeld misbruik van alkoholische dranken met alle daaraan verbonden ellende valt. Deze ziekelijke af wijking hoort thuis in de psychiatrie" ( zielsgeneeskunde) . Ziezo, dat stáát er. Wie dit gelooft, hoeft heus zijn geweten niet meer in slaap te sussen, want wanneer men zo handig op wetenschappelike wijze alle nadelen en schadelike gevolgen van de alkohol wegpraat, blijft natuurlik niets dan goeds over. Laat de hoofdzaak buiten beschouwing en trek uit de gunstige rest een gunstige konklusie ; dat kan ik ook. Maar beter dan dit dikke boek bijeen te zamelen, had de uitgeefster es één betoog moeten laten maken dat ons overtuigde, dat er geen verband tussen alkoholgebruik en alkohol-misbruik bestaat. Toe, één duidelike weerlegging van dit verband en onze hele strijd was lamgeslagen! Is er nou niemand die het aandurft deze zin van Prof. Forel te vernietigen: „Ruimde men alle drinkers in een land op, dan zouden zij in een paar jaar volkomen door andere vervangen zijn; inderdaad sterft een groot percentage van de drinkers uit, zonder dat hun totaal aantal afneemt. Veranderde men daarentegen alle matig drinkende mensen voor altijd in geheelonthouders, dan zouden er in korte tijd geen drinkers meer in ons land zijn, want de matige drinkers zijn de broeinesten van het alkoholisme.” Dit is de grondstelling van onze overtuiging, dat er verband bestaat tussen gebruik en misbruik, tussen matigheid en onmatigheid. Wordt niet beide met dezelfde alkohol, in dezelfde gelegenheden, ja vaak door dezelfde personen op verschillende leeftijd getoond? Maar bovendien: is het niet wat erg onchristelik in ons christelik vaderland om die -± 100.000 ziekelike misbruikers maar aan hun lot over te laten? Wanneer alkohol-misbruik werkelik voortkomt uit een psycho-patologiese aanleg, dan moet: 10. dat de laatste oorzaak zijn en niet zelf weer 'n gevolg van andere, 20. deze aanleg zich onder alle omstandigheden zo uiten. Over het eerste zijn de geleerden het nog niet eens. Of het mogelik is, dat drankzucht voortkomt uit bepaalde gewoonten en omstandigheden bij het zin werd als wetenschap opgediend, onder de tietel : „De Mensch en de alcohol-. voorgeslacht of dat het een geheel op zichzelf staand verschijnsel is, weet men nog niet. Maar zolang men dit nog niet weet, en zolang men nog niet weet van welke invloed het gebruik van ouders is op de kinderen die zij krijgen zolang is het toch het veiligst om 't zekere voor 't onzekere te nemen, m.a.w. om iedere druppel alkohol te laten staan, omdat men de gevolgen voor de latere geslachten niet overzien kan. Maar 20. deze aanleg moet zich onder alle omstandigheden zo vertonen. Als dit waar is, moeten er twee groepen mensen bestaan: de matigen en de onmatigen en overgangen tussen beide groepen, vooral van onmatig tot matig mag niet voorkomen! Welnu: iedere dronkaard, die door 'n konsultatieburo, door 't Leger des Heils, door reklassering of door welke persoonlike invloed ook van de drank is afgebracht, is een wandelend bewijs voor de onhoudbaarheid van deze bewering. ledere dronkaard die tot fatsoenlik leven terugkeert, doordat hij de alkohol moet laten staan, is het doorslaggevende argument voor de stelling, dat bepaalde omstandigheden noodzakelik zijn wil de erf elike aanleg zich zo uiten. Ik zou graag es van de vele medisi, die zich achter dit geleerde fabeltje verschuilen, willen vernemen, hoe iemand met nóg zo sterke neiging tot alkohol een dronkaard kan worden, als wij de drank hebben teruggewerkt tot waar die hoort: in de apoteken Hoevelen van de knapste en edelste geesten uit alle landen zouden niet in een of ander opzicht erf elik belast zijn? Maar omdat zij in hun leven nooit door hun spesiaal gevaar getroffen worden, blijkt het nooit. Zo zal een geslacht dat alkoholvrij opgroeit wèl misschien de erf elik-belasten hebben, maar niemand zal het weten, omdat pas bij aanraking met alkohol hun ondergang begint. V Naast deze groep tegenstanders die alle schuld van de alkoholellende op minderwaardigheid van de individuën schuiven, staat een twede groep die de ekonomiese omstandigheden van onze maatschappij de schuld geeft. Met „ekonomiese omstandigheden- bedoelt men dan: slechte ekonomiese omstandigheden. Werkloosheid bijvoorbeeld. Krotwoningen. Te lange arbeidstijd. De weinige levensvreugde. Ik zal de laatste zijn om de invloed van al deze faktoren te ontkennen. Het feit, dat de opkomst van de grootindustrie tevens de opkomst was van de sterke drank als volks-genotmiddel, bewijst het verband duidelik genoeg. Echter niet een verband van oorzaak en gevolg. Want de ekonomiese omstandigheden zijn niet voor alle groepen gelijk, ja, ze zijn voor verschillende groepen geheel tegen gesteld! Het is een zeer in 't oog lopende waarheid, dat er een klasse is waarvan de levenszekerheid onder alle omstandigheden vaststaat, terwijl er ook een klasse is, die in alle opzichten af hankelik is van deze groep. Waar zo de zaken liggen, zou men natuurlik twee geheel verschillende vormen van de alkoholkwestie verwachten als men tenminste niet bij de gunstigste groep meende helemaal geen alkohol aan te treffen! Maar helaas, bij beide groepen is het probleem even belangrijk; bij beide klassen is de alkoholellende groot! En daarmee valt de mening dat eens, als wij voor alle mensen volledige levenszekerheid zullen hebben gewonnen, het vraagstuk automaties zal zijn opgelost. Waar de laatste oorzaken liggen van alkoholgebruik en -misbruik, doet heel weinig terzake. Wij hoeven ons niet druk te maken over de vraag of het nu psychiese of maatschappelike oorzaken zijn, want in de reeks van schakel tot schakel hoeft slechts één gebroken te worden om de keten te vernielen. Die ene schakel is: het verkrijgbaar-zijn van drank. Hoe zwaar en soliede en onaantastbaar de andere schakels ook zijn, hier is de ene die wij kapot kunnen krijgen; maar dan ook kapot móeten krijgen! Wij, dat wil zeggen: jij ook! Ook van jou hangt het mee af hoe de wereld er uit zal zien. Het is weinig wat elk van ons alléén kan doen. Maar het kan veel zijn door de macht van ons aantal en door de gedachte die ons drijft. Tot 1914 hebben velen als hoogste wijsheid verkondigd, dat elk van ons maar op zichzelf moest passen en voor zichzelf moest zorgen; dan zou alles prachtig in orde komen; kende niet elk zijn eigen belang het beste? en als elk maar in zijn eigen hart het goede wilde, dan waren we gauw de paradijs-toestand nabij Helaas. Over ons is gekomen de wilde waanzin van de oorlog en 30 miljoen jonge mensen zijn in de dood opgejaagd. Want men had één ding vergeten. Dat ene is: Gemeenschapszin. Niet als wij spreken, maar als wij handelen in deze gedachte zullen we de aarde kunnen veranderen .En elk ideaal dat zich richt naar een blijde wereld groeit uit deze gemeenschapsidee. Reeds lang hebben alle mensen elkaar nodig. Geen enkeling kan leven van wat hij zelf denkt en voortbrengt. Zelfs in het meest-eenvoudige geval, dat iemand een stukje land bebouwt voor eigen voeding, werkt hij met gereedschap, dat door anderen is vervaardigd en op grond, die door anderen ontgonnen is. Het komt er nu op aan deze belangen-gemeenschap niet alleen te erkennen, maar te beleven en tot een waarlike kultuurgemeenschap te heiligen. Het lijkt heel aardig nog wat te spreken over de vrijheid van het individu, maar vrij zijn kan in deze tijd niemand zonder te verhongeren. Bovendien mag geen sterveling voor zich een vrijheid opeisen, die schadelik of gevaarlik voor anderen is. Uit deze diepste gedachte groeit onze overtuiging dat wij geheelonthouders moeten zijn, niet voor onszelf in de eerste plaats, maar voor onze omgeving, voor de maatschappij. Langzamerhand immers is de industrie en is het verkeer zo ingewikkeld geworden, dat iedere drup alkohol levensgevaarlik is. In de grote steden jagen reeksen auto's achter elkaar door de straten. Wat kan één chauffeur, die niet volledig meester is over zijn zenuwen daar voor onheil aanrichten! En op de fabrieken schuift op een baan zonder eind onderdeel na onderdeel langs de werklui. leder doet één handgreep. Wat gebeurt er als één man door alkoholgebruik niet presies op tijd zijn taak verricht? _ _ _ De gang van de maatschappelike ontwikkeling zelf maakt alkohol, altans in de bedrijven onmogelik. Wanneer zal men inzien dat dus alkohol buiten de bedrijven evenzeer schadelik is en dat zijn invloed zich niet aan de fabrieksuren stoort? VI Sijfers zijn droog maar ze hebben een voordeel: ze liegen niet; al zou men vaak wensen, dat ze het wel deden, want het beeld dat zij vertonen is droevig en bijna wanhopig. Behalve de getallen van 350- á 400 miljoen gulden per jaar alléén in Nederland voor a-lkoholhoudende dranken besteed, behalve de schatting van zo'n honderdduizend dronkaards, met daarachter de ellende van een even groot aantal gezinnen, zijn er kleiner en nauwkeuriger getallen beschikbaar. In Zutf en was bij 73 van de 121 ontzettingen uit de ouderlike macht drankmisbruik regelrechte orzaak, terwijl bij de overige 48 de onschuld van de alkohol lang niet vaststond. Een onderzoek naar het verband tussen drank en ongevallen bewijst pijnlik-juist de waarheid van wat ik pas hierboven heb neergeschreven. Een statistiek van Dr. Deutsch te BrUnn toont dat bij de geheelonthouders het aantal ongevallen verweg het kleinst was, terwijl bij sterke gebruikers het presies het dubbele van dat bij de onthouders bedroeg! Een andere statistiek bewijst dat 20% der ongevallen „in dronkenschap" zijn voorgekomen. Hoeveel méér zullen dan door schuld van alkohol zijn gebeurd? Want men heeft al heel wat stadia van verminderde zelfbeheersing doorgemaakt voor men tot „dronkenschap- komt. ledereen die het wil, kan dageliks in elk blad die kleine zinnetjes vinden, die aanduiden dat bij bepaalde misdrijven drank in 't spel geweest is. Hoeveel feesten, prettig begonnen zijn met vechtpartijen geeindigd? Gaat de Karnaval in 't Zuiden wel ooit zonder moord voorbij? Waar men met alkohol scheutig is, daar onstaan de meeste ruzie's en daar is de kans op ongelukken het grootst. Het is niet zonder betekenis, dat een serie getallen van Dr. Krz aantoont hoe tweederde van alle mishandelingen in drankhuizen plaats had! Evenmin als het zonder betekenis is, dat juist op Zondag vergeleken met de andere dagen het aantal miserabel hoog is. (Zürich 1891 : zestig van de 141). Al gelden deze getallen natuurlik niet meer voor onze tijd, de bewijskracht voor het verband tussen alkohol en misdaad blijven ze behouden. . Waarom zou ik doorgaan met een reeks getallen voort te zetten, als uit elk afzonderlik zo duidelik het gevaar, de ellende, de ondergang spreekt? Wanneer wij even durven denken aan wat er voor leed in elk cijfer is uitgedrukt, wanneer wij ons even durven voorstellen zo we het werkelik kunnen wat er voor jammer in elke statistiek verborgen ligt, dan schiet ons een prop in de keel om zóveel wreeds, dat mensen mènsen aandoen. Men zegt altijd, dat jonge personen zo zuiver en rechtvaardig voelen en zo konsekwent naar hun daad grijpen. Wat is jouw antwoord dan, wanneer je dit alles ziet? Wat is jouw daad, wanneer je temidden van zo'n wereld verschijnt? Zul je meedoen met de velen die schouderophalend voorbijgaan en hun klein genot niet willen missen? Zul je lachen om een dronkaard, zonder te beseffen hoe eindeloos tragies zo'n mislukt leven is? Zul je spotten op de „Blauwe Knoop-, zonder te willen inzien, dat wij heus niet zo'n dwaze levensrichting kozen? Zul je schouderophalend „nou ja- zeggen, terwijl je innerlik heel zeker weet, dat ook jij, jijzelf mee verantwoordelik zult zijn voor de daden van jouw hele generatie! Of zul je weten, wat het enige pad is om de mensheid weg te voeren uit deze staat van slavernij? VII De protesten van ouderen tegen onze jeugdbeweging kan men verdelen in drie soorten : 10. van mensen die elke jeugdvereniging onnodig vinden; 20. van hen, die jeugdklubs goedkeuren als het voor sport of spel is, maar niet voor ernstige dingen; . _ Met de laatste groep hoef ik niet meer te spreken; dat heb ik in de voorgaande zinnen steeds gedaan. En ook de eerste groep wordt langzamerhand zo klein, dat die vanzelf wel uitsterft. We weten nu eigenlik allen wel, dat voor de opgroeiende mens, naast het huisgezin als eerste en de school als twede milieu, een derde noodzakelik is, waar de jongeren onder elkaar vrij zich kunnen uitleven en zichzelf kunnen zijn. En waarom mogen we ons niet met maatschappelike vraagstukken bemoeien? Bemoeit de maatschappij zich ook niet met ons? Is het soms niet waar, dat een groot deel van het alkoholleed kinderleed is, niet alleen door de grenzeloze gezinsonttakeling, maar ook door de erfelikheid, die reeds de kinderen tot minderwaardigen maakt vóór ze bewust in de wereld zijn. Wie zou dit leed, dit kinderleed, beter kunnen aanvoelen en meeleven als wij, die zelf nog jong zijn? Maar bovendien voor wie is in deze wereld de verleiding het grootst; voor de nog jonge, ongeharde en ontvankelike onvolwassenen, of voor de geharde en reeds volgroeide ouderen? Zo wordt iedere jeugdbeweging zelfbescherming tevens, zo is organisatie geen recht maar plicht! En jou vragen wij nu, wij georganiseerde jongeren, om ook jouw kracht te geven aan ons werk. Zul je een der laatsten zijn van een voorbije tijd? Maar je kunt een der eersten zijn van de toekomst! Zul je de sleurgang volgen, die steeds nieuwe slachtoffers in het verderf voert? Maar je kunt sterk zijn en op eigen benen staan! Zul je de droom van je jeugd verlochenen voor wat goedkoop genot? Maar je kunt die droom helpen verwezenliken ! Wij hebben je nodig zoals jij ons nodig hebt. Alleen zijn we niets, samen alles. Wij hebben je nodig in de vaste overtuiging dat eendracht macht maakt, en dat een grote macht nodig is tegen een grote vijand. Het alkoholkapitaal beschikt over miljoenen en de traditie is taai. Help mee dit oude te bestrijden, help mee te breken met wat vergaan is. ledere jeugd kan een nieuwe wereld zijn en iedere jeugd is steeds begonnen met opstandig zich te verzetten tegen het oude. Maar altijd is een generatie geeindigd, zonder dat er veel veranderd was. Onze jeugd heeft beter kansen, omdat wij niet één vaste idee tegenover ons vinden. Wij dragen nog herinneringen aan de bloedjaren; wanneer onze nieuwe jeugd geen nieuwe wereld is, dan zal over ons komen een ramp groter dan de laatste oorlog en groter dan de alkoholellende. In onze harten moet de nieuwe gedachte groeien, wij moeten de sterke wil hebben om andere mensen te zijn; uit onze ziel moeten we bannen wat ons bindt aan het oude, en wij moeten onze levens 30. van hen, die alkoholbestrijding dwaasheid vinden en dus zeker de jeugdbonden daarvoor. baseren op een nieuw fundament. Dat fundament zal wezen: gemeenschapszin. Zo zullen we sterk staan, want te veel levens gaan onder, omdat ze de grote vaste idee misten. Wij zullen de woorden van Albert Schweitzer waar moeten maken: „Leef zo in uw idealen in, dat het leven ze U niet ontnemen kan-. Laten we dan blij zijn dat onze jonge handen zoveel werk vinden, dat gedaan moet worden; laten we blij zijn dat zo veel op onze jeugdige wil wacht. En laten we gelukkig zijn in het besef dat werk te mogen doen! Wij zijn nog jong, en wij voelen ons zo sterk, zo gelukkig, zo om alles te kunnen. . . Toon dan die kracht, door mee te vechten achter onze vaandels; toon dan dat geluk, door je leed zonder troost van alkohol aan te durven, door je vreugd zonder hulp van alkohol te willen vinden; toon dan je liefde, door mee te bouwen aan een betere wereld! Wij allen zijn het volk der komende tijden en het staat aan ons die tijd te maken tot een bloeiende lente voor onze aarde. Maar daarvoor is nodig, dat we dag aan dag duidelik weten, hoe we moeten zijn: nieuwe mensen. Nieuwe mensen, van een nieuwe gezindheid en een nieuwe wil, vol van een grote liefde en een grote haat wat is een liefde die geen haat verwekt? nieuwe mensen, die weten wat de tijden van hen eisen om te doen en om te zijn! Nieuwe mensen, nieuw van gedachte, nieuw van woorden, maar vooral: nieuw van daden! Dan alleen, maar dan ook zeker, zal ons leven worden tot een zegen voor de mensheid en tot een geluk voor ons zelf! Augustus 1928. Het doel van de J.V.O. is: a. De jonge mensen te overtuigen, dat zij ten opzichte van het drankvraagstuk het standpunt der geheelonthouding hebben in te nemen; b. het zorgdragen voor de ontwikkeling der leden op het gebied van het drankvraagstuk. De Bond tracht dit doel te bereiken door: a. het houden van openbare, huishoudelike en kursusvergaderingen ; b. het verspreiden van lektuur ; c. het geregeld uitgeven van een orgaan; d. het oprichten van afdelingen in verschillende plaatsen in Nederland; e. het samenwerken met andere geheelonthouders-organisaties; f. het houden van landelike bijeenkomsten (landdagen, algemene ver- gaderingen) ; g. de persoonlike propaganda der leden; h. alle wettige middelen, die het doel van de J.V.O. kunnen bevorderen. Adres voor inlichtingen: BARRY VAN DORSSEN, Alg. Sekr., Ondiep 77 Utrecht. DOELSTELLING VAN DE J.V.O.