14 0000 0379 8612 MET DE MARINIERSBRIGADE IN OOST JAVA MET DE MARINIERSBRIGADE IN OOST JAVA UITGEGEVEN DQOR N.V. DRUKKERIJ DE SPAARNESTAD - HAARLEM GENERAAL-MAJOOR DER MARINIERS H. F. J. M. A. VON FRIJTAG DRABBE, COMMANDANT KORPS MARINIERS. Een woord ten geleide Het was, meen ik, het Hoofd van de Voorlichtingsdienst der Mariniersbrigade, die in een zijner eerste persartikelen de Brigade noemde: ,,Weliswaar een oorlogskind, met alle eigendommelijkheden een oorlogsproduct eigen, doch ook de jongste telg uit een oeroud befaamd geslacht." Inderdaad juist! Doch dan toch een oorlogskind dat in ijltempo tot een krachtig man opgroeide; een jonge telg, spoedig volwassen, aan wie door de omstandigheden slechts een kort leven beschoren is geweest, doch die niettemin kans gezien heeft in dit korte bestaan een naam te vestigen, welke tot in lengte van dagen in onze herinnering zal blijven voortleven. Aanvankelijk miskend, soms bijna vergeten lijkend, deed men rustig zijn plicht en wist de Mariniersbrigade al spoedig de belangstelling te wekken (en vast te houden) van elk rechtgeaard Nederlander, door GENERAAL-MAJOOR DER MARINIERS M. R. DE BRUYNE, COMMANDANT VAN DE MARINIERSBRIGADE VANAF DE OPRICHTING TOT 20 JUNI 1946. Gaarne voldoe ik aan het verzoek om een korte inleiding te schrijven voor dit boek, dat duidelijk beoogt niet alleen om eindelijk het Nederlandse volk eens wat beter in te lichten over wat de Mariniersbrigade was, is en deed, doch dat tevens, niet het minst door het prachtige fotomateriaal, een document van historische waarde zal blijken te zijn voor de geschreven geschiedenis van het Korps Mariniers. Ik schrijf deze woorden met te meer vreugde, omdat ik hierdoor een ongezochte gelegenheid krijg om uiting te geven aan mijn gevoelens tegenover deze Brigade, die ik geboren héb zien worden, zien groeien en uiteindelijk als haar eerste Commandant tot daadwerkelijke actie heb mogen leiden. Br is zo weinig van bekend geworden, van het enthousiasme, waarmede deze Nederlandse jonge mannen zich vrijwillig onder het vaandel van het oude Korps schaarden, toen de doelstelling EERSTE DEEL zMet ruim 4000 man bijna de wereld rond! WIJ WORDEN MARINIER! Eindelijk kwam toch de bevrijding, waarnaar we vijf lange jaren hadden uitgezien. Eindelijk waren dan toch de geallieerden gekomen en konden we gaan werken aan eigen toekomst, na een gruwelijke tijd in concentratiekampen, na dwangarbeid in Duitsland of na een troosteloze onderduikerstijd. Toch, in de vreugdevolle roes van dit beseffen, in de vrolijkheid van bevrijdingsfeesten, werd het velen duidelijk, dat we er nog niet waren. In het Verre Oosten hield Japan nog steeds stand en ook ons Indië was in z'n klauw geklemd. Daarom kwamen er, met de bevrijding, de aanmeldingsbureau's. Zij kwamen met kleurige, aantrekkelijke, veelbelovende reclameplaten. Moest het dan zo aantrekkelijk gemaakt worden? Waren de gouden beloften zo hard nodig om hen te krijgen, die in het Verre Oosten tegen Japan wilden strijden ? Neen, want ze kwamen, ook zonder dat ze de reclameborden gezien hadden. Zij, bij wie de Duitsers niet al de fut uit het bloed hadden gezogen, die niet, al onderduikende, waren versuft achter rokende noodkacheltjes, die begrepen, dat de toekomst van hun land evenwijdig liep met die van henzelf, zij kwamen vrijwillig. Er is wel eens van hen gezegd, dat zij avonturiers waren, dat zij kerels waren, die niets te verliezen hadden, dat zij hoopten er „beter" van te worden. Zeker, die waren er onder, maar ook zij kwamen zich melden, ook zij zetten hun handtekening als oorlogsvrijwilliger, zonder voorbehoud, en al waren zij misschien niet bezield door 100 % idealisme, zij kwamen en hun inzet was er niet minder om. Toen je je op het aanmeldingsbureau als O.V.W.-er voor de Mariniers had opgegeven, werd je enige tijd later voor de keuring geroepen, met twintig of vijfentwintig anderen. Daar stond je in je geboortepakkie een beetje onwennig te kijken naar al die blootheid en terwijl de dokter je overal beklopte en betastte, begreep je, dat die vent met die afschuwelijk zwarte zweetvoeten straks evengoed je kameraad zou zijn als dat keurige kereltje, dat er met zo'n vies gezicht naar stond te kijken. En je begreep ook, dat het leven van een Marinier hard en zwaar zou zijn, vooral toen er twee stevige kerels vóór je zich weer aan konden kleden, gewogen, maar te licht bevonden. Nadat je hele body grondig onderzocht was, kwam je bij een recruteringsofficier, die je in korte, maar krachtige bewoordingen duidelijk maakte, dat het Mariniersbestaan weinig overeenkomst toont met het leven in een meisjespensionaat; dat je bij de training in Amerika behoorlijk afgeknepen zou worden en dat de taak, die de Mariniers in de Pacific te vervullen zouden krijgen, te zamen met hun Amerikaanse wapenbroeders, wel de allerzwaarste zou zijn. Kortom: „Weet wat je doet en bezint eer ge begint." De tijd van bezinnen was echter voorbij. Het was nu de tijd van beginnen en daarom zette je je pootje voor de Mariniers, nadat je de verklaring rustig had overgelezen. Misschien heb je even een scheef oog laten vallen op die kleine lettertjes onderaan, waar stond, dat de minister van Marine zich het recht voorbehield Maar je tekende en werd Marinier en kreeg te horen, dat je dan en dan, daar en daar, met dat en dat bij/je, klaar moest staan voor het vertrek naar Schotland. Zo stond je een paar dagen later in je meest versleten burgerkloffie, te midden van een groep andere „adspirant-Mariniers", die er niet beter uitzagen, te wachten op de trucks, die je het nieuwe leven zouden inrijden. Je had een vreemd gevoel in je buik en je wenste, dat je moeder of je meisje maar thuis waren gebleven. „Jongen, zul je veel schrijven " „Ja, moeder...." „En vergeet je heus niet " , Nee, heus niet...." Ging die verdomde truck maar rijden. Afscheid nemen is een kwalijke zaak, vooral wanneer vijfentwintig kerels bij je op de truck in spanning zitten toe te kijken, of je je meisje nog een afscheidszoen zult geven en bovendien daarover nog lelijke opmerkingen maken. Goddank, eindelijk kwam er toch beweging in de wagen. Schreeuwen, wuiven, zingen Veel schrijven, hoor, en vergeet vooral niet " maar de wagens waren al een behoorlijk eind weg en krampachtig ingehouden vrouwentranen konden eindelijk de vrije loop nemen. j. i_x Marinier, tabé dan, een laatste afscheidsgroet Het luide gezang wordt zachter, de wuivende witte zakdoeken kleiner en toen gingen de wagens een hoek om en jij, nieuwbakken Marinier, zwaaide de wijde wereld in De lange colonne hobbelde voort en daar zat je op een truck. Je was erg stil ot overdreven lawaaiig, doch naarmate het aantal kilometers tussen jou en je ouderlijk huis groter werd, begon je weer meer en meer jezelf te worden. . „ , Verder, steeds verder, onder het matig genoegen van een „eigenbouwtje of onder het genot van een „Sweet Corporal", als ten minste je zusje een Canadees vriendje had en daar kon je donder op zeggen. Verder, steeds verder. Af en toe wordt er op een stille plaats gestopt. Even de benen strekken en nog iets anders doen en dan weer verder. Met zingen en sterke verhalen vertellen uit de bezettingstijd gaan de uren snel voorbij en voor ie het weet ben je de grens over gereden en ligt Nederland achter je. Nederland, het woord schijnt opeens meer betekenis te hebben gekregen en nu je door België rijdt, voel je, dat „Vaderland" toch een zeer reëel begrip is. Gaar en enigszins geradbraakt na de tienurige rit kom ie eindelijk aan te Ostende, in een geweldig doorgangskamp. Te midden van de Engelse, Canadese, Franse en Belgische 'soldaten loop je daar nog steeds in burger rond en aan de manier, waarmee je opgenomen wordt, kan je merken, dat het transport meer overeenkomst vertoont met een troep armzalige landverhuizers dan met een troep Mariniers. Maar de „vette hap uit de enorme keukens, waarmee je, na de lange hongerjaren, voor het eerst weer eens ie ingekrompen maag kan uitrekken, smaakt er niets minder om. Er wordt dan ook behoorlijk geschaft, zo zelfs, dat het keukenpersoneel er plezier m krijgt en maar blijtt opscheppen. .,»*.• j >> 's Avonds gaat het nog even Ostende in, wat je, als Mannier, reeds „passagieren noemt, maar al te vroeg worden de kooien opgezocht, harde houten bedden, twee boven elka Hoewel moe van al de nieuwe indrukken, van het afscheid nemen en de hobbelende reis blijkt slapen er voorlopig nog niet bij te zijn. Terwijl de een wat stil en weemoedig naa'r de zoldering staart, zakt een ander door z'n „op scherp gezette" kooi, een derde heeft z'n gitaar"gePakt: »We Saan no& niet naar hms----" „Licht uit.. .." „Licht aan.. .." „Stil nou, jongens...." , Het blijft echter rumoerig. Steeds weer valt een knaap door z n bed op z n benedenbuurman, 's Ochtends tegen een uur of drie wordt het rustig en is het onwennig gedraai op de „houten matras" afgelopen. Onooglijke hutten soms, smerig, met aan de weg een langwerpige blikken doos -op een paal: de brievenbus. Zo klein is de hut niet of zij heeft een voorgalerij, waar aan de zoldering aan dunne kettingen een bank is opgehangen: de schommelstoel van de familie. Aan de ene kant van de gammele deur prijkt een knalrood, ovaal reclameschildje: „Coca-Cola", de andere kant wordt ingenomen door een fonkelnieuwe „refrigerator", terwijl op het zandveldje een tweepersoons Ford staat. Ze hebben in zo'n dorp keurige wagens, maar ook verroeste vehikels uit de eerste wereldoorlog. Dan weer een dorp met gemengde bevolking. Huizen en winkels, deels van hout en deels van steen. De trein stopt hier zo maar midden op straat; een neger in donkerblauwe werkbroek, waar hij zo te zien tot zijn nek ingaat, en met een dito kleppet op zijn kroeskop komt met een oliespuit en een dot poetskatoen langs de wagens. Aan de overkant' winkels met alleen maar een ruime benedenverdieping en tegen de grote spiegelruit geleund staan lage Amerikaanse fietsen met het typische boodschappenmandje aan het stuur. Er zijn „grill-bars", waar een „juke-box" de nieuwste song naar buiten bralt. „Hot dog" — „Hamburger" — „Milkshake ' — „Pepsi-Cola . Hoewel gloednieuw, went alles verrassend snel. 's Avonds laat zijn we in Camp Lejeune, het grote en moderne kamp van de Amerikaanse Mariniers in North Carolina. Om half twaalf stonden we onder een booglamp aangetreden, moe als een hond, wachtend op de indeling. Thuis zou je na zo'n lange reis wel uit mogen slapen, maar hier, om half zes, met de winternacht nog tegen de ruiten, snerpt een fluitje over de slapers. „Trek er uit — Hit the deck . Te staat wat raar op je benen te zwaaien. Je ogen zitten nog voor driekwart dicht, maar je bent nu eenmaal Marinier. Het is een doodgewone werkdag, dus waarom langer "^NThet „ochtendschaften", in een geweldig grote en modern geoutilleerde messhall, is het „schoonschip". Kooien worden gericht, alle netjes op één lijn, het „dek" wordt geveegd en gezwabberd, de „mandi-kamers", de vaste wastafels met warm en koud stromend water, krijgen iedere morgen een grondige beurt. De gangen, trappen, lampen en het koperwerk worden vlijtig bewerkt. Je zwabbert en je stoft, je legt er je hele ziel in. Ondertussen heb je bij jezelf het vaste voornemen gemaakt om over dit werk mets, maar dan ook niets, naar huis te schrijven, anders zou je een vlotte kans maken om . en bij nacht- straks na de demobilisatie door moeder bij de werkploeg te worden ingedeeld, wanneer ze zelf 's Vrijdags thuis „generaal schoonschip" heeft. Kort na de inspectie door de provoost wordt er door de tamboer geblazen. „Stoot geweest," brult de provoost, „trek aan je benen. Ai-yo, laat je zakken." We hobbelen de trappen af en buiten voor de kazerne proberen we onze plaatsen in het gelid terug te vinden. „Baksgewijs." Je scharrelt wat rond, want je weet natuurlijk niet meer naast wie je eigenlijk de vorige avond na aankomst gestaan hebt. „Sta niet te draaien, man, het is al twee uur Overal geweest, hoor," schreeuwt de officier van de wacht in onze richting. Je krijgt er gewoon koude rillingen van — waarom doet die man zo intens onvriendelijk? We zijn toch immers nieuwelingen? Daar had de officier volgens zijn zeggen „geen snars mee te maken". Je bent Marinier, dus je behoort alles te weten. Er klinken commando's — je kijkt schuw links en rechts van je naar wat er allemaal te gebeuren staat. Je probeert naar beste krachten stram en star in de houding te staan. „Druk dat lelijke gezicht van je, kerel," hoor ik de officier zeggen tegen een recruut, die blijkbaar iets te ver buiten de „lijn van het gelid" staat. Ik grinnik even, want ik mag dat „sappige" wel. Pas later hoorde ik, dat op zoiets misdadigs, terwijl je nota bene in de houding staat, niets meer of minder dan de doodstraf is gezet. Toch heeft het alziend oog het gezien. „Sta niet te lachen, man, of ik zal je laten lachen, totdat je een kunstkop krijgt." Ik bloos tot onder mijn knieën. Nu baksgewijs, gaan de „boots" hun wapens halen en om de kennismaking met je geweer wat te vergemakkelijken, krijgen we een dodelijk vermoeiende „speedmarch" met „geweer in draaghouding". Tien minuten looppas, vijf minuten gewone pas, tien minuten looppas, vijf minuten zo ga je een uurtje door met een splinternieuw negen-ponds-geweer in je handen, dat na een half uur negen ton weegt. En o wee! als je het geweer of je ellebogen stiekum op je koppel laat steunen, want dan „staat er een zeetje". De pijn in je armen is haast ondraaglijk, je sloft en hinkt achter je voorman aan en je voelt je doodongelukkig. „Omhoog die geweren — looppas." Mijn buurman liet bijna zijn geweer vallen, hij speelde met zijn leven. Later zijn we dankbaar geweest voor deze oerharde training. Ze hebben mensen van ons gemaakt, Mariniers, die nergens voor terugschrikken. Elke dag werd de training een stukje zwaarder, maar ondanks dat, of misschien wel juist daardoor, was de opleiding de mooiste tijd van je soldatenleven. Bij aankomst in Camp Lejeune werden de recruten, of „boots", zoals ze in Amerika heten, ondergebracht in zgn. verzamelklassen, de A.R.O.'s (Adspirant Reserve Officieren) uitgezonderd, die onmiddellijk in een A.R.O.-klas werden geplaatst. Uit deze verzamelklassen werden de vormklassen samengesteld en het administratief en ander personeel (de „vaste bemanning") gekozen. Dit personeel had eerst de kantoren en magazijnen te bezetten en zou later zijn training krijgen. Op medisch advies heeft men later de recruten na hun aankomst in Amerika veertien dagen lang lichte dienst gegeven voor wat men daar noemde „physical rehabilitation". De overgang van het bloedarme Holland, waar bloembollen maar al te dikwijls op het menu voorkwamen, naar de opleidingskampen voor een zware training, was voor de meesten wel te groot en het voedselrijke Schotse intermezzo te kort. Ze hadden nu de gelegenheid te acclimatiseren. De „Brigade-eerstelingen" grepen daar naast, maar we hebben er geen traantje om gelaten. Hoe eerder „gevechtsklaar", hoe beter. Langzamerhand had men verschillende trainingsklassen: A.R.O.-klassen, vormklassen, instructeursklassen voor het kader en instructieklassen voor manschappen, waarin zij werden vertrouwd gemaakt met de Amerikaanse wapens en de Amerikaanse „warfare". De eerste training, de zgn. „boottraining", was voor de A.R.O.'s vastgesteld op twaalf weken en voor de vormklassen op acht weken, hierin zijn later nog wijzigingen gekomen. Na de „boottraining" kreeg men de „combattraining" met daarop aansluitend de „unittraining". In de „boottraining" werd de recruut Marinier. Hij leerde zijn wapens in alle finesses, met kaart en kompas omgaan, het nemen van alle mogelijke en welhaast onmogelijke terreinhindernissen, hij maakte marsen door licht en zwaar terrein met ongeveer zestig pond op zijn rug, terwijl ook de krijgstucht hem werd bijgebracht, tropische hygiëne, gymnastiek, infanterie-exercities, kaartlezen en al het nodige, dat hij weten moest over oorlogvoering in de jungle. Dit alles met behulp van uitstekende trainingsfilms. In de „combattraining" werd de Marinier het terrein geleerd, werden Ook de Japanners hebben zich ten slotte onvoorwaardelijk overgegeven. hem de mogelijkheden gewezen van verschillende soorten terrein voor aanval en verdediging, het opslaan van een bivak en het verdedigen en aanvallen ervan. Nachtelijke patrouilles met geluids- en gezichtsoefeningen, het zich ingraven voor verdediging of posities innemen voor de aanval, het stormlopen op vijandelijke stellingen en het „crossen" van open of laag begroeid terreinen van rivieren. Dit laatste met of zonder hulpmiddelen. De „unittraining" kon in verband met het vervroegde vertrek van de Brigade uit Amerika niet volledig worden afgewerkt. Deze training omvat operaties in samenwerking met grote onderdelen en met de beschikking over alle wapens. Uit de trainingsbataljons werd medio September 1945 de Eerste Nederlandse Mariniersbrigade gevormd. De Brigade, zoals deze thans in Soerabaja is, bestaat uit: drie infanteriebataljons, onderverdeeld in vier compagnieën en versterkt door een mitrailleur- en mortierpeloton, een motortransportbataljon met vier compagnieën, een geniebataljon met een geniecompagnie, een pionierscompagnie en een constructiecompagnie, een artilleriebataljon, een tankcompagnie, een zware-wapencompagnie, een verkenningsafdeling, een medische compagnie, een amphibische-tractorencompagnie, verbindingsdienst met radioreparatie-afdeling, zendstation en telegrafistenschool en de staf compagnie. De Brigade is uitgerust met het modernste materiaal en de modernste bewapening. Een infanteriecompagnie van de Mariniers bezit de grootste vuurkracht, die ooit een compagnie gehad heeft. ■ _ Naast de infanterietraining in Camp Lejeune en later m Camp Davis waren daar nog de specialistenopleidingen. Zo werd de genie, voornamelijk de constructiecompagnie, opgeleid in Camp Endicott, waar zij met de moderne Amerikaanse machines leerde omgaan, het personeel van de verbindingsdienst ging naar Philadelphia, tankbemanningen 'naar Kentucky, artilleristen naar Quantico en een spaarzame enkeling kreeg zijn opleiding in Washington en Chicago. De officiersopleiding had plaats aan de Platoon-Commander School, eveneens in Quantico, een klein dorp aan de oevers van de brede Potomac, in het prachtige heuvelland van Virginia. De opleiding duurde vier maanden met Amerikaanse instructeurs. Deze tijd was uitermate zwaar voor de O.C. (officerscandidate), waarbij hij bovendien nog een behoorlijke kennis van het Engels moest hebben, wilde hij de lessen volgen en de examens kunnen doen. Camp Lejeune aan de New River is het grootste en modernste kamp van de Amerikaanse Mariniers. Het heeft een uitgestrektheid van bijna de provincie Utrecht. Het kamp is in verschillende „area's" verdeeld en elke ,,afea" heeft zijn eigen bioscoop, waar de nieuwste films worden gedraaid en waar elke dag een ander programma geboden wordt. Het „Camp-theatre" was bovendien „airconditioned" en voorzien van een cinema-orgel. Buiten de bioscoop heeft elke,, area" zijn kleine en grote cantine(P. X. -Post Exchange), bibliotheek, kegelbaan, bierhal, biljart- en ping-pong-zaal, kapperszaak, sportterreinen en tennisvelden. Camp Lejeune is een Mariniersstad, waar alles te vinden is, wat in een normale stad aanwezig behoort te zijn: hospitalen, tandheelkundige kliniek, apotheken, „guesthouses", boekwinkels, winkels waar men alles krijgen kan van koffers tot veiligheidsspelden toe, zwembaden, wasserijen, kleermakerijen, bakkerijen, enfin, te veel om op te noemen. Zelfs ontbraken op de „base" de busstations niet, vanwaar men naar elke gewenste plaats kon vertrekken en aansluiting had op de grote buslijnen „from coast to coast' . In Quantico hadden de Mariniers nog hun eigen vliegbasis, de M.A.S.Q. (Marine Air Station Quantico). Vanzelfsprekend was het niet altijd werken en zwoegen voor de Mariniers, we kregen daar ook ruimschoots de gelegenheid eens wat meer van de States te zien. Vooral tijdens het periodiek verlof van veertien dagen, en voor de minder gelukkigen zeven dagen in verband met de korte resterende tijd voor het vertrek, hebben de Nederlandse Mariniers een nader en intiemer contact gekregen met het Amerikaanse volk. De meesten verbleven in de grote steden als New York, Washington, Philadelphia of Chicago, terwijl de meer reislustigen tijdens hun verlof kriskras door Amerika, of beter gezegd over Amerika zijn gegaan, daar zij een dankbaar gebruik hebben gemaakt van de kosteloze vluchten voor leden van de „armed forces". Zo kregen Hollywood, Detroit, Miami, Holland-Michigan en verschillende plaatsen in Texas en Indiana een beurt. Er zijn er ook geweest, die naar het Westen gevlogen zijn en „hitch-hiking", of op zijn „Hollands": liftend, zijn teruggekomen. Dat deze hitch-hikers heel wat van de States hebben gezien, hoeft geen nader betoog. Overal, waar de „Dutch Marines" kwamen, wachtte hun een gul en hartelijk onthaal, want de Nederlander is buitengewoon populair in Amerika. Telkens en telkens weer moet je nolens volens praten over: underground-fighting, wooden shoes, tulips, windmills en in vele gevallen krijg je enthousiast het verhaal opgedist van zoon, broer of verloofde bij de „occupation-forces" in Duitsland, die in Holland geweest is en hartelijk door een Hollandse familie is ontvangen. De Amerikanen zijn daar buitengewoon erkentelijk voor en hebben op hun beurt hun huizen voor de „Dutchees" opengesteld. Het is ondoenlijk om op deze plaats de geweldige service te beschrijven, waarmee het Amerikaanse volk de militairen tegemoet treedt. Overal zijn er comfortabele en modern ingerichte militaire tehuizen (U.S.O. en Y.M.C.A.), waar men voor een paar centen kan logeren. Er zijn informatiebureau's en ontspanningsoorden. De militair is koning-keizer in het land van Uncle Sam. De Yanks vochten in alle uithoeken van de wereld, maar ze konden ook zo vechten, want ze hadden een „home-front" zoals geen enkel land ter wereld. Ook na de demobilisatie wordt voor de Amerikaanse militair gezorgd. Hij heeft zijn „G.I. BUI of Rights", die hem helpt een goede positie in de burgermaatschappij te verwerven. Is het een wonder, dat de Mariniers stuk voor stuk laaiend enthousiast en met een tikje heimwee in het hart na hun verlof de kazernepoort weer binnenstapten? Velen hebben hun hart aan de States verpand en daarginds in „God's own country" een gezellin voor het leven gevonden. Wij allen hebben veel van de Amerikanen kunnen leren. We hebben begrepen, dat met durf en een ruime kijk om je heen heel veel te bereiken is. We zijn en blijven Nederlanders, maar toch 'ook een beetje Amerikaans. Sergt. O. M. H. Donkers Mariniers-correspondent Het eerste contingent der Nederlandse Mariniersbrigade vertrok per m.s. „Noordam" der Holland-AmerikaLijn naar Indië. Bij het afscheid wordt aan de kade van de Amerikaanse havenplaats Norfolk het Wilhelmus gespeeld. Noord-Afrika in zicht. 1 e Port Said lieten maar al veei jongens zien Deelnemen door de mnoi» tasse" en andere dure souvenirs van de „parlevink.,'" Ui.. Li . I nel IIULIH RIK! worden gepassaaierd. Gedurende de lange en vaak eentonige zeereis werden o.a. Maleise lessen gegeven. Hier ziet men een klasse bijeen op een der geschut-bordessen. Ook lichamelijk werden de Mariniers ,,fit" gehouden. Een bokswedstrijd trok steeds de grootste belangstelling. Eindelijk even aan land te Aden. Belijdenis aan boord van het m.s. „Noordam". Zes-hoog lagen de Jongens in de ruimen, en wie het daar niet kon uithouden, probeerde aan dek een koelere slaapplaats te vinden. Zo sliepen ruim tweeduizend Mariniers bijna twee maanden lang I De Mariniers van de „N o o r d a m" konden zich even vertreden te Penang (Malakka). Het m.s. „Johanvan Oldenbarnevelt" van de Stoomvaart Mij. „Nederland"' stoomt de rede van Penang op. Het eerste bataljon maakt zich klaar voor ontscheping. Op de rede van Tandjong Priok. Mariniers op het bordes van een Oerlikon-luchtdoel mitrailleur. Per landingsschip werden verschillende contingenten Mariniers te Tandjong Priok gedebarkeerd. Deze troepen waren bestemd voor bewakingsdiensten. De overigen moesten voorlopig naar Malakka. EPISODE MALAKKA Zes dagen heeft de „Noordam" op de rede van Priok gelegen. De helft van haar Mariniers had zij toen nog aan boord. Zij moesten eindeloos wachten met het beloofde land in zicht. En toen gebeurde, wat ieder van ons als een klap in het gezicht heeft gevoeld. De Engelse militaire leiding gaf opdracht, dat het schip naar Singapore terug moest, om daar de rest van de troepen af te zetten. Vaarwel Batavia! Wederom maalden de schroeven van de „Noordam" en ditmaal was het voor de deprimerende „weg terug". Men kan zich voorstellen, hoe de stemming aan boord was en het is maar goed, dat men ons na aankomst op de rede van Singapore niet dadelijk heeft laten passagieren, want dan zou er Engels bloed gevloeid zijn. Een Dunlöp-rubberonderneming in het hartje van Malakka werd voor de Mariniers een kwalijk, gedwongen vacantie-oord. Er was één lichtpunt in onze misère: dat we ten minste na zesenvijftig dagen varen van dat schip af waren; we konden die „Noordam" niet meer zien. Toen we in Singapore aankwamen, vertelden de Engelsen, dat in onze toekomstige oerwoudveste, genaamd Ladang Geddes, alles voor de ontvangst in orde was. Er was water; er was licht; er was woonruimte, kortom, het leek een troeteloord. Echter, bij donker, na een ganse dag per trein en per truck, vonden we onder de rubberbomen slechts modder, geen voedsel, armelijke koeliewoningen, in vele waarvan diezelfde dag nog het vee van de inlanders had gehuisd; lege employeeshuizen waar de officieren hun heil op de vloer zochten en voorts de geheimzinnige belevenissen van de stemmen der „jungle" in de nacht. De eerste dagen konden we ons niet wassen, want er was geen water. Ook het drinken ging slechts met mondjesmaat. Als voedsel kregen we Amerikaanse veldrations te kauwen. Dat gaat gedurende vierentwintig uur wel door je keel. Maar ten slotte zijn chocolade, zuurtjes en sigaretten de enige bestanddelen van de inhoud, die je nog kunt zien. Er is door de Mariniers enorm gewerkt om deze wildernis bewoonbaar te maken. De Chinezen roken geld en kwamen van heinde en ver met alle benodigdheden van kookpannen tot pisangs en limonadeflessen in kleine karretjes en zieltogend oudroest op autobanden aandraven. Er werden goedangs gesloopt voor brand- en timmerhout. Het regende er voortdurend, zodat de mijlenlange wegen van het kampement hier en daar voor de truckchauffeurs de ergste moddermanoeuvres opleverden. De voornaamste ontspanning gedurende de eerste dagen was de jacht op het wild uit het oerwoud. Maar dit vertier eindigde toch spoedig, aangezien de achterovergedrukte patronen opraakten en elke Marinier voor elke patroon, die hij tekort kwam, een dag streng arrest onderging. De vrede met de natuur werd hierdoor in belangrijke mate hersteld en wij leefden verder, gelaten, als bannelingen van de Britse heerschappij, te midden van een oceaan van tropisch groen. Begin Februari kwam er al een Engelse generaal in ons rubberkamp op bezoek en die fluisterde welwillend: „Het duurt niet lang; jullie gaan binnenkort wel weg." Deze De Brigade in afwachting van terugkeer naar Java op de rubberonderneming Ladang Gedaes. heuglijke mededeling werd versterkt door een bericht uit Singapore, dat het zeker voor de 10e van de maand zou zijn, met een „24-uurs notice", d.w.z. dat we binnen 24 uur gereed dienden te staan, om onze weg uit de rimboe naar de bewoonde wereld terug te vinden. Het betekende dus een soort permanente alarmtoestand, maar met alle alarm zeilde de 10e van de maand rustig voorbij. Het volgende gerucht, dat ons uit hogere regionen bereikte, luidde: „We gaan wel weg, want mijnheer Dunlop wil zijn rubbertuin terug hebben, maar het is helemaal niet zeker, dat we naar Indië gaan; we kunnen best in een ander kamp gestopt worden." Stemming op nul. Volgend bericht: „Er gaat een kleine groep weg, met geheime bestemming." Het hele kamp wist een uur later, dat ze naar Singapore zouden vertrekken. De stemming rees. Twee weken lang werden daarop aftochtsplannen gemaakt. Een gunstig teken was ook, dat er een grote trucktrein uit Singapore arriveerde. Daarop volgde het stadium van: „definitief vertrek op overmorgen"; de volgende dag gevolgd door: „vertrek 24 uur uitgesteld" ; gevolgd door: „definitief vertrek op over-overmorgen" ; gevolgd door: „nog een paar dagen wachten." Zo werd het eind Februari en werkelijk, toen vertrok er iets, een derde deel, en een paar dagen later vertrok er weer iets, nog een derdedeel. En toen moesten we nog dat laatste derde deel er uit zien te krijgen. Morgen, morgen niet, overmorgen, overmorgen zeker, morgenochtend vier uur.. .. De trucks stonden klaar, we werden er bij honderden ingeladen; het was nog nacht. Spookachtig slingerden de autolichten achter elkaar door de rubberbossen. Toen de laatste truck de ingang van de onderneming had verlaten, wilde de laatste Mannier in de laatste jeep stappen. Maar. . de telefoon rinkelde: „Halloh, halloh, here Headquarters, zoveelste Brigade. Bericht votyr wnd. Cdt. Mariniersbrigade. Vertrek laatste „party" is 24 uur uitgesteld." Deze Marinier keek om zich heen. Het oerwoud buiten zoemde in al zijn nachtelijke klanken; de telefoon, die hij in de hand hield, murmelde voort. Toen viel zijn oog op het toestel; er begon iets in hem te koken. „Barst " schreeuwde hij in goed Nederlands door het apparaat, sprong in zijn jeep en begon, de trucks achterna, de honderden mijlen naar Singapore op te vreten. In een voorstad van Singapore kwamen we in een kazerne. Daar werden we onthaald, maar het kostte kennelijk enige moeite. We dachten, dat we dus toch nog 24 uur te vroeg kwamen, maar hier zat de zaak weer anders. Onze gastheren excuseerden zich: „Weet u," zeiden ze, „we hadden er op gerekend, dat u gisteren al zoudt zijn gekomen." Toen verwonderde het ons ook niet meer, dat onze begeleiders vervolgens de weg kwijtraakten en dat we die nacht in een onooglijk dorp op een onooglijk marktplein in de open lucht moesten slapen. Het zou ons ook niet verwonderd hebben, als de „Nieuw Amsterdam" van de H.A.L., die ons nu toch naar Indië zou brengen, helemaal niet in Singapore had gelegen. En we waren geenszins verbaasd, toen zij er wél bleek te liggen en de commandant van het eerste detachement aan boord ging en daar prompt ruzie kreeg met een autoriteit, die zei, dat hij met zijn troep helemaal niet aan boord mocht komen, wat hij toen toch maar wel deed. De „Nieuw Amsterdam" hunkerde er naar, om met duizenden evacué's thuis te varen, maar zij bleef eerst toch nog maar met ons erop een zestal dagen van achter een eiland naar Singapore, die ster van het oosten, liggen kijken. Alle apen en honden en bruine Malakka-mariniertjes, die we aan boord gesmokkeld hadden, werden opgespoord. De laatste kwam uit de hut van de dominee te voorschijn. Niemand mocht meer aan land. Dat was ten slotte wel begrijpelijk, want het was een hele prestatie geweest, om ons met zijn duizenden uit het oerwoud op een schip te krijgen. De „Nieuw Amsterdam" was een varende doolhof. Je had drie dagen nodig om de weg naar de eetzaal te vinden. De bioscoop scheen steeds in een andere richting te liggen dan de vorige maal, toen je er was geweest. Er waren veel dekken, waar lang niet iedereen mocht komen. Als je je hut wilde binnengaan, was je vaak een etage te hoog of te laag, wat bij het openen van de deur een gevoel van verstandsverbijstering gaf. Het was na alle armoedige ervaringen van de laatste tijd echter een trots idee, om met dit vorstelijke schip, het grootste van de Nederlandse vloot, naar Indië te gaan en, waar wij Marineklanten in ons hart op gehoopt hadden, naar het oude Soerabaja. Soerabaja, de geteisterde, beschoten en ontvolkte stad van Oost-Java, was onze bestemming en is sindsdien in haar leven en welvaren grondig verbonden geraakt met het doortastend optreden van de Eerste Nederlandse Mariniersbrigade, dat kostelijke product van Amerikaanse vindingrijkheid en Nederlands enthousiasme. En thans.... met de Mariniers door de Indische havenstad naar het front in de tr°PeIl! • Maj. D. KOEKEBAKKER Wat de jagers vertelden was niet altijd alleen maar jagerslatijn, zo nu en dan brachten zij ook welkome buit aan. TWEEDE DEEL zMariniersbrigade in Indië Het havenbedrijf te Soerabaja vertoont vele verwoestingen, terwijl hier en daar nog gezonken schepen in het vaarwater liggen. Het vliegveld is bestrooid met wra kstukken. Uitgebrande gebouwen leveren een trieste aanblik. Soerabaja's bevolking leed zichtbaar honger De inheemse bevolking wordt door de Mariniers vergast op lekkernij. De infanteriebataljons van de Mariniers namen zo spoedig mogelijk na debarkement de wacht over van Britten enBrits-Indiërs. Achter de demarcatielijn zwoegde het geniebataljon met zijn ,,graders"enzijn„ bulldozers" om wegen te herstellen en aan te leggen. In een vernielde spoorwegwagon bivakkeren de Mariniers. Hoe gezellig het kon zijn in deze geïmproviseerde kwartieren. Een „ijzeren ring" van goed beschermde posten rondom Soerabaja voorkomt herhaling van bestiale slachtpartijen. Onbarmhartig brandt de „koperen ploert" (de zon) op de tenten ■ ' .. . . . Zo zwoegden en zweetten hier de Mariniers, ver van huis en verstoken van comfort. Op post bij een zware mitrailleur, wakend tegen onverhoedse overvallen. Intensieve patrouillegang moet infiltraties binnen de demarcatielijn voorkomen. Een afmattend klimaat en zwaar terrein vergen het uiterste van de mannen. Republikeinse sluipschutters kunnen overal verscholen zitten.... Soms eisen zij hun bloedige tol. Ter afwisseling van de dagelijkse patrouillegang werden soms grootscheepse zuiveringsacties gehouden. Ook hierbij waren de Mariniers echter blootgesteld aan verraderlijke beschietingen. Een gewonde wapenbroeder wordt met veel zorg in veiligheid gebracht. us spits van een manmerspatrouille Dij het ochtendgloren op weg naar een kampong, waar sluipschutters zich schuilhouden. Uiterst behoedzaam bewegen de Mariniers zich voort tussen de kamponghuizen. Een gewapende bende wordt gesignaleerd. Ogenblikkelijk wordt de mitrailleur in stelling gebracht en een hevig vuurgevecht ontwikkelt zich. De aanval wordt van verschillende kanten voorbereid. Aangezien men met over en weer schieten geen beslissing verkrijgt, houdt een groep zich gereed voor de aanval. Gedekt door een lage rivierdijk rukken de Mariniers op. Na een sprong voorwaarts wordt achter de dijk stelling genomen. Ondanks het goed liggende vuur van de tegenstander loeren vele Mariniers de kali over, om ^ te trachten hun grootste hindernis, een zware mitrailleur, te localiseren. „Daar staat iel" klinkt het en direct antwoordt onze lichte mitrailleur met een felle vuurstoot. Een der onzen is echter reeds aan de arm gewond en wordt ogenblikkelijk door een geestelijke geholpen. Kruitdamp walmt omhoog tussen de klapperbomen. Weer is een der Mariniers gewond en ofschoon de strijd in felheid toeneemt, vervult de „glasharde" geestelijke, rechtop gezeten, zijn menslievende, maar gevaarvolle taak. Inmiddels is een der Mariniers dodelijk getroffen door het vuur van de tegenstander. De geestelijke staat hem bij in zijn laatste ogenblikken. Gedurende een korte vuurpauze sluipt een Marinier naderbij om zijn gewonde makkers uit zijn veldfles te laten drinken. Achter hem een Marinier, die water over zijn gloeiend geschoten automatisch geweer giet, om dit af te koelen. Naast zijn gesneuvelde vriend neemt deze geweerschutter wraak. De vijand had uit het dak van het huisje enkele dakpannen verwijderd en van dit hooggelegen punt de Marinier neergeknald. De „bazooka" (tank-vernieler) wordt in het vuur gebracht om de tegenstand aan de overzijde van de rivier te breken. Ten slotte wordt onder zwaar, beschermend vuur de oversteek gewaagd. Klapperstammen vormen een primitieve brug. Nadat de vijandelijke bende is verdreven, kunnen de Mariniers ongehinderd oversteken. Het balanceren op de klapperstammen valt echter niet mee. Nu het vijandelijke vuur is verstomd, kunnen de gewonden worden afgevoerd. Het vlot wordt door middel van een touw over de kali (rivier) getrokken. Dokters en ziekenverplegers zorgen er dan voor, dat de gewonden zo voorzichtig en zo snel mogelijk naar het hospitaal te Soerabaja worden vervoerd. Een tolk van de MariniersVeiligheidsdienst hoort een republikeins soldaat uit. Bij het ochtendgloren steekt een lange colonne Mariniers de kali over om het voorterrein te verkennen. Behoedzaam sluipt de spits der patrouille langs een kampong. Déér vluchten de eerste T.R.I.-voorposten voor hen uit, het bos in. Dadelijk wordt op het pad stelling genomen en een geweergranaat afgevuurd. Enkele schoten klinken uit de kampong — dan is alles stil. Aan de rand van de kampong gekomen, stuit de spits plotseling op een groep pemoeda's, die zich in de sawah heeft teruggetrokken. Ogenblikkelijk breekt een vuurgevecht los en duiken de Mariniers de greppel in. De sawah word* „uitgekamd". Een plotseling voorde voeten var\ een tolk opspringende, gewapende pemoeda wordt overmeesterd. Diep in de modder weggedoken slaat een der verkenners van de spits de bosrand nauwkeurig gade, om sluipschutters te localiseren. Zijn waarnemingen geeft hij per „handy-talky" (draagbaar radiotoestel) door aan de pelotonscommandant, die, beschermd door zijn „dardanel", het peloton leidt. Mortier-helpers nemen kruipend hun stelling in. Daar suizen de eerste mortiergranaten op de sluipschutters af.. Op lange patrouilles wordt vaak alleen de loop van de mortier medegenomen. De loop wordt door middel van een lap met de handen vastgehouden en de elevatie ,,over het handje geschat. De „otticiële methode met volledige opstelling is natuurlijk nauwkeuriger, doch lang niet zo snel en gemakkelijk. Weggedoken achter een sawah-dijkje nemen de Mariniers de granaatinslagen waar. ï De doffe dreun van de laatste granaatinslag is nog niet weggestorven, of daar stormen de eerste Mariniers de dijk over op de stelling der terroristen af. „Piu I .. . . Plu I" Kogels uit de bosrand tluiten de Mariniers om de oren. Gevangengenomen terroristen worden met de buitgemaakte wapens afgevoerd. Bij een gedeeltelijk vernielde brug gaan de Mariniers uiterst behoedzaam te werk. Sporen op de weg wijzen uit, dat terroristen voor hen uit zijn gevlucht. Plotseling opduikende gewapende gestalten doen deze schutter voorover vallen, terwijl hij zijn automatisch geweer in stelling brengt. In dekking achter de balustrade van de brug neemt hij de terroristen onder vuur. Andere Mariniers zijn toegesneld en een hevig vuurgevecht ontbrandt. De teruggeweken terroristen zijn nu alleen nog met de mitrailleur te bereiken. De pelotonscommandant leidt het gevecht en tracht zijn orders boven het helse kabaal uit te schreeuwen. Voor zijn voeten ligt zijn geweer met een granaat, welke hij eigenhandig wenst te verschieten. Nu volgt het bombardement door de achter het front opgestelde Sherman-tanks .... .... die met hun zwaardere projectielen de laatste weerstand der terroristen breken. Na het bombardement is wonder boven wonder de brug nog intact en als rook en kruitdamp een beetje optrekken, maken de Mariniers aanstalten de overblijfselen van de extremistenveste — waar nog steeds leven in blijkt te zijn — te doorzoeken. Overgebleven versperringen, zoals de Friese ruiters, worden opgeruimd . Een door de Jappen opgeleid T.R.I.-kapitein werd door een granaatscherf aan het dijbeen gewond en door twee Mariniers weggedragen. Het Japanse samoerai-zwaard in de gordel v*n de Marinier links zal nu wel als souvenir in een Nederlandse huiskamer prijken. .... en de toegangswegen vrijgemaakt. Een gewonde pemoeda wordt door een ziekenverpleger verzorgd, terwijl een gevangene helpt. De centra van terroristen en rampokkers — de verdreven en beroofde bevolking kwam er met nog van angst bevende stem vaak gruwelijke verhalen over doen — werden door de Mariniers opgezocht. Soms lagen deze „vuiltjes" in het moerassige kustgebied ten zuidoosten van Soerabaja, in de zgn. „tambaks" of visvijvers, van de landzijde schier onbereikbaar. Dan trok de Veiligheidsdienst in kleine Japanse landingsbootjes er op uit. Waren de toegangswegen tot het binnenland dichtgeslibd door jarenlange verwaarlozing, dan namen ze hun toevlucht tot kleine inheemse vissersprauwen .... En nadat met deze roverbenden was afgerekend, werd de terugtocht aanvaard. Zo werd maandenlang intensief gepatrouilleerd en daardoor aan de bevolking In de bezette gebieden rust en veiligheid gebracht. Plaatselijk weliswaar en over korte afstand moest men nu en dan overgaan tot beperkte acties om de eigen posten te vrijwaren tegen herhaaldelijke artilleriebeschietingen door de T.R.I. en bij deze acties werd getoond wat de Brigade op organisatorisch gebied waard was. Namen als Driaredja.Sidoardjo en later Krijan zullen de Mariniers in deze periode niet gauw vergeten. Dan kwam het motortransport bataljon de compagnieën, die „in rust" in Soerabaja lagen, midden in de nacht uit hun rust sleuren. Een lange sliert lichtpuntjes trok onder de tropensterrenhemel ronkend de nacht in op de voorste stellingen af. De krekels langs de wegkant waren er even stil van. In de voorste linie aangekomen: het fluisteren van nog meer Mariniers en het grommen van zware tanks. Waar die zo gauw vandaan gekomen waren, wist niemand. Ten slotte afmars in verschillende richtingen. Met licht worden merkte je pas wat er aan de hand was. Je voelde je een klein schakeltje in een lange ijzeren ring, die zich langzaam om de verdachte plaats heen kromde .... Moeizaam plonzend door de natte sawah en — voor het oog verborgen — zwoegend door de dichtbegroeide, donkere kampongs, trekken de Mariniers verder. De infanterie gaat weer voorop. De weg is met gevelde bomen versperd en waarschijnlijk liggen er mijnen. Speciaal opgeleide Mariniers van de „demolition" sporen met de zgn. „mine-detectors" mijnen en'vliegtuigbommen op .... terwijl anderen door middel van springladingen vrij baan maken voor de tanks .... . ■ . . die de bomen opzij trekken .... ... of er eenvoudig overheen klimmen. Als de Mariniers bij een T.R.I.voorpost zijn gekomen, klinkt plotseling het blaffen van een mitrailleur en het dreunen van inslaande granaten, die op een gedeelte van de opmarsroute vallen. Onze tanks stoppen, de koepel draait en daverend klinken de schoten over de hoofden van de infanteristen, die met de bajonet op het geweer vooruit springen. De weg ligt onder vuur en in de greppel er langs zijn waarschijnlijk mijnen gelegd. Maar gedekt achter de berm stormen ze voorwaarts. De Marinier met de zgn. „walky-talky", een zwaar, doch' draagbaar radioapparaat, staat in verbinding met de achter ons in stelling staande artillerie. De scherpschutters maken dankbaar gebruik van een wegversperring ....terwijl deze Mariniers achter de pijlers van een brug het vuur openen1.... en een automatisch-geweer-schutter tussen de zojuist verlaten stoelen van Indonesische wachtposten in stelling is gegaan. De bazooka-groep in actie. Door middel van deze „kachelpijp", berustend op het „rocket"-systeem, worden bunkers onder vuur genomen en opgeblazen. Dank zij de bekwame leiding van enkele officieren heeft de Mariniersbrigade in korte tijd drie batterijen artillerie uit de grond gestampt, die er zijn mogen. De extremisten hadden bij voorafgaande acties in de gaten gekregen', dat onze tanks de wegversperringen gewoon spzij trokken. Om dit te voorkomen hebben ze hier de rware gevelde boom voor hun stelling nog speciaal versterkt Joor aan weerszijden palen in het wegdek te zetten. Ondanks alles werd de versperring verwijderd, doch ten overvloede lagen er een vliegtuigbom en landmijnen onder, waardoor een onzer tanks zwaar werd beschadigd. Het kreupele gevaarte wordt nu door een andere tank weggetrokken. Natuurlijk moeten de voorposten zo snel mogelijk geravitailleerd worden. Om dit te bereiken gooien de zgn. „bulldozers" hier een dam over de kali, aangezien de brug is opgeblazen. Daarna worden grote hoeveelheden puin gestort om het wegdek te verstevigen. terwijl een vastgelopen „angel-dozer" door z'n grote broer een handje wordt geholpen. .... zodat het de hongerigen aan niets ontbreekt en zelfs de atabrinetabletten door het ,,zeuntje'' met een vorstelijk gebaar in de keelgaten kunnen worden gemikt. (Foto rechts boven) Dan kan dezelfde dag nog tegen de avond het klaarstaande motortransport de verbinding tot stand brengen en de nieuwe stelling bereiken .... Ook aan ,,doorspoelvocht" is geen gebrek, daar heeft de „watervoorziening" voor gezorgd. En zelfs zijn er plutocraten, die „echte extremistische kippeneieren" aan 't bakken zijn.... .. .. ofwel schildpaddensoep „fabriceren". Tijdens de dagen, die op het bezetten van een stelling volgen, wordt Nieuwe bruggen worden koortsachtig gewerkt. Het motortransport, „dat nogal eens wat stof door de pionierscompag- deed opwaaien", heeft nog meer bulldozers uit de stad aangevoerd. nie aangelegd.... waarbij voortdurende waakzaamheid is geboden. en hier wordt er een otticieel door de wnd. commandant ^ der Mariniersbrigade, kolonel P. J. van Gijn, geopend. Ook de Verbindingsdienst heeft handen vol werk om telefoonlijnen te repareren of nieuwe aan te leggen. Na een dag van zware lichamelijke arbeid in tropische hitte nemen de mannen onder een door het geniebataljon in de voorste stelling vervaardigde douche, een verkwikkend bad. Of als je gelukkig bent, neem je een duik in de nabijgelegen kali. Niets is de pater en de dominee te veel en vaak zijn er grote moeilijkheden te overwinnen om dagelijks de verschillende posten langs het (ront te kunnen bezoeken. Uit handen van de dominee ontvangen hier de Mariniers het heilige doopsel en treden tot de kerk toe. In een vervallen bamboehutje draagt de pater de heilige mis op. Zo lieten de extremisten vaak de door hen verlaten kampongs achter, terwijl de bevolking werd gedwongen te evacueren. Al gauw is de gevluchte, uitgehongerde bevolking naar haar oorspronkelijke woonplaats teruggekeerd. Meestal blijft er voor de geduldig wachtende jeugd nog wel een „vette •hap" over .... .... die dan voorzichtig in het gevouwen pisangblaadje wordt gedeponeerd. De dokter maakt in de omliggende kampongs speciale ronden om de sedert de Japanse bezetting ook medisch verwaarloosde bevolking zoveel mogelijk te helpen. De in lompen gehulde Javaantjes worden van kleren voorzien .... . . . en zelfs een lange wollen onderbroek is een ongekende luxe. Verbindingswegen naar "het achterland moesten beveiligd worden tegen plotselinge, verrassende aanvallen op wegkonvooien. Hier is een van deze afgelegen posten, die slechts overdag bezet zijn. Achter de lichte mitrailleur zit een van de Mariniers op de uitkijk. De andere leest in de schaduw. Een lekke band wordt direct verwisseld, terwijl andere Mariniers de wacht houden om op alle eventualiteiten voorbereid te zijn. opgebeld en onmiddellijk rukte een ambulance-jeep uit, die echter even later ook op een mijn liep en over de brug werd geslingerd. Een op het horen van de ontploffing toegesnelde bewakingsgroep onderzoekt ogenblikkelijk het terrein, terwijl de Marinier op de voorgrond een nog niet ontplofte anti-tankmijn heeft ontdekt, die hij voorzichtig demonteert.... ....waarna de gehele weg nog eens met behulp van mine-detectors terdege wordt geïnspecteerd. Achter de mijnenveegploeg, die elke ochtend vroeg de weg inspecteerde, heeft de tegenpartij op de loer gelegen en op verschillende punten mijnen aangebracht. Op de vrijdegeven weg is nabij post 1 1 een halfzware truck pp een landmijn gelopen. De dichtstbijzijnde eerste-hulppost werd En hier lijkt de gehele haveninstallatie van Soerabaja wel te verdwijnen, als door sabotage een grote hoeveelheid Engelse en Japanse minutie de lucht in gaat. Neen, de weg van de Mariniers liep niet altijd over rozen.... Hier trachten de eerste Mariniers onder beschermend vuur in een kampong door te dringen. Maar op het over de kali stormende gewicht van gezonde Hollandse jongens was dit bamboebruggetje klaarblijkelijk niet berekend, zodat een hachelijke situatie het gevolg was. Als er geen brug Is, of de oude is opgeblazen .... gaan ze er dóór, en Het buitgemaakte munitiepaardjetóch wel I Ook déze vernielde brug kan de infanterie niet in haar opmars belemmeren. __■ Nog enige extremisten staken hun tegenstand. De overmacht is groot, maar tegen deze wapens, tegen zulk een moed en doorzettingsvermogen delft zij het onderspit. Van alle kanten hebben ze de tegenstander omsingeld, en geholpen door hun artillerie drijven ze hem in het nauw. De eerste extremisten, gewapend met bren-gun en Japans geweer, geven zich over. (gewonde pemoeda s worden geholpen . . , .... terwijl anderen met hun wapens bijeen worden gebracht. Nederlandse, Engelse en Japanse helmen, sommige met modder gecamoutleerd. 121 tnige nog zeer jeugdig uitziende pemoeda s worden in snel tempo afgevoerd. Een Marinier deelt sigaretten uit onder de gevangenen. 122 Na een zware dag keren de Mariniers met hun gevangenen terug. En dit is de internationale wapenverzameling, die door één compagnie op één ochtend werd buitgemaakt. Vaak trachtten de Indonesische troepen, die het hoger gelegen gebied buiten Soerabaja bezet hielden, de waterstand in het door de Mariniers bezette laagland ongunstig te beïnvloeden. Door het afsnijden van de watertoevoer gedurende de droge moesson verdroogden de sawah's. Speciale patrouilles werden uitgezonden om de dammen op te zoeken en door middel van zgn. „bangalore torpedoes" (lange, met springstof gevulde kokers) te doen springen. Ten gevolge van de hevige regens tijdens de natte moesson en het moedwillig openzetten van de sluizen, werden de wegen al spoedig onbegaanbaar . , . . Vaak gaan de Mariniers kopje onder gedurende het urenlang doorwaden van geïnundeerd gebied. In één lange colonne zijn de amphibische tractors, tanks en verkenningswagens al in het heuvelland doorgedrongen .... .... maar deze kerels, die het „vuile werk" moeten doen, komen ook wel in Modjokertol Regelmatig werden er landingsoefeningen uitgevoerd, voor het geval dat landingen nog eens nodig mochten blijken. Zo stond in Oost-Java een met de modernste hulpmiddelen uitgeruste Mariniersbrigade klaar om in te grijpen waar het nodig mocht zijn ..., en vervulde haar taak onder de uitstekende leiding van de 3e brigadecommandant, kolonel der MariniersW.AJ.Roelofsen. Toen men op 21 Juli 1947 overging tot de politionele actie, hebben de mannen van de Brigade, na de landingen bi] Pasir Poetih en Banjoewangi, in enkele dagen tijds een gebied moeten bezetten groter dan Nederland en hierdoor het belangrijkste gedeelte van Oost-Java voor verwoestingen behoed. Tijdens de acties op Oost-Java landden de Mariniers bij Pasir Poetih. Wij zien hen hier aan boord van een landingsvaartuig, waar iedereen er zijn gemak van neemt. Als men het doel nadert, is het met de rust gedaan. De manschappen moeten zich gereed maken om in de boten te gaan. Met volledige uitrusting gaan de Mariniers de touwladders af naar de stormbootjes. Een Catalina van de Marine-LuchtvaartDienst verkent de kust, terwijl de eerste golf landingsbootjes nog blijft cirkelen. Ongeveer gelijktijdig begon Hr. Ms. Piet Hein haar projectielen naar de kust te sturen. Het laatste stukje naar de kust moet te voet afgelegd worden, daar het water hier zelfs voor de landingsbootjes te ondiep is. Eerst als een smalle kuststrook gezuiverd is, komt het grote schip met manschappen en materiaal. snel wordt een kleine pontonprug gemaaKt, waarover het materiaal naar het strand gebracht moet worden. Binnen ongelofelijk korte tijd rijdt de eerste tank naar buiten. Het stille strand heeft een volledige gedaanteverwisseling ondergaan. De rust wordt verstoord door tanks en vrachtwagens, die uit het schip het strand oprijden. De bezetting is voltooid en de driekleur wappert. In de lucht blijft een Catalina-vliegbooi patrouilleren. De ineengestorte geraamten van nog brandende pakhuizen vormen het decor van de actie bij de haven van Probolinggo. Toen de Nederlandse troepen in Probolinggo arriveerden, stonden de pakhuizen in brand. Direct wordt met het blussingswerk begonnen. De bevolking van Loemadjang verdringt zich om een Sherman-tank. Overste van Rhijn (derde figuur links) bespreekt met zijn officieren de actie. Aan de stadsgrens van Besoeki haalt de bevolking de Nederlandse troepen met geju.ch en opgestoken ommen in. Overal waar onze troepen komen, delen zij sigaretten en voedsel uit, hetgeen hen direct op goede voet met de bevolking brengt. Terwijl elders de actie nog doorgaat, geven deze jongens de Indonesiërs partij op het voetbalveld. Behalve de reeds eerder genoemde onderdelen, direct aan het front opererend, werkten specialisten op allerlei gebied met de modernste Amerikaanse hulpmiddelen om dit Mariniersbedrijf op gang te houden. Daar is in de eerste plaats de Verplegingsen Wapeningscompagnie (VEWA). Deze beschikt onder andere over een uit Amerika medegebrachte ijsfabriek. In de koelcellen worden de zojuist gefabriceerde ijsstaven tijdelijk opgeslagen. Het is er zó koud, dat door de Mariniers, die hier werken, gebruik wordt gemaakt van speciaal voor dit doel bestemde bontjassen. Dag in, dag uit zoemen de Singer-naaimachines voor de fabricatie en reparatie van allerlei Marinierskleding. De mobiele schoenmakerij van de VEWA. Hier is de moderne aflapmachine aan het werk. Een specialist aan het werk op de schrijfmachine-reparatieafdeling. De bergingssectie van het Motortransportbataljon (MOBAT), die meermalen aspirant-duikers te verwerken kreeg. De Verbindings-Materieel-Sectie(VINMATSEC), waar radioapparaten, zenders, ontvangers e.d. worden gerepareerd. Bij de dispatcher van het MOBAT. Vele wagens worden hier gerepareerd, doorgesmeerd en gereviseerd, Dé Mariniers hebben ook een eigen Spoorwegdetachement. Op de foto ziet men hoe amphibie-tractors op goederenwagens naar het front worden gebracht, teneinde te voorkomen dat de wegen door de rupsbanden worden vernield. De zgn. „jeep-locomotief" van luitenant Ensink en zijn mannen van het Spoorwegdetachement. Een in Amerika opgeleide duiker van het Geniebataljon der Mariniersbrigade begeeft zich onder water om de gevaarlijke lading van een gezonken Japans munitieschip te bergen Dit is de „Soerabaja-Welfare-Express", die in samenwerking met O.S. & O. der Mariniersbrigade voorstellingen gaf voor de Mariniers aan het front. De bij alle strijdkrachten en ook bij de burgerij te Soerabaja beroemd geworden Marinierscantine viert haar éénjarig bestaan. Een geheel eigen vinding van het MOBAT is de zgn. Lintworm-expres, die geregelde diensten onderhoudt om de Mariniers in de gelegenheid te stellen tot passagieren. De modern uitgeruste Mariniersbrandweer, die in Soerabaja er later in Probolinggo zo krachtig en doeltreffend wist in te grijpen Het door de passagierende Mariniers minst gewaardeerde onderdeel der Brigade is het uiterst efficiënte M.P.-peloton. Een hospitaal op wielen. Links de röntgenwagen, waarin een scherf of kogel, die het lichaam is binnengedrongen, binnen twee minuten gelocaliseerd kan worden. Rechts de uiterst modern ingerichte operatiewagen. De stroomvoorziening van het gehele veldhospitaal wordt verzorgd door de mobiele generator, die in het midden staat. Behalve de röntgenwagen behoort ook een draagbaar röntgenapparaat tot de uitrusting van het veldhospitaal. De gehele installatie is in drie koffers verpakt en kan door twee ziekenverplegers gedragen worden. Ten slotte maken nog twee pantserwagens deel uit van het rijdende hospitaal. Behalve voor bescherming dienen ze tevens als ambulancewagens. Aldus gaat elke Marinier naar het front met de geruststellende wetenschap, dat er goed voor hem gezorgd zal worden. Dit was de Mariniersbrigade MET HAAR ARTILLERIE .... TANKS, VERKENNINGSWAGENS.... PANTSERWAGENS, AMPHIBIE-TRACTORS.... en haar mannen. .... die bereid waren het hoogste offer te brengen! EN TOT SLOT een laatst „vaarwel!" aan alle Mariniers; oorlogsvrijwilligers, miliciens of beroepspersoneel; ijzervreters of groentjes. Het doet er niet toe of zij omhoog klommen, of aan dek zijn blijven staan. Zij allen hebben de Brigade gemaakt tot één machtig lichaam — bestemd, in staat en bereid tot handhaving van orde en rust in Indonesië. De trots der Koninklijke Marine en van het Nederlandse volk. / / droene Duivels"- uitmuntend optreden onder de moeilijkste omstandigheden, ijzeren zelfbeheersing, sterke gevechtsdiscipline, grote persoonlijke dapperheid, uitstekend doorzettings- en uithoudingsvermogen, grote hulpvaardigheid en kameraadschap, kortom, door alle eigenschappen te demonstreren, welke een Marinier maken tot een góed Marinier! Toch is het voor een buitenstaander moeilijk, zo niet onmogelijk, zich, zij het ook maar bij benadering, een enigszins behoorlijk beeld van de Brigade te vormen, indien hij alleen zou moeten afgaan op berichten en beschrijvingen. Dit ,,fotoboek" is dan ook een grote aanwinst! Het zal door de unieke foto's en de bijgevoegde tekst een belangrijke bijdrage kunnen leveren tot het vormen van een juister beeld van de Brigade en opwekken tot de waardering waaropzij recht heeft. Wanneer dit bereikt wordt, is de uitgave reeds ten volle verantwoord. Doch er is meer! Voor u, mannen, die het voorrecht gehad hebben bij de Brigade te mogen dienen, moet het boek een wel bijzonder kostbaar bezit zijn. Hel zal voor u een blijvende herinnering zijn aan een zeer bijzondere periode in uw leven; herinnering aan een tijd, waarin gij de beste kameraadschap gaaft en ontvingt; een tijd, waarin gij veel liefs doch ook veel leed en miskenning ondervondt, maar alles bijeen ook een tijd welke niemand uwer, ondanks alle tegenslag en hunkering naar het vaderland, had willen missen. Moge dit boek dan voor u, mannen van de Mariniersbrigade, een herinnering zijn aan enige der zwaarste doch mooiste jaren van uw leven. Voor ons zal het zijt\ een blijvende herinnering aan „onze Mariniersbrigade" ; de Brigade, van wier optreden zonder enig voorbehoud gezegd kan worden: „Well-done" ; de Brigade waarop het Korps Mariniers, de Koninklijke Marine, ja, het gehele Nederlandse volk trots kan zijn. De Commandant Korps Mariniers G ener aal-Majoor der Mariniers H. F. J. M. JTvon Frijtag Drabbe van de te vormen „Eerste Nederlandse Mariniersbrigade" nog luidde: „Deelneming in geallieerd verband aan de oorlogvoering in de Pacific tegen Japan." Wat weet men van de bevindingen dezer mannen in de trainingskampen van het U.S. Marine Corps, van hun zwerftochten over zee, van de eerste diepe teleurstelling, toen ons het betreden van Indië's bodem werd geweigerd, terwijl wij wisten, dat daar duizenden en duizenden Nederlandse mannen en vrouwen en kinderen in diepe nood verkeerden en hunkerden naar de hulp, die wij niet mochten geven ? Wat is er bekend van wat deze mannen hebben getoond aan durf en moed, aan bereidheid tot het aanvaarden van de grootste ontberingen, aan innerlijke discipline op de vele momenten dat van hen, om voor de meesten nu eenmaal onbegrijpelijke redenen, werd geëist het geweer bij de voet te houden, waar gevaar voor eigen leven dan wel de zo overtuigende aanblik van een hulpbehoevende en ook om hulp vragende mensheid de zo natuurlijke drang deed opkomen om het eigen wapen op een andere wijze te hanteren ? Ter eigen zelfverdediging dan wel ter verdediging en bescherming der duizenden slachtoffers van vexatie en terreur. Ik ben een oud en grijs soldaat. En waar ik het overgrote deel van mijn diensttijd leefde met en te midden van Mariniers, die mijn Korpskameraden waren, vermeen ik mij het recht te mogen aanmatigen te zeggen, dat ik weet wat een goed soldaat, wat een goede troep is. Welnu, deze Mariniersbrigade, ogenschijnlijk naar het uiterlijk zo verschillend van het stram gedisciplineerde Korps van vóór Mei 1940, was een troep van het allerhoogste gehalte, die innerlijk alle goede eigenschappen bezat, die des Mariniers moeten zijn. Mij zullen de door deze mannen betoonde daden van grote durf en moed, hun energie en onversaagde wil om elke moeilijkheid met een glim- of grimlach te overwinnen, hun bereidheid tot het aanvaarden van de grootste ontberingen, en bovenal de door hen betoonde kameraadschap lot in lengte van dagen een der meest dierbare herinneringen blijven. Als zij een -juist beeld gaven van wat jong Holland kan en wil, dan hoeft er aan de toekomst van ons volk niet te worden gewanhoopt, ondanks de in deze dagen ongetwijfeld soms zo somber-dreigende aspecten. De Generaal-Majoor der Mariniers, Oud-Commandant der Mariniersbrigade Soerabaja, 14 Juli 1947 KOLONEL DER MARINIERS W. A. J. ROELOFSEN, COMMANDANT VAN DE BRIGADE SEDERT 18 MAART 1947. LUITENANT-KOLONEL DER MARINIERS P. J. VAN GIJN, DIE IN DE RANG VAN KOLONEL DE BRIGADE COMMANDEERDE VAN 20 JUN11946 TOT 18 MAART 1947. DE EERSTE RIDDER der Mariniersbrigade, korporaal der Mariniers A. HOEBEN, ontving per K B van 28 Mei 1 947 de Militaire Willemsorde der vierde klasse. Nadat de volgende morgen weer alle eer bewezen is aan een uitgebreid ontbijt marcheert het transport door de stad naar de haven, waar enige kleine kustvaarders reeds onder stoom liggen. De Ostendenaren staan wel even vreemd te kijken, wanneer daar Hollands Glorie in z'n versleten pakje zingend door de straten gaat. Er staat een ruw zeet j e en wanneer de volgepropte schepen het ruime sop kiezen, duurt het niet lang of het voortreffelijke eten uit de keuken van het doorgangskamp vliegt over de reling. Vaalgroene gezichten, vertrokken van ellende. Zij, die aanvankelijk het hardst lachen om al die wanhoop, worden al stiller en al witter en moeten ten slotte ook naar de reling snellen om Neptunus het zijne te geven, Ln terwijl de schepen langzaam voortstampen, op en neer, op en neer, is menige Mannier m z n hart toch dolblij, dat ie z'n pootje voor de Mariniers gezet heeft en toch maar met voor de Marine. Vuil en beroerd wordt te Tilbury het hele transport in een klaarstaande trein gestouwd voor een reisje van ruim twintig uur dwars door Engeland naar Schotland Je wordt een beetje door elkaar gerammeld, je slaapt een beetje, kijkt naar buiten en roept door het raam „Oehoe Annie", naar aardige meisjes. Op sommige stations worden thee, koffie en broodjes uitgedeeld, die echter voor een groot deel onaangeroerd blijven, daar menig ingewand nog hinder heeft van een „op- en neergaande bewegin^" Verder, steeds maar weer verder, totdat, na een behoorlijk 'koele tocht doodde Schotse hoogvlakte, Glasgow wordt bereikt, waar een ieder weer eens z'n hebben en houden bij elkaar moet zoeken en over moet stappen in een andere trein Eindelijk stopt dan toch ook die trein en wel bij de dokken van Greenock Gaar en moegereisd sta je daar op de kade je ogen uit te kijken aan 't prachtige panorama van de Clyde met talloze schepen, terwijl daarachter de machtige massieven der Schotse bergen als donkergroene silhouetten scherp tegen de hemel afsteken Meeuwen scheren bedrijvig langs de torpedojagers, langs de vliegdekschepen vrachtboten en transportschepen. ^ ' Een luitenant der Mariniers („hé Jan, mot-jes kijke wat een prachtig uniforrem") wijst naar een ver vooruitspringende landtong aan de overkant „Daar ligt kamp Roseneath." Met een grote pont gaat het naar de overkant, waar trucks gereed staan om de hele bubs naar het kamp te rijden. De eerste etajipe is afgelegd. Kamf Roseneath. onJ^t^l^^ de barakkGn' dk aan Pi^lmee's W0™S ^ denken, En terwijl je daar staat rond te kijken, komen er kerels van vroegere transporten allen reeds gekleed in het keurige uniform der Amerikaanse Mariniers die je vragen waar je vandaan komt, of je „die" kent en of „die" er bij is V* En jij op jouw beurt vraagt naar het rantsoen sigaretten, naar het eten en naar de uitrusting, en hebt verder nog maar één wens: Je wassen en naar bed Maar mets van dat alles, j Je moet met het hele transport aantreden, waarbij een oude, doorgewinterde sergeant een poging doet om enige orde in het zaakje te brengen 8 meer" "lange' gE ^ **** ^ beet^ rechter bij staan.... je bent geen burger „Ik, meneer?" vraagt een kleine dikkerd schuldbewust „Niks te meneren hier. Zeg maar sergeant " Zo sta je daar te wachten om ingeschreven te worden, om je geld in te wisselen om een stamboeknummer te krijgen. wisseien, Een stamboeknummer . . Geen meneer meer, maar een vent met een nummer die mets meer te vertellen heeft. ' Kamp Roseneath, waar je een dag lang zat te zwoegen op de intelligentietests, waar je nog eens van onder tot boven gekeurd werd, waar je je uitrusting kreeg en waar dienstVWj tfbSflen g gdegenheid had ora ie de grondbeginselen van de militaire „Links.. .om." „Rechts... .om." „Op de plaats.... rust." Tijdens die exercitielessen leerde je nog wat anders dan alleen maar marcheren. Je leerde langLmernand de terminologie van de Mariniers kennen. ^"g^memana Je zette niet langer je voeten op de grond, maar „je kakkies op het dek". Je leerde „op je strot staan", vooral toen die verd kapper opdracht had gekregen om je weelderige haardos te millimeteren. Het ging je na enige dagen „geen moer meer an" om tussen al die andere blote kerels onder de douche te staan en iedere dag weer stond je „met je oren te klepperen" van al die nieuwe termen, die je naar je hoofd kreeg, wanneer je niet helemaal model van richting was veranderd. Zo werd je in die korte tijd van veertien dagen al een hele Marinier, zo n „glasharde", die al aardig wist wat ie wel en wat ie vooral niet moest doen. Kamp Roseneath was echter niet alleen: exerceren, barakken schoonmaken of ,,'n looppasje pikken". . . . Je had er na „vast werken" ook vluchtige begroetingen met lieve meisjes in Glasgow, Hellensbourgh of Greenock en je had er al verduveld snel in de gaten, dat ze daar de „Dutchees" heel best mochten lijden. Maar veertien dagen gaan snel om en voor je het wist stond je op een transportlijst voor Amerika. Toen kon je weer aantreden, nu niet meer in een afgedragen burgerpakje, met een oude rieten koffer. Ditmaal zag je er piekfijn uit in je gloednieuwe Mariniersuriiform, met je zorgvuldig gepakte ransel met een modelgerolde dekenrol er om. Ditmaal vertrok je als Jan Marinier, die van zichzelf wist, dat ie er zijn mocht. _■ _ Met 15.000 Amerikanen werd je in een of ander ruim van de „Queen Mary geduwd of met een geringer aantal op een L.S.T. „Marinier, tabé dan...." Een nieuwe etappe was begonnen. Sergt. der Mariniers J. ter Haar, Mariniers-correspondent De „sky-line" van Manhattan (New York). MET DE MARINIERS NAAR AMERIKA Vroeger beschouwde men meestal het land van Uncle Sam als een uitgestrekt gebied, waar hyper-moderne en onconventionele mensen met rare Meeèn het onmogelijke wisten te bereiken. Amerika is immers het land ™ J v™+ jongens millionnair worden. Toen de oorlog d we d neen deedTschrornn, en" .s men wel enigszins anders gaan denken, heeft men de afstand^ ruinen en wolkenkrabbers. Toen boven onze schuilkelder*i rU Val u* kasteelachter sterke motoren naar Duitsland denderden èn late 'hun ^ ZS^S"^ WAïPffl w^pen ~Jg^l^^ De „good old U.S.A.» moest bovendien een paradijs zijn, een werkelijk land van de vrijheid, waar geen terreur, geen honger en geen beschieting bestond. Misschien hebben we op het einde van de bezetting te veel gedacht aan de overvloed en de kwaliteit van voedsel, kleding en luxe en te weinig aandacht besteed aan de „real American". De zware bezettingsjaren, de honger aan het eind en de bevrijding, die dikwijls met hevige gevechten gepaard ging, hadden velen voor een ogenblik neergeslagen. Ze waren te „groggy" om met de daad het licht te zoeken van de zon, die achter de puinhopen en kruitdampen moest zijn opgegaan. Men dacht de strijd gestreden te hebben en de rest aan anderen te kunnen overlaten; het vooroorlogse op materieel gebied zou nu vanzelf ons land wel binnen komen rollen. Goddank zijn er geweest, die in de morele impasse tot de daad zijn overgegaan. Mensen, die iets meer verlangden dan afwachtend niets te doen of zich kalmpjes te laten afdrijven op de reactie. Tot hen behoren de vrijwilligers. Ze zijn de ruimte ingestapt, een wereld binnengegaan, die gloednieuw voor hen was en achter zich lieten ze veel dat dierbaar, maar ook veel dat oud was en gebroken. Januari 1945 — New York City. Enorme monsters van steen doemen op in de grauwe morgen Ontelbare lichtjes twinkelen over de millioenenstad en grote ijsschotsen drijven op het kalme water. J Diep weggedoken in de brede kraag van je uniformjas, kijk je naar al dat nieuwe, a m«rukwekkende van de metropool. De city heeft je gevangen en zonder bepaalde gedachten blijf je voor je uit staren. „This is America," zegt een Amerikaans soldaat naast me, die voor algeheel herstel naar zijn land terugkeert. „Welcome to the States, Dutchee, you'11 find a home here and pretty girls, l m sure. De soldaat wees naar gindse stadsrand, als zou daar pas Amerika zijn, maar op hetzelfde moment voelde ik, dat Amerika naast me stond. Aan bakboord: Bedloes Island, waarop de „Statue of Liberty" met haar toorts naar de vaalgrijze lucht staat te wijzen. Een majestueus symbool van de Vrijheid een geschenk van het Franse volk. Bij het binnenvaren zegt het ons, dat we als goedé vrienden hartelijk welkom zijn en dat het ons aan niets zal ontbreken. „Give me your tired, your poor, your hurled masses yearning to breath free The wretched refugees of your teeming shore, Give those the homeless tempest tossed to me, I lift my Lamp beside the Golden Door." Meisjes van het Amerikaanse Rode Kruis wachten ons aan de valreep op met cake sweets en kartonnen bekertjes met melk, terwijl een negerband voor de nodige jive" zorgt In grote bussen dwars door de City — Manhattan — Brooklyn. Een hartelijk en overvloedig onthaal op de Brooklyn Navy-yard en dan weer verder. Met de ferrv" naar New Jersey en daar op de trein naar North Carolina. Zevenentwintig uur in eerste-klas-wagens van een Pullman. Steden, grote en meestal dorre vlakten schieten langs de raampjes. En dan zijn daar nog de vele houten neger dor pen. ° New York bij dag . . . ,