DE R.T.M. BEGUNSTIGD SUBSIDIE VOOR DE VRIENDJES CRITIEK HEET „ONBELEEFD" KENNISMAKING VAN N.S.B.-ERS MET DE „POLITIEK" NEDERLANDSCHE NATIONAAL SOCIALISTISCHE UITGEVERIJ In de Provinciale Staten van Zuid-Holland, Zeeland en Noord-Brabant, kwam gedurende de zomerzittingen der Staten subsidie-verleening ten behoeve van verschillende veerverbindingen, welke de Rotterdamsche Tramweg Mij. exploiteert, ter sprake. Tot goed begrip van zaken dient vermeld te worden, dat de R.T.M. een zuiver particulier concern is. TA EN leden van de Provinciale Staten van genoemde provincies werd een schrijven toegezonden, gedateerd 16 Juli 1935, van de N.V. Reederij Van der Schuyt, waarin genoemde Reederij een aanbod doet, om de veren zonder eenige subsidie te exploiteeren. Daar deze reederij eveneens een particulier lichaam is, spreekt het vanzelf, dat zij een dergelijk aanbod niet zal doen, indien zij hierin geen behoorlijke winstmogelijkheden ziet en zouden wij zelfs zoover willen gaan te zeggen, dat zelfs zonder subsidie, in de thans bestaande of verlaagde tarieven, nog zeer belangrijke winstmogelijkheden zitten. Wat beteekent dit? Niets anders dan dat Provincie, Rijk en publiek door de R.T.M. op schromelijke wijze worden uitgebuit. Indien men met een reederij als Van der Schuyt zou onderhandelen, zijn wij ervan overtuigd dat alle tarieven zeer belangrijk, ten gerieve van het publiek, zouden kunnen worden omlaag gebracht, zonder dat alsdan nog eenige subsidie noodzakelijk is. Genoemd, zeer uitvoerig, schrijven werd gevolgd door een adhaesiebetuiging van den Bond van Bedrijfs-autohouders in Nederland, hetwelk in de navolgende bewoordingen besluit: Voor onzen Bond is het eene voldoening te kunnen vaststellen, dat onze op de exploitatie der R.T.M. geoefende kritiek gerechtvaardigd was. Wij willen niet in beschouwingen treden met betrekking tot het uitvoerige betoog, hetwelk met het voorstel is verbonden. Wij kunnen volstaan met te verklaren, dat het onze volledige instemming heeft en dat wij het ten zeerste zullen toejuichen, indien uw College zou kunnen bevorderen, dat. het voorstel van de N.V. Reederij van der Schuyt worde aanvaard en zoo spoedig mogelijk tot uitvoering kome. Reeds bij het doorzien der Agenda trof het onze Staten- ivi dat ee" particulier lichaam als de R.T.M. zoo sterk door Provinciale Staten en Rijk werd bevoordeeld. Het verslag van de vergadering van obligatiehouders, het jaarverslag van de R.T.M., het behandelde in vorige vergaderingen der Staten, toonen dan ook dat ten eenen male verkeerdelijk dit particuliere lichaam werd bevoordeeld en dat Rijk en Provincie zich met handen en voeten aan de R.T.M. hadden gebonden, naar wij vernamen reeds in 1917. Toen dan ook ter sprake kwam het betalen van nog meer gelden door de Staten voor een kleine, weinig ingrijpende, verbetering van het veer Middelharnis-Hellevoetssluis, heeft ons Statenlid, kam. J, van Hoey Smith, naar aanleiding van het hiernavolgende ingediende voorstel, het onderstaande te berde gebracht. Het verkeersvraagstuk op en met de eilanden Goeree en Overilakkee Mijnheer de Voorzitter, Wij hebben met verwondering kennis genomen van het voorstel van Gedeputeerde Staten met betrekking tot het Verkeersvraagstuk, op de eilanden Goeree en Overflakkee. In verband hiermede stel ik mij de volgende vragen: lo. Welke maatregelen zijn genomen, naar aanleiding van de in de kranten vermelde moeilijkheden der R.T.M., om de renielooze voorschotten der Provincie zoo veel mogelijk zeker te stellen? 2o. Is het juist dat dit lichaam reeds aan rentelooze voorschotten van het rijk heeft ontvangen ƒ 2.465.129.18, terwijl de Provincie bovendien verstrekt heeft rentelooze voorschotten van f 1.806.535.70, terwijl het kapitaal van dit particuliere lichaam slechts 1 millioen bedraagt? 3o. Is het bekend, dat de R.T.M. de Rijks- en Provinciale gelden gedeeltelijk heeft gebruikt om belangen te nemen bij de Mij. Fop Smit en hiervoor in 1927 een bedrag van f 410.000.— heeft verstrekt, terwijl dit eveneens een practisch failliete onderneming was en nog is? 4o. Is het bekend en wordt het juist geacht dat het obligatiekapitaal alsmede de Rijks- en Provinciale gelden gedeeltelijk mede opgegeten worden doordat bij dit niet renderende bedrijf de Com TelZrZlZ?* fm0>r.voeding genieten, teZ^e Directeur behalve zijn ruim salaris, noé f 5000 óoniot ,1 .ens failliete docUer-Stoombooi-mLLZppijen? vand^RTtP op bh. 35, mei de belangen van de R.T.M. rekening worden gehouden, onder het motto dat zii blnJeekh"Ü hTr iS°lement bevriJdde, waarmede Z algemeen n hlJzondere mate werd gediend? gemeen Mij dunkt, dat geen enkele Particuliere Mij. een deröeliike on d°rnemmg ooit uü philantropische overwegingen heeft opgezet TetrZat"00" 1 - W 6o. Hoe durft men in het begin van blz. 38 spreken over scha es werden verleend om de tekorten uit andere veren te dekken? v--i c\& R T M Uji , uitgebreid met vertegenwoordigers voorstellen^ de ™ da" °°k slerk de" indruk dat dê malé mis"» «awenschte en „oodije objeotiviteit ten eenen »ndedrieda»ednatmdee°RhrMUï ?" Spreekl' h°°rt r^rnTeeT/lïï'"- X '<•- ÏEE SSS^pSSïSS verkregen belangn,ke pachtsommen zouden kunnen worden De voorgestelde verbetering, indien de Provincie de 10 pCt. bij- drage van de localiteit voor haar rekening neemt, beteekent een uitgave van ƒ 13.150.— voor de Provincie. Hoewel hierop in de begrooting is gerekend, acht ik het ten eenen male verkeerd, dat dit bedrag thans absoluut onnoodig wordt uitgegeven. Er mag bovendien niet uit het oog worden verloren dat de R.T.M. volgens haar jaarverslag over 1933, voor het postvervoer een bedrag heeft genoten van ca. ƒ 66.000.—, hetgeen eveneens min of meer als subsidie mag worden aangemerkt. Behalve deze ƒ 66.000.— kan, volgens rapport-van Rijckevorssel, de R.T.M. rekenen op een subsidie van ƒ 11.500.— voor het veer Numansdorp-Willemstad, van f 24.700.— voor het veer Anna Jacoba-Zijpe, van ƒ 26.300.— voor het veer H ellevoetsluis-Middelharnis, indien de Vergadering thans het voorstel van de Commissie van Boeyen aanneemt, hetgeen dus een gezamenlijke subsidie voor deze veren zou beteekenen van ƒ 62.500.— De gedachte verbetering volgens het Rapport van de Commissie van Boeyen zou onder meer beteekenen het terugbrengen van het tarief bijv. van een 4 persoons-auto ƒ 7.— a ƒ 8.— op ƒ 3.—, hetgeen bovendien als nog veel te hoog moet worden beschouwd. Indien dit veer gereorganiseerd wordt, zoodat in werkelijkheid met de wenschen van het publiek en met het belang van de streek wordt rekening gehouden, dan zullen op een basis van lagere tarieven dan de genoemde ƒ 3.— enz. zeer zeker ondernemingen te vinden zijn, die bereid zijn zonder een cent subsidie een en ander waar te nemen. Afgezien van alle bovenstaande overwegingen achten wij het principieel fout, dat geld geëischt wordt voor overzetveren, aangezien dit een verlenging van den weg is en wij geen tollen wenschen. Waarom toch moet een gedeelte van de bevolking, dat toevallig iets meer achteraf ligt, in den vorm van veergelden of anderszins worden achtergesteld bij andere bevolkingsgroepen? Wij zouden het daarom noodzakelijk achten dat de Provinciale Staten bevorderen, dat in den vervolge geen overzetgelden of tollen voor veren of bruggen worden geëischt. Afgezien van de beantwoording van bovenstaande vragen stelt onze fractie voor, dat Provinciale Staten zullen besluiten als volgt: Het College van Provinciale Staten van Zuid-Holland, overtuigd zijnde dat het particulier belang moet wijken voor het Algemeen Belang, noodigt het College van Gedeputeerde Staten uit, niet over te gaan tot eenige verbetering van het veer Middelharnis-Hellevoetssluis noch tot overneming door de Provincie van de 10 pCt., zijnde de bijdrage beloofd voor de localiteit en thans door deze terugtrokken, maar wel ten spoedigste met voorstellen te komen, welke omvatten: 'a. Maatregelen, ten einde van de verstrekte rentelooze voorschotten te redden wat te redden is. b. Het nemen van alle maatregelen, die noodzakelijk zijn, om de Provincie in dit belangrijke verkeersvraagstuk de handen vrij te geven, hetgeen niet anders zal kunnen dan door het faillissement van dit lichaam niet verder onnoodig uit te stellen door directe subsidies of door niet terugvorderen van de verstrekte rentelooze voorschotten. c. Het voorbereiden, c.q. bevorderen, nadat conform b. is gehandeld, van de noodige maatregelen om: 1. Tot openbare inschrijving voor of concessie-verleening van de veerdiensten over te gaan op basis van kostelooze overtocht. (Degeen, die in dit geval voor de laagste subsidie inschrijft wordt het Veer gegund.) 2. Om, indien ad. 1 niet doorvoerbaar mocht blijken, tot inschrijving of Concessiever leening van de veerdiensten over te gaan op basis van zeer veel lagere tarieven. 3. Om, met inachtneming van nader vast te stellen veel lagere tarieven, over te gaan tot openbare inschrijving voor of concessieverleening aan de autobusdiensten, die de tramdiensten zullen vervangen. d. Hiervoor bepalingen te ontwerpen zoodat een behoorlijke vervoergelegenheid gegarandeerd blijft. e. Het overwegen van de mogelijkheid en de wenschelijkheid, de tegenwoordige trambanen te benutten voor de verbetering of verbreeding der bestaande verbindingswegen tusschen de betrokken Gemeenten. f. De oude Commissie-van Boeyen te ontbinden en een nieuwe Commissie samen te stellen, waarin als deskundigen, personen worden genomen, die geen directe of indirecte belangen bij de beoordeeling van dit vraagstuk kunnen hebben. g'. Met voorstellen ter zake te komen in de najaarszitting der Staten. Het voorstel van de N.S.B. gaf dan ook tot genoeg redevoeringen aanleiding. Een der Statenleden meende er op te moeten wijzen dat — sinds de R.T.M. de verbindingen tot stand brengt per tram en veer — de toestand veel gunstiger is dan voordat dit lichaam bestond. Tevens beweerde hij, dat de tram betrouwbaarder is dan de autobussen, alsmede een heel verhaal, dat ongeveer hierop neerkwam, dat oude dames in de tram geen koude voeten kregen en bij een autobus hiervoor een zeker risico bestond. Een ander Statenlid vertelde, dat, indien men op een paard van Ouddorp naar Rotterdam rijdt, men kans heeft gelijk aan te komen met dengeen, die voor hetzelfde doel gebruik maakt van de vervoermiddelen der R.T.M. eiV\iaiI J met te vee* tegenslag ondervindt. Ook kwam nog ter sprake het aanbod van de Reederij Van der Schuyt, hetwelk men een totaal ondoordacht ziïn^iiH k' aangfZien de vervoercijfers geheel geheim zijn en dit lichaam dus geen grond heeft om haar voorstel op te baseeren. Men vergat, of waarschijnlijker men wilde Reed^r e V1611'^ niet ging °m een voorstel van de aanbod " Schuyt, maar wel om een definitief Hoe het ook zij, uit discussies hieromtrent bleek duidelijk dat men van het m den zak houden der subsidies niet gediend 'was adat nog enkele anderen het woord hadden gevoerd, o.a over H l* r t of men op Zondag den dienst al dan niet of geStaten Li"0 stoPzette°'. verdedigde een lid der Gedeputeerde anders kon. * C°Ilege' hetgeen natuurlijk moeilijk De repliek van ons genoemd Statenlid was volgens het stenografisch verslag van de Provinciale Griffie het volgende: Het vraagstuk van het subsidie of de steunverleening, of welk woord men kiezen wil, aan de R.T.M. is in Z00Verre urgent dat stellen Zli PnnciPiee!e debatten tot het najaar kunnen uitdeRTML ifT601" dirtlct 0 ^direct steun verleenen aan , 'f\'j danuhet1Pe"}vlJ daardoor het faillissement van de R.T.M. mt te stellen. Het faillissement van de R.T.M. hebben wij noodig om van de concessie en de monopolie-positie af te komen. Reorg niseeren^kunnen wij niet, want anders reorganiseeren wij metgebonden handen. Als ik scherp wilde zijn, dan zou ik zeggen: als ik deze debatten aanhoor, dan lijkt het haast of de R.TM zelf hier in de zaal aanwezig is. Ik vind het heel erg, dat wij een en ander niet uit zuiver zakelijk oogpunt kunnen bekijken. Wij hebben — dit in tegenstelling tot hetgeen de heer Trouw gezegd heeft — Qinrf Tclape-1 W,el degelijk grooten invloed op de beslis¬ sing van het Rijk, want als de provincie haar aandeel niet voteert dat gevoteerd moet worden, dan wordt ook de steun van het \Tw/'en,dat gfat de maatschappij automatisch ten g onde, Waarom wordt een boer, wiens bedrijf met executie bereigd wordt met gesteund-, en waarom een dergelijk particulier hchaam wel? Misschien zit hier het voor ons onbekende begrip „politiek in. De R.T.M. is kapot en het verleenen van subsidie is zuiver uitstel van executie. Ik beschouw het voteeren van gelden daarvoor min of meer als een schande, omdat men dat geld veel nuttiger kan gebruiken. Ik wil nog even ingaan op de woorden van den heer Van nesteren, dat wij ons in zoo korten tijd hadden, ingewerkt. Studie is, in tegenstelling tot wat hij meende, voor dit vraagstuk niet noodig. Indien men het jaarverslag van de tram bekijkt, de papieren van de Staten en het verslag van de obligatiehoudersvergadering, dan weet men evenveel, als ik hiervan kan weten. e heer van Boeijen vraagt of wij genegen zijn ons voorstel erug te trekken. Ik wil niet ingaan op de details in verband met de omstandigheid, dat een en ander wellicht in de najaarszitting ter sprake kan komen. Indien Ged. Staten bereid zouden zijn de voorstellen in de najaarszitting als vragen te laten behandelen en ook een neutralen deskundige buiten de deskundige van de commissie-van Boeijen om te raadplegen, dan zullen wij geen bezwaar hebben dit voorstel terug te nemen, liever, dan dat wij riskeeren, dat wederom om formeele redenen een afwijzing van ons voorstel plaats heeft. Ik vraag dus, of Ged. Staten ons in de gelegenheid willen stellen in de najaarszitting die vragen alsnog naar voren te brengen. Deze repliek gaf aanleiding tot een storm van veront-f^iging. Men riep: „Wij worden van corruptie beschuldigd. Een courant vond het „hoogst ongepast dat een groep jonge Statenleden den schijn wilde wekken, dat hier corruptie aanwezig is." Het is trouwens wel zeer merkwaardig na te gaan, hoe de pers op de behandeling van die vraagstukken heeft gereageerd. De nadruk werd gelegd op de woorden „Insinuatie" (beleefd doch ronduit spreken wordt als dusdanig schijnbaar beschouwd) en „Grove Ondeskundigheid der N.S.B." Een en ander toont hoe weinig men dit vraagstuk begrijpt of wil begrijpen, j et is een zuiver zakelijke kwestie en het woord „Oneskundigheid past dan wellicht beter op de schrijvers der pers-artikelen en op een aantal Provinciale Statenleden dan op het voorstel der N.S.B.,- waar zakelijk geen speld tusschen kan. Men kan van meening verschillen of men al dan niet kosteloos moet overzetten, maar een dergelijk meeningsverschil heeft met het zakelijke van j°rSitel als dusdanié in het geheel niets te maken. Ut bedoelt men misschien met het woord „ondeskundigheid de ondeskundigheid in spreek- of vormwijze der thans regeerende kasten? De verontwaardiging der Statenleden is ons zeer begrijpelijk. Men is er niet aan gewend, dat iemand ronduit zijn meening zegt. Het is ook mogelijk, dat een aantal leden eenvoudig niet begrepen, waarover het ging. Want één durfde zelfs de onnoozele vraag te stellen, hoe men een inschrijving kon openen op een veerdienst, indien de overtocht kosteloos zou geschieden. Meerdere vragen getuigden van dergelijk zakelijk inzicht en toonden hoe practisch het is, dergelijke economisch-technische vragen in een college van dergelijke „deskundigen" te behandelen en deze hierover hun meening te laten geven. - Het spreekt natuurlijk van zelf, dat het voorstel van de N.S.B. met alle stemmen — behalve die der N.S.B. — werd verworpen en dat dientengevolge de R.T.M, zijn subsidie(s) zal kunnen ontvangen. De bovenaangehaalde repliek van ons Statenlid gal zelis een der liberale Statenleden aanleiding om hem, bij het naar zijn plaats gaan, toe te snauwen: ,,Ben jij in je particulier zakenleven ook altijd zoo onhebbelijk?" Wij hebben aandachtig genoemde repliek nagelezen en vinden hierin alleen Hollandsche taal en kunnen geen onhebbelijkheid hierin ontdekken, zij het dan dat het geen parlementaire taal is, maar taal, zooals elk niet-parlementariër die zal bezigen. Wij gaan nu de vraag stellen: „Hoe is het mogelijk dat, tegen beter weten in (indien men tenminste nadenkt) een dergelijk voorstel om onnoodig geld weg te gooien, zoo maar aangenomen kan worden/" Waarschijnlijk voor velen zal hierop het antwoord luiden: Men is reeds te ver gegaan. Het is moeilijk — en parlementaristisch gesproken: ten eenen male ongebruikelijk — om te zeggen: „Wij hebben ons vergist." Behalve de zakelijke vergissing had men nog een technische vergissing begaan door een der parlementariërs, tevens commissaris van de R.T.M., gezamenlijk met den directeur van de R.T.M., toe te voegen als „deskundigen" aan de commissie (zij het in een later stadium), die het vraagstuk van de reorganisatie van de R.T.M. moest beoordeelen. Men kon toch ook moeilijk iemand van de heerschende regeerende kaste voor het hoofd stooten door hem als „deskundig" te doen vervangen door een werkelijk neutraal deskundige. Trouwens er was niets meer aan te veranderen. Niet alleen dit voorstel, maar alle andere voorstellen, die ter sprake kwamen, demonstreerden heel duidelijk, dat zit- tingen van de Staten slechts dienen om de couranten te vullen en het publiek zand in de oogen te strooien. Het is te voren reeds uitgemaakt of een voorstel al dan niet wordt aangenomen, reeds lang vóór de zitting. Men maakt dan de mooiste staaltjes mee, dat twee partijen elkaar op de meest heftige wijze aanvallen en zelfs uitschelden in parlementaire taal (hetgeen niet onhebbelijk is) en het voorstel behoorlijk afkraken, om dan, als het op stemmen aankomt, arm in arm op te trekken en vóór het voorstel te stemmen. De „jonge leden der Staten" — n.1. de N.S.B.-ers — waren dan ook stom verbaasd deze poppenkast mee te maken. Zij hadden wel gedacht, dat het een vertooning zou zijn, maar dat het zóó onzinnig zou zijn, had niemand kunnen of durven gelooven. Trouwens, wat zal er nu in de najaarszitting gebeuren. Wij zullen dan zien verschijnen allerhande voorstellen, eenigszins in de richting van het door ons gedane voorstel, welke dan natuurlijk worden aangenomen, al ware het alleen om een nieuw voorstel van ons ter zake weer even gemoedelijk onder elkaar met algemeene stemmen te kunnen verwerpen. Het wordt dan ook hoog tijd, dat de zweep van Mussert ook hier eens schoon schip begint te maken. Een begin is er al. Den Statenleden van Zuid-Holland werd n.1. door den voorzitter medegedeeld, dat thans aan de orde is de rekening van de provinciale inkomsten en uitgaven over 1933, waaromtrent Ged. Staten zich nader hebben willen beraden. Als gevolg van dit beraad hebben Ged. Staten besloten te bepalen, dat leden van commissies van advies inzake uitbreidingsplannen, die tevens lid van Ged. Staten of ambtenaren in provincialen dienst zijn, voortaan geen presentiegeld in die commissies zullen ontvangen. Eenzelfde gedragslijn zal ook bij andere dergelijke commissies worden gevolgd. Is dit niet typeerend? Spreekt hieruit niet reeds de angst dat de N.S.B. wederom iets zoü kunnen ontdekken. Noemt men dit ook niet „de N.S.B. den wind uit de zeilen nemen?" Dit is het eerste. Meer zal volgen, meer zal men in de Staten gewone taal te hoor en krijgen, zonder dat wij zullen schelden of ons laten gaan. Wij zullen toonen dat wij beheerscht, doch positief onze meening kunnen, willen en zullen verkondigen. STRIJDT MET DE N.S.B. TEGEN DEZE MISSTANDEN r