SERIE V. No. 4. OELOOF EN WETENSCHAP. STUDIËN VOOR ONZEN TIJD. Onder redactie van R. BOUMAN S. J. en Dr. J. v. VESSEM S. J. HYSTERIE en HISTORIE. VERWEERSCHRIFT TEGEN DE MODERNE OPVATTINGEN DER EVANGELISCHE WONDERGENEZINGEN. DOOK Dr. A. C. A. HOFFMAN. Rabboni, dat ik zien moge. Mare. X. 51. HAARLEM. NAAML. VENN. DRUKKERIJ DE SPAARNESTAD. Directeur F. H. M. VAN DE GRIENDT. 1908. IMPRIMATUR. HARLEMl, 8 Nov. 1908. Th. J. A. BOSMAN, Can f iltr. Crns. ad hoe del. WOORD VOORAF. ht deze bladzijden heb ik als katholiek christen gepoogd stelling te nemen tegenover eene der meest heillooze buitensporigheden eener heerlijke wetenschap tegenover de zoogenaamde moderne geneeskundige critiek, daar, waar deze de Evangelische wonder genezingen des Heer en natuurlijk wil verklaren. Deze bladzijden geven maar een schema. Moge dat evenwel duidelijk zijn. En moge mij eenmaal de tijd gegund worden de resultaten mijner vergelijkende studiën over dit onderwerp in een grooter werk bijeen te brengen, zooals professor Imburt in Frankrijk voor een deel reeds gedaan heeft. Voor 't bestrijden der materialistische meeningen heb ik voor dit werkje hier en daar met vrucht geraadpleegd het boekje van dr. Knur: „Christus Medicus?" (1905; Freiburg, Herder). Niettemin mag ik mijnen arbeid geheel oorspronkelijk noemen, waarmede ik alleen bedoel, dat alle fouten in mijn betoog voor mijne verantwoording komen. Vooral geldt dit het verweer tegen het occultisme. Tot nog toeging op dit terrein de strijd tegen het materialisme. Er is echter nog een andere aan de kerk vijandige levensbeschouwing, die niet de minste is: het occultisme. Wil men volledig zijn, dan moet ook die bestreden worden. De tekst der Evangeliën, voor zooverre aangehaald, is die volgens de uitgave van 1906 van de Apologetische Vereeniging. DE SCHRIJVER. „Jesus ken ik eii van P&ulus weet ik; maar Gij, wie lijt Gij?" (Handel, d. Apostelen 19, 15). INLEIDING. Geweldig is nog- altijd, ook in onze dagen, iiö strijd tusschen geloof en wetenschap. Zoo spreken en schrijven aldoor zeer velen, onder wie geleerden van naam. Maar volgens anderen weer zou onze tijd meer en meer een toenadering aanschouwen tusschen gelooi' en wetenschap. Zoowel het een als het ander is waar Volgens ons is er in waarheid geen strijd tusschen gelooi en wetenschap. Beide zijn uitingen van hetzelfde Goddelijk Licht. De wetenschap speurt de kennis der dingen na, voor zooverre dei instrumentatie van ons zinneljjk-georganisüerd menschelijk wezen ons dat toelaat. Als zoodanig heeft menschelijke wetenschap altijd iets onvolkomens en betrekkelijks. Ons menschelijk geïnstrumenteerd-zijn werkt hier als een facet, waardoor een straal van het Gcddelijk Verstand in zijstralen wordt gesplitst. Zcodra exacte wetenschap in ideeënvluclit systemen wil bouwen op den ondergrond der proefondervindelijk verkregen zinnankennis, begeeft zij zich reeds onmiddellijk in regionen, waar zij zoo gemakkelijk het stuur verliest en de richting bijster raakt, — en licht uit hooger sferen behoeft, om in 't zoeken naar waarheid den rechten koers te houden, en kracht om in die richting voort te streven. Eerst dan is wetenschap in veilige banen. Dat licht en die kracht ontvangt de wetenschap door het geloof. Want door het geloof wordt da rede als boven zich zelve verheven en opgevoerd tot hetgeen zij uit zich zelve of niet of slechts gebrekkig kan bereiken, wijl wij de uitingen moge® benadei-en der volmaakte Waarheid, die niet gebonden zijn aan de betrekkelijke zinnen-instrumentatie van den mensch. Opdat het geloof zijn zegenrijke werkingen kan doen. was het feit ©ener Goddelijke Openbaring niet voldoende: dat feit moest voor ons op redelijke grondslagen steunen en ons door ie rede worden kenbaar gemaakt. Deer de rede moest worden gekend, dat Goi werkelijk tot den mensch heeft gesproken. In de H. Schriftuur vinden wij het woord van den persoonlijken, almachtigen, eeuwigen, alomtegenwoordigen Gcd. In de boeken des Ouien Verbonds spreekt Goi docr Zijn profeten en wordt de Heilani der wereld vcorspeld. In het Nieuwe Testament spreekt Gods Zoen zelf; maar door de vervulling der voorspellingen der oude profeten en door de wonderen,, gewrocht in 's Vaders Naam, worden tevens Christus' goddelijke zending en ie waarachtigheid ier Openbaring gewaarborgd. Een gedeelte dezer evangelische wonderen worden gewrocht in de sfeer ier geneeskunde, in de sfeer van 't stillen van 't physisch menschelijk lijden. Ten allen tijde heeft een dwalende wetenschap begrepen, dat, wilde zij het Christendom in zijno wcrtelvezelen aantasten, zij moest trachten de profetieën en wonderen, die het bovennatuurlijke der Openbaring bewijzen, tot natuurlijke verschijnselen terug te brengen. Niet tegen de zoogenaamde heilige boeken van andere godsdiensten (0.111. Ivora.n van den Islam), ging de strijd. Die boeken zijn niet gewaarborgd door eene boven geheel de geschapen natuur rijzende wondermacht van doo.lcnopwekking. of plotselinge genezing van verzworen melaatsehen. De strijd tegen de redelijke grondslagen van het geopenbaard Christendom werd loor alle Christelijke eeuwen heen gestreden. Zoowel de Romeinsche en Grieksche neo-platonisten der eerste Christelijke tijden, als de latere midleleeuwsche magiërs en ie nieuwere encyclopaedisten, Voltairianen, materialisten cn neo-spiritualisten voerden en voeren dien strijd. Tusschen al deze stroomingen rondom de steenrots van Petrus rijst die rots over deze wereld in het licht der openbaring, als het werk van den door Christus toegezegden Heiligen Geest, Het modernisme van onzen tijd is als groep van stellingen ontstaan zoowel uit materialistische als uit nieuw-spiritualistische leeringen. Het tegenwoordig bestaan van deze beide grondvormen, van beide richtingen in 't menschelijk weten, bevestigt een oude ondervinding. In stoffelijk, in technisch opzicht gaat de inenschheid zeer vooruit. Kon een mummie uit 't Leidsch Museum verrijzen, dan zou deze — vroeger wellicht drager aan 't koningsgestoelte van een der pharaonen —■ zich verwonderen over de automobielen der nieuwere toeristen. Maar nog .meer zou hij verwonderd staan over 't feit, dat de hoogte der hedendaagsehe- niet-geopenbaarde menschelijke. geestelijke, speculatieve kennis, — die de Christelijke openbaring versmaadt — in niets uitgaat boven de pyramidenvlucht der oude Nijl-astrologen. Ken een oude Voor-Indiër opnieuw levend worden, dan zou hij zich verbazen over de technische vaardigheid waarmede men thans door middel van photographie en electriciteit, weldra van radiumemanatie, bij de moderne AVestersche spiritistische mediums de aloude verschijnselen zijner fakirs meer in 't zintuiglijk bereik weet te. brengen. Maar nogmeer zou hij verwonderd staan over 't feit, dat zijne oeroude geestelijke leeringen thans weer als hoogste> wijsbegeerte van zielsverhuizing en nirvana worden verkondigd. Kon een oude Helleen verrijzen, dan zou hij in den oorlog tussclien Busland en Japan een reeds zeer vergevorderde ontwikkeling zien van de aloude worstelvormen uit den volkerenslag bij Salamis. Maai* nog meer zou hij verwonderd staan over 't feit, dat de hoogste vormen van hedendaagsch nietgeopenbaard geestelijk leven, slechts een vernieuwing zijn van 't oude platonisme. Er is dus een onevenredigheid tusschen den vooruit gang in stoffelijke en dien in geestelijke richting. De. mensch, liet hoogst georganiseerde, stoffelijke wezen, is tevens het laagste geestelijke wezen. Maar is zelfs in stoffelijk opzicht de vooruitgang wel zoo groot als men 't zich voorstelt? Ik schrijf nu op modern papier in plaats van op den ouden papyrus. In ruimte en tijd verplaats ik mij per auto in weinige minuten over kilometers. Maar slechts 1 ion kilometers boven mijn hoofd in de richting der universeele ruimte; slechts tien naar "beneden in onzen aardkloot, en steeds onnauwkeuriger wordt ons weten. En ondanks nauwgezette, wiskundige kennis in ruimte en tijd van vele hemellichamen werdt neeg strijd gevoerd over de vraag, of onze naastbijzijnde planeet — stip in het systeem der sterrenwerelden — al of niet door levende wezens worit bewoond. In het bouwen zijner wereldsystemen heeft de mensch de beide begrippen: stof en geest reeds op allerlei wijze aangewend. ^Ien zou het aldus kunnen uitdrukken: zooveel combinaties men kan maken niet de twee begrippen, zooveel hooidwereldbeschouwingen heeft het gegeven. Indien men ten minste niet een van beide of zelfs beide in hun bestaan ontkende. Zoo zien wij tegenwoordig weer vele aanhangers van de leer der zielsverhuizing, die de oudheid reeds kende, Plato en Aristoteles zijn hoofd wij sgeeren, die steeds in nieuwe vormen van stelsels wederkeeren. Tegenover het neo-platonisme, 't nieuwerwetsche pantheïsme onzer dagen, staat de neo-scholastiek wier beoefenaars juist dooi- de gegevens der Openbaring .voor velerlei misvattingen worden behoed. Zonder Openbaring komt men niet tot de constructie van een vast en onveranderlijk wereldbeeld. De mensch kent nog niet eens zich zeiven en de voornaamste vraag, of hij is een stoffelijk wezen alleen dan wel tevens een geestelijk wezen, beheerscht nog immer den wereldstrijd, en is voor velen nog niet beslist. Ten allen tijde heeft de menschlieid in zich zelve gevoeld, dat er iets in haar was, dat. boven de instrumentatie van het zinnenleven uitging en verband gaf met eene hoogere, cngeziene wereld. Door alle eeuwen heen heeft een deel der geleerden dien geheimzinnigen drang, die mysterieuze faculteit, proefondervindelijk in ontwikkeling willen brengen, an was men er op uit zich in verbinding te stellen met de 1 ranseendenbetele wereld om althans eenige verschijnselen dier onger ziene wereld binnen het physisch bereik der zintuigelijke aanschouwing te brengen. Dit zoogenaamd experimenteel of proef o 11 dervindel ij k streven hulde zich in vele vormen, die bijna alle behooren tot het zoogenaamde occultisme. Ten allen tijde hebben de geheime wetenschappen aan de eene zijde de bovenzinnelijke verschijnselen der transcendenteele wereld tegenover het materialisme en het agnosticisme verdedigd, maar aan de andere zijde hebben zij steeds Christendom en Kerk aangevallen. Tegenover den persoonlijken God werd het al-godendom gesteld. Tegenover len geschapen raensch de ongeschapen menschheid. Tegenover Christus werden de maaiers geplaatst. Steeds heeft het occultisme de werking van den Heiligen Geest over deze wereld trachten te weerstaan. Dit leeren de uitspraken der kunstmatig tot bewusteloosheid gebrachte Chaldeeuwsche wijzen; de taal der pyramidenpriesters in trance; de orakels van Delphi; de voer spellingen der gehypnotiseerde magiërs; le leeringen der voornaamste spiritistische mediums. De Wachter op de steenrots van Petrus bespeurt immer in de wereldbranding rondom hem de lioofdstrccmingen van materialisme en spiritisme. Ook in onze da^en. Het modernisme onzer tijden, door Z. H. Pius X veroordeeld, heeft in zijne wortelen zoowel materialistische als spiritistische vertakkingen. Zoowel in vroegere eeuwen als ook tegenwoordig wordt er van alle kanten strijd tegen het Christendom gevoerd. Om het Christendom en zijnen Christus te treffen moest de aanval tegen Gods "Wcord, den Bijbel, gevoerd worden. In naam van moderne wetenschap werd de aloude kamp opnieuw gewaagd De vergelijkende ontwikkelingsleer, de historisch-critische beschouwing ging voorop. De moderne historische bijbelcritiek ging als nieuwe wetenschap ten oordeel over de Godheid van Christus. Een gedeelte van de redelijke grondslagen van 't Christelijk geloof aan de Goddelijkheid van den stichter des Christendoms, de wondergenezingen van den Zaligmaker, werd aangetast door zekers moderne historische bijbelcritiek. die den weiischen naam ontving van moderne geneeskundige b i.i b e 1 c r i t i e k. Langs twee hootdrichtingen wordt die geneeskundige bijbelcritiek tegen liet Christendom aangevoerd! Van materialistische en van neo-spiritualistische zijde. Ten deels bestrijden deze l>eid^ vormen zelfs elkander. Maar hun anti-christelijk doel is één! De materialistische richting geeft zelfs dikwijls blijk de neo-spiritualistische bijbelcritiek niet eens te keninein, Zocveel te beter kent de laatste de eerste. Een deel der bestrijding der materialistische richting door de neo-spiritualistische komt zijdelings zelfs aan het Christendom ©enigszins ten goede: met betrekking namelijk tot de erkenning van het werkelijk bestaan der Evangelische genezingen. De materialistische moderne geneeskundige bijbelcritiek heeft hare hoofdstellingen aan de meeste officieele universiteiten opgesteld. Door vele Amerikaansche colleges, de universiteit van Napels en vele hoogleeraren der geneeskundige faculteiten aan verscheidene Europeesche hoogescholen wordt daarnevens stelling genomen voor de nieuw-spiritualistische geneeskundige bijbelcritiek. Ons voornemen in dit werkje te midden van dezen strijd is nu het volgende. Het geheele terrein der moderne historische bijbelcritiek beheerschen wij niet. Dat is ons te breed:de bestrijding dier critiek gaat boven onze persoonlijke krachten uit. Maar aan de bestrijding van het geneeskundig onderdeel dier eritiek zij dit boekje gewijd! Een bestrijding van beide vorman dei- moierne geneeskundige bijbelkritiek stellen wij ons ten doel. Wij beperken ons echter in hoofdzaak tot de genezingen van Christus. Tegen Hem, önzsn Heer en Heiland, is toch ook de kern van den moiern genaeskundig-.critischen aanval gericht! DE GENEZINGEN VAN CHRISTUS. I. DE GENEZINGEN DER BEZETENEN. A. Voornaamste feiten. Afdalend van Nazareth nadert ie Zaligmaker Caphiamaum, dat tegenover de loodrecht rijzende rotsachtige oostkust aan de westzijde van het meer van Genesareth ligt. Aan het strand gekomen, ziet Hij Simon en Andreas, die hunne netten in zoe uitwerpen, Hij roept hen toe: „Volgt Mij en Ik zal van u mcnschen-visschers maken". Zij volgen Hem. Voortschrijdend langs dit meer van Galilea, ziet de Heer een ander visscherspjaar, Jacobus en Joannes, Zebedeüs' zonen, die op hun schip hunne netton boeten. De Zaligmaker roept ook hen. En aanstonds volgen Hem de zonen van Zebedeüs. Dan traden zij Capharnauin biinnen. Op den eerst volge nden Sabbat gaat Jesus ter synagoge. Na den Sabbatdienst staat de Heer op en spreekt op een toon van ^jezag, zooals nooit te voren w|as gehoord. Een rauwe gil .giert door de heilige ruimte: de stem van een dooreen onreinen geest bezetene wordt gehoord. I)e nu i ï-eb gewonden Verlosser der wereld staat tegenover den duivel, die een mensch in iroevwi lichamelijke en geestelijke slavernij beheerscht. De daemon weet. nog1 vóór de vrome synagoge-bezoekers het vermoeden, wie tegenover hem verrijst! Met. luider stemme roept de bezetene: „Wat hebben wij ..met elkaar te maken. Jesus van Nazareth ? Zijt ...uij gekomen om ons te verderven ? Ik weet wie gij ..zijt: de Heilige Gods!" Al het volk staat ontroerd, oprijzende rondom den almemmor, de verhooging voor de thoravoordraehten. De eeuwige lamp dar dooden schijnt rustig vóór de heilige ark. De gazzan of voorlezer schouwt ernstig op Avat gebeuren gaat. Wat kan de vreemde 1 eeraar bij het gegil der daemonen ? Jesus gebiedt: ..Verstom en ga van hem uit!' Luide schreeuwende slingert de onreine geest den door hem bezetene in de middenruimte, en vaart van hem uit zonder letsel achter te laten. Dan staat, al 't volk ontroerd als van een grooten donder. De schrik l>evangt de vromen van het volk. En de mare vliedt op alle winden door Galilea, De hoogere intelligentie der gevallen engelen had in Christus reeds de vervulling der profetieën aanschouwd nog vóór het zintuiglijk waarnemingsvermogen der Joden aan hun menschelijk verstand ook nog maar de eerste indrukken kon overbrengen van het godmensohelijk beeld, dat Christus ree Is hal vertoond. Maar door de zintuiglijk waarneembar.' genezing, door de daal der uitbanning van den' daemon stond het volk getroffen. En toen de ter kimme neigende zon haar laatste stralen uit het .Westen liet baden in het meer vaa Galilea. gingen allen uit hunne woningen in Oa~ pharnaum en droegen hunne zieken tot den machtigen Leeraar in het huis der schoonmoeder van Petrus, van wie reeds was vernomen, hoe ook zij door den Heer van hooge koortsen plotseling was genezen. En Christus kwam naar buiten en legde Zijne hand op iederen zieke. Hij genas ieder en door Zijn Woord dreef Hij de duivelen uit. En wederom riepen deze: ..Gij zijt de Zoon Gods". De Heer verbood hun echter verder spreken, want zij wisten, dat Hij de Messias was. in Wien vervuld werd het woord van Isaias: ..Onze zwakheden heeft Hij zelf op zich genomen en onze krankheden gedragen." Behalve dit geval van bezeten:i :id worden met een zekere mate van uitvoerigheid ons door meerdere evangelisten nog twee andere gevallen beschreven. Matth. 15:21 en Mare. 7:24 beschrijven een duiveluitdrijving van uit de verte. De Chananeesehe vrouw vindt, na den Zaligmaker om genezing gesmeekt te hebben, thuis hare dochter van den onzuiveren geest bevrijd, zooals Christus voorspeld had. En haai' dochter was van dat uur af genezen. Matth. 8: 28, Mare. 5:1 en Luc. 8:26 deelen een ander geval uitvoerig mede. De eerste evangelist verhaalt van twee bezetenen, die in grafspelonken woonden, zeer wild waren en voorbijgangers aanvielen. Lucas gewaagt van één. die geen klodderen wilde dragen. Marcus spreekt ook van één dezer beide zieken, die zelfs niet meer met ketenen en met boeien te binden was. Nacht en dag schreeuwde hij in de graven en tusschen de bergen en hij stenigde zich zeiven. Door de hem beheerschende hoog ere daemonische intelligentiën, die in Christus de vervulling zien van de voorspellingen! der profeten, roept ook deze bij de nadering van den Heiland uit: „Wat heb ik met U te maken. Jesus, Zoon van God den Allerhoogste? Ik bezweer u bij God, folter mij niet!" Christus echter bezweert: „Ga. uit, onreine geest, „van den mensch. Hoe is uw naam?" — Het antwcord luidt: „Legioen is mijn naam, want wij zijn „velen " De geesten nu bidden den Heer, dat Hij hen zal doen ingaan tot de zwijnen, die in een tfroote kudde bij den berg weiden. Christus spreekt: ..Gaat!" Dan gaan de onreine geesten uit en varen in de zwijnen. En met groote onstuimigheid stort, zich de kudde van ongeveer twee duizend dieren van de steilte in het meer, waarin zij verdrinken. De herders vlieden heen en verkondigen in stad en land de wondere mare. Al 't volk loopt uit en ziet den genezen bezetene gekleed, en wél bij zijn versland, aan de voeten van den Heiland zitten. En allen worden bevreesd voor zulk een ongekende macht. Hysterie f.n Historie. Matth. 9, 32; 12, 22 en Luc. 11, 14 geven bericht van een stommen en van ©en blindst ommen bezc>tene, waarop wij later bij de genezingen van blindiem, dooven en stommen terugkomen. Het door Matth. 17, 14. Mare. 9. 16 en Luc. 9, 38 medegedeeld geval werdt wegens zijn gelijkenis met vallende ziekt» ook later besproken. Matth. 4, 24; 8. 16. Mare. 1, 32, 39; 3, 9 en Luc. 4,40; 6, 18; 7, 21 geven bericht van genetzing van andere bezetenen, maar meer in algemeenen zin zonder uitvoerige mededeel ing over ien aard va» 't lijden. B. Wederlegging van zoogenaamde wetenschappelijke verklaringen. A. Wederlegging der materialistische theorieën. De officieele geneeskundige wetenschap onzer tijden heeft teneinde een natuurlijke verklaring t« geven van de verschijnselen der bezetenheid, eenige leerstellingen opgebouwd, die wij thans nader moietetn, beschouwen Deze leerstellingen wonden uit het volgende duidelijk. Onder de ziektein der mejischheid vindt men groot» groepen, die bepaaldelijk tot de zenuwziekten en krankzinnigenziekten kunnen gerekend worden. Als algemeene regel voor alle zoodanige, hier in aan- merking komende vormen, mag wonden opgesteld, dat de lichamen der aan deze aandoeningen! lijdejide personen geenerlei stoffelijke afwijking in organen en weefsels behoeven te vertoornen. Hiermede wordt bedoeld het ontbreken van zoodanige stoffelijke afwijkingen, die in eersten aanleg verklaring zcuden kunnen geven van de ziekteverschijnselen. J)e. ziekteverschijnselen zelf. voor zooverre eein ander ze bij den zieke zintuigelijk waarneemt (spierkrampen, lichaamsverwringingen enz), zijn natuurlijk wel van stoffelijke veranderingen in de organen en weefsels van den zieke afhankelijk. Maar de oorzaak van het geheel der verschijnselen, de eerste oorzaak dus. is er eenie, waarvan het etcffelijk substraat tot heden aan de wetenschap en bekend bleef. Het type der zenuwziektevormem. waarbij tot heden geen ontleedkundige afwijkingen zijn waargenomen, die het geheel dier verschijnselen verklaren kunnen, is de h y s t e r i e. Deze ziekte is meer een ziektegroep dan een enkele ziekte. Zooals een spiegel de vormen aller voorwerpen weerkaatst zonder de vormen zelf te bezitten, zoo is ook de hysterie als een geestelijk spiegelbeeld op te vatten, waarin allerlei echte, organische ziekten met primaire' vormafwijkingen zich kunnen weerspiegelen. Populair laat. het zich ook aldus uitdrukken. Zooals een tooneelspeelster allerlei personen kan uitbeelden zonder deze personen zelf te zijn, zoo kan de hysterie allerlei ziekten vertoonen zonder de primaire afwijkingen in vorm dezer ziekten te bezitten. JVel kan hysterie bij dezelfde persoon zeer goed met een organische ziekte samengaan, even goed als een toonealspeelster werkelijk een burchtvrouw kan worden, die zij voorheen, zelfs in de armste maatschappelijke positie, op het tooneel wist na te bootsen. Als burchtvrouw blijft zij echter hare gaven als tooneelspeelster behouden. Zoo blijft ook de hysterie meestal bestaan, al voegt zich ook bij de hysterische zieke een werkelijk organische ziekte met blijvende vormafwijkingen in weefsels en organen. In zekeren zin is de hysterie de dramatische uitbeelding der organische ziektekunde in den spiegel des geestes. De hysterie is de tooneelspeelster der ziektekunde. Zelfs de verstoktste materialisten leer en en schrijven, dat. de ziekteopvatting van de hysterie, de verklaring van haar wezen, in de sfeer der psyche, in de geestelijke voorstellingen van deze soort zieken moet gezocht worden. Hiermede geven zij allerminst toe, dat de menseh een geest, een ziel zou hebben. Zij hopen in de toekomst nog immer op stoffelijke verklaring van deze processen, al is thans zelfs het sterk vergrootend microscoop nog niet in staat eenige stoffelijke afwijking te vinden. Toch behoort de hysterie niet uitsluitend tot de zuivere psychische, geestelijke afwijkingen, die de onderscheiden ziektegroepen der krankzinnigheid uitmaken. Het wezen der hysterie, in meer uitgebreide®, zin genomen, is volgens de wetenschap niet- allee;.1 de geestelijke voorstelling, die hier eigenlijk de kern in eersten aanleg zou zijn, maar tevens een neiging om die voorstellingen in stoffelijke vormen uil te beelden. Niettemin speelt de hysterie ook een groote rol in onderscheiden vormen van louter geestelijk© stroomingen: van den waanzin. Een mij bekende toon»3elspelcr werd spelende krankzinnig en in 't gesticht blijft hij in zijn waanzin nog de dramaticus en valt er bij hem wisselwerking tusschen phantasie en waandenkbeeld op te merken. Het eigenlijk wezen der hysterie wetenschappelijk te omschrijven achten ook de grootste geleerden op dit terrein, bij den hukligen stand der wetenschap, een besliste onmogelijkheid. Men hoopt slechts op de toekomst en schouwt thans alleen als in spiegels. Slechts door analogieën en vergelijkingen kan men hier met eenige waarschijnlijkheid het wezen der hysterie benaderen. Onze vergelijking van hysterie als tooneelspeel s ter der ziektekunde gaat nog verder op. De acteur wordt in zijn spel voortdurend geleid door de andere rollen van hen, die met hem samen comediespelen. Maar ook de regie, de intentiën van den regisseur, en vooral liet influisteren van den souffleur bepalen richting en uitbeelding der te spelen rol. De rol van medespelenden, van régisseur en van souffleur sajnen wordt in de hysterie in alle volmaaktheid gespeeld door de suggestie. Suggestie is niets a,nders dan de prikkel der verbeelding, die het spiegel-ziektebeeld der hysteria in voortdurende, afwisselende lijnen teekent. Deze suggestie ka,n op het tooneel der hysterie of vaïi «ie medespelenden uitgaan, öf wel van inwendige ia^toren der hysterische persoon zelf. Men noemt dezen laatsten vorm van suggestie: auto-suggestie of zelfsuggestie. Eerstgenoemde suggestie wordt, opgewekt door de regie van het tooneel. Bij de hysterie is die i'egie de omgeving, waarin de hysterische persoon leeft. Maar zij wordt ook opgewekt door den souffleur De souffleur voor het tooneelspel der hysterie is in volmaakten vorm de hypnotiseur, die gebruik maakt van het hypnotisme, hier in zijne uitgestrektste bet eeken is genomen. In dien meest uitgebreider» zin spreekt men ook van wa a k-hypmotisme, hoewel het woord hier schijnbaar zichzelf tegenspreekt. Bedoeld wordt, dat door woorden en bevelen, door t opwekken van voorstellingen, een andere persoon op een wakenden hysterischen persoon inwerkt en hem in bepaalde phantasieën doet leven, waarbij dan de hypnotiseur in zekeren zin optreedt als ©en souffleur op het tooneel Bij het eigenlijke hypnotisme echter treedt da suggereerende persoon door zijne suggestie zoodanig als souffleur voor het geestestooneel van den hyster rischen persoon op, dat hij dezen eerst in kunstmatigen kunstsla-a.p weet te brengen In dien toestand gebracht kan nu de eigenlijke suggestie, het souffleeren, het influisterend bevelen, nog beter door den hysterischen persoon worden uitgebeeld, omdat zijn kunstslaap hem heeft beroofd van alle aflei- ding door de prikkels Ier wakende wereld, en onvlit zijn vrije wil thans geheel is opgeheven. Van de eigenschap der suggestie, het vermogen om genezend op te treden of om de genezing in te leiden, maakt nu de moderne geneeskunde gebruik om de verbeelding in willekeurig aangegeven banen te leiden, en dat bij tal van ziektevormen, die voor suggestie het meest vatbaar zijn. Ongelukkigerwijze zijn juist die ziektevormen. — vooral de zenuwziektevormen. welke het allermeest vatbaar zijn \oor de leiding der verbeelding door de suggestie — tevens die, waarbij de sfeer der ziekteverschijnselen even ongedurig, wispelturig en grillig is als de Hollandsehe lucht. Even ongedurig, wispelturig en grillig als de ziekteverschijnselen zelf zjjn, is in dtén regel ook de genezing dier verschijnselen door middel der suggestie. Dit werpt geen schitterend licht op die genezingsmethode, maar het beantwoordt aan de waarheid. l)e beroemdste geneesheeren, diede geneeswijze van suggestie en hypnose beoefenen, hebben in wijsgierige, refleeteerende oogenblikken meermalen verkondigd, hoe zelden door middel van zulke, de verbeelding leidende suggestie duurzame genezingen verkregen worden. Bovenal geldt di.t voor ie ziektegroepen der hysterische en epileptische verschijnselen. En juist tot die groepen tracht de moderne geneeskunde bij voorkeur de wondergenezingen van den Zaligmaker terug te brengen. Inderdaad kunnen tfe genezingen door suggestie niet tot de schitterendste triumfen dier geneeskunde worden gerekend. Dit zal in het vervolg van dit geschrift duidelijk blijken. Hoewel de tegenwoordige .geneeskunde over hot algemeen minder dan de vroegere wetenschap de werking der stoffelijke artsenijen waardeert, moet toch worden vastgesteld, dat suggestie-genezingen onmogelijk op ©ene lijn kunnen gesteld worden met doelmatig verkregen medicijngenezingen. De ware suggestie, in haren eenvoudigsten, edels ten en blijvende» vorm, is nog altijd het onuitgesproken innig vertrouwen tusschen zieke en geneesheer. Dit vertrouwen te willen uitbeelden in hypnotische vormen kan zeker d o el m a t i g - gene zend werken, maar wonderen moeten hier waarlijk niet worden verwacht. In vele gevallen wordt het vertrouwen geleid in een richting, waarin de verbeelding slechts caricaturen van wonderen te voorschijn toovert. Laat ons thans nagaan op welke wijze de moderne wetenschap dit. alles heeft aangewend om de genezing der bezetenen door Christus te verklaren Eenige moderne hoogleeraren volgden bij die zoogenaamde natuurlijke verklaring der genezing van bezetenen een methode, die veeleer verrassend dan bewijzend kon genoemd worden. Vooral Charcot, een der terecht meest vermaarde zenuwziektekenners. was hier sterk in. Aan de wanden hunner kliniekzalen hingen zij namelijk kopieën van beroemde schilderijen, waarop vermaarde meesters der vroiegei e tijden bezetenen hadden afgebeeld of hunne genezing door Christus of Zijne Heiligen hadden voorgesteld. Een LWee,ner hoogleeraar bezocht zelfs tot dat- doel met eenige zijner studenten de musea van schilderijen. Hij wees dan op de treffende overeenkomst tussehen de gelaatsuitdrukkingen, da lichaams- en lcdem aten ver wr in gin gen der geschilder ie lijders en die welke bij gehypnotiseerde personen wonden waargenomen. Ik wals er zelf getuige van. In de kliniekzalen ging men aldus te werk. Een paar voor hypnotische suggestie zeer gevoelige personen — hij professor Charcot de vrouwen Rosalie en Géneviève, — werden uitgekozen. De hooglc era ar liet hen staren naar dejaersonen der schilderijkopieën. Hij zette voor de studenten uiteen, welke, volgens de moderne geneeskunde Ie beteekenis was dier lichaamsstanden, ledematanverwringingen en gelaatsuitdrukkingen van de afgebeelde zieken. Daarnaj bracht hij een of meer personen in hypnotischen slaap. Hij suggereerde nu bij de proefpersonen toestanden, die min of meer in uiterlijke vormen gelijkenis vertoonden met de afgeschilderde zieken, die door Christus of Zijne Heiligen plotseling genezen waren. Dit. gelukte nog niet altijd zoo gemakkelijk, en was dikwijls zeer onvolkomen. [Wijl echter bijna altijd dezelfde proefpersonen gebruikt werden, geraakten deze ongelukkige zenuwzieke patiënten allengs in een toestand, waarin zij zóó licht vatbaar waren, dat soms reeds het louter bezichtigen der afbeeldingen, zonder1 hypnotische werking van anderen, voldoende was om een soort. vaU auto- of zelf-hypnotischen toestand op te wekken. Als slachtoffers van geestelijke vivisectie kwamen zij in een „status hypnoticus", een toestand van voortdurend dubbelleven, van wakend en hypnotisch bestaan, waartusschen de overgangen menigmaal nauwelijks waren aan te geven. Bij zoodanige personen was het ten slotte voor den hoogleeraar niet moe ie lijk toestanden te suggereeren. die eenige gelijkenis vertoonden met de afbeeldingen op do doeken der oude schilders. [Wanneer nu op deze wijze, door een hypnotiseerenden hoogleeraar voor 't oog zijner toehoorders, bij een zenuwzieke proefpersoon in hypnotisch opgewekten kunstslaap, door suggestief bevel, een dergelijke kunstslaap was voortgebracht, dan wees hij de studenten — in het ziekenhuis der Salpêtrière te Parijs werden ook nieuwsgierige dames op kaarten toegelaten — op de overeenkomst tusschen d^j lichaamstoestanden der zieken op de schilderijen en die, welke hij kunstmatig bij zijne proefpersoon door suggestie tijdens hypnotische^ kunstslaap had opgewekt. Men kon de proefpersonen ook laten schreeuwen, alsof zij werkelijk bezeten waren. De overeenkomst was dikwijls treffend. De hoogleeraar wees nu op wat hij noemde de imperatieve houding van Christus of Zijne Heiligen, die op de oude schilderijen als de zieken genezende stonden afgebeeld Men liet zelfs de kruisiging van Christus nabootsen 1"> en professor Imbert- van Clermont—Ferrand, 1) Zoogenaamde „attaque* reuze toestand houdt op bevel op als bij Lazarus. JVas het een phase geweest in een zware zielsziekte, dan zou met den stupor toch de ziekte niet genezen zijn. De verrijzende Indische fakirs laten zich wel vooraf begraven, maar levend! Leveind worden zij ingegraven en levend verrijzen zij. Lijklucht geven zij niet af, behalve die eene fakir, die bij de proef gestorven was, maar ook niet meer verrees. Elk verder woord is hier ijdel, tenzij om Gods majesteit in Christus te erkennen! VII. GRONDSLAGEN EN TACTIEK DER MODERNE MEDISCHE BIJBELCRITIEK. Christus staat voor ons als de goddelijke getuige en Zijne voorgangers de Profeten en Zijne volgelingen, de Apostelen en Heiligen, zijn de menschelijke^, door God geïnspireerde getuigen der bovenzinnelijke wereld. Hun getuigenis^ hunne daden vormen de hemelsche borgstelling van het geopenbaard Christendom. De miraculeuze genezingen van den Zaligmaker vormen de levensverzekering van het transcendenteele. En de wijze, waarop de voornaamste genezingen in de Evangeliën worden medegedeeld, is waarlijk providentieel. Immers in enkele korte trekken staan ze zoo scherp geteekend, dat zij aan elke natuurlijke verklaring van ouden of nieuvveren tijd. ontsnappen. Niet enkel als Christen geloof ik die wonderen; ook als arts moet ik het bovennatuurlijk karakter erkennen. Buiten het Christendom zijn zulke genezingen niet bekend. Tegen dat wonderdadige in Christus en in het Christendom gaat de strijd der eeuwen. Vooraan, in den dienst van het door Paus Pius X veroordeeld modernisme staat tha,ns, zooals wij zeiden, als onderdeel der algemeene vergelijkende historische critiek, de moderne geneeskundige bijbelcritiek. De moderne medische psychologie zal haar de wapenen leveren. Ja, 't is alsof menig beoefenaar dezer, in vele opzichten zoo heerlijke, wetenschap geen hooger doel voor oogen heeft, dan Christus va|n de aureool Zijner Godheid en Zijn Kerk va,n hare kenmerkende teekenen te berooven. M its dat doel maar bereikt wordt, wil men wel zoo vriendelijk zijn met eerbied, met bewondering van den verheven Stichter van het Christendom te spreken. De genezingen des Heerein, 't waren edelaardige, menschlievende, maar natuurlijke, zuiver natuurlijke werken. De indrukwekkende persoonlijkheid des Heeren moge machtige impulsen hebben gegeven: de werkende oorzaak mag enkel in den genezeine zelf worden gezocht. Op welke wijze tracht men dit doel te bereiken ? Door een methode van onderzoek, wier zwakheden zoo in het oog loopen, dat het mij moeielijk te begrijpen schijnt, hoe zij soms zelfs priesters-professoren en Katholieke geneesheeren kan misleiden. Aldus gaat men te werk. 1°. Men neemt de Evangelische feiten niet aan zóó als ze zijn overgeleverd; kenmerkende trekken der feiten worden verdoezeld of geheel uitgewischt; willekeurige, onbewezen en onbewijsbare veronderstellingen moeten dienst doen om het gebeurde binnen de grenzen van het natuurlijke terug te dringen. Voor de echtheid en geloofwaardigheid der Evangeliën — of andere Christelijke oorkonden zijn geen bewijzen sterk genoeg. 11°. Geheel anders staat men tegenover feiten, ja, gissingen uit de profane historie, mits zij aan de theorie in het gevlij komen; geen enkele bijzonderheid is hier onbeduidend: de meest- uiteenloopende bronnen zijn hier welkom; en alles wat strookt met de theorie, is al heel spoedig historisch betrouwbaar. 111°. Met het getuigenverhoor gaat het juist zoo. De geneesheer, die b.v. in onzen tijd de uitspraak aandurft, dat een of andere genezing uit den Lourdescyclus niet natuurlijk kan verklaard worden, kan er gerust op rekenen dat zijn bevoegdheid, zijn scherpte van waarneming, ja, zijn eerlijkheid zelfs zal worden betwijfeld. In ee,n weefsel van spitsvondigheden weet men zelfs de vertrouwbaarste getuigenissen zóó weg te doezelen, dat ze ook voor onpartijdige beoordeelaars een wijle verduisterd kunnen worden. IV0. Daarentegen is het merkwaardig, dat noch de bevoegdheid, noch de scherpte van waarneming, noch de eerlijkheid betwijfeld worden, wanneer leeken, ook leeken uit vorige eeuwen, van genezingen gewagen, die natuurlijk kunne,n worden uitgelegd en toch schijnbaar parallel kunnen gesteld worden met eenig wonder van Christus, — of met eenig wonder door de kerkelijke geschiedenis vermeld — niet met alle, o neen, maar na behoorlijke willekeurige schifting. Nergens komt deze methode scherper uit dan in het boek van Charcot: „Het geloof dat geneest" (F a i th-h e a 1 i n g), dat voor velen de grondwet is geworden der medische bijbelcritiek. Charcot wist geen raad, hoe aan genezingsgevallen te komen, die geschikt zouden zijn om met Christus' genezingen, vooral die van melaatsehe verzweringen gelijkgesteld te worden. Door zijn leerlingen liet hij schrijven naar Oostersche priesters, naar derwischen enz. Lourdes lag natuurlijk te dicht bij. Daar ontdekt hij opeens iets in zijn eigen stad. Uit het begin der achttiende eeuw! In 1716 viel juffrouw Coirin, oud 31 jaar, tweemaal van het paard. Zij bleef door de pijn bezwijmd liggen. Na vier dagen gaf zij bloed op. Herhaalde bloedingen en flauwtes volgden. Na, 'drie maanden bemerkte men tijdens een dier bezwijmingen, dat de eene borst gezwollen, hard en paars was. De chirurgijn Paysant ontdekte klierzwelling onder dein oksel en lymphvat-verdikking tusschen klier en borst. Bloedzuigers baatten niets. & eldra bespeurde men een kankergezwel. In 1719, dus drie jaar later, was de toestand zeer ernstig. Anne Giroux, een soort gouvernante, beschreef nu in haar dagboek den toestand der borst. In 1720 wilden twee chirurgijns de borst afzetten. In 1718 was juffrouw Coirin bovendien plotseling ter linkerzijde verlamd geworden. 11 Augustus 1731 trok de zieke een hemd aan, dat met het graf van den J a.n s en is t i sc h en diaken Frangois Paris in aanraking was gebracht. 12 Augustus legde zij wat aarde uit de nabijheid \an het graf op haar gezwel. Haar verlamming verdween. Ziedaar het voornaamste bewijsstuk der moderne medische bijbelcritiek. Aan het dagboek van een juffrouw van gezelschap uit de 18e eeuw, en aan den uitgever van dat dagboek, het parlementsraadslid Carré ie Mongeron, schonk Charcot meer vertrouwen dan aan geneeskundigen onzer dagen, die over sommige Louriesgenezingen uit onzen tijd getuigenis gaven tegen zijn zin. Hier is voor den vader der geneeskunüge bijbelcritiek alles historisch betrouwbaar. Hij oefent geen critiek, tenzij om de opmerking te maken, dat wat een leek hier een kankergeval noemde wel een „hysterisch watergezwel " (als reeds Sydenham omstreeks 1689 kende) moet geweest zijn. En hij besluit aldus het verhaal: „Het wonder was geschied , — maar de beroemde geleerde is eerlijk genoeg daarop te laten volgen: „Men moet er aan toevoegen, dat de wond in de borst eerst volkomen genezen was tegen het einde der maand'' (d. i. ra drie weken), „dat de patiënte eerst den 24ste;n September alleen uit kon gaan'' (d. i. nazesweke n), „en den 30en" (d. i.na zeven weken), „in een rijtuig kon plaats nemen". Maar wat wel onmiddellijk verdwenen was: de borstzwelling en de verlamming was hier geen wonder. Met Charcot behoeft men in de geheele ziekte niets anders te zien dan een combinatie met... hysterie! Maar het belangwekkende van het geval zit voor hem hierin, dat deze genezing — evenals andere zonderlinge feiten op het graf van Paris — wel niet door de Christenen of door de Katholieke Kerk, maar door een fractie der Jansenisten voor een wonder gehouden werd. „Als we nu voortaan van een miraculeuze genezing vain borstkanker hooren, moeten wij maar denken aan mej. Coirin!" En voor de geheele materialistische school is f a, i t h-h e a 1 i n g d. i. geloofs-genezing door suggestie, nu het machtwoord, dat alle wondereln moet verklaren. Geloochend wordt wat in dat kader niet past. Inderdaad één verbazingwekkend wonder heeft de suggestie gewrocht: de wondere naïveteit van zoovelen, die onder de suggestie der meesters meenen, dat deze theorieën van hysterie, suggestie en hypnose, inderdaad 'Christus' wonderen kunnen verklaren. In de vorige bladzijden hebbe|n wij de machteloosheid dier machtwoorden aangetoond. De nieuw spiritualistische school erkent met ons die machteloosheid. Zoowel de diepere hyp- nose x), als de raadselachtige verschijnselen der spiritistische séances dwongen haar het bestaan van hoocere, verborgen machten aan te nemen. Zij erkennen de mirakelen van het Christendom. Ja, velen hunner getuigen, dat miraculeuze genezingen enkel in het Christendom voorkomen. Maar.... de occultisten) annexeeren het Christendom, en verklaren het voor een hoofdstuk van hunne geschiedenis. Geheel verdiept in de fantastische geheimen van het spiritisme wijden zij aan het Christendom geen aandacht genoeg, om de groote antithese te bespeuren tusschen het werk van God en het werk van den duivel. Immers ook tegenover het occultisme stellen de miraculeuze genezingen van Christus Zijn Goddelijke zending in het heerlijkste licht. Ziekten en dood des lichaams zijn de gevolgen van den eersten zondeval, waartoe de mensch zich liet verleiden door de inblazingen van den gevallen engel. Alleen de Zoon Gods, die mensch werd om de zondige menschheid van de zonde te verlossen, moet ook oppermachtig staan tegenover de gevolgen der zonde. .Welnu Christus alleen heerscht oppermachtig over krankheden en dood. 1) De Rochas onderscheidt het oppervlakkige hypnotisme van het diepere aldus: in het oppervlakkige hypnotisme kan de gehypnotiseerde slechts die gevoelens en die kennis uiten, welke in zijn persoonlijkheid aanwezig zijn; in het diepere hypnotisme deelt de gehypnotiseerde mede, wat h« nooit te voren heeft kunnen gevoelen of kennen. Hij geneest plotseling, wat de artsen slechts moeielijk en langzaam kunnen genezen. Hij geneest ziekten, die de artsen niet kunnen genezen. Hij geneest boven en buiten alle regelen der geneeskunde. Hij geneest wat door hypnotisme kan genezen, en dat waarvoor het hypnotisme te kort schiet. Hij stelt zich niet als hypnotiseur, en ook waar Hij yan de te genezen zieken geloof en vertrouwen vraagt in Zijn Macht, is het geen F a i t h-h e a 1 in g. Want om het geloof der moeder wordt de dochter genezen: om het geloof der zusteren wordt Lazarus weer ten leven opgewekt. Aan Zijn Kerk heeft Hij de bestendiging dier wonderen toegezegd. Ook Zijne leerlingen wrochten wonderen — zonder het geloovig vertrouwen te vorderen. In de Handelingen der Apostelen (3e hoofdstuk, 1—12) lezen wij, hoe Petrus bij de schoone tempelpoort aan den lamgeborene, die een aalmoes vroeg, zeide: „Zilver- of goudgeld heb ik niet: wat ik echter heb, dat- geef ik u: In den Naam van Jesus Christus van Nazareth, sta op en wandel". Tegenover Gods werking in de wereld, tegenover de wondermacht des Heeren, tegenover de intellectueel!' werkingen van den H. Geest stelt Lucifer z ij n werk, z ij n macht en z ij n invloed op het menschelijk intellect. Toen Paulus te Ephese kranken genas en duivelen uitdreef, stelden zich de zeven zonen van Scevas tegenover hem (Handel, d. Apost. 19, 13 e. v.). Maar genezen en uitdrijven konden zij niet, en de booze geest ia den te bezweren bezetené getuigde: „Jesus ken ik en van Paulus weet ik; maar gij, wie zijt gij ?" Door de geheele geschiedenis keert dit beeld terug: het beeld va.n het occultisme, der geheime wetenschappen van Simon den Toovenaar. „Als aap van God" tracht de duivel steels het werk Gods in deze wereld na te bootsen. Als machtig intellect, niet gebonden aan stof en organisme, kan hij in zekere mate met Gods toelating inwerken op de stof, aan 's menschen kenvermogens bedriegelijke sensitieve voorstellingen vertoonen en zelfs het menschelijk organisme tijdelijk beheerschen. Dat leert ons Gods "Woord en de spiritistische verschijnselen bevestigen het. Maar enge grenzen zijn hem gesteld: hij beerscht niet oppermachtig over krankheden ein dood. >Vaar zijn de spiritistische genezingen ? Maar vooral de verheven hemelsche leer, die door Christus' wondermacht werd bezegeld: die leer, zoo bevredigend voor rede en hart, zoo vast en onwrikbaar, dat de wetenschap van twintig eeuwen haar niet kon schadein, staat in schreeuwend contrast met de leerstellingen van het occultisme. Schending van de integriteit der menschelijke persoonlijkheid, polymorphe, poly-intellectueele, van elkander onderscheiden persoonlijkheden in één persoon 1) , reïncarnatie en zielsverhuizing en pantheïs- 1) Zoo o.a. bij de proeven van Albert de Eochas. Omtrent de proeven der beroemde psychiaters en voormannen der moderne medische bijbel- me, en zoovele andere stellingen, waartegen gemoed en gezond verstand in opstand komen: ziedaar wat èn door verschijningen èn door kloppende ein schrijvende geesten wordt opgedrongen aan hen, die de vrees niet kennen door den geest van leugentaal te worden misleid. Hoelang zal die misleiding nog duren ? Moge de weerschijn van de Evangelische wonderen, die in onze dagen uitstraalt van de te Lourdes genezen organische kreupelen en lammen, blinden, dooven en stommen en verzworenen, de dolenden doen opzien naar de beloofde Vijandin der helsche machten, de Onbevlekte Moeder des Heeren, de Immaculata van Lourdes. Dat op hare machtige moederbede allen, aan de verwarrende weefsels van materialistische en occultistische stelsels ontworsteld, opwaarts mogen zweven door de ijle luchten, langs de lichten' der sferen, met cherubs en serafijnen tot Christus Jesus, onzen Heer. Gouda, 8 December 1908. critiek Morselli en Lombroso meldt het Italiaansche tijdschriit „Luee e Ombra", uit het Juni-nummer van dit jaar 1908 't volgende. Beide geleerden zagen bij de proeven met het medium Eusapia Paladino, genaamd de Napolitaansche Bernadette van Lourdes (maar van een Lourdes zonder genezingen!) hunne eigen „moeder"(?) verschijnen! Voor den beroemden krankzinnigenarts en hysteroloog professor Morselli had de verschijning zijner „moeder" op de spiritistische séance „iets zeer afstootends". De even beroemde krankzinnigenarts en hysteroloog professor Lombroso, die reeds vroeger door de spiritistische verschijning zijner „moeder" „gekust ' werd tijdens een séance bij Eusapia, schrijft nu in „Luce e Ombra" bij de beoordeeling van Morsellis proeven en geschrift: „Psychologia e spiritismo", dat het voor hem, Lombroso, niets afstootends had. Loinbroso schrijft: ,,toen ik mijne moeder terugzag (d.w.z. op een spiritistische bijeenkomst), mijne reeds voorjaren overleden en begraven moeder ..gevoelde i'.: in 't gemoed eene der zaligste vervoeringen mijns levens, een vreugde tot de uiterste spanning, waarin zich geenerlei onbehagelijk gevoel „(zooals bij Morselli), wel echter het gevoel van diepe dankbaarheid ..mengde jegens degene, die haar mij, na zoo vele jaren in de armen „voerde: en voor dit groot gebeuren zou ik duizendmaal den onadellijken „stand van Eusapia (van oorsprong boerenmeisje,) vergeten, die voor mij, ..hoewel automatisch, had volbracht wat geen reus van kracht of van „gedachte vermag". Zoo schreef in Juni 1908 de groote Lombroso. Later schrijft Lombroso in zijn jongste opstel: „Eusapia Paladiuo en het Spiritisme", dat wezens buiten het medium deze verschijningen tot stand doen komen. Deze geheimzinnige krachten onttrekken daartoe tijdelijk stof aan 't lichaam van 't medium. (Zie „Psychische Studiën", December 1808, blz. 711). ERRATA. BI. 21, r. 3 v b. staat: stroomingen, lees: stoornissen. „ 23, n. 2 v.b. „ opgeheven, „ bedwingen. „ 29, r. 9 v. o. „ systemen, „ systeem. „ 43, r. 7 v. o. tusschen ledenmaten en inlasschm: betrekkelijk meer. „ 55, r. 14 v. b. staat: verklaarbaar. Ook, lees: verklaarbaar, ook INHOUD. Bladz 3 Woord vooraf. ... 0 Inleiding De Genezingen van Christus. I. De genezingen der bezetenen. A. Voornaamste feiten • B. Wederlegging der z.g. wetenschappelijke verklaringen, a. Wederlegging der materialistische thco- • . . lb rieen _ b. Wederlegging der nieuw-spiritualistische meeningein ^ II. De genezingen der kreupelen en lammen -12 III. De genezingen der blinden 49 IV. De genezingen der dooven, stommen, en doofstommen ' ' ' 30 V. De genezingen der melaatschen. . • • VI. De overige wondergenezingen des Ileeren. VII. Grondslagen en tactiek der moderne me¬ dische Bijbelcritiek '1