> \ \ 'HEI PANTSFRj V RffffOmSCHj 80LDAT KL j in bedrii X \ \ j< . N HERM. ilLUUiMANs i\ j N \ \ I :tk, schandelijk van inhoud, dat » nien indruk moei rankeii op j uennis heelt v 11 !!• (aire * een Stuk. il.t ' •:«tl' * ■ t leger en i u rs- * v •' li. ^ voii j u s i . i i' t e r j '»evi, d i , u .< we te n- * seh a p '■ 'inii .trimri 1902). j i \ \ \ \ \ S \ V \ \ \ AMSTERDAM s. LUOi. \ N N '//y///////////// //- •///////////////// \ N N HET PANTSEK. 824 E 'J HET PANTSER. ROMANTISCH SOLDATEN-SPEL HERM. IÏEIJERMANS «R »Een stuk, schandelijk van inhoud, dat //een verkeerden indruk moet maken op //elk, die geen kennis heelt van militaire //toestanden; een stuk, dat een blaam //werpt op het leger en op het officiers» korps." (Rede van Jhr. G. A. Altingvon Geusan voor de Vereeniging ter bevordering van de krijgswetenschap te Breda, dato 14 Februari 1902). AMSTERDAM. - S. L. VAX LOOY. 1902. Het recht van opvoering voorbehouden volgens de Wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad no. 124). in 3 bedrijven DOOR é Voor de eerste maal opgevoerd door de ,Nederlandsche Tooneelvereeniging" te", Amsterdam op Zaterdag .10 November 1001. DRAMATIS PERSONAE. Karel Stam, oud-kapitein. Anna, zijne vrouw. Mari, zijn zoon, 2e luitenant. Kapitein Hoek. Martha, zijn dochter. Alphons, zijn zoontje. , Kapitein Brand, garnizoens-commandant. Frans Berens, militair apotheker. Pieper, oppasser bij Man. De Schoenmaker. Het spel geschiedt in eene kleine hollandsche garnizoensplaats. EERSTE BEDRIJF. Eene sober gemeubileerde kamer. Twee vensters met bloemen in den achterivand. Er tusschen een boekenkast. Eerste plan, rechts, èn derde plan, links, eene deur. Derde plan, rechts, eene volière. Eerste plan, links, een groote schrijftafel met papieren. Aan de zijwanden eenvoudige prenten. Ochtend. EERSTE TOONEEL. Pieper. Mari. Mevrouw Stam. Pieper (wrijft eene sabel met z'n zakdoek na, luistert. Door de rechtsche deur klinkt zoet-klagend het geluid eener cel, die Gounod's Ave Maria speelt. Knikkelend wrijft de oppasser de sabel, stelt haar tegen de schrijftafel, piekt voorzichtig eenige pluisjes van de over een armstoel hangende uniformjas. Dan rustig sloffend gaat hij op de volière toe, praat met de vogels) ... Piet!... Piet! ... (begint zachtjes het lied van Laura te fluiten, de maat met z'n wijsvinger slaande, interrumpeert zich, praat opnieuw lievig) ... Piete-dan! — Nou dan Piet!... (vervolgt harder het ftuitlied). Mari (driftig de deur openend, met den strijkstok dreigend). Ruk uit! Hou je bek! (smijt de deur toe. Pieper blijft even onbewegelijk, loopt op de teenen naar een stoel. De cel zet na een paar woeste streken preludeerend in). Mevrouw Stam (van links). Mari... Pieper. Sst!... Sst, mevrouw !. . Mevrouw Stam (luistert knorrig, wil de kruk omdraaien, aarzelt, schudt kregel het hoofd, kijkt rond) ... Heb jij die voeten meegebracht? Pieper (ontkennend). Die stinge d'r al. Mevrouw Stam. As je weer binnenkomt, dan trek-ie je schoenen maar uit, hoor? Op de mat, hoor?... (af). Mari (uit z'n humeur tot Pieper). ...Wie was daar? Wat donder je toch, vanmorgen! Pieper. Mevrouw was hier, luint. Mari (nerveus). Wie? Welke mevrouw? Pieper. Mama, luint. Mari (driftig den strijkstok op tafel smijtend). Voortaan ... Voortaan ... Haal de jalouzie op. Nee, de andre. Doe nou niet als 'n kat in n vreemd pakhuis. — Nieuws? Pieper, 't Wordt zuur, luint. Mari (nerveus 'n cigaar opstekend). Zuur? — Met wat? Pieper. Met de staking (een cigacir aannemend). Dank u (ruikend). Da's 'n af'terdinner... Mari. Is 't nog niet bijgelegd? Pieper. Nou! ...Ze hebbe vanmorrege haast 'n diender gemold. Z'n helm stuk en z'n sabel vort. 'n Oog zoo dik as me knuist... Mari. Vin jij dat zoo lachwekkend? Pieper. Nèe, luint — maar 'n blauw oog is altijd kemiek. Mari. Stil! (heel z&cht straatgezang). Wat is dat? Pieper (bij 't raam). Hullie — van de febriek.'t Loopt mis. Die brande d'r poote. Stomme honde! Mari. Waar heb je m'n laarzen ... Pieper. Achter de ... (bukkend) Asjeblief, luint. — De eene hak bobbelt 'n beetje. Mari. Zoo (z'n pantoffels uitslippend). Laat maar ! Die boeken breng je strakkies bij Kinkers terug. Eén gehouen, begrepen ? En — en — schuif 't raam is op. 't Is hier 0111 te stikken. Mevrouw Stam. Mari, Mari, hoe kon je nou toch weer... (hij wijst haar dat de oppasser in de kamer is). Mari. Kom over 'n minuut of tien terug, Pieper. -Pieper. Best, luint (af). TWEEDE TOON E EL. Mevrouw Stam. Mari. Mevrouw Stam (timiede) Gisteravond heeft-ie nog zoo ... Mari (geprikkeld). Wel ja! Wel zeker! Zeg maar precies hoe je 't hebben wil. As je 't verkiest neem 'k de cel op m'n rug en ga in de kazerne studeeren. Papa lioort liever de wachtparade, de taptoe, de réveille ... Mevrouw Stam. Jongenlief —■ je kunt mekaar 't leven zoo makkelijk maken — je ben 0111 half acht begonnen — en 't huis is zoo gehoorig — heusch in de slaapkamer ... Mari. Bon. Uitstekend, 'k Wil niks liever dan zelf 'n kamer huren (driftig de papieren van de schrijftafel verschuivend). Gisteravond is 'r weer gesnuffeld, 'k Hoef niet te vragen wié, wiè, wie! Mevrouw Stam (vrindelijk-angstig). En &ls? Hij zegt dat je dingen leest die 'n officier — nèe, je moet 't mij niet kwalijk nemen — ik zou je vrijheid laten — al wou je ... Mari (heftig met de hand de tafel bekloppend). Mama — ik draag 't niet langer — kort en bondig! 't Wordt ridicuul. Als 'k musiceeren wil, musiceer ik — en m'n schrijftafel hebben jullie te respecteeren. Mevrouw Stam. Ja, m'n jongen — je heb gelijk — volkomen gelijk — ik val je niet af maar de huiselijke vrede — en die — die nare scènes — Je mot niet vergeten dat-ie 'n man op leeftijd is — en niet zoo heel gezond — Hebben de vogels wel zaad? — Nou, niet veel — Toe brom maar niet verder — geet je schaartje is — dat blad mot 'r af — heelemaal geel — en dat — als ik niet naar de planten keek ... Dag schoenmaker .. . De Schoenmaker (onzichtbaar) . .. Mórgen. Mevrouw Stam. Drukkend, hè V De Schoenmaker. Ja — ja — d'r zit onweer. Mevrouw Stam (tot Mari). Nou, kom je daai koven y _ Martha zou om tien uur ... — Kijk, d'r portret leit ónder de papieren. — Zoo. — Over 'n paar maanden ben je getrouwd — krijg je van zelf andre kamers ... (af). DERDE TOONEEL. Mari. De Schoenmaker. Mari. (zit even down, wandelt nerveus op en neer, trekt driftig de andere jalouzie op, schuift het raam omhoog. Aan de overzij van het smal, benauwd gangetje wordt het raam van den schoenmaker, die ijvrig arbeidt, geheel zichtbaar — hij knikt) ...Alweer an 't werk, Willem? De Schoenmaker. Alweer? 'k FIcb nog1 geen bed gezien... De boel most af, meneer. Mari. En gister-nacht ... De Schoenmaker. Ja. Ja. Maar strakkies ga 'k n paar uurtjes legge (dof-glimlachend) U ben anders ook niet vroeg na bed geweest. Mari (glimlachend). Ja, 's nachts zien we mekaars schaduw, wat? De Schoenmaker (werkend) As ik zoo klop en niet de machien bezig ben, dan zit ik te prakkizeere, wat je zoo laat wel doet. Je lamp zie 'k en je hoofd zie 'k. — Half vier ging je licht uit.... Mari (vroolijk) . .. Vijf minuten d'r over. 't Is verdomd-leuk an jou gezelschap te hebben — enkel met 't gangetje 'r tusschen. — Ben je nou niet kapot van moeheid? De Schoenmaker. Kapot? (ontkent) Me rug die doet zeer. Toen 'k pas trouwde, zat 'k hééle nachte zoo — je mot 'n berg- verstelle eer je '11 weekloon verdient. — Met de ouwe dag wil alleen de rug niet meer. Maar nou, gelukkig, begint 111e dochter wat te verdiene en me zoon haalt ook z'n vier, vijf guldes op de febriek. — Jammer nou met die staking, die beroerde staking. Jij mot niet meedoen, jóngen, zeg 'k — hjj weèt niet waar die staan mot, meneer — néé, nee, waarachtig niet... Mari... Wou je dan dat-ie onderkruiper ... De Schoenmaker (ongeloovig) ...Zeg — zeg ii dat? Mari. Wel ja — waarom niet, Willem? De Schoenmaker. Ja. Ja. Da's óok waar. Nee, onderkruipe mag die niet. En hard werke is 't, harder dan ik — ja harder ... Mari. Wat doet-ie? De Schoenmaker. Nou hij werkt op de beenzwartbranderij. Mari. Wordt 'r beenzwart gebrand op 'n suikerraffinaderij ? De Schoenmaker. Asjeblief meneer! — Dan staatje, as-ie de nachtploeg het van vijf uur's avonds tot zeven 's morges in de branderij — en as ie thuis komt het-ie geen trek in eten van de stof. Stuive doet 't schrikkelijk — en warm ! Xeem nou is zoo'n dag as verlejen week — toen most-ie bóven op de fornuize weze en zwart scheppe. Dat kon die haast geen honderd telle uithoue zei-die . . . Mari. En vier, vijf gulden?... (Willem knikt) ... En werken 'r meer jongens in dat zwart ? De Schoenmaker. Bij de dertig — dag en nachtploeg. As ze oppasse gaan ze na de smeltpan en na de filtrage. Nou, mijn jongen past op. 't Kan navraag lijje. Maar met die staking ... Mari. Waarom staken ze — hè? De Schoenmaker. Om meer dat ... Ze wille twéé cente in 't uur meer — nou en de febriek mot hoope verdiene. VIERDE TOOSEEL. De vorigen. Oud-Kapitein Stam. Stam. Mari. .. (Mari praat voort. Stam luistert met stijgende ergernis). Mari. Ja, ze keeren aardige dividenden uit. De Schoenmaker Twéé cente is niet zooveel. Mari. Xeé — want zij doen 't werk... De Schoenmaker ... Ja, juist — da's 't preciesies gezeid. Maar nou is de dirrecteur op z'n achterste poote gaan staan — en het stiekem andere late komine — en die slape op de febriek — en da's gemeen — da's smèrig. Van dertien cente in 't uur na vijftien is niet zoo'n stugge sprong, om nie-eens van mijn jongen te prate, die maar vjjf cente verdient voor nachtwerk. Mari. :t Is crimineel. Ze motten doorzetten — stevig. De Schoenmaker. Ja — maar as de dirrecteur ze niemeer hebbe wil — heelemaal niemeer — dan zit je 'r mee — da's 'n zorg ... Mari. Heb-ie wat te rooken? Nee? Wacht ik zal je is even ... (keert zich om, ziet zijn vader, die hem met de oogen volgt)... O ? Stond u daar al lang ? (zwijgen) Hier, vang, Willem. Pas op, breek ze niet. Eén. Twee. Drie. Vier. De Schoenmaker. Dank u wel. Mari. Dag Willem. De Schoenmaker. Dag meneer. Mari (sluit het raam, laat de jalouzie zakkenr strijkt nerveus een lucifer af, rookt — een lange stilte. Onbeweeglijk kijkt Stam zijn zoon aan, wijst op z'n voorhoofd. Driftig draait Mari zich om, plonst in een leunstoel). Stam (hortend). Ik vraag me af — of jij — ot jg waanzinnig ben geworden ! [wijst op de jaloxizie). Mari. Goeien morgen. Stam. Je schijnt — jij schjjnt niet te weten — wel verdomd — ik heb 't tegen je... Mari. Dat lijkt zoo, papa. Stam. Sinds wanneer kletst, wauwelt 'n officier op de manier als jij daar... Je vergeet dat je uniform draagt — je doet als '11 kwajongen... Mari (driftig). Als iémand m'n uniform vergeet, ben ü 't, niet ik! Stam (driftig). Leuterpraatjes met 'n schoenmaker!... Ze motten maar doorzetten — stévig — 't Is godbeter . .. Mari. Ik verzoek u zoo niet te schrèeuwen. M'n oppasser is benejen. Stam (driftiger). Ik heb lang genoeg gediend, om te weten wat past! Mari (heftig). En ik lang genoeg om niet geduldig je buien te verdragen. Stam (vinnig). Lang genoeg? Lang genoeg! Xog geen vier maanden van B/eda! Je ben te groen 0111 te ... Mari (z'n sigaar neersmijtend). Papa! Stam (driftig papieren van de schrijftafel vladderend). Gisteravond heb 'k ... Mari... Gesnuffeld !... Stam. Gesnuffeld, ja, ja, ja. — En vort 'r mee! — In mijn huis duld ik die drek niet, die zwijnderij, die dollemans-pamfletten ... V IJ F D E T O O N E E L. De vorigen. Mevrouw Stam. Martha. Alphons. Mevrouw Stam. Karei!... Martha. Goeien morgen, 'k Geloof dat we niet èrg gelegen kommen. Nee, paatje, dat doen we zöo en niet tegenstribbelen (zoent hem). En die rimpels weg, een, twee. Hou je sorteering op den grond? Hahaha! — Morgen, Mari — ik ben 't maar (zijn hand afwerend). Nee, asjeblief — eerst je uniformjas an (tot Alphons die het eindje sigaar opgeraapt heeft). Laat je liggen, smeerpoes! O, wat 'n jongen! Hahaha! Alphons. (blazend) Wat fijn!'n Endje van Mari. Met 'n bandje 'r om. Nee, afblijve! Mevrouw Stam. Nou, Fonsje da's Mng niet netjes. Alphons. (drensend) ... Nou-ou-ou!.. Ik ben niet vies van Mari. — Lekker hoor! — Mari — 'k heb op 'n knolhengst gereje! Mari. Knap, vent! Alphons. (dampend) In 'n half uur heen en werom na de molen. En toen de smakker niet verder wou . .. Stam. (de sigaar afnemend en uit het venster werpend) Asjeblief — da's je nou twéémaal verzocht ... Alphons. Hè, da's ... Martha. Fons! Gedraag je toch 'n beetje fatsoenlijk. Alphons. 'k Mag toch ... Stam. Jij mag niks — je mag je mond houen. Mevrouw Stam. Karei, wor nou 'n beetje vrindelijk. Stam. Vrindelijk! Daar heb 'k reden voor. Om half acht 't gejenk van die verdomde cel... Martha. Gejenk! Paatje hoe kom je an de uitdrukking! Stam. 'k Hoor net zoo lief 'n stoomzaag. Mevrouw Stam. As-ie 'r nou plezier ... Stam. Plezier, wat duivel! Daarnet stond-ie te raaskallen met de schoenmaker van de overzjj — over de staking. Hebben we an an niet genoeg beleefd?... Allemaal jouw köp — jouw nukkige kop ... Mevrouw Stam. (onderworpen) Mijn kop — Praat 'k ooit tegen ?... Stam. (driftig) Hardop nee — maar .. . Sar me niet met je góédheid! ZESDE TOONEEL. De vorigen, Frans. Frans. Pardon. De oppasser zei... Mari. Frans, kerel, jij hier — dat 's 'n prachtige verrassing! Frans. Ik kom zoo direct van 't station — Wil je me even ... Mari. M'n papa — m'n mama — m'n meisje — en die rekel, m'n aanstaande zwager — blijf van me papieren! (Stam norsch af). Wel, kerel, wat ben je zwaar geworden! Verlof? Hoe lang? Frans. Zes hééle dagen, goddank. Excuseer mevrouw — de eerste dag van je verlof, na vijf zure maanden in 'n nést, voel je je alsof je an je zesde whiskey en soda — (verlegen) — dat wil zeggen — (glimlachend) ik wil niet dadelijk 'n rare indruk maken ... 2 Martha. Is dat Frans Bèrens — Mari — de vrind van wie je? ... Frans. Ja, die Frans ben ik, juffrouw. Veel kwaad gesproken ? . .. Mari... En zoo opgepoetst? 't Lijkt eer of je voor middagappel komt opzetten ... Frans, 'k Höu van m'n uniform, beste jongen. Ja, dat begrijpt hij niet, mevrouw. Zoo ineens van provisor in '11 dorpsapotheelc — eerste luitenant — overal gesalueerd worden: 't zijn sterke beenen, die de sterretjes dragen. De eerste tijd heb 'k wel last van m'n sabel gehad — 0111 de seconde zat-ie tusschenm'n beenen — vreeselijk hardnekkig! — maar nóu zie je bij avond geen onderscheid tusschen mij en hem, hahaha! — ofschoon, dat moet 'k zélf zeggen, 'k niet positief begrijp, waarom 'n militair apotheker zoo'n geweldig zwaard noodig heeft... Martha. .. Om zoethout en drop mee te hakken, hahaha! Frans. Koekhakken op '11 boerenkermis a la bonne lieure, hahaha! Wat is dat ? (gefiuit en gejoel buiten). Alphons (uit het raam hangend). Verdikkie! Martha. Wat is '1 ? Alphons. D'r wordt 'n vent opgebracht. Kijk ze dringe! (geluid van brekend glas) Hè! Mevrouw >Stam (angstig). O, wat is dat naar. Alphons. Ze smijte met steene! Au, die was raak! Ik ga kijke! Martlia. Je blijft hier! Alphons. Nou, laat me los, schaap! Mari. Nee, Fons, je mag niét. Da's geen lolletje, buiten. Alphons. Verdikkeme nog toe! Martlia (lachend). Hoor zoo'n bengel! Dat rookt en dat vloekt! Ik zal pa straks vertellen, hoe jij ... Alphons. Jij zal. .. Draak !... Mispunt! ... Frans. Jij ben 'n heer! Martha (hem zoenend). Schat. —Engel — Heerlijkheid — Au! Hè, liefie is dat nou aardig? Alphons (die haar een klap gegeven heeft). Schei dan ook uit met je mispunte-maniere! — Je hèb toch 'n vrijer — (algemeen gelach). — Met dat gelik! Martha. Séhatje ... Heerlijke jonger. ! .. . Alphons (de vingers voor z'n neus strekkend) Ah! (gelach). Mari. Ga u heen, mama? Mevrouw Stam (schuw). Ja, je papa — je papa die — Ga je mee na de huiskamer, Martha ... (af). Martha. Ja, maatje. Die twee hebben mekaar ... Mari, je eene snorpunt hangt neer. Je vrind ziet 'r veel gesoigneerder uit. 'k Zal is 'n Schnurrbartbinder voor je koopen ... («ƒ)• Mari. Bonjour, Fons. Alphons (bij het raam). Bonjour! Mari (lachend). Ik bedoel bonjour. Alphons. O — mot 'k weg ? — Dag schoenpik! Mari. Wil je je mond houen! Ingerukt, marsch! ZEVENDE TOONEEL. Mari. Frans. Frans, (een sigaar aannemend). Ziet 'r goed uit. Merci, (steekt op). Mari, op de man af gevraagd, wat scheelt jou? — Ja, 'r scheelt je wat. Mari (de papieren bijeenzoekend) — Wacht even _ de drek — de zwijnderij — de dollemans-pamfletten oprapen ... Frans. De drek? ... Mari... „Enquête over den oorlog en het militairisme" — drék — „Die Waffen nieder! — drék — „Geen staand leger maar Volksweer" — drék — „Militaire rechtspleging, handleiding ten dienste van officieren en aanstaande officieren" — géén drek! — (smijt kwaadaardig den rommel op tafel) — Zoo, en voor 't wegwaaien (legt er den strijkstok en de sabel op) — ... 'n Strijkstok — (lacht zenuwachtig) — 'n Sabel.. . Hahaha! ... Hahaha!... Frans. Mari — wat doe je vreemd ... Mari. Vréémd, beste jongen!... Gister zou 'k op m'n cel spelen ... de Zigeunerweise ... zonder omkijken wil 'k den strijkstok nemen — krijg de siibel in m'n hand. Toen was 'k 'r ineens en voorgoed uit. Mendelsohn, Gounod, Rossini, Haydn — en 'n ijzeren lat. Geloof jij, dat iemand met... (spottend) '11 uniform an, muziek kan vóélen?... Zoo, nou kom 'k over je zitten. We hebben mekaar in geen maanden — hoelang wel? — gezien. Ik stik. Ik stik. Ik heb behoefte uit te praten. Frans. Als die behoefte zoo groot was — had je 'n brief kunnen posten. Tweemaal heb ik geschreven — geen letter antwoord. Mari. Nee. Ik kan niet correspondeeren. In '11 brief lieg je altijd — overdrijf je, verzacht je. Wat je 's nachts schrijft, verscheur je 's morgens, 'n Stemming wordt zoo hard zwart op wit. En 'k heb zoo vervloekt in stemmingen geleefd — dag in, dag uit — Frans, als 't nog lang duurt, maak 'k me van kant.. . Frans. Hoe kom je zoo verduiveld overspannen, jongen? Je ben onrustig — en -- Mari. — En op. Formeel op. In geen maanden ben 'k vroeger dan drie, vier uur naar bed geweest — van nacht nog — toch de dienst — 'k ben hier officier van wapening — en 't tobben over de dingen ... Frans. ... Over? ... .l/arf'. Over vraagt-ie!... Wie heeft :t eerst m'n oogen opengescheurd? Jij, goeie satan! (Frans haalt de schouders op) Wie heeft me 't eerst nakend en plat 't militairisme laten zién? Nou? — Op m'n woord, Frans-lief, je apothekersuniform staat je voortreft!ijk! — 't Lakeienpak flatteert je Hesselfeld .. . Frans (glimlachend). Bravo! Mari. Weet je nog, toen 'k 'n half jaar gelejen bij jou was — hoe we heele nachten hebben geredeneerd? Teruggekeerd w&s 't al mis. Op m'n kamer stoml cle klok stil. Niemand had 'r opgewonden. Als de klok stilstaat, is je kamer anders geworden. En 'r komen momenten, dat 't anders blijft. Met 'n duw an de slinger schiet je niet op ... Frans .. . We hébben toen nijdig gedebateerd — jij was in de contramine. Mari. .. . Nou niet meer ... Frans .. . Dat wil zeggen ? ... Mart. Dat 'r 'n end an moet komen — M'n pakje, m'n malle sabel wégen me. Vroeger had 'k gezworen bij de Recraten-, de Compagnies-, de Bataljonschool, de Velddienst, de Inwendige dienst, de Wapen- en Schietoefeningen, 't Tirailleursreglement, vroeger was 'k brani met m'n groot tenue — nou ril 'k als 'k mezelf in de spiegel zie .. . Frans. Da's '11 beetje — laten we zeggen — stérk .. . Mari. Sterk, Frans! ... Als 'n hond nijdig wordt, zet-'ie z'n haren op — 'n woedende kip herken je haast niet. De brave bijbel-god heeft al z'n schepseltjes '11 extra-pluimage gegeven om èndre schepseltjes bang, bang te maken. Wij trekken veeren uit 't achterwerk van 'n haan, zetten die op ons hoofd — om 'r machtiger uit te zien w ij ioopen met 'n end ijzer op zij — wij raarcheeren als idioten achter 'n ander an, die op 't vel van 'n kalf trommelt — wij kwaadaardige kalven ... Frans. Baantjes, baantjes, beste jongen — Maar — met je verlof — als je je voelt als kwaadaardig kalf, is 't nog geen reden — om — om je van kant te maken! Hahaha!... Mari . • . Als je alles wist... Frans. Vertel op! 'k Zit 'r voor. Als je't kwijt ben ... Mari. Vertellen?... Zie jij kans te vertéllen hóé je verliefd raakt — jij, hoe 'r ineens in je leven, haast zonder overgang, 'n debacle begint? Van m'n vroegere godjes staat 'r niet één meer. 't Is 'n fameuze ruïne geworden, '11 ruïne an alle kanten. En terwijl je 't leger, de heele ramp van mannen die geëerd zijn, niks doen dan brutaal opeten wat andren voortbrengen, begrijpt, daaglijks scherper ontleedt, zit je vastgenageld an je uniform. Vastgenageld! Heb 'k in Alkmaar, in Breda iéts geleerd, 0111 'n beter, fatsoenlijker beroep aan te pakken? — Neè, nee, Frans! — Kijk 111e maar an — hier zit 'n tweede luitenant, vier maanden gelejen benoemd — hij heeft geen cent — z'n vader heeft geen cent, buiten z'n pensioen — z'n vader heeft 'm niet kommando's opgefokt — z'n vader dweept met Hèsselfelden — liij, dat ben ik nog altijd, is geëngageerd met de dochter van 'n kapitein — hij, stumper, wordt op 'n onnoozlen dag wakker door de ellende die-die overal ziet — door 't miserabel leven links en rechts en op zij — dat kloppen daar, is van '11 schoenmakertje dat nog niet naar béd is geweest — . hij wordt wakker, zeg 'k, begint boeken te lezen die-die vroeger niet vermoedde en als-die zoover is, als-ie wéét datie meedient om ellende ellende te laten, aarzelt-ie 0111 dat al' te rukken, bang voor 'n vader die méér en érg verdriet heeft gehad, bang voor z'n meisje waarvan-ie hóüdt, bang voor de maatschappij, vooral voor de maatschappij — zónder m'n uniform ben 'k 'n nul, 'n nikskenner, minder dan 'n schoorsteenveger die z'n vak, z'n nuttig vak verstaat... Frans, 't Zeg nóg eens baantje, bóantje, kerel. O — ik ben de laatste 0111 je '11 andere opinie op te dringen. Maar nou je eenmaal in 't gegalonneerd schuitje drijft, raad 'k je heel kalm niet overboord te wippen. Drijven is beter dan zinken. En — óch — in ons goeie landje hebben we zoo'11 vreedzaam leventje, jongen! Als je braaf oppast, breng je 't misschien tot minister van oorlog. Da's ook vreedzaam, héél vreedzaam. Als jij ontslag neemt... Mari... 'k Wou dat 'k 't kón — dadelijk ... Frans. Voor .jou hónderd andren! Kwestie van eten. Nee, ik spot niet. In 'n tijd, waarin ze alles betalen, is 't niet meer dan billijk èn gewoon dat ze van de ,verdediging van Land en Haard" gesalarieerde postjes maken. Smijt de miljoenen maar in de kiebelton! Wel ja! Hier, daar overal. An de sigaar die je rookt, zit de ellende van onbekende individuen. An de lucifer die 'k afstrijk, zit god weet wat 'n ellende van — onbekende individuen. Je schrijfpapier komt uit fabrieken, je boeken hebben typographen gezet— allemaal onbekende individuen. Je kan je niet roeren of je voelt, ziet, tast de misdaad — niet de misdaad waarvoor cellen klaar staan — maar de aigemeene, de beschaafde, de normale misdaad, de vertrapping van individuen, zooals jij en ik. Draag jij gerust 'n uniform! 'r Zijn gróótere wegen dan 't bedanken voor 'n baantje, dat je nöodig heb — dat erken je zelf. Mari. Jij praat 'r zonderling cynisch over, Frans. Frans (driftig). Cynisch ... AVou je dat... (even grimmig op en neer loopend) Werther!... Werther! In me jónge jaren heb 'k ook die buien van woede en haat gekend, heb 'k wel gezeten met ine kokende kop in me gloeiende handen, ine verwonderend over de gelatenheid, waarmee al die sl&ven en beesten krepeeren. Maar nou, in me nest, in me dooie garnizoensplaats, geef'k niet meer toe an driften en passie. Jaren lang heb 'k gestudeerd in 't beste dat de menschen kennen — nou op me kamer vegeteer 'k als militair pillendraaier — lange avonden — lange nachten — 'n ziek corpus (glimlacht bij het vragend gebaar van Mari). Ik permiteer me de luxe met geeuwhonger te volgefln wat de tijd dóét en 's nachts in me bedstee, als 'k hondsch eenzaam lig — en niet te veel whiskey gezopen heb — waag 'k 't — 'r ongevaarlijk op los te dróómen... Mari... Ik heb de dwaasheid overdag te droomen. 't Loopt mis — dat voel 'k. Frans. Malligheid! (buiten gezang). Opstootje? Mari (bij het raam). Staking op 'n suikerraffinaderij. vragen twee cent meer. Frans. En ?. .. Mari. En — de directie heeft onderkruipers aangenomen. Ouwe historie. Frans (bij het raam). Is dat je heele uitzicht? Mari. Tja! Hier loopt 'n gangetje naar de straat — 'n typisch gangetje — daar, een hoog woont 'n schoenmaker — die slaapt nou, denk 'k — daar, 'n waschvrouw. Voor de inkijk hou 'k de jaloezie meestal gezakt. Frans. En 'n volière? ... En bloemetjes ... En geen wapenrek? ... Geen portretje van H. .. •? ACHTSTE TOONEEL. De vorigen. Mevrouw Stam. Mevrouw Stam. Mari — Kaptein Hoek is beneden Mari. Schoonpapa — zöo vroeg? Mevrouw Stam. Of je even ... Ik zal meneei wel 'n oogenblik gezelschap houen. Mari (kort). Dat kan weer gezellig worden .. • Excuseer, Frans. NEGENDE TOONEEL. Mevrouw Stam. Frans. Mevrouw Stam (timiede). U heb drukkend weer meegebracht. Frans. Ja! (een stilte). Mevrouw Stam (den strijkstok opnemend en ver- leggend)... 't Wil anders om dézen tijd van 't jaar... Frans. Ja — Mei zet zich warm in. Mevrouw Stam. Hier heeft u 'n aschbakje. Frans. Da's wel vrindelijk. Asch morsen is naar. Mevrouw Stam. Dan denkt u 'r wel anders over dan Mari. Die ... (luistert angstig). Frans. Hoort u wat? ... Mevrouw Stam (vriendelijk). Nee — 'n Gewoonte van me. M'n man en me zoon ... (hapert). Frans. Daar heeft Mari me 't een en ander van verteld. Mevrouw Stam (verlegen) ... Heeft-ie ... (Een stilte. Zij neemt de sabel, wrijft die na met haar schortje, verlegt haar)— Ja — ja... Blijft u lang hier ? .. . Frans, 'n Dag of drie — of langer. Familie heb 'k niet. Mevrouw Stam. Geen moeder? .. . Frans. Die is dood. Mevrouw Stam. Ach. Ach. Kort gelejen ? Frans, 'k Was drie jaar (glimlachend). Voor 'n achternicht, die me in d'r testament heeft gezet, voor 't geval dat ik langer leef dan zij — Et pourquoi pas? — heb 'k vandaag de uniform angehouen. Als 'k in politiek kom — is ze ongelukkig. Nou zijn me fondsen gestegen, omdat 'k gister, den heulen dag prettig met 'r gewandeld heb door de Kalverstraat en nóg 'ns door de Kalverstraat. 'k Was in Amsterdam. Vanmorgen heeft ze me naar de trein gebracht, 'n Zoen hier en 'n zoen hier ... Mevrouw Stam .. . Da's heel' lief. Frans. Ja, liéel lief. Mevrouw Stam. Mari zal wel blij zijn dat u — (.luistert opnieuw) ...Iloor u geen stemmen?... Frans. Xee — heelemaal niet. Mevrouw Stam. Telkens verbeeld 'k me... Ze zijn zoo driftig... En me man meent 't zoo goed ... Frans. Als 'k niet onbescheiden ben — mevrouw — hoor u nog wel eens wat van M au rits r1... Mevrouw Stam. Maurits? ... Hoe weet ü ? ... Frans, 'k Heb '111 gekénd, mevrouw, en Mari en ik hebben dikwijls over 'in gesproken. Mevrouw Stam. Nee niks. In geen twee jaar. Menig nachtje denk 'k an 'm. Kinderen weten niet altijd wat ze 'n ouwer andoen. En wat Maurits gedaan heeft, is — is niet fatsoenlijk, niet mooi. 't Heeft m'n man vroeg oud gemaakt en mij — maar ik tel niet mee — ik ben bijzaak. — M'n mèn had zoo'n groote carrière kunnen — en — dan gedwongen te worden eervol ontslag te nemen — En geen lettertje — geen lettertje — 'k zou zoo graag willen weten of ie nog leèft... (haar beurs openknippend en 'n portretje toonend). Daar lieb u 'm. In 111'n medaljon durf 'k '111 niet dragen — m'n man — al z'n portretten heeft-ie verbrand ... Frans. En de vrouw ?... Mevrouw Stam. . . Z'n ... Z'n ... Xoemt u zoo'n schepsel 'n vróuw? — Xee. Ik niet. Wie'n zoon aftroggelt... Frans. Mevrouw ... Ze hebben 'n kind. Mevrouw Stam. Ja. Ja. Maar je toekomst vergooien èn de toekomst van je vader ... Mari was toen gelukkig te jong... De dag dat de ban werd uitgesproken — vergeten we nooit — nooit. Dat was verschrikkelijk. Yreeselijk. (een stilte) Is 't dan wonder, meneer, dat m'n man ... TIENDE TOONEE L. Martha. De vorigen. Martha. Waar zit je toch, maatje? Toe, kom nou benejen. Jullie kruipen vandaag allemaal in hoeken en gaten. Heb-ie gehuild? (Mevrouw Stam knikt vrindelijk) En ,je oogen?... Mevrouw Stam. Xee. — Heeft — heeft de meid koffie gezet? En wil je wat gebakjes gaan halen? Martha. De straat op, maatje? Ik zou u danken. Je ziet niks dan politie en volk. Daar net passeerde 'n brancard. Xee — laat Dien maar \ gaan. ' Frans. Mag ik 't opknappen, mevrouw? Als u maar zegt waar 'k wezen moet... Martha. O, die is leuk! — Dan gaan we samen — roomsoezen en zandtaartjes — en 't flikje toe mag ü... hahaha! (af)- ELFDE TOON E EL. Pieper. Alphons. Pieper (rechts kloppend). Luint . .. Niemand? (loopt naar 't raam, kijkt in de straatric.hting). Alphons {zoekend, schrikt)... O, ben jij 't! — Heb-ie lucifers? Pieper. Wou jij rooke? En heb-ie 'n zure appel? Alphons. Zeg, zanik nou niet! (opstekend)... Me twèede vandaag (spuwend) Da's ;n sodejuus zware ... Pieper. Pas maar op da-je niet in de stal terecht komt... Alphons ... In de stal ? .. Pieper ... 't Hospitaal... Alphons. Mot je nog lang diene?... Pieper. Xée — Over drie maande ben 'k weer poen — as 'k niet bijteeken — hou je stil! —je zou 't alleen om de vetsmelterfc' doen ... Alphons {spuwend). . .. De wat? ... Pieper ... 't Thuis voor militaire ... Alphons (Mari'spet opzettend)... Nou? — Staat, hè ? {spuwend). Ik ga ook na Alkmaar — en na Indië — tegen de Atjehers ... En ze op 'r t'ali komme. Zou 't niet gedaan zijn, Pieper, eer 'k officier ben? ... Pieper. Gedaan? Geen kijk op, jongeheer. Nee, ze binne taai — de krenge. 't Duurt nog wel 'n verreljaar ... Alphons {de sabel trekkend), 'k Zal ze leere! 'k Sla ze d'r kop af — P;\ng! — dat 't bloed'r bij loopt. — de smeerlappe!.. Pieper. Xou — ik blijf liever hier — Op fort Vlooienburg, ken je geen tik van 'n klewang krijge — as kaptein Stam. 3 Alphons. As ze slaan, dan sla je werom... Pieper. Pas maar op met je gezwaai. Dat scheelde geen haar... Alphons (dampend). Heb jij wel is op n paaid gezete? (rijdt paard op 'n stoel). Pieper. Me zuster d'r kromme duim! 'k W as al z'n leven bakker. En 'n bakker op 'n hengst, hèhèhè !... Néé — alleen één keer toen 'k nog kurpraal was ... Alphons. Ben jij korpraal geweest? Pieper. Wis en waarachtig. Maar tot dubbelde heb 'k 't niet kenne brenge... Jongeheer, je mag wel niet zoo op de grond spoege — denk an mevrouw. — Ja — ze hebbe me gedegradeerd 'k was nie-eens dronken — maar ze wöue niet luistere — dan mot je maar niet de schijn anneme, zee de overste, hèhèhè!... Nou en de schijn wis tegen me — 'k sting op 't tweede pleton en benejen in de sjambrée ware ze bezig soep uit de gemel te scheppe — nou en per ongeluk had 'k 'n knijzer in me poote — en die viel - per ongeluk in de gemel dat de snert links en rechts sputte —hèhèhè! — hèhèhè! hèhèhè! 'n Gezicht! — Ze zatte allemaal vól en niemand soep _ want 'n knijzer is zoo hard as 'n bikkel en die komt an van 'n hoogte! — Toen wier 'k verraje — As je zoo ies doet, zei de overste ben je dronken — Nee, overste, zei 'k — 't was per ongeluk. — Kurpraal trek je witte broek an, zei-die en begeef je in voorarrest — — Ja, jongeheer — veertien dage prevoost — degredatie en 'n maand later met de kompie na hier overgeplaast... Maar die knijzer in de snert en 't smoel van de brooddief... hèhèhè!... Alphons. Hebbe jullie altijd zoo'n lol?... Pieper. Lol ? God zal me la ... (de hand op zn mond klokkend) ... Boei me tong !... Toen 'k nog kurpraal was, kreeg 'k 'n eeltknobbel van 't petrouille-loope — toch most 'k 's avonds drie kwertier ver rapport gaan hale. De volgende dag lee 'k in de stal — en de eerste vraag van de ziekevader — die hoor 'k verroest nog: an wie mot 'k late wete as je krippeert?... Hèhèhè! — Da'sje wellekom. —Jongeheer, niet zoo spoege! — Nee, lol is 'r niet in de dienst. Me baas het al lang 'n andere knecht genome. As wij 'r in valle, motte ze thuis maar zien, hóe ze vrete — as je mee de kost helpt verdiene. 'k Had menig broodje kenne bakke in die tijd. Maar affijn — as god gezond blijft, zelle we verder zien. Wij zinge onder mekaar: „Hij die zijn vader heit vermoord, zijn moeder met 'n mes doorboord, is veul te goed en veul te rein — om as soldaat in dienst te z^n! —Doch eenmaal komt de tijd, dat ik die zal verlate. Vervloekt zij...1) (klopt zich op den mond). .. Boei me tong ! . . . Alphons. Nou verder .. . Pieper . . . Boei- me tong ! (salueert) ... Je ziet 'r uit as 'n halve luint — as je overklest douwe ze me de pot in — en 'k slaap liever onder me wolletje — dan dat 'k 'r veertien pond an waag, hèhèhè!... As luint nou maar komt. — 't Is vandaag pootewassche — as 'r niks tusschenbeije.. . Alphons. .. . Verdikkie wat sleept zoo'n sabel. Nou nog 'n ransel, hè? Pieper. Wou jij as officier 'n ransel drage? Alphons. Welja, waarom niet? ... Wat zit 'r in ? Pieper. In 'n ransel stop-ie je onderbroek, 'n hemmetje, je schoene, je sokke, je handdoek, je kwertiermuts en je eetketel. Alphons. Met eten? .. . Pieper. En lekker! 'n Gebrajen haarkam, 'n gestoofde kleerborstel, 'n doosie smulvet, 'n doosie was en 'n doosie schoensmeer-sjelei — ') De slotregel van dit bekend kazerne-iieaje is. //tervloekt zij 't regiment — behalve de soldaten. model gepakt en gevouwe — anders krijg-ie de escouade-commandant op je dak ... Alphons. Nou, 'k mag lijje da'k gauw van de kostschool na Alkmaar ga. — Dan kan jij oppasser bij me worde, wat? Pieper. As 't jou 't zelfde. ,is, wor 'k liever vóór die tijd met militaire eer begrave— 'sJonges de warreme krentebolle — daar gaat niks boven. TWAALFDE TOONEEL De vorigen. Stam. Kapitein Hoek. Mari. Mari. Je kan gaan, Pieper — Hier, neem 't pakje. Eèn gehouen, hè? (Pieper af). Stam. Wel, wat drommel, daar rookt de rakker weer!— Vin jij dat goed, Hoek? Hoek (zwaar-lachend) Zoo'n duivelsche kwajongen! — Hohoho! — Leg-ie-neer? — Hohoho! — Leg-ie nèer ? Alphons. En anders mag 'k !... Gister heb-ie zelf 'n pijp .. . Hoek (zwaar-lachend). Kijk zoo'n kwajongen! — Uit! — Uit! — Zoo — En daar op 't aschbakkie leggen. Nee, niet in je hand wegmoffelen, hohoho ! Schobbejak! Schurk! Mari. En doe die dingen uit, asjeblief — 't Is hier geen kinderkamer (bergt papieren weg). Hoek. Nou, laat 'm — als-ie 'r plezier in heeft. De aard zit 'r vroeg in — Buik in! — Voorwaarts-marsch! — Teenen strekken! — Een, twee, een, twee — hohoho! — Je kop op — neer — öp neer — öp — Halt! — Plaats rust!... Hohoho ! — Ras, hè ?... Stam. Je ben 'n deugniet — maar — maar — Hier heb je 'n dubbeltje — niet snoepen, hoor — en niet zoo met je sabel slepen — Je hand op t gerest — Goed zoo ... Mari (in de papieren rommlend)... Met uw permissie — papa — 'r zijn voor jongens wel aardiger spelletjes dan 't wurmen met 'n sabel... Stam... O. Verschil van smaak. Hoor je 'm, Hoek — als hij 'n zoon krijgt, leert-ie'm mazen en breien ... Mari. Pardon — Maar ik zal me niet kwaad maken oin 'n sigaar en 't andre aanmoedigen ... Stam (driftig)... Wat andre ?... Hoek. Uit. Uit, Geen kwesties! Stam (spottend den strijkstok opnemend). Da's speelgoed — da's — da's ... Mari. Doe uit asjeblief, Fons. Alphons. Xou, zet niet zulke groote ooge op! (legt treuzlend de sabel neer). Stam. Hij heeft z'n zin — Ja, ga maar naar benejen. Alphons. Bonjour, allemaal! DERTIENDE TOONEEL. Mari. Stam. Hoek. Hoek. Om je de waarheid te zeggen, Stam. amice, vind 'k dat 'r 'n beetje gespannen verhouding tusschen jullie is. W aarom. Kn juist nou we 'n d&tum zouen bepalen voor de kindren — is 'r waarachtig toch geen reden tegen mekaar te koppen. Kom! Uit. 'n Ander gezicht! Me dunkt, we moesten de knoop doorhakken. An lange engagementen heb 'k 'n broertje dood. Wat jij, Mari? Mari. Ik verlang natuurlijk niets liever, kapitein — Martha en ik kennen mekaar van toen we zoo klein waren — en — en 'k hóü van r — maar — maar... Stam ... Maar? ... Mari... Maar 'k ben mezelf in de laatste maanden gaan afvragen — of 'k —of'kwel geschikt ben — voor officier ... Hoek. Ben je dol, kerel!... Hoe kóm je an de nonsens!... Mari... Als we getrouwd zijn — en 'k misschien — (aarzlend) — 'k zeg misschien — je kunt niet weten — als 'k 'r an dénken zou — bijvoorbeeld ontslag te . .. Stam .. . Ontslag!... Hoek. Wat praat je nou, Mari? — Parole d'honneur, als 'k je zoo hoor... Hohoho!... Vièr maanden luitenant! Da's hoeveel pensioen, Stam ? — Grappenmaker ... Mari... En als 't gèen grap was ... Hoek. Nee — hij 's héél goed! Als't geen grap is — is 't nog 'n grap — Of — of — (ivantrouwend.) Is dat 'n gentle hint — om te kennen te geven — dat je je mooglijk van m'n dochter wil retireeren ... Mari... Kaptein! — Ik hóti van Martha — en zonder gróote woorden te gebruiken — zou 'k 't niet buiten 'r kunnen stellen ... Maar ... Stam (heftig)... Wat dan maar? ... Mari (driftig)... Als we over érnstige dingen spreken — is 't alles behalve verkieslijk dat u me op die manier anblaft, papa. Telkens schijnt u te vergeten, dat 'k ... Stam (driftig)... Ik vergeet niks — niks van vandaag — niks van gister — niks van de last met — met — je broer — met jóu — met jullie allemaal. Ik . . . Hoek ... Amice — is dat de weg om kwesties op te lossen?... We hebben Miebei '11 rechtop Mari — jij als vader — ik als aanstaande schoonvader. Je permiteert 111e — nooit heb je gelijk als je aan drift toegeeft. Xeè, Karei. Uit. Uit. Nou jij ... Mari. Papa, 't is niet in twee woorden te zeggen ... (stopt. — Buiten klinkt gezang. Zwijgend luistren de mannen). VEERTIENDE TOONEEL. De vorigen. Martha. Martha (snel de deur openend). O jee! ('n boekje overreikend). Je moet dadelijk weg. Mari. Mari (leest verwonderd)... In marschtenue ... Vandaag?... Martha. De korporaal-van-de-week wacht ... Hoek. Wat is 'r an 't handje?... Mari... Dadelijk in marsch-tenue op 't bureau van den compagnies-commandant komen !.. Da's superbe! ... (het boekje af teekenend). ... Daai heb je 't afgeteekend ... lloek. Dacht 'k wel — de suikerraffinaderij moet worden afgezet ... Mari (nog met het boekje). ... De suikerraffi naderij ?... Hoek. Verwondert je dat?... Gister hebben we 't 'r al met den burgemeester over gehad voor 't geval dat de politie de handen te vol zou krijgen. Mari {nadenkend). Dan ... Martha (het boekje uit z'n hand nemend). Geef mij maar vast 't orderboekje. (af)- Mari (machinaal de sabel omgespend) — Ja, als de politie 't niet... (suft) ... Moeten we 't héele terrein afzetten ? ... Hoek. Natuurlijk, 'n Pleton is rijkelijk voldoende. Mari (machinaal). Ja, 'n pleton (zet z'npet op)... Hoek. En als 'k vanavond '11 partijtje whist kom winnen (klopt hem op den schouder) — dan hou jij je salvovuur van bedenkingen maar vaardig. Wij twee, beste jongen, krijgen geen kwestie. ... Maak 'm je compliment, papa Stam! In z'n uniform, mag'-ie gezien worden. Denk an je revolver. Mari (de revolver uit de schrijftafel krijgend en bevestigend). Goed, kaptein — goed papa — vanavond zal 'k probeeren te zeggen wat me dwars zit (— buiten gejoel, hevig gefluit en 'n sterke dreunzang). Hoek (bij 't raam), 't Ergst zijn de nieuwsgierigen en de jongens — Brand zal je wel instructies geven, Mari — maar denk 'r vooral om — &ls 'r iets gebeurt — behoorlijk driemaal te sommeeren. En niet driftig worden. Misschien gaat Pronk mee — maar die heeft zoo'n zaakje waarschijnlijk ook nooit bijgewoond. Vooral sommeeren — anders krijg je later gedonderjaag in de kranten. Mari. Sommeeren ? Dié menschen ... Hoek. Ik heb 't ook 'ns gehad — tien jaar geleien. — Ze wouen met geweld 't terrein op — en 't endje was — nog gelukkig — één gewonde. — Als ze met steenen smijten, weet je hoe laat 't is .. . Mari (bij de deur). Ja ... (hoofdschuddend) Maar ... Xee ... Hoek. Vóór al kalm, Mari. 't Zal niet zoo'n vaart loopen — als ze soldaten rüiken gaan ze al an de haal — maar mócht 't — dan schiet je eerst in de lucht — en dan — Vooral niet te vroeg met scherp laden .. . Mari (kort-heftig).. . Met schérp! ... — Denk je dat ik... (z'n pet neersmijtend.). .. Dat verdom 'k ... Hoek (verbaasd)... Je vérdómt ? ... Mari. Papa — 'k doe 't niet! ... Hoek (verbaasd). Wit doe je niet V . .. Mari. Schieten — met schérp op weerlooze arbeiders schieten — die in d'r recht... ja, die in d'r recht zijn ... Hoek (kalm-verbaasd). Stam — hoe heb 'k 't met je zoon? Stam (bevend-verwoed)... Je heb 't orderboekje voor gezien geteekend. — Ik gelast je ... Mari (heftig). Nee, papa! 'k Déug niet voor beul. Hoek (dreigend naar de deur wijzend). — Meneer Stam — de bêtise heeft lang genoeg geduurd! Mari (z'n sabel neerleggend). Nee, papa ... Stam. .. . Mari!... Hoek. 'k Spreek op 't moment niet als je aanstaande schoonpapa — ik bévèel je ... Mari (aar ziend) Néé, kaptein (een stilte — dan nerveus) ... Als 'k voor vier maanden geweten had — dat — dat — dat — (heftig) Néé, 'k wil de kans niet loopen 0111 menschen als jullie en ik — menschen die 'k kén met schérp te schieten! — Laat Pronk 't doen als-die kan — 'k schiet liever mezelf voor me kop ... Hoek. Dus je weigert? — 't Spijt ine, Stam — 'k móét 'r Brand van in kennis stellen. — Dat is werkljjk, iets ongehoords ... (af). VIJFTIENDE TOONEEL. Mari. Stam. Mevrouw Stam. Mari (kort op en neer loopend).. . Papa ... (zoekt naar ivoorden — gaat nerveus, rechts af). Stam (wil hem driftig na, stokt bevend, zakt in een stoel, hijgt op schreien af — bet z'n oogen. Mevrouw Stam ... Karei... Is ? ... Is ? ... Scheelt je wat? (Hij krimpt den zakdoek in z'n vuist — schudt hijgend en wrokkend het hoofd)... Wil je '11 glas water? ... (starend weert hij haar af). Einde van het Eerste Bedrijf. TWEEDE BEDRIJF. (De huiskamer. — Twee ramen links; twee ramen achtergrond — Rechts, twee deuren. Tussclien de ramen van den achtergrond een wapenrek — Eene buste van de Koningin. — Namiddag). EERSTE TOONEEL. Martha. Stam. Mevrouw Stam. Martha. Nee — hij doet niet open — hy antwoordt niét. Mevrouw Stam. Antwoordt-ie niet? Stam. Blijf hier! Mevrouw Stam. Als-ie nou niet antwoordt, Karei... Stam (wrevelig) Ga of ga niet. — 'k Zal je niet tegenhouen. — Jy en je zoons... (gromt neer in een stoel bij het voorst linkerraam). Mevrouw Stam (timiede) Als je 't goedvindt — wou 'k even kloppen — (geen antwoord — zij dremmelt lieen). Martha. — Paatje — (een stilte). — Paatje, 'k wou u wat vragen (een stilte). — Paatje, w;\t is 'r voorgevallen, vanmorgen ? Stam. Vraag naar de bekende weg ... Martha... De bekende weg?... Jullie doen éven geheimzinnig — je laat me vragen en praten. — Waarom, waarom heeft-ie dienst geweigerd? 't Moet toch 'n reden hebben (een stilte). O, 't is meer dan erg dat ik 'r buiten gehouen word als 'n kind (begint te schreien). Stam (na een wrokkig zwijgen). Je papa — die 'm zélf kamerarrest heeft gegeven — kan je béter inlichten. — Ik sta 'r buiten — God gaf dat 'k 't nooit beleefd had — dat op Paja Bakoeug de slag raak was geweest. .. Martha. Toe, zeg zulke dingen niet. . Stam... Had 'k óóit kunnen denken (naarhet wapenrek wijzend) — toen me de eersesabel in 't carré werd uitgereikt — dat twee jaar later me ééne zoon (nijdig het hoofd rukkend zwijgt hij — trappelt driftig met den voet) — tien jaar later hij ... Als je de Militaire Willemsorde krijgt, zweer je 'n riddereed — om je leven veil te hebben voor Koningin en Vaderland — maar voor je kindren kun je niet zweren — die trappen je Willemsorde in de modder — en je ééresabel maken ze tot 'n schande .. . Martha. Kom, paatje ... Stam . .. Heeft-ie nooit met jou over z'n voornemens gesproken ? Martha. Hij had geen voornemens, paatje. — Zeg dan eerst wat 'r gebeurd is. Stam. 'r Werd 'm bevolen in marschtenue op 't bureau van den compagnies-commandant te komen — 't orderboekje teekent-ie voor gezien ... Martha ... Ja — ja .. . Stam... En vierkant dienst geweigerd — geweigerd als officier an 'n supérieur. Martha. Hij moet ziek geweest zijn, abnormaal ... Stam (driftig op z'n voorhoofd slaand). Ja abnormaal hiér! (tot de meid, die een brief op den schoorsteen legt). . . Kan je niet kloppen ï Geef op! (bekijkt verschrikt hel couvert — de meid gaat schuw heen). . . ■ Da's van ... (smijt den brief op den grond). Mevrouw Stam (weer binnentredend)... Hij geeft gèen antwoord ... Heb je 'n brief? . .. Stam (woest-bukkend). Ja!... Daar, daar, daar!... Mevrouw Stam. 'n Brief van ... Maurits ? ... Stam ... Ja .. . Mevrouw .Stam ... En ... Verscheur je die, zonder 'm ópen te maken ?... Stam. Bemoei je 'r niet mee! Mevrouw Stam. En als-ie nou — 'k had 'r toch óók recht op, Karei... Stam (afgemeten). Bemoei je 'r niet mee ... Mevrouw- Stam (op schreien af) ...Kwam die uit Algiers? ... Stam. 'k Weet 't niet... Mevrouw Stam. Heb-ie 't poststempel dan niet... (wil bukken om de snippers te rapen). Stam (dreigend) .. . Anna! ... Anna versta je niet ? . .. Mevrouw Stam (de snipper weer los latend) ... Misschien staat 'r wel in dat-ie ... Stam. Xee. — Dooien schrijven niet. Mevrouw Stam (angstig). .. Mag 'k de snippers... hij kijkt haar grimmig aan). Karei, 'k ben toch z'n moeder ... (zacht schreiend af). 4 TWEEDE T O O N E E L. Stam. Martha. Mcirtha. Paatje ... Stam. Laat me alleen, 'k Vraagje opinie niet!... Martha. M'n opinie, nee — maar als je nou n brief... Stam ... Hou je mond - hou je mond — en als 't je niet bevalt... Martha. Da's wél hartelijk (wil heengaan). Stam... Martha... (aarzlend) Ik bedoelde 't zoo niet. Martha. Heb 'k nou één reden gegeven, paatje, om zoo brusk op te treden? Stam. Jij ben zélf 'n arme bliksem — door 't geval met de kwajongen — je weet nog niet wat je boven 't hoofd hangt (de snippers verschoppend) ... Met hèm hebben we 't volop ondervonden ... Martha ... Met Maurits ?. .. Stam (knikt norsch) ... Dat was tién jaar gelejen 'n publiek schandaal — Nou kan'k't geluk hebben met je aanstaande. Met de krijgsraad alt niet te gekken — Weet jij wat an die snippers vast zit ? Martha. Nee, paatje. Stam. Je vader weet 't van a tot z—je vader wéét hoe 'k ontslag moest nemen, moreel gedwongen, je vader heeft me zien verhuizen naar hier — midden in me loopbaan (een stilte) — Als je 'n jongen heb, die niet deugen wil, die 't met 'n chanteuse anleit — neem me niet kwalijk, als 'k 'r de woorden uitflap — die schulden maakt by eiken winkelier en 'n rijk huwelijk afslaat, omdat-ie — omdat-ie gewetensbezwaren heeft — godbeter gewetensbezwaren, om 'n kind dat bij zóó'n meid honderd tegen een niet van hèrn is — en al was 't van hèm, wat dan nog? — de eer van '11 officier gaat bóvon '11 kind-van-ontuclit — als je zóó'n jongen heb — en je op 'n goeien dag 'n telegram krijgt — (dof) dat-ie gedeserteerd is, opgejaagd door z'11 schuldeischers — gedeserteerd naar 't vreemdelingen-legioen in Algiers — gedeserteerd met of zonder z'n mèid — als je dan 't schandaal, 't vonnis an je éigen uniform beleeft — van de ban — driemaal de ban op de groote markt — dan (hevig-bevend) — dan leg-je je Willemsorde — derde klasse — in '11 doos die je niet meer openmaakt en de eerste maanden ben je te schuw, 0111 in 't daglicht te loopen ... Martha (angstig). Huil je, paatje?... . Stam (norsch) Nee - 'k Zou 't wel willen (bitter) 'k Heb maar ééns gehuild — toen me oppasser... Dat was in Indië bij de bestorming van Paja Bakoeng (op zn wang wijzend) ... We zaten met 'n sectie bergartillerie in 't nauw. De sloebers werden als honden neergeschoten — de arme kerel was 'n klomp bloed zóo as ze 'm met d r klewangs hadden toegetakeld toen die naast me bleef. Op 'n tandoe heb 'k z'nlflk terug gebracht - Dat was hard - verduiveld liard — Maar we hebben '111 gewroken — ze hadden zeventig dooien de sloebers, mannen, vrouwen, kindren... Martha. Waren 'r vrouwen en kindren bil V ... Stam (knikt). Oorlog is oorlog. - Ik had 'n kogel hier (op z'n schouder wijzend) en '11 paar klewanghouwen - Toen 'k in Holland terugkwam, terug bij me regiment, kreeg 'k de eeresabel voor 't front van de troepen — Zoo iets heb je nog nooit bijgewoond — Dat pakt je an — Ze vormen carré; de garnizoenscommandant houdt •n toespraak - de ban wordt geopend - t koninklijk besluit voorgelezen — 't Wilhelmus gespeeld - (driftig opspringend) - Wèg ! - Wég l (grimmig de snippers voorttrappend) Daar leit de misère - opgeofferd voor 'n - voor 'n chanteuse — en na tien jaar 'n nieuwe catastrophe — M'n zoons gunnen me geen fatsoenlijken naam — de een breekt me carrière — de ander knauwt m'n ouwen dag met z'n schande, z'n ouwe-wijven gewauwel, z'n lafhartigheid... Martha .. . Lafhartigheid ?... Stam (zich opwindend)... Ik heb gevochten, m'n leven tienmaal gewaagd — hij is te beroerd, te wèek om 'n suikerraffinaderij te beschermen tegen 'n handvol slampampers — Dat speelt op; '11 bas . . . Martha. . . 'n Cèl — paatje. Stam. Bas! Cel! Allemaal larie!... (zacht tromgeroffel) ... Hoor — 't pleton van vanmorgen wordt afgelost. De boel is zoo rustig geworden als op Zondag. — En voor z'n hersenschimmen, z'n verwijfdheden draait-ie voor de krijgsraad . .. Martha . . . Papa !.. Stam... En als ze 't zoover niet laten komen — 't is nóu geen tijd om minderen te toonen wat 'n miserabele supérieuren 'r zijn — dan zenden ze '111 z'n ontslag thuis. En dan? Heb jij lust te wachten? Zet de bruiloft uit je hoofd — arme bliksem ... Martha {lachend). Gut, paatje — ik neem 't zoo serieus niet op. Mari wind je zóo 0111 je pink. Misschien zijn 'r vanmorgen harde woorden gevallen, _ ja, want toen 'k pas kwam, was je al uit je humeur — en — als 'k goed nadenk, is 't niks anders geweest dan 'n kibbelarij tusschen u, pa en hèm. Nou en tegen je schoonpa mag je wel 'n brutaal woordje zeggen. Familie blijft familie ... Stam. En 't orderboekje?... Martha. Kaptein Brand is de kwaadste niet _ je kan ongesteld worden, plotsling ongesteld — Hè, u ziet alles met zulke zwartgallige oogen! — Vier uur — Ga nou lustig op de soos je bittertje drinken met pa en kaptein Brand - En... je eet vanmiddag zwezerikken — ja, daar ben je dol mee, trek maar geen gezichten — zwezerikken met jónge woiteltjes en mijn saus, mijn éigen uitgevonden saus, waar 'k patent op ga nemen... Zie je wel, als je van zwezerikken enkel hóórt praten, lach je al, hahaha!... Stam. Jij ben - jij ben honderdmaal te lief voor die ... Martha (hem kussend). Jawel — wat je zeggen wil, weet 'k al — Trek liever je gebrajenzwezerikken-gezicht — dan zie je 'r veel knapper uit (lachend met hem af). DERDE TOONEEL. Mevrouw Stam. Frans. Mevrouw Stam (door de voordeur, luistert of de andren heengaan, gaat aar ziend, telkens angstig opschrikkend naar de snippers, raapt die schuw op, bergt ze in haar zak). Frans (achter haar aan). Goeien raiddag, mevrouw. Mevrouw Stam (verschrikt) ... Ik dacht dat 't.. . Frans. Herkent u me niet meer in politiek? Frans Berens... Mevrouw Stam. Jawel — ik heb u vanmorgen... (bukt). Frans. Kan ik u helpen? Mevrouw Stam. O nee, 'k ruim de kamer wat op (bukkend)... Me man heeft zoo de gewoonte — de gewoonte ... asch en snippers smijt-ie ... Frans. Hé — heeft-ie 'n portret verscheurd? (bukt). Mevrouw Stam (verschrikt). 'n Portret? ... Frans ... Nèt nog de oogen en 't voorhoofd van 'n meisje— de rest — die moet 'r natuurlijk ook... Mevrouw Stam. De rest hèb 'k al — ik denk dat-ie 't niet geweten heeft (verlegen) Hij verscheurt wel is mèer wat — als-die — alsdie ,.. {het snippertje nerveus bekijkend) ... W il u me excuseeren ?... Ik kom zoo daadlijk terug. VIERDE TOOKEEL. Frans. Martha. Frans (snuffelt gemoedlijk rond, bekijkt liet ivapenrek en de buste der koningin1), kijkt uit het raam, keert naar de tafel terug, raapt nóg een snippertje op, glimlacht... Da's wèl toevallig ... Martha. U hier? Frans... Jii — 'k draai als 'n vlinder om de vlam. — Jammer voor ónze gebakjes vanmorgen — ze waren zoo versch — 'k had me zoo gespitst op '11 roomhoorn met 'n kopje koffie ... Martha ...Vindt u de situatie zoo grappig?... Frans. Née --»• allesbehalve — Vanmorgen toen kaptein Stam na de stomme ruzie benee kwam, ben 'k zoo gauw mogelijk geeclipseerd — 't is nooit prettig gezichten te zien die je behoorlijk wegkijken — Maar '11 vaart zal 't niet loopen. — In 'n kleine garnizoensplaats met je schoonpapa ij Het laatste is evenwel na de dèrde voorstelling te Amsterdam op verzoek der Amsterdamsche politie niet meer geschied. voor éénen supérieur en 'n gemoedelijkon kaptein Brand, als oudste, voor andren, valt 'n binnenkaïnersche insubordinatie wel te sussen. Trouwens sussen is 'n excellent werkwoord — ik sus — ik suste — ik zal sussen ... Martha (lachend). Ja, 'r mag1 hier wel gesust worden ... Meneer Berens, met m'n schoonpa kan 'k 'r niet over praten, niet ü wel. Wat is dat toch voor malligheid geweest — met Mari ? .. . Frans ... Met uw verlof wou 'k 'r liever geen meening over zeggen ... Martha. Geen meening — dus u kiest z'n partij?... (Frans haalt glimlachend de schouders op). Zou ü dan zoo iets gedaan hebben?... Frans, 'n Militair apotheker wordt in den regel niet uitverkoren om bij 'n werkstaking op te treden. Ofschoon 'n calmans ... Martha. Toe, maak u geen gekheid . . . Als de kwestie niet met goeien wil van weerskanten wordt opgelost — dan — dan weet u wat de gevolgen zijn voor mij en voor Mari. .. Frans. Mag 'k ruiterlijk 'n tegenvraag doen? Hóiidt u van 'm? — Nee, u knikt tè gauw ja — {glimlachend) 't Zou natuurlijk hèei mal zijn als u nee knikte — ik bedoel: houdt u zóó van m dat als-ie morgen eervol of niet eervol ontslag kreeg — u tóch ... Martha... Twijfelt u één oogenblik — da's geen mooie veronderstelling, meneer Berens ... Frans. Nee, möoi is ze niet — maar 't fatum van de fameuze grieken is 'n ander fatum dan dat van vandaag — vandaag weten we dat we als Oedipus onze oogen kunnen uitsteken, als we niet zoo'nhéélkleininkomentje hebben — en 'k vrees dat Mari 'n stap gaat doen — die 'k 'm Afgeraden heb, pour acquit de conscience, n stap die in verband staat met z'n heusch gröote afkeer van dat. (wijst naar het wapenrek). Martha. Z'n afkeer van wat ?. .. Frans. In vertrouwen gesproken — van de Sabel... Martha. Van de sabel?... En zijn en mijn vader... Frans. Ja — maar soms is de Sabel niét hereditair ... Martha. Maar meneer Berens — is 'r 'n geziener, netter positie dan ... Frans. Permiteer me, juffrouw — 'k ben zélf in vólle activiteit... Martha Nee — zoo laat 'k u niet los. Of vertrouwt u me niet? Geen woord zal 'r over m'n lippen komen . .. Frans. Heüsch niet? Op uw (met nadruk glimlachend) wóórd niet? Xou, dan wil 'k wèt loslaten — al was 't alleen om u 'n kléin begrip te geven van 't stormpje dat 'r bij Mari is losgebroken — (op het tvapenrek wijzend). — Nee, al dat gedoe is niét eervol. .. Martha .. . Niet? ... Frans ... Heb u 'r wel eens over gedacht — ik ben de zegsman niet — dat in tijden van vrede de zoon z'n vader — en in tijden van oorlog de vader z'n zoon begraaft als 'r begraven wordt? ... In tijd van oorlog schimpen we, razen we tegen — ah! — geweld en onrecht — ah! — en in tijd van vrede laten we spoorgerinkel en sabelgekleuter als iets noodzakelijks en eervols toe . . • Martha (stil). Denkt Mari d&t ook?. . . Frans. Mari denkt meer dan ik in 'n paar woorden kan zeggen. Hij is z'n uniform gaan haten — heeft vanmorgen geweigerd uit te trekken bij de idee dat-ie mooglijk op werksta kers zou moeten schieten ... Martha ... En 'r is niet geschoten!... Frans... Vroeger wèl. 'r Zijn al heel wat arbeiders op die manier vermoord. Martha. Vermoord ! ... Frans. Over de heele wereld — ja. Martha. Dat zijn dingen... u geeft 'r zulke bizondere namen an ... U gebruikt zulke groote... Frans . .. Woorden . . . Martha ... Ja, wóórden — want op die manier zou 'k pa, die vroeger ook eens - foei, meneer Berens, wat vind k dat akelig en oppervlakkig geredeneerd... Frans... Dat zeggen 'r meer met u, juffrouw — zonder na te denken over wat mórgen '11 vreemde sabel kan doen. Maar '11 oorlog is akeliger èn gemeen — 'n oorlog is menschen overleveren an 'n dóllen bloedhond — 'n oorlog is 't Recht van den geraffineerdsten Moordenaar — en wij och ik ben onschuldig — dragen met verrukking 't symbool — 't glimmend symbool... Martha. Dus ü wou ons weerloos maken ? . .. Frans. Weerloos? Denkt u nou wérkelijk dat als verstandige menschen 'n vogelverschrikker in ons hollandsch tuintje zien — dat ze dan an de haal gaan? — Wij doen als 'n bange struis- vogel — en 't zou onschadelijk zijn, als 't niet zoo peperduur was .. . Martha (snibbig) Gelukkig dat niet iedereen zóó redeneert. En als dat uw vriendschap voor Mari is geweest — dan spijt 't me, dat-ie óóit ... Frans... Pardon — ik heb te weinig originaliteit oni iemand op 't kwaje pad te leiden. Op mij hoeft a niet boos te zijn. Onze tijd zit vol van die boosaardige gedachtetjes. ik ben 'n héél zwak echootje. Heusch boos? Ik sus — gij sust — hij sust — wij sussen ... Martha 'k Heb nog "öoit 'n man ontmoet — die met — mag 'k 't zeggen ? — met zoo'n grappige impertinentie over de dingen praat. En u heett zélf 'n rang in 't leger ... Tweede ... Frans. ...Eerste luitenant om u te dienen. Maar de opvoeding doet 'n boel. Van 'n provisor maak je nooit 'n goed soldaat, vooral niet als-ie organische en anorganische scheikunde 'n te voortreffelijke studie vindt om 'r an bommen en granaten ondergeschikt te maken ... Martha. In uw geval... Frans... In mijn geval zou u weer provisor worden? Opvatting Ik behoor niet tot de onstuimigen als Mari. En de paar jaar die 'k nog te leven heb, breng 'k liever bji ra'n boeken door — Als militair apotheker heb 'k véél vrijen tyd... Martha. Is dat ernst — de pAarjaar?... Frans. Och, 'n kwaaltje, waartegen anno nü geen remedie is, 'n bedaard kwaaltje — je kan r mee werken — Over twee, drie jaar is al wat hier zit en redeneert, heen, weg — In 't groote laboratorium wordt één apotheker meer of minder niet gemist. (steekt 'n sigaar op) Willen we nu weer over dat (het wapenrek aanwijzend.) praten? Martha. Nee, liever over uzelf... Frans (goedig spottend). Vindt u 'n gemeenteraadslid in gala met zoo'n ding (gebaart alsof hij een degen uit de schede trekt) geen heerlijk verschijnsel v - en'n dominee die lid van de Kamer is geworden en beëedigd wordt met zoo'n ding—en 'n prinsje van tién jaar met zoo'n ding, hahaha! — zöo'n dwergprinsje! — en de gardes van den paus met die dingen. Als dat allemaal god welgevallig is, moet 't hierboven na zooveel eeuwen 'n militair tuighuis, 'n grotesk arsenaal zijn geworden. Martha. Meneer Berens, wat 'n spot... Frans. Spot!... (de rook van z'n sigaar nawijzend) Als je lampje te walmen staat, spotje niet. — In de heele wereldhistorie lees je van vlaggen met bloed — excuseer 't pleonasme — 'n vlag is bloed —, lees je van hélden met goudgalons — lees je van lappen die vaandels heeten — van gröote generaals en admiraals die in kérken 'n tombe krijgen. En de propere menschheid duldt alles, idles ... De menschheid laat met zich experimenteeren, bouwt forten, giet kanonnen— en _ én — in d'r Bijbel — in d'r christelijke geboden is de möp verzeild geraakt, de fatale mop, de fliegende-blatter-mop — Gij zult — gij ') zult niet dooden ... VIJFDE TOONEEL. De vorigen. Mevrouw Stam. Mevrouw Stam (naar de tafel schuiflend). Is m'n man uitgegaan ?... Martha. Ja, maatje. Eerst wou-die niet... Zoek u wat? Frans (het snippertje glimlachend overreikend). 'r Lei nog 'n fragment. Mevrouw Stam. Dank u. Frans... Met 'n naam 'rop— 'n handteekening zou 'k haast meenen ... Mevrouw Stam. O? O! 'k Zocht de schaar... Heb je nergens de schaar V... 'k Dacht toch... (af) ZESDE TOON E EL. Mart. Martha. Frans. Frans. En mag 'k nu even ?. .. (wijst naar de voorste deur). Mari. Ben jij daar Martha — en jij?... Martha. Wat zie je bleek — scheelt'r iets aan ? Mari. Heb je wat te drinken? — 'k Geloof dat 'k koorts heb — of, of — 'n gevoel of alles met me ronddraait... Martha. 'n Glas wijn met water? Mari. Goed. Goed. (blaast) 'k Ben op me stoel in slaap gevallen, als 'n ös — Als jullie de deur gebombardeerd hadden ... Martha {een flesch wijn op tafel zettend). O ! — Heeft u geslapen ? — Wonder dat 'k geen antwoord kreeg — daar maakte mama zich bezorgd over, hahaha! ... Mari. Laat 't water maar — (schenkt zich een glas in). Hè! Martha. En wil je ontbijten? .. . Mari. Nee — 'k zou niet kunnen. Martha. Mari-tje, je maakt je heelemaal ziek ... Mari. 'k Geloof dat 'k 't ben — nee, niet érg — wat overwerkt, vooral overrookt — sigaar na sigaar smook je ongemerkt — Frans wil jij even bóven op me wachten — 'k wou 'n oogenblik ... (schenkt zich in). Frans. Met 't grootste genoegen. — Zeg, je heb toch wel arrest mèt acces — anders — hahaha! (af). ZEVENDE TOONEEL. Mari. Martha. Mari... Martha ... Martha ... Néé-éé — eèrst eten ... Mari Heusch niet — vanmiddag zal 'k 't probeeren ... Martha. En wat heb je met je küif uitgevoerd, jö?... Ga 'ns gauw zitten. Mari. Laten we sérieus met elkaar praten .. . Martha. Jawel — jawel — eerst zitten . .. Mari . .. Martha, je heb natuurlijk gehoord ... Martha. .. Zoo — je kammetje. Gewoon ridikuul, zooals je haar naar één kant waait — Als je niet stil zit, kam 'k 'n uur lang. — Zoo lijkt 't weer op iéts. Mari. 'k Heb hoofdpijn, Martha ... Martha (z'n voorhoofd, kussend) . .. Daar heb 'k n prachtig middeltje tegen. Helpt 't?... Mari (haar in z'n armen sluitend). Ik hou zoo razend van je, Martha. Martha. Wacht nog effen — eerst je snor — die eene punt wijst altijd naar 't zuiden. Mari... Als 'k jou in m'n armen hou, als jij bij me ben, kan me niks gebeuren. — Heb je gehoord van vanmorgen ? .. . Martha. Ach toe, praat 'r niet verder over, ventlief — jullie hebben je kwaad gemaakt om niks ... Mari. Om niks?... Je weet toch dat 'k ... Martha. Jawel. Jawel! — Heethoofd! Jij en je pa harrewarren den heelen dag. — Je heb volkomen gelijk gehad. Mari. Meen je dat ? ... Martha. Volkomen — vólkomen, 't Is onzin dat 'n soldaat voor politieagent moet spelen ... En schieten op menschen van je eigen plaats, née — groot gelijk!... Mari. En heb je dat net zoo an jouw papa gezegd ? Martha. Nee, dat zal 'k 'm zeggen en hoe! Nog 'n glaasje ? — (schenkt in) Wacht eerst ik — nou jij — proost!... Mari. Je ben 'n schat... Proost! ... Martha (nog eens drinkend). Proost — lieve, lieve jongen . . . Mari (glimlachend) ... Proost, engel ... Martha. En als straks de groote heeren van de societeit kommen — misschien dat kaptein Brand oök meekomt — dan doe je maar als 'n boetvaardige Hendrik — voor Magdalena heb jij geen gezicht, hahaha! — en je zegt dat je zièk was .. . Mari. Ziek ? ... Martha. Ziek van 't rooken ol'van — of van — ... O, Mari-tje je wordt grijs — stil is — 'n witte haar in je kuif... Mari ... Au! ... Martha... Nou? Wat worje oud vent — stil is — {in de handen klappend)... '11 Heele bos! '11 Heele bos! Wel twintig bij mekaar ... Ik trouw 'n ouwe man, hahaha!... Mari. Ja, je trouwt 'n oüwe man. (glimlacht). Martha. n Boterhammetje?... Mari. Nee, enkel in je oogen kijken ... Marthci. 't Is eigenlijk wel leuk (hem kussend) — zoo'n daggie kamerarrest — èrg leuk, vin-je niet (hem kussend) — maar niet driftig zijn, als pa hier komt — hoor je — hoor je, grijs mannetje? .. . Mart. Driftig nee — maar 'k wou voet bij stuk houen ... Marthci. Voet bij stuk! Voet bij stuk! Malle jongen — leer toch wat verstand van je vriend Frans — die vindt de dienst ook niet plezierig — maar die doet geen dömme dingen — Mari-tje, wat scheelt Frans ?... Mari. Frans ? ... Dat weet 'k niet. Martha. En hij zei ... Zul je lièf wezen — en excuses vragen ? .. . Mart. Excuses!... Martha. Voor den vorm, natuurlijk ... 'r Is niks gebeurd (hij schenkt zich in). — 'r Is niet geschoten. Dat kon je toch ook wel denken, lieve jongen ... Mari-tje-lief, 'k heb twaalf servetten geborduurd : M. S ... Martha Stam . .. Mari Stam... En morgen begin 'k — nee, nou niet lachen — an de sloopen .. . Mari. Ook met M. S. ? ... » Martha. Sloopen voor onze kussens, Marit-je. — 't Is toch niet èrg, dat 'k 't zèg ?... Mart. Née, engel... Martha. Als 'k 'n sloop zie, zie 'k jouw hoofd — met je grijze haren 'r op — grappig, hè? — en dan denk 'k — en dat mag je toch ook zeggen an de man waarvan je lióüdt, niet vent? — an — an — 't — an óns kindje ... Mari.. . Martha ... Martha ... Of is 't verkeerd ... Mari. Nee 't is goed... Als je van mekaar hóüdt... Martha. Niewaar? En 'n jongen, hè?... Maar geen driftkop, hè? Geen aartje naar z'n vaartje en naar z'n grootvaartje, hahaha!. .. Mari (zacht) .. . Dus — niét bedanken, Martha? Martha... Bèdanken? Mari... Geen ontslag nemen ? ... Martha (op den grond zittend met het hoofd op zijn knie) , .. Ontslag nemen — malle, groote jongen — en ik dan ? — en wij dan ? ... Mari... Ja — en wij dan?... Martha. — En me servetten, m'n sloopen? — Kijk me is goed in me oogen... Mari... Vrouwtje! . .. Martha. Zeg 't nóg is ... Mari. Vroüwlje-lief... Martha. Dus je zal... Mari. Wat jij wil. Martha. Alles ? ... Mari. Alles ... (opspringend) Papa — en — en jouw pa — Martha (opspringend). O jee — ik maak dat 'k ... (af) — (Mari aarzlend af). ACHTSTE TOONEEL. Stam. Hoek. Brand. Mevrouw Stam. Stam (in de deur roepend) ... Anna! ... Anna!... Hoek en Brand komen 'n bittertje drinken — Entrez —. Brand (in tenue) ... 't Is waarachtig warm vandaag. — 't Lijkt eerder Juli of Augustus dan Mei. Hoek (in tenue). Ik doe of 'k thuis ben. — Wie heeft 'r gepimpeld? — Jij? Stam. Ik nee. Ik mag geen wijn drinken voor me jicht. Brand, daar staat je pijp . .. Brand. Ja — 'k zag 'r al. Mevrouw Stam (met bitterkaraf en glaasjes) ... Goeien middag heeren ... Brand. Dag mevrouw. —Drommels je heb toch niet... Heb je last van je oogen? Mevrouw Stam. Nee — 'k Heb in 't zonnetje zitten verstellen. Karei — jij neemt toch geen bitter — je weet... Stam. Ja — ja — (proeft). Iloek. Hahaha! Wijn mag-ie niet drinken voor je jicht — èn . .. Stam ... 'k Zal 'r niet dood van gaan. Brand Ga je heen, mevrouw? Schuif bij!... Mevrouw Stam. Dank u — Of je moest me nog noodig hebben, Karei... Niet? — 'k Heb zoo'n bèrg verstelwerk — ik kom'r niet door ... NEGENDE TOONEEL. Stam. Hoek. Brand, (later) Mari. Brand. Ze ziet 'r niet te best uit. amice. Stam. Verwondert je dat? Brand. Tja — we zullen 'm dan maar is voor de drieschaar laten kommen. Je gezondheid. Stam. Dank je - Brand, we zijn samen vergrijsd in de dienst — we hebben mekaar als kadetten gekend — 'k heb voor jou en Hoek geen geheimen — maar dat mot 'k je zeggen, dat 'k geen jaar meer leef, als ... Brand. Stil nou maar — we zullen zien. Mari is altijd zoö'n oppassende jongen geweest, dat 'r iets anders moet voorgevallen zijn, dan wat jullie... Hoek. Xeè amice ... Brand. Ja, an je explicatie twijfel 'k natuurlijk geen oogenblik, Hoek. — Maar — maar gister bijvoorbeeld heeft-ie nog 'n rapport als officier van wapening uitgebracht dat je lézen mag. — Wat scheelt de tabak vandaag? — Mum — mum — 'r zit geen trek in. Hoek... In elk geval ben 'k blij dat over 'n uur de marechaussees komen. Als dat zenuwachtig burgemeestertje bijtijds maatregelen had genomen, zouen wij 'r niet an te pas zijn gekomen. 't Is '11 schrikachtig kereltje ... Brand. Tja ... Militairen en verbod van samenscholing 0111 wat geharrewar op 'n fabriek. Met zès agenten ransel 'k de heele boel uit mekaar k Geloof dat-ie niet alleen over straat dorst — hahaha! Hoek. Z'n neef is an 't ministerie. — Zeg — heb je gelezen dat Jansen pensioen heeft aangevraagd ? Brand. Tja. Geen wonder! Bij de laatste groote manoeuvres brengt-ie twee batterijen zoó dicht onder infanterievuur, dat ze radikaal buiten gevecht werden gesteld. Toen moesten de reservebataljons door den brigade-commandant in 't vuur worden gebracht — precies te laat — 't wier gewoon 'n ciitaströphe — over de noodbrug van de genie moesten we terugtrekken — artillerie, cavalerie, infanterie, — 'n pracht van 'n brug! — maar de blauwe partij had 't voordeel — 's Avonds op 't bal voor de officieren — dooide burgerij aangeboden — bleef Jansen obstinaat — en Man, de brigade-commandant werd na de cotillon zóó nijdig om z'n absurde tegenspraak . .. Enfin, nou heeft-ie z'n zin — Jij kent 'm toch nog van de academie, Stam'! ... Stam. Ja. Ja. Brand (dampend) Ik marcheerde van Heerlen over Amstenrade — Half elf kwamen de brigades voor de vijandelijke stelling — die met krècht werd aangevallen — ze konden niet stand houen — de infanterie werkte prachtig — onversaagd rukten we niet acht bataljons voorwaarts — soins ging 't over open terrein in tirailleurslinie — ja, schenk nog maar is bij — 'k verzeker je, dat m'n beenen haast te moe waren om te dansen — niet zooveel elixer, Stam — kerel, je vergiftigt me ! .. . Hoek. Vóórverleden jaar ben 'k ook zoo eens opgerukt tegen de artillerie van den vijand, 't Granaatkartetsvuur was gewoon overweldigend — maar ze konden 't voortrukken niét beletten. Met twee compagnies schoten we op 'n afstand van 600 Meter... D'r verliezen waren zwaar. Over ópen terrein moesten ze terugtrekken — Als je mijn meening vraagt: 'r worden véél te weinig manoeuvres gehouden ... Brand. Tja — 't kost gèld . .. Hoek. Geld! Geld ! ... Als Oorlog z'n tanden liet kijken an de embêtante bezuinigers in de Kamer. .. Stam . .. Daar heb je . .. Brand (tot Mari). Kom binnen, meneer — Nee, ga liever zitten, meneer. In presentie van je vader en van je aanstaanden schoonvader, wil 'k liever niét den toon anslaan, die bij een zoo vèrregaand vergrijp tegen de discipline gepast zou zijn. Wat te duivel, meneer, heeft je van morgen bezield? [klopt met de hand op tafel) Wat te duivel heeft 'r in je hersens gespookt? (dito) Hoe mot 't nou, meneer? Hoe mot 'k je gedrag verantwoorden — bij de bataljonsstaf? — Bij 't kader, meneer, zijn we zulk 'n — ja, zulk 'n schandelijk gedrag niet gewend, neè meneer, (dito). Hoek. Je heb vanmorgen formeel geweigerd, meneer. Mari (aarzlend) — Kaptein — 't spijt me — dat 'k — zoo ondoordacht — zoo opgewonden — m'n — m'n ... Brand ... Je plicht als officier ... Mari... M'n plicht als officier — vergeten heb. Ik had gemoedsbezwaren, kaptein . .. Brand. Eerst gehoorzamen, meneer — vóór alles gehoorzamen, meneer — Gemoedsbezwaren! — Gemoedsbezwaren! — Wat te duivel gaan me je gemoed en je bezwaren an? — Op m'n woord van eer, als 'k niet zoo'n respect had voor je vader, die in Indië de eer van onze vlag heeft opgehouen — en niet zoo'n vrindschap voor je schoonvader — dan bracht 'k je zónder consideratie voor den krijgsraad. Wat? Mari. U heeft gelijk, kaptein. Brand. Gelijk! Nee, je moest 'r tegen opponeeren! Mari. U zult me een bijzondere gunst bewijzen — door — door — 't geval op rekening te stellen van... Brand ... Van niks, meneer ... Mari. M'n meisje heeft me overtuigd (moeilijkglimlachend) dat 'k niet zoo had moeten handelen, dat... Brand... Dat had je uit jezelf moeten begrijpen, meneer — Je had 't niet in je hersens moeten halen om zoo'n gróve insubordinatie te begaan — Je hiid ... TIENDE TOONEEL. Martha. De vorigen. Martha ... Dag! Mag 'k? — Nee, hè? Weer weg wezen? — O, gut wat vin 'k 't grappig — Geef 'm acht pond, paatje! — Hahaha! Hahaha! 'n Krijgsraad met bittertjes en pijpen! Inorrrrde! Hahaha!... Hoek. Vort kwajongen, hohoho! (Martha lachend af). elfde tooneel. De vorigen zonder Martha. Brand. Hou je daar goed bij, hahaha! — Nou, ga weer zitten. En dank God, dat 't met 'n uitbrander afloopt.. . Vóortaan geen gemoedsbezwaren meneer. Mari. Nee, kaptein. Hoek. Veel of weinig Catz? .. . Mari. 'k Durf niet bitteren, papa — 'k heb drie, vier glazen wijn gedronken (steekt een sigaar op). Hoek. Hindert niks — ben je 'n kérel! — En — en — redeneer nou is op — Hoe kwam je vanmorgen an je sentimentaliteiten van — van — Vertikt als 'k 'r iéts van heb begrepen ... Mari. 'k Weet 't zélf niet meer, papa. Brand. Dat 's stuff, meneer. Hoek heeft gelijk — je zei daar net nog: gemoedsbezwaren. — Nee, we zitten hier bij 'n bittertje — de zaak is uit. Denk 't verschil van éen en drie weg en spreek ronduit. In jouw jonge jaren hebben we allemaal met nonsens rondgeloopen — met nonsens en excessen. Hier, je schoonvader, maakte godbeter gedichten ... Hoek. Iloholio! Sonnetten op den Duivel en z n mama ... Brand... En ik? — Schwamm! — We zijn alle drie vergrijsd in de dienst — Bij wie wou je béter raad krijgen ? AVie meenen 't béter met je? — Wie hebben zich humaner getoond dan wij — in 't geval — daar zwijgen we verder over - Als 'r iets uitlekt, zijn Hoek en ik voor de haaien! Biecht op!... Stam. Je pakt 'm héél verstandig an, Brand, 'r Zit méér achter dan-ie jullie durft zeggen. De oorzaak van z'n zotte bui, de oorzaak van z'n clownerie kun je op z'n schrijftafel vinden ... Mari. Papa! . .. Stam ... Meneer leest los en vast — en wat erger is (spottend) socialistische géléerdheid ... Hoek. Hohoho!... Brand. En heeft dat invloed op je, meneer — inènèer! Dan heb je wél zwakke beenen. Hoeveel van die pamfletten heb ik niet onder m'n oogen gehad! Stapels! Bij 'n recruut die in de kazerne an 't propaganda maken was voor z'n stuft', z'n hersenschimmige stuff — heb 'k !ns 'n berg in beslag genomen — Allemaal geschreeuw, holle woorden — (zoekend)... kapitaal... eigendom ... je reinste, banaalste geschetter! — Heeft zülke nonsens vat op je gehad? Wel, man, dan wordt 't hoog t\jd, dat je opruiming houdt! Zet maar gerust de veiligheidsklep open — we zullen je pamfletten niet opeten — Al dat onwijs gemok is de pest — öf denk je dat we niet wéten dat 'r kwaje elementen in 't leger zijn — denk je dat m'n ooren verstopt zijn en 'k 's avonds op marsch niet hier en daar 't vrijheidslied heb hooren zingen, toen 'k in Amsterdam lei? Wat drommel* — praat redelijk! De dienst heeft z'n ongemakken, z'n teleurstellingen — maar in 't burgerlijk leven ?... Mari (z'n glas leegdrinkend). Kaptein — 'k geloof dat 't beter is, over die theorieën niet te discussieeren ... (bekijkt z'n sigaar) — Brand. Theorieën?... Wat fantaseer je over theorieën ? ... Mari... 'k Ben 'n beetje licht in 't hoofd — 'k heb niks gegeten — En — wijn en bitter in 'n lèege maag zijn niet geschikt om iemand voorzichtig te laten redeneeren ... Hoek... Voorzichtig? Brand. Smijt alle voorzichtigheid op zij! — Bittertaiel-redeneering is ongevaarlijker dan wat vanmorgen — Schwamm!... Mari. Mag 'k op uw wóórd?... Brand (gemocdelijk-lachend). Op mijn — op óns woord ... Hoek. Bij 'n glaasje Catz kom je onder de witte vlag (schenkt in). Mari (glimlachend). Ja dan — (luchtig) Nou vanmorgen — vond 'k 't vreeslijk dat 'r misschien geschoten ... Brand. Wel — wel — Wou je 'n stinkende wond met glacées behandelen? —En als morgen 'n vijand over de grenzen trekt?... Mari. Als ... als ... (speelt met z'n sigaar). Brand. Nee, ga döor. We zitten onder vrinden ... Mari... Als — als 'n vijand over de grenzen trekt, kunnen we onze soldaten in massa laten doodschieten — we worden geduld ... Brand (gemoedelijk). Dus wij zijn larie? 'n Klein volk moet zeggen: palm me in. Hebben we daarvoor tachtig jaar gevochten tegen de Spanjaarden? — D'r is geen schöoner dood, meneer, dan voor de Eer van je Vaderland! . .. Stam. Als je zooals ik op 't randje van den dood had gelegen, zou je voelen, m'n jongen, hoe mooi 't is voor 't v&andel te sterven... Mari. Nee, papa — 'n soldaat sterft altijd . .. {zwijgt, rookt). Brand. Nou dan! Mari (een weinig opgewonden)... 'n Soldaat sterft jammerlijk, léélijk ... Is 't niet gemeen dat 'n man gedwongen wordt te loten — z'n hand in 'n trommel te steken, om als 't nóodig is 'n moord te begaan? — Haeckel zegt dat we wel weigren gebrekkige kinderen te dooden — als de Spartanen — maar dat we 'r niet tegen opzien met geweld jonge mannen op te offeren voor belangen ... Brand (driftig)... Belangen! — Xee, nou heb jij gelijk — in 'n debat mag je niet boos worden ... Mari. Ziet u ... 't is voorzichtiger ... (Brand wenkt hem voort te gaan). .. Goed, kaptein — 'n oorlog is 'n ding van belangen, 'n handelsonderneming ... lloek (driftig) 'n ... Brand. Suscht! ... Mari... 'n Handelsonderneming — Als 'r, pl&t gesproken, niks te halen viel, zouen ze niet oorlogen ... (i Hoek. Dus 'n vaderland bestaat voor jou niet ?... Brand (spottend). Hebben zulke geweldenaars als hij 'n vaderland? Mari. Wij hebben 'n vaderland — de geldmannen sollen 'r mee! Brand. Wij — wij ? — Mari (zacht)... Bij wijze van spreken ,.. (een stilte). Stam (onrustig). We moesten ophouen, Brand — allicht valt 'r 'n woord — laat 'm 't plezier boekjes te lezen, als-ie maar accuraat z'n plichten waarneemt — de rest volgt van zelf. Wilde haren — die uitvallen. Brand (ingehouden). Je schijnt héél wat populaire kost geslikt te hebben, vrindje. Mari (glimlachend). Ja, kaptein...(beeft lichtlijk). Brand .. . Die je voor je maag is blijven zitten . . . Mari. Mogelijk, kaptein. Brand. Maar wat te duivel heb je van de praktijk gezien? Je herkauwt waterhoofdige theorietjes ... Mari (zich langzaam opwindend)... Van de praktijk, kaptein, heb 'k tot op vandaag niks gezien dan 'n kanon dat bij 'n oefening sprong — de veldartillerist kreeg 'n scherf in z'n hersenpan, dat-ie ineens volslagen krankzinnig werd — 'n dag later stierf — en verlejen maand brak de takel, waaran ze 'n pantserplaat ophesehcn — 'n pantserplaat van tien duizend kilo — de soldaat die 'r onder lei — (driftig) was — was — Dat is me bijgebleven — de hersens en 't bloed waren in de modder geperst. — Voel je dan niet, dat de héele wereld op 't oogenblik stikt onder — onder zoo'n pantser, onder zoo'n afschuwelijk pantser, dat óveral lichamen en hersens vermorzeld worden — dat we gezónde mannen wegslepen — dat de groote massa bedrogen wordt door 'n liegende minderheid — dat 't ons vak is over lijken te marcheeren, dat we nutteloos, nutteloos zijn, dat 't Volk de soldaterij hMt — dat we miljoenen vermorsen — en 'n kanker zijn, 'n afzichtlijke kanker — dat we onze minderen als denklooze schepsels behandelen... (heeft zenuwachtig-trillend z'n sigaar verplet). Brand .. . Meneer Stam .. . (een benauwde stilte). Mari (schuw)... 'k Geloof — 'k geloof dat 'k doorgeslagen heb, kaptein — 't was niet m'n bedoeling ... (een stilte). Hoek (valsch-luchtig). En stond die wijsheid in je boeken ? ... Brand. Laten we niet gekscheren, amice — Oprecht gesproken méén 'k dat iemand met zulke infame bombast in z'n kop, beter doet z'n ontslag te nemen voor-ie voor de twéede maal maar érnstiger z'n hoofd stoot. Je heb vvèl misbruik gemaakt van m'n eerewoord, meneer Stam. Mari (aarzlend). Dat héb 'k, kapteir. — maar... Hoek (nijdig). Uit. Uit. Geen maren! Zijn wij 't niet die vrijheid en welvaart beschermen? Mari (aarzlend). Ja — papa. Hoek. Is de oorlog niet van alle eeuwen geweest — en altijd 'n historisch probleem ?... Mari (down). Ja — papa .. . Brand. Ja papa! Ja, papa! Wat te duivel meneer doe jij als ze je aanvallen? Dan bijt je toch van je af? Mari. Ja — kaptein. Stam. Hinderen: denklooze schepsels!... Komt 'r iets van terecht als honderd tegelijk kommandeeren ? Mari (aarzlend). Nee, papa ... Brand (driftiger z'n glas omslaand). En — en — als wij 'r niev waren — zou jij dan de wereld willen overgeleverd zien an roof en moord? Hoe was 't met de fransche kommune toen ze de huizen... met petrolie besmeerden?... Mari (ingehouden) ... Ja — toen ... Hoek (heftig). Discipline meneer! Discipline is alles, meneer.. . Wat zou Duitschland zonder discipline zijn, meneer!... Stam. En van de Oost — wat zou 'r van de Oost worden? Motten we de blanken laten vermoorden ? Brand. En te duivel motten we de Vrijheid van Arbeid verdedigen, ja of nee? Wat? ... Wat? ... Mari. Ja — dat is ook wel zoo ... (weerklinkt in de verte een dubbel geweersalvo. Algemeene luistring en verdwaasde stilte). Brand ... Was dat ? .. . Hoek (knikkend). .. . 'n Salvo ... Stam. 'r Is geschoten ... Mari (opbonzend — smijt 'n venster open, roept een voorbijganger aan) . .. Hè!. .. Hè, daar — wat was dat?... Een Stem. D'r mot bij de suikerraffienadery geschoten zijn ... Mari. Geschoten ? ... Een stem. Ik ga 's kjjke — 't Is verdómme 'n schandaal! Mari (voor het venster in stijgende verbittering) ... Dus toch! — Dus tóch geschoten! ... En wij om de bittertafel — bij jenever — wij an 't kletsen, an 't. .. Brand (heftig) ... Genoeg onbeschaamde !.. . Mari... Genoeg — ja, nou is 't genoeg! Nog langer buigen, liegen, m'n mond houen — nou is 't genoeg!... Goddank — ik heb geen schuld an wat gebeurt!... Brand. Wil je dan met geweld voor den krijgsraad, gek! Mot 'k consideratie gebruiken, terwijl jij . .. Mari (heftig). .. Consideratie! Gebruik géén consideratie! Trap me de dienst uit — doe wat je wil!... Hoek (heftig). Naar je kamer!... (buiten gejoel) ... Mari (uit '< raam kijkend)... Ze dragen — ze dragen 'n jongen, 'n kind — Kijk nou ook! — Je heb wil van je werk ! — Misschien zjjn 'r mèer! — (wild lachend) Hahaha! Hahaha!... Stam (angstig) Mari — Mari — kom tot jezelf. Mari (doorlachend — de ivoorden uitbijtend). Nou hebben ze de örde — de órde — de órde gehandhaafd! Hahaha! TWAALFDE TOONEEL. De vorigen. Mevrouw Stam. Frans. Mevr. Stam. Wat gebeurt 'r ? . . . Wat gebeurt 'r !... Mari. Ze hebben — ze hebben de örde — de örde gehandhaafd !... Hahaha! Hoek. Stuur om 'n dokter . . . Mari. De jongen van de schoenmaker.. Hahaha! ...O God — m'n hoo'fd — m'n hoofd — m'n hersens — Ze hebben op me hersens getrommeld — gebeukt... Frans. Mari bedaar — ik ben 't... Mari. Hahaha, Fransje!... Ze hebben de orde — de orde ... de örde ... Frans. Jawel — jawel — wor kalm — asje blief kalm. Mari. Hahaha! (gaat van lachen in heftig zenuwsnikken over, zakt op een stoel ineen). Mevr. Stam. . .. M'n jongen, m'n jongen ... {driftig tot Stam) Weg jij ! .. . ElXDE VAN' HET T\VEEDE BEDRIJF. DERDE BEDRIJF. (Zelfde kamer van eerste bedrijf. De jaiouzieen zijn neergelaten. De lamp brandt. Op den voorgrond een stoel met uniform, sabel etc. Wat verder de cel). EERSTE TOONEEL. Stam. Martha. Stam (slaapt in een leunstoel. Martha komt binnen met Meitakken in de hand). Wie daar? Martha. Ik, paatje (legt de takken op MarVs tafel). Stam. Heb jij de lamp opgestoken? Martha. Nee, paatje — ik kom juist binnen. Stam. Hoe laat is 't? Martha. Half tien. Vijf minuten 'r over. Stam. Dat kan niet. Martha (houdt hem haar horloge voor) — Asjeblief'. Nou? Over vièr en vijftig minuten taptoe. Ook 'n takje? Stam. Dankje. Ben je weer an 't koopen geweest ? Martha. Nee, 'k heb ze zelf geplukt. Stam. En dat dan? Martha. Ja — potjes jam groeien niet an boomen — hahaha! 't Zou wel makkelijk wezen -- hè? — lieve, ouwe, èrg ouwe brombeer... Is de dokter van avond geweest?... Stam. De dokter! — 'n Uur gelejen heeft-ie op z'n bas gezaagd ... Martha. Z'n bas!... Heerlijk! Als-ie speelt wordt-ie heelemaal beter... Mag 'k luchten? Ja, hè? 't Is hier snikheet... Stam. Ik heb 't koud . . . Martha (de linker jalouzie ophalend en '< raam openend)... De maan staat prachtig, paatje — Je ruikt de seringen en meibloesems — Ruik je niet ?... Stam. Nee — 'k ruik niks . .. Martha. Bij 't schoenmakertje is alles donker. Stam. Zoo. Martha. Ze slapen zeker achter? Stam. Kan me niet schelen. Martha. Meen je dat nou? ... Hè! — De arme stumper van 'n .jongen ... Misschien — misschien is-ie wel dood. Anders zie je altijd licht.. . Stam. Eigen schuld — 'r is behoorlijk gesommeerd. Martha. Paatje ... TWEEDE TOONEEI,. De vorigen. Mevr. Stam. Mevr. Stam. Karei, drink je hier of benejen 'n kop thee? — 'k Wou je niet wakker maken. Stam. Benejen. Mevr. Stam. — En wordt 't geen tijd, Martha, dat je Fons wegzendt — mag-die zoo laat opblijven ? Martha. Pa is op reis — dan luistert-ie toch niet... Mevr. Stam. 't Is 'n bengel — '11 schat van 11 jongen — ondeugend — brutaal — Je raadt nooit wat-ie straks heeft gedaan — Daar stond 'k verbaasd van — Hinder 'kje?... Stam. Xèe. Mevr. Stam. 'k Zeg zoo — 'k zeg zoo tegen de meid: al die jongen van de poes hou 'k niet — acht jongen da's te veel, niet? — we mosten 'r wat uit 't nest nemen en verdrinken — 'n Half uur later komt de bengel met zoo'n rooie kleur binnen en zegt: mevrouw 'k heb 't gedaan — wat, vraag 'k — zes jongen in 'n doek geknoopt en in 't water gesmeten zegt-ie met 'n plezier alsof-ie 'n heldendaad gedaan... Martha. Was u niet kwaad? Mevr. Stam. 't Was gebeurd, niewaar — en — en 'k had 't zelf uitgelokt — Dat wordt '1* ééntje — Martha. 'k Zal 'ns probeeren of de sinjeur alléén weg wil. (af). DERDE TOONEEL. Stam. Mevr. Stam. Mevr. Stam (in de rechtsche deur). Mari — legie al? Mari (onzichtbaar). Nee, mama. Mevr. Stam. Blijf dan niet in 't donker zitten, kind. Mari (onzichtbaar). Nee, mama. Stam. Toe maar. 11e zoon de kraamvrouw! (een stilte). Breng 'm wat zachte eitjes. (een stilte. Zij ivil heengaan)... Waar ga je heen? Blijf hier. — D'r is weer 'n knoop van m'n overhemd gesprongen. Mevr. Stam. 'k Heb toch vanmorgen alles sekuur nagekeken. Stam. Je kijkt wat na! Gister heb 'k ook 'n uur getobd met me boord — hou je mond maar (een stilte — zij wil opnieuw heengaan). Wat — wat stond 'r in die brief... Mevr. Stam (licht-schrikkend). In welken brief ?... Stam. Je begrijpt me wel.. . Mevr. Stam. Nee — 'k begrijp je niet. Stam. De brief van vóór-eergister — Doe niet alsof 'k Spaansch spreek — de brief, die drie dagen gelejen is gekomen, 'n half uur voor hij z'n appelflauwte kreeg ... Mevr. Stam. Je heb 'm zelf verscheurd ... Stam. Alsof 'k niet wist, dat jij . .. Mevr. Stam ... Xee, Karei. Stam. Was die van?... (zij knikt schuw) Van 'm zelf? ... (zij knikt). Uit Algiers? ... Mevr. Stam. Ja, Karei... De vrouw is dood — 't kindje uitbesteed — ergens. Stam. Zoo. — Zoo. Mevr. Stam. 't Portretje had je oök verscheurd. Stam. Zoo. Mevr. Stam. Ze lijkt op 'm... (bedwingt haar huilen). Stam. Zoo — 8chei uit met je ... Voortaan — voortaan zal 'k brieven verbranden. De kunsten lap je geen tweede keer. Mevr. Stam. Je vroeg zélf, Karei... Stam. Jawel, jawel — hou je mond. Je heb altijd je praatje klaar, krom of scheef (een stilte — zij wil heengaan) Anna — (aarzlend) Geef op . .. Mevr. Stam Wat V .. . (hij wenkt ongeduldig — zij haalt een portretje, geplakt en gepleisterd, uit haar huishoudtaschje — hij bekijkt het stroef). .. Ergens bij vréémden — Ze heet Anne. Stam. Zoo (geeft 'i terug). Mevr. Stam. Dank je (gaat zwijgend af) VIERDE T O ONEE L. Stam. Hoek. Stam (zit 'n poos grimmig-nadenkend, huivert, staat op). Hoek (driftig binnentredend). Vervloekt — 't is afgeloopen! Stam (verschrikt). Afgeloopen? — Wat is atgeloopen ? Hoek (heftig 'n krant openvouwend). Asjeblief! Haagsche krant die 'k in de trein kocht! — Smeerlappen! Waar staat 't? Hier. Hier! Troebelen te — te — Naar wij bij geruchten vernemen — bij geruchten! — bij geruchten! — de ploerten! — heeft zich bij deze staking het curieuze feit voorgedaan — Curieus! Curieus! — De beroerlingen! — dat een jong tweede luitenant... Stam (bevend). ...Staat dat in 'n krant... Hoek... dat een jong tweede luitenant dienst heeft geweigerd, toen hem werd bevolen uit te rukken. Het geval moet in onderzoek zijn (de krant neersmijtend). Welk schoelje heeft die streek uitgehaald! Jij, Brand, ik — en — en die apotheker geven ons woord te zwijgen — te zwijgen omdat je 'n jongen, die après boire is en als 'n bezetene staat te gillen niet voor delirium verantwoordelijk wil ot kan stellen — de dokter verklaart dat-ie zóó overspannen is, dat-ie 'm tijdelijk voor ontoerekenbaar houdt, dat als 'r geen wending komt 'n behandeling in 'n koudwaterinrichting noodzakelijk wordt — en de schoeljes flappen 'n kwaadaardige smeerpijperij in 'n krant! Wie, wie heeft gekletst? Stam. Wie — ja, wie? — 't Is afgeloopen. Hoek. Da's 'n geniepige toeleg! 'k Ga direct naar Brand — Morgen krijg je den regimentskommandant hier — Wc zijn geblameerd, hij, ik, als 't niet tegengesproken wordt. Wat 'n judasstreek! 'r Is al zoo'n spektakel om dien schoenmakersjongen — Dat schandaal moet 'r bykomen! — En z'n heele carrière naar de maan — foutu, foutu! — terwijl wc als tijgers hebben gevochten om 'm te sauveeren ... Stam. We waren met ons drieën — toen is die Berens 'r bij gekommen — Z'n eigen vrind zal z'n woord toch niet breken? — En — en — m'n vrouw. Dan moet m'n vrouw ... V IJ F D E TOONEEL. De vorigen. Frans. t, Frans. Bonsoir heeren. Hoek (driftig). Op de man af gevraagd, meneer, weet ü van 't bericht in 't Dagblad? Frans. Wélk bericht, kaptein? Stam. Van de staking — van m'n zoon? Frans. Pardon, 'k heb 't niet gelezen, 'r Staat maar één bericht dat de ongelukkige jongen van hiernaast ongeneeslijk ... Hoek (driftig) Nee meneer ... ! Lees asjeblief! Frans. (lezend) ... Da's niet fatsoenlijk — Ik heb natuurlijk geen explicatie te geven, kaptein — onder mannen is 'n belofte, meen 'k, bindend. Stam (grimmig). Dan moet m'n vrouw. Ga je mee, Hoek? (af). ZESDE TOONEEL. Frans. Mari. Frans (klopt op MarVs deur). Mari! ... Ik, Frans. Mari (lichtschuw). Zijn ze weg? (glimlachend) 'k Heb daar grappig nieuws gehoord — ze 7 schreeuwden zoo dat 'k au ruzie dacht — Nee, laat je krant liggen — 'k weet 't — 'k weet 't — En 't interesseert me niks, niks. Ga zitten. Ik kan ook niet te best blijven staan (hem afwerend). Zoo zwak ben 'k niet, gelukkig niet — wat duizelig — Zei je daar niet — of heb 'k 't misverstaan, dat de stakker van hiernaast ongeneeslijk ?... Frans. De krant zegt 't — de ruggegraat is geraakt — Maar jij — Mari(starend). Ik — ik — och ik! — 't Ongeregeld nachtleven — en de drank, die 'k anders nooit dronk (glimlachend)... 'k Was geloof'k de eenige geheel-onthouder van 't kader — dat wreekt zich (een stilte) Frans heb je vooreergister gedaan wat 'k je 's avonds verzocht? Frans ('n brief uit z'n zak nemend). Nee — 's Middags 'n zenuwbui... Mari. 'n Zenuwbui!. .. Frans ... En 's avonds nog 'n brief' an 't Ministerie posten met je ontslag-aanvraag — 't leek overijld — Als je 'r nóg op staat... Mari (glimlachend-nerveus de schrijftafel betrommelend). Nee — nöu is 't niet meer noodig — Meitakken? — Meitakken van Martha ... Frans. En 'n potje jam . .. Mari (spelend met de bloemen). Frans — 'k heb den volgenden morgen zélf èn vrijpostig 't Ministerie getelegrafeerd. Frans. Waarachtig? Mari. Pieper bracht 't telegram weg — 'r kan èlk oogenblik 'n raak antwoord zijn. Frans. En weten ze benejen ? ... Mari. Nee — Niemand nog. Trek maar geen serieuze gezichten. De kogel is door de kerk. Goed dat 'n kogel voor iets deugt en 'n kerk ook (nerveus-glimlachend). Wat zeg je van zoo'n • geestigheid voor de vuist... Frans ... En je meisje ? ... Mari. Martha? (de meitakken kussend) Marthais 'n èngel. Als 'k gelegenheid heb, zal 'k met 'r praten. Kwestie van 'n paar jaar wachten — Dat doet ze — Ja, kerel, 'k ben niet meer zoo zwaarmoedig als drie dagen gelejen, toen jij bij me binnenviel. De rust heeft me opgekikkerd, me wil gesterkt — Anders zou 'k de knoop niet hebben doorgehakt — Hakken — hakken — Je kan geen twee woorden zeggen of je doet krijgshaftig! Zou 'k me an 'n sigaar wagen. Frans. Afblijven! Mari. Twee trekjes ? ... Frans. Je weet dat 't beroerd voor je is. Mari. Ja, tijdelijk ontoerekenbaar — overspannen — koudwaterinrichting — Die militaire dokter is 'n liééle specialiteit — doorgeloopen voeten — zonnesteken — syphilis — venerische ziekten ... Frans, Frans — zeg op, wat scheelt jóii? Frans. Mij? Niks. Mari. En je heb Martha gesproken van 'n — van 'n (paar jaar ... Was dat 'n philosophische taxatie? — Xée, je heb me ook zoo iets gezegd van 'n ziek corpus en van — en van je whiskey drinken. Frans {glimlachend). Ja — ja — iets dergelijks. —'k Geloof, als je't leven voor je ziet als 'n lijn niet golvingen, dat mijn lijn dan zoo loopt, met 'n zware bocht naar 't vloerzeil... Mari. Heb je 'n kwaal? Frans (schouderophalend.). Och ! Mari. Of wil je liever niet ? ... Frans, 'k Heb me geinfecteerd. Mari. Geinfecteerd ? ... Frans. Voorbarig — ja — als je 't noemen wil onwetenschappelijk. Mari. Bij ongeluk ?... Frans.... Met opzet. Raadselen, wat? Ja — 'k ben wat hard van stal geloopen, jongen. Jdren lang had 'k bacteriologisch onderzocht — baccilletjes gekweekt, tot 'k meende dat 'k 'r was — 'n voortreffelijk serum bezat — Professor die, dokter die schreven dat 't buitengewoon was — maar op lévende schepsels durfden ze voorloopig niet. — Excellente voorzichtigheid ! — 't Deugde niet. — M'n theorie was '11 kaartenhuisje. Mari. En heb je 't op jèzèlf ? ... Frans (knikt — een stilte). Diis — (glimlacht). 'k Ben tweemaal geopereerd— en drink whiskey (Staat op, opent het reclitsche raam) — Grappig de kelder in te gaan — gewond in 'n mislukte bestorming — Jammer dat 'r geen lintje overschiet. Bezopen wereld — bezopen wereld ! Vanmorgen had Brand 't in de kazerne over — over 't Veld van Eer toen-ie de soldaatjes gelukwenschte met d'r houding van voor-eergister. Stel je de enorme grap voor, van 'n bericht in de Staatscourant — bij koninklijk besluit enz. — benoemd tot Ridder — de militaire pillendraaier Frans Berens, wegens Betoonde Wapenfeiten tegen — tegen bacillen .. . Hahaha ! Mari. Frans, je ben 'n verdomd-gróóte kerel — Bij jou voel 'k me zoo klein, zoo misselijkklein — Weet je — weet je — dat 'k vanmorgen bij de gedachte an Martha — als die — als die me de bóns — dat 'k toen naar me revolver keek... Nou vertel jij jouw tragedie zoo eenvoudig ... Frans. Domme jongen — domme jongen — Zelfmoord! — Voor iéder van ons valt zoo'n bóél te doen — zoo'n boél — de meesten doen niks... ZEVENDE TOONEEL. Alphons. 'k Mag binnenkomme ? Mari. Je kon wel kloppen, bengel! Alphons. Ze hebbe weer ruzie. Mari. Wie zè? Alphons. Nou — zè. En mevrouw hèt nie-eens geklest. Dat heb ik gedaan. Was 't dan 'n geheim, dat je niet schiete wou? Nee, wel? Mari (