9202 :r. .rv..: . 5izamelinö Nederlandsche Staatswetten V' - ^ (ORANJE UITGAVE) X-• * ~2> - Y O? <- r T>ewerkt met aanteekeningerf; ontleend aan do gewisselde stukken en de discussiën in de beide "^K^ers^rJJtaten-Generaal^ -C ~ ■; ' \ JP?2Tl ~ *'<■ / •- V , H. MULDER ^ , ' m tevei^tii(f vrin/flen ^enfeentöfaarl v^n Vüravon^iatrty^^ ' .« 14 WET van 9 Juni 1902 (Staatsblad N° 00) tot regeling der pensioenen7 van de nutitairen der land macht (Pensioenwet voor ite laridifuiclit ltfOJr ) •Iftnr y \ M' Ü. Cr. VAN DEK HO KV EX ^ ... , J*S BOEKH.v/h GEUR. BELINFANTE If of boekhandel van Hare Majesteit de Koningin-Moeder = *s-üRAVENi AGE = 7°TJ- /r,°. van laatstgemeld artikel is daarbij niet toepasselijk. Artikel Onder langdurigen dienst, bedoeld onder 1°. van artikel 2. wordt verstaan: 1°. voor officieren, met uitzondering van de officieren van gezondheid, militaire apothekers en paardenartsen: veertigjarige dienst; 2°. voor officieren van gezondheid, militaire apothekers en paardenartsen, alsmede voor alle onderofficieren en minderen: dertigjarige dienst. Het recht op pensioen ter zake van langdurigen dienst wordt geacht niet te bestaan, ingeval ontslag is verleend op eigen verzoek: a. aan een oflicier, vóór het bereiken van den leeftijd van vijf en vijftig jaren: b. aan een onderofficier met den rang van sergeant (wachtmeester) of hoogeren rang. ingeval ontslag is verleend op eigen verzoek: vóór het bereiken van den leeftijd van vijftig jaren; c. aan een korporaal of mindere, vóór het bereiken van den leeftijd van vijf en veertig jaren (1). Artikel 4. Recht op tijdelijk pensioen bestaat: a. bij minder dan tien, doch ten minste vijf jaren werkelijken dienst, ingeval van ontslag uit den dienst om redenen als vermeld in artikelen 2, sub 3°. en 4°. (2); (1) De regeering heeft dus de bevoegdheid militairen met recht op pensioen te ontslaan na veertigjarigen of dertigjarigen dienst, onverschillig hun ouderdom. Zal het ontslag verleend worden op eigen verzoek van den militair, dan moet deze, behalve op veertigjarigen of dertigjarigen dienst, daarenboven op een ouderdom van vijfenvijftig, vijftig of vijfenveertig jaren kunnen wijzen, indien hij op pensioen aanspraak wil maken. (2) Het regeeringsontwerp maakte in dit lid en het volgend lid van dit artikel onderscheid tusschen officieren eenerzijds, en onderofficieren en minderen aan de andere zijde. De eersten zouden, bij een diensttijd van minder dan tien (vijftien) jaren werkelijken dienst, onverschillig hoelang zij in dienst waren geweest, aanspraak hebben erlangd op tijdelijk b. bij minder dan vijftien, doch ten minste vijf jaren werkelijken dienst, ingeval van ontslag uit den dienst om redenen, als bedoeld in artikel 2, sub 5° (1). pensioen; de laatsten zouden alleen recht hebben gekregen op pensioen voorzooverre zij ten minste vijf jaren werkelijken dienst hadden vervuld. Teneinde deze ongelijkheid op te hellen, stelden de heeren Brummelkamp en Staalman voor, den eisch van vijfjarigen dienst ook voor onderofficieren en minderen te laten vervallen. Maar de regeering maakte tegen dit amendement ernstig bezwaar. De commissie van rapporteurs deed daarop eene oplossing aan de hand. De gelijkheid van rechten die men voor officieren, onderofficieren en minderen verlangde kon natuurlijk evenzeer verkregen worden door den eisch van vijf dienstjaren voor officieren in te voeren, als door die bepaling voor de onderofficieren en minderen te schrappen. Had de regeering bezwaar den tweeden weg te bewandelen, zij ging, zij het noode, op den eersten mee en nam liet amendement van de commissie van rapporteurs over. Het artikel, waarvan de redactie bij tweede lezing nog is vereenvoudigd, luidt nu dus algemeen. (1) De heeren Verhey, Idenburg en Duymaer vak Twist waagden het, bij dit artikel nog eens de dienstplichtigen, voor welken de heer Staalman bij artikel 2, 3" (vergel. blz. 7 aant. 2) een mislukte poging deed, een hart onder den riem te steken. Het tijdelijk pensioen wordt voor niet korter dan één jaar en voor niet langer dan vijf jaren toegekend. Is het voor korteren termijn dan vijfjaren toegekend, dan kan het, ingeval de belanghebbende geheel of ten deele buiten staat wordt bevonden om in zijn levensonderhoud te voorzien, opnieuw eens of meermalen worden verleend, met dien verstande, dat liet in geen geval kan worden genoten o\ ei een langeren dan den gemelden termijn van \ijt jaren, eventueel den tijd van schorsing ingevolge artikel 47 daaronder begrepen. Artikel 5. Geen pensioen ter zake van verwonding, verminking, ziels- of lichaamsgebreken wordt Zij stelden een amendement voor, een recht op tijdelijk pensioen te scheppen voor den dienstplichtige die minder dan tien jaren en ten minste twee maanden dienst heeft in geval van ontslag uit den dienst, wegens een der redenen, vermeld in art. 2, 3°, mits de oorzaak van de ongeschiktheid zij ontstaan tijdens de dienstplichtige werkelijk onder de wapenen was. Het amendement werd echter met 47 tegen 26 stemmen verworpen. verleend, gewijzigd ot verhoogd zonder dat over het ontstaan, den aard en de gevolgen van de verwonding, verminking, ziels- of lichaamsgebreken, welke recht geven op pensioen, een militair geneeskundig onderzoek heeft plaats gehad, naar regelen te stellen bij algemeen en maatregel van bestuur (1). (1) Het artikel werd in het regeeringsontwerp gelezen : .,De oorzaak, de aard en de gevolgen van de verwonding, verminking en ziels- of lichaamsgebreken, welke recht geven op pensioen, alsmede op verhooging of wijziging van pensioen, moeten bij militair geneeskundig onderzoek zijn erkend, naar regelen te stellen bij algemeenen maatregel van bestuur." Tegen deze redactie werden van alle kanten bedenkingen in het midden gebracht. Men meende, dat de bepaling, dat oorzaak, aard en gevolgen van de verwonding, enz. bij militair geneeskundig onderzoek moesten worden erkend, te veel wees op een uitspraak der geneeskundige commissie, terwijl men slechts wilde gedacht hebben aan een advies. Evenwel, ook over den omvang van dat advies was verschil van gevoelen. De heer Fokker, die alleen het oog had op een zuiver medisch advies, meende dat aard en ontstaan der verwondingen, enz. ter onderzoeking zouden moeten worden verwezen naar de geneeskundige commissie : de oorzaken uit een medisch oogpunt beschouwd, en de vraag of het geconstateerd gebrek ongeschikt maakt tot de waarneming van den mili- tairen dienst. Of er recht is op pensioen, het oorzakelijk verband tussclien de gevorderde diensten en de ongeschiktheid, het juridisch oordeel dus, de wettelijke gevolgen van de ongeschiktheid, zouden niet in het medisch advies worden betrokken. De meening van den heer Fokker, in een amendement belichaamd, heeft aanmerkelijken invloed gehad op de redactie van het artikel zooals dit ten slotte is aangenomen. Ook was bij de redactie van de regeering niet duidelijk, welk het verband zou zijn tusschen het advies van den militairen pensioenraad met het geneeskundig rapport, waarover in dit artikel wordt gesproken. Aan het einde van de bij uitstek onduidelijke discussiën, die nog bemoeilijkt werden door allerhande amendementen en sub-amendementen, en waarbij niets onwaarschijnlijker lijkt, dan dat de verschillende sprekers elkaar hebben begrepen, stelde de commissie van rapporteurs bij amendement de redactie voor, zooals die, behoudens geringe wijziging bij de tweede lezing van het ontwerp aangebracht, thans in de wet gelezen wordt. De regeering nam dit voorstel — waarvan het vaderschap eigenlijk aan den heer de Savornin Lohman toekomt — over, en de heer Fokker, die in de nieuwe redactie welke in belangrjjke punten naar zijn voorstel toekwam niet meer zooveel bezwaar zag als in het oorspronkelijk voorgestelde, trok zijn amendement weer in. Met dat al is niet zeer duidelijk geworden, welke beteekenis aan het artikel is te hechten. De meest aannemelijke verklaring schijnt, dat de militaire geneeskundige commissie een zuiver geneeskundig advies zal uitbrengen. De commissie zal hebben te Wet van 0 Juni 1902 •* Dit militair geneeskundig onderzoek wordt eenmaal herhaald op last of met machtiging van Onzen Minister van Oorlog of op verzoek van den belanghebbende (1). adviseeren over het ontstaan en den aard van de verwonding, enz., en over het medisch gevolg daarvan, de al of niet ongeschiktheid voor den dienst. Voor zooveel noodig zal zij zich daarbij echter moeten laten voorlichten door niet-geneeskundigen b.v. den korpskommandant, of andere militaire of burgerlijke personen. Maar het advies blijft een bloot feitelijk adviesOf die feitelijke omstandigheden recht geven op pensioen, en zoo ja, van welk bedrag — met name b.v. of de ongeschiktheid geacht moet worden te zijn ontstaan ten gevolge van bevolen of gevorderde diensten enz., de oorzaak dus der ongeschiktheid — de conclusiën uit de feiten, de wettelijke gevolgen, daarover zal de pensioenraad zijn licht moeten doen schijnen. (1) In het regeeringsontwerp werd niet van eene herhaling van het geneeskundig onderzoek gewaagd. De regeering wilde dit punt ter regeling aan den algemeenen maatregel van bestuur, in het eerste lid van dit artikel genoemd, overlaten. De heeren Yerheij, Idexbcrg en Düymaer vax Twist stelden daarop een amendement voor, tot toevoeging van een tweede lid aan het artikel, waarbij het recht van beroep werd erkend. Artikel (J (1). Het recht op pensioen gaat verloren: a. door ontslag op eigen aanvrage, wanneer deze niet is gegrond op het bepaalde bij artikel 2 (2); b. voor een officier, door niet-eervol ontslag uit den dienst (3); c. voor een onderofficier of mindere, in geval van ontslag wegens wangedrag, onzedelijkheid of verregaande nalatigheid in de vervulling der dienstplichten; d. door verwijdering uit den dienst tijdens de militair aan de strengere krijgstucht onderworpen is; e. door veroordeeling tot gevangenisstraf of militaire detentie, indien verwijdering uit den Aangezien het van de commissie van rapporteurs overgenomen amendement (vergel. aant. (1) op blz. 14) reeds een voorschrift bevatte (ons tweede lid), in den geest als da lieeren Verheij o. s. verlangden, kon hun amendement ten slotte worden ingetrokken. (1) Vergel. art. S der burgerlijke pensioenwet. (2) Vergel. art. 3 lid 2. (3) Vergel. artt. 42 vlgg. Bevorderingswet voor de landmacht. dienst daarvan het gevolg is (1), of wel door gelijke veroordeeling nit het ontslag van den militair wegens een misdrijf, vóór het ontslag begaan, indien uit den aard der zaak verwijdering uit den dienst daarvan het gevolg zou geweest zijn ; ƒ. door een rechterlijk gewijsde ter zake van desertie, indien verwijdering uit den dienst daarvan het gevolg is (2). Artikel 7. Overgang uit den dienst bij de landmacht in een anderen Rijksdienst heeft ten gevolge, dat de betrokkene geen recht meer kan doen gelden op toekenning van pensioen ten laste (1) Yolgens eene verklaring, door den minister van oorlog bij de discussiën over lid f afgelegd, is bij „verwjjdering uit den dienst" niet alleen aan een rechterlijk vonnis te denken. Het rechterlijk gewijsde, de veroordeeling tot gevangenisstraf, kunnen grond geven tot verwijdering uit den dienst door de administratieve macht. „Wij hebben hier", sprak de minister, „hetzelfde geval als met een officier, die voor een raad van onderzoek gebracht en uit den dienst verwijderd wordt." Het schijnt evenwel twijfelachtig, of dit zoo mag worden aangenomen. (2) Zie ook nog het derde lid van art. 10. van het Departement van Oorlog (1), volgens deze wet. Artikel 8. Behoudens het bepaalde bij de artikelen 27 en 28 neemt het pensioen aanvang met den dag van het ontslag uit den dienst. Een tijdelijk opnieuw toe te kennen pensioen gaat in met den dag. volgende op dien, waarop het vorige heeft opgehouden. Artikel i). Do militair, die bij de landmacht is in dienst getreden terwijl hij in het genot was van pensioen ter zake van vorigen militairen dienst bij zee- of landmacht, wordt Dij ontslag opnieuw gepensionneerd, tenzij hij het recht op pensioen mocht hebben verloren. Het pensioen wordt alsdan geregeld naar zijn geheelen diensttijd met inachtneming overigens van de bepalingen dezer wet. In geen geval zal het latere pensioen min- (1) Verkregen rechten op pensioen gaan niet verloren; het artikel geeft slechts een administratieve regeling. De betrokkene moet verkregen rechten op pensioen doen gelden bij het departement, -waaronder de rijksdienst valt, in welken liij is overgaan. der mogen bedragen dan liet vroeger toegekende. Artikel 10. Militairen der landmacht, die hun recht op pensioen volgens deze wet wenschen te doen gelden moeten eene aan Ons gerichte aanvrage om pensioen inzenden aan het Departement van Oorlog. Wij behouden Ons voor, den militair pensioen te verleenen, ook zonder dat door hem eene aanvrage werd ingezonden. Het recht op pensioen is verbeurd, wanneer de belanghebbende het niet heeft doen gelden binnen vijf jaren na ontslag uit den dienst. Om opnieuw voor toekenning van tijdelijk pensioen in aanmerking te komen moet de belanghebbende eene aan Ons gerichte aanvrage aan het Departement van Oorlog inzenden binnen zes maanden na het einde van den termijn, waarvoor pensioen werd verleend. Door liet niet tijdig inzenden van de aanvrage gaat de aanspraak op het verder genot van tijdelijk pensioen verloren, tenzij door Ons termen worden gevonden om van deze bepaling af te wijken. § 2. Van den diensttijd. Artikel 11 (I). Als diensttijd komt in aanmerking de tijd vóór en na de invoering dezer wet doorgebracht : a- in militaire betrekkingen bij de landmacht (2); b. in militaire betrekkingen bij de zeemacht ; c. in burgerlijke 'betrekkingen, in die bij het loodswezen en als mindere geëmployeerde, werkman of bediende, op daggeld werkzaam bij inrichtingen van 's Rijks zee- en landmacht en bij het Koloniaal Etablissement te Amsterdam; d. in militaire en burgerlijke betrekkingen in 's Rijks overzeesche bezittingen en koloniën en in die, welke hier te lande ten laste van de koloniale geldmiddelen zijn ot zullen worden ingesteld; mits de diensten, in die betrekkingen be- (1) Vergel. art. 9 der burgerlijke pensioenwet. (2) Zie ook art. 21. wezen, naar de daarvoor geldende regelen, aanspraak geven op pensioen of gagement en niet reeds met pensioen of gagement zijn vergolden. Artikel 12. Als diensttijd bij de landmacht komt ook in aanmerking : a. dienst bij de mobiele schutterijen (1); b. de tijd van krijgsgevangenschap; c. de tijd, gedurende welken een officier zich met Onze vergunning in vreemden krijgsdienst heeft bevonden (2). Artikel 13. Voor vaststelling van den bij de landmacht voor pensioen geldigen diensttijd wordt liet navolgende in acht genomen: (1> Zoolang de schutterijen nog bestaan, moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid eener mobiliseering. (2) Vergel. artt. 18, 20 en 40, lid 2 der Bevorderingswet voor de landmacht. Hoewel deze officier tijdelijk is ontslagen, tellen de jaren in vreemden krijgsdienst doorgebracht mede voor pensioen. 1°. Niet in aanmerking komt: a. diensttijd, voorafgaande aan het tijdstip waarop liet zestiende levensjaar is vervuld; b. de tijd, gedurende welken een officier op nonactiveit is geweest krachtens het bepaalde bij 6°. van artikel 70 der Bevorderingswet voor de landmacht; c. de tijd, in reserve of in het genot van groot verlof doorgebracht, voor zoover gedurende dien tijd geen dienst bewezen is, als bij artikel 11 bedoeld; d. de tijd, gedurende welken de militair voor langer dan een jaar met gewoon verlof is geweest, tenzij dit verlof verleend werd tot liet verkrijgen van herstel van wonden, ziekten, ziels- of lichaamsgebreken, in den strijd dan wel li ij of door het verrichten van militaire diensten ontstaan (1) ; e. de tijd, gedurende welken de militair aan de strengere krijgstucht onderworpen is geweest; ƒ. de tijd, gedurende welken de militair, (1) Vergel. het voorlaatste lid van art. 9 der burgerlijke pensioenwet. A die tot gevangenisstraf, hechtenis of detentie werd veroordeeld, in verzekerde bewaring is geweest, uitgezonderd de duur van het voorloopig arrest, indien dit bij de veroordeeling niet in mindering is gebracht van de opgelegde straf (1); '.)■ de militaire diensttijd, voorafgegaan aan een rechterlijk gewijsde ter zake van desertie, tenzij er, na nauwkeurig onderzoek omtrent de omstandigheden, waaronder de desertie plaats had, door Ons termen zijn gevonden om het hier bepaalde niet te doen toepassen. 2°. Dubbel wordt geteld: a. de tijd van verblijf in actieven dienst in 's Rijks overzeesche bezittingen en koloniën ; b. de tijd van verblijf in actieven dienst (1) In het ontwerp stond: „de tijd, gedurende welken de militair, die tot gevangenisstraf, hechtenis of detentie werd veroordeeld, in verzekerde bewaring is geweest, het voorloopiy arrest hieronder begrepen." Xadat de heer Schaper op de onbillijkheid had gewezen, waartoe de laatste woorden zouden kunnen aanleiding geven, nam de regeering een door dien afgevaardigde met de lieeren Helsdingen en Hugexholtz voorgesteld amendement, waarin juist het tegendeel werd bepaald, over. tusschen de keerkringen buiten 's Rijks overzeesche bezittingen en koloniën ; c. de tijd der heen- en der terugreis van militairen, uitgezonden tot liet verrichten van diensten als onder a en b bedoeld, indien die diensten langer dan een half jaar hebben geduurd. 3n. Het dubbel-tellen van diensttijd wordt niet toegelaten, waar het geldt diensttijd, bedoeld in artikel 12, sub b en c. 4°. Voor officieren van gezondheid, militaire apothekers en paardenartsen, alsmede voor militairen beneden den rang van officier, wordt de diensttijd, doorgebracht in betrekkingen, bedoeld onder c van artikel 11, en in burgerlijke betrekkingen, bedoeld onder cl van dat artikel, voor drie vierden berekend (1). (1) Omdat officieren van den geneeskundigen dienst, militaire apothekers, paardenartsen en onderofficieren en minderen recht hebben op het volle pensioen na 30 dienstjaren en in verband daarmede voor hen een pensioen naar gelang van dienstjaren geregeld wordt naar een dertigste van het volle bedrag per jaar, moeten deze dienstjaren gerekend worden gelijk te zijn aan 40 dienstjaren in burgerlijken dienst. Immers een burgerlijk ambtenaar evenals de mindere geëm- 5°. Indien het eindcijfer van den diensttijd een gedeelte van eene maand oplevert, wordt daarvoor eene geheele maand gesteld. Artikel 14. Wanneer de troepen der landmacht op voet van oorlog zijn geweest en aan krijgsverrichtingen hebben deelgenomen, mits niet in 's Rijks overzeesche bezittingen en koloniën of tusschen de keerkringen buiten die bezittingen en koloniën, wordt door Ons na afloop van die krijgsverrichtingen bepaald, of en voor welk tijdsverloop de diensttijd van den tot die troepen behoord hebbenden militair voor het pensioen dubbel zal worden geteld. Dubbel-tellen van diensttijd krachtens dit artikel vervalt voor elk tijdsverloop, waarop ployeerde op daggeld, werkzaam bij de inrichtingen van 's rijks zee- en landmacht, verkrijgen eerst na 40 dienstjaren recht op vol pensioen. Voor de berekening van het militair pensioen komt daarom de diensttijd, doorgebracht in betrekkingen, genoemd onder c van artikel 11 (alle burgerlijke betrekkingen), en die doorgebracht in betrekkingen, genoemd onder d van dat artikel voorzoover zij burgerlijke betrekkingen zijn, voor riet meer dan inde verhouding van 30 tot 40 = */t in aanmerking. het bepaalde bij [artikel 13, sub 2°., toepasselijk mocht zijn (1). § 3. Van het pensioensbedrag. Artikel 15. Het volle pensioensbedrag, zonder verhooging om bijzondere redenen, is voor eiken rang of stand (2) aangegeven op den bij deze wet gevoegden staat. De sommen, op dezen staat gebracht, dienen ook tot maatstaf van berekening voor niet in dien staat genoemde betrekkingen bij de landmacht, waaraan door Ons bij besluit een militaire rang of stand dan wel gelijkstelling met zoodanigen rang of stand is verbonden (3). (1) Dienst tusschen de keerkringen telt reeds, krachtens art. 13, 2°., dubbel. Drie-dubbel tellen is dus buitengesloten. (2) Voor eiken rang of stand is één pensioensbedrag vastgesteld, onverschillig de plaats die de gepensionneerde in de ranglijst had. (3) De bedoeling van dit lid is niet, aan personen die niet in werkelijkheid tot de militairen moeten worden gerekend, militair pensioen toe te kennen. Er zijn echter verschillende militaire betrekkingen, die aangeduid worden met eene benaming waaruit niet met zekerheid is op te maken welke rang daaraan Artikel 1(». 1 )e regeling van het pensioen geschiedt naar den rang of stand, laatstelijk door den betrokkene bekleed: a. indien hij den rang heeft bekleed gedurende de laatste twee jaren werkelijken dienst; b. in de gevallen, vermeld onder 2° van artikel 2; c. indien hij, officier zijnde, als zoodanig geen twee jaren werkelijken dienst telt en niet werd bevorderd; (J. indien hij, militair beneden den rang van officier zijnde, in zijne betrekking laatstelijk den laagsten rang of stand bekleedde; e. ingeval een gedegradeerde den dienst verlaat binnen twee jaren na het tijdstip van ingang der degradatie. In andere gevallen wordt het pensioen geregeld naar den onmiddellijk voorafgaanden lageren rang of stand. verbonden is. Voor dergelijke betrekkingen wordt bij kon. besl. een militaire rang vastgesteld. Titulaire rangen komen voor cle pensioenberekening niet in aanmerking. Artikel 17. Het volle pensioensbedrag wordt toegekend ter zake van langdurigen dienst, vermeld sub 1°. van artikel 2 en nader omschreven in artikel 3. Artikel ls. In de gevallen, vermeld sub 2°. van artikel 2, wordt toegekend (1): a. indien de bekomen verwonding, verminking, ziels- of lichaamsgebreken den betrokkene voor altijd buiten staat stellen om in zijn levensonderhoud te voorzien: het volle pensioensbedrag ; (1) Gebreken „in en door den dienst:' geven altijd aanspraak op voortdurend pensioen; liet bedrag is afhankelijk van het vermogen al of niet in eigen levensonderhoud te voorzien. Voorloopig in lid c, men houde dit wel in het oog, ziet alleen op het pensioensbedrag, niet op het pensioen. Het pensioen is voortdurend ; het pensioensbedrag is voorloopig het volle pensioen, totdat dit voorgoed het volle zal zijn geworden of voorgoed drie vierde. Dit hangt dan weer af van de capaciteit van den gepensionneerde, in zijn levensonderhoud te voorzien. b. indien zij hem niet buiten staat stellen om in zijn levensonderhoud te voorzien: drie vierde gedeelten van het volle pensioensbedrag of zooveel meer als hem naar eene berekening in evenredigheid van zijne dienstjaren op den voet van het bepaalde bij de artikelen 19 en 20 zou toekomen (1); c. indien zij hem tijdelijk buiten staat stellen om in zijn levensonderhoud te voorzien: voorloopig het volle pensioensbedrag, tenzij hij het voor pensioen ter zake van langdurigen dienst gevorderde aantal dienstjaren mocht hebben bereikt, in welk geval hem het pensioen al dadelijk op den voet van het bepaalde sub a zal worden toegekend. Het voorloopig te verleenen pensioensbedrag wordt aanvankelijk toegekend voor een jaar en zal daarna, zoolang de belanghebbende nog niet verkeert in een der gevallen, sub a en h vermeld, bij herhaling, doch niet meer (1) De gepensionneerde moet uit verwonding enz. geen schade lijden. Heeft hij wegens zijne dienstjaren recht op hooger pensioen dan 3/4 van het volle bedrag, dan wordt hij volgens dien maatstaf gepension- neerd. dan vier malen, voor gelijken tijd worden toegestaan. Na verloop van vijfjaren wordt het pensioen niet weder voorloopig verleend. De betrokkene wordt alsdan geacht te verkeeren in het geval onder a, tenzij blijke dat het geval onder b aanwezig is. Artikel 1». In de gevallen, vermeld onder 3°., 4°., 5°. en 6°. van artikel 2, wordt het pensioen berekend naar het aantal dienstjaren, op de wijze als omschreven in artikel 20. Artikel 20. Indien het pensioensbedrag ingevolge artikel 19 moet worden geregeld naar den diensttijd, wordt voor elk dienstjaar toegekend: a. aan de onder 1°. van artikel 3 vermelde officieren, een veertigste gedeelte van het volle bedrag, bij artikel 15 bedoeld; b. aan de officieren en militairen beneden dien rang, onder 2°. van artikel 3 vermeld, een dertigste gedeelte van dat volle bedrag. Bij deze regeling wordt echter in geen geval A Wet vas 9 3 rai 1'J0'2 4 minder dan de helft van het volle bedrag toegekend (1). Artikel 21. Het volgens de regelen dezer wet toe te kennen pensioen wordt voor officieren, die tevens als hoofd van een Departement van Algemeen Bestuur zijn werkzaam geweest, vermeerderd met het bedrag van het pensioen, waarop zij bij het nederleggen van genoemde betrekking, ter zake van in die betrekking bewezen diensten, volgens de ten deze toepasselijke wet tot regeling van de pensioenen der burgerlijke ambtenaren aanspraak hadden verkregen, met dien verstande, dat de tijd, in die betrekking doorgebracht, niet geldt als militaire diensttijd en dat het pensioen voor de gezamenlijke diensten de som van vier . Met Onze toestemming kan het pensioen of de onderstand, geheel of gedeeltelijk, met militair traktement of eenige andere aan den militairen dienst verbonden belooning worden genoten. Wanneer die toestemming niet verkregen is, houdt het pensioen of de onderstand op met den dag, voorafgaande aan dien waarop het militair traktement of de militaire belooning aanvang heeft genomen. Bij het later ophouden van het militair (1) Vergel. art. 38 der Bevorderingsvvet voor de landmacht. traktement of cle militaire belooning wordt de titularis in liet genot van het pensioen of den onderstand hersteld, tenzij er termen bestaan om hem een hooger pensioen te verhenen, of hij het recht op pensioen of onderstand mocht hebben verloren. Artikel 50. Het pensioen en de onderstand worden in hun geheel gelijktijdig genoten met de soldij en de toelage, verbonden aan de Militaire Willemsorde en aan de benoeming tot Broeder der Orde van den Nederlandschen Leeuw. Artikel .">1. De pensioenen en onderstanden zijn onvervreemdbaar. De titularis kan daarover op geenerlei wijze beschikken, ook niet door verpanding of beleening. Indien hij last geeft om het pensioen of den onderstand voor hem te ontvangen, kan hij die lastgeving altijd herroepen. Alle overeenkomsten, hiermede strijdig, zijn nietig. Deze bepalingen worden op het bewijs van inschrijving van liet pensioen of den onderstand uitgedrukt. De voorschotten, door gemeentebesturen, liefdadige of tot algemeen nut werkende instellingen, hetzij renteloos, hetzij tegen matige rente, op pensioenen of onderstanden verstrekt en tot zekerheid waarvan