VEEL GELUK! NIEUWJAARS- EN VERJAARDAGSVERSJES VOOR KINDEREN, DOOR - P. LOUWERSE. — Schoonhouen, S. & W. N. VAN NOOTEN. VEEL G ELUK. VEEL GELUK! Nieuwjaars- en Verjaardagsversjes VOOR KINDEREN, door P. LOUWERSE. Zesde Druk. Schoonhoven, S. & W. N. VAN NOOTEN. VOORBERICHT. 'T is niet dan op aanhoudende, vriendelijke uitnoodiging der Uitgevers, dat ik besluiten kon een paar bundeltjes Gelegenheids-Versjes het licht te doen zien. Uit den aard der zaak kan er in de samenstelling van zulke versjes weinig afwisseling gebracht worden, daar de hoofdstrekking van allen dezelfde is. Vele versjes zijn zóó ingericht, dat men de aangesproken personen door andere kan vervangen, doch wanneer men dit doet, dient er natuurlijk gelet te worden op de Voornaamwoorden, die volgen, dat deze zich moeten schikken naar de aangesproken personen. Dat verder het boekske der lieve jeugd welgevallig zij, en dat de inhoud hare bevatting niet te boven ga, wenscht: P. L. BIJ DEN TWEEDEN DRUK. Nu er van deze gelegenheids-rijmpjes een tweede oplage verschijnt, heb ik niets anders te zeggen, dan dat ik hoop, dat de vele veranderingen, die ik er in maakte, bijna zooveel verbeteringen mogen zijn. Zij blijven bij voortduring der jeugd aanbevolen! P. L. BIJ DEN DERDEN DRUK. Bij het ter perse gaan van deze derde oplage zijn alle versjes weer nauwkeurig nagezien en, zoo ik meen, op verscheidene plaatsen verbeterd. — Nu het blijkt, dat ze nog al veel gebruikt worden, wil ik van mijne ziide ze ook gaarne zoo bruikbaar mogelijk maken. 'J ' ' P. L. BIJ DEN VIERDEN DRUK. Dat van deze gelegenheids-rijmpjes een vierde druk noodig is, verheugt me, omdat ik daarin het bewijs zie, dat de onschuldige gewoonte om hem of haar, die onze liefde bezit, op nieuwjaarsdag of verjaardag met een versje in een kransje te verrassen, nog in vele huisgezinnen heeft stand gehouden. Ik ben ouderwetsch genoeg 0111 hieraan waarde te hechten. De rijmpjes zijn opnieuw nagezien en verbeterd. P. L. BIJ DEN VIJFDEN DRUK. Hier en daar wat veranderd, verschijnt thans van ,,Veel Geluk" een vijfde druk. Moge ook deze zijn' weg vinden. r. \j. Nieuwjaars-Gedichtjes. Aan Ouders. I. Wel, nieuwejaar, wel, nieuwejaar, Brengt gij ook welvaart meê? Och, leg dan van uw' overvloed Ook hier wat neer voor twee! En wie die twee zijn? — Vraagt ge er naar? Dat zijn mijne Ouders, dat is klaar! Och, breng weer voorspoed in ons huis, En ban verdriet en pijn; Want ach, ik ben zoo droef te moê, AU de Ouders treurig zijn! — Want, zijn ze vroolijk, — 'k zing een lied, En zijn ze droevig, — 'k heb verdriet! Maar, zie, ik weet wel, Nieuwejaar, Het staat niet in uw' macht! Want wat wij krijgen,'goed of kwaad, Het wordt van God gebracht! En daarom bid ik: „Lieve Heer, „Och, zend op ons Uw' zegen néér!" II. 'T is Nieuwejaar! Met blijden lacli Wenscli ik U, Ouderslief, Veel zegen op deez' schoonen dag, En dat ik 't nog vaak zeggen mag, Hoop ik, Uw liartedief! III. Hoe jong en klein ik wezen moog', Ik kom niet achter aan , En 'k geef een' wensch, die zeker wel Voor dubbel door kan gaan. Want wat ik niet in woorden zeg, Gelooft dat maar gerust, Dat komt er bij, als ik U bei Recht hart'lijk lieb gekust. IV. Blijder dag dan 't Nieuwejaar, Komt er zelden, dat is waar; Want door alle menschen Hoort men ons bij ,,'t Goeden dag!" Met een' blijden, gullen lach, „Al wat goed is" wenschen! 'K doe hierin vol blijdschap meê, En ik stamel zacht de beê: „Dat Uw' zegeningen, Lieve Heer! het Oud'renpaar Nu en in het gansche jaar Ongestoord omringen 1" V. Leef gelukkig, lieve Vader! Leef gelukkig, lieve Moe'! Zende 't jaar, zoo pas gekomen, U een' rijken zegen toe! Mocht de lieve Hemelvader U behoên voor smart en pijn, En, het Oudejaar zoo vroolijk, Als de Nieuwjaars-morgen zijn! VI. U breng ik op deez' Nieuwjaarsdag Mijn' gullen morgengroet! En 'k voeg er ook meteen maar bij Een wenschje, klein maar goed! Niet mooi van taal, niet mooi van rijm Dat 's boven mijn verstand; Maar goed, omdat ik waarlijk ineen, Als 'k zeg: „Hier is mijn hand!" Zij drukt thans de Uwe uit kindermin; Mijn hart spreekt uit mijn oog, En beide vragen: „Goede God, „Zie op hen van omhoog! En leide uw' liefde, trouw en teêr, Hen, die ik vurig min, Langs 't rozenpad van stil genot Een blijden hemel in!" Aan eene Moeder (Weduwe). I. Moeder, lieve Moeder! 'K bid U, schrei zoo niet; Want Uw' droeve tranen Doen ook ons verdriet! Och, toe! droog Uw' wangen, Blik ons vriend'Jijk an! God is onze Vader En der Weeüwen man! Laat ons samen bidden: „Lieve Heer, bewaar Haar, en ons, lieur' kind'ren In dit Nieuvvejaar! Leer ons deugdzaam leven, U en Haar ter eer! Zend Uw' lieven vrede In ons huisje neêr!" II. Moedertje, lief Moedertje, Zie mij toch eens aan! Heb ik al zoo vroeg in 't jaar U verdiet gedaan? Moedertje, lief Moedertje, Lach mij toch weer toe, Zooals Gij dat vroeger deedt, Zooals ik 't nu doe! Treurt Ge nog om Vaderlief, Dien men van U nam, Toen op zeker morgenuur 'T zwarte rijtuig kwam? Moedertje, lief Moedertje, Hoor, toen zeide me een: „Bid voor Moe' nu, werk voor haar. Ze is thans zoo alleen! ,,Denk in Uw' gebeden steeds Aan haar treurig lot, Vraag om troost en sterkte en kracht Aan den goeden God!" Moedertje, lief Moedertje, Dat heb ik gedaan! ioe dan, zooals Ge altijd deedt. Zie mij weer zoo aan! Zeker, op mijn rein gebed Zendt de Lieve Heer Op ons beiden dezen dag, Vreugd en zegen neer! Moederlief, ik weet het vast, Ja, Hij zal het doen! Wees gerust en geef me nu Ook een' Nieuwjaars-zoen! Aan een' Vader (Weduwnaar). I. Lieve Vader, goede Vader, Och, zie weer zoo treurig niet! Komt er nimmer dan een einde Aan Uw' droefheid en verdriet? Tieurt Gij altijd nog 0111 Moeder, O, ik treur dan met U meé; Want ik ben ook niet vergeten, Wat zij altijd voor mij dee'! Maar, ik vroeg in mijn' gebeden Aan den goeden Hemelheer: „Lieve God, droog Vaders tranen, Zie op hem in liefde neêr! Geef hem in deez' heelen jaarkring, Alles wat hem 't hart verheugt! Leer mij zijn geluk volmaken Door mijn' ijver en mijn' deugd!" Zie, dat bad ik, beste Vader! En ik weet, de lieve Heer Ziet ook uit Zijn' hoogen hemel Op een biddend knaapje neêr! Droog die tranen dan en laat ons Dankbaar leven met elkaar! Dat 's mijn beste wensch, o Vader, Bij den aanvang van het jaar! II. Leef gelukkig, Vaderlief, Vader zoo alleen! Moest ik schrijven, wat ik voel, Zeggen, wat ik meen, Och, dan kwam ik nog niet klaar In het gansche Nieuwejaar! 'K wensch daarom met heel mijn hart „Blijv' de goede God U dit heele jaar nabij In uw treurig lot! Schenke Hij na zooveel smart U weêr blijheid in het hart!" Aan Grootvader. I. Lieve Grootva', op deez' dag Komen bijkans alle menschen Met hun' wenschen, En het spreekt uit rein gemoed: ,,'T ga U goed, o, 't ga U goed!" Ik doe eveneens als zij: 'T beste wenschje, oprecht en teeder. Leg ik neder Uit mijn hartje in Uw gemoed: ,,'T ga U goed, o, 't ga U goed!" II. De Lieve Heer, die dezen dag U nog weer schenken wou, Bewaar, o Grootva', U dit jaar, Opnieuw zoo teêr en trouw. Hij geve U vreugde en levenslust, En doe Uw' grijsheid zijn: Een' blauwe lucht vol bloemengeur Met avond-zonneschijn! En, even schoon als de avondzon In 't westen daalt vol pracht, Zoo zij,— maar eerst na jaar en dag, — Uw uitgang ook zoo zacht. Aan Grootmoeder. Wel is de hand, die 't versje schreef, Geen meester van de pen, — Wel blijkt uit alles, dat ik nog Heel arm aan woorden ben. Doch wat ik schrijf en wat ik spreek, Het komt uit vol gemoed, Het brengt de bede van mijn hart: „God niake 't met U goed! O, Lieve Grootmoe', blijf bevrijd Yan alle leed en pijn, En mocht voor U dit heele jaar, Een jaar van zegen zijn!" Aan Grootouders. i. Ligt in Uw vervlogen leven Veel genot bij veel verdriet, O, toch hebt Ge stof tot danken; „God, de Heer, vergat ons niet! Hij gaf blijdschap; Hij gaf vreugde, En, waar 't smarten gold of pijn, Schonk Hij ons met teed're liefde Telkens ook weer medicijn!" Thans aan d' avond van Uw leven Brengt Uw kleinkind U zijn' groet En het bidt: „Och, goede Vader, „Maak het met die Dierb'ren goed!" II. ,,'T is Nieuwjaar, 't is Nieuwjaar!" Zoo klinkt het verheugd! En: ,,'K wensch U veel zegen!" Roept grijsheid met jeugd. Maar wie dat ook roepen, 'T zij groot of nog kleen, Zij meenen 't niet beter Dan ik het nu meen! Blijf heiden nog jaren Ja , jaren gespaard! Oeniet lang 't genoegen Van 't leven op aard'! En wordt soms een kruishout Geplant op Uw baan, Vol liefde hang ik dan Een' bloemkrans eraan! Och, leeft zoo te zamen Bij vreugd en bij smart, Met vreugde in Uwe oogen, En God in Uw hart! — Aan Oom en Tante. Bracht Nieuwejaar rozen, Ik vlocht U een' krans; Maar 't veld werd geplunderd En dor ligt het thans! Toch zocht ik wat bloemen, En ander kleingoed; 'T zijn bloemen der liefde, Gegroeid in 't gemoed. Veel Geluk. 2 Een tweetal kan echter Maar overgeplant; Ik bied ze U bij deze: Een' zoen en een' hand! Laat beide U thans zeggen: „Leeft lang met elkaêr, En zij U gegeven Een goed Nieuwejaar!" Verschillende. I. Bij den goeden morgengroet Leg ik nog de wenschen neêr, Dat de goede Hemelheer U bewaar' voor tegenspoed, Dat Zijn' hand, vol liefde en trouw, U behoed' voor leed en rouw! Zij dit jaar een heilrijk jaar! Mochten ziekten, pijn en druk Onderdoen voor stil geluk! Wordt in alles zoo gewaar, Dat, wat IJ op aard genaakt, Toch een Vader voor U waakt! II. Ben ik nog klein, toch ziet Ge mij Met wenschjes voor U staan. 'K hoop, dat het U in 't Nieuwejaar In alles wèl mag gaan. En dat U onze Lieve Heer, Als in het vorig jaar, Met wie U lief en dierbaar zijn, Voor leed en smart bewaar'! — III. Zooveel duizend, duizend menschen, Als er leven op onze aard', Zooveel duizend goede wenschen Heb ik voor U opgegaard: Maar die allen zóó te noemen, Dat niet één vergeten wordt, 'T bleef, al wilde ik, toch onmoog'lijk, Daarvoor is deez' dag te kort. 'K vlecht daarom die duizend wenschen In een kransje bij elkaêr, En in 't midden schrijf ik netjes: Leef gelukkig, 't gansche jaar! IV. 'K heb al dagen lang gedacht: „Komt de dag van Nieuwejaar, Pan dient er toch iets gedaan, En er moet een wenschje klaar!" Maar hoe 'k dacht en wat ik deed, 'K vorderde geen haartje breed! Eind'lijk zeide ik: „Weet ge wat: ,,'K laat dat rijmpjes maken staan, Anders past op mij het woord: 'T hinkend paard komt achteraan! En nu zeg ik: ,,'T ga U goed! „Blijf bevrijd van tegenspoed!" V. Met kus en wensch in 't Nieuwejaar U vroolijk te begroeten, Te hopen, dat U God bewaar', De roos bloei' voor Uw' voeten, Te bidden dat èn ramp èn leed, Uw' hope niet beschamen, Dat 's al, wat ik te wenschen weet, En 't hart zegt hierop: Amen! Verjaardagswenschen. Aan Vader of Moeder. I. Gegroet, gegroet, gij blijde dag, Gegroet in kindertaal! Breek dikwijls nog zoo vroolijk aan, Kom zoo nog menigmaal! Gegroet, gegroet, o Vaderlief,*) Met handdruk en met zoen! De Lieve Heer geev', dat we dit Nog dikwijls mogen doen! Hij geve dat Uw' levenszon Steeds blij en helder schijn'; Hij doe Uw verder leven weêr Vol vreugde en blijdschap zijn! *) Men kan deze en volgende versjes naar verkiezing veranderen hu b.v. hiervoor „Moederlief" in de plaats stellen. II. Lieve Vader, U in woorden Al te zeggen wat ik meen, Zou voor mij onmoog'lijk wezen. Dat is niet te zeggen, — neen! Maar het goed is niet in 't vele, — En, daar Gij dit ook wel weet, Zeg ik daarom U alleen maar: „God behoed' voor smart en leed Uw voor ons zoo dierbaar leven, En Hij geve, dat deez' dag, 'T blijde feest van Uw verjaren, Nog zeer dikwijls komen mag!" III. Ik kom thans en bied U mijn' hartewensch aan, o Vader, met lust en met vreugde! Heeft God U een' jaarkring met liefde overlaên, Gaf Hij wat U 't harte verheugde, Dan wensch ik en bid ik welmeenend en teêr: .,Och, geef dat mijn' Vader toch lang nog, o Heer!" IV. led're dag, dien God ons schenkt , Moet een dankdag zijn in 't leven, 'T zij hij schoon en zonnig is, Of met droefheid is doorweven. Ons past 't zeggen, ied'ren dag: ,,'K dank God, dat ik leven mag!" Maar op 't blijde jaardagsfeest Is er nog meer stof tot danken, Daarom, met een' blijden zin, Voeg ik bij die kinderklanken, Mijn gebed met stil ontzag: „Heer, ik dank U voor deez' dag!" Ied're dag is mooi en schoon; Maar nu Vader mag verjaren, Wil 'k aan 't kinderlijk gebed Ook nog deze bede paren: „Lieve Heer, geef dat deez' dag Voor hem nog vaak komen mag!" V. Geen vogeltje kan blij der zijn, Als 't aan zijn kooitje ontvliedt, Dan ik, nu Vaderlief verjaart! Neen, blijder is het niet! — Moog' 't ongekunsteld, kost'lijk lied Blij klinken in het groen, 'T moet voor de wenschen van mijn hart In gulheid onderdoen! O, zegene U de Lieve Heer! Doe Hij Uw leven zijn: Een leven vol van stil genot Met held'ren zonneschijn! Hij spare lang zoo onder vreugd, U, Vader, tot ons best! En laat eerst zinke Uw' levenszon In 't helder levens-west! VI. Vast blonk in ieder weesjes oog Een traan van zoet genot, Vast rees uit ieder weesjes hart Een stil gebed tot God, Als 't zeggen kon, wat ik nu zeg: „Ik dank den Lieven Heer, Dat Hij zoo trouw op Vaderlief Zag uit Zijn' Hemel neer! „Dat Hij zijn leven heeft verlengd, Dat Hij hem zegen schonk, En dat op 't wiss'lend levenspad Zijn' star der liefde blonk!" Och, ik beklaag het arme kind, Dat om zijne Ouders schreit! Dat leven moet wel eenzaam zijn En vol van treurigheid! 'K bid daarom niet alleen om vreugd En zegen, keer op keer; Maar 'k voeg er dan ook altijd bij: „Spaar dien ik liefheb, Heer!" VIL Wat men II ook wenschen moge, Beste Vader, op deez' dag, Niemand kan het beter meenen Dan als ik het meenen mag! Leef met onze lieve Moeder En met ons nog langen tijd, Steeds omringd van zegeningen Vrij en blij, van smart bevrijd. 'Dat op 't levenspad Uw' zonne Meestal schoon en helder schijn'! En — mocht eerst na lange dagen, 'T Levenseinde vrede zijn! VIII. In letterschrift heb ik mijn' wensch uitgedrukt 'T zijn woorden, gevloeid uit het harte, En 't harte vraagt Hem in een vurig gebed: „Bewaar, Heer, voor droefheid en smarte, Mijn' Vader, dien ik o, zoo innig bemin : Leide eens Uwe liefde ten Hemel hem in!" In letterschrift deed ik mijn' wensch U verstaan: Maar meer dan die teekens verklaren, Verheugt zich mijn hart, dat zoo teêr voor U klopt, Ten dage als Ge weer moogt verjaren. 'K ben blijde en 'k zing mede in het vroolijk gezang! ,,Hier hebt Ge mijn' hand, en mijn hart hebt Ge al lang!" IX. Al jaagt ons de tijd langs d' onstuimigen vloed Des levens met nimmer vertragenden spoed, Toch blikt steeds een Vader op grijsheid en jeugd En leidt ons door 't leven, vol leed en geneugt. Hij, de Oorsprong van alles, wat leeft op deze aard', Heeft onder Zijn' hoede steeds ieder bewaard, En 't kinderhart draagt dus, het kan niet veel meer, — Uw leven en welzijn ook op aan dien Heer! Het bidt vol vertrouwen: „Algoede, bewaar „Het leven van Vader nog lang na dit jaar!" X. Laatst zei meester: ,,'T kleinste kind „Moet toch ook wat zeggen!" En toen 'k vroeg wat ik kon doen, Ging hij overleggen. „Beste," zei hij, „geef Uw' hand En meteen een kusje, Dan weet Vaderlief genoeg Van het kleinste zusje!' Nu, hier heeft U ze allebei! Wil mij nu beloonen, En geef mij een' kus weerom Op mijn' roode koonen! XI. „Loof den Heer; want Hij is goed!" 'K zong dat met een blij gemoed: Want vol liefde, trouw en teêr, Blikt Hij op ons allen neer! 'K loof den H~«r, zoo mild en goed! Hij heeft Yad^r.ief behoed! En ik bid Hem: „Och, bewaar „Vaderlief nog menig jaar! „Goede God, verhoor mijn' beê: Deel hem van Uw' zegen meé! Mochten droefheid, smart en pijn Lieve Heer, zijn deel niet zijn!" Aan een' der Grootouders. I. Zooveel duizend held're sterren, Als er aan den hemel staan, — Zooveel duizend mooie bloemen, Als er 's morgens opengaan, — Zooveel duizend goede wenschen Bied ik U, o Grootva', aan! (), leef nog een aantal jaren! Smaak nog vreugde en stil genot! Mochten velen van U zeggen: ,,Zie, hij heeft een heerlijk lot!" En ga eenmaal, levensmoede, Naar den lieven, goeden God! II. Blijde tonen rijzen Uit mijn kinderhart, Dat niet denkt aan lijden, En niet weet van smart! 'T luistert slechts naar vreugde; Want dit is een dag, Zooals 'k in mijn leven Xog maar weinig zag! Moog' 't nog vaak gebeuren, Dat ik, blij van geest, Lieve Grootva', jubel, Op Uw jaardagsfeest! God behoede Uw leven! Leef, door Hem bewaakt. Rustig, blij en vroolijk, Waar Uw avond naakt. III. Weer vloog een jaar U over 't hoofd Met al zijn lief en leed; Maar 't heeft U zeker ook geleerd, Dat God U niet vergeet! Blijv' Hij U weêr dit jaar nabij! O, Grootva', wat dan gaat Of komt, Gij zijt toch nooit alleen, Daar Hij U gadeslaat! Leef zoo gelukkig, waar Zijn' hand U door het leven leidt, En zij, na levenszorg en strijd, U ginds de rust bereid! Aan een' Oom. Keeds velen hebben op deez' dag Met handdruk en met gullen lach, Met woorden, mooi en goed bedacht, U goede wenschen toegebracht! Licht kom ik zelfs, — 't zou leelijk staan, Als 't hinkend rijpaard achteraan! Mi lar zie, al ben ik nummer lest, Toch wenscli ik U, en 'k meen het best: Blijf weêr een jaar voor ons gespaard En smaak genoegen op deze aard'! Dat geen verdriet, of smart U deer'! O, geve U dat de Lieve Heer!" Aan eene Tante. Wat ik geven kan is weinig, Lieve Tante, maar 't is goed! Want mijn hartje neemt er deel aan, En dat is zoo 't wezen moet! 'T blijde feest van Uw verjaren Keere nog recht dikwijls weêr! Zij het steeds een dag van vreugde, En een feestdag ieder keer! Moge God U zóó doen smaken, Stille vreugd en zoet genot En schenk' Hij U na dit leven, Beste Tante, een heilrijk lot! Aan een' Vader na het overlijden van Moeder. Lieve Vader, droog die tranen, Blijf niet altijd droef te moê, Bracht dit jaar U 't minnend harte Felle en diepe wonden toe! Troost U, Vader, schrei zoo niet, 2ui Ge Uw lcind'ren om U ziet! O, mocht dat Uw leed verzachten, Ku Gij, op Uw jaardagsfeest, In het oog van wie U minnen, Liefde, trouwe liefde leest! Nu Gij in het kinderhart Troost vindt voor Uw' bitt're smart! Lieve Vader, God behoede U In dit nieuwe levensjaar! Schenke Hij U heil en zegen, Hoede Hij U voor gevaar! Mocht, wat heenga of verdwijn', 'T kinderhart Uw trooster zijn! Aan een' Grootvader na het overlijden van Grootmoeder. Beste Grootva', heden heb ik, Even als verleden jaar, Bij Uw vroolijk jaarfeest vieren Weer een kinderwenschje klaar! Zijt Ge, daar mijn Grootmoe' heenging, Niet zoo vroolijk als voorheen, Nu, ik heb van dezen morgen Stillekens voor U gebeên: „Lieve Vader in den Hemel, Zie Gij op mijn Grootva' neer, Geef hem, zooals 't placht te wezen, Toch nog stil genoegen weer! „Maak het wel met hem, o Vader, Spaar hem 't leven, ons zoo waard! Laat hem nog veel blijde jaren Met ons wonen op deze aard'! „Wees zijn steun der grijsheid, Heere, Wees zijn lust, zijn hoop, zijn kracht! Maak zijn levensavond helder En zijne avondruste zacht!" P. LOUWERSE, VEEL GELUK!