Sin GIBIlllG VIM OVERZICHT EN AANWIJZING VAN WETTEN, BESLUITEN, REGLEMENTEN ENZ., DIE VAN BELANG ZIJN VOOR Geneeskundigen. Apothekers enz., DOOR Dr. g. w. bruinsma. Supplement V—VIII. HAARLEM, DE ERVEN F. BOHN. 1 906. NIEUW GENEESKUNDIG WETBOEK Supplement V—VIII. sim mms WETBOEK. OVERZICHT EN AANWIJZING VAN WETTEN, BESLUITEN, REGLEMENTEN ENZ., DIE VAN BELANG ZIJN VOOR Geneeskundigen, Apothekers enz., DOOR Dr. G. W. BRUINS MA. Supplement V—VIII. HAARLEM. DE ERVEN F. B O TI N. 1906. INHOUD VAN SUPPLEMENT V, VI, Vil en VIII VAN HET NIEUW GENEESKUNDIG WETBOEK. (De romeinsche cijfers wijnen het Supplement aan; de andere de bladzijde daarvan.) EERSTE AFDEELING. Geneeskundige Staatsregeling, Uitoefening der genees- en artsenijbereidkunst, Onderwijs, enz. Kon. Besluit van 25 Juni 1903 (S. 161), houdende wijziging en aanvulling van vroegere besluiten tot aanwijzing van diploma's en getuigschriften, betreffende de examens van arts, tandmeester, apotheker, vroedvrouw en apothekers-bediende V 5, VI 7, VII 3, VIII .> Kon. Besluit van 12 Febr. 1904, waarbij, met intrekking van vroegere besluiten, worden aangewezen de buitenlandsche instellingen en de buitenlandsche getuigschriften, bedoeld in art. 85bis der wet tot regeling van het H. O Tekst van de wet van 1 Juni 1865 (S. 60), regelende de uitoefening dei- geneeskunst, gewijzigd hij verschillende wetten en opnieuw gepubliceerd bij Kon. Besluit van 2 Juni 1903 (S. 148.) V 11 Dito, dito der wet, regelende de uitoefening der artsenijbereidkunst. \ 16 Wet' van 27 April 1904 (S. 81), houdende nadere wijziging van de wet van 25 Dec. 1878 (S. 222), houdende regeling der voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid van arts, enz VI 10 Wet van 5 Juni 1905, tot nadere wijziging van de wet, regelende de uitoefening der artsenijbereidkunst VIII 12 Besluit tot vaststelling van de vierde uilgave der Nederlandscbe Phar- macopee Kon. Besluit van 24 Jan. 1906 (S. 9), tot nadere aanwijzing van verplichte geneesmiddelen Lijst van vergiften Vl11 Lijst van geneesmiddelen, die heneden zekere hoeveelheden door onbevoegden niet mogen worden verkocht 16 Kon. Besluit van 16 Maart 1904 (S. 60), tot nadere regeling der examens als vroedvrouw enz ^ Kon. Besluit van 16 Maart 1904 (S. 61), tot wijziging van het reglement voor de Rijkskweekscholen voor vroedvrouwen VI 36 Toelating tot de Rijkskweekscholen voor vroedvrouwen VI 37 Schrijven aan Ged. Staten van den Minister van B. Z. over plaatsing van vroedvrouwen VII 5 Voorwaarden tot benoeming van gouvernements-geneesheer op Curagao V 9 Conditions d'admission de medecins au Service sanitaire Ottoman. VI 30 Voorwaarden waarop Nederlandsche artsen voor den tijd van vijf jaren kunnen worden benoemd tot tijdelijk otficier van gezondheid bij het leger in Nederlandsch Indië V 8 Aanneming van artsen bij de Landmacht VI li, VU 41 Dito bij het leger in Ned. Indië VI 13, V'Il 43 Dito bij de Zeemacht VII 43 Dito van medische studenten, ter opleiding voor Ned. Indië en bij de Zeemacht VI 13, 14, VII 44 Reglement voor de opleiding van studenten in de geneeskunde aan de Nederlandsche Universiteiten tot officier van gezondheid bij de Zeemacht VI 15 Burgerlijke geneeskundigen bij den militieraad VII 7 Kon. Besluit van 30 Mei 1904 (S. 113) houdende vaststelling van nieuwe reglementen op het geneeskundig onderzoek omtrent de geschiktheid voor den krijgsdienst VII 8 Kon. besluit van 26 Juli l!t04 (S. 196), houdende voorschriften ter bepaling van de gezichtscherpte VII 40 Kon. Besluit van 12 Sept. 1905 (S. 268), houdende vaststelling van regelen met inachtneming waarvan militieplichtigen kunnen worden toegelaten tot de vrijwillige verbintenis bedoeld bij art. 1 der wet van 6 Juni 1905 (S. 177) VIII 5 Wet van 6 Juni 1905 (S. 177), tot regeling van den rechtstoestand van het reserve-personeel der landmacht, enz VIII 9 Wet van 24 Juli 1901 (S. 159), ter aanvulling van de wet, betrekkelijk de Nationale Militie VIII 9 TWEEDE AKDEELING. Algemeene gezondheidszorg en bestrijding van bijzondere ziekten. Tekst der wet van 4 Dec. 1872 (S. 134), tot voorziening tegen besmettelijke ziekten, gewijzigd bij verschillende wetten en opnieuw gepubliceerd bij Kon. Besluit van 2 Juni 1903 (S. 150) V 25 Kon. Besluit tot vaststelling van eenige buitengewone maatregelen tot afwending van de pest en tot wering harer uitbreiding en gevolgen. V 35, VI 40, VII 78, VIII 27 Beschikking van den Minister van B. Z. naar aanleiding van het bovenstaande V 35, VI 40, VII 78, VIII 27 Kon. Besluit van 22 Sept. 1905 (S. 275), tot nadere vaststelling van buitengewone maatregelen tot afwending der Aziatische cholera en lol wering harer uitbreiding en gevolgen VIII 27 Maatregelen tegen Pest, Kon. Besluit van G Maart 1900 (S. 4-2), stiekkende tot vervanging van een vroeger Besluit.* VIII 38 Kon. Besluit van 10 Juni 1905 (S. 206), betreffende de toepasselijkheid van verschillende wetten op meningitis cerebrospinalis epidemica. VII 78 Bepalingen betreffende aflevering en ruiling van Sera bereid in het Bac- terio-therapeutisch Instituut te Utrecht > V HG Ministerieele Beschikking van 3 Sepl. 1903, betreffende proeven op levende dieren.. VI 11 Schikking van ü Febr. 190G (S. 59), tusschen Nederland en België tot herziening eener vroegere schikking, betreffende maatregelen, te nemen bij het voorkomen van hondsdolheid op de wederzijdsche grenzen. VIII 41 Kon. Besluit van 14 Juli 190-2 (S. 153), tot vaststelling van een algemeenen maatregel van bestuur, als bedoeld in art. 19 dei Omgevallen* wet V 37 Voorwaarden, waaronder ingeschreven geneeskundigen zich verbinden genees- of heelkundige hulp te verleenen aan verzekerden, die door een ongeval zijn getroffen, bedoeld in artikel 2 van bovengenoemd Besluit V 53 Tarief voor het verleenen van genees- of heelkundige hulp aan ver zekerden V 55' VU 56 Voorwaarden en Tarief voor apothekers als boven V 61 Dito, dito voor handelaars in heel- of verbandmiddelen V G2 Dito, dito voor apothekers en apotheekhoudende geneeskundigen VI 43, V 6* Prijslijst van genees- heel- en verbandmiddelen, geleverd voor rekening der Hijksveizekcringsbauk, uitgegeven in Mei 1903 V 05, VI 45 Kon. Besluit van 8 Dec. 1902 (S. 213), regelende de wijze van oproeping van en het verleenen van vergoeding aan deskundigen, zooals bedoeld in art. 64 der Ongevallenwet V 74 Ambtsgebied der controleerend geneeskundigen VII 54 Wet van 22 Mei 1905 (8. 143), houdende bepalingen tot beveiliging bij het uitvoeren van bouwwerken onder grooteren dan den atmosferischen druk (caissonarbeid) VII 65 Wet van 15 Juli 1901 (8. 157), lot nadere wijziging der krankzinnigenwet enz VII 70 Kon. Besluit van 25 April 1905 (8. 129), tot vaststelling van bepalingen voor de gezinsverpleging van krankzinnigen VII 71 Kon. Besluit van 10 Nov. 1903 (8. 274), tot wijziging van een vroeger Besluit, ter uitvoering van de artt. 7, 8, 9, 26, 27, 28, 30, 34, 35 en 37 der Woningwet VI 41 Verordening van den Baad der gemeente Leiden van 20 Nov. 1902, houdende voorwaarden van opneming en verpleging van lijders in het Sanatorium voor zenuwlijders „Bhijngeest" te Oegstgeest V 80 Sanatorium voor weinig vermogende Nederlandsche longlijders te Davos- Platz VI 47 Amsterdamsch Sanatorium Hooglaren te Blaricum VI 50 Reglement voor het opnemen en verplegen van zieken in het Rotter- damsch Sanatorium yi - j Nederlandsche vereeniging tegen vallende ziekte VI 53 Nederlandsche vereeniging tot hulp aan lupuslijders VII 82 DERDE AFDEELING. Algemeene bepalingen enz. vour geneeskundigen van belang. Vrijdom van port 85 Onderzoek van melk en slijm op tuberkelbacillen in de Rijksserum- inrichting te Rotterdam vil 7'J Voorwaarden voor het gebruiken van beschikbare rijksziekenbarakken. VII 80 Informatiebureau voor geneeskundigen VI 53 VOORWOORD. Een drietal belangrijke wetten hebben door de Gezondheidswet en door vroegere wetswijzigingen zoo vele veranderingen ondergaan, dat verwarring al te licht mogelijk is. Ten einde dit te voorkomen heeft de Regeering den tekst, zooals die thans vaststaat, opnieuw in de Staatsbladen gepubliceerd. Deze drie wetten namelijk: de Wet, regelende de uitoefening der geneeskunst, de Wet, regelende de uitoefening der artsenijbereidkunst en de Wet, tot voorziening tegen besmettelijke ziekten zijn daarom in dit Supplement in haar geheel opgenomen, met alle aanvullingen en wijzigingen in den tekst ingevoegd, zoodat deze, voor zoover zjj reeds in het Wetboek of de vorige Supplementen waren medegedeeld, niet meer behoeven te worden nageslagen. Het grootste deel van het nieuwe Supplement wordt gevuld door Besluiten, Voorwaarden en Tarieven, betrekking hebbende op de Ongevallenwet, die sedert de vorige uitgaaf in werking is getreden; evenals bij de Wet zelf heb ik alleen overgenomen, hetgeen rechtstreeks of zijdelings den werkkring der geneeskundigen betreft. Overigens bestaat de inhoud evenals vorige jaren uit verschillende beschikkingen, enz., die voor geneeskundigen van belang zijn, zooals nieuwe voorwaarden van vestiging in Rijksdienst in onze overzeesche bezittingen, vrijdom van briefport noodig geworden door de Gezondheidswet en Ongevallenwet enz., terwijl ik er bijzonder de aandacht op vestig, dat opnieuw zjjn opgenomen de Voorwaarden, betreffende aflevering van sera, bereid in het bacterio-therapeutisch instituut te Utrecht. Prof. Spronck schrijft mjj, dat nog herhaaldelijk bij hem geinformeerd wordt, hoe deze stoffen verkrijgbaar zjjn Ieder geneeskundige moge zich nu herinneren, dat de Bepalingen in dit Wetboek gemakkelijk zjjn na te slaan. IV Eindeljjk scheen het mij niet ondienstig op te nemen de voorwaarden, waaronder zenuwlijders verpleging kunnen erlangen in het sanatorium te Oestgeest, zooals die zijn vastgesteld door het gemeentebestuur van Leiden; de inrichting is ook toegankelijk voor lijders van elders afkomstig. Teteringen, 1 Aug. 1903. Dr. G. W. BRUINSMA. LITTERATUUR '). Ongevallenwet. Mr. E. Fokker. Ongevallenwet 1901; (Inleiding, Tekst der Wet, Aanteekeningen), 1901. Dr. T. B Mossel. Beknopte Handleiding bij de beoordeeling van Ongevallenpatiënten, voor medici bewerkt. Met een aanhangsel, betreffende o. a., Tarieven, Kon. Besluiten, Alg Maatregelen van Bestuur, enz., 1903. Gezondheids- en Woningwet. S. E. \ pey. Handleiding voor leden van Gezondheidscommissiën, 1903. Mr. S. B. Cohen en Mr. H. Blaupot ten Cate. De Gezondheidswet Handleiding ten behoeve van Gemeentebesturen en Gezondheidscommissiën! bewerkt door het Bureau voor Staats- en Administratiefrechtelijke Adviezen te 's Gravenhage, 1902. ~ r De Woningwet, dito. Mr. J. 13. Pey rot. Sociale Wetgeving (Ongevallenwet — Gezondheidswet — Woningwet^, 1903. Andere onderwerpen. Mr. Ed. Philips en II. C. de Jongh. Geneeskundige, veeartsenijkundige, artsenijbereidkundige, tandheelkundige Wetten en Besluiten, zooals deze zijn gewijzigd bij de Gezondheidswet enz., 1902. ') Zie Supplement IV, blz. 3. KON. BESLUIT van 25 Juni 1903 (S. 161), houdende nadere aanvulling van het Kon. Besl. van 26 Maart 1895 (S. 37), gewijzigd en aangevuld bij Kon. Besl. van 28 Maart 1899 (S. 88), tot aanwijzing van eenige getuigschriften en diploma's, als bedoeld in de artikelen 3 en 9 der wet van 25 Dec. 1878 (S. 222), houdende regeling der voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid van arts, tandmeester, apotheker, vroedvrouw en apothekersbediende, aangevuld bij de wetten van 28 Juni 1881 (S. 103) en van 26 Oct. 1882 (S. 137) en gewijzigd bij de wetten van 12 Dec. 1892 (S. 261) en 21 Juni 1901 (S. 157)'). Art. 1. Het bepaalde onder e in art. 2 van het Kon. Besl. van 26 Maart 1895 (S. 37) wordt gelezen als volgt: het getuigschrift van „Doctor der gesammten Heilkunde" afgegeven overeenkomstig de voorschriften van de „Yerordnung der Oestereichischen Ministers für Cultus und Unterricht" van 15 April 1872 (Reichs Gesetzblatt 1872, Stück XXII, nu. 57) of van de „Verordnung des Ministeriuins für Cultus und Untei-richt" van 21 Dec. 1899. Z 34. 951; Het bepaalde onder g in art. 2 van het Kon Besl. van 26 Maart 1895 (S. 37) wordt gelezen als volgt: het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd examen, bedoeld bij artikel 12, c, van de „wet van 24 Jan. 1838, betrekkelijk de uitoefening der geneeskundige wetenschappen in de kolonie Suriname" (Gouvernementsblad van Suriname 1838, n°. 2) of de akten van bevoegdheid als geneeskundige, heelkundige en verloskundige, afgegeven overeenkomstig de voorschriften van de verordening van 8 Mei 1896 , regelende de voorwaarden tot het verkrijgen der bevoegdheid van genees-, heel- en verloskundige , tandheelkundige, apotheker, leerling-apotheker en vroedvrouw in do kolonie Suriname (Gouvernementsblad van Suriname 1896, n°. 24); l) Zie Gen. Wetboek blz. 90 en Suppl. I blz. 10. Art. 2. Art. 5 van liet Kon. Besl. van 26 Maart 1895 (S. 37), gewijzigd en aangevuld bij Ons besluit van 28 Maart 1899 (S. 88), wordt gelezen als volgt: Zij die in België, Duitschland, Groot-Brittannië en Ierland, Frankrijk, Zwitserland, de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, Suriname of Curagao na afgelegd examen het recht tot uitoefening der tandheelkunst verkregen hebben, kunnen toegelaten worden tot het afleggen van het theoretisch examen in de tandheelkunde, bedoeld bij art. 9 der wet van 25 Dec. 1878 (S. 222), op vertoon van een der navolgende getuigschriften of diploma's: a. het getuigschrift van „capacité de dentiste"; afgegeven overeenkomstig de voorschriften van het „Arrèté royal approuvant les programmes des examens a subir pour 1'obtention du certificat de capacité de dentiste, de droguiste et de sage-femme et prescrivant les régies è, suivre pour ces examens" van 30 Dec. 1884 (Moniteur Beige van 6 Jan. 1885, n°. 6) en tevens van het diploma van „candidat en médecine", afgegeven overeenkomstig de voorschriften van de „Loi du 10 Avril 1890, modifiee par celle du 3 Juillet 1891, sur la collation des grades académiques" (Moniteur Beige van 5 Aug. 1891; n°. 217); b. het diploma van „Approbation als Zahnarzt", afgegeven overeenkomstig de voorschriften van de „Bekanntmachung betreffend die Prüfung der Zahnarzte für das Deutsche Reich", van 5 Juli 1889; c. het getuigschrift of diploma, op grond waarvan inschrijving in „the dentists register", bedoeld bij „the dentists act, 1878 (41 en 42 Vict, cap. 33)", heeft plaats gehad, alsmede van het bewijs van die inschrijving; d. het diploma van „chirurgien dentiste" afgegeven overeenkomstig de voorschriften van de „Loi sur 1'exercice de la médecine" van 30 Nov. 1892 (Journal officiel de la République Fran^aise van 1 Dec. 1892, n°. 326); e. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd „examen professionnel des dentistes", afgegeven overeenkomstig de voorschriften van het „Arrêté du Conseil Fédéral Suisse concernant le reglement pour les examens fédéruux de médecine", van 19 Maart 1888; f. het diploma van „doctor of dental medicine verkregen aan het „Dental Department" of de „Faculty of dental medicine" der Harvard University te Boston (Massachusetts); g. het diploma van „doctor of dental surgery", verkregen aan het „Dental Department" der „University of Pennsylvania'^ te Philadelphia (Pennsylvania), aan het „College of dentistry der „University of Michigan" te Ann Arbor (Michigan) of aan het "„Department of dentistry" der „Vanderbilt University" te Nashville (Tennessee); h. de akte van bevoegdheid als tandheelkundige afgegeven overeenkomstig de voorschriften van de „Verordening van 8 Mei 1896, regelende de voorwaarden tot het verkrijgen deibevoegdheid van genees-, heel- en verloskundige, tandheelkundige, apotheker, leerling-apotheker en vroedvrouw in de kolonie Suriname" (Gouvernementsblad van Suriname, 1896, n°. 24); i. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd examen, bedoeld bij art. 1, 6, van de „Verordening regelende de uitoefening der tandheelkunst in de kolonie Cura$ao" van 13 Juli 1887 (Publicatieblad van Cura?ao, Anno 1887, n°. 22). VOORWAARDEN waarop gediplomeerde Nederlandsche artsen voor den tijd van vijf jaren kunnen worden benoemd tot tijdelijk officier van gezondheid der tweede klasse bij liet leger in NederlandschIndië. a. de tijdelijke officier van gezondheid ontvangt, onmiddellijk na zijne beëediging als zoodanig, eene gratificatie voor eerste uitrusting van ƒ 2000, en krijgt recht op vrijen overtocht voor zich en zijn wettig gezin als passagier 1ste klasse naar Nederlandsch-Indië en terug; b. hij treedt van het oogenblik zijner eedsaflegging af, behoudens de uitzonderingen, sub «, c, d, e, f, g, i en k vermeld, in alle rechten en plichten, aan de betrekking van officier van gezondheid der 2de klasse bij het leger in Nederlandsch-Indië verbonden; c. hij heeft het vooruitzicht om, voor zooveel de formatie van het korps officieren van gezondheid bij het leger in Nederlandsch-Indië dit bij het einde van het tijdelijk verband mocht toelaten, alsdan, bjj gebleken geschiktheid voor zijne betrekking, met behoud van anciënniteit over te gaan in het vaste korps officieren van gezondheid, met al de rechten en plichten daaraan verbonden en met verplichting om den Staat alsdan nader gedurende vijf jaar als officier van gezondheid te dienen; d. hij kan in geen geval verlof buiten Nederlandsch-Indië bekomen; e. hij heeft of verkrijgt geen aanspraak op pensioen anders dan ter zake van ziels- of lichaamsgebreken, in en door den dienst ontstaan; f. hij is niet onderworpen aan de bepalingen voor het weduwen- en weezenfonds voor de officieren van de landmacht in Nederlandsch-Indië; g. hij ontvangt na het geheel volbrengen van de tijdelijke dienstverbintenis eene gratificatie van ƒ2000, welke gratifi- catie wordt verhoogd met f 1000, en alzoo gebracht op f 3000, bij eventueele overgang in het vaste korps officieren van gezondheid van het Nederlandsch-Indische leger, overeenkomstig punt c hierboven; h. hij is verplicht tot onverwijlde terugstorting in 's lands kas van alle gelden, die wegens gratificatie en overtocht naar Nederlandsch-Indië van hem en zijn gezin aan hem of te zijnen behoeve zijn voldaan, wanneer hij—-anders dan wegens weibewezen ziels- of lichaamsgebreken (niet het gevolg van eigen moedwillige handelingen of ongeregeld gedrag) — van zijne tijdelijke verbintenis mocht worden ontheven, alvorens daaraan geheel te hebben voldaan; i. hij ontvangt, bijaldien hij wegens welbewezen ziels- of lichaamsgebreken, niet het gevolg van eigen moedwillige handelingen of ongeregeld gedrag, vóór het einde zijner tijdelijke verbintenis den dienst moet verlaten, van de sub g genoemde gratificatie ƒ 400 voor elk jaar of gedeelte daarvan, dat door hem van de meerbedoelde verbintenis zal zijn volbracht. VOORWAARDEN voor gouvernements-geneesheer op Curayao (Bekendmaking van den Minister van Koloniën van 6 Maart 1903.) In de kolonie Curaijao is op de eilanden Bonaire en Saba de betrekking van gouvernements-geneeskundige vacant. Aan uitzending uit Nederland naar Curagao voor ieder dier beide ambten zijn de volgende voordeelen verbonden: a. eene jaarwedde van ƒ2500, ingaande den dag van inscheping hier te lande naar de kolonie en f '200 voor fouragegelden, met het recht ook particuliere praktijk uit te oefenen; b. eene gratificatie voor uitrusting geljjkstaande aan het bedrag van twee maanden traktement; c. desverkiezende een voorschot ten bedrage van twee maanden traktement; d. overtocht van Amsterdam naar de kolonie, ten laste deikoloniale kas, als passagier der eerste klasse, per stoomschip van den Koninklijken West-Indischen Maildienst, c. q. ook voor het wettig gezin, overeenkomstig de bestaande bepalingen; e. aanspraak op pensioen, overeenkomstig de bestaande bepalingen, naar reden van ten hoogste twee derde gedeelten van het inkomen en c. q. voor de helft daarvan voor de eventueele weduwe of weezen. Belanghebbenden hebben zich te wenden tot het Departement van Koloniën, onder overlegging van: 1°. een bewijs van zedelijk gedrag, afgegeven door den burgemeester en wethouders hunner laatste woonplaats; 2°. een door den Commissaris der Koningin in de betrokken provincie afgegeven certificaat van voldoening aan de wet op de nationale militie, en 3°. liet diploma hunner bevoegdheid en, zoo mogelijk, nadere bewijzen van bekwaamheid. TEKST der wet van 1 Juni 1865 (S. 60), regelende de uitoefening der geneeskunst, gewijzigd bij de wetten van 23 April 1880 (S, 65), 15 April 1886 (8. 64) en 21 Juni 1901 (8. 157). Opnieuw gepubliceerd bij Kon. Besl. van 2 Juni 1903 (S. 148). § 1. Algemeene bepalingen. Art. 1. Uitoefening der geneeskunst, waaronder de wet het verleenen van genees-, heel-, of verloskundigen raad of bijstand als bedrijf verstaat, is alleen geoorloofd aan degenen, aan wie de bevoegdheid daartoe volgens de wet is toegekend. Art. 2. Wij behouden Ons voor aan vreemdelingen, deskundigen, die over en langs de grenzen van het Rijk wonen'), en bij heerschende ziekten ook aan ingezetenen, hoewel volgens de wet niet bevoegd, de uitoefening der geneeskunst onder bepaalde voorwaarden te vergunnen. Die vergunning kan ten allen tijde ingetrokken worden. Desgelijks behouden Wij Ons voor aan vreemdelingen, die, na afgelegd examen, het recht tot uitoefening der geneeskunst in haren geheelen omvang in een ander rijk verkregen hebben, onder bepaalde voorwaarden vergunning te geven tot die uitoefening op Nederlandsche zeeschepen, met uitzondering van oorlogsvaartuigen. Die vergunning kan ten allen tijde worden ingetrokken. Art. 3. Alleen de geneeskundige mag binuen de grenzen zijner bevoegdheid in het openbaar aankondigen, dat hij de geneeskunst uitoefent, of een titel voeren, die hem aan het publiek als geneeskundige aanwijst. § 2. Van de geneeskundigen en de vroedvrouwen. Art. 4. Alvorens de praktijk uit te oefenen, doen de geneeskundigen en vroedvrouwen hun bewijs van bevoegdheid viseren ') Zie Gen. Wetboek blz. 15 en 16. door den hoofdinspecteur van de volksgezondheid van het district, waarin zij zich met der woon vestigen. Bij de aanvraag tot het verleenen van dit visum moet het wettelijk bewijs van deze vestiging worden overgelegd. Zij geven, onder vertoon van het geviseerd bewijs van bevoegdheid, aan den burgemeester hunner woonplaats kennis van hunne vestiging als geneeskundige of vroedvrouw daar ter plaatse. Bij een tijdelijk verblijf ter uitoefening der praktijk vertoont de geneeskundige vooraf aan den burgemeester der gemeente zijn bewijs van bevoegdheid, geviseerd dooiden hoofdinspecteur van de volksgezondheid van het district, waarin hij met der woon is gevestigd. Art. 5. De geneeskundigen onderteekenen bij het overlijden van elk hunner lijders ten behoeve van den ambtenaar van den burgerlijken stand eene verklaring van dit overlijden, en doen daarbij naar hunne overtuiging, doch met inachtneming van den door hen afgelegden eed of belofte van geheimhouding, zoo nauwkeurig mogelijk opgave van de oorzaak van den dood '). Art. 6. Zij geven aan den hoofdinspecteur van hun district en aan burgemeester en wethouders hunner gemeente onverwijld, en uiterlijk binnen drie dagen, kennis, wanneer eene ziekte, waardoor de volksgezondheid bedreigd wordt, door hen is waargenomen. Art. 7. Zij geven binnen veertien dagen na den afloop eener verrigte vaccinatie, of der behandeling van eenen ljjder aan kinderpokken (variolae) het bewijs daarvan aan den belanghebbende af. Len duplicaat daarvan wordt door hen bewaard, en uiterlijk ééne maand na het einde van het jaar, waarin de verrigtin;* of behandeling, daarbij vermeld, plaats vond, aan het gemeentebestuur gezonden. Art. 8. Zij bepalen op het recept duidelijk den datum waarop ') Zie Suppl. III blz. 4 en IV blz. 15. het wordt voorgeschreven, de wjjze van gebruik van het middel, en parapheren of onderteekenen het recept. Art. 9, Het afleveren van geneesmiddelen is, behalve inde gevallen in dit artikel voorzien, verboden aan allen die geneeskunst uitoefenen, zelfs indien zij de bevoegdheid tot uitoefening der artsenijbereidkunst verkregen hebben. De geneeskundigen, die zich vestigen in plaatsen in welke geen apotheker gevestigd is, hebben, zoolang zij daar gevestigd blijven, de bevoegdheid tot het leveren van geneesmiddelen. Die bevoegdheid strekt zich ook uit tot andere plaatsen, in welke geen apotheker gevestigd is. In plaatsen, waar slechts ééne apotheek gevestigd is, kunnen Ged. Staten der provincie, den hoofdinspecteur gehoord, aan de geneeskundigen verlof geven geneesmiddelen te leveren. Zij, die van de bevoegdheid tot het leveren van geneesmiddelen gebruik maken, houden steeds schouwbaar voorhanden naauwkeurige maten, gewigten, balansen en de geneesmiddelen, voorkomende op eene lijst, door hen opgemaakt en door den inspecteur, krachtens de gezondheidswet belast met het toezigt op de handhaving der wettelijke bepalingen op de uitoefening der artsenij bereidkunst, voor gezien geteekend. üp deze lijst mogen niet ontbreken de geneesmiddelen, bij algemeenen maatregel van inwendig bestuur aan te wijzen '). Zij zorgen dat bij hunne afwezigheid de geneesmiddelen en de vergiften door den inspecteur nagezien en onderzocht kunnen worden. De geneesmiddelen mogen door geenen anderen dan door hen of door eenen hulp-apotheker of leerling-apotheker ter aflevering gereed gemaakt worden. Art. 10. De geneeskundigen, die de bevoegdheid tot het leveren van geneesmiddelen ingevolge de bepaling van het voorgaand artikel niet bezitten, mogen, bij geheime ziekten, de geneesmiddelen aan de zieken leveren, mits die middelen in den vorm, waarin zij gebruikt worden, aan hen zeiven door eenen apotheker afgeleverd en van diens zegel voorzien zijn. ') Zie Gen. Wetboek blz. 24. Art 11 Het is hun verboden met eenen apotheker regtstreeks of'zijdelings eene overeenkomst aan te gaan over het leveren van geneesmiddelen aan hunne «eken. Art 12 De geneeskundigen, die zich voor de dienst op schepen verbinden, doen bij het ondernemen van elke reis de bewijzen hunner bevoegdheid viseren door den hoofdinspec- tpnr vSiii het district. Zij worden niet op de monsterrol gebragt dan op vertoon dezer geviseerde bewijzen. Art 13 De geneeskundigen, die zich voor de dienst op schepen verbonden, hebben in een afgesloten gedeelte van het schip of in kisten, waarvan zij steeds den sleutel bij zich hebben, de geneesmiddelen en de werktuigen, vermeld op eene door hen opgemaakte en door den hoofdinspecteur goedgekeurde lijst. Art 14. De gezagvoerder, of die hem vervangt, maakt in zijn dagboek melding van de door den geneeskundige opzijn schip begane overtreding der voorgaande bepaling. Een daartoe betrekkelijk uittreksel uit zijn dagboek wordt door hem, bij aankomst ter plaatse van bestemming hier lande ingezonden aan den hoofdinspecteur van het district. Art 15. De vroedvrouwen zijn bevoegd tot het verleenen van verloskundigen bijstand of raad alleen bij ongestoord natuurlijk verloop der baring. In alle andere gevallen roepen zij de hulp in van een' tot de uitoefening der verloskunst b°By^ontstentenis va/dezen roepen zij den bijstand in van eenen anderen geneeskundige, desnoods van eene andere vroedvrouw, en in geval de vereischte kunstbewerking geen uitstel kan lijden, gaan zij zelve daartoe over. Daarbij is het gebruik van verloskundige werktuigen uitgesloten en de vroedvrouw verpligt tot kennisgeving aan den hoofdinspecteur binnen vier en twintig uren na afloop der verlossing. Art. 16. Zij zijn bevoegd tot liet zetten van lavementen en het aanwenden van den katheter bij barenden. Op voorschrift van een' geneeskundige mogen zij ook bij niet-barenden den katheter aanwenden, en lavementen en bloedzuigers zetten. Art 17. De vroedvrouwen geven aan de ambtenaren van het Staatstoezigt op de volksgezondheid alle door hen gevraagde inlichtingen omtrent de uitoefening harer kunst. § 3. Strafbepalingen. Art. 18. (Vervallen.) Art. 19. Overtreding van andere voorschriften dezer wet en het verzuim van kennisgeving aan den hoofdinspecteur binnen 24 uren door den geneeskundige van het verrigten eener kunstbewerking, waartoe hij niet dan in geval van nood bevoegd is, wordt gestraft met eene boete van ƒ 0.50 tot ƒ 200. Bij herhaling van dezelfde overtreding binnen twee jaren na de eerste veroordeeling kan de boete tot ƒ 500 gebragt of eene hechtenisstraf van een dag tot een jaar opgelegd worden. § 4. Overgangsbepalingen. Art. 20. De geneeskundigen, die bij de invoering dezer wet tot het leveren van geneesmiddelen bevoegd zijn, behouden die bevoegdheid zoolang zij in de plaats gevestigd blijven, waarin zij op dat tijdstip gevestigd waren. Art. 21. Allen, die bij invoering dezer wet bevoegd zijn de geneeskunst in haren geheelen omvang of gedeeltelijk uit te oefenen, zijn verpligt binnen zes maanden de bewijzen hunner bevoegdheid te laten viseren door den inspecteur der provincie, waarin zij inet der woon gevestigd zijn. Art. 22. De wetten van 12 Maart 1818 (S. 16), van 27 Maart 1838 (S. 10) en van 28 Junij 1816 (S. 32), de verordeningen ter uitvoering dier wetten en alle verdere verordeningen, in strijd met de bepalingen dezer wet, zijn ingetrokken. Art. 23. Deze wet treedt in werking vóór of op 1 Jan. 1866. TEKST der wet van 1 Juni 1865 (S. 61), regelende de uitoefening der artsenijbereidkunst, gewijzigd bij de wetten van 15 April 1886 (S. 64) en *21 Juni 1901 (S. 157). Opnieuw gepubliceerd bij Kon. Besl. van 2 Juni 1903 (S. 149). § 1. Alyemeene bepaling. Art. 1. Uitoefening der artsenijbereidkunst is het bereiden en tot geneeskundig doel afleveren van geneesmiddelen. Tot uitoefening der artsenijbereidkunst zijn alleen bevoegd: apothekers, hulp-apothekers en leerlingen-apothekers, onder de in art. 22 gestelde bepaling, en die geneeskundigen aan wie dit toegestaan is. § 2. Van de apothekers. Art. 2. Alvorens de artsenijbereidkunst uit te oefenen doen de apothekers hun bewijs van bevoegdheid viseren door den hoofdinspecteur van de volksgezondheid van het district, waarin zij zich met der woon vestigen. Bij de aanvraag tot verleening van dit visum moet het wettelijk bewijs van deze vestiging worden overgelegd. Zij geven, onder vertoon van het geviseerd bewijs van bevoegdheid, aan den burgemeester hunner woonplaats kennis van hunne vestiging als apotheker daar ter plaatse. Art. 3. De apotheker mag niet meer dan ééne apotheek hebben. Hij oefent zijn beroep niet anders uit dan in een uitsluitend daartoe bestemd, bij dag steeds toegankelijk, gedeelte van een huis, dat ook des nachts door hem of door eenen hulpapotheker bewoond is. Art. 4. In elke apotheek moeten voorhanden zijn nauwkeurige maten, gewigten en balansen, een exemplaar van de Nederlandsche pharmacopoea en de geneesmiddelen, welke en zoo als die daarin zijn aangegeven. De inspecteur, krachtens de Gezondheidswet belast met het toezigt op de handhaving der wettelijke bepalingen op de uitoefening der artsenijbereidkunst beoordeelt, of van elk geneesmiddel eene genoegzame hoeveelheid aanwezig zij. Bij verschil van meening met den apotheker of den geneeskundige die apotheek houdt, beslist de hoofdinspecteur. Binnen den door den inspecteur of den hoofdinspecteur gestelden termijn moet het ontbrekende in den voorraad zijn aangevuld. Art. 5. De apothekers, uitsluitend voor instellingen van ziekenzorge of voor andere gestichten van liefdadigheid werkzaam , behoeven geene andere geneesmiddelen in voorraad en schouwbaar voorhanden te hebben, dan die op eene door den geneesheer van de instelling of het gesticht opgemaakte en door den inspecteur voor gezien geteekende lijst voorkomen. Daarop is art. 9, 4de alin. van de wet, regelende de uitoefening der geneeskunst, toepasselijk. Art. 6. Elk geneesmiddel wordt bewaard in een daartoe geschikt voorwerp, hetwelk den officieelen en meest gebruikelijken officinalen naam van het middel duidelijk leesbaar tot opschrift heeft. Bij geneesmiddelen, in de phannacopoea niet vermeld, wjjst het opschrift aan, naar welk voorschrift zij bereid zijn. Art. 7. De vergiften, bij openbare bekendmaking aan te wjjzen door Onzen Minister van B. Z., na eene commissie van deskundigen te hebben gehoord, worden in eene of meer gesloten kasten bewaard '). De sleutel daarvan berust bij den apotheker of den hulpapotheker. De vergiften, in de Nederlandsche phannacopoea niet opgenoemd, welke de apotheker voorhanden heeft, worden indezelfde kast of kasten bewaard. ') Zie Gen. Wetboek blz. 29. V. 2 Art. 8. De apotheker levert op recept geen geneesmiddelen af. dan nauwkeurig volgens het recept en van deugdelijke bestanddeelen bereid. Vermoedt hij in een recept eene welligt schadelijke vergissing, dan geeft hij daarvan terstond mondeling of schriftelijk kennis aan den geneeskundige, die het voorschreef. Is deze afwezig, dan stelt hij de levering uit, met onmiddelljjke kennisgeving daarvan aan dien geneeskundige. Art. 9. De apotheker mag geene geneesmiddelen afleveren dan op recept of die met bepaalde aanduiding van het verlangd geneesmiddel gevraagd worden. Art. 10. De apotheker zorgt, dat aan of op elk voorwerp, waarin hij een geneesmiddel op recept aflevert, een papier gehecht zij, waarop de naam van den zieke staat, of, des verlangd, een cijfer tot vervanging daarvan, de bepaald omschreven wijze van gebruik, de dag der aflevering en zijn naam. Die opschriften worden bij geneesmiddelen tot inwendig gebruik op ongekleurd, bij die tot uitwendig gebruik op blaauw papier gesteld. Art. 11. De apothekers liasseren de hun aangeboden en bereide recepten naar volgorde der bereiding, en bewaren die aldus gedurende twintig jaren. Bij overgang van de apotheek op eenen anderen apotheker gaan ook de recepten op dezen over; bij opheffing der apotheek worden zij door de naaste belanghebbenden aan den inspecteur overgegeven. Art. 12. Zij mogen de recepten aan niemand ter inzage, noch afschrift daarvan geven, dan aan den geneeskundige, die ze voorschreef, of die den zieke behandelt, aan dezen zelf, en aan de regterlijke ambtenaren of de ambtenaren van het Staatstoezigt op de volksgezondheid, met het onderzoek van die recepten belast. Zij geven een nauwkeurig, onderteekend afschrift van die recepten, wanneer dit door bovengenoemden gevraagd wordt. Art. 13. De apothekers leveren geene vergiftige zelfstandigheden af, dan op het voorschrift van eenen geneeskundige, of aan apothekers , aan geneeskundigen tot liet leveren van geneesmiddelen bevoegd , aan veeartsen, of op schriftelijke en onderteekende aanvraag, met opgave van liet doel waartoe de vergiftige zelfstandigheden dienen moeten, aan andere, doch bij hen bekende personen. l)e vergiftige zelfstandigheid, niet door een' geneeskundige voorgeschreven, wordt afgeleverd in een verzegeld voorwerp, waarop, nevens den naam, het woord vergift duidelijk staat uitgedrukt. Art. 14. De apothekers schrijven zonder uitstel in een register elke aflevering van vergiften, met vermelding van den dag waarop, en van den persoon aan wien de aflevering is gedaan. Deze bepaling is niet toepasselijk op de afleveringen op voorschrift van eenen geneeskundige. Zij liasseren de in het vorig artikel bedoelde schriftelijke aanvragen, afgescheiden van de voorschriften der geneeskundigen , en bewaren die gedurende twintig jaren. Het tweede lid van art. 11 is hier van toepassing. Art. 15. Het is den apotheker verboden met eenen geneeskundige , regtstreeks of zijdelings, eenige overeenkomst betreffende het leveren van geneesmiddelen aan te gaan. Art. 16. De apotheker geeft aan de ambtenaren van het Staatstoezigt op de volksgezondheid alle door hen, tot handhaving der geneeskundige wetten en verordeningen, met betrekking tot zijne apotheek gevraagde inlichtingen. Art. 17. De apotheker geeft, wanneer het door een der in art. 12 genoemde personen verlangd wordt, eene gespecificeerde rekening der geleverde geneesmiddelen. Art. 18. Den apotheker kan vergund worden de apotheek van een' afwezigen, zieken of overleden apotheker tijdelijk te gelijk met de zijne waar te nemen. De daartoe noodige schrifteljjke vergunning van den inspecteur, die beoordeelt of daarvoor voldoende reden bestaan, moet alle drie maanden op nieuw worden aangevraagd. Met gelijke, doch jaarlijks te vernieuwen vergunning, mag hij tevens de apotheek van een gesticht van liefdadigheid, waarin geen apotheker is, waarnemen. Hij is alsdan verantwoordelijk voor hetgeen in die apotheken aanwezig is, en voor de bereiding der geneesmiddelen. Art. 19. De apotheek van eenen afwezigen, zieken, of overleden apotheker mag waargenomen worden door eenen niet gevestigden apotheker, nadat het bewijs zijner bevoegdheid door den hoofdinspecteur zal geviseerd zijn. De waarnemende apotheker is verantwoordelijk voor hetgeen in de apotheek aanwezig is, en voor de bereiding der geneesmiddelen. Art. 20. Wanneer bij overlijden van eenen apotheker niet voorzien is in de waarneming van de apotheek, wordt de sleutel der vergiftkast binnen 24 uren door de erfgenamen of den bewindvoerder, of bij ontstentenis van dezen door de huisgenooten, ter hand gesteld aan den burgemeester der gemeente. Zoodra iemand met de waarneming is belast, wordt dezen de sleutel ter hand gesteld. Art. 21. Ten aanzien van geneeskundigen, bevoegd tot het afleveren van geneesmiddelen, gelden art. 4 alinea 1 en 2, behoudens de bepaling van het 4de lid Van art. 9 der wet, regelende de uitoefening der geneeskunst, de artt. 6 tot en met 8, 10 tot en met 14, 16 tot en met 20, 24, 25, 26,31 en 32. § 3. Van de hulp-apothekers en de leerlingen-apothekers. Art. 22. De hulp-apotheker en de leerling-apotheker mogen alleen onder toezigt van eenen apotheker of van eenen geneeskundige, bevoegd tot het leveren van geneesmiddelen, in eene apotheek werkzaam zijn. De hulp-apotheker moet het bewijs zijner bevoegdheid laten viseren door den hoofdinspecteur. Wanneer een hulp-apotheker of een leerling-apotheker in eene apotheek aangenomen of daaruit ontslagen is, geeft de apotheker of de geneeskundige daarvan terstond kennis aan den hoofdinspecteur. Art. 23. De hulp-apotheker en de leerling-apotheker zijn aansprakelijk voor de door hen begane overtredingen dezer wet. Evenwel blijft do apothdker of geneeskundige ook in die gevallen verantwoordelijk voor hetgeen in zjjne apotheek tegen deze wet geschiedt, zoo eenige schuld of nalatigheid van zijne zijde tot de overtreding aanleiding gegeven of bijgedragen heeft. § 4. Van het toezigt op de apotheken. Art. 24. Alle apotheken, de militaire en die in de gevangenissen uitgezonderd, de werk- en bergplaatsen der apothekers, hunne pharmaceutische toestellen, de maten, balansen en gewigten en hunne geneesmiddelen worden op onbepaalde tijden onderzocht door den inspecteur. De maten, balansen en gewigten kunnen door den arrondissementsijker onderzocht worden. Art. 25. De apotheken zijn van des morgens 7 tot des avonds 9 uur toegankelijk voor den hoofdinspecteur en den inspecteur. De apothekers zorgen, dat het onderzoek, in het vorig artikel bedoeld, ook bij hunne afwezigheid plaats kunne hebben. Art. 26. Worden bij het onderzoek geneesmiddelen, die voorhanden moeten zijn, niet deugdelijk of niet aanwezig gevonden, dan maakt de inspecteur daarvan proces-verbaal op. Door hem wordt de tijd bepaald, binnen welken deugdelijke geneesmiddelen voor niet deugdelijke of ontbrekende moeten voorhanden zijn. Wanneer de apotheker de ondeugdelijkheid niet erkent, kan hij in beroep komen bij den hoofdinspecteur, aan wien de afgekeurde middelen, door den apotheker en den inspecteur verzegeld, met de noodige bescheiden worden toegezonden. Wordt de staat der apotheek onvoldoende bevonden, zoodat eene hervisitatie noodig wordt geoordeeld, dan ontvangt de apotheker hiervan berigt van den hoofdinspecteur. Art. 27. Degene, die eenen geneeskundige op een koopvaardijschip aanstelt, laat de voor elke reis bestemde geneesmiddelen en heelkundige werktuigen keuren door of vanwege den hoofdinspecteur. Hij doet het verzoek tot die keuring aan den inspecteur minstens vijf dagen vóór het vertrek van het schip, onder overlegging van de lijst, bedoeld in art. 18 van de wet, regelende de uitoefening der geneeskunst. De genoemde geneesmiddelen en werktuigen moeten vervat zijn in eene of meer gesloten kisten. Wanneer zij deugdeljjk bevonden worden, verzegelt degene, die het onderzoek verrichtte, de kist of de kisten, waarin zij vervat zijn en geeft hjj een schriftelijk bewijs van goedkeuring af aan dengene, die de aanvraag tot het onderzoek deed. Dit schriftelijk bewijs moet door den gezagvoerder, of dengene die hem vervangt, bij de monstering vertoond worden. Bij het ontbreken of niet deugdelijk bevinden van een of meer geneesmiddelen of werktuigen wordt de voorraad niet goedgekeurd, tenzij de niet deugdelijke door deugdelijke vervangen zijn of in het ontbrekende voorzien zij. Art. 28. De geneeskundigen, tot het leveren van geneesmiddelen bevoegd, en de apothekers, uitsluitend voor instellingen van ziekenzorge of voor andere gestichten van liefdadigheid werkzaam, leggen bij het onderzoek de door den inspecteur voor gezien geteekende lijst over der geneesmiddelen, welke zjj voorhanden moeten hebben. § 5. Van het verkoopen van geneesmiddelen. Art. 29. Bij het verkoopen in het openbaar van eene apotheek mogen de vergiftige zelfstandigheden alleen worden verkocht aan apothekers, aan geneeskundigen, tot het leveren van geneesmiddelen bevoegd, en aan veeartsen. De verkoop geschiedt niet dan na minstens 5 dagen voorafgegane schriftelijke kennisgeving aan den inspecteur. Art. 30. Behalve door de apothekers en door de geneeskundigen , tot het afleveren van geneesmiddelen bevoegd, mogen de geneesmiddelen, door Onzen Minister van B. Z., eene commissie van deskundigen gehoord, aan te wjjzen, niet worden verkocht beneden de hoeveelheid, daarbij voor elk dier middelen te bepalen '). § 6. Strafbepalingen. Art. 31. Elke overtreding van de voorschriften dezer wet, behalve die van art. 1, die van art. 12, tweede lid, voor zoover afschriften door regterlijke ambtenaren of ambtenaren van het Staatstoezigt op de volksgezondheid gevraagd worden, die van art. 19 en die van art. 25, wordt gestraft met eene boete van f 0,50 tot f 200. In geval van herhaling derzelfde overtreding binnen twee jaren na de eerste veroordeeling, kan de boete tot f 500 gebragt of eene hechtenisstraf opgelegd worden voor den tijd van een dag tot één jaar. Art. 32. Voor elk geneesmiddel, dat bij het onderzoek volgens artt. 26 en 27 ondeugdelijk wordt bevonden, en voor elk geneesmiddel, dat volgens art. 4 van deze wet en art. 9 van de wet, regelende de uitoefening der geneeskunst, voorhanden moet zjjn, doch ontbreekt, wordt eene boete van ten hoogste f 3 opgelegd. Wanneer, bij hervisitatie, het ontbrekende niet is aangevuld , of de niet deugdelijke geneesmiddelen niet door deugdelijke zijn vervangen, wordt deze boete verdubbeld. Wanneer bij een derde onderzoek, onder inachtneming van het bepaalde in het tweede lid van art. 26, de toestand der apotheek nog onvoldoende wordt bevonden, wordt de apotheker gestraft met eene boete van f 0,50 tot f 600, of eene hechtenisstraf voor den tijd van een dag tot een jaar. Art. 33. Bij overtreding van art. 29, eerste lid, worden de ten verkoop aangeboden giftige zelfstandigheden in beslag genomen en verbeurd verklaard. § 7. Overgangsbepalingen. Art. 34. Zij, die uiterlijk vier maanden vóór het invoeren ') Zie Gen. Wetboek blz. 30. dezer wet als apothekers of droogisten zijn toegelaten, behouden de bevoegdheid, die zij bij het invoeren dezer wet hadden, doch zijn aan de bepalingen dezer wet, zoover die daarmede niet in strijd zijn, onderworpen. Zij, die uiterlijk vier maanden vóór liet invoeren dezer wet als winkelbedienden of leerlingen van apothekers bij de commissie van geneeskundig toevoorzigt, waarbij het behoort, zijn erkend en ingeschreven, en als zoodanig in eene apotheek zijn aangenomen, kunnen hunne tegenwoordige diensten in de apotheken blijven bewijzen. Vergunning tot afwijking van art. 3, alin. 2, betreffende de inrigting der bij de invoering dezer wet bestaande apotheken, kan door den inspecteur, op advies van den geneeskundigen raad, worden verleend. Art. 35. Zij, die bij de invoering dezer wet den rang bezitten van militairen apotheker, zijn bevoegd tot uitoefening der artsenijbereidkunst in militaire apotheken. Art. 36. De wetten van 12 Maart 1818 (S. 16), van 27 Maart 1838 (S. 10), de verordeningen ter uitvoering dier wetten, de wet van 12 Juljj 1821 (S. 7), de besluiten van 15 Julij 1818 (S. 31), van 10 Oct. 1824 (S. 58) en van 28 April 1821 (S. 2) en alle verdere verordeningen, in strijd met de bepalingen dezer wet, zjjn ingetrokken. Art. 37. Deze wet treedt in werking vóór of op 1 Jan. 1866. TEKST der wet van 4 Dec. 1872 (S. 134), tot voorziening tegen besmettelijke' ziekten, gewijzigd bij de wetten van 8 Dec. 1874 (S. 188), 28 Maart 1877 (5. 36), 15 April 1886 (S. 64), 8 April 1893 (S. 64), 21 Juli 1899 (S. 166) en 21 Juni 1901 (S. 157). Opnieuw gepubliceerd bij Kon. Besl. van 2 Juni 1903 (S. 150). Art. 1. De besmettelijke ziekten, waarop deze wet van toepassing is, zijn: a. Aziatische cholera; b. typhus en' febris typhoïdea; c. pokken (variolae en varioloïdes); d. roodvonk; e. diphtheritis; f. dysenterie; g. pest. Een algemeene maatregel van inwendig bestuur kan deze wet geheel of gedeeltelijk ook op andere ziekten voor een bepaalden tijd in aan te wijzen gemeenten, in deelen van het Rijk of het geheele Rijk, van toepassing verklaren. Die maatregel is niet langer verbindbaar dan gedurende een jaar na zijne afkondiging, tenzij hij binnen dat tijdperk door de wet bekrachtigd zij. Art. 2. De burgemeester is bevoegd, na ingewonnen advies van een geneeskundige, lijders aan een besmettelijke ziekte, die zich in slaapsteden of logementen bevinden, naar eene openbare inrigting of andere verblijfplaats ter verpleging te doen overbrengen, wanneer de toestand van den lijder overeenkomstig de verklaring van den geneeskundige zulks gedoogt. De kosten van de overbrenging worden, des noodig, ten laste van de gemeente gebragt. Art. 3. De burgemeester is bevoegd in de in het vorige artikel genoemde slaapsteden of logementen maatregelen tot ontsmetting en, na ingewonnen advies van den inspecteur, krachtens de gezondheidswet belast met het toezigt op de handhaving van de wettelijke bepalingen betreffende besmettelijke ziekten, ook andere maatregelen ter voorkoming van verspreiding der ziekte voor te schrijven en, zoo noodig, te doen uitvoeren. Bij verzet tegen de volgens dit en het voorgaande artikel te nemen maatregelen, wordt de slaapstede of het logement door den burgemeester, na ingewonnen advies van den inspecteur, gedurende een door hem te bepalen tijd gesloten verklaard. Art. 4. De burgemeester is bevoegd, na ingewonnen advies van den ambtenaar, in het vorig artikel vermeld, of van een in de gemeente praktiserend geneeskundige, huizen, keeten en vaartuigen, die brandpunten van besmetting zjju of dreigen te worden, geheel of gedeeltelijk ten koste van de gemeente te doen reinigen en ontsmetten. Art. 5. De burgemeester is bevoegd besmette of van besmetting verdachte voorwerpen ten koste van de gemeente te doen ontsmetten, of na voorafgaande onteigening te doen vernietigen. In zijn daartoe te nemen besluit worden de goederen, die onteigend moeten worden, met opnoeming van de namen der eigenaars, aangewezen, en wordt daarin wijders melding gemaakt van de schriftelijke verklaring van een geneeskundige, waaruit van de noodzakelijkheid der onteigening bljjkt. Het besluit wordt op de gebruikelijke wijze ter openbare kennis gebragt. De in het besluit ter onteigening aangewezen goederen worden door den burgemeester onmiddellijk in beslag genomen. Artt. 70, 71 en 72 van de wet van 28 Aug. 1851 (.S'. 125) zijn op deze onteigening toepasselijk. Art. 6. Bij het verschijnen of dreigen van besmettelijke ziekten kunnen burgemeester en wethouders ten koste van de gemeente verzamelingen van mest en ander vuil, waar die zich ook bevinden, doen opruimen of onschadelijk maken, goten en slooten doen reinigen en andere voorzieningen tot bevordering der openbare reinheid treffen. Dit geschiedt niet dan nadat hij, dien het aangaat, in de gelegenheid is gesteld, binnen een door hen te bepalen tijd, daarin op eigen kosten te voorzien. Art. 7. In iedere gemeente, waar dit door Ged. Staten der provincie wordt bepaald, is het gemeentebestuur verpligt eene gelegenheid tot afzondering en verpleging van lijders aan besmettelijke ziekten in te rigten. Zij bevelen tevens of die inrigting van tjjdelijken dan wel duurzamen aard zal zijn. Besturen van nabij elkander gelegen gemeenten kunnen zich omtrent die inrigting, volgens artt. 121 en 122 der gemeentewet, met elkander verstaan. Art. 8. Het is verboden, lijders aan eene besmettelijke ziekte te vervoeren of te doen vervoeren, behalve in de gevallen in deze wet aangewezen; zich, daaraan lijdende, naar eene andere plaats te begeven; voorwerpen, die in aanraking waren met lijders of overledenen aan een besmettelijke ziekte of daarvan afkomstig, te vervoeren, te doen vervoeren, ten geschenke of in gebruik te geven of te doen geven, te nemen of te doen nemen, tenzij na ontsmetting volgens art. 25; door onvoorzichtigheid of achteloosheid gevaar van besmetting, dat voorzien kon worden, voor anderen te doen ontstaan. Art. 9. Vervoer van lijders aan een besmettelijke ziekte naar een ziekenhuis of naar hunne woning is geoorloofd volgens de daarvoor bij plaatselijke verordening te stellen voorschriften. In bijzondere gevallen kan vervoer van lijders aan eene besmettelijke ziekte door den burgemeester worden toegestaan onder door hem te geven voorschriften. Dit vervoer met gebruik van openbare vervoermiddelen is verboden. Voer- ot vaartuigen, waarmede het vervoer heeft plaats gehad, moeten onmiddelljjk daarna door de zorg en ten koste van den eigenaar worden ontsmet. Indien liet vervoer naar oen andere gemeente geschiedt, geeft de burgemeester der gemeente van vertrek onmiddellijk aan den burgemeester der gemeente van bestemming kennis van de verleende vergunning en van de daartoe gegeven voorschriften. Vervoer van voorwerpen, naar de plaats van ontsmetting bestemd, is, met inachtneming van de door den burgemeester te geven voorschriften, geoorloofd. Art. 10. Onverminderd de wettelijke bepalingen tot wering van besmetting door uit zee aankomende schepen'), zijn schippers van vaartuigen, waarin zich een lijder aan een der ingevolge art. 1 dezer wet als besmettelijk aangeduide ziekten bevindt, of waarin iemand in de laatste 14 dagen aan een dier ziekten geleden heeft of gestorven is, gehouden vóór of bij het binnenvaren van een gemeente, waar zij willen vertoeven of aanleggen, kennis van bovengenoemde omstandigheden te geven aan den burgemeester. Zij zijn verpligt met hun vaartuig de door hem aan te wijzen ligplaats in te nemen en aldaar zonder gemeenschap met den wal of met andere vaartuigen te blijven, totdat ontsmetting overeenkomstig art. 25 heeft plaats gehad. Het verbod van gemeenschap met den vasten wal of met andere vaartuigen brengt mede, dat geen der opvarenden het vaartuig mag verlaten en dat niemand zich aan boord daarvan mag begeven, met uitzondering van den loods, de geneeskundigen met het gezondheidsonderzoek en de personen met de ontsmetting belast, en van de geneeskundigen of geestelijken, belast met het verleenen van geneeskundige of geestelijke hulp aan de lijders, en van de Rijksambtenaren der belastingen tot uitoefening hunner functiën, alsmede van ambtenaren van justitie en politie, wanneer hunne ambtsverrigtingen dit vereischen; dat geen goederen gelost mogen worden en geen andere goederen aan boord gebragt mogen worden, dan die, welke voor het levensonderhoud der opvarenden of ter verpleging der lijders noodig zijn, met bepaling dat de personen, met het overbrengen belast, zich niet aan ') Zie Gen. Wetboek blz. 171. boord mogen begeven De kleederen van de personen, die krachtens de vorige zinsnede aan boord worden toegelaten, worden onmiddellijk na het verlaten van het schip op de krachtens art. 25 voorgeschreven wijze ontsmet. Zij , die zich in strijd met het verbod van gemeenschap aan boord hebben begeven, worden onder de opvarenden gerekend en zijn aan dezelfde bepalingen als deze onderworpen, onverminderd de straffen tegen de gepleegde overtreding bedreigd. Art. 11. Overledenen aan Aziatische cholera, typhus of febris typhoïdea, pokken , roodvonk, diphtheritis, dysenterie of pest mogen niet worden vervoerd naar andere dan de voor de ingezetenen der gemeente gebruikelijke, algemeene of bijzondere begraafplaatsen. Het vervoer mag niet plaats hebben in voer- of vaartuigen voor levenden bestemd en moet langs den kortsten weg geschieden. Art. 11 der wet van 10 April 1869 (S. 65) blijft van toepassing '). Art 12. Bij elke begraafplaats wordt uiterljjk binnen een jaar na het in werking treden dezer wet, een lokaal ingerigt voor tijdelijke bewaring van overledenen aan eene besmettelijke ziekte. Bij verzuim wordt, zoo het eene algemeene begraafplaats is, door de zorg van Onzen Commissaris in de provincie, ten koste van de gemeente, en zoo het eene bijzondere begraafplaats is, door de zorg van burgemeester en wethouders, ten koste van hen aan wie die behoort, ten spoedigste zoodanig lokaal ingerigt. Art. 13. Onverminderd art. 6 der wet van 10 April 1869 (S. 65)'), kan de burgemeester, indien de zorg voor de gezondheid van de bewoners van het sterfhuis of van de bevolking dit vereischt, des noodig ten koste van de gemeente, onmiddellijk vervoer naar het ljjkenhuis gelasten van overledenen aan eene besmetteljjke ziekte. ') Zie Gen. Wetboek blz. 144. Art. 14. Bewoners van huizen of vaartuigen, waarin eene besmettelijke ziekte voorkwam , mogen geen scholen bezoeken, dan na verloop van 8 dagen nadat de ziekte, volgens schriftelijke verklaring van eenen geneeskundige, uit die huizen of vaartuigen geweken is. Het verbod wordt opgeheven, zoodra ontsmetting overeenkomstig art. 25 dezer wet heeft plaats gehad. Art. 15. Hoofden of bestuurders van de in het vorig artikel genoemde inrigtingen mogen de daarbij vermelde personen , zoolang het verbod duurt, niet tot die inrigtingen toelaten. Art. 16. Onverminderd de kennisgeving aan den hoofdinspecteur in art. 6 der wet van 1 Juni 1865 (S. 60) voorgeschreven ), geeft de geneeskundige, die een lijder aan Aziatische cholera, pokken of pest waarneemt, daarvan binnen 24 uren kennis aan den burgemeester van de gemeente, waarin de zieke is aangetroffen. De burgemeester zendt van die kennisgeving onverwijld een afschrift aan den inspecteur. Art. 17. Onderwijzers, onderwijzeressen of leerlingen, die niet, blijkens verklaring van een geneeskundige, met goed gevolg of meer dan eens de inenting der koepokken hebben ondergaan, of aan de natuurlijke kinderpokken (variolae) hebben geleden, worden in de scholen niet toegelaten. De vorm, de plaats, de wijze van inlevering, bewaringen teruggave dier verklaringen worden bij algemeenen maatregel van inwendig bestuur geregeld '). Art. 18. In elke gemeente wordt door de zorg van het gemeentebestuur minstens eenmaal in elke drie maanden gelegenheid gegeven tot kostelooze inenting en herinenting. Die gelegenheid wordt minstens eenmaal s maauds gegeven, wanneer Onze Minister van B. Z. ter algemeene kennis heeft gebragt, dat de pokken in eenig deel van het Rijk epidemisch ') Zie dit Supplement blz. 12. 5) Zie Gen. Wetboek blz 158. verbreid zijn en minstens eenmaal 's weeks, wanneer in de gemeente pokken voorkomen. Tijd en plaats voor de inenting wordt bij openbare aankondiging ter algemeene kennis gebragt. Tot het verleenen van subsidien ter tegemoetkoming in de kosten van inrigtingen, welke bevordering dier kunstbewerking ten doel hebben '), wordt jaarlijks eene som op de Staatsbegrooting uitgetrokken. Art. 19. Het hoofd van een gezin , de houder of houderes van eene slaapstede of een logement, de schipper van een in eene gemeente vertoevend vaartuig, de bestuurders van gestichten van weldadigheid in artt. 1 en 2 der wet van 28 Juni 1854 (S. 100) vernield, van gevangenissen, van Rijksopvoedingsgestichten, van Rijkswerkinrigtingen , van bedelaarsen krankzinnigengestichten geven, wanneer daarin eene besmettelijke ziekte voorkomt, hiervan binnen 24 uren, nadat hun het feit ter kennis is gekomen, mededeeling aan den burgemeester. Gelijk voorschrift geldt voor de kommandanten van legercorpsen of oorlogsschepen in havens, voor de onder hun toezigt staande kazernen, schepen of andere lokalen. Art. 20. Huizen en vaartuigen , waarin een besmettelijke ziekte voorkomt, worden onmiddellijk en uiterlijk binnen 24 uren na de aangifte, door de zorg van den burgemeester, ten koste der gemeente, voorzien van een van buiten duidelijk zigtbaar kenmerk , zoo noodig van meer dan één, de woorden, „besmettelijke ziekte" en den naam der ziekte vermeldende. Het kenmerk moet aldaar verblijven, totdat door eene verklaring van eenen geneeskundige is gebleken, dat het gevaar van besmetting geweken is. Art. 21. Zoodra de epidemische verschijning van eene besmettelijke ziekte in eene gemeente den inspecteur is gebleken, geeft deze daarvan kennis aan den burgemeester, welke daarop bij openbare aankondiging bekend maakt, dat die ziekte in de gemeente epidemisch voorkomt. ') Zie Qen. Wetboek blz. 161. Van dit tijdstip af, maakt de burgemeester wekelijks, de week gerekend van Maandag tot en met Zondag, het aantal der aangegeven aangetasten en dat der aan de ziekte overledenen bekend. Art. 22. Wanneer Aziatische cholera, pokken, roodvonk of pest in eene gemeente epidemisch zijn waargenomen, worden aldaar geene kermissen noch jaarmarkten gehouden. Zij worden in dat geval van gemeentewege geschorst. Art. 23. Bij epidemische verspreiding van besmettelijke ziekten kan het houden van kermissen en jaarmarkten, waar ze niet van gemeentewege geschorst zijn, door Ons verboden worden in aan te wijzen gemeenten, in deelen van het Rijk of het geheele Rijk. Art. 24. Wanneer in eene gemeente Aziatische cholera of pest voorkomt, maakt de burgemeester, onverminderd het bepaalde in het 2de Hd Van art. 21, dit onmiddellijk aan de ingezetenen bekend. Vervolgens maakt hij dagelijks bekend, hoeveel personen in de verloopen 24 uren als aan de ziekte overleden zijn aangegeven. Art. 25. De regelen omtrent het verbranden of op andere wijze vernietigen van voorwerpen, volgens deze wet onteigend, het ontsmetten van besmette en van de bij art. 8 genoemde voorwerpen, de ontsmetting van gebouwen, voer- of vaartuigen en de onschadelijkmaking van mestvaalten en andere verzamelingen van vuil, de inrigting en plaatsing van het in art. 20 vermelde kenmerk, worden door Ons bij algemeenen maatregel van inwendig bestuur vastgesteld '). Art. 26. Van hetgeen door hem krachtens deze wet is verrigt geeft de burgemeester onmiddellijk berigt aan den inspecteur. Indien den inspecteur bljjkt, dat door den burgemeester van ') Zie Gen. Wetboek blz. 162, 183. eene tot zijnen dienstkring behoorende gemeente geen of geen voldoend gebruik wordt gemaakt van de hem bij deze wet toegekende bevoegdheid tot het nemen van maatregelen of het verordenen van voorschriften, geeft hij daarvan, met aanhaling van dit wetsartikel, aan dien burgemeester schriftelijk kennis, met opgave van de door hem noodzakelijk geachte maatregelen of voorschriften en van den termijn, binnen welken die maatregelen of voorschriften naar zijne meening behooren te zijn genomen of verordend. Te gelijker tijd zendt de inspecteur een afschrift van deze kennisgeving aan den Commissaris der Koningin in de provincie. Zoo spoedig mogelijk, uiterlijk terstond na afloop van den termijn, door den inspecteur in zijne kennisgeving genoemd, is de burgemeester verplicht aan den Commissaris der Koningin schriftelijk kennis te geven, dat aan het advies van den inspecteur is gevolg gegeven, of, zoo niet, welke bezwaren het nemen of verordenen van de door dien ambtenaar noodzakelijk geachte maatregelem of voorschriften hebben belet. Van deze kennisgeving zendt de burgemeester te gelijker tijd een afschrift aan den inspecteur. Art. 27. Bij het verschijnen van besmettelijke ziekten zijn de leden en de buitengewone leden van den centralen gezondheidsraad in het geheele Rijk, de inspecteurs en de leden van de gezondheidscommissiën binnen hun ambtsgebied bevoegd de woningen der ingezetenen binnen te treden. Wanneer in het in het eerste lid van dit artikel omschreven geval eene woning moet worden binnengetreden tegen den wil van den bewoner, kan de aldaar bedoelde bevoegdheid slechts worden uitgeoefend op vertoon van eenen schriftelijken bijzonderen of algemeenen last van den kantonregter of van den burgemeester en in bijzijn van den kantonregter, den burgemeester , eenen wethouder der gemeente of eenen commissaris van politie. Van dit binnentreden en van de redenen die daartoe geleid hebben, wordt door dengene, die deze handeling heeft ver- > procesverbaal opgemaakt en binnen tweemaal 24 uren aan den ingezetene wiens woning is binnengetreden, in afschrift medegedeeld. V- 3 De in het tweede lid van dit artikel bedoelde laat houdt in voor hoe landen tijd hij geldig is en mag niet tusschen zonsondergang en zonsopgang worden uitgevoerd, tenzij hij inhoudt, dat de uitvoering daarvan te allen tijde mag plaats hebben. De bepaling, dat de uitvoering te allen tijde mag plaats hebben, kan alleen in een bijzonderen last worden opgenomen. Art. 28. De burgemeester, alleen of vergezeld van de door hem daartoe noodig gekeurde en aangewezen personen, is bevoegd de woningen der ingezetenen huns ondanks tusschen zonsop- en ondergang binnen te treden, ter uitvoering van de bepalingen dezer wet of van de krachtens deze wet uitgevaardigde besluiten. Art. 29. Provinciale of gemeentebesturen behouden de bevoegdheid tot het vaststellen van reglementen of verordeningen tot voorkoming, wering of beteugeling van besmettelijke ziekten , voor zoover zij niet in strijd zijn met de bepalingen dezer wet. Strafbepalingen. Art. 30 Met eene boete van f 0.50 tot ƒ 25 of met hechtenis van één tot drie dagen wordt gestraft: 1°. (Vervallen.) 2°. overtreding van artt. 11, lste en 2de lid, 14, 15, 16 en 17. Wegens het in de school zenden van kinderen in de gevallen, voorzien bij artt. 14 en 17, zijn de ouders of voogden dier kinderen strafbaar. Wegens overtreding van art. 17 zijn verder strafbaar de hoofden of de bestuurders der scholen, die de onderwijzers of onderwijzeressen hebben toegelaten, en de onderwijzers en onderwijzeressen zeiven, die onderwijs op de school hebben gegeven; 3°. overtreding van artt 8 en 9, 4de lid, indien de overtreder met den aard van de ziekte bekend was. Art. 31. Met eene boete van f 0,50 tot ƒ100 of met hechtenis van één dag tot eene maand wordt gestraft: 1°. (Vervallen.) 2°. overtreding van artt. 9, 3de lid, 10, 11. 2de lid, indien de overtreder met den aard van de ziekte bekend was, en van art. 19; 3°. (Vervallen.) Art. 32. (Vervallen.) Art. 33. (Vervallen.) Slotbepaling. Art. 34. Deze wet treedt in werking vóór of op 1 Mei 1873. Bij KON. BESLUIT van 24 Sept. 1902 (S. 179) zijn weder voor één jaar vernieuwd de buitengewone maatregelen tot afwering van eenige besmettelijke ziekten. (Zie Suppl. II, blz. 76.) Bij KON. BESLUIT van 3 Oct. 1902 (S. 182) zijn weder voor één jaar vastgesteld buitengewone maatregelen tot afwending van pest enz. (Zie Suppl. II blz. 68, aangevuld zooals in Suppl. IV blz. 5.) Bij KON. BESLUIT van 9 Dec. 1902 (S. 215) zijn weder voor een jaar vernieuwd de buitengewone maatregelen tegen de pest enz., en bij Ministerieele Beschikking van 4 Jan 1903 de daarbij behoorende bepalingen. (Zie Suppl. I blz. 15 en 16.) BEPALINGEN ') betreffende aflevering en ruiling van Sera, bereid in het Bacterio-therapeutisch Instituut te Utrecht. 1°. De verzending der Sera geschiedt niet door het Instituut, doch alleen door de Pharmareuthche Hnndelsvereemging te Amsterdam. 2°. Deze firma is verplicht rechtstreeks en met bekwamen spoed aan alle aanvragen om serum te voldoen en berekent: a. Serum antidiphthericum aan Apothekers, Geneesheeren, Ziekenfondsen & ƒ1.25 p. fleschje. ~ , 4 , | Indien zij verklaren a ƒ—,75 p. fleschje, aan Gemeente Apothekers [ dat de aanvrage uit- terwijl in gevallen Gpneesbeeren i s'u'te^ voor armen- i Van epidemie na ken» » praktijk geschiedt. / ni8neming van het „ Besturen l gemeentebestuur aan /Prof Spkosckserum Rijksinrichtingen ten behoeve van min- Ziekenhuizen l vermogenden ƒ f-,50 Armbesturen en andere instellingen van Uendlnde^firma"zal Weldadigheid ' worden verstrekt. b. Serum antistrepto- et antistaphylococcicum & f 1.50 p. fleschje aan alle aanvragers. 3°. Sera ouder dan 6 maanden of binnen dien tijd troebel geworden, zullen door de verzendende firma doorloopend en onder alle omstandigheden kosteloos geruild worden tegen versche sera, mits het zegel of de capsule der fleschjes ongeschonden zij (de overige verpakking mag wel geopend worden). 4°. De verzendende firma is met het oog op de administratie verplicht, nimmer serum in ruil af te geven, voordat het oude serum in haar bezit is gekomen. 5°. De verzendende firma heeft de bevoegdheid het bedrag van geleverd serum, verder vrachten, emballage en correspondentiekosten, zoowel bij nieuwe levering als bij ruiling, onder rembours te verrekenen. (Bestelling per postwissel of inzending van postzegels wordt aangeraden om rembourskosten te sparen.) ') Deze bepalingen treden in de plaats van alle vroeger medegedeelde. KON. BESLUIT van 14 Juli 1902') {S. 153), tot vaststelling van een algemeenen maatregel van bestuur, als bedoeld in art. 19 der Ongevallenwet 1901 s). § 1. Algemeene bepaling. Art. 1. De Rijksverzekeringsbank verleent den door een ongeval getroffen verzekerde, die aanspraak heeft op schadeloosstelling vanwege de bank, de genees- en heelkundige behandeling ter zake van het ongeval, voor zoover zij niet bestaat in verschaffing van genees-, heel- of verbandmiddelen, óf zelve, öf door tussclienkomst hetzij van den werkgever, in wiens dienst den getroffene het ongeval is overkomen, hetzij van de naainlooze vennootschap of vereeniging, voor wier risico de getroffene volgens art. 52 der Ongevallenwet 1901 mocht zijn verzekerd geweest, öf zij geeft den verzekerde voor de behandeling, welke hij zich heeft verschaft, vergoeding. De bank verleent de behandeling zelve door: a. den getroffene te doen behandelen door den deskundige, die ingevolge art. 61, eerste lid, der genoemde wet bij den getroffene is geroepen door den werkgever of dengene, die den werkgever ter plaatse van het ongeval vertegenwoordigde, b. den getroffene te doen behandelen door een door hem gekozen deskundige, die is ingeschreven op het in art. 3 bedoelde register en zich heeft bereid verklaard, de in art. 2 bedoelde hulp te verleenen binnen de gemeente of het gedeelte der gemeente, waar de getroffene zijne woonplaats heeft of waar hij zich bevindt, c. onder bepaalde voorwaarden den getroffene te doen behandelen door een door hem gekozen deskundige, die niet is ingeschreven op het in art. 3 bedoelde register, ') Volgens deze dagteekening had dit Besluit moeten zijn opgenomen in het vorige Supplement IV, loopende tot l Aug. 1902; het is echter eerst nft dien datum gepubliceerd. :) Zie Supplement III blz. 67. d. den getroffene te doen behandelen door een door het bestuur der batik aangewezen deskundige, of e. den getroffene genees- of heelkundige behandeling te verschaffen in eene inrichting voor ziekenverpleging. § 2. Van het register voor de geneeskundige en heelkundige hulp. Art. 2. Het bestuur der Rijksverzekeringsbank zorgt, dat, te rekenen van een door hem vastgesteld en en openlijk bekend getnaakten datum, aan alle kantoren der posterjjen kosteloos verkrijgbaar zijn door hem vastgestelde aangifte-formulieren voor deskundigen, die bereid zijn binnen één of meer gemeenten of binnen een gedeelte eener gemeente, voor rekening der bank, tegen een door het bestuur der bank vastgesteld tarief en onder de door het bestuur gestelde voorwaarden, geneesof heelkundige hulp te verleenen aan verzekerden, die door een ongeval zijn getroffen. Het in het eerste lid bedoelde formulier wordt zoodanig vastgesteld, dat, ingeval een deskundige slechts bereid is een bijzonder gedeelte der genees- of heelkunde voor rekening der bank uit te oefenen, zulks uit zijne aangifte blijkt. Tarieven als bedoeld in het eerste lid kunnen door verschillende gedeelten van het Rijk verschillend worden vastgesteld. Art. 3. Het bestuur doet de namen van de deskundigen, die blijkens de toezending van een door hen ingevuld en onderteekend formulier bereid zjjn de in art. 2 bedoelde geneesof heelkundige hulp te verleenen, inschrijven op een daartoe bestemd register. Waar in dezen algemeenen maatregel van bestuur de uitdrukking „ingeschreven deskundige" voorkomt, wordt daaronder verstaan een deskundige, wiens naam op het register, bedoeld in het eerste lid, is ingeschreven. Art. 4. Het bestuur der Rijksverzekeringsbank draagt zorg, dat: a. in elke gemeente aan het kantoor der posterijen een of meer lijsten worden toegezonden , bevattende de namen van de ingeschreven deskundigen, die zich bereid hebben verklaard de in art. 2 bedoelde genees- of heelkundige hulp te verleenen in de gemeente of in een gedeelte der gemeente; b. de werkgever, in den zin van art. 2 der Ongevallenwet 1901, mededeeling ontvangt van de namen der ingeschreven deskundigen, die zich bereid hebben verklaard de in art. 2 bedoelde genees- of heelkundige hulp te verleenen in de gemeente of in een gedeelte der gemeente, waar de zetel van de onderneming van den werkgever is gevestigd; c. elke plaatselijke commissie , als bedoeld in art. 86 der Ongevallenwet 1901, mededeeling ontvangt van de namen van de ingeschreven deskundigen, die zich hebben bereid verklaard de in art. 2 bedoelde genees- of heelkundige hulp te verleenen in eene gemeente of in een gedeelte van eene gemeente, gelegen binnen het gebied, waarvoor de commissie ia ingesteld. Op schriftelijk verzoek van den werkgever deelt het bestuur dezen mede de namen der ingeschreven deskundigen, die zich hebben bereid verklaard de bedoelde hulp te verleenen in de in het verzoekschrift genoemde gemeente of in één of meer der daarin genoemde gemeenten of in een gedeelte dier gemeente of gemeenten. Ten aanzien van de deskundigen, die zich slechts bereid hebben verklaard een bijzonder gedeelte der genees- of heelkunde uit te oefenen, wordt hiervan bij de mededeeling ingevolge het bepaalde in het eerste lid, sub b of <\ of in het tweede lid kennis gegeven. Yan deze omstandigheid wordt tevens melding gemaakt op de in het eerste lid bedoelde ljjsten. In gemeenten, waar meerdere kantoren der posterijen zijn gevestigd, worden de in het eerste lid bedoelde lijsten toegezonden aan alle in de gemeente gevestigde kantoren der posterijen. De lijsten bedoeld in het eerste lid worden volgens de opgaven van het bestuur bijgehouden; aan iedereen wordt gelegenheid gegeven daarvan ten kantore der posterijen kennis te nemen. Art. 5. De naam van een ingeschreven deskundige wordt op diens schriftelijk verzoek en in geval van zijn vertrek naar elders, staking van practjjk en overlijden, van het in art. 3, eerste lid, bedoelde register afgevoerd. Wanneer het bestuur der Rijksverzekeringsbank, den medischen adviseur der bank gehoord, van oordeel is, dat de naam van een ingeschreven deskundige van het register behoort te worden afgevoerd, noodigt hij dezen bij te adviseeren dienstbrief uit een daartoe strekkend schriftelijk verzoek in te zenden of zich te verantwoorden omtrent de tegen hem ingebrachte bezwaren, waarvan bij dien dienstbrief mededeeling geschiedt. Is binnen veertien dagen, te rekenen van de dagteekening van het bewijs van adviseering van den dienstbrief, het verzoek niet ingediend en heeft de deskundige binnen dien termijn zich naar het oordeel van het bestuur, den medischen adviseur gehoord, niet voldoende verantwoord, dan kan het bestuur beslissen, dat de naam van den deskundige van het register zal worden afgevoerd. Aan eene beslissing, als bedoeld in het voorgaande lid, wordt binnen den in art. 6, eerste lid, eerst bepaalden termijn en, in geval van beroep, vóór de uitspraak in beroep geene uitvoering gegeven, behalve wanneer het bestuur zulks in het belang van de verzekerden dringend noodig acht. Het bestuur geeft van de beslissing, van de gronden waarop zij berust en van de afvoering van den naam van het register, wanneer die heeft plaats gehad, ten spoedigste kennis aan den deskundige en aan Onzen Minister van B. Z. De kennisgeving aan den deskundige geschiedt bij te adviseeren dienstbrief. Bij de kennisgeving aan Onzen voornoemden Minister worden tevens overgelegd het advies van den medischen adviseur, bedoeld in liet tweede lid, zoomede de verantwoording van den deskundige, indien deze schriftelijk is gedaan, en het advies van den medischen adviseur, bedoeld in het derde lid. Art. 6. Van eene beslissing van het bestuur der Rijksverzekeringsbank, als bedoeld in art. 5, derde lid, kan de betrokkene binnen veertien dagen, te rekenen van de dagteekening van het bewijs van adviseering van den dienstbrief, waarbij van de beslissing is kennis gegeven, in beroep komen bij Onzen Minister van B. Z., die omtrent liet ingestelde beroep binnen twee maanden uitspraak doet. De uitspraak is met redenen omkleed. Van eene uitspraak, als bedoeld in het eerste lid, geeft Onze voornoemde Minister ten spoedigste kennis aan den deskundige zoomede aan het bestuur. De kennisgeving aan den deskundige geschiedt bij te adviseeren dienstbrief. Wordt in beroep eene beslissing als bedoeld in art. 5, derde lid, bevestigd, dan doet het bestuur den naam van den deskundige , wanneer die nog niet van het in art. 3, eerste lid, bedoelde register is afgevoerd, terstond van het register afvoeren. Wordt in beroep eene beslissing als bedoeld in art. 5, derde lid, vernietigd, dan doet het bestuur, wanneer aan de beslissing reeds uitvoering is gegeven, den naam van den deskundige terstond weder op het register inschrijven. Art 7. Wanneer de naam van een ingeschreven deskundige van het in art. 3, eerste lid, bedoelde register is afgevoerd, zorgt het bestuur der Rijksverzekeringsbank tevens, dat: o. de naam van den deskundige ook van de in art. 4, eerste lid, bedoelde lijsten wordt afgevoerd; b. van de afvoering van het register wordt kennis gegeven aan de werkgevers en aan de plaatselijke commissie, aan welke de inschrijving van den naam van den deskundige op het register was medegedeeld. Is de naam van een deskundige op zjjn verzoek van het register afgevoerd, dan wordt achter de doorhaling van don naam op de in art. 4, eerste lid, bedoelde lijsten geschreven: „doorgehaald op eigen verzoek". Bij eene kennisgeving, als hierboven, sub 6, bedoeld, wordt medegedeeld of de afvoering al dan niet op eigen verzoek is geschied. Wanneer in beroep eene beslissing als bedoeld in art. 5, derde lid, is vernietigd en de naam van den deskundige, die van het register mocht zijn afgevoerd, weder in het register is ingeschreven, dan zorgt liet bestuur, dat ten spoedigste: a. de naam van den deskundige weder op de in art. 4, eerste lid, bedoelde lijsten wordt geplaatst; b. van het weder-inschrijven van den naam op het register wordt kennis gegeven aan de werkgevers en aan de plaatselijke commissie, aan wie de afvoering van den naam was medegedeeld. § 3. Van de genees- en heelkundige behandeling. Art. 8. De Rijksverzekeringsbank verleent de genees- en heelkundige behandeling, bedoeld in art. 1, waarop de door een ongeval getroffen verzekerde ingevolge de Ongevallenwet 1901 aanspraak heeft, op de in genoemd art., sub a, bepaalde wijze, óf A. totdat de verleening van eerste hulp aan den getroffene is afgeloopen , öf B. wanneer de getroffene na het ontvangen der eerste hulp niet in staat is den deskundige te kiezen, door wien hij wensclit behandeld te worden, totdat de getroffene wel tot het doen van die keuze in staat is. Wanneer in een geval als bedoeld in het eerste lid, sub B, de verzekerde van te voren: a. schriftelijk aan het bestuur der bank had medegedeeld, door welken ingeschreven deskundige hij, mocht hij door een ongeval worden getroffen, zou willen behandeld worden, of b. van het bestuur eene machtiging had bekomen als bedoeld in art. 10, eerste lid, dan verleent de bank, zoodra de door den getroffene gekozen deskundige aanwezig is om de behandeling van den door den werkgever geroepen deskundige over te neinen, niet langer de genees- en heelkundige behandeling op de in art. l,sub«, bepaalde wijze. Art. 9. De door een ongeval getroffen verzekerde, die de genees- en heelkundige behandeling, bedoeld in art. 1, wenscht te bekomen, waarop hij ingevolge de Ongevallenwet 1901 aanspraak heeft, is, behoudens het bepaalde in de artt. 10, 11 en 12 verplicht de hulp in te roepen van een door hem gekozen ingeschreven deskundige, die zich heeft bereid verklaard de bedoelde hulp te verleenen binnen de gemeente of het gedeelte der gemeente, waar de getroffene zijne woonplaats heeft of waar hij zich bevindt. Art. 10. De ingevolge de Ongevallenwet 1901 verzekerde is bevoegd aan het bestuur der Rijksverzekeringsbank machtiging te vragen om zich, mocht hij door een ongeval worden getroffen, waaraan hij aanspraak op schadeloosstelling vanwege de bank zou ontleenen, voor rekening der bank door een nietingesclireven deskundige te doen behandelen. Eene machtiging, als bedoeld in het eerste lid, kan ook worden gevraagd door den door een ongeval getroffen verzekerde, die aanspraak heeft op schadeloosstelling vanwege de bank. Een verzoek om machtiging, als bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt door of namens den verzekerde schriftelijk gedaan. In het verzoekschrift worden de redenen vermeld, welke daartoe aanleiding geven, zoomede de naam en de woonplaats van den deskundige, door wien de getroffene zich wenscht te doen behandelen. Bij het verzoekschrift wordt gevoegd eene onderteekende schriftelijke verklaring van den deskundige, dat hij bereid is de in het eerste of tweede lid bedoelde behandeling voor rekening der bank tegen het in art. 2 bedoelde tarief te doen. Het bestuur weigert de gevraagde machtiging alleen dan, wanneer het van oordeel is, dat do opgegeven redenen voor het verzoek ongegrond zijn. De beslissing van het bestuur is in geval van weigering met redenen omkleed. Art. 11. Indien liet bestuur der Rijksverzekeringsbank met een werkgever, eene vennootschap of eene vereeniging eene overeenkomst als bedoeld in art. 28 heeft gesloten, verleent de bank de genees- en heelkundige behandeling, bedoeld in art. 1, welke zij aan een door een ongeval getroffen verzekerde moet verstrekken, mits onder diens toestemming, door tusscbenkomst van den werkgever, in wiens dienst den getroffene het ongeval is overkomen, of van de naamlooze vennootschap of vereeniging, voor wier risico de getroffene volgens art. 52 der Ongevallenwet 1901 mocht zijn verzekerd geweest. Art. 12. Het bestuur der Rijksverzekeringsbank kan te allen tijde, indien naar zijn oordeel daarvoor eene gegronde reden bestaat, de genees- en heelkundige behandeling, bedoeld in art. 1, waarop de door een ongeval getroffen verzekerde aanspraak heeft, verleenen op de in art. 1, sub d of c, bepaalde wijze. Art. 13. Wanneer de genees- of heelkundige behandeling bedoeld in art. 1, welke een door een ongeval getroffen verzekerde , die aanspraak heeft op schadeloosstelling vanwege de Rijksverzekeringsbank, heeft ontvangen, niet op eene der in art. 1, eerste lid, vermelde wijzen is verleend, vergoedt de bank, indien het bestuur van oordeel is, dat er in de gegeven omstandigheden genoegzame grond was om de hulp van den niet-ingeschreven deskundige in te roepen, aan den getroffene de kosten der behandeling. Wanneer het bestuur der bank, den medischen adviseur der bank gehoord, van oordeel is, dat kosten van behandeling als bedoeld in het eerste lid onnoodig zijn gemaakt, dan wordt deswege geene vergoeding verleend. Eene vergoeding, als bedoeld in het eerste lid, wordt niet verleend dan na overlegging door den verzekerde van eene voldane rekening van den deskundige betreffende de verleende genees of heelkundige behandeling; zjj geschiedt naar het tarief, in art. 2 bedoeld, maar bedraagt in geen geval meer dan de kosten der behandeling hebben bedragen. Bij niet overlegging der voldane rekening wordt de in het eerste lid bedoelde vergoeding alleen dan uitgekeerd, indien zulks het gevolg is van de omstandigheid, dat den getroffene de middelen ontbreken om de rekening te voldoen. De aanspraak op eene vergoeding als bedoeld in het eerste lid vervalt, wanneer deze niet bij het bestuur der bank is aangevraagd binnen zes maanden, ten aanzien van elke hulpverleening van den deskundige te rekenen van den dag, waarop die hulpverleening heeft plaats gehad. Het bestuur blijft in bijzondere gevallen bevoegd om, ook wanneer de aanvrage om vergoeding niet binnen den bepaalden termijn is geschied, de vergoeding te verleenen. Art. 14. Het bestuur der Rijksverzekeringsbank kan door middel van controleerende geneeskundigen der bank toezicht uitoefenen op de genees- en heelkundige behandeling, welke zij aan de door een ongeval getroffen verzekerden zelve of door tusschenkomst van den werkgever, van eene naamlooze vennootschap of van eene vereeniging verleent. Het bestuur kan onder goedkeuring van Onzen Minister van B. Z. ten behoeve der bedoelde controle voor rekening der bank bestemde inrichtingen vestigen en de daartoe noodige hulpmiddelen aanschaffen. § 4. Van het register voor de levering van genees-, heel- en verbandmiddelen. Art. 15. De Rijksverzekeringsbank verstrekt den door een ongeval getroffen verzekerde genees-, heel- en verbandmiddelen, welke hem ter zake van het ongeval door den deskundige, die hein ingevolge art. 1 behandelt, blijkens diens schriftelijke en onderteekende verklaring zijn voorgeschreven, mits de getroffene zich bij de aanschaffing der bedoelde middelen gedraagt naar de voorschriften, vervat in art. 24. Art. 16. De Rijksverzekeringsbank verstrekt de genees-, heelen verbandmiddelen, welke zij ingevolge het bepaalde in het vorige artikel aan een door een ongeval getroffen verzekerde verschuldigd is: a. ingeval de middelen zjjn voorgeschreven door een deskundige, die den getroffene ingevolge het bepaalde in art. 1, tweede lid, sub a, b, c of d behandelt, door bemiddeling van een apotheker, geneeskundige of handelaar in heel- of verbandmiddelen, wiens naam is ingeschreven in het in art. 18, tweede lid, bedoelde register en die de middelen voor rekening der bank levert; b. ingeval de middelen zijn voorgeschreven door een deskundige, die den getroffene vanwege de bank voor rekening van den werkgever, van eene vennootschap of vereeniging of van eene inrichting als bedoeld in art. 1, laatste lid, sub c, behandelt, door bemiddeling van den werkgever, van de vennootschap of vereeniging of van de inrichting, die den getroffene de middelen verschaft. Art. 17. liet bestuur der Rijksverzekeringsbank zorgt, dat, te rekenen van een door hem vastgestelden en openlijk be- kend gemaakten datum, aan alle kantoren der posterijen kosteloos verkrijgbaar zijn door hem vastgestelde aangifte-formulieren voor apothekers en handelaars in heel- of verbandmiddelen, die bereid zijn voor rekening der bank, tegen een door het bestuur der bank vastgesteld tarief en onder de door het bestuur gestelde voorwaarden, genees-, heel- of verbandmiddelen te leveren aan verzekerden, die door een ongeval zijn getroffen. Art. 18. Ten aanzien van eiken apotheker en handelaar in heel- of verbandmiddelen, die blijkens de toezending van een door hem ingevuld en onderteekend formulier bereid is tot de in art. 17 bedoelde leveringen, gaat liet bestuur der Rijksverzekeringsbank na of het wenschelijk schijnt, zoodanige leveringen door hem te doen geschieden. Schijnt dit aan het bestuur wenscheljjk toe, dan doet het bestuur den naam van den apotheker of handelaar in heel- of verbandmiddelen inschrijven op een daartoe bestemd register. Schijnt dit aan het bestuur niet wenschelijk toe, dan beslist het bestuur, dat de naam van den apotheker of handelaar in heel- of verbandmiddelen niet op het register zal worden ingeschreven. Het bestuur doet op het register, bedoeld in het tweede lid, de namen van de ingeschreven deskundigen, die bevoegd zijn de artsenijbereidkunst uit te oefenen, ook inschrijven. Alvorens eene beslissing als bedoeld in het derde lid te nemen , wint het bestuur door tusschenkomst van den Minister van B. Z. omtrent de wenschelijkheid van zoodanige beslissing het gevoelen in van den hoofdinspecteur van de volksgezondheid, binnen wiens ambtsgebied de apotheker of handelaar in heel- of verbandmiddelen zijn bedrijf in eene inrichting uitoefent. Waar in dezen algemeenen maatregel van bestuur de uitdrukking „ingeschreven apotheker" of „ingeschreven handelaar in heel- of verbandmiddelen" voorkomt, wordt daaronder verstaan een apotheker of handelaar in heel- of verbandmiddelen, wiens naam op het register, bedoeld in het tweede lid, voorkomt Art. 19. Wanneer het bestuur der Rijksverzekeringsbank heeft beslist, dat de naam van een apotheker of handelaar in heel- of verbandmiddelen, die een formulier als bedoeld in art. 18, eerste lid, heeft toegezonden, niet op het register, bedoeld in het tweede lid van genoemd artikel. zal worden ingeschreven, geeft het van die beslissing ten spoedigste kennis aan den betrokkene. Art. 20. Het bestuur der Rijksverzekeringsbank draagt zorg, dat: a. in elke gemeente aan het kantoor der posterijen een of meer lijsten worden toegezonden, bevattende de namen van de ingeschreven apothekers en handelaars in heel of verbandmiddelen, die in de gemeente hun bedrijf uitoefenen in eene daartoe bestemde inrichting; b. de werkgever, in den zin van art. 2 der Ongevallenwet 1901, mededeeling ontvangt van de namen der ingeschreven apothekers en handelaars in heel- of verbandmiddelen, die in eene daartoe bestemde inrichting hun bedrijf uitoefenen in de gemeente, alwaar de zetel van de onderneming van den werkgever is gevestigd; c. elke plaatselijke commissie mededeeling ontvangt van de namen der ingeschreven apothekers of handelaars in heel- of verbandmiddelen, die hun bedrijf uitoefenen in eene daartoe bestemde inrichting, gelegen binnen het gebied, waarvoorde commissie is ingesteld. Op schriftelijk verzoek van den werkgever deelt het bestuur dezen mede de namen der ingeschreven apothekers en handelaars in heel- of verbandmiddelen, die in de gemeente in het verzoekschrift genoemd of in ééne of meer der daarin genoemde gemeenten hun bedrijf uitoefenen in eene daartoe bestemde inrichting. In gemeenten, waar meerdere kantoren der posterijen zijn gevestigd, worden de in het eerste lid bedoelde lijsten toegezonden aan alle in de gemeente gevestigde kantoren der posterijen. De lijsten, bedoeld in het eerste lid, worden volgens de opgaven van het bestuur der Rijksverzekeringsbank bijgehou- den; aan iedereen wordt gelegenheid gegeven daarvan ten kantore der posterijen kennis te nemen. In dit artikel worden onder de uitdrukking „ingeschreven apothekers" ook verstaan de ingeschreven deskundigen bedoeld in art. 18. 4dft lid. Art. 21. De naam van een ingeschreven apotheker of handelaar in heel- of verbandmiddelen wordt op zijn schriftelijk verzoek en in geval van de opheffing zijner zaak, zijn vertrek naar elders, of zijn overlijden van het in art 18, tweede lid, bedoelde register afgevoerd. De naam van een geneeskundige, welke op het in art. 18, tweede lid, bedoelde register is ingeschreven, wordt van het register afgevoerd op verzoek van den geneeskundige, zoomede ingeval hij van het in art. 3 bedoelde register mocht worden afgevoerd of aan het bestuur der Rijksverzekeringsbank mocht blijken, dat de geneeskundige niet meer bevoegd was de artsenijbereidkunst uit te oefenen. In geval van eene beslissing als bedoeld in art. 5, derde lid, is de bepaling van het vorige lid niet van toepassing zoolang de in art. 6, eerste lid, bepaalde termijn niet is verstreken en, ingeval van beroep, zoolang in dit beroep ge'en uitspraak is gedaan. Wanneer het bestuur van oordeel is, dat de naam van een ingeschreven apotheker of handelaar in heel- of verbandmiddelen van het register behoort te worden afgevoerd, dan noodigt liet dezen bij te adviseeren dienstbrief uit een daartoe strekkend schriftelijk verzoek in te zenden of zich te verantwoorden omtrent de tegen hem ingebrachte bezwaren, waarvan bij den dienstbrief mededeeling geschiedt. Is binnen veertien dagen, te rekenen van de dagteekening van het bewijs van adviseering van den dienstbrief, het verzoek niet ingediend en heeft de apotheker of handelaar in heel- of verbandmiddelen binnen dien termijn zich naar liet oordeel van het bestuur niet voldoende verantwoord, dan kaïf het bestuur beslissen, dat de naam van den apotheker of handelaar in heel of verbandmiddelen van het register zal worden afgevoerd. Aan eene beslissing, als bedoeld in het voorgaande lid, wordt binnen den in art. 22, eerste lid, eerst bepaalden termijn en, ingeval van beroep, vóór de uitspraak in beroep geene uitvoering gegeven, behalve wanneer het bestuur zulks in het belang van de verzekerden dringend noodig acht. Het bestuur geeft van de beslissing, van de gronden, waarop zij berust, en van de afvoering van den naam van het register, wanneer die heeft plaats gehad, ten spoedigste kennis aan den betrokkene en aan Onzen Minister van B. Z De kennisgeving aan den betrokkene geschiedt bij te adviseeren dienstbrief. Bij de kennisgeving aan Onzen voornoemden Minister wordt tevens overgelegd de verantwoording van den apotheker of handelaar in heel- of verbandmiddelen, indien deze schriftelijk is gedaan. Art. 22. Van eene beslissing van het bestuur der Rijksverzekeringsbank, bedoeld in art. 21, vijfde lid, kan de betrokkene binnen veertien dagen, te rekenen van de dagteekening van het bewijs van adviseering van den dienstbrief, waarbij van de beslissing is kennis gegeven, in beroep komen bjj Onzen Minister van B. Z., die omtrent het ingestelde beroep binnen twee maanden uitspraak doet. De uitspraak is met redenen omkleed. Van eene uitspraak, als bedoeld in het eerste lid, geeft Onze voornoemde Minister ten spoedigste kennis aan den betrokkene zoomede aan het bestuur. De kennisgeving aan den betrokkene geschiedt bij te adviseeren dienstbrief. Wordt in beroep eene beslissing als bedoeld in art. 21 , vijfde lid, bevestigd, dan doet het bestuur den naam van den betrokkene, wanneer die nog niet van het in art. 18, tweede lid, bedoelde register is afgevoerd, terstond van het register afvoeren. Wordt in beroep eene beslissing als bedoeld in art. 21, vijfde lid, vernietigd, dan doet het bestuur, wanneer aan de beslissing reeds uitvoering is gegeven, den naam van den betrokkene terstond weder op het register inschrijven. Art. 23. Wanneer de naam van een apotheker, geneeskundige of handelaar in heel- of verbandmiddelen van het in V. . * art. 18 bedoelde register is afgevoerd, zorgt het bestuur der Rijksverzekeringsbank, dat: a. die naam ook van de in art. 20, eerste lid, bedoelde lijsten wordt afgevoerd; b. van de afvoering van het register wordt kennis gegeven aan de werkgevers en aan de plaatselijke commissie, aan welke de inschrijving van dien naam in het register was medegedeeld. Is de naam van een apotheker of handelaar in heel- of verbandmiddelen op zijn verzoek van het register afgevoerd, dan wordt achter de doorhaling van den naam op de in art. 20, eerste lid, bedoelde lijsten geschreven: „doorgehaald opeigen verzoek". Is de naam van een geneeskundige van het in art. 18 bedoelde register afgevoerd, dan wordt achter de doorhaling van den naam de reden der afvoering vermeld. Bij eene kennisgeving als bedoeld in het eerste lid, sub b, wordt medegedeeld: a. wanneer zij de afvoering van den naam van een apotheker of handelaar in heel- of verbandmiddelen betreft, of de afvoering al dan niet op eigen verzoek is geschied; b. wanneer zij de afvoering van den naam van een geneeskundige betreft, de reden waarom de naam van het register is afgevoerd. Wanneer in beroep eene beslissing als bedoeld in art. 21, vijfde lid, is vernietigd en de naam van den apotheker of handelaar in heel- of verbandmiddelen, die van het register was afgevoerd, weder op het register is ingeschreven, dan zorgt het bestuur, dat ten spoedigste: a. de naam van den apotheker of handelaar in heel of verbandmiddelen weder op de in art. 20, eerste lid, bedoelde lijsten wordt geplaatst; b. van het weder-inschnjven van den naam op het register wordt kennis gegeven aan de werkgevers en aan de plaatselijke commissie, aan wie de afvoering van den naam was medegedeeld. § 5. Van de verstrekking van geneesheel- en verbandmiddelen. Art. 24. De door een ongeval getroffen verzekerde, die de genees-, heel- en verbandmiddelen wenscht te bekomen, welke hij vanwege de Rijksverzekeringsbank volgens het bepaalde in art. 15, kan ontvangen, is in het in art. 16, sub a, bedoelde geval verplicht de bedoelde middelen te ontbieden van een door hem gekozen apotheker, geneeskundige of handelaar in heel- of verbandmiddelen, wiens naam op het in art. 18 bedoelde register is ingeschreven. In het geval, bedoeld in art. 16, sub b, kan de getroffene voor de verstrekking der genees- heel- of verbandmiddelen zich zoo noodig wenden tot den werkgever, tot het bestuur der vennootschap of vereeniging of tot dengene, die de inrichting exploiteert. Art. 25. Wanneer de genees- of heelkundige behandeling van een door een ongeval getroffen verzekerde niet op eene der in art. 1 vermelde wijzen is verleend, maar de bank hem volgens het bepaalde in art. 13 deswege vergoeding geeft, dan vergoedt de bank den getroffene de kosten der genees-, heelen verbandmiddelen, welke hij zich blijkens eene aan het bestuur der bank overgelegde schriftelijke en onderteekende verklaring van den deskundige, die hem heeft behandeld, op diens voorschrift heeft aangeschaft, mits de getroffene de bedoelde middelen heeft ontboden van een apotheker, een geneeskundige of een handelaar in heel- of verbandmiddelen, wiens naam op het in art. 19, tweede lid, bedoelde register is ingeschreven. Is het bestuur, den medischen adviseur der bank gehoord, van oordeel, dat een of meer der middelen onnoodig zijn voorgeschreven, dan wordt deswege geene vergoeding verleend. Art. 26. Wanneer in een geval, als bedoeld in art. 16, sub a, de getroffene de genees-, heel- of verbandmiddelen heeft bekomen van een apotheker, geneeskundige of handelaar in heel- of verbandmiddelen, wiens naam niet op het in art. 18, tweede lid, bedoelde register is ingeschreven, dan vergoed de Rijksverzekeringsbank de kosten der aangeschafte middelen, voor zooveel het bestuur der bank van oordeel is, dat in de gegeven omstandigheden voor de aanschaffing van de middelen bij zoodanigen apotheker, geneeskundige of handelaar in heel- of verbandmiddelen genoegzamen grond bestond. Wanneer in een geval, als bedoeld in art. 25, de getroffene de genees-, heel- of verbandmiddelen heeft bekomen van een apotheker, geneeskundige of handelaar in heel- of verbandmiddelen, wiens naam niet op het in art. 18, tweede lid, bedoelde register voorkomt, dan is de bepaling van het voorgaande lid van toepassing, met dien verstande, dat, indien het bestuur, den medischen adviseur der bank gehoord, van oordeel is, dat één of meer der middelen onnoodig zijn voorgeschreven , deswege geene vergoeding wordt verleend. Art. 27. Eene vergoeding, als bedoeld in de artt. 25 of 26, wordt niet verleend, dan na overlegging door den verzekerde van een voldane rekening van dengene, die de middelen heeft geleverd; zij geschiedt naar het tarief, in art. 17 bedoeld, maar bedraagt in geen geval meer dan de kosten der geleverde middelen hebben bedragen. Bij niet overlegging der voldane rekening wordt de in het eerste lid bedoelde vergoeding alleen dan uitgekeerd, indien zulks het gevolg is van de omstandigheid, dat den getroffene de middelen ontbreken om de rekening te voldoen. De aanspraak op eene vergoeding, als bedoeld in de artt. 25 of 26, vervalt, wanneer deze niet is aangevraagd binnen zes maanden, ten aanzien van ieder geleverd middel te rekenen van den dag, waarop het is geleverd. Het bestuur blijft in bijzondere gevallen bevoegd, om ook wanneer de aanvrage om vergoeding niet binnen den bepaalden termijn is geschied, de vergoeding te verleenen. § 6. Slotbepaling. Art. 28. Het bestuur der Rijksverzekeringsbank is bevoegd, na goedkeuring van Onzen Minister van B. Z., overeenkomsten aan te gaan met werkgevers, met vennootschappen en vereenigingeu, als bedoeld in art. 1, eerste lid, en met hen, die eene inrichting als bedoeld in het laatste lid van genoemd artikel exploiteeren, betreffende de in dat artikel bedoelde behandeling van door een ongeval getroffen verzekerden en betreffende de verstrekking aan deze van genees-, heel- en verbandmiddelen. VOORWAARDEN, waaronder ingeschreven deskundigen zich verbinden genees- of heelkundige hulp te verleenen aan verzekerden, die door een ongeval zijn getroffen, bedoeld in Art. 2 van het Kon. Besl. van 14 Juli 1902 (S. 153). 1. De ingeschreven deskundige is verplicht op eerste aanvrage zijne hulp te verleenen; hjj draagt zorg dat bij afwezigheid of ontstentenis een ander deskundige hem vervangt. 2. Hij behandelt den getroffene met mensohlievendheid en zorgvuldigheid; bij zijne behandeling heeft hjj zijne aandacht niet alleen aan het anatomisch, doch vooral ook aan het functioneel herstel van den getroffene te wijden. 3. Bij al zijne handelingen moet gepaste zuinigheid worden betracht. 4. Indien vervoer van den getroffene noodig is, neemt hjj de leiding daarvan op zich en ziet hjj toe, dat dit met de noodige voorzorgen geschiedt. 5. Overal waar zich poliklinieken bevinden en de getroffene daartoe in staat is, wordt daarvan gebruik gemaakt en bevordert de deskundige zijn behandeling aldaar. 6. Hij bezoekt den getroffene zoo dikwijls als de aard van het geval noodzakelijk maakt, met inachtneming van het onder 3 bepaalde. 7. In geval van noodzakelijkheid kan hij zich voor rekening der Bank door één of meer bevoegde geneeskundigen doen bijstaan of voor verplegingspersoneel zorgen. In spoedeischende gevallen kan hjj voor rekening der Bank een consulent raadplegen, in andere gevallen roept hij alleen in overleg met het bestuur der Bank de hulp van een consulent in. 8. Acht hjj opneming van een getroffene voor rekening der Bank in eene inrichting voor ziekenverpleging noodig dan treedt hij daartoe behalve in dringende gevallen in overleg met het bestuur der bank. 9. Indien de behandeling voor rekening van de Bank geschiedt, en niet voor rekening van een werkgever, eene vereeniging of naamlooze vennootschap of eene inrichting voor ziekenverpleging, doet hij daarvan aanteekening op elk recept, dat hij voor den getroffene afgeeft, door aan het hoofd daarvan te stellen de woorden: „Voor rekening der Rijksverzekeringsbank." 10. Hij ziet toe, bij zijne bezoeken, dat de door hem op recept voorgeschreven genees-, heel- en verbandmiddelen van goede hoedanigheid zijn en dat ze spoedig en in behoorlijken vorm worden afgeleverd. 11. Acht hij ten behoeve van een getroffene toestellen en hulpmiddelen, zooals breukbanden, brillen en dergelijke noodig, dan treedt hij daaromtrent in overleg met het bestuur der Bank. 12. Hij geeft aan den controleerenden geneeskundige de gewenschte inlichtingen, en is op diens verzoek bij een in te stellen onderzoek aanwezig. 13. Als door hem de eerste hulp wordt verleend, is hij verplicht tot mede-invulling en mede-onderteekening van het formulier van aangifte, dat door den werkgever moet worden ingeleverd. Overigens geeft hij, zoo dikwijls het bestuur der Bank dit noodig acht, betreffende ieder geval eene korte schriftelijke verklaring of een uitvoerig wetenschappelijk-practisch rapport af. 14. Oordeelt hij het opnemen van een getroffene in eene inrichting voor ziekenverpleging noodzakelijk of gewenscht, en weigert deze daaraan gevolg te geven, dan geeft hij daarvan ten spoedigste kennis aan het bestuur der Bank met mededeeling van de redenen, die de getroffene voor zijn weigering opgeeft. 15. Op tijdstippen, door het bestuur der Bank te bepalen, zendt hij van elk door hem behandeld ongeval eene nauwkeurig gespecificeerde declaratie bij het Bestuur in, omvattende hetgeen hij meent dat hem volgens het vastgestelde tarief toekomt voor zijn onderscheidene verrichtingen, eventueel voor geleverde genees-, heel- of verbandmiddelen, in geval hij tot levering daarvan bevoegd is. TARIEF voor het verleenen van genees- of heelkundige hulp aan verzekerden, die door een ongeval zijn getroffen, bedoeld bij art. 2 van het Kon. Besl. van 14 Juli 1902 (S. 153). Volg- 1 lammer.! 1 2 3 4, 5 (3 7 8 PRIJZEN. I. ALGEMEENE BEPALINGEN. A. Yisite's, enz. Voor het eerste bezoek aan den getroffene ƒ0.75 | ^ / ƒ1.— Voor elk volgend bezoek tijdens dezelfde g ® . \ behandeling „0.00 |aj , 0.75 Voor het eerste bezoek ten huize van den ^ j / geneeskundige n 0.60 g £ J „ 0.75 Voor elk volgend bezoek ten huize van den „ a X I geneeskundige, tijdens dezelfde behaude- 8 "< ( ling „0.50 > »0.60 N.B. In de prijzen onder l—4 vermeld zijn begrepen het onderzoek, het vaststellen der diagnose en het voorschrijven van genees-, heel en verbandmiddelen. Voor gevallen van samenspreking met een consulent kunnen de prijzen onder 1—4 genoemd, onder nadere goedkeuring van het bestuur der Bank verhoogd worden. Voor adsiatentie bij operatiën enz aan iederen geneeskundige: o. die met de algemeene narcose is belast A. het eerste uur „ 5.— B. ieder volgend uur „ 2.50 b. die op andere wijze den operateur adsisteert, voor ieder uur . . . . ,2.50 Voor bezoeken, sainensprekingen en adsistentie bij nacht (van 10 uur des avonds tot 8 uur des ochtends) kunnen dubbele prijzen worden berekend. Voor tijdverlies wegens het gaan naar en het terugkeeren van den getroffene, zoomede voor vervoermiddelen, daartoe gebezigd in eigen woonplaats, of tot eén kilometer buiten de grens, wordt geene vergoeding verstrekt, tenzij dit, voornamelijk voor uitgestrekte plattelands- I Volg- j nummer. 9 10 11 12 13 14 15 1( PRIJZEN. gemeenten, met het bestuur der Bank wordt overeengekomen. Duurt het bezoek echter wegens den aard van het ongeval langer dan een uur, dan wordt voor elk begonnen halfuur daarna vergoed f 1.50 Bevindt zich de getroffene buiten de woonplaats van den geneeskundige en wèl verder dan één kilometer van de grens, dan ontvangt de geneeskundige behalve schadeloosstelling voor de kosten van vervoer, en behalve eventueele vergoeding volgens het tweede lid van 8, nog vergoeding voor tijdverlies voor den tiju dien hij voor het heen en weer gaan noodig had en wel voor elk begonnen half uur !•— N.B. De schadeloosstelling, wegens voor het reizen gemaakte onkosten, wordt naar plaatselijke prijzen vergoed. Bij reizen, bij spoor, tram of boot kan l8te klasse worden berekend. Bezoekt de geneeskundige meerdere buiten zijne woonplaats wonende zieken op denzelfden tocht, dan behooren de vergoedingen voor vervoermiddelen en tijdverlies billijk over de verschillende bezoeken te worden verdeeld. B. Verschillende handelingen van algemeenen aard. H.et afgeven van een korte geneeskundige verklaring 0.50 Het afgeven van een uitvoerig, weten- schappelijk-practisch rapport „ 5.— Pogingen tot het opwekken der levensgeesten, indien deze pogingen langer dan lU uur duurden (ae nabehandeling hieronder niet begrepen) „ 3.— Plaatselijke narcose | „ 0.50 tot f 1.— Algemeene narcose: a. het eerste uur (als 6) 5.— b. elk volgend „ „ „ 2.50 i Massage „ 0.50 tot „ 1.50 I Volg- | | nummer. 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 PRIJZEN. Behandeling met electrische toestellen. . f 0.50 tot f 1.50 Onderhuidsehe, urethrale en vaginale inspuitingen „ 0.50 tot „ 1.— Radioscopie „ 2.50 Verstrekken van een radiogram, naar grootte „ 2 50 tot „ 10.— II. BIJZONDERE VERRICHTINGEN. Opening van een oppervlakkig abces of verwijding eener wond „ 1.— Verzorging van eene huidwond . „ 1.— tot „ 2.50 Verzorging van eene diepere wond, waarbij pees- of zenuwnaad „ 2.50 tot „ 10.— Verzorging van eene lichaamsholte perfo- reerende wond 2 50 tot „ 10.— Verzorging van eene brandwond . . . . „ 1.— tot „ 10.— N.B. In de gevallen 22 tot 25 wordt voor latere verbandverwisselingen enz. telkens de helft van het eerste bedrag in rekening gebracht. Aanleggen van een groot immobiliseerend of van een rekverbaud, telkens . . . » 2.50 tot „ 10.— Onderbinden van een groot bloedvat als zelfstandige kunstbewerking.... » 5.— tot „ 20.— Verwijderen langs niet bloedigen weg van vreemde lichamen uit de natuurlijke openingen ... 1.— tot „ 2.50 Verwijderen langs bloedigen weg van in of onder de huid en de diepere weefsels gedrongen vreemde lichamen . ... „ 1.— tot „ 5.— Ontlasten van vloeistoffen uit lichaamsholten door middel van punctie . . . „ 5.— Reponeeren langs niet bloedigen weg en eerste verbaualeggen bij ontwrichtingen van: a. de onderkaak n 2.50 b. den boven- en voorarm, het onderbeen, het voet- en handgewricht . „ 5.— c. het bovenbeen „ 5.— tot „ 10.— d. een of meer vingers of teenen . . „ 2.— e. de wervelkolom „ 5.— tot „ 10.— N.B. Voor het reponeeren en verbinden van verouderde ontwrichtingen worden de bedragen verdubbeld. I Volg- | nummer, j 32 33 3' 3) 31 3 3 3 4 4 PRIJZEN. Zetten en eerste verbandleggen bij beenbreuken van: . 0 ,n a. één of meer vingers of teenen . . T b. sleutelbeen, één of meer ribben. . „ f™ tot 7 »• c. onderkaaksbeen of schouderblad. . » ii- d. bekkenbeen, beenderen van handof voetwortel, van middenhand of middenvoet • • • » Ev:tot»m~~ e. bovenarm, voorarm of onderbeen . „ f. dijbeen, hals van het dijbeen . . * 7-wtot » iüq. knieschijf 'h. knieschijf-naad • • • " ,, 9n _ i. gewrichts-fractuur (beennaad) . . » IJ0? » JT j. fractuur van de wervelkolom . . n lu- tot » N.B. Voor het zetten en verbinden van gebroken beenderen met doorboring van de weeke deelen, kan het bedrag eene verhooging ondergaan. ; Amputeeren en exarticuleeren van ledematen , als: a. een of meer vingers of teenen ot deelen daarvan • • » b. voet of hand, geheel of ten deele. „ |U. c. onderarm of onderbeen " oa' d. bovenarm » e. dijbeen V Resectie eener rib » 5 Opening der schedelholte n zo> j Gewelddadig strekken bij verkromming van een der ledematen 01 het opnieuw breken eener slecht geheelde beenbreuk, met verband . . • » 15.— tot „ 20.— 7 Opening van een gewricht om een vreemd lichaam te verwijderen. ...... n 10.— 1ft B Openbijtelen van een der beenderen . . „ o.—tot„iu. 9 Osteotomie • • • , f ie 0 Plastische kunstbewerking der weeke deelen. „ ö.—tot „ 10. 1 Trekken van tand, kies of wortel: a. ten huize van den deskundige . „ 1. — b. ter plaatse waar de getroffene zich bevindt N.B. Moeten in dezelfde zitting meerdere tanden, kiezen of wortels worden verwijderd, dan wordt voorde tweede en de volgende telkens de helft vergoed. Volgnummer. 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 65 PRIJZEN. Openen van een abces in de mondholte en dergelijke eenvoudige operatiën in ^ den mond • • • • • • • * * * * o Groote bloedige operatie in den mond. . » toi j tv. Amputatie der tong »^ö' Opening van het strottenhoofd of de trachea " g' Empyeem-operatie door insnijding ... » "• Empyeem-operatie door insnijding, gepaard aan ribresectie • » Inbrengen van maag- of slokdarmsonde, met of zonder uitspoelen der maag . . » !• Kunstbewerkingen aan de inwendige orga- nen der buikholte „ 25.-tot „ 50.- Reponeeren eener bewegelijke breuk en aanleggen van een breukband . ... » Tasis eener ingeklemde breuk » Herniotomie » 9r,_~ „ , gevolgd door radicaal operatie, » /dRadicaal-operatie eener niet-beKlemde breuk • " ' Inbrengen van bougie's of catheters in urethra en blaas met of zonder inspuiten of uitspoelen der blaas ....... » ^•5Utot » Cvstoscopie als zelfstandige kunstbewerking. » •— Eenzijdige castratie » Dubbelzijdige castratie Amputatio penis • • • »AU> Gescheurde wonden aan de uitwendige vrouwelijke gjeslachtsdeelen (taiuponee- . ren, heetten, enz.) » 1 - tot » 10" Hulp bij ontijdige of vroegtijdige bevalling, na of door uitwendig geweld out- staan " Ileponeeren van een na uitwendig geweld omgekantelde of uitgezakte baarmoeder, zoo noodig met aanleggen van een pes- OKn. . sarium ö- III. VERRICHTINGEN VAN OOGHEELKUNDIGEN AARD. ! Onderzoek van het gezichtsvermogen en het kleurenzien (met voorsehrijving van bril enz.) 2-50 Volgnummer. 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 PRIJZEN. Hechting van verscheurde oogleden, plastische kunstbewerking, iridectomie en afknippen van prolapsus iridis, hechting ^ van het hoornvlies ' Operatie van traumatische cataract , verwijderen van vreemde lichamen uit het binnenste van het oog, verwijdering ^ van den oogbal » Verwijdering van vreemde lichamen van de oppervlakte van het oog en de bind- vliezen ü " ' " " i ~ Uitzoeken en inzetten van een kunstoog. » i- IV. VERRICHTINGEN VAN KEEL-, NEUS- EN OOGHEELKUNDIGEN AARD. Katheteriseeren der Eustachiaausche buis met luchtinblazing of inspuiting of lucht- inblazing volgens Politzer » '• Tamponeeren van den neus van voren. . » 611 n n » _? li n n o van achteren volgens Belloc. . . • » Behandeling van den inwendigen neus, de neus-keelholte, larynx of pharynx met geneesmiddelen Behandeling van den inwendigen neus of van den larvnx met den galvanocauter. » Kleine operatiën aan het middenoor van uit den gehoorgang » M Andere behandeling in den gehoorgang of aan het trommelvlies • » Jj-- Openbeitelen van den processus mastoïdeus. „ ■&>.— (iroote strottenhoofd-operatiën. . . . . »25- tot / ou. Verwijdering van een vreemd lichaam uit gehoorgang, neus of larynx: a. langs niet-bloedigen weg (als 28) . » ^ " »' b. „ bloedigen weg ( „ 29) . » !• » 5Insnijden van een abces in oor, neus of keel » 15U V. SLOTBEPALINGEN. Verrichtingen , in dit tarief niet genoemd, worden in voorkomende omstandigheden naar gelijksoortige gevallen berekend. | Volgnummer 80 • I PRIJZEN. Het tarief der verrichtingen onder B. II, III en IV genoemd, wordt bij nacht (van 10 uur des avonds tot 8 uur des ochtends) voor bedragen tot en met / 2.50 verdubbeld; voor bedragen boven / 2.50 tot ƒ10— met / 2.50 verhoogd; terwijl bedragen vau f 10.— en hooger onveranderd blijven. VOORWAARDEN, waaronder en TARIEF, waartegen ingeschreven apothekers zich verbinden genees-, heelof verbandmiddelen te leveren aan verzekerden, die door een ongeval zijn getroffen, bedoeld in art. 17 van het Kon. Besl. van 14 Juli 1902 (S. 153.) 1. De ingeschreven apotheker bereidt en levert alle genees-, heel- en verbandmiddelen, voorgeschreven door een deskundige, die een getroffene van wege de Rijksverzekeringsbank ter zake van een ongeval behandelt, alleen op een recept aan het hoofd waarvan gesteld zijn de volgende woorden: „Voor rekening der Rijksverzekeringsbank." 2. Hij is verplicht te tillen tijde en zoo spoedig mogelijk het voorgeschrevene gereed te maken, af te leveren en bij den getroffene te doen bezorgen. Indien uit het voorschrift blijkt, dat bijzondere spoed wordt vereischt, dan moet hieraan worden voldaan. 3. Al het geleverde moet van uitmuntende hoedanigheid zijn, de verpakking moet in behoorlijken vorm geschieden. 4. Op tijdstippen door het bestuur der Bank te bepalen, zendt hij voor elk ongeval een behoorlijk gespecificeerde en met bewijsstukken gestaafde declaratie wegens het geleverde in bij het Bestuur der Bank. TARIEF. De Rijksverzekeringsbank vergoedt: A. Wegens het afleveren en bezorgen van genees- en heelmiddelen, die geen bereiding vereischen, den kostenden prijs, verhoogd met f 0.10 per recept. B. Wegens het bereiden, afleveren en bezorgen van geneesmiddelen, den kostenden prijs, verhoogd met ƒ0.25 per recept. Onder kostenden prijs wordt verstaan het gemiddelde cijfer der prijscouranten van de voornaamste binnenlandsche groothandelaren in geneesmiddelen. C. Wegens het afleveren en bezorgen van verbandmiddelen den kostenden prijs, verhoogd met 20 procent. Onder kostenden prijs uordt verstaan het gemiddelde cijfer der prijscouranten van de voornaamste binnenlandsche groothandelaren in en fabrikanten van verbandmiddelen. VOORWAARDEN, waaronder en TARIEF, waartegen ingeschreven handelaars in heel- of verbandmiddelen zich verbinden heel- of verbandmiddelen te leveren aan verzekerden, die door een ongeval zijn getroffen, bedoeld in art. 17 van het Kon. Besluit van 14 Juli 1902 (S. 153.) 1. De ingeschreven handelaar in heel- of verbandmiddelen levert alle heel- of verbandmiddelen, voorgeschreven door een deskundige, die een getroffene van wege de Rijksverzekeringsbank ter zake van een ongeval behandelt, alleen op een door dien deskundige afgegeven schriftelijk bewijs, aan het hoofd waarvan gesteld zijn de woorden: „Voor rekening der Rijksverzekeringsbank." 2. Hij is verplicht te allen tijde en zoo spoedig mogelijk het voorgeschrevene af te leveren en bij den getroffene te doen bezorgen. 3. Al het geleverde moet van uitmuntende hoedanigheid zijn; de verpakking moet in behoorlijken vorm geschieden. 4. Op tijdstippen, door het bestuur der Bank te bepalen zendt hij voor elk ongeval een behoorlijk gespecificeerde en met bewijsstukken gestaafde declaratie wegens het geleverde in bij het bestuur der Bank. TARIEF. De Rijksverzekeringsbank vergoedt: A. Wegens het afleveren en bezorgen van heelmiddelen (die geen bereiding eischen), den kostenden prijs, verhoogd met ƒ0.10 per voorschrift. B. Wegens het afleveren en bezorgen van verbandmiddelen den kostenden prijs, verhoogd met 20 procent. Onder kostenden prijs wordt verstaan het gemiddelde cijfer der prijscouranten van de voornaamste binnenland• sche groothandelaren in en fabrikanten van heel- en verbandmiddelen. VOORWAARDEN, waaronder en TARIEF, waartegen ingeschreven apothekers en apotbeekhoudende geneeskundigen zich verbinden genees-, heel- of verbandmiddelen te leveren aan verzekerden, die door een ongeval zijn getroffen, bedoeld in art. 17 van het Kon. Besluit van 14 Juli 1902 (S 153.) 1. De ingeschreven apotheker bereidt en levert alle genees-, heel- of verbandmiddelen , voorgeschreven door een deskundige, die een getroffene van wege de Rijksverzekeringsbank ter zake van een ongeval behandelt, alleen op een recept aan het hoofd waarvan gesteld zijn de woorden: „Voor rekening der Rijksverzekeringsbank." 2. Hij is verplicht het voorgesclirevene zoo spoedig mogelijk gereed te maken en af te leveren. Indien uit het voorschrift blijkt, dat bijzondere spoed wordt vereischt, dan moet hieraan worden voldaan. 3. Al het geleverde moet van uitmuntende hoedanigheid zijn, de verpakking moet in behoorlijken vorm geschieden. 4. Yóór den vijfden van elke maand zendt hij zijn rekeningen in op formulieren die hem door het Bestuur worden verstrekt. I)e rekening vermeldt den naam van den getroffene, de dagteekening der levering en den naam van den geneesheer die het voorschrift gaf. Hij is gehouden desgevraagd de rekening verder toe te lichten. TARIEF. Voor de prijsberekening der voorgeschreven genees- en heelmiddelen wordt als grondslag aangenomen de kostende prijs volgens een door de Bank te verstrekken prijslijst, die vastgesteld wordt door de inkoopsprijzen van de hoeveelheden , die in den regel worden ingeslagen, te verhoogen met 10 pCt., met afronding van al wat. minder bedraagt dan een halven cent, tot een halven cent, en van al wat meer dan een halven cent, doch minder dan een cent bedraagt, tot een cent. Hierboven kan voor elk recept 25 cents in rekening worden gebracht. Zoodra de kostende prijs der emballage, waarin een geneesmiddel moet worden afgeleverd, meer dan 4 cents bedraagt, kan de prijs worden in rekening gebracht. Voor verbandstoffen wordt de kostende prijs bovenbedoeld tot grondslag genomen. Deze prijs kan als volgt worden verhoogd; als hij 6 cent of minder bedraagt, tot 10 cents; als hij meer dan 6 en minder dan 11 ets bedraagt, tot 15 cents ; als hij 11 tot en met 25 cents bedraagt, met 40 pCt. als liij 26 cents tot en met ƒ 1 bedraagt, met 30 pCt. als hij meer dan f 1 bedraagt, met 20 pCt. PRIJSLIJST van genees-, heel- en verbandmiddelen, geleverd voor rekening der Rijksverzekeringsbank. Uitgegeven in Mei 1903. Inlichtingen. 1°. Om de berekening van het Tarief wegens geleverde genees-, heel- en verbandmiddelen te vergemakkelijken, is deze prijslijst, bevattende de namen van de meestal bij ongevallen gebruikelijke stoffen, aangenomen, welke prijslijst is getrokken uit een tarief, door eene Commissie van deskundigen uit de meest gangbare prijscouranten van den groothandel samengesteld. De prijzen op deze lijst worden voortdurend herzien en indien daaraan behoefte bestaat, zullen noodig gebleken wijzigingen aan belanghebbenden worden medegedeeld. Wordt iets afgeleverd wat op deze prijslijst niet is vermeld, dan wordt op overeenkomstige wijze de kostende prijs berekend. V. 5 2°. Voor de prijsbepalingen van druppels wordt aangenomen, dat één gram van eene vloeistof, waarvan het soortelijk gewicht hooger is dan, of overeenkomt met dat van gedestilleerd water, gelijk is aan 20 droppels en van lichtere vochten één gram gelijk aan 30 droppels. Gedestilleerd water kan slechts in rekening worden gebracht, indien het voor de bereiding van het voorgeschrevene noodzakelijk is. 3°. In de opgegeven prijzen zijn opgenomen de 10 pOt. boven den kostenden prijs, in het Tarief bedoeld. Voor de prijsberekening zie men verder de bepalingen in het Tarief en de Voorwaarden voor ingeschreven Apothekers en Handelaars in heel- en verbandmiddelen op de postkantoren verkrijgbaar1). Geneesmiddelen. Maatstaf der be- i I rekening: ] Prijsver- Cents. anderingen. grm. ! 1000 Acetas plumbicus 10° gram 5 1000 Acetum pyrolignosum crudum. 100 B 3 1000 Acetum pyrolignosum rectifica- 100 n * 1000 Acetum vini. '00 „ S i 1000 Acidum aceticum '"O » * 1000 Flores chamomilliae vulgaris.. 100 „ 11 100 Folia digitales '°0 „ 20 100 , Folia digitalis pulv >0 n jj'» 1000 | Folia salviae '00 „ »'» 1000 i Folia sennae '00 „ 7 /s 1000 ; Folia sennae pulv 100 „ » 1000 ! Folia uvae ursi '00 „ 7 li 1000 | Formalinum 100 „ lb s 1000 1 Fructus hordei decorticati.... 100 „ 5 1000 tielatinum album 100 n 30 1000 Glycerinum 100 „ 10 100 ; Guajacolum 10 « lo 1000 Gummi arabicum pulv 100 „ 1 Heroïnum 1 n 100 i Hydras chlorali 10 n 5 I* Maatstaf der be- .. rekening '"J8""- CenL. andenngen grm. I Hydrobromas liomatropini 100 Mgram 90 100 Hydrochloras chinini 10 gram 40 10 Hydrochloras cocaini 1 n 10 Hydrochloras morphini 1 « Jl 1 Hydrochloras pilocarpini 100 Mgram 19 100 Ichthyolum .•• * 100 Liantral - .t 1000 Linimentum ammoniae 100 „ ld 1000 Lycopodium 100 n «5 1000 Lysoium 100 » 100 Mentholum 'O » f' Moschus 00 Mgram 50 1000 Mucilago gummi arabici 100 gram iu Mucilago saleb 2&0 n 1 100 Myrrha pulv 10 « jj 100 Naphtalinum 100 " ó 100 (i Naphtolum j® n * 100 Nitras argenticus }0 « « 100 Nitras argenticus fusus 10 „ « 100 Nitras bismuthicus basicus... '0 „ u 10 Nitras strychnini ' » ® 1000 Nisris aethylicus cum spiriru. 100 „ to 100 Oleum cadinum 100 » 11 1000 Oleum cajuputi 100 n e 10 Oleum crotonis 1000 Oleum iecoris aselli ^aO „ a 1000 Oleum lini 100 „ Oleum lithantacis vide Liantral n 1000 Oleum olivarum » J® 100 Oleum petrae JOO „ 1000 Oleum ricini J"" » ® 1000 Oleum rusci ° 1000 Oleum terebinthinae depnratum iou „ ' 100 Opium pulveratum n 10 Oxalas cerosus J" « * 100 Oxydum cupricum n " r 100 Oxydum hydrargyricum '0 „ Maatstnf der berekening l'rijsvergrm. Cent». anderingen. 100 | Oxydum hydrargyricum flavnrn 10 gram 8 100 Oxydum magnesicum 100 „ 40 1000 Oxydum zincicum 100 „ 18 100 l'araffinum liquidum 100 „ 14 100 1'ermanganas kalicus 10 „ 2 1000 Pheuolum 100 „ 16 1000 Phenolum crudum 1000 „ 27' 1000 Phenolum liquefactum 100 „ 12 10 l'hosphorus 1 , 1 Pilulae laxantes 50 stuks 3 Pilulae sulfatis chinini 50 „ 8 1000 Pix liquida 100 gram 4 1000 Pix solida 100 „ 3 Potio Riveri 200 „ 3 10 Protargol 1 „10 1000 Pulpa tamarindorum cruda .. 100 „ 3 1000 Pulvis aërophorus 100 „ 13 1000 Pulvis liquiritiae compositus. . 100 „ 14 100 ; Pulvis opii compositus 10 „ 9 10 ! Pyrogallolum 10 „ 20 100 Radix ipecacuanhae pulv (ecor- tice) 10 „ 38 100 i Radix jalapae pulv 10 „ 3 1000 Radix rhei pulv 100 „ 65 100 : Rhamnus saccharatus 100 n 45 1000 Sal Carolinum faetitium 100 „ 6'/j 100 Salicylas bismuthicus 10 „ 12 1000 Salicylas natricus 100 „ 25 100 Saloluui 10 „ 5 1000 Sapo aromaticus 100 n 20 1000 Sapo kaliuus 100 „ 171 /j 1000 Sapo medicatus 100 „ 22 1000 Sapo superadipatus 100 „ 20 1000 ' Sapo viridis 100 „ 5 100 Secale cornutum pulv 10 „ 6 1000 Seinen lini 100 ,, 7 1000 Sirupus opiatus 100 „ 18 1000 Sirupus papaveris 100 „ 13'/i 1000 Solutio acetatis ammonici 100 „ 9 1000 Solutio acetatis plutnbici basici 100 „ 6 1000 Solutio ammouiaci spirituosa anitata 100 „ 29 100 Solutio arseniitis kalici composita 10 „ l'/i Solutio liurowi 1000 „ 38 1000 Solutio camphorae spirituosa.. 100 „ 19 1000 Solutio carbonatis aminonici pyro-animalis 100 p 10 1000 Solutio ehloreti ferrici 100 „ 5 100 Solutio thlorii 100 _ II Maatstaf der be- rekening Prijsver- Cents. auderingen grrn. 1000 Solutio hydratis calcici "'0 graui 1000 Solutio hypochloritis natrici... 100 „ 2 3 100 Solutio iodii spirituosa 100 ,, 45 10 Solutio nitroglycerini 1 r 1000 Spiritus aiomaticus . 100 „ 18 100 Spiritus arematicus ammonia- calis 100 „ 33 1000 Spiritus dilutus 100 „ 16 1000 Spiritus fortior 100 „ 21 1000 Spiritus lavandulae 100 „ 20 1000 Spiritus saponatus '00 „ 16 11 1000 Spiritus vini cognac 100 . 30 1000 Sulfas aethylicus acidus cum spiritu 100 „ 20 1 Sulfas atropini 1 n 50 1000 Sulfas chinini •. 10 „ 31 100 Sulfas cupricus 10 ,, 2 1 Sulfas duboisini 100 Mgram 25 1 Sulfas eserini 100 „ 30 1000 Sulfas kalico-aluminicus pulv . 100 gram 3'/j 1000 Sulfas kalico-aluminicus exsic- catus 100 . 5l/j 1000 Sulfas magnesicus '00 „ 2 1000 Sulfas natricus '00 „ 2'/t 1000 Sulfas natricus exsiccatus 100 „ 5 1000 Sulfas zincicus 100 n 4 100 Snlfidum stibicum 10 „ 3 100 Sulfonalum 10 „ 16 1000 Sulfur depuratura 100 „ 2 /, 1000 Sulfur praecipitatum 100 „ 8 100 Sulfuretum hydrargyricum ru- brum 10 n P 1000 Talcum venetum 100 „ 2 100 Tanninom 10 n * 1000 Teiobinthina 100 „ 11 10 Thymoluin 1 n f '■ 1000 Tinctura chinae 100 „ 22 10U0 Tinctura chinae composita.... 100 „ 25 100 Tinctura digitalis '0 „ jj 1000 Tinctura gentianae 100 „ 22 100 Tinctura ipecacunhae 10 r 1 it 1000 Tinctura uervina Bestucheffii . 100 „ 35 100 Tinctura opii 10 n ® 100 Tinctura rhei aquosa '00 „ 22 100 Tinctura secalis cornuti 10 „ * 100 Tinctura strophanti. '0 n * 1000 Tinctura valerianae 100 „ 20 100 Tinctura valerinae atherea.... 10 „ * 100 Trional 10 „ 62 Maatstaf der berekening Prijsver- Cent». anderingen. grm. 1 100 Unguentum acetatis plumbici basici 100 gram 27'/, 1000 Unguentum acidi borici ...... 100 „ 18 100 Unguentum carbonatis plumbici 100 „ 22 100 I Unguentum carbonatis plumbici camphoratum 100 „ 25 100 Unguentum chloreti bydrargy- rico-ammonici 100 „ 2' /» 1000 Unguentum diachylon Hebrae. 100 ,, 25 1000 Unguentum hydrargyri. 100 „ 23 100 j Unguentum iodeti kalici 100 „ 35 100 I Unguentum leniens 100 „ 35 100 ! Unguentum mezerei 100 „ 44 100 ' Unguentum oxydi hydrargyrici 100 „ 27»/» 100 Unguentum oxydi hydrargyrici flavi 100 n ^ 1000 Unguentum oxydi zincici 100 „ 20 100 Unguentum picis 100 „ 22 100 Unguentum populeum 100 r 33 1000 Unguentum simplex 100 „ 21 100 Unguentum terebinthinaceum.. 100 „ 27'/j 1000 Vaselinum album 100 „ 20 1000 Vaselinum flavum 100 „ 9 10 Veratrium In1® 1000 Vinum amarum 100 „ 22 100 Vinum opii aromatieum 10 „ ' 1000 Vinum stibiatum 100 „ 22 Verbandmiddelen. Kuwe niet ontvette watten '00 gram 12 ets. 250 „ 27 „ n , n n oc R Von Brunsche watten eo n n 50 „ 10 „ l l l 100 „ 16»/, „ Jodium-watten flacon van 10 „ 12 „ Jodoform-watten 5pCt n 'I " Phenol-watten 3 pCt 25 „ 8 „ Sublimaat-watten 2j> n • '» * IJzerchlorid-watten flacon van 10 „ 11 n Hydrophilegaas /» Meter 7 /» „ Jodoformgaas 5 pCt. in stanniol is 2 li n „ 10 „ „ „ vw „ 3 „ „ 5 „ 10 Meter lang, 20 cM. breed in kartonnen koker 75 „ Phenol-gaas 3 pCt */« Meter 11 „ Sublimaat-gaas li » 10 « Hydrophile windsels, 5 Meter lang, 6 centim. breed ^ ets- • l " " l°a n " 10'/, " Cambric , J * „ « « » ie»/, „ n " * " " fi 1 t> Stijfselgaas „ 5 „ „ ^ „ „ • 12 Gips windsels in blikken doosje. 4l/i «M. lang, 8 cM. 'breed 28 /« „ Billroth battist, >/« Meter lanS> k Meter breed " Outtaperoha pleistergazen. „ , 1 □ d.M. 15 ets. N°. 9. Salicylzuur lj N°. 16a. Kwikzilver-Carbolzuur (op stevige stot n n » N°! 24a. Zinkoxyd (op stevige stof) » " " N°. 66. Ichthyol " " 15 " N°. 72. Resorcine " " 20 " N°. 78. Salicylzuur-kreosoot « " " Guttaperoha zalfgaas. N°. 18. Zinkoxyd-ichthyol per □ d.M. 7 ets. Medioinale zeepen. , per stuk 20 ets. Overvette grondzeep v 25 Kamferzwavelzeep " " 35 " Marmersublimaatzeep " " " KON. BESLUIT van 8 Dec. 1902 (S. 213), regelende de wijze van oproeping van en het verleenen van vergoeding aan deskundigen, zooals bedoeld in art. 64 der Ongevallenwet '). Art. 4. De in art, 64, laatste lid, der Ongevallenwet 1901 bedoelde getuigen en deskundigen ontvangen van de Rijksverzekeringsbank vergoeding voor reiskosten, verblijfkosten en tijdverlies; de deskundigen ontvangen van de bank bovendien vergoeding voor de door hen ten behoeve der bank gedane verrichtingen. Met afwijking van het bepaalde in het eerste lid ontvangen de personen, bedoeld in art. 4, eerste lid, van de wet van 18 April 1874 (S. 66)2), laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 April 1901 (S. 94), geene vergoeding voor reiskosten, en bekomen de personen, bedoeld in art. 25, eerste lid, dier wet, wanneer zij als getuigen zjjn verschenen, geene vergoeding voor tjjdverlies. Art. 5. De in art. 4 bedoelde vergoedingen worden berekend op den voet, welke bij de in het laatste lid van dat artikel vermelde wet ten aanzien van getuigen en deskundigen is bepaald. Ten aanzien van de vergoedingen aan deskundigen is van toepassing het bepaalde in de artt. 16, eerste lid, en 17 van die wet. Art 6. In geval van een onderzoek , als bedoeld in art 64 der Ongevallenwet 1901, stelt de leider de vergoedingen vast, waarop de door hem opgeroepen getuigen en deskundigen aanspraak hebben, en keert hun die uit. Het bestuur der Rijksverzekeringsbank stelt den leider van het onderzoek in staat do vergoedingen uit te betalen of doet hem, indien dit niet mogelijk is, ten spoedigste het bedrag daarvan toekomen. Wanneer een getuige of deskundige van meening is, dat ') Zie Suppl. 111 blz. 71. ") Zie Wetboek blz. 228. de vergoeding, waarop hij aanspraak heeft, door den leider van het onderzoek op een te laag bedrag is vastgesteld, is hij bevoegd binnen ééne week, te rekenen van den dag der vaststelling, zijne bezwaren schriftelijk in te dienen bij het bestuur der Rijksverzekeringsbank. Het bestuur beslist daaromtrent binnen ééne maand. Van zjjne beslissing doet het mededeeling aan den getuige of deskundige. Is het bestuur van oordeel, dat de vergoeding op een te laag bedrag is vastgesteld, dan doet het den getuige ot deskundige alsnog toekomen het bedrag, dat te weinig is uitgekeerd. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid worden de vergoedingen, welke aan deskundigen toekomen wegens verrichtingen, welke niet ter plaatse van en tijdens het onderzoek zijn gedaan, vastgesteld door het bestuur der bank. De deskundigen zenden daartoe hunne declaratiën aan het bestuur binnen ééne maand, te rekenen van den dag, waarop de bedoelde verrichtingen zijn geëindigd. VOORSCHRIFTEN voor het verleenen van vergoeding voor reis- en verblijfkosten aan deskundigen. (Zie Kon. Besluit van 8 Dec. 1902, 213). § 1. Algemeene bepalingen. Art. 3. De leider van het onderzoek stelt de vergoedingen vast op een staat, welke hem met het formulier van oproeping, bedoeld in art. 64, laatste lid, der Ongevallenwet 1901, is toegezonden en keert aan de getuigen of deskundigen het bedrag tegen voldaanteekening uit. Art. 7. Indien het Bestuur der Rijksverzekeringsbank van oordeel is, dat de vergoeding op een te laag bedrag is vastgesteld , dan doet het den getuige ot' deskundige rechtstreeks toekomen het bedrag, dat te weinig is uitgekeerd. Art. 8. Vergoedingen, welke aan deskundigen toekomen wegens verrichtingen, niet ter plaatse en tijdens het onderzoek gedaan, worden vastgesteld door het Bestuur der Rijksverzekeringsbank. De deskundigen zenden daartoe hunne declaratiën aan dat Bestuur binnen eene maand, te rekenen van den dag, waarop de bedoelde verrichtingen zijn geëindigd. Art. 9. Behoudens de uitzonderingen, bij dit tarief bepaald, wordt voor de berekening der reiskosten tot uitgangspunt genomen de plaats, waar elks hoofdverblijf is gevestigd. Art. 11. De regeling der vergoeding voor reiskosten geschiedt overeenkomstig de afstandstafelen, bedoeld bij Kon. Besluit van 18 Dec. 1874, S. 212. Ingeval de plaats, die als uitgangspunt moest genomen worden, niet is gelegen in een met name in bovengenoemde afstandstafelen genoemd onderdeel der gemeente, dan wordt de hoofdplaats der gemeente als uitgangspunt genomen. De afstand op de heenreis en die op de terugreis afgelegd, worden te zamen gevoegd en het alsdan overschietende gedeelte eens kilometers voor een geheel gerekend. § 2. Van de vergoeding aan deskundigen. Art. 12. Aan genees-, heel- en verloskundigen is verschuldigd : 1°. voor het onderzoek van een getroffene, ƒ2,—; 2°. voor een uitwendige lijkschouwing, f 3.—; 3°. voor lijkopeningen tot onderzoek naar de oorzaak des doods en den staat van het lijk, daaronder begrepen de uitwendige schouwing, f 9.—. Art. 13. Voor andere verrichtingen, dan in art. 12 omschreven, is verschuldigd voor iedere vacatie van drie uren en voor ieder schriftelijk verslag: 1°. aan genees-, heel- en verloskundigen, scheikundigen, ingenieurs en technologen, f 3.—. Art. 14. Kosten voor benoodigdheden, tot het onderzoek vereischt, worden in rekening geleden, hetzij aan de deskundigen , hetzij aan de leveranciers of aan hem, die de kosten heeft voorgeschoten. Art. 15. Voor het aankoopen, het gebruik, de beschadiging of het onbruikbaar worden van werktuigen en gereedschappen worden aan de deskundigen geene kosten vergoed, tenzij de aard van het onderzoek de werktuigen en gereedschappen voor verder gebruik ongeschikt make. § 4. Van de reis- en verblijfkosten. Art. 18. Aan deskundigen, die door een leider van een onderzoek, als bedoeld in art. 64, eerste lid, der Ongevallenwet 1901, zijn opgeroepen, wordt, ingeval zij zich in deze hoedanigheid verder dan twee kilometers buiten hunne woonplaats moeten begeven, toegekend vergoeding voor reiskosten. Art. 19. De in art. 18 bedoelde vergoeding word vastgesteld , voor iederen kilometer afgelegden afstand, als volgt: a. Voor de deskundigen , aangewezen in nu. 1 van art. 13, op f 0,12. Art. 22. Aan de personen, bedoeld in art. 18, worden geene verblijfkosten toegestaan op de dagen der reis. Wanneer zij echter onderweg door onvoorziene omstandigheden, onafhankelijk van hunnen wil, worden opgehouden, wordt voor iederen dag gedwongen verblijf eene vergoeding toegekend, te weten : 1#. aan de personen, genoemd onder 1 van art. 13, f3. . Art. 23. Aan de in het vorig artikel aangewezen personen wordt, indien het verlengd verblijf buiten de woonplaats volstrekt onvermijdelijk is, voor iederen dag verblijf uitgekeerd. a. aan de personen, genoemd onder 1 van art. 13, f 3. . Slotbepaling. Art. 25. Alle staten en stukken, die krachtens deze voorschriften worden opgemaakt en afgegeven, zijn vrij van zegel en registratie. Kwitantiën voor bedragen boven 10 gulden moeten echter voorzien zijn van plakzegel. RIJKSVERZEKERINGSBANK NOTA van(1) ■ wegens verrichtingen ten behoeve van (2) te Tijdverlies. Schadeloosstelling voor kosten van Dautee- (N* 8 en 9 van tarief) vervoer (N° 9 van tarief.) TOTAAL kenmVder NAUWKEURIGE OMSCHRIJVING -- — van *4*™ verJ.Ung. DER VERRICHTING. BEDEAG' Aantal naar Vervoer- kolom 3,5 en fc ****** uren. * middel. 1 | 2 3 4 5 6 7 I 8 9 10 11 I ! j j J jj| £ ; (1) N.iain en qualiteit. (2) Naam van den getroffene. N.B. De nota niet te onderteekenen. RIJKSVERZEKERINGSBANK. NOTA van (1) te wegens genees-, heel- of verbandmiddelen, geleverd ten behoeve van (2) te op voorschrift van (3) BEDRAG. Datum GESPECIFICEERDE Hoeveel- — — , OMSCHRIJVING beid Kostenden Embal. j AANMER- VAN HET van het prijs (IO®/01 Honora- t ,'ven Totaal. KINGEN. g. GELEVERDE. geleverde, inbegre- ; rium i centg pen). L_i I i i ! i jij | 1 | I 1(1) Naam en qualiteit. (2) Naam van den getroffene. (3) Naam van den geneesheer. VERORDENING van den Raad der Gemeente Leiden van 20 Nov. 1902, houdende voorwaarden van opneming en verpleging van lijders in liet Sanatorium voor zenuwlijders „Rhijngeest'" te Oegstgeest. Art. 1. In het sanatorium Rhijngeest worden verpleegd lijders aan organische en functioneele zenuwziekten. De geneeskundige behandeling heeft plaats onder leiding van den hoogleeraar in de psychiatrie aan de Rijks-Universiteit te Leiden. Art. 2. Het verzoek tot opneming behooi't te worden gericht aan den Geneesheer-Directeur. Daarbij moet worden opgegeven het geslacht van den lijder, alsmede den datum waarop en in welke klasse zijne opneming gewenscht wordt. Lijders aan besmettelijke ziekten en krankzinnigen worden niet opgenomen. Art. 3. Indien eene overeenkomst tot verpleging is gesloten doch de lijder zich niet ter verpleging doet opnemen, is de helft van de kosten voor den overeengekomen verpleegtijd verschuldigd, met dien verstande dat het verschuldigde bedrag nimmer de kosten van eene zeswekelijksche verpleging kan overschrijden. Indien omtrent den duur der verpleging niet was overeengekomen, is het bedrag voor eene week verschuldigd. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing, wanneer door den lijder wordt aangetoond dat hjj buiten zijn schuld niet in de mogelijkheid verkeerde zich te doen opnemen. Art 4. Er zijn twee klassen van verpleging. In de eerste klasse worden uitsluitend vrouwelijke patiënten, in de tweede klasse zoowel mannelijke als vrouwelijke verpleegd. Art. 5. De verpleegden der eerste klasse zijn gehuisvest in de uitsluitend voor hare verpleging ingerichte villa Rhijngeest, waar ieder harer een afzonderlijke kamer heeft en een gezelschapszaal te harer beschikking is. Zjj gebruiken de maaltijden gezamenlijk, tenzij de behandelende geneesheer afwijking van dezen regel wenschelijk acht. Zij kunnen van alle wandelingen op het landgoed Rhjjngeest gebruik maken. Art. 6. De verpleegden der tweede klasse zijn gehuisvest in het hoofdgebouw met van elkander gescheiden mannen- en vrouwenafdeeling. Zij hebben slaapkamers, ingericht voor twee, drie of vier verpleegden of afzonderlijke slaapkamers. De plaatsing der verpleegden in de verschillende vertrekken wordt geregeld in verband met hetgeen uit een geneeskundig oogpunt voor hen wensclielijk geacht wordt. Er zijn gezelschapszalen ten gebruike van de verpleegden ingericht. In elke der beide afdeelingen gebruiken de verpleegden de maaltijden gezamenlijk, tenzij de behandelende geneesheer afwijking van dezen regel wenschelijk acht. Zjj kunnen gebruik maken van het landgoed Rhijngeest met uitzondering van een voor de verpleegden der eerste klasse bestemd gedeelte. Art. 7. De kosten van verpleging in de eerste klasse bedragen, naar gelang van de kamer, welke de verpleegde in gebruik heeft, f 35 of f 42 per week. Met bedrag der kosten voor den overeengekomen verpleegtijd moet vooruit betaald worden. Bij verbintenis tot een verblijf van langeren duur dan 3 maanden kunnen de kosten telkens voor drie maanden vooruit betaald worden. Wanneer omtrent den duur van het verblijf niet wordt overeengekomen , worden de verplegingskosten wekelijks in vooruitbetaling voldaan. Indien eene afzonderljjke verpleegster verlangd wordt, wordt V. 6 deze door den Geneesheer-Directeur ter be-*chikk ing van de verpleegde gesteld en is daarvoor f 3 per dag verschuldigd. Art. 8. De kosten van verpleging in de tweede klasse bedragen, wanneer wordt overeengekomen omtrent een verblijf van korteren duur dan eene maand, of wel wanneer omtrent den duur van het verblijf niet wordt overeengekomen, ƒ 21 per week; waarbij een gedeelte van eene week voor eene ge- heele week gerekend wordt. Voorts is verschuldigd, wanneer wordt overeengekomen omtrent een verblijf: van korteren duur dan 3 maanden, doch niet korter dan 1 maand, een bedrag, berekend naar f «0 per maand; van korteren duur dan een jaar, doch niet korter dan 3 maanden, een bedrag, berekend naar f 160 per kwartaal; gedurende een jaar of langer, een bedrag berekend naar f 550 per jaar. Het bedrag voor den overeengekomen verpleegtijd moet vooruit betaald worden. Bij verbintenis tot een verblijf gedurende ten minste een jaar kan de betaling in 4 termijnen, telkens voor 3 maanden, geschieden, met dien verstande dat elke der eerste 3 termijnen f 160 en de vierde termijn f 70 bedraagt. Wanneer omtrent deu duur van het verblijf niet wordt overeengekomen, worden de verplegingskosten wekelijks in vooruitbetaling voldaan. Art. 9. In bijzondere gevallen kan de Commissie van Beheer, met het oog op de financieele omstandigheden van den lijder, de kosten van verpleging in de tweede klasse op een lager bedrag bepalen, doch op niet minder dan: ƒ 15 per week, f 40 per maand, f 110 per kwartaal, en f 400 per jaar. Indien bij verbintenis tot een verblijf gedurende ten minste een jaar, de betaling in termijnen geschiedt, wordt het bedrag daarvan door den Geneesheer-Directeur bepaald. Art. 10. Onder week, maand, kwartaal en jaar wordt verstaan het tijdsverloop gerekend mot ingang van den dag der opneming tot den overeenkomstigen dag in de volgende week of tot denzelfden datum in de volgende maand, kwartaal of jaar. Art. 11. Onder de verpleging zijn begrepen pension met bediening, geneeskundige behandeling, versterkende middelen, medicamenten en baden. Het wasschen van het aan de verpleegden toebehoorende lijf- en linnengoed is niet onder de verpleging begrepen. Art. 12. Iedere verpleegde moet in het bezit zijn van de noodige kledingstukken, in overeenstemming met zijn stand en levenswijze. Doorgaans zullen van onderkleederen zes stuks van elk voldoende zijn. Elk kleedingstuk moet behoorlijk gemerkt zijn, terwijl een nauwkeurige opgave moet worden overgelegd van die welke de lijder medebrengt. De verpleegden voorzien zeiven in het wasschen van hun lijf- en ondergoed; desgewenscht wordt hun eene geschikte gelegenheid aan de hand gedaan, waar zij dat kunnen doen verrichten. Art. 13. Bezoeken aan verpleegden mogen in het sanatorium alleen plaats hebben op de daarvoor vastgestelde dagen en uren en met toestemming van den behandelenden geneesheer. Ter voorkoming van teleurstelling dient in den regel die toestemming vooraf schriftelijk te worden aangevraagd. Art. 14. De Commissie van Beheer is bevoegd verpleegden, die zich onbehoorlijk gedragen of by wie zich verschijnselen eener besmettelijke ziekte of van krankzinnigheid voordoen, uit het sanatorium te verwijderen. In de beide laatste gevallen zal dit, zoo mogelijk, in overleg met de naaste familieleden geschieden. Art. 15. Indien de verpleegde binnen den overeengekomen verpleegtijd vertrekt zonder de goedkeuring van den behandelende geneesheer, wordt geen teruggave van verplegingskosten verleend. Vertrekt hij binnen den overeengekomen verpleegtijd met goedkeuring van den geneesheer, dan is voor de verpleging van den lijder verschuldigd het bedrag, dat voldaan had moeten worden, indien omtrent dien tijd gedurende welken hij werkelijk verpleegd is, vooraf was overeengekomen. Ingeval van overljjden of indien de verpleging eindigt omdat zicli bij den lijder verschijnselen eener besmettelijke ziekte of van krankzinnigheid voordoen, zijn de verplegingskosten verschuldigd tot en met den dag van het overlijden of van het vertrek. Bij het eindigen van de verpleging, in de gevallen, genoemd in het tweede en in het derde lid van dit artikel, wordt het te veel betaalde teruggegeven. Art. 16. In de begrafeniskosten van verpleegden wordt niet door het sanatorium voorzien. Vrydom van port.') Bij Kon. Besluit van 24 Dec. 1902, is vrijstelling van port verleend voor de verzending van stukken den openbaren dienst betreffende: 1. van den Centralen gezondheidsraad met: de leden en buitengewone leden van dien raad, de hoofdinspecteurs en de inspecteurs van de volksgezondheid, de gezondheidscommissiën, het college van bijstand, bedoeld bjj art. 85 der Woningwet, de colleges van Ged. Staten, de gemeentebesturen en de burgemeesters, alsmede van de leden en buitengewone leden van dien raad onderling en met de hoofdinspecteurs van de volksgezondheid en de ambtenaren van het openbaar ministerie; 2. van de hoofdinspecteurs van de volksgezondheid onderling en met: de besturen van koepokinrichtingen, het college van bijstand, bedoeld bij art. 35 der Woningwet, alsmede met: de inspecteurs van de volksgezondheid, de gezondheidscommissiën, de colleges van Ged. Staten, de gemeentebesturen, de burgemeesters en de geneeskundigen, binnen hun ambtsgebied ; 3. van de inspecteurs van de volksgezondheid met: het college van bijstand, bedoeld bij art. 35 der Woningwet en de besturen van koepokinrichtingen, alsmede met: de gezondheidscommissiën, de colleges van Ged. Staten, de gemeentebesturen, ') Wat voor alle geneeskundigen van belang is, is gecursiveerd afgedrukt Zie ook Gen. Wetboek blz. 302 en Supplement I blz. 40. Zie ook Geu. Wetboek blz. 203 en Suppl. I. blz. 40. de burgemeesters, de geneeskundigen en de ambtenaren van het Openbaar Ministerie, binnen hun ambtsgebied en onderling binnen het ambtsgebied van den over hen gestelden hoofdinspecteur; 4. van de gezondheidscommissiën met: het college van bijstand, bedoeld bij art. 35 der Woningwet, alsmede met: de colleges van Ged. Staten, de gemeentebesturen, de burgemeesters en de geneeskundigen binnen haar ambtsgebied en voorts van iedere commissie met haren secretaris en hare leden. van den secretaris en de leden onderling en van den voorzitter met de ambtenaren van het Openbaar Ministerie binnen het ambtsgebied zijner commissie; 5. van het college van bijstand, bedoeld bij art. 35 der Woningwet met: den secretaris en de leden van dat college, de colleges van Ged. Staten, de gemeentebesturen en de burgemeesters, alsmede van den secretaris en de leden van het college onderling. Bij Kon. Besl. van 12 April 1903 tusschen hoofdinspecteurs, inspecteurs en Gezondheidscommissiën met apothekers en vroedvrouwen binnen hun ambtsgebied en omgekeerd. Brieven aan het bestuur der Rijksverzekeringsbank genieten vrijstelling van port, die geadresseerd aan den niedischcn adviseur evenzeer, mits in dit geval op de enveloppe worden gesteld de woorden: vDienst der Rijksverzekeringsbank", onderteekend met den naam van den afzender. INHOUD VAN SUPPLEMENT V. Blz. O Voorwoord 4 Litteratuur • ' ; Kon. Besluit tot nadere aanwijzing van buitenlandsche diploma's ter verkrijging der bevoegdheid van arts, apotheker, enz. ... 5 Voorwaarden voor tijdelijk officier van gezondheid in Indië 8 Dito voor gouvernements geneesheer op Cura?ao ' Tekst der Wet, regelende de uitoefening der geneeskunst (opnieuw gepubliceerd in het Staatsblad) Tekst der Wet, regelende de uitoefening der artsenijbereidkunst (opnieuw gepubliceerd) ; h Tekst der Wet, tot voorziening tegen besmettelijke ziekten (opnieuw gepubliceerd) Hernieuwing der maatregelen bij pest (vervoer van lompen, enz.) 3o dito (onderzoek van reiziger») dito (ondertoek van voorwerpen) Bepalingen, betreffende de aflevering van sera 36 Ongevallenwet. Kon. Besluit naar aanleiding van art. 19 3' Voorwaarden voor het verleenen van geneeskundige hulp aan verzekerden. 53 Tarief voor verrichtingen •••■ • l),) Voorwaarden voor het leveren van geneesmiddelen aan verzekerden (met Tarief) '' ' ''' Voorwaarden voor het leveren van verbandstoffen aan verzekerden (met Tarief) ^ Voorwaarden voor levering en gespecificeerd tarief van geneesmiddelen b4 Kon. Besluit voor het oproepen van en vergoeding aan deskundigen 74 Voorschriften voor het verleenen van vergoediug voor reis- en verblijfkosten (met model declaratiën) Voorwaarden ter opneming in het sanatorium voor zenuwlijders te Oegtgeest 80 Vrijdom van port ^ Inhoudsopgaaf. VOORWOORD. De oogst van nieuwe Wetten of Besluiten sedert het vorige jaar is niet groot en niet zeer belangrijk; de volledigheid eischt echter het publiceeren ook van minder beduidende wetswijzigingen en bovendien is het voor de bezitters van het Wetboek niet zijne reeks van Supplementen een gemak om met zekerheid te weten, dat alles wat met den inhoud verband houdt geheel compleet is. De uitgever heeft daarom gemeend ook dit jaar een Supplement niet achterwege te moeten laten. Van de meerdere ruimte, die hij tot zijn beschikking had heeft de schrijver gebruik gemaakt om de Voorwaarden mee te deelen, waarop ieder jaar geneeskundigen ook uit Nederland kunnen mededingen naar eene benoeming bij den internationalen gezondheidsdienst te Constantinopel, ingevolge de sanitaire Overeenkomsten tusschen onderscheidene landen, medegedeeld in de Supplementen I en II. Tevens meende hij thans in haar geheel nogmaals te moeten mededeelen de voorwaarden, waarop artsen en studenten kunnen worden aangenomen voor den militairen geneeskundigen dienst; sedert de opgaven toch op verschillende plaatsen in het Wetboek zijn belangrijke wijzigingen aangebracht. Nu in vorige Supplementen ook zijn opgenomen de Voorwaarden , waarop longlijders in de inrichtingen te Hellendoorn en te Oranje-Nassau-Oord kunnen worden opgenomen en zenuwzieken in de gemeentelijke inrichting te Leiden, achtte hij het niet ongepast daaraan thans toe te voegen de Voorwaarden ter verpleging van minder vermogende longlijders te üavos, voor het opnemen en verplegen van zieken in het sanatorium te Amsterdam en in dat te Rotterdam en eindeljjk van lijders IV aan Vallende Ziekte in het daarvoor in bet bijzonder bestemde gasthuis te Amsterdam. Hij is zich volkomen bewust, dat zulke opgaven eigenlijk niet thuis behooren in een werk, dat onder den titel Wetboek is ingeleid, doch van den beginne af heeft hij dezen naam alleen beschouwd als een collectivum , waaronder kon worden te zamen gebracht wel in de eerste plaats alle Wetten, Koninklijke Besluiten, Ministerieele Beschikkingen, Reglementen van Rijksinstellingen enz., rakende geneeskundige onderwerpen in den ruimsten zin, maar waarbij toch ook een plaats kon worden ingeruimd aan Voorschriften en Voorwaarden , van tjjd tot tijd te pas komende bij de uitoefening der geneeskundige praktijk en die min of meer een algemeen karakter dragen. Derhalve inrichtingen van Gemeentebesturen of van Vereenigitigen, die het algemeen belang beoogen bij de zorg voor zieken en lijdenden van allerlei aard. Bij deze omschrijving en beperking zjjn van zelf uitgesloten alle mededeelingen over particuliere inrichtingen en klinieken. Teterini/en (bij Breda), 15 Juli 1904. de Schrijver. KON. BESLUIT van 12 Febr. 1904, waarbij, met intrekking van de Kon. Besluiten van 30 Juli 1886 (S. 125), 22 Juli 1893 (S. 118) en 24 Sept. 1896 (S. 157), worden aangewezen de buitenlandsche instellingen en de buitenlandsche getuigschriften, bedoeld in art. 85bis der wet tot regeling van het hooger onderwijs '). — Met het getuigschrift, vermeld in art. 11 der wet tot regeling van het hooger onderwijs, worden onder het in art. 85bis dier wet gestelde voorbehoud, gelijkgesteld: A. In alle faculteiten. lu. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd „matriculation examination" aan de „Cape Town University" te Kaapstad; 2U. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd „examen du baccalaureat es lettres" voor eene „faculté des lettres" in Frankrijk; 3°. het „Maturitats Zeugniss". verkregen na met goed gevolg afgelegde „Maturitatsprüfung" aan een gymnasium in een der Staten van het Duitsche Rijk of in Oostenrjjk; 4". het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd „propaedeutisch examen" in Zweden voor de faculteit, waarin men examen wenscht af te leggen; 5°. Het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd „klassiek examen artium" aan een rijksgymnasium, aan eene gemeentelijke of particuliere inrichting, aan wie het recht is toegekend dit examen af te nemen, of voor de daartoe aangewezen staatscommissie in Noorwegen; 6°. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd „examen de maturité des études gymnasiales (Reifeprüfung für Gyinnasialstudien)" in het groot-hertogdom Luxemburg; ') Zie Gen. Wetb. blz. b9. 7°. liet getuigschrift, van met goed gevolg afgelegd examen, waarbij door eene der navolgende universiteiten in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika de graad van „Bachelor of Arts" is verleend: a. University of California te Berkeley, California; b. Catholic University of America, Washington D. C.; c. The University of Chicago, Chicago, Illinois ; d. Clark University, Worcesler, Massachusetts; e. Columbia University, New-York City, New-York; ƒ. Cornell University, Ithaca, New-York; g. Harward University, Cambridge. Massachusetts ; h. The John Hopkins University, Baltimore, Maryland; i. The Leiand Stanfond Jr. University, Palo Alto, California; k. University of Michigan, Anti Arbor, Michigan; I. University of Pennsylvania, Philadelphia, Pennsylvania; m. Princeton University, Princeton, New-Jersey; ». University of Wisconsin, Madison Wisconsin; o. Yale University, New Haven, Connecticut. C. In de faculteiten der geneeskunde en der wis- en natuurkunde. 1°. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd „examen de sortie de la rhétorique latine" aan een „athenée royal" in België; 2". het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd „afgangsexaiuen" van de mathematische afdeeling aan eene openbare „laerde skole", of eene bjjzondere school, aan welke vergunning is gegeven dit examen af te nemen, in Denemarken. Art. 2. — De Kon. Besluiten van 30 Juli 1886 (S'. 125), 22 Juli 1893 (8. 118) en 24 Sept. 1896 (S. 157) zijn ingetrokken. KON. BESLUIT van 22 Juni 1904 (S. 123) lioudende nadere aanvulling van het Kon. besluit van 26 Maart 1895 (8. 37), gewijzigd en aangevuld bij de Kon. besluiten van 28 Maart 1899 (S. 88) en 25 Juni 1903 (S. 161) ') tot aanwijzing van eenige getuigschriften en diploma's als bedoeld in de artikelen 3 en 9 der wet van 25 Dec. 1878 (S. 222), houdende regeling der voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid van arts, tandmeester, apotheker, vroedvrouw en apothekersbediende, laatstelijk gewijzigd bij do wet van 27 April 1904 (8. 81). Art. 1. Aan art. I van het Kon. besluit van 26 Maart 1895 (S. 37)2) worden een tweede en een derde lid toegevoegd, luidende: Zij, die na afgelegd examen in do genees-, heel- en verloskunde het diploma van dokter-djawa en liet recht tot uitoefening der geneeskunst in haren geheelen omvang in Nedertandsch-tndië verkregen hebben overeenkomstig de regeling van" de opleiding van inlandsche geneeskundigen, kunnen op vertoon van genoemd diploma toegelaten worden tot het afleggen van het theoretisch geneeskundig examen bedoeld bij art. 6 der wet van 25 Dec, 1878 (S. 222), en genieten vrijstelling van de overlegging van de verklaringen het bewijs, omschreven in het derde lid van art. 2 dier wet. Zij, die na afgelegd examen in de genees- en heelkunde het diploma van dokter-djawa en het recht tot uitoefening der genees- en heelkunst in Nederlandsch-lndië verkregen hebben, overeenkomstig de regeling van de opleiding van inlandsche geneeskundigen, kunnen op vertoon van genoemd diploma toegelaten worden tot het afleggen van het theoretisch geneeskundig examen, bedoeld bij art. 6 der wet van 25 Dec. I) Zie Suppl. V. blz. 5. >) Zie Wetboek blz. 90. 1878 (S. 222), en genieten vrijstelling van de overlegging van de verklaring, omschreven in het derde lid van art. 2 dier wet. Art. 2. Art. 2 van het Kon. besluit van 26 Maart 1895 (S. 37), aangevuld bij ons besluit van 25 Juni 1903 (S. 161), wordt gelezen als volgt: „Zij, die in België, Duitschland, Groot-Britannië en Ierland, Frankrijk, Oostenrijk, Zwitserland, Italië, Suriname of' Curagao, na afgelegd examen, het recht tot uitoefening der geneeskunst in haren geheelen omvang verkregen hebben, kunnen toegelaten worden tot het afleggen van het theoretisch geneeskundig examen, bedoeld bij art. 6 der wet van 25 I)ee. 1878 (S. 222), en genieten vrijstelling van de overlegging van de verklaring en het bewjjs, omschreven in het derde lid van art. 2 dier wet, op vertoon van een der navolgende getuigschriften of diploma's: a. het diploma van „docteur en médecine, chirurgie et accouchements", afgegeven overeenkomstig de voorschriften van de „Loi du 10 avril 1890 sur la collation des grades aeadémiques et le programnie des examens universitaires" (Moniteur Beige van 5 Aug. 1891 no. 217); b. het diploma van „Approbation als Arzt", afgegeven overeenkomstig de voorschriften van de „llekanntmachung betreffend die arztliche Prüfung für das Deutsche Reich" van 2 Juni 1883; c. het getuigschrift of diploma, op grond waarvan inschrijving in „the medical register", bedoeld bij „the medical act, 1858 (21 en 22 Yict. cap. 90)", heeft plaats gehad, alsmede van het bewijs van die inschrijving; d. het diploma van „docteur en médecine", afgegeven overeenkomstig de voorschriften van de „Loi sur 1'exercice de la médecine" van 30 Nov. 1892 (Journal officie! de la République Francaise van 1 Dec. 1892, no. 326); e. het getuigschrift van „Doctor der gesammten Heilkunde", afgegeven overeenkomstig de voorschriften van de „Verordnung des Oesterreichischen Ministers für Cultus und Unterricht" van 16 April 1872 (Keicha Gesetztbhitt 1872, Stiiek XXII no. 57) of van de „Verordnung des Leiters des Ministeriums fiir Cultus und Unterricht van 21 Dec. 1899, Z. 34. 951; ƒ. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd „examen professionnel des médecins", afgegeven overeenkomstig de voorschriften van het „Arrêté du Conseil Fédéral Suisse concernant le reglement pour les examens féderaux de médecine" van 19 Maart 1888; g. het diploma van genees- en heelkundige, dat overeenkomstig art. 23 van de Italiaansche wet op de openbare gezondheid no. 5849 (serie 3) afgegeven door eene instelling, daartoe gerechtigd krachtens art. 140 van de Italiaansche wet van 13 Nov. 1859 op het openbaar onderwijs, de bevoegdheid geeft tot de uitoefening van de geneeskunst in haren geheelen omvang in Italië; h. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd examen, bedoeld bij art. 12, c, van de „wet van 24 Jan. 1838 betrekkelijk de uitoefening der geneeskundige wetenschappen in de kolonie Suriname" (Gouvernementsblad van Suriname 1838, no. 2) of de akten van bevoegdheid als geneeskundige, heelkundige en verloskundige, afgegeven overeenkomstig de voorschriften van de verordening van 8 Mei 1896, regelende de voorwaarden tot het verkrijgen der bevoegdheid vun genees-, heel- en verloskundige, tandheelkundige, apotheker, leerlingapotheker en vroedvrouw in de kolonie Suriname (Gouvernemeiitublad van Suriname 1896, no. 24); i. het getuigschrift van het mot goed gevolg afgelegd examen, bedoeld bij artikel 1, c van de „Verordening, regelende de uitoefening der genees-, heel- en verloskunst in de kolonie Curaruo" van 30 Oct. 1873 (Publicatieblad van Curarao A°. 1874, no. 5). WET van 27 April 1904 (S. 81), tot nadere wijziging van de wet van 25 Dec. 1878 (S. 222), houdende regeling der voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid van arts, tandmeester, apotheker, vroedvrouwen apothekersbediende. Eenig Artikel. Het tweede lid van art. 3 der wet van 25 Dec. 1878 (S. 222), houdende regeling der voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid van arts, tandmeester, apotheker, vroedvrouw en apothekersbediende, aangevuld en gewijzigd bij de wetten van 28 Juni 1881 {8. 103), van 26 Oct. 1889 (S. 137), van 12 Dec. 1892 (S 261)') en van 21 Juni 1901 (S. 157)') wordt gelezen als volgt: v7Aj, die in een ander Rijk of in eene der ï^ederlandsche koloniën of overzeesche bezittingen na afgelegd examen het regt tot uitoefening der geneeskunst in haren geheelen omvang, alsmede zij die in NederlandschIndië na afgelegd examen het regt tot uitoefening der genees- en heelkunst verkregen hebben, kunnen geheel of ge deelteljjk vrijstelling genieten van het theoretisch geneeskundig en de daaraan voorafgaande examens en van de overlegging van de verklaring, en — voor zoover liet niet de laatstbedoelden betreft — van het beroep, bedoeld in het derde lid van art. 2". l) Zie Geneesk. Wotboek hlz. 81. !) 1 ie Supplement III blz. 17. BIJ MINISTERIEELE BESCHIKKING van 3 Sept. 1903, afd. Onderwijs, zijn met betrekking tot het nemen van proeven op levende dieren de volgende voorschriften omtrent het gebruik van de verzamelingen , inrichtingen en hulpmiddelen voor het onderwijs in de faculteiten der geneeskunde en der wis- en natuurkunde vastgesteld: Art. 1. Proeven op levende dieren mogen uitsluitend plaats hebben, waar zij voor wetenschappelijk onderzoek of voorliet onderwijs bepaald onmisbaar zijn te achten. Indien zjj voor het onderwijs dienst doen, moet in den regel de operatie van het levende dier buiten de gehoorzaal en voor het begin van het college plaats hebben. Art. 2. Zij mogen uitsluitend worden genomen door hoogleeraren , lectoren en andere docenten of onder verantwoordelijkheid en leiding van den hoogleeraar of lector door doctorandi, artsen en assistenten. Art. 3. Voor proeven, die zonder schade voor de uitkomst, aan lagere diersoorten kunnen worden verricht, mogen slechts deze en geen hoogere diersoorten worden gebezigd. Art. 4. Bij elke proef, als in art. [ bedoeld, moet het proefdier vooraf door bedwelmende middelen van voldoende kracht voor pijn ongevoelig zijn gemaakt. Curare, ook wel genoemd urari, wordt niet als bedwelmend middjl beschouwd. Van deze bepaling mag alleen worden afgeweken, indien de operatie door een hoogleeraar of lector plaats heeft en het wetenschappelijk doel, dat beoogd wordt, bij narcose niet te bereiken is. Art. 5. De dieren moeten onmiddellijk na de proefneming worden afgemaakt, tenzij hun geen ernstig letsel is aangedaan en zekerheid bestaat dat de pijn niet zal voortduren. MILITAIRE GENEESKUNDIGE DIENST. De Minister van Oorlog brengt ter kennis van belanghebbenden , dat er voor vier burger-geneeskundigen (artsen), die voor den militairen geneeskundigen dienst pliysiek geschikt zijn, gelegenheid bestaat om te worden benoemd tot officier van gezondheid der 2^e klasse bij het personeel van den geneeskundigen dienst der landmacht, onder het genot eener premie voor eens van ƒ25001). Voor zoodanige benoeming komen alleen in aanmerking ongehuwde Nederlanders, van goed zedelijk gedrag, die het diploma als arts bezitten en niet ouder zijn dan dertig jaren. Aan de betrekking van officier van gezondheid der 2"^ klasse is verbonden de rang van eerste-luitenant, eene tegemoetkoming in de eerste aanschaffing van kleeding en uitrusting ten bedrage van ƒ 200 en een jaarljjksch traktement van ƒ1600. Na vier jaren dienst als officier van gezondheid wordt het traktement gebracht op ƒ1800. Bij goed gedrag en genoegzamen dienstijver worden de officieren van gezondheid der 2^e klasse, na achtjarigen diensttijd, bevorderd tot officier van gezondheid der lste klasse (rang van kapitein) op een jaarljjksch traktement van ƒ 2200. Na vier jaren dienst in deze laatste betrekking wordt het traktement gebracht op ƒ2400, na acht jaren op ƒ2700 en na twaalf jaren op ƒ3000. De aanneming der benoeming tot officier van gezondheid der 2'ie klasse verplicht den benoemde bij de landmacht te dienen gedurende een tijdvak van zes achtereenvolgende jaren. Zjj verplicht tevens den officier van gezondheid om, na het verlaten van den werkeljjken dienst, nog gedurende vier achtereenvolgende jaren als reserve-officier van gezondheid, zonder ') De voorwaarden vroeger in het Wetboek medegedeeld zijn vervallen en veranderd in de hier volgende. traktement of toelage, ter beschikking van 's lands regeering te blijven. Belanghebbenden zullen zich met een op zegel geschreven request behooren te wenden tot Hare Majesteit de Koningin, onder overlegging der navolgende stukken: 1". een extract geboorte-register; 2°. het arts-diploma; 3°. het bewijs, dat de adspirant Nederlander is volgens de wet van 12 Dec. 1892 (S. 268); 4". liet bewijs, dat de adspirant heeft voldaan aan zijne verplichtingen ten aanzien van de nationale militie; 5U. een bewijs, af te geven door het hoofd van het gemeentebestuur zijner woonplaats, dat hij is en steeds geweest is van een goed zedelijk gedrag. Zij die zich aanmelden en de vereisehte stukken kunnen overleggen, worden, nadat zij te voren geneeskundig onderzocht en voor den militairen dienst geschikt bevonden zijn, zoo noodig aan een colloquium doctum onderworpen, ten overstaan eener commissie van vijf officieren van gezondheid, onder voorzitterschap van den inspecteur van den geneeskundigen dienst der landmacht. De Minister van Koloniën brengt ter kennis van belanghebbenden, dat voor twaalf gediplomeerde Nederlandsche artsen de gelegenheid bestaat om, voor den tijd van vijf jaren, te worden benoemd tot tijdelijk officier van gezondheid der 2 , taald dan ƒ 5600 II. het candidaaU-exatnen in | (/'4000V de medicijnen, of wel het , (•«* natuurkundig exa- ^6o(/720) ^ 320 {/ 240) _ ƒ 800 (ƒ600)1 ƒ 8'.0 ( fflOO) 1 III het doctoraal-examen in - \ - "600 examen § 3. Worden toelagen en premiën genoten, dan worden die betaald als volgt: § 4. De subsidie wordt uitbetaald aan den meerderjarigen student zelf en, voor den minderjarigen, aan diens vader, voogd of voogdes. Aan of ten behoeve van den student, die meerderjarig is geworden sedert het aangaan der verbintenis, worden geen gelden uitbetaald. dan nadat bij het Departement is ontvangen de eerste grosse in executorialen vorm van eene notariëele akte, overeenkomstig het hierachter voorkomende model E, benevens eene verklaring overeenkomstig model B. § 5. De toelagen worden jaarlijks betaald in drie termijnen, telkens nadat bij het Departement is ingekomen eene verklaring op zegel, overeenkomsti? model F, afgegeven door den voorzitter van de faculteit der geneeskunde aan de universiteit, waarbij de student is ingeschreven. Die termijnen vervallen 15 Febr., 15 Mei en 15 Nov. van elk jaar. Verklaringen, afgegeven meer dan 14 dagen vóór den vervaldag, zijn ongeldig. Is de verklaring acht dagen na den vervaldag niet bjj het Departement ontvangen, dan wordt de verschenen termijn niet uitbetaald, tenzij ten genoegen des Ministers worde aangetoond, dat redenen, onafhankelijk van den wil van den student, de inzending hebben vertraagd. § 6. De uitbetaling van toelagen wordt gestaakt, zoodra in dien vorm de volgende bedragen van de subsidie zijn genoten, namelijk: n. door studenten, vallende in rubriek I van § 3. . . f 28SO (f 1160) b. door studenten, vallende in rubriek II van § 3 . . , 2400 (, 1H00) c. door studenten, vallende in rubriek III van $ 3 . . , 2400 (. In0$) § 7. Ingeval een student, ten genoegen van den Minister, aantoont dat door ziekte of andere van hem onafhankelijke oorzaken de geregelde gang zijner studiën dreigt gestoord te worden, kan hem, op zjjn verzoek, in een of meer termijnen, eene buitengewone tegemoetkoming worden verleend. Jlet bedrag van de krachtens deze paragraaf uit te keeren gelden mag echter in liet geheel de som van vierhonderd, en tachtig gulden (f 480) (/ 300) niet te boven gaan, en strekt in mindering van de totale som van f 5600 (f 4000) hierboven in § 1 genoemd. § 8. Geen premie wordt uitbetaald, dan nadat door een militair geneeskundig onderzoek is gebleken, dat de student niet lijdende is aan eene ziekte of een gebrek, waardoor militairen overeenkomstig de Koninklijke besluiten van 2 Xov. 1883 (S. 151) en 21 Dec. 1883 (S. 247) (en 30 Dec. 1883 S. 256) worden geacht ongeschikt te zijn geworden voor den dienst bjj de zeemacht (het leger in Nederlandsch-Indië). § 9. Studenten, die tijdens hunne aanneming reeds voldaan hebben aan het eerste gedeelte van het practisch arts-examen, kunnen niet in het genot van toelagen treden. Hun wordt, nadat bjj het Departement zijn ontvangen de stukken, vermeld in art. 3 § 4, eene premie van f 800 (f 600) uitbetaald; zij ontvangen na hun beëediging als officier van gezondheid hetgeen aan of voor hen in het geheel minder dan f 5600 (f 4000) is betaald. Art. 5. Van het ontslag van de verbintenis. § 1. De uitkeering van de subsidie wordt gestaakt en de student van de verbintenis ontslagen: a. indien bij een militair geneeskundig onderzoek blijkt, dat hij lijdt aan eene ziekte of een gebrek, waardoor militairen, overeenkomstig de Kon. B. van 2 Nov. 1883 (S. 151) en 21 Dec. 1883 (S. 247) geacht worden ongeschikt te zijn voor den dienst bij de Zeemacht (het leger in Ncderlandsch-Indic); b. ingeval hij, naar 's Ministers oordeel, geacht moet worden door gebrek aan aanleg, door traagheid, onwil of slecht gedrag niet in staat te zijn om het arts-diploma te verwerven, of wel onwaardig om tot officier van gezondheid te worden benoemd; r. wanneer hjj de voorschriften van dit reglement niet nakomt. Voorts kan een student van de verbintenis worden ontslagen: lu. wanneer hjj, naar 's Ministers oordeel, geacht moet worden zijne studiën in de geneeskunde niet geregeld voort te zetten; 2". wanneer hij, zonder toestemming van den Minister, in het huwelijk is getreden. § 2. Wordt het ontslag verleend op den hierboven in § 1 sub a genoemden grond, dan behoeft het genoten gedeelte van de subsidie niet te worden terugbetaald, tenzij de ongeschiktheid voor den militairen dienst het gevolg is van ongeregeld gedrag of aan eigen schuld is te wijten. Overigens sluit het ontslag steeds onvoorwaardelijk de verplichting in zich om alle door den Staat betaalde collegegelden, toelagen, premiën en eventueel verder genoten tegemoetkomingen terug te betalen, vermeerderd met tien ten honderd. § 3. Ontslag van de aangegane verbintenis op verzoek wordt niet verleend, dan nadat de gelden, krachtens § 2 hierboven terug te betalen, in 's lands kas zijn gestort. § 4. Ruiling van bestemming (dienst bij het leger in Nederlandsch-Indië of bij de Zeemacht) wordt niet toegestaan, dan tusschen studenten, die het arts-diploma hebben verworven. § 5. Wie overeenkomstig de bepalingen van dit artikel van de verbintenis wordt ontheven, verliest daardoor alle aanspraken om later als arts bij de Zeemacht (het Indisch leger) te worden aangenomen. Art. 6. Van de benoeming tot officier van gezondheid. De studenten, overeenkomstig dit reglement opgeleid, worden, nadat zij aan het Departement van Marine (Koloniën) het artsdiploma hebben ingezonden, zoodra mogelijk aan de Koningin voorgedragen ter benoeming tot officier van gezondheid der tweede klasse bij de Zeemacht (liet leger in Nede>'landnch-lndië) ook wanneer er op dat oogenblik geen vacatures in dien rang bestaan. I MODELLEN, behoorende bij het Reglement voor de opleiding van studenten in de geneeskunde aan de Nederlandsche Universiteiten tot officier van gezondheid bij het leger in de koloniën of bij de Zeemacht, vastgesteld bij Kon. B. van 6 Mei 1886 »°. 41, en gewijzigd bij de Kon. B. van 12 April 1889 n\ 66, van 8 Mei 1895 m°. 21, van 31 Mei 1898 n°. 32 en van 5 Maart 1900 n°. 29. MODEL A. zijn verschenen: 1°. N. N., geboren te den thans student in de geneeskunde aan de Universiteit te »die verklaarde volkomen bekend te zijn met de bepalingen van het Reglement voor de opleiding van studenten in de geneeskunde aan de Nederlandsche Universiteiten tot officier van gezondheid bij de Zeemacht (het leger in de Koloniën) vastgesteld bij Kon. B. van 6 Mei 1886 n\ 41, en gewijzigd bij de Kon. B. van 12 April 1889 n°. 66, van 8 Mei 1895 n°. 21, van 31 Mei 1898 n°. 32 en van 5 Maart 1900 nu. 29, en zich te verbinden: a. om den Staat der Nederlanden bij de Zeemacht (in de Kolonii-n) te dienen, overeenkomstig de bepalingen, vervat in dat gewijzigde Reglement; en b. om, bijaldien hjj te eeniger tijd, hetzij vóór of na zjjne benoeming tot officier van gezondheid, op eigen verzoek of wel om andere redenen dan welbewezen ziels- ot lichaamsgebreken , — niet het gevolg van eigen moedwillige handelingen of ongeregeld gedrag — van de verplichtingen, ingevolge genoemd gewijzigd Reglement op hem rustende, mocht worden ontheven, of wel zich op eenige wijze aan die verplichtingen mocht onttrekken, — binnen drie maanden, nadat hij daartoe door of vanwege den Minister van Marine (Koloniën) zal zijn aangeschreven — al de gelden terug te betalen, die van landswege aan hem of te zjjnen behoeve wegens opleidingskosten zijn voldaan (ingevolge artikel 4 § 2 of § 3 van voornoemd gewijzigd Reglement). 2°. P.P. (qualiteit en woonplaats) en Q.Q. (qualiteit eu woonplaats), die, gehoord de bovenomschreven verklaringen van N. N., verklaarden volkomen bekend te zijn met de bepalingen van voormeld gewijzigd Reglement, en zich bjj deze jegens den Staat der Nederlanden te stellen als borgen voor meergenoemden N. N., en derhalve als zoodanig ieder met hem hoofdelijk voor het geheel, en onder afstand van alle exceptiën en voorrechten, door de wet aan borgen in rechten toegekend, zich te verbinden tot de voldoening, binnen drie maanden nadat zij daartoe door of namens den Minister van Marine (Koloniën) zijn aangeschreven, van al hetgeen N. N. uit voormelden hoofde aan den Staat der Nederlanden zal verschuldigd zijn ; terwijl zij, zoowel N. N., als P.P. en Q. Q., nu voor alsdan verklaren zich te zullen gedragen aan de opgave van liet bedrag van wege den Staat. Uitgegeven voor Eerste Grosse aan en ten verzoeke van den Staat der Nederlanden enz MODEL B. I)e burgemeester der gemeente verklaart dat P.P. en Q. Q. (de borgen) bjj hem ter goeder naam en faam bekend staan als genoegzaam gegoed om te kunnen voldoen aan de geldelijke verplichtingen, die zjj op zich namen, ingevolge akte den verleden voor den notaris . . ., te . . . . den De Burgemeester MODEL C. zjjn verschenen: a. R.R, en 8.8., (ouders, vader, voogd of moedervoogdes) van N. N., geboren te den thans student in de geneeskunde aan de Universiteit te. . . , die verklaarden (verklaarde): 1". volkomen bekend te zijn met de bepalingen van het Reglement voor de opleiding van studenten in de geneeskunde aan de Nederlandsche Universiteiten tot officier van gezondheid bij de Zeemacht (het leger in de Koloniën) vastgesteld bjj Kon. B. van 6 Mei 1886 n°. 41 en gewijzigd bij de Kon. B. van 12 April 1889 n°. 66, van 8 Mei 1895 n°. 21 , van 31 Mei 1898 n°. 32 en van 5 Maart 1900 n°. 29; 2". aan genoemden minderjarige toestemming te verleen.n tot de verbintenis voor den dienst bij de Zeemacht (m de Koloniën) overeenkomstig dat aldus gewijzigde Reglement; 3°. zich uit eigen hoofde te verbinden tot terugbetaling, binnen drie maanden na daartoe door of van wege den Minister van Marine (Koloniën) te zijn aangeschreven, van al de gelden van landswege, ingevolge art. 4 § 2 of 3 van voormeld gewijzigd Reglement, ten behoeve van meergenoeinden student gedurende zijne minderjarigheid betaald, voor het geval deze te eeniger tijd, hetzij vóór of nè, zjjne benoeming tot officier van gezondheid, op eigen verzoek of wel om andere redenen dan welbewezen ziels- of lichaamsgebreken, - niet het gevolg van eigen moedwillige handelingen of ongeregeld gedrag — van de verplichtingen, ingevolge genoemd gewijzigd Reglement op hem rustende, mocht worden ontheven, of wel zich op eenige wijze aan die verplichtingen mocht onttrekken; b. T. T. (qualiteit en woonplaats) en U. U. (qualiteit en woonplaats), die, gehoord de bovenomschreven verklaring van R.R. (R. R. en S. S ), verklaarden volkomen bekend te zijn met de bepalingen van voornoemd gewijzigd Reglement, en zich bij deze jegens den Staat der Nederlanden te stellen als borgen voor de comparanten R.R en S. S. en derhaive als zoodanig ieder den comparant R. R met hen (hem) hoofdelijk voor het geheel en onder afstand van alle exceptiën en voorrechten, door de wet aan borgen in rechten toegekend, zich te verbinden tot de voldoening, binnen drie maanden, nadat zij daartoe door of namens den Minister van Marine (Koloniën) zjjn aangeschreven , van al hetgeen R.R. en S. S., uit voormelden hoofde, aan den Staat der Nederlanden zullen (zal) verschuldigd zijn, terwjjl zij, zoowel R.R. (R.R. en S S.) als T. T. en U.Ü., nu voor alsdan, verklaren zich te zullen gedragen aan de opgave van het bedrag vanwege den Staat. Uitgegeven voor Eerste Grosse aan en ten verzoeke van den Staat der Nederlanden enz. MODEL 1). De ondergeteekende geboren te den , thans student in de geneeskunde aan de Universiteit te verklaart volkomen bekend te zijn met de bepalingen van liet Reglement voor de opleiding van studenten in de geneeskunde aan de Nederlandsche Universiteiten tot officier van gezondheid bij de Zeemacht, (het leger in de Koloniën) vastgesteld bij Kon. B. van 6 Mei 1886 n°. 41 en gewijzigd bij de Kon. B. van 12 April 1889 n". 66, van 8 Mei 1895 n°. 21, van 31 Mei 1898 n°. 32 en van 5 Maart 1900 n°. 29, en de verbintenis te willen aangaan, overeenkomstig dat gewijzigde Reglement, en wel voor den dienst bij de Zeetwee macht, (in de Koloniën) overeenkomstig art. 4 paragraaf , den (Handteekening van den student.) Gezien voor legalisatie der handteekening van De Burgemeester, MODEL E. zijn verschenen: 1°. N. N., geboren te den thans student in de geneeskunde aan de Universiteit te die verklaarde volkomen bekend te zijn niet de bepalingen van het Reglement voor de opleiding van studenten in de geneeskunde aan de Nederlandsche Universiteiten tot officier van gezondheid bij de Zeemacht (het leger in de Koloniën), vastgesteld bij Kon. B. van 6 Mei 1886 n°. 41 en gewijzigd bjj de Kon. B. van 12 April 1889 n°. 66, van 8 Mei 1895 n°. 21, van 31 Mei 1898 n°. 32 en van 5 Maart 1900 n°. 29, en zich te verbinden: a. om den Staat der Nederlanden bij de Zeemacht (in deKoloniën) te dienen, overeenkomstig de bepalingen, vervat in dat gewijzigd Reglement; en b. oni, bijaldien hij te eeniger tjjd, hetzij vóór ol na zijne benoeming tot officier van gezondheid, op eigen verzoek of wel om andere redenen dan welbewezen ziels-of lichaamsgebreken, niet het gevolg van eigen moedwillige handelingen ot ongeregeld gedrag —, van de verplichtingen, ingevolge genoemd gewijzigd Reglement op hem rustende, mocht worden ontheven of wel zich op eenige wijze aan die verplichtingen mocht onttrekken, — binnen drie maanden, nadat hij daartoe door of vanwege den Minister van Marine (Koloniën) zal zijn aangeschreven —, al de gelden terug te betalen, die, sedert hij meerderjarig werd, van landswege aan hem of te zijnen behoeve wegens opleidingskosten zijn voldaan (ingevolge art. 4 8 2 of § 3 van voornoemd gewijzigd Reglement). 2°. P. P. (qualiteit en woonplaats) en Q. Q. (qualiteit en woonplaats), die gehoord de bovenomschreven verklaring van N N verklaarden volkomen bekend te zijn met de bepalingen van voormeld gewijzigd Reglement, en zich bij deze jegens den Staat der Nederlanden te stellen als borgen voor meergenoemden N. N., en derhalve als zoodanig ieder met hem hoofdelijk voor het geheel, en onder afstand van alle exoeptien en voorrechten, door de wet aan horgen in rechten toegekend, zich te verbinden tot de voldoening, binnen drie maanden nadat zij daartoe door of namens den Minister van Marin^Kolomen) zijn aangeschreven, van al hetgeen N. N. uit voormelden hoofde aan den Staat der Nederlanden zal verschuldigd zijn; terwijl zij, zoowel N. N. als P.P. en Q.Q., nu voor alsdan verklaren zich te zullen gedragen aan de opgave van het bedrag vanwege den Staat. Uitgegeven voor Eerste Grosse aan en ten verzoeke van den Staat der Nederlanden enz. MODEL F. De Hoogleeraar Voorzitter van de faculteit der geneeskunde aan de Universiteit te ver aai N N bij de Universiteit ingeschreven als student m de geneeskunde', door trouwe studie en goed gedrag aan zijne verplichtingen voldoet. , B den De Hoogleeraar voornoemd, CONDITIONS D'ADMISSION DE MEDECINS au Service sanitaire Ottoman '). ITn concours est ouvert cliaque année a Constantinople, deux mois avant la date de 1'ouverture du Lazaret de Camaran, pour l'admission de médecins au Service Sanitaire Ottoman. Les demandes revues après cette date seront ajournées a 1'année suivante. Un averrissement, publié par la voie de la presse fixera, six mois a 1'avance, la date exacte de ce concours. Sont admis a pendre part au concours tous les médecins diplötnés d'une Faculté officiellement reconnue et qui n'ont pas dépassé 35 ans d'age. Les candidats, après épreuves favorables, devront se munir du permis d'excercice de 1'Eeole de Médecine de Constantinople , pour être admis au service. Ils seront en outre examinés par une Commission spéciale chargée de s'assurer de leur aptitude physique. A la fin des épreuves, les candidats seront classés par rang de mérite, suivant le nombre des points obtenus, sur une liste qui déterminera 1'ordre dans lequel les nominations devront être faites. E p r e u vr e s. Les épreuves écrites seront rédigées en langue frangaise et les examens oraux subis dans la même langue. L'ensemble des épreuves comportera: lu. Un examen écrit sur une des questions du programme cotée de 0 a 20 2°. Une épreuve orale sur un sujet d'hygiène. „ „ 0 a '20 3°. Une épreuve orale sur un sujet d'épidé- miologie „ „ 0 a 20 4U. Une épreuve pratique de bactériologie . „ „ 0 a 20 l) Van tijd tot tijd worden in de Geneeskundige bladen oproepingen geplaatst voor geneeskundigen bij den gezondheidsdienst te Constantinopel; dit is liet gevolg van de Sanitaire Overeenkomsten door verschillende landen gesloten en die zijn opgenomen in Supplement I blz. 18 en Supplement II blz. 5 en 17. 't Kwain jnij niet ondoelmatig voor de voorwaarden op te nemen van dit jaarlijksche concours, waarann geneeskundigen kunnen deelnemen van alle natiën, tusschen welke de Overeeukoiusten gesloten zijn en waartoe ook Nederland behoort. 5°. Une analyse extcmporanée d'un liquide de l'organisme cotéedeOalO Pour 1'épreuve écrite deux heures seront accordées au candidat; elle devra être faite sans le concours d'aucun livre, cahier ou notes imprimées ou manuscrites. Pour les exanients oraux un quart d'heure sera accordé, aprés 5 minutes de réflexion. La durée des deux épreuves pratiques sera fixée par la Commission d'examen au moment même oü les questions seront posees. Pour être déclarés admissibles, les candidats devront avoir obtcnu un minimum de 50 points. Toute fraude ou toute supercherie, a quelque examen qu'elle se produise, entrainera 1'exclusion immédiate du délinquant qui ne sera plus admis k prendre part a aucun autre concours. Composition du Jury. Deux Membres (médecins) de la Commission du personnel. Un meinbre médecin pris, bors d'elle, dans le Conseil. Un Membre choisi par le Conseil parmi les spécialistes Bactériologues. Examen Ecrit. Cet examen comprend une épreuve écrite sur une des questions du programme. Deux lieures seront accordées au eandidat pour la traiter. Examen Oral. Premier Examen: Hygiëne. Ire Question: Conditions d'habitabilité d'un navire; encombremement; cubage. 2me n Chargement (passagers, animaux vivants, marchandises, transport des corps), lndiquer les régies a obsevver: méphytisme des cales, des soutes, des cabinets, des postes de coucliage; comment y reinedierr 3me „ Aération, ventilation (naturelle et artificielle); tbermomètre, hygrometre, eclairage. 4me B Aliments (leur nature, aliments altérés, maludies dues k une mauvaise alimentation); boissons (approvisionnement d'eau), variétés d'eau (météoriques, du sol, distillées). 5me Question: Qualités d'une eau potable. Moyens de la reconnaitre, mode de conservation et de distribution de 1'eau. 6me „ Mesures prophylactiques générales en cas d'épidémie (agents de transmission; désinfectants et désinfection). 7me „ Mesures a prendre en présenee d'un cas suspect ou avéré de malndie épidéinique a bord. 8me „ Mesures a prendre en présenee d'un cas d'affection épidémique ou contagieuse dans une localité. 9me v Qu'est-ce qu'un Lazaret ? Description d'un Lazaret complet. (Situation, installation, fonctionnement). Patente de Santé, arraisonnement. Deuxième Examen: Epidémiologie. 1°. Variole: description, prophylaxie. 2U. Typhus exanthématique. 3°. Cholera: géographie médicale, étiologie, prophylaxie. 4°. Cholera: description, bactériologie (diagnostic différentiel). 5°. Fièvre jaune: géographie médicale, étiologie, prophylaxie. 6°. Fièvre jaune: description, durée, diagnostic. tiaitement, (diagnostic différentiel). 7Ü. Peste: géographie médicale, étiologie, prophylaxie. 8°. Peste: description, bactériologie (diagnostic différentiel). 9°. Lèpre. 10°. Charbon. 11°. Morve et farcin. 12°. Actinomycose. 13°. Fièvre typhoïde: étiologie, bactériologie, prophylaxie. 14°. Grippe, influenza, dengue. 15°. Rage. 16°. Dysenterie. Nota. — Pour chacun des examens oraux le candidat disposera d'un quart d'heure pour développer sa question, après cinq ininutes de réflexion. Trosième Examen: Bacteriologie. Epreuve Pratique: lu. Préparer du bouillon peptoue, en partant de la macération de viande. — Autopsie d'un cobaye üharbonneux. — Exanen du sang et de la pulpe splénique, (sans coloration directe, avec le Gram et 1'éosine). Ensemencements. Reconnaitre des cultures cholériques. Chercber la mobilité des vibrions et la réaction indolnitreuse. Coloration directe et Gram-controle. 2°. Préparer de la gélatine-peptone en partant du bouillon. — Autopsie d'un cobaye inoculé dans le péritoine avec le vibrion cbolérique. Examen de 1'exsudat peritonéal (bleu et éosine). Ensemencements. Reconnaitre des cultures de staphylocoque doré. Les colorer (coloration directe et Gram). 3°. Préparer de la gélose-peptone, en partant du bouillon. — Autopsie d'un cobaye inoculé dans le péritoine avec le colibacille. Exnmen de 1'exsudat peritonéal (bleu et éosine). Enseniencements. Reconnaitre des cultures charbonneuses. Les colorer (coloration directe et Gram). 4°. Préparer des pomnies de terre en tubes. — Autopsie d'un lapin inoculé avec le pneuniocoque. Examen du sana; et de la pulpe splénique (coloration des capsules et Gram-éosine). Enscmencements. Reconnaitre des culturus de coli-bacille. Cliercher la mobilité des coli-bacilles et la réaction de 1'indol. Coloration (directe et Gram-controle). 5°. Préparer du serum coagulé, en partant du serum recueilli aseptiquemeut. — Autopsie d'un lapin inoculé avec le septocoque Examen du sang et de la pulpe splénique (coloration par le Gram-éosine). Enseniencements. Reconnaitre le bacille de la peste et des préparation colorées (dans des cultures stérilisées, s'il y en a). 6°. Préparer des pipettes Pasteur (pour recueillir les produits pathologiques) et les stériliser au four a flamber. — Auto[)sie d'un cobaye tuberculeux. Recherclie des bacillos et des lésions (Ehrlicb et bleu de Métylène). Reconnaitre le bacille tétanique en culture. Coloration directe et Gram. Reconnaitre le bacille pyocianique en culture. Chercher la mobilité de ce bacille et l'ensemeneer. 7". Préparer les solutions nécessaires pour la méthode de 3 Gram (simplc et avec coloration consécutive a 1'éosine. — Autopsie d'un cobaye inocule avec la morve par le piocede de Strauss. Rechercher les bacilles et le pus de la vaginale (coloration directe). Ensemenceir.ents Reconnaitre des cultures tuberculeuses. Le9 colorer (Ehrlich). 8°. Préparer les solutions nécessaires pour la méthode d'Elirlich (simple et avec colorations consécutives au bleu. — Examen microscopique de fausses membranes dipbteritiques (Giani et éosine). Isolement du baeille de Loffler sur serum. Reconnaitre le microbe du paludisme dans les préparations colorées. 9°. Préparer tout ce qui est nécessaire pour inoculer une culture (sur milieu solide) sous la peau (ou dans le péritoine) d'un cobaye. Faire ensuite 1'inoculation. Cliercher le baeille tuberculeux dans les crachats (Ehrlich et bleu de Metylene). Reconnaitre des cultures de streptocoque. Les colorer (coloration directe ou Gram). Ensemencements. 10°. Faire une culture anaérobie. Sérobioplastie de la fièvre typhoïde. — Reconnaitre une culture de lièvre. La colorer (coloration directe et Gram). 11°. Mettre en train une analyse quantitative des germes de 1'eau (plaques de gelatine). — Examiuer un pus. Coloration (directe et Gram-Ehrlich). Isolement sur gélose. Reconnaitre le baeille lépreux dans des coupes colorées; comparer celles-ci avec des coupes d'organismus tubeiculeux. 12u. Isolement du coli-bacille dans les eaux (procédé Béré). Mettre en train. — Autopsie d'un animal infecté. Recueillir aseptiquement, dans des pipettes, le sang et la pulpe du foie (au cas échéant, un exsudat péritonéal). Sceller ces pipettes, comme si on désirait les conserver. — Déterminer pour plusieurs microbes, la forme, la mobilité ou 1'immobilité ou la colorabilité par le Gram. 13°. Trunsvaser un liquide stérile dans des tubes. — Isolement des vibrions dans les selles artificiellement infectées. — Mettre en train. — Reconnaitre les cultures de la morve (coloration directe) et celles de 1'actinomycose (Gram). Nota. — Pour eet exatnen 4 ou 6 heures, suivant le cas, seront accordées aux candidats. Quatrième Examen: Pratique. Examiner un liquide de 1'organisme et l'analyser extemporanément (sang, lait, urine, salive, sperme). Nota. Le temps a accorder au candidat sera fixé par le Jury en même temps que la question. Lu et approuvé en séance du Conseil Supérieur de Santé, le 11/24 Juillet 1900. KON. BESLUIT van 16 Maart 1904 (S. 60) tot nadere wijziging van het Kon. Besluit van 12 Febr. 1879 (S. 86) tot regeling der examens als arts, tandmeester, apotheker, vroedvrouw en apothekersbediende. Eenig artikel: Art. 11 van het Kon. Besluit van 12 Febr. 1879 (S. 36), gewijzigd bij de Kon. Besluiten van 17 Nov 1893 (S 166), van 29r April 1899 (S. 112) en van 4 Juni 1902 (S. 80)'), wordt gelezen als volgt: „Zij, die ingevolge het tweede lid van art. 16 der wet van 25" Dec. 1878 (S. 222)*) als leerling-vroedvrouw begeert te worden ingeschreven, meldt zich in persoon aan bij den hoofdinspecteur van de volksgezondheid, binnen wiens ambtsgebied zij met der woon gevestigd is. De hoofdinspecteur gaat tot de inschrijving niet over dan na zich te hebben overtuigd dat de leerling-vroedvrouw als leerling op eene der Rijkskweekscholen voor vroedvrouwen is geplaatst en, indien dit met haar niet het geval is: lu. dat zij den leeftijd van een en twintig jaren heeft volbragt; 2°. dat zij behoorlijk lager onderwijs met vrucht genoten heeft; 3°. dat zij niet lijdt aan een of ander voor de uitoefening van het beroep als vroedvrouw hinderlijk lichaamsgebrek, en in het algemeen een goede gezondheid geniet, ') Zie Supplement 1 blz. 12. ') Zie Wetboek blz. 80. 4°. dat zij is van onbesproken zedelijk gedrag, ten blijke waarvan hem een bewijs moet worden overgelegd, afgegeven door den burgemeester harer woonplaats binnen eene maand vóór den dag der overlegging. Het bewijs van inschrijving moet om geldig te blijven telkens na verloop van een jaar door den hoofdinspecteur van zijn visa worden voorzien. Het kan door hem, indien de leerlingvroedvrouw niet langer voldoet aan de voorwaarden onder n°. 3 en 4 gesteld, worden ingetrokken. Bij overbrenging harer woonplaats binnen het ambtsgebied van een anderen hoofdinspecteur doet de leerling-vroedvrouw binnen eene maand na hare vestiging in de nieuwe woonplaats het bewijs van visa van den hoofdinspecteur dier woonplaats voorzien. Bij gebreke daarvan verliest het zijne geldigheid." KON. BESLUIT van 16 Maart 1904 (S. 61), tot wijziging van het reglement voor de Rijkskweekscholen voor vroedvrouwen. Eenig artikel: Art. 6 van het reglement voor de Rijkskweekscholen voor vroedvrouwen, vastgesteld bij Ons besluit van 21 Juli 1902 (S. 157)'), wordt gelezen als volgt: Tot liet afleggen van het in art. 5 bedoelde examen wordt niemand toegelaten , tenzij blijke: 1°. door overlegging van een uittreksel uit de geboorteregisters, dat zij niet jonger dan 21 jaar is en haar 26ste jaar nog niet heeft volbracht; 2". dat zij niet lijdt aan een of ander voor de uitoefening van het beroep als vroedvrouw hinderlijk lichaamsgebrek en in het algemeen een goede gezondheid geniet, en daaromtrent aan de examencommissie overlegt de schriftelijke verklaring van een geneeskundige, uit welke verklaring zelve moet blijken, dat deze is afgegeven na opzettelijk ingesteld onderzoek; ') Zie Supplement IV blz. 18. 3°. dat zij is vun onbesproken zedelijk gedrag, ten blijke waarvan een bewijs moet worden overgelegd, afgegeven dooiden burgemeester harer woonplaats binnen eene maand vóór den dag der overlegging. De plaats, de dag en het uur van het examen van de belanghebbende worden door den voorzitter van de commissie bepaald en haar door den secretaris schriftelijk medegedeeld. TOELATING TOT DE RIJKSKWEEKSCHOLEN VOOR VROEDVROUWEN. Inschrijving nis leerling-vroedvrouw. De Minister van B. Z. brengt ter kennis van haar, die met den cursus, welke aanvangt in het begin van September van dit jaar, als in- of uitwonend leerling op een der Rijkskweekscholen voor vroedvrouwen wenschen te worden toegelaten, dat ter voldoening aan art. 5 van het bij Kon. besluit van 21 .Tuli 1902 (S. 157) ') vastgesteld en bjj het Kon. besluit van 16 Maart 1904 (S. 61) gewijzigd reglement voor die scholen, eerlang gelegenheid zal worden aregeven tot liet afleggen van een toelatingsexamen , waarvan het programma is vastgesteld als volgt: I. Schriftelijk gedeelte: n. het maken van een opstel over een of ander onderwerp, dat vooraf mondeling ot wel met behulp van een leesboek is toegelicht; b. het beredeneerd uitwerken van enkele rekenkundige vraagstukken. II. llij het mondeling gedeelte zal het geleverde schriftelijk werk nader worden besproken, onderzocht worden in hoeverre de vakken van het lager onderwijs (waaronder bepaaldelijk ook de beginselen van de kennis der natuur) met vrucht zjjn beoefend en inzonderheid worden nagegaan, of de algemeene ontwikkeling en de verstandelijke gaven voldoende zijn om te mogen verwachten, dat de candidaten, onder behoorlijke lei- ') Zie Supplement IV blz. 18. ding, dc voor de vroedvrouw noodige natuur- en verloskundige kennis zullen kunnen verwerven. Tot liet afleggen van het hiervoren bedoelde examen wordt niemand toegelaten die niet doet blijken: lu. door overlegging van een uittreksel uit de geboorteregisters dat zij niet jonger dan 21 jaar is en haar 268'e jaar nog niet heeft volbracht; 2U. dat zij niet lijdt aan een of ander voor dc uitoefening van liet beroep als vroedvrouw hinderlijk lichaamsgebrek en in het algemeen eene goede gezondheid geniet en daaromtrent aan de examen-commissie overlegt de schriftelijke verklaring van een geneeskundige, uit welke verklaring zelve moet blijken dat Se/.e is afgegeven na opzettelijk ingesteld onderzoek; 3". dat zij is van onbesproken zedelijk gedrag, ten blijke waarvan een bewijs moet worden overgelegd, afgegeven door den burgemeester harer woonplaats binnen eene maand vóór den dag der overlegging. Nader zal worden bekend gemaakt de plaatsen waar en de dagen waarop het toelatingsexamen voor de rijkskweekscholen voor vroedvrouwen zal plaats hebben, alsmede bij wien de candidaten zich voor deelneming aan het examen moeten aanmelden. Vermoedelijk zal het examen in de maand Juli gehouden worden. De aandacht wordt hierbij gevestigd op art. 10 van het reglement, luidende als volgt: „Toelating als inwonend leerling geschiedt — behoudens door den Minister van B. Z. te verleeuen geheele of gedeeltelijke vrijstelling hiervan — niet dan nadat de belanghebbende zich door eene schriftelijke verklaring en onder het stellen van 2 gegoede borgen ten genoegen van den Minister van B. Z., voor de nakoming van het laatste lid van dit artikel, verbonden heeft om zich gedurende den tijd van 2 jaren volgend op het tijdstip waarop zjj de bevoegdheid van vroedvrouw verkregen zal hebben , beschikbaar te stellen om benoemd te worden tot gemeente-vroedvrouw in de gemeente of de gemeenten door den Minister van B. Z. aan te wijzen, tegen eene vaste bezoldiging van ten minste zoodanig bedrag als naar het oordeel van genoemden Minister, in die gemeente of gemeenten naar den aldaar geldenden levensstandaard, noodig moet worden geacht. De leerling, die, na het verkrijgen van de bevoegdheid van vroedvrouw, eene som van ƒ200 gestort heeft in s Rij s schatkist als vergoeding voor het genoten onderricht, is van deze verbintenis ontslagen. Ontslag van de verbintenis kan om bijzondere redenen verleend worden door den Minister van B. Z. Bij niet-nakoming van de verbintenis binnen een door den Minister van B. Z. bepaalden tijd, is de nalatige eene som van ƒ 200 als vergoeding voor het genoten onderricht aan den Staat verschuldigd". • Zij die op eene der Rijkskweekscholen voor vroedvrouwen z;jn o-eplaatst, kunnen, zonder verdere vereischten, bij een hoofdinspecteur van de volksgezondheid als leerling-vroedvrouw worden ingeschreven. Deze inschrijving echter blijft noodig om later tot het examen van vroedvrouw te worden toegelaten, ingevolge het tweede lid van art. 16 der wet van 25 Dec. 1878 IS. 222). . Die als leerling-vroed vrouw begeert te worden ingeschreven, moet zich ter voldoening aan art. 11 van het Kon. besluit van 12 Febr. 1879 (S. 36), zooals dat artikel luidt volgens het Kon. besluit van 16 Maart 1904 (8. 60), in persoon aanmelden bij den hoofdinspecteur van de volksgezondheid, binnen wiens ambtsgebied zij metterwoon gevestigd is. De hoofdinspecteur gaat tot de inschrijving niet over, dan na zich te hebben overtuigd dat de leerling-vroedvrouw als leerling op eene der Rijkskweekscholen voor vroedvrouwen is geplaatst en, indien dit met haar niet het geval is: 1". dat zjj den leeftijd van 21 jaren heeft volbracht; 2\ dat zij het behoorlijk lager onderwijs met vrucht genoten heeft; f . 3". dat zij niet lijdt aan een of ander voor de uitoefening van het beroep als vroedvrouw hinderlijk lichaamsgebrek. en in het algemeen eene goede gezondheid geniet; 4°. dat zij is van onbesproken zedelijk gedrag, ten blijke waarvan hem een bewijs moet worden overgelegd, afgegeven door den burgemeester harer woonplaats binnen eene maand vóór den dag der overlegging. Het bewijs van inschrijving moet, om geldig te blijven, telkens na verloop van een jaar door den hoofdinspecteur van zijn visa worden voorzien. Het kan door hein, indien de leerling-vroed vrouw niet langer voldoet aan de voorwaarden onder nu. 3 en 4 gesteld, worden ingetrokken. Bij overbrenging harer woonplaats binnen liet ambtsgebied van een anderen hoofdinspecteur doet de leerling-vroed vrouw binnen eene maand na hare vestiging in de nieuwe woonplaats het bewijs van visa van den hoofdinspecteur dier woonplaats voorzien. Bij gebreke daarvan verliest liet zijne geldigheid. MAATREGELEN BIJ PEST. Bij verschillende Kon. Besluiten zjjn al de maatregelen ter afwering van Pest weder voor één jaar vernieuwd. (Zie voor den text Suppl. I, II eu IV). WONINGWET. KON. BESLUIT van 10 Nov. 1903 (S. 274) tot wijziging van het Kon. Besluit van 28 Juli 1902 (S. 160) ) tot uitvoering van de artt. 7, 8, 9, 26,27,28:30, 34, 35 en 37 der Woningwet. Art. 1. In art. 10 lett. e, van Ons besluit van 28 Juli 1902 (S. 160) worden tussclien de woorden: „toelating'' en „te" ingevoegd de woorden: „en de handhaving daarvan". Art. 2. In art. 10 lett. e, van Ons voormeld besluit vervallen de woorden: „of wel bij ontstentenis van zoodanige goederen" en worden na het woord: „gehoord ingevoegd de woorden: „terwijl bij ontstentenis van onroerende goederen bedoelde overschotten zullen komen ter beschikking van de gemeente, waarin de vereeniging, vennootschap of stichting is gevestigd". Art. 3. Aan art. 10 van Ons voormeld besluit wordt toegevoegd eene nieuwe alinea, luidende als volgt: vh. het voorschrift, dat wijziging of aanvulling van de statuten of van de akte slechts van kracht zal zjjn van den dag, volgende op dien, waarop den toelating door Ons, Ged. Staten gehoord, is gehandhaafd". Art. 4. Na art. 11 van Ons voormeld besluit wordt ingevoegd een nieuw artikel, luidende als volgt: „Art. llffi. Handhaving van de toelating geschiedt op een daartoe tot Ons gericht verzoekschrift van het bestuur. Bij het voorschrift moet het bewijs worden overgelegd, dat de wijziging of de aanvulling van de statuten of van de akte op rechts geldige wijze tot stand is gekomen. De handhaving van de toelating wordt geweigerd, indien dit bewijs niet is geleverd, alsmede in de gevallen, omschreven in art. 9, eerste en tweede lid. Onze besluiten tot handhaving of tot weigering van de handhaving der toelating worden met redenen omkleed en worden openbaar gemaakt in de Aad. Staatscourant', in geval zij af- ') Zie Supplement IV blz. 49. wijken van hot advies van Ged. Staten, met bijvoeging van dit advies." Art. 5. In art. 12, eerste lid, van Ons voormeld besluit vervallen de woorden: „alsmede indien bij wijziging of aanvulling van de statuten of de akte die wijziging of aanvulling niet binnen eene maand ter Onzer kennis is gebracht of niet langer wordt voldaan aan de eischen, gesteld bij de artt. 10 en 11. Art. 6. Na art. 18 van Ons voormeld besluit wordt in §5 ingevoegd een nieuw artikel, luidende als volgt: „Art. 18fl. Geldelijke steun van Rijkswege wordt aan gemeenten verleend voor de doeleinden, in § 7 der Woningwet omschreven, indien blijkt, dat het belang der volkshuisvesting door den maatregel, in verband waarmede die steun wordt verzocht, op richtige wijze wordt bevorderd". Art. 20 van Ons voormeld besluit wordt gelezen als volgt: „Bijdragen uit 's rjjks kas, als bedoeld in art. 33 der Woningwet, worden toegekend tot zoodanig bedrag, dat het geldel jjk offer, door het rijk en de gemeente te brengen, ongeveer gelijk sta. Blijkt in bijzondere gevallen het verleenen van eene bijdrage van hooger bedrag noodzakelijk, dan worden de redenen, waaruit deze noodzakelijkheid blijkt, uitdrukkelijk in het ingevolge art. 34 der Woningwet in de S/aatroura>it openbaar te maken besluit vermeld. I)e bjjdrage mag niet stjjgen boven de helft der door de gemeente verschuldigde annuïteit. De bijdrage kan door Ons. Ged. Staten gehoord , worden verminderd of ingetrokken, indien overeenkomstig het bepaalde bij art. 10c overschotten ter beschikking zijn gekomen van de gemeente, een voorschot, als bedoeld in art. 15, tussclientijds is afgelost, de gemeente gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid tot naasting, bedoeld in art. 16, of indien Ons blijkt, dat de voorgeschoten gelden door de gemeente niet op richtige wijze in het belang der volkshuisvesting worden aangewend. Op Ons besluit tot vermindering of intrekking is van toepassing hetgeen in art. 19, vierde lid, is bepaald omtrent Ons besluit tot terugvordering". ONGEV ALLENWET. Voorwaarden, waaronder en Tarief, waartegen ingeschreven apothekers en apotheeklioudende geneeskundigen zich verbinden genees-. heel of verbandmiddelen te leveren aan verzekerden, die door een ongeval zijn getroffen, bedoeld in art. 17 van het Kon. Besl. van 14 Juli 1902 (S. 153) '). 1. De ingeschreven apotheker is verplicht alle genees-, heelof verbandmiddelen, voorgeschreven door een hem bekend deskundige, te bereiden en te leveren, als aan het hoofd van het recept of voorschrift gesteld zijn de woorden : Voor rekening der Rijksverzekeringsbank. 2. Hij is verplicht het voorbeschrevene zoo spoedig mogelijk gereed te maken en af te leveren. Indien uit het voorschrift blijkt, dat bijzondere spoed wordt vereischt, dan moet hieraan worden voldaan. 3 Al het geleverde moet van uitmuntende hoedanigheid zijn ; de verpakking moet in behoorlijken vorm geschieden. 4. Vóór of op den vjjfden van elke maand zendt lii) zijn rekeningen in op formulieren, die hem door het Bestuur worden verstrekt. .. . De rekening vermeldt behalve eene globale omschrijving van het geleverde den naam van den getroffene, de dagteekening der levering en den naam van den geneesheer, die het voorschrift gaf. Hij is gehouden desgevraagd de rekening verder toe te lichten. Tarikf. Voor de prijsberekening der voorgeschreven genees- heelen verbandmiddelen wordt als grondslag aangenomen de kostende prijs volgens een door de Bank te verstrekken prijslijst, die vastgesteld wordt door de inkoopsprijzen van de hoeveelheden, die in den regel worden ingeslagen te verhoogen met 1) Hiermede zijn vervallen de Voorwaarden enz. op bl*. 61 van Suppl. V 10%, met afronding naar boven van al wat minder bedraagt dan een cent, tot één cent. Hierboven kan voor elk recept 25 cents in rekening worden gebracht; des nachts — van 10 uur des avonds tot 8 uur des morgens — kan dit honorarium worden verdubbeld. Voor recepten van poeders, pillen of zalven geldt het volgende: voor hoogstens 20 poeders, 60 pillen, of 100 gram zalf worde het bovengenoemde honorarium in rekening gebracht, voor veelvouden hiervan wordt dit honorarium even zooveel malen berekend; voor tusschengelegen hoeveelheden naar het eerstvolgend veelvoud. /oodra de kostende prijs van een voorwerp, onvermijdelijk benoodigd tot het afleveren van een geneesmiddel, volgens onze prijslijst van emballage meer dan 2*/a cent bedraagt, kan de prjjs worden in rekening gebracht. Kurken, bindgaren, etiketten e.a. kunnen niet afzonderlijk in rekening gebracht worden. Voor vcrbandstoffen wordt de kostende prijs bovenbedoeld tot grondslag genomen. Deze prijs kan als volgt worden verhoogd: Als hij minder bedraagt dan 15 ets. met 10 ets. n v 15 ets. tot en met 30 ets. bedraagt met 15 ets. 50, „ „20,, " " * * » »i) » n 25 „ „ „ meer dan f 1.— bedraagt met 30 ets. N. B. Indien meer dan een windsel, of eenige zestiendemeters gaas van dezelfde soort tegelijk wordt voorgeschreven, geschiedt de berekening door den prjjs van het windsel of'/1# nieter gaas met het gegeven aantal te vermenigvuldigen en dien daarna met de in ons tarief aangegeven verhooging te vermeerderen. Door het Bestuur der Rijksverzekeringsbank zijn de volgende Prjj8veranderingen ') voor geneesmiddelen vastgesteld: Acidum benzoïeum . . 10 gram van 14 Cts. op 10 Cts. Acidum salicylicum . . 100 „ „ 27'/2 „ „ 25 v Aether pro narcose . . 100 „ ,66 „ „ 69 „ Airoluni 10 „ „ 22 „ « 44 „ Aloë 100 „ « O n v ^ v Aspirinum 10 „ B0 „ Balsamum copaivae . .100 „ van 33 Cts. op 28 „ Balsamum peruvianum .10B « 11 « « 9» Campliora 100 „ « 33 „ „ 50 , China liquida .... 100 „ n 25 „ „ 22 „ Chloroform e. chlorale . 100 „ „ 90 „ „ 99 , Codeinum I « « 32 „ „ 30 „ Dermatol 10 , « 15 „ „ 33 „ Diuretinum 10, «55 „ „ 66 „ Extr. cascar. sagr. liquid. 100 „ «19 « « 28 , Extr. casc. sagr. liquid. desamarat 100 „ „ 33 „ „ 41 „ Extr. chinae ....100, „66 „ „110, Extr. chinae liquid . . 100 „ «16 « « 13 „ Extr. hydrast. liquid . . 100 „ «63 „ „ 102 „ Extr. secal. cornut. dial. spissum Wernich . . 10 „ «88 „ „ 72 „ Flores ehamom. vuig. . 100 „ «11 « » 18 , Gummi arab. pulv. . . 100 „ „ 22 „ „ 16 „ Hydrochlor. chinini . . 10 „ «40 „ „ 47 B Hydroehlor. cocaïni . . 1 „ «43 « „ 39 „ Hydrochlor. morph. . . 1 „ « 11 « „ 19 „ Jodetum kalicum ... 10 „ «14 „ « 19 „ Jodetum natricum. . . 10 „ „ 16'/a „ „ 22 „ Jodoformum 10 „ «22 « « 26 „ Jodium 10 „ «18 « « 22 , Liantral 10 « «12 » „ 10 „ Lycopodium 100 „ «35 „ „ 46 „ i) Zie Suppl. V. blz. 66 tot 72 Mentholum 10 gram van 27 Cts. op 42 Cts. Nitras bism. basic. . . 10 ,, „ 11 „ „ 13 B Oleum cajaputi. ... 100 B «36 „ „ 55 „ 01. jecor. aselli . . . 350 „ „32 „ „ 34 „ Oleum ricini .... 100 „ „ 8 „ „ 7 „ 01. terebinth. depur . , 100 , „ 7 „ „ 10 „ Rad. ipec. pulv. (e. cort.). 10 „ „ 38 „ „ 28 „ Rad. rhei pulv. . . . 100 „ „ 65 „ „ 28 „ Rhamnus saccbarat . . 100 B «45 „ „ 22 „ Salicylas bismuth ... 10 B „ 12 „ „ 14 „ Salicylas natric. . . . 100 „ , 25 , , 22 , Sol. cainph. spirit. ..100, *19 „ 22 „ Sol. jodii spirit. . . . 100 „ „45 „ „ 50 „ Spiritus aromat. . . . 100 „ „18 „ „ 21 „ Spiritus lavand. ... 100 B „20 „ „ 27 „ Sulfas cliinini .... 10 B „31 , , 29 , Sulfas eserini .... lOOmgrm „ 30 , , 53 , Sulfonalum 10 gram „16 v „ 10„ Trional 10 „ ,62 „ „ 35 „ Mei 1904. SANATORIUM VOOR WEINIG VERMOGENDE NEDERLANDSCIIE LONGLIJDERS TE DAVOS-PLATZ. (voor lijders van elke gezindte en uit alle deelen des lands.) Opmerkingen van algemeenen aard en omtrent tle wijze van opneming. Het Sanatorium heeft ten doel weinis; vermogende Nederlandsche longlijders (die, zonder geheel van middelen ontbloot te zijn, doch niet in staat zijn het verblijf in eene gewone geneesinrichting te bekostigen), en die nog in het beginstadium der ziekte verkeeren, in staat te stellen tegen zoo gering mogelijke kosten hunne gezondheid en arbeidskracht te herkrijgen. De grootste kans op blijvend succes hebben zij, die hun kuur zoolang kunnen voortzetten, als noodig geoordeeld wordt. De ervaring heeft geleerd, dat blijvende resultaten slechts bij uitzondering binnen 6 maanden worden bereikt. Daarom verlangt het Bestuur in 't algemeen bij de opneming van een patiënt de zekerheid te hebben, dat de gelden voor een verblijf van minstens 6 maanden (voor het geval dit in het belang van den patiënt noodig mocht blijken) beschikbaar zijn, benevens het bedr.ig der heen- en terugreis. De vcrplegingsprijs bedraagt /?. 2.90 per dag (/?. 2.10 pensionsprijs, fl. 0.80 voor geneesk. behandeling, geneesmiddelen, verpleging, bewassching, curtaxe en desinfectie). Slechts in uitzonderingsgevallen kunnen patiënten tegen een verplegingsprijs van fl. 2.50 worden opgenomen. Verzoeken hiertoe moeten met redenen omkleed worden ingediend bij den Geneesheer van het Sanatorium te Davos-Platz. De patiënten deelen in 't algemeen (behalve in de 6 éénpersoonskamers) hunne kamer met een ot meerdere hunner medepatiënten. De Directie van het Sanatorium behoudt zich ten allen tijde de vrije beschikking over alle patiëntenkamers. De verpleegden verplichten zich tot stipte naleving van het huisreglement. De Nederlandsche en Duitsche spoorweglijnen verleenen den patiënten van en naar het Sanatorium te Davos eene belangrjjke reductie der reiskosten; de Nederlandsche maatschappijen zoowel in de IIe als III» klasse, de Dnitsche enkel in de IIIe klasse. (Een billet Emmerik—Bazel kost op deze wijze slechts Mk. 15.05). Patiënten, die op reductie reizen, zijn verplicht te Keulen en te Bazel te overnachten, daar de doorgaande trein geen IIIe klasse rijtuigen bezit. Aanwjjzingen voor de reis en legitimatiebewijzen tot het verkrijgen van reductiebiljetten worden op aanvrage door de Directie van het Sanatorium verstrekt. De patiënten moeten bij hunne aankomst in het Sanatorium voorzien zijn van: 0. voldoende onder- en bovenkleeren (o. a. dikke overjas in overeenstemming met te Davos heersehende koude), b. een paar pantoffels, toiletartikelen, waaronder een flinke spons. De Directie van het Sanatorium belast zich op verzoek gaarne met de administratie der gelden van de verpleegde en doet hiervan rekening en verantwoording. Zoodra het aantal goedgekeurde aanvragen het getal der beschikbare plaatsen overtreft, behoort de patiënt, die liet eerst aan de beurt voor opneming is, binnen 14 dagen hiervan gebruik te maken. Mocht hij dit verzuimen, zoo wordt een ander patiënt opgenomen. Daar steeds een aantal aanvragen wegens plaatsgebrek moet worden afgewezen, en het. opdat het Sanatorium zooveel mogelijk aan zijn doel beantwoorde, van belang is, dat allereerst worden opgenomen die patiënten, bij wie de meeste kans op succes te wachten is, heeft het Bestuur, teneinde veilheid in de beoordeeling van den toestand der toekomstige patiënten te verkrijgen, zich gewend tot 12 geneesheeren in Nederland, die zich belangeloos bereid verklaarden hierbij behulpzaam te zijn. Van hen, die aanvragen in het Sanatorium te worden opgenomen, wordt derhalve verlangd, dat zij zich ook aan een onderzoek van een dezer geneesheeren onderwerpen. De geregelde gang van zaken bij oen aanvraag tot opneming is de volgende: 1. Bjj het verzoek van een patiënt, om te worden opgenomen in het Nederlandsch Sanatorium te Davos-Platz, dienen ge- voogd te wonion twee door den genees lieer van den 1 ij der ingevulde vraaglijsten. Gedrukte formulieren van deze inlichtingsstaten worden op aanvrage franco toegezonden door onzen Secretaris-Penningmeester voor Nederland, den heer J. Kerkhoven, IIeerengracht 115 te Amsterdam, en door de Directie van het Sanatorium te Ihivos- Plnlz. 2. Bovendien wordt van eiken patiënt verlangd dat hij zich onderwerpt aan het onderzoek van een der volgende genees heeren: Dr. C. C. DELPRAT te Amsterdam. Dr. F. H. THIJSSEN te Arnhem. Dr. H. A. BOER te Jsse». Dr. K. KOOY te Groningen. Dr. J. H. ROESSINGH te Den Haaf). Dr. J. C J. VAN DER HAGEN te '«Hertoyenbosch. Dr. S. MEINDERSMA te Leeuwarden. Dr M. H. J. RULAND te Maastricht. Dr. J. J. BERDENIS YAN BERLEKOM te MiddeUmry. Dr. F. H SCHREVE te Rotterdam. Dr. J. A. WIJNHOFF te Utrecht. Dr. C. L. YITRINGA te Zwolle. Dit onderzoek mag echter niet plaats hebben vóór het Sanatoriuinbestuur het verzoek daartoe aan den patiënt heeft gedaan. Deze behoort, zoodra hem dit verzoek heeft bereikt, aaneen der bovenstaande geneesheeren schriftelijk de vraag te richten, wanneer en waar hij hem kan ontvangen. 3 liet resultaat van liet onderzoek wordt door dezen geneesheer direct opgezonden naar het Sanatoriumbestuur te DavosPlatz. 4. Gehoord het advies van den geneesheer der inrichting, beslist het Bestuur betreffende het al of niet opnemen van den lijder en zendt hiervan mededeeling aan zijnen geneesheer of aan hem zelf. AMSTERDAMSCH SANATORIUM HOOG-LAREN TE BLARICUM. Uittreksel uit de Reglementen. 1. In het Sanatorium Hoog-Laren kunnen lijders uit het geheele land worden opgenomen. Patiënten uit Amsterdam genieten in alle gevallen den voorrang. 2. De verpleegkosten bedragen f 2.— per dag. Daarin is de bewassching begrepen. De storting der verpleegkosten geschiedt in termijnen. De eerste termijn, bij de opname te voldoen, omvat den tijd verloopende tusschen den dag van aankomst en den laatsten der loopende maand, zoo de patiënt voor den 15en wordt opgenomen. Zoo patiënt na den 15en binnenkomt strekt zich deze termijn uit van den dag der aankomst tot den laatste der volgende maand. De kosten voor de volgende maand worden steeds voor den laatste der vorige voldaan Alle betalingen geschieden ten kantore der Amsterdamsche Bank, Heerengracht 597, Amsterdam. 3. De aanvrage oin opname geschiedt bij den Secretaris der Vereeniging Dr. G. A. M. van "Wayenhurg, 482 Heerengracht Amsterdam. 4. Na gedane aanvrage ontvangt de belanghebbende een geneeskundig formulier hetwelk door den huisdoctor van de(n) patiënt moet worden ingevuld. Het formulier wordt aan het onder 3 genoemde adres teruggezonden. De huisarts kan ook zelve de aanvrage doen en ontvangt dan liet formulier. 5. Patiënten, inwoners van Amsterdam wenden zich, nadat bovengenoemd formulier door den huisarts is ingevuld, tot den Secretaris der Vereeniging ten einde met de verdere formaliteiten , geneeskundig onderzoek enz te worden in kennis gesteld. 6. Patiënten buiten Amsterdam ontvangen, na terugzending van liet ingevulde formulier door den huisarts, van wege het Bestuur mededeeling, waar en wanneer zij zich kunnen veivoegen ten einde geneeskundig onderzocht te worden. 0111 een dubbele reis te voorkomen zal een zoodanig uur worden aangewezen dat de patiënt, zoo hij (zij) voor opname geschikt is bevonden, direct naar Hoog-Laren kan doorreizen. 7. Tegelijker tijd met het bericht in art. 6 bedoeld, wordt aan belanghebbende een lijstje toegezonden van kledingstukken enz. waarvan de patiënt zich bij opname heeft te voorzien. REGLEMENT voor het opnemen en verplegen van zieken in het Rotterdamsch Sanatorium, Heemraadsingel 226. Art 1. In het Rotterdamsch Sanatorium bestaat gelegenheid tot opnemen en verplegen van patiënten van alle gezindten en beide geslachten, met uitzondering van lijders of lijderessen aan besmettelijke ziekten, krankzinnigheid en erysipelas. Art. 2. De aanvrage tot opneming geschiedt door den patiënt of zijne familie, onder overlegging eener verklaring van eenen ireneesheer omtrent den aard der ziekte. Art. 3. De zieken worden behandeld door den arts hunner keuze, mits aan de reglementaire voorwaarden van den Geneeskundigen dienst worde voldaan. Aan hem betalen zij hunne behandeling, zoodat deze afrekening geheel buiten de bemoeiing van het Rotterdamsch Sanatorium bljjft. Art. 4. Verband- en geneesmiddelen, baden, wijnen en bewassching van lijfgoed, zijn voor rekening van de verpleegden en worden, tenzij het Bestuur anders beslisse, door tusschenkomst van het Sanatorium verstrekt. Art. 5. De verblijf- en verpleegkosten bedragen: in de le klasse f 6.50 per dag. » » 2® n » 3.25 „ „ tl D » » Wijzigingen in dit tarief kunnen door het Bestuur nader bepaald worden. Art. 6. Indien patiënten extra verpleging verlangen, of extra voeding behoeven, zullen de kosten daarvoor in rekening kunnen worden gebracht Art. 7. De betaling geschiedt in den regel vooruit, telkens voor 14 dagen; bij verpleging van korteren duur wordt het gestorte bedrag verrekend, terwijl de eind-afrekening vóór het vertrek moet plaats hebben. De dag van opname en vertrek wordt altijd geheel verrekend. Art. 8. De zieken moeten voldoende van kleederen, inzonderheid van ondergoed, voorzien zjjn en minstens twee verschooningen medebrengen. Art. 9. De voeding der verpleegden wordt in overleg met de geneesheeren geregeld. Art. 10. De betrekkingen der patiënten van de le klasse hebben van 10 uur 's morgens tot 8'/. uur 's avonds, die der 2e klasse dagelijks van 3 tot 5 uur toegang tot de zieken, die der patiënten in de 3e klasse Zondag, Woensdag en Vrijdag van 3 tot 5 uur. Uitzonderingen hierop worden door de Directie niet of zonder overleg der geneesheeren geregeld. Art. 11. De bezoekers zullen zich naar de voorschriften der verpleegsters gedragen; voor liet medebrengen van versnaperingen moet aan de Directie toestemming worden gevraagd. Kooken is, behalve in de le klasse, in het gebouw verboden. Tebedliggenden patiënten le klasse is het echter evenmin geoorloofd. Art. 12. De patiënten zijn gehouden zich aan alle huishoudelijke bepalingen te onderwerpen. Art. 13. Bij overlijden van een patiënt zijn de betrekkingen, of zij voor wier rekening de verpleging geschiedt, verplicht voor de begrafenis en de kosten daarvan te zorgen; tevens komen kosten voor desinfecteeren van bed met toebehooren voor rekening der patiënten. Art. 14. Geestelijken van alle gezindten hebben op aanvrage der verpleegden recht tot bezoek. Art. 15. Het is verboden aan de verpleegsters en het bedienend personeel, zonder toestemming der Directie, gitten of belooningen te schenken. Art. 16. Klachten komen rechtstreeks aan de Directie, die ze desverlangd of zoo noodig aan het Bestuur overbrengt. NEDERLANDSCHE VEREENIGING TEGEN VALLENDE ZIEKTE. In het. Gasthuis aan den Overtoom 191 te Amsterdam, kunnen on- en minvermogende lijders, in het eerste stadium der ziekte worden opgenomen , de laatste tegen betaling van f 1.00 daags. Voor verdere inlichtingen wende men zich tot het bestuur van het Gasthuis. De Polikliniek te Amsterdam wordt gehouden op: Maandag, Woensdag en Vrijdag, 's morgens van 10 tot 11 uur, in het Gasthuis aan den Overtoom 191; de Polikliniek te 's Gravenhage op Dinsdag en Vrijdag van 3—4 uur, in het Diaconessenhuis, Laan van Meerdervoort. Voor onvermogenden wordt de geneeskundige hulp kosteloos verleend; minvermogenden betalen tot instandhouding der Inrichtingen één gulden, waarvoor zij gedurende drie maanden geneeskundige hulp ontvangen. INFORMATIEBUREAU VOOR GENEESKUNDIGEN, van wege de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst. Dit bureau geeft belangeloos en kosteloos inlichtingen aan geneeskundigen, gemeentebesturen en inrichtingen, die behoefte hebben aan een geneesheer ter plaatsvervanging ot waarneming. Aanvragen moeten geschieden per brief met ingesloten postzegel voor antwoord, of per telegram, antwoord betaald, aan den Directeur: Dr. C. E. Daniëls, Prinsengracht 850 te Amsterdam. INHOUD VAN SUPPLEMENT VI. Blz. Voorwoord 3 Buitenl. diploma's bij toelating tot Hooger Onderwijs 5 Dito, dito voor het Artsexamen 7 Aanvulling van art. 3 der artsenwet 10 Proeven op levende dieren Aanvraag van artsen en siudenten voor den militairen geneeskundigen dienst. 12 Voorwaarden voor oplei ling van en toelagen aan medische studenten tot officieren van gezondheid 15 Conditions d'admission de nudecins au Service sanitaire Ottoman 50 Inschrijving voor leerling-vroedvrouw . 35 Wijziging van het reglement voor de Rijkskweekscholen voor vroedvrouwen. 36 Examen voor leerling vroedvrouw 37 Maatregelen bij Pest 40 Woningwet. — Wijziging der bepalingen tot uitvoering van verschillende artikelen 41 Ongevallenwet. — Voorwaarden voor levering en gespecificeerd tarief van geneesmiddelen 1'rijsveranderingen door de Rijksverzekeringsbank vastgesteld 45 Toelating van weinig vermogende Nederlanders in het Sanatorium te Davos- Platz 47 Reglement voor het Arnsterdamsch Sanatorium Hoog-Laren te Blaricum... 50 Reglement voor het opnemen en verplegen van zieken in het Rotterdamsch Sanatorium 51 Gasthuis en polikliniek voor lijders aan Vallende Ziekte te Amsterdam .... 53 Informatiebureau van wege de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst 53 Inhoudsopgaaf 51 1 i KON. BESLUIT van 13 Maart 1905 (S. 94), houdende nadere aanvulling van het Kon. Besl. van 26 Maart 1895 (S. 37), gewijzigd en aangevuld bij de Kon. Besluiten van 28 Maart 1899 (S. 88), 25 Juni 1903 (S. 161) en 22 Juni 1904 (S. 123) tot aanwijzing van eenige getuigschriften en diploma's, als bedoeld in de artt. 3 en 9 der wet van 25 Dec. 1878 (S. 222), houdende regeling der voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid van arts, tandmeester, apotheker, vroedvrouw en apothekersbediende, laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 27 April 1904 (S. 81). Het eenig artikel van dit besluit luidt als volgt: Artikel 2 van het Kon. Besluit van 26 Maart 1895(5. 37)t aangevuld bij Onze Besluiten van 25 Juni 1903 (S. 161) en 22 Juni 1904 (S. 123) ') wordt gelezen als volgt: „Zij, die in België, Duitschland, Groot-Britannië en Ierland , Frankrijk , Oostenrjjk, Hongarije, Zwitserland , Italië , Suriname of Curagao, na afgelegd examen liet recht tot uitoefening der geneeskunst in haren geheelen omvang verkregen hebben, kunnen toegelaten worden tot het afleggen van het theoretisch geneeskundig examen, bedoeld bij art. 6 der wet van 25 Dec. 1878 (S. 222), en genieten vrijstelling van de overlegging van de verklaring en het bewijs, omschreven in het derde lid van art. 2 dier wet, op vertoon van een der navolgende getuigschriften of diploma's: a. het diploma van „docteur en médecine, chirurgie et aecoucheinents", afgegeven overeenkomstig de voorschriften van de „Loi du 10 Avril 1890 sur la collation des grades académiques et le programme des examens universitaires" (Moniteur Beige van 5 Augustus 1891, nu. 217); b. het diploma van „Approbation als Arzt", afgegeven overeenkomstig de voorschriften van de „Bekanntmachung betref- ') Zie Supplement VI blz. 7 fend die arztliche Prüfung für das Deutsche Reich" van 2 Juni 1883; c. het getuigschrift of diploma, op grond waarvan inschrijving in „the medial register" , bedoeld bij „the medical act. 1858 (21 en 22 Vict. cap. 90)" heeft plaats gehad, alsmede van het bewijs van die inschrijving; d. het diploma van „docteur en médecine" , afgegeven overeenkomstig de voorschriften van de „Loi sur 1'exercice de la médecine" van 30 November 1892 (Journal officiel de la République Fran^aise van 1 Dec. 1892, n°. 326); e. het getuigschrift van „Doctor der gesammten Heilkunde", afgegeven overeenkomstig de voorschriften van de „Verordnung des Osterreichischen Ministers für Cultus und Unterricht" van 15 April 1872 (Reichs Gesetzblatt 1872, Stück XXII n°. 57) of van de „Verordnung des Leiters des Jlinisteriums für Cultus und Unterricht" van 21 Dec. 1899 Z. 34. 951; f. het diploma van „Doctor der Universelle Medizin (doctor medicinae universae)", afgegeven overeenkomstig de voorschriften van het bij Keizerlijk en Koninklijk besluit van 11 Januari 1901 goedgekeurde en bij de „Verordnung des Königlichen Ungarischen Kultus- und Unterrichtsministers" n°. 4593/1901 uitgevaardigde „Norniativ betreffend die Rigorosen an den arztlichen Fakultaten der Universitaten"; g. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd „examen professionnel des médecins", afgegeven overeenkomstig de voorschriften van het „Arrêté du Conseil Fédéral Suisse concernant le reglement pour les examens fedéraux de médecine" van 19 Maart 1888; h. het diploma van genees- en heelkundige, dat overeenkomstig artikel 23 van de Italiaansche Wet op de openbare gezondheid n°. 5849 (serie 3) afgegeven door eene instelling, daartoe gerechtigd krachtens artikel 140 van de Italiaansche Wet van 13 November 1859 op het openbaar onderwijs, de bevoegdheid geeft tot de uitoefening van de geneeskunst in haren geheelen omvang in Italië; .» i. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd examen, bedoeld bjj artikel 12, c. van de „wet van 24 Januari 1838, betrekkelijk de uitoefening der geneeskundige weten- schappen in de kolonie Suriname" (Gouvernementsblad van Suriname 1838, nu. 2), of de akten van bevoegdheid als geneeskundige, heelkundige en verloskundige, afgegeven overeenkomstig de voorschriften van de Verordening van 8 Mei 1896, regelende de voorwaarden tot het verkrijgen der bevoegdheid van genees-, heel- en verloskundige, tandheelkundige , apotheker, leerling-apotheker en vroedvrouw in de kolonie Suriname (Gouvernementsblad van Suriname 1896 nü. 24); j. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd examen, bedoeld bij art. 1, c. van de „Verordening, regelende de uitoefening der genees-, heel- en verloskunst in de kolonie Cura<;ao" van 30 October 1873 (Publicatieblad van Curagao A°. 1874, n°. 5). De Minister van B. Z. heeft in Febr. 1905 aan de Ged. Staten der onderscheidene provinciën het volgende schrijven gericht: „Na afloop van het examen voor vroedvrouw, dat in den zomer van dit jaar wordt gehouden, zal er voor het eerst gelegenheid bestaan om door toepassing van art. 10 van het Reglement voor de rijkskweekscholen voor vroedvrouwen ') vastgesteld bij Kon. Besluit van 21 Juli 1902 (S. 157). voorziening te treffen ten behoeve van gemeenten, welke van de noodige verloskundige hulp verstoken zijn. Met liet oog daarop heb ik de eer uw college te verzoeken mij te berichten omtrent de volgende punten: a. In welke gemeente van uw gewest is geen verloskundige (geneesheer of vroedvrouw) gevestigd? b. In welke van de onder a bedoelde gemeenten wordt niet voldoende in de verloskundige hulp aldaar voorzien door een geneesheer of een vroedvrouw uit een naburige gemeente? c. Welke bezoldiging zou door het gemeentebestuur kunnen worden toegekend, bijaldien door de regeeriny: voor een onder •) Zie Supplement IV blz. 21. b bedoelde gemeente of in een naburige gemeente (voor eenige gemeente te zamen) een vroedvrouw werd beschikbaar gesteld? d. Welke bezoldiging moet naar den aldaar of in die streek geldenden levensstandaard voldoende worden geacht voor een vroedvrouw? e. Is uw provincie bereid, zoo noodig, hiervoor uit de provinciale fondsen bij te dragen? Zoo ja, tot welk bedrag? Gaarne zou ik uw antwoord ontvangen vóór 10 Maart. ') Ik wensch er bij uw college op aan te dringen, om, voor het geval het zich laat aanzien, dat in een gemeente, waar voorziening in verloskundige hulp noodig is, doch de praktijk voor een vroedvrouw geen voldoend middel van bestaan zou opleveren, de samenwerking te bevorderen van twee of meer gemeenten, waarvoor een vroedvrouw zou kunnen worden aangesteld, met opgaaf van de gemeente, welke haar als standplaats eventueel ware aan te wijzen, en van het bedrag dat ieder der gemeenten in haar bezoldiging zou kunnen bijdragen." l) Deze termijn is lang verstreken; de aanschrijving behoudt echter hare beteekenis, omdat ieder jaar weer opnieuw het aangehaalde artikel van toepassing is en de mogelijkheid daardoor wordt geopend om op plaatsen, waar het noodig inocht zijn, een vroedvrouw te verkrijgen. A MILITAIRE GENEESKUNDIGE DIENST. Burgerlijke geneeskundigen bjj den Militieraad. KON. BESLUIT van 6 Dec. 1904 (S. 247), houdende ter vervanging van art. 2 van het Kon. Besl. van 3 Jan. 1862 (S. 11), nadere bepaling van het bedrag van het presentiegeld van de burgerlijke geneeskundigen wegens hunnen bijstand bij de militieraden en bjj Ged. Staten. Ingevolge dit Besluit zal bedoeld art. 2 gelezen worden als volgt: De burgerlijke geneeskundigen genieten — behalve vergoeding voor reis- en verblijfkosten, voor zoover zij daarop ingevolge het Kon. Besl. van 5 Jan. 1884 (S. 4), gewijzigd bij Kon. Besl. van 24 Febr. 1898 (S. 56), aanspraak kunnen maken — een presentiegeld: voor elke vergadering van den militieraad, welke zij bijwonen, van acht gulden (ƒ8); voor elke vergadering van Ged. Staten, welke zij bijwonen, van zes gulden (ƒ6); voor het onderzoek van lotelingeu en militieplichtigen ter plaatse van hun verblijf, om het even of het onderzoek geschiedt ter voorbereiding van de uitspraak van den militieraad, dan wel van die van Ged. Staten, van zes gulden (ƒ 6) per dag. In het aldus bepaalde presentiegeld is begrepen: in de beide eerste gevallen, het afleggen van den eed of de belofte, krachtens de hierboven vernielde wet voorgeschreven; in het in de derde plaats genoemde geval, de ingevolge die wet in te zenden schriftelijke eedsverklaring, zoo de aangewezen geneeskundige den vereiscliten eed of belofte niet voor de lichting der nationale militie van het jaar heeft afgelegd, alsmede de omstandige verklaring omtrent den toestand van den persoon of de personen, door den geneeskundige onderzocht. Het Kon. Besl. is 6 Dec. 1904 in werking getreden. KON. BESLUIT van 30 Mei 1904 (S. 113) ') houdende vaststelling van nieuwe reglementen op het geneeskundig onderzoek omtrent de geschiktheid voor den krijgsdienst. A. Reglement op het geneeskundig onderzoek omtrent de geschiktheid voor den krijgsdienst van hen, die tot vrijwilligendienst bij zee- of landmacht of bij de Koninklijke Nederlandsche Marine-Reserve wenschen te worden toegelaten en van hen, die daarbij vrijwillig dienen 2). Art. 1. De geschiktheid voor den krijgsdienst van hen, die tot vrjjwilligen dienst bij zee- of landmacht wenschen te worden toegelaten en van hen, die daarbij vrijwillig dienen, wordt onderzocht en beoordeeld overeenkomstig dit reglement, voor zoover ten aanzien van de beoordeeling der geschiktheid en de toelating van bjjzondere categorieën dezer personen geene afwijkende bepalingen zijn vastgesteld. Art. 2. Voor den vrijwilligen dienst worden geschikt geacht personen, wier lichaamsbouw en gezondheid doen verwachten, dat zij voldoen aan de eischen van den dienst en bestand zullen zijn tegen de vermoeienissen aan den dienst verbonden. Aan de voorwaarden, in de vorige zinsnede bedoeld, worden geacht te voldoen alle mannelijke personen, die evenredig gevormd zijn, een normalen lichaamsbouw bezitten en geene bij het onderzoek waarneembare ziekten of gebreken hebben of wier toestand geen ziekten of gebreken doet vermoeden. ') Niettegenstaande dezen datum heeft de publicatie van dit Besluit niet eerder plaats gehad dan in de laatste dagen van Juli, toen het vorig Supplement reeds was afgedrukt. De nieuwe reglementen zijn in werking getreden op 1 ï>ept. en 1 Isov. 1904 en al de oudere, in het Wetboek opgenomen, zijn daardoor vervallen. 2) Waar in dit reglement gesproken wordt van .militairen" worden daaronder ook begrepen: adelborsten, adspirant-administrateurs en studenten voor den geneeskundigen of voor den pharmaceutischen dienst. i Geringe voor de uitoefening van den dienst niet hinderljjke afwijkingen van den regelmatigen bouw van het lichaam of van zjjne deelen en die ziekten of gebreken, welke op de algemeene gezondheid van den man geen nadeeligen invloed uitoefenen, terwijl verergering daarvan niet waarschijnlijk is te achten, worden echter beschouwd de geschiktheid voor den dienst niet uit te sluiten, mits niet eenige dezer door hun gelijktijdig bestaan ongeschiktheid veroorzaken. Tot de ziekten of gebreken, in de vorige zinsnede bedoeld, worden gerekend te behooren niet alleen die, vermeld in kolom 1 van den bij dit reglement behoorenden staat, maar ook andere in lichten graad bestaande ziekten en gebreken, welke volgens het oordeel van den onderzoekenden geneeskundige niet hinderlijk zijn voor de uitoefening van den dienst. Art. 3. Alle militairen, van welken rang of stand ook, worden ongeschikt geacht tot de verdere waarneming van den dienst, waartoe zjj zich verbonden hebben of waarvoor zij benoemd zjjn, indien zjj ziekten of gebreken hebben in kolom II van den bjj dit reglement behoorenden staat vermeld, voor zoover die geoordeeld worden ongeneeslijk te zijn of de genezing daarvan vruchteloos is beproefd, en zij, zoowel in het eene als in het andere geval deze militairen buiten staat stellen om hunnen dienst te verrichten. Voor den dienst wordt mede ongeschikt geacht de militair, die, voor het geval eene heelkundige kunstbewerking uitzicht geeft op het verkrijgen of herkrjjgen van de geschiktheid voor den dienst, er niet in toestemt deze kunstbewerking te ondergaan. Art. 4. Militairen beneden den rang van officier, die eene nieuwe dienstverbintenis of verlenging van hunne verbintenis wenschen aan te gaan, worden opnieuw geneeskundig onderzocht. Zij worden voor de verdere waarneming van den dienst ongeschikt geacht, indien zij ziekten of gebreken hebben in kolom II van den bij dit reglement behoorenden staat vermeld , ingeval deze ziekten of gebreken hen buiten staat stellen om hunnen dienst te verrichten. Volgnummer. i. ziekten en gebreken, welke de geschiktheid voor den vrijwilligen dienBt bij zee- of landmacht niet uitsluiten. 1 Oppervlakkige, niet vastzittende en de beweging niet belemmerende litteekens. 2 Geringe vergrooting van watervaats- klieren, mits zij de uitoefening van den dienst of net dragen van de uniform niet belemmeren. Volgnummer. II. ziekten en gebreken. welke militairen ongeschikt maken voor den dienst bij zee- of landmacht, met inachtneming van het bepaalde bij het eerste lid van art. 3. § 1. Ziekten en gebreken, welke niet altijd tot bijzondere lichaamsstreken beperkt zijn. o. A jwijkingen in de algemeene lichaamsgesteldheid. 1 Te groote omvang van het lichaam vooral van den buik door vetvorming. 2 ! Te groote gestalte met een zwakke lichaamsgesteldheid (het zoogenaamd uit de kracht gegroeid zijn). 3 | Te geringe algemeene lichaamsont| wikkeling. 4 j Algemeene vermagering. 5 j Algemeene lichaamszwakte. 6 Vervroegde ouderdomsgebreken (ver¬ sleten lichaamsgestel). 7 Werkelijke ouderdomsgebreken. b. Ziekelijke gesteldheid van de huid, het underhuidsbindweefsel en het spierstelsel 8 Blijvende ziekelijke verkleuring der huid in belangrijken graad. 9 Hardnekkige huidziekten. 10 Hardnekkige droge kloven. 11 Hardnekkige zweren. 12 Uitgebreide versterving. 13 Diepe vastzittende litteekens. 11 Uitgebreide oppervlakkige litteekens inet neiging tot weder openbreken. l'r> Uitgebreide verouderde verharding en verdikking van de huid of van het onderhuidsbindweefBel. 1(3 Hardnekkige en belangrijke vergroo ting van watervaatsklieren. 1" Slepende zuchtige zwelling in belangrijken graad van een of ander lichaamsdeel. 18 Volkomen of onvolkomen verlamming van spieren. 1" Hardnekkige periodieke spierkrampen (tetanie). 20 Slepende ontsteking, blijvende samentrekking of verkorting van één of meer spieren , pezen, peesscheden of peesvliezen. 3 Goed genezen beenbreuken. 4 Kleine goedaardige gezwellen, die geen wanstaltigheid veroorzaken , noch hinderen bij het dragen van de uniform en de uitruBting en waarvan geen stoornis te verwachten is bij de uitoefening van den dienst. 5 Kleine beenuitwassen, op plaatsen waar zij niet gedrukt worden of de beweging niet hinderen. 21 Belangrijke voedingsstoornissen van één of meer spieren. 22 Scheuring of verplaatsing van spieren, pezen of banden. 23 Hardnekkige bindweefselfitsel. c. Ziekelijke veranderingen in de beenderen en gewrichten. 24 ! Slecht genezen beenbreuken. 25 Slepende ontsteking van het beenvlies of hare gevolgen. 26 Slepende ontsteking van het beenmerg of hare gevolgen 27 Belangrijke voedingsstoornissen van één of meer beenderen. 28 Misvorming van beenderen of ge- wrichtsuiteinden. 29 Verouderde ontwrichtingen. 30 Zich telkens herhalende ontwrich¬ tingen. 31 Slepende gewrichtsontsteking of hare gevolgen. 32 Gewrichtsverstijving. 33 Loslating of verplaatsing van ge- wrichtskraak beenderen. 34 Gewrichtsmuizen. 35 Valsche gewrichten. d. Oezwellen, voortbrengtelen van ziekelijken groei, vreemde lichamen en concrementen. 36 Vet-, vezel , slijm-, beurs-, kraak¬ been- of zenuwgezwellen in belangrijken graad. 37 Gezwellen door dierlijke of plantaar¬ dige parasieten veroorzaakt (cysticercus, echinococcus, actinomyces, botryomyces, etc.) 38 Belangrijke hoornuitwassen. 39 Belangrijke peesknoopeu. 40 Belangrijke beenuitwassen, vorbeening of kraakbeenvorming van het bindof van het spierweefsel 41 Kwaadaardige gezwellen. 42 Algemeene of plaatselijke knobbel- zucht (tuberculosis) 43 Belangrijke koude of verzakkings¬ abcessen. 44 Poliepen in een ofandere lichaamsholte. 45 ! Vreemde lichamen of concrementen in een of ander lichaamsdeel of lichaamsholte. j e. Ziekten der bloed- en watervaten. 46 i Ware of valsche slagaderuitzetting. 47 Belangrijke ontaarding der slagader- wanden. 6 Omschreven verwijding van haar¬ vaten (moedervlekken, telangiectasiae), die geen wanstaltigheid veroorzaken. 7 Zoogenaamde huidadernetten, geringe aderuitzettingen en kleine aderspatten. 18 Ziekelijke verwijding der haarvaten met belangrijke ontaarding of wanstaltigheid. 49 Groote of uitgebreide aderspatten. 50 Watervaatsfistel. f. Ziekten van het zenuwstelsel. 51 Slepende ziekten der hersenen of van het ruggemerg. 52 ' Volkomen of onvolkomen verlamming van zenuwen. 53 Slepende zenuwpijn in belangrijken graad. 51 Hardnekkige telkens terugkeerende hik. 55 Aanhoudend beven van een of meer ledematen. 56 St. Vitusdans. 57 Vallende ziekte (epilepsia). 58 Schrijfkramp in belangrijken graad. 59 Duizelingen, indien zij aanhoudend zijn of telkens terugkeeren. 60 Hardnekkige zeeziekte. 61 Slaapwandelen. 62 Ziekelijke prikkelbaarheid met spoe¬ dige uitputting van het zenuwstelsel (neurasthenia). 63 Belangrijke nerveuze stoornissen van overwegend functioneelen aard (hysteria, neurosis traumatica). 64 Duidelijk uitgedrukt heimwee, indien het zich herhaalt na verlof of na overplaatsing. 65 Overprikkeling van het zenuwstelsel en ziekelijke veranderde gemoedsstemming. 66 1 Krankzinnigheid. 67 Na krankzinnigheid overgebleven bij¬ zondere voorbeschiktheid tot wederinBtorting. 68 Stompzinnigheid in belangrijken graad. 69 Domheid in dien graad, dat de per¬ soon ongeschikt blijkt te zijn om in den dienst geoefend te worden. g. Algemeene Ziekten. 70 Belangrijke bloedarmoede. 71 Ziekten, veroorzaakt door veranderde samenstelling van het bloed (leukaemia, atiaemia progresBiva, perniciosa, etc.). 72 Bloederziekte (haemophilia). 73 Hardnekkige scheurbuik. 74 Ziekte van Addisson. 75 j Ziekte van Basedow. 76 ' Myxoedeeuj. 8 Kaalhoofdigheid in lichten graad, die door het hoofddeksel kan worden bedekt. 9 Geringe verbuigingen of plaatselijke verdikking van het neustusschenschot, indien daardoor de ademhaling niet met gesloten mond bij lichaamsinspanning niet wordt belemmerd. 10 Lichte graden van hazenlip. 77 Akromegalia. 78 Beri-Beri. 79 Melaatschheid (lepra). 80 Klierziekte (scrophulosis) in belang¬ rijken graad. 81 Slepend of telkens terugkeerend ge- wrichtsrheumatisrae. 82 Slepend spierrheumatisme in belang¬ rijken graad. 83 Hardnekkige jicht. 84 Pisvloed (diabetes insipidus). 85 Suikerziekte. 86 Slepende vergiftiging ten gevolge van langdurig of aanhoudend misbruik van bedwelmende of verdoovende middelen. 87 Slepende metaalvergiftiging. 88 Hardnekkige sy philis of hare gevolgen. 89 Slepende moeraskoorts of hare gevol¬ gen (cachexia malariae). 90 Slepende kwade droes. 41 Slepende trichinenziekte. §. 2. Ziekten en gebreken aan bijzondere lichaamsstreken. Hoofd. 92 Misvorming van het hoofd, waardoor het dragen van het hoofddeksel wordt verhinderd. 93 i Uitgebreide kaalhoofdigheid. 94 Hardnekkig hoofdzeer. 95 , Beenverlies aan den schedel in belang¬ rijken graad. 96 Indrukking van den schedel. 97 Hersenbreuk. 98 Misvorming van den neus, tot min of meer volkomen sluiting der neusgangen of tot wanstaltigheid aanleiding gevende. 99 Wolfzweer (lupus). 100 Stinkende inwendige neusverzwering (ozaena). 101 Hardnekkige ontsteking van het neus- slijmvlies met belangrijke belemmering van de neusademhaling. 102 Hardnekkige ettering van de bijholten van den neus. 103 Gedeeltelijke sluiting of misvorming van den mond door uitgebreide litteekenvorming. 104 Verlies van een belangrijk gedeelte vau de lip. 105 Belangrijk verlies van zelfstandigheid of doorboring van het gehemelte. 106 Hardnekkige speekselvloed. 11 Geheel of gedeeltelijk verlies van enkele tanden of kiezen zonder belemmering in het kauwvermogen. 12 Hardhoorigheid in dien graad, dat fluisterend gesproken woorden met het eene oor op ten minste 1.5 Meter afstand nog verstaan kunnen worlen, terwijl de gehoorscherpte van het andere oor normaal is en geen trommelvliesdoorboring ofettering op een der ooren kan worden aangetoond. 107 Hardnekkige verzwering van het slijmvlies der mondholte. 108 Zeer stinkende adem. 109 Uitgebreid verlies van tanden of kiezen. 110 Uitgebreide afbrokkeling van tanden of kiezen. 111 Belangrijke misvorming van de kaak. 112 Speekselfistel. 113 Geheel of gedeeltelijk gemis van de tong. 114 Slepende ziekten van de tong. 115 Belangrijke litteekenvorming of ver¬ groeiingen in de mondholte. 116 Stotteren of andere belangrijke spraak¬ stoornissen. 117 Gemis of zoodanige misvorming van de oorschelp, dat belangrijke wanstaltigheid wordt veroorzaakt. 118 Hardhoorigheid in dien graad, dat: a. fluisterend gesproken woorden met ieder oor afzonderlijk op 1.5 Meter afstand niet verstaan kunnen worden. b fluisterend gesproken woorden met het eene oor op 0.50 Meter afstand, met het andere oor op 3 Meter afstand niet verstaan kunnen worden. 119 Sluiting, vernauwing of woekeringen van de uitwendige gehoorgang, indien de gehoorscherpte gelijk is aan eene van de in n°. 118 aangegeven waarden. 120 Slepende ontsteking van het trommel¬ vlies . indien de gehoorscherpte gelijk is aan eene van de in n°. 118 aangegeven waarden 121 Hardnekkige woekeringen van het trommelvlies op een aer ooren 122 Doorboring van het trommelvlies op een der ooren, indien wegens de grootte of de zitplaats van de doorboring de dienst niet zal kunnen worden verricht zonder gevaar voor weder optreden eener oorettering of voor aoofheid. 123 Slepende ontsteking, organische ge¬ breken of zenuwstoornissen van het midden- of het binnenoor, indien deze: a. óf aanleiding geven tot hardnekkige oorsuizingen of duizelingen. b. óf gepaard gaan met hardhoorigheid in dien graad, dat de gehoorscherpte gelijk is aan eene van de in n . 118 aangegeven waarden. 13 Geringe graad van concomiteerend scheelzien. c. óf indien daaraan een ernstig progressief karakter moet worden toegekend (sclerosis, etc.). 124 Sluiting of vernauwing van de Eusta- chiaanscbe buis , indien de gehoorscherpte gelijk is aan eene van de in n°. 118 aangegeven waarden. 125 Hardnekkige of telkens terugkeerende slepende oorenvloed op een der ooren. 126 Na inastoïd-operatie overgebleven fistel. 127 Slepende ontsteking van den traanzak. 128 Uitzetting van den traanzak. 129 Fistel van den traanzak. 130 Slepende tranenvloed in belangrijken graad met of zonder vernauwing of sluiting van een gedeelte der traanwegen. 131 Gezwellen van de traanklier. 132 Geheele of gedeeltelijke vergroeiing der oogleden onderlihg of met den j oogbol, indien daardoor het zien belangrijk wordt belemmerd of aanleiding wordt gegeven tot telkens terugkeerende ontsteking. 133 Splijting van het ooglid (coloboma palpebrae) in dien graad, dat het oog niet volkomen kan gesloten worden en herhaalde ontsteking hiervan het gevolg is. 134 Verkorting of misvorming van één of beide oogleden in dien graad, dat het oog niet volkomen kan gesloten worden en herhaalde ontsteking hiervan het gevolg is. 135 Hardnekkige ooglidskramp. 136 Verlamming in belangrijken graad van den oplichter van het bovenooglid. 137 Buitenwaartskeering der oogleden (ectropion). 138 Binnen waartskeering der oogleden (entropion). 139 Binnen waartsehe stand derooghaartjes (trichïasis, distichiasis). 140 Hardnekkige slepende ontsteking van den ooglidsrand. 141 Geheel of nagenoeg geheel verlies der ooghaartjes. 142 Gemis van een oogbol. 143 Oogbolstuipen (nystagmus). 144 Volkomen of onvolkomen verlamming van één of meer oogbolspieren. 145 Hardnekkige slepende oogbindvlies- ontsteking. 146 Belangrijke woekeringen op het oog- bindvlies (trachoma). ï 147 Atrophie van liet oogbindvlies, al ot niet gepaard metlitteekenvorimng. I 148. Verdroging van het oogbindvlies (xerosis conjunctivae). 1149 Vleugelvel (pterygium) in belangrijken graad. I 150 Hardnekkige slepende hoornvliesont- I steking. , , u i v T:ïs,r v"Sss, indien de gezichtsscherpte zonder I Voor je officieren van de zeeaanwending van glazen voldoet aan ■ zoover niet ^noemd I de hieronder vermelde bepalingen, in eenVder andere rubrieken) en welke als minima der aan het ge- categorieën van militairen zichtsvermogen te stellen eischen dl(J in kolom j (no 14) genoemd moeten worden beschouwd; I ^ onder A en 0, indien de A. Voor adelborsten: gezichtsscherpte zonder aanweneen gezichtsscherpte van he ^ eene oog = 1 en van het a van één der oogen minder is andere = s/4- . I dan '/«, indiende gerichts- B. Voor adspirant-administra-1 scherpte van het andere oog teurs bij de zeemacht: mmder bedraagt dan >/»; . een gezichtsscherpte van het d n mlnderis eene oog = '/„ en van het ^ E/ indien de gezichts- andere = 1 5 • ... , ( scherpte van het andere of wel een gezichtsscherpte I oog == van het eene oog = 1/?. 1 . van één der oogen minder is die van het andere m dit , • , Qok al8 |,et andere geval niet minder bedrage I ^ een gezichtsscherpte be- dan 1. i z;t = l. C. Voor machinisten, leerlingen-I ^ ^ de officieren, behoorende machinist en stokers bij ae i - ■ ^ ^et korpS officieren van zeemacht: . I administratie der zeemacht, de hetzelf le als onder B. isver-1 officieren der landmacht en die meld. ,. I ratficorieën van militairen, die D. Voor vrijwilligers bij de zee- kolom I (n°. 14) genoemd macht (voor zoover met onder B. G. en H: genoemd in een der andere hetzelfde als onder 1° is verrubrieken) : I 1(i joch de gezichtsscherpte een gezichtsscherpte van het • jlen te bepalen met rechteroog = '/« en van het aanwending van sferische glazen linkeroog — 1 j , I _ 70odanige breking, dat hun of wel een gezichtescherpte gebruik zonder nadeelige gevol- van het linkeroog = /s \I * 0p den duur kan worden die van het rechteroog in dit Toegestaan • onder inachtneming geval niet minder bedrage I yau liet bepaalde aangaande den dan 1- .. .. , • . I eraad van bijziendheid in n°. E. Voor vrijwilligers blJd Apotheker I Student voor den geneeskun- I "§ digen dienst ' Adelborst voor den zeedienst \ | Torpedist [ a Matroos I "o Lichtmatroos ] [=* ! Jongen / Officier van gezondheid , Apotheker j ,2 Paardenarts I S Student voor den geneeskun- r J digen of voor den pharnia- \ c ceutischen dienst ( — Personeel van de telegraaf en i -§ spoorwegcompagnie ' :=» Korps torpedisten / -0 19 Bijziendheid (myopia) 1°. Voor de personen in n°. 14 onder A, C, D en F bedoeld, in zoo geringen graad, dat de gezichtsscherpte, zonder glazen bepaald, nog voldoet aan eene van de voor deze categorieën in genoemd nummer vastgestelde eischen. 2°. Voor de personen in n°. 14 onder B en E bedoeld, voor zoover de gezichtsscherpte, zonder aanwending van glazen, niet voldoet aan eene van de voor deze categorieën in genoemd nummer vastgestelde eischen: a. Indien zij den leeftijd van 20 jaren nog niet bereikt lige gevolgen op den duur kan worden toegestaan. 3°. voor de officieren, behoorende tot het korps officieren van administratie der zeemacht, de officieren der landmacht en die categorieën van militairen, die in kolom I (n°. 14) genoemd zijn onder G, met aanwending van sferische en cylindrische glazen van zoodanige breking, dat hun gebruik zonder nadeelige gevolgen op den duur kan worden toegestaan. 181 Verzwakte kleurenzin, in dien graad, dat bij het zien met beide oogen gelijktijdig en na correctie van eventueele brekingsafwijkingen het kleuronderscheidingsvermogen tot beneden '/, is verminderd. N.B. De ziekte in dit nummer ververmeld, kan alleen ongeschiktverklaring ten gevolge hebben voor die betrekkingen waarbij een voldoend kleuronderscheidingsvermogen een vereischte is. 182 Qemis van lichtontwaring (zwarte staar, amaurosis). 183 Slepende ontsteking van de gezichts¬ zenuw. 184 Ontaarding (atrophia) van de gezichts¬ zenuw. 185 Vaatverstopping der centrale netvlies- slagader. 186 Bijziendheid (myopia): 1°. voor de officieren van de zeemacht, voor zoover niet genoemd in een der andere rubrieken, en die categorieën van militairen, die in kolom I (n°. 14) genoemd zijn onder A en C: indien de gezichtsscherpte, zonder aanwending van glazen, de grenswaarden heeft bereikt, die in n°. 151 dezer kolom sub 1' zijn vastgesteld. 2°. voor de officieren, behoorende tot het korps officieren van administratie der zeemacht, de officieren van administratie der landmacht en die categorieën van militairen, die in kolom I (n°. 14) genoemd zijn onder B, ö en H: hebben ten hoogste van 1 Dioptrie. b. Indien zij den leeftijd van 20 jaren bereikt of overschreden hebben, ten hoogste van 1.5 Dioptrie, mitB in beide gevallen, hier onder a en b genoemd, na correctie der brekingsafwijking de gezichtsscherpte van elk oog = 1 zij. 30 Voor de personen in n°. 14 onder G en H bedoeld voor zoover de gezichtsscherpte, zonder aanwending van glazen, niet voldoet aan eene van de voor deze categorieën in genoemd numm r vastgestelde eischen: Ten hoogste van 3 Dioptrieën, mits na correctie der brekingsafwijking de gezichtsscherpte van elk oog = 1 zij, of wel deze graad van correc tie door sferische gla/.en van negatieven brandpuntsafstand slechts op één oog kan worden bereikt, terwijl zij °p bet andere oog niet meer behoeft te bedragen dan t/i. mits ook hier door toevoeging van een cylindrisch aan het sferisch glas, beide van negatieven brandpuntsafstand en waarbij in den sterkst afwijkenden me ridiaan de brekingsafwijking ten hoogste 3 Dioptrieën mag bedragen, toch nog een gezichtsscherpte = 1 kan worden verkregen. 20 Oververziendheii (hypermetropia manifesta): , Indien de gezichtsscherpte voldoet aan het bepaalde onder nu. 14 naar de onderscheiding daarbij gemaakt: a. van 7 of meer Dioptrieën van beide oogen; b. van mindere graden, indien de gezichtsscherpte met aanwending van sferische glazen van zoodanige breking, dat hun gebruik zonder nadeelige gevolgen op den duur kan worden toegestaan, eene van de grenswaarden heeft bereikt, die in n°. 151 dezer kolom sub 1° zijn vastgesteld. 30. voor de officieren van de landmacht voor zoover niet genoemd in een der andere rubrieken: a. van 6 of meer Dioptrieën van beide oogen; b. van mindere graden, indien de gezichtsscherpte met aanwending van sferische glazen van zoodanige breking, dat hun gebruik zonder nadeelige gevolgen op den duur kan worden toegestaan, eene van de grenswaarden heeft bereikt, die in n°. 151 dezer kolom sub 1°. zijn vastgesteld. 40 voor die categorieën van militairen, die in kolom I (n°. 14) genoemd zijn onder D en F, indien de gezichtsscherpte, zonder aanwending van glazen, eene van de grenswaarden heeft bereikt, die in n°. 151 dezer kolom sub 3°. zijn vastgesteld. 51). voor die categorieën van militairen, die in kolom I (ntf. 11) genoemd zijn onder E: a. van 4 of meer Dioptrieën van bet rechteroog: b. indien de gezichtsscherpte, onder inachtneming van het bepaalde sub a, met aanwending van sferische glazen van zoodanige breking, dat hun gebruik zonder nadeelige gevolgen op den duur kan worden toegestaan, eene van de grenswaarden heeft bereikt, die in n°. 151 dezer kolom sub 3°. zijn vastgesteld. 187 Oververziendheid (hypermetropia)' 10. voor de officieren van de zeemacht, voor zoover niet genoemd in een der andere rubrieken en die categorieën van militairen, die in kolom I (n° 14) 1°. Ten hoogste van 1 Dioptrie voor de personen in n°. 14 onder A bedoeld, benevens voor die onder C, D, E en F vermeld, indien zij den leeftijd van 20 jaren nog niet bereikt hebben. 2°. Ten hoogste van 2 Dioptrieën voor de personen in n°. 14 onder C, D, E en F bedoeld, indien zij den leeftijd van 20 jaren bereikt of overschreden hebben, benevens voor de personen onder B, G en H vermeld. N.B. Ondanks een in den zin van 11°. 14 dezer kolom voldoende gezichtsscherpte moet niettemin steeds naar de aanwezigheid van het bovengenoemde gebrek een onderzoek ingesteld worden. genoemd zijn onder A en C, indien de gezichtsscherpte, zonder aanwending van glazen, de grenswaarden heeft bereikt, die in n°. 151 dezer kolom sub 1°. zijn vastgesteld. 2°. voor de officieren, behoorende tot het korps officieren van administratie der zeemacht, de officieren der landmacht en die categorieën van militairen, die in kolom I (n°. 14) genoemd zijn onder B, G en H: hetzelfde als onder 1°. is vermeld, doch de gezichtsscherpte in deze gevallen te bepalen met aanwending van sferiscne glazen van zoodanige breking, dat hun gebruik zonder nadeelige gevolgen op den duur kan worden toegestaan. 3°. voor die categorieën van militairen, die in kolom I (n°. 14) genoemd zijn onder D en F: a. va'. 6 of meer Dioptrieën van het rechteroog; b. van mindere graden, indien de gezichtsscherpte zonder aanwending van glazen de grenswaarden heeft bereikt, die in n°. 151 dezer kolom sub 3 zijn vastgesteld. 1°. voor die categorieën van militairen, die in kolom I (n°. 14) genoemd zijn onder E: a. van 6 of meer Dioptrieën van het rechteroog. b. van mindere graden, indien de gezichtsscherpte met aanwending van sferische glazen van zoodanige breking, dat hun gebruik zonder nadeelige gevolgen op den duur kan worden toegestaan, de grenswaarden heeft bereikt, aie in n°. 151 dezer kolom sub 3". zijn vastgesteld. 188 i Spoedig intredende vermoeidheid bij het zien op afstand, indien bij officieren van de zeemacht (voor zoover niet genoemd in een der andere rubrieken) en bij die categorieën van militairen, die in kolom I (n". 14) genoemd zijn onder A, C, D en F, zonder aanwending van glazen, een grootere gezichtsscherpte dan in n°. 151 dezer kolom sub 1". en 21 Verschil van breking in twee tegen- 1 overgestelde meridianen van het oog (astigmatismus): Indien de gezichtsscherpte, zonder aanwending van glazen, voldoet aan het bepaalde onder n°. 14 naar de onderscheiding daarbij gemaakt en onder verwijzing naar het bepaalde sub 3" van n". 19 dezer kolom, voor zoover het gevallen betreft, waarin dit gebrek naast andere brekingsafwijkingen van het oog voorkomt. N.B. Ingeval bij de in n°. 14 dezer kolom onder G genoemde personen, voor zoover zij behooren tot de landmacht, de gezichtsscherpte , zonder aanwending van glazen, niet voldoet aa i de hierboven aangegeven eischen, zullen zij nog worden aangenomen, indien met behulp van sferische en cylindrische glazen van zoodanige breking, dat hun gebruik zonder nadeelige gevolgen op den duur kan worden toegestaan, een gezichtsscherpte kan worden verkregen: Van elk oog = 1, waarbij echter zal dienen in acht genomen te worden, dat de bijziendheid in den meridiaan van sterkste breking ten hoogste 3 Dioptrieën, de oververziendheid in den meridiaan van zwakste breking ten hoogste 2 Dioptrieën en het totale verschil van breking tusschen deze beide meridianen ten hoogste 8 Dioptrieën zal mogen bedragen. 3°. vastgestelde waarden slechts gedurende korten tijd kan worden aangegeven, en de gezichtsscherpte weiara in die mate afneemt, aat eene van de in dit nummer aangegeven waarden wordt bereikt. 189 Verschil van breking in twee tegenovergestelde meridianen van het oog (enkelvoudig, samengesteld of gemengd astigmatismus): 1°. voor de officieren van de zeemacht, voor zoover niet genoemd in een der andere rubrieken, en die categorieën van militairen, die in kolom I (n°. 14) genoemd zijn onder A en C: indien de gezichtsscherpte zonder aanwending van glazen, de grenswaarden heeft bereikt, die in n°. 151 dezer kolom sub 1°. zijn vastgesteld. 2°. voor de officieren, behoorende tot het korps officieren van administratie der zeemacht, officieren der landmacht en die categorieën van militairen, die in kolom I(n" 14) genoemd zijn onder G: hetzelfde als onder 1°. is vermeld , doch de gezichtsscherpte in deze gevallen te bepalen met aanwending van sferische en cylindrische glazen van zoodanige breking, dat hun gebruik zonder nadeelige gevolgen op den duur kan worden toegestaan, en voor zoover betreft de eerstgenoemde soort van glazen, onder inachtneming van het bepaalde aangaande den graad van bijziendheid in n". 18fi dezer j kolom vermeld. 3". voor die categorieën van mili, tairen, die in kolom I (n°. 14) genoemd zijn onder B en H: hetzelfde als onder 1°. is vermeld , doch de gezichtsscherpte in deze gevallen te bepalen met aanwending van sferische glazen van zoodanige breking, dat hun gebruik zonder nadeelige gevolgen op den duur kan worden toegestaan, onder inachtneming van het bepaalde aangaande den graad van bijziendheid in n°. 18H dezer kolom vermeld lft. voor die categorieën van mili- tairen, die in kolom I (n°. 14) genoemd ziin onder D en F: indien de gezichtsscherpte, zonder aanwending van glazen, de grenswaarden heeft bereikt, die in n°. 151 dezer kolom sub 3°. zijn vastgesteld 5®. voorde categorie van militairen, die in kolom I (n°. 14) genoemd is onder E: hetzelfde als onder 4". is vermeld , doch de gezichtsscherpte in deze gevallen te bepalen met aanwending van sfensche glazen van zoodanige breking, dat hun gebruik zonder nadeelige gevolgen op den duur kan worden toegestaan . onder inachtneming van het bepaalde aangaande den graad van bijziendheid in n". 186 dezer kolom vermeld. 190 Blijvende verlamming der accommo¬ datie van beide ongen. Hals. 191 Slepende ontsteking van halswervels of van hunne gewrichten. 192 Vergroeiing van halswervels. 193 Belangrijk verdraaide of scheeve stand van het hoofd. 194 Onwillekeurige bewegingen van het hoofd. 1051 Kropgezwel in belangrijken graad. 196 Fistel van het strottenhoofd of van de luchtpijp. 197 Hardnekkige ontsteking van het keel- slijmvlies. 198 : Belangrijks vergrooting en verharding der amandelen. 199 Belangrijke misvorming van het strot¬ klepje. 200 Slepende ontsteking van het strot¬ tenhoofd. 201 Blijvende heeschheid, stemmeloosheid of te zwakke stem. 202 Slepende ontsteking van den slokdarm. 203 Organische vernauwing van den slok¬ darm. 204 Plaatselijke verwijding van den slok¬ darm met stoornis in de spijsvertering of met algemeene lichaamsvermagering. 205 Slokdarmfistel. Borst. 206 Buitengewone ontwikkeling der borst klier. I 22 : Geringe afwijkingen van den norma- 207 Belangrijke misvorming der borstkas. len vorm der borstkas, alsmede die eigenaardige indrukken van borstbeen of ribben, welke door de uitoefeningvan het beroep is verkregen, indien daarvan geen stoornis in de ademhaling of in den bloedsomloop te verwachten is. I . 208 Onvoldoend ontwikkelde borstkas. 23 ! Geringe misvormingen van het sleu- 209 Belangrijke misvorming van het sleu¬ telbeen, zooals soms na genezen ' telbeen. sleutelbeensbreuk overblijven, mits het dragen van het ledergoed of het dragen en de behandeling van de wapenen daardoor niet belemmerd worden. 210 Slepende ontsteking van de luchtpijptakken. 211 Plaatselijke verwijding van de lucht¬ pijptakken (bronchiectasis). 212 Slepende longontsteking. 213 Slepende borstvliesontsteking. 214 Emphyseem der longen in belangrijken graad. 215 Belangrijke vergroeiing van het borst- vlies van long en ribben. 216 Telkens terugkeerende asthmatische aanvallen. 217 Telkens terugkeerende bloedspuwing. 218 1 Fistel van de borstholte. 24 Omgekeerde plaatsing der borst- en 219 Belangrijke verplaatsing van het hart. buiksingewanden (situs inversus 2201 Slepende ontsteKing van het hart of viscerum) mits niet gepaard gaande van zijne vliezen, met stoornis in de verrichtingen of 221 Klapvliesgebreken van het hart ol met algemeene zwakte. van de groote vaten. 222 Belangrijke vergrooting, verwijding of vetontaarding van het hart. 223' Hartvang (angina pectoris). 224 Ziekelijke gewijzigde hartswerking in | belangrijken graad. Buik- en bekkenstreek. 225 Belangrijke spijsverteringsstoornissen. 226 , Slepende ontsteking van het maag¬ slijmvlies. 227 Belangrijke verwijding van de maag. 228 j Slepende maagzweer. 229 Verzakking der buiksin^ewanden (enteroptosis). 230 Sledende ontsteking van het darin- 231 ; Slepende darmzweer. 232; Slepende of telkens terugkeerende ontsteking van het wormvormig aanhangsel (appendicitis) 233 Slepende persloop (dysenteria chronica). 234 Indische spruw (aphthae tropicae). 235 Slepende darmwindzucht in belang¬ rijken graad (meteorismus). 236 Hardnekkige stoelverstopping in be¬ langrijken graad. 237 Plaatselijke vernauwing van het darm¬ kanaal. 238 Fistel van een der spijsverterings¬ organen. 239 Tegennatuurlijke of kunstmatig ge¬ vormde aars. 240 Verlamming der sluitspier van den aars. 241 Telkens terugkeerende uitzakking van den endeldarm. 242 Hardnekkige aarskloven. 243 Aarsfistel. 214 Belangrijke aambeien. 245 Slepende buikvliesontsteking. 246 Slepende ziekten van de lever. 247 Slepende ziekten van de galblaas of van de galwegen. 248 Telkens terugkeerende galsteenkoliek. 249 Dwalende milt. 250 Belangrijke vergrooting of andere slepende ziekten van de milt. 251 Slepende ziekten van de aAvleeschklier. 25 Zoogenaamde lieswandsdunheid. 252 Ingewandsbreuken, indien de breuk door het dragen van een breukband niet voortdurend goed is in te houden. 253 Dwalende nier. 254 Slepende ziekten van de nier of van ihet nierbekken. 255 Telkens terugkeerende niersteenkoliek. 256 Slepende ziekten van de pisbla&s. 257 Aanhoudend of telkens terugkerend bloedwateren. 258 Blaassteen. 259 Belangrijke vernauwing van den pis- weg. 260 Piswegfistel. 261 Slepende ontsteking, vergrooting of ontaarding der voorstanderklier, 262 Belangrijke stoornis in de pisloozing. 263 Onwillekeurige afvloed van de pis. 26 Aangeboren piswegsplijtingen (hypo- 264 Belangrijke misvorming van de roede. et epispadia) van den lsten graad, waarbij de pisloozing zonder hindernis of verontreiniging der kleederen kan plaats hebben. , , . 27 Vernauwing van de voorhuid zonder 265 Slepende ontsteking van den bal, van stoornis in de pisloozing. den bijbal of van de zaadstreng. 28 Gemis of te geringe ontwikkeling van 266 Terughouding in het heskanaal van eea bal. één of van beide ballen. 29 Teruggebleven zijn van een bal in 267 Gemis van beide ballen. de buikholte. 268 Belangrijke ontaarding van den ba . I 2691 Waterbreuk (hydrocele) van den bal. of van de zaadstreng in belang, rijken graad. 30 ' Lichte graden van aderbreuk van de 270 Aderbreuk van de zaadstreng (vari- zaadstrer.g (varicocele) cocele) in belangrijken graad. 271 Balzakverslapping in belangrijken * graad. 272 Slepende zaadvloed in belangrijken graad. Rug- en ledematen. 31 Geringe afwijkingen .van den nor 273 Misstand van den schouder in dien ' muien stand van den schouder. graad, dat daardoor bij den ge- kleeden man wanstaltigheid duidelijk zichtbaar is 274 Belangrijke misvorming van het schouderblad. 32 Geringe afwijkingen van den nor- 275 Belangrijke vleugelvormige afwijking malen stand van het schouderblad. van het schouderblad. 276 Slepende ontsteking van borst- of lendenwervels of van hunne gewrichten. 277 Vergroeiing van borst- of lenden¬ wervels. 33 Geringe afwijkingen van de normale 278 Blijvende buitengewone kromming kromming van de wervelkolom. van de wervelkolom (scohosis, ky- phosis, lordosis). 34 Geringe afwijkingen van den normalen 279 Misstand van de heup in dien graad, stand van de heup. dat daardoor bn den gekleeden man wanstaltigheid duidelijk zichtbaar is. 280 Geheel of gedeeltelijk gemis van een der ledematen. 35 Geringe afwijkingen van den normalen 281 Belangrijke verkromming van een vorm en geringe verkrommingen der ledematen, van ledematen, indien daarvan geen 282 Misvorming van een hand met belangstoornis in de verrichtingen te ver- rijke stoornis in de verrichtingen, wachten is. 283 Gemis van een duim. 284 Gedeeltelijk gemis van een duim met belangrijke stoornis in de verrichtingen. 285 Gemis van een vinger of van meerdere vingerleden a&n één hand met belangrijke stoornis inde verrichtingen. 286 Misstand of verstijving van een duim, van een vinger of van vingerleden met belangrijke stoornis in de verrichtingen. 287 Zweethanden in belangrijken graad. 288 Mankgaan. 36 Geringe buiten- of binnenwaartsche 289 Buiten- of binnenwaartsche stand van stand van één of van beide knieën één of van beide knieén in belang indien daarvan geen stoornis in de rijken graad, verrichtingen te verwachten is. 290 Verplaatsing of tegennatuurlijke bewegelijkheid van de knieschijf 37 Geringe afwijkingen van den nor- 291 Misstand of misvorming van den voet, malen vorm van de voetzool zon- indien daardoor het gaan of het der inzakking van het voetgewelf dragen van het schoeisel bemoei- (volvoet). 'ijkt wordt. N B. Lichte graden van platvoet kunnen alleen worden toegelaten bij de bereden korpsen der landmacht. 292 Gemis van een grooten teen. 293 Gedeeltelijk gemis van een grooten teen, indien daardoor het gaan bemoeilijkt wordt. 38 Geringe afwijkingen van den normalen 294 Verstijving of belangrijke misstand stand van een grooten teen, indien van een grooten teen, indien daar- daarvan geen stoornis in het gaan door het gaan of het dragen van of in het dragen van het schoeisel het schoeisel bemoeilijkt wordt, te verwachten is 295 Gemis aan één der voeten van twee of meer teenen, indien daardoor het gaan bemoeilijkt wordt. 296 Gemis van een kleinen teen met het middenvoetsbeen. 297 Geheel of gedeeltelijk gemis van het nagellid van de meeste teenen aan één der voeten, indien daardoor het eaan bemoeilijkt wordt. 39 Geringe afwijkingen van den normalen 298 Belangrijke misstand van één of meer stand van teenen, indien daarvan teenen, indien daardoor het gaan geen stoornis in het gaan of in het of het dragen van het schoeisel dragen van het schoeisel te ver- bemoeilijkt wordt, wachten is. 299 Doorborende voetzweer (malum per- forans pedis). 300 Hardnekkige eelt vorming, indien daar¬ door het gaan bemoeilijkt wordt. 301 Hardnekkig stinkend voetzweet. 302 Belangrijke misvorming of ontaarding van één of meer nagels. 303 Kwaadaardige nagelzweer. B. Reglement op het geneeskundig onderzoek omtrent de geschiktheid voor den krijgsdienst van militieplichtigen en van hen, die bij de militie zijn ingelijfd of die krachtens wettelijke verplichtingen tot de landweer behooren, alsmede van hen, die tot vrij willigen dienst bij het Reserve-personeel der landmacht, al of niet met bestemming voor den dienst bij de landweer, wenschen te worden toegelaten en van hen, die bij het Reserve-personeel der landmacht dienen. Art. 1. De geschiktheid voor den krijgsdienst van militieplichtigen en van hen, die bij de militie zijn ingelijfd, wordt onderzocht en beoordeeld overeenkomstig dit reglement. Art. 2. Voor den dienst worden ongeschikt geacht de in het vorig artikel bedoelde personen, te wier aanzien genoeg zame zekerheid bestaat, dat zij ziekten of gebreken hebben in artikel 3 vermeld, voor zoover geen herstel binnen korten tijd mogelijk geacht wordt. Ten opzichte van hen, die in geval van ontslag uit den dienst door andere militieplichtigen kunnen worden vervangen, zal de zekerheid of het herstel, in de vorige zinsnede van dit artikel bedoeld, moeten verkregen worden binnen den tijd, waarin volgens de wet na hunne aflevering herkeuring bij Gedeputeerde Staten kan worden aangevraagd. Voor den dienst wordt mede ongeschikt geacht de ingelijfde bjj de militie, die voor het geval eene heelkundige kunstbewerking uitzicht geeft op het verkrijgen of herkrijgen van de geschiktheid voor den dienst, er niet in toestemt deze kunstbewerking te ondergaan. Art. 3. De ziekten en gebreken, in art. 2 bedoeld zijn: Volgnummer. 1 2 3 4 6 t> 7 8 9 10 11 12 ia 14 15 ZIEKTEN EN GEBREKEN, welke militieplichtigen ongeschikt maken voor den dienst bij zee- of landmacht, met inachtneming van het bepaalde bjj het eerste lid van art. 2. § 1. Ziekten en gebreken, welke niet altijd tot bijzondere licnaamsstreken beperkt zijn. o. Afwijkingen in de algemeene lichaamsgesteldheid. Te groote omvang van het lichaam vooral van den buik, door vetvorming. Te groote gestalte met een zwakke lichaamsgesteldheid (het zoogenaamd uit de kracht gegroeid zijn). Te geringe algemeene lichaamsontwikkeling. Algemeene vermagering. Algemeene lichaamszwakte. Vervroegde ouderdomsgebreken (versleten lichaamsgestel). Werkelijke ouderdomsgebreken. Belangrijke misvorming van het lichaam. Belangrijke verwondingen. b. Ziekelijke gesteldheid van de huid, het onderhuidsbitidweefsel en het spierttelsel. Blijvende ziekelijke verkleuring der huid in belangrijken graad. Hardnekkige huidziekten. Hardnekkige droge kloven. Hardnekkige zweren. Uitgebreide versterving. l)iepe vastzittende litteekens. 16 Uitgebreide oppervlakkige litteekens mei neiging tot wederopenhreken. 17 Uitgebreide verouderde verharding en verdikking van de huid of van het onderhuidsbindweefsel. 18 Hardnekkige en belangrijke vergrooting van watervaatsklieren. 19 Slepende zuchtige zwelling in belangrijken graad van een of ander lichaamsdeel. 20 Volkomen of onvolkomen verlamming van spieren. 21 Hardnekkige periodieke spierkrampen (tetanie). 22 Slepende ontsteking, blijvende samentrekking of verkorting van een ot meer spieren, pezen, peesscheden of peesvliezen. 23 Belangrijke voedingsstoornissen van een of meer spieren. 24 Scheuring of verplaatsing van spieren, pezen of banden. 2ï Hardnekkige bindweefselfistel. c. Ziekelijke veranderingen in de beenderen en geurrichten. 26 Slecht genezen beenbreuken. 27 Slepende ontsteking van het beenvlies of van het beenmerg of de gevol¬ gen dezer ziekten. 28 Belangrijke voedingsstoornissen van één of meer beenderen. 29 Misvorming van beenderen of gewrichtsuiteinden. 30 Verouderde ontwrichtingen. 31 Zich telkens herhalende ontwrichtingen. 32 Slepende gewrichtsontsteking of hare gevolgen. 33 Gewrichtsverstijving. 34 Loslating of verplaatsing van gewrichtskraakbeenderen. 35 Gewrichtsmuizen. 36 Valsche gewrichten. d. Gezwellen, voortbrengselen van ziekelijken groei, vreemde lichamen en coneremenlen. 37 Vet-, vezel-, slijm-, beurs-, kraakbeen- of zenuwgezwellen in belangrijken 38 Gezwellen door dierlijke of plantaardige parasieten veroorzaakt (cysticer- cus, echinococcus , actinomyces, botryomyces, etc.). 3'! Belangrijke hoornuitwassen. 40 Belangrijke peesknoopen. . , 41 Belangrijke beenuitwassen, verbeening of kraakbeen vorming van het bind- of van het spierweefsel. 42 Kwaadaardige gezwellen. 43 Algemeene of plaatselijke knobbelzucht (tuberculosis). 44 Belangrijke koude of verzakkingsabcessen. 45 Poliepen in een of andere lichaamsholte. 46 Vreemde lichamen of concrementen in een of ander lichaamsdeel of lichaamsholte. e. Ziekten der bloed- en watervaten. 47 Ware of valsche slagaderuitzetting. 48 Belangrijke ontaarding der Blagaderwanden. 49 Ziekelijke verwijding der haarvaten met belangrijke ontaarding of wan¬ staltigheid. 50 Groote of uitgebreide aderspatten. 51 Watervaatsfistel. ƒ. Ziekten van het zenuwstelsel. r>-> Slepende ziekten der hersenen of van het ruggemerg. 53 Volkomen of onvolkomen verlamming van zenuwen. 54 Slepende zenuwpijn in belangrijken graad. 55 i Hardnekkige telkens terugkeerende hik^ 5b | Aanhoudend beven van een of meer ledematen. 57 ! St. Vitusdans. 58 Vallende ziekte (epilepsia). 59 Schrijfkramp in belangrijken graad. »or„oWren 60 Duizelingen, indien zij aanhoudend zijn of telkens terugkeeren. 61 Hardnekkige zeeziekte. 63 Ziekehjke^prikkelbaarheid met spoedige uitputting van het zenuwstelsel 64 BeknSe'Terveuze stoornissen van overwegend functioneelen aard 65 SSndien het zich herhaalt na verlof of na 66 OvTpïkkeUng8' van het zenuwstelsel en ziekelijk veranderde gemoeds¬ stemming. S sTtaSfika O,,,,,.!.!.»,. .0. »«■.- instorting. 69 Onnoozelheid (idiotismus). 70 Stompzinnigheid in belangrijken graad. , te zj;n om in 71 Domheid in dien graad, dat de persoon ongeschikt blijkt te zijn om den dienst geoefend te worden. g. Algemeene ziekten. g ESg'XXSSKm ... W " (leukaemia, anaemia progressiva, perniciosa, etc.). 71 , Bloederziekte (haemophilia). 75 Hardnekkige scheurbuik. 76 Ziekte van Addisson. 77 I Ziekte van Basedow. 78 Myxoedeem. 79 Akromegalie. 80 Beri Ben. 81 Melaatschheid (lepra). . , 82 Klierziekte (scropnulosis) in belangrijken graad. 83 Slepend telkens ïerugkeerend gewricWheumatisme. 84 Slepend spierrheumatisme in belangrijken graad. 85 Hardnekkige jicht. 86 Pisvloed (diabetes insipidus). S iCSk»«»ai« «.«voiB. r ***, - — —™k van bedwelmende of verdoovende middelen. 89 Slepende metaalvergiftiging. s? o!WX. 92 Slepende kwade droes. 93 Slepende trichinenziekte. § 2. Ziekten en gebreken aan bijzondere lichaamsstreken. 94 1 Misvorming van het hoofd, wlrioor het dragen van het hoofddeksel wordt verhinderd. 95 i Opengebleven fontanellen. 96 Uitgebreide kaalhoofdigheid. 97 Hardnekkig hoofdzeer. 98 Beenverlies aau den schedel in belangrijken graad. 99 Indrukking van den schedel. 100 Hersenbreuk. „ . ... , 101 Misvorming van den neus, tot min of meer volkomen sluiting der neus¬ gangen of tot wanstaltigheid aanleiding gevend. 102 Wolfzweer (lupus). 103 Stinkende inwendige neusverzwenng (ozaena). 104 Hardnekkige ontsteking van het neusslijmvlies met belangrijke belem- raerirg van de neusademhaling. 105 Hardnekkige ettering van de bijholten van den neus 106 Gedeeltelijke sluiting of misvorming van den mond door uitgebreide litteekenvorming. 107 Verlies van een belangrijk gedeelte van de lip. 108 Belangrijk verlies van zelfstandigheid of doorboring van het gehemelte. 109 Hardnekkige speekselvloed. 110 Hardnekkige verzwering van het slijmvlies der mondholte. UI Zeer stinkende adem. 112 Uitgebreid verlies van tanden of kiezen. 113 Uitgebreide afbrokkeling van tanden of kiezen. 111 Belangrijke misvorming van de kaak. 115 Speekselfistel. 116 Geheel of gedeeltelijk gemis van de tong. 117 Slepende ziekten van de tong. 118 Belangrijke litteekenvorming of vergroeiingen m de mondholte, llfl Stotteren of andere belangrijke spraakstoornissen. . ... 120 Gemis of zoodanige misvorming van de oorschelp, dat belangrijke wan¬ staltigheid wordt veroorzaakt. 121 Hardhoorigheid in dien graad , dat: „ a. duisterend gesproken woorden op 0,50 Meter afstand niet verstaan kunnen worden, terwijl het andere oor normaal is; b fluisterend gesproken woorden met het eene oor op 1 Meter atstanci. met het andere oor op 4 Meter afstand niet verstaan kunnen worden; c fluisterend gesproken woorden met ieder oor afzonderlijk op - Meter afstand niet verstaan kunnen worden. I •> ' Sluiting vernauwing of woekeringen van de uitwendige gehoorgang, indien de geh'ooracherpte gelijk is aan eene van de in n°. 121 aangegeven waarden l-ij Slepende ontsteking van het trommelvlies, indien de gehoorscherpte gelijk is aan eene van de in n». 121 aangegeven waarden. 124 Hardnekkige woekeringen van het trommel vies op een der ooren. 125 ; Doorboring van het trommelvlies op een der ooren, indien wegens de grootte of de zitplaats van de doorboring de dienst niet zal kunnen worden verricht zonder gevaar voor wederoptreden eener oorettenng ol 126 Slepende'"ontsteking, organische gebreken of zenuwstoornissen van het midden- of het binnenoor, indien deze: . a. öf aanleiding geven tot hardnekkige oorsuizingen of duizelingen; b èf gepaard gaan met hardhoorigheid in dien graad, dat de gehoor scherpte gelijk is aan eene van de in n°. 1-1 aangegeven waarden, c. óf indian daaraan een ernstig progessief karakter moet worden toe- 1 ->7 Sluiting^ 0^ vernauwing van de Eustachiaansche buis, indien de gehoorscherpte gelijk is aan eene van de in n». 121 aangegeven waarden. 128 Hardnekkige of telkens terugkeerende slepende oorenvloed op een der ooren. 129 Na niastoid-operatie overgebleven fistel. 130 Doofstomheid. 131 Slepende ontsteking van den traanzak. 132 Uitzetting van den traanzik. 133 Fistel van den traanzak. , _ - 134 Slepende tranenvloed in belangrijken graad met of zonder vernauwing ot sluiting van een gedeelte der traanwegen. 136 HuTrtplool taden binnenooghoek (epicanthus) met belangrijke wanstaltigheid. 137 Geheel of gedeeltelijke vergroeiing der oogleden onderling of met den ooubol indien daardoor het zien belangrijk wordt belemmerd of aanleiding wordt gegeven tot telkens teruekeerendeontsteking 138 Splijting van het ooglid (coloboma palpebrae) in dien graad dat het.oog niet volkomen kan gesloten worden en herhaalde ontsteking hiervan i het gevolg is. . , 139 ! Geheel of gedeeltelijk gemis van een der oogleden 140 Verkorting of misvorming van één of beide oogleden in d en graad, dat het oog niet volkomen kan gesloten worden en herhaalde ontsteking hiervan bet gevolg is. 141 Hardnekkige ooglidskramp. i- i 142 Verlamming in belangrijken graad van den oplichter van het bovenooglid. 143 i Buitenwaartskeering der oogleden (ectropion). 144 1 Binnenwaartskeering der oogleden (entropion). 145 Binnenwaartsche stand der ooghaartjes (trichiasis, distichiasis). 14t; Hardnekkige slepende ontsteking van den ooglidsrand. 147 Geheel of nagenoeg geheel verlies der ooghaartjes. 148 Gemis van een oogbol. 149 ! Belangrijke vergrooting van één of beide oogbollen (buphthalmus). 150 Oogbolstuipen (nystagmus). ,, , , , ■ „n 151 Volkomen of onvolkomen verlamming van één of meer oogbolspieren. 152 Hardnekkige slepende oogbindvliesontsteking. 153 Belangrijke woekeringen op het oogbindvlies (trachoma). 154 Atrophie van het oogbindvlies, al of met gepaard metlitteekenvorming. 155 Verdroging van het oogbindvlies (xerosis conjunctivae). 156 Vleugelvel (pterygium) in belangrijken graad. 157 Hardnekkige slepende hoornvliesontsteking. . 158 Verduisteringen of andere weefselveranderingen van het hoornvlies, indien de gezichtsscherpte zonder aanwending van glazen: a. van het rechteroog j= '/j of lager, ook als het linkeroog een ge- b. van'het' rechteroog = '/, , indien de gezichtsscherpte van het linkere. van h~et linkeroog = indien de gezichtsscherpte van het rechterd. van "het'"linkeroog = l/»o of lager, ook als het rechteroog een 159 Naar^orer'^vè'wing van'het"hoornvlies (keratectasia et keratoconus). 160 Druifgezwel (staphyloma) van het hoornvlies. 161 Fistel van het hoornvlies. 162 Slepende ontsteking van den harden oogrok. 163 Druifgezwel (staphyloma) van den harden oogrok. 161 Gemis van het regenboogvlies. . 165 Aangeboren sluiting van den oogappel (atresia pupillae). 166 ! Hardnekkige slepende ontsteking van het regenboogvlies 167 , Verstopping van den oogappel (occlusio pupillae). 168 1 Afscheuring, gedeeltelijk gemis van het regenboogvlies of verplaatsing van den oogappel (pipilla artificialis), indien een of ander gepaard gaat met verminderde gezichtsscherpte, zooals in n». 158 is omschreven N. B. Aangeboren splijting van het regenboogvlies (coloboma mdis) op zich zelf maakt niet ongeschikt. Uitzetting van den traanzik. Fistel van den traanzak. , e Slepende tranenvloed in belangrijken graad met of zonder vernauwing ot sluiting van een gedeelte der traanwegen. 169 Belangrijke vergroeiing van het regenboogvlies met het hoornvlieB (syne- chia anterior, leucoma adhaerens). 170 Belangrijke vergroeiing van het regenboogvlies met de lenskapsel (synechia posterior, seelusio pupillae). 171 ; Slepende ontsteking van den haarband (cyclitis chronica). 172 ! Atrophie van een oogbol. 173 Slepende ontsteking van het vaatvlies of hare gevolgen. 174 Ontsteking van den geheelen oogbol (panophthalmitis). 175 Uittering (phthisis) van den oogbol. 176 Slepende ontsteking van het glasvocht (hyalitis). 177 Troebelheid van het glasvocht in belangrijken graad. 178 Blaasworm (cysticercus) of andere entozoa in het oog. 179 Gezwellen in het oog. 180 Groene staar (glaucoma). 181 Gemis van de lens (aphakia). 182 Verduistering van de lens met verminderde gezichtsscherpte, zooals in n°. 158 is omschreven. 183 Verplaatsing van de lens (luxatio lentis) met verminderde gezichtsscherpte, zooals in n°. 158 is omschreven. 184 Slepende ontsteking van het netvlies of hare gevolgen. 185 Ontaarding van het netvlies, al of niet met pigmentafzetting (retinitis pigmentosa). 186 Loslating van het netvlies (solutio retinae). 187 Belangrijke beperking van het gezichtsveld. 188 Blijvend verminderde netvliesgevoeligheid (hemeralopia chronica). 189 Gezichtszwakte (amblyopia) indien, de gezichtsscherpte gedaald is tot eene van de in n°. 158 aangegeven waarden. N. B. In die gevallen, waarin de gezichtszwakte gepaard gaat met brekingsafwijkingen van het oog, welker graad op zich zelf niet ongeschikt maakt, wordt de gezichtsscherpte zonder aanwending van glazen vastgesteld met inachtneming vaa het bepaalde in de bij n" 194 van dit reglement behoorende noot, zoodat in gevallen van bijziendheid van het linkeroog van dezen regel moet worden afgeweken , indien na correctie van de brekingsafwijking de gezichtsscherpte van dit oog = l/j of meer bedraagt en de gezichtescherpte van net rechteroog = 1. 190 Gemis van lichtontwaring (zwarte staar, amaurosis). 191 Slepende ontsteking van de gezichtszenuw. 192 Ontaarding (atrophia) van de gezichtszenuw. 193 Vaatverstopping der centrale netvliesslagader. 194 ' Bijziendheid (myopia): a van meer dan 2 Dioptrieën van het rechteroog; b. van meer dan 5 Dioptrieën van het linkeroog. N. B. Miniere graden van bijziendheid, bii welke na correctie der brekingsafwiiking de gezichtsscherpte van liet rechteroog minder is dan 1 en die van het linkeroog minder dan ','j maken ook ongeschikt, tenzij de gezichtsscherpte zonder aanwending van glazen grooter is dan in n°. 158 is aangegeven. 195 ' Oververziendheid (hypermetropia totalis). a. van 6 of meer Dioptrieën van het rechteroog; b. van 9 of meer Dioptrieën van het linkeroog. 196 | Spoedig intredende vermoeidheid bij het zien op afstand, indien zonder aanwending van glazen, een grooiere gezichtescherpte dan eene van de in n°. 158 vastgestelde waarden slechts gedurende korten tijd kan worden aangegeven en de gezichts.»cherpte weldra in die mate afneemt, dat eene van de in dit nummer aangegeven waarden wordt bereikt 197 Verschil van breking in twee tegenovergestelde meridianen van het oog VU. 3 (enkelvoudig , samengesteld of gemengd astigmatisme), indien de gezichte scherpte zonder aanwending van glazen gelijk is aan eene van de in n°. 158 aangegeven waarden. 198 Blijvende verlamming der accommodatie van beide oogen. HalB. 199 Slepende ontsteking van halswervels of van hunne gewrichten. 200 Vergroeiing van halswervels. , . . ,, 201. Belangrijk verdraaide of scheeve stand van het hoorn. 02 Onwillekeurige bewegingen van het hoofd. M s^KS ö Belangrijke vergroeiing van het borstvlies van long en ribben. 226 Telkens terugkeerende asthmatische aanvallen. 227 Telkens terugkeerende bloedspuwing. 228 Fistel van de borstholte. 229 Longbreuk (pneumocele). 230 Belangrijke verplaatsing van het hart. 931 Slepende ontsteking van het hart of van zi)n vliezen. 239 Klepvliesgebreken van het hart of van de groote vaten. 933 Belangrijke vergrooting, verwijding of vetontaarding van het hart. 234 Hartvang (angina pectoris). ... „„„j 235 Ziekelijk gewijzigde hartswerking in belangrijken graad. Buik- en bekkenstreek. 236 Belangrijke spijsverteringsstoornissen. 237 Slepende ontsteking van het maagshjmvlies. 238 Belangrijke verwijding van de maag. 239 Slepende maagzweer. 240 Verzakking der buiksingewanden (enteropiosis) 241 Slepende ontsteking van het darmslijmvlies. 242 I Slepende darmzweer. 243 Slepende of telkens terugkeerende ontsteking van het wormvormig aan hangsel (appendicitis). 211 Slepende persloop (dysenteria chronica). 245 Indische spruw (aphthae tropicae) 24(3 Slopende darmwindzucht in belangrijken graad (meteorismus). 247 Hardnekkige stoelverstopping in belangrijken graad. 248 Plaatselijke vernauwing van het darmkanaal. -4'» Fistel van een der spijsverteringsorganen. 250 Navelsplijting (urachus apertus). 251 Tegennatuurlijke of kunstmatig gevormde aars 252 Verlamming der sluitspier van den aars. 253 Telkens terugkeerende uitzakking van den endeldarm 254 Hardnekkige aarskloven. 255 Aarslistel. 256 Belangrijke aambeien. 257 Slepende buikvliesontsteking. 258 Slepende ziekten van de lever 259 Slepende ziekten van de galblaas of van de galwegen. 260 Telkens terugkeerende galsteenkoliek. 261 Dwalende milt. 262 Belangrijke vergrooting of andere slepende ziekten van de milt. 263 Slepende ziekten van de alvleeschklier. 261 Ingewandsbreuken. 265 Dwalende nier. 266 Slepende ziekten van de nier of van het nierbekken. 267 Telkens terugkeerende niersteenkoliek. 268 Aangeboren splijting van den blaaswand (ectopia vesicae). 269 Slepende ziekten van de pisblaas. 270 Aanhoudend of telkens terugkcerend bloedwateren. 271 Blaassteen. 272 Belangrijke vernauwing van den pisweg. 273 Piswegfistel. 274 Slepende ontsteking, vergrooting of ontaarding der voorstanderklier. 275 Belangrijke stoornis in de pisloozing. 276 Onwillekeurige afvloed van de pis. 277 Aangeboren piswegsplijtingen (hypo- et epi^padia), in dien graad, dat de pisloozing niet zonder hindernis of verontreiniging der kleederen kan plaats hebben. 278 Uitwendige tweeslachtigheid (hermaphroditismus). 279 Belangrijke misvorming van ae roede. 280 Slepende ontsteking van den bal, van den bijbal of van de zaadstreng. 281 Terughouding in het lieskanaal van één of van beide ballen. 282 Gernis of teruggebleven zijn van beide ballen in de buikholte. 283 Dwalende bal. 284 Belangrijke ontaarding van den bal. 285 Waterbreuk (hydrocele) van den bal of van de zaadstreng in belangrijken graad. 286 Aderbreuk van de zaadstreng (varicocele), in belangrijken graad. 287 Balzakverslapping in belangrijken graad. 288 Slepende zaadvloed in belangrijken graad. Rug en ledematen. 289 Misstand van den schouder in dien graad, dat daardoor bij den gekleeden man wanstaltigheid duidelijk zichtbaar is. 290 Belangrijke misvorming van het schouderblad. 21)1 Belangrijke vleugelvormige afwijking van het schouderblad. 292 Aangeboren splijting van ruggewervels (hydrorrhachis, spina bilidn). 293 Slepende ontsteking van borst- of lendenwervels of van hunne gewrichten. 294 Vergroeiing vau borst- of lendenwervels. 295 Blijvende buitengewone kromming van de wervelkolom (scoIiobis, kypho- 296 Misstand var.'' de heup in dien graad, dat daardoor bij den gekleeden man wanstaltigheid duidelijk zichtbaar is. 297 Geheel of gedeeltelijk gemis van een der ledematen 298 Belangrijke verkromming van een der ledematen. . . ... 299 Misvorming van eene hand met belangrijke stoornis in de verrichtingen. 300 Een of meer overtollige of gespleten duimen of vingers. 301 Aaneengroeiing van vingers 0f van een vinger met een duim. 302 Gemis van een duim. . , „„„;„i, 303 Gedeeltelijk gemis van een duim met belangrijke stoornis in de vernch- 304 > Ge'mif van een vinger of van meerdere vingerleden aan één hand met belangrijke stoornis in de verrichtingen. . , , 305 Misstand of verstijving van een duim van een vinger of van vingerleden met belangrijke stoornis in de verrichtingen. 307 Belangrijke afwijking in den normalen stand van één of van beide knieën (o. a. genu valgum adolescentium). . 308 Verplaatsing of tegennatuurlijke beweeglijkheid van de knieschijf. 309 Misstand of misvorming van den voet, indien daardoor het gaan draaen van bet schoeisel bemoeilijkt wordt. 310 Een of m er overtollige teenen, indien daardoor het gaan of het dragen van het schoeisel bemoeilijkt wordt. 311 Aaneengroeiing van teenen. indien daardoor het gaan of het dragen van schoeisel bemoeilijkt wordt. 11! sm «• »»•» — •ta- 314 Veretimng onbelangrijke misstand van een grooten teen, indien Jaardoor 'net gaan of het dragen van het schoeisel bemoeilijkt wordt. 315 Gemis aan één der voeten van twee of meer teenen, indien daardoor het gaan bemoeilijkt wordt. 316 Gemis van een kleinen teen met het middenvoetsbeen. 317 : Geheel of gedeeltelijk gemis van het nagellid van de meeste teenen aan één der voeten, indien daardoor het gaan bemoeilijkt wordt. 318 l Belangrijke misstand van één of meer teenen. indien daardoor het gaan of het dragen van het schoeisel bemoeilijkt wordt. S19 1 Doorborende voetzweer (malum perforans pedis). wordt 320 | Hardnekkige eeltvorming, indien daardoor het gaan bemoeilijkt wordt. 321 Hardnekkig stinkend voetzweet. 322 I Aanaeboren gemis van de nagels aan een hand ot voet. 323 j Belangrijke misvorming of ontaarding van één of meer nage s. 324 Kwaadaardige nagelzweer. Bijlage I. Bij het geneeskundig onderzoek van hen, die bij de Koninklijke Nederlandsche Marine-Reserve wenschen te worden aangenomen, zal de beoordeeling der ziekten en gebreken, welke, ingevolge het 2de en 3de lid van art. 2 van het „Reglement A op het geneeskundig onderzoek omtrent de geschiktheid voor den krijgsdienst van hen, die tot vrijwilligen dienst bij zee-of landmacht of bij de Koninklijke Nederlandsche Marine-Reserve wenschen te worden toegelaten, en van hen, die daarbij vrijwillig dienen", de geschiktheid voor den vrjjwilligen dienst niet uitsluiten, in ruimen zin dienen te geschieden, terwijl bij de toepassing van kolom II van bedoeld Reglement, met inachtneming van het bepaalde bij het eerste lid van art. 3, met nauwgezetheid, doch met het oog op de bestemming der Marine-Reserve geoordeeld moet worden. Ten aanzien van de eischen, aan het gezichtsvermogen van het personeel der Koninklijke Nederlandsche Marine-Reserve te stellen, geldt: Voor Luitenants ter zee der lste en der 2^ klasse, Adelborsten der l'te klasse en Buitengewone Adelborsten (categorie I): De toepassing van nummer 14, kolom I van Reglement A zal niet minder streng mogen zijn, dan in dat nummer voor de categorie A is aangegeven. Zij moeten volkomen kleuronderscheidingsvermogen hebben bij het zien met beide oogen. Voor machinisten en stokers (categorie II) en voor matrozen en torpedisten (categorie III): Te hunnen aanzien moet worden toegepast de bepaling van nummer 14, kolom I van Reglement A, als daarbjj voor de categorie C is aangegeven. Bijziendheid mag alleen in zoo geringen graad worden toegelaten, dat de gezichtsscherpte, zonder glazen bepaald, nog voldoet aan de eischen, in het vorige lid bedoeld. Behalve voor korporaal-torpedisten en torpedisten, die volkomen kleurouderschcidingsvermogen moeten hebben, is voor reser- visten, behoorende tot de IIde en IIIde categorie, onvolkomen kleuronderscheidingsvermogen geen reden tot ongeschiktheid voor den dienst. Bijlage II. Voor den vrijwilligen dienst bij het Reserve-personeel der landmacht zijn ongeschikt personen, die ziekten of gebreken hebben, vermeld in art. 3 van het „Reglement 15 op het geneeskundig onderzoek omtrent de geschiktheid voor den krijgsdienst van militieplichtigen en van hen, die bij de militie zijn ingelijfd of die krachtens wettelijke verplichtingen tot de landweer behooren, alsmede van hen, die tot vrijwilligen dienst bij het Reserve-personeel der landmacht, al of niet met bestemming voor den dienst bij de landweer wenschen te worden toegelaten, en van hen, die bij het Reserve-personeel der landmacht dienen", met dien verstande, dat bjj het onderzoek de nummers 158, 189, 194, 195 en 197, bjj art. 3 van gemeld Reglement bedoeld, worden gelezen als volgt: Nummer 158. Verduisteringen of andere weefselveranderingen van het hoornvlies, indien de gezichtsscherpte: a. van het rechteroog = '/3 of lager, ook als het linkeroog een gezichtsscherpte bezit = 1; b. van het rechteroog = '/2, indien de gezichtsschepte van het linkeroog = 1 jA; c. van het linkeroog = indien de gezichtsscherpte van het rechteroog = 3/4; d. van het linkeroog = '/20 of lager, ook als het rechteroog een gezichtsscherpte bezit = 1. N.B. De gezichtsscherpte in dit geval te bepalen met aanwending van sferische glazen van zoodanige breking, dat hun gebruik zonder nadeelige gevolgen op den duur kan worden toegestaan en onder inachtneming van het bepaalde aangaande de graden van bijziendheid en oververziendheid in n°. 194 en n°. 195 vermeld. Nummer 189. Gezichtszwakte (amblyopia), indien de gezichtsscherpte gedaald is tot eene van de in nu. 158 aangegeven waarden. N.B. In die gevallen, waarin de gezichtszwakte gepaard gaat met brekingsafwijkingen van het oog, welker graad op zich zelf niet ongeschikt maakt, wordt de gezichtsscherpte bepaald met aanwending van sferische en cylindrische glazen van zoodanige breking, dat hun gebruik zonder nadeelige gevolgen op den duur kan worden toegestaan. Nummer 194. Bijziendheid (myopia); a. van 3.5 of meer Dioptrieën van het rechteroog; b. van 6 of meer Dioptrieën van het linkeroog. N.B. Mindere graden van bijziendheid, bij welke geen volkomen correctie van de brekingsafwijking mogelijk is, maken ook ongeschikt, indien zij vallen in de termen van n°. 189 met inachtneming van het bepaalde in de bij dit nummer behoorende noot. Nummer 195. Oververziendheid (hypermetropia totalis): a. van 6 of meer Dioptrieën van het rechteroog; b. van 9 of meer Dioptrieën van het linkeroog. Nummer 197. Verschil van breking in twee tegenovergestelde meridianen van het oog (enkelvoudig, samengesteld of gemengd astigmatisme), indien de gezichtsscherpte gelijk is aan eene van de in n°. 158 aangegeven waarden. N.B. De gezichtsscherpte in dit geval te bepalen met aanwending van sferische en cylindrische glazen van zoodanige breking, dat hun gebruik zonder nadeelige gevolgen op den duur kan worden toegestaan, en voor zooveel betrelt de eerstgenoemde soort van glazen, onder inachtneming van het bepaalde aangaande den graad van bijziendheid en oververziendheid in n°. 194 en n". 195 vermeld. KON. BESLUIT van 26 Juli 1904 (S. 196), houdende voorschriften ter bepaling van de gezichtscherpte bij het geneeskundig onderzoek omtrent de geschiktheid voor den krijgsdienst van hon, op wie een der bij Kon. Besluit van 30 Mei 1904 (S. 113) vastgestelde Reglementen A en B van toepassing is, zoomede ter bepaling van het kleur-onderscheidingsvermogen van vrijwilligers voor den dienst bij zee- of landmacht. Art. 1. Het Kon. Besluit van 30 Nov. 1883 (S. 162) wordt buiten werking gesteld voor zooveel betreft de toepassing bij het geneeskundig onderzoek omtrent de geschiktheid voor den krijgsdienst van hen, die tot vrijwilligen dienst bij zee- of landmacht, bij de Kon. Nederlandsche Marine-Reserve, of bij het Reserve-personeel der landmacht wenschen te worden toegelaten, en van hen, die daarbij vrijwillig dienen, alsmede van militieplichtigen en van hen, die bij de militie zijn ingelijfd. Bij het geneeskundig onderzoek omtrent de geschiktheid voor den krijgsdienst van hen op wie een der bij Ons besluit van 30 Mei 1904 (S. 113) vastgestelde Reglementen A en B van toepassing is, wordt ter bepaling van de gezichtsscherpte gebruik gemaakt, hetzij van de letters en figuren, opgenomen in en behoorende bjj een van de Nederlandsche uitgaven der „Optotypen tot bepaling der gezichtsscherpte, door Dr. H. Snellen", hetzij van letters en figuren, met de bovenbedoelde geheel overeenkomende. De in genoemd geschrift aangegeven methode wordt daarbij gevolgd. Art. 2. Het Kon. Besluit van 21 Dec. 1883 (S. 247) wordt buiten werking gesteld voor zooveel betreft de toepassing bjj het geneeskundig onderzoek omtrent de geschiktheid voor den dienst bij zee- of landmacht. Het kleur-onderscheidingsvermogen van vrijwilligers voor den dienst bij zee- of landmacht, bij wie verzwakte kleurenzin reden geeft hen voor genoemden dienst ongeschikt te achten, wordt bepaald: a. qualitatief met behulp van pseudo-isochromatische tafels of stalen op eene wijze als door Stilling of Holmgren voor hunne methode is aangegeven of volgens eene andere gebruikelijke wijze van qualitatief onderzoek, en b. zoo noodig ook quaiititatief volgens de methode van professor F. C. Donders voor opvallend en doorvallend licht of volgens eene andere gebruikelijke wijze van quantitatief onderzoek. Art. 3. Dit besluit treedt in werking met 1 Sept. 1904, met uitzondering van de bepaling in art. 1 voor zooveel betreft hen, die volgens het daarin genoemde Reglement B moeten worden onderzocht, welke bepaling in werking treedt met 1 Nov. 1904. TOELATING VAN ARTSEN TOT OFFICIER VAN GEZONDHEID HIER TE LANDE. De Minister van Oorlog brengt ter kennis van belanghebbenden : 1°. dat in het janr 1905 geen studenten in de geneeskunde van de Universiteiten hier te lande, op den voet der bepalingen van het Reglement, vastgesteld bij Kon. Besluit van 30 Oct. 1880 (S. 187) en gewijzigd bij Kon. Besluit van 14 Sep. 1883 (S. 135), zullen worden toegelaten tot de verbintenis, bedoeld bij art. 18 der wet van 2 Aug. 1880 (S. 145), om, na het verkrijgen van den titel van arts, eene benoeming tot officier van gezondheid bij het personeel van den geneeskundigen dienst der landmacht aan te nemen; 2U. dat er voor zeven burgergeneeskundigen (artsen), die voor den militairen geneeskundigen dienst physiek geschikt zijn, gelegenheid bestaat om te worden benoemd tot officier van gezondheid der 2de kl. bij het personeel van den geneeskundigen dienst der landmacht, onder het genot eener premie voor eens van drie duizend gulden (f 3000). Voor zoodanige benoeming komen alleen in aanmerking ongehuwde Nederlanders, van goed zedelijk gedrag, die het diploma als arts bezitten en niet ouder zjjn dan dertig jaren. Aan de betrekking van officier van gezondheid der 2^ kl. is verbonden de rang van eerste-luitenant, eene tegemoetkoming in de eerste aanschaffing van kleeding en uitrusting, ten bedrage van tweehonderd gulden (ƒ200), en een jaarlijksch traktement van zestienhonderd gulden (ƒ 1600). Na vier jaren dienst als officier van gezondheid wordt het traktement gebracht op achtienhonderd gulden (ƒ 1800). Bij goed gedrag en genoegzamen dienstijver worden de officieren van gezondheid der 2de kl., na achtjarigen diensttjjd, bevorderd tot officier van gezondheid der l»te kl, (rang van kapitein), op een jaarlijksch traktement van twee duizend tweehonderd gulden (ƒ 2200). Na vier jaren dienst in deze laatste betrekking wordt het traktement gebracht op twee duizend vierhonderd gulden (ƒ2400), na acht jaren op twee duizend zevenhonderd gulden (ƒ2700) en na twaalf jaren op drie duizend gulden (ƒ3000). De aanneming der benoeming tot officier van gezondheid der 2de kl. verplicht den benoemde bij de landmacht te dienen gedurende een tijdvak van zes achtereenvolgende jaren. Zij verplicht tevens den officier van gezondheid om, na het verlaten van den werkelijken dienst, nog gedurende vier achtereenvolgende jaren als reserve-officier van gezondheid, zonder traktement of toelage, ter beschikking van 's lands Regeering te blijven. Belanghebbenden zullen zich met een op zegel geschreven request behooren te wenden tot Hare Majesteit de Koningin, onder overlegging der navolgende stukken: 1°. een extract geboorte-register; 2°. het arts-diploma; 3°. het bewijs dat de adspirant Nederlander is volgens de wet van 12 Dec. 1892 (S. 268); 4°. het bewijs dat de adspirant heeft voldaan aan zijne verplichtingen ten aanzien van de nationale militie; 5°. een bewijs, af te geven door het hoofd van het gemeentebestuur zijner woonplaats, dat hij is en steeds geweest is van eeu goed zedelijk gedrag. DITO TOELATING VOOR DE KOLONIËN. De Minister van Koloniën heeft bekend gemaakt, dat voor gediplomeerde Nederlandsche artsen, die den leeftijd van dertig jaren niet ver overschreden hebben, gelegenheid bestaat om te worden benoemd tot officier van gezondheid der 2e kl. bij het leger in Neder land sch-Indië, onder genot van eene gratificatie voor eerste uitrusting van ƒ 4000.— (vier duizend gulden), en onder de verplichting, dat zij den Staat gedurende een tijdvak van acht jaren in die betrekking zullen dienen, terwijl zij, na eventueel ontslag uit den militairen dienst, bij vestiging in Nederlundsch-Indië, nog gedurende vier jaren, als reserve-officier van gezondheid ter beschikking moeten blijven van de Regeering aldaar. Gegadigden zullen zich per gezegeld request hebben te wenden tot het Departement van Koloniën, onder overlegging van: a. het artsdiploma; b. een extract-geboorteregister of, ter vervanging daarvan, eene akte van bekendheid; c. een bewijs van Nederlanderschap; d. een certificaat of certificaten van goed gedrag, afgegeven door het hoofd der gemeente (of door de hoofden der gemeenten), waar requestrant gedurende de laatste zes maanden gewoond heeft; e. een bewijs van voldoening aan de Wet op de Nationale Militie. DITO TOELATING BIJ DE ZEEMACHT. De Minister van Marine heeft bekend gemaakt, dat Nederlandsche artsen niet ouder dan 30 jaren benoemd kunnen worden tot officier van gezondheid bij de Zeemacht. De premie bedraagt f 3000.— ƒ5600.— dan wel ƒ 8000. , al naar gelang men zich verbindt voor een diensttjjd van 5, 8 of 10 jaren. Verzoekschriften op zegel moeten aan den Minister vaii Marine gericht worden onder overlegging van de volgende bescheiden: a. een extract geboorte-register; b. een bewijs van Nederlanderschap; c. een certificaat van goed gedrag; d. het artsdiploma; e. een bewijs dat voldaan is aan de verplichtingen ten aanzien van de Nationale Militie. REGLEMENT ') voor de opleiding van studenten in de geneeskunde aan de Nederlandsche Universiteiten tot officier van gezondheid bij de Zeemacht, vastgesteld bij Kon. Besluit van 10 Mei 1905 nu. 45. Artikel 1. Van de bevoegdheid om ter opleiding te worden aangenomen. § 1. Behoudens de uitzonderingen, hierna vermeld, kunnen jongelieden door het Departement van Marine worden aangenomen om, overeenkomstig de bepalingen van dit Reglement, te worden opgeleid tot officier van gezondheid bij de Zeemacht; die jongelieden moeten daartoe echter voldaan hebben aan een of meer der volgende examens, te weten: a. het eindexamen van een Gymnasium , van eene Hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus, of het examen A bedoeld in art. 59 der wet op het Middelbaar Onderwijs; b. het examen, omschreven in de eerste alinea der derde paragraaf van art. 2 van het Kon. Besluit van 27 April 1877 (S. 87), of wel het eerste natuurkundig examen; c. het caweforfaate-examen in de medicijnen of wel het tweede natuurkundig examen; ') Het Reglement, opgenomen in Supplement VI blz. 15 heeft alleen, wat de Marine aangaat, veranderingen ondergaan en wordt daarom herdrukt; vo >r de Koloniën is het niet gewijzigd. d. het doctoraul-examen in de medicijnen of wel het theoretisch geneeskundig examen. § 2. Ter opleiding kunnen niet worden aangenomen: 1°. zij, die niet zijn Nederlander volgens de wet van 12 Dec. 1892 (S. 268); 2°. studenten, die reeds op eenigerlei wijze van Rijkswege geldelijken steun ontvangen ten behoeve van hunne studiën , of wel, bij de nationale militie ingelijfd zjjnde, van den Minister van Oorlog — of van Marine, voor zooveel de zeemilitie aangaat — geen schriftelijke vergunning krijgen om de verbintenis aan te gaan; 3°. zij die, ofschoon voldaan hebbende aan een der examens hierboven sub a vermeld , den leeftijd van twintig jaar overschreden hebben; 4°. studenten, die den leeftijd van vier en twintig jaar overschreden hebben en niet het bewijs kunnen overleggen, dat zij voldaan hebben aan een der examens, hierboven sub c vermeld; 5°. studenten, die den leeftijd van zes en twintig jaar overschreden hebben en uiet het bewijs kunnen overlegden, dat zij voldaan hebben aan een der examens hierboven sub d vermeld ; 6°. studenten, die het eerste gedeelte van het practisch artsexamen reeds hebben afgelegd. Artikel 2. Van de opleiding en den aard der verbintenis. § 1. De opleiding tot officier van gezondheid, in art. 1 bedoeld, geschiedt aan een der Rijksuniversiteiten of wel aan de gemeentelijke universiteit te Amsterdam en sluit voor den student de volgende verplichtingen in: a. hij is gehouden om zich, onmiddellijk nadat hem het artsdiploma is uitgereikt, ter beschikking te stellen van het Departement van Marine en den Staat gedurende ten minste acht achtereenvolgende jaren te dienen als officier van gezondheid bij de Zeemacht; b. hij is verplicht om — in geval van oorlog of andere buitengewone omstandigheden, bedoeld in art. 185 der Grondwet — bijaldien hij dan reeds voldaan heeft aan een der examens, genoemd in art, 1 § 1 , sub d, zich bij de eerste oproeping ter beschikking te stellen van de Regeering, ten einde, op alsdan door Haar nader te bepalen voorwaarden, te worden ingedeeld bij den militairen geneeskundigen dienst der Zeemacht; c. hij behoort zich, telkens wanneer hem dit door of vanwege den Minister wordt opgedragen, te onderwerpen aan een militair geneeskundig onderzoek, dat ten minste eenmaal 'sjaars wordt gevorderd van hen, die opgeleid worden op den voet van art. 4 § 3. § 2. Het tijdvak van acht jaar in § 1 sub a genoemd gaat in van en met den dag der eedsaflegging. Artikel 3. Van de toelating tot de verbintenis. § 1. Jaarlijks in de maand Augustus wordt in de Nederlandsche Staatscourant bekend gemaakt hoeveel jongelieden tusschen 1 September e. k. en ultimo Augustus d. a. v. ter opleiding tot officier van gezondheid kunnen worden aangenomen. § 2. Verzoeken om volgens dit reglement te worden opgeleid moeten, bij gezegeld request, worden ingediend aan het Departement van Marine en wel door den student zelf, indien hij meerderjarig is, anders door diens ouders of voogd. Het request moet eene duidelijke aanwijzing bevatten of men opleiding verlangt op den voet van art. 4 § 2 of § 3, en vergezeld gaan van: a. een extract-geboorteregister van den jongeling of, ter vervanging daarvan, een akte van bekendheid; b. een bewijs, dat hij is Nederlander; c. een certificaat of certificaten van goed gedrag afgegeven door het hoofd der gemeente (of door de hoofden der gemeenten) , waar de jongeling gedurende de laatste zes maanden is gevestigd geweest; d. een bewijs betreffende het examen, waaraan hij laatstelijk heeft voldaan; e. een bewijs, dat door hem is voldaan aan zijne verplichtingen ten aanzien van de Nationale Militie, voor zooverre die te vervullen waren; f. eene verklaring van den adressant , waaruit blijkt tot welk bedrag reeds collegegelden voor of door den student zijn betaald, alsmede in hoeverre die gelden aan het Rjjk of aan de gemeente Amsterdam zijn betaald. Voorts moet in het request worden vermeld, of de jongeling al of niet behoort tot het Reserve-personeel der Landmacht. § 3. Gunstige beschikking op het request is in de eerste plaats afhankelijk van den uitslag van een militair geneeskundig onderzoek, waaraan de jongeling wordt onderworpen. § 4. Wordt op het verzoek gunstig beschikt, dan is de meerderjarige student gehouden om aan het Departement van Marine in te zenden de eerste grosse in executorialen vorm van eene notariëele akte, overeenkomstig het bij dit Reglemenr gevoegde model A, benevens eene verklaring volgens model B. Is de jongeling minderjarig, dan geldt eene soortgelijke verplichting voor diens ouders of voogd , echter met dien verstande , dat de akte dan moet zijn opgemaakt overeenkomstig model C, en dat twee verklaringen moeten worden ingediend overeenkomstig de modellen B en D. § 5. Het verzoek wordt gehouden te zijn vervallen, indien de in § 4 aangeduide bescheiden niet bij het Departement zijn ingekomen op het daarvoor door den Minister in elk bijzonder geval aan te geven tijdstip. § 6. Komen tusschen het tijdstip waarop de in § 1 vermelde aankondiging is geplaatst en 1°. üctober d. a. v. meer verzoeken in om ter opleiding te worden aangenomen dan het getal beschikbaar gestelde plaatsen bedraagt, dan wordt de voorkeur gegeven aan studenten, die, blijkens de overgelegde diploma's, het verst gevorderd zijn in de studie. Van hen die, met betrekking tot de door hen af te leggen examens, een gelijk radikaal bezitten, komen het eerst in aanmerking zij die wenschen te worden aangenomen op den voet van art. 4 § 2, daarna zij die aanneming verlangen op den voet van art. 4 § 3. Degenen, die krachtens de beide vorige alinea's gelijke aanspraken hebben om te worden aangenomen, komen in aanmerking overeenkomstig de volgende regelen: 1». eerst worden geplaatst zij , die het radikaal in de vorige alinea vermeld verwierven vóór 1 October van het jaar, onmiddellijk voorafgaande aan dat der sollicitatie; voor zoover de in art. 1 § 1 sub « genoemden betreft, evenwel alleen dan, wanneer zij reeds als student in de geneeskunde aan eene der Nederlandsche Universiteiten zijn ingeschreven; 2°. vervolgens zij , die bedoeld radikaal verwierven tusschen 1 October voormeld en uit. September daaraanvolgende en 3°. daarna de overigen. Blijven nog vacaturen bestaan nadat op alle aanvragen, ingekomen gedurende het in de eerste alinea dezer paragraaf aangegeven tijdvak, beschikt is, dan wordt op nadere aanvragen beschikt naar de volgorde, waarin zij bij het Departement inkomen; — worden alsdan twee of meer verzoekschriften op denzelfden dag ontvangen, dan wordt beslist in overeenstemming met de hierboven aangegeven regelen en geldt bij de beoordeeling van nadere aanvragen almede de voorkeur, ontleend aan de zooeven genoemde volgorde. Moet eene keuze worden gedaan tusschen twee of meer personen, die krachtens het vorenstaande volstrekt gelijke aanspraken kunnen doen gelden, dan wordt de beslissing afhankelijk gesteld van nopens hen in te winnen inlichtingen en zoo noodig door het lot beslist. A.RTIKEL 4. Van de subsidie. § 1. Hij die ter opleiding wordt aangenomen, geniet een subsidie uit 's lands kas ten bedrage van ƒ 8000 (acht duizend gulden) en dat wel in dier voege: a. dat van landswege worden voldaan de na zjjne aanneming nog voor hem te betalen collegegelden, h. dat hem geregeld worden uitbetaald: bf premini overeenkomstig § 2 hieronder, of wel toelagen en premiën overeenkomstig § 3. < t—i »—< Aan of ten behoeve van den jongeling die, tijdens zijne aanneming ter verdere opleiding tot officier van gezondheid, laatstelijk heeft voldaan aan: Nadat bij het Departement zijn ontvangen de stukken vermeld in art. 3, | 4. I. het eindexamen van een gymnasium of eener hoogere burgerschool, of het examen A, bedoeld in art. 1, % 1, sub a ƒ 400 II. het examen, omschreven in ] de eerste alinea der derde paragraaf van art. 2 van het Koninklijk be sluit van 27 April 1877, (S. 87) of wel het eerste natuurkundig examen 1200 III. het candidaatsexamen in de medicijnen of wel het tweede natuurkundig examen. , 1600 IV. het doctoraal examen in de ■tl medicijnen of we! het theoretisch 1 geneeskundig examen 2000 Nadat bij het Departement is ontvangen het bewijs, dat de student heeft voldaan: aan het examen aan het aan het omschreven in de candidaats- doctoraal- lBte alinea g 6 examen in de examen in de van art. 2 van het medicijnen medicijnen Koninklijk besluit 0f we[ het of wel aan het 27 April _ 187/ twee(U theoretiseh (S. 87) of wel het natuurkundig geneeskundig eerste natuurkundig examen. examen, examen. aan het eerste gedeelte van het practisch artsexamen. ƒ 1200 ƒ 1800 ƒ 1800 ƒ 1000 I — . 2000 „ 2000 . 1000 | _ — „ 2500 . 2500 _ _ - „ 2500 Hetgeen aan collegegelden, premiën, toelagen en eventueel ook aan buitengewone Na de beëediging als officier tegemoetkomingen te zamen, in het geheel van gezondheid, minder i9 betaald dan ƒ 8000. § 2. Worden premiën alleen genoten, dan worden die betaald als volgt: Aan of ten behoeve van den jongeling, die, tijdens zijne aanneming ter verdere opleiding tot officier van gezondheid, laatstelijk heeft voldaan aan: De toelage bedraagt per jaar: De premiën bedragen: Na beëediging als officier van gezondheid. Nadat bij het Departement zijn ontvangen de stukken vermeld in art. 3, § 4. Nadat bij het Departement is ontvangen het bewijs dat de student heeft voldaan: aan het examen aan het ilan het omschreven in de ca.ndida.att- doctoraal- lste alinea ? 3 examen in de examen in de van art. 2 van het medicijnen medicijnen Koninklijk besluit of wel aan 0f wei aan het van 27 April 1877 het tweede theoretisch (S. 87) of wel het natuurkundig geneeskundig eerste natuurkundig examen. examen, examen. aan het eerste gedeelte van het practisch artsexamen. , . • I. het eindexamen van een gymnasium of eener hoogere bur- ferschool of het examen A, be- _ f r «/yv oeld in art. 1, $ 1, sub a . . ƒ 500 ƒ 200 ƒ400 ƒ 500 ƒ 500 ƒ400 II. het examen, omschreven in de eerste alinea der derde paragraaf van art. 2 van het Konink lijk besluit van 27 April 187 < (S. 87), of wel het eerste natuur- _ _ _ 600 „ 600 . 500 kundig examen " III. het candidaats examen in de medicijnen, of wel het tweede _ _ 1000 .1000 natuurkundig examen luw „ ow IV. het doctoraal exAmen in de medicijnen, of wel het theoretisch ^ 2000 geneeskundig examen. ■■ 1-00 „ 600 Hetgeen aan collegegelden, premiën, toelagen en eventueel ook aan buitengewone tegemoetkomingen te zamen, in het geheel minder is betaald dan ƒ 8000. § 3. Worden toelagen en premiën genoten, dan worden die betaald als volgt: § 4. De subsidie wordt uitbetaald aan den meerderjarigen student zelf, en voor den minderjarigen, aan diens vader, voogd of voogdes. Aan of ten behoeve van den student, die meerderjarig is geworden sedert het aangaan der verbintenis, worden geen gelden uitbetaald, dan nadat bij het Departement is ontvangen de eerste grosse in executorialen vorm van een notariëele akte, overeenkomstig het hierachter voorkomende model E, benevens eene verklaring overeenkomstig model B. § 5. De toelagen worden jaarlijks betaald in drie termijnen, telkens nadat bij het Departement i3 ingekomen eene verklaring op zegel, overeenkomstig* model F. afgegeven door den voorzitter van de faculteit der geneeskunde aan de universiteit, waarbij de student is ingeschreven. De termijnen vervallen 15 Februari, 15 Mei en 15 November van elk jaar. Verklaringen, afgegeven meer dan 14 dagen vóór den vervaldag, zijn ongeldig. Is de verklaring acht dagen na den vervaldag niet bij het Departement ontvangen, dan wordt de verschenen termijn niet uitbetaald, tenzij ten genoegen des Ministers worde aangetoond, dat redenen, onafhankelijk van den wil van den student, de inzending hebben vertraagd. § 6. De uitbetaling van toelagen wordt gestaakt, zoodra in dien vorm de volgende bedragen van de subsidie zijn genooten, namelijk: a. door studenten, vallende in rubriek I van § 3 ... f 4000 b. door studenten, vallende in rubriek II van §3 .. f 3600 c. door studenten, vallende in rubriek III van § 3 .. f 3000 d. door studenten , vallende in rubriek IV van §3 .. f 3000 § 7. Ingeval een student, ten genoegen van den Minister, aantoont dat door ziekte of andere van hem onafhankelijke oorzaken de geregelde gang zijner studiën dreigt gestoord te worden, kan hem, op zijn verzoek, in een of meer termijnen, eene buitengewone tegemoetkoming worden verleend. Het bedrag van de krachtens deze paragraaf uit te keeren gelden mag echter in het geheel de som van vierhonderd en tachtig gulden (f 480) niet te boven gaan, en strekt in mindering van de totale som van f 8000 hierboven in § 1 genoemd. § 8. Geen premie wordt uitbetaald, dan nadut door een militair geneeskundig onderzoek is gebleken, dat de student niet lijdende is aan eene ziekte of een gebrek, waardoor militairen overeenkomstig liet Kon. Besluit van 30 Mei 1904 (S. 113) worden geacht ongeschikt te zijn geworden voor den dienst bij de Zeemacht. Artikel 5. Van het ontslag van de verbintenis. § 1. De uitkeering van de subsidie wordt gestaakt en de student van de verbintenis ontslagen: a. indien bij een miliiair geneeskundig onderzoek blijkt, dat hij lijdt aan eene ziekte of een gebrek, waardoor militairen overeenkomstig het Kon. Besluit van 30 Mei 1904 (S. 113) geacht worden ongeschikt te zijn voor den dienst bij de Zeemacht; b. ingeval hij, naar 's Ministers oordeel, geacht moet worden door gebrek aan aanleg, door traagheid, onwil of slecht gedrag, niet in staat te zijn om het arts-diploma te verwerven , of wel onwaardig om tot officier van gezondheid te worden benoemd; c. wanneer hij de voorschriften van dit reglement niet nakomt. Voorts kan een student van de verbintenis worden ontslagen: 1°. wanneer hij, naar 's Ministers oordeel, geacht moet worden zijne studiën in de geneeskunde niet geregeld voort te zetten; 2°. wanneer hij, zonder toestemming van den Minister, in het huwelijk is getreden. § 2. Wordt het ontslag verleend op den hierboven in § 1 sub a genoemden grond, dan behoeft het genoten gedeelte van de subsidie niet te worden terugbetaald, tenzij de ongeschiktheid voor den militairen dienst het gevolg is van eigen moedwillige handelingen of van ongeregeld gedrag. Overigens sluit het ontslag steeds onvoorwaardeljjk de verplichting in zich om alle door den Staat betaalde collegegelden , toelagen; premiën en eventueel verder genoten tegemoetkomingen terug te betalen, vermeerderd met tien ten honderd. § 3. Ontslag van de aangegane verbintenis op verzoek wordt niet verleend, dan nadat de gelden, krachtens § 2 hierboven terug te betalen, in 's lands kas zijn gestort. § 4. Wie overeenkomstig de bepalingen van dit artikel van de verbintenis wordt ontheven, verliest daardoor alle aanspraken om later als arts bij de Zeemacht te worden aangenomen. Artikel 6. Van de benoeming tot officier van gezondheid. De studenten, overeenkomstig dit reglement opgeleid, worden, nadat zij aan het Departement van Marine het artsdiploma hebben ingezonden, zoodra mogelijk aan de Koningin voorgedragen ter benoeming tot officier van gezondheid der tweede klasse bij de Zeemacht, ook wanneer er op dat oogenblik geen vacatures in dien rang bestaan. Artikel 7. Overgangsbepaling. Aan studenten die reeds in opleiding tot officier van gezondheid bij de Zeemacht waren aangenomen vóór de inwerkingtreding van dit reglement, kan op een daartoe aan den Minister van Marine gedaan verzoek, vergund worden hunne studiën voort te zetten overeenkomstig de bovenstaande bepalingen, met dien verstande, dat in geen geval verandering gebracht wordt in de wijze van uitbetaling der subsidie. Bij gunstige beschikking op dit verzoek, welke in de eerste plaats afhankelijk is van den uitslag van een militair geneeskundig onderzoek, wordt den meerderjarigen student, en bij minderjarigheid van den belanghebbende diens vader, voogd of voogdes, nadat bij het Departement ontvangen zijn de stukken vermeld in art. 3 § 4 van dit reglement, het bedrag uitbetaald, hetwelk de belanghebbende meer dan thans genoten zoude hebben, indien bij zijne aanneming de bepalingen van dit reglement reeds van kracht waren geweest. N.B. De MODELLEN, behoorende bij dit Reglement zijn onveranderd gebleven en reeds opgenomen in Supplement VI, blz. 25. ONGEVALLENWET. Het bestuur der Rijksverzekeringsbank heeft ter algemeene kennis gebracht, dat het overeenkomstig art. 2 van het Kon. Besluit van 2 Juni 1903 n°. 77, voor den geneeskundigen dienst der bank, het Rijk, met ingang van 16 Sept. 1904, heeft verdeeld in negen districten, aanwijzende voor elk der hieronder genoemde controleerend geneeskundigen het ambtsgebied, waarbinnen hij bevoegd is, en de standplaats, waar hij is gevestigd. 1. Het district Groningen omvat de provinciën Friesland, Groningen, Drenthe en de eilanden Vlieland en Terschelling; controleerend geneeskundige dr. F. B. Mossel te Groningen. 2. Het district Deventer omvat de provincie Overijsel, en van de provincie Gelderland de gemeenten Zutphen, Brummen, Warnsveld, Vorden, Gorssel, Lochem, Laren, Borculo, Neede, Ruurlo, Groenlo, Eibergen, Lichtenvoorde, Winterswijk, Aalten, Wisch, Dinxperlo, Gendringen, Ambt-Doetinchem, Doetinchem, Zelhem, Hummelo, Hengelo, Steenderen, Doesburg, Voorst, Apeldoorn, Epe, Heerde, Hattem, Oldebroek, Elburg, en Doornspijk; controleerend geneeskundige dr. E. J. Buning, te Deventer. 3. Het district Utrecht omvat de provincie Utrecht, het gedeelte der provincie Gelderland, dat niet tot het district Deventer behoort, en van de provincie Zuidholland de gemeenten Vianen, Hagestein, Everdingen, Schoonrewoerd, Hei-en Boeicop, Lexmond, Ameide, Leerdam, Asperen, Heukeloin, Kedichem, Nieuwland, Leerbroek, Meerkerk ; controleerend geneeskundige dr. J. M. Baart de la Faille, te Utrecht. 4. Het district Amsterdam omvat de gemeenten Amsterdam, Sloten, Watergraafsmeer, Ouder-Amstel, Nieuwer-Amstel, Diemen, Buiksloot, Nieuwendam, Ransdorp, het Gooi, de eilanden Texel, Wieriugen, Marken, Urk; controleerend geneeskundige G. P. van Trooijen, te Amsterdam. 5. Het district Leiden omvat de gemeente Leiden, het gedeelte van de provincie Zuidholland benoorden den Rijn en de provincie Noordholland, uitgezonderd de gedeelten dier provincie behoorende tot de districten Groningen en Amsterdam; controleerend geneeskundige dr. T. Bijleveld, te Leiden, 6. Het district Rotterdam omvat de gemeenten Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen, Maassluis, en van de gemeente 's-Gravenzande de buurtschap Hoek van Holland; controleerend geneeskundige dr. C. H. van Herwerden te Rotterdam. 7. Het district 's-Gravenhage omvat het gedeelte der provincie Zuidholland, dat niet tot de districten Utrecht, Leiden of Rotterdam behoort, en van de provincie Noordbrabant de gemeenten Werkendam, de Werken en Sleeuwijk, Woudrichem ; controleerend geneeskundige dr. D. Snoeck Henkemans, te 's-Gravenhage. 8. Het district Breda omvat de provincie Zeeland en het Westelijk gedeelte der provincie Noordbrabant, omvattend de gemeenten Breda, Prinsenhage, Teteringen, Ginneken en Bavel, Chaam, Rijsbergen, Zundert, Etten en Leur, Tilburg, Gilze en Rijen, Alphen en Riel, Baarle-Nassau, Goirle, Hilvarenbeek, Diessen, Oosterhout, 's Gravenmoer, Dongen, Terlieyden, Rosendaal en Nispen, Rucphen en Varenseinde, Hoeven, Oudenbosch, Oud- en Nieuw-Gastel, Wouw, Bergen-op-Zoom, Halsteren, Woensdrecht, Huibergen, Ossendrecht, Putten, Steenbergen, Dinteloord en Prinsland, Nieuw-Yossemeer, Zevenbergen, Klundert, Willemstad, Fijnaart en Heiningen, Standdaarbuiten, Geertruidenberg, Made en Drimmelen, Hooge- en Lage-Zwaluwe, Raainsdonk, Waspik; controleerend geneeskundige G. A. W. F. Losecaat van Nouhuys, te Breda. 9. Het district V e n 1 o omvat de provincie Limburg en het gedeelte van de provincie Noordbrabant, dat niet tot de districten '-Gravenhage of Breda behoort; controleerend geneeskundige L. J. A. Braakeuburg van Backum, te Yenlo. Door de Rijksverzekeringsbank zijn vastgesteld de volgende nadere Voorwaarden en Tarief, waaronder ingeschreven deskundigen zich verbinden genees- of heelkundige hulp te verleenen aan verzekerden, die door een ongeval zijn getroffen, bedoeld in Art. 2 van het Kon. Besluit van 14 Juli 1902 (S. 153). 1. De ingeschreven deskundige verbindt zich zoo spoedig mogelijk na aanvrage, aan een door een bedrijfsongeval getroffene de eerste hulp te verleenen, en verwijst hem daarna naar den geneesheer zijner keuze. Hij zet de behandeling dan alleen voort, indien de getroffene dat uitdrukkeljjk wenscht of totdat deze in staat is zich daaromtrent te verklaren. B'j de verwijzing van den getroffene naar den geneesheer zijner keuze draagt hij zorg, dat deze zoo noodig omtrent de eerst verleende hulp wordt ingelicht. 2. De ingeschreven deskundige, die een getroffene behandelt, draagt zorg dat hij door een ander deskundige wordt vervangen, als hij door afwezigheid uit de gemeente of door ziekte verhinderd is de behandeling voort te zetten. Hij neemt de noodige maatregelen, dat de aan hem toegezonden weekrapporten en andere stukken bezorgd worden bij den hem vervangenden geneeskundige. 3. Bij al zijne handelingen moet gepaste zuinigheid worden betracht. Zonder deze uit het oog te verliezen heeft hij zijne aandacht niet alleen aan het anatomisch, doch vooral ook aan het functioneel herstel van den getroffene te wijden. 4. Indien vervoer van den getroffene noodig is, neemt hij de daarvoor vereischte maatregelen. 5. In geval van noodzakelijkheid kan hij zich voor rekening der Bank door één of meer bevoegde geneeskundigen doen bijstaan of voor verplegingspersoneel zorgen. In spoedeiscliende gevallen kan hij voor rekening der Bank een consulent raadplegen, in andere gevallen roept hij alleen in overleg met het bestuur der Bank de hulp van een consulent in. 6. Acht hij opneming van een getroffene voor rekening der Bank in eene inrichting voor ziekenverpleging noodig, dan treedt hij daartoe, behalve in dringende gevallen, in overleg met het bestuur der Bank. Bij weigering van den getroffene, geeft hij daarvan ten spoedigste kennis aan het bestuur der Bank met opgaaf van de redenen der weigering. 7. Acht het bestuur der Bank behandeling van den getroffene door een speciaal deskundige of zijne opneming in eene inrichting voor ziekenverpleging noodig, dan is hij verplicht daartoe zijne medewerking te verleenen. 8. Aan het hoofd van elk recept of voorschrift dat hij afgeeft voor een door een ongeval getroffene, stelt hij, indien hij het aannemelijk aclit, dat de behandeling voor rekening der Rijksverzekeringsbank geschiedt, de woorden: „Voorrekening der Rijksverzekeringsbank". Zoodra hij bericht heeft ontvangen, dat de Bank het ongeval niet voor hare rekening kan nemen, teekent hij op het eerstvolgend recept of voorschrift aan, dat de levering niet langer voor rekening der Rijksverzekeringsbank geschieden kan. 9. Indien het hem bij zjjne bezoeken blijkt dat de door hem voorgeschreven genees-, heel-, of verbandmiddelen, wat het uiterlijk voorkomen en verpakking betreft, niet aan den eisch beantwoorden, dan geeft hij hiervan kennis aan den apotheker of leverancier, die het miildel aflevert. Bij herhaalde reden tot klachten geeft hij daarvan kennis aan het bestuur der Bank. 10. Acht hij ten behoeve van een getroffene toestellen en hulpmiddelen, zooals breukbanden, brillen en dergeljjke noodig, dan treedt hij daaromtrent in overleg met het bestuur der Bank. 11. Hij geeft aan den controleerenden geneeskundige de gewenschte inlichtingen, en is op diens verzoek zoo mogelijk bij een in te stellen onderzoek aanwezig. 12. Als door hem de eerste hulp wordt verleend, is hij verplicht tot mede-invulling en mede-onderteekening van het formulier van aangifte, dat door den werkgever moet worden ingeleverd. Overigecis geeft hij, zoo dikwijls het bestuur der Bank dit noodig acht, betreffende ieder geval eene korte schriftelijke verklaring of eeu uitvoerig wetenschappelijk-practisch rapport af. 13. Van het overlijden van een getroffene, terstond of kort na een ongeval of tijdens de behandeling, geeft liij onmiddellijk telegrafisch of telefonisch kennis aan het bestuur der Bank. 14. Na afloop der behandeling, zendt hij van elk door hem behandeld ongeval eene nauwkeurig gespecificeerde declaratie bij het bestuur der Bank in, omvattende hetgeen hjj meent, dat hem volgens het vastgestelde tarief toekomt voor zijne onderscheidene verrichtingen, eventueel voor geleverde genees-, heel- of verbandmiddelen, in geval hij tot levering daarvan bevoegd is. Van de gevallen, waarvan de behandeling aan het eind van het jaar niet is afgeloopen, wordt niettemin in de eerste maand van het volgend jaar eene declaratie ingediend voor het tijdvak loopende tot 31 December. Kosten van vervoer van den getroffene, door hem betaald, worden op gequiteerde rekening vergoed. Wenscht hij ze niet zelf te betalen, dan moet hij aan hem, die daarvoor zorgt, een schriftelijk bewijs, dat het vervoer noodig was, afgeven, om dat aan het bestuur der Bank over te leggen. TARIEF voor het verleenen van genees- of heelkundige hulp aan verzekerden, die door een ongeval zijn getroffen, bedoeld bij art. 2 van het Kon. Besluit van 14 Juli 1902 (8. 153). Volgnummer. 1 2 3 4 5 e PRIJZEN. I. Algemeene Bepalingen. A. Visite's, enz. c -2 - Voor het eerste bezoek aan den getroffene / S S Voor elk volgend bezoek tijdens dezelfde behandeling. . 0.60 g g e y 0.75 Voor het eerste bezoek ten huize van den genees- grepen het onderzoek, het vaststellen der diagnose en het voorschrijven van genees-, heel- en verbandmiddelen. Indien eene in het Tarief al dan niet genoemde genees- of heelkundige verrichting plaats heeft, wordt in den regel het bezoek niet extra berekend. Voor gevallen van overleg met een consulent of controleerend geneeskundige kunnen de prijzen onder 1—4 genoemd, onder nadere goedkeuring van het bestuur der Bank, verhoogd worden. N.B. Onder gevallen van overleg met een concontroleerend geneeskundige worden niet verstaan de samensprekingen bij gemeenschappelijke bezoeken, waartoe de controleerende den behandelenden geneeskundige uit een oogpunt van collegialiteit in de gelegenheid stelt, noch het bloot verschaffen van inlichtingen aan den controleerenden geneeskundige, waartoe de behandelende deskundige zich door zijn inschrijving verbonden heeft. 1 Voor adsistentie bij operatiën enz. aan iederen geneeskundige : a. cue met de algemeene narcose is belast A. het eerste uur: ƒ B. ieder volgend uur » 2.50 b. die op andere wijze den operateur adsisteert, voor ieder uur » *.50 7 : Voor bezoeken, samensprekingen en assistentie bij nacht (van 10 uur des avonds tot 8 uur des ochtends) kunnen dubbele prijzen worden berekend. 8 Duurt een bezoek langer dan een half uur, dan wordt voor elk halfuur of gedeelte van een half uur daarna vergoed ƒ 1 — 9 Bevindt zich de getroffene verder dan twee kilometer buiten de grens der woonplaats van den geneesheer dan kunnen bovendien, behalve kosten voor tijdverlies, vervoermiddelen in rekening worden gebracht met dien verstande, dat voor 't gebruik van openbare vervoermiddelen de werkelijke prijzen , berekend naar de eerste klasse, voor 't gebruik van bijzondere vervoermiddelen de ter plaatse gebruikelijke rijtuighuur, voor 't gebruik van een rijwiel 5 ct. per kilom. wordt vergoed. N.B. Onder woonplaats wordt ten plattelande niet verstaan de gemeente, maar de bebouwde kom , als de gemeente slechts ééne aaneengehouwde kom heeft, en het dorp, het gehucht of de buurtschap, waar de geneeskundige gevestigd is, als de gemeente meer dan ééne aaneengebouwde kom telt. Als verschillende gemeenten of deelen van gemeenten eene aaneengebouwde kom vormen , wordt zoodanig complex voor de daarbinnen gevestigde geneeskundigen als woonplaats beschouwd (bijv. Delft met Hof van Delft en Vrijenban; Eindhoven met Stratum, Strijp, Woensel, Tongelre; Heerenveen als complex van gedeelten der gemeenten Schoterland, Haskerland en Engwirden). Als de geneesheer in eene andere plaats dan waar hij woont, zijn vaste zitdagen heeft, wordt zoodanige plaats op die dagen als zijne woonplaats beschouwd. Is de geneeskundige voor meer dan ééne gemeente ingeschreven, dan kan hij voor vervoermiddelen en tijdverlies bij bezoeken aan getroffenen in eene andere gemeente dan waar hij gevestigd is, alluen dan declareeren, als in de gemeente, waarin de behandeling geschiedt, geen ingeschreven deskundigen gevestigd zijn, of als hij de getroffene als specialist behandelt. 10 Bezoekt de geneeskundige meerdere buiten zijne woon plaats wonende zieken op denzelfden tocht, dan behooren de vergoedingen voor vervoermiddelen en tijdverlies voor eiken getroffene voor een evenredig deel in rekening te worden gebracht. B. Verschillende handelingen van algemeenen aard. 11 Het op verzoek afgeven van een korte geneeskundige verklaring » 0.50 N.B Als verklari ig, waarvoor gedeclareerd mag worden, kan niet worden beschouwd de invulling van het formulier van aangifte. 12 Het op verzoek afgeven van een uitvoerig, weten¬ schappelijk-practisch rapport ƒ 5.— tot ƒ 10.— 13 Pogingen tot net opwekken der levensgeesten, indien deze pogingen langer dan >/4 uur duurden (de nabehandeling hieronder niet begrepen) . 3.— 14 Plaatselijke narcose . 1.— tot . 1.50 15 Algemeene narcose: o. liet eerste uur (als 6) „ 5.— b. elk volgend , , „ . 2.50 lfi Korte algemeene narcose (broomaethyl enz.)...... „ 2.50 17 Massage n 0.50 tot „ 1.50 18 Behandelen met electrische toestellen , 0.50 tot „ 1.50 19 Onderhuidsche, urethrale en vagirale inspuitingen.. „ 1— tot . 2.— 20 Intraveneuse inspuitingen i „ 2.50 tot . 5.— 21 Radioscopie (alléén na machtiging) . 2.50 tot . 5.— 22 Radiographie en verstrekken van een radiogram naar „ 2.50 tot . 10.— grootte (alléén na machtiging) II. Bijzondere verrichtingen. 23 Openen van een oppervlakkig abces of verwijding eener wond , 1.— tot . 1.50 24 Verzorgen van eene huidwond , 1.— tot , 2.50 25 Verzorgen van eene diepere wond, waarbij pees- of zenuwnaad j . 2.50 tot . 10.— 26 Verzorgen van eene lichaamsholte perforeerende wond. . 2.50 tot . 10.— 27 Verzorgen van eene brandwond . 1.— tot . 10.— N.B. Verbandmiddelen bij eerste wondbehandeling gebezigd door geneeskundigen, niet bevoegd tot het leveren van genees-, heelen verbandmiddelen, doch uit eigen voorraad geleverd, worden onder „eerste wondbehanaeling" begrepen en dus niet afzonderlijk vergoed. In de gevallen van 24 tot 27 wordt voor latere verbandwisselingen enz. telkens de helft van het eerste Dedrag in rekening gebracht. Indien het bedrag van deze latere verbandwisselingen lager zou worden dan het honorarium voor een gewoon bezoek, kan in plaats daarvan dat laatste in rekening worden gebracht 28 Aanleggen van een groot immobiliseerend of van een rekverband, telkens » 2.50 tot . 10-~ 29 Aanleggen van een drukverband 1-— tot . 2.50 30 Aanleggen van een stijfselverband . 1-— tot . 5.— 31 Onderbinden van een groot bloedvat als zelfstandige kunstbewerking ! » 5.— tot . 20. 32 Verwijderen langs niet-bloedigen weg van vreemde lichamen uit de 1 atuurlijke openingen i - !•— tot . 2.50 33 Verwijderen langs bloedigen weg van in of onder de huid en de diepere weefsels gedrongen vreemde lichamen , » !•— tot » 5. 34 Ontlasten van vloeistoffen uit lichaamsholten door middel van punctie • — 101 • — 35 Reponeeren langs niet bloedigen weg en eerste ver- bandleggen bij ontwrichtingen van: a. de onderkaak ƒ 2.50 b. den boven- en voorarm, het onderbeen, het voet en handgewricht „ 5.— tot ƒ 7.50 c. het bovenbeen 5.— tot „ 10.— d. een of meer vingers of teenen 2.— e. de wervelkolom . 5.— tot » 10.— N.B. Voor het reponeeren en verbinden van verouderde ontwrichtingen worden de bedragen verdubbeld. 36 ; Zetten en eerste verbandleggen bij beenbreuken van : a. één of meer vingers of teenen . 2.50 tot , 5.— b. sleutelbeen, één of meer ribben 2.50 e. onderkaaksbeen of schouderblad . 3.— d. bekkenbeen, beenderen van hand- of voetwortel , van middenhand of middenvoet . 5.— tot „ 10.— e. bovenarm, voorarm of onderbeen . 7.50 ƒ. dijbeen, hals van het dijbeen 7.50 tot . 15.— g. knieschijf. , 5.— h. knieschijf naad . 10.— i. gewrichts-fractuur (beennaad) „15— tot .20.— j. fractuur van de wervelkolom.... ... „ 10.— tot . 20.— N.B. Voor het zetten en verbinden van gebroken beenderen met doorboring van de weeke deelen kan het bedrag eene verhooging ondergaan 37 Verwijderen van een geheel of nog gedeeltelijk vast¬ zittenden nagel » 1 • — tot . 2 — 38 | Arnputeeren en exarticuleeren van ledematen, als: a. een of meer vingers of teenen of deelen daarvan. . 5-— b. voet of hand, geheel of ten deele 10.— c. onderarm of onderbeen » 15-— d. bovenarm 20.— «. dijbeen » 25.— 39 Het maken van een gipsnegatief voor prothese en orthopaedische apparaten : > 2.50 tot , 5.— 40 Resectie van gewrichten ( • 2.50 tot , 25.— 41 Resectie eener rib • 10.— 42 Openen der schedelholte .25.— 43 Gewelddadig strekken bij verkromming van een der ledematen of het opnieuw breken eener Biecht geheelde beenbreuk, met verband .15.— tot .20.— 44 Openen van een gewricht om een vreemd lichaam te verwijderen » 20.— 45 Openbeitelen van een der beenderen 5.— tot , 20.— 46 Osteotomie » 10-— tot » 25.— 47 Plastische kunstbewerking der weeke deelen ■ 5.— tot „ 15.— 48 Trekken van tand, kies of wortel: a. ten huize van den deskundige 1-— b. ter plaatse waar de getrotfene zich bevindt. . 1-50 N.B. Moeten in dezelfde zitting meerdere tanden, kiezen of wortels worden verwijderd , dan worlt voor de tweede en de volgende telkens de helft vergoed. 49 Openen van een absces in de mondholte en dergelijke eenvoudige operatiën in den mond . 1.— 50 1 Groote bloedige operatie in den mond 10.— tot „ 20.— 51 | Amputatie der tong . 25,— 52 Openen van het strottenhoofd of de trachea ƒ 10.— tot ƒ 25.— 53 Empyeem operatie door insnijding „ 5.— tot „ 10 — 54 Empyeen-operatie door insnijding, gepaard aan ribre- sectie „10.— tot „ 20.— 55 Inbrengen van maag- of slokdarmsonde: а. zonder uitspoelen der maag „ 1.— б. met uitspoelen der maag „ 2.— 56 Kunstbewerkingen aan de inwendige organen der buikholte | . 25.— tot „ 50.— 57 Reponeoren eener bewegelijke breuk en aanleggen van een breukband i „ 2.— 58 Taxis eener ingeklemde breuk , „ 2.— 59 Herniotomie „ 15.— 60 „ gevolgd door radicaal-operatie „ 25.— 61 Radicaal-operatie eener niet-beklemde breuk n 20.— 62 Inbrengen van bougie's of catheters in urethra en blaas: a. zonder inspuiting of uitspoelen der blaas.. . . „ 1.— b. niet inspuiten of uitspoelen der blaas i 2.— 63 Cystoscopie als zelfstandige kunstbewerking „ 5.— 64 Eenzijdige castratie „ 10.— 65 Dubbelzijdige castratie „ 15.— 66 Amputatio penis | „10.— tot „15.— 67 Gescheurde wonden aan de uitwendige vrouwelijke geslachtsdeelen (tamponeeren, hechten, enz) „ 2.— tot „10.— 68 Hulp bij ontijdige of vroegtijdige bevalling, na of door uitwendig geweld ontstaan „ 5.— tot „ 10.— 69 Reponeeren van een na uitwendig geweld omgekan telde of uitgezakte baarmoeder, zoo noodig met aanleggen van een pessarium , „ 2.50 tot „ 5.— III. Verrichtingen van oogheelkundigen aard. 70 Onderzoek van het gezichtsvermogen en het kleuren- zien (met voorschrijving van bril enz.) „ 2.50 71 Hechten van verscheurde oogleden, plastische kunst¬ bewerking, iridectomie en afknippen van prolapsus iridis, hechten van het hoornvlies 1 „ 10.— 72 Operatie van traumatische cataract, verwijderen van vreemde lichamen uit het binnenste van het oog, verwijderen van den oogbal „ 25.— 73 Verwijderen van vreemde lichamen van de opper¬ vlakte van het oog en de bindvliezen „ 1.— 74 Uitzoeken en inzetten van een kunstoog „ 1.— IV. Verrichtingen van keel-, neus- en oorheelkundigen aard. 75 Katheteriseeren der Eustachiaansche buis met lucht- inblazing of inspuiting of luchtinblazing volgens Politzer 1 76 Tamponeeren van den neus van voren .. „ 1.— 77 „ „ „ „ „ „ en van achteren volgens Belloc 3.— 78 Behandelen van den inwendigen neus, de neus-keel- holte, larynx of pharynx met geneesmiddelen... „ 1.— 79 ; Behandelen van den inwendigen neus of van den larynx met den galvanocauter. 2.50 Openen van het strottenhoofd of de trachea Empyeem operatie door insnijding Empyeen-operatie door insnijding, gepaard aan ribre- sectie . Inbrengen van maag- of slokdarmsonde: a. zonder uitspoelen der maag b. met uitspoelen der maag Kunstbewerkingen aan de inwendige organen der buikholte Reponeoren eener bewegelijke breuk en aanleggen van een breukband Taxis eener ingeklemde breuk Herniotomie „ gevolgd door radicaal-operatie Radicaal-operatie eener niet-beklemde breuk Inbrengen van bougie's of catheters in urethra en blaas: a. zonder inspuiting of uitspoelen der blaas.. . b. met inspuiten of uitspoelen der blaas Cystoscopie als zelfstandige kunstbewerking Eenzijdige castratie Dubbelzijdige castratie 80 Kleine operatiën aan het middenoor van uit den gehoorgang .... j 2.50 81 Andere behandeling in den gehoorgang of aan het trommelvlies n 1, 82 Openbeitelen van den processus mastoideus . 20. 83 Groote strottenhoofd-operatiën 25.— tot ƒ 50. 84 Verwijderen van een vreemd lichaam uit gehoor¬ gang, neus of larynx: a. langs niet-bloedigen weg (als 32) 1.50 tot . 2.50 b. n bloedigen weg ( . 33) 2.50 tot „ 5.— 85 Insnijden van een abaces in oor, neus of keel 2.— V. Slotbepalingen. 8H Verrichtingen, in dit tarief niet genoemd, worden in voorkomende omstandigheden naar gelijksoortige gevallen berekend. 87 Het tarief der verrichtingen, onder B. II, III en IV genoemd, wordt bij nacht (van 10 uur des avonds tot 8 uur des ochtends) voor bedragen tot en met ƒ 2.50 verdubbeld; voor bedragen boven ƒ 2.50 tot ƒ 10. met / 2.50 verhoogd; terwijl bedragen van ƒ 10.— en hooger onveranderd blijven. WET van 22 Mei 1905 (S. 143), houdende bepalingen tot beveiliging bij het uitvoeren van bouwwerken onder grooteren dan den atmosferischen luchtdruk. Art. 1. Ter beveiliging van personen, die zullen werken, werken of gewerkt hebben bij de uitvoering van bouwwerken onder grooteren dan den atmosferischen luchtdruk, worden door Ons bij algemeenen maatregel van bestuur bepalingen vastgesteld. KON. BESLUIT van 27 Juni 1905, tot vaststelling van een algemeenen maatregel van bestuur, als bedoeld in artikel 1 der wet van 22 Mei 1905 (S. 143). § 8. De aanwezigheid van voldoend deskundig personeel op het werk tot het verleenen van hulp; geneeskundige hulp op het werk. Art. 39. Aan de uitvoering van een bouwwerk onder grooteren dan den atmosferischen luchtdruk moet een geneeskundige zijn verbonden, die zich beschikbaar houdt voor: a. de in de artt. 44 en 45 bedoelde geneeskundige onderzoekingen ; h. een zoo spoedig mogelijke geneeskundige behandeling op het terrein van het werk van de personen, die dergelijke behandeling behoeven; c. het geven van de in art. 41 bedoelde aanwijzingen; d. het verrichten van de overige werkzaamheden, die ingevolge dit besluit op hem rusten. De bestuurder van liet bouwwerk deelt den naam van den geneeskundige schriftelijk mede aan Onzen Minister, met de uitvoering van dit besluit belast, tien dagen voordat de werkzaamheden onder grooteren dan den atmosferischen luchtdruk aanvangen. Zijn de werkzaamheden, in het vorige lid bedoeld, reeds VII. 5 in uitvoering bij liet in werking treden van dit besluit, dan geschiedt de mededeeling binnen tien dagen na die in werking treding. Art. 40. Bjj een bouwwerk, dat zal worden uitgevoerd onder grooteren overdruk dan \\ atmosfeer, worden door Onzen Minister, met de uitvoering van dit besluit belast, een of meer personen aangewezen, die met gunstig gevolg het eerste gedeelte van het practisch artsexamen hebben afgelegd. Zoodanig persoon moet tijdens de werkzaamheden steeds aanwezig zjjn. De aan die personen toe te kennen vergoeding wordt door Onzen Minister vastgesteld en op door hem te bepalen tijdstippen uit 's Rijks middelen betaalbaar gesteld. De bestuurder stort op door Onzen Minister te bepalen tijdstippen bjj een der Rijksbetaalmeesters een bedrag, geljjk aan de vastgestelde vergoeding. Art. 41. De in art. 89 bedoelde geneeskundige geeft aanwijzingen omtrent de voorzorgen, die door de arbeiders bjj het verlaten van de werkkamer of van de schutsluis en bjj het verbljjven in liet schaftlokaal beliooren te worden in achtgenomen , omtrent de verzorging van zieken, omtrent het gebruik der recompressiesluis en voorts omtrent al hetgeen hjj in het belang van de gezondheid der arbeiders noodzakelijk acht. Art. 42. De in art. 40 bedoelde personen zjjn werkzaam onder toezicht van den in art. 39 bedoelden geneeskundige. Art. 43. Bjj werken, waarbij de overdruk minder is dan i atmosfeer, zjjn de artt. 39 en 41 niet van toepassing. $ 9. Het toelaten van personen tot het verrichten van werkzaamheden onder grooteren dan den atmosferischev luchtdruk. Art. 44. Tot het verrichten van werkzaamheden onder grooteren dan den atmosferischen luchtdruk mogen slechts worden toegelaten personen : a. omtrent wie door den in artikel 39 bedoelden geneeskundige aan den bestuurder van het bouwwerk eene schriftelijke verklaring is afgegeven, waaruit blijkt, dat zij voor dien arbeid geschikt zjjn bevonden; b. die wel hun twintigste maar niet hun vijf en dertigste jaar hebben voleind, indien de overdruk 3 atmosfeer of meer bedraagt; c. die wel hun twintigste maar niet hun vijf en veertigste jaar hebben voleind, indien de overdruk minder dan 3 atmosfeer bedraagt. Art. 45. Bij het in het vorige artikel bedoelde onderzoek moet in het bijzonder worden gelet op den toestand der organen , waarop de arbeid onder grooteren dan den atmosferisch en luchtdruk van nadeeligen invloed kan zijn, met name der organen van den bloedsomloop, van de ademhaling, van het zenuwstelsel en van het gehoor. Als regel voor het onderzoek geldt, dat voor toelating ongeschikt maken: 1°. onregelmatige lichaamsbouw, vooral van wervelkolom en ledematen; 2°. te geringe lichaamsontwikkeling; 3°. algemeene lichaamszwakte; 4U. vetlijvigheid; 5°. slepende huidziekten; 6°. litteekens, die de beweging belemmeren; 7°. klierzwellingen; 8°. gezwellen, waarvan door aard, omvang of plaats stoornis kan verwacht worden; 9°. zweetvoeten; 10". slepende aandoeningen van het been- en spierstelsel en van de gewrichten (fistels, gewrichtsmuizen enz.); 11°. hart- en vaatziekten (aneurysmata, varices) enz.; 12°. zenuwziekten; 13°. bloedziekten (syphilis, malaria, slepende metaalvergiftigingen enz.j; 14°. aandoeningen van de luchtpijp of van de longen, benevens aandoeningen van de pleura; 15°. slepende aandoeningen van het spijsverteringskanaal; 16°. slepende aandoeningen of verplaatsingen der geslachtsorganen ; 17°. ingewandsbreuken; 18°. nier- en blaasziekten en gonorrhoe; 19°. vermoedelijk drankmisbruik; 20°. neus- en ooraandoeningen. De arbeiders moeten een voor de lucht volkomen toegankelijken neus hebben en de proef van Valsalva kunnen uitvoeren. Perforatiën van het trommelvlies zijn slechts dan een beletsel voor het werken onder verhoogden luchtdruk. wanneer zij door eene acute middenoorontsteking zijn teweeggebracht. Chronische otorrliue vormt geen tegenaanwijzing voor het werken onder verhoogden luchtdruk. Slepende catarrhen van het middenoor behoeven niet te leiden tot afkeuring. Labyrinth-lijden behoeft niet te ljjden tot onmiddellijke afkeuring; alleen moeten de arbeiders meer in het bijzonder opmerkzaam worden gemaakt op de noodzakelijkheid van eene langzame uitscliutting. Arbeiders met etterig neusseereet moeten ook bij een voor lucht volkomen toegankelijken neus worden afgekeurd. Art. 46. Bij de uitvoering van een bouwwerk onder grooteren overdruk dan 1^ atmosfeer, is de in art. 44 onder a bedoelde verklaring slechts geldig voor een tijdperk van 7 achtereenvolgende etmalen. Art. 47. Bjj de uitvoering van een bouwwerk onder grooteren overdruk dan 1^ atmosfeer moeten de arbeiders, een kwartier voordat zij in de werkkamer afdalen, zich aanmelden bjj den in art. 40 bedoelden persoon. Deze overtuigt zich of de arbeider onder den invloed van sterken drank verkeert, aan neusverkoudheid lijdt of zoodanig ongesteld is, dat zijne afdaling in de werkkamer niet wenschelijk is. Art. 48. Arbeiders bij een bouwwerk, dat wordt uitgevoerd onder grooteren overdruk dan 1^ atmosfeer, van wien de in art. 40 bedoelde persoon verklaart, dat zij niet in de werkkamer behooren af te dalen, mogen daarin niet worden toegelaten. Art. 49. De in art. 39 bedoelde geneeskundige zorgt, dat aanteekening wordt gehouden van de namen en voornamen van hen, die zich voor een onderzoek hebben aangemeld, met vermelding van den uitslag van het onderzoek en van alle gevallen, waarin geneeskundige behandeling op het terrein van het werk heeft plaats gehad en van de daarbij verkregen resultaten. Hij houdt zich zooveel mogelijk op de hoogte van de caissonziekten, die zich buiten het terrein geopenbaard hebben, waarvan hij eveneens aanteekening houdt. De aanteekeningen worden zoo spoedig mogelijk gezonden aan den medisch adviseur bij de arbeidsinspectie. KRANKZINNIGENWET. WET van 15 Juli 1904 (S. 157), tot nadere wijziging der wet van 27 April 1884 (S. 96) tot regeling van het Staatstoezicht op krankzinnigen ') en van art. 26 der wet van 28 Juni 1854 (S. 100) tot regeling van liet armbestuur '). Art. I. Het 2de lid Van art. 7 der wet van 27 April 1884 (S. 96) vervalt. Aan dat artikel worden, na het 1 ste lid, toegevoegd een nieuw 2de, 3de en 4de Hd, luidende: „Met uitzondering : 1°. van woningen, waarin drie krankzinnigen worden verpleegd overeenkomstig artikel 35a dezer wet, en 2°. van door Ons aan te wijzen inrichtingen en woningen of gedeelten van inrichtingen en woningen, staande onder openbaar bestuur of onder bestuur van eene instelling van weldadigheid in den zin der wet van 28 Juni 1854 (S. 100), worden als gestichten beschouwd alle woningen, waarin iemand meer dan twee krankzinnigen, die niet tot zij 11 gezin behooren, verpleegt. «Bij de aanwijzing, bedoeld onder 2°. van het vorig lid, worden voorwaarden gesteld, waaraan moet worden voldaan. „Üe aanwijzing wordt door Ons ingetrokken, wanneer de voorwaarden niet worden nageleefd." Het tegenwoordig 3de Hd van het artikel wordt het 5de lid daarvan. Art. II. Na art. 35 en vóór § 6 der wet van 27 April 1884 (S. 96) wordt eene nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende: „§ 5a. Gezinsverpleging van krankzinnigen. Art. 35a. „Eene woning, waarin ten hoogste drie krankzin- •) Zie Nieuw Geneesk. Wetboek blz. 184. 5) Art. 26 regelt de kosten van overbrenging van arme krankzinnigen. nigen, die gedurende ten minste 30 achtereenvolgende dagen in een krankzinnigengesticht zijn opgenomen geweest, krachtens overeenkomst met, en ouder verantwoordelijkheid van het bestuur van dat gesticht, ook wat de geneeskundige verzorging betreft, worden verpleegd met inachtneming van de bepalingen bij algemeenen maatregel van bestuur vast te stellen wordt ten opzichte van die krankzinnigen, voor de toepassing van de artt. 10, 12 tot en met 25 en 27 tot en met 42 dezer wet, beschouwd als deel van dat krankzinnigengesticht." Art. III. Aan het eerste lid van art. 26 der wet van 28 Juni 1854 (S. 100), zooals dat luidt na de wet van 1 Juni 1870 (S. 85), wordt do volgende bepaling toegevoegd: „Voor de toepassing van deze bepaling worden woningen, bedoeld in art. 35a der wet van 27 April 1884 (&. 96), ten opzichte van de in dat artikel genoemde krankzinnigen, als deel van een krankzinnigengesticht beschouwd. ' Art. IY. Van deze wet treedt art. I in werking op den dag harer afkondiging en de artt. II en III op een nader door Ons te bepalen tijdstip. KON. BESLUIT van 25 April 1905 (S. 129), tot vaststelling van bepalingen voor de gezinsverpleging van krankzinnigen. Eeitig artikel. De bepalingen voor de gezinsverpleging van krankzinnigen, bedoeld in art. 35a der wet van 27 April 188(S. 96) tot regeling van het Staatstoezicht, op krankzinnigen, z.ooals dat luidt ingevolge de wet van 15 Juli 1904 (S. 157), worden vastgesteld, zooals die hiernevens zijn gevoegd. Bepalingen voor de gezinsverpleging van krankzinnigen. Art. 1. Gezinsverpleging van krankzinnigen geschiedt, behoudens het bepaalde in liet 5^e lid, niet, dan indien de inspecteurs voor het Staatstoezicht op krankzinnigen en krank- zinnigengestichten, op aanvrage van het bestuur van liet gesticht, schriftelijk hebben verklaard: 1°. dat de woning, de omgeving daarvan, en het vertrek of de vertrekken, voor de lijders bestemd , voor de verpleging van krankzinnigen geschikt zijn, en 2°. dat de woning op niet te grooten afstand van het hoofdgebouw van het gesticht is gelegen. De inspecteurs stellen bij elke verklaring het maximum van het getal verpleegden vast, dat in eene woning mag worden opgenomen. Achten de inspecteurs de in de aanvrage van het gestichtsbestuur bedoelde woning ongeschikt voor gezinsverpleging, dan doen zij hieromtrent eene met redenen omkleede verklaring aan het bestuur toekomen. De inspecteurs kunnen, na het bestuur van het gesticht te hebben gehoord, de verklaring, bedoeld in het lsle lid, intrekken, indien nader blijkt, dat de woning, de omgeving daarvan, of het vertrek of de vertrekken, voor de lijders bestemd, voor de verpleging van krankzinnigen niet geschikt zijn. Van de beslissingen der inspecteurs, bedoeld in het l«te, 2de ( 3de en 4de lid f kan het bestuur van het gesticht hooger beroep instellen bij den Minister van B. Z. Deze beslist in hoogste instantie. De Minister van B. Z. kan in de gevallen, voorzien in het 4de lid) zijne beslissingen, ingevolge waarvan in eene woning gezinsverpleging plaats heeft, intrekken, na het bestuur van het gesticht te hebben gehoord. Van de beslissingen van den Minister van B. Z. en van de inspecteurs wordt afschrift gezonden aan den officier van justitie in wiens arrondissement het gesticht, en aan den burgemeester in wiens gemeente de woning gelegen is, en van de beslissingen van den Minister mede aan de inspecteurs. Art. 2. In den bouw van het vertrek of de vertrekken, bedoeld in art. 1, l8te lid, sub 1 , mogen geen veranderingen worden aangebracht zonder goedkeuring der inspecteurs. Wordt deze goedkeuring niet verkregen, dan kan het bestuur hooger beroep instellen bij den Minister van B. Z. Deze beslist in hoogste instantie. Akt. 3. In de woning wordt tot alle vertrekken en ten allen tijde vrije toegang verleend aan de inspecteurs, aan den officier van justitie, aan den burgemeester en aan dengene, die krachtens art. 4 den burgemeester vergezelt. De leden van het gezin geven aan genoemde ambtenaren de door hen verlangde inlichtingen. Art. 4. De burgemeester bezoekt, desverlangd vergezeld van een door hem aan te wijzen, niet aan het gesticht op eenigerlei wijze verbonden, lid der gezondheidscommissie op onbepaalde tijden, tenminste éénmaal in de zes maanden, de woningen in zijne gemeente gelegen, waarin gezinsverpleging plaats heeft, om zich te verzekeren, dat de bepalingen van dezen algemeenen maatregel van bestuur worden nageleefd, en dat de verpleegden behoorlijk worden behandeld. Hij brengt van zijne bevindingen binnen een week verslag uit aan den Commissaris der Koningin. Bij de samenstelling van zijn verslag volgt hij de aanwijzingen, welke ten deze door den Minister van B. Z. worden gegeven. Art. 5. Voordat het bestuur van een gesticht met het hoofd van een gezin eene overeenkomst sluit, bedoeld in ait 35a der wet van 27 April 1884 (S. 96), laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 Juli 1904 (S. 157), geeft de geneeskundige, of zoo er meer ziin, de eerste geneeskundige van het gesticht, schriftelijk met redenen omkleed, advies aan het bestuur omtrent de geschiktheid van het gezin voor de verpleging van patiënten. Indien genoemde geneeskundige het gezin niet sreschikt verklaart, gaat het bestuur niet over tot het sluiten der overeenkomst dan na bekomen machtiging van de inspecteurs. Behoudens het bepaalde in het 4de lid, eindigt de verpleging, als bedoeld in deze Bepalingen, in het gezin op den achtsten dag, nadat de inspecteurs aan het bestuur schriftelijk onder opgave van redenen, hebben verklaard, dat het gezin voor de verpleging van patiënten niet geschikt is. Yan de beslissing der inspecteurs, bedoeld in het voorgaande lid, kan het bestuur van het gesticht binnen acht dagen hooger beroep instellen bij den Minister van 1$. Z. Deze beslist in hoogste instantie. Hangende het beroep op den Minister, is de werking van de beslissing der inspecteurs opgeschort. I)e verpleging van krankzinnigen mag niet geschieden door gezinnen, in wier woning alcoholhoudende dranken voor het publiek verkrijgbaar worden gesteld. Art. 6. Het bestuur van het gesticht is bevoegd den geneeskundige of zoo er meer zijn, den eersten geneeskundige van het gesticht te belasten met het plaatsen van krankzinnigen in een gezin, met het overplaatsen naar een ander gezin, en met het terugplaatsen in het gesticht. Indien het bestuur zelf deze plaatsing, overplaatsing of terugplaatsing regelt, geeft genoemde geneeskundige telkenmale vooraf schriftelijk advies aan het bestuur omtrent de wenschelijkheid daarvan. Indien de geneeskundige de plaatsing, overplaatsing of terugplaatsing niet in het belang van den krankzinnige acht, vindt deze niet plaats dan ua bekomen machtiging van de inspecteurs. Art. 7. De patiënten staan onder de behandeling van de geneeskundigen verbonden aan het gesticht. Art. 8. Het aantal patiënten, dat door het bestuur van een gesticht in gezinsverpleging wordt gegeven, mag niet meer bedragen dan een voor elk gesticht, op aanvrage van het bestuur, door den Minister van B. Z. te bepalen getal. Art. 9. In het gesticht wordt steeds voor een twintigste deel van het aantal patiënten in gezinsverpleging plaats beschikbaar gehouden. Onderdeden van een geheel worden voor een geheel gerekend. Art. 10. In eéne woning mogen slechts hetzij mannen hetzij vrouwen worden verpleegd. Een vertrek mag niet voor meer dan één patiënt als slaapvertrek dienen. Art. 11. Het bestuur van het gesticht zendt binnen vier en twintig uren eene schriftelijke kennisgeving van elke plaatsing in een gezin, overplaatsing naar een ander gezin, en terugplaatsing in het gesticht, verlof, ontslag en overlijden van een in een gezin verpleegde aan de inspecteurs, aan de officieren van justitie in het arrondissement, waarin het ge- sticht gelegen is, er. in dat, waarin de machtiging tot verpleging in het gesticht is gegeven, en aan den burgemeester van de gemeente, waarin de woning is gelegen. In de kennisgevingen aan de officieren van justitie worden vermeld de redenen van het verlof, of het ontslag, met opgave van den persoon, die de aanvrage daartoe mocht hebben gedaan. Art. 12. Het bestuur van het gesticht draagt zorg, dat de krankzinnigen worden ingeschreven in een daarvoor bestemd, in het gesticht steeds aanwezig register, ingericht naar een door den Minister van B. Z. vast te stellen model. De adviezen, bedoeld in het l8te lid van art. 5 en in het 2de lid van art. 6, en de machtigingen van de inspecteurs, bedoeld in het 2de lid van art. 5 en in het 3de lid van art. 6, en de beslissingen van den Minister van B. Z., bedoeld in het 4de lid van art. 5, worden vermeld in en bewaard bij het register en worden, evenals het register zelf, ten allen tijde op verlangen ter inzage voorgelegd aan de inspecteurs, aan den officier van justitie en aan den burgemeester, wien op grond van art. 3 vrije toegang tot de woningen wordt verleend. Art. 13. De toepassing van dwangmiddelen, hieronder begrepen het opsluiten van den krankzinnige in een vertrek, is verboden. Art. 14. Bij de plaatsing van een krankzinnige in een gezin wordt door het bestuur van het gesticht aan het hoofd van het gezin een boekje uitgereikt, ingericht naar een daarvoor door den Minister van B. Z. goed te keuren model, en waarin zijn vermeld: a. de naam, de voornamen, het geslacht, de dagteekening van geboorte, de woonplaats, het beroep, de burgerlijke staat en de kerkelijke gezindte van den patiënt en diens nummers volgens de registers, bedoeld in art. 18 der wet van 27 April 1884 (S. 96), laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 Juli 1904 (S. 157), en in art. 12 van deze Bepalingen; b. de naam. de voornamen, het geslacht, de dagteekening van geboorte, de woonplaats (wijk en huisnummer), het beroep, de burgerlijke staat en de kerkelijke gezindte van het hoofd van het gezin; c. de dagteekening van den aanvang der verpleging in bedoeld gezin; d. de inventaris van de goederen, welke aan den patiënt behooren en aan deze zijn medegegeven; (. de aanwijzingen en voorschriften van den geneeskundige of, zoo er meer zijn, van den eersten geneeskundige van het gesticht, ten aanzien van den toestand van den patiënt en diens verpleging, behandeling, leefwijze en werkzaamheden ; f. de inhoud van deze Bepalingen en van de voorschriften, bedoeld in art. 20. Art. 15. In het boekje wordt door het hoofd van het gezin aanteekening gehouden van alle bijzondere bevindingen omtrent den toestand van den patiënt en van diens leefwijze, gedrag en werkzaamheden. Art. 16. Het boekje wordt aan de ambtenaren, genoemd in art. 3, ter inzage voorgelegd, zoo dikwijls dezen zulks verlangen. Ingeval de patiënt naar het gesticht teruggeplaatst of naar een ander gezin overgeplaatst wordt, geschiedt daarvan aanteekening in het boekje. Art. 17. De patiënt wordt ten minste tweemaal per week op onbepaalde tijden bezocht door een in de verpleging werkzaam beambte van het gesticht, en ten minste éénmaal per week door den geneeskundige, door het bestuur van het gesticht daartoe aangewezen. ^ an deze bezoeken wordt door dengene, die het bezoek brengt, aanteekening gemaakt in het in art. 14 bedoelde boekje, met vermelding van de opmerkingen, waartoe het bezoek aanleiding geeft, en van de aanwijzingen, aan het hoofd van het gezin gegeven. Deze aanteekeningen, opmerkingen en aanwijzingen, worden door dengene, die ze maakt, onderteekend en van dagteekening voorzien, en door liet hoofd van het gezin voor „gezien" geteekend. Art. 18. Het is verboden: 1 . den patiënt te beletten zich schriftelijk te wenden tot de hoofden der Departementen van Algemeen Bestuur, tot de inspecteurs, tot den officier van justitie, en tot den burge- meester van de gemeente, waarin de woning is gelegen; 2U. voor den patiënt bestemde brieven, blijkbaar van de sub 1 genoemde ambtenaren afkomstig, achterwege te houden. Akt. 19. De patiënten mogen niet in de gelegenheid gesteld worden gedistilleerde dranken te gebruiken, tenzij op voorschrift van den geneeskundige, met hurine behandeling belast. Van dit voorschrift geschiedt aanteekening in het boekje. Art. 20. Het bestuur van het gesticht stelt, na overleg met den geneeskundige of, 7,00 er meer zijn, met den eersten geneeskundige, voorschriften vast betreffende de behandeling, den arbeid, de bewaking, de voeding, de kleeding, de reiniging en de ligging der patiënten; betreffende de verlichting, de verwarming, de luchtverversching en de reiniging van de vertrekken, door den patiënt bewoond; betreffende het ontvangen van bezoek door den patiënt en betreffende de briefwisseling van en met den patiënt, voor zooverre niet geregeld in art. 18; betreffende de maatregelen bij ontvluchting en bij brand te nemen; betreffende de huisvesting van personen, niet tot liet gezin behoorende, in de woning, waarin gezinsverpleging plaats heeft en betreffende het medegebruik van het slaapvertrek van den patiënt door andere personen, indien zulks in liet belang van den verpleegde noodzakelijk is. In de voorschriften wordt voldoende rekening gehouden met het verschil tusschen de verschillende klassen van verpleging. In de voorschriften wordt opgenomen het model, waarnaar het bestuur van het gesticht de overeenkomsten sluit, bedoeld in art. 35» der wet van 27 April 1884 (S. 96), laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 Juli 1904 (S. 157). De voorschriften behoeven de goedkeuring van den Minister van B. Z. EPIDEMIE WET. KON. BESLUIT van 15 Juli 1904, tot nadere wijziging van het Kon. Besluit van 28 Febr. 1873 (S. 35) ter uitvoering van het tweede lid van art. 17 der wet van 4 Dec. 1872 (.S. 134) tot voorziening tegen besmettelijke ziekten, waarbij wordt bepaald, dat in het Kon. Besluit van 28 Febr. 1873 (S. $5) ter uitvoering van het tweede lid van art. 17 der wet van 4 Dec. 1872 (S. 134) tot voorziening tegen besmettelijke ziekten, gewijzigd bij de Kon. Besluiten van 14 April 1875 (S. 69) en van 4 Juni 1902 (S. 80), na art. 12 ') een nieuw artikel wordt ingevoegd, luidende: Art. 12a. „Met de verklaringen, bedoeld in art. 1 en niet die bedoeld in art. 12, worden gelijk gesteld afschriften daarvan door den secretaris van eene gemeente voor overeenkomstig het oorspronkeljjke gewaarmerkt." MAATREGELEN BIJ PEST. Bij verschillende KON. BESLUITEN zijn de maatregelen ter afwering der Pest evenals het vorige jaar weder voor één jaar vernieuwd. (Zie voor den text Suppl. I, II en IV.) MENINGITIS CEREBROSPINALIS. Bjj KON. BESL. van 10 Juni 1905, {S. 206) zijn de wetten van 4 Dec. 1872 (S. 134) tot voorziening tegen besmettelijke ziekten en van 28 Maart 1877 (S. 35) tot wering van besmetting door uit zee aankomende schepen gedurende het tijdperk van eén jaar, aanvangende 25 Juni, van toepassing verklaard op meningitis cerebrospinalis epiilemica. De voorschriften, die in de artt. 11, 16, 22 en 24 van ') Zie Nieuw Geu. Wetboek blz. 160. de wet van 4 Dec. 1872 (S. 134) zijn gegeven ten aanzien van de bepaaldelijk in die artikelen genoemde ziekten, zjjn ook van toepassing ten aanzien van meningitis cerebrospinalis epidemica. RIJKSSERUMINRICHTING '). Onderzoek van melk en slijm op tuberkelbacillen. Do Directeur-Generaal van den Landbouw maakt bekend, dat met ingang van 1 Maart a. s., aan de Rijksseruniinrichting voor landbouwers en veehouders kosteloos onderzoekingen zullen gedaan worden naar het voorkomen van tuberkelbacillen in slijm of melk, afkomstig van in hun bezit zijnde runderen. Met dezen maatregel wordt beoogd de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen inlichting te verkrijgen omtrent het al dan niet voorkomen van open-tuberculose onder hunne runderen. Zij, die hiervan gebruik wenschen te maken, moeten hun desbetreffend verzoek richten tot de Rijksseruniinrichting, Vinkendwarsstraat nu. 15, te Rotterdam. Door den directeur der Rjjksseruminrichting zullen inlichtingen gegeven worden over de wijze, waarop het slijm ot de melk verzameld en verzonden moet worden. Na afloop van het onderzoek ontvangt de aanvrager een schriftelijk rapport en, wanneer tuberkelbacillen gevonden werden, nadere aanwijzingen omtrent de bestrijding der tuberculose onder zijne runderen. ') Hoewel deze inrichting niet direct ten dienste van geneeskundigen openstaat, kan het toch nuttig zijn. dat het bestaan hun bekend is, waar somwijlen verband vermoed wordt tusschen de ziekte van een patiënt en die van het vee in zijn omgeving. BESCHIKBARE ZIEKENBARAKKEN. De Minister van B. Z. gelet op het advies van den Centralen Gezondheidsraad, dd. 16 Febr. 1905, heeft goedgevonden : de bepalingen, met inachtneming van welke de onder beheer van den Centralen Gezondheidsraad staande verplaatsbai e ziekenbarakken aan gemeentebesturen ten gebruike worden afgestaan, vast te stellen als volgt: Art. 1. Het bestuur der gemeente richt zijne aanvrage tot het in gebruik afstaan van eene barak met toebehooren — badkuip met kachel, ijzeren ledikanten, tijken voor matrassen, kachels, linoleum op den vloer — door bemiddeling van den betrokken ziekteninspecteur, tot den voorzitter van den Centralen Gezondheidsraad. Deze staat de aanvrage toe, indien eene barak beschikbaar is, met dien verstande, dat, indien gelijktijdig meerdere aanvragen inkomen dan barakken beschikbaar zijn, de barakken ten gebruike worden afgestaan aan de besturen van die gemeenten, waarin, naar het oordeel van den voorzitter, de grootste behoefte daaraan bestaat. Art. 2. Eene barak blijft bij het bestuur van eene zelfde gemeente niet langer dan drie achtereenvolgende maanden in gebruik, tenzjj niet goedvinden van den Centralen Gezondheidsraad, welke dien termijn, op aanvrage van het gemeentebestuur , telkens voor hoogstens één maand kan verlengen. Art. 3. De voorzitter van den Centralen Gezondheidsraad wijst twee deskundige werklieden aan, onder wier toezicht de barak ten gebruike wordt verzonden, en die ter plaatse de opstelling en het uiteennemen, ontsmetten, inpakken en op- of inladen der barak leiden en daarbij als voorwerkers dienst doen. De overige werklieden en de hulpmiddelen hiertoe gevorderd, alsmede het noodige tot het geschikt maken van het terrein, worden door het gemeentebestuur beschikbaar gesteld. Art. 4, Voor eiken dag, dat eene barak ter beschikking van het bestuur eener gemeente is, is die gemeente aan den Staat der Nederlanden een bedrag van één gulden en vijftig cent (/' 1.50) verschuldigd, waarin is begrepen vergoeding voor de kosten van het vervoer naar het naast bij de plaats van bestemming gelegen spoorwegstation of aanlegplaats en teiug. De termijn, gedurende welken eeue barak ter beschikking van het bestuur eener gemeente is, wordt geacht aan te vangen met het begin van den dag, volgende op dien, waarop de barak aan het naastgelegen station of aanlegplaats aankomt, en te eindigen met het einde van den dag, voorafgaande aan dien, waarop de barak van dat station of van die aanlegplaats wordt teruggezonden. De voldoening van het verschuldigde geschiedt binnen ééne maand, nadat het gebruik der barak is geëindigd, ten kantore van een der Rijksbetaalmeesters. De voor de betaling ontvangen quitantie van storting wordt uiterlijk binnen vier dagen na de afgifte gezonden aan den voorzitter van den Centralen Gezondheidsraad, die desverlangd een bewijs van ontvangst afgeeft. Art. 5. Voor rekening van de gemeente komen voorts de volgende kosten: a. die van het loon, de reis en het verblijf der twee deskundige werklieden, bedoeld in art. 3; b. die der ontsmetting van de barak; c. die van het vervoer der barak van en naar het naastbijgelegen spoorwegstation of aanlegplaats; d. die der vernieuwingen van de barak of van haar toebehooren, voor zooverre deze noodzakelijk zijn geworden dooi onoordeelkundig gebruik van de barak of toebehooren, en e. die vallende op de exploitatie van de barak ter plaatse van gebruik, geene uitgezonderd. De voldoening der in dit artikel bedoelde kosten geschiedt rechtstreeks aan hen, die de werkzaamheden hebben verricht, de kosten gemaakt, of de diensten hebben bewezen. Art. 6. Alle geschillen, geene uitgezonderd, die over de uitvoering dezer bepalingen mochten ontstaan, worden dooiden minister van binnenlandsche zaken in hoogste instantie beslist. NEDERLANDSCHE VEREENIGING TOT HULP AAN LUPU8LIJDERS '). Art. 1. De Yereeniging onder den naam „Nederlandsche Vereeniging tot Hulp aan Lupusljjders" is gevestigd te Amsterdam. Zij is aangegaan voor den tjjd van 29 achtereenvolgende jaren, te rekenen van den dag der oprichting, zijnde den 23 Juli 19U4. Het eerste boekjaar loopt van den dag der oprichting tot en met 31 Dec. 1905. De volgende boekjaren vallen samen met de kalenderjaren. Art. 2. De Vereeniging stelt zich ten doel: in Nederland gevestigden Lupusljjders behulpzaam te zijn om door doelmatige behandeling te trachten genezing van hun ziekte te verkrijgen. Art. 3. Ter bereiking van dit doel, kan de Vereeniging Lupusljjders geldelijk te gemoet komen in de kosten hunner geneeskundige behandeling met inbegrip der daarvoor noodige reiskosten, en in de kosten van hun levensonderhoud en zoo noodig in die van hun gezin tjjdens de geneeskundige behandeling. Verder kan zij subsidies verleenen aan geneeskundige inrichtingen, waar lupusljjders worden behandeld, of geldelijken steun geven aan iedere andere zaak ter doelmatige bestrijding van den lupus. Art. 4. Leden der Vereeniging zijn personen of rechtspersoonlijkheid bezittende Vereenigingen, die een gift in eens storten van ten minste ƒ100.- of die zich verbinden tot eene jaarljjksche contributie van ten minste ƒ2.50. Begunstigers zijn zij, die de Vereeniging steunen door eene jaarlijksche bijdrage van ten minste ƒ1.—. ') Het volgende is opgenomen in aansluiting van hetgeen in vorige Supplementen werd medegedeeld over enkele andere algemeene vereenigingen, die zich de behandeling van bepaalde zieken ten doel stellen. NASCHRIFT. De Militaire Geneeskundige Dienst neemt het leeuwenaandeel van dit Supplement in beslag; voor de burger-geneeskundigen is de inhoud van dit hoofdstuk echter niet minder van gewicht, voor zooverre zij somwijlen zitting nemen in militieraden en aan de keuringen deelnemen, evenals voor velen de nieuwe voorwaarden van belang zijn, waaronder studenten in de geneeskunde en artsen kunnen worden toegelaten voor opleiding of een aanstelling als officier van gezondheid. Aan de gewijzigde voorwaarden en het nieuwe tarief der Rijksverzekeringsbank moest eveneens een belangrijke plaats worden afgestaan, terwijl bij de andere wetten, vooral de aandacht verdient, de verpleging van krankzinnigen buiten gestichten en de voorwaarden ter beveiliging der gezondheid van arbeiders, die caissonarbeid verrichten; bij de laatste wordt een deel van het geneeskundig toezicht opgedragen aan semi-artsen. Tetrringen (bij Breda). 22 Juli 1905. Dr. G. W. Bruinsma. INHOUD VAN SUPPLEMENT VII Blz. Buitenlandsche getuigschriften en diploma's voor geneeskundigen 3 Aanstelling van vroedvrouwen 5 Militaire Geneeskundige Dienst. Honorarium van burgerlijke geneeskundigen bij den Militieraad 7 Reglement voor geneeskundig onderzoek g Bijzondere bepaling der gezichtsscherpte enz 40 Toelating van artsen als officier van gezondheid hier te lande 41 dito voor de koloniën 4, dito voor de zeemacht ^ Reglement voor toelating van studenten in de geneeskunde ter opleiding van officier van gezondheid bij de Zeemacht 44 Ongevallenwet. Aanwijzing van het ambtsgebied der controleerend geneeskundigen ,54 Voorwaarden voor geneeskundigen, verbonden aan de Rijksverzekeringsbank 50 Ta"ef 59 Caissonarbeid. Wet ter beveiliging der arbeiders Algemeene maatregelen gg Krankzinnigenwet. Wijziging 70 Gezinsverpleging van krankzinnigen 71 Epidemiewet. Wettige afschriften van vaccinatiebewijzen 73 Maatregelen bij Pest ^g Meningitis cerebrospinalis Onderzoek van melk op tuberkelbacillen 79 Beschikbare ziekenbarakken 80 Vereeniging tot hulp voor lupuslijders go Naschrift. gg Inhoudsopgaaf g^ VOORWOORD. De invoering eener Nieuwe Pharmacopee op 1 October 1906 heeft de uitgaaf van dit Supplement noodig gemaakt, omdat te gelijkertijd nieuwe lijsten zijn vastgesteld van verplichte geneesmiddelen en van geneesmiddelen, die op bjjzondere wijze bewaard moeten worden; beide voor apotheekhoudende geneeskundigen van liet hoogst belang. Ook verscheen eene nieuwe regeling van de wijze, waarop medische studenten hun militieplicht kunnen vervullen, terwijl, in verband met hetgeen in het vorige Supplement is medegedeeld omtrent de geneeskundigen bij de militieraden, thans ook de daarbij behoorende verandering der Militiewet is opgenomen. Eindelijk moest aan de buitengewone maatregelen bjj besmettelijke zieken, cholera en pest, die in de laatste tijden ieder jaar onveranderd werden vastgesteld, wegens wijziging der redactie opnieuw een plaats worden ingeruimd evenals aan de nieuwe overeenkomst (thans Schikking genoemd) niet België, aangaande wederzijdsche kennisgeving bij het voorkomen van hondsdolheid in grensgemeenten. Onder de kleinere stukken , die ter aanvulling moesten worden opgenomen, komt ook voor eene wijziging der pharmaceutische wet, die in het vorige supplement was achterwege gebleven. Eindelijk scheen het doelmatig, voor de nu weder verschenen vier nieuwe Supplementen een alphabetisch zakenregister samen te stellen, zooals ook voor het gemakkelijk gebruik van het vorige viertal is geschied. Breda, Juli 1906. Dr. G. W. Bruinsma. KON. BESLUIT van 13 Maart 1906 (S. 45), houdende nadere aanvulling van verschillende Kon. Besluiten tot aanwijzing van eenige buitenlandsche getuigschriften en diploma's '), tot verkrijging der bevoegdheid van arts, tandmeester, apotheker, vroedvrouw en apothekersbediende, laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 27 April 1904 (6. 81). Eenigartikel. Aan het bepaalde onder b van art. 2 van het Kon. Besluit van 26 Maart 1895 (S. 37), zooals dat gelezen wordt volgens Ons besluit van 13 Maart 1905 (S. 94), worden toegevoegd de woorden: „of van de „Bekanntmachung betreffend die Prüfungsordnung für Aer/te" van 28 Mei 1901". KON. BESLUIT van 12 September 1905 (S. 268), houdende vaststelling van regelen, met inachtneming waarvan militieplichtigen kunnen worden toegelaten tot de vrjjwillige verbintenis, bedoeld bij art. 1 punt ld, der wet van 6 Juni 1905 2) (S. 177). Art. 1. De verbintenis, bedoeld bij art. 1 punt ld, der wet van 6 Juni 1905 (S. 177) is eene tweeledige. De militieplichtige zal zich, buiten genot van premie of handgeld, hoe ook genaamd, moeten verbinden : 1°. om als militair bjj de Landmacht te dienen gedurende den tijd van tien jaren, welke tijd zal gerekend worden in te gaan met den dag, waarop de verbintenis door of namens Onzen Minister van Oorlog is bekrachtigd: 2°. om, voor het geval, dat hij gedurende den loop van de 1) Zie Supplemeqt VU bl. 3, s) Zie bU. 9, sub. 1° bedoelde verbintenis den titel van arts, volgens de bestaande of nader te stellen, wettelijke bepalingen, verkrijgt, te rekenen van de dagteekening van het besluit zijner benoeming tot reserve-officier van gezondheid bij de landmacht, overeenkomstig de bepalingen der wet voor het reserve-personeel der landmacht 1905, te Onzer beschikking te blijven, voor den tijd van acht jaren of zooveel langer als noodig is om aan zijne verplichtingen ten aanzien van de landweer te voldoen; alles onder de voorwaarden en overeenkomstig de bepalingen in de artikelen 2 tot 8 van dit besluit vervat. Art. 2. Tot de bij het vorige artikel bedoelde verbintenis worden toegelaten alle zich daartoe aanbiedende, voor de militie ingeschreven of reeds als loteling ingelijfde militieplichtigen, die als student in de geneeskunde bij een der universiteiten hier te lande zijn ingeschreven, en daarenboven aan de volgende voorwaarden voldoen: a. zij moeten voor den militairen dienst hier te lande lichamelijk geschikt zijn, overeenkomstig het hieromtrent gegeven of nader te geven reglement, met dien verstande, dat ten aanzien van de gezichtsscherpte de bepalingen gelden, welke daaromtrent voor de toelating bij het reservekader zijn of zullen worden vastgesteld; b. zij mogen zich niet reeds hebben verbonden voor eene latere benoeming als officier van gezondheid, hetzjj bij de zeemacht, hetzij bij de landmacht hier te lande of in de koloniën en bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen; c. zij moeten Nederlander zjjn volgens de wet van 12 Dec. 1892 (S. 268); d. zij moeten van een goed zedelijk gedrag zijn en, indien zij vroeger bij zee- of landmacht hebben gediend, den militairen dienst op eervolle wijze hebben verlaten; e. zij moeten, indien zij minderjarig zjjn, het bewijs overleggen dat hun vader, voogd of moeder-voogdes bewilligt in de tweeledige verbintenis door hen aan te gaan. Art. 3. De militieplichtige, die tot de verbintenis, in de twee voorgaande artikelen bedoeld, is toegelaten, wordt onmiddellijk daarna, tot het voortzetten van zijn studiën in het genot gesteld van een binnenlandsch verlof tot nadere oproeping. Art. 4. De vrijwilliger, in het voorgaande artikel bedoeld, zal behoudens het bepaalde bij de artt. 5, 6 en 8, in gewone tijden niet onder de wapenen worden teruggeroepen. Wanneer echter de geheele militie, krachtens art. 18ö der Grondwet buitengewoon is bijeengeroepen, zal het hem verleende verlof, voor den tijd dat de militie buitengewoon onder de wapenen is, worden ingetrokken en zal hij voor dien tijd, als ziekenverpleger in dienst worden gesteld bij een der militaire ziekeninrichtingen van de landmacht, tenzij hij uitdrukkelijk verlangt om met de wapenen te dienen bij het korps van de landmacht, waarbij hij de vrijwillige verbintenis heeft aangegaan. Art. 5. De bij de voorgaande artikelen bedoelde vrijwilliger, die binnen den tijd van negen jaren, te rekenen van den dag, waarop de in art. 1 bedoelde verbintenis door of namens Onzen Minister van Oorlog is bekrachtigd, den titel van arts niet verworven heeft, zal, tenzij er door Ons termen worden gevonden om anders te bepalen, van de verbintenis, bedoeld sub 2' van art. 1 ontheven en bij het korps, waartoe hij behoort, teruggeroepen worden om daarbij, gedurende den nog loopenden tijd zjjner sub 1° van art. 1 genoemde verbintenis, als gewoon vrijwilliger te dienen. Art. 6. Het bepaalde bij het voorgaande artikel zal, behoudens het gestelde in het tweede en het derde lid van dit artikel, mede worden toegepast, ten opzichte van de in dit besluit bedoelde vrijwilligers, die: o. willens en wetens, bij hun verzoek om toelating tot de verbintenis, stukken hebben overgelegd, welke valsch zijn, of valschheid inhouden; b. hunne studiën in de geneeskunde staken, van de l niversiteit verwijderd worden, ter zake van diefstal, verduistering, bedrog of eenig ander met de goede trouw of eerlijkheid strijdig misdrijf rechterlijk veroordeeld zijn, of, naar het oordeel van Onzen Minister van Oorlog, den rector-magnificus der Universiteit gehoord, wegens slecht gedrag niet waardig worden geacht om eenmaal tot reserve-officier van gezondheid te worden benoemd. De bovenbedoelde vrijwilligers kunnen voorts, te iederen tijd, indien daartoe termen zijn, met een, de redenen van hun ontslag vermeldend paspoort uit den dienst worden verwijderd. Wij behouden Ons voor, van het bepaalde bij het eerste lid van dit artikel af te wijken ten gunste van een vrijwilliger, die te Onzer beoordeeling om billijke redenen zijne studiën in de geneeskunde staakt. Art. 7. Onverminderd het bepaalde in art. 6 kan de in dit besluit bedoelde vrijwilliger, bjj uitzondering, op eigen verzoek door Ons geheel of ten deele worden ontheven van de in art. 1 genoemde verbintenis. Art. 8. De vrijwilliger, die binnen den tijd van negen jaren, bij art. 5 genoemd, of zooveel later als hem dit door ons met toepassing van het bepaalde bij dat artikel wordt toegestaan, den titel van arts verkrijgt, zal daarvan, onder overlegging van het hem uitgereikte diploma, onverwijld mededeeling doen aan Onzen Minister van Oorlog. a benoeming tot en beëediging als reserve-officier van gezondheid der 2de klasse zal hij onmiddellijk door Onzen Minister van Oorlog worden ontheven van de verbintenis, bedoeld sub 1° van art. 1 van dit besluit. Komt hij het bepaalde bjj het eerste lid van dit artikel niet na, of weigert hij den eed (de belofte) als officier af te leggen dan kan het.bepaalde in art. 5 op hem worden toegepast. Art. 9. Het Kon. Besluit van 30 Oct. 1880 (S. 188). zooals. dat besluit bij Kon. Besluit van 29 Augustus 1894 (S. 145) gewijzigd is, bl ij ft van kracht ten aanzien van de vrijwilligers, die de verbintenis, in art. 1 van dat besluit bedoeld, hebben aangegaan en wordt overigens buiten werking gesteld. WET van 6 Juni 1905 (S. 177), tot regeling van den rechtstoestand van het reserve-personeel dor landmacht, enz. Art. 1. Het reserve-personeel der landmacht bestaat uit: 1°. reserve-officieren, als zoodanig benoemd: c. op grond van de verplichting, bedoeld bij het tweede lid van art. 9 der wet van 2 Aug. 1880 (S. 145), tot regeling van de betrekkingen en rangen, de opleiding en de bevordering van het personeel van den geneeskundigen dienst der landmacht; d. op grond van eene vrijwillige verbintenis door hen, als militieplichtigen, overeenkomstig artikel 9 der Militiewet 1901 aangegaan ten einde naar regelen, met inachtneming van dat wetsartikel bij algemeenen maatregel van bestuur gesteld of nader te stellen, voor reserve-officier van gezondheid in aanmerking te kunnen komen. WET van 24 Juli 1901 (S. 159) ter aanvulling van de Wet van 19 Aug. 1861 (S. 72) en latere wijzigingen, betrekkelijk de Nationale Militie ')• Art. 11. Het geneeskundig onderzoek omtrent de geschiktheid voor de krijgsdienst, dat ingevolge deze wet moet plaats hebben, geschiedt naar regelen door Ons gesteld. Door Ons worden ook bepalingen vastgesteld ten aanzien van het geneeskundig onderzoek van zich niet binnen het Rijk bevindende personen, omtrent wier vrijstelling van of wier ongeschiktverklaring voor de dienst wegens ziekelijke gesteldheid of gebreken door den militieraad of door Ged. Staten uitspraak moet worden gedaan en die door ziekte of i) Zie Wetboek blz. 35, gebreken buiten staat zijn voor den militieraad of voor Ged. Staten te verschijnen. Art. 45. Vrijstelling van de dienst bij de Militie wordt verleend aan den loteling 1°. die kleiner is dan 1,55 meter; 2°. die door ziekelijke gesteldheid of gebreken voor de krijgsdienst ongeschikt wordt geoordeeld. Art. 66. De militieraad wordt bijgestaan door een burgerlijk geneeskundige en een officier van gezondheid. De burgerlijke geneeskundige wordt door den raad en de officier van gezondheid door den chef van de geneeskundige dienst van de zee- of van de landmagt aangewezen. Is geen officier van gezondheid beschikbaar, dan wijst de militieraad een tweeden burgerlijken geneeskundige aan. De burgerlijke geneeskundigen worden zooveel mogelijk dagelijks afgewisseld. De tot bijstand van den militieraad aangewezen burgerlijke geneeskundigen zijn verpligt den van hen gevordenden bijstand te verleenen op den tijd en de plaats hun door den voorzitter van den militieraad bekend gemaakt en den ingevolge art. 67 voorgeschreven eed of belofte af te leggen. Art. 67. De burgerlijke geneeskundigen en de officieren van gezondheid leggen, eenmaal voor elke ligting, alvorens hunne werkzaamheden bij den militieraad aan te vangen, in handen van den voorzitter van den raad een eed of belofte af, volgens een daarvan door Ons te geven voorschrift'). Art. 68. De in art. 66 bedoelde burgerlijke geneeskundigen genieten voor elke vergadering, die zij bijwonen, een door Ons te bepalen presentiegeld. Zij ontvangen voorts, zoo zij zich ter behandeling der zaken van den militieraad buiten hunne woonplaats moeten begeven, reis- en verblijfkosten uit 'sRijks kas, volgens het door Ons te bepalen bedrag. Art. 75. De loteling, die wegens ziekte of gebreken buiten staat is voor den raad te verschijnen, wordt onderzocht op ') Zie Wetboek blz. 36. de plaats, waar hij zich bevindt, mits deze binnen het Rijk gelegen zij. Dit geschiedt door een daartoe door den militieraad aan te wijzen burgerlijk geneeskundige en door den aan den raad toegevoegden officier van gezondheid, te zamen of afzonderlijk. De burgelijke geneeskundige en de officier van gezondheid zenden elk eene door hem onderteekende, omstandige verklaring omtrent den toestand van den loteling aan den voorzitter van den raad. De burgerlijke geneeskundige legt, indien hij den in art. 67 bedoelden eed of belofte nog niet heeft afgelegd, dien als nog mondeling of schriftelijk in handen van den voorzitter af. Ieder daartoe door den militieraad aangewezen burgeilijk geneeskundige is verpligt het hem opgedragen onderzoek te doen binnen den tijd en op de plaats, hem door den voorzitter van den militieraad bekend gemaakt; den voorgeschreven eed of belofte mondeling of schriftelijk af te leggen, zoo hij dien nog niet heeft afgelegd, en de omstandige verklaring, in den tweeden volzin van de tweede zinsnede bedoeld, binnen den door den voorzitter van den militieraad bepaalden tijd, aan dien voorzitter te zenden. Art. 79. De militieraad is niet verpligt, in het doen van zijne uitspraken, het gevoelen van de geneeskundigen, die hem bijstaan, te volgen. Art. 85. Ingeval de bezwaren zijn ingebracht op grond van het al of niet verleenen van vrijstelling wegens ziekelijke gesteldheid of gebreken, doen Ged. Staten geene uitspraak dan na den betrokken loteling voor zich te hebben doen verschijnen en geneeskundig onderzoeken. Ged. Staten worden in dat onderzoek bijgestaan door een ander burgerlijk geneeskundige en een ander officier van gezondheid dan die den militieraad bij het doen van de uitspraak, waartegen bezwaar is ingebracht, hebben bijgestaan. Ged. Staten kunnen den loteling, die wegens ziekte of gebreken buiten staat is, voor hen te verschijnen, doen onderzoeken op de plaats waar hij zich bevindt, mits deze binnen het Rijk gelegen zij. Dit geschiedt op de in art. 75 voorgeschreven wijze (en onder de verplichtingen voor de geneeskundige aldaar genoemd). Art. 100. Wanneer een loteling binnen vier maanden na zjjne aflevering blijkt voor de dienst ongeschikt te zijn, wordt zijne herkeuring bij Ged. Staten der provincie, voor welke hij heeft geloot, aangevraagd. Binnen veertien dagen na dien aanvraag doen Ged. Staten den loteling voor zich verschijnen en, is de herkeuring aangevraagd wegens ziekelijke gesteldheid of gebreken, door geneeskundigen onderzoeken (Ged. Staten worden daarin bijgestaan als boven). Van de uitspraak van Ged. Staten, krachtens dit artikel te doen, is geen beroep toegelaten. Wet van 5 Juni 1905 tot nadere wjjziging van do Wet van 1 Juni 1865 (S. 61), regelende de uitoefening der artsenijbereidkunst '). Art. 1. Het eerste lid van art. 12 der Wet van 1 Juni 1865 (S. 61) gewijzigd bij de wetten van 15 April 1888 (S. 64) en 21 Juni 1901 (S. 157)2) wordt gelezen als volgt: «Zij mogen behoudens hetgeen in het tweede lid van art. 17 bepaald is, de recepten aan niemand ter inzage, noch afschrift daarvan geven dan aan de geneeskundige die ze voorschreef of die den zieke behandelt, aan hem zelf en aan de regterlijke ambtenaren of de ambtenaren van het Staatstoezigt op de Volksgezondheid, met het onderzoek van die recepten belast. Art. 2. Aan art. 17 der in het voorgaande artikel genoemde wet worden toegevoegd twee leden, luidende: „Hjj is bevoegd aan op openbaar gezag ingestelde lichamen, naamlooze vennootschappen, wederkeerige verzekering- of waarborgmaatschappijen, coöperatieve of andere, rechtspersoonlijkheid bezittende, vereenigingen of aan stichtingen, voor welker ') Zio Supplement V 26, *) Zie Supplement III bj. 17, rekening, leden of anderen, geneesmiddelen worden verstrekt, eene gespecificeerde rekening der voor hare rekening geleverde geneesmiddelen en afschrift der recepten te geven. De bestuurders van en de verdere personen, werkzaam aan de in het voorgaande lid bedoelde lichamen, vennootschappen, maatschappijen, vereenigingen of stichtingen, mogen de gespecificeerde rekening en de afschriften der recepten aan niemand ter inzage, noch afschrift daarvan geven dan aan den geneeskundige, die den recepten voorschreef, of aan de andere in het eerste lid van art. 12 genoemde personen. BESLUIT van 23 Jan. 1906 (S. 8) tot vaststelling van de vierde uitgave der Nederlandsche Pharmacopee. Art. 1. De vierde uitgave der Nederlandsche Pharmacopee, door Onzen Minister van B. Z. gewaarmerkt, wordt vastgesteld en het tijdstip der invoering bepaald op 1 Juli 1906 '). Met dat tijdstip vervalt de derde uitgave, vastgesteld bij K. Besluit van 27 Sept. 1889 (S. 125). Art. 2. De middelen in de Pharmacopee met een kruisteeken aangeduid, behoeven niet in elke apotheek voorhanden te zijn. KON. BESLUIT van 24 Jan. 1906 (S. 9) tot nadere aanwijzing van de geneesmiddelen, bedoeld in het vierde lid van art. 9 der wet van 1 Juni 1865(S. 60). Art. 1. Met ingang van 1 Juli 1906 mogen op de lijst van geneesmiddelen, bedoeld in het vierde lid van art. 9 der wet van 1 Juni 1865 (S. 60), de volgende geneesmiddelen niet ontbreken: a. geneesmiddelen, die in de gesloten vergiftkast bewaard moeten worden; b. geneesmiddelen , die desverkiezende buiten de vergiftkast bewaard mogen worden, mits zij duidelijk een blauw kruis als kenmerk dragen ; ') Bij later Kon. Besluit bepaald op 1 Oct. c. geneesmiddelen, die tegen den invloed van het licht beschut moeten worden, door bewaring in Hesschen van zwart, rood of donker-geelbruin glas ; d. geneesmiddelen, die in kalk-stopflesschen bewaard moeten worden. Acetum Digitalis. b. c. Acidum arsenicosum. a. „ boricum. „ hydrochloricum dilutum. Adeps Lanae cum Aqua. Aether. c. Ammonia liquida. Amylurn Oryzae. Antipyrinum. Aqua. „ Laurocerasi. c. Bicarbonas natricus. Brometum kalicuin. „ natricum. Camphora. Ckloras kalicus. Chloretum ammonicum. „ hydrargyricum. a. „ hydrargyrosuin. b. c. „ natricum. Chloruformum ad Narcosin. a. c. Euiplustrum Cantharidum, Kxtractum Belladonnae. b. c. „ Chinae liquidum. c. n (irentianae. c. „ Hydrastis liquidum. b. c. „ Khamni purshianae liquidum. c. » Secalis cornuti. b. c. „ Strychni. o. c. d. Folia Digitalis. b. d. „ Sennae. ölycerinum. Gobsypium depuratum. Hydras Chlorali. a. Hydrochloras Cocaini. a. „ Codeini. a. „ Murphini. «. lodetum kalicum. c. lodoformum. c. Lycupodium. Nitras argenticus. b. „ bismuthicus basicus. Nitris aethylicus cum Spiritu. c. Oleum Foeuiculi. r. „ Meuthae piperitae. c. „ Olivarum. c. „ Ricini. c. Oxydum hydrargyricum flavum. a .c. „ zincicum. Pastillae Chloreti hydrargyiici. a. Phenolum liquefactum. b. c. Pulvis Corticis Radicis Ipecacuanhae. „ Gummi arabici. n Opii. a. c. d. „ „ compositus. b. c. d. „ Radicis Rhei. „ Saccbari. „ „ Lactis. „ Tuberum Saleb. Salicylas natricus. Santoninum. b. c. Secale cornutum. b. Sirupus lodeti ferrosi. Sulntio Acetatis plumbici basici. b. Ammoniae spirituosa anisata. , Camphorae spirituosa. n Chloreti ferrici. b. c. „ Iodii spirituosa. c. Spiritus. Sulfas Atropini. «. n Chinini. c. „ cupricus. „ natricus. „ Physostigmini. a. e. d. n zincicus. Sulfldum stibicum. c. d. Talcum, Tannas Chinini. c. Tauninum. Tartras kalico-stibicus. u. c. Tela. „ cum Iodoformo. c. Tinctura Opii crocata. «. c. „ Strophanthi. «. c. Trochisci Santonioi. c. Unguentum Hydrargyri. Vaselinum flavum. Vinum Ipecacuanhae. c. BESCHIKKING van don Minister van B. Z. van 1 Febr. 1906, n°. 1094, afdeeling Binnenlandsch Bestuur, houdende nadere vaststelling der lijsten van vergiften en geneesmiddelen, bedoeld in de art. 7 en 30 der wet van 1 Juni 1865 (S. 61). De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft vastgesteld: A. Lijst van vergiften die in de gesloten vergiftkasten bewaard moeten worden. Acetum mylabridum. Acidum arsenicosum. „ hydrocyanium dilutum. Arsenas natricus. Bromoformum. Cantharides. Cevadinum. Chloretum hydrargyrico- auimonicum. „ hydrargyricum. Chlorofoinum. „ ad narcosin. Codeinum. Extractum opii. „ strychni. Hydras chlorali. Hydrobromas homatropini. v scopolamiui. Hydrochloras apomorphini. „ cocaini. „ codeini „ morphini. Hydrochloras pilocarpini. Iodetum hydrargyricum. Liquor arsenicalis Fowleri. Mylabrides. Nitras strychnini. Oleuui crotonis. Opium. Oxydurn hydrargyricum flavum. , rubrum. Pastillae chloreti hydrargyrici. Phosphorus. Semeti strophanthi. , strychni Solutio nitroglycerini. Sulfas atropini. „ physostigmini. Tinctura cantharidum. opii. „ „ crocata. „ strophanthi. , strychni. B. Lijst van vergiften die, mits zij duidelijk een blanw kruis als kenmerk dragen, desverkiezende buiten de gesloten vergiftkasten bewaard mogen worden. Acetas plumbicus. Acetum digitalis. „ scillae. Acidum aceticnm concentratum. „ chromicum. „ hydrochloricum. r nitricnm. „ sulfuricum. „ trichloraceticum. Bulbus scillae. Carbonas plumbicus. Chloretum ferricum. „ hydrargyrosum. tope vaporis aquae paratum. „ zincicum. Coffeinum. Extractum belladonnae. , cannabis. „ colocynthidis. „ hydrastis liquidum. „ hyoacyami. Extractum secalis cornuti liquidum. Folia belladonnae. „ digitalis. „ hyoscyami, „ stratnonii Fructus bruceae. Guaiacolum. Herba cannabis indicae. „ lobeliae. , sabinae. Hydras kalicus. n natricus. Iodetum hydrargyrosum. Methylsulfonalum. Metadioxybenzolum. ft Naphtholum. Nitras argenticns. „ „in bacillis. Nitris amylieus. Oleum sinapis. Phenolnm. „ liquefactum. Pulvis opii compositus. Pyrogallolum. Resina podophylli. Salicylas natricus cuin theobromino-natrio. Santoninum. Secale cornutum. Semen colchiei. „ crotonis. „ staphidis agriae. Sirupus.codeini. ,, opiatus. „ papaveris. Solutio acetatis plumbici basici. „ chloreti ferrici. „ formaldehydi. „ hydratis kalici. „ „ natrici. Sulfonaluni. Tartras kalico-stibicus. Tinctura aconiti. „ belladonnae. „ colchici. „ digitalis, „ hyoscyami. „ lobeliae. „ opii benzoica. „ seealis cornuti. Tubera aconiti. Vinum colchici. Lijst van geneesmiddelen, die, behalve door de apothekers endoor de geneeskundigen tot het afleveren van geneesmiddelen bevoegd, niet mogen u-orden verkocht — onverschillig tot u-elk doel — beneden de hoeveelheid in die lijst van elk dier middelen bepaald; niet dien verstande, dat dit verbod ook betrekking heeft op als geneesmiddelen verkochte mengsels, oplossingen, aftreksels en andere bereidingen , met behulp van een of meer der op de lijst genoemde middelen beneden de daarin opgegeven hoeveelheden bereid, of u-aarin een of meer dezer middelen beneden die hoeveelheden ontstaan zijn. Gram. Acetanilidum Antifebrine 25 Acetas aethylicus Azijnaether 50 „ kalicus Kaliumacetaat 100 „ plumbicus Loodacetaat (Loodsuiker) 50 Acetotartras aluminicus Aluminiumacetotartraat 50 Acetum digitalis Digitalisazijn 100 „ mylabridum Mylabrisazijn 100 „ pyrolignosum depuratum... Gezuiverde houtazijn 500 „ rhinacanthi Rhinaeanthusazijn 100 „ scillae Scilla-azijn 200 Acidum aceticum concentratum Sterk azijnzuur (IJsazijn) 250 „ arsenicosum Arsenigzuur (Rattenkruit) 150 „ benzoicum Benzoëzuur 25 _ boricum Boorzuur 50 liram. Acidum camphoricum Kamferzuur 50 „ chromicum Chroomzuur 10 „ hydrobromicum Broomwaterstofzuur 50 „ hydrochloricuui Zoutzuur 100 n n dilutum... Verdund zoutzuur 200 „ hydrocyanicum „ Verdund cyaanwaterstofzuur (Verdund blauwzuur) 50 „ lacticum Melkzuur '25 „ nitricum Salpeterzuur 100 „ , dilitum Verdund salpeterzuur 250 „ phosphoricum Phosphorzuur 100 „ salicylicum Salicylzuur 100 ,, sulfuricum Zwavelzuur 100 B „ dilutum Verdund zwavelzuur 500 „ trichloraceticum Trichloorazynzuur 10 Aether Aether 50 „ ad narcosin „ voor narcose 50 „ cum spiritu „ met spiritus (Hoffmanns- druppels) 100 Aloe Aloë 25 Ammonia liquida Ammonia 100 Ammoniacum Ammoniakgomhars 25 Antipyrinum Antipyrine 50 Aqua cinnamomi Kaneelwater 250 „ foeniculi Venkelwater 250 „ laurocerasi Laurierkerswater 250 „ menthae piperitae Pepermuntwater 250 „ picis Teerwater 500 „ plumbi Goulardi Cïoulardwater 1000 Arsenas natricus Natriumarsenaat 5 Asa foetida Duivelsdrek 25 Balsamum copaivae Copaivabalsem 100 „ peruvianum Perubalsem 100 „ tolutanum Tolubalsem 100 „ vitae HoflFmanni Hoffmans balsem 200 Benzoas natricus Natriumbenzoaat 100 „ „ cum coffeino „ met coffeine... 200 Bicarbonas natricus Natriumhydrocarbonaat (Dubbel- koolzure soda) 100 Bisulfas chinini Kininebisulfaat 50 Brometum aethylicum Aethylbromide 50 „ ammonicum Ammoniumbromido 100 „ kalicum Kaliumbromide 100 natricum Natriumbromide 100 Bromoformum Bromoform 25 Camphora monobromata Monobroomkamfer 25 Cantharides Spaansche vliegen 50 Stuks. Capsulae balsami copaivae Capsules met copaivabalsem.... 200 „ olei ricini Capsules met ricinusolie 100 tiram. Carbonas bismuthicus basicus Basisch bisuiuthcarbonaat 50 „ calcicus Calciumcarbonaat 50 „ guaiacoli (inajacolcarbonaat 50 VIII. 2 Gram. Carbonas lithicus Lithiumcarbonaat .. 50 „ magnesicus Magnesiumcarbonaat (Magnesia) 50 Carrageen Iersch mos • • • 100 Catechu Gele cachou (Gambir) 25 Cevadinum Cevadine 5 Blaadjes. Charta antasthmatica Asthmapapier 25 „ sinapizata Mosterd papier 25 Gram. Chininum Kinine 50 Chloras kalicus Kaliumchloraat 100 Chloretum aethylieum Aethylchloride . . 50 „ ammonieum Ammoniumchloride (Salmiak),.. 100 „ ferricum Ferrichchloride 50 ,, et chloretum am- Ferri- en ammoniumchloride.., 50 monicum „ hydrargyrico-ammonicum. Mercuri-ammoniumchloride (Wit precipitaat) 50 „ hydrargyricum Mercurichloride (Sublimaat).... 50 ,, hydrargyrosum Mercurochloride (Calomel) 50 „ ,, ope vaporis „ aquae paratum Stoomcalomel 50 „ zincicum Zinkchloride 50 Chloroformum Chloroform 200 „ ad narcosin „ voor narcose 200 Chrysarobinum Chrysarobine 25 Citras magnesicus efferveseens Bruismagnesia 200 Codeinum Codeïne 10 Cotfeinum Coffeïne 10 Collodium cnm acido salicylico Salicylzuureollodium 100 „ „ oleo ricini Collodium met ricinusolie 100 Cortex alyxiae Alyxiabast 100 „ casearillae Cascarillebast 100 „ chinae Kinabast 100 „ condurango Condurangobast 100 „ fructus granasi Granaatappelschil 100 „ granati Granaatbast 100 „ rhamni frangulae Rhamnusbast 100 „ „ purshianae Cascarabast 100 „ simarubae Simarubabast 100 .> syzygii Svzygiunibast 100 viburni Viburnumbast 100 Crocus martis Staalpoeder 100 Klectuarium sennae compositum.... riuimenconserf 200 Elemi Elemihars 25 Eniplastrum adhaesivum Kleefpleister H)0 „ aromaticum Aromatische pleister 10 „ cantharidum Spaansche-vliegpleister 100 „ gummosum Diachylonpleister 100 „ hydrargyri Kwikpleister 100 „ oxydi plnmbici Loodpleister (Diapalmpleister).. 250 „ saponatum Zeeppleister 100 Eugenolum Eugenol 50 Extractum Aloes Aloë extract '-5 Gram. Extractum belladonuae Belladonnaextract 25 „ calumba Calumbaextract 25 „ cannabis Indische-hennepextract 25 „ cardui benedicti Gezegende-distelkruidextract.... 25 „ casoarillae Cascarilleëxtract 25 „ centaurii Duizendguldenkruidextract 25 „ chinae Kinaextract 50 „ „ liquidum Vloeibaar kinaextract 250 „ eolocynthidis Kolokwintenextract 25 ,. condurango liquidum.... Vloeibaar condurangoextract... 100 „ filicis Varenextract 25 „ gentianae Gentiaanextract 25 „ granati Granaatbastextract 25 „ helenii Heleniumextract 25 „ hydrastis liquidum Vloeibaar hydrastisextract 200 „ hyoscyami Hyoscyamusextract 25 „ liquiritiae Zoethoutextract 25 „ opii Opiumextract 25 „ ratanhiae Ratanhiaextract 25 „ rhamni frangulae Rhamnusextract 25 „ „ purshianae liquidum Vloeibaar cascaraextract 200 „ rhei Rhabarberextract 25 „ „ compositum Samengesteld rhabarberextract.. 50 „ secalis coruuti Moederkoornextract 100 „ „ „ liquidum . Vloeibaar moederkoornextract.. 200 „ strychni Strychnosextract 25 „ taraxaci Taraxacumextract 25 „ trifolii Driebladextract 25 „ valerianae Valeriaanextract 25 „ viburni prunifolii liquidum Vloeibaar viburnumextract 100 Ferrum reductum Door reductie met waterstof bereid ijzer 50 Flores arnicae A rnicabloemen 100 „ cinae Cinahloemen (Wormkruid) ..... 100 Folia abri Abrusbladen 100 „ althaeae Athaeabladen 50 „ anacardii Anacardiumbladen 100 „ belladonnae Belladonna (Doodkruid)-bladen . 200 „ bidentis Bidensbladen 100 „ bixae Bixabladen 100 „ blumeae Blumeabladen 100 „ digitalis Digitalisbladen 200 „ eucalypti Eucalyptusbladen 100 „ hydrocotylis Hydrocotylebladen 100 „ hyoscyami Hyoscyauius (Bilzenkruid)bladen 200 „ ortosiphonis Ortosiphonbladen 100 „ psidii Guajavabladen 100 „ salviae Saliebladen 50 „ sennae Sennabladen. 100 „ stramonii Stramomum (Doornappel)-bladen 200 „ symploci Symplocosbladen 100 ,, trifolii fibrini Uriebladliladen 100 Gram. Folia uvae ursi Uva-ursi (Beeredruif)*bladen .«■ 100 Fructus bruceae Bruceavruchten 100 „ colocynthidis Kolokwinten 50 „ cubebae Staartpeper 100 papaveris Papavervruchten (Slaapbollen). 200 Galbanum Moederhars 25 Gallas bismuthicns basicus Basisch Bismuthgallaat (Derma- tol 50 Gelatina oxydi zincici Zinklijm 500 Glandulae lupuli Hopklieren 50 Glycerinum Glycerine, 50 Glycerinum cum tragacantha Glycerine met tragacanth 100 Gossypium cum hydrochlorate chinini Kinine (Bloedstelpende) watten. 2;>0 „ cum iodoformo Jodoformwatten 250 Guaiacolum Guajakol 50 Herba cannabis indicf.e Indische-hennepkruid 100 cardui benedicti Gezegende-distelkruid 100 centaurii Duizendguldenkruid 100 „ lobeliae Lobeliakruid 100 „ sabinae Sevenboomkruid v 200 Hydras chlorali Chloralhydraat 100 „ terpini Terpinehydraat . 25 Hydrobromas homatropini Hornatropinehydrobromide I scopolamini Scopolaminehydrobromide i Hydrochloras apomorphini Apomorphinehydrochloride 1 „ chinini Kininehydrochloride 50 „ cocaini Cocaïnehydrochloride 10 „ codeini Codeïnehydrochloride lo „ morphini Morphinehydrochloride 50 pilocarpini Pilocarpinehydrochloride 1 Hypopliosphis calcicus Calciumhypophosphiet 25 „ natricus Natriumhypophosphiet 25 Infusum hyoscyami oleosum Hyoscyamusolie 100 „ sennae compositum Weener laxeerwater 300 Iodelum hydrargyricum Mercuriiodide 50 „ hydrargyrosum Mercuroiodide 50 „ kalicum Kaliumiodide 100 „ natricum Natriumiodide 100 Iodium lood 10 Iodofornum Iodoform 100 Kreosotum Kreosoot 100 I.actas ferrosus Ferrolactaat 50 I.actucarium Lactucarium 25 Lichen islandicus IJslandsch mos 100 Linimentnm ammoniae Ammoniasmeersel 500 calcis Lijnolie met kalkwater 500 Liquor arsenicalis Fowleri Fowlers vloeistof 100 „ kresoli saponatus Kresol-zeepoplossing (Lysol)... 100 „ picis lithanthracis Koolteeroplossing 250 Mannitum Manniet.. 25 Mei rosatum Rozenhoning 250 Mentholum Menthol 25 Methylsulfonalum Methylsultonalum (Inonal)... Metadioxy benzolu Metadioxybenzol (Resorcine).. 50 50 Gram. Mylabrides Mylabris-kevers 50 Myrrha Myrrha .. f Naphthalinum Naphthaline d Naphtholum Naphthol Ni tras argenticus Zilvernitraat........ • ••••••;• in bacillis „ m staafjes (Helsche ' steen) . ^ bismuthicus basieus Basisch bismuthnitiaat........ 50 elutus... Uitgewasschen basisch bismutn- nitraat 50 „ kalicus Kaliumnitraat 25 , natricns Natrium nitraat.. " strychnini Strychmnenitraat. . Nitris aethylicus c. spintu Aethylnitriet met spiritus 200 „ amylicus Amylmtriet Oleum betulae empyreumaticum ... mn depuratum Berkenteerolie ,, cajuputi Kajoepoetiholie »••• 50 caryophyllorum * • • Kruidnagelolie ,, crotonis Crotonolie 0 " t&ZZZfT.ÏT. mm. ■« foeniculi Venkelolie 50 " Ieeoris as'eili c. benzoate ferrico Staallevertraan 500 „ Ieeoris aselli c. iodeto ferroso lood ijzer-levertraan ow ,, Iuniperi empyreumaticum.... Cadeolie. Laurierolie.. IUU " lanrocerasi Laurierkersolie 10 » mvristicae. .«»••••••••••••• Muskaat uotör #••••••••••••••* " S. Ricinusolie (Wonderolie) 200 " santali ^ndel°ii?- ,, sinapis Mosterdolie ... • • • „ terebinthinae depuratum Gezuiverde terpentijnolie 5U Olibanum, Wierook - Opium Op"111 .'--y.r' Oxydum hydrargyricum flavum.... treel mercurioxyde (Ueel pr e pitaat) ••••••••••••'' * rubrum... Rood mercurioxyde (Roodpreci- " " pitaat 50 magnesicum Magnesium oxyde (Gebrande magnesia) ou „ zincicum Zinkoxyde *00 Oxymel simplex ^XShonig!!!!!!!!."!!!! •" 250 „ scillae scma azijnnonig.. Pasta zinci oleosa Zinkoxyde met olie «U „ „ salicylata Zinkpasta Pastillae chloreti hydrargyrici Sublimaatpastilles 100 „ saccharini Saccharinepastilles ■««« Pepsinum £eP?'ne \ ?o Permanganas kalicus Kaliumpermanganaat i" Phenacetinum Phenacetine Gram. Phenolum Phenol (Carbolzuur) 250 „ liquefactum Vloeibaar phenol 300 Phosphas calcicus Calciumphosphaat 50 „ natricus Natriumphosphaat 50 Phosphorus Phosphorus 50 Stuks. Pilulae Blaudii Blauds pillen (Staalpillen) 1000 „ iodeti ferrosi Ferroiodidepillen (Blancards pillen 1000 „ laxantes Laxeerpillen 1000 „ sulfatis chinini Kininepillen 1000 Gram. Pulvis acidi salicylici cum talco.... Salicylzuur-strooipoeder 200 „ aerophorus Bruispoeder 100 „ antacidus Zuurpoeder 100 „ aromaticus Aromatisch poeder 50 „ gummosus Samengesteld gompoeder 100 „ liquiritae compositus Laxeerpoeder 200 „ opii compositus Samengesteld opiumpoeder 100 Pyrogallolum Pyrogallol 25 Pyrophosphas ferricus cum citrate Ferrypyrophosphaat met animo- ammonico niumcitraat 50 „ natricus Natriumpyrophosphaat 50 Radix althaeae Althaeawortel 50 „ calumba Calumbawortel 50 „ gentianae Gentiaanwortel 50 „ helenii Heleniumwortel 50 „ ipecacuanhae Ipecacuanhawortel 100 „ jalapae Jalappawortel 100 „ ratanhiae Ratanhiawortel 100 „ rhei Rhabarberwortel 50 „ sarsaparillae Sarsaparillewortel 50 „ senegae Senega wortel 50 „ valerianae Valeriaan wortel 50 Resiua jalapae Jalappehars 25 ,, podophylli Podophyllumhars (podophylline) 25 Rhizoma filicis Varenwortel 100 „ hydrastis Hydrastiswortel 100 „ podophylli Podophyllumwortel 100 Rob iuniperi Rob van jenevervruchten 250 „ sambuci Vliergelei 250 Saccharas ferricus Staulsuiker 100 Saccharinum Saccharine 10 Saccharum lactis Melksuiker 100 Sal carolinum facticium Kunstmatig Karlsbaderzout.... 250 „ Emsanum „ „ Emserzout 250 „ Hunyadi Janos „ „ Hunyadi Janoszout 250 „ Vichy „ „ Vichyzout 250 „ Wildungense „ „ Wildungerzout.... 250 Salicylas ammonicus Ammoniumsalicylaat 50 „ antipyrini Antipyrinesalii'ylaat(Salipyrine) 50 „ bismuthicus basicus Basisch bismuthsalicylaat 50 „ methylicus Methylsalicylaat 50 „ natricus Natriumsalicylaat 50 Gram. Salicylas natricus cum coffeino Natriumsalicylaat met coffeine.. 50 J „ theobro- „ met theobro- mino mine (Diuretine).. .. . 50 phenoli Phenylsalicylaat (Salol) 50 Santoninum Santoaine.. « Sapo arouiaticus Opodeldoch - Vaiinus Kalizeep " medicatus. Medicinale zeep 200 superadipatus cum pice liquida Leerzeep .. . . » » SUlfUreprae'7wavelZeep 200 cipitato /.waveizeep ... Secale cornutum Moederkoorn Semen colchici Colchicunwaad au „ crotonis Crotonzaad au „ staphidis agriae Staverzaad. au stropbanthi Strophanthuszaad strychni Strychnoszaad (kraanoog) 100 , syzygii Syzygiumzaad 50 Sirupus althaeae Althaeastroop - „ aurantiorum Oranjeschilstroop cinnamomi Kaneelstroop «u codeine Codeïnestroop aOO diaeodii Diacodionstroop " iodeti ferrosi Ferroiodidestroop 250 iodotannicus Iood-looizuurstroop -50 , ipecacuanhae Ipecacuanhastroop ^U liquiritiae Zoethoutstroop , opiatus Opiumstroop 500 ' papaveris Papaverstroop f50 rhamni frangulae Rhamnusstroop ' rhei Rhabarberstroop 250 «i«ne0 Trochisci bicarbonatis natrici Natriumhydrocarbonaatkoekjes.. '-00 „ bicarbonatis natrici compo- siti Kunstmatig-Emserzoutkoekjes .. 200 „ catechu Cachoukoekjes 200 chloratis kalici Kaliumchloraatkoekjes 200 „ ferrati Staalkoekjes 200 „ ipecacuanhae Ipeacuanhakoekjes 200 ,, santonini Santoninekoekjes (Wormkoekjes) 200 Tuber aconiti Aconitumknollen 100 „ saleb Saleb 1^ TJnguentum acetatis plumbici basici. Zalf met basisch loodacetaat.... „ acidi borici Boorzalf 250 carbonatis plumbici Zalf met loodcarbonaat en kam- camphoratum fer (Kamferzalf) 250 „ chloreti hydrargyrico- Mercuri-ammoniumchloridezalf ammonici (Wit precipitaatzalf) 250 ,, diachylon Diachylonzalf 250 „ elemi Elemizalf. 2;>0 26 Gram. „ hydrargyri Kwikzalf '250 „ „ fortius Sterke kwikzalf 250 „ iodeti kalici Kaliumiodidezalf. 250 „ iodii Ioodzalf 250 „ iodoformi iodoformzalf 250 „ leniens Coldcream 250 „ oxydi hydrargyrici flavi Geel-mercurioxydezalf 250 „ „ „ rubri Rood-mercurioxydezalf. (Rood-precipitaatzalf) 250 „ „ zincici Zinkzalf 250 „ picis Pikzalf 250 „ „ compositum Hoofdzeerzalf. 250 „ resinosum flavum Althaeazalf 250 „ sulfuratum compositum. Samengestelde zwavelzalf (Schurftzalf) 250 „ tartratis kalico-stibici.. Pokzalf. 250 „ terebinthinaceum Terpentijnzalf (Spijkerbalsem).. 250 Valeriauas zincicus Zinkvalerianaat 50 Vaselinum album Witte vaseline 50 „ flavum Gele „ 50 Vinum amarum Bitterwijn 250 „ chinae Kinawijn 1000 „ „ ferratum „ metstaai 1000 „ colchici Colchicumwijn 200 „ condurango Condurangowijn 500 „ ipecacuanhae Ipecacuanhawijn 200 „ pepsini Pepsinewijn 500 „ rhamni purshianae Cascarawijn 250 „ rhei Rhabarberwijn 250 „ stibiatum Braakwijn 200 „ tartratis kalici ferrati Staalwijn 200 BUITENGEWONE MAATREGELEN TOT AFWENDING VAN EENIGE BESMETTELIJKE ZIEKTEN. Het Kon. Besluit tot verbod van door- en vervoer van lompen') is met ingang van 15 Juni 1906 opnieuw vooreen jaar verlengd. Bij Kon. besluit van 19 Juni (S. 132) zijn de wetten van 4 Dec. 1872 (S. 134) en van 28 Maart 1877 (S. 35) weder even alB het vorige jaar van toepassing verklaard op meningitis cerebrospinalis epidemica l). MAATREGELEN TEGEN CHOLERA. KON. BESLUIT van 22 Sept. 1905 (S. 275), tot nadere vaststelling van buitengewone maatregelen tot afwending der Aziatische cholera en tot wering harer uitbreiding en gevolgen. Art. 1. Onverminderd de bestaande bepalingen omtrent het verbod van in-, door- en vervoer van lompen, gebruikte kleedingatukken en ongewasschen lijf- en beddegoed uit landen en plaatsen, door Onze Ministers van B. Z. en van Financiën aan te wijzen, is in-, door- en vervoer van onbewerkte wol en haar, huiden, bontwerk en andere voor het overbrengen van besmetting vatbare voorwerpen verboden uit landen of plaatsen , door Onze Ministers van B. Z. en van Financiën aan te wijzen. De aanwijzingen worden door plaatsing in de Ned. Staatscourant ter algemeene kennis gebracht. Bij aanwijzingen betreffende den in- of doorvoer uit landen, die toegetreden zijn tot de op 15 April 1893 te Dresden ge- ') Zie Supplement VII blz. 78. J) Zie Supplement VII blz. 35. sloten en bij de wet van 9 Juli 1894 (S. 94) ') goedgekeurde internationale overeenkomst tot wering der cholera, gedragen Onze genoemde Ministers zich naar de bepalingen van die overeenkomst. Art. 2. De gemeentebesturen en de burgemeesters, ieder voor zooveel hem aangaat, dragen nauwlettend zorg voor eene doeltreffende toepassing van de bepalingen der wet van 4 Dec. 1872 (S. 134), gewijzigd bij de wetten van 3 Dec. 1874 (S. 188), 28 Maart 1877 (8. 36), 15 April 1886 (S. 64), 8 April 1893 (S. 64), 21 Juli 1899 (8. 166) en 21 Juli 1901 (S. 157) =). Uittreksels uit den tekst dier wet, voorzoover de bepalingen op Aziatische cholera toepasselijk zijn en de herinnering daarvan aan de ingezetenen van belang moet worden geacht, benevens uit den tekst van Ons tegenwoordig besluit, worden vanwege Onzen Minister van B. Z., zoodra deze dit noodig acht, aan de gemeentebesturen verzonden, ten einde in elke gemeente te worden aangeplakt. Art. 3. Een ieder is verplicht de inlichtingen, door ambtenaren of geneeskundigen van hem verlangd ter zake van de uitvoering van Ons tegenwoordig besluit, nauwkeurig en naar waarheid onverwijld te geven. Art. 4. In de aan de grenzen des lands gelegen gemeenten, door Onze Ministers van B. Z. en van Financiën aan te wijzen, worden geene personen, als bedoeld in het laatste lid, sub a, van Hoofdstuk V van Bijlage I van de op 15 April 1893 te Dresden gesloten internationale overeenkomst tot wering der cholera, of geene personen uit door Onze genoemde Ministers aangewezen naburige met Aziatische cholera besmette buitenlandsche gemeenten, als bedoeld in Hoofdstuk VI van Bijlage I van genoemde overeenkomst, toegelaten dan na geneeskundig onderzocht en zoo noodig ontsmet te zijn. Onze Ministers van B. Z., van Financiën en van Waterstaat, Handel en Nijverheid kunnen bepalen, dat personen, als bedoeld in het laatste lid, sub b, van Hoofdstuk V van Bijlage I van die overeenkomst, in Nederland slechts worden toegelaten langs de wegen en casu quo met de treinen, daartoe door ') Zie Supplement II blz. 5. 3) Zie Supplement III blz. 17. hen aan te wijzen. Zij kunnen voorschriften geven ten aanzien van het geneeskundig onderzoek, de ontsmetting en de wijze van vervoer naar de plaats van bestemming van die personen. Het onderzoek, in de voorgaande leden bedoeld, geschiedt door een geneeskundige, die daartoe door Onzen Minister van B. Z., met toekenning van eene door dezen te bepalen vergoeding, tot wederopzegging wordt aangewezen. De beschikkingen tot aanwijzing van bedoelde gemeenten, wegen en casu quo treinen, worden in de Aerf. Staatscourant geplaatst, ten minste één dag, voordat zij in werkingtreden. Uitzonderingen op het verbod worden niet toegestaan dan met inachtneming van de voorschriften, daaromtrent door Onze Ministers van B. Z., van Financiën en van Waterstaat, Handel en Nijverheid gegeven. Art. 5. Een ieder, die waarneemt, dat een persoon aan Aziatische cholera lijdt of ziekteverschijnselen vertoont, welke het ontstaan van Aziatische cholera doen verwachten, of die waarneemt, dat van goederen, waarvan in-, door- en vervoer verboden is, in-, door- of vervoer plaats heeft, is verplicht, daarvan onverwijld kennis te geven aan den burgemeester of den meest nabijzijnden ambtenaar van Rijks- of gemeentepolitie, of — wanneer het den invoer van goederen betreft — aan den meest nabijzijnden ambtenaar van 's Rijks belastingen. Deze verplichting rust in het bijzonder op houders van vervoermiddelen en daarbij geëmployeerden. Art. 6. De burgemeester van elke gemeente is bevoegd, op personen die aan Aziatische cholera lijden ot ziekteverschijnselen vertoonen, welke het ontstaan van Aziatische cholera doen verwachten, en op ben, die met zoodanige personen in aanraking zijn geweest, na ingewonnen advies van den inspecteur, krachtens de Gezondheidswet belast met het toezicht op de handhaving van de wettelijke bepalingen betreffende besmettelijke ziekten, of van een met voorkennis van dezen geraadpleegden geneeskundige, door hem noodig geachte maatregelen van "onderzoek, afzondering en ontsmetting te doen toepassen en hen naar eene openbare inrichting of andere verblijfplaats in de gemeente ter verpleging te doen overbrengen. De hierbedoelde zieke of verdachte personen zijn verplicht zich aan die maatregelen te onderwerpen en mogen zich niet zonder vergunning van den burgemeester naar eene andere plaats begeven. Art. 7. Op de goederen van welke, niettegenstaande daarvan in-, door-of vervoer verboden is, in-, door- of vervoer plaats heeft, is artikel 5 van de wet van 4 Dec. 1872 (S. 184) toepasseljjk. Art. 8. De burgemeester doet de hand houden aan een nauwkeurig bijhouden van het in art. 438 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde register in slaapsteden en logementen, en doet, voorzoover hem dat noodig voorkomt, toezicht houden op de aldaar nachtverblijf houdende reizigers. Indien vanwege het gemeentebestuur een geneeskundige met het houden van toezicht op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde reizigers belast is, zijn dezen verplicht dien geneeskundige bij zich te ontvangen en hem alle verlangde inlichtingen ter zake van de uitvoering van Ons tegenwoordig besluit te verschaffen, tenzij zij kunnen aantoonen binnen de laatste vijf dagen niet in eene met Aziatische cholera besmette plaats vertoefd te hebben. Art. 9. De burgemeester is bevoegd, na advies van een' geneeskundige, het uitvoeren van verdachte en voor het overbrengen van besmetting bijzonder vatbare voorwerpen, van welken aard ook, uit een huis, erf of vaartuig, waar een geval ot een verdacht geval van Aziatische cholera voorkwam, anders dan met inachtneming van de door hem te geven voorschriften, te verbieden. Art. 10. In spoedeischende gevallen zijn de bestuurders van Rijksinrichtingen, voorzoover de dienst in hunne inrichting het toelaat, verplicht, op verzoek van een'burgemeester aan dezen onmiddellijk te doen toekomen of ten gebruike af te staan tot hunne inrichting behoorend materieel, noodig voor behandeling, verpleging, afzondering, ontsmetting of vervoer van lijders aan Aziatische cholera of daarvan verdachten, of voor ontsmetting of vervoer van besmette goederen. Bij weigering of verschil wordt onverwijld de beslissing ingeroepen van het hoofd van het Departement, waaronder de inrichting ressorteert. Art. 11. Door Onze Ministers van B. Z. en van Waterstaat, Handel en Nijverheid kan worden bepaald, dat aan de door hen aan te wijzen grensstations der spoor- of tramwegen geneeskundig toezicht gehouden wordt hetzij op alle personen en goederen, hetzij op bepaalde categorieën van personen en goederen, per spoortrein of tram Nederland binnenkomende, door een' geneeskundige, die daartoe door Onzen Minister van B. Z., met toekenning van eene door dezen te bepalen vergoeding, tot wederopzegging wordt aangewezen. Art. 12. De in art. 11 bedoelde geneeskundige is aanwezig bij de aankomst van eiken personentrein of tram uit liet buitenland. Art. 13. Dadelijk na de aankomst van eiken personentrein of tram uit het buitenland aan een station, als in art. 11 van Ons tegenwoordig besluit bedoeld, worden de aldaar bedoelde reizigers door den geneeskundige onderzocht op de wijze, die hem na overleg met den stationschef en den hoogst in rang zijnde der aanwezige ambtenaren van de invoerrechten en accijnzen het meest doeltreffend voorkomt. De goederen (met inbegrip van de bagages, door die reizigers medegebracht) worden, voorzoover de geneeskundige het noodig oordeelt, zoo spoedig mogelijk na aankomst door of namens hem onderzocht op de wijze, die hem na overleg met den stationschef en den hoogst in rang zijnde der aanwezige ambtenaren van de invoerrechten en accijnzen het meest doeltreffend voorkomt. Het volgens dit artikel te verrichten onderzoek van personen en goederen zal steeds zooveel mogelijk samenvallen met het douane-onderzoek. Art. 14. Reizigers, die door den geneeskundige bevonden worden, niet aan Aziatische cholera te lijden, noch verschijnselen van die ziekte te vertoonen, mogen niet worden aangehouden, maar worden terstond tot voortzetting der reis toegelaten. Personen evenwel, wier lichaam of kleederen besmet moeten worden geacht, worden niet tot voortzetting hunner reis toegelaten, dan na reiniging en ontsmetting. Art. 15. De reizigers, die door den geneeskundige bevonden worden aan Aziatische cholera te lijden of verschijnselen van die ziekte te vertoonen, worden, indien de geneeskundige het noodig oordeelt, onverwijld, met inachtneming van art. 9 der wet van 4 Dec. 1872 (S. 134), overgebracht naar eene door den burgemeester der gemeente, waarin het grensstation ligt, volgens art. 18 van Ons tegenwoordig besluit aan te wijzen inrichting voor verpleging van ljjders aan besmettelijke ziekte, en daar afgezonderd en verpleegd. De kosten van vervoer en verpleging worden door de verpleegden of hunne erfgenamen vergoed. Behoeftigen werden op 's Rijks kosten vervoerd en verpleegd, voorzoover niet de kosten daarvan krachtens de wet tot regeling van het armbestuur ten laste eener gemeente moeten worden gebracht. Art. 16. Goederen (met inbegrip van de bagages, door reizigers medegebracht), uit het buitenland aangevoerd, waarvan de in- of doorvoer niet verboden is, mogen niet worden aangehouden dan voorzoover en voor zoolang dit noodig is voor de ontsmetting, volgens de hierna volgende bepalingen. V uil linnengoed, kleederen en voorwerpen, die deel uitmaken van reisgoederen of inboedels (huishoudgoed), komende uit plaatsen, met inachtneming van de bepalingen van de op 15 April 1893 te Dresden gesloten internationale overeenkomst tot wering der cholera, door Onzen Minister van B. Z. inde Ned. Staatscourant aangewezen , worden, voorzoover de geneeskundige dit noodig oordeelt, ontsmet op de wijze, door hem voorgeschreven. Bagages, door reizigers medegebracht, en voor de ontsmetting aangehouden, worden desverlangd aan de eigenaars op hunne kosten door den burgemeester nagezonden. Wat koopmansgoederen betreft, zal ontsmetting — op de wijze, door den geneeskundige voorgeschreven — slechts worden toegepast op goederen en voorwerpen, met inachtneming van de bepalingen van de bovengenoemde internationale overeenkomst, door Onzen Minister van B. Z. in de Ned. Staatscourant aangewezen. L)e ontsmetting zal op zoodanige wjjze moeten plaats hebben, dat de voorwerpen zoo weinig mogelijk beschadigd worden. Brieven en correspondentie, drukwerken, boeken, dagbladen, dienststukken, enz. (postpakketten niet inbegrepen) zullen aan geene enkele belemmering of ontsmetting worden onderworpen. Art. 17. Spoor- of tramwagens (zoo personen- als goederenwagens) , uit het buitenland binnenkomende, zullen aan de grenzen niet worden aangehouden, behoudens dat wagens die bevuild zijn, — indien de geneeskundige het noodig oordeelt — van den trein zullen worden gehaakt en op de wijze door den geneeskundige voorgeschreven, zullen worden ontsmet. Art. 18. De burgemeester van elke gemeente, waarin een grensstation ligt, als in art. 11 van Ons tegenwoordig besluit is bedoeld, zorgt zoo spoedig mogelijk op Rijks kosten, in overleg met den krachtens genoemd artikel aangewezen deskundige: a. voor de inrichting van eene gelegenheid tot afzondering en verpleging van de in art. 15 van Ons tegenwoordig besluit bedoelde reizigers, lijdende aan of verdacht van Aziatische cholera; b. voor eene geschikte plaats voor de ontsmetting van do in art. 16 van Ons tegenwoordig besluit bedoelde goederen; c. voor het personeel, noodig tot hulp of opzicht bij het onderzoek, de afzondering, de ontsmetting of het vervoer van personen en goederen, bedoeld in de artt. 13, 14, 15, 16 en 17 van Ons tegenwoordig besluit; d. voor de noodige geneesmiddelen, ontsmettingsmiddelen, vervoermiddelen, meubelen en ander noodig materieel. Zoo gebruik gemaakt wordt van de inrichting van gemeentewege tot stand gebracht ter voldoening aan art. 7 van de wet van 4 Dec. 1872 (S. 134), bepaalt Onze Minister van B. Z. de som, deswege aan de gemeente te vergoeden. Art. 19. De ambtenaren van Rijks en gemeente-politie, de ambtenaren der invoerrechten en accijnzen en de stationschefs en alle geëmployeerden aan eene spoor- of tramwegonderneming zijn, voorzooveel hun dienst het toelaat, verplicht met al de hun ten dienste staande middelen onverwijld mede te werken tot de uitvoering van de door den krachtens art. 4 of art. 11 van Ons tegenwoordig besluit aangewezen geneeskundige voorgeschreven maatregelen, betreffende het onderzoek, de afzondering, de ontsmetting, behandeling en verpleging, en het vervoer van personen of van goederen. De couducteurs van eiken uit het buitenland binnenkomenden trein of tram zijn verplicht, den geneeskundige, zoo spoedig VIII. 3 mogelijk na aankomst van den trein of tram aan liet station, kennis te geven van de verdachte verschijnselen, die zij bij reizigers hebben waargenomen, en van hunne bevinding omtrent de aanwezigheid in den trein of tram van voor het overbrengen van besmetting vatbare voorwerpen. Art. 20. De kosten, vallende op de maatregelen, voorgeschreven in de artt. 4, 13, 14, 15, 16 en 17 van Ons tegenwoordig besluit, komen ten laste van het Rijk, voorzoover in genoemde artikelen niet anders is bepaald, en die kosten niet ingevolge eenige andere wettelijke bepaling ten laste van anderen moeten worden gebracht. Art. 21. De krachtens art. 4 of art. 11 van Ons tegenwoordig besluit aangewezen geneeskundige volgt in de uitoefening van zijn ambt de aanwijzingen, die Onze Minister van B. Z. of de hoofdinspecteur, of de inspecteur krachtens de Gezondheidswet belast met het toezicht op de handhaving der wettelijke bepalingen betreffende besmettelijke ziekten, tot wiens dienstkring zijne standplaats behoort, hem, voor zoover zij dit noodig achten, zullen geven. Hij staat den burgemeester, eiken ambtenaar van Rijksof gemeente-politie, of van de invoerrechten en accijnzen, den ° stationchefs en den overigen geëmployeerden bij eene spoor- of tramwegonderneming met zijn advies ter zijde , wanneer zij dit behoeven bij de uitvoering van wetteljjke voorschriften, betreffende de wering of bestrijding der Aziatische cholera. Ontdekt hij dreigend gevaar voor de openbare gezondheid, dan geeft hij daarvan, onverminderd art. 16 der wet van 4 Dec. 1872 (S. 134), onverwijld kennis aan den burgemeester en aan den inspecteur. Art. 22. Onze Minister van B. Z. is bevoegd, om, waar noodig, met medewerking van onze Ministers van tinanciën en van Waterstaat, Handel en Nijverheid, tot wering van de besmetting van Aziatische cholera toezicht te doen houden op schepen, die langs binnenwateren het land binnenvaren, en zulks met toepassing — voor zoover mogelijk en noodig — van de artt. 11 tot en met 16 en 18 tot en met 21 van Ons tegenwoordig besluit. Art. 23. Aan elk der door Onze Ministers van B. Z. en van Waterstaat, Handel en Nijverheid aan te wijzen plaatsen, gelegen aan stroomen, rivieren, kanalen of andere binnenwateren, wordt geneeskundig toezicht gehouden op de daarlangs varende schepen en hunne opvarenden door één of meer geneeskundigen, die daartoe door Onzen Minister van B. Z., met toekenning van eene door dezen te bepalen vergoeding, tot wederopzegging worden aangewezen. De beschikking tot aanwijzing van bedoelde plaatsen wordt in de Ned. Staatscourant geplaatst, ten minste één dag voordat zij in werking treedt. Art. 24. Onverminderd art. 10 der wet van 4 Dec. 1872 (S. 134), zooals dat luidt volgens de wet van 28 Maart 1877 (,S. 35)'), wordt elk schip, varende langs of aankomende aan eene der in art. 23 van Ons tegenwoordig besluit bedoelde plaatsen, onderworpen aan een gezondheidsonderzoek. De schipper is verplicht, met zijn schip de door den burgemeester aan te wijzen ligplaats in te nemen, en aldaar zonder gemeenschap met den wal of met andere vaartuigen te blijven, totdat het gezondheidsonderzoek en de naar aanleiding daarvan bevolen gezondheidsmaatregelen toegepast zijn. Op dit verbod van gemeenschap met den wal is toepasselijk het tweede lid van art. 10 der wet van 4 Dec. 1872 (S. 134), zooals dat luidt volgens de wet van 28 Maart 1877 (S. 36). De schipper zorgt met al de te zijner beschikking staande middelen voor de stipte naleving van de gegeven bevelen, en is verplicht de vragen, hem door of namens den met het gezondheidsonderzoek belasten geneeskundige gedaan, nauwkeurig en naar waarheid te beantwoorden. Art. 25. De geneeskundige verricht het gezondheidsonderzoek van het schip, van de opvarenden en van de lading of andere op het schip aanwezige goederen op de wijze, die hem, na overleg met den burgemeester, het meest doeltreffend voorkomt. Indien hem bljjkt, dat het schip binnen de laatste 24 uren een gezondheidsonderzoek, overeenkomstig de voorschriften van dit besluit, heeft ondergaan, kan hij het van verder on- ') Zie Wetboek bh. 171. derzoek vrijstellen, indien de toestand van liet schip of van de opvarenden hem tot zoodanig onderzoek overigens geene ^ArfSe. De"geneeskundige, die het gezondheidsonderzoek verricht heeft, geeft den burgemeester advies omtrent de in het belans der volksgezondheid te nemen maatregelen, aan welk advies de burgemeester verplicht is onverwijld gevolg te -even, behoudens beroep op Onzen Minister van B. L De kosten, op deze maatregelen vallende, komen ten laste VaOntsmetting geschiedt, is die noodig, volgens de regelen krachtens art? 25 der wet van 4 Dec. 1872 (S. 134) vastgesteld. Art 27. Het schip wordt dadelijk tot den verderen doortocht toegelaten en het verbod van gemeenschap met den wal opgeheven, hetzij na afloop van het gezondheidsonderzoek indien dit tot geen verdere maatregelen aanleiding geeft, hetzij nadat aan de maatregelen, naar aanleiding van het gezon heidsonder/.oek voorgeschreven, uitvoering is gegeven. In het laatste geval kunnen evenwel de opvarenden die bij het gezondheidsonderzoek bevonden worden, niet te lijden aan Aziatische cholera, noch verschijnselen van die ziekte te vertoonen, niet toestemming van den met het onderzoek belasten geneeskundige terstond onbelemmerd aan den wal worden toegelaten, vooraf heeft ontsmetting plaats, indien deze door den geneeskundige noodig wordt geoordeeld. Art 28. Ten bewijze dat het schip tot den verderen dooltocht is toegelaten, en het verbod van gemeenschap me den wal is opgeheven, ontvangt de schipper van den met liet gezondheidsonderzoek belasten geneeskundige eene schriftelijk* verklaring, volgens het model, door Onzen Minister van B Z. vast te stellen, en waaruit zal moeten blijken van den toestand van het schip, van dien der opvarenden en van dien der lading of andere op het schip aanwezige goederen, benevens van het aantal der opvarenden. Eene dergelijke verklaring wordt ook do„r den goneesknndtge afgegeven In het geval, bedoeld in het tweede hd van art. -3 van Ons tegenwoordig bMl.it, in welk geval daarvoor ook de bevestiging van eene vroegere verklaring in de plaats kan treden. Art 29. I)e burgemeester van elke gemeente, waarin eene plaats'ligt, als in art. 23 van Ons tegenwoordig besluit is bedoeld, zorgt zoo spoedig mogelijk op Rijks kosten, in overleg met de krachtens genoemd artikel aangewezen geneeskundigen, voor het personeel en het materieel, dat de geneeskundigen voor het gezondheidsonderzoek behoeven, en dat noodig is voor de uitvoering van de naar aanleiding van het gezondheidsonderzoek voorgeschreven maatregelen , en vooits voor voortdurende aanwezigheid van zuiver drinkwater en water voor huishoudelijke doeleinden, opdat dit aan de schippers, indien de geneeskundige het noodig oordeelt kunne worden verstrekt. Art. 30. Op de krachtens art. 23 van Ons tegenwoordig besluit aangewezen geneeskundigen zijn toepasselijk het eerste en derde lid van art. 21 van dit besluit. Zij staan den burgemeester en eiken ambtenaar van ij sof gemeente-politie met hun advies ter zijde, wanneer ezen dit behoeven bij de uitvoering van wettelijke voorschriften betreffende de wering of bestrijding der Aziatische cholera. De ambtenaren van Rijks- en gemeente-politie zijn, voor zooveel hun dienst het toelaat, verplicht, met al de hun ten dienste staande middelen onverwijld mede te werken tot de uitvoering van de door bedoelde geneeskundigen voorgeschreven maatregelen. Art 31 Schippers van vaartuigen, komende uit landen ot plaatsen door Onzen Minister van B. Z. wegens Aziatische cholera besmet verklaard, of aan boord waarvan een geval dier ziekte tijdens de jongste zeereis is voorgekomen mogen geen andere Nederlandsche havens of reeden dan die van Vlissingm, Hoek van Holland, lJmuiden, Helder, Harhngen, Delfzijl of die nader door Onzen Minister van li. Z. zullen zijn aangewezen, aandoen, of elders in Nederland landen, dan na hun schip in eene der genoemde havens of op eene der "■enoemde reeden het gezondheidsonderzoek, voorgeschreven bij de wet van 28 Maart 1877 (S. 35), te hebben doen ondergaanDe schipper van een vaartuig na aankomst uit zee in Nederland elders liggende , dan in eene van bovengenoemde havens of op eene van bovengenoemde reeden, en waarop de Aziatisc ie cholera wordt waargenomen, is verplicht op de eerste aanzeg- ging van den burgemeester van de havenplaats, waar hij ligt, of van de gemeente, die het naast aan zijne ankerplaats ligt, naar eene der genoemde havens of reeden te vertrekken, tenzij hij verkiest weder zee te kiezen. Onder „reede" wordt verstaan elke ankerplaats voor uit zee komende schepen binnen de zeegaten en op de rivieren en stroomen. Art. 32. Onze in Ons tegenwoordig besluit genoemde Ministers zijn bevoegd de door hen krachtens dit besluit genomen beschikkingen of gedane aanwijzingen, zoo dikwijls de omstandigheden dit gedoogcn of noodig maken, op dezelfde wijze als zij zijn tot stand gekomen, te wijzigen of in te trekken. Art. 33. Ons tegenwoordig besluit, dat, indien het niet eerder wordt ingetrokken, gedurende één jaar van kracht blijft, treedt in werking op den tweeden dag na dien der dagteekening van het Staatsblad en van de Staatscourant, waarin het geplaatst is. MAATREGELEN TEGEN PEST. De Minister van B. Z., overwegende dat krachtens Kon. besluit van 6 Maart 1906 (8. 42) strekkende tot vervanging van een Kon. besluit van 21 Febr. 1905, verboden zijn, tenzij met vergunning van den Minister van B. Z. en met inachtneming van de door dezen ter voorkoming van verbreiding der besmetting te geven voorschriften: 1°. onderzoek van personen en goederen op de aanwezigheid van pestsmetstotten door middel van proefnemingen op dieren; 2°. het verrichten van lijkopening op lijken van personen, overleden aan de pest of verdacht van aan de pest ljjdende te zijn geweest; 3°. vervoer van stoifen, die pcstsmetstoffen zijn of verdacht worden het te zijn; gelezen het advies van den Centralen Gezondheidsraad van 19 Dec. 1905, heeft bepaald: § 1. Onderzoek van personen en goederen op de aanwezigheid van pestsmetstoffen door middel van proefnemingen op dieren. Aanvragen om vergunning tot het verrichten van zulk een onderzoek kunnen worden gedaan aan den inspecteur, krachtens de Gezondheidswet belast met het toezicht op de handhaving der wettelijke bepalingen betreffende besmettelijke ziekten, in wiens inspectie men het onderzoek wil verrichten. Daarbij zullen alle mogelijke inlichtingen moeten worden gegeven betreffende de inrichting van de localiteit, waar het onderzoek zal worden verricht, en de voorzorgen, welke bij het onderzoek zullen worden genomen tegen de verspreiding van de smetstof. Er zal o. a. moeten blijken welke voorzorgen de aanvrager heeft genomen: a. om de localiteit, waar het onderzoek zal worden verricht, ontoegankelijk te maken voor personen, die niet bij het onderzoek behoeven te zijn, en voor dieren, die daarbij niet gebezigd worden; b. om de ontsnapping van proefdieren te voorkomen; c. om de vernietiging der proefdieren enz. behoorlijk te doen plaats hebben; d. om de personen, kleeren en voorwerpen voldoende te kunnen ontsmetten. Voorts zal moeten worden opgegeven, welke personen bij het onderzoek tegenwoordig zullen zijn en inlichtingen moeten worden gegeven aangaande de bekwaamheid, de er\ aring, de nauwgezetheid en de betrouwbaarheid van de personen, die bij het onderzoek zullen behulpzaam zijn. De inspecteur brengt de aanvrage, met bijvoeging van zijn advies, zoo spoedig mogelijk (desnoods per telegraaf) over aan den Minister van Binnenlandsche Zaken. § 2. Het verrichten van lijkopening op lijken van personen, overleden aan de pest of verdacht van aan de pest lijdende te zijn geweest. Aanvragen om vergunning tot het verrichten van zulk eene lijkopening kunnen worden gedaan aan den inspecteur, krachtens de Gezondheidswet belast met het toezicht op de handhaving der wettelijke bepalingen betreffende besmettelijke ziekten, in wiens inspectie men de lijkopening wil verrichten. Daarbij zullen alle mogelijke inlichtingen moeten worden gegeven betreffende: a. de wijze waarop de stoffen, van het lijk afkomstig, zullen worden gehouden buiten het bereik van dieren, welke de smetstof kunnen verspreiden; b. de wijze waarop die stoffen zullen worden verzameld en onschadelijk gemaakt; c. de voorzorgen tegen verspreiding der smetstof, te nemen door hen, die de lijkopening verrichten en door hen, die daarbij behulpzaam zijn. Met de aanvrage wordt gehandeld als met die bedoeld in § 1. § 3. Vervoer van stoffen die pestsmetstoffen zijn of verdacht worden het te zijn. Het vervoer van zulke stoffen zonder geleide, met eenig middel van vervoer, wordt niet toegelaten. Het vervoer is geoorloofd , wanneer het persoonlijk geschiedt door een lid van den Centralen Gezondheidsraad, door een inspecteur, krachtens de Gezondheidswet belast met het toezicht op de handhaving der wettelijke bepalingen betreffende besmettelijke ziekten, door een hoogleeraar-directeur van een phathologisch, hygiënisch of pharmaceutisch laboratorium, door een geneeskundige of door een persoon in het bezit van eene bijzondere schriftelijke machtiging daartoe van een lid van den Centralen Gezondheidsraad, een inspecteur, een hoogleeraar of een geneeskundige als bovengenoemd, mits: a. de te onderzoeken stof zij gebracht in een goed sluitende stopflesch, welke waterdicht gesloten, degelijk met eenig absorbeerend pakmiddel omgeven en in een goed sluitend houten kistje verpakt is; b. het pakket voorzien zij van een duidelijk adres en daarop ook liet woord „smetstof" met duidelijke letters vermeld zij. SCHIKKING van 6 Febr. 1906 (S. 59) tusschen Nederland en België tot herziening der Schikking van 1891 (S. 290)'), betreffende maatregelen, te nemen bij het voorkomen van hondsdolheid op de wederzij dsche grenzen. 1°. Telkens wanneer een geval van hondsdolheid of van vermoedelijke hondsdolheid is waargenomen in eene Nederlandsche gemeente, grenzende aan of gelegen op minder dan vijf kilometer afstand van het Koninkrijk België, geeft de burgemeester dier gemeente daarvan onverwijld kennis aan de burgemeesters van alle op minder dan vijf kilometer afstand van zijne gemeente gelegen Belgische gemeenten. 2°. Telkens wanneer een geval van hondsdolheid of van vermoedelijke hondsdolheid is waargenomen in eene Belgische gemeente, grenzende aan of gelegen op minder dan vijf kilometer afstand van het Koninkrijk der Nederlanden, geeft de burgemeester dier gemeente daarvan onverwijld kennis aan de burgemeesters van alle op minder dan vijf kilometer afstand van zijne gemeente gelegen Nederlandsche gemeenten. Onder den sub 1 en 2 genoemden afstand wordt verstaan afstand in hemelsbreedte. 3°. Overigens is wel verstaan, dat de wettelijke bepalingen van kracht in ieder der beide Staten met betrekking tot de ter voorkoming der hondsdolheid te nemen maatregelen, stiptelijk behooren in acht genomen te worden in de grensgemeenten. De inwerkingtreding dezer schikking is bepaald op 1 Maart 1906. ') Zie Wetboek blz. 183. INHOUD VAN SUPPLEMENT VIII. Blz. 3 Voorwoord 5 Buitenlandsche diploma's 5 Verbintenis van railitieplichtigen Reserve personeel der landmacht ^ Wet, betrekkelijk de Nationale Militie ^ Wijziging der wet, regelende de uitoefening der artsenijbereidkunst 12 13 Invoering Nieuwe Pharmacopee Nieuwe lijst van verplichte geneesmiddelen voor geneeskundigen 13 Dito van vergiften, die in een gesloten vergiftkast moeten bewaard worden, lo Dito van die een blauw kruis als kenmerk moeten hebben 15 Dito van geneesmiddelen, die door onbevoegden niet mogen verkocht worden. 16 Buitengewone maatregelen bij Besmettelijke Ziekten ~l 97 Meningitis cerebrospinalis epidemica 27 Maatregelen tegen Cholera 38 Dito tegen Pest Schikking met België, betreffende het voorkomen van Hondsdolheid 41 REGISTER') OP SUPPLEMENT Y—VIII. VAN HET NIEUW GENEESKUNDIG WETBOEK. (De romeinsche cijfers wijzen het Supplement aan; de andere de bladzijde.) A. Artsen ij bereidkunst, wetswijziging, VIII, 12, — wet opnieuw gepubliceerd, V, 16. B. Bacterio-therapeutisch instituut te Utrecht, V, 36. Barakken van het Bijk, VII, 80. Besmettel ij ke ziekten, wet opnieuw gepubliceerd, V, 2o, — buitengewone maatregelen VIII, 27. Buitenlandsche diploma's, V, 5, VI, 5, 7. 10, VII, 3, VIII, 5. Bevoegdheid v. arts, apotheker enz., wijziging der wet, VI, 10. C. Caissonarbeid, wet, VII, 65, — toezicht van semiartsen, VII, 66. Cholera, maatregelen, VIII, 27. Conditions d'admission de medecins au service sanitaire Ottoman, VI, 30. Controleerend geneeskundigen, ambtsgebied, VII, 54. Cu ra?ao, gouvernementsgeneesheer, V, 9. D. Davos-Platz, sanatoriumvoorwaarden, VI, 47. Deskundigen bij ongevallenwet, V, 74, — reis- en verblijfkosten, V, 75, — bij Militieraden, VII, 7, VIII, 9, — bij Caissonarbeid, VII, 65. Diploma's, buitenlandsche, V, 5, VI, 5, VII, 3, VIII, 5. Dier proeven, VI, 11. E. Examen v. vroedvrouw, VI. 36. 1) Om verwarring te voorkomen zijn Besluiten, enz. in de eerste supplementen voorkomende doch die daarna weder vervallen zijn, niet in liet Register aangegeven; dit scheen te minder noodig, omdat deze slechts eene historische heteekenis hebben en bij de Besluiten enz. voor deze in de plaats getreden toch steeds naar de vroegere verwezen wordt. G. Geneeskunst, wet opnieuw gepubliceerd V, 11. Geneesmiddelen, in het donker en (of) in kalkslopflesschen Ie bewaren, VIII, 13, — die niet door onbevoegden mogen verkocht worden, VIII, 16. ... itit ha Gezinsverpleging van krankzinnigen, vil, /U. H. Hondsdolheid, schikking met België, VIII, 41. Hooglaren, sanatorium, VI, 50. I. Informatie bureau voor geneeskundigen VI, 53. Inhoud van Supplement V, 87, — van Suppl. \ I, J*, > > VIII, 42. K Krankzinnigen wet, wijziging, VII, 70. Kweekschool v. vroedvrouwen, VI, Al. L. Leerling-vroedvrouw, wijziging der inschrijving, VI. 35. L ij s t v. verplichte geneesmiddelen, der vergiften eri dus ,r, het donker of in kalk-stopflesschen bewaard moeten worden V I, IJ. — die niet mogen verkocht worden door onbevoegden, Vlll, lb. Litteratuur, V, 4. vit «o L u p u s lijders, vereeniging tot hulp, Vil, ö^. M. Meningitis cerebrospinalis. maatregelen, VII, 78, VIII, 27. Militair geneesk. dienst, VI, 12, VII, 7, - onderzoek VI8studentenaanneming, VI, 13, 14, - voorwaarden ter opleiding, VI 15 VIL 44. li • i Militie plichtigen, verbintenis v. reserve-officieren v. gezondheid, VIII 5 — raden, VII, 7, VIII, 9, — burgerl. geneeskundigen bij VII, 7, VIII, 9, - wet, VIII, 9. N. Naschrift bij Supplement VII, 53. O. Oecstgeest, sanatorium v. zenuwlijders, V, 80. Officier v. Gezondheid hier te lande, voorwaarden, VI, *ƒ■ in Indië, VI, 13, VII, 43, - bij de Marine VII, 43, — tijdelijk voor Indië, V, 8. Onderzoek v. miliciens enz., Vil, 8. voorwaarden Ongevallen wet, algemeene maatregel, V, .17. — V?°™a®r, _ voor geneeskundigen, V, 53, VII, 56, — tarief, V, 55, » , ^ > ambtsgebied der controleerend geneeskundigen, Ml, t»4. op roeping van deskundigen, V, 74, — modellen voor declaraties, V, % ™ Ottoman, service sanitaire, VI, 30. P. Pest, maatregelen, V, 35, VI, 40, VII, 78, VIII, 38. Pharmacopee, nieuwe, VIII, 13. Prijslijst voor geneesmiddelen, V, 65, VI, 43, 45. Proeven op dieren, VI, 11. R. Reglement betr. geneesk. onderzoek v. d. militairen dienst, VII, 8. Reis- en verblijfkosten bij ongevallenwet, V, 75. R e s e r v e-officier v. gezondheid, VIII, 5, 9. Rijksserum inrichting te Rotterdam, VII, 79, — ziekenbarakken, VII, 80. II otter damsch sanatorium, VI, 57. S. Sanatorium, Hooglaren, VI, 50, — Rotterdamsch, VI, 51, — voor weinig vermogenden te Davos-Platz, VI, 47, —voor zenuwlijders, Rhyngeest, voorwaarden v. verpleging, V, 80. Semiartsen, toezicht bij caissonarbeid, VII, (56. S e r u m inrichting. VII, 79, — van het instituut te l trecht, V, .56. Service sanitaire Ottoman, VI, 30. Studenten ter opleiding tot officier v. gezondheid, voorwaarden, VI, 13, 14, VII, 44, — ter verbintenis als reserve offic. v. gezondheid, VIII, 5. T. Tarief voor geneeskundige hulp bij ongevallen, V, 55, 91. VII, 56, 59, — voor verdandmiddelen, V, 63, — voor geneesmiddelen, V, 64. VI, 43, 45. Tijdelijk officier v. gezondheid in Indië, V, 8. U. Uitoefening d. geneeskunst, wet, opnieuw gepubliceerd, V. 11, — d. artsenijbereidkunst, » » » V, 16. Utrecht, bacterio-therapeutisch instituut, V, :36. V. Vaccinatiebewijzen, afschriften, VII, 78. Vallende ziekte, vereeniging ter bestrijding, VI, 53. Verpleging van krankzinnigen. VII, 70, — lijders aan vallende ziekte, VI, 53, — zenuwlijders, V, 80, — minvermogende longlijders, VI, 47, 50, 51, — lupuslijders, VII, 82. Verplichte geneesmiddelen, VIII, 13. Verzekerden bij de ongevallenwet, geneeskundige hulp, V, 53. V i v i s e c t i e, VI, 11. Voorwaarden ter benoeming van artsen tot officier v. gezondheid, VI, 12, Vil, 41, — van tijdelijk oiï. v. gezondheid. V, 8, — gouvernements-geneesheer op Curafao, V, 9, — bij Service sanitaire Ottoman, VI, 30. Voorwoord van Supplement, V, 3, — van Suppl. VI, 3, VIII, 3. V r ij d o m van port, V, 85. V roed vrouw -rijkskweekschool, VI, 37, — toelating;, VI. 37, — inschrijving als leerling, VI, 35, — examen, VI. 36, —verplichte plaatsing, VII, 5. W. Wet, opnieuw gepubliceerd, regelende de uitoefening der geneeskunst, V, 11. — der artsenijbereidkunst, V, 16, — tot voorziening tegen besmettelijke ziekten, V, 25, — ter verkrijging d. bevoegdheid v. arts enz., wijziging, VI, 10. Woningwet, wijziging, Vl, 41. Z. Zenuwlijders, sanatorium te Oegstgeest, V, 80. Zieken barakken, VII, 80.