Bijbel voor Vrije Denkers. Fantasieën op thema's uit het Nieuwe T e s t a 111 e n t, DOOR Dr H. C. GULLER. INLEIDING. In Europa (Amerika en vooral Azië treedt nog niet zoo op den voorgrond, Afrika is half wild, Australië schijnt een nageboorte van Angelsaksisch Europa) beheerseht nog altijd het Christendom, zooals men dat noemt, voor een groot deel de wereld. Het beheerseht gedeeltelijk onze zeden, ons weten, onze maatschappij. Het heeft tot uitgangspunt den Bijbel, het Oude 011 liet Xieuwe Testament. Oude en eerwaardige boeken. Boeken met veel schoons en veel waars. Boeken, waartegen ik opzie als tegen oude sneeuwbergen. Maar liet wordt allengs tijd, dat er in plaats van die boeken wat anders kome. Ik zeg niet: wat beters. "Wat anders, wat nieuwers en jongers in elk geval. Wat nieuwers, omdat wij meer weten, meer gedacht hebben, meer gevoeld hebben dan die oude schrijver of schrijvers. Omdat eeuwen van ervaring voorbij zijn gegaan. Omdat wij den mensch en de menschen beter kennen. Omdat alles wisselt, alles stroomt, alles verandert. Omdat wij vooruit willen, niet achteruit. Wat nieuwers en jongers ook, omdat dat oude boek — het boek bij uitnemendheid genoemd, de Bijbel — ondanks zich zelf oorzaak is geweest, is geworden, van oneindig veel leed, van ontzaglijk veel bloed en tranen. De godsdienst der liefde is vaak tot een eeredie list van haat geworden. ])e blijde boodschap is voor duizenden een bittere tijding geweest. De schoone bergrede is soms tot een leelijke verbergrede gemaakt. Het liefderijke woord van Jezus is dikwijls geworden tot het liefdelooze woord van Jezus' volgelingen. In plaats van de menschen, als broeders en zusters, te dringen om op te gaan, heeft men ze maar al te dikwijls willen dwingen om in te gaan. In naam van den God der Liefde zijn er (laden verricht van haat, oorlogen en brandstapels en heksenprocessen. Maar de God der Liefde omvat alles met groote liefde, en kan nooit vreugde scheppen in het vernietigen van anderen De God der Liefde kan geen pijn willen, geen smart wenschen, geen haat goedkeuren. Daarom hebben wij behoefte aan nieuwe bceken, aan een nieuw levensboek. Xiet als uitsluitend richtsnoer, de mensch is vrij en blijve vrij, maar ter overdenking en overpeinzing. Daarom willen wij een verjonging, een verandering van het Christendom. Daarom spreken wij niet uitsluitend van Christendom, nog minder van een uitsluitend Christendom, want dat zou den schijn wekken alsof wij het goede en schoone miskenden in andere godsdienststelsels. Laat ieder naar zijn fatsoen zalig worden, zalig trachten te worden. Zóó zeide Frederik, de Groote. Daarom hangen wij ook den mantel niet om van het socialisme. Socialisme, gemeenschapsgevoel, willen wij ook. Maar daarnaast willen wij vóór alles individualisme, de verbetering en verhooging van het individu. Onze leer zou liever heeten het humanisme, als wij behoefte gevoelden aan een vlag, aan een uithangbord, toch slechts noodig „dezelve" door liet nieuwere „die" vervan. gen is, zoo waar ook moeten wij die oude wonderverhalen vervangen door nieuwe sprookjes en nieuwe verhalen, weinig wonderen bevattende, maar veel begrijpen. Want de nevel van liet wonderland begint weg te trekken voor de zon van het weten. Ook wij willen macht verkrijgen over de onreine geesten, maar wij zien slechts onreine geesten in een onrein lichaam. Wij verwerpen dus de onreinheid des lichaams. En wij willen ook macht erlangen 0111 alle ziekte en alle kwalen te genezen, maar hiertoe streven wij allereerst naar nauwkeurige kennis. Wij willen apostelen zijn eener allesomvattende gezondheidsleer. Wij willen wonderen bereiken door frissche lucht, door overvloedig licht, door ruime woning, door genoegzaam voedsel. Zesde zang. (Matth. X 34 vlg.) Ook vertelt men soms dat .Jezus, gelijk hom zelf in den mond is gelegd, niet gekomen was om vrede te brengen, maar het zwaard, om den mensch tweedrachtig te maken tegen zijnen vader, en de dochter tegen hare moeder, en zoo vervolgens. Maar gij, mensohen dezer eeuw! het is u reeds meermalen gezegd: onderscheidt twee levens van Jezus! Het eene is het groote, schoone, ware, onsterfelijke, wat daarvan ver- hauld wordt strekt thans nog tot leering. He» andere is het onware, valsche, verdraaide. Beoordeelt Jezus niet naar de Christenvervolgingen, zoekt hem niet in de wreede middeneeuwen! Zoekt hem in den zacliteren, milderen, fijneren geest, ook van onzen tijd. Omtrent alle groote mannen heerscht een valsch begrip : Goethe's verdichting en waarheid. Scheidt den kern van het omhulsel; aan. vaardt niet, gelooft niet aan een godsdienst die het zwaard brengt. Wil godsdienst voor u nog veel zijn, gelijk hij vroeger alles was, hij steke liet zwaard in de scheede! De niet-geestelijke Engelschman Stead, die den vrede predikte, is godsdienstige!' dan de Engelsche geestelijken — zoo waren er! — die den oorlog tegen de Hoeren bleven goedkeuren. Want godsdienst is vrede. Zevende zang. (Matth. XV 19—20.) T'it het hart komen somtijds voort booze bedenkingen, doodslagen, en wat dies meer zij. Dit hebben wij gelezen, en beaamd. Deze dingen zijn het, die den mensch ontreinigen. Ook dit hebben wij gelezen, en waar bevonden. Maar het eten met ongewassch?n handen, zoo lazen wij verder, ontreinigt den mensch niet. Dit beamen wij slechts als beeldspraak. Want in den letterlijken zin des woords op- gevat (zoo lezen de meesten!) kan liet leiden tot groote onwaarheid. Lichamelijke onreinheid is zonde tegen den heiligen geest van het mensch-zijn. Ons lichaam zij een tempel van reinheid. Wat men een gezonde ziel noemt kan slechts de uiting, de binnenzijde, wezen van een gezond lichaam. Een groot deel van onze ziel ligt juist in onze handen. Achtste zang. (Matth. XIX 5 vlg.) Daarom (alzoo staat er verder geschreven) zal een mensch vader en moeder verlaten, en zal zijne vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vleesch zijn. Alzoo dat zij niet meer twee zijn, maar één vleesch. Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mensch niet. — Aldus het oude boek. Maar wij nieuwere men se hen denken vaak anders. Wat de mensch samengevoegd heeft, kan de mensch ook scheiden. Green huwelijk als bezitskwestie, als eigendomsvraagstuk, geen huwelijk alleen berustende op platstoffelijke belangen. Maar huwelijken uit liefde, en alleen uit liefde. En is die laatste verdwenen, dan schijnt elke knellende band — onzedelijkheid. X e g e n d e zang. (Matth. XXII 37—40.) Gij zult liefhebben de Xatuur, het zijn, liet Al. waartoe gij behoort, waaruit gij zijt ont- sproten, en waartoe gij in anderen vorm weer zult terugkeeren, met geheel uw harte en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is een eerste, en een groot gebod. En een tweede, daaraan nagenoeg gelijk, is: Gij zult uwen naaste liefhebben, maar niet uitsluitend als uzelven, want de ikzucht mag niet de grondslag van ons bestaan, de maatstaf van onze liefde wezen — doch nog meer dan uzelven! Met groote liefde moet gij alles en allen, het Al, omvatten! Tiende zang. (Matth. XXIY 14.) En dit Evangelie des Koninkrijks, zoo lezen wij verder in het oude boek, zal in de geheele wereld gepredikt worden tot een getuigenis aller volkeren ; en dan zal het einde komen. — Xeen, zoo zal het niet zijn! Wel wordt het Christendom, of wat daarvoor doorgaat, aan vele volkeren gepredikt, maar dat is nog het einde niet! Er komt een tijd, dat in plaats van geloofsleeren en vormendienst de Tempel der Humaniteit zal verrijzen! En onze aarde is slechts een stipje, een rondwentelend stipje, in het eindelooze heelal. Wij moeten hooger op. Excelsior. Er is geen einde. Einde is slechts de gebrekkige en maehtelooze ontkenning van onze eigen eindeloosheid. veeteelt, kunsten en onderwijzingen, wetenschappen en ontdekkingen, dat zij uw strijd, uw streven. Gij vrouwen, weest krachtig in liet werk dat der vrouwen is. W erkt naast de mannen, maar niet gelijk aan de mannen. Is de eik gelijk aan de klimop? ])e bliksem aan de donderwolk ? Is de bloeiende roos niet te onderscheiden van het teedere viooltje? I w schijn gelijkheid is ongelijkheid. Vrouwen, wordt vrouw! Schenkt ons krachtige kinderen, machtigen steun, zelfverachtende liefde. Dat is uw beste arbeid. Maakt u gereed voor liet werk, waarvoor de vrouw, en de vrouw alleen, meest geschikt is. ergoodt, noch veracht, de mannen, uwe mannen. Zonder u is de man niets, een krachtelooze. Maar zonder hom zijt gij een halm, door weer en wind bewogen, door stormen geveld. (lij beiden leeft, samen, in uwe liefde, in uwe kinderen, in uw bloeiend nakroost. Deze boodschap predik ik u: omarmt elkander in de stormen des levens, ondersteunt elkander bij de slagen des noodlots, gelooft in elkander Lij leven en sterven, doopt, ja stort en giet in elkander dien ontembaren levenslust, die onbedwingbare vreugde, die al verslaande geestkracht, die ons leven maakt tot een hemel, ook bij tegenspoed en lijden. Dat alleen zij uw zaligheid. Verdoemt elkander nimmer. Leeft in en met en door elkander met een allesvergevende, niet een lustnastrevende, voor last niet bevende liefde. Doch leeft nimmer uitsluitend, alléén voor elkander, voor uw kroost alleen. Zelfs die groote liefde is weer beperkt, te eng, te zelfzuchtig. Is niet ieder man die lijdt uw vriend en broeder? Is niet ieder vrouwelijk wezen dat zucht en weent uwe vriendin, uwe zuster? Verwachten zij niet uwe hulp, uw medelijden, uw steun, leeft gij dan uitsluitend voor elkander alleen, of kinderen, of magen? De gansche wereld is uw vaderland, en de gelieele menschheid bereikt uwe stem, uwe zorg, uwe belangstelling. Zooals de zon het heelal verlicht, zoo verlichte en veredele uwe liefde den medemensch, door banden van menschzijn met u verbonden. Xiet een samenstel van cellen, elk voor zich levende, elk een andere cel bestrijdende, zij of blijve de maatschappij, het leven. Maar iets meer, iets lioogers. Alle cellen in broeder- of zusterschap verbonden. Samenwerking als maatschappelijke liefde de grondslag van ons burgerzijn. (leen strijd meer doch wedstrijd. De oorlog vervangen door liet evangelie des arbeids. DERDE BOEK. (L u c a s.) E e r s te z a 11 g. (Luc. Y 37—38.) Niemand (zoo leert ons dat rijke en oude l>oek) doet nieuwen wijn in oude lederen zakken. Maar nieuwen wijn moet men in nieuwe lederen zakken doen. Daarom dan ook juichen wij vrijzinnige Protestanten toe, mits zij waarlijk vrijzinnig zijn; en vrije gemeenten, mits zij liare gemeenteleden waarachtig tot vrijheid opvoeden. Daarom verwerpen wij elke alleenzaligmakende kerk en kerkgemeente. Want wij willen nooit terug naar den kwaden, ouden tijd. De nieuwe wijn in nieuwe leêren zakken. De nieuwe godsdienst van menschelijkheid en verdraagzaamheid en liefde boven geloofsverdeeldheid, in nieuwe vormen, vrije vormen, vrije gemeenten en vrije kerken. De kerken gemaakt tot kunstpaleizen, tot onderwijszalen. Wie wetenschap en kunst bezit, die heeft den godsdienst ook. ï w e e d e z a n g. (Luc. IX 55—56.) Maar zich omkeerende (lezen wij van Jezus) bestrafte hij ze en zeide: Gij weet niet van hoedanigen geest gij zijt. Want de Zoon des mensclien is niet gekomen om der men- «bon zielen te verderven, maar om te behouden. Past dit toe, o priesters! Handelt hiernaar, o dienaren des geloofs, o predikanten! Verderft geen zielen door onverdraagzaamheid, door angstigmakerijen, door kleinzieligheden. Maar behoudt veler ziel, dat is veler leven en veler gezondheid, door het kweeken van liefderijkheid, door het aanprijzen van mensclienniin, door een Christendom, dat alle Christenen en niet-Chiistenen omvat. Zoo /ij het. Derde zang. (Luc. X 41—42.) Herinnert u de verhalen van Jezus en de vrouwen! Zoo lezen wij het volgende: En Jezus antwoordende zeide tot haar: Martha, Martha, gij bekommert en ontrust u ovei vele dingen. Maar één ding is noodig; doch Maria heeft het goede deel uitgekozen, het welk van haar niet zal weggenomen worden. In liet leven van Jezus, in het leven van eiken strijder en voorganger, verschijnen Martha's en Maria's. En boetvaardige Magdalena's. En vele andere vrouwen. Want do viouw, het zich gevend beginsel, liet den man zoekende en den man aanvullende, de veelvoelende maar weinigdenkende, de in liefde levende en tot smarten geboren vrouw bewondert den voorganger, heeft medelijden met den martelaar, zoekt en troost en steunt den door mannen verlaten strijder. Dat is liaar vrouwzijn. De rozeknop wendt zich naar liet zonlicht, en breekt bevende open. l)e edele vrouw wendt zich tot edele mannen, geeft hun haar steun, schenkt hun haar liefde. Maar de geslachtsdrift, dat onbewust middenpunt van vrouwzijn, worde gebreideld door breinkracht. De vrouw schenke ons hare hoogere liefde. Want in alles, ook in geslachtsdrift, is veel lagers en veel hoogers. Geslachtsdrift worde veredeld tot geslachtsmedelijden en geslachtshulpbetoon. Tierde zang. (Lnc. XII 22—2o.) Zijt niet bezorgd (zoo beweert, men dat Jezus sprak) voor uw leven, wat gij eten zult, noch voor het lichaam, waarmede gij u kleeden zult. Het leven is meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleeding.— Aanvaard, o lezer, dergelijke uitspraken nooit anders dan met liet voorbehoud van den denkenden twintigste-eeuwer! Zeker, wij leven niet om te eten, maar eten om te leven. Doch alle plaatsen en leeringen des Christendoms, de3 schijn-Cbristendoms wellicht, die veronachtzaming schijnen van voedsel, en zorgeloosheid voorstaan van klee ding, al zulke uitspraken verwerpen wij. Het dooden des vleesches is zonde teyen den hei- c1 ligen geest van het mensclizijn. Denkt, maar cp gepaste en bescheiden wijze, telkens aan uwe kleeiling. Zorgt steed.-, maar op matige manier en zoiuler overlading, voor goed;* spijs en goed voedsel. Geen verziekelijkmg, maar een herboren Christendom van gezondheid. De beste Christen is de ge. zondste eter, de gezondste lever, de gezondste denker. Gezondheid zij een nieuw evangelie. V rj f de z a 11 g. (Lue. XII 51—52.) Meent gij — zoo vertelt men dat Jezus vraagde — dat ik gekomen ben om vrede te geven op de aarde P Xeen, zegge ik u, maar veeleer verdeeldheid. "Want van nu aan zullen er vijf in één huis verdeeld zijn, drie tegen twee, en twee tegen drie. Helaas, helaas, is dit het slotwoord des C liristendoms ? Tas dan Xathan de Wijze, niet zijn drie ringen, een beter Christen dan Christus ? Eindelooze verwarring des geestes, troosteloos misverstand der eeuwen. Daar is een Christendom geweest dat verdeeldheid zaait en verdeeling, dat splitsing predikt en liefdeloosheid brengt, dat familie opzet tegen familie. Daar is een ander Christendom dat oneindige liefde inhoudt, ware broederlijke verdraagzaamheid, nimmer trekken deszwaards. altijd vriendschap en vrede. Het edelste is door den menseh gemaakt, verbasterd, ontaard tot wijt (lat zij baren, aan de borsten dat zij zogen ? Is het dan niet waar dat nietgeborenzijn voor menigeen dier zieken beter ware, dat duizenden en inilJioenen ziekte en vroegen «Jood en veel ellende tegemoet gaan, dat het proletarenleger telkens wordt aangevuld, dat vele buiken niet moesten baren, en vele borsten niet moesten zogen ? Onuitsprekelijk raadsel. Ondoorgrondelijke tegenspraak en ongerijmdheid der feiten. Wat de hoogste drift moest wezen, moederliefde, is velen tot vloek geworden. Wat de heiligste zegen kon wezen, kinderzegen, strekt velen tot peillooze ellende. Wreed zijt gij, Natuur. I'w sterkste drift leidt ten hemel, maar ook ter helle. Een spel speelt gij, Natuur. Den vrouwen roept gij toe: baart en baart, baart telkens weder. Maar den mannen onthoudt gij het voedsel voor al die gebaarden. Ja zelfs, gij onthoudt velen vrouwen de moedermelk, 0111 ?t kroost te zogen. Dat is een wreed spel, dat gij durft spelen. Blind zijt gij, Natuur. Want met blinde geslachtsdrift bedeel! gij millioenen en nnllioenen, en zij sluiten de oogen voor de toekomst hunner kinderen. Gij hebt hen en haar met blindheid ffeslasren. Epii raadsel zijt gij, Natuur. Want moet dan de arme vrouw, die alles derft, die nooit geniet van het volle licht en de volle lucht, ZESDE BOEK. (Brieven van P a u 1 n s.) Eerste zang. Rom. VII 14, 18. Want wij weten dat de wet geestelijk is, maa-r ik ben vleaschelijk, verkocht onder de zonde Want ik weet dat in. mij, dat is in mijn vleesch, geen goed woont "\Vprj met alle dualisme, alle lialfdenken. alle vleesch-en-geest-t egenstelling, alle tweeheid vai! eenheid. ~\ leesch is geest, en geest is vleeseli. Alle vleesch vergaat, en alle vleeseli is blijvend. A ergaan is vormverandering, dus blijven in gewisselden vorm. Geest is stofwerking. Maar vleesch en stof i s geest. Dus weg met dat verwarringbrengende woord geest, dat ons natuurverkrachting en askese en lijfsontlicuding, en zooveel meer zonden tegen de natuur gebracht heeft. In mij, dat is in mijn vleesch, dat is ir mijn geest, dat is in mijn eenheid, woont noch goed noch kwaad. Ik ben een onbespeeld snarentuig. Tokkelen wij de snaren, en ontwikkelen wij het goede. Tweede z a n g. Rom. XII 7 vlg. Zoo laat ons die gaven besteden, hetzij Profetie, naar de mate des geloofs; enz. enz. enz, Schoone woorden van Paulus. Heerlijke taal van een apostel. Prachtige ode op ver- (liaagzaamheid en liefde. Onvergankelijke kern te midden van zooveel vergankelijks en onbegrijpelijks. O onverdraagzamen, wat liebt gij van 1'aulus' Christendom gemaakt? Hebt elkander hartelijk lief met broederlijke liefde, met eere de één den ander voorgaande. — Maar gijlieden verdoemt en verkettert elkander. Zegent ze die u vervolgen: zegent, en vervloekt niet. — Maar gijlieden kent meer vervloeking dan zegening. AVeest eensgezind onder elkander. Tracht niet naar de liooge dingen, maar voegt u tot de nederige. — Maar gijlieden streeft slechts naar hoogheid, en macht, en rijkdom. Gij lacht 0111 het nederige. Gij zijt valscli en 011eenio' onder elkander. r # Indien liet mogelijk is, zooveel 111 u is, houdt vrede met alle menschen. — Maar gijlieden stookt tweedracht onder alle menschen, gij vervreemdt vader van moedei', en broeder van zuster, gij brengt oorlog in de huisgezinnen en haat in de families. Indien dan uwen vijand hongert, zoo spijzig hem; indien hem dorst, zoo geef liera te drinken; woul van liet kwade niet overwonnen, maar overwin het kwade door het goede. O onverdraagzamen, wat hebt gij van Paulus' gulden woorden gemaakt ? Derde zang. I Oorirath. I 22—23 : Overmits de Joden een teelken begeeren, en de Grieken wijsheid zoeken. Doch wij prediken Christus den gekruisigde, enz. enz. Wij zoeken geen teeken. Wij zoeken waarheid, en schoonheid, mèt de Grieken. Wij prediken niet alleen Christus den gekruisigde, maar ook Apollo den lichtgod en Dionysos den wijngod, en alle goden en godinnen van licht en van vreugde. Wij willen geen verkerstening maar vergrieksching. Wij zoeken waarheid, en wijsheid, en schoonheid. Vierde zang. I Cor. III 13: Zoo iemand onder u dunkt dat hij wijs is in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij wijs mag worden Wordt dwaas, en zingt en springt, want daarin is veel verstand en veel wijsheid. Schudt af de zorgen. Lacht en jubelt, danst in de danszaal, huppelt door de stra. ten, juicht in uw binnenkamer, drinkt en weest vroolijk, weest dol van vreugde. In dat alles steekt hooge wijsheid. Ontvliedt de huichelarij der deftigheid, de valsche gemaaktheid, den leugen der verveling. Springt als het vee in de weide, als het paard bij den spoorweg, als de hond bij den jachthoorn. Maakt het leven tot een schouwtooneel van dwaasheid. Al overdrijft gij ook, alle overdrijving drijft over. In al uwe dwaas heden schuilt een zee van wijsheid. Juicht en jubelt, danst en dartelt, weest vrij en vrank en vroolijk. De grootste wijsheid is soms de grootste dwaasheid. Y ij f d e z a n g. I Cor. XIV 34—35: Dat uwe vrouwen in do gemeenten zwijgen; want het is haar niettoegelaten te spreken, maar bevolen onderworpen te zijn. gelijk ook de wet zegt. Kin zoo zij iets willen leeren, laat ze te huis hare eigene mannen vragen; want het staat leelijk voor de vrouwen dat. zij in de gemeente spreken. Kunt gij, moderne vrouwen, zwijgen in de gemeente ? Laat men u niet toe te spreken, wilt gij voor de wet onderworpen zijn? Vraagt gij ihuis uw eigen man, als gij iets wilt leeren 'i En gij allen dan, die geen man hebt 't Vindt gij, moderne vrouwen, dat het u leelijk staat te spreken? Gij vrouwen met kort haar, met reformkleeding en fietsrok, gij geëmancipeerden ? O moderne vrouwen — gij staat öp tegen het Paulinisch Christendom. Gij zijt geen echte Christenen meer. Uw Christendom is het feminisme. Zesde zang. II. Cor. III 6: dienaars des nieuwen Testamenits, niet der letter maar des Geestes, want de letter doodt, maar de Geest maakt levend. Verheft u, gij Christenen, naar den geest, en verbetert de Christenen naar de letter. Heersclit, gij minnenden naar den geest, en sleept mee de liefhebbenden naar de letter. Predikt, gij predikers naar den geest, en overstemt de predikers naar de letter. Verheft n, gij kerken naar den geest, maakt overbodig en onnoodig de kerken naar de letter. Spreekt en oordeelt, gij rechtsgeleerden naar den geest, verjaagt de rechtsgeleerdheid naar de letter. De letter van Christus, de letterlijke opvatting des bijbels, bevredigt nimmer. Maar de geest, van Christus, van het eeuwige in Jezus, maakt levend. Zevende zang. Gal. I 9: indien u iemand een Evangelie ver kondigt buiten hetgeen gij ontvangen htelleer, een nieuw Christendom ontwikkelt zich allengs uit het oude. Allengs vallen der menschheid de schellen van de oogen, de blinde wordt ziende en do doove hoorend. En die allen vloeken het oude evangelie niet, maar zij snakken naar een nieuwer. Komt allen hier, weest welkom, weest nimmer vervloekt, gij nieuwe evangelieverkondigers. gij hervormers en volksminnaars! Geen volksleiders noem ik u, want dat leiden voert meestal tot lijden. Maar ü zegen ik, gij onbevooroordeelde, gij onbaatzuchtige zoekers naar waarheid! Achtste zang. Filipp. II 5—4, IY 8: Doet geen ding door t wisting of ijdele eere, maar door ootmoedigheid achte de één. den ander uitnemende!' dian zichzelven. Een .iegelijk zie niet op het zijne, maar een iegelijk zie ook op hetgeen deir anderen is Voorts, broeders, al wat waarachtig is, al wat eerlijk is, al wat rechtvaardig is, al wat reia is, al wat liefelijk is, al wat wèl luidt bedenkt dat. Dezen Paulus omhelzen wij. Wij knielen neer voor dit evangelie van dezen apostel. Waarom toch is met zooveel zin zooveel oi'zin versmolten? Waarom is het evangelie van liefde vroeger tot een uiting van geloofshaat en verdrukking gemaakt? Is dan de niensch engel of duivel? Of mengsel uit beide? — Helaas, nog altijd ziet een iegelijk meer uj> liet zijne dan op hetgeen der anderen is. Ja, er zijn er zelfs, die alleen zien op liet hunne en nooit op hetgeen der anderen is. En wie alleen let op wat waarachtig is, wat eerlijk is, wat rechtvaardig is, wat rein is, wat liefelijk is, wat wèl luidt — die wordt uitgelachen en bespot. "Want hij doet anders dan de meesten. Men moet wel dwaas zijn om af te wijken van hetgeen de meesten doen. N egende zang. Colo&s. III 12—14: Zoo doet dan aan, als uitverkorenen Gods, heiligen, en beminden, de innerlijke bewegingen der barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid. Verdragende elkander en vergevende de één den ander, zoo iemand tegen iemand eenige klachte heeft. En boven dit alles, doet aan de liefde, dewelke is de foaind der volmaaktheid. Deze liefde is de liefde geweest van Slielley, den gewaanden godloochenaar, den zcogenaamden pantheïst en atheïst, den republikein, den gedurende zijn leven verketterde en vervolgde. Die eeo heel gedicht heeft geschreven teoen het valsclie Christendom. "Wien men bij rechterlijke uitspraak, ook op grond daarvan, zijne beide kinderen uit eerste huwelijk heeft ontnomen. En toch. was deze Shelley beter, eu dieper en inniger Christen dan honderden en duizenden onverdraagzamen, vromen met het woord, godzaligen met de tong. Onsterfelijke Percy Bysshe Shelley, wij vereeren uwe nagedachtenis. Tiende zang. Coloss, I \ ö : l w woord zij altijd in aangenaamheid, met /.out hesprengd. opdat gij moogt weten hoe gij een iegelijk moet antwoorden. Al lachende zeggen wij, op üw voorbeeld, de waarheid, o Paulus. Met attisch zout gekruid zij onze taal, onze stijl zij als een appel op gulden schaal, als de zonnestralen bij een winterlandschap. Laat onze woorden donderend zijn en gierend, maar tegelijk smeltend en zachtvloeiend, als muziek die wegsterft in de verte. Zacht in vorm maar flink in de zaak, krachtig metterdaad, als de geest der oude Bomeinen. 'Aangenaam zij onze spraak, vol geest en vol waarheid. Helder als het Engelsch, smaakvol als het Franscli, degelijk als het Hoogduitseh. Over dat alles strale Italiaansche warmte. En de geest der oude Hellenen zij en blijve met ons. Elfde zang. 1 Thessal. V. 14—16, 21: En wij bidden u, broeders, vermaant de ongeregelde®, vertroost de kleinmoediger!, ondersteunt de zwakken, zijt laiakmocdig jegens allen. Ziet dat niemand kwaad voor kwaad iemand vergelde, maar jaagt te allen tijd het goede na, zoo jegens elkander als jegens allen. Verblijdt u te allen tijd Beproeft alle dingen : behoudt het goede. "Wij hebben vele dingen des Christen doms beproefd, en wij behouden liet goede. Wij hebben in velerlei landen vele kerken bezocht, en wij behouden de goede. Wij hebben in allerlei hemelstreken vele priesters en predikanten gehoord, en wij behouden de goede. Wij hebben van geloovigen en ongeloovigen vele woorden en stellingen gelezen en vernomen, en wij behouden van beiden de goede. Wij hebben vele volken en rassen, veie mannen en vrouwen, vele ouden en jongen ontmoet, en in de herinnering behouden wij van allen het goede. Twaalfde zang. I Timoth. III 9l—15: dat de vrouwen in een eerbaar gewaad met schaamte en matigheid ziehzelve versieren, niet in vlechtingen des haars. of goud, of paaden, of kostelijke kleeding, maar door goede werken doch ik laat de vrouw niet toe dat ze leere, noch ever den man heersche, maar wil dat ze in stilheid zij. Want .Adam is eerst gemaakt, daarna Eva Doch zij zal zalig worden in kinderen te baren Hoort tlians ook naar de blijde boodschap der sehoone vrouwen: Tooit \i op en versiert u, o sehoono vrouwen, want gij zijt het zout des maimeiiikeu levens. Vergeet niet de vlechtingen des haar», versmaadt geen goud en geen paarlen nocli kostelijke kleeding; want ook daardoor kui'.t gij schoon zijn, als Saskia voor Rembrandt. Ook daardoor kunt gij ons betooveren en boeien. oor ü kniel ik, o sehoone vrouwen. Schoon zijt gij door aanvallige beweging, door zoetfluistereiule taal, door het bloeiaenspel van oogen en glimlach. liuiseht 0111 ons heen met zijden kleêren. Laat ons droomen bij uwe huppelende dansen. Laat ons u liefhebben, allen tegelijk, en één voor allen, laat ons op uw voorhoofd den kus drukken van een kuische, van een hoogeie liefde. Weest meer dan huishoudster en kinderbaarster. AVeest het zinnebeeld van 't eeuwig sehoone. Zinnebeeld van smaak en snaaltschheid, van glans en glorie, van harmonie en van rliythmus. Laat de vlechtingen uws liaars een gouden nis zijn om 't hoofd der madonna. Versmaadt geen goud als blinkend versiersel, bij doorschijnende wangen en jeugdigen blos en vlammende oogen van liefde. Laat parelen, als morgendauw in een dicht boscli, uwe lokken, uwe borst sieren en tooien. Verwerpt niet altijd kostelijke kleeding. .Maar vóór alles — weest gezond en krachtig! Verkracht uwe natuur niet. Laat ijdelheid nooit leiden tot ounatuur en onwaarheid. Verheugt u in sclioone vormen des lichaams! Dertiende zang. I Timoth. VI, 9 : Doch die Tijk willen worden, vallen in verzoeking «1 in den 6trik Want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad Dit is het eeuwige, liet blijvende, liet onsterfelijke evangelie der armen: (jeeft aan ieder voedsel, maar voldoende, en deksel, maar voldoende, en licht en lucht en woning en arbeid. Dit evangelie is gepredikt sedert eeuwen, maar nooit voltooid en voleindigd. Het werd steeds geprezen, maar trad nimmer in vezen. Het bleef een zucht op de lippen, een kreet van de harten, een wensch in de binnenkamer. Open u, o toekomst! en verzwelg liet spook van armoede en ellende. Maar nooit, met geweld. Met vrede, met liefde, met idealisme, onuitroeibaar, onverdelgbaar, onovertrefbaar. Droonien wij steeds van het evangelie der armen. Veertiende zang. 2. Timoth. II 23—25: En verwerp de vragen die dwaas en, zonder leering zijn, wetende dat ze twistingen voortbrengen; en een dienstknecht des Heeren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen- met zachtmoedigheid onderwijzende degenen die tegenstaan, enz. "Waar blijft gij, o theologische haat? Het Nieuwe Testament verwerpt u. Waarom twist gij over alles en nog wat, o muggezifters? Paulus heeft dat veroordeeld in zijne brieven. Waarom zijt gij dikwijls onvriendelijk en onverdraagzaam jegens hem of haar die afwijkt? U is voorgeschreven vriendelijk te zijn jegens allen. Maar ii waardeer en vereer ik, o echte volgelingen van Jezus, o zachtmoedige en blijmoedige predikanten en priesters, die met zachtmoedigheid tracht te onderwijzen, die zonder omzien voortgaat op uwen weg, gij wier staatkunde huist in de binnenkamer en in de vertrekken van klanken en zieken. Gij zijt mijne geloofsverwanten. V ij f t i e n d e zang. 2 Timoth. IV 34: Want daar zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niiet zullen verdragen ; maar kittelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelven leeraars opgaren naar hunne eigene begeerlijkheden. Kn zij zullen hun gehoor van de waarheid afwenden, en zullen zich keeren tot fabelen, Yalsche profeten en valsche leiders des volks, gij wordt terecht veroordeeld door 1'aulus. Gij halfweters en halfdenkers, die fabelen leert voor waarheid, die schermt met frasen, die kittelachtigen opruit, en dommen vleit, en dwazen tot ontevredenheid aanzet, gij zelf- en eerzuchtigen, u allen beklaag ik. Want de armen en ellendigen zijn ziek, en geneigd tot aanvaarding van fabels. Doch gewetenloos gij, als gij van die ziekte gebruik maakt, als gij onbegrepen dogma's opdischt, onware stellingen uitschreeuwt, een onzekere toekomst aanprijst. Licht, en lucht, beter voedsel en woning, gezondzijn vóór alles. Gaat daarvoor werken en zwoegen. Zestiende zang. Hif-lir. XIII 1—3: Dal de broederlijke liefde blijve Gedemkt der gevaiwenen, alsof gij medegevangenen waart, en dergenen die kwalijk behandeld worden, alsof pi- ook zelve in het lichaam kwalijk behandeld waart... Niets misschien is zóó belangrijk, niets wellicht heeft zóóveel behoefte aan hervorming, als het zoogenaamde strafrecht. Strafrecht was vroeger wreed wraakrecht. Strafrecht is nog wraakrecht. Strafrecht moet geheel hervormd, omgedoopt, omgewerkt tot: recht en plicht van verbetering. Voor elke misdaad is de maatschappij, zijn wij maatschappelijk mede aansprakelijk. Wij vormen allen ééne broederschap. Gedenkt dus de gevangenen. Verbetert het cclsysteem. Hervormt (le tuchthuizen. Laat tuchtscholen zich ontwikkelen tot verbeteringsscholen. Doodt de kiemen der misdaad. Voorkomen is heter dan straffen. Over dui zend jaar wordt weder ons strafrecht, als wreed en ondoelmatig, veroordeeld. ZEVENDE BOEK. (B r i e f van Jacob u s.) Eerste zang. Jac. I 9—10 : de broeder die nederig is roeine in zijne hoogheid, en de rijke in zijne vernedering. want hij zal als eene bloem vain het gras voorbij gaan. Jac. II 5: heeft God niet uitverkoren de armen dezer wereld, om rijk te zijn in het geloof. en erfgenamen des Koninkrijks? Daar is ve?l waarheid, en daar is veel onwaarheid, in hetgeen meestal voor Christendom wordt versleten. Onjuist is de hemeltroost voor den arme, want zij leert hem onware berusting, krachteloos hopen op een onzeker hiernamaals. Prediken wij dan het e\angelie der ontevredenheid.-' Dat zij verre. Maar wèl raden wij ontevredenheid met de meeste tevredenheid, wèl waarschuwen wi] tegen overschatting zoo van armen als rijken. Wèl willen wij het begrip zelf van arm en van rijk hervormen. Een hetere maatschappelijke verdeeling van arbeidsrijkdom, een hetere volksontwikkeling: die moeten de zuilen worden eener nieuwere, hetere maatschappij. Tweede zang. Jac. I 27: De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en den Vader is deze : weezen en weduwen bezoeken in hunne verdrukking, en zichzelven onbesmet 'bewaren van de wereld. Jac. lil 2: Want zij struikelen allen hl vele... Alle godsdienst zij hand, religie. Geen onnadenkend dienen van zelfgemaakten God, of goden. Onze nieuwe godsdienst zij een religie van wetenschap, van kunst, van arbeid. Van wetenschap, die armoe lenigt, die on kunde opheft, die genezing bevordert, die zelfdenken veroorzaakt, die liefde baart en verdraagzaamheid. Van kunst, die 'tlage adelt, tl ie de ellende vervroolijkt. die 't schoone toovert, die hartstochten loutert, die over allles werpt een hemelschen glimlach. Van arbeid, meer clan wetenschap, meei dan kunst — neen— van arbeid, die alles, cok wetenschap en kunst, in zich vereenigt. Knielen wij neer in den tempel van den alles verbetarenden, alles oinvattenden, alles lierscheppenden Arbeid! ACHTSTE BOEK. (Brieven van J o li a 11 n e s.) 1. Joh. IV' 7—8: Geliefden, laat ons elkand.T liefhebben, want de liefde is uit God. Die niet liefheeft, die heeft God niet niet gekend, want God is liefde Liefde is God, en God is Liefde. Dit is 't eenige gebod, Uwe liefde zij een godheid, En de Liefde zij uw God. Maar geen god die spreekt uit wolken, En geen god die wreekt en straft, Door de liefde, slechts door liefde Wordt het wreken afgeschaft. Uwe liefde zij ontbering Van wat laag is, snood en slecht, Uwe liefde zij vereering Van wat waar is. rein en echt. Liefde, die 't heelal omstrengelt Met den zachtsten rozenband, Liefde, die 't bestaan vcrengelt E11 ons wijst naar heter land. Liefde is God, en God is Liefde, Dit zij voortaan elks gebod, Ieders liefde zij een godheid, En de Liefde ieders God. NEGENDE BOEK. (D e Openbaring van J o li a 11 n e s.) Eerste zang. Opetnb. III 15: Ik weet uwe werken, dat 12ij noch koud zijt noch heet: och of gij koud waart of heet I 0 mijn geliefd der zee ontwoekerd vaderland, mijn dierbaar Holland, mijn eenig Nederland, ik ben een zoon van u, ik weet nwe werken. (iij zijt noch koiul nocli lieet: gij zijt degelijk, en rustig, en langzaam, en middelmatig, en laaggelegen, en schaarsek in warmte en in geestdrift. Aan uwe heuvelen en duinen, aan uwe poëzie en aan uw prosa ontbreekt gloed en verheffing. Oij hebt den Lucifer van uwen Tondel miskend. Gij liebt gelachen om de Ideën van uwen Multatuli. Zong Da Costa niet terecht, dat hij geen zoon was uwer lauwe westerstranden ? Schenk mij geestdrift, 0 Holland. Doortintel mij met gloed uit het oosten. O mijn God, slechts een koude wind, slechts een regenvlaag is het antwoord. Tweede zang. Openb. XIII 10: Indien iemand in de gevangenis leidt , die gaat zelf in de gevange nis; indien iemand niet het zwaard zal ioaden. die moet zelf met het zwaard gedood woiden. Hier is de lijdzaamheid en het geloof der heiligen. Vrede op aaide, roepen de vredebonders, en de ware Christenen, en de echte vrijden kers, en de kwakers, en de Tolstojanen, en de droomers en de dweepers. Maar de parlementen besteden millioenen aan snelvuurkanonnen. Vrede op aarde, riep de Tsaar van Rusland, en de Vredesconferentie. Maar de Zuidafrikaansche republieken werden overmeesterd, en Macedonië te vuur en te zwaard verwoest. Vrede op aarde, de wapenen neêr, roept Bertlia von Suttner, en met haar de vredescongressen. Maar het Duitsche en Fransche leger is tot de tanden gewapend. Vrede op aarde, roept de ware Christus, en roepen zijn volgers. Maar vele kabinetten, ook vele Christelijke, versterken het budget van marine en oorlog. Vrede op aarde, roepen de weduwen en weezen der slachtoffers, en de verminkten, en de gewonden. Maar in Oost en West, in Noord en Zuid marcheer en de troepen, varen de oorlogsflotiljes, dreunen de kanonnen, dreigen de geweren. Vrede op aarde, zoo schreeuwen de volken, zoo roepen de arbeiders, zoo gillen de moeders en vrouwen der soldaten. Maar in heel Europa rollen de kogels, verrijzen de kazernes. O menschelijk treur- en -blijspel, o eeuwigdurende poppekast. AVaar is het einde? Derde zang. Opemb. XXII 2—3: Ia het midden1 was de boom des levens en de bladeren des booms waren tot genezing der heidenen. En geene vervloeking zal er meer tegen iemand zijn. Boom des levens, wees gegroet! Yerdwijne het schijnevangelie van dood, van hel en verdoemenis. Laat ons het leven genieten, gespierd van armen, gezond van arbeid en slaap, gestaald tegen vermoeienis, opgewekt tot vreugde. Laat ons leven het volle leven. Laat ons het drinken met zijn teugen van bitterheid en van blijdschap, van wereldsmart en van zingenot, van ontbering en van overgenieting. Wij willen plukken van den boom des levens, niemand vervloeken, door niemand vervloekt zijn. Geen heidenen en geen uitsluitende Christenen meer, geen Joden, geen Grieken. Allen menschen. In duizendvoudige verscheidenheid zien wij toch het algemeenlevende, het ééne. Geen spreken meer van hiernamaals, zonder daden; geen kerkleer meer, zonder liefde; geen godgeleerdheid meer, zonder stellige kennis. Maar natuuronderzoek, en vorschende wetenschap, en verfraaiende kunst, en gezonde blijdschap. Wat is Lij schoon, de boom des levens. Dat is öuze vrijheidsboom, schooner dan die eens door de luchthartige Eranschen geplant is. Boom des levens, wees gegroet! Tierde zang. Openb. XXII 14—15: Zalig zijn ze die z.ijne geboden doen, opdat zij door do poorten mogen ingaan in de stad. Maar buiten zullen zijn de honden, en de toovenaars, en de hoereerders, en de doodslagers, en de afgodendienaars, en een iegelijk die den leugen liefheeft en doet. Met eeo droom, als van Bellamy, zag ik van uit de 25ste eeuw onze eeuw. de twintigste. Helaas, wat een aanblik. Binnen in de stad der genieting en der vieugde zag ik een verzameling van vele komische mensehen, slechter blaffende dan goede honden. En ook zag ik vele toovenaars, die lichtgeloovigen bedrogen met schijngodsdienst en kunstgrepen. En vechters van beroep, in groot aanzien bij de meesten. En talrijke afgodendienaars. En buiten de stad gesloten zag ik een groot aantal mannen en vrouwen. Zij werden geweerd, want zij wilden waar zijn. Men vermeed hen, want zij waren natuurlijk Zij werden aldus gestraft, omdat zij een aikeer hadden van leugen. Binnenkomen in de genotstad was hun verboden. Een groote toovenares, door veel volk om- stuwd, dwaalde rond in de stad. Eenigen liepen haar met den naam: Mode. Andereu spraken haar aan als: Zede. Weer anderen als: Fatsoen. Het scheen wel een vrouw met ontelbare namen. Zij had een macht zooals geen. Wie haar tegensprak, dien sloot men terstond buiten de muren. Het waren vooral de vrouwen, die haar volgden en vereerden. Misschien wel uit angst? Wie zal het zeggen ? De enkele vrouwen, die zich hadden verzet tegen hare macht, waren voor eeuwig buiten de poorten gebannen. En zoo liepen er in die stad nog veel andere toovenaars en toovenaressen. Zij deelden belooningen uit voor braafdoen en slimheid. Helaas, wat een aanblik. Die droom verdween, en kort daarop verscheen voor mijn oogen een ander droombeeld. Een droombeeld uit later eeuw, van werkplaatsen, en van steden en fabrieken, en vat het platteland en boerderijen, en van buitenplaatsen en glooiende parken en tuinen. Daartusschenin fraaie paleizen en reuzengroote sierlijke openbare gebouwen. Ik zag overal een volk verspreid, vreedzaam aan den arbeid, en mijn blik dwaalde over een groote oppervlakte van welvaart. Hier mannen en vrouwen aan werken van nijverheid bezig, daar anderen peinzende over gewrochten van kunst en schoonheid, en verder in stille studeervertrekken enkele bevoorrechte denkers en schrijvers. Op een afstand weer groepen van menschen zich wijdend aan veeteelt en landbouw, aan heideontginning en tuinontwikkeling. Dan kinderen in grooten getale vereenigd in scholen, of wandelend en spelend en stoeiend, onder zorgvolle leiding. En paleizen en tempels vol kunstschatten en beelden en schilderijen, waar de bezoekers en bezoeksters krioelden, en luide genoten, en stil aanschouwden, uitrustend van eerlijken arbeid. Het was een aanblik van geluk, van werk en welvaart. Denkers dezer eeuw en van volgende eeuwen! Bouwt mede aan den toekomsttempel van vrede en arbeid. Metselt aan de heilige zuilenhallen, waarbinnen men geen wraak meer kent. Peinst mede over de werkvormen der komende menschheid. Helpt mede den godsdienst voltooien van het ware, schoone en goede. Brengt bouwstoffen aan voor een nieuwen bijbel van vrije denkers en werkers. Bij den uitgever dezes is mede verschenen: De Vijfde druk VAN MET NASCHRIFT AAN Dr. A. KUYPER. Prijs f 0.20. Bijbel voor Vrije Denkers. Fantasieën op thema's uit het Nieuwe Testament. DOOR Dr. H. C. MULLER. Eerste Gedeelte. AMSTERDAM. L. J. VERMEER. '9°5. Bijbel ïoor Vrije Denkers. Fantasieën op thema's uit het Nieuwe Testament. DOOR Dr. H. C. MULLER. Eerste Gedeelte. AMSTERDAM. L. J. VERMEER. 1905. Amsterdam 1905. %. s. Lezers die dit of andere geschriften, uitgegeven door De Dageraad met instemming gelezen hebben, (voor zoover betreft de hoofdzaken, die daarin behandeld worden; overeenstemming in alle onderdeelen en bijzaken blyft onmogelijk) en die er prijs op stellen, dat de uitgave en verspreiding van zulke geschriften zoo krachtig mogelijk worde voortgezet, worden uitgenoodigd zich bij de Vereeniging aan te sluiten. Niet voldoende is het zich-zelf van den druk van het dogma bevrijd te achten; niet voldoende zelfs er werkelijk van bevrijd te zijn. „ Wie op zn weg een steen vindt, die oorzaak wezen kan van struikeling voor wien na hem komt, kantele dien ter-zijde. Het is niet voldoende den steen dm te gaan en zich zelf te bewaren tegen schade. Daar rust op ieder lid van 't groote reisgezelschap des menschelijken ge- slachts 'w dure verplichting den kant des wegs dien hij langs-ging, te merken met weggeruimde hindernissen, opdat die eervolle gedenkteekenen van zn arbeid o.an latere reizigers strekken tot voordeel, hen opwekken tot dankbaarheid, en aansporen tot navolging. ' (Multatüli, Ideën 400. Eerste Bundel). In eene maatschappij als de onze, waarin de vrijdenkers nog slechts eene minderheid vormen, dienen zij allen zich nauw aaneen te sluiten om de reactie met goed gevolg te bestreden. De contributie, die slechts ƒ1.— per jaar bedraagt, zal voor weinigen een beletsel zijn om toe te treden. Om als lid te worden aangemerkt, is het voldoende den wensch daartoe te kennen te geven aan den 2'len Secretaris, Nassaukade 112, Amsterdam. HET BESTUUR. voor de minderen onder de menschen. Wij willen gedeeltelijk aantoonen, wat er in dien ouden, dien eerbiedwaardigen Bijbel goeds en schoons, voor onzen tijd bruikbaars is. Wij willen tevens blootleggen wat er in datzelfde boek voor ons niet meer te aanvaarden is. Maar wij willen ook wat anders, Wij willen een nieuwe wijsbegeerte, een nieuwe zedeleer, een nieuwe levensbeschouwing. Dat is tot zekere hoogte: een nieuwen godsdienst Wie verstand heeft om goed te lezen, die leze. Wie liefde voelt om alles te begrijpen, die begrijpe. Wij hebben zelf veel gedacht, en hebben vele gedachten gehoord en gelezen van anderen. Wij zijn niet alleen ter school gegaan bij Jezus en Buddha. bij Confucius, en bij Bushido, de ziel van Japan. Wij hebben ook geleerd van Sokrates en Plato; van Goetlie en Schiller; van Yoltaire en Mulcatuli; van Darwin en Haeckel; van Tolstoi en Ibsen. Wij hebben de oudere en nieuwere denkers nagegaan, wij hebben ons verrijkt met oudere en nieuwere wetenschap. Toch weten wij nog zeer weinig. Toch zijn wij nog zeer arm aan kennis. Maar wij zijn rijk aan wetensdrang en gevoel. Wij willen gaarne alles, ook het diepste weten. Wij wilen gaarne alles omvatten, alleereerst heel het menschdom met sterke armen van liefde. Wij willen dat ieder leve en den ander late leven, in vriendschap en in vrede. "Wij willen dat ieder zijn schat vinde op deze rijke aarde. EERSTE BOEK. (M a 11. h e u s). Eerste zang. (Matth. V, 1 vlg.) Hoe schoon is de Bergrede van den grooten profeet! Broeders en zusters, laat ons dat lezen! Maar laat ons dat lezen met oordeel des onderscheids, want twijfel is het zout der aarde. Wel is het waar dat de letter doodt, en de geest levend maakt; maar vlekkeloos juist is het ook dat letter en geest overeen moeten stemmen. Wij aanvaarden niet alles van anderen. Wij zijn ons zeiven. Zalig zijn niet altijd de armen van geest, want zij worden getrapt, gehoond, gesmaad. Zalig hij, die den armen van geest met zelfopoffering te hulp komt. Zalig zijn niet altijd de zachtmoedigen, want hard is de strijd om het bestaan, en de sterkste 11 verdringen de zwaksten. Let op Zuid-Afrika ! Wie zal die aarde beërven ? Zalig zijn de vreedzamen, maar onzalig zij wier geest niet in opstand komt tegen den geest des oorlogs, onzalig zij die niet durven strijden tegen het kwade, durven worstelen tegen huichelarij, durven oorlogvoeren tegen verrotting en leugen. Zalig zijn allen, die het leven leven met een groote kracht en een groote liefde. Met een groote kracht, want zij zullen pal staan in de stormen des noodlots. Met een groote liefde, want zij zullen alles trachten te begt ij pen, en dus alles trachten te vergeven. T w e e d e z a 11 g. (Matth. Y 44.) Heerlijk zijn woorden als de volgende: Hebt uwe vijanden lief, zegent ze die u vervloeken, doet wèl dengenen die u haten, en bidt voor degenen die u geweld doen, en die u vervolgen. Maar heerlijker nog is het omzetten dier woorden tot een daad, heerlijker nog een samenleving waarin men van niemand het onmogelijke zal kunnen eisclien, aan niemand het ondoenlijke zal kunnen voorhouden. Heerlijker nog een toekomst, waarin geen vijanden, geen vervloekers, geen haters, geen gewelddoeners, geen vervolgers mogelijk zullen zijn. Laat samenwerking broederschap kweeken. Laat veel kennis de moeder worden van veel liefde. En laat ons dat droomen, nu wij het nog niet kunnen scheppen. Want zelfs het droomen van iets heerlijks is heerlijk. Derde zang. (Matth. TI 1 vlg.) Ook wij willen aalmoezen geven, als daarmede de armoede wordt verminderd; ook wij willen bidden, als dat bidden meer beteekent dan oogensluiten en woordengeprevel. Wij willen bidden dat het onreelit ophoude in de wereld, dat er overal waarheid en oprechtheid heersche, dat alle menschen mogen komen tot menschwaardig bestaan. Wij zijn bereid tot het geven van een aalmoes, ja van zooveel aalmoezen en zooveel geschenken als maar de rijkste geven kan, mits dat ons niet in het openbaar worde vergolden. Want de stille belooning, het stilzwijgende gevoel van iets goeds en edels te hebben gewrocht, ziedaar ons beste streven En nog eens, wij zijn ook bereid tot bidden, maar wij laten ons door niemand ons heilig gebed voorschrijven. Noch door den onvergete'iilsen stichter des Christendomst och door Multatuli en zijn gebed van den onwetende. Xoch door andere groote voorgangers. Ons gebed, het zij een mannelijk leven, het zij een vrouwelijke teederheid, het zij een leven van arbeid en zelfverloochening, het zij een streven van kracht en van liefde. Vierde zang. (Matth. AI 19.) Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen. Maar vergadert u scliatten in den hemel. Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. Zoo sprak de groote Jezus. Maar velen, die zich nog wel naar hem noemen, hebben vele schatten vergaderd op deze aarde. Zij wonen in groote huizen en rijke paleizen. Daarover morren en mompelen de armen. Want ook airnen kunnen denken en voelen. En zij morren en mompelen. Dan weer troost men hen door te zeggen dat zij in den hemel, dat zij hiernamaals rijk zullen worden. En zij berusten en zwijgen. Wat willen wij nu? Wij, arme denkers, onrijke voelers? Wij willen schatten voor niemand afzonderlijk, noch op den grond, noch in dit leven, noch in de wolken, noch hiernamaals. Schatrijk is de aarde, maar weinig is de behoefte van den mensch die matig is en gezondheid najaagt. Onze grootste schat zij een welbesteed leven. Y ij f d e zang. (Matth. X 1 vlg.) Wij hebben ook gelezen in dat oude eerbiedwaardige boek dat Jezus zijne twaalf discipelen tot zich geroepen, en hun macht gegeven heeft over de onreine geesten, om die uit te werpen, en om alle ziekte en alle kwalen te genezen. En wij kennen de namen van die twaalf Apostelen. Maar zoo waar als het verouderde woord Elfde zang. (Matth. XXVI 41.) A\ aakt en werkt, opdat gij niet in verzoeking1 komt liet sleclite te doen en liet goede na te laten. De geest kan niet gewillig zijn als liet vleesch zwak is, want beide zijn één en onafscheidbaar. Arbeidt dus zoolang het dag is, weest en blijft gezond naar den vleesclie, en ook uw geest zal gezond zijn. Wie u anders leert, spot met de gegevens der wetenschap, zondigt tegen hetgeen altijd en voor iedereen liet hoogste moet zijn, en het hoogste moet blijven: de Waarheid! A\ aakt op tijd en slaapt waar het noodig is, leeft gezond en gij zult gezond blijven bij elke verzoeking en elke verleiding. Is uw vleesch zwak, dan zal ook uw geest zwak zijn. Leeft dus óók voor de sterkte des vleesclies, en sterk zal uw geest zijn. Gaat dan heen, en onderwijst alle volkeren: Dat een oud boek hen leerde, dat geest en lichaam te scheiden waren. Maar dat het nieuwe, het nieuwste boek, tevens het aloudste boek, de Xatuur, het Al, hen anders leert, hen van tl ie dwaling kan genezen. Stof zijt en tot stof zult gij wederkee- ren. Maak dus uwen geest, o stofklomp, o menscli, uw stoffelijk leven, gezond en krachtig. Dan alleen zal krachtig uw geest zijn. TWEEDE BOEK. (M arcu s.) Eerste z a 11 g. (Mare. TI 4.) En Jezus zeide: Een Profeet is niet ongeeerd dan in zijn vaderland en onder zijne magen en in zijn liuis. O profeten, zieners, dichters en denkers, gij waarheidzaaiers, lichtbrengers, fakkeldragers, klokkenluiders, zelfverloochenaars, gij in wien het hoogere leeft, het blijvende, het goddelijke! I allen wuive mijn groet de onsterfelijkheid toe. Gij hebt zoo vaak uw vaderland verlaten, gedoold langs 's Heeren straten, gedwaald in den vreemde, gezucht in miskenning en onbegrepenheid. Gij hebt gekerkt zoolang het dag was. Gij zijt in uwen tijd gescholden, verguisd, bespot, ja erger, vervolgd, uitgeworpen, levend verbrand naar den geest of naar het lichaam. Eeuwen later zijt g\ï gekend, herkend, op een voetstuk geplaatst, gelezen, gezongen. Heilig zij uwe nagedachtenis. Eeuwig het testament dat uwe stervende lippen hebben gepreveld. Tweede za 11 g. (Mare. X 31—22.) En Jezus, hem aanziende, beminde hem en zeide tot hem: Eén ding ontbreekt u, ga henen, verkoop alles wat gij hebt en geef liet den armen, en gij zult eenen scliat hebben in den hemel; en kom herwaarts, neem het kruis op en volg mij. Maar hij, treurig geworden zijnde over dat woord, ging bedroefd weg; want hij had vele goederen. Daar zijn, in de samenleving die wij droomen, noch schatrijken, noch doodarmen. Daar zal geen verkoop noodig wezen van hetgeen men heeft, want naast een betere belooning des arbeids zal staan een betere A-erdeeling. Daar zal geen behoefte zijn aan een schat in den hemel, want onze aarde, ons leven, zal tot een hemel zijn gemaakt, door nuttigen arbeid, door gezonde afwisseling, door spel en gepaste vreugde, door samenwerking van velen, allerlaatst maar allermeest door liefde. Liefde van allen tot allen. Want sanienwer. king bevordert vriendschap, kweekt liefde. Eén voor allen. Maar ook allen voor één. Laat ons zulk een toestand droomen, benaderen met onze verbeelding, bevorderen met al onze kracht en al onze macht. Geen gemeenschap van goederen, maar alle goederen gemeen, dat is: toegankelijk voor allen. En toch niet voor allen. A oor allen die zullen werken. Derde zang. (Mare. XVI 15—16.) En hij zeide tot hen (zoo lezen wij verder): Gaat henen in de geheele wereld, predikt het Evangelie allen creaturen. Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden ; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden. \ eranderen wij die blijde boodschap, prediken wij een nieuwer evangelie! Geen uitsluitend geloof, geen beperkende doop, geen menschonwaardige verdoemenis. Dit alles is in strijd met het betere, het edeler, het liefhebbende karakter van dien Jezus, wiens woorden door ons met verstandig beleid, met schiftend denken aanvaard worden. Eén menschheid, één taal, één blijde boodschap van vrede en van liefde. Geen onverdraagzaamheid, geen verkettering, geen verdoemenis. Mensch en dier en plant en stofje, dat alles omvat onze ééne, dat alles omstrengelt onze onbeperkte opoffering en liefde. Denkt en voelt het dier niet? Is niet de plant bezield? Leeft, niet de stof? Alles heeft recht op onze liefde. Gij mannen, weest krachtig in sterk opbouwen, in arbeidzame liefde, in zelfverloochenend en werkzaam streven. Staat vooraan in den edelen strijd, maar geen strijd van vernielen, van vervloeken. Een strijd, een wedstrijd, tot het scheppen van veel schoons en heerlijks, van blijvenden geestesarbeid. Een bouwmonument zij uw werk. i abrieken en huizen en meubels en beelden en paleizen, koper en zilver en goud, tuinarbeid en huisversiering, landbouw en het laagste. Schudden wij alle schijn-Christendommen af. Keeren wij terug tot het oude, tot liet Liefde Christendom. Zesde zang. (Luc. XXIII 29.) Want zie (riep Jezus uit) daar komen dagen in welke men zeggen zal: Zalig zijn de onvruchtharen, en de huiken die niet gehaard hebben, en de borsten die niet gezoogd hebben! Welk een groot ziener, welk een groot toekomstprofeet, was diezelfde Jezus. Ziet 0111 u heen, menschenvrienden. Aanschouwt de woningen, neen, de sloppen en stegen en krotten en hoeken der armen. Verdiept u in hunne ontaarding, in hunne ontmenschelijking, in hunne verdierlijking, hun misdaad. Ziet hunne ziekten, hun besmettelijkheden, hun gebrek aan reinheid. Dompelt u in alle ellenden des levens. Aanschouwt daarnaast de onzinnige weelde, de verfijning en ontaarding, het grofzinnelijk buikzijn van menigen rijke. Hoe weinig gezonds blijft dan over! Is dan niet heel de aarde één ziekenhuis, één verzameling ontaarde 11 'i Waar blijven de kerngezonden, de gestaaiden, da machtigen en krachtigen ? Gaan zij niet verloren in die wriemeling van klanken? Is liet dun niot waar dat hij die diep voelt, die oneindig liefheeft, aan de buiken ver ook die lage maar tevens zoo hooge genietingen des buiks, voor baar genietingen, noomissen? Dat wilt gij niet, Natuur! En met reden. Maar waarom dan de baring tot zulk een poel van ellende, waarom dan de lijfsliefde tot zulk een zee van jammer gemaakt ? YIEIIDE BOEK. (J o li a n u e s.) Eerste z a 11 »\ O Joh. IV 22: Gij lieden aanbidt wat gij niet weet, wij aanbidden wat wij weten; want de zaligheid is uit de joden.. Is het dan waar, 0 vlijtige bestudeerders van i asverscliillen, dat er menschen zijn die van nature, van aanleg, van oorsprong idealen aanbidden, niet in geld opvorderbaar, en dat er andere mensehen zijn van aanleg meer geneigd tot aanbidding van den mammon? Is het dan waar dat in sommige rassen die oude karaktertrek, die nuchtere vereering van den platten geldzak, telkens te voorschijn komt ? Ik kan, ik wil het niet gelooven. De mensch is half dier, half engel. In elk ras, cok in het Joodsche, leeft een hooger begin- sel. Verbeteren wij liet Joodsclie door vrijheid. Lossen wij rassen op in menschenliefde. Tweede zang. Joh. VIII 7: ein zeide tot hen: Die van ulieden zander zonde is, werpe het eenst den steen op haar. "\ ergeeft en vergeet, iaat mij u zingen een lioogelied der liefde. Vloekt geen zondaressen en zondaars, maar verhindert ze in kwaaddoen. Werpt geen steen die u zelf kan treffen, maar verzacht en verbetert. Neemt de kiemen weg van het slechte. Verstikt het zaad van de boosheid. Grijpt met liefdearmen ook den slechte, cok den verstokte. Ontsteekt heilig vuur in zijn boezem. Spreekt tot hem met de klokkestem des harten. Tracht naar den zegepraal van het goede. Geen van allen zijn vrij zondevrij, hartstochtloosheid zijn veel onzer deugden, vrucht van goed gezelschap is veel onzer braafheid. Huichelt niet, gij zonderedders met woorden. Wij, wij willen liefhebben, verloochenen onszelvcn, leiden hen die lijden, zuchten met haar die zuchten. Een regenboog bij donkeren hemel zij onze liefde. Een zonnestraal liet grauwe zwerk doorborend. Laat ons blijven zingen het hoogelied der allesvergevende liefde. Derde zang. Joh. VIII 23 : En hij zeide tot hen : Gijlieden zijt van beneden, ik ben va.n boven; gij zijt uit deze wereld, ik ben niet uit deze wereld. Ik wil ii prediken een nieuwe leer, een ander evangelie. Niet genot is deugd, maar genotvol moet uw deugd, deugdelijk uw genot zijn. Niet zijn er sommigen van beneden, en anderen van boven; in ieder, ook den meestontaarde, is iets koogers. de kiem tot iets beters, te wekken. ^ ij zijn allen van deze wereld, maar wij zijn ook allen van een latere, van een betere, van een rijker en edeler wereld. ij leven allen bier, en wij leven allen hiernamaals. Het brein blijve lieerschen, liet lioogergeplaatste. Laat ons geen slaaf zijn van lagergeplaatste organen. Rechtop loopt de menscb, liet breindier. Laat ons de windingen des breins veredelen, vergrooten. Dit is de nieuwe leer die ik u predik. Vierde zang. Joh. XIII —35: Een nieuw gebod geef ik u, dat gij elkander liefhebt. Hieraan zullen zij allen bekennen dat gij mijne disipelen zijt, zoo gij liefde hebt onder elkander. O alminnaar, o liefdepreeker, o echte Jezus! ik ben uw discipel. V elen liebben uwe liefdeleer verkracht met ile tong. Velen hebben uw minnetaal tot een minne, tot een lage taal verbasterd. Velen hebben uw verhalen van liefde omgesmeed tot werken van liefdeloosheid. Uw discipel, uw liefdeleerling wil ik worden, o Jezus. Verspreiden uwe gedachten. Voortstrompelen op uw voetpad. Strijden uwe gevechten. En als het moet, schrijden uw kruisgang. Uw nieuw gebod is het oude, uw oud gebod is nog steeds het nieuwe: Hebt lief elkander. Een woeste, een alverslindende menschenstrijd is nog steeds der wereld antwoord. 0 Jezus! er is wéér behoefte aan een J'ezus. V ij f d e zang. Joh. xvm 37—38: Jezus antwoordde : Hiertoe ben ik geboren, opdat ik der waarheid getuigenis geven zoude. Ken iegemlijk die uit de waaTheid is hoort mijn stom. Pilatus zeide tot hem: Wat is waarheid? Ook wij zijn met waarheid aangegord, Wij dorsten naar waarheidsteugen. Wij zoeken wat waar, wat onsterfelijk wordt, Wij bestrijden verrotting en leugen. Wij trachten uit d' aarde, met vreugde en met vlijt, Slechts ware schatten te delven: Geen mammondienaars. geen leugenbeleid, Maar waarheid, 'teerst voor ons zeiven. (leen valsche taal zij liet woord van den mond, Maar waarheid, ook tegen minderen, Onze oogblik zij rond, onze lach zij gezond, Slechts waarheid beheersch' onze kinderen. Zoo waar zij ons leven, zoo waar onze dood, Dat ons voetspoor blijv' in de tijden, Dat zelfs later geslachten ons werk nog vergroot, Onze waarheid nog moge verblijden! VIJFDE T30EK. (Handelingen der Apostelen.) Eerste zang. Hand. II 44—45: En allen die geloofden waren bijeen, en hadden alle dingen gemeen. En zij verkochten hunne goedeTen en have, en verdeelden dezelve aan allen, naardait elk va.» noode had Sclioone, heerlijke droom van socialisme en communisme. Zult gij Jan eeuwig een droom zijn? Edel, oud-christelijk beeld van geluk en gelijkheid, Blijft gij dan steeds in de wolken? Ik, nuchter denker, werkelijkheidswaarnemer, ontwaar geen geluk voor allen, geen gelijkheid van ongelijken. Ik zie geen gelijke goederenverdeeling. maar goederenverscliuiving. Geen klassenopheffing, maar klassenstrijd en rasverschillen. Geen vrede, maar oorlog. Een nevelbeeld zult gij blijven, droom van socialisme en communisme. Tweede zang. Hand. VII 47—43: En Salomo bouwde hem een Huis. Maar de Allerhoogste woont niet in tempelen, met handen gemaakt, gelijk de Profeet zegt Geen tempelen, met handen gemaakt, kunnen mijn, kunnen onze godheid bevatten. Geen Roomsche kerk, geen I'rotestantsch bedehuis, geen moskee van Islambelijders, van Boeddhisten of Taoisten, Brahmanen, vuuraanbidders of medicijnmanvereerders. De gansche wereld is onze kerk, het heelal ons bedehuis, de natuur onze tempel, het sterrenheir is de voorhang onzer ontelbare moskeeën. Onze godheid is eeuwig en oneindig, onbegrijpelijk en onvatbaar. O mensclije, o eendagswormpje, rondwriemclend met gelijken op uw bolletje, dat gij ten onrechte middelpunt waant, gij lid der stofklcmpbende die uzelf menscli noemt, gij stipje in 't eeuwig Al, bouw u een hoogeren tempel, zie om u heen en bid in stilte. Derde z a n g. Hand. XVIII 14—15: En als Paulus zijnen mond zoude opendoen, zeide Gallio tot de Joden: Zoo daar eenig ongelijk of kwaad stuk begaan ware, o Joden, zoo zoude ik met reden ulieden verdragen. — Maai indien daar geschil is over een woord en namen en over de wet die onder u is, zoo zult gij zelve toezien ; want Lk wil over deze dingen geen rechter zijn. Laat ons, o wijsgeeren en broeders, Gallionen zijn, of worden. Laat ons niet twisten over 's keizers baard, strijden over eens ezels schaduw, verdeeld zijn over woorden, over namen, over de wet. Geen neerdalen tot woordenverdeeldheid, maar opklimmen tot liefdedaden. "Want liet woord lieeft strijd gebracht, en twist, en moord en doodslag en oorlog. Maar de daad, die boven liet woord staat, de daad van liefde, zij onze eeredienst. onze godsdienst. V i e r d e zang. Hand. XXVI 24: En als hij deze dingen tot verantwoording sprak, zeide Festus met groote stem : Gij raast, Paulus ; de groote geleerdheid brengt u tot Tazernij. Maar hij zeide : Ik raas niet, machtigste Festus, maar ik spreek woorden van waarheid en van een gezond verstand. Ik beklaag u, geleerdheid dezer eeuw, die tot onverstand en razernij voert. Brengt uw weten welvaart? Brengt uw boekenwijsheid geluk aan? Heeft uwe scliool- sclie geleerdheid ons geslacht opgevoerd tot wijsheid en schoonheid? Zie om u heen, laat onze jeugd u 't antwoord geven. Antwoord gij. gebrilde en magere jongelingschap, rugkrommende luchthappende jeugd die in dol voetbalspel een uitweg zoekt voor den wanhoop, verzameld in duffe en muffe schoollucht. Antwoordt gij óók, meisjes, figuurlooze moeders der toekomst, gij die met groote smart kinderen zult baren! Xaar buiten, in de frissche natuur! Daar bloeie onze geleerdheid. Xaar buiten, het schoolzitten ontvlucht! Daar groeien onze armen. Xaar buiten, waar geen sehooldompersgeest ons neerdrukt! Daar ontbloeit onze wijsheid. Helaas, ons nat en kil en koud eii grijs en grauw klimaat dwingt ons tot sclioolschheid. Leve het zuiden! Gelukkige streek van zon en warmte, van buitenleven en opstraatzijn, van zee en van bergen en bosschen. Eeuwig geprezen Italië, bakermat van kunst en van warmte. Almoeder Griekenland, benijdenswaardig Hella*! In den geest vliegen wij naar ü heen. Gezegend land van zon, en kleur, en koesterende hitte. Voedster van wijsbegeerte, kweekster van kunsten, van wijze gezondheid en gezonde wijsheid. Leer gij ons weer schoon en goed zijn. Weg met alle noodelooze boekengeleerdheid.