Verkrijgbaar bij hst Secretariaat van „Sobriëtas" te Maastricht: Werken van Mgr. Aug. EGGER, Bisschop van St. Gallen. 1. Alcohol, Alcoholisme en Onthouding, le deel, 12 ct. 2. Alcohol, Alcoholisme en Onthouding, 2e deel, 12 ct. 3. Alcohol en Welvaart, 20 ct. 4. De Alcohol en het Huisgezin, 6 ct. 5. Alcohol in kleine hoeveelheden, nieuwe druk, 12 ct. 6. De Geheelonthouding, een christelijk en vaderlievend werk, 5 ct. 7. De Geestelijkheid en het Alcoholvraagstuk, 10 ct. 8. De Herberg, wat ze "geworden is en wat zij worden moet,'40 ct. Werken van Dr. Ariëns. 9. De Greesel der Eeuw, 6 ct. 10. Ons Herbergwezen, 6 ct. 11. Criminaliteit en Drankmisbruik, 40 ct. Ai deze degelijke werkjes, die op het Alcoholvraagstuk zoo'n helder licht werpen, onder den naam van „EggerAriëns-pakket", voor slechts fl. 1.65. Bij elk pakket wordt nog gevoegd het door Pater ILDEFONSUS samengesteld werkje Dr. Ariëns aan het woord", 10 ct. Ieder katholiek, ieder christen, ieder mensch die er eene zedenleer op nahoudt, behoort zich in onze dagen ie onthouden van sterken drank en mag dien niet meer aanbieden aan anderen. Kiirtl. Mercier, 20 Dec. 1908. Ieder heeft slechts eigen ondervinding te raadplegen om te weten welk een onmetelijke plaag het drankmisbruik is geworden. Mgr. Leijten. \ L?iat ieder in zijn eigen kring zich zooveel mogelijk ! beijveren om 'i drankmisbruik tegen te gaan. Mgr. li. v. d. Wetering• De Geesel der Eeuw EN Het beste Verweermiddel DOOR Dr. ALPII. ARIËNS, R. K. Pr. Dronkenschap is er altijd geweest: wat nieuw is, is het alcoholisme. Nauwelijks een eeuw oud, heeft deze geesel sinds 50 jaar getoond, al wat er aan kracht en ijselijkheid in hem verscholen ligt. Min. Beernaert, 20 Nov. 1898. 5de Vermeerderde Uitgaaf. Ouders, tracht uwe kinderen te leeren, dat zij het van meet af zonder alcoholische dranken doen. Kard. Manning. Uitgave van het Secretariaat van Sobriëtas, Maastricht. 190». i / Prijs franco huis: 1 ex. 6 ets.; 10 ex. 50 ets.; 50 ex. f 2.25; 100-ex. f 4.—. Officieel Verslag van het Tweede Nederl. Katholiek Congres tot bestrijding1 van het Alcoholisme, gehouden te Nijmegen op 18, 19 en 20 Augustus 1907. (350 bladz.) verschenen en verkrijgbaar bij het Secretariaat van Sobriëtas te Maastricht, prijs 60 cent, franco per post 70 cent. Vraagt Catalogus van Propagandamiddelen en Staalkaart van insignes aan het Secretariaat te Maastricht. De Geesel der Eeuw, Dit is het karakter van het einde der XIX1' eeuw en van hare beschaving, dat wij den rijkdom des lands gebruiken om er tranen, rouw en ellende voor te koopen. Mgr. IREI.AND. De vorige eeuw was in lal van opzichten de meerdere harer voorgangsters. De stof is een wondervol gehoorzame dienaresse geworden van den koning der schepping. De zeden zijn zachter. ..De algemeene levensstandaard is beter dan ooit. Wij kennen niet meer de verschrikkelijke besmettelijke ziekten, den hongersnood van het verleden. De gemiddelde levensduur is verlengd. Men leeft langer en beter dan vóór 100 iaren. Maar ziehier de schaduwzijde: naast de oude geese 1 s is een nieuwe geesel verschenen: het alcoholisme." Aldus [de Belgische oud-minister de heer Beer n a e r t. in zijne rede van 20 Nov. 1898 te Luik. En zóó groot zijn de verwoestingen, door dezen XlXeeeuwschen geesel aangericht, dat een beroemd staathuishoudkundige als E m i 1 e de Laveleye niet geaarzeld heeft te verklaren: ..Gelukkig de middeleeuwen! Toen bad „men God, de wereld te bevrijden van drie geesels: Van ..oorlog, pest en hongersnood, verlos ons, Heer! Toen kende „men nie de nieuwe, ons door de Arabieren gebrachte pest „van den alcohol, die voor de menschheid noodlottiger is „geworden dun de drie andere geesels te zamen." Aard van het nieuwerwetsche Alcoholisme^. Waarin bestaat dan wel ons nieuwerwetsch alcoholisme? Is 't het misbruik van alcohol, dat ons afstoot in den waggelenden of vloekenden dronkaard V Officieel Verslag k/ ' van het Tweede Nederi. Katholiek Congres tot bestrijding van het Alcoholisme, gehouden te Nijmegen op 18, 19 en 20 Augustus 1907. <350 bladz.) -""'TV- ' ~ verschenen en verkrijgbaar bij het Secretariaat van Sdbriëtas te Maastricht, prijs 60 cent, franco per post 70 cent. Vraagt Catalogus van Propagandamiddelen en Staalkaart van insignes aan het Secretariaat te Maastricht De Qeesel der Eeuw. Dit is het karakter van het einde der XIX* eeuw en van hare beschaving, dat wij den rijkdom des lands gebruiken om er tranen, rouw en ellende voor te koopen. Mgr. IRELAND. De vorige eeuw was in tal van opzichten de meerdere harer voorgangsters. De stof is een wondervol gehoorzame dienaresse geworden van den koning der schepping. De zeden zijn zachter. „De algemeene levensstandaard is beter dan ooit. Wij kennen niet meer de verschrikkelijke besmettelijke ziekten, den hongersnood van het verleden. De gemiddelde levensduur is verlengd. Men leeft langer en beter dan vóór 100 jaren. Maar ziehier de schaduwzijde: naast de oude geesels is een nieuwe geesel verschenen: het alcoholisme." Aldus [de Belgische oud-minister de heer Beernaert, in zijne rede van 20 Nov. 1898 te Luik. En zóó groot zijn de verwoestingen, door dezen XlXeeeuwschen geesel aangericht, dat een beroemd staathuishoudkundige als Emile de Laveleye niet geaarzeld heeft te verklaren: „Gelukkig de middeleeuwen! Toen bad „men God, de wereld te bevrijden van drie geesels: Van oorlog, pest en hongersnood, verlos ons, Heer! Toen kende „men nie de nieuwe, ons door de Arabieren gebrachte pest „van den alcohol, die voor de menschheid noodlottiger is „geworden dun de drie andere geesels te. zamen. Aard van het nieuwerwetsche Alcoholisme,. Waarin bestaat dan wel ons nieuwerwetsch alcoholisme ? Is 't het misbruik van alcohol, dat ons afstoot in den waggelenden of vloekenden dronkaard ? De Geesel der Eeuw. Dit is het karakter van het einde der XIX» eeuw en van hare beschaving, dat wij den rijkdom des lands gebruiken om er tranen, rouw en ellende voor te koopen. Mgr. 1RELAND. De vorige eeuw was in tal van opzichten de meeidere harer voorgangsters. De stof is een wondervol gehoorzame dienaresse geworden van den koning der schepping. De zeden zijn zachter. „De algemeene levensstandaard is beter dan ooit. Wij kennen niet meer de verschrikkelijke besmettelijke ziekten, den hongersnood van het verleden. De gemiddelde levensduur is verlengd. Men leeft langer en beter dan vóór 100 jaren. Maar ziehier de schaduwzijde: naast de oude geesels is een nieuwe geesel verschenen: het alcoholisme." Aldus [de Belgische oud-minister de heer Beernaert, in zijne rede van 20 Nov. 1898 te Luik. En zóó groot zijn de verwoestingen, door dezen XlXeeeuwschen geesel aangericht, dat een beroemd staathuishoudkundige als Emile deLaveleye niet geaarzeld heeft te verklaren: „Gelukkig de middeleeuwen! Toen bad „men God, de wereld te bevrijden van drie geesels: Van „oorlog, pest en hongersnood, verlos ons, Heer! Toen kende „men nie de nieuwe, ons door de Arabieren gebrachte pest „van den alcohol, die voor de menschheid noodlottiger is „geworden dun de drie andere geesels te zanten. Aard van het nieuwerwetsche Alcoholisme^. Waarin bestaat dan wel ons nieuwerwetsch alcoholisme ? Is 't het misbruik van alcohol, dat ons afstoot in den waggelenden of vloekenden dronkaard ? Zeker, ook dat hoort er toe. Maar die dronkenschap is toch niet de kwaal, die ons bezig houdt, maar slechts een uiting ervan. Dronkenschap is iets ouds, het alcoholisme iets nieuws. Wat wij op het oog hebben, als wij spreken van het alcoholisme, dat is: het weergaloos gebruik dat het volk in al zijn geledingen van alcoholische dranken maakt, met al den nasleep van ellenden, die daarvan in de gansche maatschappij het gevolg zijn. Inderdaad, indien wij slechts te doen hadden met eenige honderden of zelfs duizenden gevallen van die grove onmatigheid, welke de H. Kerk onder de hoofdzonden rangschikt, dan was het voor de maatschappij nog zoo erg niet. Maar wij hebben te doen met een gealcoholiseerd volk. *) Vroeger werd bijna alleen door den volwassen man gedronken, maar thans drinkt iedereen: ook de vrouw, ook de jongen en het meisje; zelfs het kind vordert zijn aandeel in het alcoholverbruik op. Kwam vroeger de beker bij een bruiloft op tafel, thans geschiedt het voortdurend. Een koop is bijkans onwettig, tenzij door een borrel bezegeld; bier, wijn en jenever hooren thuis bij het meest alledaagsche vriendenbezoek; of ge koffie in een café, logies in een herberg kunt krijgen, is een groote vraag, maar een borrel zult ge overal vinden, omdat hij overal en altijd gevraagd wordt. Oudtijds dronk men lichte bieren en wijnen; de echte alcohol was in de kast van den apotheker en kostte apothekersprijs. Thans zijn de zwaarste alcoholica in de mode gekomen. De scheikunde onzer dagen heeft den alcohol uit zijn schuilhoek te voorschijn gehaald en „koppige" bieren 1) Dit wil niet zeggen, dat wij een volk van dronkaards zijn; ook niet, dat wij in het algemeen onmatig zijn, in den aangenomen zin van dit woord; maar alleen dit: dat in ons volk een hoeveelheid alcoholische dranken gekomen is en blijft komen, — die schadelijk ingewerkt heeft, en nog steeds schadelijk inwerkt, op zijn lichamelijke, geestelijke en zedelijke gesteltenis. en wijnen gemaakt, waarvan één glas soms al hoofdpijn geeft. Zij heeft het vuur van den alcohol — nauwelijks (of nog niet!) tot op de helft getemperd — in brandewijn en jenever, cognac en absint gegoten; de werktuigkunde heeft alles voor een spotprijs gefabriceerd; zoo is de sterkste en giftigste drank de volksdrank bij uitnemendheid geworden. Uit een en ander volgt vanzelf nog een vierde verschil tusschen vroeger en nu. Wijl vroeger niet door iedereen en ook niet voortdurend gedronken werd, was de hoeveelheid alcohol, over de massa verdeeld, betrekkelijk gering. Thans echter, nu ieder een handje meehelpt en de jenever een dagelijksche kameraad is geworden, zijn hectoliters noodig, waar weleer liters voldoende waren, en mag men gerust spreken van een zee van alcohol, die door de wereld verzwolgen wordt. En welk een zee! O, als er geen ministers van financiën geweest waren, die er belang bij hadden de diepte dier zee nauwkeurig te peilen, dan zou de stoutste verbeelding de waarheid niet gedroomd hebben. Of klinkt het niet fabelachtig, dat F r a n k r ij k op dit oogenblik 6 maal meer sterken drank en Zwitserland 30 maal meer bier gebruikt dan een halve eeuw geleden? x) Klinkt het niet ongelooflijk dat België dagelijks i. 700.000 aan alcoholische dranken, waarvan f. 200.000 alleen aan jenever, verteert? 2) Klinkt het eindelijk niet als een sprookje, dat het kleine Nederland met zijn 5 millioen inwoners jaarlijks tot 75 millioen gulden alleen aan jenever besteedt ? Vijf en zeventig millioen gulden — dat is 8 maal meer dan de Nederlandsche Staat aan zijn peperduur onderwijs besteedt I 1) Mgr. Egger, De Geestelgkheid en het Alcoholvraagstuk, p. 8. 2) Dr. Belval, voorz. der Ligue patriotique (Beige) contre 1'alcoholisme. Min. Beernaert geeft voor jenever en bier per jaar 450 milt. fr. aan. Dat is 2 maal zooveel als wij aan Oorlog en Marine besteden! Dat is de helft van hetgeen het heele huishouden van ons vaderland kost! Binnen- en Buitenlandsche Zaken, Waterstaat en Justitie, Oorlog en Marine, Financiën en Koloniën stonden op de begrooting van 1902 genoteerd voor slechts even 190 millioen! Wij zien hieruit, dat het alcoholisme onzer dagen heel wat verschilt van de onmatigheid van vorige eeuwen. Was vroeger 't gebruik van alcoholische dranken meer individueel, beperkt tot bijzondere omstandigheden, in niet zoo sterk gehalte en in betrekkelijk geringe hoeveelheid, tegenwoordig staan wij voor een voortdurend gebruik, door Jan en alleman, van de sterkste alcoholica en voor een ^ontzettend bedrag, dat haast onder geen cijfers te brengen is. Gevolgen van het Alcoholisme. Wat wii tot hiertoe gezegd hebben, geeft ons recht om te spreken van het alcoholisme als van een maatschappelijk feit, een feit waarbij het gansche volk betrokken is, maar het geeft ons nog geen recht om met beslistheid van een maatschappelijk misbruik te gewagen. Het recht daartoe hebben wij dan alleen, als de ervaring ons leert, dat ons alcoholgebruik verderfelijk inwerkt op de groote maatschappij. Welnu, wat zegt de ervaring? Dit: dat het alcoholisme op elk gebied des levens de wereld met puinhoopen overdekt heeft. 1. Op economisch of stoffelijk terrein is het alcoholisme een hoofdoorzaak van het pauperisme. 1) ln 1692 werd volgens de berekening van den heer Th. W. v. d. Woude (Overysel en de Jenever) te Enschede per hoofd voor f. 32.18 gebruikt, d. i. voor de gansche bevolking van 17.000 inwoners f. 547.000! 't Is te vreezen, dat Tilburg, Helmond, Eindhoven, Oldenzaal, Beverwijk, Maastricht, de Baronie, het Sticht en de Overbetuwe het niet veel beter gemaakt te hebben. lk veroordeel volstrekt niet het gebruik van een genotmiddel. Maar het geld, dat men uitgeeft voor genot, mag nooit zooveel wezen, dat men in het noodzakelijke te kort komt. Welnu, dat is op dit oogenblik het geval. Hollands huishouden zit er niet zoo warm bij, dat 75 millioen gulden, alleen aan sterken drank, gerust naar de la van den kastelein kunnen verhuizen. En wie zou durven zeggen, dat onze oostelijke nabuur, de D u i t s c h e r, door de vlucht zijner industrie reeds zoo rijk is geworden, dat hij 3 milliard marken s jaars aan alcoholische dranken kan uitgeven ? In het zweet van ons aanschijn kunnen wij ons brood verdienen, d. i. wat wij dagelijks voor ziel en lichaam noodig hebben, maar niet zóóveel, dat wij tien, twintig, ja 30 percent en meer aan een enkel genotmiddel als den alcohol kunnen uitgeven, zonder arm te worden. En die verkwisting is een feit. Tal van personen, dief 8 verdienen, maken f 2.— d. i. 25 pCt., alleen aan jenever op. Geen Vincentius-Vereeniging kan tegen zulk een stroom van ellende oproeien. Op economisch gebied is ons alcoholisme derhalve een ware wraakroepende zonde, die hierin hare straf vindt, dat tienduizenden slecht gevoed, slecht gekleed en allerslechtst gehuisvest zijn. „In België, het vruchtbaarste land der wereld, moet Ve der bevolking tot de openbare of bijzondere liefdadigheid zijn toevlucht nemen." 2. Op hygiënisch terrein. Welke zijn de gevolgen van ons alcoholverbruik voor lichaam en geest ? Zij zijn allertreurigst. De negende man in Zwitserland is geen dronkaard, maar toch stierf er in 1893 de negende man in de 15 grootste steden aan de gevolgen van het alcoholverbruik. ) 1) Min. Beemaert, t. a. p. 2) Mgr. Egger, Geestelijkheid en Alcoholvraagstuk p. 7. In België was het nog erger. Daar stierf in 1896 de zesde man — 20.000 van de 120.000 — aan de gevolgen van den drank, terwijl aan diezelfde oorzaak niet minder dan 12.000 ziektegevallen geweten werden. „L'alcool est essentiellement homicide," zei Min. Beernaert, d. i. de alcohol is uitteraard een moordenaar. De Engelsche verzekeringsmaatschappijen — in deze de meest vertrouwbare getuigen — komen tot soortgelijke resultaten, wel te verstaan niet voor dronkaards, maar voor de zoogenaamd matige drinkers. De onthouders betalen er veel minder premie, omdat men weet dat zij veel langer zullen leven. J) Dat de krankzinnigengestichten een groot percentage hunner patiënten aan den drank verschuldigd zijn, is bekend; en het ligt voor de hand, dat, waar eenige tientallen door het drinken hun verstand geheel verliezen, duizenden anderen het zeer verzwakken. Deze verzwakking van lichaam en geest door den alcohol is vooral tegenwoordig zoo groot, omdat ons geslacht, gelijk dr. Teilegen opmerkt,2) in kracht is achteruitgegaan. 3°. Op godsdienstig-zedelijk gebied. Het meest nog openbaart zich ons alcoholgebruik als maatschappelijk misbruik onder godsdienstig-zedelijk opzicht. Wie is de hoofdschuldige aan de ontheiliging van den Zondag, aan de oplossing van het familieleven, aan de verwaarloozing van de opvoeding der kinderen, aan de algemeene verwildering van zeden ? Geen ander dan de alcohol. „De Christelijke familie, zegt Mgr. Egger, heeft geen erger vijand dan het alcoholisme." 1) Door de Ned. Alg. Verzekeringsbank wordt dit voorbeeld gevolgd. Wie op 25-jarigen leeftijd een verzekering wil sluiten, om f 100 in geval van overlijden te bekomen, moet volgens het gewone tarief f. 1.90 per jaar betalen; maar als hij geheelonthouder is. komt hij 28 ct. goedkooper terecht. Zie ook „Sobriëtas", le Jrg. bldz. 10—12. 2) Qebruik en Misbruik van alcoholhoudende dranken, door dr. Tellegen Jaarg. 1, no. 1 der S.-Will.-Ver. Volgens dr. Bode maken jaarlijks 150.000 Duitschers kennis met den rechter wegens allerlei overtredingen ten gevolge van het drinken. En kard. M a n n i n g doet deze waarlijk indrukwekkende uitspraak: „De H. Kerk heeft in Engeland meer kinderen verloren door het alcoholisme dan door het Protestantisme en het ongeloof te zamen. W ij zouden 100.000 Katholieken meer tellen, indien ons Kruisverbond 2 5 jaar eerder bestaan ha d." Zoo is het elders en zoo is het bij ons. r) In 6 maanden tijds kwamen in 1898 aan de rechtbank van Roermond zes gevallen voor van mishandeling met doodelijken afloop, die alle vóór of in de herberg geschied waren. Een en ander maakt het duidelijk, dat het alcoholisme — d. i. het tegenwoordig alcoholverbruik, niet alleen door dronkaards maar in het algemeen genomen — een verschrikkelijke maatschappelijke plaag is. Het kwaad, door deze ondeugd aangericht, is zelfs zoo ontzettend en wijdvertakt, dat het onmogelijk in al zijn omvang zonder ernstige en langdurige studie te achterhalen is, Zelfs een man als kardinaal Manning, die toch altijd onder het volk gewerkt had, liet op zijn sterfbed deze verzuchting hooren: „O had ik toch vroeger de gevaren van het alcoholisme ingezien !" Maar dit mag, na het gezegde, voor iederen lezer toch wel vaststaan: dat wij te doen hebben, gelijk M g r. 1 r eland zegt, met „eene ondeugd, die meer dan eenige andere maatschappelijke zonde, ellende brengt over de Kerk en hare kinderen"; dat wij dus te wapen moeten loopen met een heilig vuur en dien vervaarlijken vijand van God 3) Zie Criminaliteit en Drankmisbruik, door Dr. Alph. Ariëns. Secretariaat van Sobriëtas, Maastricht 1905. (Prijs 40 ct.) en de menschen bestrijden met een ijver en offervaardigheid, die van geen wijken of versagen weet. Maar hoe moet deze „geesel" bestreden worden? Om daarop te kunnen antwoorden, moeten wij noodzakelijk eerst nog kennis maken met de Bondgenooten van het Alcoholisme: de drinkideeën, de drinkgewoonten, de drinkgelegenheden, de drinkkapitalisten of -propagandisten, de drankzucht, het gejaagde van het moderne leven en de toegenomen zucht naar genot, de sociale nooden. Immers, indien wij de stelling dezer bondgenooten — die, als vijanden in hinderlaag, voor het oog der meeste menschen verborgen zijn — niet heel goed opnemen, dan is het wis en zeker, dat wij met al onze dapperheid het niet zullen winnen. Welnu laat ons even op verkenning uitgaan. Als len bondgenoot heb ik de drinkideeën genoemd. Een groot gedeelte der menschheid dommelt nog voort in den waan van het oude mannetje, dat den pas uitgevonden brandewijn als levenswater begroette. De zieke krijgt wijn, de jongen op het pensionaat een glas bier en de sjouwerman een paar borrels, niet ter opwekking, o neen, maar omdat het zoo .... „versterkend is. Een half glaasje likeur vindt tante een „onschuldige lekkernij" voor haar kleine neven en nichten; en duizenden moeders en bakers vinden er niets op tegen, een zuigeling met een lepeltje brandewijn in slaap te brengen. Met één woord: allerlei goede eigenschappen worden den alcohol toegeschreven, die hij niet heeft, en allerlei kwade die hij wél heeft, zijn onbekend. Dat deze onwetendheid, die door duizenden belanghebbenden met leugenachtige reclames dagelijks bevorderd wordt, het drankgebruik zeer in de hand werkt, is duidelijk. En daarbij komt nog ééne dwaling, die erger is dan alle andere te zamen, te weten deze: dat de onmatigheid eerst daar begint waar de beenen waggelen of de mond onwijze taal uitslaat. Die dwaling is bijna algemeen en sticht onnoemelijk veel kwaad. Duizenden menschen verdrinken dientengevolge verbazende hoeveelheden, volkomen te goeder trouw. Dacnten zij werkelijk onmatig te zijn, zij zouden hun quantum heel wat verminderen, maar wie kan hén van misbruik beschuldigen ? Stonden zij niet altijd recht op hun beenen, ook na de tweede flesch ? Drie borrels daags is veel, maar wie kan het hün aanzien ? En intusschen verdrinken zij hun geest- en hun wilskracht en gaan 10 jaar te vroeg naar het kerkhof heen. Een 2en krachtigen bondgenoot heeft het alcoholisme gevonden in onze drinkgewoonten, die in een waren énnkdwang ontaard zijn. Overal komt de flesch op tafel geen koffie, thee of victoriawater — maar bier, wijn of jenever. De deftige dame, die het verkeerd vindt, dat de werkman jenever drinkt, durft toch niet nalaten, dien werkman een borrel aan te bieden. De gastheer acht zich verplicht, zijn gast terstond een flesch wijn voor te zetten en tot drinken bijna te dwingen. Uit louter beleefdheid zal hij duchtig het voorbeeld geven, ook al heeft hij geen zin; en de gast durft — ook alweer uit dezelfde beleefdheid — niet weigeren, al weet hij vooruit, dat hij 't den volgenden morgen duur moet bekoopen. De werkman op karwei moet, uit gewoonte alweer, zijn dubbeltje bijleggen om voor gezamenlijke rekening jenever te laten halen en stelt zich kinderachtig aan, als hij den borrel zou weigeren, die hem gratis wordt aangeboden. De meeste reizigers kunnen niet verkoopen, als zij niet drinken en schenken. Dat zijn de zeden van onzen tijd. Geen gewone sterkte, maar heldhaftige deugd is voor menigeen noodig om bij zooveel verleiding staande te blijven. De 3e bondgenoot wordt gevonden in onze tallooze, bijna voortdurend geopende, drinkgelegenheden. De gelegenheid maakt den dief. Waar tien muizen\ allen op een rij staan, is wel te vreezen, dat muisje in een van de 10 — al was het in de laatste! — terecht komt. Zijn onze herbergen geen muizenvallen, voor vele zwakke broeders en zusters? In België waren er in 1870 100,000: bij de telling in 1889 185,000 (Beernaert t. a. p.) thans al 200,000. Zegge tweehonderdduizend muizenvallen. Ook bij ons zijn zij legio. In 1907 waren er 22957 officieele „vergunningen" en misschien wel evenveel clandestiene. Amsterdam alleen telde ruim 1000 clandestiene tappers onder den onschuldigen naam van bierhuishoudei- slijter. . , Ook de bierhuizen, die niet clandestien jenever verkoopen, moeten meetellen, want ook bier bevordert het alcoholisme. „De steden en het platteland van Limburg, zei Mr. B o 1 s ï u s in de Tweede Kamer, worden bedorven door de menigvuldige bierhuizen, die buiten iedere verhouding tot het aantal ingezetenen zijn en het alcoholisme met zijn gevolgen in de hand werken." Maar het ergste is 4°, dat in die drinkgelegenheden drinkkapitalisten, derhalve drink-propagandisten, zitten. In die herbergen zitten geen Staats-ambtenaren met vast salaris, maar menschen die van uw drinken leven moeten. En achter die herbergiers zitten weer grootere kapitalisten. branders en brouwers en handelaars in wijn en gedistilleerd vooral naamlooze vennootschappen — die millioenen en millioenen hebben vastgelegd in brouwerijen, branderijen en honderden door zetbazen geëxploiteerde herbergen. Welnu, al dat kapitaal is in dienst van het alcoholisme. De duizenden groote en kleine kapitalisten, die bij die zaken betrokken zijn, — fabrikanten en handelslui, herbergiers en tappers, met of zonder vergunning, — hebben allen maar één doel: geld maken! En de eenige weg voor hen om dat doel te bereiken is: het volk veel, altijd meer laten drinken. Zoo wordt dan al hun scherpzinnigheid aan het werk gezet, al hun kapitaal in beweging gebracht, om het volk daartoe over te halen. Vooreerst wordt gezorgd, dat de menschen niet ver te loopen hebben. De best gelegen panden in de groote steden, waar het meeste volk langs komt, worden voor drinklokalen ingericht. Of ze duur zijn, doet niets ter zake; de alcoholmaatschappijen hebben geld genoeg en zullen het van 't volk wel terughalen. Maar ook elke straat, elke steeg krijgt haar kroeg. En in de dorpen is het dito dito. Zelfs in de afgelegenste buurtschappen, midden op de heide, overal waar maar 'n twintig, dertig gezinnen wonen, kunt ge in twee, drie bierhuizen of stille kroegen uw dorst gaan lesschen. Maar het blijft daar niet bij. Hoe meer er gebrek komt aan nieuwe woningen, hoe schooner en gezelliger de drinklokalen worden. Sommige daarvan zijn ware paleizen, waar men alleen om de fraaie verlichting een paar uur gaat plakken en drinken. En het gaat al verder en verder! De een tracht den ander te overtreffen in het organiseeren van vermakelijkheden, tooneelvoorstellingen, bals en concerten zonder eind, met geen ander doel dan om het volk altijd meer aan den drankduivel te doen offeren. Ik vraag het u: hoe is het mogelijk, dat duizenden niet aan den drank komen? Men klaagt over de zucht naar uitgaan, over de toenemende zucht naar zingenot; maar het is de geldzucht der kleine en groote alcohol-kapitalisten, die daarvan de hoofdoorzaak is. Die is het, die het volk aan den drank wil hebben, en daartoe de verleiding zoo groot maakt, dat me hi buitengewoon sterk moet zijn om niet te bezwijken. , . , , De invloed, die aldus door het kapitaal — d. 1. dooi de duizenden, die bij den alcohol geldelijk belang hebben — wordt uitgeoefend, is ontzettend. Die invloed is het, die in België heeft doen zeggen: „Wij zullen niet gemakkelijk slagen met onzen strijd, want wij hebben 200,000 herbergiers tegen ons over." En met reden. Want tweehonderdduizend herbergiers, dat beteekent, — als wij hen gemiddeld op een huishouden van 5 personen mogen aanslaan (man, vrouw en 3 kinderen i dat 1 millioen van de 8 millioen Belgen belang bi] den drankverkoop hebben. Om diezelfde reden heeft men daar ook met recht gezegd. „Laten wij toch spoedig onze grenzen voor het absint sluiten. Thans zijn er nog maar weinig belanghebbenden. Maar wee ons, wanneer ook hierin veel kapitaal wordt vastgelegd." - Gelukkig is de daad bij het woord gevoegd. In 1907 is de invoer, voortbrengst en verkoop van absint, op voorstel van Carton de Wiart, door de Belgische wet verboden. Nederland gaat dit voorbeeld navolgen. Als 5e bondgenoot is de drankzucht genoemd. Nooit is de wereld gekweld geweest met een dorst ^ naar alcoholische dranken als tegenwoordig, want de alcohol werkt als een prikkel, die voortdurend naar een nieuwe en nog grootere opwekking doet verlangen. Het overmatige en algemeene gebruik van dezen prikkel in de laatste 50 jaren heeft de drankzucht bijgevolg op ontzettende wijze doen toenemen. , .... „ Het verwondere u daarom niet, dat van de 500 millioen ir. die van 1873—77 in België meer aan loon werden uitbetaald dan in de 4 jaren te voren, voor 425 millioen meer aan sterken drank besteed werd. *) Het volk dronk zooveel meer, niet uit louter lichtzinnigheid, maar ten deele ook geprikkeld door dorst, door een ziekelijke zucht naar drank. Met het oog daarop mag het ons ook niet bevreemden, dat van 1886—92, dus in zes jaren tijds, het alcoholverbruik in Duitschland met 800 millioen marken is toegenomen.2) En eindelijk verbaze u ook dit niet: dat er in Frankrijk in 15 jaren tijds 80,000 herbergen zijn bijgekomen. Men hoopte, dat ten minste het Zuiden met zijn smakelijke, goedkoope wijnen zich goed zou houden, maar de hoop is ijdel gebleken; het Zuiden holt het Noorden achterna in het gebruik van het afschuwelijke, groene absint-vergift. Waar komt de drankzucht vandaan? Bij velen alleen door eigen misbruik, bij velen echter is zij een droevig erfstuk. Tal van kinderen komen tegenwoordig gealcoholiseerd — met de kiem der drankzucht — ter wereld. „Ik zal geen steen op u werpen", zei ik eens tot een drinker, die gaarne van zijn kwaal verlost wilde zijn, maar o! zoo te kampen had; „ik weet wie uw vader was." „Och", luidde zijn beteekenisvol antwoord, „dan had u mijn grootvader nog eens moeten kennen !" De 6e bondgenoot is het gejaagde van het moderne leven en de toegenomen zucht naar genot. In menig beroep — vooral bij werkers met 't hoofd, als handelslui, dokters, advocaten e. a. — wordt gejaagd, zenuwachtig geleefd. Dat roept om prikkels voor de zenuwen, en wat is dichter bij de hand dan een glas port of cognac ? 1) Edm. Calm-ijn. De anti-alcoholische beweging in Belgiè, Brugge, Gebr. Houdmont, 1894. 2) Mgr. Egger t. a. p. Ook de genotzucht telt mee! De christelijke gedachte dat wij hierbeneden moeten zwoegen en ons zelf verloochenen voor God en den naaste, is erg op den achtergrond gekomen. Men wil genieten — wel op een fatsoenlijke manier — maar toch genieten, zich niets ontzeggen. Veel uitgaan, druk herberg- en societeitsbezoek, overvloedig drankgebruik zijn het onmiddellijke gevolg. Ten 7e en ten laatste: de sociale nooden, als te lange arbeidsduur, slechte huisvesting enz. De orthodoxe Marxisten noemen den socialen nood de hoofd-, ja eenige oorzaak van het alcoholisme. Al wat geestelijk of zedelijk slecht is, heeft volgens hen een stoffelijken ondergrond. Wordt er dus te veel gedronken, dan ligt de schuld aan lage loonen, lange werktijden, in één woord aan de maatschappelijke ellende der arbeidersklasse. De feiten echter hebben hen duidelijk gelogenstraft. In de vette jaren van 1873—77 werden in België 500, in Engeland 3000 millioen franken meer aan loon uitbetaald dan in de 4 jaren te voren, maar in datzelfde tijdvak klommen de uitgaven voor drank : in België met 425, in Engeland met de volle 3000 millioen. Het kan ook niet anders, zoolang de oudere „drinkideëen" bestaan. Als een volk meent, dat een drank kracht geeft, zal hij hem drinken in goede en kwade tijden, en in de goede nog meer. Niet omdat welvaart meer prikkel't, maar omdat zij meer gelegenheid tot drinken biedt dan armoede, Sociale nood is echter op zich zelf een prikkel, wie over de normale arbeidskracht heen werkt, wil 't vermoeidheids-gevoel kwijt zijn. Hij vindt dien wensch bevredigd in de bedwelming van den alcohol. Wie te weinig gegeten heeft, voelt zich gedreven naar den alcohol die het hongergevoel wegneemt, leder die lijdt, vindt een vriend in den drank die voor een oogenblik het lijden doet ver- geten. Wat bepaaldelijk de slechte huisvesting betreft — een krot is altijd dicht bij een herberg, al is deze ook een half uur verder gelegen. Sociale nood drijft dus naar herberg en drank, en verdient bijgevolg een eigen plaats in de rij der bondgenooten. Zonder hem zou het alcoholisme even goed ontstaan zijn, maar zonder hem zal 't niet verdwijnen. Sociale welvaart geeft gelegenheid voor hem die genieten wil; sociale nood geeft aanleiding, is een prikkel voor hem die niet lijden wil. 2. Het beste Verweermiddel. De Kath. Onthoudersbond is de bron geweest van ontzaglijk veel goeds. Hij heeft tal van ongelukkigen gered en aan ons land een gezonde gedachte over de matigheid bijgebracht. Mgr. JANSSENS, Aartsb. van New-Orleans, aan het Congres der Kath. Geh. Onth. van Amerika in 1895. Op welke wijze zullen wij den geesel onzer eeuw bestrijden? Op velerlei wijze. Tegen eiken bondgenoot van het alcoholisme moet een bijzonder bolwerk worden opgericht. Zoo moeten 1°. de onware drinkideeën bestreden worden door degelijk anti-alcoholisch onderricht. Dit is van het allergrootste belang. De iw/&svergiftiging immers vindt haar hoofdgrond niet in de schuldige onmatigheid, in het wetens-en-willens onmatig zijn — daaraan is misschien nog geen 10 pCt. van het alcoholisme te danken — maar in onschuldige onmatigheid, in onmatigheid te goeder trouw, in die zoogenaamde matigheid, die zich uiterlijk niet terstond als onmatigheid openbaart en daarom door de groote massa heel gerust „beoefend" wordt, doch langzaam maar zeker het merg van ons gebeente wegvreet. Anti-alcoholisch onderricht is hiervoor het aangewezen recept. Het volk moet de waarheid leeren aangaande den alcohol. Wij moeten, volgens Mgr. Egger, „den wolf de schapevacht uittrekken," m. a. w. duidelijk aantoonen, dat de alcohol niet zoo onschuldig is als hij lijkt, maar heel wat booze en gevaarlijke eigenschappen heeft. Het volk moet leeren, dat de H. Schrift niet slechts getuigt: „De wijn verblijdt 'smenschen hart", maar ook: dat twist en wulpschheid en veel andere ellenden voor talloozen op den bodem van het glas liggen. Het volk moet leeren, dat de alcohol niet voedt, niet versterkt, maar slechts een kortstondige opwekking geeft; dat die opwekking echter voor vele menschen zeer gevaarlijk en verleidelijk is; dat het hedendaagsche zoogenaamd-matig gebruik, zooals het bij tal van brave en nette lieden in zwang is. feitelijk onmatig is, omdat het hen en hun nakroost lichamelijk en geestelijk doet ontaarden; dat eindelijk .elk alcoholgebruik van kinderen — ook van bier en wijn — erger is dan het alcoholmisbruik van volwassenen." (Dr. Ausems). Dat moet verkondigd worden in geschriften, op vergaderingen en vooral op onze lagere scholen. Als dat eenige jaren gebeurd is, dan wordt per jaar stellig voor lOmillioen minder gedronken. 2°. De dwingende drinkgewoonten moeten bestreden worden met... tegenovergestelde gewoonten- Ten le: weg met de drink gewoonte! Waarom moet overal en altijd; de flesch voor den dag komen? Waarom is de eerste vraag, als ik bij u kom, zelfs vroeg in den morgen: „Wat. zul. je gebruiken: klare, bitter of port?" Ten 2e: weg met de tfu'/Vz^gewoonte! Waarom mag ik geen Nieuwjaar wenschen of op uw bruiloft kotnen, zonder iets te gebruiken? Waarom nog tot drinken geprest, terwijl ik toch duidelijk bedankt heb? In 's Hemels naam, laat mij toch vrij! Presenteer. maar...... dwing niet! Ten 3e: weg met de a/fö/w/gewoonte! Ja, dat vooral. Wil men wijn of bier of zelfs jenever aanbieden, 't zij zoo: maar laat men daarneven ook alcoholvrije dranken verkrijgbaar stellen: melk, koffie, thee, chocolade, mineraalwater, limonade en dergelijke. Nog beter: men biede die dranken bij voorkeur aan en late althans de jenever ter zijde. Men meent wel, dat de menschen daar niet van gediend zijn, maar och, er zijn er zoovelen die als Cassio bij Shakespeare verzuchten: „Ik wenschte wel, dat de wellevendheid een andere wijs van onthalen uitvond." *) Wat 'n zegen zou 't wezen, als de vrijheid om niet te drinken veroverd werd! Die vrijheid bracht stellig gelijke winst als de waarheid: 10 rnillioen gulden minder alcohol. 3U. De drinkgelegenheden! Deze kunner natuurlijk — voorloopig ten minste — niet weggenomen worden, dat zou 1; Othello, 2® bedrijf 3l' tooneel. Jago. Kom, luitenant, ik heb een stoop wijns, eu hierbuiten staan een paar jonge Cyprische edellieden, die gaarne eens 'n beker willen laten rondgaan op de gezondheid van den zwarten Othello. Cassio. Neen, van avond niet, goede Jago. Ik heb uiterst zwakke en ongelukkige hersens om te drinken. Ik wenschte wel, dat de wellevendheid een andsre wijs van onthalen nitvond. (Burgersdijk. De werken van Shakespeare 2e deel blz. 394.) In Breda's Kruisverbond nemen de leden de verplichting op zich, nooit sterken drank te geven aan werklieden, die bij hen thuis werkzaam zijn of aan boodschappenloopers. Dat moest overal nagevolgd worden. zelfs verkeerd zijn; maar noodig is een aanzienlijke beperking. Vooreerst wat de plaatsen betreft, waar drank te krijgen is. Dat is noodig niet slechts voor de jenever- maar ook voor de tóvhuizen. „Als dit laatste niet gebeurt," heeft Mr. B o 1 s i u s gezegd, „dan is de drankwet voor Limburg zonder waarde." Ook op het 2e Kath. Congres tegen het Alcoholisme (te Nijmegen) spraken de Noordbrabanters en Limburgers in gelijken geest. Daarom moeten a. onze 23,000 officieele vergunningen afdalen tot het door de wet van 1881 bepaalde maximum van circa 16,000; b. de zoo-en-zooveel duizend clandestiene vergunningen verdwijnen; en c. ook de bierhuizen gesteld worden op een maximum, bijv. van tweemaal zooveel als het cijfer der „vergunningen." Later kunnen de cijfers van a. en c. opnieuw verlaagd worden. Zal die beperking veel uithalen? Een kleine beperking niet, maar. wel een groote beperking, zooals Mr. S. J. Visser terecht in het Soc. Wbl. heeft opgemerkt Altijd, wel te verstaan, voor een zekere klasse van rnenschen, want er zijn nu eenmaal lieden, die steeds gaarne een paar uur zullen loopen om een borrel te krijgen; maar er zijn ook anderen, wie de gelegenheid den dief maakt en die alléén daarom ongelukkig worden, omdat zij van huis naar de karwei 10 kroegen passeeren moeten. Voor dezen is vermindering van het aantal herbergen een zegen. Maar de drinkgelegenheden moeten ook beperkt worden wat betreft de t ij d e n, waarop drank te krijgen is. Op lotingsdagen bv. moeten de kroegen dicht. En evenzoo bij verkiezingen, ten minste in verschillende districten, zooals Mr. Kneepkens op den Katholiekendag te Heerlen bepleit heeft. Ook van Zaterdagavond tot Maandagmorgen zou sluiting gewenscht zijn. Burgemeesters en Gemeenteraden hebben in deze een hooge roeping. In het protestante, deels ongeloovige Enschedé is het sluitingsuur 1j2 11, met de kermis 12 uur. Staan vele katholieke plaatsen daarbij niet jammerlijk ten achter? Ik hoorde, dat hier en daar in het Zuiden tot 2 en 3 uur toe gedronken kan worden!... Wij zeiden met bedoeling: de drinkgelegenheden kunnen voorloopig niet weggenomen worden. Want als de onthoudingsidee veld blijft winnen, kan 't later wèl. Als een zeer groot gedeelte eener gemeente de onthouding is toegedaan, is er niets op tegen, door „plaatselijke keuze" (local option) de drinkgelegenheden in die gemeente geheel te verwijderen. In die richting moet ook gewerkt worden. Groote staatslieden als dr. W i n d t h o r s t en minister B e e r n a e r t zagen geen finale redding dan in terugvoering van den sterken drank naar de apotheek. Ook de Volksbond tegen Drankmisbruik, hoewel van zijn leden geen „afschaffing" vorderend, noemt verdwijning van den sterken drank als volksdrank toch het eerste middei tegen het drankmisbruik. Wat voor een gemeente geldt, geldt natuurlijk ook voor een land. Als het overgroote deel van een volk de onthouding wil, kan de opheffing der drinkgelegenheden in het gansche land worden doorgevoerd. Dat geschiedt door een zoogenaamde prohibitiewet, waarbij de invoer, voortbrengst en verkoop van den drank verboden worden. Een dergelijke wet kwam voor het absint al tot stand in Zwitserland en België, en een ontwerp daarvoor is ook te onzent reeds ingediend. Dat mettertijd hetzelfde lot de lichtere sterke dranken als jenever en brandewijn treffen zal, is waarschijnlijk. De nadeelen die het gebruik noodzakelijk voor een aanzienlijk volksdeel meebrengt, zijn al te duidelijk en al te erg. Over bier en wijn is onze meening een andere. Beperking, geen verbod der drinkgelegenheden is hier onze leuze. Hoe kan 4°. de kapitalistische drinkpropaganda gebreideld worden? Ten eerste: door sommige propagandamiddelen te verbieden als damesbediening, loterijen, gordijntjes die den inkijk beletten, enz. Ten tweede: door den boozen wortel, waaruit deze drinkpropaganda opgroeit, nl. het winzuchtig kapitaal, ganschelijk uit het bedrijf weg te trekken, zooals gebeurt of ten minste gebeuren kan, wanneer de Staat of een mensc/ilievende vereeniging de herbergen annexeert en de herbergiers door beambten met vast salaris vervangt. Het eerste gebeurt in Rusland (Staatsmonopolie), het tweede in Zweden (Gothenburgerstelsel). Ten'^derde: door in concurrentie met de herbergen rusten uitspanningslokalen op te richten, waar goede en goedkoope volksdranken te verkrijgen zijn en op geenerlei wijze propaganda gemaakt wordt voor het gebruik van eenigen alcoholischen drank. Hiertoe behooren de volkskoffiehuizen en —logementen, die in het teeken der geheelonthouding staan en vooral door de Chr. Nat. Geh. Onth. Ver. zijn opgericht. Verder de instellingen van den Volksbond tegen Drankmisbruik, waar ook bier te krijgen is, maar het biergebruik niet bevorderd wordt. En eindelijk vele katholieke verenigingslokalen. Denk aan Vlekke's woord: „Jenever in een werkmanshuis is als een vloek in het Onze Vader." Oprichting van zoodanige gebouwen is van het grootste belang. Want in onze drinkgelegenheden zitten 4 elementen, die in het maatschappelijk leven onmisbaar zijn. Men kan er Rusten, Zich ontspannen en Ververschingen bekomen. In sommige kan men ook Logeeren. Die drie eerste dingen zijn overal noodig voor drie groote verschillende groepen van menschen. ') Het vierde is noodig in alle steden van eenige beteekenis, getuigen die ongelukkige logementen voor den reizenden man, die voortdurend zijn opgevuld, doch maar al te vaak broeinesten zijn van lichamelijk en zedelijk ongedierte. Wanneer in die viervoudige behoefte niet voorzien wordt door nette gezellige volkskoffiehuizen — ten minste één in elke wijk — en wanneer sommige daarvan niet tevens goede kost en logies geven, dan blijft herbergbezoek voor velen noodzakelijk en zal de strijd tegen de drinkpropaganda der herbergen weinig uithalen. De nieuwe drankwet kan Enschedé nooit zooveel heil aanbrengen als door de drie of vier daar bestaande volkskoffiehuizen en — logementen reeds jaren geschiedt. 2) 1) Vgl. de inleiding over Volkskoffiehuizen, gehouden door van de Pavert op het 1°. Nederl. Kath. Congres tot bestrijding van drankmisbruik, voorkomende in het Verslag van dit Congres (Secretariaat van Sobriëtas, Maastricht.) 2) Het Volkskoffiehuis en — logement De Volksvriend, in de armste buurt te t: n s c h e d e, begon 1896 in een gehuurde kroeg. Na 6 jaar kon een gebouw verrijzen, dat met den grond f. 15.000 kostte en zijne percenten opbrengt. In 1902 werd o. a. verteerd 24.050 glazen melk, 27.830 kop koffie, 6150 kop chocolade. Nachtlogies (4 30 ct. per nacht en f. 1.50 per week met een kop koffie toe voor ontbijt) werd verstrekt 6335 maal. De eer van het succes komt voornamelijk toe aan den heer Ludwig van Heek, die op verzoek terstond bereid was het prozaische werk der directie op zich te nemen, daarbij gesteund door de heeren Holst en de Bruyn. — ln 1908 opende de Chr. Nat. Qeh. Onth. Ver. een dergelijke inrichting aan de Markt voor niet minder dan f. 40.000. Buitendien zijn er nog meerdere van bescheiden omvang. Wel 'n bewijs dat deze volkskoffiehuizen noodig, en onder een bestuur van mannen van zaken ook rendeerend zijn. Ten minste, wanneer er ook logies verstrekt wordt. Bij consumptie alleen zijn de bedrijfskosten gewoonlijk te groot. Wie de werking van deze huizen gezien heeft, begrijpt, dat kard. Manniiig warme 5°. Tegen de drankzucht bestaat maar één middel, maar het is bijna altijd doeltreffend; geheelonthouding. Vooreerst preventief (voorkomend). Bij een overgroot aantal kinderen wordt de kiem der drankzucht, reeds van de eerste levensdagen af, neergelegd en aangekweekt; eerst met een lepeltje brandewijn om hen in slaap te brengen, later door hen mee te laten proeven uit het glas der ouderen, of wijn of bier als lekkernij of versterking te geven. Dat mag niet. „Indien zij ervan proeven, zegt kard. M a n n i n g, dan zullen zij er allengs van gaan houden, en zoo eenmaal de lust ontwaakt is, zullen zij al licht de grens overschrijden en aan alle controle hunner ouders ontsnappen. Men ontzegge dus aan kinderen alle bedwelmende dranken uit voorzorg voor de toekomst. Indien zij ze niet krijgen vanaf den teedersten leeftijd, zullen zij er ook niet toe bekoord worden." De Bisschop van Luxemburg verzocht de geloovigen reeds jaren geleden, dat zij hun kinderen ten minste tot 15, liever nog tot 20 jaar in geheelonthouding zullen grootbrengen. Ook repressief (terugwerkend, genezend) werkt het middel uitstekend. Men probeere het maar eens bij echte drinkers, in wie de drankzucht zich als een lichamelijke kwaal heeft vastgezet en die naar alcohol „zuchten" als een koortslijder naar water. Na een paar weken volstrekte onthouding van eiken druppel alcohol — ook van bier en wijn — is het monster vaak al getemd. Alleen voor de ergste lijders en lijderessen, wier wils- hulde bracht aan het Leger des Heils dat o. a. voor de „dakloozen" zooveel gedaan heeft. Hij begrijpt ook, dat Mgr. van Ketteler zeggen kon, toen hem f. 12.000 gevraagd werd voor een katholiek vereenigingsgebouw: „Volgaarne, dit is immers beter dan kerken bouwen." Degroote kerkvorst bracht schatten ten offer voor 't bouwen en herstellen van kerken, maar begreep, dat daarnaast vereenigingen noodig waren, om rijke vrucht te oogsten van het zaad, dat in de kerken wordt uitgestrooid. kracht bijna gebroken is, is buitendien nog noodig: tijdelijke verpleging in een Sanatorium. Een zeer mooie inrichting van dien aard is het „St. Camillushaus", door het katholieke Duitschland opgericht te Heidhausen bij Werden aan de Ruhr, onder de leiding van Paters Camillianen. Verder St. Bernardshof, onder leiding van Paters Trappisten, te Mariaveen, niet ver van Coesfeld. Het St. Marienhaus te Wassenberg (niet ver van Erkelenz, aan de lijn Aken—Gladbach) is een dergelijke instelling voor vrouwen, onder leiding van geestelijke zusters van den H. Vincentius. Voor ongeneeslijke vrouwen (en recidivisten) bestaat een gesticht te Mündt-Titz in het Rijnland: het St. Annahaus, onder leiding derzelfde zusters. De katholieke drankbestrijders hier te lande verzamelen gelden in 't Dr. Ariënsfonds om ook hier te komen tot dergelijke gestichten voor katholieken. In afwachting van dien moeten wij ons in Nederland behelpen met het overigens zeer goede neutrale Sanatorium Hooghullen te Eelde (Dr.) bij Groningen. Dit is echter alleen voor mannen. x) 6°. Bestrijding der genotzucht is een vordering van wetenschap en geloof. Reeds oude heidensche wijsgeeren leerden: Sustine et abstine — verdraag en onthoud u. Wie het meest wil „genieten", bereikt het minste. Maar zedenhervorming speelt de wetenschap niet klaar — in Frankrijk niet, en in geen enkel land ter wereld. „Hernieuwen in Christus" is de eenige weg. Hier moeten dus godsdienstige middelen aangewend worden: dieper in- 1 ) Dg prijzen zijn als volgt: In St. Camillushaus, waar 3 klassen zijn: 7,-, 3,50 of 1,25 Mark per dag (f 4,20, f 2,10 of fO,75). In Bernardshof waar eigenlijk maar ééne klasse is, 1,20 M. (f 0,72), of 30 Pf. (18 et.) meer voor een afzonderlijke kamer. In Marienhaus: 5 M., 3,50 M. of 2 M (f 3,— f 2,10 of f 1,20). Te Hooghullen zijn de verpleeggelden: Hoogere klasse voor Afd. A. Ie kwartaal f 175.— ieder volgend kwartaal f 150,—, voor Afd. B. Ie kwartaal f 125,— ieder volgend f 100,—, Lagere klasse le en 2e kwartaal ieder f 75,—, ieder volgend kwartaal f 50,—. Men moet overal 3 maanden vooruitbetalen. zicht in de leer van den Heiland, die geen „genieters" maar kruisdragers als volgelingen erkent, het gebed en de Heilige Sacramenten. 7°. Het middel tegen de sociale nooden is natuurlijk sociale hervorming: invoering van een normalen arbeidsduur, loonsverhooging, verbetering der volkshuisvesting enz. Uit een vuil, tochtig krot vlucht de werkman van zelf naar de warme kroeg! Men kan wel enkelen uit het drinkmoeras trekken, al blijven ze zitten in een sociaal moeras; ook wel velen, mits voor korten tijd; maar blijvende redding der massa is slechts mogelijk bij sociaal-gezonden toestand. Een dergelijke toestand is echter slechts te veroveren of te handhaven door een krachtige vakorganisatie, en daarom moet deze zelf als het eerste en voornaamste middel beschouwd worden. Een ernstig drankbestrijder is dus uitteraard een warm voorstander van alle sociale actie en bovenal van de vakorganisatie. J) Zoo kan en moet op allerlei wijzen gestreden worden. Maar vraagt men. waarmee te beginnen, dan moeten Onthoudersgenootschappen bovenaan op de lijst komen. Zij zijn 1° de onmisbare drijfkracht om allengs te komen tot verschillende der bovengenoemde middelen, als wettelijke beperking der drinkgelegenheden, sanatoria enz. Zij bieden 2° op zich zelf reeds het middel, waardoor terstond de drankzucht en de drankideëen en -gewoonten op groote schaal bestreden worden. t) Vgi. Henri Hermans. Drankweer en Arbeidersbeweging. Officieel Verslag v. I). 2e Ned. Kath. Congres t. bestrijding v. h. Alc. blz. 135. Secretariaat van Sobrietas, Maastricht. Al wat tot dusver in zake drankbestrijding tot stand kwam, is dan ook te danken aan den stoot, die van vereenigingen voor drankbestrijding is uitgegaan. Wat de onmiddellijke resultaten betreft, het zijn deze twee. De onthoudingsgenootschappen zijn 1°. de reddingsark voor diegenen, voor wie het gebruik van alcoholische dranken gevaarlijk is: de zwakken en de verslaafden of drankzuchtigen. a. De zwakken. Er zijn tal van menschen, die den alcohol niet kunnen verdragen, die reeds door een kleine hoeveelheid dronken worden en dan meermalen de verschijnselen vertoonen, die in de volkstaal bekend staan als „een kwade dronk." Aldus zegt dr. Teilegen, die daarbij het voorbeeld aanhaalt van een hoogleeraar, die reeds „na een paar glazen wijn den indruk maakte alsof hij dronken was." Voeg daarbij zoovele anderen, die van 1 of 2 glazen nog wel niet „dronken worden," maar toch hun humeur verliezen; die of wel den ganschen avond ondraaglijk vervelend worden voor vrouw en kinderen, of bij de minste tegenkanting in vloeken uitvallen; kortom al diegenen, bij wie op eene of andere wijze de alcohol zich duidelijk als gift openbaart. „Het aantal personen, die tot deze groep behooren, is in den laatsten tijd zeer toegenomen, een gevolg van de „verzwakking van het menschelijk geslacht." *) Dat al deze menschen „afschaffers" moeten worden — of zelfs geheelonthouders, indien zij in de schoenen staan van den „hoogleeraar" — ligt voor de hand. Dr Tellegen gaat hierin samen met pastoor Kneipp, die immers ook aan zijn duizenden zenuwzwakke patiënten de geheelonthouding als geneesmiddel voorschreef, 'n Bewijs dat de pastoor een man van zijn tijd was! 1) Dr. Teilegen, t. a. p. b. De tweede klasse wordt gevormd door de verslaafden of drankzuchtigen, die door een weinig alcohol zoo geweldig worden opgewekt, dat zij als slaven meegesleept worden tot een al-door-en-door gebruiken — hetzij met het gevolg, dat zij leven in een voortdurenden „roes" of dat zij telkens in vlagen van dronkenschap vervallen. Ook dezen, 't is duidelijk, moeten „afschaffers," gewoonlijk zelfs ,geheelonthouders" worden. „Er is hier maar één middel, zegt Dr. Teilegen, maar één weg, en dat is de volstrekte onthouding. Het eerste borreltje, dat men onder die omstandigheden drinkt, brengt onvermijdelijk verderf aan. Ook bier en wijn acht hij voor den drankzuchtige beslist gevaarlijk. Het kan niet ontkend worden —schreef Paus Leo XIII reeds in 1887 aan Mgr. Ireland — dat de geheelonthouding het juiste en afdoende middel is voor dit ontzaglijke e u v e 1." Maar hoe zullen wij dat legio zwakken en verslaafden tot afschaffing of geheelonthouding — al naar het wezen moet — overhalen? Door de hulp eener onthoudings-vere e n i g i n g. De meesten vallen niet uit boosheid maar uit zwakte, ten gevolge van de verleiding der drinkgewoonten. Wanneer wij dus in onze tot alcohol opwekkende maatschappij een andere maatschappij vormen, waarin de drinkgewoonten niet heerschen — een genootschap, dat de zwakken kort en goed in staat stelt te zeggen: „ik doe niet mee," — dan zijn de meesten gered. Het Frotestantsche Blauwe Kruis in Zwitserland had in 1897 13000 leden, waaronder 5200 gewezen drinkers. Zouden wij, Katholieken, niet dezelfde macht kunnen ontwikkelen? Wie onzer zou zulks durven beweren? Maar als wij het kunnen, dan moeten wij het ook doen. Dan moeten wij ook genootschappen oprichten, waarin onze zwakke en drankzuchtige broeders en zusters den onmisbaren steun voor hunne zwakte vinden. En dan moeten ook velen onder ons zich aangespoord gevoelen, hun edelmoedig als onthouders voor te gaan. Of zou men een genootschap uitsluitend van gewezen drinkers willen oprichten? .... Dat gaat natuurlijk niet! Niemand bekent gaarne openlijk, dat hij zwak, veel minder dat hij onmatig of verslaafd is. Er moeten dus personen in dat genootschap zijn, die niet zwak, niet onmatig zijn. Het lidmaatschap moet geen testimonium paupertatis, geen bewijs van onvermogen, maar een bewijs van liefde, een zaak van eer zijn. Dan eerst mag men den toeloop der „zwakken" verwachten. Hoe hooger de betrekking dezer edelmoedige vrienden is, hoe beter natuurlijk, want ook in onzen democratischen tijd oefent het voorbeeld der meergegoeden en aanzienlijken nog een machtigen invloed uit. „Des te eerder — zegt Leo XIII — zal eenieder tot onderdrukking zijner drankzucht geraken, naarmate zij die het voorbeeld geven, hooger staan in waardigheid en meer invloed hebben." Het 2e. resultaat der onthoudersgenootschappen, dat evenzoo terstond bereikt wordt, is dit: dat zij bres schieten in de drinkideeën en drinkgewoonten, ook buiten den kring der leden — in de groote maatschappij. Dit tweede resultaat is van veel meer belang dan het eerste. Immers wat baat het, of wij vandaag 1000 drinkers bekeeren, wanneer er over een jaar weer 1000 zijn bijgekomen? Welnu, dat zal onvermijdelijk gebeuren, zoolang onze drinkideeën en gewoonten in stand blijven. Er wordt overal — ook in het kleinste dorp — te veel gedronken: te veel bier, te veel wijn, te veel jenever. Er wordt overal — ook in het kleinste dorp — te herhaaldelijk gedronken, bij alle mogelijke gelegenheden, bij tij en bij ontij. En dat gebeurt voor een groot gedeelte, omdat men het verkeerde ervan niet begrijpt, of omdat men het zoo gewoon is. Dat moet anders worden. De wereld moet zich zelf herzien en de Christelijke matigheid in eer herstellen. En dat zal alleen geschieden door genootschappen van onthouders. Wanneer de H. Johannes de Dooper succes had met zijn prediking van boetvaardigheid, dan was het omdat hij een kleed van kemelshaar droeg en het schamele voedsel der woestijn gebruikte. De Joden gingen daarom nog geen kleederen van kemelshaar dragen — dat hoefde ook niet — maar zij begrepen den ernst van zijn woord en deden, ieder op zijn wijze, boetvaardigheid in hun stand. Zoo zal ook de prediking, dat men minder jenever moet drinken, alleen dan uitwerking hebben, wanneer in een stad of dorp voortdurend een groep menschen gezien wordt, die er volstrekt geen gebruik van maken; en de terugslag van de geheelonthouding zal niet zijn, dat men de wijn-en biervaten op straat uitgiet — dat hoeft ook niet — maar dat men gaat nadenken en ... . de tweede flesch dichtlaat. Hier past het woord van De Tijd van 25 en 26 April 1898: „Dat de bestrijding van het drankmisbruik, desnoods door geheelonthouding van sommigen, een maatschappelijke plicht is, schijnt ons onaantastbaar. Dat komt ons voor, geheel in overeenstemming te zijn met de practijk der Kerk, die door haren goddelijken Stichter voorgelicht, de versterving in hoogen graad aanprijst niet enkel voor sommigen harer kinderen, maar ze acht te behooren tot haar welgeregeld bestaan. Gelijk de religieuze orden door het naleven der evangelische raden — zoo eenigermate behooren de geheelonthouders door hun voorbeeld anderen ten minste tot matigheid te vermanen en op te wekken." Maar hierbij mag vooral niet vergeten worden de Medewerking van de vrouw en het kind. Wie een maatschappelijke kwaal wil genezen, moet denken aan die twee groote maatschappelijke krachten: de vrouw en het kind. Ook voor vrouwen en meisjes moeten dus onthoudingsgenootschappen worden opgericht, gelijk deze reeds op zeer vele plaatsen gevonden worden. (Mariavereeniging.) Vooreerst, omdat ook onder de vrouwen het alcoholisme zeer is toegenomen, en dat bijna overal veel meer dan men meent. Maar vooral om haar grooten maatschappelijken invloed. Want de vrouw vormt de zeden. Zij is het machtige Parlement bij den man en de alvermogende koningin, ja alleenheerscheres in de kinderkamer. Als de vrouwen de drinkgewoonten verónderen willen, dan zullen ze veranderen, anders nooit. De vrouwen moeten dus doordrongen worden van de beteekenis en het doel der alcohol-bestrijding, en, evenals de mannen in het verband van een genootschap den noodigen steun zoeken, om andere gewoonten in het leven te roepen. Waarom zouden onze Zusters van Liefde het monopolie moeten hebben der practische charitas? Waarom zouden onze Katholieke vrouwen en meisjes, die in de wereld blijven. veroordeeld moeten zijn om slechts over modes en de gebreken harer kennissen te praten? Waar zoo mateloos veel ellende te lenigen valt, dat geen handen genoeg te krijgen zijn, daar mag gerust een vrouwenlegioen gemobiliseerd worden; neen, daar moet het geschieden, omdat de ervaring overal geleerd heeft, dat men zonder dat niet klaarkomt. Ik wensch al onze Katholieke vrouwen en meisjes een deel van den ijver toe dier Ainerikaansche dame, van wie Mgr. Egger gewaagt, die^.25 jaren voor de onthoudingsbeweging in Amerika gewerkt heeft en bij haar dood 300,000 medeleden in hare Vereeniging telde.1 Voorts moet aan het kind gedacht worden. 1) Miss Francis Williard, overleden te New-Yoik, 18 Febr. 1891. Waar alle geneesheeren tegenwoordig beslist verklaren dat niet alleen sterke drank en likeuren, maar ook wijn en bier voor het teere kïndergestel verderfelijk zijn, daar buigt ieder verstandig mensch geloovig het hoofd, daar is het Christenplicht, de jeugd van den eersten levensdag af in geheelonthouding op te voeden. Het aangewezen middel daarvoor is de St. Annavereeniging, een vereeniging van ouders, die zich verplichten, aan hun kinderen beneden 12 jaar geen enkelen alcoholischen drank te geven. Gééne vereeniging is zoo gemakkelijk, gééne zoo vruchtbaar. Als het Bestuur der Mariavereeniging de oprichting en leiding ter hand neemt, de plaats in wijken verdeelt en voor elke wijk twee propagandisten aanstelt; als deze huis aan huis aan de ouders uiteenzetten, dat de Annavereeniging geen geld of persoonlijk offer vraagt, maar enkel geheelonthouding der kleinen en daarvoor nog twee vroolijke kinderfeesten teruggeeft, dan stroomen de leden bij honderden toe. En dan krijgen we op eens een normale jeugd, die tevens een moedige apostel in het huisgezin is en — met 'n paar gezellige kinderfeesten — meer dan wat ook, de drankbestrijding populair maakt. Vooruit! zij dus de leuze. Waar Paus Leo XIII verklaard heeft, dat genootschappen van (geheel)onthouding het eigenlijke en werkdadige middel tot bestrijding van het drankmisbruik zijn; waar Hij door zijn afgezant op het Congres te Bazel liet verkondigen, dat Zijne aanprijzing der onthouding een „practisch program voor de Katholieken" inhield, — daar past slechts één antwoord onzerzijds: de oprichting en bevordering allerwegen van flinke onthoudersgenootschappen. Genootschappen van mannen! Van vrouwen nog meer: Van kinderen allermeest! Een Kruisverbond zonder Mariavereeniging heeft weinig waarde. En een Mariavereeniging zonder Annavereeniging kan niet bloeien noch leven. Maar alle drie bijeen leven en groeien van zelf en dragen heerlijke vrucht. O, kende men toch de gave Gods, die ons in die Genootschappen geboden wordt! Wat 'n zegen ze inhouden voor de opheffing van het godsdienstig zedelijk leven van heel ons volk! Hoe onmisbaar ze zijn voor een bestrijding der armoede, die niet slechts enkelen, maar — in navolging van den Zaligmaker — duizenden spijzigen en tot een hoogeren trap van welstand en geluk wil opvoeren! Onze 500 Kruisverbonden en Mariavereenigingen zouden spoedig verdubbeld zijn. Wie ons niet gelooven wil, hij geloove den grooten Kardinaal, die eerst in de latere jaren zijns levens den standaard van het Kruisverbond plantte, maar reeds na korte ervaring hem, als een anderen Aaronsstaf, zóó wondervol bloeien zag, dat hij er dit heerlijke getuigenis van geven moest: „Als Ik het geloof en de H. Sacramenten uitzonder, is er niets, wat zóóveel heeft bijgedragen tot bescherming van mannen en vrouwen, tot redding van arme kinderen, tot herstel van geluk, vrede en vroomheid in tallooze huisgezinnen." I I st. Anna- I Jongens- I Meisjes- Kruisverbonden. I Mariavereenigmgen. j Vereenigingen. I bonden. I bonden. JAARTAL. Af deelingen. | Qeh. Onth. { Afschaffers. Halfd. Afschaffers. 3 Totaal. Af deelingen. Geheelonth. Afschafsters. Totaal. ' Afdeelingen. Gezinnen. Kinderen. Afdeelingen. Leden. Afdeelingen. Leden. «8 ' «g 3 220 1897 29 87 2100 8 070 2 80 5 375 !8S II ,0 2,64 S ,4 H« » ; '00 m I S K 2? i S 3SS 8226 23 92 , 887 1 2862 6 81| 20K 10 673 I 20 1902 92 600 4386 4938 9956 27 104 2227 3492 3093 10 568 1 50 1903 147 795 6104 7664 17633 44 186 3944 5615 16 793 2 190 1904 183 898 7003 8080 19981 66 269 5047 7533 15 i927 5 400 SS 121 !SS MK SSS SS :s . : Ü8j BS g SS Si.Si !S Ü5 SS !S SS M? £« I !" ! 26764 ,28 1,248, 3»™ 58 3,89 30^ 2623 Overzicht van de ontwikkeling en uitbreiding d?£ drankbestrijdersvereenigingen in ons land van 1895 tot ïww. (1) De totalen voor de eerste jaren kloppen niet met de cijfers voor de drie dat wij voor sommige bisdommen alleen de totalen konden vinden. ^ Totaal: 505 Kruisverbonden en Mariavereenigmgen. 5,486 G.O. 42,380 Afsch. 36,600 Kinderen. klassen; dit vindt zijn oorzaak hierin Vlugschriften van het Secretariaat viri ,,5obriëtasM te Maastricht., Prifo 100 ex. S\. 0.39', 500 ex. fl. 1.50, 1000 ex. fl. 2.—. ' i; ' 1 _ : — __ _ , 1 1 r : TT W/Kt' :V ■; , Ko. 1. Schrikbewind. ' " w 2. Wat wfl willen. - Hoe leert men den vijand kennen? • v ' „ 4. Poppenkast ; » 5. Ho. krüse» i{j bet op! 6. Het dorstig hert, vermoeid Van 't gaan, Kan rusten in de Halte maan. gt » 7. Vergiftiging op groote schaal! v » * 8. Geef ons héden ons dagelpsch brood. ; ^ » 9- Sociale n5 tot 1901). .. .. I .. I St. Anna- I Jongens- I Meisjes- Kruisverbonden. Manavcreemgingen. vereenigingcn. I bonden. I bonden. .JAARTAL Afdeelingen. üeh. Onth. Afschaffers. Halfd. Afschaffers 3 Totaal. Afdeelingen. Qeheelotith. Afschafsters. Totaal. Afdeelingen. Gezinnen. Kinderen. Afdeelingen. Leden. Afdeelingen. Leden. ~] I — ~I 1895 ! 8 350 1896 21 85 1098 7 357 1897 29 87 2100 8 1070 3 220 1898 35 85 2629 8 1 163 2 80 5 375 1899 57 70 2164 4S7 3822 14 1449 3 100 5 380 1900! 70 216 2100 3278 6714 21 2041 5 160 672 8 492 1901 81 380 3733 4083 8226 23 92 1887 2862 6 815 2072 10 673 1 20 1902 92 600 4386 4938 9956 27 104 2227 3492 9 968 3096 11 739 I 20 1903 147 795 6104 7664 17633 44 186 3944 5615 9 978 1 3093 10 568 1 50 1904 183 898 7003 8080 19981 66 269 5047 7533 15 14+7 4517 16 793 2 190 1905 221 !368 11868 10760 23996 100 645 12045 13391 34 2834 8774 36 1927 5 400 1906 261 1649 14301 10207 26157 142 1433 17206 18639 61 4519 13980 53 2879 12 903 1907: 290 2435 16877 10816 30128 173 2793 22872 25665 94 8063 24092 64 4897 20 1555 1908 304 2597 18505 10070 31172 201 2889 23875 26764 128 12481 36600 58 3159 30 2623 (li De totalen voor de eerste jaren kloppen niet met de cijfers voor dc drie klassen; dit vindt zijn oorzaak hierin dat wij voor sommige bisdommen alleen de totalen konden vinden. Totaal : 505 Kruisverbonden en Mariavereenigingen. 5,486 G.O. 42,380 Afsch. 36,600 Kinderen LICHTKOGELS Vlugschriften van het Secretariaat van „Sobriëtas" te Maastricht., Prijs; 100 ex. fl. 0.35,' 500 ex. fl. 1.50, 1000 ex. fl. 2.—. No. 1. Schrikbewind. ,, 2. Wat wij willen. „ 3. Hoe leert men den vijand kennen? „ 4. Poppenkast. „ 5. Hoe krijgen wij het op? „ 6. Het dorstig hert, vermoeid van "t gaan, Kan rusten in de Halve maan. „ 7. Vergiftiging op groote schaal! „ 8. Geef ons heden ons dagelijkscli brood. „ 0. Sociale nood leert drinken! 10. Zoo'n kwajongen! 11. Rijp voor Meercnberg. ,, 12. Zakkenroller. 13. „Tan Dronkenschap zijn er meer bedorven, Dan menschen onder het zwaard gestorven." „ 14. Kerkvervolger. ,, 15. Kinderen en Alcohol. ,, 16. Huisgezin en Alcohol. Achtereenvolgende verspreiding van deze Lichtkogels doet de juiste begrippen doordringen omtrent het moderne alcoholisme. MEN VRAGE PROEFEXEMPLAREN.