urn Bet Evangelie pan de « « Sociaal-Democratie. Zes toespraken voor arbeiders gehouden door JOZEF DIETZGEN. iBewerkt door JOS. LOOPUlT.t A B. SOEP, AMSTERDAM 1005 Bet Evangelie m de * * Sociaal-Democratie. Zes toespraken voor arbeiders gehouden door JOZEF DIETZGEN. iBewerkt door JOS LOOPUIT.i A. B. SOEP, AMSTERDAM 1W)2 VOORWOORD. I)o hier volgende zes toespraken, kanselreden noemde de spreker ze, zijn voor een arbeiderspubliek gehouden, door een arbeider. •losef Dietzgen was leerlooier, werd in 1827 in de Rijnprovincie in Duitschland geboren en stierf in 1888 in Chicago (N.-Amerika). Met het volste recht is hij een » arbeider-wijsgeer» genoemd; immers geheel onafhankelijk van Karl Marx is door hem de denkmethode, die wij thans kennen onder den naam van de historischmaterialistische gevonden, ontwikkeld uit Kant en Hegel. De hiervolgende »toespraken« bewijzen hoe diepzinnig, maar tevens hoe klaar en duidelijk hij de philosophie, d.i. de levens- en wereldbeschouwing der sociaal-deniokratie in haar geheel, opvatte en hoe klaar hij haar wist weer te geven. Waar hij wat zwaar is voor gewone arbeiders, daar lijkt dit maar zoo; hij dwingt ons door overlezen, 0111 ten slotte ons door het begrijpen van zijne stellingen gelukkiger en vrijer in ons denken te maken. Om het denken op te wekken en den denkenden onder ons te versterken, heb ik dan ook gemeend deze toespraken voor nederlandsche lezers te moeten bewerken. In een tijd als deze, waarin van boven-af den strijd tegen «socialisme en materialisme» zal worden aangebonden, acht ik het nuttig en noodig, dat de aandacht van de arbeiders van hoofd en hand, wordt, gevestigd op de levensleer der sociaal-democratie, die begrepen moet worden, willen de bewuste arbeiders in hunnen strijd tegen de machten van reaktie en zich, achter liet masker der »vrijzinnigheid» verbergende behoudzucht, ooit zich vrij kunnen maken. Wie zijne klasse vrij wil maken, moet beginnen zich-zelf vrij te maken. E11 dat is mogelijk door de levensbeschouwing der sociaal-deniokratie in zich op te nemen en te verwerken. Ik meen dat deze preêken van Dietzgen hiertoe het hunne rijkelijk kunnen bijdragen. W aar de spreker vreemde woorden gebruikt heb ik die, of vermeden of tusschen haakjes ze vertaald. Met noten heb ik bovendien nog het een en ander, dat op den dag van heden en voor ons land toepasselijk is, toegelicht en ben ik in zooverre van het oorspronkelijke afgeweken, als de spreker met zijn voorbeelden eenigzins verouderd is. En hiermede is dit boekje opgedragen aan mijne medearbeiders in hunnen strijd tegen de kapitalistische duisternis, vóór den socialistische» dageraad! J. L. I. Geliefde Medeburgers! De bewegingskrachten der sociaal-demokratie bevatten de stof tot een nieuwe religie ; welke niet, gelijk alle tot nu toe bestaande, slechts niet liet gemoed of met bet hart, maar tegelijk ook met het hoofd, het orgaan der wetenschap begrepen kan worden. Van andere profane (onheilige) voortbrengsels van hoofdarbeid ecliter, onderscheidt zich de sociaal-demokratie hierdoor, dat zij in religieuse vorm zich openbaart als een aangelegenheid van het menschelijk hart. De godsdienst, zeer in het algemeen genomen, heeft ten doel, het bedrukte menschelijke hart te verlossen van den jammer van het aardsche leven. Zij heeft dit tot nog toe slechts op eene ideale, droomerige wijze vermogen te doen, door aanroeping van een onzichtbaren God en van een Rijk, dat slechts met dooden is bevolkt. Het Evangelie van den tegenwoordigen tijd, belooft ons jammerdal eindelijk op werkelijke, tastbare wijze te doen verlossen. »God«. dat is het Goede, Schoone en Heilige, zal mensch worden; van uit den hemel naar de aarde komen; maar niet gelijk eenmaal op religieuze, wonderbaarlijke wijze, maar langs natuurlijken en aardschen weg, Wij verlangen naar den Heiland, wij verlangen dat ons Evangelie, dat woord Gods, dat dit vleesch worde. Doch niet in een individu, nietjin een bepaalde persoon zal het zich voor ons moeten belichamen, maar^wij allen, willen het volk, wil zoon Gods zijn. De Godsdienst was tot-nog-toe de zaak van het proletariaat. Nu, omgekeerd vangt de zaak van het proletariaat aan, religieus te worden, d. w. z, eene zaak die hare geloovigen vervult met hun gansche hart, met hunne gansche ziel en met hun gansche gemoed. Het modernste geloof, liet geloof van den vierden stand, liet oude geloof, zijnen voorganger, naar de methode van de wetenschap op de kop. In het oude geloof diende de mensch het Evangelie; in bet nieuwe is het Evangelie er om der menschheid te dienen. Opdat de menschheid door de Godsdienst niet slechts denkbeeldig, maar plastisch, dit is tastbaar, verlost worde, moet in de eerste plaats de relgie verlost, d. w. z. opgelost of begrepen zijn. Het evangelie van den nieuwen tijd vereischt eene ommekeer in onze geheele denkwijze. Volgens de oude openbaring was de wet het eerste, ') Religie = Godsdienst: komt v;in liet Latijnsche woord Religio, dat liet geloof aan God of het bovenzinnelijke beteekent. Waar in den tekst soms het woord religie soms yodsdienst gebruikt wordt, geschiedt dit alleen maar voorde afwisseling. hoogste en eeuwige, was de mensch liet tweede. Naar de nieuwe openbaring is de mensch het eerste, hoogste en eeuw ige en zijn wet, het tweede, tijdelijke en veranderlijke. Wij zijn heden ten dage niet meer daar 0111 de wetten te dienen, maar de wet heeft ten doel ons te dienen, te worden veranderd naar en aangepast aan onze behoeften. Het oude verbond, verlangde geduld, onderworpenheid in ons lijden : het nieuwe verbond verlangt van ons energie en daden. In de plaats van de genade stelt hij de bewuste werkdadigheid. Het oude boek had het »autoriteitsgeloof < tot opschrift, het nieuwe heeft de revolutionaire wetenschap tot zijn titelblad. r Gelooven en weten, geliefde medeburgers, dat zijn de beide tegenstellingen, welke bet oude en het nieuwe verbond van elkander scheiden. Wie zich tot een helder begrip van beider onderscheid kan opwerken, die is reeds een aankomend sociaal-demokraat, al is hij ook nog niet tot de erkenning van de politieke en economische gevolgtrekkingen gekomen. In het onderscheiden tusschen gelooven en weten, daarin ligt de eerste kiem van de revolutionaire ontwikkeling. Beiden zoeken naar het heil van ons geslacht, maar in aan elkander tegenovergestelde richting. Het geloof slechts in het geloof, in de phantazie. De wetenschap met nuchter verstand, in de rëele werkelijkheid. u Onze tegenstanders, de schriftgeleerden en de pharizeërs van het oude verbond staan en vallen met hot dogma (leerstuk) huns geloofs: zij zijn niet geschikt tot een werkelijke verlossing; zij zijn verdoemd. Wie evenwel op den bodem der wetenschap staat, onderwerpt zijn oordeel slechts aan de feiten; hij is dus een scholier van het nieuwe Evangelie. Die tegenstelling tusschen gelooven en weten, de tegenstelling van het oude en het nieuwe verbond, dagteekent niet eerst sedert de dagen van de sociaal-demokratie. Zij begon reeds in de antieke (oude) maatschappij, bij het eerste begin van het wetenschappelijk leven; kwam toen weder op met liet ontwaken der wetenschappen aan het begin van den nieuweren tijd; groeit en belichaamt zich steeds meer en meer bij het naderkoinen van den tegenwoordigen tijd in onze wetenschappelijke helden. Eene volkomener gestalte verkrijgt zij eerst in de huidige arbeidersbeweging en hare leer. Alle bewegingen tot nog toe waren slechts voorloopers, preliminairen (inleidingen) tot eene algeineene beweging, de naderende groote Revolutie, welker geboorteweeën in onze dagen vallen. De Grieksche beschaving, het Christendom, de Hervorming, de Revolutie van 1789, de wijsbegeerte en de moderne wetenschap zijn allen hare handlangers: de indusirie is de groote bouwmeester en de sociaal-demokratie de verheven Tempel, die de volkeren van de negentiende eeuw wenschen op te richten. De geschiedenis van het menschelijk geslacht tot nog toe, heeft het bouwmateriaal daartoe bij eikander gebracht. Thans is het zaak, de grond 0111 te woelen en de fundamenten te leggen. De arbeid van de be- schaving tot nog toe, hoe waardevol zij ook moge zijn, bestaat slechts in weelderige arabesken (versiersels), in vergelijking met de fnndamenteele (grondleggende) arbeid, welke de toekomst te aanschouwen zal geven. »De mensch is vrij, al ware liij in ketens geboren!» Niet aldus! In ketens is de mensch geboren en de vrijheid moet hij zich ver_ overen. De zwaarste ketenen, de stevigste banden zijn hem door de natuur aangelegd. Voedsel en kleeding moet hij haar afdwingen. Met de zweep der behoeften staat de natuur steeds achter hem, en met hare gunst of hare ongenade, stond of viel, zijn gansche heerlijkheid. Juist daarom kon de godsdienst zoo grooten invloed op hem verkrijgen, omdat zij hem beloofde te verlossen van deze knechtschap. Hoe heeft het Jodendom niet lang gewacht op het beloofde Rijk van den Messias? «Ziet de engelen des hemels, zij zaaien niet, zij maaien nieten toch voedt hen den hemelschen Vader!" Bidden en vasten zijn de heilmiddelen, welke het Christendom aanbeveelt tegen de aangeboren hulpbehoevendheid van de mensehen. Door de gansche middeneeuwen heen, is dit geneesmiddel geloovig aangewend geworden. Eindelijk erkende men zijne onvruchtbaarheid. Luther verscheen en verklaarde de godsdienstige verlossing voor geschiedt. Het bidden en vasten, dat heeft Christus voor ons volbracht, in hemelsche genade. En wanneer ook de na hem gekomen priesterschap, Luthers werk nog zoo verdraaid heeft, en al is den meester — zelve halverwege blijven staan : met de Hervorming - begint eindelijk de arbeid zijn verlossingswerk. Met de Reformatie werd het geloof van uit de werkdagen naar den Zondag verwezen en daarmede ruimte voor den arbeid verschaft. Van hier af vangt den mensch — zonder juist de theorie van den hemel op te geven, eene nieuwe aardsche praktijk aan: hij arbeidt, verzamelt rijkdom, en dit doet hem het nieuwe Evangelie, de sociale verlossing tegemoet gaan. De godsdienst was van oude tijden af zoo geheiligd en aangebeden, dat zelfs diegenen, welke het geloof aan eenen persoonlijken God, aan eene opperste beschermheer van het menschelijk geslacht lang opgegeven hebben, nochthans niet zónder religie willen zijn. Geven wij derhave, ter wille dier conservatieven, het oude woord aan de nieuwe zaak. Het is toch geene concessie, die wij aan het vooroordeel doen, 0111 dit vooroordeel des te sneller op te kunnen heffen, maar het is eene benaming die zich zelf rechtvaardigt, door de zaak die er mede wordt bedoeld. De godsdiensten zijn onder elkander niet minder en niet meer verschillend, als zij gezamenlijk verschillen van de anti-godsdienstige demokratie. Allen met elkander hebben het streven gemeen het lijdende menschelijke geslacht van zijne aardsche bekommernissen te verlossen, het tot het Hoede en Schoone, Rechtvaardige en Goddelijke op te voeren. Ja, de sociaal-demokratie is in zóóverre de ware godsdienst, de alleenzaligmakende zou ik zeggen, dat zij het gemeenschappelijk doel niet meer langs phantastischen (zinnebeeldige) weg, niet met bidden, wenschen en zuchten, maar op reële, daadwerkelijke wijze, tastbaar en waarneembaar door maatschappelijke organisatie van hand- en hoofdarbeid, nastreeft. Arbeid, aldus is de Heiland van den nieuweren tijd genaamd. Gelijk Christus reeds een groot aantal proselieten (bekeerlingen) gemaakt had, lang voor dat zich zijne kerk georganiseerd had. zoo heeft ook de nieuwe profeet, de arbeid, sedert eeuwen reeds gewerkt, alvorens hij, gelijk in den tegenwoordige!) tijd er aan denken kan, zich op den Troon te plaatsen en den scepter ter hand te nemen. Met de attributen (onderscheidingsteekenen) der godheid, niet Macht en wetenschap is hij uitgerust. Maar niet langs den weg der onbevlektheid en wonderbaarlijkheid is hij daartoe gekomen. Hij is onder smarten geboren, onder strijd en kwelling en zorgen groot geworden. Hoewel hij het is, welke den menschen zoover beschaafd gemaakt heeft; welke thans komt met de voorspelling hen volkomen uit alle knechtschap te verlossen en hen reeds het beloofde land Kanaiin werkelijk reeds van uit de verte toont, zoo rust thans nog heden ten dage de doornenkroon der ellende op zijn hoofd : het kruis der verachting last op zijne schouderen. Maar weg met deze beeldspraak, weg met deze redeneering in parabelen! (gelijkenissen). De zaak zelve is zóó schoon en verheven dat zij geenerlei mistifikatie (misleiding) behoeft. Hier is sprake van de verlossing der menschheid in den waarachtigen zin van het woord. Als er ook, waar ter wereld iets heiligs mag zijn hier staan wij voor het allerheiligste! Het is geen Fetiseh1) het is geen heilige Arke, geen Tabernakel of Monstrauz2), maar het werkelijke zinrijke heil van het menschelijk geslacht. Dit heil of dit heiligdom is niet ontdekt moeten worden en niet geopenbaard, maar gegroeid uit den opgehoopten arbeid van de geschiedenis; gelijk uit het ongereede van den werkplaats; zooals uit het verbruikte materiaal en het zweet des arbeiders, het nieuwe produkt heerlijk te voorschijn komt, zoo groeide uit de nacht van barbaarschheid, uit de knechtschap des volks, uit de onwetendheid en het bijgeloof en de ellende, uit verbruikt menschenvleesch en bloed, luisterrijk en prachtig. beschenen door het licht van kennis en wetenschap, den Rijkdom van tegenwoordig. Deze Rijk/lom is het soliede fundament voor de hoop der sociaal-demokratie. Onze hoop op verlossing is niet gegrondvest op een godsdienstig ideaal, maar op massieve en materieele grondsteenen gebouwd. De Rijkdom van onzen tijd bestaat niet bijv. alleen in die prachtige paleizen, die de bevoorrechtten dezer maatschappij bewonen; bestaat niet in de weelde hunner kleedij, niet in het goud en de edelgesteenten van hunne versierselen, noch in die massa opgehoopte kostbaarheden, die ons 'tegenglanzeu voor de winkelruiten in de groote steden. Al datgene, benevens de geldstukken in buidels 'I Fetiseh = afgod; beteekent ook zeker soort tooverij -) Monstranz = eigenlijk hostiekast in de katholieke kerk. en geldzakken, vormt slechts een appendix (aanhangsel), zooiets als kwasten en franje, waarachter zich de Rijkdom verbergt, den rots, waarop onze hope zich heeft gebouwd. Wat den arbeiders het recht er toe geeft, aan de verlossing van duizenden jaren lijden, niet alleen te gelooven, maar haar reeds te zien, li nar daadwerkelijk te kunnen nastreven, dat is de tooverachtig produktieve scheppende kracht, de wonderbaarlijke voortbrengingskrachtigheid van zijnen arbeid. In de geheimenissen, welke wij van de natuur hebbben afgeluisterd; in de ontdekte tooverformules door middel waarvan wij haar dwingen onze wenschen te doen gehoorzamen en hare gaven ons te doen deelachtig worden, thans Jijna zonder moeite meer, bij de steeds toenemende verbetering der arbeidsmethoden en arbeidsinstrumenten, daarin bestaat de rijkdom, die thans kan volbrengen, wat tot dusver geen verlosser heeft kunnen doen. Alle strijd en worsteling in de wereldgeschiedenis, al het peinzen en P°£en v,an l'e wetenschap vindt zijn spits, zijn gemeenschappelijk doel 111 de vrijheid van den menscli, in de onderwerping van de natuur aan de heerschappij van zijnen geest. ,'f de yijheid .J Is zij een hersenschim, waarvan men zingt: «Vrijheid die ik min« en waarvan, nader bezien, doch alleen maar loionaal" bestaat: waarnaar de groote redenaars van het jaar 1848 gezucht en gesmacht hebben, gelijk een bakvischje naar een haar onbek. ndeii minnaar verlangt? Waarlijk, hij heeft ai een hoogst bekrompen burgerlijk begrip van haar hooge wezen, die, zooals deze kleinburgers, daarbij aan de vrijheid denkt van politietoezicht, aan de vrijheid van de nijverheidsconcurrentie, aan de vrijheid om zijn godsdienstige, politieke of welke andere overtuiging te belijden; aan de vrijheid zich met zijne geestverwanten ergens in een lokaai ot aan de vrijheid onder den vrijen hemel te mogen vergaderen en publieke aangelegenheden te mogen bespreken. Alle deze dingen zijn de franje en de omhang van de vrijheid. Onze liberalen en vooruitstrevenden, die nog zoekende zijn naar dat klatergoud, hebben reeds lang het volk het werkelijke lichaam der vrijheid, als privilegie (voorrecht) weggenomen. Wat zij bezitten en grootendeels reeds in overvloed genieten: de bevrijding van het juk der slavernij van den arbeid, de bevrijding van den nood, ellende en zorgen, van den honger, kommer en onwetendheid; de bevrijding van den plaag, het lastdier te zijn van de hoogere standen deze vrijheid en wel die voor de massa, voor het volk, dat is het heilige doel, dat de zoo oneindig rijk-geworden menschelijke kracht van den arbeid als plicht heeft te vervullen, Gewis, ook nog heden ten dage, is de menscli afhankelijk van de natuur. Hare onaangenaamheden zijn niet allen nog overwonnen. Nog steeds blijft voor de beschaving veel te doen, ja, is hare taak nog oneindig. Maar m zooverre zijn wij haar meester, dat wij ten slotte toch de wapenen kennen, waarmede wij haar bedwingen kunnen. Wij kennen de methode haar van een gevaarlijk beest, tot een tam en nuttig huisdier te maken. Van bidden en dulden zijn wij gekomen tot denken en scheppen. En liet resultaat van deze overwinning, staat voor ons iu de uitkomsten der industrie, wier ziel, de scheppende kracht van onzen arbeid is De nood van het mensclielijk geslacht in vroeger dagen moge onvermijdelijk geweest zpn, omdat de kracht niet voorhanden was, haar te verzachten. Duizenden en duizenden jaren van ontwikling waren er noodig, om deze kracht voort te brengen. Omdat de arbeid des volks niet genoeg opbracht 0111 de behoeften der massa te bevredigen, konden enkele klassen zich haar toeeigenen. Meer nog: de ontwikkeling onzer arbeidskracht, haar doel. de moderne produktiviteit van den arbeid, maakte zelfs de heerschappij van enkele gepreviligeerde geslachten noodzadelijk: maakte zelfs de uitbuiting der massa noodig. Wij willen uit dit oogpunt zelfs de ellende uit het verleden, met geduld en zonder eenigen haat of wrok laten voorbijgaan. Maar dat doen wij, 0111 zooveel te gerechtvaardigder de eischen der sociaal-democraten, voor het tegenwoordige, naar den voorgrond te doen treden. Het volk verlangt nu naar de werkelijke verlossing, omdat eindelijk de voorwaarden daartoe aanwezig zijn. Armoede en honger, de ellende van het verleden, zij waren veeltijds aan het gebrek aan levensmiddelen toe te schrijven. Tegenwoordig echter, en reeds sedert tientallen van jaren, is het omgekeerd: de overtollige rijkdom, gelijk hij zich openbaart in de handels- en industrie-crisissen, is het die de arbeidskracht des volks braak doet liggen. Zijn dan ook de pakhuizen nog zoo overgevuld en de magazijnen opgepropt met waren, het volk honger en bevriest, om dat de bezittende klasse, overvuld en oververzadigd van produkten, zijne arbeidskracht niet kan koopen. De wereld is overbevolkt, omdat de levensmiddelen thans bijna zonder arbeid en zonder eenige moeite kunnen worden voortgebracht. Tot nu toe was het de taak der historische ontwikkeling, de productie te organiseeren, te arbeiden en te sparen: rijkdom te scheppen. Tot dit doel mocht de beschaving den menschen gebruiken als haar werktuig. I11 zooverre als hare taak binnen de kluisters dier heerschappij bereikbaar was, is zij bereikt. De beschaving was tot dusver doel, de mensch middel. Thans wordt het tijd dit 0111 te keeren, de menschen tot doel en de beschaving tot middel te maken. De eerste voorwaarde 0111 dit ontwikkelingswerk voort te zetten, is de vrijheid des volks, zijne eindelijke deelname aan de consumptie, (verbruik). De vraag naar productie komt bij tijden en gelegenheden voor, maar de vraag naar afzet, de behoefte aan grooter verbruik, naar overvloed, is algemeen Deze nationale rijkdom was tot dusver een noodzakelijk middel tot ontwikkeling. De overvloed van de markt bemoeielijkte de afzet, drukte de prijzen, prikkelde er toe de productie goedkooper, d.w.z. niet meer besparing van kosten en arbeid voort te brengen. Deze inkrimping van kosten en moeiten, had tot voorwaarde de uitbreiding der arbeidsinstrumenten, had tot voorwaarde de vrije concurrentie. De gevolgen daarvan waren de economische ruïne (ondergang) van diegenen, welke niet tot concurreeren in staat waren. Zoo valt met de ontwikkeling der voortbrenging samen, de vermindering der vermogende consumenten. De rijkdom, welke eenmaal een noodzakelijk middel van de vooruitgang was, is nu tot de oorzaak van eene historische stagnatie (vertraging) geworden Wellicht, geliefde toehoorders, zullen enkelen uwer zeggen, dat ik zie, wat niet aanwezig is. Hoe groot ook de rijkdom onzer dagen moge wezen, zoo groot is hij niet, dat deswegens de productie stoppen en de arbeider werkeloos moet worden. Nog al te gader worden er nieuwe fabrieken opgericht en oude gaan al bloeiende voort; er worden nog overal spoorwegen gebouwd, akkers in cultuur gebracht, stoomvaartlijnen geopend, kanalen gegraven en nieuwe markten komen er open. Maar alleszins verbergt zich hier eene tegenspraak achter den schijn eener waarheid. I)e wolf hult zich hier in een schaapsvacht. Wie evenwel oogen heeft om te zien, die ziet de algemeene tendenz (richting), in weerwil van de bijzondere tegenstellingen ; die ziet de overvloed, die ziet de industrie steken blijven, in weerwil van het blijven doorrooken harer schoorsteenen. Wat niet gaat in de maat, zooals dat naar zijn aard behoort te gaan, dat hinkt. En wie kan liet loochenen, dat behoefte en kracht aanwezig is om de productie dubbel zooveel, drie-dubbel, tien-dubbel te doen werken? Al wordt hier en daar ook de akkerbouw verbeterd, eene machine volkomener gemaakt, in het groot en over het algemeen genomen, houdt de ontwikkeling op bij de behoefte aan consumenten. En het is door deze kwestie, dat het gaat oin eene verlossing van het menschelijk geslacht. Zij is zoo groot en dringend, dat alle andere vraagstukken, die onzen tijd op te lossen heeft, daarvoor eerst op den achtergrond moeten treden. De politieke wereld is in den regel slechts de oppervlakte, slecht:-» het golfslaggeruisch van datgene, wat in de onderlagen der geschiedenis, oji den bodem van het volksleven gist. Wie zijn oogen gebruikt, die kan het waarnemen, ho* elke kleine stijgende vloedbeweging, sedert tientallen van jaren door een dubbel sterke ebbe wordt teruggedrongen. In alle toonaangevende landen van Europa, is elke politieke vooruitgang, gevolgd door eene nog sterkere reaktie. De driekleurige vrijheid wisselt af met het cesarisme, republieken met keizerrijken, machtige begeestering met verslappende ontmoediging; op elk nieuw tijdperk volgt een nieuwe Bismarck. Maar nóch de emancipatie der verschillende nationaliteiten, nóch de emancipatie der vrouwen, nóch die der scholen en der opvoeding; nóch de vermindering der belastingen, noch de opheffing der staande legers —• geen van alle deze eischen van den nieuweren tijd, kunnen doorgevoerd worden, voor en aleer de boeien zijn geslaakt, welke den arbeider vastketenen aan armoede, zorg en ellende. De geschiedenis staat stil, omdat zij kracht verzamelen moet voor eene nieuwe groote katastrophe (ontknooping). De sociaal-democratie leeft in liet geloof aan de zegepraal der waarheid, in de hoop op de verlossing uit materieele en geestelijke knechtschap, in de liefde tot de gelijkheid van alle menschen. De gelukskinderen van onzen tijd, de moderne pharizeërs en schriftgeleerdende, de egoïsten en huichelaars, zij noemen ons derhalve hersenschimnajagers. Naar hunne bekrompen en onlogische begripsvermogens waren er altijd gelukkigen en ongelukkiger»; rijken en armen, heeren en knechten en zullen die er ii\ alle eeuwigheid moeten zijn. Zij begrijpen de mogelijkheid niet, die tot eene verlossing kan leiden, omdat zij de arbeidersklassen niet begrijpen. Deze is, voor zoover zij zich van linre taak bewust is geworden, volstrekt geen genotzuchtige hoop van dagdieven. In stede van een 011noodige omslag eener overbeschaving, verlangt zij eene planmatige produktie, die niet de overvloed van enkelen, door het gebrek van velen, maar het dagelijksch brood, algemeen en rijkelijk voortbrengt. Ons rijk ja, is hemelsbreed verschillend van het uwe! En uw rijk, de sociale samenleving van heden, hebt gij dat met uw bewust verstand georganiseerd of is dat niet veeleer instinktief, in de loop van eeuwen er gekomen? Welnu, let op de spaarzame behoeften onzes volks; let daarbij tevens op het moderne opbrengstvermogen zijner arbeid en vraagt 11 dan af, of niet alleen reeds het bloote instinct voldoende is. om door middel van de voorhanden zijnde arbeidsmiddelen op de meest omvangrijke wijze, betrekkelijker wijs zonder moeite en kosten, te voorzien in die behoeften. De sociaal-demokratie is niet alleen een zaak van het instinktmatige gevoel, maar een arbeid van het hoofd, dat klaar en helder weet wat het wil en waarheen het wil. Zij onderscheidt zich van de tot dusver hersenlooze maatschappij, die zonder doel en zonder maatstaf maar voortbrengt juist daardoor, dat zij de volkshuishouding nu eens met bewustzijn organiseeren wil. Bewuste, planmatige organisatie van den socialen arbeid, zóó noemt zich de lang verbeide Heiland van den nieuweren tijd. II. IJij voortzetting van ilit thema, geliefde hoorders, moet den inhoud van onze uiteenzetting in het kort worden samengevat Wij vonden in di' sociaal-demokratische beweging eenen nieuwen vorm van godsdienst. in zooverre als die tot taak heeft, liet menschelijk geslacht tt; bevrijden van den armoed, waarmede het den strijd om het bestaan, in een wereld vol van moeilijkheden, hulpeloos heeft moeten beginnen. Zelfs de allergeloovigste kan maar aan de godsdienstige verlossing, een succes in geestelijk opzicht toekennen. De menigte goden der heidenen hadden aan dezen geestelijken arbeid nauwelijks part of deel. De drie-éénige godheid van het christendom, heeft den nood des volks weten te verzachten, door het te leeren daar een deugd van te maken. Dat deze leer, ten haren tijd reden van bestaan had, zal hier niet worden ontkend. Waar de menschheid nog niet de geschiktheid en de middelen bezat, haar kruis af te werpen, was de geest van de resignatie (toevlucht) tot r. A. Kuiper de band. 0111 met licin tegen tic socialisten op te trekken Devert. Het menschelijk ras heeft het eigenaardige voorrecht, dat het in verschiiemle tijden en in verscheidenerlei oorden geheel andere dingen en eigenschappen bovenmatig hoog, en in waarde overschat, dat zij niet, gelijk het apengeslacht, zich steeds gelijk blijft, nadoet wat voorgedaan wordt, maar dat zij liet hooge en eeuwige bestendig revolutioneert, in 't kort: dat zij geschiedenis maakt. De geschiedenis onzer huidige schoolboeken is een ellendige opsomming van vorstelijke geboorten en sterften, vertelsels van groote en kleine oorlogen, veldslagen en vredesluitingen enz., terwijl hare werkelijke en algemeene inhoud ons toch zoo heerlijk kond doet, dat het menschelijk geslacht, zijne generaties en volkeren, een levend organisme vormt, waarvan elk stuk aan het geheel zijner uitgebreide en voortdurende ontwikkeling dient. Het doel of de eisch dezer ontwikkeling loopt hierop uit, alle voorradige stoffen en krachten aan de menschelijke behoefte dienstbaar en de natuur ontginbaar maken, door onzen geest systeem (regelmaat) in de wereld te brengen. Dit gebeuren gaat peu a peu (niet horten en stooten) zijnen gang. Diegenen, die door de studie der natuur en liet inzicht in hare onmetelijke rijkdom de vereischte deemoed verkregen zullen hebben, zullen gaarne erkennen willen, dat het historische proces, al is het er ook op uit, telkens meer het menschelijk bewustzijn tot heer van de wereld te maken, tot dusver er nog verre van verwijderd is een zaak van het bewustzijn te zijn. Het is veel meer het instinkt, de natuur der materie (stof) welke haar, zonder aanzien van tijd, tot gestadige ontwikkeling gedreven heeft en nog voortdrijft door vuur en waterperiodes heen tot vorming van het eerste leven, dat niet de geringste planten, met de laagste soort dieren aangevangen is en verder opstijgt in onophoudelijke veranderingen ontwikkkeling van vormen, tot aan de zelfstandige voortbrenging van het menschelijk geslacht, gelijk dat verder uit Linueaus, Cuvier. Humboldt, Lamarck, Lijel, Darwin, en Heackel te leeren is En hetzelfde natuurinstinkt, dat de wereld ontwikkelde, heeft dan ook zijn hoogste produkt, het met verstand begaafde genus homo (menschelijk wezen) historisch ontwikkeld. Gelijk gezegd, bestaat die ontwikkeling daarin, de menigvuldige natuur en wereldverschijnselen voor het menschelijk hoofd begrijpelijk te maken, opdat zijn geslacht, deszelfs horden, stammen, volkeren en generaties, benevens alle geestelijke, materieele. voorradige en nog te bearbeidden vermogens, als een bij elkander behoorend organisme, leere betrachten en gebruiken. Wat ooit nu in dit historisch verloop tijdelijk de voorrang mocht hebben ingenomen. zij het dier, plant, ster, menseh of wet, werd door liet religieus gevoel dweepend verafgood. God, d. w. z. de inhoud der religie heeft aldus geen blijvend en eeuwig, maar heeft een veranderlijk en een tijdelijk karakter. Dit goddelijke of dit bovenmatig hooggeschatte, is zoo dikwerf naar den tijd en de omstandigheden dit medebrachten veranderd, dat den onderzoekenden geest, de veranderlijkheid van dit heilige en eeuwige wel duidelijk zal ge- worden zijn. En de wetenschap doet hier derhalve duidelijk en zonder voorbehoud uitspraak: wat de godsdienst bovenmatig schat, dat is voor de historische werkelijkheid alleen maar te schatten, voor zekere tijden en onder bepaalde omstandigheden. De godsdienstige» pochen er op, dat alle volken, wilden, zoowel als tammen, hunne godsdiensten hebben, aan God gelooven. Zij houden het derhalve er voor, dat het geloof de menschen is aangeboren en willen daarin een bewijs zijner waarheid gezien hebben. Maar dit is slechts waar, dat de onervarene lichtgeloovig is en hoe licht- en veelgelooviger, zooveel te onervarener en ongecultiveerder is hij. In onzen tijd zijn alleen nog maar boeren en gedeeltelijk nog vrouwen, in het algemeen de trouwste aanhangers van liet geloof. Eéne blik evenwel leert ons, dat er niet eene, maar vele godsdiensten bestaan, dat er niet aan eene god, maar aan vele goden wordt geloofd. Dewijl slechts langzamerhand voor de mensehen de wereld begrijpelijk wordt, verafgoodt hij heden de Zon, morgen de Maan, dan weer eens den hond gelijk bij de Perzen liet geval was, dan weder den kat, gelijk bij de Egyptenaren. Ten slotte moet evenwel de demokratische onderscheiding bij hem rijp worden, dat niet alles goddelijk, niet alles onschatbaar is. Wat de heidenen eerden in hunne vele Goden; in Bachus den wijn, in Venus de liefde, enz.; wat de Israëlieten hoogschatten in hunnen Jehova, het bestraffen, liet tuchtigen en wetgeven; wat de Christenen aanbaden in hunne godheid, de menschwording, het lijden en het sterven voor anderen, de oneindige liefde en barmhartigheid, de wereldverachting, de onthouding en liet celibaat (ongehuwd blijven) enz. enz., dat alles, geachte toehoorders, wordt door ons zéér naar zijne waarde geschat, maar wordt door ons geenszins opgehemeld. Niet de dingen, zooals zij door de verschillende religies vereerd geworden zijn. zijn verwerpelijk, maar het religieuze er in, dat in die vereering noch aan tijd, noch aan maat zich gebonden acht. De essence (liet wezenlijke) der godsdienst bestaat hierin, diegenen uit de verschijnselen van het natuur- en menschenlcven, welke al naar tijd en omstandigheden van eminente (buitengewone) beteekenis zijn, te personifieeren (belichamen) en in het geloof er aan, op een zoo hoog voetstuk te stellen, dat zij boven eiken tijd en omstandigheid verheven zijn. De godsdienstige, is eene omgekeerde, op haar hoofd staande natuurlijke waarheid. Niet god heeft den menschen, maar steeds en ten allen tijde hebben de menschen zich een god, naar litm beeld geschapen. Wanneer een of ander verstandig menschengeslacht. bijv. van den maan, de heilige boeken van onzen clerus zou kunnen te zien krijgen, dan zal hij daarin niets van god en van den hemel, maar wel iets van de beschavingstoestanden kunnen lezen, die de menschen gemaakt en beschreven hebben. Hoezeer onzen tijd er zoo 11a aan toe is, de godsdienst geheel op te geven, is wel in het oog vallend te bemerken aan de vage. in hooge mate verwarde denkbeelden, die men over god en zijne eigenschappen er op na houdt. Terwijl toch van alle andere dingen de menschen alleen daarom weten dat zij er zijn, omdat zij van te voren wisten, wie en wat zij zijn, willen zij van het bestaan eener goddelijke persoonlijkheid overtuigd zijn, zonder op eene of andere manier te weten van welke soort deze is en of zij van menschelijke of van onmensehelijke gestalte, of zij klein is of groot, of van mannelijke of vrouwelijke gedaante. Omdat de theologen op deze eenvoudige vragen geen antwoord weten te geven, noemen zij dit materialistisch en onbetamelijk. De meest verst gevorderden onder hen, de moderne theologen, hebben 't reeds eikend, dat het weinige wat hunne confraters van god zeggen te weten, als zij hem rechtvaardig, goed, wijs en almachtig noemen, dat dit alles geenszins goddelijke, maar zeer profane, aard-che eigenschappen zijn, die wij reeds hier beneden vinden, zonder dat wij daarvoor ten hemel behoeven te stijgen. Ztdke beschrijvingen noemen deze geleerden dan »antliropomorphistisch« (den mensch in gedaante gelijk), d.w.z. waar de mensch de gerechtigheid overschat. beschrijft hij daarmede zijnen god; waar hij dweept met mensclielijk vleesch, hult hij ook zijnen god tevein daarin. Deze vooruitstrevende theologen weten dat en willen daarom niets weten van een détail-beschrijving hunner heiligen. Maar is het nu niet eigenlijk gewoon hersenloos om van iemand te willen weten, dat hij er is, als ik tegelijkertijd moet bekennen, niets ervan te weten, waar en van welk soort hij is? Hoe verder het godsbegrip in de ontwikkeling terug, hoe lichamelijker het is; hoe moderner de vorm der religie, hoe erbarmelijker en verwarder de religieuze ideën dan ook zijn. De historische ontwikkeling der godsdienst bestaat in hare voortdurende oplossing, zoo men ziet. Vroeger, geachte hoorders, noemde ik de religie een substituut (een plaatsvervanger) voor de menschelijke onwetendheid, d. w. z. zij vulde een leemte aan, die er bestond in ons weten. Waar deze leemten groot zijn, daar heeft ook de godsdienst nog de grootste omvang. Onder barbaarsehe naties, staat de hanteering van het bedrijf en het dagelijksche leven, de sociale burgerlijke en politieke wetgeving, alles dat, onder goddelijk voorschrift. De god van Abraham, Izaiik en Jacob houdt toezicht op de kleinste détails, zij let er op wanneer men zich wascht, of het sterke of het zwakke dier van voren of van achteren aangespannen wordt enz. enz. Evenzoo gespecificeerd is de godsdienst van de chineezen. De beschaafde naties laten aan onze-lieve-heer slechts datgene over. welks navorsching hun tot dusver nog niet is mogen gelukken, bijv. het maken van regen of wind of de genezing van eene mysterieuze ziekte of iets dergelijks.... Alles is natuurlijk in de wereld, alleen de aanvang is voor deze onchristelijke christenen, onnatuurlijk en dus: goddelijk. Zij willen derhalve het geloof aan het bestaan van God niet ontberen, een geloof dat, hetzij hierbij tevens gezegd, het goede doel heeft van den onbeschaafde!) in toom te houden.1) Het eenig zakelijke dat de schijnreligie onzer tegenwoordigen tijd nog met de katechisnius doet tezamenhangen, dat is de zoogenaamde «zedelijke wereldordening' ; maar wijl haar ook hierbij iets bijligt van een idee, dat ook deze zedelijkheid op gewoon aardsclie benen staat, zoo is ook deze ideënverbinding zeer los en schemerachtig geworden. Zoodra men klaar erkent, dat het zedelijke niet is ontstaan door uitspraken Gods, maar omgekeerd, dat door Gods geboden verorordend is, wat vroeger reeds zedelijk was, en zoodra men tevens erkent dat de zedelijkheid ouder is dan de eeuwige dit is, verliest de kerkelijke» staat zijn laatste terrein. Werpen wii dus een blik over liet religieuze leven uit het heidensche verleden, waarin goden en godinnen in alle hoeken en kanten, in boom en struiken leefden; werpen wij een blik op de innige godsdienstigheid van het oorspronkelijke christendom, met zijne vele heiligen en wonderen en vergelijken wij daarmede, hoeverre van alle vragen van den dag tegenwoordig de religie verwijderd is, dan moet toch de onbevangen niensch mij de stelling toegeven, die ik hier nogmaals herhaal, dat de vooruitgang of de ontwikkeling der religie, wezenlijk slechts in hare oplossing bestaat. Zeer zeker, dit is het gewone wereldsehe verloop aller dingen. De nieuwgeborene betreedt reeds in den eersten dag zijns levens, den weg naar het graf. Maar, geachte hoorders, meer is dan ook niet tegen de religie te zeggen, dan dat zij geene eeuwige eu hemelsche, maar een gewone, vergankelijke wereldaangelegenheid is. I)e laatste, bijgevolg krachtigste stut voor de religie in overigens vooroordeel-vrije hoofden, is de niet te miskennen doelmatigheid van de natuur ol liet wereld-al. Wie zal de wonderbare ordening der natuurlijke dingen, de harmonie, organisatie of planmatigheid loochenen? Maar het is juist deze ontwikkeling, die steeds voorwaarts schrijdende organiseering niet alleen in de natuur erkennen, maar ook iu de nienschelijke geschiedenis, dat juist eene der speciale doeleinden der sociaal-demokratie is. Haar beter inzicht bestaat juist daarin, datgene, wat men vroeger zooal voor verstard. \ oor eeuwig hield: religie, zeden en eigendom, al® aan ontwikkeling onderworpen deelen van het geheel en niet meer als heilige uitzondering. maar als profaan te beschouwen. Zij kan daarbij niet ontkennen, dat in liet geneel tevens het hoogere leeft, waaraan de deelen onderworpen zijn. Maar hierbij grijpt zij niet terug naar liet religieuze en mystieke. De ervaring heeft ons in zooverre reeds verstandig gemaakt, dat wij de klippen hebben leeren kennen, waarop tot nog toe liet verstand in zijn zoeken naar de waarheid, zoo menigmaal gestrand is. De geleerden hebben het *) /.oi» is liet van hekendhoid dat «I«• „^oddfllooze" Voltaire hot standpunt innam, nat ../.oh er ^een Hod bestond, men hem zou moeten uitvinden" . . . voor hot aemeene volk ! Hoi standpunt der 18e eeuwsclie DeM-n. was ^een andor, vandaar de begeesterde aanhang dn» hunne leoren wonnen hij tyrannen als Froderik de Oroote van Pruissen en Catli&rina van Rusland in haren 'tijd. De vert met dit. door mij reeds genoemde moeielijke woord anthromorphie bestempeld maar het is de onbeschaafde manier, die zoo oneindig moeielijk is na te laten, 11.1. wat buiten de wereld is. de maatstaf aan te leggen van zijn eigen innerlijk wezen. Omdat de menscli zijn doel met een wil en eene bewustheid najaagt, veronderstelt hij ook in de algemeene doelmatigheid der natuur, een wezen naar zijn evenbeeld, met bewustheid en met een wil. Waar de vrije gedachte reeds te zeer is doorgedrongen, 0111 nog van een persoonlijken god te spreken, daar kan men het echter nog zonder philosophische mystiek2), niet stellen, die van het willen en de voorstelling van bewustelooze dingen, van de philosophie van het onbewuste bazelt.3) Het feit is niet te ontkennen, dat in de doode materie de levende drang woont zich te organiseeren, dat bijgevolg de materieele wereld niet dood is, maar leeft. Van hare wil en haar doen kan alleen maar vergelijkenderwijs gesproken worden. Want toch deze algemeene intelligentie, ontwaakt eerst in het dierlijke instinkt, tot eene bepaalde helderheid, die hare zuivere uitdrukking wederom eerst in de mensehelijke hersensfunctie, in ons bewustzijn verkrijgt. Zoo min het geoorloofd is, de schemering, hoeveel licht zij ook geven moge, klaren dag te noemen, zoo min verdient de buitenmenschelijke doelmatigheid, wil, voorstelling of intelligentie der natuur, dezen naam. Wanneer ik te voren, waarde toehoorders, mij veroorloofd heb, hiervan te spreken, dan geschiedde dit met de zuivere bedoeling, deze uitdrukkingswijze in de eerste plaats zelf te schande te maken. Zeer zeker is er verstand in de natuurlijke dingen. Maar wie het verstand, dat de hefboom aller systematiek en doelmatigheid is, als natuurproduct erkent, kan de systematische doelmatigheid van de natuur niet ontkennen. Maar desniettegenstaande is des nienschen geest de eenige geest. Noch het verstand dat ei in de sterrenloop, noch dat in het koekoeksei, noch dat wat er zit in den bouw van een bijencel, of in de koppen van de mieren of de apen. maar de hoogste potenz (inwollenende macht), eerst liet bewustzijn, den geest of liet verstand in den vorm der mensehelijke hersenfunktie, verdient dien naam. Onze geest is het hoogste wezen. Vreest echter niet, aandachtige toehoorders, dat dezelve door ons op een hooge zuil of voetstuk zal worden geplaatst, gelijk de religieuze godheid. Hoog en nederig beteekent in den werkelijken zin des woordsnietsanders dan meerof minder georganiseerd Hoe minder zelfstandig de deelen eener zaak zijn *) Anthromorphie is e wetenschappelijke agricultuur (landbouwkunde) onderscheidt zich hierdoor van de gewone manier van boeren, dat hare regelen, hare kennis van de zoogenaamde1 natuurwetten algemeener en omvattender is. Derhalve is dan ook de wetenschap van een professor van dezelfden soort als de kennis van een handlanger De platheid van het verschil tusschen voorname wetenschap en het allergewoonste mensehelijke verstand, behoort duidelijk te wordon erkend, teneinde het misselijke bijgeloof aan de aristocratie (adel) van den geest niet wortel en tak uitt e kunnen roeien. Onze tegenstanders schimpen wel op onze ruwe «gelijkmakerij«. die gaarne de geestelijke voorrechten zou willen onderdrukken: maar even weinig als den ouden strijd tegen den adel, den glorierijken voorzaten gold. met welks namen men zich tooide, zoo min geldt onzen weerzin tegen den ridders van den geest, die geest zelve, waarmede men praalt. Hetaanstootelijke voor ons. zit hier zooals elders in de materieele voorrechten, door middel waarvan dezen akademischen adel zich een veel te onbehoorlijk deel van onze produkten toeeigent. Sedert het zoowat uit den tijd is, den arbeiders niet brutaal geweld te gebruiken tot het verzamelen van rijkdommen, bezwendelen de geleerde trawanten onzer machthebbers hen met het wonder van den geestelijken arbeid. De voorname, winstgevende professoren-positie wordt dan. zooals de ondernemerswinst van een fabrikant dat wordt, met de voorspiegeling verdedigd, dat geestelijken arbeid nu eenmaal ver verheven is boven lichamelijken arbeid en X-maal produktiever is. E11 omdat wij sociaal-democraten zulk eene aanmatiging verachten, noemt men ons de verachters van kunst en wetenschap Wat wij verachten, dat is de phraze van verstand en wetenschap, de redeneering van de «ideale goederen» in den monden dier gediplomeerde lakeien, die heden ten dage niet hun opge-chroefd idealisme, dezelfde volksbedriegerij plegen, als eenmaal de heidensche priesters dreven, met de eerste kennis der natuurverschijnselen, dien zij hadden opgedaan. Het moderne dualistische (dubbelslachtige) geloof aan de wereld van den wetenschappelijke en van den zedelijken geest, die boven de andere wereld wil verheven en haar overheerscheii wil, is niets anders dan het opgewarmde, gesekulariseerde (verwereldlijkte) bijgeloof aan het oude Hier en het Hiernamaals. Professoren die behoefte hebben aan religie, veranderen het rijk Gods in dat van den wetenschappelijken geest. En gelijk de lieve God zijne antipode (tegenvoeter) in den duivel bezat, zoo heeft de kathederpriester die in den materialist gevonden. De materialistische wereldbeschouwing is zeker even oud als liet religieuze ongeloof. Beiden hebben zich in onze eeuw uit het ruwe uit, opgewerkt tot eene wetenschappelijke uitbeelding. Maar de akademische geleerdheid heeft er het begrip niet van, omdat de in het materialisme opgesloten liggende democratische consekwenties, hunne waardevolle soc iale positie in gevaar brengen. Feuerbach zeidt-: »Het is een karakteristiek teeken van een hoogleeraar in de wijsbegeerte, geen wijsgeer te zijn en dat van een wijsgeer, dat hij geen hoogleeraar in de wijsbegeerte is.« Heden ten dage zijn wij verder; niet alleen de philosophie, de wetenschap in het algemeen, heeft hare officieele vertegenwoordigers reeds lang achter zich gelaten. Vroeger, toen het burgerdom nog eene cultuurzending had, konden ook de door hem opgerichte hoogescliolen kweekplaatsen van geleerdheid zijn. Maar de geschiedenis is intusschen voortgegaan en den strijd voor de beschaving is inmiddels overgegaan op de arbeidersklasse, de laatste stand die vrij te maken is. In weerwil daarvan, wil de oude heerschappij zich nog maar voortdurend handhaven: de waardigheidsbekleders moeten daarbij hulp verleenen en zoo wordt de vrije wetenschap<- van onze akademies tot eene betaalbare advokatuur van het bezit. De socialistische behoefte naar rechtvaardige verdeeling der maatschappelijke producten eischt de democratie, eischt de politieke heerschappij des volks en duldt niet de heerschappij van ééne kaste, die niet hare pretentieas, aanmatigingen van den geest, het leeuwenaandeel tracht weg te halen. Om dit aanmatigende eigen belang, binnen de perken van het redelijke terug te dringen is liet noodig, de verhouding van de materie (stof) tot den geest goed te begrijpen. De philosophie is daarvandaan een aangelegenheid die de arbeiders zeer na moet staan. Hiermede, mijn waarde partijgenooten! is nu niet gezegd, dat eiken arbeider een philosoof moet worden en de verhouding tusschen gedachte en materie moet gaan studeeren. Omdat wij allen brood eten, is het nog daarom geen noodzakelijkheid, dat wij allen ons op bakken en graanmaten gaan toeleggen! Maar even zoo noodzakelijk als molenaars en bakkers zijn, zoo noodzakelijk zijn voor de arbeidersklasse diepzinnige vorschers, die de sluipwegen onzer moderne Kaiils-priesters naspeuren en blootleggen. De eminente waarde van den hoofdarbeid, wordt door de arbeiders veeltijds al te zeer miskend. Ik weet wel. dat hun dikwijls onfeilbaar instinkt, hen van de toonaangevers onzer burgenlijke wetenschap afkeerig maakt. Zij zien lioe liet handwerk tier beurzensnijderij bedreven wordt onder den akade111isc 11eii rechtstitel, en het is van «laar dat liiimir neiging komt, (Ie phijsieke (lichamelijke) arbeid te over-, emle geestelijke te onderschatten. 1'hijsieke kracht en materieel overw icht was van oudsher het voorrecht der arbeidende volksklassen. En bij gebrek aan geestelijke ontwikkeling hebben zij zich laten overbluffen. Maar •Ie emancipatie (vrijmaking) van de arbeidende klasse eischt, dat deze zich ook meester maakt van de wetenschap onzer eeuw. Het zuivere gevoel van verontrusting over de ongerechtigheden, die wij te verduren hebben, is in weerwil van ons overwicht in getal en lichamelijke kracht, niet toereikend ter onzer bevrijding. De wapenen des geestes moeten hier ter hulpe komen. Kn onder de menigvuldige wetenschappen uit dit geestelijk tuighuis, vormt de kennistheorie of de wetenschapsleer, d. w. z het begrijpen der wetenschappelijke denkmethode, een afdoend wapen tegen het religieus geloof, die dit zijn laatste en meest verborgenste schuilhoek zal uit drijven. Het geloof aan Goden en half-goden. aan Mozes en de propheten, aan den Hijbei en de «door god ingestelde overheden,« kortom het autoriteitsgeloof, vindt zijne radikale vernietiging in de wetenschap van den geest. Zool.ing men niet tot de erkenning is gekomen, hoe, en vanwaar de wijsheid komt en ontstaan i*\ is men lichtelijk geneigd, zich een X voor een IJ gewaar te laten maken. De zuivere kennis, hoe gedachtenspaanders gemaakt worden, stelt ons theoretisch op een standpunt, dat ons van goden, boeken en menschen onafhankelijk maakt. Terwijl de wetenschap het dualisme tusschen geest en materie oplost, ontneemt zij de nog steeds heerschende verdeeling, in heerscher en beheerschte, in onderdrukker en onderdrukte, haren laatsten tlieoretischen grond. De wetenschap, in den uitnemenden zin van het woord, zou nooit een auditorium (gehoor) vinden onder diegenen, welke door hun gepriviligeerd bezit er belang bij hebben liet rad der geschiedenis in zijne omwenteling te doen remmen. Zij wendt zich niet het volste recht tot de onpartijdigen in dezen, tot de bezitloozen. tot de onterfden en de onderdrukten. Ter zake! De geest is geen spook en geen adem gods. Idealisten en materiali-ten zijn het ten dien opzichte eens, hij behoort tot de categorie (orde) der »\\eielrtlijke zaken*, woont in liet nienschelijke hoofd en is niets anders dan de abstrakte (afgetrokken) uitdrukking, het verzamelwoord voor de elkander opvolgende gedachten. Wanneer nu geest een ander woord is voor: onze geschiktheid tot denken; wie kan dan nog den wel-is-waar paradoxe (gewaagde.) maar door de ervaring bevestigde stelling bestrijden, dat geestelijken arbeid eene lichamelijke inspanning is? Hier nu, stel ik u mijne geachte hoorders, eensklaps voor eene der moeilijkste hoofdstukken van de tegenstelling. Zooals lijn en punt slechts meetkundige begrippen zijn, zoo zijn tegenstellingen geen werkelijke dingen, maar logische gevolgen, <1. w. z.: zij hebben maar vergelijkenderwijs gesproken hunne beteekenis. Vergelijkenderw ijs gesproken is het kleine groot en het groote klein. Evenzoo zijn lichaam en geest, wel logische maar derhalve geen werkelijke tegenstrijdigheden. Ons lichaam is met onzen geest dérmate verbonden, dat physieken arbeid absoluut onmogelijk is, zonder geestelijk bijmengsel. De eenvoudigste handlangersdienst, vereischt de medewerking van het verstand. Anderszijdsch, is het geloof aan het methaphysieke bovenaardsche of de onstoffelijkheid van de geestelijken arbeid, eene gedachteloos,°k1!1®t '«eest zuivere geestelijk onderzoek is eene inspanning van het lichaam. Wie van de wetenschap van den geest maar iets verstaat, die weet, dat de gedachten niet slechts hun oorsprong vinden in de hersenen, alzoo subjektief uit de materie afkomstig zijn, maar altijd een of ander soort materiaal tot voorwerp en inhoud hebben. Hersenmateriaal is het subjekt (onderwerpI van wereld Z'J" ob'ekt fvoorwerP|. 'i«t oneindige materiaal der (leestelijke, zoowel als lichamelijke arbeid wil voortbrengen, wil vruchten afwerpen. Derhalve moet intelligente, (verstandelijken) arbeid zich belichamen en lichamelijke!! arbeid moet intelligent zijn Uit het produkt van den arbeid kan niet worden opgemaakt hoe\eel daarvan door den geest en hoeveel het lichaam ervan geschapen heeft; zij scheppen in solidaire gemeenschappelijkheid ■ den een kan het niet doen zonder den ander. Mag ook een of anderen arbeid zich als zuiver geestelijk, of als zuiver lichamelijken arbeid voordoen, het produkt ervan, herhaal ik, is èn door den geest én door het lichaam geschapen. Daarom is de bijdrage van de idee niet af te scheiden van de bijdrage die het materieele levert Wie is 111 staat m een moestuin te bepalen de hoeveelheid arbeids, die de spade, de hand van den tuinnier, de bodem, de regen en de mest er voor geleverd hebben? Het verdeelen van de arbeidsproducten naar de mate van de bijdragen, is ondeugdelijk; het is een verwarde burgerlijke idee, die onuitvoerbaar is en derhalve in de praktijk m haar tegendeel omslaat. Zij is het gevolg van de voorname misvatting, die de individu opzichzelf. voor den onafhankeijken producent aanziet: die zonder samenleving, in concurrentie met den i.evenniensch, het phanhastisch ideaal van de persoonlijke onafhankelijkheid kan verwerkelijken. Maar het is u allen niet onbekend hoe toch zelf reeds in deze burgerlijke maatschappij den arbeid gemeenschappelijk is. Niemand zoekt zijn doel in het eigen produkt; elkeen werkt voor het gezamenlijk produkt dat op den algemeene warenmarkten in onze maatschappij te koon h en in geld omgezet, tot vleesch wordt. Wanneer wij'nu dat geld zouden moeten verdeelen naar de mate van elks bijdrage aan de hoeveelheid daarvan, dan zouden de couponknippers wel opeen enorm gedeelte van dien gemeenschappelijken arbeid aanspraak kunnen maken. 1 I)e arbeid van den enkeling en die der familie, de arbeid van de fabriek en die der samenleving, is een organisch bewerktuigd lichaam, waarin elk deel tot het totaalproduct bijdraagt. I)e organische bijdrage is mechanisch (langs machinale weg) niet af te meten. Het socialisme begrijpt dat de arbeiders deelen van het arbeidsprodukt zijn. Het gaat niet uit van de liersenloosheid een gemeenschappelijk produkt, niet gemeenschappelijk te verdeelen, elk naar zijne verdienste te willen beloonen. De oogen bovenmatig in orde houden, terwijl wij de voeten het allernoodzakelijkste doen ontberen, zóó ongeveer zouden wij handelen of nog onverstandiger, wanneer wij naar de regelen onzer burgerlijke gerechtigheid, met haar onbegrepen «suuin euique« (»elk het zijne») te werk zouden gaan. Zooals de machinist den kleinen spijker met meer zorgvuldigheid opligt dan het groote rad, zoo verlangen wij. dat het produkt van onzen arbeid zal worden verdeeld naar onze behoefte; opdat den sterke met den zwakke, den vlugge met den zwaarlijvige, de intelligente en de physieke kracht, voor zoover zij van menschelijke natuur zijn, ook in een humaner gemeenscha)) het bedrijf uitoefenen en genieten zullen. Dit verlangen nu, waarde hoorders, is der godsdienst vijandig. En niet alleen gelijk bekend is, de vormelijke, de gewone godsdienst der priesters, maar ook de reine, de verhevene professorengodsdienst der benevelde idealisten. Sedert liet eerste gedeelte dezer toespraken, heeft men mij tegengeworpen: ik schud met het badwater ook liet kind uit! Zelfs een mijner vrienden heeft het in mij gelaakt, dat ik den grooten stichter des christendoms, zóu hebben laten boeten voor de fouten zijner navolgers. Hij meende dat, wat de laatsten van de leer gemaakt hebben, dat was niet den wil van den Meester. Het ideale, ware christendom, behoorde men hier te onderscheiden van het werkelijke, het ontaardde christendom. Mijn verwijt aan het matelooze christelijke dulden, was ongegrond; immers de Heer-zelf heeft doch eigenhandig den woekeraars niet den zweep de synagoge nitgeranseld! Hierop antwoord ik dit: het Christendom wil de wereld goddelijk beheerschen. IJdel streven! Het word zelf, zonder dat het 't wil of weet, door de natuur der dingen beheerscht. Het is daarom, dat het zoo met alles rekening heeft moeten houden. Het is daarom, dat de Apostel, die zoo zeer met het coelibaaat ') dweepte, het verlof om te huwen moest geven; het is daarom dat de leer van liet absolute dulden, dat zich rechtsch en linksch om de ooren moet laten slaan, lijnrecht kwam te staan tegenover de toorn des Heeren. Maar, goed begrepen: dat is niet de conse- ') ('oelibaat is de ongehuwde toestand van
  • katholieke geestelijkheid, die, nadat li«*t priesterlijk huwelijk gedurende de midden-eeuwen door alle concilies oogluikend was toegelaten, ten slotte een streng gebod geworden was, doordien paus (Jregrorius VII in 1074. met de banvloek bedreigde eiken priester diegolmwd was. I.ut her verdedigde de priestereclit zéér sterk en besloot dan ook in 1525 zelf het voorbeeld te geven van te huwen. de Vort. kwentie, neen, dat is de mconsekwentie van lift christendom! Op de bovenmatige onderworpenheid, op de stom-ter-slacht-bank-tevoeren lammerennatuur, legt het den nadruk. Dat zulke onderworpenheid hare grenzen heeft, dat ook de revolutionaire opstand tot de goddelijke missie behoort, daarvan is hier en daar zeker een of ander voorbeeld te vinden, maar daarvan staat uitdrukkelijk 111 de Katechismus geen woord. En of den Christus dat alles nu werkelijk zóó heeft gewild of niet? Dat weet ik niet. Bovendien, wat zou dit ons interresseeren? Profane waarheid grondt zich niet op ééne persoon. Zij heeft hare gronden huiten haar materiaal liggen, zij is objektief (onpersoonlijk). Zij is niet da.irdoor juist, omdat zij van een of anderen grooten Meester komt; hoogstens kan men zeggen, zij is door dien Meester tot de zijne gemaakt, omdat zij juist is. jiroote mannen, die de lichten der kennis voor ons uitgedragen hebben, moeten ook door ons geëerd worden; maar alleen slechts zoolang en in zooverre als er is af te gaan op hunne uitspraken, zoo dezelven materieel en op de werkelijkheid zijn gegrond. V Xiet alleen den lust tot mijn ambt en mijn verheven standpunt, geven mij aanleiding tot voortzetting dezer Kanseltoespraken, maar liet meest den bijval mijner hoorders. Wel laken sommigen het in deze mijne voordrachten, dat zij wat te geleerd zouden zijn. Maar, ik ,bid u, mijne hoorders, te bedenken, dat alleen het dikwijls gezegde, het afgezaagde, gemakkelijk is te verstaan. Het populaire loopt zoo dikwijls in de ouile banen! E11 wij sociaal-democraten, w ij hebben een nieuwe leer, die gebaseerd is op grondstellingen, nog algemeen miskend en verdraaid, maar die eene algemeene ommekeer van de oude denkmethoden van ons vorderen en dientengevolge zonder een weinig inspanning, niet te begrijpen zijn. De godsdienst, waarde hoorders, is primitieve (oorspronkelijke) wereldwijsheid. Sociaal-democratie is daarentegen het langzaam groeiende en wordende produkt van eene ongehoord oude ontwikkeling der beschaving. \\ ij doen dus correkt, we zijn in ons V ' i •' , wan,leer wij 'n de plaats van de religieuze of primitieve, de historisch-gewordene wereldwijsheid stellen en het is aldus zeer tei zake, wanneer wij ook in deze uren onze aandacht daar bij blijven bepalen, waar van godsdiensilooze wereldlijke zaken sprake is. w ereldwijsheid noemde ik de godsdienst, omdai de laaatste er niet alleen aanspraak op maakt 0111 door middel van machtige goden, door bidden en het teweegbrengen van het aardsche jammer ons van (Ie moeielijkheden, die de natuur ons in de weg legt en van de smarten des levens te verlossen, maar ook tegelijk ons denken een systematisch houvast te geven. De universeele beteekenis van den godsdienst voor onbeschaafde volkeren, wortelde in «Ie algemeen gevoelde behoefte naar systematische wereldwijsheid. Zooals wij in liet algemeen het praktische verlangen hebben, de heerschappij te erlangen over de dingen dezer wereld, zoo algemeen is ook onze theoretische behoefte, haar systematisch te kunnen overzien Wij willen van alles, begin en einde weten. Het woest gehuil over van de algemeene, onvergankelijke godsdienst, bevat dan ook wel iets iuist in zich .... Wij erkennen dat de menscli een geboren systematikus is, die teil allen tijde en in alle eeuwigheid een richtsnoer voor zijn denken en voor zijn handelen behoeft. Hij wil lichaam en geest, vergankelijks en bestendigs, tijd en eeuwigheid, schijn en waarheid, moraal, staat en maatschappij in zijn hoofd, geordend, in behooilijke volgorde gesteld hebben, zoodat in alles logische gang is te zien. De menscli verlangt naar eene verstaanbare samenhang in zijn hoofd, opdat hij eene verstaanbare samenhang in het lev 11 brengen kunne. Ook wij sociaal-demokraten hebben deze behoefte. Men zal ons daarom beschuldigen eene religie te hebben. Nu goed! Maar wie het phantastische, het systeem van wereldverklaring van zijnen troon wil stooten, die moet daarvoor een deugdelijker systeem in de plaats kunnen geven. En dat doen wij sociaal-democraten, of zoo dit aanmatigend lijkt, laat ik 't dan liever zoo zeggen: onze sociaal-democratische levensbeschouwing is de noodzakelijke consekwentie (gevolgtrekking) van een religie-vrije denkwijze. Zii is een voortzetting van de wetenschap der wijsbegeerte. De philosoplieii hebben sedert eeuwen geworsteld met den priesters, teneinde in de plaats van het onbeschaafde het beschaafde denken, in plaats van het gelooven, het weten te stellen. Dit doel is bereikt en de wetenschap heeft overwonnen.1) De kannibaalsche godsdienst uit den aanvang der nienschheid heeft zich door middel van het christendom gecultiveerd (beschaafd), de philosophie heeft die beschaving voortgezet en na vele onhoudbare systemen van wetenschap te hebben doen vergaan, het systeem der onvergankelijkheid: het materialistisch denken gevonden. Deze sociaal-democratische wereldwijsheid is een scherp toegespitst en afgerond systeem. Stelselmatige behandeling ervan is hier niet op hare plaats. Gelijk het eene verteller betaamt, spreek ik, om mijne hoorders liet geheel smakelijker te maken, dan eens van dit en dan van dat, en ben al zeer tevreden gesteld, wanneer van de systematische samenhang van het door mij gesprokene, zooveel wordt begrepen, dat mijne oplettendste hoorders, zichzelf er een geheel uit kunnen samenstellen. Wij noemen ons materialisten. Z.ooals de godsdienst de algemeennaam voor tal vah belijdenissen des geloofs, zoo is ook het materialisme een zeer rekbaar begrip. Van uit het standpunt van den hemel naar beneden gezien, is al het aardsehe, al ware het ') Kr is tegenwoordig een strooming merkbaar, zelfs onder ,.ongeloovigen" in de bourgeoisie, die daaraan twijfelt. Het durven voortgaan op den ingeslagen weg, wordt dan ook den bourgoisgeleerden hoe langer, hoe moeilijker, nu de vooruitging der \vet«»np het volk heeft doen gelden. «Ie Vort. zuivere aetlier (vluchtige lucht), gemeene materie, slechts .slijk en drek. In de verdraaide oogen der godsdienstigen, is alle philosophie. al \\ are het zelfs platonisch idealisme,'} is alle onderzoeken, is elk positief weten, een materialistisch streven En dit is ook zoo! alle materialisten, zelfs de verhevenste, zijn allen philosophen, het zoeken, naar reële (werkelijke) kennis is hun eigen; zij zoeken naar tastbare waarheid Materialisten in den groven zin des woords, zii die slechts 0111 eten en drinken zich bekommeren, vormen geene aparte school, dezulken bemoeien zich niet om eenigerloi theorie. I'hilosophische materialisten kenmerken zich hierdoor, dat zij de werkelijke bestaande wereld aan het begin, aan den spits en de idee of den geest eerst daarna laten volgen; terwijl de tegenstanders, naar religieuze wijze, de zaak van het woord: (God sprak en het werd), de stoffelijke wereld afleiden uit den geest. Ken steekhoudende argumentatie hunner zaak heeft ook zeer zeker den materialisten lang ontbroken. Wij sociaal-demokraten accepteeren den naam, maar vullen tevens het begrip aan. Wij zouden ons dan ook met recht idealisten kunnen noemen, omdat ons systeem wortelt in het totaal-resultaat der philosophie; op het wetenschappelijk onderzoek naar den oorsprong der idee, op het heldere inzicht in bet wezen van de idee. Hoe weinig onze tegenstanders capabel zijn ons te begrijpen, dat blijkt wel uit de meest tegenstrijdige benamingen, die zij ons geven. Dan zijn wij volgens hen grove materialisten, die slechts op stoffelijke dingen uit zijn, dan, als er sprake is van hetgeen wij over (ie toekomst denken, worden wij (loor hen onverbeterlijke idealisten geheeten. Inderdaad, wij zijn beiden te gelijk. Ons ideaal is werkelijke waarheid, het ideaal der sociaal-demokratie is materieel! * Het a. b. c. van de kennis voor denkende menschen, werd kortelings de induktieve methode 2) genoemd, zij is de onaantastbare grondslag van alle wetenschap, die slechts op de feiten is gegrond. De toepassing dezer methode op alle vraagstukken van af den aanvang tot het einde, de systematische induktie, maakt de socialistische levensbeschouwing tot een afgerond systeem .... Wij weten eens en voor altijd, dat al ons denken bij een stuk der wereldlijk verschijnselen, bij een gegeven begin moet aanvangen, dat alzoo de vraag naar liet begin, eene gedachteloosheid 'I Naar I'lato, den griekschen wijsgeer on idealist. Idealisme is liet geloof aan bovenzinnelijke, van de stof afgescheiden begrippen, die do gang der geschiedenis zouden beheerschen. -') De indult irre. methode beteekent in de wetenschap die, welke niit uit".aat van zekere vooropgezette stellingen en die tracht aan te passen aan de feiten maar. omgekeerd tot de feiten terug gaat on van daaruit hare conelusieën trekt Dit in tegenstelling dus met de deduktieve methode. Bayon van \wulam, gcst-Jfflö, was de grondlegger van liet wetenschappelijk imliiktief denken, waardoor hij don weg voor «Ie moderne wetenschap on de wijsbegeerte heeft kunnen banen. Daardoor werd het mogelijk, «lat gelijk, men van gelooyige zijde klaagde -god buiten do wereld- kon worden gesteld. Descartes was in de latomen< (ondeelbare deeltjes waaruit de stof is samengesteld is), waar de sociaaldemocraten geheel induktief te werk gaan. Zij weten, dat uit het verstand geen leering is te verkrijgen, maar dat door middel van liet verstand uit de ervaring de kennis is te verkrijgen. Deze laatste manier is zeer zeker ook anderen dan ons bekend, maar bij hen ontbreekt de consekwentie. De wijsheid van de anti-socialistische wereldbeschouwing, is geene zich-zelf-gelijk blijvende, het is een induktief en een deduktief mengsel. Men kent daar wel, de induktie, maar onsystematisch is zij bovenal; waaier sprake is van algemeene wereldaangelegenheden, daar is het verstand afwezig. In onderdeelen, in concrete gevallen, is men op de juiste weg, maar waar het aankomt op de groote vragen, hoe waarheid, recht, kracht, stof. eenheid en veelvuldigheid; oorzaak en gevolg, vrijheid en knechtschap zich in het algemeen tot elkander verhouden, daar zijn onze tegenpartijders aan het einde van hun latijn en daar vangt de Babelsche torenbouw eerst recht aan. De eene komt met eene «geopenbaarde» kennis aandragen, de andere inet Kant of een anderen wijsgeer, de derde, die van theologie of pliilosophie niets hebben moet, houdt zich bij het physikalische experiment en hoopt de oplossing van de raadsels te erlangen door de natuurwetenschap. Tegenover deze radelooze verwarring stelt de sociaal-deinokratie, hare laatste grond der dingen, hare systematische wereldwijsheid. Wij toonen onze principieele meerderheid praktisch en duidelijk door de ge- Het is meer dan enkele jaren geleden dal dit gezond ia, dit neemt evenwel niet weg, dat liet sedert dien tijd hoe langer hoe meer gebleken is, dat de spreker ze niet ten onrechte bezigde. Over de gphel linie bijna is de wetenschap tegenwoordig in dekadentie Jverval] en het zullen ten slott«' alleen de socialisten zijn, die de resultaten der moderne wetenschap zullen hebben te verdedigen. de Vert. sloten eenheid van ons streven en onze eisclien. Wij verschillen ook wel onder-elkander, maar dat is voor de anti-socialistische »redders der beschaving», nu juist geen reden om erover te vallen. Want, als wij onderling strijden is het over onderdeden, 0111 organisatiekwesties, om zekere praktische en taktische kwesties, maar niet om princepieele dingen, noch minder om de groote algemeene theorieën. Daarin zijn wij één, en staan wij gesloten en gezamenlijk, man naast man, tegenover hen. Dat komt omdat er systeem is in ons denken en in ons handelen. Het begin en het einde aller wijsheid is ons nauwkeurig bekend. Hiermede is nu niet gezegd dat elk sociaal-demokraat nu juist de preciese kennis van het systeem bezit en dat zij allen systematisch geschoold zijn. Maar wel durf ik verklaren, dat alle sociaal-demokratische tendenzen (doeleinden) op systematische wetenschap berusten, gelijk ik in liet algemeen, heb aangetoond. Ik herhaal, en als kanselredenaar moet ik ter beieering het wel doen: in plaats van de religie, stelt de soeiaal-demokratie de algemeene, de systematische wereldwijsheid. Deze wijsheid vindt haren «laatste grond«, in de werkelijke verhoudingen der maatschappij, haren economischen grondslag. De wijsheid onzer vooruitstrevende bourgeois, doet in de natuurwetenschappen, niet anders dan zoeken naar deze faktische verhoudingen en in zaken of in gewone huiselijke omstandigheden doet zij desgelijks. De maatschappelijke verhoudingen in den staat echter willen zij, zoo al niet op den goddelijke, dan toch op eene openbaring van de rede terugvoeren, i) De in hunne hoofden rondspokende begrippen van gerechtigheid, waarheid en vrijheid, moeten dan de modellen zijn, waarnaar de maatschappij moet worden ingericht. De ervaring echter, dat, zoowel de feodale, als de liberale en clericale gerechtigheid en vrijheid, hunne politieke waarheid en wijsheid, gemodelleerd zijn naar de stoffelijke belangen van de betreffende partijen, heeft ons tot het begrip gevoerd, dat deze wijsheden niet uit het hoofd, maar door middel van het hoofd getrokken zijn uit het empirische (ervarings) materiaal der maatschappelijke verhoudingen. Diensvolgens vormen wij met bewustzijn en met systematische consekwentie onze begrippen over gerechtigheid en vrijheid, naar onze materieele behoeften, die de behoeften van het proletariaat, van de groote volksmassa zijn. De faktische behoeften van een «menschwaardig bestaan* vormen de laatste grond, waaruit wij de leehtmatigheid, de waarheid en de redelijkheid van onze SOciaal- de vnn .'l'? liberalen en anti-revolutionairen e. o. over de '«Ie Hede. (jelijk zij nog lieden ten dafje wordt. In Vw.l ih'er ^ ü .lÓLH , allereerst»' treffen in de Tweede Kamer-zitting van lil! • 'gebleken, dat beide «richtingen , net zooveel van elkander verschillen als keisteenen van baksteenen: uit beiden is geen brood te halen. De vert. dcmokratische eisehen kunnen bewijzen. 11. ons induktief systeem gaat het liehaam vóór den geest, gaat het faktuin (de verzameling der feiten) aan de begrippen vooraf. Ik zou ook, om niet altijd hetzelfde woord te gebruiken, ter afwisseling kunnen spreken van het systeem der door de ervaring opgedane waarheid. De dompers spreken wel van goddelijke, moreele en logische waarheden enz. Wij evenwel kennen geene goddelijke waarheden, noch menschelijke waarheden, wij kennen alleen: ee>t waarheid der ervaring. Waarheden, hoe zij ook ooit heeten mogen, begrondt men op physieke, (lichamelijke) en niaterieele ervaring en als zoodanig zijn zij onderdeden of soorten van een, op de ervaring gegrond systeem. Wij snijden dus hiermede uit een geheel blok hout. Bezien wij nu eens, nadat wij alzoo het fundament hebben blootgelegd, van uit ons verheven standpunt den bouw der wereldwijsheid van daaruit, dan, bestaat de gansche en oneindige menigvuldigheid aller dingen uit ervaringsstof. Alle verschillende kwaliteiten bezitten te samen eene algemeene kwaliteit. Hoe verschillend zij ook mogen zijn, groot of klein, ponderabel (weegbaar) of inponderabel (niet-weegbaar), geestelijk of lichamelijk, alle dingen der wereld komen hierin overeen, dat zij ervaringsobjekten van ons kenvermogen, dat zij ervaringsmateriaal van ons intellect zijn. Van het standpunt der induktieve denkmethode, is de wereld met hare gezamenlijke inhoud een gelijkvormig objekt. Alle détails zijn modaliteiten (soorten en wijzen) van deze absolute eenheid. Vaste bestanddeelen en vloeiende, hout en metaal, rangschikken wij onder liet begrip: stof. Wat weerhoudt ons dan. om alle dingen onder de empirische verschijnselen te rangschikken? Op dien grond mogen wij dan ook onderscheiden in organisch en an-organisch. in physiek en moreel, in goed en kwaad enz. enz. Door de gemeenschappelijke' paring worden al deze tegenstellingen overbrugd en verzoend. Alles onder een hoed. De verscheidenheid is slechts vorm, naar het wezen is alles van hetzelfde kaliber. De laatste grond voor alle dingen vormen de empirische verschijnselen. De algemeene oorspronkelijke materie is het ervaringsmateriaal. Het is absoluut, eeuwig en alomtegenwoordig. Waar het ophoudt te bestaan, daar houdt ook alle verstand, alle begrip op te bestaan. Het inductieve systeem kan men ook liet dialektische (dialektiek is leer van de beweging der gedachten) systeem noemen. Hier blijkt toch uit, dat de natuurwetenschap ons steeds meer en meer geleerd heeft, dat ook werkelijke verschillen zelfs, maar verschilien van graden zijn. Hoe scherp wij de grenspalen ook vaststellen, welke het organische van bet an-organische, het plantenrijk van het dierenrijk onderscheiden, de natuur toont ons aan. dat de grenzen verdwijnen, dat alle tegenstellingen en verscheidenheden in elkander vervloeien. De oorzaak werkt en de werking veroorzaakt; de waarheid doet zich voor als verschijnsel en het ver- schijnsel is waarheid. Zooals de warmte kou, en de kou warmte, beiden maar verschil in graad zijn, zoo relatief (betrekkelijk) verschillend is het goede van het kwade. Alles zijn betrekkelijkheden van denzelfden stol; vormen of soorten van de physieke (in en door de natuur) opgedane ervaring. Onder mijne toehoorders zullen er zijn, die mij zouden kunnen vragen, hoe is het mogelijk ervaringemateriaal als grondbestanddeel aller objekten1) van de wetenschap op te sporen. Misschien hebben zij (ie vraag op de lippen of er dan geene dingen bestaan als liet wezen van god, de rede, de zedelijke wereldorde enz.? Laat ik hun zeggen dat god, de rede, zedelijke wereldorde en vele dergelijke dingen, niet bestaan. Zij bestaan niet uit door de ervaring yewoiinen materiaal en wij loochenen derhalve dan ook hun zelfstandig bestaan. Echter de begrippen dezer gedachtendingen zijn physieke verschijnselen, zijn in de werkelijkheid voorhanden. Zij zijn zeer goed aan ons induktief onderzoek te onderwerpen. Het geloofssysteem van de geloovigen en het systeem der rede onzer liberalen, stellen andere bovengenoemde voorwaarden niet aan hun denken. Het denksysteem van de sociaal-demokratie echter, vereischt de induktieve vorm en als zoodanig erkent het slechts die begrippen, leerstellingen en theorieën, welke bewust ontleend zijn aan op ervaring gegrond materiaal. En van uit de hoogte van dit, ons systeem, zien wij de brug welke wijsbegeerte en natuurwetenschap met elkander zullen verbinden. Zij bestaat uit slechts eene steen, uit den hoeksteen aller wijsheid, uit de exakte (door de ervaring bewezen) kennis, dat het menschelijk intellect een induktief werktuig is. Alle speciaal-kennis berust op de toepassing dezer algemeene kennis; het intellect is het totaal (de slotsom) van alle wetenschap, de speciaal-wetenschappen zijn aan haar ondergeschikt; de systemen van astronomie (sterrenkunde) of chemie (scheikunde) de botanie (plantkunde) of de optica (kennis van de verschijnselen van het licht), zij zijn afbeeldingen van een zeer algemeen denksysteem. De geachte toehoorders, die mij tot dusver hunne opmerkzame aandacht hebben geschonken, mogen nu verder bedenken, hoe onmogelijk liet is. in dit bestek verder nog zich uitvoeriger te verklaren, omtrent de door mij hier uiteengezette grondslagen onzer wereldkennis. Wanneer ik liet thema geheel zou willen uitspinnen, zou ik vreezen mijne hoorders te veel te vermoeien. \\ ij zullen eenmaal later, bij de ontwikkeling der gevolgtrekkingen van het systeem, nog wel gelegenheid hebben op de zaak terug te komen. Voorloopig toch is het mij genoeg geweest, voor U de grondslag te hebben blootgelegd en aldus door den blik dien ik u gegeven heb op de onderste fundamenten onzer leer, uw partijbewustzijn te hebben opgebouwd en versterkt. ') Oljjokt is allo* wat zirli aan onzen jjeost of voor«lo«'t L!ij den uitgever dezes is mede verschenen: fXet ócficotsvel. Dramatische Episode uit den klassenstrijd. 3 bedrijven (5 tafereelen). Prijs f 0,50 Franco f 0,55. Een zeer mooi stukje; en zeer goed opvoerbaar. In den laatsten tijd wordt het in den lande zeer veel gevraagd ter opvoering. Een plaat van: Wal ter Grane. ©c Irrumf $ai) dei) $frbeid. Groot 50 x 94. Op Japansch papier f 2.00. Fr. f 2.25. » gewoon » f 0.50. Fr. f 0.65. Eene der mooiste voorstellingen van de vrijmaking van den Arbeid. ïheorie en practijk van het gritsche vakvereenigingsvezen. door: Sidney and Beatrice Webb. vertaald door Henri Polak Prijs per deel f 450. Oeb. f 5.25. Verschijnt in afl. 2 deelen f 9,00, geb. f 10,50 van f 0.30 per aflevering. Groot, roiaal 8" en beslaat ongeveer 925 pagina's. Eveneens verkrijgbaar in afl. van 16 bladzijden a f 0,15, voor leden van vakvereenigingen bij 5 inteekenaren tegelijk f 0,10 per afl. van 1 vel. Het meesterwerk o?er de geheele wereld in deze kwestie. Droevig Engeland. door Robert Blatchford, vert. Henri Pohik Prijs f 0,60. Franco f 0.67Va- Droevig Engeland is een aangrijpend boek door de daarin vermelde feiten en letterkundig mooi door de eenvoudigheid van stijl. Dan zal in 1902 verschijnen: Cen volksvrcentdwoordenbock waarin ter verduidelijking van de boeken-, brochures en courantenlezende arbeiders alle meestal voorkomende vreemde woorden zullen worden vertaald.^ De prijs van. dit boek, dat ongeveer 340 pagina's groot wordt en in 2 kolommen per pagina bedrukt, zal zijn f 1.50. Bandprijs later te bepalen. Ook verschijnt: De Vrouwenkwestie. Hare ontwikkelingsgeschiedenis en economische beteekenis. van Lily Braun. Een pas verschenen boek, dat zeer veel opzien gebaard heeft door de zeer fraaie behandeling dezer zeer belangrijke kwestie.