Bij den schrijver dezer zijn te bekomen : GEZAG PRODUCTIEF LOONWERK IS DE BRON VAN GEZAG EN BEZIT CHRISTENDOM HELPT U Z ELVEN WAAROM ANTI-MILITARIST . . . NOCH GOD, NOCH MEESTER . . ROOFMACHINE IS DIEFSTAL EIGENDOM ? . . . SPROOKJES 'LOONWERK EN ZIJNE GEVOLGEN LIBERTAIR ONDERWIJS .... 1 cent. 1 „ 1 „ 1 „ 1 „ 2 „ 10 „ 10 „ 10 „ 5 „ 10 „ Onder meer zijn voor lezing disponibel, of voor faktuurprijs te bekomen, de werken van: Spinoza, Darwin, Multatuli, Morris, Specht, Biichner, Bakoenine, Kropotkine, Maekay, Reclus, Grave, Nieuwenhuis, Tcherkesoff, Ellen Kei, Helwald, Bölsche, Couperus, Milton, Bellamy, Eysinga, Washington, Blok. Dr. Luchtmans, Allinsou,Kuhne, Platen. Album der Natuur, De Aarde en haar Volken, De Wereld zonder God, Morgenrood, en meer. [ ] LOONWERK EN ZIJNE GEVOLGEN • • • • DOOK J.P. HOMMES, FINSTERWOLD. \-v> I. THEORIE. II. PBACTIJK. DRUKKERIJ f f t f t „DG SAMENWERKING" f f WINSCHOTEN. f t t t LOONWERK EN ZIJNE GEVOLGEN. i. Theorie. Ieder menseh heeft- een aandrang in zich, om zich te bewegen of werk te verrichten, hetzij dan produktief, hetzij improduktiei'. Dat produktief werken komt ten goede aan de instandhouding van de menschheid, terwijl die improductieve bezigheid in den regel werkt als een zuig- en drukmacliine daarop. Nu zijn zij, die zich met het laatste onledig houden, het grootst in aantal, en z.ij willen dus leven van het kleinste deel. van de productieve werkers die daardoor zóó zwaar gaan werken en ontberen, dat hun hersenen niet vatbaar blijven voor natuurlijk denken. Zij werken op last van anderen voor loon, en loonwerk vernedert ieder mensch tot slaaf. De gevolgen zijn, dat de improduktieven zich uitbreiden naar gelang de anderen voortbrengen en ontberen. Redenen waarom aspiranten en inproductieven zicli met alles bemoeien, 0111 bevriend te worden en te blijven met de voortbrengers; wat hun tot heden steeds gehikt is met behulp van de priesters, die ook hun levenssappen trekken uit de wei kers, waarom zij al vroeg beginnen met der kinderen hersenen ongeschikt te maken voor natuurlijk denken, hen ondergeschiktheid en vrees in te pompen voor goden, meesters, gezag en banden. Ook dit heeft al weer tot gevolg, dat de werkers meer zorg besteden aan hun meesters, dan aan zicli zeiven. en steeds gevolg geven aan wat anderen hun voorschrijven, gelasten, aanbevelen en aanbieden. Waar nu de vrije, natuurlijke gedachten in de jeugd gesmoord worden, om later op last van anderen werken uit te voeren naar voorschriften, verwekt dit stoornis in ons samenleven. Hierbij komt dat de grondslag van onze samenleving niet berust op natuurlijke regels. Was oorspronkelijk de bron van ons leven: grond en bodem, gemeenschappelijk goed, later hebben enkelen zich daarvan meester gemaakt. Eerst door hun evenrriensch bevreesd te maken voor hoogere machten, goden en meesters, en toen later bleek, dat die machten en goden daar onschuldig aan waren, toen heeft men alles verdeeld op éen stuk papier of omheind. Dat neemrecht en opbergen, door enkelen ondernomen, en door anderen nagelaten, moest tot gevolg hebben, dat de eene mensch afhankelijk werd van den ander. Toen de beste gronden door enkelen in bezit waren genomen, gaf dat een stoornis in de vreedzame samenleving, wat toen al zoo in het oog viel, dat de profeet Jesaja in zijn tijd al waarschuwde voor nog meer nemen (zie Jesaja 5 vers 8). Wijl de nemers en bezitters alle machten in handen hebben en niet bevreesd zijn voor hervormingen, om anderen gerust te stellen, werd er een wet geschreven, dat er in 't vervolg niet meer genomen mocht worden. De niet-nemers waren toen, gelijk nog lieden, blijde met die hervormingen en wet, maar begrepen niet, dat zij tot doel hadden, het een keergenomenetebeschermen. Wat nog zijn reden heeft, n.1. dat de niet-nemers geen wetten schijnen te kunnen begrijpen. De grond met zijn inhoud voor een groot deel in beslag genomen door enkelen, en beschermd dooi- de wet. was een onnatuurlijke grondslag, en daardoor een bron voor roof, moord en onderdrukking, waarvoor de onderdrukten en nietsbezitters zich gebruiken laten. Nu dat rooven en moorden om bezit te verplaatsen, nu de grootste nemers den kleinen weer alles afnemen, en dit op zulk een groote schaal begint dat geen vrouw en kind meer veilig is, en zij daarom misschien bevreesd zijn voor eigen ondergang, nu doen zich weer hervormers voor (waaronder met zeer vrije gedachten) om den grond door aankoop weer terug te brengen aan de gemeenschap, onder beheer van gemeenten en regeerders, en die zeker wel de taak op zich willen nemen, om de opbrengst te verdeelen en de werkers aan 't werk te houden. Als dat eens ontwikkelde neemrecht doorgevoerd werd, zoodat niet enkelen den bodem beheeren, maar ieder die wil, daar gebruik van kan maken, teneinde zelf zijn belioeften daarop te verbouwen of uit te halen; Of als groepen zich vrijwillig samenvoegen en de leiding op zich nemen met bekwame vakmenschen; als bodem en arbeid weer geheel vrij waren, en iedereen datgene verrichtte en nam, waar hij behoefte aan gevoelde, in plaats van zich ondoelmatig en onversehe goederen op te laten dringen door anderen : als in vrijheid geproduceerd werd, en dan alleen datgene waar naar gevraagd werd, — wat zou er dan een massa ongemaakt blijven, waarmee de menschheid nu geplaagd wordt! Alle inproduktieve arbeid zou dan vervangen worden door produktieve, wij zouden dan verlegen worden met doelmatige produkten, en de een zou den ander wat aanbieden, in plaats van hem. zoo als nu, wat te ontfutselen. Maar voor zulke vrije gedachten doen zich geen hervormers op, wat zijn reden vindt meestal in onkunde. De meesten zijn onbekend met produktief werken, daarom willen zij maar liever van de produktieve arbeiders leven en gaan dan over om hun evenmensch te misleiden. Want gebeurde dat niet. dan zouden de produktieve werkers al lang de natuur, in plaats van voorgeschreven wetten. gevolgd hebben, of les genomen van do vrije dieren, of bij de regeerendenemers,die nietalleen hun behoeften nemen maar bovendien liun evenmensch er nog bij vermoorden. Ziet alle oorlogen en belastingstelsels. Wat regeerders verlangen, dat nemen zij, zonder te vragen of het gemist kan worden. Wat hebben en doen nu bijna allo voorlichters en hervormers? Afkeuren en aanmerkingen maken op het bestaande, en vooral op eens anders doen en laten. Zij stellen andere regels voor, met behoud van de oude grondslagen van bezit en gezag, waf ook zijn natuurlijken grond weer daarin vindt, dat meer dan {>5% van die hervormers leven willen van eens anders arbeid, gelijk alle vorige hervormers en regeerders. Of enkele hervormers dan niet nuttig geweest zijn voor verbeteringen ï Zeker, voor sunnnige menschen, maar zeer weinig voor de produktieve loonwerkers. V. aren deze niet voorgelicht door hen die van hun arbvki leven willen, dan zouden zij zelf al lang aan «donkeii 7.\<<\ gegaan, en dan vrij zeker in natuurlijke richting. Kwamen de hervormers niet steeds meer met nieuwe goden, dan hadden de ouden al lang afgedaan. .Juist door die voorspiegeling van betere goden, omdat de oud^n niet deugden, en vooral ook door dat steeds bekritiseeren en afkeuren van de tegenwoordige nemers, en verheerlijken en medelijden opwekken van de nietnemers, die daardoor steeds hun oog en heel hun gedachten gevestigd houden op een verlosser, komen zij zelf niet aan het denken, en wachten op een verlosser die nooit zal komen, wanneer zij dat zelf niet doen. Voor een natuurlijken denker is het zeer goed zichtbaar, hoe weinig menschen productief werk verlichten. En die weinige onderhouden de groote massa niet alleen, maar worden op allerhande manieren tegengewerkt, doordal grond, bodem, werkplaatsen en gereedschappen nog in handen worden gelaten en onder gezag staan van onbekwame regeerders. Zij moeten bovendien nog een groot deel van hun werkkrachten besteden 0111 goederen te produceeren, die meer tot nadan tot voordeel zijn voor de menschheid. Hoeveel tijd wordt er b.v. niet besteed aan moordtuigen, enkel om onschuldige menschen tc vermoorden en levensmiddelen te vervalschen 't Wat moeite wordt er aangewend om onvruchtbare kiezelgronden onder water in kuituur te brengen, terwijl nog zooveel vruchtbare grond in beter klimaat onbebouwd wordt gelaten door privaatbezit, wetten en grenzen. Om maar een enkel stuk land te noemen : ziet naar Italië met zijn blauwe lucht, zacht ën prachtig klimaat, een land hoog en droog, dat misschien voorzien kon in de meeste mcnschelijke behoeften van geheel Europa. Hoe weinig wordt daar nog verbouwd, en hoe armzalig leeft er de landbevolking! In groote steden als Rome, met bijna een half millioen inwoners, vindt men hoegenaamd geen industrie, en bijna al die inwoners (meest bezoekers uit andere landen, om de tentoongestelde, gestolen goederen, onzer liomeinsche voorouders te bewonderen) leven van eens anders arbeid. Misschien is er geen tweede stad als Rome, waar zooveel gestolen is cn nog genomen wordt, maar ook misschien geen stad waar zooveel priesters en voorlichters zijn als daar, Dat waren dan ook misschien de redenen, dat eenige professoren en anderen het initiatief hadden genomen, om daar oen vrijdenkers-kongres te beleggen, waar een groot aantal mensehen samen waren gekomen uit verschillende landen, om in hoofdzaak de scheiding van kerk en 'staat te bespreken, omdat overal de druk wordt gevoeld van verplicht onderhoud van het priesterschap. Hoe welmeenend en natuurlijk toch. dat ieder die een hemelloods vermeent noodig te hebben, die ook zelf dan onderhoudt. Dat onderhoud van die eenmaal gekweekte priesters tot hun dood, was nog niet zoo erg, wanneer zij de menschen en vooi'al de kinderen maar ongemoeid en bodem en werkplaatsen a»n de werkers overlieten, en de onnutte weelde aan de kerken watinkrompen. Want buiten het groote aantal kostbare kerken in Itome, kostte de Po ter* kerk die een afmeting heeft van 15.160 M-, alleen aan bouwen tweehonderd millioen Mark, een preekstoel 8.(>00.(XX) Mark en aan jaarlijkseh onderhoud 150.000 Mark. De gebouwen of paleizen van den Paus hebben een oppervlakte van 55.000 M-. Wanneer men die weelde ziet, dan is het geen wonder dat de loonwerkers zoo zwaar moeten werken en ontberen. Wanneer de druk van het priesterschap ophield, zouden de menschen zich meer natuurlijk ontwikkelen, en de meer vrijdenkende hervormers de arbeiders daar ook meer aan 't werk stellen, waardoor de bodem daar honderden procenten meer opbracht dan nu en daardoor ook de industrie in de steden. Daar zouden de arbeiders en vele anderen van proliteeren, hoewel de loonslavernij hetzelfde zou blijven, gelijk het met de vroegere duizenden hervormingen gebleven is. Loonslavernij is de grondslag, de bron, waar alle goden, gezag, bezit. roof. moord en onderdrukking uit gedistilleerd zijn en nog wordt; door nalaten van loonarbeid en slavernij voor anderen, vervallen alle andere onnatuurlijkheden als boven. Maar deze toestand zal nooit opgeheven worden door propagandisten, die leven willen van eens anders arbeid. Dit zou gelijk staan met zelfmoord te plegen. Integendeel. Welke propaganda wordt er niet gemaakt om het kuratorstelsel nog uit te breiden in tegenstelling van vrij denken en handelen ! Tedere band of verbintenis, gelijk met wien ook aangegaan, moet als gevolg hebben: onderdrukking van eigen initiatief en teleurstelling, en werkt op iedereen, als iemand die oen operatie wil doen. of ondergaan. Wij hebben de oude koppelaars bezig gezien, enziennu de nieuwe: de vroegere produk!ieve werkers die zich daarvan losgemaakt hebben, thans medewerkende, om in plaats van oude banden los te maken, het bandenstelsel nog uit te breiden, en de kracht van de individuen neer te halen, om deze, gebonden, beter te kunnen opereeren, wat ook zeer natuurlijk is. Wie zelf niet langer produceeren wil, wordt genoodzaakt anderen neer te halen en te berooven. Wanneer wij een 26 jaren terug zien, hoevelen hebben zich in die jaren opgeworpen als voogden over de arbeiders, en in hoeveel gedaanten. Als men hun verschillende leerstellingen nagaat in bladen, brochures en spreken, (menigmaal twee sprekers of twee redacteuren van een blad. die beiden mot ongelijke recepten werken) hoe gelijken zij op de medicijnen die nog meer zieken maken. Bismark begreep dat ook in zijn tijd : dat twee volksleiders hem meer hinderden in zijn roof-enmoordtochten. dan drie dozijn, daar drie dozijn werk genoeg hadden met onder elkaar te twisten. Kuratoren en kooplieden hebben allen één doel, namelijk leven van eens anders arbeid. Want een van tweeën moet waar zijn: öf de producent krijgt te weinig voor zijn produkten. öf de gebruiker betaalt er te veel voor. De goederen verbeteren niet door de handen van de kooplieden en het verplaatsen van de goederen gebeurt weer door de werkers. Was het nu nog het onderhoud van de kooplieden maar alleen, maar dat vasthouden en opbergen van datgene waaraan behoefte is, en dan het goederen laten produceeren en vervalschen. die meer na- dan voordeel doen, en bot opdringen aan de onder kurateele gestelde werklieden, die daarvoor het noodige moeten ontberen. üf dat onzedelijke werk van koopman en kurator, om zijn evenmensch te biologeeren en dan te berooven, aannemelijker is dan produktief werk verrichten ? Ook dat niet, maar door het tegenwoordige roofstelsel worden meer dan (>0 % daarin opgevoed, en daarom niet meer geoefend in produktief werken. Gevolg, dat er hoogstens 40 % werkers overblijven, die al het werk moeten verrichten, en daarom ook maar 40 % van hun verricht werk ontvangen. Daardoor wordt het werk zoo zwaar, en ontberen zoovelen, en bovendien worden ze door iedereen geminacht als een melaatsche. Dit is een bewijs dat het zware loonwerk en de bedeeling niet meer passen bij de groote produktie en voorraad, en daarom ook zij. die in hun jeugd arbeid geleerd hebben, houden daar later mee op en verhuizen dan naar de steden, wat hen zoo aanlokkend lijkt, alsof de menschen daar aan de kost komen zonder zwaren arbeid. Niet bekend met den worstelstrijd die daar heerscht tussehen al die roovers, worden zij daar dan ingedeeld bij de verschillende bonden, om een macht te vormen en daarmee de regeerders te prikkelen, om een hap brood, doch met gevolg : uitbreiding van regeerders, banden en politie. Enkelen van de geraffineerdste!1 gelukt het in de steden om leider of regeerder te worden, die dan het beste bekend zijn met de slaafschheid van de produktieve werkers, om de nog aanwezige individueele natuurlijke denkbeelden aan banden te leggen, en de overigen verdeeld te houden. Ook zijn er, die dan wel gaarne naar het land terug zouden willen, maar die niet meer in staat zijn om dat zware werk te verrichten, en niet gemeen genoeg om handel te gaan drijven, en die dan worden het jachtveld, om justitie en politie afleiding te geven. Zoo is het een kringloop zonder einde. De eene mensch den ander neerhalend, in plaats van wederzijdsche dienstbewijzen. En al die wanorde vindt zijn grond in loonwerk en bedee'ing, dat de eene mensch gaat werken voor den ander, en de werkers meer produceeren dan voor hen, de hunnen en de invalieden noodig is en niaar 40 % behouden van wat zij zelf geproduceerd hebben. Zoo komt er vanzelf overproduktie, want die zelf niet werken, zorgen voor voorraad cn opbergen. Daarop ontwikkolen zich parasieten, die leven willen zonder produceeren, en daarop volgt de strijd, dien wij dagelijks voor oogen hebben, gelijk de wormen op een stuk aas, wat over is. Was en werd den productieven werkers maar duidelijk gemaakt, (wat nooit zal komen door diegenen, die hen onderhouden) dat niet anderen, maar juist zij de kweekers zijn van de roovers om hen heen. Want wie zich tot minister laat benoemon en f 50 per dag neemt en gebruikt voor zijn onderhoud, en in zijn geheele leven voor geen onkelen gulden geproduceerd heeft, die kweekt geen bron. waaruit andeien kunnen rooven. Dat dezulken allerlei banden en handlangers noodig hebben, om de loonwerkers zoo lang mogelijk voor zoo min mogelijk loon en onderhoud aan "t werk te houden, dat moet men niet beschouwen als wraak, maalais zelfbehoud. Stelt u eens voor, dat er nog andere wezens bestonden, die het werk voor de loonslaven wegnamen, en hen in de gelegenheid stelden om zonder werken eenleefwijze te kunnen aanpassen, gelijk die ministers en meer, ook zij zouden op hun beurt allerhande listen en onzedelijke middelen ter hand nemen om dien toestand te bestendigen. Zoolang de weikers genoegen nemen, dat enkelen grond, bodem en productie verdoelen onder elkaar op een stuk papier, zoolang zij erkennen, dat enkelen verkozen zijn om over hen te regeeren, zoolang zij erkennen, dat geschreven wetten bindend zijn, ook voor hen, die daar niet van gediend zijn, en zich op last van die enkelen aan 't werk laten stellen onder bedeeling van loon, zoolang zal de wanorde ook bestaan blijven. Productieve loonwerkers, richt u eens even op, en ziet om u heen! Wat ellende kweekt gij voor u zelf en voor anderen: ziet de roovers om u heen, door u gekweekt. Waar in ieder mensch een drang naar werken bestaat en gij het productief werk voor anderen wegneemt. blijft er improductief werk over voor anderen, die dan tot allerhande onzedelijke daden overgaan. Wat hinder ondervindt iedere werkman niet door de leegloopers, die niets geleerd hebben. Men staat dan ook verbaasd met hoe weinig natuurlijk verstand alles geregeerd wordt. De uitkomst daarvan hebben wij dan ook voor oogen en daarom geen wonder, dat kunst en smaak verloren gaan, de werkman geen belang heeft bij de opbrengst, daar alles gemaakt wordt voor den handel. Of dan de meeste mensehen geneigd zijn, om zulk stelsel te handhaven ? Ook dit niet! Wanneer dat met mensohen veranderen kon, dan zou dat spoedig gebeuren, maar de een durft niet om den ander. Ook kan het nooit komen van regeerders, of van hen die van eens anders arbeid willen leven. Zeker zijn er een groot aantal improductieve werkers, die verlangen naar verandering, maar zij zijn gebonden in een band en kunnen niet meer alleen staan. Het gaat hun als een schakel in een rondloopenden ketting : de een drijft den ander voort, en breekt er een uit die ketting, dan wordt die als waardeloos weggewoipen ; er staan nieuwe klaar, om daarvoor in de plaats te komen. Dat zijn dan ook de redenen, dat allen die in een band van regeerders loopen, zoo voor koppelen zijn. Vrije gedachten zonder vrijheid van nemen, geeft niets. Vrijdenkers vinden wij al in de meeste landen, dat heeft men onlangs in Rome kunnen zien. Die heeren en dames waren ook voor vrijheid, maar toen een arbeider ook wilde mededeelen, wat de arbeiders onder vrijdenken verstonden, ontstond er een rumoer tusschen hem en een professor, wat tot gevolg had. dut de arbeider liet woord onmogelijk werd gemaakt door liet geloei van heeren- en dames-vrijdenkers, waardoor de professoren gelegenheid kregen, het vrijdenken voor te schrijven. Voorgeschreven vrije gedachten moeten dezelfde uitkomst hebben, als alle wetten en vastgestelde programma's, al worden die ook gestempeld niet een regeerings- of sociaal cachet. Viij denken, zich los maken van allebauden,dat kunnen alleen zij doen. die voor hun eigen onderhoud kunnen en willen produceeren. die alleen kunnen staan, zonder stoun of band van anderen. Maar 0111 zich zulk een vrije gedachte te kunnen indenken, moet vooraf gaan, zelf al zijn doen en laten aan te passen aan de natuurregels, en planmatig vrijen arbeid te durven ondernemen : wat de onder kurateele staande en ten koste van anderen levenden niet kunnen doen, waarom het de moeite ook niet waard is, om zich met dezulken te bemoeien. Wat belang kan een vrijdenker hebben bij regeerders, of hen, die zich regeeren laten, al verwisselen of schrijven die ook honderd wetten of eigendomsbewijzen daags, of reglementeeren het geroofde, of verdeelen den buit onder elkaar tot 50 of meer guldens daags, wanneer hij zelf maar neemt, waar hij behoefte aan gevoelt. De vroegere roofridders beteekenden nog iets. Die namen ook zelf wat zij verlangden, maar de tegenwoordige kunnen niets meer doen en laten zich alles brengen door anderen. Bij algemeen invoeren van neemrecht, zullen die handlangers dan ook liever voor zich zelf nemen, dan nu voor anderen. Welk belang kan een vrijdenker hebben bij den handel, die niets anders doet dan levensmiddelen vervalschen, anderen wat opdringen wat geen waarde heeft en prijzen verhoogt tusschen produceerder en gebruiker, terwijl het verplaatsen van de goederen toch weer gebeurt door de werklieden, die zelf hun benoodigdheden wel kunnen nemen. Welk belang kan een vrijdenker hebben bij liooger of lager goden of machten. Hij wil niet onder gezag, noch onder, noch boven, en het biechten heeft hij ook niet meer noodig. daar hij al zijn daden aanpast aan de natuurregels. De vrijdenkers moesten geen nota langer nemen van alle bovenstaande. De productieve werkers hebben de u % improductieve of niet-werkers al zoo lang onderhouden, laat hen nu nog mee-eten van den voorraad, want zij zijn nu eenmaal gekweekt, en laat hun dan recht van bestaan zoolang zij leven. Die dan niet werken kunnen of willen, laten die zich dan vermaken met gezags- en eigendomsbewijzen. Wanneer de vrijdenkende werklieden maar vrije beschikking nemen over grond, bodem, gereedschappen en werkplaatsen, en niet meer gehinderd worden in hun vrijen arbeid, zich niets meer laten opdringen door anderen, en zeil doen en nemen waar zij behoefte aan ge voelen, dan zal men vei'baasd staan over de doelmatige productie, wanneer het niet langer in't belang van den handel gaat. Willen de leegloopers clan nog doorgaan met meestertje spelen, het kan geen vrijdenker hinderen; deze zullen geen nieuwe meesters meer aanstellen of erkennen, de ouden doen dan geen kwaad meer. Wat niet erkend, of waarmee gespeeld of getwist wordt, dat verdwijnt van zelf. En willen de oude gezaghebbers de werkers dan nog hinderen in hun doen en laten, ook dan worden grond en bodem van zelf waardeloos, daar zij, de heersehers, niet werken kunnen. Hoe de loonslaven tot heden dan ook gebiologeerd zijn door hervormers, voorlichters en koppelaars, hoe zij daardoor ook afgehouden zijn om zelf te denken, overal beginnen enkelen in te zien, dat zij misleid zijn, en dat samenkoppelen aan roovers, of aan wien ook, niet bevallen kan. Maar die enkelen wonen zoo verspreid, en de koppelaars, niet gediend van individueele denkbeelden, werken hen overal tegen, waardoor op vroegere kongressendeze denkbeelden werden afgewezen als niet aan de orde zijnde. Wel werd op een dier kongressen voorgesteld, dat de voorstanders van het neemrecht er eerst eens een proef mee zouden nemen, om te zien of dat beviel. Een mooi voorstel, om die enkelen onschadelijk te maken! De gewone taktiek van leiders, om w;morde te stichten: evenals de order om lieden het werk te staken en een paar dagen later weer order om opnieuw te beginnen. Was het doel van de leiders, om de bron te dempen, het opheffen van allen loonarbeid en bedeeling, waaruit alle rooverijen gedistilleerd worden, en dat de loonwerkers onder het oog gebracht, — wij zouden zien, hoe spoedig de werkers alle bedeeling zouden weigeren, inplaats van al die spiegelgevechten om een hap brood meer. wat zoo vernedert en initiatief verdooft, waardoor de regeerders rijzen en onmisbaar worden verklaard. Ook is mij bij ondervinding gebleken, dat kolporteurs zonder steun niet bij machte zijn, om zulke natuurlijke denkbeelden bij de arbeiders aan huis te bezorgen; ook die moeten in hoofdzaak leven van sensatie-brochuurtjes, om die uit te roepen in de steden. Wanneer de volksvoorlichters, die bij machte zijn. mee wilden helpen, dat bij alle productieve werkmenschen aan huis werd bezorgd een klein en duidelijk naar waarheid gesteld brochuretje, waarin hun duidelijk werd gemaakt de grondoorzaak van de tegenwoordige wanorde in onze samenleving, en wie de werkelijke grondleggers en handhavers daarvan zijn, zonder zijn evenmensch neer te halen of te kwetsen, opdat iedereen het kan lezen zonder vooroordeel: in afwijking van de tegenwoordige bladen en geschriften, die bijna allen tot doel hebben, den een tegen den ander op te zetten en neer te halen. L)e loonwerkers over de geheele aarde stichten hetzelfde kwaad, hebben daarvan dezelfde lasten en ook allen dezelfde belangen bij een betere regeling. Daarom is het noodig, dat een en dezelfde brochure in alle talen en landen verspreid worde. De werklieden kunnen dan zelf oordeelen en handelen en samengaan uit eigen initiatief, zonder bij elkaar getrommeld te worden door leiders. Wij zien wat de roovers bewerkt hebben, en nog doen met tractaatjes langs de huizen, om de eenvoudige en goedige menschen te biologeeren met goden na hun dood. Daarop hun oog gevestigd, worden zij hier beroofd. en hun lijden verergerd. Maar ook deze zullen, na ingelicht te zijn, het zichtbare dirict ook wel nemen. Weet en voelt ieder werkman welke indirecte ellende hij kweekt, boven zijn eigen lijden? Wie daarna nog wil doorgaan, die moet het zelf weten, de directe gevolgen treffen hem het eerst! Maar dat de loonslaven zoo aan 't werk worden gehouden, op raad van luin rooiende leiders, dat is meer dan onzedelijk! Indien de productieve weikers eens wisten welke indirecte ellende zij kweeken, met voor andoren te werken! Want wie geen productieven of natuurlijken arbeid vei richt, nocml onnatuurlijk werk onder handen En op onnatuurlijke daden volgen allerhande ziekelijke afwijking van de natuur, die weer tot gevolg hebben krankzinnigheid, zenuw- en zooveel andere ziekten, waarvoor steeds meer gestichten worden opgericht. Het is een feit, dat het stadsvolk zon uitsterven wanneer het niet aangevuld werd door landvolk, en waar de regeerders huisvesten in de steden, ziet men de waanzinnige daden daarvan om zich heen. Wanneer wij de kweekplaatsen zien in de steden, waar de edelste jonge mannen uitgezocht worden om bij duizenden gekweekt te worden, om in den kortst mogelijken tijd de meeste merischen te vermoorden, — welk een onmenschelijk karakter wordt er in die jonge mensehen gelegd, en dat alleen ten pleiziere en steun van de roovers ! Zulke waanzinnige daden moeten een gevolg wezen van ziekelijke, onnatuurlijke voorlichters. Werd den jongelieden in hun jeugd het moorden niet geleerd, met hun natuurlijk verstand zou alle moorden en oorlogvoeren afgeloopen zijn. Wanneer de arbeiders niet willen, zijn ook de oorlogen afgeloopen! Daarom is het noodig dat alle productieve werkers zich losmaken van alle roovors en banden, want zij zijn de eenigen die alleen kunnen staan. Waar zij elkander noodig hebben bij hun werk, zullen zij zich uit eigen drang wel samenvoegen: wat de een niet kan, dan met zooveel zij noodig achten : wanneer zij maar zorgen er geen roovers tussehen te laten met nieuwe banden. Maar om zich die vrije gedachten goed in te denken en daarnaar te doen. daarvoor kan het diegenen die geen bezit hebben of daarnaar verlangen, niet hinderen op wiens naam het genoteerd wordt, als zij het gebruik maai' hebben van hetgeen waar zij behoefte aan gevoelen en produceeren kunnen naar goedvinden, (waar de meeste werklieden geen bezit hebben, is die overgang voor hen gemakkelijk). Maar zij moeten dan ook al hun doen en laten aanpassen aan de natuurregels, niemand hinderen, maar zich ook door niemand hinderen laten en zich niet tegen overmacht verzetten. Worden zij door overmacht gehinderd bij hun werk, dan niets doen, dan komt hun onderhoud van zelf bij de onderdrukkers en waar die zelf niets produceeren, moeten zij hun prooi uit zelfbehoud weer loslaten. Wanneer de vrije gedachte zich zoodanig had ontwikkeld, al was het maar bij Vs van de productieve werkers, zoodat die huu werkenplanmatigkondenregelen, opdat alle werken een genot werd, zoodat allen loon en bedeeling weigerden en zelf hun behoeften behielden of ruilden met anderen van den voorraad : hun woningen inrichtten naar behoeften van den voorraad, en bestand tegen alle intriges, aanbiedingen of opdringen van anderen. wat zou het gezag of de goden daartegen vermogen ? Wat had de regeering moeten doen. wanneer de stakers in 1903 ordentlijk hun onderhoud hadden genomen van den voorraad, zonder iemand te hinderen ? Hen opsluiten ? Maar dan waren zij van hun onderhoud verzekerd, en als de vrouwen hetzelfde deden, dan waren de ouders meteen verzekerd, dat hun kinderen, evenals zij. onderhouden werden door de gemeenschap. Om 10 a 12 duizend menschen op te sluiten, dat zou nog gaan. maar niet lang. aangezien er nieuwen volgen, en al die werkkrachten gemist zouden worden. Ik voor mij zou dat liever doen, dan gebrek lijden onder bedeeling door de handen van hun roovers, en brood eten van hun medelijders. Wel zou het eenige stoornis geven, wanneer de werkers hun eigen zaken regelden, gelijk de regeerders dat steeds doen. en daarmede feitelijk maar doorvoerden de reeds ontwikkelde regels. Wanneer de werkers maar zorgen niet zoo onzedelijk te zijn als de regeerders het heden doen ; niet wegnemen waar niet over is: dus geen diefstal, moorden, brandstichten en omverhalen of vernielen, waaraan anderen behoefte hebben. En gelijk wat de regeerders ook aanvoeren, om het monopolie van het neemrecht voor zich alleen te behouden, er kan nooit zooveel ellende en moord uit voortkomen, als tot heden wordt geleden en gebeurt, doordat enkelen nemen en de groote massa niet: vooral wanneer de vrijdenkers de gevolgen vooraf goed overwegen, en weten, dat hun vrienden en gezellin hetzelfde doen. Dan verdwijnt ook de zorg voor hun kinderen. Door zoo te handelen, worden de gedachten ook gewijzigd van veel menschen, die dan ook het neemrecht zullen toepassen en meteen verlost zullen worden van de gevaarlijke beschermers van diefstal, te meer daar reeds zoovele mensohen verlangen naar een vreedzame oplossing- uit de tegenwoordige wanorde. Want velen wordt liet leven een last, in plaats van een genot, wat ook veelal zijn gronden vindt in het zoeken of vertrouwen stellen in anderen, in plaats van in zich zelf. De ondervinding heeft mij geleerd, dat men de werkelijke genietingen nooit bij anderen, doch slechts bij zich zelf kan vinden, met een natuurlijke leefwijze te volgen, waardoor men van zelf in z'n eigen belang zelfstandig optreedt, (genietingen die ik zoo gaarne gunde aan m'n medemenschen). Vandaar dit schrijven. Wanneer ieder mensch zich meer bemoeide met zichzelf in plaats met anderen, dan had ieder meer dan werk genoeg, want iederen dag zondigen wij nog tegen de natuurregels. Wij zijn nog zoo na verwant aan apen, met bijna alles den een den ander na te doen. Bijna alles wat ons voorgedaan, aangeboden, opgedragen, gelast wordt, om ons heen gebeurt, is in strijd met de vrije gedachte en natuurregels, en zoo lang wij ons daarmee bemoeien en nadoen, kunnen wij op ons zelf niet passen en worden wij door anderen gebiologeerd. Dat leunen op en iets verwachten van anderen is zoodanig ingeworteld, dat jongelieden zich in hun kinderjaren reeds voor hun geheele leven door een band aan elkander verbinden, zonder meer van elkander te weten, dan dat zij ongelijk zijn van geslacht, of om bezit. Ook die banden verwekken wat teleurstelling en ellende, en werken zoo onzedelijk op het nageslacht. De meeste ellenden en teleurstellingen konden voorkomen worden, met op zich zelf te passen, zonder nog in aanraking te komen met de machinale wetten en banden dei' regeerders. Maai- diegenen, die mee doen aan dat kurator- en bandenstelsel, zijn zedelijk verplicht zich aan anderen, de meerderheid, te onderwerpen, al worden zij daaronder ook kaal geplukt. Zoo vaak ik op een en ander wijs, wordt mij tegengeworpen dat de vrijheid en de genietingen door mij genoten, niet door iedereen kunnen bekomen worden. Ik antwoordt: niet dezelfde; waar geen twee menschen doorloopend gelijke behoeften hebben, kan men evenmin verwachten dat twee menschen doorloopend gelijke daden doen. Maar zeker kan iedereen zichzelf meer genietingen veroveren, dan hem door anderen, onder kurator- of bandenstelsel toebedeeld wordt. II. Practijk. Woorden wekken, voorbeelden trekken ! Men zegt mij zoo dikwijls, dat ik mij zelf niet tot voorbeeld mag stellen, omdat ik in beter en gunstiger omstandigheden verkeer dan anderen, dus dit niet als maatstaf voor allen mag nemen. Daarom wil ik mijn levensbeschrijving geven. Ik ben geboren uit onbemiddelde ouders, zonder eenige opleiding, behalve die van de gewone dorpsschool. Het eenige voordeel wat ik had, was, dat ik vrij gebleven ben van god en godsdienst. Op mijn 14e jaar moest ik voor mij zelf zorgen: ik werd koopman en moest met het pak op den rug mijn waren aanbieden en opdringen aan anderen, die er niet om vroegen. Dat stond mij tegen; ik wierp het pak weg en verklaarde, dat ik dit niet langer deed. Ik voelde mij ongeschikt om andere mensehen te bedriegen en te biologeeren. Ik werd produktiel' werkman, smidsknecht, en dat ben ik met pleizier geweest. Zeven jaar lang, heb ik 13 uur daags gewerkt, doch, hoe aangenaam dat werk mij ook was, één ding hinderde mij erin, en dat was. dat ik werken moest onder anderen, onder gezag van veelal onbekwame meesters. Maar ik had geen geld voor werkplaats en gereedschappen. Ik was toen al van meening, dat vakwerkers onder elkaar moesten werken, zonder meesters of bazen : dus communistisch werken. Dat lachte mij toen reeds toe, maar ik kon geen menschen vinden geneigd totmedewerking. Toen kwam ik in aanraking met losse werklieden, die alles met mij durfden ondernemen. Geld of kostbare gereedschappen waren niet noodig, want het werk bestond in graven, hei- en kleine waterwerken, wegen aanleggen en verbeteren. Het afwisselend werken in de vrije lucht, zonder dagloon en meester, beviel ons zoo uitstekend, dat wij met geen minister zouden hebben willen ruilen. Nog nooit hadden wij zoo pleizierig gewerkt en over de arbeidsopbrengst stond elkeen verbaasd: wij werkten allen voor ons zeiven en dus, wij werkten veel en goed. , Onze onderneming breidde zich uit, daar velen met ons wilden werken. Maar wij kregen tegenspoed bij de aanneming van een waterwerk, en jawel, daar kwam de oude loonslavernij weer boven : de arbeiders wilden dagloon. Waar geen onzer hun dat kon verzekeren, liepen ze allemaal weg, zoodat ik alleen overbleef voor een werk. waar meer dan 11K) man voor noodig waren. Toen ik alleen bleef doorwerken, dachten zij dat ik gek was en kwamen de aannemers mij vragen, om afstand te doen van het werk. Ik wilde dat niet en sloeg hun voor, het werk klaar te maken als zij mij voorschot gaven, om den loonslaven hun dagloon tc kunnen uitkeeren. De oude toestand keerde dus weer terug, ik de baas en zij de loonslaven. Het gaat den meesten loonwerkers als een oude kettinghond, die blaft om los te komen en als hij zijn ketting voor een enkele keer verbreekt, dan springt hij als een razende rond, maar kruipt ten slotte weer zijn hok in. De loonwerkers hebben mij dus. ongeveer 40 jaar geleden, mijn kommunistische illusies ontnomen, of liever geleerd, dat een kommunistische staat in een roofstaat niet kan bestaan. Ik betaalde mijn medewerkers hun dagloon en zorgde er wel voor hen niet te ruim te bedeelen. ik voer er persoonlijk goed bij, totdat ik aan den Dollard een groot werk aannam. Bij een hoogen watervloed sloeg niet alleen een deel van het werk weg, maar ook veel materialen, gereedschappen en schepen, door anderen geleverd, maar waarvoor ik aansprakelijk was. Ik moest failliet gaan en werd nu onder een kurator gesteld, doch deze stelde ik voor de keus. om mij vrij te laten in mijn doen en laten, of ik zou hem noodzaken, dat mijn onderhoud voor de gemeenschap kwam. Gevolg was. dat ik met weinig inspanning geen gebrek leed. Ik stond nu weer heelemaal hulpbehoevend op straat en voor de derde maal moest ik een kostwinning zoeken. Ik werd kastelein-zaalhouder en wist daar een goed bestaan uit te halen, totdat de oude loonwerkers weer kwamen opdagen, om in mijn zaal hunne belangen, om een hap brood meer, te bespreken. Verschillende voorlichters traden bij mij op, en ik werd alweer voor de keus gesteld, om hun mijn zaal te ontzeggen, ot de burgerij, die meer verteerde, zou wegblijven. De notabelen, dominee en kerkeraad, burgemeester en wethouders, bestuur van 't nut van "t algemeen, notaris en nog enkelen meer. zorgden, omdat ik niet zwichten wilde, dat mijn zaal leeg bleef, wat dan ook zoo in 't oog liep, dat een dei- kerkeraadsleden de vraag deed, of het nu niet wat al te erg was, vooral daai- ik een ziekelijke vrouw had en tien kinderen. Dominee vond het in 't belang van hen allen, dat wij hier vandaan gingen. Onze kostwinning was hier afgeloopen, en bovendien was mijn leven hier niet veilig meer door de aanrandingen der marechaussee. Dit laatste had tot gevolg, dat ik mij eenige jaren onthouden heb. des avonds op straat te komen. Wat mijn kostwinning en veiligheid betrof, daar had dominee een goeden kijk op gehad, bijna alle nering verdween. Enkele arbeiders hielden nog hun bijeenkomsten bij mij. waarvoor de regeerders zich zoo bevreesd maakten. dat zij een kapitein der marechaussees ontboden om, met behulp van den burgemeester, tijdens mijn afwezigheid, het inwendige van mijn huis in kaart te brengen, alle kamerdeuren, in- en uitgangen en ramen op te nemen, en bij arbeiders-bijeenkomsten alles te bezetten met gewapende politie, die zicli niet ontzag de arbeiders en arbeidersvrouwen te betasten en te onderzoeken. Mijn kostwinning lag weer op straat en, voor de vierde maal, moest ik weer wat zoeken. Dit gehikte mij door uit België machinaal verbrijzelden steenslag in te voeren voor het onderhoud van wegen. Daarmede bereikte ik ook, dat de verfoeilijke en beruchte keien-klopperijen voor de werkloozen verdwenen. Dus bevoorrecht boven anderen was ik niet. Zonder middelen of bezit aanvaardde ik het leven, vier malen moest ik veranderen van kostwinning, en tien kinderen groot brengen: één keer werd ik van alles beroofd door een kurator, terwijl door de aanranding van marechaussees, mijn leven bij avond op straat niet meer veilig was. Niemand kan zeggen dat mijn leven langs een effen baan ging. Het eenige wat ik op anderen voor heb gehad, is zooals ik reeds zeide, dat ik in mijn jeugd geen godsdienst-onderwijs heb genoten en daardoor meer natuurlijk weerstandsvermogen bezat, fk heb nooit vrees gekend of gebrek aan onderhoud, waar ik steeds voorraad genoeg rondom mij zag. En zou ik dan niet zorgen, mijn deel ervan te krijgen? En waar zijn nu de gezagsmenschen gebleven, die mij met mijn gezin uit de gemeente wilden weiken? Zij zijn bijna allen naai' elders verdwenen, en die er nog zijn, dat zijn vergeten burgertjes ! Mijn jarenlange omgang met menscheu heeft geen gunstiger, indruk van hen bij mij achtergelaten, maar ik heb ondervonden dat in elk mensch een natuurlijke kiem aanwezig is. die in de jeugd wordt gesmoord door afwijking van de natuurregels, in wier plaats zijn ingepompt allerlei dogma's ais goden, gezag, wetten, grenzen, verheerlijking van regeerders etc. Ofschoon ik veel van menschen houd, trekken enkele vrije dieren mij meer aan. Die vrije dieren hebben geen last van goden of gezag. Door veel omgang met menschen en hunne daden krijgt men voor doze een zekere vrees, wat zijn reden daarin vindt, dat de inensehelijko daden veelal afhankelijk zijn van goden en gezag, welke de vrije dieren niet kennen. In mijn zaai komen de arbeiders hunne belangen bespreken, teneinde een hap brood mror van anderen te bedingen. En in de booinen, bij inijn huis, zitten spreeuwen. De menschen, in don regel opgewonden en ontevreden over anderen, wien zij desehuid geven van hun ontberingen, omdat zij zeiven den moed niet bezitten om van den voorraad datgene te nemen wat zij behoeven, en liever wachten op bedeeling door anderen. De spreeuwen daarentegen keuvelen of zingen met elkaar. Des morgens met zonsopgang of eerder, strompelen de menschen brommend en zuchtend naar hun werk. Spreeuwen zingen eerst een poosje, om dan in groepen ol afzonderlijk er op uit te trekken, teivinde hun onderhoud te gaan zoeken. /ij vragen niet, wien dit of dat behoort, en evenmin, ot zij al dan niet mogen nemen. Zij eten uit de voorraad wat zij noodig hebben en verzadigd komen zij terug en verzamelen zich naar hun keuze. Men staat dan ook verbaasd over hun opgeruimdheid, gekweel (hun taal) en gezang. Enkele groepen. misschien jongen, vermaken zich dan nog met vliegtochten over huizen eti hoornen, daarna nog eens zingen, en dan hoort men niets meer. Zij zijn allen in de rust, tot s morgens vroeg, om weer zingend op te staan. \\ ordt het hun hier te koud, of raakt de voorraad op. dan gaan zij naar een aannemelijker plaats, zonder te vragen naar verlofpas, grenzen of eigenaar. Zij weten zich dus aan te passen aan de omstandigheden. Dan moet men ze des voorjaars zien, bij hun terugkomst als ze gaan paren, en ten behoeve daarvan een geschikte plaats nemen en hoe ze die verdedigen. Meermalen heb ik opgemerkt hun inbezitneming van nog niet in gebruik zijnde hokken in een duiventil. Eenmaal aanvaard, zijn twee of meer duiven niet instaat, een kleinen spreeuw te verwijderen. Deze toonen dan een onuitputtelijkeu moed en kracht, waardoor zij het altijd winnen van de duiven, wien het dan gaat als mijn vroegere vervolgers. Dat inbezitnemen van zijn behoeften en dat verdedigen met eigen, aangeboren verdedigingsmiddelen door de dieren, — hoe natuurlijk is dat! En hoe geheel in strijd daarmede de onzedelijke moordtuigen onder de mensehen! Men zou den mensehen wel kunnen toeroepen: ..leert van de spreeuwen en wordt wijs !" Waar mijne denkbeelden nog al afwijken van de leer dei' volksvoorlichters, en daarom misschien verdraaid en bespot worden, in plaats van aanvaard, wil ik om misverstand over diefstal te voorkomen, trachten mij in 'tkort duidelijk te maken voor productieve werkers. Wij menschen leven op een stukje afgekoelde aarde, waaruit overvloedig allo menschelijke behoeften kunnen worden getrokken. Enkelen nemen meer dan zij noodig hebben, en daardoor komen anderen te kort. Dat meer nemen dan noodig is, (lat is diefstal! Dat moet dan beschermd worden door omheiningen, grenzen, wetten. handen en oppassers. Hoe meer gestolen wordt, hoe meer plaats voor dieven, om den een den ander het weer af te nemen. En waar onze leerstellingen en opvoeding, meest als grondslag hebben het nemen en beschermen, spreekt het vanzelf, dat de meest-ontwikkelden ook de grootste nemers zijn. En waar diefstal de grondslag van ons samenleven is geworden, willen de meeste menschen ook van diefstal leven, waardoor dit zoo inheemsch is, dat, wie vandaag nog geen dief is. het morgen wordt. En zoo niet, dan wordt hij bestolen! I Jiefstal aan- of af te raden, is geheel overbodig. Wie zelf niet produceert, en toch wil leven, moet gaan stelen: daar bestaat geen andere weg. 1 )e productieve arbeiders hebben niet noodig te stelen, zij produceeren hun eigen onderhoud ; zij hebben alleen maar te zorgen, dat zij niet bestolen worden. En juist doordat zij dit toelaten, kweeken zij dieven. Beide hob ik ondervonden: ik heb mij laten bestelen en heb genomen van anderen. Beide zijn onnatuurlijk, daarom bevallen zij niet. Kommunistjsch werken in een roofstaat, met behoud van de oude regels, dat gaat ook" niet. Er blijft dus maar één weg over. n.1 .diefstal onmogelijk maken, en dat kunnen alléén de produktiove arbeiders. Of dat spoedig kan gebeuren ? Als de werkers zich bewustzijn van hungoed recht: Ja ! Maar zij worden meestal verkeerd voorgelicht, zoodat zij meenen dat anderen, en niet zij, de schuld dragen van hun lijden. Zij wachten op hun verlosser en bezitten den moed niet hun eigen verlosser te zijn. Geleidelijk zal die overgang niet gaan, zooals Beilamv meent 111 „Gelijkheid voor allen". Het zal zijn als met een nieuwe geboorte, die plotseling, onverwachts kan opkomen : hetzij door een onhebbelijke daad der regeerders, hetzij door een algemeene werkstaking of honjreroproer. En dan hangt het geheel af van de produktieve arbeiders: of zij moed en volharding zullen bezitten ojn hun onderhoud zelf te nemen en planmatig naar behoeften en eigen goedvinden te werken, en hoegenaamd geen nota te nemen van de roovers met hun banden en speelgoed om zich heen. Want beginnen zij daar weer mee te worstelen, dan mislukt het weer als vroeger, terwijl men bovendien oen oiinatuui h.lken grondslag vestigt, want geweld wekt weer geweld. Wat men niet verlangt, moet men niet doen of erkennen, dan verdwijnt het vanzelf. Het is dwaas dat de produktieve arbeiders, die voortdurend bestolen worden, lessen zouden krijgen van hen, die juist leven ten koste van hunnen produktieven ai beid. \ au inproduktieve menschen dus verwachten dat zij de produktieve arbeiders zullen bevrijden, dat is een onuoozele onderstelling. Laten de arbeiders zeiven gaan denken en begrijpen dat zij. en niet anderen, de oorzaak zijn van hun lijden in deze roof- en moordmaatschappij. W anneer zij dat begrijpen, dan zien zij het doel van de koppelaars 0111 zicli hoen. \\ aar zeker : < dier menschen van de produktieve arbeiders willen lover. daarin de reden vinden dat zij steeds < i(Knaller han de bonden en vereenigingen worden opgeroepen. om hen te koppelen in een bond of band, om daarna door bezoldigde leiders te worden gebiologeerd. Ziet de gevolgen van de vakbonden en koöperaties in Amerika, Engeland, Duitschland en België. Al werden de loonen daar een weinig verhoogd en de prijzen der levensmiddelen een weinig verlaagd, de gevolgen zijn een hervormde slavernij. Alle bonden, banden of isten kunnen geschikt zijn om te rooven en te vechten, maar zijn niet geschikt voor individueele vrijheden. Vereeniging met dieven moet op teleurstellingen uitloopen. Dat kan eerst gebeuren, wanneer diefstal geen beteekenis meer heeft en daardoor onmogelijk is gemaakt. En dat onmogelijk maken kunnen de produktieve arbeiders doen, zonder hun leven te wagen of er iets bij te verhezen. Zij winnen er altijd bij, zelfs met niets te doen. Want doen de arbeiders niets, dan wordt grond en bodem van zelf waardeloos. Maar daar wij niet leven kunnen zonder arbeid, moeten de arbeiders weten wat produktieve en natuurlijke arbeid is. Zooals er tegenwoordig gewerkt en ontbeerd wordt, gaat dat zonder natuurlijk denken, wat produktief werken vooraf moet gaan. Maar om natuurlijk te denken en daarnaar te doen, is liet noodig, om voeding, en al zijn doen en laten, aan te passen aan de natuurregels. Ook die ondervinding heb ik opgedaan, dat voeding en omgang, veel invloed hebben op ieders doen en moed. Alle afwijking van natuurlijk voedsel, b.v. 't gebruik van extrakten, verdooft natuurlijk denken niet alleen, maar wekt ook onnatuurlijke daden op. Ook daarin kunnen wij dus nog les nemen bij de vrije dieren : dieren nemen geen extrakten. Van den dag af aan, dat men zich aan de natuurregels aanpast (wat iedereen kan doen), heeft men genot daarvan: de blik verheldert. En als naar evenredigheid blik en denken verhelderen, verdwijnen goden en geza^, en dat is eerst noodig. Want als men de jacht op de arbeiders nagaat met al de voorlichters en geschriften, die bijna allen van elkaar verschillen, dan wokt de oneeuigiieid onder de arbeiders zelve geen verwondering meer. Daarom zou ik zoo gaarne zien, dat een en dezelfde brochure onder alle productieve arbeiders, in alle landen en talen die wij verstaan, verspreid werd. Want allen doen hetzellde kwaad en lijdon onder denzelfden druk. En wie dan naar waarheid is ingelicht, en toch \\il doorgaan op den ouden voet, die neemt de gevolgen dan voor eigen rekening. Wie mede wil werken, om deze vrije gedachte onder de productieve werkers te verspreiden, die is mijn vriend. Finstkrwoi.uk. ,). 1'. HOMMES. ♦ Mej.A.MEEWESSZri t I t ♦ BOEK- en I BROCHUREHAMDEL* t 1