Uil Kil ven van H. I). TJEENK WILLINK Dr. G. BRt)M. Jan van Beers dooi; POL DE MONT. Prijs per aflevering afzonderlijk ƒ 1.—. MANNEN EN VROUWEN VAN BETEEKENIS IN ONZE DAGEN. Redactie: Mr. J. KAL F F Jr. PAUS PIUS X DOOR J. F. KENENS. NK, LH WSiZ'.A'A L <Ê> HAARLEM — H 1). TJEBNK WILLINK & ZOON - 1903. XXXIV Aflevering 4. Bibliotheek Universiteit van Amsterdam IIIIII WH 01 2676 7425 ft. ' 'pont-ar* Qibfïcl» -^<. 5$> L. '?. l Bibliotheek Universteit van Amsterdam llIHlllllWl 01 2676 7425 K.. Oponbarg swi Qébftott sp 2. ^ T w PAUS P1US X. (Phot. G. Felici, Rome.) I Het jongste Conclave, dat aan den Stoel van Sint-Pieter een opvolger van den dertienden Leo schonk, heeft de belangstelling gewekt eener wereldgebeurtenis. In schier alle beschaafde landen hielden, veertien dagen achtereen, pers en openbare meening zich bezig met de Pauskeuze als gold liet een nationale zaak. Staatkundig-godsdienstige vertoogen, historische verhandelingen, kansberekeningen voor de verschillende papabili werden geleverd in menigte, en al bloeide — het zy goedlachs gezegd — in deze woestijn van meestal dorre beschouwingen hier en daar ook menig nijdig disteltje van anti-ultramontanisme, toch was de sfeer die er hing, eene van ernst en gespannen verwachting, in passende overeenstemming met de gebeurtenis die werd tegemoet gezien. Merkwaardig getuigenis voor de hooge positie, welke, óók nog in het volle licht en leven van het begin der twintigste eeuw, wordt ingenomen door het Pausschap! Hoe verre achter ons liggen de tijden, toen een groep fransche philosophen, den grijnzenden Yoltaire aan het hoofd, spotte met den vermolmden troon te Rome en de wegbrokkelende Petrusrots; toen Pius VI, op bevel van het Directoire uit de Eeuwige Stad \x\iv 11 PAUS PIUS X. \ T * \ rj 'ti y J , tv PAUS PIUS X. (Phot. G. Feliri, Rome., I Het jongste Conclave, dat aan den Stoel van Sint-Pieter een opvolger van den dertienden Leo schonk, heeft de belangstelling gewekt eener wereldgebeurtenis. In schier alle beschaafde landen hielden, veertien dagen achtereen, pers en openbare meening zich bezig met de Pauskeuze als gold het een nationale zaak. Staatkundig-godsdienstige vertoogen, historische verhandelingen, kansberekeningen voor de verschillende papabili werden geleverd in menigte, en al bloeide — het zij goedlachs gezegd — in deze woestijn van meestal dorre beschouwingen hier en daar ook menig nijdig disteltje van anti-ultramontanisme, toch was de sfeer die er hing, eene van ernst en gespannen verwachting, in passende overeenstemming met de gebeurtenis die werd tegemoet gezien. Merkwaardig getuigenis voor de hooge positie, welke, óók nog in het volle licht en leven van het begin der twintigste eeuw, wordt ingenomen door het Pausschap! Hoe verre achter ons liggen de tijden, toen een groep fransche philosoplien, den grijnzenden Voltaire aan het hoofd, spotte met den vermolmden troon te Rome en de wegbrokkelende Petrusrots; toen 1'ius VI, op bevel van het Directoire uit de Eeuwige Stad xx\iv 11 PAUS PIUS X. kvM ^ Ü LW verjaagd, te Yalence den dood vond in verlatenheid en vergetelheid; toen zijn opvolger de gevangene werd van een eerzuchtig keizer die heerschen wilde over geesten en lichamen, over Rome en Parijs tegelijkertijd . . . Vooral de laatste twee pontiflcaten hebben deze droevige heriiïtoe ringen schier geheel uitgewischt. De veelbewogen regeering vak Pius IX bleef, tot aan den dood van dezen pontifex, de fóftlxdieken der geheele wereld vervullen met geestdrift en de-teenstanders met ontzag, en door zijn verheven karakter, door zijn persoonlijke deugden, zijn groote geestesgaven èn zijn ïusteloozen arbeid op zuiver-spiritueel, kerkelijk-politiek, wetenschappelijk en sociaal gebied, heeft Leo XIII het prestige van het Pausschap verhoogd en daaraan een luister bygezet zooals misschien geen enkele zijner voorgangers. Is het wonder dat, onder deze omstandigheden, de vraag: wie zal hem opvolgen? na Leo's dood een soort „ijuestion brülante" werd? In de sfeer der verwachting groeiden de gissingen en vermenigvuldigden zich de voorspellingen met ongemeene vruchtbaarheid. Dezen achtten de verkiezing van den staatssecretaris, kardinaal Rampolla, bij eerste of tweede stemming zoo goed als een voldongen feit; anderen waanden de overwinning waarschijnlijk van een groep kardinalen, die men. naar hun candidaat, de fractie-Vannutelli noemde; weer anderen spraken de namen uit van Gotti, den prefect van de Congregatie der Propagande en van Di Pietro, als compromis-candidaten bij gemis aan eensgezindheid onder de Eminenties Welnu, de kansberekeningen faalden en de profeten kwamen bedrogen uit Green der bevoorrechten, aan wien door de leekenconclavisten op de redactioneele bureaux de tiara was toegedacht, verkreeg de vereischte twee derden der stemmen en opnieuw werd bewaarheid het oude spreekwoord der Romeinen dat, wie als Paus het Conclave binnengaat, als kardinaal eruit komt. De leden van het H. College kozen uit hun midden een man, van wien de met hiërarchische zaken 't minst vertrouwden vermoedelijk niet eens den naam kenden en omtrent wien zelfs de goed-ingelichten nauwelijks iets meer wisten te verhalen dan dat hij patriarch van Venetië was. Giuseppe Sarto werd Paus onder den naam van Pius X. Aan de spoorlijn die de bloeiende velden tusschen Vincenza en Treviso — 'n landstreek vol vruchtboomen en wijnranken — doorsnijdt, ligt het station ('astelfranco-Veneto. Wandelt men uit dit lieve provinciestadje met zijn talrijke deftige huizen en mooie tuinen — de geboorteplaats van den beroemden schilder Giorgio Barbarelli — in noordelijke richting verder, dan bereikt men, na een uur gaans langs een aan weerszijden met hooge plataanboomen beplanten weg, Riese, een dorp van 5000 zielen, dat, met de grauwe heuvelen van Asolo in het verschiet, met zyn schei-witten kerktoren en even glanzend witte huisjes, onder den blauwen italiaanschen hemel den indruk wekt van een oostersch stadje. Hier werd, 68 jaar geleden, op den 2en Juni 1835, Giuseppe Melchior Sarto geboren uit het huwelijk van Giovanni Battista Sarto en Margherita Sanson, brave, maar arme lieden, die behalve hun oudsten zoon Giuseppe nog zeven jongere kinderen hadden — één knaap en zes meisjes. Vader Sarto, die te Riese een gemeeutebetrekking bekleedde en een zeer bescheiden salaris ontving, stierf den 4en Mei 1842 zijn echtgenoote, die een gedeelte van het onderhoud hielp verdienen met de naald, den 2en Februari 1894. Haar zoon Giuseppe — patriarch van Venetië — liet het graf zijner teerbeminde moeder versieren met een opschrift dat o. a. het volgende te lezen geeft: „Zij was een voorbeeldige vrouw, een trouwe echtgenoote, een onvergetelijke moeder — schonk het leven aan acht kinderen en stierf op 81-jarigen leeftijd." De Sarto's stammen uit ('asal Monferrato, waar zij, voor zooverre valt na te gaan, in dienst waren bij de adellijke familie Ezzelini. Grootvader Giuseppe was te Riese ontvanger van de belastingen. ..De goede oude man", zoo vertelde onlangs 's Pausen broeder Angelo aan een bezoeker, „droeg, volgens de mode van dien tijd, een heel lange jas; wij ondeugende jongens, Beppi, de tegenwoordige Paus, en ik, trokken hem aan de panden. Hij keerde zich dan gewoonlyk om en pakte ons schertsend bij de ooren." Deze Giuseppe had drie zoons: Antonio, Giacinto en Battista, 's Pausen vader. De kinderen van dezen laatste hebben zich allen een even eervol als bescheiden bestaan weten te verzekeren. Angelo, Pius' twee jaar jongere broeder, die met dezen een sterke gelykenis van gelaatstrekken vertoont en sinds eenige jaren weduwnaar is, zetelt in de voorstad (irazie bij Mantua, op het plein waar de stoomtram stilhoudt, als postmeester in een bescheiden woninkje, dat onmiddellijk grenst aan een huis met 'n soort zuilengalerij, waar Giuseppe, toen hij nog bisschop van Mantua was, dikwijls kwam vertoeven. Teresa, 's Pausen oudste zuster, is te Riese gehuwd met den logementhouder en rijtuigverhuurder Giovanni Parolin; een hunner zoons, de Benjamin van 's Pausen talrijke neven, Giovanni Battista, is sedert het vorige jaar pastoor te Possagno, de geboorteplaats van den grooten beeldhouwer Antonio Canova. Rosa, Maria en Anna woonden tot dusver te Venetië bij haar broeder den patriarch en zorgden met groote nauwkeurigheid en spaarzaamheid voor de huishouding; Antonia heeft den kleermaker Debei te Salzano tot man en Lucia den koster van dit plaatsje, Boschin. Vooral te Riese in de „Osteria delle due Spade", waar twee ijzeren degens uithangen, is het een drukke huishouding. De even vriendelijke als herculisch gebouwde waard en zijn nijvere huisvrouw worden in hun bezigheden krachtig ter zijde gestaan door hun kroost, een talrijke „familia pontilicalis', waarvan knapen en meisjes steedsche welgemanierdheid en beschaving van vormen paren aan de blozendgezonde gelaatskleur en de frissche openhartigheid en eenvoud van het plattelandsleven. Op weinige schreden afstands van dit logement ligt het zeer onaanzienlijke, thans geheel verlaten huisje, waar Paus Pius X werd geboren: beneden twee vertrekken, op de eerste en eenige verdieping vier. Slechts in de voormalige slaapkamer van Giuseppe — boven — één meubelstuk , 'n bed hetwelk hy gebruikte, wanneer hij in latere dagen als kapelaan en pastoor te Riese op bezoek kwam. In de kamer, waar hij het levenslicht zag, aan de witgeverfde muren drie gekleurde platen: figuren van heiligen in lijst, beneden geen enkel meubelstuk , niets. Als kardinaal en patriarch van Venetië overnachtte .Mgr. Sarto, te Riese vertoevende, gewoonlijk in het naburige klooster van Crespano, doch gedurende den dag nam hij zijn intrek in dit ouderlijke huis, voor hem vol dierbare, teedere herinneringen aan zijne overigens armoedige jeugd. Want de kleine (xiuseppe Sarto was inderdaad arm. Twee priesters, Don Gaetano Marcon — deze is pas verleden jaar gestorven — en Don Lionello, die beiden te Castelfranco woonden, gaven hem het eerste onderwijs, en hoogbejaarde lieden in laatstgenoemd stadje weten te verhalen, dat de knaap den langen weg van Riese meermalen heen en terug aflegde op de bloote voeten. En in den speeltijd, tusschen het ochtendonderwys en de middaglessen, was hij geregeld te vinden bij de welgestelde familie Finazzi, om daar aan drie jonge kinderen de beginselen te leeren van het lezen, schrijven en rekenen , als belooning waarvoor hij dan mede mocht aanzitten aan het middagmaal. Een van (liuseppe's oud-leerlingen, Francesco Finazzi, is nog in leven en zal het zich thans ongetwijfeld tot een hooge onderscheiding rekenen door Z. H. te worden ontvangen in audiëntie! De drukkende levensomstandigheden en de ernstige studieijver van den kleinen Sarto deden niet in het minst afbreuk aan de blijmoedigheid en de opgewektheid van zijn karakter. Xiet slechts dat hij zijn vermaak erin vond zich gedurende de avonduren binnen de stil-devote muien der parochiekerk van Riese, onder leiding van den pastoor, te oefenen in het orgelspel , doch op Zon- en feestdagen of wanneer de vacantietijd was aangebroken, trok Griuseppe Sarto meermalen met zijn schoolkameraad Andrea Pastro, die nog te Riese woont, uit ter vogelvangst, waarbij dan, om de gevederde luchtbewoners te verschalken, gemanoeuvreerd werd met een kleinen uil; ofwel men klom in de boomen of speelde het destijds te Kiese gebruikelijke spijkerspel, een oefening in het omverwerpen met steenen van eenige in den grond geplante groote spijkers. Giuseppe Sarto was een even vroolyke en levenslustige als godvreezende en leergierige knaap. De school van Castelfranco bereidde hem voor tot de studie in het seminarie — want Giuseppe wilde priester worden — te Padua. Wij vinden zijn naam voor het eerst onder de leerlingen opgenomen in het jaar 1850. Tot de docenten, die daar destijds de humaniora, onderwezen, behoorden ook Don Di Pietro, die later abt van Monfelice werd, en Don Delmi, wiens voordrachten in de theologie aan het groot-seminarie te Padua thans — hij is 80 jaar — nog worden gewaardeerd. In dit seminarie was de jonge Sarto in den regel de primun zijner 39 cursusgenooten, en uit een getuigschrift, hem door zijn overheden na afloop zijner studiën geschonken, blijkt met hoeveel succes hij deze verrichtte. In dit getuigschrift leest men o. a. het volgende: „godsdienstleer uitstekend in alle opzichten; wysbegeerte voortreffelyk; italiaansche taal, zoowel wat sty 1 als wat kennis der letterkunde betreft, voortreffelijk; Latijn en Grieksch (grammatica, syntaxis, vertaling) voortreffelijk ; aardrijkskunde en geschiedenis zeer goed; meetkunde, algebra en natuurkunde zeer goed." Het docentencollege van dit seminarie zond, onmiddellijk na liet bekend worden der Pauskeuze, aan den doorluchtigen oud-leerling een latijnsch telegram van gelukwensch. Op den 18en September 1858 volgde in de kathedraal van Castelfranco zijn wijding tot priester. Moeder Margherita zag haar zoon op de eerste sport van de ladder der kerkelijke hiërarchie. De hoogachting, welke de overheden van den jeugdigen priester dezen toedroegen om zijn deugd en het vertrouwen hetwelk zij stelden in zijn kennis, waren oorzaak, dat hij, ondanks zijn jeugdigen leeftijd — Sarto was toen 'S.i jaal- — tot kapelaan benoemd werd te Tombolo. Negen jaar later, toen de oorlogsstormen van de jaren 1859 en '06 waren uitgewoed, volgde zyn benoeming tot pastoor van Salzano. Hier verwierf hij zich weldra een zoo gunstigen roep als kanselredenaar, dat men schier bij alle solemniteiten, niet slechts in naburige parochiën, doch ook in verder af gelegen plaatsen van het diocees, pastoor Sarto uitnoodigde als feestredenaar. Het duurde niet lang of de bisschop van Treviso kende in alle bijzonderheden de uitstekende eigenschappen van dezen ijverigen en vromen zielenherder. 11 ij achtte hem, met zijn groote begaafdheden, geroepen tot hooger werkkring en benoemde hem daarom in 1875 tot kanunnik der kathedraal en een weinig later successievelijk tot zijn secretaris en vicarisgeneraal. Sarto was toen 40 jaar en ondanks zijn drukken arbeid aan de bisschoppelijke kanselarij, aarzelde hij niet ook de benoeming te aanvaarden tot hoogleeraar in de kerkelijke geschiedenis aan het groot-seminarie. Daar werd plotseling — het was in 1884 — de bisschopszetel van Mantua vacant. De toestanden in dit diocees waren netelig en maakten de keuze van een opvolger uiterst moeilijk. Tusschen liegeering en clerus heerschte oneenigheid over tal van twistpunten; processen en vervolgingen waren aan de orde van den dag. Er was op den bisschoppelijken stoel een man noodig, die aan godsvrucht en zielenijver groote bezadigdheid paarde en de leiding der zaken besturen kon met vaste hand. Op zekeren morgen trad de bisschop van Treviso het bureau binnen, waar zijn secretaris aan den arbeid was. „Ge weet, dat Mantua vacant is?" „Ja", antwoordde Sarto. „Maar ge weet zeker niet, wie de nieuwe bisschop zijn zal?" hervatte Monseigneur met een veelbeteekenende schittering van voldoening in de oogen. „Neen", zei de kanunnik weer. „Nu, lees dan maar eens." En de prelaat overhandigde zijn vicaris de pauselijke breve, waarbij Giuseppe Sarto benoemd werd tot bisschop van Mantua. De priester werd bleek en ontroerd. „Monseigneur, dat kan niet; ik ben daartoe niet waardig, ik mis daarvoor de noodige qualiteiten " Doch de bisschop wist zijn vriend gerust te stellen en hem te bewegen — maar het kostte heel wat overredingskracht — de hooge waardigheid te aanvaarden. De italiaansche Regeering opperde tegen deze benoeming geen bezwaar en kardinaal Parocchi, een zoon van Mantua, wijdde Don Grinseppe Sarto tot bisschop. Te midden eener bevolking, die voor een groot deel bestond uit niet-katliolieken (Israëlieten) toonde de nieuwe herder deidiocese een tact en een breedheid van blik te bezitten, welke hem aldra de sympathie verwierven ook van al degenen, die buiten de Kerk stonden. Een zijner voornaamste zorgen gold de intellectueele ontwikkeling en spiritueele opleiding der geestelijkheid. Ook voor een hervorming en herleving van de katholieke actie en van den echt-christelyken geest onder zijn diocesanen was hij onvermoeid werkzaam. In vergaderingen en op congressen toonde hij zich een trouw en volijverig herder, begaafd met scherpzinnig oordeel, vol geestdrift voor de organisatie der Katholieken op politiek en sociaal gebied en voor den bloei der katholieke pers in het bijzonder. Uit liet tijdperk van zijn bisschoppelijk bestuur te Mantua dateert zijn hechte vriendschap met kardinaal Parocchi. Toen dan ook in het jaar 1893 de patriarchale zetel van Venetië was opengevallen, nam Leo XIII op aanbeveling van den toenmaligen vice-kanselier der Roomsche Kerk, kardinaal Parocchi, Mgr. Sarto in het consistorie van 12 Juni op onder de leden van het H. College en benoemde hem drie dagen later tot patriarch, welke waardigheid hij ruim tien jaren bekleedde. II Innige vroomheid, eenvoud en beminnelijke goedheid — ziedaar de meest sprekende karaktertrekken van (fiuseppe Sarto. Als een gouden zonneglans liggen zij verspreid over geheel zijn leven. Allen, die hem kennen, weten daaromtrent de meest beminnelijke trekjes mede te deelen. Reeds als pastoor van Salzano, zoo verhaalt men, ging zijn milddadigheid zóó ver, dat hij zijn armzalig paardje verkocht, om een huisgezin, hetwelk in behoeftige omstandigheden verkeerde, te helpen. En ook als bisschop van Mantua beschikte Mgr. Sarto in den regel over een schrale huishoudelijke kas, wijl hij niemand, die tot hem zijn toevlucht nam, met ledige handen liet vertrekken. Eens werd daar in de bisschoppelijke woning een even humoristische als roerende scène afgespeeld. Mgr. Sarto zat in zijn studeervertrek, toen een zijner zusters kwam binnenloopen en. geheel ontsteld van schrik, hem mededeelde, dat in de keuken het vleesch van de tafel was gestolen. De bisschop keek niet op, maar zei droogjes in het plattelands-dialect: „Dat heeft zeker de kat gedaan". — „Och kom!" antwoordde de goede vrouw, „de kat neemt toch ook het bord niet mee!" — „Wees maar gerust, zuster-lief," zeide toen de bisschop. „Ik zelf heb het weggenomen. Zooeven is X (hier noemde Mgr. den naam van een behoeftigen man) hier geweest; hij vertelde mij, dat zijn vrouw erg ziek was. Ik begreep dat het mensch wat bouillon kon gebruiken en daarom heb ik hem het vleesch gegeven. Onze lieve Heer zal wel zorgen dat wij geen gebrek lijden. Wees daar maar gerust op." Typisch was ook het antwoord, dat de bisschop eenmaal gaf aan een kok, die zijn diensten aan het paleis kwam aanbieden. I)e patriarch stond den man persoonlijk te woord en zeide' „Beste vriend, ik eet rijst en vleesch of vleesch en rijst, en dat kunnen mijn zusters wel gereed maken." Zijn innemende eenvoud deed hem somtyds ook zegevieren over moeilijkheden, waartegen louter diplomatieke berekening het hoogstwaarschynlijk zou hebben afgelegd. Het was in het jaar 1893. De H. Stoel zocht naar een titularis voor den patriarchalen zetel van Venetië. Crispi, die destyds het roer van staat in handen had en er op uit was het Vaticaan moeilijkheden in den weg te leggen, liet ook thans de gelegenheid niet voorbijgaan. Men had eerst het oog gevestigd op den generaal eener Orde, doch de Regeering liet weten dat zij aan diens benoeming, wijl hij een buitenlander was, haar goedkeuring zou weigeren. Men stelde een anderen candidaat voor, die echter evenmin genade vond. Toen werd de benoeming voorgedragen van Mgr. Sarto van Mantua, een prelaat, die zich steeds gekenmerkt had door grooten tact en door gematigdheid en die met de italiaansche autoriteiten de beste betrekkingen had onderhouden. Tegen deze candidatuur opperde de Regeering geen bezwaar, doch ('rispi had er wederom iets anders op gevonden. Hij beweerde, dat de patriarchale zetel van Venetië onder koninklijk patronaat stond; dat het recht om een patriarch te benoemen, van de oude Republiek \ enetië en later van liet oostenrijksche keizershuis was overgegaan op de italiaansche Regeering en de benoeming dus rechtstreeks geschieden moest door den koning. De strijd werd heet en men liet te Weenen een onderzoek instellen, ten einde zekerheid te verkrijgen of onder het oostenryksch bestuur keizer trans Jozef ooit gebruik had gemaakt van het recht om den patriarch te benoemen, doch men slaagde er niet in daaromtrent een beslissende ontdekking te doen en liet, daar de geheele benoemingsquaestie in Italië ten slotte toch niets anders dan een ijuaestie van vorm was, de zaak op haar beloop. Intussclien kwam koning Umberto te Venetië, om in deze stad het bezoek te ontvangen van den duitschen keizer. De patriarch vroeg te Rome instructies betreffende de door hem aan te nemen houding. Het antwoord luidde: handelen naar omstandigheden. En kardinaal Sarto begaf zich, vergezeld van zijn geestelijkheid, naar den koning ter audiëntie en besprak met dezen openhartig de moeilijke positie waarin hy verkeerde tengevolge van den strijd over het exequatur. Umberto werd door het beminnelijk en eenvoudig optreden van den prelaat geheel voor dezen gewonnen, nam op de meest vriendschappelijke wijze afscheid van hem en gaf hem de verzekering zijner bijzondere hoogachting en genegenheid. Kardinaal Sarto verkreeg de officieele goedkeuring der Regeering. Onjuiste berichten betreffende dit gesprek met den koning lokten volkomen ongemotiveerde kritieken uit en wekten daarenboven op het Vaticaan een minder gunstigen indruk. Het duurde echter niet lang of de kardinaal kwam naar Rome om den Paus in te lichten en uit den mond van Leo XIII woorden te vernemen van goedkeuring en lofprijzing over zijn houding. De naam Sarto was nu in het H. College weldra een deimeest geëerde, óók tengevolge van de hoogachting, welke Zijne Eminentie Parocchi, vicaris van den Paus, den patriarch toedroe". Toch kwam deze zeer zelden te Rome. Met hart en ziel was hij gehecht aan zijn geliefd Venetië. En Venetië aan hem! O, we zouden hier moeten grijpen naar de harp van een Petrarca of een Bembo, wijl al hetgeen over het leven en ,1e werkzaamheid van Mgr. Sarto in de oude Dogen-stad en over de verhouding tusschen hem en zijn enetianen geschreven weid, schier lyriek is. 't Klinkt als een dithyrambe van dankbaarheid en geestdriftige vereering .... In deze stad, de Koningin der Lagunen, wist de kardinaal te zegevieren over alle vooroordeelen en antipathieën; hier won hij, zachtzinnig, eenvoudig en vaderlijk-goed als hij was, in korten tijd de liefde van al zijn diocesanen; hier werd zijn naam gezegend om zijn bewonderenswaardige milddadigheid, die hem, evenals te Salzano en te Mantua, alles deed wegschenken aan de armen om zelf te leven in bekrompen omstandigheden; hier begroetten de gondeliers hun patriarch, zoodra zij" diens gondel ontwaarden, juichende en zwaaiende met hun muts; hier toonde zich zijn herscheppende kracht ten bate van het openbare katholieke leven en de katholieke actie; hier wist hij alle vereenigingen, waarover hij het beschermheerschap aanvaard had, te doen bloeien; hier bracht hij een toenadering tot stand tusschen een gedeelte der meer neutrale partij in stad en provincie en de streng-Katholieken, welk verbond erin slaagde de meerderheid te verkrijgen en het bestuur over stad en provincie te bemachtigen en te behouden tot op dit oogenb ik. Kardinaal Sarto te Venetië! Laten wij 'n oogenbhk het woord aan een zijner vrienden. „Goedheid zonder grenzen in al haar zuiveren eenvoud en onvenvinnelijke kracht, ziedaar , zegt hij, „waarvan kardinaal Sarto, thans opperste herder deiKerk, gedurende geheel zijn leven de bewijzen gaf. Deze goedheid bezielde hem ten allen tijde met een vurige liefde voor de onterfden dezer wereld, voor de paria's, voor de slachtoffers der sociale toestanden, voor de kleinen, voor hen, als wier beschermer de Christus is opgetreden en die Hij ons bevolen heeft lief te hebben. Die onuitputtelijke liefde maakte den patriarch van Venetië tot den vriend en den vertrooster van al deze ongelukkigen. Men kan zich geen denkbeeld vormen, zelfs niet bij benadering, van de buitengewone populariteit welke Mgr. Sai'to genoot in de wonderbare en legendarische stad, bezongen door zooveel dichters., vereeuwigd door zooveel meesterstukken, en die, terwijl zij de silhouetten harer paleizen en den glans harer veelvuldige schoonheid doet weerkaatsen in de kalme wateren der Adriatische zee, zachtkens sluimert in de herinnering aan een roemvol verleden. De reiziger kent van Venetië slechts de schilderachtige gezichten, de visioenen van geestdrift, var. weemoedige of hartstochtelijke vreugde, de droomen van volmaakte schoonheid, welke het doet ontwaken. Hij weet niets van al liet lijden, van al de ellende, van het economisch verval en den bitteren strijd om het bestaan, welke men in deze groote stad kan waarnemen, doch die voor de onverschillige blikken der vreemdelingen zooveel mogelijk worden verborgen gehouden. Voor dit venetiaansche proletariaat, zoo ongelukkig en de belangstelling zoozeer waardig, is Pius X een geestelijke vader geweest en een beschermer, wiens nagedachtenis onsterfelijk zal voortleven." \V as het wonder dat deze prelaat zelf een arbeidzaam en hoogst eenvoudig leven leidde? „Eiken ochtend", verzekert Mgr. Bressan, zijn particulier-secretaris, „stond hij op om kwart over vijven, las de Mis en bleef daarna in zijn werkkabinet tot elf uur. Want hij stelde belang in alles zonder onderscheid wat het patriarchaat betrof. Bijna alle brieven beantwoordde hij eigenhandig en zeker drie vierden van de aanvragen om ondersteuning, door behoeftigen te Venetië gericht tot het gemeentebestuur of tot instellingen van weldadigheid, werden door hem voorzien van een aanbeveling. Zijn persoonlijke milddadigheid was onuitputtelijk. Tusschen de werkuren deed hij met mij meermalen een wandeling op het Lido, want wandelen is voor hem een uitspanning. Moest hij in eene of andere kerk een plechtigheid verrichten, hij wandelde erheen, wanneer het eenigszins mogelijk was. Werd liy door de menigte herkend — en dit gebeurde voortdurend — dan ontstond een spontane uiting van geestdrift, waaraan hij zich echter, na den zegen te hebben geschonken, onmiddellijk onttrok. „In de conversatie", zegt dezelfde geestelijke, „is de Paus altijd opgewekt. Hij beziet de dingen van den besten kant en weet van tijd tot tijd het gesprek te kruiden met aangename, zachte scherts, echter zonder een zweem van ironie of sarcasme... Als een paar staaltjes die hem typeeren, liet volgende: Onlangs stierf de president van het seminarie te Venetië. De patriarch zag aanstonds uit naar een opvolger, doch daar hij niemand kon vinden, die hem toescheen de vereischte eigenschappen daartoe te bezitten, teekende liy een besluit, waarbij hij zich zeiven voorloopig tot dien post benoemde en aldus bij zijn omvangrijken administratieven en herderlijken arbeid ook nog de zorg op zich nam om voor de candidaten tot het Priesterschap voorlezingen te houden in de zedenkundige godgeleerdheid en in de wijsbegeerte van den H. Thomas van Aquino. Veertien dagen vóór zijn vertrek naar liet Conclave vernam hij, dat de vader van Mgr. Barsolini, kanunnik der kathedraal van Sint-Marcus, plotseling in stervensgevaar verkeerde. Het was een quaestie van minuten en men vreesde, niet bijtijds een priester te zullen vinden. Aanstonds snelde de patriarch naar den zieke en diende dezen de genademiddelen der Kerk toe." Venetië heeft in Mgr. Sarto een vader verloren. Zyn afscheid van die stad is dan ook van den kant der bevolking een geestdriftige betooging geweest. Alle katholieke vereenigingen en werkliedenorganisaties stonden geschaard aan het station en met ontroering in de stem sprak de algemeene voorzitter tot den vertrekkenden kardinaal: W ij zullen Uwe Eminentie wel niet terugzien, want (jod heeft voor l een hooger amot weggelegd." Doch Mgr. Sarto antwoordde, dat hij er volstrekt niet op rekende Paus te worden en zich daarom dan ook voorzien had van een retourbiljet. Het is intusschen gebleken dat de Venetianen gelijk hadden. III Op Vrijdagavond 31 Juli waren de kardinalen in Conclave gegaan en den volgenden morgen begonnen de zittingen. Men kent daarvan in hoofdzaak het verloop. De meeste stemmen groepeerden zich om drie Eminenties: Rampolla, den verdienstelijken en hoogbegaafden staatssecretaris van wijlen Leo XIIl Gotti, den ascetischen prefect van de meest gewichtige der kerkelijke Congregaties, die der Propagande, en Sarto, den patriarch van \ enetië. De beide romeinsclie kardinalen traden aanvankelijk sterk op den voorgrond, kardinaal Sarto kwam ver achter hen. In de eerste zitting van Zaterdag 1 Augustus verkregen kardinaal Kampolla 24 en Gotti 17 stemmen, terwijl Sarto er slechts 5 op zich vereenigde en de overige stemmen versnipperd waren over niet minder dan 10 candidaten. Echter gaf reeds de avond van dienzelfden dag een geheel andere groepeering te zien. Op nog slechts 7 kardinalen werden stemmen uitgebracht en wel 29 op Rampolla, 16 op Gotti en 10 op Sarto. De tweede dag bracht deze verandering, dat laatstgenoemde gestadig in stemmental toenam, terwijl de kansen van kardinaal Gotti voortdurend geringer werden. Blijkbaar hadden tal van kardinalen, door het resultaat der eerste zittingen op den persoon van Mgr. Sarto opmerkzaam gemaakt, bij hun ambtgenooten uit Noord-Italië omtrent het karakter en den arbeid van dezen candidaat inlichtingen ingewonnen en de meest gunstige antwoorden ontvangen. Op den voormiddag van den tweeden dag had Rampolla 29, Sarto 21 stemmen — dus 11 meer dan den vorigen avond — en Gotti slechts 9, welke cijfers in den namiddag aldus werden gewijzigd: 30, 24, 3. Deze Zondag — 2 Augustus — werd gekenmerkt door een sensatiewekkend incident, dat in de geschiedenis van dit Conclave een pijnlijke herinnering zal achterlaten. Ziehier hoe het verhaald wordt door den abbé Gauthey, vicaris-generaal van Autun, conclavist van kardinaal Perraud, en die zijn „Brieven over het ( onclave" heeft gepubliceerd in het parijsche dagblad La Veritf' frawjaise. „In het begin der ochtendzitting," zegt hij, „werd namens den keizer van Oostenrijk een veto, een verbod, uitgesproken tegen de verkiezing van kardinaal Rampolla. Het voegt mij niet in den breede te gewagen van de welsprekende protesten, uitgelokt door deze verouderde inmenging in de rechten van het H. College, lijnrecht in strijd met de Constituties van Pius IX en Leo XIII. Ik mag echter niet het stilzwijgen bewaren over de edele, waardige houding, aangenomen door kardinaal Rampolla. Zijne Eminentie verklaarde genoodzaakt te zijn een protest te doen liooren tegen dezen ernstigen aanslag, gepleegd op de waardigheid van het H. College en op de vrijheid der kerkelijke verkiezingen. Wat echter hem persoonlijk betrof, dankte hij de leden van het H. College, die op hem hun stemmen hadden uitgebracht, doch verklaarde zich niet in staat de zware lasten en de verantwoordelykheid van het Pausschap te dragen. Vandaar dat hem niets aangenamer» en tegelykertyd meer eervols — „nihil jucundius, nihil honorabilius" — had kunnen wedervaren dan dit veto van Oostenrijk." De pijnlijke verbazing, de verontwaardiging onder de kardinalen was groot en toen na de verklaring van den aartsbisschop van Krakau — want deze had de onaangename taak op zich genomen — de stemming volgde, bleek het, dat het H. College zich aan het veto niet liet gelegen liggen. Kardinaal Rampolla behield, zooals we reeds zeiden, zijn 29 stemmen, welk cijfer in de middagzitting nog met 1 vermeerderd werd. Doch Zijne Eminentie bleef volharden bij zijn besluit, dat van het begin af reeds had vastgestaan, om de tiara niet te aanvaarden. Hetgeen intusschen eveneens het geval was met kardinaal Sarto. Deze smeekte de kardinalen gedurende de zittingen en daarbuiten met aandrang, dat zij hun keuze zouden vestigen op een ander. Het antwoord was den volgenden morgen: Sarto 27 stemmen tegen 24 op Rampolla en 6 op Grotti. De patriarch van Venetië herhaalde zijn vertoogen en verzoeken. Het mocht niet baten. „Zoudt ge willen gelooven", zeide dezer dagen kardinaal Gibbons tot een zijner vrienden, „dat juist de bescheidenheid, maar tevens de groote wijsheid die uit zijn woorden sprak, hem meer en meer de aandacht deden trekken van het Conclave? Uit zijn woorden leerden wij hem nog beter waardeeren dan uit hetgeen wij van diegenen, welke hem kenden, vernamen omtrent zijn arbeid. Toen ik den avond vóór zyn verkiezing hem ging opzoeken, ten einde te trachten zyn bezwaren te overwinnen, kreeg ik de hoop dat hij ten slotte wel het hoofd zou buigen." Ja, hij zou het hoofd moeten buigen en het nederig gevoelen van zich zeiven moeten opofferen aan den duidelijk uitgesproken wil (iods, om te worden de „gevangene van Jezus Christus!" „Toen gy nog jong waart", zeide eens de Stichter der Kerk tot Petrus, „omgorddet gij u en gingt gij waarheen gij wildet. Doch wanneer gij oud zult zijn geworden, zult gij uwe handen uitsteken en een ander zal L binden en leiden waarheen gy niet wilt" . . . Op den avond van den 3en Augustus was het pleit zoo goed als beslist met .15 stemmen voor kardinaal Sarto, terwyl de beide andere candidaten, Rampolla en (iotti, gedaald waren tot lfi en 7. Doch de vereischte twee derden waren nog niet bereikt. Eerst de zevende zitting de eerste van den vierden dag — bracht dit resultaat: 50 stemmen voor kardinaal Sarto, terwijl de kardinalen Kampolla en Grotti er respectievelijk 10 en 2 hadden. Het was ongeveer kwart over elven. Onmiddellyk nadat de verificateurs de stembriefjes gecontroleerd en de verkiezing officieel bevestigd hadden , begaven zich de kardinaal-deken , • )reglia di Santo Stefano, benevens de kardinalen Netto en Macchi, hoofden van de orden der kardinaal-priesters en kardinaaldiakens, naar den koorstoel van kardinaal Sarto. „Acceptasne", klinkt het uit den mond van Oreglia, „electionem de te canonice factam in Summum Pontificem ?" 1 Mgr. Sarto is bleek en zegt ontroerd: „Ik heb God gebeden dezen kelk van mij weg te nemen, maar dat Zyn wil geschiede." Doch dit is niet het kanonieke antwoord en kardinaal Oreglia herhaalt ' »Aanvaardt gij uwe verkiezing, die plaats gehad heett volgens de voorschriften van hel kerkelijk recht, tot Paus?" daarom: „Acceptasne?" En nu zegt de gekozene: „Accepto" („ik neem het aan"). „Hoe wilt gij genoemd worden V' vraagt de kardinaal-deken vervolgens. En het antwoord luidt: „Pius X, ter herinnering aan de heilige Pausen, die dezen naam hebben ge dragen en moedig voor de Kerk hebben gestreden." Aanstonds worden nu al de baldakijns boven de hoofden der kardinalen neergehaald; alleen die boven Pius X blijft uitgespreid. En een uitbundig gejuich, vergezeld van handgeklap, gaat op in de Sixtynsche kapel en dringt door in de corridors en de aangrenzende vertrekken. De deuren der kapel gaan open en eenige bedienden roepen om den secretaris en den kamerdienaar van den gekozene. Dat is voor allen in het Vaticaan het teeken dat Sarto Paus is geworden. Intusschen wacht op het Sint-Pietersplein, geblakerd door een feilen zonneschijn, een ontzaglijke menschenmassa. De wijzerplaat der basiliek staat op kwart voor twaalf. Xog altijd is de bekende rook van het verbranden der stembriefjes niet verschenen. Het vermoeden wordt zekerheid: de Paus moet gekozen zyn. Tien minuten voor twaalf, en nog geen leven boven den schoorsteen der Sixtina . .. Daar opeens gaat een gebruis van verrassing door de ongeduldige menigte. De glazen deuren der loijijia boven het hoofdportaal worden geopend. Bedienden verschijnen. Zij ontrollen een roodfluweelen tapijt, dat op een fond van witte zijde het wapen van wijlen Pius IX vertoont en hangen dit over de balustrade. De Paus is gekozen! Doch er verloopen, eer de aankondiging plaats heeft, nog wel tien minuten. De tienduizendhoofdige menigte is intusschen in beweging gekomen — alles dringt op naar den ingang van de Sint-Pieter. Daar komen in versnelden pas nieuwe italiaansche troepen aan, om het drievoudig kordon bij de trappen te versterken. Zij dringen de menigte aan weerszijden terug, en laten over het geheele reusachtige plein slechts een middenpad vrij. Reeds gaat het van mond tot mond: „Sarto! Sarto!" Op de XXXIV 12 galerij verschynen edelgarden en andere Vaticaansehe beambten. Met den vinger teekenen zij een groote S in de lucht. Boven de vensterblinden steken eenige hoofden van nog opgesloten conclavisten uit. Ook deze geven teekens. Eindelijk, op slag van twaalf, komt er beweging in de groep bedienden en gees telijken op de loggia. Aller oogen richten zich met verdubbelde opmerkzaamheid daarheen. Een kruis wordt zichtbaar, daarna een rij geestelijken, van welken één het roode Pontificale draagt met de proclamatie-formule en het bevestigt op de balustrade. En nu bespeurt men boven deze balustrade een kardinaalsbaret en een purperen gewaad. De italiaansche troepen presenteeren het geweer. Zijne Eminentie Maccbi treedt, onder salvo's van handgeklap en gewuif met zakdoeken daarbeneden, vooruit, en heft de armen omhoog, ten einde te vermanen tot stilte. Deze volgt aanstonds en de kardinaal begint met duidelijk verstaanbare stem in de latijnsche taal: „Ik verkondig U een groote blijdschap; wij hebben een Paus: den hoogwaardiger! en doorluchtigen heer kardinaal Josef Sarto" . . . Een uitbarsting van geestdriftige toejuichingen onderbreekt den spreker, en eerst na eenige malen met een handbeweging opnieuw stilte te hebben verzocht, kan hij voortgaan: ... „die den naam heeft aangenomen van Pius X." En nu slaat en golft de jubel over heel het Sint-Pietersplein, en uit die menigte, waaronder alle volken en talen der wereld vertegenwoordigd zijn, stijgt hij op als het bruisend en klotsend geluid van een machtigen oceaan . . . Men ziet op de loggia nog een wormig nare wenken Beteekent dit dat men blijven moet, wijl de nieuwe Paus zich hier zal vertoonen, om aan de stad en de wereld den zegen te schenken? Of wil de prelaat de menschen uitnoodigen om in de kerk te komen, daar Pius X, evenals zijn voorganger, den zegen zal geven in de binnen loggia'? De onzekerheid duurt slechts een oogenblik. Het tapijt wordt opgerold en de glazen deur gesloten. Pius X herhaalt het protest, op 3 Maart 1878 door Leo XIII uitgebracht tegen de overweldiging van het pauselijk Rome. De deuren van Sint-Pieter zijn intusschen wijd opengezet, het volk stroomt en stormt naar binnen en vult weldra het grootste gedeelte der reusachtige basiliek. „Het was half één", verhaalt de abbé Oauthey, „toen de Paus, bekleed met de pontificale gewaden, uit den zetel voor het altaar der Sixtünsche kapel opstond om het volk te gaan zegenen. Hij werd gevolgd door alle kardinalen en conclavisten, — geestelijken en leeken. Hij was bleek, zichtbaar ontroerd en sloot van tijd tot tijd de oogen. Hij liep tusschen kardinaal Boschi aan zijn rechter- en kardinaal Satolli aan zijn linkerzijde. Nu en dan legde hij de hand op den arm van laatstgenoemde. als om steun te vinden. Mgr. Marzolini ging vlak voor hem uit. Zoodra deze de lot/gin was binnengetreden en zag, dat de menigte nog binnenstroomde, wendde hij zich om naar den Paus met de woorden: „Een oogenblik, Heilige Vader.... ten einde ongelukken te voorkomen." „Bene!" antwoordde Pius X „facianno pure!" 1 „Ik stond op eenigen afstand schuin achter hem", zegt Grauthey, „en bemerkte, dat hij hevig ontroerd was en de krachten hem dreigden te begeven. Mgr. Marzolini verzocht hem thans vooruit te treden. De Paus deed het, en nauwelijks had de geweldige menschenmassa daarbeneden Pius X ontwaard, of een machtig gejuich begroette hem. Het bleef aanhouden, het werd voortdurend sterker. De Paus bracht de hand aan den mond, ten teeken dat men zwijgen zou. Een oogenblik later was het stil geworden en nu klonk, bewogen maar krachtig, de sonore stem van den Opperpriester door de ruimte: „Onze hulp is in den naam des Heeren!" Het reusachtige koor antwoordde: „Die Hemel en aarde gemaakt heeft." En Pius X zong de liturgische woorden van den plechtigen zegen. En nauwelijks had hij geëindigd of opnieuw barstte het volk in toejuichingen los: „Evviva Pio Decimo!" Eén enkel oogenblik stond hij nog, ontroerd het oog gericht houdende op het overweldigend schouwspel daar beneden. Dan wendde 1 „Goed! Laat hen hun gang gaan.' hy zich om en keerde terug naar de Sixtijnsche kapel, terwijl in de basiliek en daarbuiten de menigte bleef' voortjuichen/' Dat was de eerste jubelgroet der katholieke wereld aan het nieuwe Pontificaat! Men heeft, met een zweem van geestigheid, de Pauskeuze van Pius X ,,de apotheose van den boerenpastoor" genoemd. Zij is meer dan dat. Zij is de ontzagwekkende verheerly king op Thabor van den armen Nazarener, die geen steen had om er zijn hoofd op te doen rusten; zij is de heerlijke bevestiging van wat Paulus van Tarsus eenmaal schreef: „infirma hu jus mundi elegit Deus"; zij is een triomf' voor de democratie in haar meest verheven verschijningsvorm, die leert dat in Gods Kerk de arme visscher van het meer van Grenesareth niet achterstaat bij den rijken Joseph van Arimathea. In een tyd, nu het streven naar grooteren invloed voor de breede volksmassa op den gang van het openbare leven — welke de regeeringsvorm waaronder het zich ontwikkelt, ook zijn moge — de toekomst der volken beheerscht; bij het morgenrood eener eeuw, die in naam der sociale gerechtigheid nuttige en noodige hervormingen eischt, maar tevens gedrukt wordt door de vrees voor hevige excessen van den geest der revolutie; onder zulke omstandigheden prijzen de Katholieken het als een providentieele beschikking, dat aan het hoofd hunner Kerk op aarde, als opvolger van den „Paus der werklieden", een man staat, voortgesproten uit de volksklasse, bezield met vaderlijke liefde voor de kleinen en verachten dezer wereld, en wiens stem tot de scharen klinken kan zonder wantrouwen te wekken. De Pauskeuze van Pius X is de historie geworden jubelzang van den koninklijken profeet: „Grij hebt hem een weinig minder gesteld dan de engelen en hem het hoofd gesierd met luister en eere." Nog meer dan op den dag zijner verkiezing moet de Paus zelf' dit gevoeld hebben op den gedenkwaardigen ochtend zijner kroning. Toen, op een teeken van markies Sacchetti, de sediarii hem op den hoogen zetel in triomf voortdroegen, en bij zijn verschenen in de basiliek van Sint-Pieter een storm van toejuichingen losbarstte, zag men hem in de houding van een mensch die, al deze glorie opofferend aan den Koning der koningen, zijn medemenschen smeekt hem hun hulde te sparen. Op dit oogenblik moeten allen, die van het schouwspel getuigen waren, aangegrepen zijn geweest door diepe ontroering. Ja, dat was hij, de zoon van den eenvoudigen gemeente-ambtenaar van Riese, het arme kind, dat, bijna tiO jaar geleden, den weg naar de school te ('astelfranco aflegde met een stuk brood in de hand en blootsvoets. En in de harten van het overgroote meerendeel der vijftigduizend, die toen Sint-Pieter vulden, moet één overheerschende aandoening geleefd en gesidderd hebben : die van liefde voor dezen Paus, die steeds getrouw bleef aan de armoede, volkomen onthecht aan de goederen dezer wereld, alles voor anderen, zich zeiven vergetende. De prinsen en de edellieden, die zijn eskorte vormden, moeten gevoeld hebben, dat deze verheffing verdiend was! IV Wij gewaagden hierboven terloops van een door Oostenrijk uitgesproken veto tegen een mogelijke verkiezing van kardinaal Rampolla. De vraag omtrent het bestaan en den oorsprong van het recht van uitsluiting, het jus exclusivae (vul aan: sententiae), is voor den vorscher in de kerkhistorie wat philologen en bybeluitleggers een crux interpretum, een kruis op het gebied der interpretatie, plegen te noemen. Een onderzoekingstochtje op dit terrein behoort niet tot de meest verkwikkende wetenschappelijke verpoozingen. Het is of men ronddwaalt te midden van mul zand en molshoopen. Nergens een oase. „Hier steht der Wand'rer nun; vergebens suehet er den Weg!" Geen belangrijke ontdekking, geen succes, die de moeite evenaren, Zij daarom deze quaestie hier zoo kort en zakelijk mogelijk uiteengezet. I)e drie oude katholieke landen: Frankrijk, Oostenrijk en Spanje maakten, sinds een met historische juistheid niet vast te stellen tijdstip, aanspraak — wegens byzondere diensten, eertijds aan de Iverk bewezen —- op het recht ofwel het privilege om. vóórdat in een Conclave de twee derden der stemmen op een of anderen candidaat waren uitgebracht, tegen een bepaalden kardinaal de directe formeele uitsluiting af te kondigen, zoodat de betrokken persoon daardoor alle kans om gekozen te worden, verloor. Dit recht of privilege mocht gedurende elk Conclave slechts éénmaal worden uitgeoefend. Beschouwen we nu eerst de feiten, daarna de rechtsquaestie. De eerste maal — voor zooverre valt na te gaan — dat zulk een veto formeel werd uitgesproken, was in het jaar 1G91 bij de verkiezing van kardinaal Antonio Pignatelli, die den pauselijken Stoel beklom onder den naam van Innocentius XII. Het veelbewogen ( onclave duurde toen vijf maanden. Aanvankelyk stonden de kansen t best voor kardinaal Barbarigo. Doch < tosten rijk verzette zich op den ï2en Maart van dat jaar tegen diens verkiezing in een schrijven, dat aan het Conclave overhandigd werd door den gezant, den prins Von Liechtenstein, die reeds te voren, by de deur der Conclave-zaal, namens zyn meester, „den eersten en voornaamsten beschermer der Kerk", een vrij aanmatigende rede had gehouden, waarin hij de kardinalen aanmaande een Paus te kiezen, die de Kerk op waardige wijze zou besturen! Kardinaal De Fourbini, aldus verhaalt Yanel in zijn „Histoire des Conclaves" (Keulen 1694), liet zich hoogst verontwaardigd uit over het feit, „dat de Keizer zich mengde in de zaken van het Conclave"; hij zeide, dat Z. M. het recht niet had om iemand, wien dan ook, uit te sluiten, daar dit recht enkel toebehoorde aan Frankrijk en Spanje Met deze — ons dunkt nogal gezaghebbende — verklaring strijdt intusschen wat Laemmer zegt in zijn Instit. des Kir- chenrechts (2e Aufl. 177), dat n.1. sinds de 15e eeuw de uitoefening van het jus exclusivae werd toegestaan aan Frankrijk, Spanje en Oostenrijk. Deze mogendheid — welks keizer den titel draagt van „apostolische Majesteit" en zich nog altijd laat voorstaan op zijn qnaliteit als opvolger der keizers van het H. Roomsehe Rijk — heeft zich dan ook nog bij latere gelegenheden dit i>efo-recht aangematigd, o. a. in het Conclave van 1721, toen hij door kardinaal Althan de uitsluiting liet uitspreken over kardinaal Paolucci, die dan ook niet gekozen werd, ofschoon hij, op drie stemmen na, reeds de vereischte twee derden had verkregen. En in de eerste helft der vorige eeuw — 1823 — herhaalde Oostenrijk een dergelijk optreden in het Conclave, dat plaats had na den dood van Pius VII. Kardinaal Albani verklaarde toen, dat de Regeering te Weenen Mgr. Severoii formeel uitsloot. I)e tweede maal dat gedurende de 19de eeuw het veto uitgesproken werd, geschiedde het door Spanje. Dat was in Januari 1831 bij de verkiezing van Gregorius XVI. De uitgeslotene was toen kardinaal Giustiniani, die met enkele woorden zijn blijdschap uitdrukte over het feit, dat hem door dit veto de ontzagwekkende verantwoordelijkheid van het Pontificaat werd bespaard, zijn verbazing te kennen gaf, wijl zulk een uitsluiting kwam van den koning van Spanje, die hem, terwijl hy nuntius te Madrid was, zooveel bewijzen van genegenheid en achting had geschonken — doch geen woord van protest deed hooren. Ziedaar eenige feiten. Wat nu het antwoord betreft op de vraag: is het recht van uitsluiting inderdaad een recht? —geldt de bekende versregel van Horatius: „adhuc sub judice lis est". De geleerden zijn het er niet over eens. Dr. L. Wahrmund noemt het in zijn werk Das Ausscldiessungsrecht der katli. Staaten, Oesterreich, Frunkreich und Spanien Lei den Papstwahlen (Wien 1888) een gewoonterecht (Jok Lucius Lector, die zich, in zijn te Parijs bij Léthellieux verschenen boek, Le Conclave, zeer voorzichtig over de zaak uitspreekt, schijnt het jus exclusivae inderdaad te beschouwen als een recht, steunend op een soort contract tusschen den H. Stoel en de bedoelde mogendheden. En uit liet jongste geschrift over deze quaestie spreekt eenzelfde meening. Het is van de hand van Mgr. Griobbio, professor in de geschiedenis, de diplomatie en het kerkelijk recht aan de academie voor geestelijken van adel te Rome. De schryver verklaart, dat de H. Stoel het voortbestaan van het recht van veto niet langer zou kunnen dulden, daar de Regeeringen der drie groote katholieke mogendheden in haar tegenwoordige wetgeving aan het katholieke geloof ontrouw zijn geworden, door het atheïsme en de onverschilligheid op godsdienstig gebied van den Staat af te kondigen. Hier wordt dus erkend dat in het verleden een recht van veto geduld is. Daarentegen zegt Sagmuller (Die Papstwahlen und das staatliche Hecht der Exclusive, Tiibingen 1892) beslist: „In einem Rechte wurzelt die Exclusive so wenig, das Grregorius XV in der Bulle Aeterni Putris die Exclusive beseitigt hat. Aber auch schon vorher hatten die Papste, nur nicht direct und unmittelbar die Exclusive verworfen. Rechtssiitze iïber die Exclusive sind nicht vorlianden." De warmondsche hoogleeraar Dr. Vlaming schaart zich in zijn Institutiones Juris Ecclesiastici aan de zijde van hen, die een »efo-recht ontkennen. In deze exclusiva" zegt hij, „mist men die vereischten, welke noodig zijn om een wettige gewoonte te scheppen. Vooreerst: de redelykheid (rationabilitas), omdat de exclusiva in strijd is met de vrijheid der Kerk, die voor deze kerkelijke handeling van het hoogste gewicht krachtig moet gehandhaafd worden. Vervolgens: de stilzwijgende toestemming van den wetgever (consensus tacitus legislatoris). Want, om van de Constitutie van Grregorius XV nu eens niet te spreken — zoowel in de Bulle Apostolatm Officium van Clemens XII (1732), als in de geheime Bullen van Pius IX komen uitdrukkingen voor,1 die een besliste afkeuring van den wetgever duidelijk inhouden. Ja zelfs • Pius IX zegt bijv. »met volkomen uitsluiting en afwering van elke tusschenkomst eener wereldlijke mogendheid, van welken aard of graad ook." het wettige verjaringsrecht schijnt men niet te kunnen aanvoeren , want de exclusiva begon eerst formeel te worden uitgeoefend in 1691 (Innoc. XII), en nu kan men de vraagstellen of, om een verjaringsrecht te doen ontstaan tegen een wet van zoo groot belang (n.1. de verkiezing van een Paus door de kardinalen alleen), een tijdperk van 2Ü0 jaar lang genoeg is." De hoogleeraar wijst er vervolgens op, dat de uitoefening van dit „recht" meermalen onderbroken werd; dat Oostenrijk van 1721 tot heden toe de exclusiva slechts tweemaal en Frankrijk gedurende 150 jaren slechts eenmaal heeft toegepast. „Geheel dit gebruik", aldus eindigt prof. Vlaming, „dat, uit juridisch oogpunt beschouwd, veeleer een misbruik dan een gewoonte schijnt te moeten genoemd worden, bestaat, volgens onze meening, van den kant der Kerk in een zekere gedwon, gen en, om zoo te spreken, politieke verdraagzaamheid der kardinalen " Vraagt men ten slotte of, wanneer de kardinalen handelen zouden tegen een senten tia exclusiva in, de geldigheid der Pauskeuze eenige moeilijkheid zou veroorzaken, dan antwoordt prof. Vlaming met Hinschius (I. 294): „Eine Xichtbeachtung der erhobenen Exclusive . . . künnte übrigens keinen Einfluss auf die sonst giiltig erfolgte Wahl aüssern, weil das ganze Institut nur auf Connivenz beruht, und die Beachtung eines derartigen Protestes nirgends in den Constitutionen iiber die Papstwahl erwiihnt, geschweige denn als Bedingung der Uïiltigkeit anerkannt ist." En hiermede het veto over verdere beschouwingen wat betreft de vraag van het eefo-recht! Welke redenen er toch wel voor Oostenrijk bestonden om in den staatssecretaris van Leo XIII een vijand te zieni Mishaagde wellicht de groote lankmoedigheid, door Kampolla in overeenstemming met de inzichten van zijn doorluchtigen meester sinds jaren jegens Frankrijk betoond, aan Frans Jozef's lieve bondgenooten, dezelfden, die hem eertijds beroofd heb- ben? Verwachtte men van dezen kardinaal op den pauselijken Stoel tegenwerking van \\ ilhelm's protectoraatsidealen in het Oosten ? üt werd een vijandig optreden geducht tegenover Italië en kon men het te Weenen Rampolla niet vergeven, dat hij — ten nadeele van de betrekkingen tussehen de staten van den Driebond — wat een bezoek te Rome betreft, aan zijne „apostolische Majesteit' eischen bleef stellen, die dezen steeds verplichtten in scheeve verhouding te leven tot zijn koninklijken bondgenoot ! Ofwel was de grief gelegen in het feit, dat de H. Stoel, die geen verschil van volken en rassen kent, onder Leo's pontificaat steeds levendige belangstelling toonde in de emancipatie, .de zedelijke en stoffelijke verheffing der slavische volken, zoo talrijk in Frans Jozefs staten? Wat hiervan zij, de oostenrijksche monarch heeft zich, buigzaam van ruggegraat en gedwee als steeds, door zijn raadslieden laten verleiden tot een in de tegenwoordige omstandigheden hem onwaardigen stap, tot het slaan bovendien van een vrij dwaas figuur. Of is het niet grotesk, met het prestige en de aanspraken van het voormalige Jtoomsche Rijk, als censor en geestelijk adviseur, als voogd en tuchtmeester een staat te zien optreden, in wier eigen fundamenten zich van tijd tot tijd een verdacht gerommel doet hooren ; die verscheurd wordt door nationaliteitentweespalt; die de prooi is van den geest van revolutie in en buiten het parlement en niet in staat blijkt zich zeiven te regeeren zooals het behoort? . . . V Het is een gevaarlijk werk den profeet te willen spelen. \\ eigert de loop der dingen zich te voegen naar de voorspelling, dan brandt de Elisa-mantel, welken de ongezalfde ziener zich om de schouders heeft gehangen, als een Xessus-hemd. Indien ten minste de ziener niet alle gevoeligheid heeft afgelegd! Is dit wél het geval, dan wordt de profetie een roekeloos — en niet zelden gewetenloos — spel ofwel een praatje voor de vaak. Nauwelijks was de nieuwe Paus gekozen, of de voorspellingen van laatstgenoemde soort werden vernomen. „ \\ at heeft de wereld van Pius X te wachten?" werd gevraagd. En eenigen antwoordden: „hij zal geen politieke, doch een uitsluitend vrome Paus zijn." Anderen zeiden: „hij zal zich verzoenen met Italië en zyn werkzaamheid in hoofdzaak richten op hervormingen onder de geestelijkheid.'' Doch daar waren er ook, die hem beter kenden en niet meer recht van spreken konden oordeelen, zooals bijv. kardinaal Lecot, aartsbisschop van Bordeaux, die zich in een schrijven aan zyn diocesanen aldus uitliet: „Paus Pius X zal een andere Pius IX zyn. Door zijn vriendelijke en vaderlijke goedheid tegenover de kinderen uit het volk, door zyn streng oordeel over de menschen en de dingen van zyn tijd, door de bewonderenswaardige energie van zyn optreden tegenover de sterken en de machtigen dezer wereld en waarin het onsterfelyke non licet doorklinkt der evangelische zedeleer. Het beste antwoord gaf zeker wel de Paus zelf aan een katholiek diplomaat, door hem in gehoor ontvangen eenige dagen na de kroning. „Verwacht niets nieuws of sensationeels van mij", klonk het uit den mond van Pius X: „Zeg aan allen, dat ik bid en mij oriënteer". De Paus bidt. . . Evenals de eerste de beste eenvoudige Christen, die by het aanvaarden eener levenstaak licht en steun vraagt van Boven . .. Pius X oriënteert zich. Zooals het past aan den mensch, die zich plotseling bekleed ziet met de hoogste zedelyke macht op aarde en wiens blik een wereldomspannend beheer heeft te overzien. En ziedaar reeds in zekeren zin de politieke Paus! Of is het geen bewijs van politiek bewustzyn, van staatsmanswijsheid, zijn besluiten eerst te nemen, na zorgvuldig gewikt en gewogen te hebben? Pius X oriënteert zich. Hy volgt dezelfde gedragslyn als kardinaal Sarto te Venetië. Toen hij in 1894 daar kwam, na bijna een jaar op het exequatur te hebben gewacht, vond de patriarch op het stadhuis een anti-clericale meerderheid, die met blinden partijhartstocht oorlog voerde tegen het godsdienstig onderwijs op de scholen en tegen de meest dierbare godsdienstige gebruiken der Yenetianen, zooals bijv. de groote processie van 21 November der Mat/onna della Salute. Mgr. Sarto overhaastte zich niet. Hij bestudeerde den toestand, hij bad zelf en liet bidden in de gestichten van religieuzen. En eenige maanden na den datum zijner benoeming was zyn plan gevormd en stond zijn besluit vast. Hij bepaalde dat de Katholieken een bondgenootschap zouden sluiten met de gematigde fractie der monarchisten. die toen ter tijd in den gemeenteraad de minderheid vormden. De politieke Paus, die rekening houdt met de omstandigheden! De leiders der Katholieken, voor wie deze taktiek geheel nieuw was, achtten een samenwerking met menschen, die in hun godsdienstige beginselen niet deelden, ongeveer hetzelfde als een bedenkelijke concessie op het gebied van de geloofsleer. Vooral viel het hun moeilijk vrede te hebben met het feit, dat op de gemeenschappelijke candidatenlijst de namen prijkten van vier Joden — gesteld door de gematigde liberalen — terwijl toch het geringe aantal der joodsche bevolking te Venetië deze nauwelijks recht gaf op één enkelen vertegenwoordiger. De patriarch luisterde aandachtig naar deze bezwaren. Opnieuw nam hij zyn tijd om te overwegen, te bidden en te laten bidden en gaf toen zijn antwoord. „Ik heb al het voor en het tegen rijpelyk overdacht en nu is mijn besluit dit: ik wil dat het geschiede, zooals bepaald is, en ik beveel het." De politieke Paus, die op het gegeven oogenblik weet door te tasten! En bij de verkiezingen in 1895 werd het anti-clericalisme, dat sinds een lange reeks van jaren meester was geweest van den toestand, uit den gemeenteraad van Venetië verjaagd. Er kwam een bestuur, dat in hoofdzaak rekening hield met de stedelijke en niet met partijbelangen, dat eerbied toonde voor de godsdienstige overtuigingen van allen, en het politieke inzicht van den patriarch had weldra zóó diep doorgewerkt, dat tot tweemaal toe, in 1898 en in 1901, dezelfde lijst der verbonden candidaten zegevierde. Pius X bidt en oriënteert zich. Ziedaar voor het oogenblik alles. Maar één ding verzekeren ons toch de Venetianen: deze Paus paart aan helder inzicht en kalme berekening een machtig, een taai, een onweerstaanbaar doorzettingsvermogen. ,.Fa tutto quello che vuole", „hij brengt tot stand al wat hy wil." Hij heeft de diplomatenschool voor geestelijken van adel te Rome niet bezocht; zijn carrière is een zuiver kerkelijke geweest, zich voortbewegende door alle rangen der hiërarchie; hij kent de anti-chambren der vorsten niet en vervulde geen enkelen diplomatieken post. Doch Pin* X is gehouwen uit de levende steenrots der Kerk, zijn verheffing is er eene als van de apostelen. Zijn persoonlijke deugden en karaktereigenschappen, die hem te Rome reeds den naam van il buou Papa, den goeden Paus, verschaft hebben — heerlijke benaming voor den plaatsbekleeder van Hem, dien zijn leerlingen magister bouw, den goeden Meester, noemden! — maken hem bij uitstek geschikt tot leider der geesten en harten van zoovele millioenen, en wat ook de profeten mogen verkondigen omtrent den aard van het pas begonnen Pontificaat, de katholieke wereld weet, dat het roer van Petrus' scheepje bij Pius X is toevertrouwd aan goede handen. In welke richting zich 's Pausen eigenschappen zullen uiten tegenover het Huis van Savoye en den italiaanschen staat V Vooral de italianissimi waren het, die verklaarden dat Pius X geen politieke, doch een uitsluitend vrome Paus zoude zijn. De bedoeling is duidelijk. Voor hen wil „politiek" hier zeggen: onverzettelijk wanneer het betreft vraagstukken, waarmede waarheid en rechtvaardigheid gemoeid zijn. Het valt niet te ontkennen dat de verhouding van kardinaal Sarto tot het Huis van Savoye steeds een vredelievend en zelfs eenigszins vriendschappelijk karakter heeft gedragen en Zijne Eminentie bij het Quirinaal was wat men persona grata noemt. Doch daar be- stond voor den bisschop van Mantua of voor den patriarch van Venetië geen enkele reden, die een tegenovergesteld verschijnsel had kunnen verklaren. Nimmer toch is door den H. Stoel aan de italiaansche bisschoppen verboden, met het Hof of de Regeering noodzakelijke of door de omstandigheden gewenschte betrekkingen te onderhouden buiten het gebied van t/en voormaligen Kerke lij ken Staat. Van Sarto's ontmoeting met koning Humbert, onmiddellijk na zijn verheffing op den patriarchalen zetel van Venetië, gewaagden we reeds. Ook het vorig jaar bracht hij in dezelfde stad een bezoek aan het tegenwoordige koningspaar, en niet lang geleden — bij de eersten-steenlegging voor den bouw van den nieuwen Sint-Marcustoren — hield de kardinaal een rede, waarin hij met den vereischten eerbied het Huis van Savove gedachtig was en schonk hij den bisschoppelijke!! zegen aan den graaf van Turijn. Doch evenmin als het aangaat deze bekende feiten te betwisten , even onloochenbaar is het dat Pius X op den Stoel van Sint-Pieter in het overweldigde Rome met andere overwegingen heeft te rekenen dan eertijds Mgr. Sarto in het gebied van Venetië, 't Kan dan ook by den Katholiek slechts vroolijkheid wekken, te zien hoe de italiaansche bladen met vette letters het heugelijke feit vermeldden, dat Pius op den dag zijner kroning „het italiaansche leger zegende", wijl — notabene! — de Paus by de drievoudige benedictie ook he' kruisteeken had gemaakt in de richting van het Sint-Pietersplein, waar by den ingang der basiliek de italiaansche troepen stonden! Ofwel: te hooren hoe men zich van diezelfde zijde verdienstelijk heeft gemaakt door het ontwerpen van toenaderingsplannen, volgens welke bijv. de Regeering aan den H. Stoel de leonijnsche wijk benevens een smalle strook gronds langs den Tiber tot de zee zou moeten afstaan, terwijl de Paus van zijn kant het koninkrijk Italië erkennen en de Waarborgenwet aanvaarden zou... Voor de Katholieken levert de beantwoording van de vraag naar Pius' verhouding tot het officieele Italië dan ook geen moeilijkheden op. De eerste zegen, gegeven in de binnen*%^ifl van Sint-Piet er, op het eigen grondgebied van het Vaticaan, als protest tegen de tijdsomstandigheden, die het voor den Paus bedenkelijk maken eenige functie, tot zijn verheven ambt behoorende, te verrichten in het openbaar; het uitblijven van de officiëele mededeeling deitroonsbestijging aan de Regeering — 't zijn teekenen geweest, die niet vielen te misduiden. Van den kant des Pausen is geen enkele uiting te wachten van aanmatiging of vijandschap of noodeloos vertoon van onvriendelijkheid, doch ook geen enkele daad en geen enkel woord, dat door Italië zou kunnen worden opgevat als een concessie, in strijd met de zending van den Opperpriester. De Katholieken weten, dat I'ius X de historie en de tradities van het Pausschap zal voortzetten, dat hij blijven zal de bestrijder van alle dwaling en onrecht, de beschermer van de belangen der Kerk, de verdediger der rechten van den H. Stoel. Ziedaar de hoogste en heiligste reden van de geestdrift, waarmede zij dit nieuwe Pontificaat hebben begroet. Hierbij dient nóg een woord gezegd. Op ietwat smalenden toon is gesproken over de door Pius ingeleide voortzetting van de „fictie der gevangenschap." De gevangenschap in het Vaticaan met zijn tallooze zalen en galerijen, met zijn reusachtige tuinen, met zijn wereldberoemde kunstschatten, zijn altijd voortbruisenden stroom van bezoekers: prelaten, staatslieden, kunstenaars en jubileerende pelgrims uit alle oorden der wereld! 't Was immers een paskwil, hier te gewagen van gevangenschap! t,n stond het den Paus zelfs niet vrij zich te bewegen waar hij wilde, in Rome, buiten Rome , overal ? ... Het beminnelyke karakter der naïeveteit ook al heeft zij nu en dan iets van het euvel waartegen zelfs de goden „tevergeefs worstelen" — maakt dat het antwoord op deze redeneering gehouden kan worden in den vriendelijken toon. Welnu: de gevangenschap van den Paus bestaat in de onmo- gelijkheid om het Vaticaan te verlaten, zonder dat hy zich op een gebied, waarover door hem de volle souvereine rechten worden opgeëischt, bewege als onderdaan; zonder dat hij den schijn op zich lade van berusting in een toestand van gewelddadige berooving. Meer dan dat: zonder dat hij zichzelven en de waardigheid, waarvan hij de drager is, blootstelle aan de beleedigingen der ochlokratie van het anti-clericalisme, zooals de schandalen in den nacht van den 13en Juli 1881, toen het janhagel het lijk van Pius IX met steenen smeet, hebben bewezen. VI 11 buon Papa . .. Ook wanneer men het begrip „goedheid" opvat in zyti wijsgeerige beteekenis, als: de volkomen geschiktheid om te beantwoorden aan het doel, mag de keuze van kardinaal Sarto tot 1'aus een goede keuze worden genoemd. De tydsomstandigheden maken het voor de Kerk noodzakelijk, dat aan haar hoofd een man sta, begaafd met veelzijdige eigenschappen, zich onderscheidend niet enkel door persoonlijke deugd, doch ook door apostolische werkzaamheid; die als een andere Ambrosius weet te heerschen door de macht zijner liefde, maar tevens — een tweede Hildebrand — door de kracht van zijn wil; een licht op den kandelaar en een arbeider in den wijngaard, een man van gebed en een man van de daad. Pius' buitengewone weldadigheidszin werd reeds hierboven besproken. „Hij zou", zei onlangs Lorenzo Perosi, die aan kardinaal Sarto zijn carrière als kerkelijk toonkunstenaar te danken heeft en den Paus dus goed kent, „indien het mogelijk ware, het \ aticaan verkoopen om de opbrengst ervan te verdeelen onder de armen." Doch hy leefde ook steeds het volle leven mee van onzen tijd; hij bewoog zich onvermoeid op het veld der sociale actie, en het liefst daar waar de hitte het felst, de arbeid het zwaarst en, niet zelden, de strijd het heetst was. Voor hem gold niet de aalmoes in haar verschillende vormen, als hoogste en eenig prijzenswaardige uiting van liefde tot den evenmensch. Hij streefde ook, zich geheel latende leiden en bezielen door den geest van zyn doorluchtigen voorganger op den pauselijken Stoel, met al zijn energie naar de verbetering der maatschappelijke toestanden , vooral van het lot der geringen, en in de openbare vergaderingen en op de katholieke congressen wekte hij door zijn diepe kennis der vraagstukken, die in onzen tijd het openbare leven beheerschen en alom de geesten bezig houden, de bewondering en het vertrouwen der geheele Kerk van Italië. Het was in het jaar 1895. De abbé Coniglio, een Siciliaan, leerling van een college te Venetië, had daar kennis gemaakt met zekeren Mgr. ('erutti, een vurig ij veraar voor de nuttige instelling der landbouwbanken. De Katholieken van Sicilië zagen destijds nog niet allen in, hoeveel verkieslijker de oprichting van landbouwbanken was, boven het herstel der oude banken van leening. l)e abbé Coniglio, die hen tot beter inzicht wilde brengen, verzocht Mgr. Cerutti naar Sicilië te gaan, om daar practische propaganda te maken voor zijn programma. Doch Mgr. ('erutti was pastoor, en het viel hem niet gemakkelyk, voor lingeren tijd verlof te krijgen om uit zyn parochie afwezig te zijn. Kr bleef slec hts één middel over: zich rechtstreeks te wenden tot Zijne Eminentie kardinaal Sarto, den patriarch van Venetië. Er werd dan ook aan dezen een verzoek in dien geest gezonden, onderteekend door den alibi' Coniglio en eenige andere seminaristen, die zich tegelijkertijd den steun hadden verzekerd van eenige aan Zyne Eminentie bekende personen. De kardinaal beantwoordde het verzoek der seminaristen met den volgenden eigenhandig geschreven brief: Venetië,, 4 Juli 1895. Waarde Vrienden! Ik had juist besloten dat Don ('erutti niet naar 1'alermo zou gaan; want Zondag den 21en dezer zijn er te (lambarare ver- XXXIV. 13 kiezingen voor den gemeenteraad, en ik wenschte, dat vooral hij daarbij tegenwoordig zoude zijn, ten einde de kiezers op te wekken om deel te nemen aan den strijd, die daar wordt voorbereid. Doch ik heb ten slotte geen weerstand kunnen bieden aan het verzoek van den heer 1'aganuzzi. Vandaar dat ik Don Cerutti, op voorwaarde dat hij Woensdag den 16en levend of dood van Sicilië terug zal zijn, gisteren verlof heb gegeven erheen te gaan. Het verheugt mij, uw brief te kunnen beantwoorden met een gunstige beschikking op uw verzoek, in de hoop dat de wakkere Don Cerutti door zijn echt venetiaansche welsprekendheid maar vooral met den zegen des Heeren, erin slagen zal, den 'ijver van zijn medestrijders, die daarginds voor de goede zaak arbeiden, nog een weinig aan te wakkeren. Doet mijne groeten aan Mgr. den rector, beveelt mij aan in de genegenheid van uwe vrienden en gedenkt mij 111 uwe gebeden. Gaarne noem ik mij uw dienstvaardigen en zeer toegenegen f Jozef Kardinaal Sarto, patriarch. Don Cerutti bleef niet in gebreke de gestelde voorwaarde getrouw na te komen. Hij keerde — levend — te Gambarare op zijn post terug. Maar slechts na den Sicilianen de werking en liet nut der landbouwbanken te hebben leeren kennen en hen door zijn vloeiende en bezielende welsprekendheid voor de zaak te hebben gewonnen. Ten einde de gezindheid van Pius X jegens de actie ten bate van het volk en de christelijk-sociale beweging te kunnen waardeeren, is liet belangwekkend ook kennis te nemen van een brief, dien de patriarch van Venetië op 27 Augustus 1902 — dus een jaar geleden — schreef aan Dr. Francesco Saceardo, den directeur der te Venetië verschijnende Üifesa, een blad, hetwelk door hem zeer krachtig werd gesteund. Het gold den onverkwikkelijke!! strijd op het gebied der katholieke sociologie tusschen de meer bezadigde fractie-Pagannzzi en de groep van den onstuimigen ahbé Romolo Murri. Laatstgenoemde had zich niet ontzien den toenmaligen centraal-president van het „A\ erk der Congressen" in Italië, den hoogst verdienstelijken graaf Paganuzzi openlijk te verwijten, dat hij ..de liefde voor het volk slecht in toepassing bracht." Mgr. Sarto schreef het volgende: Venetic, 27 Aug. 1902. Zeer geachte heer advocaat, Zoolang de strijd tegen het katholieke „Werk der Congressen" en tegen de mannen, die met de leiding daarvan belast zijn, gevoerd werd door onze tegenstanders, heb ik liet stilzwijgen bewaard en anderen in den regel aangeraden eveneens te zwijgen. Doch dit is niet meer mogelijk sinds de aanvallen komen van onze eigen wapenbroeders, die ze zonder eenige schaamte leveren in de pers. Ik meen veeleer op bijzondere wijze verplicht te zijn mijn stem te verheffen, nu de meest roemvolle en eerbiedwaardige kampioen van de katholieke actie, door hem in geheel Italië op bewonderenswaardige wijze georganiseerd, het voorwerp is geworden van deloyale be•strijding. Hij. die gedurende dertig jaren voor haar zijn eigen belangen en zijn gezondheid heeft opgeofferd en daardoor niet alleen den eerbied der Katholieken heeft verdiend, maar zich ook de bewondering en de hulde heeft weten te verwerven der tegenstanders, een der grootste burgers van Venetië, graat Griovanni Battista Paganuzzi. Vandaar dat ik — zonder mij eenig recht aan te matigen hetwelk uitsluitend toekomt aan den H. Stoel — plechtig protesteer tegen de boosaardige kritiek, de lasterlijke aantijgingen en de zwarte ondankbaarheid van al diegenen, wie zij ook zijn, die in deze dagen durven te kort schieten in eerbied tegenover een zoo eerbiedwaardig man. En daar de meest overvloedige bewijzen mij de overtuiging hebben geschonken, dat de gevoelens van hen, die het „Werk der Congressen" door het zaaien van twist en tweedracht trachten te benadeelen, niet bezield zijn door den geest des Heeren, vermaan ik de Katholieken van Venetië, en vooral de jonge mannen, zich niet te verwijderen van de banier, die zooveel overwinningen heeft behaald, indien zy zich teil minste niet tot medeplichtigen willen maken bij het aanrichten eenei onherstelbare verwoesting. Gij zult mij zeer verplichten, waarde heer directeur, door dit schrijven te publiceeren. I" reeds bij voorbaat dankende, noem ik mij met toegenegenheid en hoogachting Uw dienaar f Jozef kardinaal Sarto, patriarch van Venetië. En in een anderen brief, ditmaal onderteekend door liet ge heele episcopaat der venetiaansche kerkprovincie, richtte de toekomstige Paus Pius X zich rechtstreeks tot graaf Paganuzzi. Hij wenschte hem geluk met de stichting en de ontwikkeling van een reeks instellingen van allerlei aard, voornamelijk die, welke het heil des volks beoogen, zooals: landbouwbanken, landbouwvereenigingen, vereenigingen van onderling hulpbetoon, vakverenigingen, werklieden-tehuizen en van een arbeiderssecretariaat, en met het talent en het succes, waardoor liet hem gelukt was aan tal van steden en plattelandsplaatsen gemeenteraden te schenken, voor het meerendeel saamgesteld uit goede Katholieken. Dit tweede schrijven is gedateerd van 28 December 1902. Evenals dat aan Dr. Saccardo licht het op duidelijke wijze het standpunt toe van den nieuwen 1'aus, in liet betreurenswaardig conflict, dat in Italië gerezen is tusschen de katholieke ijveraars voor de belangen des volks en de groep heethoofden' van Murri, tegen wier gevaarlijke strevingen Leo XIII zich verplicht zag zijn encycliek over de christelijke democratie Gr ave-s de üommuni te schrijven en zijn bijzondere „Instructies" uit te vaardigen. Van Pius X als kardinaal is een roep uitgegaan over zijn noesten studieijver, waardoor deze telfmade man zich een uit- gebreide kennis wist te verwerven van het kerkelijke- en liet volkenrecht en in tal van andere wetenschappen. Evenals zijn vriend, de literarisch en aesthetisch fijn ontwikkelde Parocchi, 'werd ook Sarto beschouwd als een prelaat van buitengewone eruditie. Zijn talent als administrateur hield hiermede gelijken tred en hoezeer daarbij de practicus in hem op den voorgrond treedt, is reeds gebleken in de eerste dagen van zijn pontificaat. Men kent 's Pausen vorstelijke gift aan de armen van Rome ter gelegenheid zijner troonsbestijging: lOO.tMX) lire. De wijze waarop Pius X dit bedrag zijn bestemming deed bereiken , heeft nog meer de aandacht getrokken dan de grootte der som. lot dusver werden de pauselijke giften n.1. verdeeld op vrij omslachtige en onpractische wijze, die o. a. ten gevolge had dat sommige personen werden bevoorrecht ten koste van anderen, wier omstandigheden hun meer recht gaven op ondersteuning. l)e behoeftigen moesten zich eerst schriftelijk wenden tot hun parochiepastoor. Deze zond de verzoekschriften aan den kardinaal-vicaris, die ze weer liet onderzoeken door een afzonderlijke commissie. Ten slotte werden die verzoekschriften, waarop gunstig beschikt was, aan den pastoor teruggezonden, vergezeld van de toegekende bedragen. Een procedure, die heel wat tijd in beslag nam! Het duurde weken, maanden en zelfs langer eer de sollicitanten antwoord ontvingen. Pius X heeft hierin aanstonds verandering gebracht. Z. H. stelde zijn eerste kroningsgave voor de armen ter hand aan zijn geheim-aalmoezenier. Deze zond op 's Pausen bevel naar de huizen iler behoeftigen zyn agenten uit, die zich daar persoonlijk van den toestand overtuigden en onmiddellijk de giften, naar gelang hunner bevinding, verdeelden. Wie, zonder te beschikken over gouden bergen, aan groote weldadigheid verstandig overleg en strengen levenswandel paart, moet wel behooren tot die menschen, wier bestaan geadeld wordt door soberheid en arbeidslust. Pius X doet te Rome wat te Venetië van kardinaal Sarto algemeen bekend was — liy volgt een uiterst eenvoudigen en zeer gezonden leefregel. (joed half zes in den morgen, zomer en winter, is het voor hem dag. Het eerste werk zijn oefeningen van devotie en het lezen der Mis. Dan keert de Paus terug naar zijn zitkamer om het ontbijt s— koffie, geroosterd brood met boter en een weinig marmelade — te gebruiken, hetwelk hem wordt opgediend door zijn trouwen knecht Giovanni, meegekomen uit Venetië. Onmiddellijk daarna beginnen de audiënties voor kardinalen , prelaten, diplomaten en geloovigen — groepen of afzonderlijke personen — uit alle oorden der wereld. Zijn deze afgeloopen, dan werkt de Paus met zijn particulier-secretaris tot het middagmaal. Het menu daarvan bestaat in den regel uit rijstsoep, gekookt rundvleesch, groenten en wat vruchten, terwijl brood met vleesch en een glas wijn het souper vormen. Na den maaltijd trekt de Paus zich eenigen tijd terug in zijn slaapvertrek, gelegen achter de troonzaal. Dan hervat hij den arbeid met zijn secretaris en ten vijf uur beginnen opnieuw de audiënties. Na het avondmaal maakt de Paus geregeld een wandeling in de vaticaansche tuinen. Z. H. die aan loopen de voorkeur geeft boven ryden en tegen vermoeienis niet opziet — nog slechts een paar jaar geleden beklom hij den Grrappaberg in het Venetiaansche om daar een asiel in te zegenen, — legt dan soms een uur of anderhalf uur te voet af, vergezeld door den dienstdoenden kamerheer en twee edelgarden te paard. In de gangen en op de trappen van het Yaticaan beweegt de Paus zich met veerkrachtige!! tred, slechts een enkele maal gebruik makende van de lift naast de apotheek op het Damasusplein. Ten 10 uur begeeft hij zich ter ruste. En bij de vele en verschillende werkzaamheden, welke zijn verheven ambt eiken dag van hem eischt, zijn twee personen schier voortdurend in zyn nabijheid: Mgr. Merry del Val, de waarnemende staatssecretaris, die met den H. Vader bundels telegrammen en andere stukken behandelt, en Sili, de kamerdienaar. De oostenryksche schilder Lippav, die bezig is een groot portret van den Paus te schilderen, verhaalde omtrent den persoon en de leefwyze van Pius X onlangs het volgende: „De H. Vader gunt zich zeiven slechts weinig rust. Als men hem verzoekt zich, met het oog op de groote hitte, wat te ontzien en de audiënties te beperken, antwoordt hij: „„Neen, dat kan niet! De menschen komen dikwijls van zóó verre om den Paus te zien; ik laat hen niet gaarne tevergeefs wachten.'"' De vermoeienissen van het Conclave en van de kroningsplechtigheden hebben bij den H. Vader geen spoor achtergelaten. Zijn uiterlijk is gezond en zijn goed-geproportioneerde, middelmatiggroote, elegante figuur is ook tegen den avond, ondanks alle vermoeiende audiënties en andere bezigheden van den dag, nog even elastisch als gedurende den morgen. Het genot van tabak, onder welken vorm ook, kent de l'aus niet. Bijna exenzeer staat hem het ceremonieel tegen. Treffend is zijn trouwe aanhankelijkheid en zijn liefde voor zijne in den grootsten eenvoud levende zusters, die gaan wonen op een bovenhuis in het Corso Vittorio Emmanuele, een zeer drukke straat, dicht bij het Vaticaan. Ten einde zich minder geïsoleerd te gevoelen en iemand bij zich te hebben, die zijn gewoonten kent en het venetiaansche dialect spreekt, heeft Z. H. Mgr. Bressan benoemd tot zijn particulier-secretaris. Deze heeft te Venetië al de zaken des Pausen geregeld en diens zusters naar Kome geleid. Gedurende zijn korte afwezigheid werd Mgr. Bressan vervangen door Don (xiuseppe l'issina, een jong venetiaansch geestelijke, die eveneens bekend is met de gewoonten des H. Vaders. De 1'aus spreekt en schrijft klassiek Latijn, koestert voor de wetenschap groote liefde en gevoelt veel voor de schilderkunst, is een groot minnaar en gelukkig beoefenaar tevens der muziek — Z. H. speelt orgel en klavier en een goed kennel der italiaansche architectuur. \ an den Keizer van Oostenrijk, dien hij persoonlijk kent, spreekt de Paus met buitengewone hoogachting en genegenheid, en toen hy hoorde, dat men te Ischl in tegenwoordigheid van I' rans Jozef en der leden van het keizerlijke Huis, evenals in de Sint-Stefanuskathedraal te Weenen en in geheel het rijk plechtige Missen van dankbaarheid had opgedragen ter gelegenheid zijntr verkiezing, zeide hij: Mijn geliefde Oostenrijkers zijn goede, beste mensehen, en ik verheug uuj reeds in het vooruitzicht spoedig velen zeei velen van hen bij mij te zullen ontvangen." >e liefde van kardinaal Sarto voor den luister der eods' ien> lire plechtigheden, die o. a. op schitterende wijze bleek bij de viering der eeuwfeesten van Sint Anselmus en Sint Aloysïus van (xonzaga in het diocees van Mantua, uitte zich ook m een vungen ijver voor de bevordering van den kerkzang bij uitnemendheid, het Uregoriaansch en van den daarop gebouwden Palestnna-stijl. Hij zelf gaf als bisschop van Mantua aan de sem.nansten onderwijs in den Gregoriaanschen zang! n toen hij te \ enetië den componist Lorenzo Perosi leerde kennen en in dezen een talent zag, in staat om de kerk te verlossen van ,1e wereldsche muziek en den smaak der Italanen op dit geb.ed in betere richting te leiden, benoemde ' ij den jongen mus.cus tot kapelmeester van Sint-Marcus Op voeri } i'1,895 liChtte hiJ t0t Zij" «eesteUjkheid een uitvoeng herder ijk schrijven over den waren kerkzang, daarin al de bestaande liturgische voorschriften over kerkmuziek kor- te yk samenvattende, en nog slechts een paar jaar geleden wist J ij Leo XIII te bewerken, dat I'erosi als opvolger van den hoogbejaarden maestro Mustafa belast werd met de leiding van liet beroemde zangkoor der Sixtijnsche kapel. JlJ"0\Papa:--- De meest karakteristieke eigenschappen van 1 ,„g X - zijn zachtzinnigheid en goedheid, die zich weerspiegelen m geheel zijn vriendelijk wezen — hebben den Paus ook het middel doen vinden om, nadat door zijn verheffing op den zetel te Rome het patriarchaat van Venetië vacant was geworden, een conflict met de Regeering over het zoogenaamde patronaatsrecht te vermijden. Hij benoemde n.1. Mer avallan een zijner meest verdienstelijke mede-arbeiders in de oude Dogenstad, en die door de Venetianen als pastoor van ii ühi H0 °P de handèn ^dragen werd, tot ïibifl P.. , „^t ™n Venetië, maar - van Philadel- " »aPostohsoh delegaat voor het patriarchaat van Venetië." Ziedaar een oplossing, die ook getuigt van onmiskenbaren politieken takt en zooals men er vermoedelijk nog veel van Pius X verwachten kan. Dat hij echter ook geneigd zoude zijn een toenadering mogelijk te maken tusschen den geestelijken stand en het rijwiel, daaromtrent behoeven handelaars in dit vervoermiddel zich geen illusies te scheppen. De Paus is een beslist tegenstander van den priester op de fiets; hij was de eerste bisschop, die in Italië aan zijn onderhoorige geestelijken het gebruik daarvan verbood als in strijd met het decorum sacerdotale, den ernst van het priestergewaad. Ja, er zijn er die beweren, dat Pius X zich nog veeleer zou laten vinden voor een opheffing van het verbod, krachtens hetwelk de italiaansche Katholieken niet mogen deelnemen aan de politieke verkiezingen — het bekende voorschrift non expedit — dan voor concertmuziek in de kerk of rijwielen in de pastorie. Pius X is in den dagelijkschen omgang een aangenaam en geestig causeur. Eenige hooger geplaatste ambtenaren te Venetië, die door kardinaal Sarto van tijd tot tijd werden uitgenoodigd om, na het einde van de dagtaak, met hem een kaartje te spelen, weten daarvan te vertellen. En hoevelen hebben zijn bonhomie reeds ondervonden in het Vaticaan! Zoo bijv. de beeldhouwer Francesco Rosa, die Z. H. verlof had gevraagd diens buste naar de natuur te modelleeren en daartoe ook nog prof. Spalmach van de koninklijke academie te Massa, den beeldhouwer (riovaruscio en een assistent had medegebracht. Twee dagen na 's Pausen verkiezing werden zij op het Vaticaan toegelaten. De H. \ ader onderhield zich gedurende de seance voortdurend met de kunstenaars, sprak zy 11 verbazing uit over de vlugheid en bedrevenheid, waarmede zy een in hoofdtrekken reeds tamelijk goed gelijkende buste zoo snel wisten te vervaardigen en stelde hun allerlei vragen betreffende hun kunst. En toen op een gegeven oogenblik jtrof. Spalmach, vreezende den Paus door een al te lange zitting te vermoeien, dit te kennen gaf, haalde Pius X een eenvoudig zilveren hor- loge te voorschijn, bevestigd aan een zwart zijden koordje en antwoordde: „Neen, neen, het vermoeit Ons volstrekt niet; Wij blijven zeer gaarne bij de heeren tot de audiënties beginnen." Een ander staaltje. De i'aus beval, kort na zijn troonsbestijging, dat al de loonen van het dienstpersoneel der apostolische paleizen zouden worden verhoogd. Een deputatie — samengesteld uit eenige beambten der verschillende takken van dienst — kwam Z. H. voor dezen maatregel dank zeggen bij monde van den hofmaarschalk markies Sacchetti. „Wij hebben", antwoordde de Paus, „aan deze nieuwe regeling, toen zy Ons werd voorgesteld, zeer gaarne Onze goedkeuring geschonken. Onze beambten en Ons dienstpersoneel moeten behoorlyk bezoldigd worden, opdat zij, zonder overdreven zorg voor het dagelijksche brood, zich met opgewektheid kunnen wijden aan hun arbeid..." Op een der wandelingen, die 's Pausen avond-recreatie uitmaken — de schrijver van dit opstel vernam deze bijzonderheid uit alleszins vertrouwbare particuliere bron — hoorde L. H. onlangs op de galerij der derde verdieping van het Vaticaan achter een deur het geluid van een kinderstem. Pius X, die zich in gezelschap bevond van twee prelaten, opende zelf de deur en zag daar verscheidene personen, allen inferieure beambten en ook een kind, een knaapje. I)e Paus legde zyn hand op het hoofd van den kleine en vroeg dezen hoe zyn vader heette. Het antwoord was: Seneca. Een der prelaten merkte den Paus daarbij op, dat Seneca de naam was van een der paleisbedienden. Pius X stelde toen het kind met vaderlijke vriendelijkheid eenige vragen, tikte het op de wang en vervolgde, na den anderen aanwezigen, die nederknielden, den zegen te hebben geschonken, zijn weg. Het romeinsche volk heeft Pius X reeds onmiddellijk na zijn vei kiezing den „Paus der armen", il buon Papa genoemd. En het heeft goed gezien Kardinaal Sarto besteeg den Stoel van Sint-Pieter in een tijd, nu het Pausschap zijn prestige op onmiskenbare wijze doet gevoelen. De wereldlijke macht des Pausen is verdwenen en toch wordt hij onwillekeurig algemeen erkend als het eerste en hoogste zedelijke gezag der aarde. Zijn encyclieken tot de katholieke wereld trekken de aandacht overal en van allen, en onder Leo XIII aanschouwde men het merkwaardige fenomeen in de politiek, dat de Staatscourant van het duitsche keizerrijk den zendbrief „Over den toestand der werklieden" afdrukte in haar kolommen. Men heeft zich te midden onzer moderne samenleving niet erover verwonderd den Paus als scheidsrechter te zien optreden in het twistgeding tusschen Duitschland en Spanje in zake de ('arolinen-quaestie, evenmin als het by iemand verbazing wekt hem te hooren spreken als souverein, hetzij hij zich richte tot de machthebbers ofwel zijn stem doe hooren aan de volken. Hij spreekt tot allen als tot zyn sieestelyke onderdanen; hij ontvangt, zonder ze te beantwoorden, de bezoeken der vorsten, die, vooral sinds de laatste kwart-eeuw, de goede betrekkingen tusschen hun eigen persoon, hun regeeringen en den Paus trachten te versterken, als om bij hem, het hoofd der Kerk — deze groote school van eerbied en yezag — den steun te vinden, dien zij tevergeefs zoeken in hun eigen omgeving. Ook de volksklasse, ofschoon in tal van landen voor een groot gedeelte den godsdienst den rug toekeerende, schijnt, meer dan vroeger, geneigd naar 's Pausen woorden te luisteren en tot de erkenning te komen, dat te Rome een zedelijke macht en een hoog beginsel van rechtvaardigheid tronen, die krachtig kunnen medewerken tot oplossing van het conflict tusschen proletariaat en bezittende klasse, tusschen arbeid en kapitaal. Hoe meer het geweld zal trachten zijn schepter te zwaaien door de vermenigvuldiging der legers en de vervolmaking des verdelgingsmiddelen, des te krachtiger zal zich de overtuiging baan breken van de noodzakelijkheid eener zedelijke macht, in staat geweldige botsingen tusschen de volken te voorkomen. En zoo schynt, door den drang der omstandigheden zeiven, de invloed van het Pausschap, op dit oogenblik reeds van zoo loge te voorschijn, bevestigd aan een zwart zijden koordje en antwoordde: „Neen, neen, het vermoeit Ons volstrekt niet; Wij blijven zeer gaarne bij de heeren tot de audiënties beginnen." Een ander staaltje. De Paus beval, kort na zijn troonsbestijging, dat al de loonen van het dienstpersoneel der apostolische paleizen zouden worden verhoogd. Een deputatie — samengesteld uit eenige beambten der verschillende takken van dienst — kwam Z. H. voor dezen maatregel dank zeggen bij monde van den hofmaarschalk markies Sacchetti. „Wij hebben", antwoordde de Paus, „aan deze nieuwe regeling, toen zij Ons werd voorgesteld, zeer gaarne Onze goedkeuring geschonken. Onze beambten en Ons dienstpersoneel moeten behoorlijk bezoldigd worden, opdat zij, zonder overdreven zorg voor het dagelijksche brood, zich met opgewektheid kunnen wijden aan hun arbeid..." Op een der wandelingen, die 'sPausen avond-recreatie uitmaken — de schrijver van dit opstel vernam deze bijzonderheid uit alleszins vertrouwbare particuliere bron — hoorde Z. H. onlangs op de galerij der derde verdieping van het Vaticaan achter een deur het geluid van een kinderstem, l'ius X, die zich in gezelschap bevond van twee prelaten, opende zelf de deur en zag daar verscheidene personen, allen inferieure beambten en ook een kind, een knaapje. I)e l'aus legde zyn hand op het hoofd van den kleine en vroeg dezen hoe zyn vader heette. Het antwoord was: Seneca. Een der prelaten merkte den l'aus daarbij op, dat Seneca de naam was van een der paleisbedienden, l'ius X stelde toen het kind met vaderlijke vriendelijkheid eenige vragen, tikte het op de wang en vervolgde, na den anderen aanwezigen, die nederknielden, den zegen te hebben geschonken, zijn weg. Het romeinsche volk heeft Pius X reeds onmiddellijk na zijn veikiezing den „Paus der armen", il buon Papa genoemd. En het heeft goed gezien Kardinaal Sarto besteeg den Stoel van Sint-Pieter in een tijd, nu liet Pausschap zijn prestige op onmiskenbare wijze doei gevoelen. De wereldlijke macht des l'ausen is verdwenen en toch wordt hy onwillekeurig algemeen erkend als het eerste en hoogste zedelijke gezag der aarde. Zijn encyclieken tot de katholieke wereld trekken de aandacht overal en van allen, en onder Leo XIII aanschouwde men het merkwaardige fenomeen in de politiek, dat de Staatscourant van het duitsche keizerrijk den zendbrief „Over den toestand der werklieden" afdrukte in haar kolommen. Men heeft zich te midden onzer moderne samenleving niet erover verwonderd den Paus als scheidsrechter te zien optreden in het twistgeding tusschen Duitsehland en Spanje in zake de ('arolinen-quaestie, evenmin als het by iemand verbazing wekt hem te hooren spreken als souverein, hetzij hij zich richte tot de machthebbers ofwel zijn stem doe hooren aan de volken. Hy spreekt tot allen als tot zyn «xeestelijke onderdanen; hij ontvangt, zonder ze te beantwoorden, de bezoeken der vorsten, die, vooral sinds de laatste kwart-eeuw, de goede betrekkingen tusschen hun eigen persoon, hun regeeringen en den Paus trachten te versterken, als om by hem, het hoofd der Kerk — deze groote school van eerbied en uezag — den steun te vinden, dien zij tevergeefs zoeken in hun eigen omgeving. Ook de volksklasse, ofschoon in tal van landen voor een groot gedeelte den godsdienst den rug toekeerende, schynt, meer dan vroeger, geneigd naar 's Pausen woorden te luisteren en tot de erkenning te komen, dat te Rome een zedelyke macht en een hoog beginsel van rechtvaardigheid tronen, die krachtig kunnen medewerken tot oplossing van het conflict tusschen proletariaat en bezittende klasse, tusschen arbeid en kapitaal. Hoe meer het geweld zal trachten zyn schepter te zwaaien door de vermenigvuldiging der legers en de vervolmaking des verdelgingsmiddelen, des te krachtiger zal zich de overtuiging baan breken van de noodzakelijkheid eener zedelyke macht, in staat geweldige botsingen tusschen de volken te voorkomen. En zoo schynt, door den drang der omstandigheden zeiven, de invloed van het Pausschap, op dit oogenblik reeds van zoo groote beteekenis, bestemd 0111 zich voortdurend krachtiger en meer algemeen te doen gelden. Wat het nieuwe pontificaat brengen zal, behoort in bijzonderheden nog tot het rijk der gissingen. Doch één zaak staat vast: in Pius X zijn op de meest gelukkige wijze die voortreffelijke eigenschappen van geest en hart vereenigd, welke het Pausschap kunnen maken tot de overheerschende zedelijke macht der toekomst, en die de belofte inhouden van een bestuur, niet slechts zegenrijk voor de Kerk, doch ook van weldadigen invloed op den algemeenen staatkundigen en socialen vrede.