Uitgave van „Zutphen vooruit." Vereeniging tot Bevordering van he\ Vreemdelingenverkeer te Zutphen. De Muurschilderingen IN DE St. Walburgskerk te Zutphen. Beknopte Beschrijving DOOR j. Gimberg. ZUTPHEN. — W. J. THIEME & Cie. Uitgave van „Zutphen Vooruit." Vereeniging tot Bevordering van het, Vreemdelingenverkeer te Zutphen. De Muurschilderingen IN DE St. Walburgskerk te Zutphen. Beknopte Beschrijving J. Gimberg. ZUTPHEN. - W. J. THIEME & Cie. Afbeelding van een gedeelte der gewelfschildering in het Noorder-transept. Uitgave van „Zutphen Vooruit." Vereeniging tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer te Zutphen. De Muurschilderingen IN DE St. Walburgskerk te Zutphen. Beknopte Beschrijving DOOR J. Gimberg. ZUTPHEN. - W. J. THIEME & Cie. Afbeelding van een gedeelte der gewelfschildering in het Noorder-transept. Uitgave van „Zutphen Vooruit." Vereeniging tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer te Zutphen. De Muurschilderingen IN DE St. Walburgskerk te Zutphen. Beknopte Beschrijving DOOR J. G i m b e r g. ZUTPHEN. - W. J. THIEME & Cie. (Slan c/en -/Je^ez / Dit boekje is zonder eenige pretentie geschreven. Het heeft uitsluitend ten doel, de aandacht op de merkwaardige muurschilderingen der St. Walburgskerk alhier te vestigen en de beteekenis van elk tafereel voor den beschaafden leek eenigszins toe te lichten. Voor gegronde op- en aanmerkingen houdt zich de schrijver zeer aanbevolen. J. GIMBERG. Zutphen, 16 Mei 1903. De Muurschilderingen in de St. Walburgskerk te ZUTPHEN, door J. GIMBERG. In den laatsten tijd zijn er in menige kerk muurschilderingen ontdekt en blootgelegd, doch slechts zeer zelden werden deze vondsten in de daarvoor aangewezen tijdschriften uitvoerig besproken. Het heeft daardoor allen schijn gekregen, alsof de kunsthistorici ze nu niet van zooveel belang achten, om er zich wat meer dan oppervlakkig mee te bemoeien. Anders echter dacht men er in het laatst der pas verloopen eeuw over, toen Janssen en Leemans in de werken der Koninklijke Akademie van Wetenschappen uitvoerige monographieën over de in hun tijd gevonden muurschilderingen gaven. Is men thans misschien tot de overtuiging gekomen, dat die schilderingen niet de moeite waard zijn, om er eene ernstige studie van te maken ? Is hare kunstwaarde misschien te gering, om er veel aandacht aan te wijden ? Noch het een noch het ander is het geval. Vele van deze schilderijen zijn ouder, dan onze zoogenaamde primitieven, waarvan zij de directe voorloopsters zijn. Naast de miniaturen onzer handschriften hebben ze dus als de oudste voortbrengselen onzer schilderkunst aanspraak op onze belangstelling. Daarenboven zijn er meesterlijk uitgevoerde kunststukken bij, zoodat de blijkbare onverschilligheid, waarmee men ze voorbijgaat, des te onverklaarbaarder wordt. De aandacht van het beschaafd publiek op de merkwaardige muurschilderingen te vestigen, welke in den laatsten tijd in de St. Walburgskerk alhier zijn blootgelegd, en het daardoor op te wekken, ze zelf te komen zien, is het doel dezer beknopte beschrijving. Wie deze muurschilderingen hebben vervaardigd, weten we niet. Een speciaal onderzoek daarnaar is trouwens nog niet ingesteld. Dat ze in verschillende tijdperken op de muren werden aangebracht, valt dadelijk in het oog. Die op de pilaars in het middenschip zijn de oudste, die in de kapellen van den kooromgang en op de pilaars van het koor de jongste. De meeste dezer tafereelen in den koor- omgang, in hoofdzaak die aan de noordzijde, zijn niet anders dan geschilderde memorietafels en dus uitsluitend aangebracht, om de nagedachtenis van overledenen in herinnering te houden. De fraaiste schilderingen bevinden zich in dien omgang. Ze zijn alle op een drietal straks te noemen uitzondegen na uit de vijftiende eeuw. In het schip zijn tot dusverre slechts weinig schilderingen gevonden, in de zijbeuken geen enkele. Ook is in het schip nog eene muurschildering uit 1579 aan het licht gebracht. Deze laatste en nog een paar in den kooromgang, welke we straks zullen bespreken, zijn in olieverf uitgevoerd, terwijl al de andere — de oudste — met lijmverf geschilderd werden. Eigenaardig is het op te merken, dat met uitzondering van het straks te noemen Laatste Oordeel en de Kroning van Maria door Jezus geene enkele der oudste schilderingen aan de voorstellingen uit de Biblia pauperum herinnert. In het schip, waar enkele tafereelen blijken overgeschilderd te zijn, kunnen natuurlijk de oorspronkelijke wel daarmee in overeenstemming geweest zijn. Jammer is het, dat de voorstellingen in het schip en den kooromgang zoo veel geleden hebben, hetgeen niet alleen aan vandalisme is te wijten, doch ook aan de kalk, welke de teere lijmverf op verschillende plaatsen als 'tware heeft weggebeten. In de noordwestelijke kapel van den kooromgang bevindt zich op den tusschenmuur naar het oosten eene muurschildering, voorstellende den aartsengel Michaël met uitgespreide vleugels en de kruisiging van Christus, alles op een zwart fond. Men kan nog goed zien, dat de figuren gepolychromeerd geweest zijn. De scherp omlijnde gestalte van Michaël, nobel van opvatting, vorm en uitbeelding geeft de voltrekking van het Laatste Oordeel te zien. Michaël heeft in de linkerhand de weegschaal, waarmee het lot der menschen beslist wordt. In de eene schaal ligt een mensch, in de andere goede werken, gebedenboeken enz. Slaat de schaal nu naar den kant der goede werken door, dan is de mensch behouden en gaat naar den hemel, slaat zij echter naar de zijde van den mensch door, zooals op deze voorstelling, dan is hij gewogen, maar te licht bevonden ; de goede werken zijn lichter dan de mensch en hij is verloren. Met de speer, die Michaël in de rechter hand houdt, wipt hij hem uit de schaal, waarop hij terstond in een draak verandert en ter helle vaart. Gelijk we reeds opmerkten, bevindt zich in hetzelfde vak de voorstelling van Christus aan het kruis met Maria links en Johannes rechts, beiden met gevouwen handen onder de armen van het kruis staande, Maria opziende naar den Heer. Ter zijde van de H. Maagd bevindt zich nog een heilige met een staf in de hand. Al de figuren zijn scherp omlijnd en meesterlijk geteekend. Jammer, dat het geheel veel geleden heeft. De figuren zijn alle verbleekt en zeer geschonden. Het bovendeel van Michaël is nog het best bewaard gebleven, terwijl dit bij Christus niet het geval is, waar dit deel juist veel geleden heeft. Van de weegschaal is slechts de balans duidelijk en de draak (duivel) bijna in het geheel niet te zien. Bij den hoek van dezen scheidingsmuur bevindt zich een kruis, het teeken, dat de kerk gewijd is. Boven en onder dat kruis zijn St. Jacobsschelpen geplaatst. Aan de andere zijde van den muur bevinden zich ook schilderingen. In deze kapel stond vroeger een stovenhok, dat in den zomer van 1901 werd weggebroken. De schildering aan den westelijken muur dezer kapel bevat drie memorietafels, waarvan de derde — aan den kant van den buitenmuur — een op zich zelf staand geheel vormt. De tafereelen zijn op een donkerrood fond geschilderd met een gelen ondergrond, welke door de afschilfering der verf overal te voorschijn komt. Links bevindt zich een heilige met boek en zwaard (Catharina van Alexandrië), terwijl naast haar nog even de kop eener geknielde figuur te zien is, welke gelijk in alle dergelijke tafereelen den doode voorstelt, ter wiens nagedachtenis de schildering werd aangebracht, Zijn grafschrift staat er in Gotische letters boven. Er is echter niet veel meer van te maken, alleen het jaartal 1405 is nog duidelijk te lezen. Naast Catharina van Alexandrië bevindt zich Antonius Eremita, kenbaar aan den staf over z'n schouder, waaraan een bedelaarsklokje hangt. Ook naast hem is nog even de kop van een geknielde zichtbaar met op een spreukband in Gotische letters de woorden : sancta virgo mater dei ora pro me (d.i. Heilige Maagd, moeder Gods, bid voor mij). De doode, aan wien deze voorstelling gewijd is, was een vicaris, die blijkens het bovenaan geplaatste grafschrift in 1450 overleed. Meer naar den buitenmuur is afgebeeld Maria in de zon met het kind Jezus op den arm. Maria heeft een schepter in de hand en de kroon met twaalf sterren op het hoofd, geheel volgens de Openbaring van Johannes. Vooral het kopje van Jezus heeft weinig geleden. Met veel talent geschilderd, evenals het gelaat van Maria, spreekt er eene kinderlijke teederheid en vroomheid uit, welke even treffend is weergegeven als het innig devote, dat van het gelaat der H. Maagd tot ons komt. Naast haar is flauwtjes de kop van den geknielde te zien, welke op een spreukband de woorden .... miserere mei uitspreekt. Rechts van Maria bevindt zich een kardinaal, kenbaar aan zijn hoed. Uit het grafschrift, boven dit tafereel van Maria en den kardinaal geplaatst, blijkt, dat het betrekking heeft op Henricus ter Poerten, een kanunnik der St. Walburgskerk, die daags voor Petri ad Cathedram (22 Febr.) 1432 overleed. Ook bovengenoemde schilderingen hebben, vooral aan de onderzijde, veel geleden, zoodat van den kardidaal slechts iets meer dan diens buste te zien is. Op den tegenover gestelden muur zijn alleen fragmenten van muurschilderingen aanwezig, o. a. het hoofd van een bisschop, terwijl zich bij den hoek nog eene zeer geschonden heiligenfiguur bevindt, waarboven de woorden: s m(atheus ?). Over deze figuur is later een wijdingskruis geschilderd, waarvan enkel echter de omtrekken nog te zien zijn. In de volgende kapel — de derde dus — heeft tegen den westmuur een groot tafereel gezeten, waarvan bijna niets meer over is dan de omtrekken van enkele figuren. Van deze zijn een paar ruiters, naast wier paarden honden loopen, en een drietal geraamten te onderkennen. Allen bewegen zich in een bosch. Eén geraamte met eene kroon op het hoofd is nog duidelijk waar te nemen. Het is grof geschilderd werk uit de zestiende eeuw. De voorstelling zelve heeft een doodendans 1) te zien gegeven, welke schilderingen, gelijk bekend is, veelvuldig in de middeleeuwsche kunst voorkomen en dienen moesten, om de vergankelijkheid van den mensch en de zekere komst van den dood aanschouwelijk te maken. De hier afgebeelde doodendans stelt eene legende voor, welke in Frankrijk onder den naam van de drie dooden en de drie levenden bekend is. Zij wordt door Kist 2) als volgt meegedeeld : „Volgens dezelfde (legende) viel den Eremiet Macarius een gezigt ten deel, waarbij hem drie Vorsten der aarde vertoond werden, die, den Valk op de vuist, met luisterrijk gevolg ter jagt reden ; maar voor welken eensklaps, in het midden 1) In onze taal herinner ik me geen andere literatuur over dit onderwerp dan een opstel van prof. N. C. Kist in hef Archief voor Kerkel. Gesch, deel IV (1844). Bekend is de beroemde Doodendans van Holbein, waarvan in 1884 te München eene facsimile-reproductie verscheen in de Liebhaber-Bibliothek alter Illustratoren. 2) T. a. p. des wouds, drie dooden, vroeger huns gelijken, thans naakt en half verteerd, uit hunne graven, in welke toevallig de paarden der levenden gestruikeld waren, zich ophieven, om hen, te midden van het genot hunner grootheid, den jammerstaat te doen aanschouwen, in welke al hunne magt en rijkdom geenszins beletten zouden, dat zij ook eerlang vervielen." Deze legende is herhaalde malen en op evenzoo verschillende wijzen in beeld gebracht. In de St. Maartenskerk te Zalt-Bommel was ze ook op eene muurschildering afgebeeld. Boven aan de hier besproken schilderij wordt de geschiedenis dezer legende in een zestal strophen van evenzoo vele regels meegedeeld. Ook daarvan is niets meer te lezen, men kan er alleen nog uit opmaken, dat de tekst in het Nederlandsch is gesteld geweest. Tegen den buitenmuur dezer kapel zien we eene fraaie gepolychromeerde voorstelling van St. Peter en St. Paulus, de eerste met den sleutel, de laatste met het zwaard. Naast hen ligt eene in het zwart gekleede man geknield met boven zich een spreukband, waarop in Gotische letters de woorden: S. petrus et S. paulus orate pro me (d. i. St. Petrus en St. Paulus, bidt voor mij). Onder deze voorstelling, welke het cachet draagt van den Bourgondischen tijd en vermoedelijk in olieverf is uitgevoerd, bevindt zich een grafschrift, dat echter te geschonden is, om er iets van te maken. In een nisvormigen spaarboog daarnaast bevindt zich eene cartouche in het genre van Vredeman de Vries met eene Latijnsche spreuk erin. De boog zelf is omgeven door eene ornamentlijst met vroeg-renaissance motieven, zooals er ook bij andere spaarbogen in dit deel der kerk zijn teruggevonden. Naast deze cartouche bevindt zich op denzelfden buitenmuur een bisschop, waarvan alleen het hoofd overgebleven is. Daarnaast is nog flauwtjes zichtbaar eene geknielde mansfiguur met spreukband. Op den nu volgenden scheidingsmuur der kapel is de H. Agnes met het lam afgebeeld en iets verder nog eene vrouwenfiguur. De bisschop, de H. Agnes en de onbekende vrouwenfiguur komen uit op een donkerrood fond en zijn blijkbaar door dezelfde hand geschilderd, die ook Catharina van Alexandrië, Antonius Eremita, en Maria met den kardinaal uitbeeldde. Vooral het gelaat dezer figuur is met veel talent in teere kleuren geschilderd. Aan het begin van het zuidelijk gedeelte van den kooromgang vindt men eene muurschildering, welke op een parketvloer van gele en zwarte tegels een mansfiguur voorstelt, geknield voor zijne patrones, de H. Catharina. Het zwaard, waarmee zij onthoofd werd, is nog duidelijk, het rad, waarop zij ter dood zou gebracht worden, niet zoo goed meer te zien, aangezien de H. Catharina aan den kant van den muur staat. Boven dit tafereel bevindt zich de symbolische voorstelling eener opstanding, denkelijk van den man, wiens grafschrift onder dit tafereel is geplaatst, n.1. Herman Berner, overleden in 1412. In de kapel der Schimmelpennincks, waar zich de ingang van de librije bevindt, ziet men op den westelijken zijmuur nog een wijdingskruis en op de oostelijken eene groep van vier personen: Christophorus met het kind Jezus op de schouders, daarnaast de H. Laurentius, op een rooster verbrand, vervolgens een paus (kenbaar aan de tiara) met een boek en eindelijk, in den hoek, de H. Walburgis (?) met een staf in de hand. Deze groep heeft veel geleden. In de zuidoost kapel van het koor, waarin zich het grafmonument van Everhard van Heeckeren en diens echtgenoote Maria Torck bevindt, ziet men eene zeer fraaie muurschildering, naar alle waarschijnlijkheid voorstellende de Gregoriusmis. De geknielde figuur van den H. Gregorius is duidelijk zichtbaar evenals de hostiekelk op het altaar. Volgens de legende zou Jezus aan Gregorius bij het bedienen der mis verschenen zijn en zich op het altaar, waar voor deze geknield lag, geplaatst hebben. Jezus zou toen uit zijn arm bloed hebben laten druppelen, om daardoor als het ware zijne groote toegenegenheid voor Gregorius te kennen te geven. Achter dezen heilige bevinden zich, in devote houding staande, de fraai gepenseelde figuren van den diaken en den sub-diaken en daar achter de H. Augustinus met het attribuut, het hart, en de H. Stephanus. Dit tafereel schijnt me toe van denzelfden meester te zijn, die ook het mooie altaarpaneel schilderde, dat vroeger in de St. Walburgskerk aanwezig was, doch in 1892 door kerkvoogden aan het Rijksmuseum in bruikleen gegeven werd. Aan den Noorder pilaar van den triomfboog bevindt zich een fraai uitgevoerd Gotisch baldakijn, in teere kleuren geschilderd, terwijl op den Zuider pilaar nog slechts een fragment van zoo'n baldakijn over is. Waarschijnlijk hebben onder deze Petrus en Paulus gestaan, aan wie de St. Walburgskerk eertijds toegewijd was. Op den volgenden pilaar aan de noordzijde van het schip bevindt zich de Hemelvaart van Maria. Ook deze voorstelling, uit de vroeg-renaissance periode, heeft veel geleden. Er heeft nog een opschrift onder gestaan, dat echter geheel is verdwenen. Aan de westzijde van denzelfden pilaar bevindt zich eene zeer oude muurschildering, voorstellende de kroning van Maria door Christus. Deze schildering draagt duidelijk de sporen van later vandalisme. Onder haar zijn nog de restes van eene oudere te zien, voorstellende Christus aan het kruis met een gedeelte van Maria (links) en Johannes (rechts). Op den volgenden pilaar aan denzelfden kant, ook aan de westzijde, bevinden zich twee schilderingen boven elkaar. De jongste van 1579 heeft een blauwen achtergrond en stelt voor de koperen slang in de woestijn. 1) Er onder bevindt zich een tafereel op een lichtbruin 1) Deze schildering werd tegelijk met twee andere reeds in 1857 ontbloot, toen men de kerk van binnen vertimmerde, doch later weer met behulp van den witkwast aan het oog onttrokken. De heer Leemans schreef er eene uitvoerige studie over in de Verhandelingen der Koninkl. Akademie van Wetenschappen, afd. Letterkunde, jaarg. 1863. De beide andere, thans nog niet ontbloote schilderingen zijn volgens Leemans: een voorstelling van den gekruisten Christus en Manasse, gereed om den kerker te verlaten ('?). fond. Op het gedeelte, dat onderaan bloot komt, ziet men de pooten van een draak, die door een engel, waarvan links bovenaan het hoofd zichtbaar is, vertreden wordt. Op een der pilaren daartegenover, dus aan den zuidkant, zijn twee elkaar aanziende mansfiguren geschilderd, van wie er eene een kruis in de hand houdt. Op de pilaren rondom het koor vindt men Christophorus met het kind Jezus op de schouders en de Jordaan, waardoor hij waadt, er onder. Op hem volgen op de andere pilaren van den kooromgang: Maria met het kind Jezus, staande in de zon en op de maan, boven deze voorstelling zijn sterren en in Gotische letters de woorden : gloria in exelcis geschilderd, een bisschop met een draak of duivel aan een ketting, het hoofd van een onbekende met een palmtak (fragment), Johannes in zijn kemelsharen kleed, een hoofd (fragment), St. Joris, naar den draak stekende en ten slotte een heilige, staande op een boek en met een zwaard in de hand, Eene geknielde figuur naast hem is nog slechts even, de spreukband daarbij nog duidelijk waar te nemen. Al deze portretten komen op een donkerrood fond uit en zijn blijkbaar door eenzelfde hand geschilderd. In de afschuiningen van de pilaars onder het orgel ziet met links: de geboorte van Eva en rechts de zondeval — Adam en Eva onder den boom met de slang. Deze beide tafereelen zijn leelijk gedaan en, naar het mij toeschijnt, van denzelfden schilder, die de koperen slang in de woestijn en den doodendans op de muur bracht. De schilderingen tegen het gewelf van het Noorder dwars- pand zijn reeds geheel gerestaureerd, terwijl men die in het Zuider nog bezig is te ontblooten. Voor zoover echter thans reeds is na te gaan, zijn op laatst bedoeld gewelf de vereenigde stamboomen van Joseph en Maria, dus van Jezus, geschilderd in de portretten hunner voorouders. Wanneer over eenigen tijd ook deze schilderingen gerestaureerd zijn, dan zal het Zuider transsept het Noorder geen oneer aan doen. Dit laatste is, gelijk we reeds opmerkten, gerestaureerd. Het is door twee wulven overspannen, elk bestaande uit vier kleine en tien grootere vlakken of velden. De kleinere bevatten bont gekleurde blad- en bloemarabesken, welke men ook in de hoeken der grootere vindt. Uit laatst bedoelde verrijzen de bustes van twaalf apostelen en tien profeten, met heldere kleuren iets meer dan levensgroot geschilderd. Om de figuren der apostelen, die aureolen dragen, welke de profeten hier missen, slingeren zich spreukbanden met Latijnsche opschriften in Gotische letter. Elk der apostelen, voorzien van zijn attribuut, spreekt daarop een gedeelte van het Credo uit. Zoo staat bij St. Bartholomeus : Credo in spiritum sanctum (d.i. ik geloof in den heiligen geest), bij St. Mattheus: Sanctam ecclesiam catholicam (d.i. eene heilige, algemeene kerk), bij St. Simon : Sanctorum communionem, remissionem peccatorum (d.i. in de gemeenschap der heiligen, vergeving der zonden), bij St. Judas : Carnis resurrectionem (d.i. de wederopstanding des vleezes), enz. Naast eiken apostel bevindt zich, op een tweetal uitzonderingen na, een profeet (buste), die op een spreukband eigen woorden aanhaalt, om die van den apostel te bevestigen. Zoo lezen we bij St. Philippus, met boek en kruis, de woorden: „Inde venturus est judicare vivos et mortuos" (d.i. vanwaar hij komen zal, om te oordeelen de levenden en dooden), welke woorden bevestigd worden door den nevens hem geschilderden profeet Maleachi, op wiens rotulum geschreven staat: Et accedam ad vos in judicio et et ero testis velox (d.i. en ik zal tot ulieden ten oordeel naderen, en ik zal een snel getuige zijn, Maleachi III, 5). Bij Bartholomeus staat de buste van den profeet Joël, zeggende: Effundam de spiritu meo super omnem carnem (d. i. ik zal mijn geest uitgieten over alle vleesch, Joël III, 28), enz. Het gewelf van het vijftiendeëeuwsche Noorder hoofdportaal, dat in 1890—1893 gerestaureerd werd, is beschilderd met de beeltenissen der profeten Balaam, Isaias, Aggaeus en David, voorzien van spreukbanden, welke zich als aureolen om hunne hoofden slingeren en respectievelijk de volgende woorden in Gotische letters te lezen geven : Orietur stella ex Jacob (Een ster zal opgaan uit Jacob), Ecce virgo concipiet et pariet filium (Zie, eene maagd zal ontvangen en een zoon baren), Et veniet desideratus cunctis gentibus (En de gewenschte aller volken zal komen), Omnes gentes servient ei (Alle volken zullen hem dienen). De profeten, die dus hier de komst van Jezus voorspellen, komen te halver lijve uit een fraaien bloemkelk, welke aan een groenen tak zit. Kort begrip van Zutphen. Zutphen, gelegen aan den Gelderschen IJsel in een gezonde, boschrijke omgeving, is omringd door prachtige wandelingen en eigent zich bijzonder voor uitstapjes in de houtrijke Graafschap en de heuvel- en boschrijke Veluwe. Het leven is er niet duur, de samenleving aangenaam. Op het gebied van tooneel, opera's, concerten, kunsten, wetenschappen enz. is er hetzelfde te genieten, als in grootere steden. Het onderwijs is er uitstekend en goedkoop. Men heeft er een Gymnasium, Hoogere Burgerschool, Meisjesschool, Scholen voor uitgebreid onderwijs, School voor Kunstnijverheid (teekenen, boetseeren, houtsnijden, kunstnaaldwerk, japonnaaien enz.), Muziekscholen, Gymnastiekschool, Taalcursussen, Rijksnormaallessen, enz. enz. Tot de bezienswaardigheden der stad behooren : de Sint Walburgkerk met de 16e eeuwsche muur- en gewelfschilderingen ; de beroemde middeleeuwsche kloosterbibliotheek of Librije met een ongeëvenaarde verzameling middeleeuwsche boeken en versierde handschriften; de ijzeren grafkroon van graaf Otto; de koperen doopvont van Gillis van den Eynde; het graf der van Heeckerens enz. (ingang bij den Koster); de Wijnhuistoren met het klokkespel van de Gebr. Hemony; het Museum van Oudheden met oude wapens, bouwfragmenten, schilderijen, historieprenten, zegels, munten, bekers, urnen, enz. (ingang op het bordes van den Wijnhuistoren); de Drogenapstoren een middeleeuwsch verdedigingswerk; de Berkelruïne een schilderachtige waterpoort, die het riviertje de Berkel overspant; onderscheidene typische oude gebouwen ; bekoorlijke wandelingen in de stad, met veel houtgewas, en natuurlijke waterpartijen, gevormd door de armen van de Berkel; onmiddellijk buiten de stad prachtige lanen en wegen ; op korten afstand buiten de stad, golvende heiden, dennen-, beuken- en eikenbosschen. De pensionprijzen in en om Zutphen zijn zeer billijk.