tfBdAji ^■l||l||3nVK^ ^ w Mun3snius>|fj\| pi| ui 'ïi'Cj ouuu 'uassmnaj, siptucr) uua fuap|iips dp .iuu«^ UIT HET VERLEDEN VAN BRACK'S DOELEN HOTELAMSTERDAM VROEGER „DE KLOVENIERSDOELEN" I >OOR EDUARD VAN BIRMA COMMIES TEN AKCHIEVE MET ILLUSTRATIEN X I E T IX DEN II A XDEL I. HET GEBOUW EN DE SCHUTTERS. Op den tweeden Kerstdag van het jaar 1481 behaalde loost van Lalaing eene groote overwinning bij Westbroek. Amsterdam juichte, want Lalaing was Stadhouder van Holland en de verslagenen behoorden tot Utrecht - een oorlog tusschen Holland en 't Slicht! „Die stathouder gaf die Stal van Amstelredam die bannier ende die schutterswympel van Utrecht ende die worden gehangen' in die Oude Kerck," deelt een kroniekschrijver uit die dagen ons mede, en een der torens van de toen juist in aanbouw zijnde vestingmuren werd ter eeuwiger gedachtenis aan die roemrijke victorie genaamd „Swygch Utrecht." Juist vier eeuwen had die toren daar gestaan, toen hij door een Amsterdamsch hotelhouder werd vernietigd, en een Amsterdamsch patriciër, die zich Jan Davidsz noemde, uitte een weeklacht , op ''e Slopinghe van den Toren Swycht Utrecht tot Amsterdam door Sieur Hahn (den toenmaligen eigenaar van Brack's „Doelen Hotel" met oogluycHnghe van E. A. Regeerders der Stede voornd." i Is uit met Amsterdam! Svvycht Utrecht moet nu swiehten, 1 >e haen, die koningh kraeyt, Mogt selfs het Sticht ontstichten... Zoo wilde dan liet toeval, dat juist door een hotelhouder een der oudste steenen gebouwen is vernietigd, waar reeds in de middeleeuwen gelagen werden gezet, want die toren was n.et alleen een verdedigingswerk, neen, daartoe waren de vroede \ aderen uit de i6e eeuw te practisch: de poorten en torens benutten zij voor gevangenis, kruithuis en zelfs tot woning van stedelijke beambten. Zoo werd door de stedelijke overheid de toren Swych Utrecht aan de schutters van den Kloveniersdoelen afgestaan, „omme hoeren regiment van bossen ende anders daarop te hebben en te hangen." Juist in de buurt waar de nonnen in stille ingetogenheid leefden, weerklonk het geklop en gehamer van de iseafiferie of Stadstimmertuin gelegen ter plaatse van de nu naar het water gekeerde achterzijde van de huizen in de Doelenstraat. Nog meer aanstoot moesten de vrome zusterkens vinden in de luidruchtigheid, die onvermijdelijk moest opgaan van de schietbaan der Kloveniers. Het doelhuis was bij de veste tegen het klooster aangebouwd en door een gaanderij, eenige voeten boven den grond hangende, verbonden met Swijch Utrecht, in welke toren de Kloveniers hun tuighuis hadden gevestigd. Om in deze toren een keuken en een eetkamer te maken, had de stad aan de Kloveniers schutterij bij hare oprichting in 1522 een som van 50 gulden geschonken. Zij, die zich verbonden 0111 zich in den wapenhandel te oefenen werden gildebroeders en schutters genoemd en moesten ook hunne diensten leenen aan de stad. Zij namen de verplichting op zich het gezag van den magistraat voor te staan, de stad te beschermen, en zelfs op te trekken in dienst van het 6 land van Holland. Bij eede verbonden zij zich tot het nakomen dezer verplichtingen. De drie schutterijen waren in het bezit van een privilegie, hun door den keizer verleend. Schietoefeningen en schietspelen of wedstrijden waren voor de schutterijen onmisbaar, maar niet ontbloot van gevaar en hierom hadden de burgemeesters dit privilegie voor hen gevraagd en verkregen. Mocht bij het schieten naar t wit of naar den papegaai ongelukkiger wijze, iemand worden gewond of gedood, dan was de schutter, door wiens schot dit gebeurde, vrij van schuld, indien hij vóór het schot den gewonen roep had gedaan, luid genoeg om door ieder gehoord te worden. Het lange erf van tien Kloveniersdoelen was met boomen beplant en diende tevens als wandelplaats. Aan het uiteinde stond de schijf voor het schijfschieten. Dit z. g. doelhof liep aan de overzijde van het tegenwoordige hotel tot aan het oude nonnen klooster, naderhand het St. I'ieters Gasthuis en het was ruim genoeg om te veroorloven dat de papegaai op een hooge mast bevestigd, door de omstaande schutters kon weggeschoten worden. Op het treffen van den vogel was een prijs gesteld. In Amsterdam waren er drie doelens, die den naam droegen van het wapen waarmede aldaar geschoten werd, namelijk 'die der Kloveniers, der Hand- en Voetboogschutters. Aan het hoofd van eiken doelen stonden vier overlieden, welke meestal leden van regeeringsfamilien waren, ook wel burgemeesteren, of op het punt stonden dit te worden. Viel door den dood of door vertrek naar elders een der overlieden uit, dan maakten de overblijvenden een lijst op van een • li ietal candidaten, waaruit de Burgemeesteren dan eene keuze 'leden- Dit overmanschap was een zeer begeerde post, er waren talrijke liefhebbers daarvoor, en eene benoeming daartoe ging 111 de i7< eenw met heel wat intrigues gepaard. Opdat ook anderen, dan die op het kussen zaten, ook eens een beurt zouden krijgen, opperde men in 1654 de gedachte 0111 jaarlijks een deel der overmannen te laten aftreden, zoo als dit oudtijds geschiedde, doch van die verandering is ten slotte niets gekomen. l.\en als in alle Ifollandsche steden, waren de doelens niet bestemd tot herbergen, hoewel ze dit ten slotte werden. Ze dienden tot uitspanningsplaats der inwoners. „Den doel, dat is mijn plaets, daerplaght ik veel te komen..." Deze aanhaling hadden de gegoede poorters uit de middeleeuwen met een gerust geweten kunnen onderschrijven; de doelen was allengs hun kroeg, hun societeit geworden. Aanvankelijk waren die doelen slechts bestemd om naar het doel te schieten, waartoe een vrije plaats of plein van eenige lengte werd vereischt, benevens een bergplaats voor de wapens, schijven enz. Doch al spoedig ruimde men in het gebouw naast de schietplaats een vertrek in, waar de dorstigen zich konden laven, en al even spoedig kwamen daar niet alleen de schutters, doch ook de toeschouwers hun dorst lesschen. De gelagkamer werd mede benut voor de jaarlijksche maaltijden, en sommige leden tier schutterij vierden er zelfs hunne huiselijke feesten. Men kwam dus in den doelen niet alleen om te schieten, maar ook om te drinken, men vond er zijne kennissen, men speelde er een spelletje. De liefhebberij tot de schutterij nam steeds toe en was in liet midden van de i7eeeuw zoo groot, dat de stedelijke overheid het geraden achtte het getal der manhafte schutters te moeten beperken. Zij nam daarom de noodige maatregelen en bepaalde, dat de plaatsen die voortaan in de vendels open zouden vallen, uitsluitend begeven konden worden aan poorters dezer stede, door de Overlieden der Schutterij of door de heeren der stedelijke regeering. ö «-T» y Jj < | . - -r. T~ ** 5 = h ? Z 9 ✓ •/. "■* h w /, ■"■ — s£ s; . ~ — 5 r- U — U £ -* < £ V Z -c 2, O C rt 2 ^ •x. De toren Swijch Utrecht stond oorspronkelijk op zich zelve, ter weerszijde alleen aan de stads wallen verbonden, '/ij was van buiten rond, naar binnen plat, met een hoog spits dak omgeven door kanteelen. Uit de toren ging men langs eene overdekte gallerij, hoog boven den beganen grond naar de tegenover gelegen schietplaats, met van buiten, een recht opgaande trap, waarlangs men de zich in de toren bevindende schutterskamer kon bereiken. Zij droeg een gevelsteen met het sprekende wapen der kloveniers, de haakbussen in de vogelklauw, en daarboven de naam van de toren. In het jaar 1607 werd de oude omwallingsmuur geslecht en vormde er zich langzamerhand een huizenrei naast het gebouw. In 1613 werd de Doelenstraat aan beide zijden met statige huizen bebouwd, zoodat men haar de deftige buurt begon te noemen. Ken paar jaar later, in 1633. viel het oude Rondeel onder den slopershamer, de steenen Doelenbrug verving de Roobrug, en op de houtwallen verrezen deftige woningen. De breede gracht die de stadsvest verving werden eveneens met panden bezet en kreeg den naam van Kloveniersburgwal. Toen waren de Overheden van den Doelen er op bedacht om naast Swijch Utrecht aan den waterkant een flink gebouw te krijgen, dat kon wedijveren met de druk bezochte Hand- en Voetboogdoelens. De stadsregeering was er voor te vinden en liet naast de toren een aanzienlijk gebouw timmeren, dat zich tusschen het water en de straat uitstrekte. In de Doelenstraat gaf een sierlijke arduinsteenen poort toegang tot een voorplein. Hierover gaande bereikte men een voorportaal naar alle zijden door ruime vertrekken omgeven. Ter linkerzijde voerde een breede wenteltrap naar de kamers in het ronddeel en tevens naar de groote zaal. Hier hingen de kostbare schilderijen van onze 17e eeuwsche meesters, die alleen reeds aan dit gebouw een groote historische beteekenis geven, en die in het laatst van de i7e en in het begin van de 18e eeuw overgebracht werden naar de Krijgsraadkamer van het Oude Amsterdamsche Raadhuis. i É tOOBJ.X ZWIGT OF ZWYGT UTRECHT ' -iT5' ** r*"'" .UfinunjM^ . ram re \ ,\x j. goeree. In het Archief van Amsterdam. Van de inwendige inrichting van den Doelen is weinig bekend. Elk doel had een groote zaal en eenige kamers, die met bijzondere namen werden aangeduid. Uit de aanteekeningen van burgemeester Gerrit Schaep vernemen wij dat er zich in de iyc eeuw een Koningskamer, een Prinsekamer, een groote en een kleine Heerenkamer en eene Schutterskamer bevonden. De schutters ontleenden hun naam aan de fransche benaming, couleuvrine, (handbus) van daar de onregelmatige spelling; kloveniers, kolveniers, klaweniers, colveniers, cleuveniers, cluveniers, cloeveniers en kneveniers. Reeds in de 14e eeuw vindt men gewag gemaakt van deze wêerbaarheidsmannen. Hunne kleeding, pallure genaamd, werd jaarlijks vernieuwd, met dien verstaande, dat ieder schutter zich het eerste jaar een wapenrok (tabbaard of vlieger) het andere jaar een kaproen voor eigen rekening aanschafte. Beschouwt men onze Doelenstukken, zoo ziet men, dat het opperkleed niet altijd van dezelfde kleur was. Nu eens is het zwart dan weder bruin afgebeeld. Op eene schilderij van 1533 bekend onder den naam van den Braspenningmaaltijd door Cornelis Anthoniszn en die nu hangt in de vestibule van 't stadhuis komt een tweeverwig kleed voor, gioen aan de rechter, rood aan de linkerzijde. Ook was hunne bewapening afwisselend. Voor de uitvinding van het buskruit droegen zij zwaard, pijl en boog. Hun patroon was Sint Sebastiaan. Dan had men de handbogen of clovers, een soort musketten of handbussen. Als harnas droegen zij een pantser, creeft of halve creeft genaamd, een lang mes en soms spietsen, rapieren slagzwaarden of hellebaarden. Op Sacramentsdag namen zij deel aan den plechtigen omgang „onder haere kairse" en bij de inhaling van vorstelijke personen figureerden zij mede. In 1394 schonk de stad het recht van de Wijntap aan de schutterij gedurende 3 termijnen in het jaar, waarin veel wijn werd gedronken. De eerste, van den dag vóór Sint Maarten, tien dagen lang, de tweede, van den Zondag vóór Vastelavond, è n< i I * ^ P .H s 2 ■2 < -S S Z — 1 j I I hJ z rt j£ 73 * ^ P ' £ 3 w 2 ^ z o 3 g i 3 aS ! p *» 5 ! 3 s • I • • I I • I • • I I • I • I • I I • I I • • I • I • I I I • • | | | | , | ! | , , I • • I | | | | | | | | | | | ( | | | | ( | | »v( tien dagen, de derde, van den Zondag voor Sacramentsdag in den zomer, negen dagen. Gedurende deze drie termijnen kon de Schutterij de wijntap ten eigen bate verhuren, en niemand anders dan de huurders mochten wijn tappan op boete van drie ponden Hollandsch. Maar de Schutterij moest telkens voor den aanvang der termijnen het Zondags te voren openbaar in de kerk te laten afkondigen tot waarschuwing van een ieder. Als aanmoediging en als belooning werden de schutters door den Graaf en door de .Magistraat eenige benefitien toegestaan; zoo werd hun vrijheid van excijns op den drank geschonken, zoodat men in de doelens de dranken goedkoopsr dan elders kon bekomen. Behalve dat, bestond haar inkomen uit de verpachting van de Guldewateren, de wateren binnen en buiten de stad, die toen ter tijde nog zeer vischrijk waren, t) Voorts uit de renten van eenige out-eijgens, door de gildebroeders bij uiterste wilsbeschikking aan de doelens vermaakt. Zulk een oud-eigen was de naam van een kleine erfpacht of rente, welke bij het uitgeven van den grond om te bebouwen, door den grondeigenaar op het gebouw, of op een deel daarvan, ten behoeve van een derden werd gelegd. Het kon aan een ander dan den huiseigenaar vervreemd worden en gold, in den beginne van dit rechtsinstituut, voor onaflosbaar. -Maar het leeuwendeel van de inkomsten der Schutterij werd gevormd door de inteekening der gildebroeders voor de prijzen en onkosten en de bijdragen voor de maaltijden, die zoo werden berekend, dat daarop jaarlijks een goed bedrag overschoot voor reparatie en versiering van opstal en erve. Was er dan echter nog een tekort, dan deed men een beroep op de mildheid der schutters. De oude kloveniersschutterij had zich ondanks de benefitien. l) Den li Januari 1664 droegen de Overlieden der Kloveniers Schutterij deze visscherij wêer aan de stad op voor eene jaarlijksche rente van driehonderd gulden. ai \ J x ^ <* N; cï ^ > <• "" O X. — < — C 'S. /. ■2 '~s. die zij genoot, zoo diep in de schulden gestoken, dat zij gedwongen was hare eigendommen te vervreemden. In het jaar 1505 stond zij zelfs haar recht op de wijntap aan de stad af en toen dit niet toereikend was om haar staande te houden, ging zij over tot het verkoopen van haar Doelen. Dit alles kon niet baten en in 1516 luidde haar einde. Onmiddellijk daarna was het „le roi est mort, vive le roi"; er werd een nieuwe broederschap opgericht, die een jaar later hare bevestiging kreeg. Zij bestond uit tweehonderd kloveniers, gekozen uit de andere schutterijen, en aan haar werd Swycht Utrecht tot vergaderplaats aangewezen en buitendien werd haar het Sint Xicolaas-altaar in de Oude Kerk afgestaan. Tengevolge van de vergraving of van het dempen van grachten bij de uitbreiding der stad, namen de inkomsten der visscherij af en gaf dit aanleiding tot geharrewar tusschen de doelens. Den 3en Juni 1594 trad de Vroedschap tusschenbeide en gaf aan de Overlieden permissie, hare doelens aan eerlijke lieden tot een redelijken prijs te mogen verhuren, „mits dal Burgemeesteren ende die van den Gerechte altvt vóór anderen in maeltyden en bancketten zullen worden geprefereert, ende de knechts van de doelens met aenspreecken van de schutters ofte andere lasten, ter discretie van de overluvden, sullen blyven beswaert; met welck incomen sy hare geledene schade ryckelyck sullen comen te beteren, ende de doelens en de woningen onderhouden." De visscherij is naderhand door de stad overgenomen en elk der doelens kreeg daarvoor eene jaarlijksche vergoeding van 300 gulden. Gedurende de Spaansche troebelen waren de schutters-exercitiën achterwege gebleven tot het jaar 1576. In 1578, na den overgang der stad tot het Prinselijk gezag, werden de schutterijen en de doelens weder op den ouden voet hersteld en twee jaar later, in 1580, werden de schutters onder den krijgsraad getrokken. Allengs nam het schieten op de schijf af, zoodat het meeren- f A MARIE JOCHIMSDOCHTER SWARTENHONT. Naar de schilderij van Nicolaes Elias, gez. Pickenoy, anno 1627, in het Rijksmuseum* deel der uitgestrekte erven voor een rendabler gebruik in aanmerking kwamen, en werden gerooid en verkocht. Van de schutterijen bleven slechts de overlieden overig, die een hospes aanstelden voor een geringe of geen huur. \ erstond de kastelein zijn vak, dan had hij genoeg toeloop en dan was de localiteit ook te klein voor de vele gasten, die maaaltijden bij hem lieten aanrichten. Voor de eerste maal had een regeeringsmaaltijd, „het Ileerenmaal op Vrouwen Lichtmis", in 1636 op de Kloveniersdoelen plaats. Vroeger placht dit maal op het Stadhuis in de Schepenkamer gehouden te worden, en moest iedereen en ook al het gereedschap voor 9 uur vertrokken en opgeredderd zijn, omdat daar de burgers moesten vergaderen en in deze kamer de hoofdwacht gehouden werd. Toen door het toenemen der regeeringscolleges de plaats te bekrompen werd, en de onkosten door het onzuinige rekenen van den concierge zeer hoog opliepen, besloten de burgemeesteren de maaltijden op een der stadsdoelen te beleggen en daar aan te besteden. In dien tijd stond Barthelmeus Philips aan het hoofd van den Kloveniersdoelen. In de wandeling Bart hel genoemd, stond hij bekend als een waard, die zijn zaken goed wist te bestieren. Zijne vrouw, die ons door Bontemantel als zwaarlijvig en reputatieus geschilderd wordt, was niet minder op haar plaats in den Doelen en kreeg daar eene zoo groote nering, dat de groote zaal op de Kloveniersdoelen moest worden aangebouwd. Voor het boven besproken Heerenmaal bracht zij Burgemeesteren ƒ 800 in rekening. De vroedschap scheen tevreden geweest te zijn over hare leverantie, want in Maart van hetzelfde jaar bezorgde zij voor de Heeren het festijn aan de Vierschaer aangeboden en in October de maaltijd, waarop de schepenen en de gezamentlijke predikanten te gast waren. Na Bartels overlijden in 1637 vinden wij er Jacob Pietersz. Nachtglas, die ter zijde werd gestaan door zijne vrouw Tryntje Claesdr. Vaak komen in de rapiamus de rekeningen voor, alleen op naam van deze Trijntje, die een goede klant had aan de I admiraal jochem hendriksen swartenhont. Naar de schilderij van Nicolaes Elias, gez. Pickenoy, anno 1627, in het Rijksmuseum. Stedelijke Regeering, want in 1651 beliep haar rekening 3115 gulden en in 1653 zelfs 3338 gulden. In 1654 schijnt het echtpaar Nachtglas door dood of vertrek afscheid van den Kloveniersdoelen genomen of gekregen te hebben. Zij lieten het zaakje over aan hunne dochter Geertruv )ansdr. Nachtglas, die, dank zij haar opleiding in eene goede school, voortreffelijk zaken scheen gemaakt te hebben, want in 1657 had zij eene rekening aan de Heeren van 4809 gulden. Twee jaren later, in 1659, verliet zij den Doelen en gaf de nering over aan den kastelein Gerard van Groenendyck. Door het napluizen van de rubriek „presentatiën" in de Rapiamus of stadsrekeningen kan men een denkbeeld krijgen van hetgeen er zoo ongeveer in den Kloveniersdoelen omging, want daar vindt men de tamelijk gedetailleerde opgaven van de bedragen, welke tle overheid aan den kastelein voor verschillende, bij hem aangerechte festijnen, te betalen had. Het herbergiersbedrijf was in die tijden verre van onaanzienlijk: zoo namen in 1548 de Amsterdamsche burgemeesters hun intrek in een herberg waar ,,Gorkum uithing; tle waardin, „Joncvrouw Marie" geheeten, was de weduwe van Jan Adriaanszn. Persijn en vermoedelijk van adel. Deftige burgers hielden pensions voor gegoede reizigers; zoo namen tle Amsterdamsche burgemeesteren geregeld hun intrek bij Mr. Jan van Ghinderdale, procureur bij de kanselarij van Brabant te Brussel, en dat wel tegen eene vergoeding van 12 gulden 's jaarlijks, behalve de fooien en tle geschenken. Ik wil nog herinneren aan Nel Sybrandtsdr., tle zuster van Joost Buvck, die Philips II in haar huis in tle Warmoesstraat herbergde, en ik mag niet nalaten eene herbergiers- I familie te vermelden, wier leden als model gezeten hebben voor '■ onze groote zeventiende eeuwsche schilders. Weinigen zullen bij het I aanschouwen van Rembrandts van licht en leven stralend beeld I van Elisabeth Jacobsdr. Bas, vermoeden, dat deze statige matrone I de eigenares was van de herberg „De Prins" in de Nes. Zij leefde van 1571/1649 en was gehuwd met tien Admiraal I Jochem Hendrikszoon Swartenhont, wiens prachtig portret, door j MAARTEN REY, RESTAURATEUR IN DEN DOELEN. Naar de schilderij van Nicolaes Elias, gez. I'ickenoy, anno 1627. in het Rijksmuseum. Xicolaes Klias. gez. Pickenoy geschilderd, wij onder N°. 900 evenzoo in het Rijks-Museum vinden. Van denzelfden schilder zijn de portretten van zijn schoonzoon Maarten Rey, restaurateur in tien Doelen, die tot vrouw had des Admiraals dochter .Marie Joachimsdochter Swartenhont. De naam van Rey treffen wij vaak aan in de Rapiamus als leverancier van wijn en maaltijden aan de Stadsregeering. De portretten zijn afkomstig van de familie Rey, die verwant was aan de familie Van de Poll en ze maken een deel uit van het legaat van Jonkheer I. S. H. van de Poll. Zoo beleefden de kasteleins in de Doelens goede dagen en daar hunne localiteit te klein werd, zorgde de stad voor uitbreiding derzelve; dat geschiedde echter niet ten bate der stad, want er werd doorgaans meer aan ze ten koste gelegd dan ze inbrachten. Zoo heeft ieder der drie doelens op zijn beurt een tijdperk van bloei gehad, terwijl de twee anderen weinig te doen hadden, terwijl ze bovendien de concurrentie moesten bestrijden van het Heerenlogement, waar de Magistraat hare gasten huisvestte en maaltijden gaf. Na het door de regeering in 1636 genomen besluit om alle door haar te geven festijnen niet meer te doen plaats hebben op het Stadhuis, maar op een der doelens, werd de ijverzucht tier doelheeren daardoor wakker. De overlieden van de verschillende doelens deden toen hun best om de voordeelige regeeringsmaaltijden op hun eigen doelen te krijgen en het kwam wel eens tusschen de groote heeren tot oneenigheid over dit punt. Zoo verhaalt Bontemantel van een geschil in September 1659 tusschen Valckenier en Geelvinck, welke laatste als overman van den Handboogdoelen, het schepenmaal daar wenschte te doen beleggen. Burgemeester Coenraad van Beuningen deed zijn best om de overlieden der Doelens te bedanken en het inkomen van dezelve te doen vloeien in de Stadskas. Men zocht hem van zijn voornemen j af te brengen door hem tot overman te benoemen. : MEVR. DE BAS. Naar eene schilderij van Rembrandt in het Rijksmuseum. Hij volhardde bij zijn plan, vooral toen in 1672 de stadsfinantiën, door den oorlog met Frankrijk en Engeland uitgeput, tot de uiterste zuinigheid maanden. Door den Prins Willem III, op 15 September bij de binnentijdsche verandering der regeering tot Burgemeester herkozen, bewerkte hij den 4en October, dat de Raad besloot de overlieden te bedanken, de charters, ornamenten enz. naar de Thesaurie over te brengen, om aldaar ten voordeele van de stadsfinantiën gebruikt te worden en de doelens na het afsterven der bewoners te verhuren. De wind woei toen uit den zuinigen hoek, want op 11 November werd op voorstel van Iiurgemeesteren door den Raad besloten tot het afschaffen der maaltijden, die vroeger van regeeringswege gegeven werden. Men zegt terecht, wanneer de steenen konden spreken, zouden zij heel wat te vertellen hebben en zoo is de geschiedenis van een gebouw vaak ook de geschiedenis van een volk. Behalve het aandeel, dat de Kloveniersdoelen gehad heeft in de historie der samenleving, willen wij nog twee feiten memoreeren, toen van haar lokalen eene belangrijke volksbeweging uitging. Het eerste geval had plaats in het gedenkwaardige en droevige jaar 1672. Het noodlottige uiteinde van de gebroeders De Witt, dat een smet op onze geschiedenis werpt, als eene verfoeilijke daad van ondankbaarheid en partijzucht, bleek geen voldoend middel te wezen, om de in gisting geraakte bevolking der steden tol bedaren te brengen. Eensdeels hierom, anderdeels omdat vele der op het kussen zittende regenten, als aanhangers van de Staatsgezinde partij, niet aangenaam waren aan den Stadhouder Willem III, machtigden de Staten van Holland den Prins, den 27en Augustus, voor zoover hij het noodig achtte, overal de wet te verzetten. Ook binnen Amsterdam bleef het niet rustig. Een onbekend man deed een aanslag op het leven van den staatsgezinden admiraal De Ruvter, die gelukkig door de kordaat- I «s <»• \ a i I ■ h co s < . fe I 1 I W te S e 3 < * e s « z > '4 — > ü 3 X -I O J i s ^ 5 w j < £ < M j ^ 5? 5 ? I 3 J O &4 ) i O 0 heici van een zijner bedienden was verijdeld geworden. Ook schoolde het grauw voor zijn huis samen en op Woensdag den 7e" September ontstond er eene beweging in de stad, die klaarblijkelijk aangelegd was om eene verandering in de regeering te-weeg te brengen. Kenige burgers riepen door middel van gedrukte briefjes hunne medeburgers bijeen ter vergadering in de groote zaal van den Kloveniersdoelen. Men stelde daar een verzoekschrift op, dat door eene deputatie den volgenden dag aan burgemeesteren overhandigd zou worden. I)e vier afgevaardigden, belast met het overbrengen van het verzoekschrift, dat hoofdzakelijk ten doel had om een voornaam gedeelte der regeeringspersonen uit hun ambt te ontzetten, werden door eenige onderteekenaars overgehaald om het papier te vernietigen en den inhoud daarvan mondeling voor te dragen. Intusschen zond de Prins den ioen September een brief uit het leger bij ISodegrave, die den nen in de vergadering der Vroedschap voorgelezen werd, en die het ontslag bevatte van een aantal hem niet aangename regenten. Het tweede voorval speelt in liet jaar van het Pachtersoproer 1748. De misbruiken, ten opzichte van de pachterijen bestaande, gaven in den tijd van Willem IV's verheffing van de zijde tier bevolking van de steden van Holland aanleiding tot hevige opschuddingen. Het volk was zeer vijandig tegen de pachters gezind, daar deze, aan wie de Staten der gewesten, als aan tle meestbediendenden, zekere belastingen voor een aantal maanden verpachtten, zich vaak aan knevelarijen schuldig maakten. Zij vergaarden dikwijls binnen korten tijd groote fortuinen, leefden in weelde en dit gaf aanleiding tot haat. Het eerste barstte het misnoegen in Friesland los. Het volk stak de kleine opzichtershuizen in brand, of haalde ze omver, plunderde de woningen der pachters, in 't kort beging allerlei baldadigheden. In Groningen en in de overige gewesten zag men weldra dezelfde tooneelen, vooral te Amsterdam. Met goedvinden en op raad van Willem IV schafte men in 1748 in Friesland, in Groningen, in Utrecht en in Holland de pachtenjen af. In deze provinciën werden de pachterijen vervangen ('oor de invordering bij wijze van collecte of inzameling Aan de collecteurs of gaarders, thans ambtenaren, werden matige jaarwedden toegezegd. Naar aanleiding van deze grieven vergaderden de patriotten den 9" Augustus 1748 op de groote zaal in den Kloveniersdoelen en ontwierpen daar een propositie. Door de teekenstift van (jen tijdgenoot is de voorstelling van dit moment bewaard gebleven en rijgt men daardoor tevens een goed beeld van den aanblik n ^ groote zaal van den Kloveniersdoelen in die dagen bood toen eenige volksmenners met den beruchten Daniël Raap daar samenkwamen om,tegen de regeering op te treden. ▼ L V •Jl / 'J /, s u: es Z: "j 'Ê * y. v 'X r: •2 /: >" 2 5 — u fjj 4J U O y D II. DE SCHILDERIJEN IN DEN DOELEN. Het gezellig verkeer in den Doelen heeft een overwegend aandeel gehad in onze beschavingsgeschiedenis, want hoe groot is niet zijn invloed geweest op onze i7e eeuwsche kunst. Schonk het niet het aanzijn aan die menigte schitterende doelenstukken, die getuigend van de scheppingskracht en meesterschap onzer schilders hun een eereplaats veroverd hebben onder de kunstenaars van Europa. Naar de smaak dier dagen liet dan deze dan gene wijkcompagnie zich zwierig uitgedoscht schilderen door een Claes Elias of door zijn leerling Bartholomeus van der Helst, of zij begunstigden jongere meesters als Backer, Govert Flinck of den Duitscher Sandrart, den smaakvollen leerling van Gerard Honthorst. Zelfs Rembrandt leende zijn wonderpenseel tot het conterfeien der schutters, die gulhartig de scheppingen dier meesters aan hunne gildebroederen aanboden om daarmede de wanden hunner vergaderlokalen te sieren en daardoor vormde zich allengs in de Doelens eene verzameling van puike schilderstukken, die gelden als paarlen van Holland's kunst. Wij mogen daarom wel een oogenblik bij dit onderwerp s r U V Z r 5.1 £ c S r- V "y x d £ verwijlen. Behalve de schilderijen bewaarden de schutterijen in hare doelens haar sieraden, zilver, kopsr en tinnewerk. \ an die der Handboog- en \ oetboogschutters bestaat een imentaris van het jaar 1540. Die van de Kolveniers ontbreekt. De stukken van de grootste waarde waren de drinkhoorns, die nog berusten in ons Rijksmuseum. De schoonste is die van de Voetboogschutterij, die afgebeeld is op de Schuttersmaaltijd van ^ an der Helst. De drinkhoorn der Kolveniers is ouder en eenvoudiger. Hij is gemerkt Amsterdam C; en moet dus van 1526 of 1547 zijn, vermoedelijk van het eerste jaar. Het zilveren voetstuk is een boom, waartegen een leeuw en een draak opstaan. De hoorn is omvat door opengewerkt ornament, waarin het wapen der stad en dat der schutterij elk tweemaal voorkomenMiddenop staat een leeuw, mondstuk en punt zijn met zilver beslagen en het fluitje is een drakenkop. Wat de schilderijen betreft, zoo willen wij slechts het een en ander aanstippen omtrent de meest vermaarde stukken, er van af ziende ze te volgen op al hunne zwerftochten vóór ze in behouden haven kwamen op ons Rijksmuseum of op ons tegenwoordig Raadhuis. \ an de Nachtwacht van Rembrandt, die zooals ieder weet deel uitmaakte van de verzameling schilderstukken in de Kloveniersdoelen wil ik alleen zeggen, dat zij in het jaar 1715 van daar verhuisde naar het stadhuis, terwijl ik over de aanleiding tot deze overplaatsing later het een en ander zal vermelden. Aan ge\ aren van allerlei aard hebben de doeken blootgestaan, \ooral in den tijd toen meubilaire veilingen in het gebouw gehouden werden, waarbij het nog al eens rumoerig toeging. Zoo vreesde men voor het behoud van Govert Flinck's werk, en ook van andere, en men liet ze in het midden der 18= eeuw voorzichtigheidshalve eerst naar burgemeesterskamer op het Stadhuis op den Dam overbrengen, van waar ze later verhuisden naar het Prinsenhof. Op het genoemde in 1642 door Govert Flinck geschilderde doek ziet men ten voete uit afgebeeld, en gezeten aan een tafel Albert Koenraadszn. Burch, Jan Vlooswyck, I'ieter Reael en Jacob Willekens. HET KORPORAALSCHAP VAN KAPITEIN ALBERT BAS. Naar de schilderij van Govert Flinck, anno 1645, in het Rijksmuseum. I)e kastelein van den Doelen Jacob 1'ieterszn. Nachtglas, waarvan wij later nog het een en ander vermelden zullen, brengt hun den drinkhoorn van het gild, die ik reeds beschreef en die men bezichtigen kan in het Nederlandsch Museum. Ter zijde der Overlieden hangt het schild met het sprekende wapen der Ivloveniers, een gouden vogelklauw. Het stuk door de stad aan het Rijk in bruikleen afgestaan hangt in ons Rijksmuseum en draagt het nummer 923 van den catalogus. Onder het nnmmer 924 vindt men in het Rijksmuseum een eveneens door Govert Flinck geschilderd stuk, dat eertijds de zaal van den Kloveniersdoelen sierde. Het bevat 12 figuren en stelt voor het Corporaalschap van kapitein Albert Bas en luitenant Lucas Conijn. De schutters, een trap afdalende, naderen den kapitein, die in gezelschap van een ander gezeten is op den voorgrond rechts. Het stuk dagteekent uit het jaar 1645 en geldt voor het beroemdste van dien meester. Voorts hebben wij te vermelden: Een schutterstuk met negentien beelden, voorstellende het korporaalschap van kapitein Cornelis Bicker, zich gereed makende, om Maria de Medicis, koningin-weduwe van Frankrijk, wier marmeren borstbeeld in hun midden staat, in te halen. <)p een rol papier, die van de tafel afhangt, leest men de volgende dichtregelen van Vondel: I)e vaan Van Swieten wacht, om Medicis t'onthalen, Maar voor zoo groot, een ziel valt Dam en Markt te kleen, En 't oog der burgerij te zwak voor zulke stralen. Die zon van 't Christenrijk is vleesch, noch vel noch been, Vergeef het dan Sandrart, dat hij haar maalt van steen. Dit is zeker niet een van des Aggripijnschen Zwaan's beste gedichten, daarentegen geldt Sandrart's doek als een merkwaardig pogen van den kunstenaar 0111 door eene ongewone groepeering iets nieuws te brengen in het schilderen van doelenstukken en als een breken met de gewoonte zijner kunstbroeders om de krijgshafte mannen ten halve lijve in strakke rij te conterfeien. IA r. & rj 'X 5 X _ ■' Cï rt — ~ — cï 2 5 — O Z TT 5 S" < ^ <- 'J rt O 5 5; rt X. £ E < ^ 5 Ui > t- riP K I 13 «3 O rt ei A Vroeger werd aan Jan van Schoorel toegeschreven een doelenstuk voorstellende zeventien personen gewapend met ijzeren harnassen. In het verschiet ziet men een bergachtig landschap met bouwval. Ter rechterzijde van de schilderij staat geschreven: „Wij zijn door deezen plechtighen eed verbonden, de waereldsche zaaken gheduldig te verdraagen en ons niet te laaten beroeren door die zaaken, die wij niei in onze macht hebben, om te vermyden" Seneca. Ter linkerzijde staat hetzelfde aldus in het Latijn: „Ad hoe sacramentum adacti sumus, ferre rnortalia et non perturbari his, quae non in pótestate nostra est vitare." Anno 1531. Seneca in vita beata cap. 15. Boven in de lucht vertoonen zich twee engelen, die een schild vasthouden. Onder het stuk is geplaatst een wapenschild, half wit en half groen, met het merk A. T. Het stuk hangt thans in ons Rijksmuseum, de kenners zijn tot de conclusie gekomen dat het van de hand is van Cornelis Teuniseen en als zoodanig is het dan ook onder No. 366 gecatalogiseerd, het werd hierheen in Juli 1885 van het Raad overgeplaatst met tal van andere schilderstukken. Ten slotte willen wij wijzen op het zeer groote schutterstuk van Adriaan Backer, voorstellende het kapiteinschap van Cornelis de Graef. waarop drie en twintig portretten ten voeten uit zijn afgebeeld welk doek tegenwoordig eene glanzende wandversiering is voor onze raadzaal ten stadhuize. Wat de oorzaak tot de verplaatsing van al die kunstschatten was, leeren wij uit het Notulenboek van Tresorieren en neem ik daaruit over hetgeen velen waarschijnlijk belang zal inboezemen, terwijl men daardoor tevens het bewijs krijgt, dat de doelens in de i7e eeuw ware kunstmusea waren. Den 4. October 1672 nam de vroedschap de volgende resolutie. 1 Is by Burgemeesteren den Raad voorgedragen, hoe dat by dese jegenwoordige becommerlvke constitutie van tyden, in alle manieren de menage voor de stad behoorde betracht ende desselffs incoomen soe veel doenlyck gemenageert te werden, waer mede men voor jegenwoordigh een begin soude kunnen HET KORPORAALSCHAP VAN KAPITEIN CORNEI.IS BICKER. Naar de schilderij van Sandra, t, anno 1638, in het Rijksmuseum. maken met het mortifieeren en extingueren van de overmanschappen van de respe doelens, ende de heeren Thresorieren d'administratie (hier van in 't toecomende aenbevolen laten omme het provenu van de selve tot Stads beste geemployeert te werden. Wordende wyders by gemelte Heeren Burgemeesteren ider heer van den raad in 't particulier versocht en gerecommandeert, haar gedachte te willen laten gaen, omme iet wes verder van de selve of diergel: natuur ten behoeve en profijte van dese stad uyt te vinden.« Waerop gedelibereert synde is bij eenparicheit goetgevonden en verstaen, dat de Heeren die tot nu toe het overmanschap van de respe doelens hebben bekleet, voor haar genomen moeyte sullen werden bedanckt, onde het bewint administratie mitsgaders revenu daer van so als voor desen — gecompeteert heeft aende Overluvden, in toecomende gelaten aende heeren Thresorieren, omme by haer E. E. ten behoeve en tot supporteringh vande lasten van de krijgsraad so verre 't selve strecken magh te werden bekeert. Mnde syn de Heeren Burgemeesteren wyders versocht, omme beneffens de Heeren Thresorieren met de gemelte Overluvden te concerteren ende te overweghen hoe verre behoorde voertaen te werden 't beneficie aen de bewoonders van de voorsz doelens vergunt, sigh te extenderen, ende of die niet ten profijte ende ten behoeve als voren van nu af aen soude connen werden geboneficeert. Ende werden de Heeren Burgemeesteren ende Thresorieren wyders versocht en geautoriseert besoigne achte stellen tot verder menage ende de raad, so haer 't doenlyk, van haer E. E. uijtvindinge rapport te doen (was geteekent C. van Heemskerk). Achtervolgens de bovenstaende resolutie van Vroedschap hebben de Heeren Thresorieren Dr. Xicolaes Tulp, en Joan Munter, als daer toe versocht en geautoriseert by de Heeren Burgemeesteren entle regeerders deser stede op huyden van de Heeren Dr. Gillis Valkenier, ende Xicolaes Pancras, oudburgemeesteren ende raden deser stede als Overluvden van de Cleveniersdoelen, V 7. -/ g m / •>£ ? "ij cs u X V ei « ontfangen de navolgende effecten, Chertres, ende rekeninge. Wij zullen de opsomming der rentebrieven ten laste van stad en land achterwege laten en ons bepalen tot de mededeeling dat het montant daarvan f 31620 3, 2. bedroeg. In gelyken voege zullen wij de Charters en rekeningen behandelen om meer aandacht te schenken aan de schilderyen en preciosa. In margine stond bovenaan de lyst „de navolgende effecten blyven berusten op den Doelen, uytgesondert de partven daer anders by gespscificeert werd. IX 'T VOORHUIJS. Een stuck van de Compagnie van Cap" Allard Cloeck. Een dito Dirck Theullingh. Een dito onbekent Een dito ut s» Een dito utsu IX DE COXIXGS CAMER. Een stuck van de Overluvden. Een dito van de Compagnie van Capitein Lend D. Spiegei.. IX DE PRIXCEX CAMER. Een stuck van de Comp. van Capitein Bisschop. Vier dito van de Oude Schutters. SCHUTTERS CAMER. Twee stucken van Oude Schutters. OP 'T HAERTJE. Een stuck van de Comp. van Cap'1 Jonas Witsen. Ses stucken, van de Oude Schuttery. Een dito van Ruyghaver, en 2 andere Conterfeytsels. OP DE ZAAL. Een stuck van de Overluvden. Een stuck van de Compagnie van Cap" Cornelis Bickeu. Hen clito (de Nachtwacht v. Rembrand) van Frans li. Kock. Ken dito > Albert Bas. Ken dito > Jan Clasz. Vlooswyck. Ken dito > Cornelis de Graef. Ken dito Roelof Bicker. Seven losse taeffels met haar Schragen. OP DK ZOLDER. Acht bancken. IN DK CLKINK HKKRKN CAMKR. Twee stucken van de Oude Schutters. IN DK GROOTK HKKRKN CAMKR. Ken stuck van de Compc van Cap" Jonas Witsen. Ken d° Laurens Kvingh. Ken dito Jonckhein. Ken dito van de oude Schutters. / Ken hoorn met een silveren voet en aen de mond <1e vier ae,lge" \ ende 't end beslagen. haelde partyen 1 .. , , ... ' . Ken silver verduld collier, zijn ter I resone I T, , ° , . I Ken houten Scepter, over gebracht, f ' ' ' Ken priesterlyk gewaet van Goutlaken OP 'T ROND. Ken stuck van oude Schutters, genaemt de poseeters. Ken dito van oude Schutters. Ken dito daarin 7 Conterfeytsels. Ken dito, de val der Kngelen. Ken oude kleerkas. BOVKN T ROND. Ken kaggel. Den 5 December 1682 namen de Heeren Burgemeesteren het besluit om eenige schilderijen van de doelens te doen over- brengen naar het Raadhuis ter opsiering van de Krijgsraadkamer; dit had niet vroeger kunnen geschieden wegens een gebrek aan den achtergevel van het stadhuis, waardoor het watet in deze zaal inregende eu alle ornamenten, daar in geplaatst, dan zouden bedorven zijn. Of men zoolang noodig had voor het tot stand brengen der noodige reparatiën zullen wij niet nagaan, doch 17 jaar later, den 30en juli ifiyy, bevelen de Thresorieren nogmaals de uitvoering van dit besluit aan. Zij wezen toen den schilder Michiel van Musschart aan om de aan te wijzen schilderijen (van het West-Indisch huis en de Doelens) te doen overbrengen, „na 't stadhuis voornt. omme deselve te reynigen, schoonmaken ende van bequame lijsten te voorsien. Verders dat stucken uitgenomen sijnde, weder te vullen met andere schilderyen so nog op gem' West-indische huis en de Doelens syn hangende, op andere bovenkamers ende elders, in suiker voege, als best sal menen te behoeven." Dit besluit was nog niet het laatste in deze aangelegenheid, want den 2 3e" Mei 171$ vaardigden Tresoriën de resolutie uit om Rembrandt's Nachtwacht van de groote zaal op de Kloveniersdoelen, na schoongemaakt te zijn, over te brengen naar de Krijgsraadkamer ten Stadhuize. Tusschen de kunsthistorici is er veel verschil van meening geweest omtrent de tijdstippen waarop de verschillende schilderstukken van hun oorspronkelijke bestemmingsplaats naar andere lokalen verhuisden en daarom wil ik uit hetzelfde resolutieboek van Tresorieren een besluit aanhalen, door een kunstlie\ end kastelein uitgelokt, om zich het gemis aan kunstgenot, veroorzaakt door het wegnemen van schilderijen te laten vergoeden door vermindering van huurpenningen. i-- - f Af iiH1 - . 9 ? - r» ^%'\ -\ tV~"ü' '• FM -$. r~y*^^^^SÊ(F^_' ~~ • s j TL■ im ■F»?i 1' 27 October 1700. Resolutiën van Thesaurieren de Vicq. Hudde, en Corver, burgemeesteren Hinlopen en Bas, tresorieren Is met de Wed' van Arent Leeuwenburg, Wijntje en Paulus Leeuwenburg nader geaccordeert, dat de huur van de kluvveniers- of kolveniersdoelen op 30 Januari 1699 voor 10 Jaren aangegaen a / 1500.— jaarlyx, beginnende na den 1 May 1699 door desen sal zijn te niet gedaen ende geannulleert. Ende niet de bovenstaande op nieuw overeengekomen, dat sy of de langstlevende de voorn, doelen sullen bewonen tot May 1703 a 1200.— gulden jaarlyx, uitgenomen dat voor 't jaar verschenen i° May 1700, maar betaelt sal worden 900 guldens wegens de pretentie van Schilderyen uit dese doelen genomen, deswelke sy aannemen te betalen voor Januari 1701 en te stellen twee borghen ten genoegen van de heeren verhuurders, III. IETS OVER DE MAALTYDEN EN DE KASTELEINS IN DEN DOELEN. Met behulp van de stukken, die berusten in ons Stedelijk Archief zullen wij trachten de verdere geschiedenis van den Kloveniersdoelen op te bouwen, en eens zien wie daar in den loop der tijden den scepter hebben gezwaaid en aan welke variatiën van huur het gebouw onderhevig is geweest. Zooals wij gezien hebben bestierde Gerard of Gerrit van Groenendijk van af 1659 de zaak. Hij was in de nering vergrijsd en wegens hoogen ouderdom vroeg hij den 21 Novembei 16 b 3 aan Tresorieren verlof de zaak over te doen aan zijn zoon Barent. Dit verzoek werd hem ingewilligd en tevens hechtten de overheid nog haar adhesie aan een conditie, die aan deze bede verbonden was. Zij stonden namelijk toe, dat Barent Groenendijk jaarlijks aan zijn vader tot diens dood toe zou uitkeeren -,00 gulden in mindering van de ƒ1300, die Barent als pachter elk jaar aan de stad zou hebben te voldoen, hetwelk zeker mag gelden als een bewijs van hooge ingenomenheid van de zijde der Magistraten tegenover den gewezen kastelein van den Doelen. Twaalf jaar later, het is 22 December 1694, zijn de tijden ongunstig en Barent van Groenendijk doet een beroep op de welwillendheid der Vroedschap om met het oog op den heerschen- GEZICHT VAN ACHTUREN. Naar eene waterverfteekening van I. G. Greive Jr., van 1882, in het Archief van Amsterdam. i den oorlog een vermindering van ƒ 100 per jaar op de huur te krijgen, hetgeen hem goedgunstiglijk wordt geaccordeert. Zooals wij hebben gezien was de kunstminnende Arent van Leeuwenberg er waard in 1700, en werd er in 1703 opgevolgd door zijne weduwe Dorothea Paulus, die 1200 gulden huur betaalde. Haar opvolger Jan Verburg verkreeg het gebouw na 1703 voor verminderde huur; eerst voor ƒ 1000 met de conditie van 2 jaren optie voor ƒ1100. Hij spon echter geen zijde bij zijn kasteleinschap, geraakte insolvent en daardoor moest de Doelen tijdelijk gesloten worden, een groot gemis voor de op gezelligheid beluste burgers. Zijn insolventie had treurige gevolgen voor de Stadskas, want het was daarna moeilijk er een liefhebber voor te vinden. Ten slotte presenteerde zich Jan Hoos, maar hij betaalde slechts een zeer geringe huur, namelijk ƒ6 50 voor 1705,/700 voor 1706, ƒ750 voor 1707 en ten laatste ƒ1000 voor 1708 en 1709; zijn opvolger Osewout Colson betaalde hetzelfde in 1710. Na eene groote vertimmering van den Doelen, die in Maart 1714 voltooid was, verbetert de huur eenigszins. Van 1716 tot 1723 vinden wij er Cornelis Immerseel, die eerst 1700 gulden betaalde, doch voor de jaren 1722 en 1723 slechts 1450 opbracht. Onder diens beheer, greep een incident plaats dat wij uitvoerig willen mededeelen, als eene bijdrage tot de kennis van het schrijven van rekeningen in die dagen. De Hollandsche resident te Moskou gaf bij zijne aanwezigheid te Amsterdam den 30 Augustus 1721 ter eere van het sluiten van den vrede tusschen Rusland en Zweden een groot diner in den Kloveniersdoelen, des anderen daags gevolgd door een bal. Z. F., ontving daarop de volgende rekening Mijnheer den Resident Christoffel Brands debet aan Maria Hulschman, Castelynsche in de Colveniersdoelen te Amsterdam. Voor een tractement van drie Tafels en een op 't Baal ƒ 3224. Transporteere. . . . ƒ 3224 — p. V ■J. p. > c "ü S 1 < J. ^ as, ' x ■— Ï«J -_ rt 2 £ Ê/5 / < ^ rt O ei '.1 5/5 r c "* >• v V 'f.. Per transport. . . . / 3224.— Voorheen in diverse avonden en op de maaltijd Baal geconsumeerd 617 houteilles, i5l,en Moesel- wijn a 36 stuyvers de boutaille 1110.12 Xoch 725 houteilles beste Fransche wijnk 20st. 725.— Xoch 280 houteilles veritable Pontac a 2 guldens » 560.— Noch 73 dito allerbeste Hermitagie a 3 guldens 219.— Xoch 364 dito Fransche wijn voor de bediendens 291. Xoch 176 dito oude Rynsche Wijn door UEd. aan myn huys gesonden komt voor accyns en distribueeren 264. — lp dito manier 129 houteilles Bourgogne Wijn. 193.10 lp dito manier 28 dito Champagne Wijn. 42.— Voor Tabak, Kaarten en Pypen 155.— Voor Bier en Turf in X° 1 en 2. Brandewyn voor de Vuurwerkers, en Timmerluyden en so op de maaltyd als op 't baal 550.— 1080 beste Witte Waskaarsen a 10 st. 't stuk. . 540.— Vuur op de saai en in verschevde vertrekken. . » 25.— Loon aan oppassers en koks 493.15 Voor 14 dagen, eeten, tabak, vuur, licht, alste, en brandewyn voor de Heer van Wieringen, Floris van den Burgh, en Simon Schijnvoet met haer Volk » 120 14 Xoch een maaltijd door den Heer Resident verteerd » 89.15 Voor 4 Va Week gebruyk van plaats, voorhuys, 2 kamers, overlast van Timmerluyden en Schilders nevens 't gebruyk van X° 6. Risico van brand, schade van geen baal, afbreken van Ledikanten, verderf van beddengoed, gebruyk van schutdoeken, voorts de zaal. 2 rondeelen en verder 't heele huys gebruikt, schoonmaken 't selve kost en loon van Schoonmaaksters, schade van Heeren te verzoeken om te delogeeren 2 500. — Transnorteere. . . . f 11100.66 264. — 193.10 42- — '55 — 550.— 540.— 25. — 493 -15 TOTLOODTEEKENING VAN SWYCK UTRECHT OMTRENT 1863. In het Archief van Amsterdam. Per transport. . . . ƒ moo 66 Huur van 54 nieuwe stoelen a ƒ 3 daags 2 dagen » 324.— 't Montant van 36 heele Curieuse Servetten a ƒ 5 » 189.— 't Montant van 4 dito tafellakens a ƒ 40 't stuk » 160.— t Montant van 36 dito Servetten a ƒ 4"2. ... » 162.— t Montant van 7.25 els Tafellaken a ƒ8 de el. 58.— 't Montant van 180 Servetten a 50 St. 't stuk. . 450.— 't Montant van een 36 els Tafellaken » 162.— De bloemist betaald > 66.— Robbert Roggers, glaskoper volgens rekening. . > 142.9 Matthijs van Gastel 200 groene Roemers 115 gebroken 15.10 Bekleden van Banken 2=;. 10 DTimmerman voor Boeffetten en Bordes van Ledikanten , 148.s D'Tinnegieter voor huur van 't tin » 81.2 D'Koperslager en IJzerkramer 1^0.— De Smit en Huur van koperen kranen » 62.1 s; Huur van Silver en Messen 2070 Ken Silvere Lepel gebroken » 7.68 Dorsman voor I.oon en Leverancie van Tafels . v 1 to — Tapyten op Tafels en Banken » 120.14 4 Porceleynen Kemmen op 't Baal gebruykt. . » 8. — 36 Blikke Blakers 13 13 Somma Summarum. ... ƒ 13796.1^.8 I oen de feestroes bekoeld was en de kasteleines dan hare rekening aanbood, scheen het eindcijfer een minder aangenamen indruk te maken op den ontnuchterden geest van den resident Brands, ten minste hij weigerde die te betalen. De echtgenoot onzer kasteleines Nicolaas de Ruyter, die in dien tijd klaarblykelyk de herberg bestierde voor den pachter Cornelis Immerseel, maakte korte wetten en daagde den onwilligen Resident voor Schepenen. De Schepenbank benoemde drie deskundige heeren om de rekening te examineeren. Deze ■ r- as "5 > «5 — « U *>5 M waren Wijnand van Hulst, vroeger kastelein in 't Heerenlogement. Gosewijn Xunninkx, kastelein in de van der Helstdoelen (de tegenwoordige l niversiteitsbibliotheek) en George Me ver. kastelein in de Munt. Deze driemanschap kwam tot de conclusie, «.lat Jufvrouw Hulschman zich om ƒ3500 verrekend had en zy dus genoegen moest nemen met de somma van 10206 gulden, welke haar dan ook door den Resident uitbetaald werden. Het geschil veroorzaakte in die dagen nog al veel gerucht. Na dit tvdstip komt de opbrengst van de Kloveniersdoelen op een veel hooger peil. Jan Hendrik .Mos betaalde in den aanvang ƒ 2300, later ƒ 2350. In 1737 bedongen de Tresorieren van Alexander de Lancer een jaarhuur van ƒ 4000, waarvoor borgen bleven Huvbert de Wit, kastelein in het Oude Heerenlogement en de wijnkooper Jacobus Bodisco. Niet lang echter handhaafde zich dit hooge peil want in 1740 betaalde Johannes Hageman er slechts ƒ2300. Hij bleef er tot 1760 en stond de huur of aan Frederik Stoelman, die er na 1765 ƒ2400 voor betaalde. In 1773 had nogmaals eene belangrijke vertimmering plaats waarna de huur, die nog steeds in handen was van Frederik Stoelman, verhoogd werd tot 3100 gulden. In Mei 1799 stond de huur op de namen van Stoelman en Frederik Louis Immes. In 1802 vergaderden daar ter plaatse nog de schietcolleges en werd er op het tegenoverliggende erf vermoedelijk nog geschoten. Kik half jaar hielden deze gezelschappen er hunne maaltijden, waarbij nog lustig gedronken werd en de oude gewoonte gehandhaafd bleef om een bokaal van den inhoud van een halve flesch in een teug te moeten ledigen op straffe van de verbeurte van een halven geranden rijder. Op 10 Juni 1808 ontving de Burgemeester van Amsterdam eene aanschrijving van den Minister van Finantien om uit kracht van eene ingekomene koninklijke decisie, uitdrukkende m VOORZIJDE IN DE DOELENSTRAAT. Toestand in 1905. zijner majesteits wil om alle de ministeriën en de verdere takken van algemeen bestuur, zonder eenig uitstel op primo November 1808, in de hoofdstad gevestigd te doen zijn, den Burgemeester verzoekende 0111 ten spoedigste te zijner beschikking te stellen. 1». Het Sint Joris Hof. 2°. De Oude Walen Kerk. 3". De Schietdoelen in tle Doelen straat. 4°. De Gasthuiskerk. Zoodoende moest de Kloveniersdoelen zijn schietdoelen missen en werd de huur dientengevolge tot op 2500 gulden verminderd. Frederik Louis Immes bleef er pachter tot het jaar 1819 en betaalde zeer verschillende huurbedragen namelijk van 1810 tot 1813 tl. 3 ico van 1813 tot 1816 fl. 1800, en van 1815 tot 1819 wederom 2500 gulden. Intusschen was in .Mei 1S16 de huur feitelijk overgegaan op Johan Hendrik Brack. een naam, die ettelijke jaren aan het Doelen Hotel verbonden is geweest en dit nog is. Deze Brack was vroeger kastelein in Schoonzicht buiten de Muiderpoort, waar hij op 24 November 1813, op last der regeering de vrijheid brengende Kozakken onder Majoor Marklay, bij hun binnenkomen in de stad tracteerde. Van 1814 tot 1822 betaalde hij 2700 gulden van 1822 tot 1826 2800 gulden en ten slotte 3000 gulden. In 1822 werd hij door aankoop eigenaar van den schietdoelen ter westzijde van de straat en liet daar een bad en koetshuis ten dienste van het hotel bouwen. Reeds in 1830 vroeg I. II. Brack verlof de huur te mogen doen overgaan op zijn zoon P. Brack, dit verzoek werd toen niet toegestaan en kwam eerst in 1834 tot verwezentlijking. De huur met P. Brack zou op 30 April 1858 ten einde loopen en met het oog daarop waren reeds in 1854 onderhandelingen geopend over den verkoop der gebouwen, die zich onder het beheer bevonden van het stedelijke Amortisatie bonds. ACHTERZIJDE AAN I)KN AMSTEI.. Toestand in 1905. De taxatie der opstallen had plaats; ze werden geschat op f 44,500, doch het kwam niet tot den verkoop. De Stedelijke regeering liet in 1857 den heer I'. Brack aanzeggen dat zijn verzoek tot wederverhuring niet meer in aanmerking zou komen en dat men besloten had tot openbaren verkoop. Xa een bod van /40000 vrijgeld, dat geweigerd werd. kwam de heer Brack den 7 Julii 1857 voo /"43000 in het bezit van het hotel en de koopacte werd ten overstaan van den Notaris J. Everhard Clausing den 2 November van het zelfde jaar gepasseerd. De nieuwe eigenaar liet het omstreeks het jaar 1870 aanmerkelijk verbouwen, de toren zelf liet hij onveranderd. Vervolgens kwam de zaak in handen van den heer Hahn, in 1886 opgevolgd door P. Th. Weismantel, die er bleef tot Mei 1894, toen de onderneming weer overging op Mevr. de Wed6 Hahn. Den 1 Mei 1899 had een volledigen ommekeer in de exploitatie plaats want toen constitueerde zich de Maatschappij tot Exploitatie van Brack's Doelen Hotel, die beschikte over een kapitaal van ongeveer 500,000 gulden. Als directeur-generaal fungeert fhans de Heer H. Jos. die reeds de vroegere eigenares Mevrouw Hahn ter zijde had gestaan en die de wijdverbreide reputatie dezer onderneming heeft weten te handhaven, juist omdat de directie die door de eeuwen heen verkregen roep wilde hoog houden, en in zag dat men daarom mee moest gaan met zijn tijd, zonder in te slapen op het eens verkregene, besloot zy tot algeheele reorganisatie van het hotel. Door de zorgen der door zijn smaak uitmuntende en bekende firma H. F. Jansen & Zonen werd het geheel gemoderniseerd en voorzien van alle hedendaagsche gemakken. Wat inrichting aangaat beantwoordt het nu aan de strengste eischen van het moderne comfort en kan zeker op één lijn geplaatst worden met de beste hotels van het buitenland, Door de verschillende illustraties die wij hierbij voegen, kan men zich een beeld vormen van de geleidelijke ontwikkeling en van de in- en uitwendige verandering, die het hotel in den loop VESTIBULE. EETZAAL. DAMESSALON. LEESZAAL. DU BBELE SLA APK AM K R. E N K ELK SI.AA 1'K AM ER. ' 11aiïkamkr, der eeuwen ondergaan heeft. Onveranderlijk door de tyden heen heeft het hoog gestaan in de waardeering van het reizend publiek, en dat ook de grooten der aarde getuigden van hooge ingenomenheid met deze inrichting kan blijken uit de lange lijst van illustre gasten, die het hotel herbergde. Wij noemen daarvan slechts enkele zoo.ils : Prins Hendrik der Nederlanden1, Keizerin Elisabeth van Oostenrijk, Prins Waldemar van Denemarsen, Prins Eugenius van Zweden. Prins Henri van Orleans, De Hertogen van Aumale, Chartres en Orleans, Prins Gunther van Sleeswyk-Holstein, Koningin Isabella van Spanje. De Prins van Napels, tegenwoordig Koning van Italië en zijne gemalin, De Prinsen van Siam, Vorst Herbert van Bismarck, De Hertogin Adeline van Bedford, De Hertogen van Newcastle en van Abercorn, Joseph Chamberlain en tutti quanti. Bij zulk een verleden schromen wij niet te voorspellen, dat op die historische plek nog lang eene inrichting zal bloeien, die tot nut en tot sieraad strekt van de stad onzer inwoning. D □ ! Ba i