KORTE KRONIEK VAN HET 1V nr \ 'v O X * (DUURSTEDE begin 17e eeuw.) door J. F. CROOCKEWIT. Wijk bij Duurstede, C. VONK. y 1905. Prijs f 0.25. / KORTE KRONIEK VAN HET KASTEEL DUURSTEDE DOOR J. F. CROOCKEWIT. vierde druk. Wijk bij Duurstede, C. VONK. 1905. KASTEEL DUURSTEDE. * KASTEEL DUURSTEDE. ■ KORTE KRONIEK VAN HET KASTEEL DUURSTEDE. ' Anno. Duurstede, zeer waarschijnlijk liet Dorestaduni, Dorestat of Batavo-Durum, reeds door de Romeinsche schrijvers Plinius en Tacitus vermeld en het kasteel, door hen Castrum genaamd, is ongetwijfeld eene stichting der Romeinen. De fondamenten van dien burcht moeten nog onder den vierkanten toren aanwezig zijn, volgens nasporingen van den oudheidkundige Joachim Oudaen in 1706. 697. Na het vertrek der Romeinen uit ons land, streden de Franken en Friezen herhaalde malen om het bezit van deze sterkte en in hare nabijheid werd de Friesche Koning Radboud door Pepijn van Herstal, groot-hofmeester van Frankrijk, overwonnen. Anno. Het stamhuis der Karolingers kwam toen in het 810. bezit van Duurstede, en Keizer Karei de Groote hield er dikwerf zijn verblijf, ten einde zich met het uitoefenen der jacht in de dichte wouden van het Sticht te kunnen vermaken. Hij hief er een tol, welke eerst in het jaar 1811 werd opgeheven. 817. Zijn zoon Lodewijk de Vrome volgde hem op en stond Duurstede in leen af aan den onttroonden 82ö. Deenschen Koning Heriold of Harold, nadat deze zich te Ingelheim had laten doopen. 852. Na zijnen dood kwam dit kasteel weder in leen aan zijnen broeder Roruk, wien liet bezit meermalen door de Noormannen werd betwist, doch door dc wapenen wist hij zich te handhaven. 868. Daarna vinden wij als bezitter vermeld een zoon van Herold, Godfried genaamd, welke met eene dochter van Keizer Lotharius II was gehuwd, en in 885. het jaar 885 op het kasteel te Spijk door graaf Everhard werd vermoord. 949. Blijkens een giftbrief van Keizer ütto 111 op verzoek van Bisschop Balderic, verbleef Duurstede aan de Utrechtsche kerk. 1261. Bisschop Hendrik van Vianen schonk het ver¬ vallen slot aan Zweder van Zuylen van Anholt, die 1288. het kasteel weder liet opbouwen en tot aan zijnen dood in het jaar 1288 bezat. 1300. Zijn zoon üijsbert, die den naam zijner moeder Hendrica, erfdochter van Abcoude, aannam, volgde hen op, doch bleef slechts kort in 't bezit, daar hij reeds in 1300 overleed en den 1 Mei 1300 in de Anno. Kerk St. Jan Baptist te Wijk bij Duurstede werd begraven. Hij was gehuwd met eene dochter van een der graven van Bentheim Steinfurt. 1347. Zijn zoon Zweder van Abcoude, gehuwd met Mabilia van Arkel, dochter van Jan X en Ermingard van Voorne, viel het door erfenis ten deel. Hij vestigde meestal zijn verblijf op Duurstede en overleed in het jaar 1347. 1397. Zijn oudste zoon Gijsbert van Abcoude, gehuwd met Johanna van Hoorne, dochter van Willem van Hoorne, Heer van Altena en van Gaasbeek, Putten en Stryen, kwam thans in het bezit en overleed in 1397. Hij werd opgevolgd door zijnen zoon Willem van Abcoude, gehuwd met Maria van Walencourt uit Henegouwen. 1400. Deze liet de stad Wijk van muren en grachten 1407. voorzien, stichtte het Ewoud- en Elisabeth gasthuis aldaar in het jaar 1400 en stierf in 1407 op het Kasteel te Geervliet, geene zoons nalatende. (') 1412. De zoon van zijnen broeder Sweder Jacob van Abcoude, Heer van Gaasbeek, Putten en Stryen, gehuwd eerst met |ohanna de Ligne, en daarna met Margaretha van Schoonvorst, vrouwe van Cranendonck, Diepenbeek en Eindhoven, vermeende nu zijne rechten op Duurstede te kunnen doen gelden. (-) (1) Dit gasthuis bestaat nog en is een bezoek waard. (2) De meeste der bovengenoemde genealogische bijzonderheden zijn door den lieer A. A. Vorsterman van Oyen aan het licht gebracht en ontleend aau diens iu het jaar 1882 in de Huisvriend geplaatste bijdrage over Duurstede. Anno schappij van Keizer Karei V zoude erkennen. De 1558. regeling der voorwaarden van dien afstand had tusschen Hendrik van Beyeren en Mr. Floris van IJselsteyn op Duurstede plaats. Bij de overgave van het Sticht aan Keizer Karei V kwam ook Duurstede aan dien vorst en later, na de afzwering van zijnen zoon Philips II, aan de Staten 1576. van Utrecht. 1042. Den 26 Mei 1642 was op het kasteel voor rekening der Staten van Utrecht een groot gastmaal aangericht, ter eere van den Stadhouder Willem II, zijne echtgenoote en zijne schoonmoeder, Henriette Maria dc Bourbon, dochter van Hendrik IV, Koning van Frankrijk en echtgenoote van den ongelukkigen Koning Karei van Engeland. Aan dit gastmaal waren tevens gezeten de Prinsen Maurits en Robbert van Bohemen, welke destijds te Rhenen vertoefden en Graaf Willem van Nassau, Stadhouder van Friesland. 1649. In het jaar 1649 had in de zalen van het kasteel eene verloting plaats van schilderijen door den kunstschilder Jan de Bondt, namens de Collegiekamer der schilders in Utrecht. Het origineel proces-verbaal dezer verloting, op het stedelijk archief te Wijk bij Duurstede berustende, is door Jhr. Mr. Victor de Stuers in het Archief van Kunstgeschiedenis uitvoerig beschreven. Reeds in 1577, toen de Spanjaarden in Wijk bij Duurstede trokken, werd het terrein om het kasteel van eenige fortificatiën, bestaande uit halve bolwerken, voorzien, welke allengs vervielen en van zoo weinig Anno belang werden beschouwd, dat bij den inval der 1672. Franschen onder Lodewijk XIV in het jaar 1672 het niet noodig geoordeeld werd, het kasteel en die bolwerken van krijgsbehoeften te voorzien. Zeer waarschijnlijk hebben de Franschen, toen zij als Sauvegarde in Wijk bij Duurstede waren gehaald, het kasteel betrokken, en geheel onkundig van den rechtstoestand, dat gebouw beschouwd als aan de stad behoorende en 't onder hunne hoede genomen. Een brief van den komniandant op het kasteel aan den magistraat der stad Wijk, waarin hij om zijne instructies verzoekt en waarop de magistraat het antwoord ontwijkt, om moeilijkheden met de Staten van Utrecht te voorkomen, geeft zulks te denken. • In het laatst der XVIId' eeuw schijnt het verval van dit trotsche gebouw een aanvang te hebben genomen. Toch was het in deze eeuw reeds in eenen toestand, die een voortdurend onderhoud vereischte en vermelden de notulen van de Resolutiën van de Staten en Gedeputeerde Staten van Utrecht van 1620—1626 niet minder dan 26 maal reparatiën aan het kasteel. Dat die herstellingen later zeldzamer werden en eindelijk 1674. na 1674 geheel achterwege bleven, is wellicht een bewijs, dat op den duur het toenemend verval niet te stuiten was. Het bleef intusschen nog eenigen tijd 1677. bewoonbaar en in 1677 werd het tractement van den kastelein (slotvoogd) zelfs verhoogd. 1685. In dit jaar was het verval van het Kasteel zoozeer toegenomen dat eene opneming van den toestand aan Anno Burgemeester Wijborch en de Schcpens van Rossum en Nieustadt werd opgedragen, en besloten van het vervallen gedeelte van het huis zooveel te verkoopen, dat daarmede de onkosten van reparatie van het goede gedeelte gedekt werden. Zeer waarschijnlijk komt het mij voor, dat de bouwtrant veel tot een totalen ondergang heeft bijgedragen. Aan de nog aanwezige muurbrokken zijn sporen zichtbaar, en een oude teekening van het kasteel als ruïne van het jaar 1727, doen vermoeden dat het bestaan heeft uit eene binnenplaats met corridors en gewelven omringd, waarboven de vertrekken gebouwd waren. Misschien wel om, als kort aan den rivierdijk gelegen, welke in vroeger tijd op verre na niet zoo zwaar was, bij mogelijke doorbraak geen overlast van het water te krijgen, hetwelk alzoo zonder bezwaar kon terugvloeien zonder schade te veroorzaken. Ook op deze wijze bood het binnenplein met de corridors genoegzame ruimte voor de Bisschoppelijke krijgsknechten, om zich in het kasteel te verzamelen en gaf de ondermuur geschikte gelegenheid tot plaatsing van al het geschut, dat tijdens Bisschop Philips van Bourgondië, volgens diens inventaris, vrij aanzienlijk moet geweest zijn. Geheel gemis aan binnenmuren op de nog aanwezige oude teekeningen, schijnt voor dit vermoeden te pleiten. De eerste sporen van verval zullen als gewoonlijk wel aan de gewelven en pilasters der corridors geweest zijn, deze allengs de daarboven Anno. Doch Jan van Brederode. welke eene dochter 1422. van zijn oom, Heer Willem van Abcoude, in huwelijk had, betwistte hem het bezit. De Bisschop van Utrecht, Frederik van Blankenheim, handhaafde Jacob van Abcoude in zijne rechten, mits hij den Bisschop als Opperheer erkende en zonder diens toestemming geen oorlog aanving. (') 1447. Jacob van Abcoude hield evenwel geen woord, verzette zich met de stad Utrecht tegen Bisschop Rudolf van Diepholt, die hem gevangen nam en hem 1449. dwong zijne rechten aan liet Sticht over te dragen, tegen een levenslang genot der inkomsten en eene schadeloosstelling van f 12000. 1459. Hij overleed te Brussel 6 Februari 1459. Met hem stierf het tweede huis van Abcoude uit. Na zijnen dood was Duurstede herhaalde malen een twistappel tusschen de Staten en den Bisschop; doch met het einde der XVe eeuw kwam het bezit van dit kasteel en de heerlijkheid aan het Bisdom. Het werd thans een der sloten, door den Bisschop zeiven bewoond en in eenen zoodanigen toestand gebracht, dat het bij verwikkelingen een veilig toevluchtsoord aanbood. 1472. Bisschop David van Bourgondië vestigde het eerst zijn verblijf op Duurstede. Hij liet het grootendeels verbouwen en verfraaien en hield er eene geheele (1) Op Duurstede stierf iu het jaar 1428 Philips, Heer van Wassenaer, welke aldaar door Jacob van Abcoude was gevangen gehouden. Zijn geschilderd portret was nog lang daarna op dit kasteel aanwezig en komt voor in den inventaris der nalatenschap van Bisschop Philips van Bourgondië. Anno. hofhouding. Het kasteel was toen in zijn grootsten bloei, en die er zich eenige voorstelling van wil maken, leze den boeienden roman, het Huis Lauernesse, van Mevrouw Bosboom Toussaint. Toenmaals heerschten de twisten tusschen de Hoeksche en Kabeljauwsche partijen. De Heeren Walraven en Reinoud en Gijsbrecht van Brederode, welke tegen den Bisschop samenspanden, werden door list op Duurstede gelokt en aldaar in den grooten toren gevangen gehouden. Na vele martelingen te hebben ondergaan, gelukte het Walraven door middel van stroohalmen het slot zijner boeien open te steken, van zijne kleederen met behulp van eenig stroo een touw te vervaardigen, zich in de gracht te laten afdalen en te ontkomen. De beide andere Heeren van Brederode bleven nog twee jaren gevangen. 1496. Bisschop David stierf op Duurstede 16 April 1496; Bisschop Frederik van Baden volgde hem op en 1516. stierf in 1516. 1517. Daarna kwam Duurstede in het bezit van Bisschop Philips van Bourgondië, broeder van David van Bourgondië. Deze voltooide den aanbouw en de verfraaiingen, door zijnen broeder aangevangen. Als een groot beschermer en voorstander der schoone kunsten voorzag hij het kasteel van vele schilderijen en beelden, door hem op eene reis naar Italië bijeengebracht, en de kunstschilder |ean Gossart, bijgenaamd Mabuze, was op zijne uitnoodiging geruimen tijd op Duurstede werkzaam. Anno Hij overleed op Duurstede in het jaar 1524. De 1524. inventaris zijner nalatenschap, uitvoerig beschreven in Matthaeus Analecta dl. I, bl. 210—229, is vooral merkwaardig, niet alleen om de vermelding van al de kostbaarheden en den grooten voorraad van geschut en wapenen, maar ook omdat zij ons de inwendige inrichting en de talrijke vertrekken van het kasteel leert kennen. 1527. Na den dood van Philips van Bourgondië kwam Duurstede aan zijn opvolger, Bisschop Hendrik van Beyeren. Het Bisdom Utrecht verkeerde destijds door gedurige twisten en oorlogen in den treurigsten toestand. Karei, Hertog van Gelderland, wilde hem van zijne heerschappij vervallen verklaren, doch de oorlogskans 1528. keerde hem weldra den rug toe. Door list gelukte het de Bisschoppelijke krijgsmacht Utrecht te herwinnen en op bevel van Bisschop Hendrik van Beyeren werden zijne tegenstanders onthoofd en van de gevangenen, welke naar het kasteel Duurstede werden gevoerd, liet hij de beide kanunniken Mr. Antonie van Venrode en Mr. Gerrit Kuynretorf, in lederen zakken genaaid, in de rivier de Lek verdrinken. Doch het einde van dit eenmaal zoo machtige Bisdom was spoedig daar, en was het Hendrik van Beyeren onmogelijk aan al den tegenstand op den duur het hoofd te kunnen bieden. In het Nedersticht was Duurstede en de stad Wijk, alles wat hem overbleef. Hij wendde zich om hulp tot de Landvoogdes, die daartoe wel bereid was, mits het Opper- en Nedersticht de wereldlijke heer- Anno. staande vertrekken hebben medegesleept, terwijl andere door den gevaarvollen toestand moesten ontruimd worden. 1727. In 1727 werd de stad Wijk eigenares van het kasteel, dat geheel in ruïne verkeerde. Alleen de ronde toren was nog in eenen toestand, die het onderhoud waard was. 1768. De omloop van den toren werd in 1768 bouwvallig en defect. De in 1577 aangelegde bolwerken bleven tot in 1769. 1769, hoewel in een vervallen toestand, bestaan. Het terrein werd destijds gelijk gemaakt, met boomen beplant en tot ecne wandeling in den vorm van een sterrebosch aangelegd. Een der stedelijke regenten had in het jaar 1772 het kasteel in erfpacht tegen eene betaling van 10 stuivers per jaar. De Heer Hoofdofficier der stad Wijk, Jan Hendrik baron van Lijnden van Lunenburg, ontving het kasteel van de stad in erfpacht tegen betaling van 2 gulden en 10 stuivers per jaar in 1792, en bij 1792. acte van schenking dd. 9 Januari 1852 droeg deze zijne rechten weder aan de stad over. 1852. De gracht om het kasteel werd nu geheel door¬ gegraven en de voorpoort welke bouwvallig was, gesloopt. Ook inwendig hadden eenige verbeteringen plaats, terwijl het terrein reeds vroeger in 1836 door den bekwamen Zocher in eene bevallige wandeling was herschapen. Het benedengedeelte van den ronden toren dag- Anno teekent, naar het metselwerk te oordeelen, uit de 13c eeuw. Het bovenste is waarschijnlijk in den tijd van David van Bourgondië gebouwd. Merkwaardig zijn vooral de verwulfde ruimten in den toren, een overblijfsel van de oude vesting en het door den boschwachter bewoonde vertrek. Een oude schoorsteenmantel van biksteen is daar nog aanwezig, en aan de steunsels der bogen van het gewelf zijn nog sporen van het wapen van Bourgondië te ontdekken. De daaraan gebrachte versieringen, voorstellende oud schrijfgereedschap, doen vermoeden dat hier wellicht het voormalig bisschoppelijk archief of studeervertrek moet geweest zijn, en een daar aanwezig van aarde gebakken manshoofd, is waarschijnlijk één der 14 hoofden uit leem gebakken en boven den muur in gaatjes gezet, aldus vermeld in den inventaris van de nagelaten goederen van Bisschop Philips van Bourgondië (Matthaeus, Analecta, dl. 1, bl. 210—229). De vierkante toren kan met de in Frankrijk bekende Donjons vergeleken worden en is wellicht het eenige in ons land nog aanwezige overblijfsel van militaire fortificatie uit de 13e eeuw. In de laatste jaren verkeerde de kap van den toren in eenen toestand, welke noodzakelijk herstelling vcreischte, zoo hij niet geheel te gronde zou gaan. Regen en wind hadden vrij spel en de boompjes en het struikgewas, die van lieverlede op het puin van den omgang en in den vierkanten toren opschoten. Anno deden de muren vergaan en verschaften het vocht vrijen toegang, Het afwaaien der windvaan met stang in den Octoberstorm van 1881 was de noodkreet. De Staat 1881. trok zich ook het lot van deze grijze burcht aan, en gesteund door eene ruime bijdrage werden na onderzoek 1883. van Staatswege, door het Gemeentebestuur de eerste herstellingen in 1883 aangevangen. Bij opneming der gebreken bleek het gebintwerk verteerd te zijn en de noodzakelijkheid de kap geheel te vernieuwen. Deze werd volgens de plannen van den architect P. J. H. Cuypers door eene meer sierlijke vervangen, voorzien van 4 dakvensters, waaruit een prachtig uitzicht op de omliggende streek is te genieten. Het afbreken van dit kolossale gebintwerk en het daarstellen der nieuwe kap werd zonder behulp van steigerwerk door den aannemer van Leeuwens te Wateringen onder toezicht van den gemeente-opzichter, den Heer J. H. Keyman, verricht. Geen enkel ongeval was bij dit gevaarvol werk te betreuren. Het vroeger balcon werd, ter vermijding van inwatering, met een torentje overdekt, het struikgewas en puin op den omgang opgeruimd, en de omgang zelve tot keering van het vocht met eene betonlaag overdekt, en, zoo geheel door de kunst gesteund, kan deze laatste burcht aan den Rijn in Nederland nog eeuwen lang den tand des tijds trotseeren. G O