EEN EN ANDER OVER HET HERSTELLEN VAN SCHILDER IJ EN Cnr 3/ EEN EN ANDER OVER HET HERSTELLEN VAN SCHILDERIJEN. K/1 w' anneer men in een Museum of bij particulieren, II] die zoo gelukkig zijn schilderijen van oude meesters te bezitten, de kunstgewrochten van vorige eeuwen ziet, dan treft het zelfs den oppervlakkig beschouwenden leek, hoezeer bij schilderijen van gelijken ouderdom „de tand des tijds" het eene stuk vaak geweldig heeft aangetast, terwijl een ander, schijnbaar onder dezelfde conditiën handend, er uitziet of het eerst voor eenige jaren het atelier van den meester had verlaten. Met name vele schilderijen onzer oud-Hollandsche school onderscheiden zich nog heden ten dage door een rijkdom en kracht van kleuren, die eeuwen schijnen te kunnen trotseeren. Ingewijden weten echter, dat die schilderijen, wier frissche en kleurige toon het thans levend geslacht een dagelijksche verlustiging der oogen is, niet altijd in zoo gunstige conditie verkeerd hebben. Zclts al wordt een schilderij onder de allergunstigste voorwaarden, wat invloed van zonlicht, vocht enz. betreft, opgehangen, dan laat het „stof der eeuwen" er onmiskenbare sporen op achter, die te zijner tijd uitgewischt moeten worden. Hoeveel te meer is dit het geval met de groote meerderheid van de schilderijen der oude meesters, die in den loop der jaren herhaaldelijk verhandeld en vervoerd, op ongeschikte, vochtige plaatsen bewaard en dan door ondeskundige hand „hersteld", weer aan den invloed van licht, stof en schoonmaakartikelen als groene zeep en dergelijke worden prijsgegeven. ()ok op andere wijze werden schilderijen dikwijls door vroegere generaties behandeld op een wijze, die het slechts een bloot toeval doet zijn, indien er later nog iets van terecht komt. Menig schilderij is als doek gebruikt door een lateren kunstbroeder die er wat anders op verfde; andere schilderijen werden als geschilderd behang gebruikt, en tot dat doel geschikt gemaakt door er een deur uit te snijden. Later werd dat schilderwerk dan weer met behangselpapier overplakt, tot een restauratie van het behang het oorspronkelijke doek voor het daglicht bracht '). Nog de vorige maand werd hier ter stede, bij het verwijderen van een leelijke, onaanzienlijke schoorsteenversiering, een aardig schilderstuk ontdekt, voorstellende de legende van Lourens |ansz. Coster die? voor zijn kleinkinderen houten letters snijdt in den 1 laarlemmerhout. i) Tijdens liet afdrukken vonden wij in «le dagbladen onderstaand berichtje, dat het hier gezegde opnieuw bevestigt. Een schilderij 7iaV nva m:nili>i aj.svd mu •6^91 —fZS 1 'joqqaji) op uoozsj3}3i,| suu.14 tjoop p.inpjiipsaf) Menigeen zal niet kunnen begrijpen, dat oude doeken, die aan zoo velerlei lotwisselingen zijn blootgesteld geweest, nog zoodanig „gerestaureerd" kunnen O O o O O worden, dat zij in gloed en frischheid kunnen wedijveren met de stukken van moderne meesters. Toch is dit zoo, en de reden ligt hoofdzakelijk hierin, dat een schilderij, nadat de meester het geheel voltooide, later wordt gevernist, en door deze dunne, doorzichtige laag voor de invloeden van buitenaf wordt beschermd. Het vuil, dat men dikwijls op oude stukken waarneemt, bevindt zich dan ook in den regel niet op de verf, doch slechts op de vernis, en het is duidelijk, dat wanneer men er in slaagt, met het vernis, het vuil te verwijderen, en een nieuw laagje helder en doorschijnend vernis aan te brengen, de schilderij inderdaad zich als nieuw aan den beschouwer vertoont, en zich allerlei kleuren en partijen aan ons oog voordoen, die wij tevoren, door de dikke laag vuil geworden vernis, niet konden waarnemen. o Dikwijls zijn de stukken aan zooveel invloeden blootgesteld geweest, dat ook het doek zelf, waarop de meester zijn compositie tot stand bracht, gedeeltelijk vergaan is. Het spreekt vanzelf, dat de gevaren voor de dunne laag verf, die de schilderij vormt, dan zeer groot worden, en het is onder die omstandigheden, dat men overgaat tot het „verdoeken", een zeer moeielijk, veel behoedzaamheid en ervaring vereischend werk, voornamelijk daarin bestaande, dat men het doek achter het schilderwerk versterkt door er een nieuw doek op aan te brengen. De gunstige gevolgen van een dergelijke operatie zijn vele en I =1 "x "5; i> — 5 ^ o ; V — cï n: ~ u. £ é" ® Z. £'-r- III rr ó' - • r. g< - laten zich niet 111 het kort bestek van cut opstel uiteenzetten. Waar de verf zelf is aangetast geweest of zelfs geheel verdwenen, b.v. door scheuren en gaten die in de schilderij waren aangebracht of ontstaan — en deze gevallen zijn niet zeldzaam, bij geschilderde behangsels zijn zij zelfs regel — daar moet, bij de restauratie op den hiervoren omschreven voet, het penseel te hulp komen. Natuurlijk vindt de restaurateur hier een gebied, waar hij alleen als bijwerker, en dus met de grootste omzichtigheid moet optreden: alleen om de beschadigde plek door oordeelkundig aanvullen zóó te maken, dat zij het oog niet treft, geenszins om te „overschilderen . In dit opzicht is in vroegere jaren veel en grof gezondigd — wie een oud schilderij onder handen kreeg, meende het een ot ander bij diezelfde gelegenheid wat mooier en beter te moeten maken dan het door den meester geschiedde, en zoo moet soms van een oud schilderij een geheele laag verf verwijderd worden, voordat het eigenlijke werk des meesters voor den dag komt. Het herstellen van schilderijen, wat althans werkelijk als zoodanig naam mag hebben, is hier te lande eerst in de laatste tientallen jaren, en dan nog slechts door enkelen, beoefend. Kr behoort in de eerste plaats liefde voor, en kijk op de oude kunst toe; voorts een vaste hand, en eindelijk een groote kennis van de manier van schilderen der oude meesters, en van de samenstelling hunner verven en vernissen. Vooral dit laatste is van overwegend belang: het oplossen en verwijderen toch der niet tot het schil- . • 4) der werk behoorende stoffen, die daarop in den loop der jaren zich hebben vastgehecht; van de dikke lagen vernis, door latere „restaurateurs" daarop aangebracht en van de verf, waarmede men het hier en daar meende te moeten opfrisschen, eischt een groote mate van inzicht in de wijze, waarop de schilderijen in den loop der tijden behandeld zijn. Vandaar dan ook dat men zijn schilderijen, vooral wanneer men mag aannemen dat die eenige waarde vertegenwoordigen, ongaarne toevertrouwt aan iemand, die niet reeds liet bewijs heeft geleverd met de stukken van oude meesters te kunnen omgaan. Vandaar ook dat betrekkelijk slechts weinigen liet in deze richting tot een voor henzelven bevredigende uitkomst hebben kunnen brengen —- niet iedereen heeft het voorrecht gehad dat hem werken toevertrouwd zijn, wier behandeling een bewijs oplevert, dat hem dergelijke arbeid met gerustheid kan worden opgedragen. Het zijn niet alleen de groote en kostbare stuk ken die verdienen onder handen genomen te worden. In den laatsten tijd hebben vele particulieren er toe besloten, hunne familieportretten en andere van geslacht op geslacht overgegane kleinere stukken geleidelijk onder handen te doen nemen, teneinde ze voor de toekomst te bewaren, en voor het heden, meer dan anders, een verlustiging der oogen te doen zijn. Daarbij komen soms verrassende ontdekkingen voor: stukjes die, als waardeloos beschouwd, hier of daar in een gang of zelfs op zolder waren opgeborgen, waarnaar nooit iemand omzag, kwamen onder de hand des restaurateurs vandaan als keurige mees- terstukjes, waarvoor de eigenaar met trots een plaats in zijn ontvangkamer of zijn hal inruimde. En zulks dikwijls zonder dat men zich geldelijke opofferingen van belang had te getroosten. Kr zijn, zeer Geschilderd door: BLOEMSTUK. Gerestaureerd door: Laurens v. d. Vinne, St. lilisabeth's of Groote Joh. Karstens Jz., A° 1721. Gasthuis, Haarlem. Haarlem, 1909. zeker, restauraties van groote, kostbare stukken, welker arbeid en verantwoordelijkheid met een paar honderd gulden nog niet betaald is. Maar tal van stnkken, waarvan de verf en het doek goed behouden bleef, hebben alleen een opfrissching van vernis of verwijdering, hier en daar, van vuile plekken, noodig om in al hunne frischheid en heerlijkheid voor den dag te komen en daarmede zijn dikwijls niet meer dan enkele tientallen guldens gemoeid. Wie in het bezit van oude stukken is, kan zich zonder veel moeite en kosten een advies daarover verschaffen, zonder dat hem dit eenige de minste verplichting oplegt. Zij, die zich met restauratie van schilderijen bezig houden, stellen daar in den regel voldoende belang in, om tegen vergoeding van reisen verblijfkosten volgaarne bereid te wezen, hun advies te geven. Wie dus in het bezit van oude stukken is, doet zichzelf en zijn nakomelingen zeker onrecht, indien hij niet althans onderzoekt, wat wellicht aan zijn bezit gedaan zou moeten worden. 1 Iet bovenstaande geldt tot op zekere hoogte ook voor meer moderne stukken. Een schilderij die vijftig, zestig jaren oud is kan reeds zoodanig den invloed van slechte omgeving, stot en vuil, onoordeelkundig reinigen en/, hebben ondervonden, dat het hoogst noodzakelijk is haar eens onder deskundige handen te doen nemen. Met geringe moeite en kosten houdt men dan zijn bezit op waarde, terwijl het bij verdere verwaarloozing hollend achteruit gaat. Waar te voorzien is, dat vele onzer moderne meesters later evenzeer gewaardeerd zullen worden als thans hunne groote voorgangers uit de XYIe en X\ IIe eeuw, mag het zeker de plicht heeten van ieder, die goede schilderijen bezit, zich ook om het onderhoud daarvan te bekommeren. , [oh. Karstens Jzx. Haarlem, (Jetober 1909. ■' "-■*"* <• bpaarne 77. UfT ' /0 n V