V Een (5) G) G) 6) 6) 6) merkwaardige Vondst. 3 3 3 3 VOORPRAAT •§)-§)•§) gehouden op de 13e Algemeene ^ Vergadering van de Vereeniging tot Opvoeding en Verpleging van Idioten en Achterlijke Kinderen. Een merkwaardige Vondst. Voordracht gehouden op de 13e algemeene vergadering van de Vereeniging tot Opvoeding en Verpleging van Idioten en Achterlijke Kinderen. I )e vorderingen der wetenschap gaan slechts langzaam. \\ at de ITeere God bij de Schepping gedacht heeft, wordt slechts zeer oppervlakkig en langzaam door den mensch nagedacht. Ook wat we weten omtrent den bouw en verrichtingen van liet menschelijk lichaam is verre van volkomen. Het prachtig werk dat God als kroon op Zijn Schepping zette, is voor ons op vele plaatsen nog zoo duister. Slechts nu en dan, als bij tusschenpoozen, licht God een tip van den sluier op, om ons een blik op zijn werk te gunnen, en de geloovige geleerde roept dan telkens uit: ..Heer, hoe groot zijn Uwe werken? Zeer diep zijn Uwe gedachten!" Maar veel houdt Hij nog verborgen. Hoe ziel en lichaam samen werken is ons nog ten eenen male onbekend. Onbekend nog is, hoe liet protoplasma fier cel zich voedt met de door het bloed aangevoerde voedende bestanddeelen, waarom het protoplasma van enkele cellen andere functie lieett, dan dat van andere cellen, terwijl door het microscoop niet veel verschil in bouw te bespeuren valt. Onbekend is nog de functie der bijnieren, terwijl we wel weten dat bij ziekten der bijnieren zeer ernstige stoornissen optreden, Sedert betrekkelijk kort, weten we dat de milt een rol speelt bij de bloedbereiding. Onbekend is de werking van verschillende hersendeel en. Onbekend de functie van de thymusklier. En zoo zouden we nog kunnen doorgaan. Dankbaar erkennen we dat allengs ons veel bekend is geworden, dank zij de studies van talrijke geleerden; bovenal dank zij de goedgunstigheid van onzen God, die hun nu en dan een blik gunde in zijn heerlijk scheppingswerk. Toch moeten we met een van hen, den grooten physioloog Claude Bernard uitroepen: ,,Nous sommes entourés do phénomènes, que nous ne voyons pas", we zijn omringd van verschijnselen, die we niet zien. Tot de organen waarvan men tot voor korten tijd niets wist, behoort de schildklier. Zij bestaat uit twee zijdelingsche door een smaller middenstuk verbonden lapjes, die tegen het bovenste deel der luchtpijp gelegen zijn. liet middenstuk bedekt de bovenste kraakbeenringen van de luchtpijp. De inwendige bouw komt overeen met den bouw van die organen, die het een of ander vocht afscheiden en den naam van klieren dragen; maar wat haar onderscheidt is het absoluut ontbreken van een uitlozingsbuis, waarlangs het afgescheiden vocht weggevoerd wordt. Wat doet dat vocht van de schildklier, en waarheen vindt het zijn weg? Ziedaar vragen, waarop te vergeefs een antwoord gezocht werd; totdat de ontdekking van het voorkomen van een bepaalde ziekte in deze materie meer licht verspreidde; en over deze ziekte wenscli ik een oogenblik met u te handelen. Voor nu dertig jaar geladen vertoonde de Engelsche geneeskundige William Giell en eenige jaren later ook zijn collega Ard aan een der geleerde genootschappen enkele patiënten, wier afwijkingen van de huid en zenuwstelsel hun voorkwamen een ziekte op zich zelf te zijn. Het golden allen volwassen vrouwen. In een dor gevallen was Ard in staat een onderzoek na den dood te verrichten, waarbij hij kon vaststellen 1°. een sterken achteruitgang van de schildklier en 2°. een doortrekking van de huid en het onderhuidsche celweefsel met een slijmige stof. Door de slijmige stof kreeg de huid een bleek wasachtig aanzien en werd zij dik op 't aanvoelen. Op het eerste gezicht leek zij op de huid van waterzuchtigen: maar het bekende kuiltje bij druk bleef niet in de huid staan. Ard gat' hierom aan de ziekte dan naam van niyj:oedcem islijmige zwelling). Ook van Fransche zijde van Charot en zijn leerlingen kwamen ongeveer gelijktijdig en onafhankelijk van hun Engelsche collega's berichten over gevallen, nu ook mannen betreffende, en het voortgaand onderzoek deed vinden, dat de ziekte ook reeds op jeugdigen leeftijd optreedt, en zelfs ook aangeboren voorkomt. In alle gevallen werd geconstateerd sterke achteruitgang resp. ontbreken van de schildklier. Daarbij kwam de ervaring van de Zwitsersche chirurgen Réverdin en Kot-her, dat na algeheele verwijdering door operatie van de in Zwitserland veelvuldig voorkomende kropgezwellen (ziekelijke woekeringen van de schildklier) een toestand geboren werd, een treilende overeenkomst hebbende met de ziekte door de bovengenoemde geneesheei-en beschreven. In het eene geval achteruitgang resp. ontbreken van de schildklier; en het andere geval operatief wegnemen van dat orgaan. Was het wonder dat de ziekte in verband gebracht werd met tle ontbrekende werking van de schildklier? Dat de meening ontstond, dat het afscheidingsvocht dier klier wel degelijk een belangrijke functie te vervullen heelt V In 1884 leverde Schilt het bewijs, dat een hond, wien hij de schildklier liatl weggenomen, niet leven kan. Hij wordt apathisch, slaperig; zijn bewustzijn wordt gestoord, hij krijgt krampen enz. Bij een anderen hond, bij wien hij te voren een schildklier van een hond in den buik had vastgenaaid, bleek hem dat het wegnemen van tle schildklier nu niet doodelijk was. De genoemde verschijnselen bleven uit. Zijn conclusie was. dat aan do schildklier een gewichtige functie voor de normale werking van het organisme was toebetrouwd, en dat het ontbreken van liet afscheidingsproduct ernstio-e stoornissen kan veroorzaken. Wat nu th- oorzaak is van dezen teruggang of ontbreken van de klier is tot nog toe onbekend gebleven. Rourneville, die een groote ervaring van deze ziekte heeft, zegt, dat alcohol vergiftiging herhaaldelijk in tle familie van zijn patienten voorkomt. Ook in de familie van een onzer patiënten wordt dit gemeld. Hij ook vond herhaaldelijk tuberculose in de familie, wat ook bij een onzer patienten frequent voorkwam. Men heeft opgemerkt dat de ziekte meer bij vrouwen dan bij mannen optreedt (G vrouwen tegen 1 man) en speciaal meer bij de gehuwde vrouw, terwijl enkele landen, speciaal Engeland, meer voorbeschikt zijn dan andere. De leeftijd die voor de ziekte voorbeschikt is 30 50 jaar, terwijl ook bij jonge kinderen de ziekte niet zeldzaam is, en zelfs aangeboren voorkomt. Bij jonge kinderen was de ziekte dan ook reeds vroeger bekend onder den naam van sporadisch d. i. verstrooid cretinisme, zoo genoemd in tegenoverstelling met liet endemisch of inlieemsch cretinisme, zooals dit voorkomt in de bergstreken van Kuropa, (Zwitserland. Tyrol, X. Italië). De lijders aan dat plaatselijke cretinisme vertoonen meestal een kropgezwel, dat veelal niet anders is dan een ziekelijke ontaarding van de schildklier. Hoe dit ontstaat, is tot nog toe onbekend gebleven. Zeker is dat het samenhangt met het drinken van water uit bepaalde bronnen, terwijl ook waarschijnlijk de luohtverversching in de dalen te wenschen overlaat. Bekend is hoe het zien van een dergel ijken ongelukkigen cretin Dr. (Juggenbühl reeds in 1S40 bewoog een cretinenanstalt te bouwen op den Abendberg, omdat hij wist dat sinds lang gegoede dalbewoners hun woning verplaatsten naar de hoogte der bergen, om daardoor de dalen te ontvlieden. Met dit cretinisme heeft de ziekte van het mvxoedeem veel overeenkomst, doch ook verschillen; waar dit nu niet voorkwam aan een bepaalde streek gebonden, noemde men het sporadisch <1. w. z. verstrooid cretinisme. Die overeenstemming is gemakkelijk te verklaren. Dij hot kinderlijk niyxoedeein een teruggang op jeugdigen leeftijd; bij den cretin een ziekelijke verandering op jeugdigen leeftijd van de schildklier. En daar het gemis van de schildklierwerking bij de volwassenen de zielsfunctiën doet achteruitgaan, zij traag, suf en min of meer wezenloos worden en in het algemeen de geestvermogens afstompen, is het ook gemakkelijk in te zien, dat wanneer hij het jonge kind de sehildklierfunctie ontbreekt, de hersenen in hun ontwikkeling gestoord worden. Het is over het mvxoedeem ih'r dat we thans wenschen te handelen. Deze achterlijke kinderen komen niet vaak in onze inrichtingen, omdat de noodzakelijkheid van opname niet dringt, ze zijn suf, traag, plomp, kunnen meestal niet loopen, zitten waar ze gezet worden, hebben geen booze buien; zijn integendeel goedig van aard: en zoo was het mogelijk, dat een der patienten tot haar 23e jaar kon thuisblijven. Huiselijke omstandigheden noodzaakten toen hot meisje in ons gesticht op te nemen. Thans overgaande tot de verschijnselen der ziekte, meen ik dit het geschiktst te zullen doen, door u twee patienten van 's Heeren Loo in de gedachten voor te stellen. Den 14en Mei 11)01 werd mij in mijn studeerkamer een nieuw patientje gebracht door de ouders en den broeder, die transpireerde onder de zware vracht, die hij den langen weg van 't station tot 's Heeren Loo gedragen had. Het was een klein meisje dat als een vormlooze klomp opzijn arm zat, en op een stoel gezet, kwam het vreemd gevormde hoofd nog niet boven de leuning uit. Het zat stil te kijken en nam geen deel aan de omgeving; door niets gaf zij te kennen dat het haar vreemd was in mijn kamer. Er bestond dwerggroei. Het hoofd was sterk verlengd in de afmeting van voor- naar achterhoofd. De huid van het gelaat had een geelwitte kleur en was dik op 't aanvoelen. Men zou zeggen waterzuchtig, doch bij onderzoek bleef het bekende kuiltje niet in de huid staan. Het voorhoofd laag en gerimpeld (vandaar de sombere zwaarmoedige uitdrukking die al deze lijders hebben). De oogspleten waren nauw door de gezwollen oogleden en daartusschen zetelde een breede ingedeukte neusrug ; het uiteinde van den neus was breed met wijde openstaande neusgaten. Een dikke tong was door den open mond zichtbaar. De haargroei was schaarseh. Het kind zeverde niet. l>it uiterlijk was zoo typisch, dat ik reeds voor het kind uitgekleed was, vroeg of het ook een dikke buik had, waarop de broeder bevestigend antwoordde. Nadat 't ontkleed was, viel de korte dikke breede hals op, zoo kort, dat 't scheen, alsof het hoofd direct op de schouders stond. De groeven boven de sleutelbeenderen waren opgevuld met dikke vetkussens, ook de ondersleutelbeensgroeve puilde meer dan gewoon uit. De huid vertoonde geen haargroei, geen oksel-, geen schaamharen. De borsten waren onont- wikkel cl. De huid was over borst, buik en beenen gemarmerd, hier meer daar minder gevuld, echter niet door een vetlaag, maar de huid zelf was dik. De buik was eer echte kik vors chbuik, zeer uitpuilend en daar bovenop nog een uitpuilende navel. Die buikvorm en uitpuiling des navels is bijzonder typisch. Ik wil niet ontkennen dat nu en dan navelbreuk gevonden wordt bij dergelijke lijders, maar bij onze patiente was de uitpuiling te danken aan de opvulling van de huid om den navol. De beenen waien plomp, de vormloos kleine voeten, met dikke kussens er op, waren met de binnenranden naar binnen gebogen. De handen waren kort en dik, met breede vingers. Van achteren gezien, bestond een sterke liolling in den rug, te verklaren door de zwaarte van den sterk uitpuilenden buik. De plioto, toen genomen, kan ik u hier toonen. Patiente sprak alleen ja en neen, overigens nam ze geen notitie van de omgeving; was nog onzindelijk als men er niet op lette. Hij aanspreken lachte ze u vriendelijk toe, maar gaf' in geenen deele blijk dat ze iets begreep. Patiënt hield zich met niets bezig.' Wanneer ik u nog zeg, dat patiënt 22 jaar oud is, !S73 cM. lang d. i. de lengte van een kind van 2 jaar, en Ï5S pond weegt, dat van de schildklier geen spoor ook bij aandachtig onderzoek te vinden is. dai7 is er geen twijfel over of we hebben te doen met een geval van myxoedeera op kinderlijken leeftijd verkregen ; misschien wel aangeboren. I it de voorgeschiedenis van dit meisje leerden wij, dat ze zich de eerste maanden goed ontwikkelde, maar dat de achteruitgang begonnen is na de 4e maand, waarin ze een zwaren vorm van mazelen had. De tanden kwamen op gewonen tijd: de eerste verwisseling der tanden geschiedde pas op U-jarigen leeftijd, en was bij de opname nog niet geheel afgeloopen. Het meisje kon niet loopen. Sterk viel de wanverhouding op tusschen boven- en onderlichaam. Menstruatie was nog niet opgetreden. De geheele familie is buitengewoon nerveus en geagiteerd, druk in haar beweging. Grootmoeder en Oom zijn krankzinnig gestorven. (>nze 2e patiënt is 11 jaar oud en 104 cM. groot, wat ongeveer de lengte is van een normaal kind van (> jaar. Hiermede in tegenstelling is de grootte van t hootd, waarvan de omtrek is .>'2' cM. Vilder zenuwachtig, de twee ouders van den. vader tubeiculeus, waarvan een ook epilepsie had. Neef van den vader tuberculeus, "2 neven van de moeder idioot gestorven, terwijl patients oud-tante doof is. Bij de geboorte, die lang geduurd heeft, was patiënt bewusteloos; hij wilde niet zuigen. Waarschijnlijk kwam dit reeds door de groote tong in den mond, ofschoon het niet-kunnen-zuigen een gewoon verschijnsel is bij een idioot geboren kind. Daarna ontwikkelde hij zich goed, tot op 9 maanden er stilstand kwam. Tanden kwamen laat, Gelaatskleur pafferig bleek, met breede dikke hangwangen : waart usschen een breede afgeplatte neus. liet haar was hard : de mond was meestal gesloten : er bestond nog een melkgebit. Korte breede hals, in de streek boven en onder het sleutelbeen zwellingen als van klierpakketten. Geen schildklier te voelen. De buik puilde uit en was breed met uitpuilenden navel. De bovenste en onderste ledematen waren kort en plomp. De beenen waren eenigszins krom. Armen en beenen, vooral de handen waren koud en blauwrood. Breede plompe vingers, hij leed aan stoel verstopping. Waar hij gezet werd, stond hij. Weinig beweging. Patiënt sprak nog niet; kon niet alleen loopen, staande, moest hij zich vasthouden; traagheid in al zijn doen. Van do 3e patiënt zal ik u niet veel mededeelingen doen. Zij werd ons gebracht op 14-jarigen leeftijd, op aanraden van Dr. Abbink Spaink te Apeldoorn, die dit kind gedurende 13 jaar reeds onder behandeling had, en nu meende dat de tijd gekomen was voor schoolonderwijs. Xij watoen 11 'jaar oud, 87 cM. lang; de lengte van een kind van *2 jaar. Ook bij haar ziet ge den zeer grooten buik met uitpuilenden navel. De Franschen spivken van een ventre de bactracien letterlijk kikvorschbuik i. Wat bij dit kind nog merkwaardig is. is dat ze onaneert, wat ik ook vermeld vond in een publicatie van 1901 van Bourneville ; anders komt onanie niet voor bij myxoedeem-lijders. De vader van dit kind zou vroeger alcohol gebruikt hebben. Resumeerende zien we dat bij Idiotie vier groepen \an verschijnselen optreden: 1". do doortrekking van de huid door slijmige afzetting. *2". de afwezigheid van de schildklierfuurtie. IV'. stilstand in de ontwikkeling van t verstand. 4". thverggroei. Bij dit laatste wenschen we nog een oogenblik stil te staan. Er bestaat bij elk jong kind een wanverhouding tusschen de lengte van het bovenlijf en onderlijf; een wanverhouding die gaandeweg verdwijnt door het snellere groeien van de onderste ledematen. De lengte der ledematen wordt beheertcht door de pijpbeenderen die 't geraamte vormen. Nu is er in den groei van die pijpbeenderen een merkwaardige stoornis. Zoo'n pijpbeen dat omgeven is door een beenvlies, bestaat uit drie deelen, een middenstuk, en '2 eindstukken. Deze eindstukken bestaan in de eerste levensjaren nog uit kraakbeen. Kort voor de geboorte of ook kort daarna, ontstaat in het midden van die eindstukken een verbeeningscentrum, dat meer en meer om zich heen grijpt, tot ten slotte het geheele eindstuk been is geworden. Er blijft dan van 't oorspronkelijk kraakbeen over een dunne laag aan de oppervlakte, het gewrichtskraakbeen en een kraakbeenschijf, tusschen het eindstuk en het middenstuk. En hier vindt nu voortdurend vermeerdering van kraakbeen plaats, hetwelk zoowel naar den kant van 't ejjidstuk als naar den kant van 't middenstuk overgaat in verbeening en daardoor wordt liet geheele pijpbeen langer. Zoolang het been groeien moet blijft de kraakbeenplaat bestaan. Is de groei voltooid dan verbeent ook de plaat, en nu eerst is het pijpbeen een geheel. Van uit het beenvlies dat het geheele pijpbeen omgeeft worden beencellen gevormd, die het dikker worden veroorzaken. We zien nu bij het kinderlijk myxoedeem, dat de eindstukken van de pijpbeenderen kraakbeenig blijven, dat er dus geen eigenlijke kraakbeenplaat bestaat tusschen eind- en middenstuk en dat er dus geen afzetting van beenzelfstandigheid plaats grijpt, en de groei van het been alzoo niet verder gaat. Het been blijft de lengte behouden van den leeftijd waarop het myxoedeem optreedt. Vandaar dat ook blijft bestaan de wanverhouding tusschen bovenen onderlichaam die bij 't zeer jonge kind normaal is. Dit is een vinding van den allerlaatsten tijd, door middel van de Röntgenphotographie, de photographie met onzichtbare lichtstralen, die opgeslurpt worden door been en door wcckere deelen worden doorgelaten. We zijn daardoor in staat het geraamte van een lovend mensch te photographeeren en kunnen nu ook leeren kennen die vormen van myxoedeem, waarbij de schildklierfunctie maar gedeeltelijk is opgeheven, en waarbij dus niet liet typische uiterlijk optreedt. Dan zien we dus ook een gedeeltelijke stoornis in den beengroei. 2e zijn we in staat daardoor te bepalen op welken leeftijd het myxoedeem is opgetreden, daar we weten op welken leeftijd verschillende beenderen gevormd worden. De inrichting van een Röntgen-apparaat is kostbaar, en't werken er mee vereischt een bijzondere techniek, waarom ik niet in staat ben u pliotogrammen van onze patientjes te laten zien. Thans weder terugkeerende tot onze patienten, neem ik uit de aanteekeningen van het eerste meisje dat 14 Mei werd opgenomen over: ;51 Aug. Pat. begint alleen te eten en ook op haar voeten te staan, doch wordt nog vastgehouden. 7 Sept. Pat. gaat goed vooruit, do leelijke dikte is zichtbaar afgenomen, en do wasbleeke kleur gaat er meer en meer gezond uitzien. 5 Oct. (dat is 4' ., maand na haar opname). Een nieuwe photo laat treffende verbeteringen zien; de lengte is met enkele cM. toegenomen; patiënt staat, zieli vasthoudende aan een stoel; de dikke buik is verdwenen, er bestaat een gezonde gelaatskleur, haar blik is helder en met bewustzijn rondziende. Vooral merkwaardig is, dat het volumen van de dikke tong, die meestentijds tussehen de lippen zichtbaar was, thans zoover is afgenomen, dat de mond kan gesloten blijven. 12 Oct. Pat. begint loopoefeningen te maken. Mei 1902. (dat is een jaar na haar opname). Pat. kan thans aardig loopen aan de hand van do verpleegster; is bang die los te laten; zij is a 7 cM. gegroeid en enorm vooruitgegaan. Ze kent een ieder van hare omgeving; met spreken gaat ze nog niet veel vooruit. Juni. Pat. begint te praten, maar klankloos; geeft op eenvoudige vragen antwoord. Mei l!t03. Pat. loopt langs de tafel en gaat alleen op een stoel zitten, eet alleen en netjes met een lepel. Nu en dan is ze nog onzindelijk. Ze is in rle twee jaar sinds haar komst 17 ' cM. gegroeid, wat op haar leeftijd van 24 jaar opmerkelijk is, eu wat nog meer zou zijn als niet haar beenen waren kromgegroeid. Deze staan thans als ecu hoepel gebogen, terwijl bij opname de knieën naar binnen stonden. Pat. helpt zelfs een ander eten, die ze met een lepel voert. Zoo'n grooten vooruitgang vonden we bij liet jongetje niet. Van hem hebben we aangeteekend opname 2 Mei 1901. 4 Sept. Het lijkt ons toe dat pat. veel vlugger uit de oogen kijkt. Hij loopt thans alleen zonder steun. 20 (Jet. Ken nieuwe photo laat thans in vergelijking met die van vóór -1 maanden tredende verbeteringen zien in zijn lichamelijken bouw. De plompe figuur, de dikke huid, de groote buik met uitpuilende navel, alle zijn ze verdwenen. Pat. heeft veel helderder blik en kijkt mot meerder aandacht rond. De geestelijke ontwikkeling is ovenzoo beslist vooruitgegaan, hoewel minder snel dan de lichamelijke. 1902 April. Ilij is thans 120 cM. tegenover 110 in 1902 en 104 in 1901. Ilij is lichamelijk veel vooruitgegaan, in mindere mate ook verstandelijk. Ilij begrijpt wat men tot hem zegt, kan niet spreken. En ten slotte de patiënte, die ons reeds enorm verbeterd door Dr. Spaink werd toegezonden. Zij was in Juli 1S97 11 jaar oud. 87 cM. lang; anderhalf jaar daarna 122 cM. en thans 139 cM. lang. Zij bezoekt de school en naar opgave van onzen hoofdonderwijzer, den heer Pegman, heeft ze al vrij aardig leeren leeren lezen en begint ze te schrijven, doch in rekenen is ze nog zwak. Door welk middel nu is dezo aanmerkelijke verbetering verkregen? Keeren we nog even terug naar de geschiedenis en wel naar de proeven van Schift'. Deze phvsioloog merkte op, zooals reeds gezegd, dat de fatale verschijnselen bij de proefdieren, na 't wegnemen der schildklier uitbleven, zoo hij vooraf de schildklier van dezelfde diersoort bij 't proefdier in den buik had vastgehecht. Hot afgescheiden vocht kwam dan toch in den bloedstroom. Het was Heinrich Bircher, een praktiseerend geneesheer te Aarau bij Bern, die in 1SS9 hot eerst deze vondst van Schitf op den mensch toepastte. Hij naaide bij een vrouw, die geopereerd was van kropgezwel, een schildklier van een andere vrouw in den buik, en verkreeg onmiskenbaar, doch voorbijgaand resultaat. Van deze proeven onkundig beproefde llorslev verbetering te krijgen, ook al weder geleid door Srliitls proeven, door 't innaaien in den buik van een schaapsschildklier. Ook hier helaas slechts een voorbijgaand succes. Beide ingenaaide organen toch werden niet een geheel met t organisme, maar stierven na zekeren tijd ;it. Dit inziende ging men voort met proefnemingen; meer succes gaven inspuitingen in de bloedaderen van t sap van de schildklier. Murray trok de schildklier van 1 schaap uit met glycerine, en maakte daarmede onderhuidscbe inspuitingen. En 't succes was verbazingwekkend. Daar evenwel, zoodra de inspuitingen ophielden, er weer even spoedig achteruitgang intrad, begreep men dat het omslachtige en niet gevaarlooze inspuiten niet geregeld was voort te zetten. Eerst recht kwam men op streek met de eerste pogingen in 1892 verricht om do schildklier van schapen in andere runderen door den mond te laten innemen. Men diende "/ tot 7, klier per dag in verschen, rauwen staat toe om op brood te gebruiken. Men zag ook hier voortgaand en thans ook blijvend succes. Ja men ging nog verder, want de moeielijkheid om alle dagen versche schildklier te krijgen was groot. White maakte tabletten van de gedroogde en gepoederde klier, en ook hier bleek het werkzaam bestanddeel bewaard. Deze tabletten konden eenigen tijd duren. Ook onze landgenooten lieten zich niet onbetuigd: Prof. Van Haren Xoman bereidde de gedroogde klier in poedervorm; Dr. Ivüthe gaf zelf het gedroogde extract van de klier. En met dit laatste zijn onze twee kinderen behandeld. Met kleine giften beginnend en zorgvuldig controleerend de werking, klimmen we tot grootere doses op; controleerend, want een te veel wordt zeer slecht verdragen. De patiënten worden dan koortsig, gejaagd, krijgen polsversnelling, gaan slecht en zeer onrustig slapen, en hebben in dien slaap schreeuwbuien. Dan moet het middel tijdig worden gestaakt. Helaas kon ik geen geheele genezing constateeren van do geestelijke achterlijkheid; wel groote verbetering. Men lioude echter drie voorname zaken in het oog, dat het vooralsnog niet mogelijk was den zieken de- normale verking van do schildklier terug te geven. Schildklier van een anderen mensch is niet te onzer beschikking; tot nog toe moest men zich bedienen van de schildklier van reit en dit zal natuurlijk niet alles kunnen geven. En '2o was het eene meisje te oud om ook op intel- lectueel gebied gelijk te komen met andere meisjes van haar leeftijd. 3o kan men niet goed verwachten dat de zenuwcentra in de hersenen, die zich eenmaal gebrekkig gevormd hebben door t ontbreken in 't bloed van eenige stof afgescheiden door de schildklier, volledig omgezet zullen worden in goed gevormde cellen. Hij 't myxoedeem der volwassenen, waar de vorming der zenuwcentra reeds voltooid is, toen 't myxoedeem begon krijgen we meer en beter succes. Thans resumeerende heeft de schildklier in het lichaam, ofschoon haar werking tot voor 30 jaar als luttel beschouwd werd een zeer belangrijke functie te verrichten. Zij scheidt een stof af, die onontbeerlijk is voor de voeding en het goed werken van het centrale zenuwstelsel, bij ontbreken waarvan op jeugdigen leeftijd de ontwikkeling van de zenuwcentra op gebrekkige wijze plaats grijpt en heeft grooten invloed op de verbeening van de kraakbeenig aangelegde pijpbeenderen en beheerscht alzoo den groei. Hr. en Z. In uw kring is het haast overbodig om nu nog op het volgende acht te geven. Spreken do verzen uit Jesaja's profetie ') letterlijk van den landman, de geschiedenis van 't myxoedeem laat voor wie 't zien wil, geen twijfel of God regeert en onderwijst en leert ook den geleerde. Is t niet opmerkelijk dat een ziekte, ernstige stoornissen van 't normale leven medebrengend, jarenlang onopgemerkt bleef: totdat God een tip van den sluier oplichtte, en nu in verschillende landen de oogen van de mannen deiwetenschap opende en dat onafhankelijk van elkander: William Gull en James Ard in Engeland, Charcot in Frankrijk, Keverdin en Kocher in Zwitserland. Dat in dien tijd ook Röntgen, een natuurkundige, zijn onbekende lichtstralen vond, waardoor we zooveel meerder kennis verkregen van den dwerggroei van het myxoedeem, en van den invloed van het schildklierproduct op den beengroei? Dat Heinrich Bircher in Zwitserland en onafhankelijk van hem Horsley in Engeland de toepassing van het gevondene zochten voor het herstel van den zieken mensch? Voorwaar ook de geleerde wordt door God geleerd, en Hij onderricht hem ook van de wijze. A. DUPONT. ') Jesaja 28 : 24—29. / I STOOMBOKKDRl'K GKIiR. MOOJJ, KHM BLO. G. M y, 21 Mei 1901. 8T ,, c.M. G. M y, 30 Sept. 1901. G. 11 y, llci 1903.