Een blik in de :: 5eal-Wereld DOOR „Mr. JfiCKS" : TECHN. DIR. Pa. J. G REE VE & Zn. : EEN BLIK IN PE SEflL-WERELD :: DOOR :: „Mr. JACKS" TECNN. DIR. Pa. J. QREEVE 4 Zn. :: UITGAVE DRUKKERIJ M. LINDENBAUM & Co., AMSTERDAM. Aan de Dames, die wal zij i^oopen ook wenschen te kennen, en van hunne gewaardeerde belangstelling zoo talrijke blijken gaven. m DE ZEEBEER. (Callorhinus Ursinus). Namen en soorten. "What's in a name?" SEALSKIN is eigenlijk zeeberenvel, maar hoewel er veel voor zulk een Nederlandsche benaming te zeggen zou zijn, — berenvel, zij het dan ook van den zeebeer, maakt ons een veel te ruigen indruk, geenzins strookende met de zachtheid van het fluweelachtige bont, dat wij als „sealskin" kennen, dan dat ik haar durf aanbevelen; trouwens, het beest zelve doet volstrekt niet denken aan een zeevarend bruintje. Robbenvel ware eene niet onjuiste, maar te algemeene benaming, die niet voldoende specialiseert, want onze zeebeer behoort tot de robben, doch niet alle robben (of vinvoetige zeezoogdieren) leveren ons het sealskin, dat ik nu wensch te bespreken. Er zijn twee soorten van seal: haar-seal en bont-seal. Het eerste, afkomstig van den zeehond (die zelfs in de Zuiderzee, Biesbosch enz. wordt aangetroffen), den zeeleeuw en andere dieren van deze orde, wordt, behalve voor lederproductie, ook in den behaarden toestand gebruikt: voor militaire hoofdbekleeding (de Nederlandsche huzaren o. a. dragen een „kolbak" van geverfd zeehondenvel), voor Sport- en Automobieljassen enz. Bont-seal levert ons echter alléén de zeebeer. De Franschen noemen dit vel (mijns inziens ten onrechte) . Loutre de mer": Loutre is zooals bekend Otter, en daar nu sealskin, in den ongeverfden toestand, Ottervel het meest nabij komt (dus het vel van den rivier- of landotter, „loutre du pays"), en op ongeveer dezelfde wijze JL DE ZEEBEER. (Callorhinls Ursinus). Namen en soorten. "What's in a name?" SEALSKIN is eigenlijk zeeberenvel, maar hoewel er veel voor zulk een Nederlandsche benaming te zeggen zou zijn, berenvel, zij het dan ook van den zeebeer, maakt ons een veel te ruigen indruk, geenzins strookende met de zachtheid van het fluweelachtige bont, dat wij als „sealskin kennen, dan dat ik haar durf aanbevelen; trouwens, het beest zelve doet volstrekt niet denken aan een zeevarend bruintje. Robbenvel ware eene niet onjuiste, maar te algemeene benaming, die niet voldoende specialiseert, want onze zeebeer behoort tot de robben, doch niet alle robben (of vinvoetige zeezoogdieren) leveren ons het sealskin, dat ik nu wensch te bespreken. Er zijn twee soorten van seal: haar-seal en bont-seal. Het eerste, afkomstig van den zeehond (die zelfs in de Zuiderzee, Biesbosch enz. wordt aangetroffen), den zeeleeuw en andere dieren van deze orde, wordt, behalve voor lederproductie, ook in den behaarden toestand gebruikt: voor militaire hoofdbekleeding (de Nederlandsche huzaren o. a. dragen een ,kolbak" van geverfd zeehondenvel), voor Sport- en Automobieljassen enz. Bont-seal levert ons echter alléén de zeebeer. De Franschen noemen dit vel (mijns inziens ten onrechte) -Loutre de mer : Loutre is zooals bekend Otter, en daar nu sealskin, in den ongeverfden toestand, Ottervel het meest nabij komt (dus het vel van den rivier- of landotter, „loutre du pays"), en op ongeveer dezelfde wijze bewerkt als sealskin, met eenig succes als zoodanig in den handel is gebracht, zou men den naam van „loutre de mer" kunnen rechtvaardigen, ware het niet, dat er werkelijk ook zeeotters bestaan (Enhydris lutris, Latax \utris), die ons het buitengewoon fijne bontvel leveren, at in Frankrijk en ook hier bekend is onder den naam *n „Kamschatka", maar in Engeland met meerdere juist