De Formatie der Gereformeerde Kerk van Oude- en NieuweWetering in 1655 MET EEN NAAMLIJST VAN PREDIKANTEN door J. 1 i O I J W ER--- ------ PREDIKANT. Uitgegeven te Oudshoorn bij J. G. BAART - - 1905 DE FORMATIE DER GEREFORMEERDE KERK. De Formatie der Gereformeerde Kerk van Oude- en NieuweWetering in 1655 MET EEN NAAMLIJST VAN PREDIKANTEN door --------- J. BROU W ER--- ------ PREDIKANT. Uitgegeven te Oudshoorn bij J. G. BAART - - 1905 VOORREDE. Wij gelooven, dat God alles regeert. Daarom zie ik er Zijn bestuur in, dat juist in dezen ty ij mij e lust ontwaakte om een onderzoek in te stellen naar den oorsprong der Gereformeerde Kerk alhier, waardoor i tot de ontdekking kuam, dat het op den v„fd«» December 1905 TWEE HONDERD EN VIJFTIG JAREN geleden zal zijn, dat zij werd geformeerd. Van den Kerkeraad der Ned. Herv. Kerk kreeg ik vei lof inzage te nemen van een deel van het archief; daarvoor wensch ik hier mijn dank te betuigen. De vriendelijke ontvangst van Ds. W. Pothoven in zijn pastorie benevens zijn welwillende en belangstellende medewerking maakten mij het onderzoek gemakkelijk. Met groote dankbaarheid maak ik daarvan melding. Verblijde deze herinnering aan het 250-jarig bestaan der Gereformeerde Kerk van Oude- en Nieuwewetenng vele lezers en lezeressen, en wekke ze ons op om he ons geschonkene pand getrouw te bewaren. DE SCHRIJVER. Oudewetering, November 1905. De kerken worden in den regel genoemd naar den naam van de burgerlijke gemeente, waar zij zich bevinden. Zoo is het evenwel niet het geval met de Gereformeerde Kerk van Oude- en Nieuwewetering. Eene burgerlijke gemeente van dien naam bestaat niet. Evenmin omvat zij een buurt in ééne gemeente; tot haar behooren twee buurten, waarvan de eene, n.1. de Oudewetering feitelijk over vier burgerlijke gemeenten verspreid is, over Alkemade, Haarlemmermeer, Leimuiden en Rijnzaterwoude, terwijl de Nieuwewetering volgens kerkelijke gewoonte naar het water van dien naam in Alkemade genoemd wordt en tevens een deel van den ringdijk rondom den Haarlemmermeerpolder in zich sluit. De kerk van Oude- en Nieuwewetering is van betrekkelijk jongen datum. Terstond valt dit reeds in het oog, wanneer men het kerkgebouw der Nederlandsch Hervormde Gemeente beziet. De stijl herinnert niet aan een grijs verleden. R. Rakker1) beschrijft »het oude, niet groote kerkgebouw als een net vierkant gebouw, in alles zeer wel geschikt voor den predikdienst met een spits torentje, met uurwerk en klok.« Meer weet hij er niet van te zeggen, omdat er geen historische herinneringen uit den vóor-reformatorischen tijd aan verbonden zijn. De bazuinende engel, die boven op het kruis van het torentje i) r. Bakker, Ned. Stads- en Dorpsbeschrijver. Dl. 8 op Alkemade. dienst doet als windwijzer, wijst er op, dat wij met een gebouw te doen hebben, hetwelk voor de protestantsche religie is gesticht. Dit kerkgebouw kan dus niet een der vele monumenten zijn uit de eeuwen, die aan de groote reformatie der 10de eeuw voorafgingen. Trouwens in geheel Alkemade is geen enkel gebouw te vinden, vanwaar de eeuwen op ons nederzien. Kan het Godshuis te Rijnzaterwoude bogen op een bestaan van 1000 jaren en herinnert ons de plaats van het tegenwoordige kerkgebouw der Ned. Hervormden te Leimuiden aan de inwijding der eerste kapel in 1063, in welk jaar deze kapel aan den Abt van Epternach werd afgestaan door Bisschop Willem, in Alkemade kwamen alle kerkformaties eerst tot stand na de groote kerkhervorming. Geene der zes buurten (Oude- en Nieuwewetering, de Kaag, Roelofarendsveen, Rijpwetering en Oud-Ade) was kerkdorp, zoodat er geen enkel kerkgebouw voor de reformatie werd gevonden. Te Roelofarendsveen was op de plek, waar later de buurtschool gehouden werd, eene kapel, welke gesticht was ter eere van Petrus, en Bgewijd aan St. Pieters banden.« Ook in de Kaag was zulk eene kapel. Nergens woonde echter een pastoor. De pastoors van Rijnzaterwoude, Hoogmade en Warmond hadden ieder voor een deel van Alkemade te zorgen. De Oude- en Nieuwewetering behoorden tot de parochie van Rijnzaterwoude. De vraag, waarop wij nu gaarne een antwoord zouden willen geven is: Hoe heeft het Gode behaagd op dat wijd uitgestrekte en toen *) schier ontoegankelijke terrein van Alkemade de banier des zuiveren evangelies te doen planten? Een volkomen zeker antwoord kunnen wij niet geven. In de nabijheid van Alkemade is, naar men verzekert, reeds vroeg de Gereformeerde leer verkondigd door niemand minder dan Jan de Bakker, die in 1525 om zijn geloof te 's Gravenhage is verbrand. Omstreeks 1523 werd deze l) De rijweg naar Leiden door Alkemade is eerst aangelegd in 1868. door Jacoba van der Woude, weduwe van Gijsbert Albert van Raaphorst j) begunstigd met het pastoorschap van Jakobswoude, een dorp gelegen in den Vierambachtspolder (vóór de vervening aan den weg van Rijnzaterwoude naar Oudshoorn). De overlevering zegt, dat Pieter Gabriël op zijn reis van Amsterdam naar Delft in het jaar 15G6 in de kerk te Jakobswoude heeft gepredikt.s) Volgens anderen trad 3) Jan Arendsz van Alkmaar aldaar op. Er zijn er, die rneenen, dat niet Jan de Rakker te Jakobswoude pastoor is geweest, maar Nicolaas Simonsz tijdens den Gentschen vrede in 1576. *) Deze kwam volgens de lijst van predikanten in de consistorie der Luthersche kerk in 1579 als predikant en aanhanger der Gereformeerde religie naar Woerden, waar hij reeds in het volgende jaar overleed. Het is zeer wel mogelijk, dat van Jakobswoude de zuivere kennis der waarheid is overgebracht naar Rijnzaterwoude, alwaar de parochianen elkander, als weer en wegen het niet verhinderden, geregeld des Zondags ontmoetten. Niet onwaarschijnlijk is het, dat deze of gene naar de Gereformeerde prediking heeft geluisterd en van hetgeen hij gehoord had, mededeeling deed aan degenen, die met hem naar huis wandelden. Zoo laat het zich verklaren, dat het zaad der reformatie, al is het dan spaarzamelijk, ook naar Alkemade werd overgebracht. Alkemade heeft gedeeld in de gevolgen van de groote gebeurtenissen, welke in het laatst der lGde eeuw op staatkundig en kerkelijk gebied plaatsgrepen. Moelanger hoe meer werkte de reformatie door. De Gereformeerde religie had ijverige predikers en vond steeds meer aan- *) De Hoop Scheffer. Kerkhervorming. Dl. 2 bl. 364. 2) De groote weg van Amsterdam liep »door de Veer.en* d.i. langs den tegenwoordigen Hecrenweg ongeveer. 3) Zie H. Roodhuijzün Jr., Kalender v. d. Prot. in Nederland onder leiding van W. Moll. Jrg. 1857 bl. 156. Noot. 4) Zie O. C. v. Hemessen Sr. Eene wandeling door Woubrugge en Hoogmade. Bl. 40. hangers. In 1576 was er reeds zulk eene groote verandering gekomen, dat op den 15den April van dat jaar door de Staten van Holland en Zeeland de Gereformeerde religie kon verklaard worden te zijn de staatsgodsdienst. Volgens dit besluit werd de uitoefening van alle andere godsdiensten verboden, zoowel de Luthersche als de Roomsche. Geen enkele godsdienst behalve de Gereformeerde mocht althans in het openbaar worden uitgeoefend en alle Staatsambtenaren moesten de officieele Gereformeerde belijdenis zijn toegedaan. Alle kerkgebouwen werden gesloten voor de aanhangers van de mis en opengesteld voor de zuivere prediking van Gods Woord. Alle priesters werden, voor zoover zij niet met de reformatie wilden medegaan, eenvoudig afgezet en vervallen verklaard van hun rechten. Zij moesten overal een goed heenkomen zoeken en hadden nu op hun beurt de vervolging te vreezen. Hoe het met deze reformatie op sommige plaatsen toeging, blijkt uit het geval met den pastoor van Hoogmade, die een tijd lang aan de Kaag, aan de westzijde van Alkemade, dienst deed en daar 's middags in het zwart optrad, nadat hij 's morgens in het wit te Hoogmade had gestaan, d.w.z. 's middags predikte hij de Gereformeerde leer als predikant en 's morgens bediende hij als priester de mis. De pastoor van Rijnzaterwoude, aan wiens herderlijke zorgen het oostelijk deel van Alkemade was toevertrouwd, geleek op dien tweetongigen pastoor van Hoogmade niet. Hij bleef waarschijnlijk Roomsch en verdween van het tooneel. Van zijn geschiedenis is ons niets bekend, doch uit zijn vasthoudendheid en zijn invloed, die tot navolging bij zijn trouwe kudde noopte, laat zich misschien verklaren, dat bijna allen in de meer afgelegen deelen van Alkemade het voorbeeld van den herder volgden en Roomsch bleven tot op dezen dag. De eerste predikant van Rijnzaterwoude was ^Johannes ') De naamlijst van predikanten in de Herv. Kerk te Rijnzaterwoude vermeldt het jaartal 1573 bovenaan. Daaronder staat de naam van Jon. Snoeckaart met Snoeckaart. Deze kreeg evenwel niet het zelfde arbeidsveld als de pastoor van vroeger. Leimuiden was tot hier toe een onderdeel geweest van de parochiale kerk van Rijnzaterwoude. Deze afhankelijkheid hield met de reformatie op en Leimuiden werd eene zelfstandige kerk. Deze regeling had ten gevolge, dat Alkemade opnieuw werd verdeeld. [Iet *) zuid-oostelijke deel, Roelofarendsveen, Rijpwetering en Oud-Ade, bleef bij Rijnzaterwoude; het noordelijke, de Oude- en Nieuwewetering, werd gevoegd bij de kerk van Leimuiden.2) De oudste geschiedenis der Gereformeerden aan de Weteringen valt dus samen met die van de genabuurde kerk, die de moeder kan genoemd worden, van de Gereformeerde kerk van Oude- en Nieuwewetering. De eerste predikant, die dit terrein bearbeidde, was 3) de beroemde Joiiannes Vossius. Volgens de naamlijst in de Herv. kerk te Leimuiden werd hij in 1578 van Wassenburg bijvoeging der woorden: eerste predikant, overleden 1592. Dit laatste getal is beslist onjuist, want in dat jaar werd hij, spraakgebrekkig geworden zijnde door een beroerte, emeritus, om twee jaar later te Kalslagen weder den dienst te aanvaarden. Of het eerste jaartal dus wel te vertrouwen is, staat niet vast. Wanneer Snoeckaart predikant te Rijnzaterwoude werd, wordt niet opgegeven. Zie Acta der prov. en part. Synoden uitg. Reitsma en van Veen. Dl. 3 bl. 13 (Acta 1593) en bl. 28 (Acta 1594; van Alphen, Handboek, supplement, bij 1889—91 op 1594. !) De overige Gereformeerden bleven bij Rijnzaterwoude blijkens den «omslag gemaakt door Schout en Ambachtsbewaarders van Alkemade voor de parochiën van Rijnzaterwoude ressorteerende onder Roelofarendsveen, een gedeelte van Oudeen Nieuwe-Wetering met de Googh, tot verval van deszelfs quota in de noodige reparatie aan de kerk, toren, predikants- en schoolhuis.* Beide buurten droegen elk een derde bij in de kosten. Alle dooden uit Roelofarendsveen en Rijpwetering moesten begraven worden in Rijnzaterwoude; blijkens het doodboek werd daarvan later nog al eens afgeweken. Blijkens eene Resolutie van de Staten van Holland en West-Friesland van 29 Juli 1654 werd aan de ingezetenen van Rijpwetering gelegenheid verschaft om te Hoogmade te kerken. Groot Plakaatboek Dl. 3, bl. 402. In 1801 werd Roelofarendsveen voor een groot deel gevoegd bij Oude-en Nieuwewetering. Bakker. Ned. stads- en dorpsbeschrijver. 2) De Gereformeerden aan de Kaag werden eerst ingelijfd bij Sassenheim en kregen in 1608 een eigen predikant, volgens eene resolutie der Staten van Holland en West-Friesland van 19 Mei 1608. 3) Zie over hem Herzog's Real-Encyclopaedie in voce. in Gulikerland beroepen, en vertrok hij reeds in het volgende jaar naar Veurne in Vlaanderen. Deze eerste bearbeiding liet veel te wenschen over, daar deze prediker behept was met de dwalingen, welke later bekend geworden zijn als Remonstrantsclie leeringen. Het pelagianisme werd in anderen vorm weder den volke gepredikt. Spoedig zou blijken, welke gevolgen daaruit voort konden komen en nog zien wij deze belichaamd in het bestaan eener Remonstrantsclie gemeente. Toentertijd waren alle kerken aan beide zijden van den Rijn vereenigd in eene classis Leiden. In 1587 was het getal echter reeds zoo groot, dat deze classis geplitst kon worden in die van Hoog-Rijnland en Laag- of NederRijnlaiul na de opneming van Woerden in 1594; deze laatste werd gewoonlijk de classis Woerden en Over-Rijnland genoemd en daartoe behoorde Leimuiden. In vereeniging met Leimuiden heeft Oude- en Nieuwewetering na den genoemden Yossius nog zeven predikanten gehad; n.1.: 1589—1590, Arnoldus Aegydiï. 1003 , Gerardus Bi.okhoven, ber. van Waarder. 1600—1619, Johannes Cornei.ii Kuyleman , ber. van Eertswoude en afgezet in 1019. 1619—1641, Samuel Hendriksz Vossel, ber. van Broek in Waterland en emeritus verklaard. 164'2—1647, Johannes van Poelgeest, gestorven. 1647—1655, Hubertus Wernerius. 1655—1063, Casparus ter Haar, emeritus verklaard. De afscheiding van Leimuiden en het zelfstandig optreden van de Gereformeerden van Oude- en Nieuwewetering valt samen met het heengaan van Ds. Wernerius en de komst van zijn opvolger. Wai.dkirch Zieppreciit zegt in zijn *) Register derNed. Herv. predikanten, dat de gemeente tot 1648 te Leimuiden ') Te vinden in de Rijks-Bibliotheek te Leiden in Codex Bibl. Publ. 1218 a—c. ter kerke ging, en dat in dat bekende jaar aan haar vergund werd een eigen predikant te beroepen. Doch, zoo gaat hij voort zonder zijn bron op te geven, daar er nog geene pastorie was, schijnt er aan de beroeping van een Leeraar geen gevolg te zijn gegeven voor 1056, zoodat de gemeente waarschijnlijk tot dien tijd te Leitnuiden is blijven kerken. Aangezien er jaren later nog geen pastorie was, verklaart dit niet, waarom men tot een beroep in 1656 zou zijn overgegaan. Met is louter eene gissing en een groote dwaling. Dezelfde foutieve opgave komt in verschillende1) werken voor. liet kan zijn, dat voor 1655 ook pogingen zijn aangewend om een eigen gemeente te mogen formeeren, doch in allen gevalle bleven die dan zonder gevolg. Waarschijnlijk is dit evenwel niet, want de handelingen des kerkeraads, welke nog aanwezig zijn, zwijgen daarover geheel. Wel kan met stelligheid blijkens eene 2) Resolutie van de Heeren Staten van Holland en West-Friesland van 12 Maart 1649 gezegd worden, dat de gedeputeerden van de Synode van Zuid-Holland benevens de gedeputeerden der Classis van Woerden en van Rijnland eene remonstrantie hadden ingediend, waarin zij o. m. verzochten om »een gereformeerd predikant en schoolmeester te stellen op de plaetse van Roelevaertgens-Veen en om het Predickhuijs en de capelle aldaer te prepareren.« Van Oude- en Nieuwewetering wordt hier echter geheel gezwegen, voor zoover de kerkformatie aangaat. Uit de genoemde resolutie der Staten blijkt echter wel, dat het eerste verzoek der deputaten is ingewilligd. Wij lezen toch: Op de Remonstrantie der gedeputeerden is na deliberatie goedgevonden, dat de Officiers en respective Schouten van de ses voorname Dorpen ofte Gehuchten, gehoorende onder de Heerlickheijdt van Alckemade, genoemt de Aa, de Googh, Nieuwe-Weteringh, Oude-Weteringh, *) In v. d. Aa, Aardr. Woordenboek i. v., Bakker, Ned. stads- en dorpsbeschrijver. Bachiene. Kerk. Geograpbie, Dl. i bl. 140. Het is mij niet gelukt de bron op te sporen, waaruit deze fout is voortgekomen. -) Resoluties der Staten van Holland en West-Friesland 1649. Rijpweteringh ende Roelevaertgens-Veen, in serieuse termen van weghen haer Edele Groot Mog. sal worden aangeschreven, ten eijnde deselve in de voorschreve gewesten haer effectuelick sullen hebben te reguleren na de Placaten van haer Edele Groot Mog., tegens de Pausgesinde geëmaneert, deselve strictelick doende executeren naer haer forme ende inhouden, op poene van te incurreren de indignatie van haer Edele Groot Mog.a In een «Schets der Geschiedenis van de R. Kath. Gemeente te Roelofarendsveen,« voorkomende in de R. K. Jaarboeken, Jaarg. 1844 bl. 132 v.v., wordt de poging der Gereformeerden om aldaar een predikant te krijgen, uit naijver verklaard. Het is waar, dat de Roomschgezinden bijna ongehinderd in Alkemade leefden en sedert 1G30 zelfs een eigen pastoor en kerkgebouw hadden, doch wij mogen gerust aannemen, dat er andere drijfveeren tot het stichten van een eigen gemeente hebben gewerkt. De officieele Handelingen van den kerkeraad, die nog ongeschonden bewaard zijn gebleven in het *) «Kerckenboek van Oudewetering« zwijgen van zulk een motief geheel. Indien er geene genoegzame krachten aanwezig waren geweest, had men aan het formeeren eener eigen kerk niet kunnen denken. De Oudewetering, tusschen het Brasemermeer en de Leidsche of Haarlemmermeer gelegen, is de oudste van alle weteringen in deze buurt. Van ouds passeerden hier dus veel schepen, doch de buurt is pas ontstaan sedert de bedijking. Langzamerhand nam de bevolking toe. "Veel droeg daartoe bij de gunstige ligging voor de scheepvaart. Een groot aantal schepen, die de gemeenschap onderhielden tusschen Amsterdam en Haarlem met de zuidelijk gelegen steden tot aan Keulen toe, ging hier door. Voordat de verbinding van de Amstel door het kanaal met de Aar en den Rijn tot stand was gekomen (+ 1G60), moesten alle vaartuigen, waaronder de voor dien tijd groote schepen, hier voorbij. Dagelijks kwam er een aanzienlijk getal l) In het archief van de Herv. Kerk aanwezig. vaartuigen, die heen en weer voeren tusschen NoordHolland, Gelderland en üverijsel eenerzijds en Zeeland, Brabant en Vlaanderen andererzijds. Dat menigvuldige doortrekken gaf een zeer groote levendigheid aan dit vaarwater en droeg zeer veel bij tot de welvaart van het dorp. Vooral wanneer de schepen wegens tegenwind moesten wachten of door stormweer werden opgehouden, bracht dit aan de neringdoenden heel wat verdienste. De bevolking hield zich bezig met landbouw, tuinderij en handwerken van allerlei slag. Vooral de scheepstimmerwerven, zeilmakerijen, houtzaagmolens en de winkels voor dagelijksche behoeften en in het bijzonder voor scheepsbenoodigdheden hebben aan de scheepvaart hun bestaan en bloei te danken. Op grond hiervan kunnen wij zeggen, dat de ^sterke aanwas der Gereformeerden het mogelijk maakte, dat hier eene zelfstandige gemeente werd gevormd. De eigenlijke reden, waarom men naar een eigen kerkformatie begon te verlangen, wordt in de »Acta die voorgevallen sijn in de kercke van de Oudeweeteringh« in den aanhef medegedeeld. Letterlijk staat daar: »Alsoo veele leden der Gereformeerden op de plaets van de Oudeweeteringh, insiendedagelijcks de moeijelijckheijt hares kerckgancks, door welcke veele verhindert wierde tot den toeganck van Godts kerck, sijn onder andere met den anderen geaccordeert, om aen hare Ed. mo. Heeren Staten te versoecken te mogen beroepen en te hebben een eijgene predikandt op haer plaetse.. ..« Onderling begon men dus te spreken over de wenschelijkheid van het hebben eener eigen kerkformatie. De reden, waarover allen het eens waren, lag in de »moeijelijckheijt hares kerckgancks«, waardoor velen genoodzaakt waren thuis te blijven. Bij het eerste hooren klinkt deze reden misschien wel wat vreemd, want de afstand van de Oudewetering naar ') Zoo ook Bachiene, Kerk. Geogr. Dl. i bl. 140. Leimuiden is hemelsbreed nog geen halfuur. Dit bezwaar gold in de eerste plaats zeker wel de Gereformeerden aan de Nieuwewetering en de bewoners van de toen nog niet uitgeveende 1) Googh. Toch laat zich dit bezwaar van de zijde der Ondeweteringers zeer goed verklaren. Dezelfde reden werd nog in 1846 opgegeven door de Rijpweteringers, toen zij een eigen pastoor begeerden en bevrijd wilden wezen van de verplichting om op bepaalde tijden naar Oud-Ade te gaan2); de afstand is daar zelfs nog kleiner. Een goede weg was hier evenmin als daar, zoodat men bij regenachtig weder altijd door de modder moest van het »kerkpad«. liet onuitgeveende land was drassig en moerassig, zoodat iedereen er tegen op zag om bij tijden en ontijden daar langs te gaan. Voegt men daar nu bij het altijd wederkeerende overvaren, waarover nu zelfs nog zoo dikwijls geklaagd wordt, dan zal ieder het gewicht van het geopperde bezwaar gevoelen en het zeer natuurlijk vinden. Op den voorgrond traden in deze aangelegenheid Cornelis Jansen van Hijningen, Bartholomeus Peti, Secretaris van het Ambacht Alkemade, Abraham Dircksen Huijcker en Rosier Joosten van der Vaeck. Deze mannen waren »de voornaemste aenleijdersa. Zij werden, nadat men met elkander beraadslaagd had en het eens geworden was, benoemd tot Commissie van uitvoering. Aangezien zij niets konden doen buiten den ambachtsheer, wendden zij zich eerst tot den Weledelgeboren Heer Aelbrecht van Wassenaar3), Heer van Alkemade. Met elkander gingen zij naar hem toe om hem te »begroeten« en hem hun wenschen bekend te maken. Heer Aei.brecht was in dergelijke kerkelijke zaken geen ') De Googh is eerst uitgeveend en volgens Octiooy van 1715 drooggemaakt. (Archief gemeente Alkemade). Bakker geeft op 17». 2) Bijdragen tot de geschied, v. h. Bisdom Haarlem. Dl. 25 bl. 144 v- *• 3) Aelbrecht van Wassenaar was de zesde zoon van Jan van Duivenvooi de, houtvester en later admiraal van Holland, en Odilia Valkenaar. Hij trouwde met Cornelia de Bruin van Buitewegh. Hij stierf in 1656 en ligt begraven te Leiden in de St. Pieterskerk. Kok, Vader). Woordenboek i. v. Wassenaar. vreemdeling. Als ambachtsheer had hij ook het jus patronatus in de Kaag. De kerkeraad had aldaar het recht om ter vervulling van eene openstaande leeraarsplaats een persoon voor te stellen; werd hierop de approbatie verkregen, dan beriep men hem kerkelijk. Dit beroep kon echter daarna nog weder geap- of geïmprobeerd worden, d. i. goed- of afgekeurd.1) Tot hun groote voldoening bewilligde de ambachtsheer in het hem gedane verzoek. Dit verdient te meer waardeering, omdat deze Heer tot de Roomsch-Katholieke kerk 2) behoorde. Door hem werd een voorbeeld gegeven, dat steeds door zijn opvolgers is nagevolgd. Van zelf moest nu ook worden afgesproken, op welke wijze de ambachtsheer van zijn patroonschap gebruik zou maken. Door hem werd goedgevonden, dat het eenigszins anders zou geregeld worden dan aan de Kaag. Bepaald werd, dat de kerkeraad zonder eenige nominatie een beroep mocht doen, doch na voorgaande communicatie, bewilliging en approbatie van den Ambachtsheer. Dit wordt genoemd het recht van agreatie.J) De eerste stap was nu gezet en met goed gevolg. Gewapend met de bewilliging van den Ambachtsheer wendde men zich tot de classis Woerden en Over-Rijnland, waaronder zij ressorteerden, tevens verzoekende de behulpzame hand daarin te willen verleenen. De classis was ook aanstonds bereid den broederen ter wille te zijn. Zij benoemde een tweetal deputaten, aan wie deze zaak werd aanbevolen, n.1. Ds. Petrus van Eijndthoven van Woerden, en Ds. Thaddeus Landman van Zevenhoven. Verheugd over den goeden voortgang, ging de commissie *) Bachiene, Kerk. Geographie. Dl. i bl. 143. 2) » 3) Aan het recht van agreatie herinnert nog het wapen voorop het klankbord van den kansel. Het wapen van Wassenaar bestaat uit drie wassende manen van zilver op een rood veld in den linkerbovenzijde en de rechterbenedenzijde, gekwartilleerd met een gouden baar op een blauw veld. verder. Zij liet door haren secretaris Bartholomeus Peti, die met zulk werk vertrouwd was, een request ontwerpen voor de Staten; dit werd aan de Gecommitteerde Raden overgeleverd, die door gunstig appoinctement op Maandag 22 Nov. van het jaar 4655 het verzoek inwilligden. Dit is de eerste maal, dat in de Handelingen van den kerkeraad een datum genoemd wordt. Met zekerheid kan niet gezegd worden, hoeveel tijd er tusschen de opeenvolgende handelingen verloopen is. Het geheel maakt den indruk, dat het verloop zeer kort is geweest. Van de beslissing der Gecommitteerde Raden werd onmiddellijk bericht gezonden aan de classis. Deze besloot aanstonds »de plaetse van de Oudeweeteringhe te openen«. Zij vaardigde daartoe af Ds. Petrus van Eijndthoven. Deze heeft zijn opdracht onmiddellijk volbracht. Letterlijk zegt daarvan het kerckeboek: »die ook deselve inwijinghe gedaen heeft op den 5 Dec. 1655.« Deze dag viel op Zondag. Nog geen volle 14 dagen waren verloopen sedert de toestemming der Gecommitteerde Raden verkregen was. Ds. van Eijndthoven koos bij die gelegenheid tot tekst Ps. 118 ; 23—25: »Dit is van den Heere geschied, en het is wonderlijk in onze oogen. Dit is de dag, dien de Heere gemaakt heeft; laat ons op denzelven ons verheugen en verblijd zijn. Och Heere, geef nu heil; och Heere, geef nu voorspoed.« Uit de keuze dezer tekstwoorden kunnen wij afleiden, welk een vreugde er leefde in het hart van alle Gereformeerden in deze plaats. Boven verwachting was de weg voorspoedig geweest. Aller bede richtte zich nu tot den koning der kerk, die het jonge stekje in het leven kon behouden en wasdom geven. Aan den zegen des Heeren heeft het niet ontbroken. Zoo had men dan nu een eigen kerkformatie in de plaats, maar aan den welstand ervan ontbrak nog veel. Er was nog geen kerkeraad, geen predikant en geen eigen kerkgebouw. Naar Art. 39 der Dordtsche, toen geldende kerkenorde deed de classis, hetgeen anders den kerkeraad was opgelegd te doen. Zij begon met verscheidene proponenten uit te noodigen om zich te laten hooren aan de Oudewetering. Men ging niet hooren; lang is het de gewoonte geweest om eenvoudig bekend te maken, dat eene plaats vacant was en uit te noodigen degenen, die zich bereid verklaarden om hunne gaven te laten beoordeelen, of enkele personen te vragen. De classis was blijkbaar van oordeel, dat de gemeente van Oudewetering zeer geschikt was voor een proponent. De classis trachtte volstrekt niet eenige heerschappij over de jeugdige gemeente uit te oefenen. Zij bemoeide zich niet met de plaatselijke aangelegenheden om een predikant op te dringen en hier te plaatsen. Naar goede beginselen handelend, liet zij verscheidene proponenten preeken om de gemeente daarna zich te laten uitspreken en eene keuze te doen. Spoedig bleek het meerendeel der gemeente »genegen tot den persoon van Dom. Hattem.« Deze werd door een drietal broeders op de classis van 8 Maart 105G »uijt de naem van de gemeijnte« voorgesteld. Bedoelde commissie bestond uit Cornelis Janse van Hijningen, Rosier Joosten van der Vaeck en Abraham Dirksen Huijcker. De classis besloot aanstonds, »(dewijle sij doemaels representeerde den Kerckeraedt), om de genegentheyt der gemeynte in te willigen.® In dezelfde vergadering beriep zij »tot ordinaris predikandt en leeraer Dom. Guiliei.mus Hattemius, proponendt tot Utrecht.a De beroepsbrief luidde van woord tot woord aldus: Alsoo het Godt almaghtigh gelieft heeft nae syne grondelose barmhartighyt op de plaetse van de Ondeweeteringh, geleegen in de heerlyckhyt van Alckomade gelegentheyt te verschaffen omme een nieuwe Gereformeerde Kerck op te richten, ten gemeene welstandt van de ware Gereformeerde religie, soo ist dat de E. classis van Woerden ende Over-rijnlandt, bekledende de plaetse van de Kerckenraedt aldaer, die syluiden als noch ontbeeren, wel berickt van de genegentheyt der goede ingesetenen, alsmede van de goede qualiteyten van Dom. Guilielmus Hattem, tegenwoordigh proponendt tot Utrecht, in de aldereerste forme beroepen heeft, en beroept mits desen, naar voorgaande gehoudene communicatie met den Weledelen Heer Aelbrecht van Wassenaer, lieer van Alckomade, Dom. Guilielmus Hattem voornaemt tot een ordinaris herder en leeraer op de plaetse van de Oudeweeteringh: omme Godts Heyl. Woordt tweemael des Sondaeghs te prediken, catechismum te verklaeren, mitsgaeders te catechiseeren, de sacramente nae ordre der Gereformeerde Kercke te bedienen, de kerckelycke discipline als nae gewoonte te oeffenen ende voorts al te doen wat een goedt predikandt toestaedt. Versoeckende mits desen den Weledelen Heer, Heer Aelbrecht van Wassenaer, Heer van Alckomade syn weledele believe gunstelyck dese onse beroepinghe met syn Ede. Approbatie te bevestigen, en Dom. Hattem, dat hij dese onse goddelycke beroepinghe involghe. Alles ter eeren Godts, welstandt der kerkcke en vele sielen saligheyt. Actum in onse classicale vergaderinghe den 8 Maert 1G56. ') Petrus van Eyndthoven, class. h. t. praeses. 3) C. de Ruyter, class. h. t. assessor. s) Everardus Paers, h. t. scriba. Deze beroepsbrief is geen slaafsche navolging van een bestaand model. Hij draagt de duidelijke kenteekenen van zijn oorsprong. Al zal de inhoud ongeveer overeenkomen met eiken beroepsbrief, waarin de taak van den dienaar des Woords omschreven wordt, toch sluit hij zich geheel ') Predikant te Woerden, 1653—1673. a) » » Nieuwveen, 1654—1669. 3) >■ Rijnzaterwoude, 1653—1671 (afgezet). aan bij den nieuwen toestand aan de Oudewetering. De begeerde en noodige approbatie van den ambachtsheer liet niet lang op zich wachten. De beroepsbrief werd zoo spoedig mogelijk aan hem ter hand gesteld en reeds vijf dagen later schreef hij op den rand, syn edelheyts approbatie: Den Heer van Alckomade, gesien hebbende, het bovenstaend beroep, heeft hetselve geapprobeert, gelyck syn Edele 't selve approbeert by deese. Actum op den huyze van J) Meerenburgh den 13 maert 1656. Aelbr. van Wassenaer. In kerkelijken en politieken zin was nu het beroep in orde. Onmiddelijk werd het aan den beroepene opgezonden en ook deze liet. niet lang op zijne beslissing wachten. Hij nam het onmiddellijk aan, en slechts vijf dagen na de approbatie, op den 18 Maart d. a. v. werd hij reeds door de classis peremptoir geëxamineerd. Blijkbaar was dus alles van te voren voorbereid. Geen dag ging verloren. Het was de gewoonte in die dagen, dat iedere predikant op zijn beurt het geheele examen afnam en dan daarna als bevestiger optrad, tenzij dit op verzoek werd overgedragen aan een ander. De reeds vroeger genoemde predikant van Zevenhoven, Tiiaddeus Landman, was naar toerbeurt examinator. Het examen liep naar wensch af, en een drietal weken later, op 9 April 1656, trad *) Het huis Meerenburg was een oud adellijk huis in Rijnland, prov. Z.-Holland, 2,/j uur ten noorden van Leiden en il/2 uur ten oosten van Noordwijk onder de gemeente Lisse, tusschen den Gerrit-Avaweg, het Leidsche meer, het dorp Lisse en den Heerenwcg. Het is gebouwd in 1638 door Jhr. Albrecht van Wassenaer, Heer van Alkemade. Dit huis had het recht van visscherij uit het meer tot aan de Lisserbrug. Het had een schoone en lommerrijke plantage, ruim uitzicht over het meer, over de omgelegen landen en de konijnenrijke duinen. Achtereenvolgens is het bewoond, in 1666, door den oudsten zoon van bovengenoemden Albrecht n.1. üerard en na diens dood door zijn oudsten zoon Thomas Walrave, allen Heeren van Alkemade. Het is gesloopt met de verdere gebouwen in 1798. De grond behoorde in 1846 aan den Heer I. C. Termink te Lisse. v. d. Aa. Aardr. Woordenboek i. v. Ds. Landman te Oudewetering op als bevestiger van den beroepen predikant. Zijn tekst voor die gelegenheid was 1 Tim. 3:15: »Maar zoo ik vertoef, opdat gij moogt weten, hoe men in het huis Gods moet verkeeren, hetwelk is de gemeente des levenden Gods, een pilaar en vastigheid der waarheid.« Op denzelfden dag deed Ds. van Hattem zijn intrede predikende over Spr. 29 : 18: »Als er geene profetie is, wordt het volk ontbloot; maar welgelukzalig is hij, die de wet bewaart.« Deze tekstkeuze doet ons den eersten predikant kennen als een man, die wist te spreken in overeenstemming met den nood der gemeente. Die keuze was een gelukkige. De gemeente mocht het groote voorrecht hebben haar eigen leeraar te zien, die hier optrad »ten gemeene vvelstandt van de ware Gereformeerde religie« te midden van eene bevolking, die voor het grootste deel uit Remonstranten en Roomsch-Katholieken bestond. Eene pastorie kon de gemeente haar Leeraar niet aanbieden. Hij moest zich behelpen met een gehuurde woning. Door de J) Gecommiteerde Raden werd in 1660 besloten het traktement te verhoogen met f 100 als vergoeding voor de huishuur wegens het ontbreken eener pastorie. Hoeveel traktement de dominee kreeg is niet met zekerheid te zeggen; wel weten wij dat het gewone 3) traktement op de dorpen omstreeks 1580 slechts f500 en in het midden der achttiende eeuw in Zuid-Holland f 650 was. Dit werd uitbetaald door het Generaal Hollandsch Geestelijk comptoir te Delft. Bovendien werd nog eene som van f 25 verleend voor het vervullen der weekbeurten gedurende de wintermaanden. De praktijk onzer voorouders was eenigszins anders dan de onze. Als nu een nieuwe gemeente ontstaat, wordt allereerst overgegaan tot het instellen der ambten. De ') Bachiene. Kerk. Geogr. Dl. i bl. 146. -) Volgens van Aitzema ; medegedeeld door Mees, Hist. Atlas, kaart 14, bl. 3. verkiezing van ouderlingen en diakenen is een der eerste werkzaamheden. In 1656 werd alhier daaraan pas in de tweede plaats gedacht. Op de classis van 18 Maart 1656, bovenvermeld, werd met het formeeren van een kerkeraad een aanvang gemaakt. Er woonde namelijk aan de Oudewetering een ouderling van de kerk van Leimuiden. Deze werd op dien dag van zijn betrekking tot Leimuiden ontslagen met de bepaling, dat hij zijn tijd, dien hij nog dienen moest, zijnde een jaar, zoude vervullen in de kerk van Oudewetering; gelijk ook is geschied. Van December 1655 tot Maart 1656 was er geen kerkeraad. Bij de komst van Ds. v. Hattem was er nog maar één ouderling. Deze eerste ouderling was Abraham Pieters Groenintwout, dikwijls bij verkorting genoemd Abraham Pieters. Spoedig werd de behoefte gevoeld aan uitbreiding van den kerkeraad. Bij twee personen kon de regeering niet blijven. Op de eerstvolgende classis werd door den predikant en den ouderling verzocht om zulks te mogen doen »om te koome tot een volle en complete kerckeraedt.« Tevens werd gevraagd naar »de ordre en de weijse hoe.« De classis willigde het verzoek in en heeft »daertoe «bevolen te sullen geschieden voor deze reijse op den «naevolgende voet. Te weten als dat de manspersonen, »die leden sijn, sullen worden gehouden in de kerck, en »dat die uijt deselve sullen verkiesen twee ouderlinghen snevens den andere namelijck Abraham Pieters.« Volgens het classicaal advies werd gehandeld. Op den 20 Mei daaraanvolgende werd aan de stemgerechtigde mansleden verzocht in het gebouw van samenkomst te blijven. Na aanroeping van Gods heiligen naam werd het advies der classis medegedeeld en daarna is men terstond tot de aanvulling des kerkeraads overgegaan. Alles kenmerkt zich door voortvarendheid. Bij meerderheid van stemmen werden verkozen de broeders Cornelis Jansen van Heijningen en Abraham Dirckse Huijcker. «Hierover is de naeme Godts gedanckt en de gemeijnte in vrede gescheijden.« Op de volgende rustdagen werden de namen dezer verkoren broeders «geproclameerde om te hooren of iemand iets tegen hen zoude hebben in leer of leven. Niemand verscheen echter. Deze twee mannen, die van het begin af voorop waren gegaan, droegen aller achting en toegenegenheid weg. Op den 5 Juni 1656 zijn zij daarop in hun ambt bevestigd. Diakenen werden nog niet gekozen. Het kan zijn, dat er geen armen waren, maar ook kan het wezen, dat men de armenverzorging overliet aan het burgerlijk bestuur. In *) Woubrugge zijn de eerste diakenen pas gekozen in 1852, alhoewel die kerk ouder is dan die van de Wetering. Reeds is gezegd, dat de gemeente ook geen eigen kerkgebouw bezat, waarom vroeger gesproken werd van een plaats van samenkomst. De opgave in de woordenboeken over de stichting van het kerkgebouw is evenmin te vertrouwen als die aangaande het ontstaan der gemeente. Van der Aa zegt in het Aardrijkskundig Woordenboek, dat het gesticht werd in 1653. Uit hetgeen hierboven gezegd is, volgt reeds, dat dit niet waar kan wezen, want de gemeente kreeg eerst verlof zich te formeeren in 1655, twee jaren later. Uit een contract, hetwelk in afschrift gevonden wordt in het2) Schoolboek van Oudewetering in het archief der burgerlijke gemeente van Alkemade, blijkt onwedersprekelijk, dat de Gereformeerden in de eerste jaren hun godsdienstige samenkomsten niet hielden in een kerkgebouw, maar in het schoolgebouw. Dat schoolhuis stond onder beheer van een bestuur, hetwelk toentertijd geheel uit Gereformeerden bestond. Dezen stelden het schoolgebouw open voor de vergaderingen der kerk. Niet alle Oudeweteringers verheugden zich over de 1) Boekzaal der Gel. Wereld. Jaargang 1852. -) 2de Register der iaarlijksche rekeningen wegens de buurschoole aan de Oudeweteringe onder Alkemade. Archief No. 126. Deze „geaulbentiseerde copye is van 2 Dec. 1737- geboorte der Gereformeerde kerk. Nog veel minder was het naar aller genoegen, dat een gebouw gebruikt werd waarvan de kosten van onderhoud door allen, van welken godsdienst ook, moesten worden gedragen. Er waren vele en machtige tegenstanders, n.1. de Remonstranten, die hier reeds een eigen kerkgebouw bezaten, en de RoomschKatholieken. Deze twee groepen verbonden zich. Gezamenlijk weigerden zij de betaling van den Hoofdelijken Omslag voor het Schoolhuis. Gelukkig duurde de twist niet lang. Op den 31'ten Augustus 1657, ruim anderhalf jaar na de kerkstichting, sloten de kijvende partijen een compromis, eene overeenkomst. Dit verdrag werd 27 September 1057 bekrachtigd door den scheidsrechter, Dirk van Heussen, die daartoe was aangesteld door den Hooged. geb. lieer Robbert de Coutereau, Heer van Westmale, Soureelle enz. als behoud-oom en voogd van den minderjarigen ambachtsheer, Jonkheer Gerard van Wassenaer, lieer van Alkemade, wiens vader Albrecht in 1656 overleden was. De Gereformeerde regenten der buurtschool waren de ons reeds bekende Abraham Pieters Groenintwout, tevens ouderling, en Claas Jansze Craneveld. De protesteerenden werden vertegenwoordigd door Wouter Isbrandts, houtkooper, en Jacob Cornelisse Spruyt «voor haar zeiven en in deezen vervangende en haar sterkmakende voor haar consorten het meerendeel van de Inwoonders der voors. Plaatse.« Nadat Mr. van Heussen beide partijen »in hare Allegatiën »ende defensiën gehoord, mitsgaders gezien ende gevisiteerd hadde, de stukken en de bescheijen onder (hem) »gelevert,« deed hij uitspraak. Daaraan ontleenen wij het volgende: »Eijndelijk en ten laatsten, dat de Gereformeerden Bgebuuren der voors. plaatse liet voors. school tot haren «godsdienst zullen mogen gebriiijken alleenlijk den tijd »van twee eerstkomende Jaren 't zedert date van dezen, «of te zoveel langer het den voorn. Heere van Westmale, »ofte die denzelve in de minderjarigheijd van den gen. »Heere van Alkemade zal representeren, ofte bij zijn «WelEd. meerderjarigheid zijn WelEd. alsdan oorbaar, »ende dienstig dunken zal, mits dat zijluijden alle de »onkosten, die dienaangaande zullen worden vereijscht «alleen zullen doen en dragen, ende dit alles opdat de «voors. Gereformeerden binnen dezelve tijd hun zullen «moogen voorzien van een ander bequame geleegentheijd, «die zijluijden tot het pleegen van haren godsdienst zouden «mogen gebruijken, zonder nogtans de andere geburen, «daarover eenigzints lastig te vallen, ofte eenige kos