DUINWATERLEIDING VAN AMSTERDAM EENIGE OPMERKINGEN AAN DE COMMISSIE VAN BIJSTAND IN HET BEHEER DER GrEMEENTEWATERLEIDINGEN VAN AMSTERDAM, NAAR AANLEIDING VAN HET door den Directeur der Gemeentewaterleidingen van Amsterdam uitgebracht rapport over het advies van den heer Th. Stang, in zake eene verbeterde inrichting van de Amsterdamsche prise d'eau in de Zandvoortsche duinen April lftOS O- ow • 3 DUINWATERLEIDING VAN AMSTERDAM EENIGE OPMERKINGEN AAN DE COMMISSIE VAN BIJSTAND IN HET BEHEER DER GEMEENTEWATERLEIDINGEN VAN AMSTERDAM, NAAK AANLEIDING VAN HET door den Directeur der Geineentewaterleidingen van Amsterdam uitgebracht rapport over het advies van den heer Th. Stang, in zake eene verbeterde inrichting van de Amsterdamsche prise d'eau in de Zandvoortsche duinen April 1908 DUINWATERLEIDING van AMSTERDAM 's-Gravenhage, April 1908. EENIGE OPMERKINGEN naar aanleiding van liet door den heer 1'eiinink, Directeur der Gemeentewaterleidingen van Amsterdam uitgebracht verslag over mijn advies van Juni 1907 in zake eene verbeterde inrichting van de prise d'eauder Ainsterdamsche Duinwaterleiding in de Zandvoortsclie duinen. Het doel van deze opmerkingen is geenszins met den lieer Pexxink, die wij bier kortheidshalve en voor variatie ook zullen aanduiden met de letters D. A. W. (Directeur Amsterdamsche Waterleiding) in discussie te treden omtrent het meest rationeelo stelsel van exploitatie van duinen ten behoeve van eene stedelijke watervoorziening. Hij heeft namelijk dienaangaande hoogst eigenaardige inzichten, hetgeen o. m. daaruit blijkt, dat hij, toen volgens zijn eigen verklaring Amsterdam met watergebrek werd bedreigd, niet eens heeft getracht van de beschikbare prise d'cau zooveel mogelijk partij te trekken, en in de plaats daarvan voorstellen aanhangig maakte om met een uitgaaf van millioenen rivierwater aan ie voeren ter bevloeiing der duinen, zoodat eene instemming met mijn voorstel, 0111 op hoogst eenvoudige en weinig kostbare wijze aan Amsterdam de beschikking te verzekeren van eene ruime hoeveelheid zuiver duinwater, gelijk zou staan met de erkenning van begane dwalingen, wat zonder eene groote mate van zelfverloochening niet denkbaar is. Evenmin ben ik voornemens om den door hem ingeslagen weg te volgen, om door persoonlijke hatelijkheden aan to vullen, wat bij in argumentatie op deugdelijke gronden te kort schiet, te meer daar in het betoog des heeren Pkxxixk meestal niet eens wordt betracht de betamelijkheid van vorm en goeden toon, die bij discussiën tussehen beschaafde en welopgevoede lieden nimmer mogen ontbreken. Do bedoeling van deze opmerkingen is alleen om de aandacht te vestigen op verschillende bijzonderheden en onjuistheden, welke ik in mijn bovenvermeld advies op licht te raden gronden meende buiten bespreking te kunnen laten, doch die thans, na bet door den beer Pexxixk uitgebrachte rapport, voor eene juiste beoordeoling van de onderhavige aangelegenheid groot gewicht hebben verkregen. De oorzaak van de in Amsterdam gerezen eindelooze moeielijkheden ten opzichte van de stedelijke watervoorziening is — zooals reeds in mijn advies vermeld — voornamelijk te zoeken in de halsstarrigheid, waarmede de Directie der vroegere Duinwatermaatschappij is blijven vasthouden aan de eeus aangenomen stelling, dat het water uit vrees Aan de Commissie van bijstand in liet beheer der Gemeentewaterleidingen van Amsterdam. van verzouting niet lager mag worden afgepompt dan tot Amsterdarnsch peil. Toen echter bleek, dat op dien voet de levering van duinwater op ruime schaal niet was vol te honden, lag het ongetwijfeld op haren weg te onderzoeken, of de bovengenoemde stelling al dan niet juist was, te meer. daar bij eene naburige exploitatie van dezelfde duinenrij resultaten werden verkregen, die niet de meergenoemde stelling in' tlagranten strijd zijn. Zeer te betreuren is het in elk geval, dat zulks niet is geschied en even opmerkelijk is het, dat men eerst nadat deze eens zoo schitterende onderneming was te gronde gegaan, aan het werk is getogeu, allerlei onderzoekingen heeft verricht, beschouwingen te berde gebracht enz., die meer op hunne plaats zouden zijn geweest, indien zij bijtijds waren geschied, toen /iet gevuar voor intrekking van de concessie hoe langer lire meer imminent bleek. Ware dit — zooals gezegd — bijtijds geschied, dan zou aan den dag zijn gekomen de onmetelijke watervoorraad, die in het duin verscholen ligt en zouden in korten tijd dezelfde voorzorgsmaatregelen kunnen zijn getroffen, die later in 1903—1904 tot stand kwamen, waardoor voor de Duinwatermaatschappij de mogelijkheid zou zijn ontstaan 0111 te voldoen aan de voorwaarde der concessie, dat het duinwater in eene voor de behoefte voldoende hoeveelheid moest geleverd worden en dan zoude — zooals thans zonneklaar blijkt, — de Amsterdamsche Duinwatermaatschappij nog bestaan, aanzienlijke uitgaven bespaard, hot verlies van millioenen vermeden en voortdurende moeielijkhedeu zijn voorkomen, terwijl Amsterdam reeds sedert jaren in het bezit zou zijn gekomen van eene behoorlijke aan alle billijke eischen voldoende duinwatervoorziening. De Directie deed juist hot omgekeerde, verzuimde de bakens te verzetten toen het nog tijd was, en begaf zich eerst toen het te laat was en de noodlottige termijn voor het intrekken der concessie was verstreken — zooals gezegd — in allerlei breedvoerige proefnemingen, onderzoekingen en diepzinnige bespiegelingen niet het kennelijk doel 0111 den indruk te geven, dat de Amsterdamsche Duinwatermaatschappij niet onnoodig was Te gronde gegaan, en dat zij het heuscli niet helpen kon, dat do hoofdstad van liet Kijk gedurende zoo langen tijd bleef zitten met eene hoogst gebrekkige watervoorziening. Zij spande met andere woorden het paard achter den wagen, terwijl al hot bovengenoemde oorzaak was, dat de aandacht werd afgetrokken van de doodnuehtero vraag, waar het toch per slot van rekening voornamelijk op aan kwaiu: hoe van de Duinwaterleiding, die er nu eenmaal is, op de meest rationeele wijze partij kon worden getrokken, 0111 aan hot oindelooze getob betreffende de stedelijke watervoorziening van de hoofdstad voorloopig een einde te maken. In den daardoor verkregen tijd van respijt had men dan kunnen zien hoe verder te handelen. Zeer kenschetsend voor deze aangelegenheid is het ontegenzeggelijk, dat deze oplossing, die toch voor de hand lag — niet bij don D. A. W. is opgekomen, doch alleen aan het krachtig initiatief van Mr. Z. vax dun Bekgh, lid van de Raadscommissie, is to danken, en even karakteristiek is het feit, dat do voor deze oplossing benoodigde eerste inrichtingen niet door den D. A. W., maar door den Ingenieur Schotel moesten gemaakt worden, terwijl het eindelijk in hnoge mate treffend is, dat hij, niettegenstaande de gunstige uitkomsten verkregen door deze tot nu toe op kleine schaal en niet geheel op volledige wijze toegepaste inrichtingen, nog weigerachtig blijft het beschikbare duingebied in do Zandvoortsche duinen zonder bevloeiing te gebruiken voor eene definitieve watervoorziening van Amsterdam. Bezien wij do gevolgen van de hier betoonde meergenoemde halsstarrigheid, dan vinden wij: 1" dat zooals hierboven aangetoond de hoofdstad des Rijks geheel onnoodig gedurendo moer dan eene halve eeuw hoeft moeten tobben mot eene gebrekkige watervoorziening: 2" hot door do Duinwatermaatschappij besteedde kapitaal bedroeg in aandeelen f 3.300.000 obligatieschuld aangaande het tijdperk van 1875—1889. // 15.200.000 te zamen. . . f 18.500.000 ^ zegge: achttienen een half miI Hoen gulden, terwijl de Gemeente Amsterdam na do intrekking van do concessie nog verschillende millioenen — de millioenen voor do overneming niet medegerekend — heeft moeteu uitgeven, zoodat het totaal-bedrag, ten behoeve van de Amsterdamsche Watervoorziening besteed, op ten minste 25 millioen gulden en waarschijnlijk voel meer is te ramen, terwijl Amsterdam niettegenstaande deze belangrijke uitgaven ton opzichte van hare watervoorziening in een zoodanigen toestand verkeert, dat de Directeur verklaart nog verschillende millioenen noodt)/ te hebben om tegen het gevaar roor watergebrek gewapend te zijn. Stelt men daartegenover het betrekkelijk gering bedrag, waarvoor Amsterdam volgens mijn advies van Juni 1907 een rijkelijken toevoer van water kan verkrijgen uit do tot hare beschikking staande duinen bij Zandvoort, dan geloof ik, dat de hierbij aangehaalde cijfers en feiten welsprekend genoog zijn, on dat ik mij van verdere commentaren aangaande dit onderdeel van mijn betoog kan onthouden. Komende tot hot onderhavig verslag van Uwen Directeur, valt hot op, dat hij ook hier over het hoofd ziet de bovengenoemde eenvoudige vraag, welke in de mij gegeven opdracht opgesloten is, n.1. hoe men van de beschikbare prise d'eau in de Zandvoortsche duinen op do moest rationcele wijze partij zal kunnen trekken om aan Amsterdam de beschikking van 1) Nadat het oorspronkelijke aanlegkapitaal aan Je Amsterdamsche Duinwatermaatschappij was uitgebreid tot ƒ 3.300.000 werden de navolgende obligatieleningen gesloten: 1875 ƒ 1.700.0Ö0, 1879 ƒ 1.300.000, 1882 ƒ 1.200.000, 1885 ƒ 6.000.000, 1887 ƒ 2.500.000, 188'J ƒ 2.500.000. oen mimen toevoer van duinwater te verzekeren, en dut hij zich — ouder gewoonte — begeeft, in breedvoerige beschouwingen en critiek, die met de beantwoording van deze doodeenvoudige vraag zoo goed als niets te maken hebben. In beschouwingen omtrent opvattingen van D.A.W. aangaande do toepassing van het 's-Gravenhaagschc drainoerstelsel, zal ik — zooals boven reeds gezegd — mij niet begeven, om de eenvoudige reden, dat hij steeds geweigerd heeft zich dienaangaande op de hoogte te stellen, terwijl uit do in zijn laatste rapport voorkomende hoogst eigenaardige mededeeling omtrent zijne in het jaar 1890 mislukte pogingen om in do Zandvoortsche duinen oene draineerleiding te leggen, zonneklaar blijkt, dat hij aangaande deze techniek nog altijd even onkundig is gebleven. Daar deze mislukking den genadeslag gaf aan de Duinwater-maatschappij, en tevens de pogingen, welke indertijd door het Amstcrdamseh Gemeentebestuur werden aangewend om aan do bewoners van de hoofdstad een ruimen toevoer van duinwater te bezorgen, deed mislukken, is het van belang dezen aanleg van naderbij te bezien en in het juiste daglicht te stellen. Omtrent het leggen van de meergenoemde drainecring zegt de lieer Penn'ink in zijn hierbedoeld rapport woordelijk liet volgende: «Reeds bij den aanvang van het werk werden zeer bijzondere bezwaren ondervonden, zelfs in die mate, dat do Commissie van Onderzoek, dio daaromtrent hot Gemeentebestuur had geadviseerd, den ontwerper, haar medelid T. Stang, ter verantwoording riep, doch zijne verdediging was zoo zwak, dat hem wel niets anders overbleef dan zijn ontslag te nomen als lid van do Commissie." De in strijd met de werkelijkheid gegeven voorstolling, wat het laatste gedeelte betreft, voorloopig onbesproken gelaten, werpt de naïve mededeeling, dat vreeds in den aanvang van het werk zeer bijzondere bezwaren ( worden! ondervonden" — zooals gezegd — een zeer merkwaardig licht op do technische inzichten van D.A.AV. in deze. Toen hij namelijk in de Zandvoortsche duinen een begin had gemaakt met de uitgraving ten behoeve van do bewuste draineering en op zekere diepte „reeds in den aanvang van het werk" het duinwater met groote kracht kwam opwellen, zag hij, zonderling ge/weg, daarin, zooals hij zelf bekent, fzeer bijzondere bezwaren" en stelde toen dadelijk voor om de draineeringen 1 Meter hooger te leggen, 'j welk voorstel neerkwam op eene wijziging van het ontwerp ten koste van het te verwachten rendement., dat daardoor met meer dan de holft werd verminderd. Wij zien dus hier een Ingenieur bezig met den aanleg van eene draineeri bestemd om — zooals vanzelf spreekt — zooveel mogelijk water te geven, onmiddellijk het gestelde doel prijs geven, zoodra het water, dat hij zoekt, en dat hij noodig heeft, hem in groote hoeveelheid letterlijk in den schoot vliegt, 1) Door de desbetreffende correspondentie is dit in het Gemeente-archief gemakkelijk te veritieeren. terwijl het — zooals uit zijne mcdedeelingen blijkt — geen oogenblik bij hem is opgekomen, om van deze milde gaven van de natuur partij te trekken, niettegenstaande hij toch als technicus had moeten begrijpen, dat juist door van dezen overvloed — door middel van afleiding — partij te trekken, de „zeer bijzondere bezwaren" vanzelf zouden zijn opgehouden. Toen ecnige jaren later in hot meer noordelijk gelegen gedeelte van de 's-Gravcnbaagsche wat er vang de door den lieer Pexninr bedoelde „zeer bijzondere bezwaren" zich ook voordeden, (en wel in veel lioogere mate, omdat do 's-Gravenliaagscbe draineeringen op veel grooture diepte onder den natuurlijken waterspiegel liggen dan de bierbedoelde) werd door middol van de reeds in 1890 in den Haag ingevoerde verticale draineeringen (zie het jaarverslag der 's-Gravenhaagschc Duinwaterleiding van 1891) dc hoQge druk in de onderlagen van het alluviuui, die — zooals bekend — oorzaak zijn van de „zeer bijzondere bezwaren" des hoeren Pennink, op hoogst eenvoudige wijze afgeleid naar de in werking zijnde horizontale draineeringen, die daardoor — zooals ook vanzelf spreekt — in rendement aanzienlijk vooruitgingen, terwijl tengevolge van de/.e afleiding van de „zeer bijzondere bezwaren" geen last hoegenaamd werd ondervonden. Nadat door middel van deze verticale draineeringen, die in 1899 tot eene groote diepte werden gebracht (zie Gemeenteverslag van de 's-Gravenhaagsche Duinwaterleiding van 1901), een vermeerderd rendement dor draineerwerken was verkregen van meer dan 100 %, werden deze zonder de minste moeite voortgezet tot het najaar van 1905, toen zij voorloopig werden stop ge/.et om redenen van administratieven aard en ook omdat de waterstand in do prise d'eau zoo hoog was (en nog is) dat sommige werken van onderhoud en van schoonmaak eenigszius werden bemoeilijkt- Gaan wij nu na, wat deze draineerwerken aan dc Gemeente 's-Gravenhage hebben gekost, dan vinden wij (zie Gemeenteverslag van 1905) dat op einde December van dat jaar voor de watervang was uitgegeven in het geheel f 1,067,596.01. Do oorspronkelijke aanlog van open kanalen had bij openbare aanbesteding gekost (zie Jaarverslag van 1876) f '233,336.— terwijl voor uitdieping cn voor andere werken ten behoeve van dc open kanalen tot op 1 Mei 1888 was uitgegeven . „ 73,144.— te /.amen / 306,480.— zoodat dus de gezamenlijke draineeringswerken met inbegrip van de vcrzatnclkoni, omringd door betonmuren ter lengte van 827 M1 en met een gemiddelden inhoud van rond 7000 Ms, in ronde cijfers uitgedrukt hebben gekost f 1,007,000 — f 306,000.— = 761,000. Het watergevend vermogen van de 's-Gravcnbaagsche watervang was — zooals duidelijk in 1884 bleek — te stellen op gemiddeld 4000 M3 per etmaal cn bedraagt thans — zooals uit herbaalde proefnemingen blijkt meer dan 40000 M3 per etmaal, zoodat dus met eene uitgaaf van f 761,000 is verkregen meer dan het tienvoud van de oorspronkelijke capaciteit. Dc D. A. W. ging echter op eene geheel andere wijze te werk, en gaf de voorkeur aan do uitvoering van de aan zijne zorgen toevertrouwde werken onder een voortdurenden strijd met zijne „zeer bijzondere bezwaren", wat in die mate verwonderlijk is, dat meu zich hier moet afvragen, hoe het mogelijk is, dat iemand, die Ingenieur is, zich ten nadeele van zijnen lastgever schuldig kon maken aan een dergelijkenonvergeeflijken flater. Dat daardoor een werk tot stand werd gebracht dat thans niets mi nwaard is, behoeft niemand te verwonderen, terwijl hij, zooals hij zelf bekent, f 800,000, zegge acht tonnen gouds noodig had voor den mislukten aanleg en om later alles weder in den ouden toestand terug to brengen. Eene vergelijking tusschcn de in de Zandvoortsclie duinen voor de Amsterdamsche Duinwaterleiding en de in do Scheveningsch-Wassenaarsebe duinen voor de 's-Gravenhaagsche Duinwaterleiding door middel van fijnzand-draineoring verkregen uitkomsten, geeft do cijfers vervat in den navolgenden staat: NAMEN Besteed Lengte der Watergevend DER Kapitaal draineering vermogen per ONDERNEMINGEN Gulden Ml etmaal M3 Amsterdamsche Duinwaterleiding i ƒ 800,000 c. a. 3900 0 's-Gravenhaagsche Duinwaterleiding | ,, 761,000 13500 40000 De bovenstaande toelichtingen en cijfers maken ten opzichto van de voordeelen van liet 's-Gravenhaagsche stelsel verdere commentaren onnoodig. De heer Pennink schijnt dit ook te gevoelen, want ten einde raad komt hij tot een betoog, dat ongeveer hierop neerkomt, dat: 1° de Haagsehe draineeringen zijn verstopt; 2° indien zij het niet zijn, zullen zij het spoedig worden. Wat nu de eerste bewering betreft, dan moet ik hier aannemen, dat de. heer Pennink niet spreekt tengevolge van eigen aanschouwing, omdat een oordeel als boven uitgesproken niet denkbaar is voor een ernstig en kundig man. Een ieder met gewoon gezond verstand zal toch wel inzien, dat in een stad als de Residentie mot eene bevolking van millioen zielen, waar uitsluitend door draineerbuizen op ruime schaal in de behoefte wordt voorzien aan water ten behoeve van particulier en industrieel gebruik in 50577 perceelen met '2421 2 closets en 4515 badtoestellen, voor besproeiing van straten en pleinen, openbare urinoirs, brandweer en allen verderen openbaren diemt, een wonder noodig zou zijn, hieraan te voldoen, wanneer de draineerbuizen verstopt waren. Zeer karakteristiek is in dit opzicht het door den heer Pennink opgedischt verhaal van een zijner Ingenieurs, die van mij zou hebben vernomen, dat //de hoofdstrang der draineeringen van de 's-Gravenhaagsclie watervang geheel of gedeeltelijk verstopt is", hetgeen, indien hier van iets meer dan een misverstand sprake kon zijn, zeer zeker als eene verregaande verkrachting van de waarheid zou zijn te beschouwen. In verband gebracht niet de bovenstaande uiteenzetting van bijzonderheden der exploitatie, wijst deze mededeeling echter op eene in het oog loopende onuoozelheid, die geen tegenspraak waard is. Bovendien zal een ieder, die niet ziende-blind is, moeten begrijpen, dat zoodra een draineerbuis verstopt is, hot bovenliggend terrein, dat op de meeste plaatsen lager ligt dan de natuurlijke waterspiegel in het duin, moet onderloopen, terwgl thans nergens in het duin hiervan iets te bespeuren is. Zulke beweringen bobben dus slot noch zin, terwijl de tweede even fraaie, in de toekomst in uitzicht gestelde mogelijkheid sedert tal van jaren steeds wordt herhaald en veel overeenkomst heeft met do van ouds bekende beweringen van de lieden, die bij den aanvang van de stoombootof spoorwegdiensten plechtige beloften aflegden om nooit op dergelijke hoogst gevaarlijke toestellen een voet te zetten en steeds maar bleven volhouden: wacht, wacht maar, dan zult ge wat beleven. Even bekend is het ook, dat aan zulke dwaze opvattingen eenigejaren lang eenige aandacht wordt geschonken, totdat zij ten slotte alleen met een medelijdend schouderophalen worden beantwoord. Wat betreft de door don heer PliN'MNK gegeven voorstelling van de omstandigheden, die mij aanleiding gaven in 181)0 uit de Commissie van Onderzoek in zake de Duinwaterleiding van Amsterdam te treden, diene de volgende mededeelingen, die gemakkelijk te veriiieeren zijn in het Amsterdamsohe Gemeente-archief, en waaruit blijkt: 1°. dat deze voorstelling — ik vraag verschooning voor het onparlementaire woord, dat hier echter niet kan achterwege blijven — van het begin tot het eind onwaar i», 2\ de geheele uitvoering van den hierbedoelden aanleg van eone draineerleiding in de Zandvoortsche duinen geschied is zonder mijne medewerking en volgens eene werkwijze, geheel afwijkend van de mijne, o". dat ik in het voorjaar van hot jaar 1890 aan Hoeren Burgemeester en Wethouders van Amsterdam heb medegedeeld, dat ik mij niet verder kon bemoeien met eene uitvoering, die ik ten zeerste afkeurde, terwijl ik mij verder bereid verklaarde de uitvoering op mij te nemen onder voorwaarde: dat ik geheel vrij moest zijn in de uitvoering, en dat mijne voorschriften tot in do kleinste bijzonderheden stipt zouden worden opgevolgd, in welk geval ik het volkomen welslagen durfde te verzekeren. Wanneer dus de aanleg, waarvan hier sprake is, mislukte, is dit alleen aan de hoogst onoordeelkundige uitvoering te wijten, hetgeen ten zeerste is te bejammeren, omdat daardoor aan de goede zaak een schade werd berokkend, die ontzettend is te noemen en in cijfers omgezet op millioenen zou moeten geraamd worden. Op de persoonlijke aanvallen zou ik het liefst niet willen antwoorden, doeli dit is hier niet geheel te vermijden, omdat zij somtijds zeer dienstig zijn voor eene beoordeeling van des heeren Pennink betoog aangaande de zaak, waarom het hier voornamelijk gaat: het al dan niet aannemelijke van de verzoutingstheorie. Dit vraagstuk kan alleen langs empiriseh-wetenschappelijken weg worden uitgemaakt, n.1. door afleiding uit eene reeks van waarnemingen, doch daar aan den ecnen kant de eerste voorwaarde voor wetenschappelijkheid waarheid is en deze aan den anderen kant bij eene partijdige in slechte handen is, kunnen aan waarnemingen door een partijdige verricht niet die overtuigende kracht worden toegekend, die voor een bewijs op streng wetensehappclijken grondslag wordt vereiseht. Daarom kan eene volledige kennis van het onderhavige vraagstuk allaen worden verkregen door eene geheel onpartijdige en tevens scherpzinnige afleiding uit eene reeks van waarnemingen, die door personen van afwijkende meeningen zijn gedaan, terwijl aan proef- of waarnemingen uitgevoerd met het oog op een vooraf beoogden uitslag nauwelijks eenige waarde is te hechten. Met de hierbedoelde onderzoekingen zal eene lange reeks van jaren heengaan en daarbij zullen de ervaringen, die opgedaan zijn bij do exploitatie van Duinwaterleidingen in 't algemeen en van de 's Gravenhaagsche in *t bijzonder eene belangrijke rol spelen. Reeds nu is o. a. uit de laatstgenoemde exploitatie, zulks in strijd met de vroeger gehuldigde Amsterdamsche tlieoriën, gebleken, dat bet duinwater gedurende zeer langen tijd op oen peil kan worden gehouden van verschillende meters beneden A. l\, zonder het minste spoor van verzouting te veroorzaken, ten bewijze waarvan diene het feit, dat in het aedeelte van de s Gravenhaagsche watervang, waarin het peil — zooals in mijn advies van Juni a. p. uiteengezet — c. a. 12 jaren lang is gehouden beneden 2 M. A. I'., op eene diepte van '28 a 40 M. 4- A. 1\, op den huidigen dag een ehloorgehalte wordt aangetroffen van 27 tot 34 111.gr. per Liter, dus kleiner dan die aan de oppervlakte van den grondwaterspiegel (35 a 35.5 m. gr. per Liter). Ook in andere opzichten zijn de bij de 's Gravenhaagsche Duinwaterleiding vooropgestelde inzichten aangaande het watergevend vermogen van de duinstreek bevestigd. Zoo kwam bv. de Commissie van Onderzoek in zake de Amsterdamsche Duinwaterleiding in 1891 tot de slotsom, dat bij eene exploitatie van de gehecle duinenrij tusschen IJuiuiden en Noordwijkerhout reeds in 1910 een tekort zou ontstaan. E11 wat zien wij ? Amsterdam en Haarlem verheugen zich anno 1908 in eenen ruimen aanroer rau duinwater, terwijl nergens eenig spoor rai een te kort is te ontdekken, en dat, terwijl van de hier genoemde duinstreek niet eens Vï gedeelte in exploitatie is. Alvorens ten slotte het zoutgehalte te bespreken, dat bij drinkwater niet mag worden overschreden, moet ik in herinnering brengen, dat het zeewater een gemiddeld keukenzoutgehalte heeft van 2.5 a 3.1 pCt., terwijl onder brak water wordt verstaan, half zout, half zoet, stel 1.25 pCt. of 12.5 gram per L. Brak water van 0.7 pCt. zoutgehalte of 7 gram per L. is, hoewel zeer weinig brak, natuurlijk ondrinkbaar, doch hieruit volgt niet, dat, zooals de heer Pennink zegt, water met één gr. zout per Liter brak water is. In de visschersdorpen langs onze westkust wordt somtijds water van 1200 m.gr. keukenzout per Liter gedronken, zonder dat daarvan nadeelige gevolgen worden ondervonden. Natuurlijk is water van een zoo hoog gehalte als 1200 m.gr. keukenzout per Liter niet aan te bevelen en daarom stelde ik in mijn advies 500 m. gr. chloor, overeenkomende met 824 m. gr. keukenzout per Liter als maximum, dat ik evenwel evenmin zou aanbevelen, doch dat in geval van nood zou kunnen gedronken worden. De heer Pennink, die ook dit water als brak water bestempelt, doet daardoor het aantal merkwaardigheden, waarvan het in zijn rapport wemelt, met één vermeerderen, terwijl het hem blijkbaar onbekend is, dat in het water uit de Leeuwarder Waterleiding volgens de concessie 400 m.gr. chloor (= 659 m.gr. keukenzout) per Liter mag toegelaten worden, en deze hoeveelheid somtijds wordt overschreden, zonder dat de inwoners daarvan noemenswaard nadeelige gevolgen ondervinden. In elk geval hebben zulke hooge cijfers van het chloorgehalte voor de onderhavige Duinwaterleidingen alleen eene theoretische waarde, omdat zij in de werkelijkheid bij geen der beide hierbedoelde exploitaties zullen voorkomen; dienaangaande blijft voor twijfel geen plaats over. In het gedeelte van de 's-Gravenhaagsche Watervang, waar de meergenoemde afpomping beneden 2 M. A. P. bijna 12 jaren lang onophoudelijk werd volgehouden, is het chloorgehalte op een afstand van de strandpalen van slechts 590 M. en op eene diepte van ruim 70 M. -j- A. P. thans 79 a 81 m.gr. per L., terwijl in de Zandvoortsche duinen, loodrecht onder het Westerkanaal, dat nog wel eenige honderden Meters meer landwaarts is gelegen, het chloorgehalte op 74 M. diepte 4- A. P., volgens de opgaaf van den heer Pennink in het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, het cijfer bereikt van 100 m.gr. per L. Men ziet dus, dat de jarenlange voortdurende afpomping van de Haagsche Watervang tot ver beneden A. P. op eene diepte van c. a. 70 M. A. P. niet meer invloed op het zoutgehalte heeft gehad, dan zulks het geval is geweest in de Amsterdamsche prise d'eau. waar de waterstand altijd boven A. P. is gebleven. Na deze opmerkingen wenscli ik mij van verdere beschouwingen te onthouden over deze aangelegenheid. Theodor Stang, Directeur der 's-Grarenhaagschc Duinwaterleiding. u:j , j