339 F 1 389 p 1 Boekbinderij Drukkerij RUSTENBURG Tel.72 17 78 Amsterdam 334 7 V / Bockbindi ïj Drukkerij I Kt STKNBl'Rc; 1VI.72 17 78 Amstrrdam 33^ r zy DE GESCHIEDENIS DER MEDISCHE ZENDING DE GESCHIEDENIS DER MEDISCHE ZENDING DOOR N. A. DE OAAY FORTMAN MET EEN INLEIDEND WOORD VAN J. G. SCHEURER :: MISS. - ARTS :: NIJKERK — G. F. CALLENBACH 1908 Stoomboekdrukkerij — C. C. Callenbach — Nijkerk. Dit geschrift wordt opgedragen aan de Heeren W. HOVY, Lid der !e Kamer van de Staten-Generaal EN Dr. W. B. VAN STAVEREN, Lid der prov. Staten van Z. H. als een dankbare hulde aan het vele, dat door hen van den beginne af gedaan is in het belang der M. Z. onder heidenen en Mohammedanen, uitgaande van Nederland DOOR DEN SCHRIJVER. „Onbekend maakt onbemind." — De waarheid van dit gezegde kunnen wij in ons dagelijksch leven telkens opmerken. Menige arbeid, hoe belangrijk ook in zichzelf, trekt nauwelijks onze aandacht, omdat men er zoo weinig van weet. Zoodra men begint van iets kennis te nemen, komt vanzelf de belangstelling en wat voorheen niet de moeite waard scheen om er over te denken, begint ten laatste een gedeelte van onze werkzaamheid in beslag te nemen. Menig jongmensch begon met moeite en misschien wel met tegenzin een of ander vak te bestudeeren. Langzamerhand werden de moeilijkheden overwonnen — het schoone kwam voor den dag en, voordat men het bemerkte, was datzelfde vak eene studie geworden, waarin men genoot en geheel opging. Hoe menigeen werd door het voorzienig bestel des Heeren geroepen tot een of anderen moeilijken arbeid — een arbeid, waartegen. men opzag en dien men liever aan een ander zag opgedragen. Men gevoelde zich geheel een vreemde in dat werk. Men wist er nog zoo weinig van en al die onkunde deed bergen van bezwaren verrijzen, totdat, door meerdere kennis en vertrouwbaarder omgang met dat werk, diezelfde moeilijkheden voor een deel verdwenen en voor het ander deel iets aantrekkelijks verkregen. De taak was nu niet meer een last, maar een lust geworden, waarin men zich ontwikkelde en geestelijk versterkte. De meeste miskenning en minachting van een of anderen arbeid komt dan ook maar al te dikwijls voort — uit onkunde. — 't Is zoo gemakkelijk ónze onkunde te verbergen achter een' schijnwal van veroordeelende kritiek of nietszeggende schouderophaling; doch zoo iets mogen wij van ons christenvolk niet denken. De meer of mindere onkunde, welke men, vooral ook wat het werk der Zending aangaat, nog aantreft, komt veelal voort uit de inderdaad weinige bekendheid van dien arbeid, 't Is daarom zoo noodig, dat ons christenvolk beter worde ingelicht; want wij zien meerdere belangstelling en liefde tot dat werk voor den dag komen, naarmate de onkunde verdwijnt en des Heeren heilig bevel beslag gaat nemen over de consciëntie. Gedurende de laatste jaren werd het terrein der Zending dichter bij gebracht. Wij sagen uit ons midden mannen en vrouwen vertrekken, die heen gingen om aan Heidenen en Mohammedanen het Evangelie te verkondigen. Berichten werden opgenomen in onze bladen. Op kerkelijke vergaderingen werd dat werk der Zending besproken. Lezingen werden er gehouden, waarin men het koude Westen met het warme Oosten in contact bracht. En Gode zij dank, wij mogen het uitspreken — de arbeid der Zending breidde zich uit in de harten der geloovigen zoowel als op het terrein zelf. Bovenal begon de Medische Zending eene plaats in te nemen, welke men haar vroeger zoude betwist hebben. Die hulpdienst, zoo weinig bekend, werd in den beginne met ietwat kritieke oogen gadegeslagen; totdat ook daar de meerdere kennis de onkunde verdreef, en het werd een arbeid, dien men liefheeft, waardeert en van ganscher harte steunt. Toch is nog zoo noodig, dat men ons ook op dit terrein van 's Heeren werk onder Heidenen en Mohammedanen blijve voor- lichten. Ds. de Gaay Fortman deed dan ook een kostelijk werk, toen hij de pen opvatte, om aan ons Christenvolk een boek te geven, waarin wij kunnen zien den omvang en de beteekenis van dien hulpdienst. 't Is niet mijn doel, om in dit korte voorwoord eetie uitgewerkte pleitrede voor de Med. Zending te gaan houden. Liever wil ik trachten met een enkel woord aan te toonen, dat de Med. Zending voor den eigenlijken arbeid onmisbaar is, of beter gezegd: in zichzelf reeds eene prediking des IVoords is. Men móet zich voor een oogenblik den werkelijken geestelijken toestand van die Heidensche en Mohammedaansche volkeren indenken. De prediking van Gods Woord werd nimmer door hen gehoord. De zegeningen van het Christendom werden nimmer gevoeld. In duisternis bleef men voortwandelen, zich geruststellende met het aanbidden van afgoden en booze geesten. Daar treedt opeens de prediker van Gods Genade onder hen op en zoekt door de verkondiging des Evangelies den Christus Gods aan het harte bekend te maken. Voor hun bewustzijn is deze verkondiging niets anders, dan eene zekere godsdienstige leer, die misschien niet veel van de hunne verschilt, en het gevolg is, dat deze abstracte prediking wordt aangehoord en vergeten. En al gelooven wij nu ook, dat Gods Geest machtig is, die harten om te zetten, dit ontslaat ons niet van de dure roeping en verplichting in die verkondiging verstandiglijk te handelen. Wat is nu noodig om het Christendom onder zulke volkeren in zijne voelbare beteekenis te laten optreden? Dit, dat door den arbeid der Med. Zending Christus gepredikt wordt als de barmhartige en medelijdende Hoogepriester, die tevens is de Groote Medicijnmeester voor arme zondaren — treffend was dan ook de vraag van dien Javaan, toen hij bij het aanschouwen van het Petronella-Hospitaal vroeg: „Mijnheer! vertel mij nu toch eens iets van den Godsdienst, die leert zulke dingen te doen, om zonder eigenbaat anderen te helpen." De Med. Zending is niet alleen een voorbereidend werk, maar ook eene directe prediking van den Christus. Dit worde nimmer uit het oog verloren, want ook in dezen hebben wij te waken voor de zuiverheid van het beginsel. J. G. scheurer. Apeldoorn, Sept. 1908. Bladz. Inleiding § 1. De grondslag der Medische Zending .... 5 § 2. De beteekenis der Medische Zending . . . .11 § 3. De eischen, aan den miss. arts te stellen. Zijne taak 18 § 4. Doel der Medische Zending 21 § 5. Bezwaren tegen de Medische Zending .... 39 § 6. De kosten der Medische Zending 40 § 7. Het Hospitaal 44 § 8. De eerste sporen van M. Z 51 § 9. De Edinburgsche Vereeniging voor M. Z. . . .58 § 10. De Londensche Vereeniging voor Medische Zending . 68 §11. Livingstone College te Londen 71 § 12. Zenana Medical College 74 § 13. Mildmay Institutions 75 § 14. Noord-Amerika. International Med. Miss. Society . 76 § 15. American Medical Missionary College in Chicago . 77 § 16. International Med. Miss. and Benevolent Association . 77 § 17. Philafrican Liberators League ...... 78 § 18. Duitschland. Verein für arztliche Mission . . .78 § 19. Nederland 81 § 20. Inrichtingen tot opleiding van missionaire artsen . 83 § 21. Inrichtingen tot opleiding van missionaire artsen uit de inlanders op de Zendingsterreinen . . . .85 § 22 en § 23. Vereenigingen ten nutte der Medische Zending op de Zendingsterreinen 98 § 24. Literatuur over de Medische Zending .... 99 Bladz. § 25. Het Edinburgh Medical Mission Society . . .103 § 26. De Anglicaansche kerk 108 § 27. Society for the Propagation of the Gospel (S. P. G.) 109 § 28. Church Missionary Society 117 § 29. Universities' Mission to Central-Africa . . . 185 § 30. Church of England Zenana Missionary Society . 187 § 31. South American Missionary Society . . . .194 § 32. Zenana Bible and Medical Mission .... 196 § 33. London Missionary Society 199 § 34. English Baptist Missionary Society . . . .213 § 35. Wesleyan Methodist Missionary Society . . .219 § 36. United Methodist Free churches 224 § 37. Welsh Calvinistic Methodists' foreign Miss. Society 225 § 38. Methodist New Connexion Miss. Society . . . 225 § 39. Bible Christian Method. Churches foreign Miss. Society 226 § 40. Presbyterian Church of England (Foreign Missions) 227 § 41. Irish Presbyterian Church 232 § 42. Church of Scotland foreign Mission .... 234 § 43. United Free Church of Scotland 239 § 44. Ref. Presbyterian Church of Scotland (and Ireland) 264 § 45. Original Secession Church of Scotland . . . 264 § 46. Friends' Foreign Mission Association .... 264 § 47. Brethren's Mission (Christian Mission) . . . 270 § 48. China Inland Mission 271 § 49. Salvation Army. (Het leger des Heils) . . . 276 § 50. De zevende-dag-Adventisten 277 § 51. North Africa Mission 277 § 52. Central Morocco Medical Mission 280 § 53. Jaffa Medical Mission 281 § 54. Ludhiana Miss. Greenfield's Mission . . . .281 § 55. Corean Mission 282 § 56. Mardan Mission 282 §57. Nanning, Kwangsi Mission China. Independent Mission 283 § 58. The Foreign Miss. Society of the Presbyt. C. of C. 283 § 59. The Miss. Society of the Methodist Church in Canada 284 Bladz. § 60. The Baptist Churches in Canada 284 § 61. Presbyterian Church of Victoria (Australië) . . 285 § 62. Presbyterian Church of N. Zealand .... 286 § 63. New Zealand Baptists 286 § 64. Austraüan Baptists 286 § 65. Melanesian Mission 287 § 66. The American Board of Comm. for foreign Mission 287 § 67. American Baptist Missionary Union .... 297 § 68. American Free will Baptisten 305 § 69. Amerikaansche Vrije Baptisten 305 § 70. De Amerikaansche Baptisten. (Zuiden van de V. S.) 305 § 71. Disciples of Christ. (America) 306 § 72. The Presbyterian Church in the U. S. A. (North.) . 306 § 73. The Board of Miss. of the Presbyt. Church (South.) 325 § 74. United Presbyterian Church of North Amerika . 326 § 75. The Reformed Presbyt. Church in the U. S. of N. A. 329 § 76. Reformed Presbyterian General Synod in N. A. . 330 § 76a. Dutch Reformed Church 330 § 77. The Methodist Episcopal Church of the U. S. North. 335 § 78. The Meth. Episcopal Church of the U. S. A. (South.) 339 § 79. United Brethern in Christo 340 § 80. General Council of the Lutheran Church in N. A. . 340 § 81. German Evangelical Council of the U. S. of N. A. . 340 § 82. Norwegian Free Church in N. A 340 § 83. Norwegian Lutheran Church in N. A. . . .341 § 84. Swedish Missionary Alliance in N. A. . . .341 § 85. The Foreign Miss. of the Prot. Episc. C. in the U. S. A. 341 § 86. American Friends 348 § 87. The Seventh day Adventists of N. A. . . . 348 § 88. Woman's Union Mission Society 348 § 89. Woman's National Indian Association . . . 349 § 90. De Broedergemeente 349 § 91. Die evangelische Missionsgeselschaft zu Basel . . 352 § 92. Die Gesellsch. zu Bef. der evang. M. u. d. H. zu Berlin 361 § 93. Die Norddeutsche Missionsgesellschaft . . . 362 DiMUl. § 94. Gosznersche Missionsverein. (Berlin II) . . 363 § 95. Die Rheinische Missionsgesellschaft .... 364 § 96. Der allgemeine evang. prot. Missionverein . . 370 § 97. Evang. Missionsgesellschaft für Deutsch Oost-Afrika 372 § 98. Deutsche Oriënt Mission 372 § 99. Missionsgesellschaft der Deutschen Baptisten . . 374 § 100. Leipziger Missionsgesellschaft 375 § 101. Die Schleswig-Holst. evang.-Luth. Missionsgesellsch. 375 § 102. Sudan-Pionier-Mission 376 § 103. Norwegische Missionsgezellschaft .... 376 § 104. Der Schwedische Missionsbund 378 § 105. Die Evangelische Vaterlandsstiftung .... 379 § 106. Zweedsche kerkelijke missie 380 § 107. La Société des missions évangéliques (Paris) . .381 § 108. Mission Romande 381 § 109. Het Nederlandsche Zendelingengenootschap . . 383 § 110. Salatiga-Zending 385 § 111. De Geref. kerken van Nederland .... 386 § 112. De Doopsgezinden, de Nederl. Z. V 396 §113. Slot 397 Aanvullingen 399 Register . . 401 BI. 14 reg. 3 v. o. staat helder moet wezen zoo helder-, bl. 26 r. 1 v. b. staat anderen moet zijn andere; bl. 29 r. 20 v. o. staat hunne lichamen moet zijn zijn lichaam-, bl. 39 r. 28 v. o. staat Ypecocuanha moet zijn Ipecacuanha; bl. 41 r. 15 v. b. staat kostten moet wezen kosten-, bl. 48 r. 13 v. b. staat s moet zijn 7; bl. 52 r. 10 v. o. staat andere moet zijn anderen-, bl. 54 r. 11 v. b. staat Serte moet zijn Seite; bl. 62 r. 7 v. o. staat Col/en Valen/in moet zijn Colin Valentine-, bl. 63 r. 12 v. o. staat S9 moet zijn j6 en r. 6 v. o. achter persoon het sluithaakje plaatsen; bl. 65 r. 4 v. b. staat + moet zijn +; bl. 73 r. 1 v. o. staat Halford moet zijn Harford-, bl. 74 r. 2 v. b. staat Cammine moet zijn Cumine en r. 8 v. b. staat Hartford moet zijn Harford-, bl. 78 opschrift staat Philafricon moet wezen Philafrican, r. 16 v. o. staat ƒ moet zijn 7; bl. 79 r. 8 v. o. staat Bonaka moet zijn Bonakn, r. 5 v. o. staat Kayentuhu moet zijn Kayentschu; bl. 83 r. 17 v. b. staat/, van Staveren moet zijn H. B van Staveren; bl. 87 r. 8 v. o. staat Muis moet zijn Muir; bl. 89 opschrift staat Lugdiana moet zijn Ludhiana; bl. 90 r. 6 v. b. staat het Europeesche Asièrs moet zijn „Europeesche Aeiêrs"; bl. 91 r. 7 v. b. staat door eerst moet zijn eerst door; bl. 99 r. 14 v. o. staat een stuiver moet zijn j stuivers; bl. 100 r. 9 v. b. staat voor moet zijn or; bl. 102 r. 1 v. b. staat Dant moet zijn Dienst; bl. 104 r. 3 v. b. staat de Jordaan moet zijn den Jordaan en r. 7 v. b. staat dat moet wezen die; bl. 106 r. 5 v. o. staat I. J. moet wezen F. J.; bl. 107 r. 8 v. b. staat Mackentton moet zijn Mackinnon; bl. 108 reg. 5 v. b. idem; bl. 109 r.6v.b. staat Fiere town moet zij» Fr ere town; bl. 111 r. 18 v. o. staat Mazston moet zijn Marston; bl. 112 r. 4 v. o. staat terwijl moet zijn en; bl. 113 r. 1 v. b. staat Intusschen moet zijn Nog; bl. 115 r. 11 v. b. staat Marton moet wezen Marston; bl. 116 r. 5. v. o. staat Lehombo moet wezen Lebombo; bl. 120 r. 1 v. o. staat Ngeu Ngring-gi moet wezen Ngue Ngionggi; bl. 125 r. 18 v. o. plaatse men achter die 't woordje op; bl. 129 r. 15 v. b. staat Squisbbs moet wezen Squibbs; bl. 136 r. 5 v. o. schrap om; bl. 140 r. 6 v. o. sta in plaats van geboond gebaand; bl. 143 r. 17 v. o. staat ƒ lees 6; bl. 155 r. 12 v. o. staat Goodazz lees Goodarz (vgl. bl. 156 r. 12 v. b.); bl. 157 r. 5 v. o. staat Samarra lees Samaria; bl. 169 r. 12 v. b. staat zeide lees had gezegd, r. 13 v. o. staat tomraris lees tomiasis; bl. 172 r. 2 v. o. staat Scheich Bor lees Sheikh Bior; bl. 176 r. 12 v. b. staat Kikwyu lees Kikuyu; bl. 184 r. 4 v. b. sta voor Hoima het woordje te, r. 7 v. b. staat de moet zijn den\ bl. 185 r. 15 v. b. staat 10 lees 12, staat 61 lees 62; bl. 187 r. 3 v. o. zet achter evangelisteren d. 1'.; bl. 188 r. 5 v. o. voeg achter artsen: Thans staat deze arbeid in verband met de C. M. S.; bl. 189 r. 14v.b. achter Marks: Nu zijn dezen weer vervangen door andere miss. artsen-, r. 17 v. o. achter Wheeler, geholpen door 2 miss artsen; bl. 190 r. 6 v.o. staat Bursj lees Bttrj; bl. 192 r. 12 v. b. voeg achter Hindoesche vrouwen-, r. 11 v. o. staat Telugeland moet zijn Teluguland; r. 2 v. o. staat Tuhkien moet zijn Fukkien; bl. 193 staat Nugong lees Nguong; bl. 197 r. 7 v. o. leze men als noot op arbeiden: „Miss. Pailthorpe is nu te Almora, eene nieuwe M. Z., en miss. Board, die te Patna is, is vervangen door Miss. Cockburn; bl. 199 r. 16 v. b. staat dokters lees dokteres, r. 17 v. b. voeg achter artsen: die gesteund worden door inl. miss. artsen-, bl. 202 r. 2 v. b. staat Dr. Smith lees Dr. Kirkwood-, bl. 203 r. 2 v. b. voeg achter arts is en Miss. H. M. Byles; bl. 206 r. 16 v. b. staat Turning lees Turner; noot staat Shonghau en te Trong Chou lees Shanghai is te Tsong Chow; bl. 208 r. 8. v. o. staat Twaalf lees Tien; bl. 209 r. 5 v. b. staat 1893 lees 1892; bl. 210 r. 12 v. o. staat Elcanor Shephaerd lees Eleanor Shephard; bl. 211 r. 9 v. o. staat Hall lees Hill; bl. 212 r. 8 v. b. staat Mbezi lees Mbezezi-, r. 20 v. b. staat Imerina lees Ismerina; r. 5 v. o. staat twee lees drie, r. 3 v. o. staat 77 lees /pen ij lees 77; bl. 213 r. 10 v. o. staat 19, zes in Indiè' enz. lees 2j acht in Indié, dertien in China en twee in Afrika, onder welke 9 vrouwelijke-, bl. 214 r. 16 v. o. voeg achter Young en Miss. Raw, bl. 215 r. 11 v. b. staat Rangamuti lees Chandraghoona; r. 12 v. b. staat Chattagong lees Chittagong; r. 15 v. b. staat Othmann lees Ottmann; r. 7 en 8 v. o. staat Eindelijk zal Miss Dr. Mary enz. lees Eindelijk heeft ook Miss Dr. Mary Bisett den staf der miss. artsen te Bhiwani versterkt-, bl. 216 r. 12 v. b. staat Szanfu lees Sianfu; bl. 218 r. 10 v. o. voeg achter roept De een is te San Salvador, de ander te Bolobo-, r. 5 v. o. staat één lees twee en schrap de woorden van r. 4 en 5 geheel weg tot en met gesproken hebben-, bl. 219 r. 2 v. b. achter doktoren voeg Mrs. Young; r. 12 v. o. staat 24 lees 23; r. 10 v. o. staat een lees twee en S lees 4; r. 9 v. o. staat en in China vijf lees in China vijf en in Afrika twee; bl. 220 r. 12 v. o. staat 4 lees j; r. 7 v. o. staat Ngang-hu lees Ta IJé; bl. 222 r. 11 v. b. staat nog niet vervuld lees vervuld door twee miss. artsen; r. 13 v. b. voeg achter welks eene; r. 14 v. b staat waar twee miss, artsen zijn lees waar een miss. arts is en de andere te Poachin, ook met een miss. arts; bl. 223 r. 3 en 4 v. b. staat Twee vrouwelijke missionaire artsen zijn lees Een vrouwelijke miss. arts is; r. 12 v. b. staat lndur lees Nizamabad; r. 14 v. b. staat Medah lees Medak en voeg daarachter: Ook te Madras is een M. Z. met een vr. arts; r. 1 v. o. staat Leykon lees Ceylon; bl 224 r. 10 v. b. lees achter koloniën Sinds 1908 zijn deze kerken vereenigd met de Methodist New Connexion Society (zie bl. 223) en de Bible Chr. Meth. C. (zie bl. 226) en daarmee ook hare zendingen; r. 3 v. o. achter gezonden De arbeid is niet voortgezet-, bl. 225 r. 11 v. o. staat twee lees drie; r. 10 v. o. staat en de karungang onder Dr. O. O. Williams lees te Karimgang onder Dr. O. O. Williams en te Charrapoonge onder Dr. Jarvie; r. 8 v. o. staat twee lees drie; r. 7 v. o. staat twee lees vier; bl. 230 r. 3 v. b. staat arbeidt lees arbeidde lang en staat Buysson lees Brysson; r. 4 v. b. voeg achter hospitaal Zij is nu te Chmchew; bl. 232 r. 1 v. b. staat 20 lees 2j, staat ij lees 14; r. 2 v. b. staat j lees ƒ; r. 13 v. o. staat 18 lees 19; r. 12 v. o. staat3 lees 4\ r. 10 v. o. staat Ahmedabad lees Wardwan, Borsad; r. 9 v. o. staat 6 lees 7; r. 8 v. o. staat vijf lees zes; bl. 233 r. 16,17, 18 staat Zoowel Anand als ene. lees Anand heeft 3 miss. artsen en Broach twee, terwijl Borsad en Wardwan een miss. arts hebben; r. 10 v. o. staat 4 lees/; r. 9 v. o. staat twee (een mannelijk en een vrouwelijk) lees een (een mannelijk■); bl. 234 r. 7 v. o. staat 11 lees 12-, r. 6 v. o. staat 6 lees 7; r. 5 v. o. staat 6, j, j lees 7, 6, 4-, bl. 235 r. 4 v. o. staat twee lees een-, r. 3 v. o. staat artsen lees arts -, bl. 236 r. 3. v. b. staat eene lees twee; r. 4 staat arts lees artsen en Jalaepur lees !alapur\ bl. 237 r. 14 v. b staat twee lees drie-, r. 9. v. o. lees achter worden Eindelijk is er eene M. Z. te Scholingur onder eene vr. arts; bl. 238 r. 4 v. b. staat met eenen miss. arts ene. lees doch eonder miss. arts; r. 16 v. o. achter Hospital te voegen Hij wordt gesteund door een tweeden miss. arts; bl. 239 r. 11 v. c. staat 22 lees 2j; r. 10 v. o. staat 10 lees 11; r. 9 v. o. staat 6 lees 7; r. 8 v. o. staat ij miss. artsen (9 vr.) lees 14 miss. artsen (10 vr.); bl. 242 r. 2 v. o. staat Karunga lees Kasungu en Hora lees Londen; bl. 244 r. 9 v. b. staat „Efiks" lees „Efies"; bl. 246 r. 7 v. b. staat John lees Ion; bl. 248 r. 11 v. o. staat jo lees J2; bl. 253 r. 19 v. o. staat er schrap dit; bl. 254 r. 11 v. b. staat zeer hartelijk" lees zeer hartelijk; bl. 256 r. 3 v. o. zet achter Poona eerst; r. 2 v. o. lees voor Miss Mrs; r. 1. v. o. lees achter plaats, thans onder ee*ten mannel. m. a. ; bl. 263 r. 7 v. b. staat vermindering lees vermeerdering; bl. 269 r. 6 v. o. staat bezochten moet zijn bezocht; bl. 270 r. 6 v. o. staat Hupe moet zijn Hupeh ; bl. 271 is weggelaten § XL VIII; bl. 272 r. 9 v. o. staat miss. moet zijn mrs. ; bl. 273 r. 17 v. o.idem; bl. 275 r. 11 v. o. en elders staat E. S. M. moet zijn E. I. M. ; r. 5 v. o. staat 1 moet rijn het en r. 1 v. o. staat Shaekihen moet zijn Shaekitien; bl. 276 is weggelaten § XLIX en r. 4 v. o. staat Nagarcoil moet zijn Nagercoil; bl. 277 r. 18 v. o. staat Kabyle-mission moet zijn Kabylen-missie; bl. 278 r. 6 v. b. staat dat moet zijn die; noot staat Dr. Greeve moet zijn Dr. Grieve; bl. 281 opschrift staat Miss. Greenfeld moet zijn Miss Greenfeld; bl. 282 r. 1 v. o. staat Hort moet zijn Holst; bl. 288 r. 1 v. b. staat het moet zijn hij; bl. 289 r. 12 v. b. staat Tucher moet wezen Tucker; noot 1 staat Shaown moet zijn Shoawü; bl. 292 r. 5 v. o. staat Inuvila moet zijn Inuvil; bl. 294 r. 18 v. b. staat staat er moet zijn staan er de; bl. 295 r. 1. 8, 17 v. b. staat Shephard moet zijn Shepard; r. 14 v. o. worde achter arbeid geveegd hier; bl. 296 r. 16 v. o. staat Marden moet wezen Mardin; bl. 304 r. 12 v. b. staat Paladala moet wezen Palabala; r. 14 v. o. staat Bacolad moet rijn Bacolod; bl. 306 r. 11 v. o staat Sj moet zijn SS; bl. 310 r. 14 v. b. staat Griggs moet zijn Greggs; bl. 312 r. 17 v. b. staat de Hunter enz. schrap de; r. 18 v. b. staat Chining-fu moet zijn Chuningfu; bl. 313 r. 11 v. b. staat hun moet zijn hem en r. 12 v. b. staat komen zij moet wezen komt hij; bl. 317 r. 15 v. b. staat Ryoeg moet zijn Ryong; bl. 324 r. 13 v. b. staat van moet wezen aan en r. 20 v. b. Daraka moet zijn Baraka; bl. 330 staat § LXXVI moet zijn § LXXVla; bl. 334 r. 3 v. o. staat E. Stanley G. Myerca moet zijn C. Stanley G. Myrea; bl. 346 r. 10 v. b. staat Gasken moet wezen Gaskin; bl. 353 r. 9 v. b. staat Rüs moet zijn Riis; bl. 357 r. 7 v. b. staat Hdberlin moet wezen Haberlin; bl. 365 r. 15 en 16 staat is verrezen een voor mannen en een voor vrouwen moet wezen een voor mannen en een voor vrouwen, is verrezen; r. 4 v. o. staat begon moet wezen begonnen is; bl. 368 r. 13 v. b. staat bijna geheel missen zij moet staan missen zij bijna geheel; bl. 379 r. 10 v. b. staat Walfridelson moet wezen Walfridsson; bl. 383 opschrift staat Zendelinggenootschap moet zijn Zendelingengenootschap; bl. 384 r. 8. v. o. staat Duymar moet wezen Duymaer; bl. 387 noot staat kerk moet wezen kerken; bl. 393 r. 11 v. o. staat H.J. K. moet zijn J.H.K.; bl. 396 r. 2 v. o. staat Rutly moet wezen Ruttink. „Gaat heen in de geheele wereld en predikt het Evangelie aan alle creaturen." Dezen last gaf de Heere Jezus aan zijne Apostelen en in hen aan zijne gemeente, toen Hij ze als zijne gezanten uitzond tot de heidenen met de blijde boodschap, dat God gedachten van genade en barmhartigheid heeft over zondaren uit alle natiën, volken en tongen; ze wil zalig maken. Aan de uitvoering van dien lastbrief moesten hun leven en hunne krachten gewijd zijn. De bediening des Woords Gods onder hen, die in de schaduwen van den afgodendienst lagen, was hunne roeping. Hieraan werd voldaan, niet lang nadat de gemeente des Heeren te Jeruzalem zich gesteld had onder haren Koning, die tevens haar Profeet en haar Priester was. De eerste Evangelieboden kwamen uit die kerk onder de Samaritanen. Petrus werd van God het eerst naar eenen heiden gezonden, om hem te verkondigen, „dat God geen aannemer des persoons is; maar in allen volke, die Hem vreest en gerechtigheid werkt, Hem aangenaam is." Van dit oogenblik af werd het Evangelie door de geloovigen — ofschoon niet door allen — gebracht zoowel onder de Joden als onder de heidenen. Zoo ontstond de kerk te Antiochië, voor het grootste deel uit de heidenen vergaderd, wier eerste leeraar ook uit Jeruzalem kwam, Barnabas. Deze kerk is naar het bestel Gods de eerste kerk geworden, die hare boden zond in de eigenlijke landen der heidenen, van welke in Azië, in Europa, in Afrika velen werden toegebracht tot de gemeente, die zalig wordt. Het lichaam van Christus openbaarde zich vooral onder de heidenen door de prediking des Woords en de werking des Heiligen Geestes. De Apostelen en hunne medearbeiders zijn door hunne leerlingen gevolgd en dezen hebben ook de aarde vervuld van den eenigen naam, onderden Hemel gegeven, door welken wij moeten zalig worden. Het werk van dezen is overgegaan aan hunne opvolgers. En zoo is het op onze beurt onze taak geworden, om het Evangelie van Christus te verkondigen aan hen, die van Hem niet weten. Dezen arbeid noemt men in den regel het werk der missie of zending. De zending zoekt overal, waar zij komt, naar gelegenheden, om met menschen, vele menschen, in aanraking te komen, aan wie zij het Evangelie van den Gekruisigde mag brengen. Voor haar is de groote vraag: „Waar vind ik hoorders, hoe kan ik ze meer dan terloops bekend maken met den weg der zaligheid, wanneer kan ik ze leeren?" In de dagen der Apostelen was de beantwoording dezer vragen niet moeilijk. Het twaalftal had den tempel, om er de menschen te vinden en te leeren, later de huiskerken. Paulus, die Rabbi was, had de Synagogen en de markten, den Areopagus en de scholen, die voor kerken werden gehuurd enz. Ook hadden al de Apostelen van den Heere de macht ontvangen, om wonderen te doen. „In mijnen naam zullen zij duivelen uitwerpen; met nieuwe tongen zullen zij spreken; slangen zullen zij opnemen en al is het, dat zij iets doodelijks zullen drinken, dat zal hun niet schaden; op kranken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond worden," sprak de Heere tot zijne jongeren in de ure der scheiding en dit woord gold niet alleen hen, maar ook „degenen, die geloofd zullen hebben." De geschiedenis der kerk in de Handelingen is vol van deze wonderen en van hunne werking op de menschen. Vooral de genezing der kranken drijft hen naar de Apostelen en hunne prediking, de gave der gezondmaking naar hunne medearbeiders. Hoelang deze periode der wonderen geduurd heeft, valt niet met zekerheid te zeggen, doch zeker niet langer dan de 2e eeuw. Toen waren zij ook niet meer noodig, om den naam des Heeren groot te maken onder de Joden en de heidenen. De prediking deed dit en de wandel der geloovigen; niet minder de geloofsmoed der martelaren en de barmhartig- heid, die den heiden en den Jood evenmin voorbijging als den medebelijder. Voegt hierbij het bewustzijn in de Romeinsche, de Grieksche, de Aziatische en de Noord-Afrikaansche wereld, dat er iets anders moest komen, om verstand en hart te bevredigen. Dit ontbrak, toen de zending optrad onder de nieuwe heidensche volken, die, uit het Oosten optrekkend, zich nieuwe woonplaatsen in Europa zochten. Naar nieuwe middelen, om de menschen te krijgen onder de verkondiging des Woords, werd uitgezien. Hiertoe hielpen de steun en de aanbeveling der Christenvorsten, de huwelijken van christelijke vorstinnen met heidensche machthebbers, het zwaard, in één woord de wereldlijke arm; doch deze niet alleen, ook betooning van liefde aan ongelukkigen, aan gevangenen, aan kranken, ontwikkeling van betere toestanden door landbouw, door onderwijs enz. De Fransche revolutie bracht onder de volkeren de neutraliteitsidee in de zaken, welke den godsdienst raken. Vooral de Protestantsche kerken ervoeren de gevolgen van die neutraliteit der regeeringen, welke vaak haar evenwicht niet kon bewaren, maar oversloeg tot tegenwerking. De zending kwam toen alleen de wereld der heidenen en Mohammedanen binnen met wankelende schreden, schroomvallig en zoekende, waar zij zich met hoop op zegen zou kunnen vestigen en hoe zij menschen — weinige of vele — zou om zich kunnen verzamelen, teneinde hun te verkondigen den weg des behouds en der zaligheid in Christus, waar het om te doen was. Sommigen meenden de menschen te kunnen trekken, door hun te beloven en te verschaffen steun voor het dagelijksch leven; anderen boden voorschotten aan, om te lokken; anderen openden scholen; anderen leerden allerlei noodige dingen als timmeren, het land bebouwen; anderen hielden lezingen over onderwerpen van religieusen of wijsgeerigen aard, vooral voor ontwikkelden. Het resultaat van al deze pogingen was meestal te gering, om den weg te banen voor de bediening des Woords onder hen, die buiten Christus leefden, vooral onder de Mohammedanen. Beter ging het met de toepassing der westersche geneeskunde, voorzoover men ten minste daarvan iets wist en dat was bij de meeste missionairen niet veel. Van de zijde der groote zendinggenootschappen gaf men echter den missionairen eene, zij het ook elementaire, geneeskundige opleiding, die hun goed te stade kwam. Desniettemin voelden de missionairen en hunne zenders, dat de invloed, die van zulk een halven arbeid uitging, niet groot en niet blijvend zou zijn, vooral daar een groot aantal kranken, de operatieve patiënten met name, door hen niet konden geholpen worden, en men bij moeielijke bevallingen of zware krankheden geen raad wist. Bovendien kostte de praktijk der geneeskunde hun tijd, dien zij niet aan de prediking des Woords konden wijden. „Betrekkelijk vroeg," zoo merkt iemand terecht op, „zijn de zendinggenootschappen begonnen, hunne kweekelingen eenige medische vorming, eene artsenijkist en eenige chirurgische instrumenten mee te geven. Maar hoe gebrekkig was deze vorming. Zij bepaalde zich tot eenig theoretisch onderwijs in anatomie en physiologie van het menschelijk lichaam en tot de inleiding in de behandeling van de gewichtigste ziekten. Bovendien werd nog eenige chirurgie beoefend, waardoor de kweekelingen tot behandeling van wonden geschikt werden. Meestal ontbrak het echter aan de goede waarneming en oefening, uit gebrek aan gelegenheid tot waarneming aan het ziekbed en tot* praktische behandeling van zieken. Dikwijls echter bestond de vorming der zendeling-kweekelingen slechts in een paar maanden hospitaaldienst d. i. ziekenverpleging met theoretisch onderwijs in den bouw van het menschelijk lichaam. Deze vorming was echter veel te kort." Daarom besloten eenige vrienden der missie de uitzending van mannen en straks ook van vrouwen, die het wettige en volledige radikaal van artsen aan een Medische faculteit in Europa of Amerika verkregen hadden en zich geheel aan den dienst der zending wilden wijden, te bevorderen. Wat klein begonnen is, is groot geworden. Vele missioneerende kerken en vereenigingen van Protestantsche origine zenden thans met en naast bedienaren des Woords en der Sacramenten ook artsen (mannelijke en vrouwelijke) uit naar hare zendingsterreinen. In Engeland en Amerika heeten deze artsen medical missionaries, in Duitschland Missionsartze, ten onzent missionaire artsen of zendingsartsen, en hun werk draagt den naam van Medical Mission, artzliche Mission en Medische zending. § I. De grondslag der Medische zending. Toen het denkbeeld der Medische zending in de Schotsche en Engelsche Christelijke kringen, haar bakermat, vasten vorm gekregen had, werd, zoo al niet dadelijk, dan toch al heel spoedig gezocht naar eenen Bijbelschen grondslag er voor. Het was toch zeker dat, wanneer die gevonden werd, voor dezen nieuwen arbeid, zoo niet alle dan toch zeker de meeste Christenen zouden gewonnen zijn. Dien Bijbelschen grondslag achtten de voorstanders gevonden te hebben vooreerst in het voorbeeld des Heeren, dien zij met voorliefde eenen missionairen arts noemden, in wiens voetstappen de zendelingen onder de heidenen en Mohammedanen hadden te treden, en voornamelijk in zijn bevel. Het is met name John Lowe, vroeger miss. arts in Voor-Indië, later secretaris van de Edinburgsche vereeniging voor Medische zending (Edinburgh Medical Missionary Society) geweest, die in zijn bekend werk: „Medical Missions théir place and power" met al de kracht zijner scherpzinnigheid dit heeft zoeken te staven en te verspreiden. Van den Christus herinnert de schrijver, dat van zijne vele wonderen twee derde wonderen van genezing zijn, welke bewezen Zijn goddelijke macht en teeder mededoogen en eindigt dan: „Iedere trek van 's Heeren dienstwerk vraagt onze gewijde aandacht, Zijne manier, om de waarheid aan te bevelen, in zooverre zij bovennatuurlijk was, kunnen wij niet navolgen, maar in zooverre zij ten doel had de openbaring van den geest des Evangelies, heeft Hij ons een voorbeeld nagelaten, opdat wij Hem zouden volgen. Deze blik op 's Heeren persoonlijk optreden doet ons recht verstaan de goddelijke idee der Evangelieprediking — een idee, die bijzonder veel gewicht hecht aan de methode, en het beginsel der medische zending verrassend toelicht; en wel zoo zeer, dat hij, die onpartijdig 's Heilands leven bestudeert, de overtuiging moet krijgen, dat van alle methoden, gebezigd door de kerk als hulpmiddelen bij haar zendingswerk, deze met die van Christus het meest overeenkomt." En dan gaat Dr. Lowe voort: „Wij hebben niet alleen onzes Heeren voorbeeld, maar ook, wat misschien nog sterker is, zijn direkt bevel; wat Hij zelf deed, droeg Hij ook zijnen Apostelen en eersten predikers des Evangelies op (Matth. 10 : 1; Luc. 10 : 1, 8, 9)." De Apostelen hebben gehoorzaamd. Na dit aangetoond te hebben beweert de schrijver weer: „Het N. T. tot onzen gids nemende bij het kiezen van de methoden, die door de kerk moeten gebezigd worden bij haar zendingswerk, wordt het daar, dunkt ons, duidelijk geleerd, dat Christus en zijne discipelen het Evangelie predikten door woord en daad en dat wij, hoe meer wij de genezing van zieken een plaats geven in onze bediening des Woords, des te nauwgezetter volgen het goddelijk voorbeeld en des te vollediger gehoorzamen des Meesters bevel." Intusschen gevoelt Lowe wel, dat tegen zijne redeneering kan worden ingebracht, dat de genezingen, door den Heere en zijne jongeren gedaan, wonderen zijn. Hij meent echter de kracht dezer opmerking te kunnen te niet doen, door er tegen aan te voeren, dat zij waar zou zijn, indien 's Heilands wonderen der genezing alleen waren getuigenissen voor de Godheid van Christus en bewijzen van den goddelijken oorsprong des Evangelies; „maar," zoo gaat hij dan voort, „zooals wij reeds gezien hebben, waren zij meer dan dit — zij waren eene praktische openbaring van den geest des mededoogens, in het Evangelie wonend; zij spraken in eene taal, die niet misverstaan kon worden; v$n Hem, die kwam niet om te verderven maar om te redden. Inderdaad zijn zij, in zooverre de menschen het voorwerp dezer machtige werken waren, opgeteekend tot onze onderrichting, om ons te leeren, dat in onzen zendingsarbeid de wijding van de geneeskunst aan den dienst des Evangelies niet alleen is in overeenstemming met de goddelijke methode, maar in werkelijkheid vormt een deel der goddelijke bedoeling." Ten slotte beroept Lowe zich op Jac. 5 : 14 en op Lucas den medicijnmeester, den geliefde (Col. 4 : 14), om te bewijzen, dat er in den tijd der Apostelen ook missionaire artsen zijn geweest, een beroep, dat wij kunnen laten voor hetgeen het is, een curiosum. Doch niet alleen in Brittanje vond men den bijbelschen grondslag der Medische zending. In Duitschland was men het met deze meening eens. Ten minste J. Kammerer, schrijver van de brochure: „Die arztliche Mission," enz. antwoordt op de vraag, hoe oud de M. Z. is: „Zoo oud als het Christendom zelf. Zij is een voortzetting van het genezingswerk van Jezus en zijne Apostelen. Toch spreekt men van M. Z. in den eigenlijken zin des woords eerst sinds ongeveer honderd jaren." Nog sterker doet de schrijver van „die arztliche Mission unter Heiden und Mohammedanen," Dr. Hermann Feldmann, zich hooren over deze belangrijke zaak: „Men volgt slechts het voorbeeld des Heeren en der Apostelen, als men Medische zending drijft. Prediken, onderwijzen, genezen, dat is het driedubbele net, waarmee men, om menschelijk te spreken, zielen naar den Heere trekt. Het genezen was van de werkzaamheid der jongeren niet slechts iets bijkomstigs, maar evenals het prediken een hoofddoel hunner zending (Luk. 10 : 9). Zoo is ook heden ten dage het optreden van missionaire artsen geheel op den Bijbel gegrond en daardoor gerechtvaardigd; juist voor hen openen de harten zich eerder, zij kunnen krachtiger met woord en daad van de barmhartige liefde en ook van den ernst zijner gerichten getuigen, omdat zij in nauwer aanraking met de menschen komen I" Ondanks dit alles gevoelt Feldmann evengoed als Lowe, dat tegen zijn betoog kan worden aangevoerd dat Christus en zijne discipelen wonderen van genezing hebben gedaan, die de M. Z. niet verricht. Daarom beweert hij: „Zeker de den jongeren verleende gave der genezing is heden ten dage zelden te vinden, maar is niet de tegenwoordige Medische wetenschap met al hare hulpmiddelen ook eene gave, ons toevertrouwd ten beste der lijdende menschheid? Het bevel des Heeren neemt klaar en duidelijk den dienst, den kranken bewezen, mede onder de plichten der liefde op, en moeten wij als des Heeren knechten niet juist die krachten uitzenden, welke het meest geschikt zijn, om de zieken te dienen, in plaats van er ons meê te vergenoegen, zijne arbeiders toe te rusten met eene armzalige, dikwijls in hare ongenoegzaamheid gevaarlijke kennis der medicijnen?" En later zegt Feldmann nog eens: „Teekenen en wonderen volgen ook heden ten dage nog den arbeid der missionaire artsen, misschien niet zoo in het oog vallend als ten tijde van Lucas, maar toch duidelijk. Is eene gelukte operatie, die onder de ongunstigste omstandigheden, in de open lucht, terwijl de onreinheid niet is weg te nemen, gedaan, niet ook eene ervaring, die menschelijke berekening en verwachting beschaamt? En den heidenen moeten de gelukkige uitkomsten der Christelijke geneeskunde ternauwernood minder toeschijnen, dan het werken van bovennatuurlijke krachten." Wat moeten wij nu zeggen van het betoog, door mannen als Lowe en Feldmann voor zich en in naam van vele honderden, vooral onder de missionaire artsen, geleverd voor den bijbelschen grondslag der Medische zending, een betoog, dat zelfs mannen van nuchteren zin, ook in ons vaderland, heeft overtuigd. Een man als Prof. Dr. P. D. Chantepie de la Saussaye toch zeide in zijne rede, waarmede hij Dr. Bervoets inzegende tot missionairen arts: „(De. M. Z.) is nieuw en toch overoud. Nieuw, omdat zij eerst in onze eeuw door Engelschen en Duitschers vooral in China en Britsch-Indië met kracht is aangevat. Maar toch overoud, want Jezus zelf trok reeds het land door, genezende alle ziekten en kwalen onder het volk." Hebben Lowe e. d. a. ons ook overtuigd? Wij voor ons zeggen beslist neen, omdat zij, zonder twijfel ter goeder trouw, aan de woorden des Heeren: „Geneest de kranken" eene beteekenis hebben gegeven, die zij niet hebben. Of kunnen deze iets anders zeggen, dan „maakt met de u geschonken wondermacht de kranken gezond?" Maar zij geven er de beteekenis aan: „Weest missionaire artsen, onverschillig of gij met wondermacht of met door eigen studie verkregen medische kennis als zoodanig kunt optreden," eene interpretatie, die den zin van het woord „geneest" verzwakt, zoo niet vernietigt. De oorzaak van dezen misgreep ligt o. i. in het niet uit elkaar houden van de verschillende terreinen, waartoe het wonder en de gewone geneeskunde behooren. Het wonder behoort tot het terrein der particuliere genade, is eene buitengewone gave des Heiligen Geestes, die alleen verleend wordt aan de gemeente van Christus, met het oog op bepaalde tijden en omstandigheden. Daarentegen is de geneeskunde een geschenk der algemeene gratie, die gegeven kan worden onder alle volkeren, zoo heidensche als christelijke, aan allerlei menschen, die daarvoor den aanleg hebben gekregen van hunnen Schepper. Hij, wien wonderkracht is geschonken, kan steeds gehoorzamen aan het bevel: „Genees," daar krankheid voor hem onvoorwaardelijk wijkt; de gewone dokter geneest alleen onder bepaalde voorwaarden; hem kan dus nooit de last „genees" gelden. Ook dient het wonder der genezing het koninkrijk Gods, de geneeskunde evengoed de belangen van het Godsrijk als dat van de rijken der wereld. Wat het laatste betreft een tweetal voorbeelden. De Engelsche Oostindische Compagnie dankt hare vestiging op de kust van Koromandel aan de dankbaarheid van den Groot-Mogol van Indië voor de medische hulp van Dr. Gabriël Boughton. In het jaar 1636 beliep een der prinsessen van de keizerlijke familie vreeselijke brandwonden. Een bode werd naar Surat gezonden, ten einde de hulp in te roepen van een der Engelsche chirurgijns. Boughton ging mee naar Delhi en smaakte het genoegen de zieke te genezen. Toen de minister van den Groot-Mogol vroeg, wat zijn meester voor hem doen kon, leneinde hem te toonen, hoe dankbaar hij was voor den hem bewezen dienst, antwoordde Boughton, met een belangeloosheid en een vaderlandsliefde boven allen lofverheven: „Laat mijn volk met het uwe handel drijven". ,,'tZij zoo", was het antwoord. Een deel der kust werd ten behoeve eener Engelsche factory afgestaan en alle belastingen voor een kleine som gelds afgekocht. Een ander voorbeeld van den dienst door de geneeskunde bewezen aan aardsche belangen is hetgeen geschiedde in 1713, met een Engelsch gezantschap, bij hetwelk zich Dr. Hamilton bevond, dat aan het hof van Delhi een verzoek had te doen. Bij zijn komst in de hoofdstad was de keizer ernstig ziek. Hamilton werd aan zijn ziekbed geroepen en was het instrument tot zijn herstel. Toen den geneesheer gevraagd werd, wat hij als belooning verlangde, verzocht hij 's keizers toestemming voor het verzoek des gezantschaps, wat terstond gegeven werd. Deze voorbeelden en nog andere, ook uit het leven van de missionaire artsen, hebben zonder twijfel de aandacht der geloovigen, tevens zendingsvrienden, gevestigd op de groote diensten, die de Medische wetenschap en kennis zou kunnen bewijzen op het geheele terrein der missie aan de verkondiging des Evangelies aan Mohammedanen en heidenen. Toen nu deze gedachte zich meester gemaakt had van het hart, waarin de liefde van Christus woonde, kreeg zij leven en bezielende kracht. Het plan rijpte, om de weldaden der Medische wetenschap in haren geheelen omvang door hare beste beoefenaars in dienst te stellen van de zending, die Jezus Christus bevolen had aan zijne gemeente. Hierdoor zou immers blijken, hoe barmhartig de Heere Jezus zelf is en hoe rijk aan ontferming Hij de zijnen maakt. En was die barmhartigheid aan het lichaam geschied, allicht zou dan een luisterend oor gevonden worden voor de taal van die genade, welke Hij aan de ziele des zondaars schenken kan en wil. Deze dienst der barmhartigheid zou, zoo besloot men ten slotte, niet slechts een toevallige, maar een georganiseerde zijn, die als Medische zending in de eigenlijke zending moest worden ingelijfd. Trekken wij nu onze consequentiën uit het hierboven gezegde, omtrent den grondslag der zending, dan dunkt mij, dat die is niet eenig bepaald bevel des Heeren, maar de liefde van Christus, welke op de zijnen inwerkt en hen vindingrijk maakt bij het zoeken naar middelen, om hunnen Koning en Heiland aan te bevelen als den barmhartigen Hoogepriester des verloren zondaars, al is hij een heiden of Mohammedaan. De M. Z. behoort tot den dienst der barmhartigheid in Christus' kerk. § II. De beteekenis der Medische zending in de Missie. Hebben wij ons nu omtrent den grondslag der M. Z. rekenschap gegeven, niet minder noodig is, ons bewust te worden, wat zij beteekent en omvat, dat wil zeggen, welke plaats zij inneemt in de missie, in welke betrekking zij staat tot de verkondiging des Woords, de eigenlijke taak, door het zendingsbevel : „Predikt het Evangelie aan alle creaturen," der gemeente Gods opgedragen. Lowe acht in zijn bekend werk, de arbeiders op een zendingsterrein niet compleet, als de missionaire arts ontbreekt. Half werk doet men zonder Medische zending. Zonder haar is de zending geen zending meer. Dit is de consequentie van zijn stelling, dat het zendingsbevel niet alleen bevat den last om te prediken, maar ook omvat dien, om de kranken te genezen (in hun geest natuurlijk verklaard). De missionaire arts is Evangelist, zijn voornaamste doel is hetzelfde als dat van zijn ambtgenoot, die de bediening des Woords heeft. Hij maakt aanspraak op den naam van zendeling in den kerkelijken zin van het woord evengoed als de bedienaar des Woords; beiden zijn opgeleid voor hetzelfde groote werk, en beiden zijn even onwaardig den naam, dien zij dragen, indien zij nalatig zijn in de verbreiding van het Evangelie, het groote doel van hun zijn op het zendingsveld. Zich beroepende op Paulus' woord: „Hij heeft gegeven sommigen tot Apostelen, en sommigen tot profeten en sommigen tot evangelisten en sommigen tot herders en leeraars," betoogt hij, dat de evangelist (in casu de missionaire arts) even groote goddelijke gave aan de kerk is als de herder (de bedienaar des Woords). Daarom is voor den miss. arts eene ordening noodig. Hij moet plechtig en openlijk erkend worden als bode der zendende kerk. Wel wil Lowe niet den weg op, dien sommige groote zendinggenootschappen in Brittanje opgaan, welke geen missionaire artsen willen zenden dan zulke, die bereid zijn zich aan te bieden voor de ordening tot de bediening des Woords, want dezen zouden, behalve in de medicijnen, zeker nog 2—4 jaren in de theologie moeten studeeren, welken eisch hij te zwaar acht. Maar toch zoekt hij voor den missionairen arts iets, wat hem gerechtigd maakt tot den arbeid van de bediening des Woords. Hij wenscht, dat hij zal worden „afgezonderd tot het werk des Heeren," tot het werk van eenen Evangelist. „Laat hem," zoo schrijft Lowe, „na een voldoend examen als Evangelist, officieel worden erkend en uitgezonden met het imprimatur der kerk, tot welke hij behoort, als haar behoorlijk geaccrediteerde bode aan de heidenen; en voorts, laat zulk eene erkenning in zich besluiten, dat in die buitengewone omstandigheden, waarin hij soms geplaatst kan worden, zonder dat een dienaar des Woords bij de hand is, hij desvereischt de genademiddelen der kerk kan uitdeelen." Lowe's denkbeelden over „den kerkdijken status" der missionairen waren niet de zijne alleen, maar ook die van de Edinburgsche Vereeniging voor M. Z. (Edinburgh Medical Missionary Society), neergelegd in hare missive, een 25 tal jaren geleden gezonden aan de Commissie voor de zending van de Vrije kerk in Schotland en de Zendingsbesturen der andere kerken van het Vereenigd koninkrijk, waarin voor de missionaire artsen gevraagd wordt eene kerkelijke machtiging, om als Evangelist op te treden op het Zendingsveld, na door eene kerkelijke com- missie geëxamineerd te zijn, in al wat een kweekeling van de E. M. M. S. 4 jaren lang leert buiten de geneeskunde, om met vrucht evangelisatie-arbeid te doen. De samenstellers stelden zich de positie der missionaire artsen alzoo voor: „Bij volledig uitgeruste missies bekleede de missionaire arts het ambt van een regeerend ouderling, zoowel om den dienaar des Woords de handen te sterken als om hem te helpen in het vormen van eenen raad; maar bij de missies, die pionierwerkdoen — waarvoor de miss. arts bijzonder geschikt schijnt te zijn — worde zijn status als Evangelist zoo verstaan, dat hij, zoo noodig, de genademiddelen mag uitdeelen. Natuurlijk moet de miss. arts zich terugtrekken, zoodra een miss. dienaar des Woords aan de missie wordt toegevoegd." Aan het verzoek in de genoemde missive voldeden terstond de Vrije kerk van Schotland en de Vereenigde Presbyteriaansche, thans samen de „Vereenigde Vrije kerk", welk voorbeeld door andere kerken en vereenigingen geheel of ten deele is gevolgd zoowel in Engeland als in Amerika. Intusschen vernemen wij ook andere stemmen in Engeland. Dr. C. F. Harford-Battersby van het Livingstone medical college heeft meermalen verklaard, dat de missionaire artsen niet moeten „geordend" worden en geen zendingspost alleen besturen. Hoe is nu buiten Engeland en Amerika het oordeel der deskundigen over de beteekenis der M. Z.? In Duitschland spreekt Prof. Christlieb in zijne brochure „Aerztliche Missionen" over de beteekenis van den missionairen arts zoo, dat hij van hem zegt, dat hij een dubbele taak heeft, die van genezen en van prediken en dus het beroep vervult van „eenen Evangelist door woord en daad." Hij waarschuwt derhalve voor het gevaar, dat de missionaire arts tengevolge van zijnen veelvuldigen geneeskundigen arbeid, zijn geestelijk beroep geheel zou gaan verwaarloozen. Prof. Christlieb staat dus op hetzelfde standpunt van Lowe. Daarentegen noemt Prof. G. Warneck (Evang. Missionslehre) den miss. arts, eene „missionarische Hilfskraft" en voegt er bij, dat deze niet behoeft als prediker op te treden. Eenigszins in denzelfden geest spreekt de bekende pastor F. v. Bodelschwingh in zijn „Geleitswort" van Feldmann's „Die arztliche Mission enz." „Ik ben niet van de meening, dat wij de practijk der Eng. en Amerik. zendingen nauwgezet moeten navolgen. Ik zou aan den eenen kant onzen dienaren des Woords onder de heidenen niet den dienst der dienende liefde aan het ziekbed hunner kranken afgenomen willen zien; evenmin aan den anderen kant Christelijken artsen, wier hart van liefde voor de heidenen brandt, den mond willen sluiten en verbieden de hemelsche artsenij met de aardsche hunnen kranken aan te bieden, maar ik geloof, dat eene scherpere arbeidsverdeeling, dan Engeland en Amerika die begeeren, tusschen medische en pastorale werkzaamheid toch ten slotte een grootere winste zou brengen en meer in overeenstemming met onzen Duitschen aard. Het komt mij voor, dat het voor den missionairen dienaar des Woords voldoende, zelfs een zeer groote verlichting is, als hij een arts tot zijnen medearbeider heeft, die het voor zijne zieken niet verbergt, dat hij in zaken des geloofs met de dienaren des Woords geheel eens is en die iedere gelegenheid, welke hem de uitoefening van zijn beroep aanbiedt, waarneemt, om daarvoor uit te komen, zonder zijn beroep te verwaarloozen. Daardoor zou de geneeskundige werkzaamheid, bij het bedroevend gebrek aan medische arbeiders, verder reiken, dan wanneer de arts half missionair, half arts is; en voor de hoofdtaak des missionairs, het bedienen des Woords, zou dan veel tijd gewonnen worden, welken hij anders dikwijls tot schade zijner lichamelijke kranken aan geneeskundigen arbeid wijdt, waartegen hij toch niet opgewassen is." Nog duidelijker spreekt zich Dr. Jul. Schreiber, miss. arts te Pearadja (Sumatra) in „Die arztliche Mission" Feldmann's tijdschrift le J. bl. 85 uit over de beteekenis van den miss. arts als „Hilfskraft": „Dit is het voornaamste punt, dat den miss. arts volkomen "helder voor den geest moet staan, dat hij zich zeiven voortdurend daaraan herinnert, dat hij en zijn geheele staf van Europeesch en inlandsch personeel slechts „missionarische Hilfskraft" is. Niet alsof daardoor zijn werk als van geringere waarde moet geacht worden. Zijn pioniers, legertrein of gezondheidskolonne in eenen veldtocht te ontberen? Een enkele slag kan ook zonder deze gewonnen worden, maar een geheele oorlog niet. Als dit vaak gebruikte beeld voor een oogenblik vastgehouden mag worden, dan is de eigenlijke soldaat in den door de missie ondernomen veldtocht de missionaire dienaar des Woords, en zijn al de anderen: onderwijzers, artsen, zusters, kooplieden, handwerkslieden hulpkrachten enz. Moet de officier van gezondheid, de ziekenverpleger vechten? Neen. Moet de missionaire arts prediken, evangeliseeren, huisbezoek doen? Neen. Dat is de zaak van den zendeling, dieeene jarenlange, op deze taak berekende opleiding genoten heeft, welke den missionairen arts ontbreekt, eene taak, wier volbrenging een dagelijksche voorbereiding en arbeid eischt, waarvoor den miss. arts de tijd ontbreekt. Dus moet deze alleen het lichamelijk lijden zijner patiënten verzachten en genezen en is daarmee zijn werk afgedaan? Dit kan evenmin volgehouden worden, als liet eenen christelijken arts in het vaderland verboden mag worden, met zijne patiënten ook over andere dingen te spreken dan alleen over hun lichamelijk lijden. Neen, evenals het van eenen christelijken arts verwacht mag worden, dat hij, waar zich de gelegenheid daarvoor aanbiedt, zijne beschouwing over leven en dood uit, dat hij bijv. voor eene zware operatie, wier afloop onzeker is, zijnen patiënt, van wien hij zeker mag aannemen, dat hij niet op sterven bereid is, dezen opmerkzaam maakt op den eventueel doodelijken afloop, of dat hij eenen doodelijk-kranke, wiens naderend einde hij voorziet, het verlangen naar eenen predikant, die geen toegang tot hem heeft, tracht op te wekken, alles natuurlijk met den noodigen takt, zonder dien op te dringen, eveneens zal de miss. arts doen in alle gevallen, waarin de miss. dienaar des Woords, om welke reden ook, niet bij de hand is, maar de zieke nog iets anders noodig heeft dan zorg voor zijn lichaam. Principiëel zal er wel geen bezwaar zijn, dat de miss. arts hier en daar eens een toespraak houdt, evenmin als men het eenen Drummond kwalijk nam, dat hij over onderwerpen des Christelijken geloofs voorlezingen hield; maar dat zijn töch uitzonderingen, die van de individualiteit van den respectieven miss. arts afhangen, in ieder geval echter niet tot zijne eigenlijke taak behooren. De eigenlijke Zendingsarbeid, de prediking des woords en de verzorging der ziel, blijve aan den miss. dienaar des Woords overgelaten. Deze moet ook de morgenen avondsarnenkomsten enz. in het ziekenhuis en bij de polikliniek leiden, zoover dat mogelijk is met het oog op de algemeene orde, bij deze instellingen gevolgd. Zoo zullen miss. dienaar des Woords en miss. arts eendrachtig en met voordeel, niet alleen naast maar ook met elkaar arbeiden, terwijl zij elkaar wederzijds den weg ter volbrenging van hun taak effenen." In ons vaderland heeft men dezelfde lijn gevolgd, die Dr. Schreiber hier boven aangeeft. Een oogenblik scheen het, of de weg van Lowe c.s. gevolgd zou worden. Bij de „inzegening" van Dr. Bervoets als miss. arts van het Nederl. Zendelingengenootschap, sprak de redenaar de volgende woorden: „Zoo zult gij zijn geheel zendeling en geheel arts. Niet met verdeelde kracht, maar als een man uit één stuk zult gij van den Heere getuigen in uw werkkring als geneesheer. Daarom hebt gij zelf begeerd tot uw ambt als tot een geestelijk ambt in het midden der gemeente te worden ingezegend!" Niet anders ging het toe bij de „ordening" van den miss. arts der Geref. kerken J. G. Scheurer, wien de handen opgelegd werden als eenen dienaar des Woords, nadat hij te voren door de Classis Rotterdam geëxamineerd en tot de bediening des Woords en der Sacramenten was toegelaten. Zijne instructie gaf ook als eenig doel zijner zending aan „de uitbreiding van het Koninkrijk Gods door de prediking van het Evangelie aan heidenen en Mohammedanen." En de vereeniging èn de kerk kwamen binnen enkele jaren terug van dezen weg. De eerste zonder dit, voorzoover wij weten, den volke bekend te maken, de laatste op de Synode van Middelburg van 11 Aug.—4 Sept. 1896, waar o.a. de volgende conclusiën zijn aangenomen: 1°. aan Dr. (moet zijn „missionairen arts") J. G. Scheurer mede te deelen, dat de kerken van oordeel zijn, dat de uitoefening van het ambt van bedienaar des Woords en de betrekking van arts in den dienst der zending onvereenigbaar zijn; en dat hij verwezen wordt naar de deputaten tot het geven van advies, die hierover met hem verder zullen handelen; 2°. aan deputaten tot het geven van advies last te geven, om hierover te onderhandelen, en bij schikking met Dr. (miss. arts) Scheurer zijne positie te regelen; 3°. Dr. (miss. arts) Scheurer uit te noodigen, om, tot hij hierover met die deputaten heeft gehandeld, van de hem verstrekte roeping tot den dienst des Woords en der Sacramenten geen gebruik te maken; en onder de aandacht van dezen broeder te brengen, dat huisgodsdienstoefening, waartoe ieder vrijen toegang heeft, van karakter verandert en openbare godsdienstoefening wordt. Naar aanleiding dezer conclusiën is de positie van Dr. Scheurer als miss. arts geregeld met wederzijdsch goedvinden. Door deze regeling is de M. Z. te beschouwen als een „hulpdienst" der zending, zooals ook de Zendingorde voor de Geref. kerken in N. in Art. IX zegt: „Nevens den Dienst des Woords worden op het Zendingsterrein hulpdiensten ingericht. Deze zijn tweeërlei: Schooldienst en Medische dienst." O.i. is deze beschouwing de juiste. De Medische dienst „hulpdienst" der zending, niet zelf zending. Wenschelijk ware nu ook geweest, indien de benaming M. Z., eene vertaling van het Medical Mission, veranderd ware in een betere, daar zij toch ook wel schuld heeft aan het misverstand omtrent hare beteekenis, maar dat is niet geschied. Intusschen heeft men wel den titel van „zendeling-arts" vervangen door den juisteren van „missionairen arts." 2 § IH. De eischen, aan den miss. arts te stellen. Zijne taak. Als eerste eisch, welke aan hem, die als miss. arts begeert uitgezonden te worden, gesteld moet worden, sta, dat hij een Christen zij, die zijnen Bijbel kent en daarvoor onvoorwaardelijk buigt als voor het Woord Gods, dat zijn belijdenis, wandel en handel reguleert, en, zoo hij door eene kerk wordt uitgezonden, ook nog instemming betuigt met hare confessie; een, die zijne ziel heeft overgegeven aan den Heere, steeds gereed is, om van zijnen Heere te getuigen tot den heiden en den Mohammedaan, een, die den bedienaar des Woords als zijnen vriend en geestverwant aanbeveelt aan hen, die meer van den weg der zaligheid willen hooren. Voorts moet hij de volledige vorming als arts ontvangen hebben en de vereischte examina, ook die gevonden worden in het land zelf of zijne kolonie, waarin hij arbeidt, afgelegd hebben. Zijne gave en wetenschappelijke kennis moeten boven het middelmatige zijn, vooral in de chirurgie, want hij kan soms geen hulp, geen consult krijgen. Zoo noodig behoort hij eenen cursus in tropische ziekten doorloopen te hebben. Voorts zij hij een man, die lichamelijk gezond is, zoodat hij, zoo noodig, de gevaren van een tropisch klimaat kan trotseeren; tevreden met het honorarium, dat hij met de missie is overeen gekomen; steeds opwassend in de kennis van zijne wetenschap, toenemend in gebedsleven, zich voedend met het Woord zijns Gods. Boven dit alles hebbe hij een hart vol liefde en ijver voor de zending onder de heidenen en Mohammedanen, in wier geschiedenis hij geen vreemdeling mag zijn. Hieruit volgt, dat niet iedere Christelijke dokter geschikt is voor miss. arts. Veel moet hij prijs geven, wat hij in zijn land heeft van de gemakken des levens. Bereid dient hij te zijn, om middelmatige vooroordeelen te eerbiedigen. Zelfverloochening moet hem versieren. Takt en voorzichtigheid behoeft hij, om met menschen om te gaan, zelfs met dezulken, die als kinderen zijn. Wie den indruk maakt van zich zeiven te zoeken, wete, dat hij wordt gewantrouwd. Alleen belangeloosheid en trouw in het aanbevolen werk winnen de harten zoo van beschaafde als van onbeschaafde heidenen. Daarom moet de vraag, of de miss. arts zijn honorarium mag verbeteren door bij zijnen eigenlijken arbeid private praktijk uit te oefenen, beantwoord worden met een onverbiddelijk neen, vooral niet onder Europeanen, omdat dit het bewijs geeft, dat men zich slechts ten halve gegeven heeft aan den heiden of Mohammedaan, nog daargelaten, dat zulk doen de bron is van eindelooze moeielijkheden en wantrouwen wekt bij hen, onder wie hij als miss. arts gekomen is. Het geld voor een eventueel consult storte hij in de zendingskas. Dit neemt niet weg, dat hem zoowel als zijnen medearbeiders toekomt een honorarium van zijnen zender of zendster, dat hem zonder zorge als een eenvoudig Christen kan doen leven. Komt de miss. arts op zijn arbeidsveld, dan moet zijn eerste werk zijn, de taal te leeren van het volk, waaronder hij arbeiden gaat. Zal hij dat goed doen, dan gaat daar licht een jaar mee heen. Hierna opene hij een polikliniek, waarbij hij al heel spoedig zal voegen een grooter of kleiner vertrek voor die bezoekers van zijn polikliniek, welke hij eenige dagen onder zijn onmiddellijk toezicht moet houden. Ook bezoeke hij de zieken aan de huizen. >) Bij 't een en 't ander heeft hij behoefte aan een of meer verplegers of verpleegsters uit zijn vaderland. Eindelijk bouwe hij een hospitaal, klein in den aanvang, maar steeds grooter wordend. Zoodra hij er de geschikte mannen en vrouwen voor heeft, wijde hij zich aan de opleiding van verplegers en verpleegsters, van medische assistenten, apothekers, vroedvrouwen enz. Misschien komt er een tijd, dat hij zich kan geven aan Medische scholen en faculteiten. Natuurlijk is onze bedoeling niet, dat een enkel miss. arts dit kan doen. Maar, als de arbeid toeneemt, neemt toch ook het getal arbeiders, in casu medische, toe. Gewoonlijk gaat aan den poliklinischen arbeid vooraf het lezen van een gedeelte ') Sommige miss. artsen, vooral in Voor-Indie en China, hebben de gewoonte nu en dan, soms jaarlijks, grootere of kleinere uitstapjes te doen naar dorpen en vlekken, om, al praktiseerende, te spreken van den Heere tot de saamgekomenen. der Schrift, dat kortelijk verklaard wordt, en een gebed. Prof. Warneck acht dit niet noodig. O. i. is het wel aan te bevelen, mits het niet langer dan een half uur dure (wat ook gebeurt), opdat alzoo heiden en Mohammedaan leeren verstaan: 1° dat zij hier hebben te doen met een arbeid, die meer zoekt dan het lichaam; 2° dat ook de arts zich bewust is, niets te vermogen zonder God. Dat deze arbeid in den regel niet geschieden moet door den dokter, volgt uit hetgeen wij vroeger gezegd hebben, 't Is de roeping van den eigenlijken missionair en zijne helpers, die zich ook in de wachtkamer met de wachtende patiënten hebben bezig te houden. Wat het hospitaal aangaat, het verloochene zijn karakter niet van zendingshospitaal. Daarom moeten de regelen, daarvoor gemaakt, ook in zich opnemen de uren voor het ziekenbezoek, voor de godsdienstige morgen- en avondbijeenkomsten van den missionairen bedienaar des Woords en zijne assistenten, leder arbeider, de kleinste zoowel als de grootste, wachte zich voor het uitoefenen van pressie op de patiënten hier en in de polikliniek. Wordt de noodiging tot de patiënten, die daartoe in staat zijn, gericht, om naar de kerk te gaan, men doe dit steeds zoo, dat de patiënten niet den indruk krijgen, dat zij er den miss. arts of wien ook genoegen meê doen, maar naar de kerk moeten gaan, om de waarheid, die tot zaligheid is, te vernemen. Ook kan men in het hospitaal bijbels en tractaatjes verspreiden. Dat, zoo er meer miss. artsen bij een hospitaal zijn, één de leiding behoort te hebben, spreekt vanzelf. De vraag, of er naast mannelijke missionaire artsen ook vrouwelijke zullen uitgezonden worden, is voor Engeland en Amerika haast bij niemand meer een vraag. Bij tientallen gaan daar laatstgenoemden uit van kerken en genootschappen van welke denominatie ook. Ook Duitschland heeft de vraag met ja beantwoord, alsmede het Nederl. Zendelingen-Genootschap. De Geref. kerk in Nederland echter heeft nog geene beslissing genomen; voor 't oogenblik wordt de vraag voor haar nog beheerscht door eene andere, of de roeping der vrouw ook ligt op 't terrein der geneeskunde. § IV. Doel der Medische Zending. Wat beoogt de M. Z. is de vraag, die nu aan de orde komt. Niet met een paar woorden is het antwoord hierop te geven, omdat de M. Z. met de plaats, waar zij komt, de omgeving, waarin zij optreedt, het godsdienstig leven, dat zij ontmoet, de maatschappelijke en politieke beginselen, waarmee zij te doen heeft, rekenen moet. Vooreerst heeft zij ten doel, de gesloten deur der heidensche en Mohammedaansche wereld te openen; 2° het bijgeloof der niet-christelijke wereld te treffen; 3° het lijden der buiten Christus levende wereld in Zijnen naam te lenigen of te herstellen; 4° der missionairen gezondheid te bewaken; 5° den christen uit de heidenen de weldaden van Christus mee te deelen. Wat betreft het openen van de gesloten deur der heidensche en Mohammedaansche wereld, wie kent niet het gevleugeld woord van den bekenden miss. arts, Dr. Parker: „China is opened to the Gospel at the point of the Lancet" (China is voor het Evangelie geopend op de punt van het Lancet). „De M. Z. is het machtigste middel, om vooroordeel te overwinnen en toegang te verwerven tot de heidenen," mogen wij met Lowe (blz. 53) zeggen. „Het wantrouwen en het vooroordeel, waarmeê de miss. dienaar des Woords dikwijls wordt aangezien zoowel in Mohammedaansche landen, als in verscheidene streken der heidensche wereld, maken onze pogingen, om het volk te bereiken en het Evangelie onder hen te brengen, tot een moeielijk, ja vaak zelfs tot een gevaarlijk werk. Groote onkunde, bijgeloof, fanatisme, •kastenwezen, nationale vooringenomenheid, maatschappelijke zeden zijn slagboomen, die de zendeling moeielijk overkomt, waardoor hij jarenlang alleen blijft staan, terwijl voor den miss. arts zich spoediger hut en paleis openen, wantrouwen wordt weggevaagd, vooroordeel wordt ontwapend, kasten-onderscheid, mettertijd ten minste, vervalt. Op die manier maakt en houdt hij menige deur open voor den dienaar des Woords, die zijn vriend en metgezel is." Ook Dr. Schreiber ') verklaart: „Zoover mijne kennis gaat van de medische zending, heeft het eerste (nl. dat de miss. arts, den weg baant, de deur opent voor de prediking des Woords) hoofdzakelijk plaats bij beschaafde volkeren, China, Indië" alsmede bij de Mohammedaansche volken. „Een miss. arts van (deze) categorie zal het zijne taak achten, door zijne kunst het mogelijk bestaande wantrouwen der bevolking te overwinnen; hij zal haar zijne meerderheid bewijzen, die niet zoozeer daarin bestaat, dat hij meer kan dan zij, dus een meerderheid van materieelen aard, maar daarin, dat hij doet, wat niemand hunner invalt te doen, dat hij zich ontfermt over den armen kranke, om wien niemand zich bekommert; dat hij zich niet bedenkt, om ook dien zijne hulpe te geven, van wien hij nooit eenig loon kan verwachten, wiens aanblik afgrijzen en walging wekt; dat hij geen moeite en arbeid ontziet, al is het om slechts ééne menschenziel te redden; alle dingen, die den heiden of Mohammedaan, ook den beschaafden, volkomen onbekende begrippen zijn. Het zal zonder twijfel dikwijls lang duren, eer de heiden het werkelijk gelooft, dat de miss. arts dit alles doet, niet om eigen voordeels wil; maar als hij zoo ver is, heeft de miss. arts gewonnen spel, zijn zedelijk overwicht staat vast; dat geeft een basis, waarop ook geestelijke operaties kunnen gewaagd worden; de grond is voorbereid; nu begint het werk van den zaaier, d. i. den miss. dienaar des Woords. Liefde, zooals de miss. arts die voor zich uitdraagt, moet de deur van het Heidendom en het Mohammedanisme openen. 2) Zelfs onder de heidenen zijn er, die inzien, wat de M. Z. vermag, om de deur van hun wereld te openen. De Asya messenger, het orgaan van de Arya Samaj, een Hindoesch genootschap, dat zoekt te populariseeren de beginselen van den ouden Vedadienst, schreef eens: „Het is onmogelijk voor den hervormer, te onderschatten het nut der M. Z. ter bewerking i) Die arztliche Mission I, 6, 8 v.v. ») Vgl. Jefferys Practical ldeals in M. M. W. bl. 24 v.v. van de moreele en geestelijke wederbaring der maatschappij. De Christelijke zending heeft dit goed doorzien en hospitalen en poliklinieken in vele van de grootste steden en dorpen, waar gequalificeerde missionaire artsen arbeiden, brengen veel bij, om de vooroordeelen tegen het Christendom weg te nemen en den weg te banen voor de bekeering van velen tot dat vreemde geloof." Is het doel der M. Z., de gesloten deur der Mohammedaansche en heidensche wereld te openen voor Christus' gezanten, niet minder krachtig treedt zij op in den strijd tegen het bijgeloof, dat vooral in dagen van krankheid de harten van Mohammedanen en heidenen onvatbaar maakt voor den invloed des Christendoms, door de vrees, die het aanjaagt en de verwarring, die het in het gemoedsleven sticht. In de heidenwereld toch wordt de krankheid toegeschreven aan den invloed van booze geesten of vijandige menschen en naar dit gevoelen behandeld. In plaats van de zieken goed te verplegen, tracht de tooverdokter door amuletten, offergaven, schreeuwen, trommelen, hoornblazen en dergelijke zinlooze verrichtingen, misschien ook door walgelijke artsenijen als tijgervet, berengal, honden- en menschenvleesch enz. den boozen geest te verdrijven. Ook kerft hij den zieke, brandt hem met gloeiend ijzer, laat hem in de vreeselijkste koortshitte versmachten. Sterft de zieke, dan wordt iemand van hekserij beschuldigd en deze den bloedwreker onbarmhartig overgeleverd, als hij niet door een zoogenaamd godsoordeel (drinken van gif, vuurproef) van zijne onschuld kan overtuigen. Doch niet alleen onder de heidenen, maar ook onder de Mohammedanen treedt de toovenaar en de duivelspriester in de meeste gevallen, vooral bij de onwetende landbevolking, in de plaats van den arts. Met amuletten, bezweringen, offers en gebeden tracht hij den geest der ziekte uit te drijven en schrikt daarbij niet terug voor gruwelijke mishandeling van zijn beklagenswaardigen patiënt. Wat wij hierboven in het algemeen hebben neergeschreven, wenschen wij thans meer in bijzonderheden na te gaan. Wij beginnen met hetgeen Mevr. Isaöella Bishop-Bird op eene ver- gadering in Exeter-Hall (Londen) in 1893sprak: ') „In hetgeheele oosten, ja in alle heidensche landen gelooft geen mensch aan eene natuurlijke oorzaak der ziekte. Iedere verkoudheid, iedere koorts, ieder gezwel moet komen van eenen boozen geest, die, tengevolge van een of ander kwaad van den kranke of tengevolge van betoovering door zijne vijanden macht over hem gekregen heeft. De zieke is daarom een voorwerp van schrik en vrees, zelfs van afschuw; hij wordt dus uit het huis verwijderd, in een of andere hut of ook onder den blooten hemel gelegd, slechts zelden bezocht, maar karig van spijs en drank voorzien, met niets verkwikt of getroost. Of er komen bezweerders, toovenaars, duivelbanners, priesters, slaan op hunne trommels, blazen op hunne hoorns, mompelen hunne spreuken en gebeden, steken een groot vuur aan, dansen daarom, grijpen zelfs naar stokken en slaan er meê op den zieke los, alles opdat de booze geest uit hem vare! Ja het komt voor, dat hij aan een hoog opvlammend vuur wordt gelegd, totdat de huid met blaasjes is bedekt, om daarna in het koude water geworpen te worden. Of hem worden allerlei mengsels van scherpe kruiden en leem in den neus gestopt of naalden, nu eens gloeiende, dan weer koude, in het vleesch gestoken, niet om hem, maar om den boozen demon, die hem bezeten heeft, pijn te doen." In Khondistan worden, zoo vernemen wij van elders, de doktoren ondersteld in staat te zijn, door tooverij uit te vinden, welke godheid beleedigd is en wie bijgevolg de ziekte heeft veroorzaakt. De methode, die zij volgen, is deze. Zij zetten zich neer bij den zieke en verdeden wat rijst in kleine hoopen, die gewijd zijn ieder aan eenen afgod, welken de dokter noemt. Hij hangt dan een sikkel aan een ') Mevrouw Bishop geb. Bird is geboren te Boraughbridge Hall in 1831. In hare jonkheid leed zij aan zwakheid in de ruggegraat, die haar nooit verlaten heeft Na een operatie deed zij eene zeereis voor hare gezondheid. Deze beviel haar zoo, dat zij een passie kreeg voor reizen. Zij bezocht de meest woeste streken der wereld en werd niet moede van deze reizen. Zelfs toen zij 70 jaren oud was, maakte zij daar voorbereidingen toe. Zij stierf in 1906. Toen zij begon de wereld door te trekken, was zij tegenstandster der zending. Maar de geestelijke en lichamelijke ellende van heidenen en Mohammedanen maakte haar tot een voorstandster der missie. Hare toespraak heet „Heathen Claims and Christian Duty". 4 draad in evenwicht, legt dan wat rijstkorrels op ieder einde en roept telkens al de goden bij name aan. Als hij voortgaat, komt er een tijd, dat de sikkel een weinigje zich beweegt en dit is, zegt de tooverdokter, te wijten aan den afgod, wiens naam hij noemt, terwijl hij de korrels legt. De patiënt heeft dan te onderzoeken de oorzaak van des afgods ontevredenheid door den priester, die ook zeggen moet, hoe de afgod te bevredigen is. Wat Syrië en Klein-Azië betreft, ook daar zijn als elders en wel sinds de 15e eeuw, toen de Arabische school verbannen is, onkunde en bijgeloof, zich openbarend in kwakzalverij, tooverij en wreedheid, gaan heerschen. De lijdende menschheid zoekt er de hulp van mannelijke en vrouwelijke toovenaars; soms reist men dagen achtereen, om herstel te zoeken bij heiligdommen, aan welke wordt toegeschreven de macht, om zekere ziekten te genezen, o.a. ziekten van kinderen, oogziekten, krankzinnigheid, lendepijn enz. Vele ziekten worden daar nog toegeschreven aan de macht van het „Booze Oog" of aan „bezetenheid." Hoe dit onderzocht wordt, beschrijft ons Dr. Manasseh (van de Kwakerzending) van Brumana (Beiruth) in deze woorden: „De methode van onderzoek is zeer eenvoudig. Die het onderzoek instelt, zet zich bij den patiënt, houdt een bekken water in de hand, en maakt met de andere hand gebaren. Gods naam, geesten en engelen worden daarbij aangeroepen. De patiënt begint te geeuwen en dit is een teeken, dat „het Booze Oog" de oorzaak der ziekte is. Ten einde nu hem te genezen van de betoovering, moet het water uit het bekken worden opgedronken." In Afrika wordt, ingeval van ziekte, de medicijnmeester ingeroepen, ten einde te weten, wie den zieke heeft betooverd. De man komt met een snoer schelpen, dat hij in de lucht werpt. Naar dat het valt beweert hij, nauwkeurig dengene, die den kranke betooverd heeft, te kunnen noemen of zijnen geest, indien hij dood is. Het is tevergeefs, dat de aangewezene zijne onschuld betuigt. Als iemand een aanval van beroerte heeft, is dit niet te wijten aan het scheuren van een bloedvat in zijne hersenen of aan eene andere natuurlijke oorzaak van dezen aard, maar een of anderei} vijand heeft hem betooverd of zijns vaders geest is boos op hem. Het is het natuurlijk gevolg van zulk een geloof aan betoovering, dat toovermiddelen een belangrijke rol spelen in de behandeling van de krankheid. Clairvoyence en bovennatuurlijke verschijningen zijn eigen aan de geloofsstelsels der heidenwereld; in dagen van ziekte neemt zij er onophoudelijk toevlucht heen. Waarzeggers en sterrenwichelaars worden in China door de wet beschermd. Uit den oorlog van China tegen Japan o. a. zijn er genoeg voorbeelden van bijgeloof, zelfs bij menschen van ontwikkeling. Een generaal, wiens arm door een kogel werd verpletterd, riep eenen waarzegger bij zich, omdat hem de dagelijksche verbinding op westersche wijze te langzaam ging. Gebeden werden op rood papier geschreven in het schilderachtige Chineesche letterschrift. Dit werd verbrand en de asch als medicijn voorgeschreven. Vier dagen lang werd niet naar de wonde gezien en de generaal stierf aan bloedvergiftiging. In Perzië werden gedurende eene cholera-epidemie duizenden gebeden gedrukt en boven de deuren der huizen geplakt. Zij waren van verschillende soorten; sommige in het Arabisch gaven nauwkeurige aanwijzingen van den engel Gabriël, dat wie dat gebed uitschreef en altijd bij zich droeg veilig zou zijn, en wie het eens per dag las, zeven dagen lang vrij zou blijven. Wie het opschreef, het dan in een kopje water dompelde, en dat water daarna dronk zou door de cholera niet worden achterhaald. Een reiziger in Engelsch-Indië, die een dorp doortrok, zag, aan de verschillende toegangen tot de plaats, honden zonder koppen in boomen hangen. Deze afschuwelijke voorwerpen waren geplaatst, opdat, van welke zijde de godin der cholera ook mocht naderen, zij zou terugkeeren uit walging. In China en lndië wordt op gongs geslagen, worden voetzoekers aangestoken, om de booze geesten, die geacht worden de oorzaak der ziekte te zijn, af te schrikken. In Palestina werd een miss. arts geroepen bij den zoon eens gouverneurs. Hij bevond, dat de „hakim" (dokter) het woord „Allah" geschreven had op een bord, dat daarna afgewasschen was met water, hetwelk den jongen te drinken gegeven was. De man was overtuigd, dat de zieke beter zou worden, nu hij den naam Gods zoo dikwijls had opgedronken. Hondenbeten worden, zegt men, het best genezen door het trekken van een cirkel om de wond en het schrijven van het woord „tijger" daarin. De ziekte-demons belagen den patiënt op verschillende wijzen. Zij komen van achteren tot hem en kruipen, terwijl zij hem met een stok slaan, in zijn lichaam en eten zijn lever op. Onzichtbare geesten brengen onzichtbare wonden toe met onzichtbare speren of nemen intrek in het hart en maken de menschen razend. Distelen en struiken worden gelegd op het pad, dat de geest van de kinderpokken gaat; of doorns, greppels en stinkende oliën versperren den weg, waarlangs hij nadert. Daar ziekte het gevolg is van den toorn eens gods' of van den boozen invloed eens toovenaars, zoekt de heiden natuurlijk herstel bij zijnen afgod. Zijn dokter moet dus tegelijk wezen zijn priester, onverschillig of men dien noemt shaman, bezweerder of toovenaar. Bijgeloof is de slimste en hardnekkigste vijand des Christendoms. In den strijd daartegen bewijzen de M. Z. en de miss. arts onbetwistbare diensten, als zij in dagen van krankheid toonen in de kracht huns Heeren te vermogen, wat de toovenaar en waarzegger niet vermogen, en hierdoor duidelijk maken, hoe noodeloos de vrees voor hen en hoe nietig het werk van hen is. Doch niet alleen voert de M. Z. strijd tegen vooroordeel en bijgeloof, maar zij komt ook de heidenwereld te hulp in hare hulpeloosheid aan het ziekbed. Treffend schoon zeide de hierboven reeds genoemde Mevrouw Bishop-Bird daarover eens: !) „Waar men van zonde spreken moet, moet men ook van ziekte gewagen. Zonde en zorg, misdaad en lijden zijn nu eenmaal onafscheidelijk. En ik moet zeggen, dat niet alleen de zonden der heidensche en Mohammedaansche wereld mij getroffen hebben, ') Heathen Claims and Christian Duty. maar dat ook de zorg en het lijden, de jammer en de ellende dezer arme menschen mij met mededoogen hebben vervuld. Waarlijk men kan geen Christen, ja men kan geen mensch zijn, als men, deze toestanden ziende, niet al zijne krachten verzamelt, om iets tot hunne verbetering bij te dragen. Is bij ons iemand ziek, dan merkt men Het in het geheele huis aan het zachtjes loopen, den gedempten toon der stem, de zorg en den kommer op het gelaat. De ziekenkamer is een heiligdom, alles is bezig, om den lijder goed te doen. Wat hem ergeren en opwinden kan, wordt verre van hem gehouden, bewijzen van liefde niet alleen van de huisgenooten, maar ook van de buren en soms van geheel-vreemden worden hem in overvloedige mate gegeven, de dokter gaat in en uit; misschien is er een pleegzuster bij de hand. Zelfs voor de armsten, die dat alles niet in eigen huis of kamer kunnen hebben, is gezorgd door hospitalen, waarin geneeskundige behandeling en goede verpleging den zieken bijna om niet ten deel vallen. Dat geldt het uitwendige. Nu neme men echter nog daarbij het geestelijke, het bezoek van den ziele* herder, het voorlezen van Gods Woord, het zingen en bidden en men zette daarnaast een heidensch ziek- en sterfbed, dan zal men iets voelen van den grooten rijkdom aan onze en van dc ontzaglijke armoede aan gene zijde.... Veroorloofde het de tijd, dan zou ik dingen vertellen en toestanden beschrijven, die niemand kan aanhooren, zonder dat de wensch of de gedachte bij hem opkomt: „„Ach, was ik slechts een missionaire arts.... ach kon ik tot genezing ook maar van eene dezer duizend wonden der menschheid bijdragen!"" En nu ten slotte de hulpeloosheid der vrouwen en moeders in hare moeilijkste uren! Aan welke namelooze ruwheden en wreedheden zijn zij prijs gegeven dan, als zij het meest verpleging en verschooning behoeven — en dat alles slechts uit onwetendheid, bijgeloof of onverschilligheid." De wetenschap der geneeskunde ') verkeert in de heidensche ') Wij bedoelen hier niet de geneeskunde, die in de niet-christelijke landen uit het westen is geïmporteerd, maar de nationale. en Mohammedaansche wereld op het oogenblik in droeven staat. Kan men zelfs nog wel medische wetenschap noemen, wat de doktoren daar weten of wanen te weten? Zelfs in de landen, waar een bijzondere Medische stand is, heeft men vaak te doen met kwakzalvers, wier onwetendheid slechts door hun hebzucht overtroffen wordt. Ontbloot van iedere kennis van den bouw en de levensverrichtingen van het menschelijk lichaam, zonder eene eenigszins rechte voorstelling van het wezen der ziekte; geheel onervaren in de keus en de toepassing der geneesmiddelen en in de ziekenverpleging, buiten staat om ook maar de eenvoudigste operatie te doen, kwelt de heidensche en Mohammedaansche dokter zijn beklagenswaardig slachtoffer met walging opwekkende, dikwijls direkt schadelijke artsenijen, brandt het tegen alle mogelijke krankheden, zelfs stoelgang, pest, cholera en waterzucht met gloeiend ijzer, of steekt overal met naalden in hünrië lichamen, ten einde aan de ziekte een uitweg te geven, om heen te gaan, waarbij dan dikwijls voor het leven gewichtige organen worden gekwetst en op die wijze de zieken letterlijk ten doode gecureerd. In ontstoken oogen wrijven zij peper, scherpe plantensappen, tabak, spiritus en allerlei zalven van twijfelachtige waarde, waarop dikwijls blindheid volgt; wonden behandelen zij met leem. Daarbij bezitten zij allerlei wondermiddelen tegen slangenbeten, epilepsie, melaatschheid enz., die meest geheel waardeloos zijn. Zij verstaan het voorts meesterlijk de ellende hunner medemenschen te exploiteeren ten bate hunner buidels. Vóór het begin zijner behandeling laat hij zich betalen. Al ontving de Westersche Medische wetenschap menige medicijn uit de handen dezer volken zooals quinine, opium, cocaïne enz., geleerd heeft zij weinig van hen, zelfs van de beschaafdste. Zoo is het echter niet altijd geweest. In China schijnt men ten minste voor 3000 jaar meer van de geneeskunde verstaan te hebben dan nu. Omtrent Voor-Indie wordt gezegd, dat daar in de grijze oudheid, in den tijd der mythen en legenden leefden twee medici Tscharaka en Sussuta, wier roem nog verteld wordt, de eerste als dokter voor inwendige ziekten, de laatste als chirurg. Zij moeten in hunne dagen veel goeds gedaan hebben. Daar is echter van hun kennen en kunnen bijna niets meer overgebleven dan de naam. De Grieksche medische wetenschap met haren Hippocrates (460 v. C.) en haren Galenus (131 n. C.) herleefde in de 8e eeuw na Christus en bloeide in de daaropvolgende te Damascus onder Joden en Christelijke leeraren. Omstreeks dienzelfden tijd begonnen ook de Arabische dokters de werken van Hippocrates in het Arabisch te vertalen. De eerste Arabische schrijver over de geneeskunde is Rhazes geweest, van wiens geschriften vele in het Grieksch en Latijn zijn overgezet; hem danken we de eerste beschrijvingen van mazelen en pokken. De Arabische medische school bestond van de 10e tot de 15e eeuw. De Arabieren waren de Apothekers van de laatste helft der Middeleeuwen; vele hunner terminologieën worden nog gebruikt bij de Chemie en de Pharmacie (Alkohol, Alkali, Alchemie, Opium enz.). In de 15e eeuw is de genoemde school verbannen en zijn hare leeringen geheel vergeten. Sinds dien tijd heerscht in Syrië en Klein-Azië naast bijgeloof groote onkunde omtrent de medische wetenschap. Daar zijn in al dien tijd tot aan de 19e eeuw geen dokters geweest, zooals wij die kennen. Eerst in laatstgenoemde eeuw is het een weinig anders geworden, vooral door de M. Z. In Turksch Azië wordt dit door niet weinigen gewaardeerd, ofschoon zij toch niet geheel hunne oude tradities kunnen prijsgeven, zoodat vaak de beide methoden van genezing door hen worden vereenigd. Diezelfde waardeering van de westersche geneeskunde, door de M. Z., hun ten zegen, toegepast, wordt ook in Indië gevonden. Geen wonder, want dit land kan men wel het land van zieke menschen noemen. Waar men gaat, overal ziet men vele menschen, die allerlei soorten van kwalen hebben. Een groot deel des volks lijdt aan oogziekte, velen zijn geheel blind. Melaatschen worden op vele plaatsen gevonden, bedelende langs de straten der steden. Gedurende de laatste 7 a 8 jaren heeft de vreeselijke pest zijn millioenen slachtoffers opgeëischt, van welke de meeste sterven na een korte, maar vreeselijke krankheid; ten spijt van voorbehoedmiddelen zet deze plaag zijn zegetocht voort. Werk genoeg voor onze missionaire artsen. Is hier dan gebrek aan inlandsche dokters? Geenszins. Baid of Hindoe-dokters en Hakim of Mohammedaansche geneesheeren zijn in Indië in overvloed, maar zij hebben in het geheel geen wetenschappelijke opleiding in de medicijnen gehad, hun praktijk is een mengsel van bijgeloof en kwakzalverij, en hun doel hoofdzakelijk geld verdienen. Wij kunnen dus begrijpen, dat zij hunnen patiënten geen weldaad doen. De hoofdsysteemen van hun kunst zijn de Zunamische of Grieksche en de Vedische, welke laatste voornamelijk bestaat in het herhalen van mantraas, tooverformulen uit de Vedaas, die gezongen worden. Hiermee is niet gezegd, dat er geen probate medicijnen te krijgen zijn. Op de bazars kan men ze koopen die, al zijn zij meestal wat onrein, toch bij een verstandig gebruik een groote weldaad voor zieken zijn, maar ongelukkig genoeg worden zij gewoonlijk niet zoo benuttigd. Natuurlijk dat Indië zijne geneesheeren vreest; desniettemin onderwerpt 't zich meestal aan hunne behandeling bij gebrek aan beter. Deze inlandsche doktoren beloven hunnen patiënten volkomen genezing van elke ziekte; zelfs dooden kunnen zij opwekken, zeggen ze. Ook laten zij zich goed betalen. Sommige zieken hebben hun geld en goed opgemaakt bij hen. Iemand klaagde eens, f 2600 aan hen uitgegeven te hebben zonder baat. Wij moeten echter bij de beoordeeling van dit hooge cijfer niet vergeten, dat een zieke spoedig van den eenen dokter naar den anderen gaat, als hij niet dadelijk beter wordt. Breken thans betere dagen aan voor Indië, zij komen slechts langzaam. Want wat er in dezen gedaan wordt ten goede van het volk, is gekomen deels van de Britsche regeering, deels van de missie. De Maharadschaas (vorsten) en philosophen van Indië hebben geen hand uitgestoken tol redding van hun land uit zijne ellende, omdat zij het te druk hebben, de eersten met hun zelfzuchtig, weelderig leven, de anderen met de verdediging van hun ongeloof. Zelfs mevr. Besant, de welsprekende pleitbezorgster van de theosophie, voelt zich teleurgesteld in hare Indische wijsgeeren en agnostieken en is eerlijk genoeg, om toe te geven, dat slechts de Christenen helpen. Het Britsche gouvernement doet veel voor de smart en pijn van Indiës millioenen, al is dit nog weinig, gerekend naar den ontzaglijken nood van zoo groot land. Ook behandelen de gouvernementsdoktoren hunne patiënten goed. Maar zij hebben een te uitgebraden werkkring (een centraal-hospitaal en 10—15 poliklinieken in den omtrek), om te kunnen doen wat hun is opgelegd. Bovendien willen de inlanders niet van de gouvernementshospitalen weten öf van wege de ruwheid der inlandsche assistenten öf omdat zij denken, dat dezen de medicijnen verdunnen, ten einde het achterwege gehoudene in hun eigen belang te verkoopen. Daarom prefereert het volk den missionairen arts boven een gouvernements-dokter, zelfs een niet als dokter gediplomeerden zendeling. De zwaarste taak, om tegemoet te komen aan het kranke Indië, rust dus vooral op de M. Z. In China is het met de dokters (wij denken hier niet aan kwakzalvers) niet beter dan in Indië. Wel zijn enkele hunner methoden van behandeling oordeelkundig, maar daar is nog veel grooter onkunde bij hen. Dat is niet vreemd, daar zij geen mannen van eenige studie zijn. Evenmin is er een examen noodig, om dokter te kunnen worden. Vele Chineesche dokters zijn mannen, die niet geslaagd zijn in hunne literarische examens, of ongelukkig geweest zijn in zaken. Er zijn er echter ook genoeg, wier vader of grootvader reeds dokter is geweest en dezen worden het hoogst geacht, omdat zij over één of twee receptenboeken beschikken. Hoe wordt men nu dokter? Men schrijft op zekeren dag aan zijne vrienden en buren: ,Ik ben dokter" en men is het. Het diploma is dan het meer of minder mooie uithangbord, hetwelk den menschen verkondigt, dat „uit- en inwendige ziekten" genezen worden door den eigenaar. Zulk een inlandsche dokter is geheel onbekend met de beginselen der Medische wetenschap. Het eerste, wat een medisch student in China doet, is, in zijn geheugen prenten de 300 plaatsen in het lichaam, door welke, zonder gevaar, d. i. zonder dat de dood er onmiddellijk op volgt, pinnen en naalden kunnen gestoken worden. Eenige dezer zoogenaamde „niet gevaarlijke" plaatsen zijn in werkelijkheid de onderbuik en de longen. De dokters verdeelen de ziekten in „uitwendige" of chirurgische en „inwendige" of medische gevallen. Hun kennis van de anatomie is zoo goed als nihil. Ontledingen van het lichaam mogen in geheel China niet plaats hebben. Een koperen model met denkbeeldige organen op denkbeeldige plaatsen wordt soms bij het onderwijs gebruikt. Alleen de groote organen o. a. hart, longen, maag weten zij te liggen. Het onderscheid tusschen slagaders en aders, tusschen zenuwen en spieren kennen zij niet. De luchtpijp is twee duim wijd en een voet lang. De lever heeft zeven lobben en is het centrum van de beweegkracht der oogen; zij is ook de zetel der ziel. De luchtpijp gaat door de longen direct naar het hart. Het middelpunt der borst is de zetel, van waar vreugd en genot uitstroomen. De Chineezen weten niets van het zenuwstelsel, zijne functies en zijne ziekten. Het hart denkt, volgens hen; de milt helpt bij de spijsverteering; het voedsel gaat daardoor naar de maag. Dit is hun therapie. De pharmacopee dezer landen beteekent ook weinig. Zooals in Perzië zoo worden ook in China de geneesmiddelen verdeeld in heete en koude. Als afkoelende dranken langen tijd niet helpen, zeggen zij: „Misschien heeft de patiënt hiervan te veel; we zullen de behandeling veranderen en wat heets beproeven." De natuur bestaat uit vijf elementen: metaal, hout, water, aarde en vuur. Gezondheid is het gevolg van het evenwicht tusschen deze 5 elementen. Verbreking van het evenwicht is ziekte. Te veel vuur is koorts. Men neme dus een goede hoeveelheid 3 water, om af te koelen. Te veel water is waterzucht. Men neme een goede portie aarde of vuur, om het weg te doen. Dat is China's pathologie. Voor inwendige ziekten gebruiken zij tal van kruiden en dierlijke bestanddeelen. Voor een verkoudheid schrijft een Chineesche dokter voor niet minder dan 13 ingrediënten, die samen gekookt moeten worden in een groote hoeveelheid water en in eens gebruikt. Onder de medicijnen van zijn apotheek behooren: kakkerlakken, fossielen, de huid van een rhinoceros, zijdewormen, ruwe calomel, menschelijke afscheidingen, rhabarber, asbestos, motten, oesterschelpen, maden, duizendpooten, sprinkhanen, schildpadden, (het kalmeerende middel bij uitnemendheid voor zenuwachtigen) padden, hagedissen, enz. Beenderen van den tijger schrijven zij voor bij zwakte, omdat de tijger een sterk dier is. „Al wat walgelijk is in de drie rijken der natuur is goed voor medicijn", zegt Dr. Williams. Zeer groot is de dosis, die in eens gebruikt of, zooals de Chinees zegt, gegeten (chuh) moet worden. Ik heb, zegt de missionaire arts Jefferys van Shanghai, een Chineesche pil, een tonicum voor zwakken, die een duim in middellijn is en een half ons weegt. De pillen voor bronchitis zijn kleiner, maar de dosis is ongeveer 150 pillen. Der Chineezen operatieve behandeling bestaat in het leggen van vuile, kleverige pleisters en pappen op zweren der kranken. Als etter uit de wonde komt, leggen zij er stukjes teer op. Met hunne messen snijden zij niet, maar hollen of graven zij uit. Een Chineesche dokter komt zeer spoedig met de naaldpunctuur. Het wordt gebruikt om „tegenprikkeling" te bewerken. De spieren worden het liefst voor deze kunstbewerking gekozen, maar de naald, die meestal vuil is, gaat ook door den oogbal bij behandeling van trachoma, waarvan het verlies van het oog het gevolg is. Doch den dokter treft hiervoor geen blaam, als de patiënt 2 dagen na de operatie nog een weinig kan zien. Abcessen worden vaak met de naalden behandeld. Brand- wonden worden aan armen of beenen toegebracht met de gedachte, de zieken te genezen. Oogziekten zijn China eigen. Men schat het aantal lijders daaraan op 500.000, waarvan, naar den mensch gesproken, er wel 100.000 te genezen zijn, maar de Chineesche dokter kent het geheim der kunstbewerking niet, die dit tot stand kan brengen. Een Chineesche dokter staat over het geheel bij zijne landgenooten niet hoog aangeschreven, misschien omdat zijne kennis zoo twijfelachtig is. Het is voor de zieken de groote zaak, zooveel verschillende dokters als mogelijk is te probeeren. Als er na de eerste dosis medicijnen geen verlichting komt, zal de eerste dokter waarschijnlijk afgedankt en een ander geroepen worden en dit gaat zoo voort, tot een dozijn of meer is geconsulteerd. Als de patiënt herstelt, wordt 's dokters lof heinde en verre luide verbreid, maar zoo niet, dan krijgt hij geen geld voor zijne moeite, tenzij hij er zich te voren van verzekerd heeft. In Korea is een geliefd geneesmiddel tegen anemie (bloedarmoede) een gelei, bereid uit de beenderen eens mans, die pas gedood is. Een terechtstelling wordt gaarne door de inlandsche dokters bijgewoond, om dat ingrediënt te verkrijgen. In Perzië redt de dokter zijnen goeden naam bij eenen zieke, waaraan hij al zijne medicijnen, heete en koude, heeft beproefd, door hem aan te bevelen, 40 dagen lang het afkooksel van zekeren wortel, driemaal daags een halve pint (•/» liter), na het eten in te nemen; gedurende al dien tijd mag hij zijne bedaardheid geen oogenblik verliezen, omdat dan het middel niet baat. Den 40en dag komt waarschijnlijk de patiënt terug erger dan te voren en klaagt, dat hij zich niets beter voelt. Dadelijk vraagt dan de dokter: „Hebt gij soms uwe bedaardheid verloren?" Natuurlijk is dat gebeurd en nu is het mislukken van de proef niet aan den dokter, maar aan den patiënt te wijten. Voegt nu bij deze geneeskundige behandeling van de heidenen en Mohammedanen hunne ontzettende onzindelijkheid. Niemand hunner toch wacht zich voor besmetting. De kleederen van aan pokken, typhus, cholera, pest gestorvenen worden door gezonden gedragen. Gedurende een der laatste Indische pestepidemieën kwam het voor, dat pestzieken door de hunnen aan hun lot werden overgelaten, of ook dat hunne lijken in de bronnen werden geworpen, waaruit de levenden hun water haalden. Zelfs de Britsche regeering durft niet in te gaan tegen de Hindoe-begrippen, die onreinheid aankweeken. Geven de dokters het voorbeeld van onzindelijkheid, wat is te verwachten van de leeken? De missionaire artsen en het personeel der zendingshospitalen hebben hiertegen eenen zwaren strijd. De behandeling in de huizen is door haar haast ondoenlijk. Eer de M. Z. met hare hygiëne en hare geneeswijze hier zegeviert, moet zij het vertrouwen krijgen. En hier heeft zij den miss. dienaar des Woords noodig, om haar aan te bevelen. Dit is het geval, waarvan Dr. Julius Schreiber ') spreekt in zijn boven aangehaald stuk: „Wordt er zoo dikwijls de nadruk op gelegd, dat de miss. arts den dienaar des Woords voor zijne prediking de deuren opent, dan moet ik hier tegenover toch daarop wijzen, dat ook dikwijls het omgekeerde het geval is, wanneer de zendeling en zijne helpers den miss. arts zijn arbeid mogelijk maken doordat zij de met wantrouwen vervulde en door vooroordeelen bevangen bevolking er toe brengen, zich aan den vreemden arts toe te vertrouwen, zich aan operaties te onderwerpen, het hospitaal op te zoeken, daar te blijven, ook als de genezing van sinds jaren bestaande kwalen niet reeds na eenige dagen komt;" vooral bij onbeschaafde volken zal dat vaak voorkomen. Eer wij afstappen van de bespreking van dit doel der M. Z. (te hulp komen aan de ellende van de heidensche en Mohammedaansche wereld, die krank is) moeten wij met een enkel woord gewagen, van hetgeen zij heeft mogen doen voor de vrouwen van Indië, China en de Mohammedaansche landen, wier toestand diep beklagenswaardig is èn in krankheid èn in den tijd van haar moeder worden. Zij zijn dan zonder verpleging en dokter. Een ongelooflijk aantal vrouwen sterven, die, ') bi. 86. menschelijkerwijs gesproken, bij goede geneeskundige hulp hadden kunnen in het leven behouden zijn. „Inlandsche verloskunde," zegt iemand ergens, „inlandsche verloskunde in den gewonen zin des woords bestaat in Indië niet. Inlandsche chirurgie is van de meest primitieve soort. Hygiëne is volkomen onbekend. Eenig denkbeeld van de groote onkunde op dit punt, kan men zich maken, als men hoort, dat de vertrekken der vrouwen des avonds veel hebben van een „cachot" van Calcutta in het klein, dat het opgetaste huisvuil van iedere soort in de onmiddellijke nabijheid van het huis wordt gelegd, en dat na de bevalling ieder zuchtje zuivere lucht is gesloten buiten de kraamkamer, die bijna hermetisch dichtgemaakt is tot den 21 en dag, als een godsdienstige ceremonie, onder den naam van shoostee pooja, is volbracht." „Alle Hindoe-vrouwen," zegt mevr. Weitbrecht, „onverschillig of zij rijk of arm zijn, worden zeer verwaarloosd, als zij ziek zijn; vooroordeelen en gewoonten bannen alle medische hulp uit; besmettelijke en andere ziekten laat men haar eigen loop volgen." Ook vele jonge kinderen sterven aan verwaarloozing. De heidensche en Mohammedaansche dokters van Indië zijn al niet heel kundig, doch van vrouwen- en kinderziekten weten zij niets. Bovendien worden de dokters niet bij vrouwen gehaald; als zij geroepen worden, is dat alleen om de patiënten te zien sterven. De eenige dokters voor de zieke vrouwen zijn inlandsche verpleegsters (dhais), die onwetend, bemoeiziek en onzedelijk zijn. Wat van Indië geldt, is waar van bijna ieder land, waar het Christendom zijne zegeningen niet heeft gebracht. In deze „duistere plaatsen der aarde" wordt de vrouw vernederd en verwaarloosd, met name in den tijd haars lijdens en harer zwakheid. Doch niet tegen haren zin, want zij zijn de ijverigste voorvechtsters van het bijgeloof en de oude gewoonten. Hebben wij tot hiertoe gesproken van hetgeen tot het hoofddoel der M. Z. moet gerekend worden, toch is niet klein te achten, wat zij is voor de arbeiders op het zendingsveld en de Christenen uit de heidenen. Laatstgenoemden hebben de zorgen der M. Z. noodig, om gesteund te worden tegen de veelvuldige verleidingen des bijgeloofs, waarmede hunne heidensche voorouders en magen hen bestoken in dagen van krankheid. Voorts leert zij hun de toepassing van de regelen der hygiëne, der zindelijkheid in het huisgezin als een weldaad Gods beschouwen. Bovenal hebben zij met al de hunnen recht op de koestering van die liefde, welke uit de liefde van Christus, die nu ook hun Heiland is, is voortgekomen, in dagen van krankheid en gezondheid. En wat de zendelingen betreft, wij zijn dankbaar, dat God mannen en vrouwen verwekt, die moedig en met toewijding optrekken zelfs naar ongezonde en ongastvrije streken, waar zij zich moeten ontzeggen de gemakken des levens en der maatschappij, om de heidenen en Mohammedanen met den eenigen weg der zaligheid bekend te maken. Maar wij mogen hen niet laten gaan, zonder hen, voor zooveel ons aangaat, goed toegerust te hebben tot het leven, waartoe zij geroepen worden, in een klimaat, dat het hunne niet is, in gevaren van allerlei aard voor het lichaam. Tot deze toerusting behoort ook de M. Z. met haren missionairen arts, wien de medische zorg voor de zendelingen en hunne gezinnen op het hart gebonden moet wezen. Te zeggen, dat dit niet noodig is, daar God voor zijnen arbeid en zijne arbeiders zorgen zal, is o. i. een dringen in 'sHeeren raad, wat ons niet toekomt. Ook hier past het woord, dat wij hebben te doen, wat God in onze hand gelegd heeftom te doen, Hem stil en kinderlijk overlatende, zijnen raad te volbrengen. § v. Bezwaren tegen de Medische zending. Wanneer wij van de bezwaren, die er tegen de M. Z. rijzen, gewagen, denken wij zeker het minst aan hen, die het eene Godvergeten onderneming achten, met ricinus-olie en Ypecocuanha (de M. Z.) den duivel tegemoet te gaan en door het achterdeurtje van lichamelijke heeling, der heidenen zielen Christus' kerk binnen te sleepen. Het getal van hen, die zoo spreken, wordt hoe langer hoe kleiner, omdat men de M. Z. in haar doel en streven, in haren dienst leert verstaan. Van grooter gewicht is de bedenking, dat de M. Z. in onze dagen eenzijdig verheven wordt, alsof zij alleen zending is. De beteekenis der school, die naast haar staat, wordt hierdoor miskend. Bovenal wordt tengevolge daarvan vergeten, dat alleen de prediking des Woords zending is, waaraan zij met de school enz. pionier- en hulpdiensten bewijst. Niet minder belangrijk is het bezwaar, dat de M. Z. veel gelijkenis heeft met eene aalmoes, waardoor de beweldadigden haast verplicht worden, uit dankbaarheid Christen te worden. Vele missies trachten dit bezwaar te ondervangen door een gift te vragen van hen, die haar kunnen betalen, de onbemiddelden eenige centen, de rijkeren meer, terwijl alleen de armen gratis geholpen worden. Hierdoor ontstaat een ander gevaar, dat alleen de armsten zich dankbaar betoonen, terwijl de rijken dat minder noodig achten. Wat toch niet de bedoeling is. Om de armen en om de hooge standen is het te doen. Alleen wanneer de liefde van Christus, die niet betaald kan worden, zich aan den kranke opdringt door de M. Z., kan geen sprake meer zijn van eene aalmoes, maar van eene goddelijke gunst, die menschen van allen rang en stand gewordt, onder welke niemand iets tot vergelding kan geven. Ook hier moet het zijn voor den missionairen arts: „Gij hebt het om niet ontvangen, geef het om niet", en voor den patiënt: «Christus heeft u niet noodig, gij hebt niets van Hem te eischen. Wat Hij doet aan u, doet Hij uit liefde tot u, die zwak en afhankelijk zijt." § VI. De kosten der Medische zending. „Een doos zalf, een doos pillen en een bundel traktaten" was in vroeger dagen de geheele uitrusting van een missionair, die ook als dokter optrad. Dat was niet kostbaar. Die dagen zijn echter lang voorbij. Thans kost de M. Z. heel wat duizenden meer. De missionaire artsen en hunne assistenten, de verplegers en verpleegsters (blanken en inboorlingen), de apotheek en haar beheerder, de polikliniek, het hospitaal, het ameublement, de medicijnen, het voedsel, alles kost geld, soms veel, doch nooit te veel geld. Wat de missionaire artsen betreft, zij hebben geen uniform salaris. Naar de eischen van de plaats, waar zij arbeiden, is hun salaris bepaald, dat desniettemin altijd blijft verre beneden het honorarium, waarop zij elders zouden mogen rekenen. Onder de Engelsche en Amerikaansche missionaire artsen zijn er niet weinige, die geen salaris genieten, öf omdat zij van eigen middelen leven öf omdat zij hunne gelden ontvangen van rijke belangstellenden en familieleden. De anderen krijgen hun en der hunnen onderhoud — meer is het in den regel niet — uit de kas der medische zending, die meestal een andere is, dan die van de bediening des Woords. De South. America Society vroeg onlangs een missionairen arts voor hare missie onder de Araukanen in Chili (Mapuche Indianen) op een salaris van £ 150, woning, vrije passage en uitrusting. Andere miss. artsen ontvangen meer, tot ƒ2500, ƒ3700 en ƒ4000 toe. De missionaire artsen, die in de Nederlandsche Oostindische koloniën arbeiden, ontvangen minstens ƒ2100, het bedrag, waarmee het Indisch gouvernement de particuliere en dus ook de zendings-hospitalen voor hen subsidieert. Naar gelang van de meerdere of mindere duurte der streek, waarin zij wonen, voegen de zendende kerken of vereenigingen daaraan een grooter of kleiner toelage bij. Een zendingshospitaal, dat zeer primitief, soms een groote leemen hut is, kost natuurlijk weinig; maar draagt ook den naam van hospitaal ten onrechte. Kan het echter aanspraak maken op dien naam, dan varieert een voor 20 bedden, al naar gelang van het gewest, waar het staat, tusschen ƒ4000 en ƒ8000. De Rijnsche zending betaalde voor haar hospitaal te Tungkuhn (China) met 70 bedden, dat in 1902 werd gebouwd, ƒ12.840. Het Petronella hospitaal te Djocja met 125 bedden, kostte den Geref. kerken ƒ 45.000. Ameublement enz. kostten tusschen de ƒ1200 en ƒ 4000. Europeesche verplegers en verpleegsters ontvangen, behalve de vrijwilligen, een som van hoogstens ƒ700 en voedsel; de inlandsche veel minder. Een assistent-dokter (inlander) heeft in Engelsch-Indië ƒ360—ƒ480; in Nederl. Indië ƒ900. Voor medicijnen dient jaarlijks een som van ƒ500—ƒ5000 in rekening gebracht te worden, al naar gelang de grootte van 't hospitaal, waarvoor zij noodig zijn. Elk volwassen patiënt kost 't hospitaal ƒ 60; een kind ƒ40. Het Bazelsche zendinggenootschap geeft uit voor zijnen geheelen medischen hulpdienst ± ƒ46.000 jaarlijks; de Geref. kerken van Nederland voor den haren ƒ30.000. Hare inkomsten verkrijgt de M. Z. ten eerste van de geloovigen, die tevens zendingsvrienden zijn, uit het moederland, als zij van Vereenigingen uitgaat; zoo zij van de Kerk uitgaat van hare leden. Dikwijls neemt eene hulpvereeniging de inzameling van de gaven (geld, dekens enz.) op zich. Voorts steunen erflatingen en legaten de M. Z. Sommige hospitalen vragen van de patiënten of hunne familiën, die iets missen kunnen, voor medicijnen eenig geld. De opbrengst van deze bron van inkomsten is soms zoo groot, dat het hospitaal er geheel van onderhouden wordt. Vooral is dit het geval, als er afzonderlijke vertrekken zijn voor betalende patiënten. Meer dan één hospitaal laat de zorg voor het voedsel der patiënten aan hunne familieleden over, terwijl zij alleen de kosten der verpleging dragen. In de koloniën van Engeland en Nederland verleent het gouvernement subsidie. Wat het laatstgenoemde land betreft zijn in 1905 door zijne regeering de volgende bepalingen gemaakt voor de subsidiëering van particuliere ziekenhuizen, in casu zendingshospitalen. De ziekenhuizen onder deskundige leiding worden met betrekking tot de hun toe te kennen subsidie verdeeld in vijf klassen, naar gelang van het aantal lijders, waarvoor zij bestemd zijn. Een ziekenhuis voor: 10 tot en met 25 lijders wordt gebracht tot de le klasse. 26 „ „ „ "75 „ „ ,, » » 2 e „ 76 „ „ „ 120 n » » » » 3e „ 121 „ » n 170 „ „ „ H ,) 4e „ 171 „ „ „ 220 „ „ „ , » 5e „ In verband met deze verdeeling worden de volgende subsidies verleend. 1 eene subsidie in eens. 11 eene jaarlijksche subsidie. III eene subsidie, welke niet aan bepaalde tijdvakken verbonden is. Ad. I. De subsidie in eens bestaat uit: a. het twee derde gedeelte van het geld, benoodigd voor een terrein tot het oprichten van een ziekenhuis, wanneer geen gouvernementsgrond beschikbaar is, die in bruikleen kan worden gegeven. b. als tegemoetkoming in de oprichtingskosten voor een ziekenhuis van de le klasse ƒ 1700.— 2e „ „ 4000.3e „ „ 5300 — 4e / „6850.5e „ „ 8500 — c als tegemoetkoming in de kosten van de eerste uitrusting voor een ziekenhuis van de le klasse ƒ 540.— 2e „ „ 1500.3e ff „ 2000.— 4e ff „ 2500.— 5e ff „ 3000.— Als grondslag voor de sub b ene genoemde bedragen is genomen het twee derde gedeelte van de zeer matig berekende werkelijke kosten. Ad. II. De jaarlijksche subsidie bestaat uit a. voor bevoegde Europeesche geneeskundigen ƒ 2100.— per jaar „ inlandsche artsen (dokters djawa) . „ 900.— „ „ „ gedipl. Europ. verplegers of verpleegsters» 600.— „ „ „ inlandsche verplegers of verpleegsters „ 240.— „ „ „ inlandsche bedienden 120.— „ „ b. als tegemoetkoming in de verplegingskosten ten behoeve van een ziekenhuis van de le klasse ƒ 200.— 2e „ „ 500.— 3e „ „ 1300.— 4e ff „ 2200.5e „ „ 3000.— c. voor het onderhoud van het gebouw 5°/o van de subsidie voor de oprichting; d. voor het onderhoud van de uitrusting 10#/# van de subsidie voor eerste uitrusting; Ad. III. De niet aan tijdvakken gebonden subsidie bestaat uit de kostelooze verstrekking uit 's lands voorraad van geneesmiddelen, verbandartikelen en geneeskundige instrumenten. Naar gelang der klassen staat de regeering toe 1—2 artsen, 1—5 verplegers of verpleegsters en 3—15 inl. bedienden. Deze ziekenhuizen, die onder de directie van een arts staan, worden eigenlijke ziekenhuizen genoemd. Die geen arts als directeur hebben worden hulpziekenhuizen geheeten. Zij worden niet in klassen verdeeld. Als subsidie ontvangen zij Va van het geld, benoodigd voor den grond; tot ƒ300.— voor den bouw; ƒ200.— voor de eerste uitrusting; en jaarlijks tot ƒ500.— als bijdrage voor de kosten der ziekenbehandeling. Is er een gedipl. Europeesche ziekenverpleger of verpleegster, dan krijgen zij nog ƒ 600.—. Voor onderhoud der gebouwen en der uitrusting wordt jaarlijks nog een som van 30 en 20 gulden gegeven. De hulpziekenhuizen ontvangen ook geneesmiddelen, verbandartikelen enz. om niet. Voor 1907 is uitgetrokken: Voor particuliere ziekenhuizen (van de missie) ƒ35.000 terwijl in 1901 daarvoor ƒ6450, in 1904 ƒ25.195 en in 1906 ƒ35.000 (behalve ƒ12.000 voor de melaatschen) waren uitgetrokken. Hier en daar vindt men rijke mannen of vrouwen uit de inboorlingen, die uit dankbaarheid voor ondervonden herstellingen of om andere redenen kleinere of grootere giften schenken. Ook vorsten laten het niet ontbreken aan dergelijke bewijzen van waardeering en welwillendheid zooals de koning van Siam, de keizerin-moeder van China, de Sultan van Djocjakarta enz. Europeesche landbezitters verblijden de M. Z. nog wel eens met vaste bijdragen, een voorbeeld, dat gevolgd wordt door rijke particulieren. § VII. Het hospitaal. Van alles, wat tot de M. Z. hoort, is de missionaire arts de eerste, die op het terrein is, hetwelk de missie gekozen heeft tot haar arbeidsveld. Een enkel jaar — korter of langer — heeft hij te voren doorgebracht op een post, waar de arbeid reeds in vollen gang is, om er de taal te leeren. Met haar bekend, trekt hij nu uit de omgeving, waar hij zich thuis begint te voelen, alleen of met eenen enkelen metgezel. Behalve zijne kennis heeft hij slechts eene betrekkelijk kleine bagage bij zich, waarin zijne lancetten, zijne messen, zijne scharen, zijne medicijnen zich bevinden. Hij is aan de plaats zijner bestemming, ver van de beschaafde wereld. Daar zal hij 's Heilands liefde prediken en toonen. Met moeite heeft hij zich eene woonplaats verworven, soms een leemen hut, zelf gebouwd of van anderen gekocht, soms een houten gebouwtje. Hij zoekt, hij noodt de kranken. Het begin van zijn werk is moeilijk. De tooverdokters en priesters werken hem tegen, zelfs de overheid beschermt hem niet. Voor zijn tikkend horloge, zijn kompas, zijn auscultatiebuis, zijn electriceermachine en andere dingen van dien aard hebben de menschen eenen kinderlijken angst; en haalt hij een notitieboekje te voorschijn, om den naam van den patiënt op te schrijven, dan rent deze weg. Doch eindelijk komt er een, die lang vergeefs de hulp zijner dokters of toovenaars heeft ingeroepen en het nu met dezen geneesheer wil beproeven. Eene operatie is noodig, hij moet hem bij zich houden, onder zijn onmiddellijk toezicht, onder zijne voortdurende zorg. De hut, het nederig gebouwtje wordt een soort ziekenzaal. De kranke geneest, een andere komt. Daar komen er meer. De missionaire arts krijgt een polikliniek. Heeft hij tot dit oogenblik toe met ieder afzonderlijk gesproken van den Heere Jezus, nu er meerderen zijn, stelt hij in een samenkomst van 7*» een half uur, waarin hij Gods Woord leert en verklaart. Zijne helpers, die hij uit zijne eerste patiënten, welke Christenen zijn geworden, recruteert, zetten zijn begonnen werk voort onder de wachtenden, dezen sprekende van den weg der zaligheid, terwijl hij zelf de patiënten onderzoekt. Daar zijn arbeid zich uitbreidt, krijgt hij behoefte aan eene grootere woning. Eindelijk roept hij om een hospitaal en dat verrijst, in het begin opgetrokken van de materialen, die in de nabijheid worden gevonden, later uit degelijker stof. Niet altijd zijn het streken, verre van de beschaafde wereld, welke de missionaire arts betreedt. Zeer dikwijls staat hij midden in de beschaving van het heidendom en het Mohammedanisme, van welke hij echter voelt, dat zij hem vijandig is en hij haar vreemd blijft. Hier huurt hij een huis of een deel van een huis, eenen ouden verlaten tempel, maar men schuwt hem; een tijdlang waagt niemand het, zijn huis te betreden. Eindelijk wint hij en wederom is de weg gebaand voor een hospitaal. Is het hospitaal gereed, zijn er enkele Europeesche krachten bij gekomen, dan moet weer verderop een M. Z. worden gesticht, totdat ook hier weer een hospitaal staat of iets, dat er op lijkt. Dan gaat het weer verder, altijd dieper in het land, waar heidendom en Mohammedanisme hunne sterkste bolwerken hebben. Zoo ontstaan daar vooral, waar men het zwaarste verzet en den bittersten tegenstand verwacht, ketens van zendingsposten, die steeds langer worden. Deze posten steunen elkaar ook krachtig. Daar zijn zeer schoone hospitalen, rijk voorzien van het beste, dat op medisch gebied te verkrijgen is, maar daar zijn er ook, die met heel wat minder zich moeten tevreden stellen, wat dan aangevuld wordt met de toewijding en de groote krachtsinspanning van den missionairen arts en zijne helpers of helpsters. De medische arbeiders en arbeidsters op de zendingsposten zijn vaak niet vele. Het is niet zeldzaam, dat er hoogstens 2 of 3 zijn, kinderen van het blanke menschenras. Zij worden echter spoedig versterkt door bedienaren des Woords. Doet de M. Z. geen pioniersdienst, maar komt zij een station, waar reeds de bediening des Woords is, versterken, dan is van zelf het arbeidsveld dadelijk uitgebreider, doch niet gemakkelijker. Aan het hospitaal komt spoediger behoefte en het verrijst ook eerder. In de hospitalen heeft de missionaire dienaar des Woords of een inlandsche catecheet vrijen toegang, om allen het Evangelie te brengen. Daar worden ook morgen- en avond-godsdienstoefeningen gehouden. De patiënten, die daartoe in staat zijn, worden ter kerke genoodigd, maar niet gedwongen. De wanden van het ziekenhuis zijn met teksten en bijbelsche platen behangen, die wijzen op Jezus. Intusschen waarschuwen ons de missionaire artsen telkens, om het oosten niet met het westen te vergelijken, wanneer men zich een voorstelling van een hospitaal aldaar wil maken. Van een vrouwenhospitaal schrijft ergens een vrouwelijke miss. arts uit Voor-Indiër „Een vrouwen-hospitaal in het oosten lijkt heel niet op een hospitaal in het westen. Gaande langs den stadsmuur komt men aan een groot stuk gronds, waarop staat een laag gebouw, in den vorm van een vierkant; omgeven door een purdah-muur, waarbinnen alleen vrouwen of hare betrekkingen mogen komen. De kwartieren der verpleegsters maken den eenen vleugel uit, de gebouwen voor de chirurgen en dokters den anderen en een klein vertrek voor kraamvrouwen voltooit het gebouw." Dr. van Marle zegt in een zijner brieven van het zendingshospitaal te Djocja: „Wat de eigenlijke ziekenzalen betreft, moet men, komende uit eene Hollandsche omgeving, aan veel gewennen, voor men zijn oordeel kan vormen. Netheid en reinheid zijn voorname Hollandsche deugden, die echter in Indië een geduchten vijand vinden in het klimaat. Verf en kalk zijn in korten tijd verweerd en bedorven. Wanneer men dat eenmaal begrepen heeft, moet men zeggen, dat de zalen van ons hospitaal er keurig uitzien en aan alle redelijke eischen voldoen." In de wacht- en spreekkamers der missionaire artsen vindt men soms allerlei soorten van volksstammen bij elkaar. Onderscheid van rang en stand houdt hier op. De Brahmaan van Indië moet op zijn beurt evengoed wachten als de minste Sudra. De Sheik gaat niet voor eenen eenvoudigen werkman. Komisch zijn vaak de scènes, die in de spreekkamer worden afgespeeld. De eene patiënt is zijn naam, geboortedag en ouderdom vergeten, de ander wil den dokter zijne vragen niet beantwoorden, de blanke sahib (Heer) moet de ziekte zonder hem vinden. Een derde patiënt beweert een heirleger van ziekten te hebben; een ander laat zich onderzoeken, alsof hij ziek is, terwijl hij voor een ander komt. De hoofdpijn van den een komt van een worm, die in zijn hersenen omdraait en een andere heeft pijn, omdat er een vogel in zijn lichaam heen en weer vliegt. Een oud moedertje wil weer jong worden, een andere patiënt vraagt een middel tegen buien van drift. Soms komen nieuwsgierigen naar het werk van den dokter kijken; bedelaars bedelen bij hem. Alles moet de missionaire arts vermogen. Dooden worden aan zijne voeten gelegd, opdat hij ze levend make, blinden worden tot hem geleid, opdat hij ze ziende make. Melaatschen roepen van verre om genezing. Langzamerhand worden alle woningen voor hem geopend. Zelfs is het in Indië gebeurd, dat zoowel mannelijke als vrouwelijke artsen bij vorsten en aanzienlijke Brahmanen, alsmede bij hunne echtgenooten, zijn gehaald met muziek en ontplooide vanen. Het aantal zendingshospitalen is thans 405; dat der poliklinieken 900, bediend door 780 missionaire artsen, onder welke 238 vrouwelijke miss. artsen, welke bijna allen Amerikanen en Britten zijn. Duitschland heeft 17 miss. artsen op het zendingsterrein en Nederland onder welke één vrouwelijke. De M. Z., in 1841 klein begonnen en lang klein gebleven, heeft zich sinds het jaar 1869 met groote snelheid ontwikkeld, maar niet naar evenredigheid van den nood. Sinds 1895 tot nu toe is er weer een nieuwe aanwas in het werk der M. Z. gekomen. Alleen in Voor-lndië kwam het in dezen tijd van 140 tot 281 miss. artsen, waarvan 58 % vrouwen; het aantal hospitalen klom van 32 tot 90 en het aantal poliklinieken tot 212, van welke meer dan V* in Pandschab. Toch blijft de klacht: „Wat zijn deze onder zoovele?" Daar zijn groote streken, waarin geen M. Z. gevonden wordt. Hoe het hiermee staat, kan eenigszins beoordeeld worden als wij de volgende opmerking van Dr. Med. Hermann Feldmann J) overwegen: „Afrika heeft bij eene bevolking van 135.000.000 menschen slechts 75 miss. artsen; voegt men hierbij het viervoudige aan andere praktiseerende artsen en regeeringsartsen, dan krijgen wij 400 artsen op het geheele werelddeel. Naar dezen maatstaf zou Berlijn slechts 11 artsen moeten hebben (en Amsterdam 3.) China heeft met zijn 350.000.000 inwoners 241 miss. artsen, (d. i. één op ll/2 millioen), dat is eene verhouding, waarnaar Schotland slechts 3 artsen (Nederland 4) zou moeten hebben. Barma heeft bij eene bevolking van 7.500.000 zielen 9 miss. J) Die arztliche Mission le j. Ie Hfst. bl. 16. artsen. Hierna gerekend zou Duitschland, hoog gerekend, slechts 80—90 artsen mogen hebben." Bij enkele hospitalen vindt men ook een verblijf voor melaatschen. Doch deze worden het liefst vervangen door asylen. Behalve hare hospitalen heeft de M. Z. in China nog 125 asylums voor opiumschuivers. Om de beteekenis hiervan te verstaan, moeten wij honderd jaren in de geschiedenis der menschheid teruggaan. In het jaar 1799 vaardigde de keizer van China een dekreet uit, waarbij de invoer van ya-pièn-you, d. i. opium geprepareerd voor de pijp, geheel verboden werd. Opiumrooken noemde hij in datzelfde stuk „eene verwoestende en 's menschen hart verstrikkende ondeugd" „en", zoo ging hij voort, „de vreemden hebben er het meeste voordeel van door den handel." Deze twee stellingen kunnen nog worden gehandhaafd door den tegen woord igen keizer van het zoogenoemde Hemelsche Rijk. Doch ongelukkig voor China, is het nooit sterk genoeg geweest, om zijn verbod zooveel kracht bij te zetten, dat het steeds uitgevoerd werd, zoodat de Engelschen, de vreemde importeurs, alleen om des voordeels wille, het voor meer dan 50 jaren hebben kunnen dwingen, door geweld van wapenen, dien handel te wettigen. In al die jaren werd het opium in Engeland en het vasteland van Amerika als vergif verkocht, maar tegelijk naar China uitgevoerd als genotmiddel en dat door de Engelsche regeering zelve. In de jaren 1903—1904 genoot haar fiscus uit deze bron van inkomsten een netto opbrengst van ƒ42.074.136. Opium als medicijn wordt zeer gewaardeerd in Europa; in Indië is het 't middel tegen zekere ziekten, maar in China, waar het gebruikt wordt om te rooken, richt het grooter verwoesting aan dan de alkohol in ons nationaal leven. De Britsche opiumhandel naar China dateert reeds van de dagen der Oostindische Compagnie (Eng.), van welke eenige deelnemers eene factory openden te Patna in 1783 als eene private handelsonderneming, ten einde opium China binnen te 4 smokkelen. Daar deze handel voordeelig bleek, werd hij overgenomen door de vertegenwoordigers der O.-I. Compagnie, die hem tot een monopolie maakten. De directeuren in het vaderland weigerden eiken openbaren steun aan deze onderneming, daar het „beneden de waardigheid der Compagnie" was, te handelen in een smokkelartikel, maar zij waren in het geheim niet afkeerig van zulk een middel, om geld te verdienen. Mits de Compagnie niet aan schande blootgesteld werd, was hun het zoete winstje aangenaam. De toenmalige gouverneur Warren Hastings schreef eens, dat „opium niet noodzakelijk was voor het leven, maar een verderfelijk weeldeartikel, dat niet moest toegelaten worden, behalve in den handel met vreemden", en daarmee maakte Engeland zich af van de verantwoordelijkheid inzake den smokkelhandel. Intusschen bleef China's keizer weigeren den opium-invoer te wettigen. En toen Lord Palmerston daarop antwoordde, dat die wettiging een financieel belang was, hernam daarop de heidensche monarch: „Ik kan den smokkelhandel in opium niet weren, maar ik wil geene revenuen van de ondeugd en het ongeluk mijns volks". De smokkelhandel nam jaarlijks toe. In twee Engelsch-Chineesche oorlogen die van 1839—1842 en die van 1856—1858 is China ten slotte gedwongen den opium-invoer te legitimeeren. Eerst in het jaar 1906, bij het optreden van het liberale ministerie, hetwelk in plaats van dat van Balfours kwam, is de Britsche natie met het oog op dezen handel in 's lands vergaderzaal krachtig wakker geschud door John Morley en heeft het ministerie met de woorden van dezen afgevaardigde instemming betuigd. Doch daarbij is het in Engeland vooralsnog gebleven. China echter tast verder door. De onderkoning van Tsili en andere aanzienlijke Chineesche ambtenaren hebben aan het Chineesche ministerie van buitenlandsche zaken getelegrafeerd, om met Engeland te onderhandelen over den opium-invoer en het Eng. ministerie heeft geantwoord, dit te zullen doen. Intusschen is in afwachting van den uitslag dezer onderhandelingen, de strijd ernstig aangebonden tegen het opiumgebruik onder het volk. Geen opiumschuiver duldt de keizer meer in het leger of onder zijne ambtenaren. Eindelijk is er onder tal van Chineezen zelve eene ernstige begeerte ontstaan, om zich te ontworstelen aan het doodend gif van het heulsap. In deze worsteling staan de missionairen hen krachtig ter zijde met hun asylen, waarin de slaaf van het opium genezen kan. Volkomen genezing vindt hij echter alleen, als hij tegelijk veranderd wordt in het gemoed en voor Christus zich buigt. § VIII. De eerste sporen van M. Z. Staat ons, door hetgeen wij tot nu toe behandeld hebben, het beeld en de bedoeling der M. Z. klaar voor de oogen, thans zijn wij in staat haar geschiedboek voor ons open te slaan en te hooren van hare geboorte en haren groei tot onze dagen toe. Doch zooals elke historie hare voorhistorie heeft, zoo ook de historie der M. Z. De voorgeslachten voelen, wat bij hunne naneven eindelijk de ware gestalte en het ware leven ontvangt. Dat geldt ook voor de M. Z. Daarom zal niemand het vreemd vinden, dat wij, eer wij wat 1841 en volgende jaren ons van de M. Z. te zien geven, hetgeen haar aankondigt bespreken. Als eerste missionaire arts — doch dit woord dan in den meest uitgestrekten zin genomen — wordt genoemd Justus Heurnius, de zoon en broeder van twee professoren in de Medicijnen te Leiden, een der beste kweekelingen van Walleus' Seminarium Indicum, die van 1624—1638 in Oost-Indië het Woord Gods bediend heeft onder Christenen en heidenen. Naar alle waarschijnlijkheid heeft hij voor zijne uitzending eenige opleiding in de Medicijnen ontvangen. ') In de 17e en 18e eeuw en in het begin der 19e vindt men voorts enkele zendelingen vermeld, die men missionaire artsen kan noemen, wier beteekenis echter niet al te hoog mag worden aangeslagen. Onder anderen deelt het Archief voor de geschiedenis der Oud-Hollandsche zending 2) een schrijven mede van Jacobus Vertrecht aan de Classis Amsterdam (excerpt) dd. 4 Sept. 1645, waarin de predikant noemt onder de voorwaarden, waarop hij wil uitgaan naar Indië, om ook het Evangelie te prediken onder de heidenen, wonende in eenige versch gevonden eilanden, niet veel boven de 60 mijlen om de Oost en Zuid van Banda gelegen: „Dat eerstens twee krankbezoekers met hem gaan, om de taal te leeren, waartoe zich wil verbinden Jacob de Boever, krankbezoeker op Lontoir, een bekwaam man, ervaren in het Maleisch, zeer genegen tot dit werk; maar dan diende zijn gage verbeterd te worden. Bovendien biedt zich aan Simon Jacobsen, krankbezoeker op het schip de Snoek. Hij zoude tot dit werk zeer geschikt zijn, hij verstaat de chirurgie, is gewend met zwarten om te gaan, maar diende dan ook van medicamenten uit den winkel in het kasteel Batavia voorzien te zijn, om hem in ongelegenheid te dienen. Verder zijn van de door de DeenschHallsche missie, die in 1706 eenige zendingsarbeid begon met de afvaardiging van B. Ziegenbalg en H. Plütschau naar Trankebar welken zij tot 1841 bleef voortzetten,3) uitgezonden 58 missionairen vijf artsen geweest, die in Trankebar aan de familiën der zendelingen en de Christenen uit de Tamulen geneeskundige hulp hebben verleend. Dit vijftal is Lic. Schlegelmilch, die in 1730 ter plaatse zijner bestemming kwam, maar reeds een jaar later 4) stierf, Dr. Cnoll, die onder blanken en bruinen met zijne kunst zegenrijk gearbeid heeft, doch door zijnen on geestelij ken en onzedelijken wandel de zending schaadde, König, die later in 1) Vgl. J. R. Callenbach. Justus Heurnius bl. 97. 2) Dl. II bl. 183. „ ...... u c *) Byna hare geheele erfenis kwam aan de Dresdensche, later Leipzigscne tvang. Luth. Mission. .. J) Volgens anderen veertien dagen na zijne komst. dienst trad van den Nawab van Arkot, Dr. Martin en Dr. Klein. Omstreeks denzelfden tijd is ook de Broedergemeente met artsen op haar zendingsterrein verschenen. De eerste was Dr. Grothaus, die in 1735 vrijwillig met den miss. dienaar des Woords Friedrich Martin vertrok naar St. Thomas (eiland), om het klimaat te onderzoeken en de zendingarbeiders, in geval van ziekte, ter zijde te staan. Veel is er echter van zijn plan niet gekomen, daar de koorts hem, niet lang na zijne komst in de heidenwereld, wegraapte. Niet gelukkiger was de arts G. Fr. Regnier, die in 1740 de eerste zendelingen naar Suriname volgde. Deze geheele zending mislukte en Regnier keerde naar huis terug. In 1739 ging met den welbekenden zendeling Nitschman naar Ceylon meê de arts Eller. Nauwelijks was hij evenwel onder de Singaleezen zijnen arbeid begonnen, of hij werd in 1740 uit den lande gebannen. Ondanks deze teleurstellingen met hunne artsen zond de Broedergemeente in 1747 weèr artsen uit, om de missie eenen weg te banen onder de Geberen of Parsen in Perzië. Het was het tweetal Hoeker en Rueffer, dat in Perzië aankwam en door de bevolking met blijdschap werd welkom geheeten. Aan patiënten ontbrak het hun niet. Desniettemin bereikten zij hun eigenlijk doel, de Geberen, niet, ten gevolge van politieke verwarringen. Derhalve keerden zij in 1748 van daar terug en kwamen in Egypte, waar Rueffer stierf. Hoeker begaf zich in 1750 naar zijn vaderland, doch niet om daar te blijven. Want nog driemaal, in 1752, in 1756 en in 1768 was hij weer in Egypte, om van daar in aanraking te komen met de Christenen in Abessinië. Telkens mislukte hem dit echter. Na de laatste mislukking bleef hij te Kaïro, waar hij als arts een gezegend arbeidsveld vond tot zijnen dood, in 1782, toe. Van 1774 af arbeidde nog een andere geloovige arts, met name Augustinus Gottlieb Roller, in Egypte. Behalve het tweetal artsen in Egypte, heeft de Broedergemeente tusschen 1759 en 1803 noj een drietal naar Trankebar afgevaardigd, o.a. Dr. Betschler (1774), hetwelk door hun eigenlijk beroepswerk verkreeg, dat de missionaire dienaren des Woords in het land mochten komen, maar meer ook niet. Bovendien onderhielden zij dezen met hunne verdiensten. Het derde land, waarheen in 1771 een arts, de Chirurg Brasen, toog, is Labrador. Slechts twee jaren mocht hij in de zending dienen. Bij eene stormachtige kustvaart verloor hij het leven (1773). Eindelijk heeft het oudste zendingsveld der Broedergemeente, West-Indië, een tweetal artsen gehad, aan de missie verbonden, namelijk op Jamaica te Nieuw-Eden, Dr. P. J. Plantavan 1759— 1779. Hij kreeg geen opvolger, evenmin als Dr. Seitz, die op St. Jan zich vestigde, totdat hij naar zijn vaderland terugkeerde, waar hij in 1817 te Christiaansfeld (Noord-Sleeswijk) stierf. Een andere Zendingsvereeniging, die eenen arts in verband met de zending reeds in de 18e eeuw gehad heeft, is het Eng. Bapt. zendinggenootschap (E. B. M. S.) Die arts is John Thomas. In 1783 ging deze voor het eerst naar Voor-lndië als scheepsdokter. Bij dit en nog bij een tweede bezoek zocht hij eene deur, om met missionairen arbeid daarbinnen te gaan wat hem gelukte in dienst van den vromen beambte Charles Grant in Bengalen. Ook vertaalde hij een deel van het N. T. in het Bengaalsch. Na drie jaren rondgereisd te hebben in het Malda-distrikt, keerde hij in 1792 terug naar Engeland en bood er zijne diensten aan het pas opgerichte Baptisten-zendinggenootschap aan. Hij werd in 1793 met den beroemden Carey uitgezonden; en gedurende de rest zijns levens tot zijnen dood in 1801, was hij min of meer nauw verbonden aan de zendelingen van Serampore. Men zegt, dat Krishna Pal, de eerste bekeerling van het Hindoïsme in Noord-Indië, den eersten gunstigen indruk van het christendom kreeg, toen hij patiënt van Dr. Thomas was, alsmede dat buitensporige vreugde, tijdens diens doop, den geest des missionairs zoo verwarde, dat zijne opsluiting voor eenigen tijd in een asyl noodzakelijk was. Tot ons leedwezen moeten wij hierbij voegen, dat zijn wandel en zijne schulden den zendingsarbeid van Carey meer geschaad, dan bevoordeeld hebben. Ook de L. M. S. heeft in 1798 een arts uitgezonden naar Zuid-Afrika, den bekenden Van der Kemp. In het begin der 19e eeuw werd het aantal artsen, die hunne kunst in den dienst der missie stelden, grooter. De eerste dezer is Dr. John Scudder. De lezing van een zendingsblaadje, dat toevallig hem in handen kwam, terwijl hij wachtte bij eenen patiënt, dien hij bezoeken wilde, vestigde zijne aandacht op het ontzettende lijden, dat in de heidenlanden geleden werd; hij bood zich aan bij den „American Board (Congregational)", die hem in 1819 naar NoordCeylon zond. Hij toog het Dschafna-distrikt aldaar door, predikend en genezend. Later deed hij hetzelfde in de provincie Madura, in de omstreken van Madras en in het Arkot-distrikt, waar hij pionier der missie werd. Omstreeks denzelfden tijd, dat Dr. Scudder naar Indië uitgezonden werd, bood Dr. Jonathan Price zijne diensten aan het Triennal Convention ^aan. In 1821 voer hij uit naar Barma. Het gerucht van zijne bekwaamheid als dokter kwam tot de ooren van den keizer en hij werd naar Ava, de hoofdstad, ontboden, waar hij eenige maanden een zeer hartelijke ontvangst genoot. Zoo gunstig scheen de gelegenheid voor de zending, dat Dr. Judson ook naar Ava ging, in de hoop, met vereende krachten de zending naar het middelpunt des lands te brengen. Maar de missionairen werden teleurgesteld, want toen kort daarop de oorlog met Groot-Brittannië uitbrak, werden Price en Judson als spionnen in den kerker geworpen, waar zij vele maanden bleven. In 1828 maakte eene longontsteking een einde aan Price's leven. In 1820 had het Bazelsche zendinggenootschap eenen arts in den Kaukasus. De zendeling Morrison, door de L. M. S. uitgezonden naar China, opende in 1820 met zijnen vriend, Dr. Livingstone, eenen arts der Eng. Oostindische Compagnie, te Macao eene polikliniek, waarin hij artsenij uitdeelde, een arbeid, welke door eenige deelnemers der O.-I. Compagnie werd gesteund. De ellende, door de Chineesche kwakzalverij teweeggebracht, drong hem tot ') Dit was de vroegere naam van de American Baptist Missionary Union. deze daad van barmhartigheid. Dit is ook het geval geweest met den bekenden Dr. Gutzlaff, die van 1831—1835 te Tientsien in China als arts op zijn eigen manier gearbeid en door zijne welgeslaagde genezingen rechtmatig opzien gebaard heeft. Niet zonder zegen is zijn werk geweest, al heeft het niet veel blijvende sporen achtergelaten. Op zijn initiatief is het „Berliner Hauptverein für China" opgericht, dat Dr. Göcking als arts uitzond en te Hongkong plaatste. Dit heeft echter slechts kort geduurd. In 1826 trad Dr. Christian Kugler, een Duitscher, in Bazel als arts gevormd, met den beroemden Samuel Gobat in dienst der C. M. S. en ging naar Abessinié. Zijn rijk gezegende arbeid heeft slechts een jaar geduurd. Hij kreeg een schotwond aan zijn linkerarm bij gelegenheid van een jacht op beren, wier vet hij wilde hebben ter bereiding van zalven voor zijne zieken. Daar kwam bloedvergiftiging bij, die een einde maakte aan zijn nuttig leven. Mede de M. Z. in China voorbereid hebben Dr. Alexander Pierson, die de inenting in China ingevoerd heeft en Dr. Thomas R. Colledge, ofschoon zij niet in dienst der zending hebben gestaan. De laatste, chirurg bij de Eng. Oostindische Compagnie, richtte in 1827 te Macao het eerste hospitaal voor Chineezen op, waarin alle jaren vele honderden arme Chineesche zieken, onder welke tal van ooglijders, voor niet behandeld werden. In dezen zijnen arbeid werd hij gesteund door den Amerikaanschen geneesheer, Dr. Bradford, met wien hij in 1828 te Kanton een polikliniek opende. Gedurende zijnen neutralen liefdearbeid onder de Chineezen zag hij steeds klaarder in, van hoe groote beteekenis de geneeskunde als hulpdienst der eigenlijke zending, de Evangelieprediking, kon zijn. Hij werd niet moede de Christelijke wereld hier op te wijzen. Ten slotte sloeg hij zelf handen aan het werk en richtte met Dr. Parker een „Vereeniging voor M. Z." te Kanton op in 1838, welke zich tot taak stelde de naar China uitgezonden protestantsche missionaire artsen te voorzien van geneesmiddelen en hun helpers te verschaffen. We noemen daar den naam van Dr. Peter Parker, die, na voltooiing zijner studiën aan de Yale Universiteit, door den Amerikaanschen Board naar China werd uitgezonden in 1834. Hij vestigde zich te Kanton, waar hij een zeer dankbaar arbeidsveld vond. Zoo groot was het vertrouwen, dat de anders tegenover den vreemde zoo wantrouwige bevolking den blanken Dokter schonk, dat hem spoedig de patiënten bij duizenden (men zegt 53.000), voor een deel uit afgelegen streken, toestroomden. Zelfs voorname Mandarijnen achtten het niet beneden zich, dagen lang te wachten op toegang tot hem, ten einde zich door den beroemden arts te laten behandelen. Vooral als oogarts werd hij hoog gewaardeerd. Behalve Dr. Parker heeft de Amerikaansche Board nog meer artsen uitgezonden. Hij is zelfs daarin de andere Amerikaansche zendinggenootschappen voorgegaan. Naar N. Ceylon zond hij Dr. Wood (1833—1847) en Dr. Green (van 1847 af), naar Madura Dr. Steele (1837—1842), Dr. Charl. Shilton (1849—1856), Dr. Lord (1853—1867), naar Madras en het Arkott-district, naast zijnen vader John Scudder, Dr. Henri Scudder (na 1851). De L. M. S. zond artsen naar China en naar Zuid-Travancore. Naar China toog Dr. William Lockhart, missionair der L. M. S., die in 1838 zijn medischen arbeid begon te Macao, later voortzette te Hongkong en van 1844—1857 te Shanghai, waar hij vele jaren in een door de Britsche bewoners gebouwd hospitaal met zegen arbeidde. Van 1862—1864 legde hij te Peking den grondslag voor een voorspoedigen medischen zendingsarbeid. Na zijn terugkeer in het vaderland werd hij, bij de stichting van de Londensche Medical Miss. Association in 1878, haar eerste voorzitter tot 1896, toen hij stierf. Ook Dr. Hobson ging in 1847 als arts naar China en stichtte in 1848 te Kanton een hospitaal, dat nu bediend wordt door de Amerikaansche Presbyterianen. Eveneens is Hobson begonnen met de overzetting van medische studieboeken in 't Chineesch. Dr. Ramsay van 1838-1842, toen hij zijn arbeid verliet, Dr. Leitch van 1852—1854, toen hij verdronk, hebben in Zuid-Travancore gewerkt. In 1842 zond de C. M. S., daartoe in staat gesteld door eene gift van ƒ 72.000, Dr. Mac. Clatchie als arts naar de heidenen. Deze zette zich neer te Shanghai, maar toen deze stad zich tot eene belangrijke handelsstad ontwikkelde en hare grootsteedsche verhoudingen den zendingsarbeid bemoeielijkten, werd de Medische arbeid opgegeven. Eindelijk gingen van de Amerik. Bapt. vereeniging naar de distrikten van Balasor en Madrapur in West-Bengalen Dr. Otis Bachalis in 1840 en naar Oost-Bengalen de Engelschman Dr. Williamsen. In 1842 opende Dan. J. Macgowan van dezelfde Baptisten een hospitaal te Ningpo. Zietdaar de voorloopers der eigenlijke M. Z. Van dezen stonden er in 1858 zeven in het veld, de voorhoede van de missionaire artsen, welke hunne eigene plaats in het zendingswerk hebben gekregen, wat van de voorgangers niet zoo vast gezegd kan worden. § IX. De Edinburgsche Vereeniging voor M. Z. (E. M. M. S.) De wegbereidster van den nieuwen dag der M. Z. is de E. M. M. S. In 1841 verwijlde Dr. Peter Parker, de bovengenoemde arts des Amerik. Boards in China, op zijne verlofreis naar NewYork, te Edinburg. Gedurende zijn kort verblijf in Schotlands hoofdstad was hij de gast van zijnen vriend, wijlen Dr. Abercrombie, die zooveel belangstelling toonde in al, wat Dr. Parker hem wist mee te deelen van de beteekenis der geneeskunde in dienst der zending, dat hij, zekeren dag, eenige geestverwanten bij zich noodde, om de mededeelingen van zijnen gast te komen hooren en de oprichting van eene Vereeniging tot bevordering van M. Z. te bespreken. Gevolg van deze samenkomst was, dat den 30en Nov. van hetzelfde jaar eene openbare vergadering werd gehouden, waarin de Vereeniging werd opgericht, nadat de volgende resolutie was aangenomen: „Deze vergadering, diep gevoelende de gunstige gevolgen, welke verwacht mogen worden van den arbeid van missionaire artsen, als zij samenwerken met missionaire dienaren des Woords in verschillende deelen der aarde, daar dit tastbare bewijzen geeft van de natuur en de praktische werking van den Geest der liefde, die wij als de vrucht van onzen heiligen godsdienst verlangen te zien verbreid onder alle volkeren, besluiten, deze zaak te bevorderen en de leidingen der Voorzienigheid te volgen, door op iedere wijze, welke ons mogelijk dunkt, de vestiging van missionaire artsen in andere landen aan te moedigen." Voor dit doel werd eene vereeniging opgericht onder den naam van „Edinburgh Association for Sending Medical Aid to Foreign Countries". Doel der Vereeniging zou zijn, kennis te verspreiden omtrent de Medische Zending, te trachten inrichtingen, noodig voor de M. Z., in het leven te roepen en te steunen, en eindelijk op de bestaande zendingsposten hulp te bieden aan zooveel geneesheeren als de fondsen zouden toestaan. Dr. Abercombie werd tot voorzitter gekozen, wat hij gebleven is tot zijnen dood in Nov. 1844 toe. Naast hem noemen wij onder de oprichters Dr. Thomas Chalmers en Professor Alison, de eerste vice-presidenten, Dr. James Begbie, Professor Sir George Ballengall, Dr. William Beilby, (die Dr. Abercrombie als voorzitter opvolgde), Professor Syme, Dr. John Coldstream, Mr. Joseph Bell, Dr. Ormond, Dr. Handyside, Mr. William Brown (de 3e voorzitter) en G. D. Cullen. Den 28en November 1843 — de tweede jaarvergadering werd toen gehouden — werd de naam der Vereeniging veranderd in dien van Edinburgh Medical Missionary Society. De middelen voor den arbeid dezer Vereeniging vloeiden schaars; het eerste jaar klommen zij niet hoogcr dan tot ƒ1368; en in de eerste tien jaren gingen zij nooit de ƒ3600 te boven. Tot 1851 besteedde men de inkomsten der Vereeniging aan de verspreiding van geschriften over de beteekenis, de bedoeling en de verwachting der Medische Zending; verscheidene bestuursleden hielden lezingen over haar, welke gedrukt en onder de menschen gebracht werden; prijzen werden uitgeloofd voor de beste verhandelingen over dit onderwerp; iedere geschikte gelegenheid werd aangegrepen, om het nut van dezen arbeid te bepleiten. Van tijd tot tijd zond de Vereeniging aan de weinige missionaire artsen, die er toen in de heidenwereld waren, geld voor den aankoop van medicijnen en instrumenten en ontving in ruil daarvoor mededeelingen omtrent hunne werkzaamheden, die openbaar gemaakt werden. Naarmate de beteekenis en de arbeid der Medische Zending in steeds helderder licht trad, richtten de verschillende zendingsvereenigingen, ter verkrijging van missionaire artsen, hunne oogen naar de E. M. M. S. Daarom begon deze in het begin van de 2e decade haars bestaans (Juni 1851), jonge Christelijke studenten in hunne medische studiën geldelijk te steunen, als zij beloofden, zich later als missionaire artsen beschikbaar te stellen voor de M. Z. Tevens trachtten de Bestuurders, zooveel zij konden, in hunne kweekelingen den zendingsgeest op te wekken. Zij voelden echter, dat dezen meer noodig hadden. Dat meerdere gaf God op zijnen tijd langs eenen opmerkelijken weg. In October 1848 kreeg Dr. Handyside, een der reeds door ons genoemde Bestuurders der E. M. M. S. en, tot zijnen dood toe in het begin van 1881, een harer trouwste en ijverigste vrienden, van eenen onder de Ieren arbeidenden zendeling, P. Mc. Menemy, het verzoek, eenige zijner arme zieken onder geneeskundige behandeling te nemen. Dr. Handyside deed het dadelijk en van dien tijd af was hij overal, waar zieke Ieren waren, steeds te vinden met hunnen zendeling. Het duurde niet lang, of de Dokter bemerkte, dat de vriendelijke behandeling van het kranke lichaam den weg baande tot de zondige ziel. En terwijl hij bij zich zeiven overwoog, op welke manier het meeste voordeel te trekken was van den aldus verkregen invloed, kwam het denkbeeld in hem op, een polikliniek, verbonden met de zending, te beginnen. In het besef zijner diepe afhankelijkheid van God opende onze dokter den 25en November 1853 die polikliniek in Main Point. Zoo ontstond de eerste „Home Medical Mission" (binnenlandsche Medische Zending) in Groot-Brittannië, die de aanvang was van de „Training Institution" (de Vormschool) der E. M. M. S. Niet alle Christenen toonden zich in dezen tijd ingenomen met Dr. Handyside's streven. Sommigen wantrouwden het uit onkunde. Anderen spraken van eene onedele proselyten-makerij, van eene vermomde poging, om armen patiënten godsdienst op te dringen, van een dooreenmengen van de taak des dokters en die des predikants of zendelings. Doch tegen deze kritiek verhieven niet weinigen hunne stem; zij juichten veeleer Handyside's pogen toe en steunden het. En dezen zagen zich niet teleurgesteld. Van den beginne aan riep de dokter jonge mannen, die in betrekking stonden tot de E. M. M. S., en zich voorbereidden tot missionaire artsen, naar zijne polikliniek, om onder zijne leiding niet alleen medische ondervinding op te doen bij de kranken, maar ook om geoefend te worden in het spreken met de zieken in de wachtkamer over hunne eeuwige belangen. In de lente van 1858 werd Handyside's polikliniek naar Cowgate No. 39, een armenkwartier van Edinburg, verplaatst. Een oude drankwinkel werd met weinig onkosten omgezet in eene polikliniek der Medische zending. Een drietal jaren later (1861) werd door de studenten, die in betrekking stonden tot de E. M. M. S., daartoe aangezet door Dr. Lowe, die wel is waar zelf geen student van de E. M. M. S. was, maar toch reeds sinds het begin van 1856 Dr. Handyside hielp in zijnen arbeid, bij het Bestuur een verzoekschrift ingediend, warm gesteund door Dr. Handyside, waarin zij, onder dankbare erkenning van wat zij aan de polikliniek van Cowgate geleerd hadden, op de wenschelijkheid wezen, om die particuliere zaak van Handyside over te nemen voor de E. M. M. S. Dat geschiedde en den 18en November 1861 werd de „Cowgate Mission Dispensary" E. M. M. S.'s „Training Institution" (opleiding); eene gebeurtenis, die goede vruchten gedragen heeft voor den voortgang van de zaak der Medische Zending. Intusschen werden in bijna alle groote steden van GrootBrittannië poliklinieken opgericht en kreeg Ierland, welks bevolking grootendeels Roomsch is, zijne medische zending. Hierbij bleef het echter niet. De medische zending trad sinds ook als georganiseerde, en niet zooals tot nu toe als toevallige, hulp naast de school en de industrie in dienst van de zending onder heidenen en Mohammedanen. De E. M. M. S. begon met de Vrije Kerk van Schotland (thans de Vereenigde vrije kerk) eene Medische zending in Madras en steunde met de Londensche Zendingsvereeniging (L. M. S.) 4 jaren lang eene Medische zending te Mirzapore. Mochten er nu nog wel zijn, die opkwamen tegen dit h. i. „verderfelijke en onzedelijke streven, om de heidenen en Mohammedanen van Indië tot het Christendom over te halen door een „dosis ricinusolie of Engelsch zout", hun aantal werd hoe langer hoe kleiner, naarmate de zegeningen van dezen hulpdienst der missie zichtbaarder werden. Misschien is het hier de plaats, om enkele namen te noemen van de studenten, die de E. M. M. S. in staat gesteld heeft missionaire artsen te worden. De eerste student der Vereeniging is geweest Mr. David Paterson, die 15 jaren te Madras heeft gearbeid. Voorts Dr. Wong Tun van Canton, de eerste Chineesche gegradueerde van eene Europeesche Universiteit en vele jaren achtereen de ambtgenoot van den veteraan der Medische zending Dr. Hobson; Dr. James Henderson te Shanghai en Dr. James Bell van Amoy,Dr. Col^n Valentie eens Superintendent van het opleidingsinstituut te Agra, allen mannen die nu rusten van hunnen arbeid. Verder noemen wij nog de namen van Dr. Vartan van Nazaret, Dr. W Young van Kaiyuan, Dr. J. Greig van Kirin (China), Dr. E. Peill, leeraar aan de Med. faculteit der Universiteit te Peking en vele anderen, die nog leven en arbeiden op het zendingsterrein. Naast deze man- nen zijn ook vrouwen te noemen, die te Edinburg gevormd zijn tot miss. artsen. Wel is er een tijd geweest, dat zij in Brittannië geen officieele qualificatie van arts konden verkrijgen, doch die tijd is voorbij. Onder den tweeden superintendent, Mr. W. Burns Thomson, (1860—1870) won die „Training Institution", zooals wij daareven de oefenschool der a. s. missionaire artsen hebben genoemd, aan kracht en beteekenis. Jaar op jaar bleek hare waarde voor de vorming van missionaire artsen hoe langer hoe meer. Aan hare uitbreiding moest ernstig gedacht worden. Men huurde het aangrenzende perceel, waarvan de benedenverdieping werd ingericht voor consultatiekamer, laboratorium en wachtkamer en de bovenverdieping gemeubileerd als woning van den superintendent en de studenten. In 1863 werd, ter herinnering aan Dr. J. Coldstream (een der bestuursleden der E. M. M. S.), die dat jaar gestorven was, een studiebeurs gesticht van ƒ300 per jaar; en een jaar later (1864), bij den dood van Prof. Miller, eenen der vice-presidenten der E. M. M. S., eenen warmen vriend en weisprekenden pleitbezorger der Medische zending, besloten zijne vele vrienden en bewonderaars een kapitaal samen te brengen, waarvoor zijnen naam eene gedachtenis gesticht zou worden. Meer dan ƒ24.000 werd gecollecteerd, waarvoor gekocht en ingericht werd het perceel 56» George Square, dat, ter gedachtenis aan Prof. Miller, genoemd is „Miller memorial Medical Mission house" en aan de Vereeniging overgedragen werd als woning voor den superintendent, (thans in 1907 Dr. Fry, vroeger miss. arts te Neyoor in ZuidIndië, waar hij begaafde Hindoe-jongelingen tot assistenten der miss. artsen opgeleid heeft, een man, rijk aan kennis en aantrekkelijk als persoon) en de studenten, die aan de Staatsuniversiteit van Edinburg en het college of Surgeons studeeren, terwijl 39 Cowgate zou dienen voor de praktische en theoretische opleiding der aanstaande missionaire artsen, waarvoor het uitnemend gelegen was. In 1870 legde Mr. W. Burns Thomson zijne betrekking van superintendent nêer en werd opgevolgd door Mr. David Paterson, die echter niet lang aan het hoofd der „Training Institution" van de E. M. M. S. heeft gestaan. Een jaar na de aanvaarding van zijne taak, werd hij door den Heere daarvan afgelost. In zijne plaats trad John Lowe, de bekende schrijver van „Medical Missions their place and power," ') van wiens leven wij het volgende mededeelen. In Maart 1835 is hij te Branchory, Aberdeenshire (Schotland) geboren. Zijn vader was de predikant bij de Independenten, Rev. William Lowe van Forfair. In Febr. 1851 verwierf onze Lowe zijn diploma van geneesheer en den 25en Juli daaraanvolgende vertrok hij met zijne vrouw naar Travancore als miss. arts van de L. M. S., totdat de slechte staat van de gezondheid zijner vrouw hen dwong Indië te verlaten. Als eerste miss. arts, in den waren zin des woords, stippelde hij de lijnen uit, waarlangs de M. Z. zich heeft ontwikkeld in Zuid-Indië. Zeven jaren lang heeft hij met succes gearbeid aan de uitwerking van zijn plan, een centraal-hospitaal, omgeven van poliklinieken, ieder onder eenen inlandschen medisch-theologischen assistent, gevormd in het centrum, staande onder het toezicht van den miss. arts. Van 1871 tot 8 Mei 1892 heeft hij de taak van superintendent met trouw en ijver vervuld, toen de dood hem onverwacht afloste. In zijnen tijd klommen o. a. de inkomsten van de E. M. M. S. van ƒ 14.400 in 1871 tot ƒ72.000 in 1892. Bovendien is in zijn tijd gebouwd het „Livingstone Memorial Missionary Training Institution". Het was het jaar 1877, toen de E. M. M. S. op dezelfde plaats, waarop tot nu toe de „Training Institution" had gestaan — intusschen geheel eigendom der Vereeniging geworden — haar nieuwe „Training Institution" deed verrijzen, welke zij noemde naar den beroemden Schotschen missionair Livingstone, die ') Hij schreef ook: Het leven van zijnen vriend, Dr. Elmslie van Kashmir, een kleiner werk: Medical Missions their claims and Progress (in de Outline miss. Series), en de Jubilee Memorial History of the E. M. m. s. Hij begon ook het tijdschrift der E. M. M. s., dat nu zijn 11e deel aangevangen is (190T). tevens arts was geweest en ongeveer 20 jaren correspondeerend lid van de E. M. M. S. Den 9en Juni 1877 is door Rev. Robert Moffat, schoonvader van Livingstone (3^fl873) de gedenksteen der schoone stichting gelegd in tegenwoordigheid van een groot aantal toeschouwers. De nu ook reeds overleden Sir Joh. Mc. Neill opende als voorzitter de samenkomst; de superintendent gaf een kort historisch overzicht van den arbeid en bood daarop uit naam der direkteuren aan Dr. Moffat een zilveren troffel ten geschenke als een gedachtenis aan de plechtigheid des oogenbliks. De kinderen der kinderkerk, van deze missie uitgaande, zongen het lied: „Zegt het uit onder de heidenen enz." Dr. Moffat legde toen den gedenksteen, waarop zijn gegraveerd de woorden: „Livingstone Medical Missionary Memorial. The Rev. Robert MofFat, D. D. laid this stone, June 9 1877." *) Nadat Dr. Murray Mitchell voorgegaan was in het gebed, nam Dr. Moffat het woord, en sprak van Livingstone's invloed als arts onder de inboorlingen van Afrika. Hiermee eindigde eene plechtigheid, die bij iedereen, welke haar bijgewoond had, eenen diepen en blijvenden indruk had gemaakt. In December van hetzelfde jaar werd nog een bazar gehouden, welks opbrengst bestemd was voor de meubileering der stichting. Hij stond onder bescherming van H. K. H. Prinses Louise en slaagde volkomen. Niet minder dan ƒ60.000 bracht hij op, terwijl de onkosten, ƒ 4656, ruim gedekt Werden door de entree-gelden. Den 25en Jan. 1878 werd de Livingstone Memorial ingewijd. Met het ameublement heeft de stichting gekost ± ƒ120.000, welke som reeds was ontvangen, eer dat de bouw voltooid was. De benedenverdieping bevat de woning voor den concierge, het laboratorium, een spreekkamer, een kamer voor de inenting en een wachtkamer voor 150 patiënten. Op de le verdieping bevinden zich de zitkamer van den inwonenden geneesheer, de zit- en slaapkamer der directrice, de keuken, de meidenkamers ') L. M. M. M. De eerwaarde Robert Moffat (theol. Dr.) legde dezen steen den 9en Juni 1877. 5 en de eetkamer, waarin een marmeren beeld van Livingstone en eene schilderij in olieverf van Dr. Moffat zijn geplaatst. De 2e verdieping bevat de boekerij en de slaapkamers der studenten. In 1904 is weer vergrooting van de „Livingstone Memorial" noodig gebleken. De studenten, die in het Miller Memorial 56 George Square wonen, genieten voor een betrekkelijk klein bedrag den vollen kost; de collegegelden van de Edinburgsche Universiteit, 360 gulden, moeten echter door hen zelve betaald worden. Daarentegen betaalt de E. M. M. S. hunne studie aan het „College of Surgeons", zijnde 300 gulden, doch dit geeft geen Academische graden. Daarom moet ook de Universiteit bezocht en dienen daar de vereischte examens gedaan te worden. In den regel blijven de jongelui 3 jaren in het „Miller Memorial" en gaan dan over naar de Livingstone Memorial 39 Cowgate, waar ook goedkoop huisvesting en voeding wordt verschaft. Twee jaren is de gewone tijd, die daar wordt doorgebracht. In het belang van hunnen aanstaanden arbeid worden de kweekelingen der E. M. M. S. in de praktische zijde van hun toekomstig beroep ingeleid. Dat geschiedt tegenwoordig op de volgende wijze. Als studenten bezoeken zij de colleges der Medische faculteit en doen den gewonen, zeer uitgebreiden hospitaaldienst. Daarmee worden hun tijd en krachten bijna geheel in beslag genomen, ten minste gedurende de eerste studiejaren. Een of twee dagen in de week hebben zij dienst aan het „Livingstone Memorial". Voor dezen dienst bestaat een vast plan, waardoor het den studenten mogelijk is de geheele reeks geneeskundige verrichtingen van het aanleggen van een eenvoudig verband en het openen van een abces tot meer gecompliceerde operaties toe te doorloopen. De met de inrichting verbonden zeer goed bezochte polikliniek biedt daartoe rijkelijk gelegenheid aan. Bovendien worden zij door eenen gediplomeerden apotheker in de geheimen der artsenijbereiding ingewijd, wat hun later op eenzame posten zeer te stade komt, als zij hun eigen apotheker moeten zijn. Langzamerhand krijgen de kweekelingen grooter zelfstandigheid. Ten laatste wordt aan ieder een bepaalde afdeeling in het kwartier-Cowgate aangewezen, om de kranken te bezoeken en ze lichamelijk en geestelijk te behandelen. Ook worden de studenten in de week geoefend in het houden van bidstonden met de patiënten van de polikliniek en des Zondags, als de polikliniek gesloten is, van Kinderkerken, Zondagsscholen, Jongelingsvereenigingen enz. De studenten der E. M. M. S. behooren tot verschillende Protestantsche kerken en belijdenissen en komen uit alle deelen van Groot-Brittannië en uit andere landen. In 1871 waren er zeven, in 1881 16, in 1897 26, thans omstreeks 21, onder welke vier vrouwelijke. De ontvangst der E. M. M. S. bedroeg in 1905 ± ƒ51.072 waarvan omstreeks ƒ15.000 komen ten goede van de binnenlandsche missie en het overige van de zending onder heidenen en Mohammedanen. Voor verschillende kerken en zendinggenootschappen heeft de E. M. M. S. missionaire artsen opgeleid, o. a. voor de C. M. S. (het kerkelijk zendinggenootschap), de L. M. S. (het Lond. zendinggenootschap), de Staats- en de Vereenigde Vrije kerk van Schotland, de Eng. Presbyt., de lersche Presbyterianen, de Baptistische missies. Ook de China Inland Mission, the American Board of Commissioners for Foreign Mission, the American Methodist Missionary-Society hebben ze van haar ontvangen. Behalve voor de vorming en uitzending van missionaire artsen draagt de Schotsche Vereeniging bij tot den aankoop van medicijnen, instrumenten enz. ten behoeve van medische zendingen in Indië, China, Afrika, Turkije, Syrië, Egypte. Zelve heeft de E. M. M. S. ook eenige missionaire artsen uitgezonden. Thans bezit zij ze alleen in Palestina en Syrië. §X. De Londensche Vereeniging voor Medische zending. (London Medical missionary Association.) Reeds lang voor het jaar 1878, het stichtingsjaar der hierboven genoemde Vereeniging, werden te Londen opgericht kleine vereenigingen van doktoren en studenten in de medicijnen, wier doel was de opwekking en aankweeking van christelijk leven in hunne kringen. Voorname doktoren en docenten aan de verschillende groote klinieken van Londen traden tot die vereenigingen toe, wat dezen krachtigen steun gaf. Ook ontstonden hier en daar kleine gebedskringen, die zich in 1874 vereenigden tot de „Medical Prayer Union" (Bond van medici tot gebed). Door dezen Bond en de vereenigingen van christelijke artsen en studenten werd, kort daarop, te Londen opgericht eene polikliniek naar het model van die te Edinburg, welke in dienst der binnenlandsche zending zou staan. Vier jaren later losten al deze vereenigingen zich op in de London Medical Missionary Association (L. M. M. A.) wier werkzaamheid in den loop der jaren van groote beteekenis is geworden voor de wereld, die van Christus niet weet. Haar doel heeft zij zelf omschreven in dit viertal punten. Zij wil: le de geestelijke welvaart van die studenten, welke verbonden zijn aan de verschillende medische faculteiten in Engeland, bevorderen, alsmede opwekken en aankweeken onder hen en de beoefenaars der medische wetenschap in het algemeen eene grootere belangstelling in med. zendingen; 2. aanmoedigen, en, zoo het noodig geoordeeld wordt, voorthelpen, geschikte Christenbroederen, die begeeren zich te geven voor de M. Z.; 3. medische zendingen vestigen hetzij alleen, hetzij in verband met andere genootschappen; 4. kennis verspreiden van de M. Z. door lezingen, samen- komsten en vooral door de uitgave van een tijdschrift voor missionaire medici. Aan dit laatste gaf de L. M. M. A. reeds kort na hare oprichting gevolg door een tijdschrift uit te geven, tot 1885 om de 3 maanden, thans elke maand verschijnend, dat den naam draagt van Medical Missions at home and Abroad (Medische zending in het vaderland en in den vreemde.) Dit tijdschrift heeft veel er toe bijgedragen, dat men in Engeland de beteekenis der M. Z. beter heeft leeren begrijpen; van den arbeid aller vereenigingen worden daarin kleinere en grootere mededeelingen opgenomen. Van 1878—1885 bepaalde zich voorts de werkzaamheid der Vereeniging hoofdzakelijk daartoe, de grondgedachte, waarvan de M. Z. uitgaat, te verklaren, dezen hulpdienst bij de missie aan te bevelen en hier en daar posten der medische zending in Indië, China, Egypte enz. en beginnende missionaire artsen te steunen met geld, instrumenten enz. Onder de uitnemende leiding van Dr. Fairlie Clarke, den toenmaligen secretaris der vereeniging en den redakteur van het tijdschrift, is een goede grond gelegd voor de latere ontwikkeling van de L. M. M. A. Na zijnen spoedig gevolgden dood zette Dr. Burns Thomson zijnen arbeid voort. In 1885 werd deze opgevolgd door Dr. James Maxwell, die voorspoedig heeft mogen voortbouwen op het werk zijner voorgangers. Door Dr. Maxwell is een aanvang gemaakt met de opleiding van geschikte jonge mannen tot missionaire artsen (1885). In 1890 stichtte de vereeniging een Studentenhuis of Students training home 49 Highbury Park London N., waarin artsen zijn en nog worden opgeleid voor hunne schoone roeping. Tegenwoordig staat dat Tehuis onder de direktie van Maxwell's opvolger, Dr. Soltau, die in zijnen tijd missionair arts is geweest in Indië. Opgenomen worden in den regel alleen zij, die hunne geheele opleiding tot miss. arts bij de Vereeniging wenschen te ontvangen. Bij wijze van uitzondering wordt het aan miss. artsen, die voor hun vertrek naar den vreemde den arbeid aldaar willen leeren kennen, toegestaan, in het studentenhuis eenigen tijd te vertoeven. De eigenlijke kweekelingen moeten hun 18e levensjaar voltooid en het admissie-examen voor de Universiteit afgelegd hebben. Een op christelijken grondslag berustende huisorde regelt het uitwendig leven der bewoners en de direktor leidt hunne studiën. Verboden is in dit Tehuis het rooken en het genot van alkoholische dranken; geboden is: elke week 5 studieavonden en de deelneming aan bepaalden arbeid in de binnenlandsche zending. Overigens studeeren de jonge mannen aan medische faculteiten, die verbonden zijn met hospitalen, waarin zij praktischen arbeid verrichten. Dank zij de krachtige financieele ondersteuning die de L. M. M. A. ondervindt, bedraagt de jaarlijksche pensionprijs voor de studenten slechts ƒ420, zoodat een zuinig student met ƒ540 tot ƒ600 p. j., waarin ook zijn reizen, zijne instrumenten, zijne boeken enz. zijn begrepen, best uitkomt. Op 't oogenblik zijn er 11 studenten, verdeeld over 5 leerjaren. Het is Dr. Maxwell gelukt de in 1875 door Mej. Annie Buttler gestichte en tot 1885 zelfstandig bestaande „Childrens* Medical Missionary Society" (de Vereeniging voor M. Z. voor kinderen) in het laatstgenoemde jaar nauwer aan de L. M. M. A. te verbinden. Dit verbond is voor de Londensche Vereeniging van groot voordeel geweest, want niet alleen, dat de Childrens' Med. Miss. S. veel gedaan heeft, om de M. Z. bij het volk populair te maken, maar ook wierp zij heel wat geld voor haren arbeid af. In 1903 was dit /"2100 en van 1875—1903 toe ƒ54.000. De kinderen hebben in het tijdschrift der L. M. M. A. een eigen hoekje gekregen, waarin op aangename wijze verhaald wordt, vooral wat in de heidensche en Mohammedaansche kinderwereld voorvalt. Onder de heidenen en Mohammedanen heeft de L. M. M. A. geen eigen missionaire artsen; hare kweekelingen gaan in dienst van kerken en genootschappen, die zending drijven. Enkele arbeiden op het terrein der C. M. S.; andere op dat der C. I. M.; andere weer op dat der B. M. S. enz. De missionaire arts der Geref. kerken van Nederland J. G. Scheurer heeft zijne opleiding evenzeer ontvangen bij de L. M. M. A. Eigenaardig is, dat ieder missionaire arts, die in Engeland of Schotland is gequalificeerd als geneesheer, het tijdschrift der Vereeniging gratis ontvangt. In het jaar 1905 bedroegen de inkomsten der L. M. M. A. ƒ22,069, terwijl zij bovendien bezit The Burns-Thomas convalescant Memorial fund van £ 129—10—3. De welbekende miss. arts, Dr. Colin S. Valentine, die in 1905 overleden is, heeft aan deze Vereeniging vermaakt een legaat van 5000 Rupies (ƒ4000), waarvan de jaarlijksche renten moeten gebezigd worden, om aan haren meest verdienstelijken student, die zijne studiën volbracht heeft en gereed staat zijne missionaire loopbaan in te gaan, eene belooning te geven in den vorm, waarin de L. M. M. A. dit verlangt. Dit fonds heet volgens den wil van den legataris naar zijne vrouw, die reeds lang overleden is, „The Janet Christie Valentine Gift . ) § XI. Livingstone College te Londen. Het Livingstone College, dat in het jaar 1893 te Londen is opgericht, bedoelt niet de opleiding van missionaire artsen, maar de toerusting van missionaire dienaren des Woords, die op een post zullen staan, waar geen geneeskundige hulp te verkrijgen is, met de noodzakelijkste kennis van de zoogenaamde kleine chirurgie en de inwendige ziekten in het belang van hunne eigene gezondheid, die der hunnen en die hunner medearbeiders, alsmede van de behandeling van de eenvoudige ziekten der inboorlingen. Ofschoon vooral van de zijde der artsen dit streven in den beginne weinig toegejuicht werd, heeft Dr. Ch. F. Harford ») Te Islington en te St Pancras in Londen heeft de L. M. M. A. twee groote medische zendingen, waar de strijd gestreden wordt tegen de ontkerstening van hen, die naar Jezus Christus heeten. Batterby, vroeger zendeling bij de C. M. S. aan den Niger, de ziel van de oprichters van Livingstone College, hunne vrees voor onbruikbaarheid en ondeugdelijkheid dezer opleiding beschaamd gemaakt door het succes van zijn werk. Verschillende Engelsche, Amerikaansche, Duitsche, Zwitsersche, Zweedsche zendinggenootschappen hebben een aantal hunner zendelingen, daar opgeleid. Ook Nederland, met name de Geref. kerk van Hoogeveen c. a. heeft er gebruik van gemaakt, daar haar miss. dienaar, die thans op het eiland Soemba arbeidt, Wielinga, er eenen volledigen cursus heeft gevolgd. Niemand zal ontkennen, dat het Livingstone College reden van bestaan heeft, zoolang het getal missionaire artsen niet vertiendubbeld — misschien moeten wij zeggen verhonderdvoudigd — is. Voor kwakzalverij is bij de kweekelingen van het L. C. niet te vreezen. Hoort wat een hunner, in China werkzaam, Rev. J. Gilinam, zegt: „Te huis aan den warmen haard, met het oog op het naambord van den dokter, die aan de overzijde der straat woont, is het gemakkelijk over de gevaren van de kwakzalverij te spreken. Maar als men dagreizen ver van iedere geneeskundige hulp af is en zijnen arbeider dagelijks met hevige kiespijnen ziet geplaagd, dan brandt in het hart de vurige wensch, ten minste eene tang bij de hand te hebben en over eenige „gevaarlijke" chirurgische kennis te kunnen beschikken. Of als men zelf op zekeren dag den treurigen plicht te vervullen heeft, zijnen trouwen dienaar te begraven, dien men met eenige droppelen medicijn en eene goede verpleging het leven zou hebben kunnen redden, dan vergaat iemand de lust over de gevaren der kwakzalverij te filosofeeren. Ik zeg dat in vollen ernst; de bittere ervaring heeft mij zoo leeren spreken." De 'volledige cursus in het L. C. duurt een jaar en is verdeeld in drie deelen: I. Onderwijs in de beginselen van Anatomie en Physiologie, alsmede praktische oefeningen aan het ziekbed en in de met het C. verbonden zendingspolikliniek. II. Kliniek en theoretisch onderricht in eenvoudige ziekten en Chirurgie (ontstekingen en wonden van een eenvoudig karakter, beenbreuken, verstuikingen te behandelen wordt geleerd; ook stelpen van bloedingen, eenvoudige hals- long- borst- en buikziekten). III. Kliniek en onderwijs loopende over ziekten en hygiëne der Tropen (de kleeding in de tropen; de voeding; het water; malaria; zwartwaterkoorts; tropische parasieten; cholera enz.). Bovendien maken de missionairen kennis met oog- en huidziekten en met de grondstellingen bij de diagnose, leeren tandentrekken, slaan een blik in de elementaire vroedkunde. Eenige jaren geleden werd besloten studenten voor korter tijdperken dan den vollen cursus van 9 maanden toe te laten. Een groot aantal heeft van deze vrijgevigheid gebruik gemaakt. Het is echter wenschelijk, dat er niet al te veel, en dan slechts in den uitersten nood, van gebruik gemaakt wordt, daar de 9 maanden eenen volledigen cursus omvatten, verdeeld in drie deelen, en geen deel er van, zonder merkbare schade, kan gemist worden. Wel is alles gedaan, om de kortere tijdperken van opleiding zoo nuttig mogelijk te maken, maar het is onmogelijk in korteren tijd dan 9 maanden eene opleiding te geven, die beschouwd kan worden als loonend voor hen, die op eenzame posten geplaatst zullen worden. Misschien zouden verscheidenen van degenen, die L. C. zijn binnengegaan voor korter tijdperken, er niet zijn gekomen, als het volgen van den geheelen cursus verplichtend was gesteld. Daarom heeft het Bestuur zijn besluit hieromtrent niet veranderd, desniettemin blijft het volgen van den volledigen cursus wenschelijk. Af te keuren is zeker wat sommigen doen, een der drie deelen niet geheel te volgen. In den cursus 1904—1905 hebben 7 studenten den geheelen cursus gevolgd, 9 twee derde er van of minder, 6 één deel. In het geheel zijn er nu 246 zendelingen over de aarde verspreid, die het meer of minder volledige onderwijs van het Livingstone College hebben gevolgd. Het leeuwendeel van het onderwijs is voor rekening gekomen van den Directeur Ch. F. Halford en den Vice-Voorzitter G. Basil Price. Hun is hulpe geboden door hun medebestuurslid W. Mc. Adam Eccles, Dr. Sambon en Mr. Cabine (voor het tandheelkundig onderricht). In de West Ham-, Poplar-, en Zeelieden-hospitalen hebben de studenten zich door de welwillendheid hunner besturen practisch kunnen oefenen. Ook in de St. James-the-Less.-M. Zending, die een integreerend deel van het werk van het L. C. vormt. Vroeger, van Oct. 1899 af, gaf de Directeur Har^ord een tijdschrift „Climate", dat zijne lezers vooral inlichtte omtrent de „Tropische geneeskunde" en wenken gaf omtrent het klimaat van verschillende deelen der wereld, de kleeding, het voedsel enz. Gebrek aan tijd heeft den redacteur verplicht de pen neer te leggen. Zijn werk is voor een deel overgenomen door het blad „Journal of Tropical Medicine", doch deze uitgave gaat buiten het L. C. als zoodanig om, dat jaarlijks zich alleen uitspreekt in zijn „Yearbook", waarin het de lezers wenscht te blijven inlichten omtrent de eischen der hygiène in de tropen. Vroeger had het L. C. ook een informatiekantoor, dat den naam droeg van „Travellers Health bureau", waar reizigers voldoende konden ingelicht worden omtrent de landen, waarheen zij wilden gaan. Daar er echter niet veel gebruik van gemaakt werd en het vrij kostbaar was, is het opgeheven. Aan het College zelf kan nu iedereen de inlichtingen over de tropen krijgen, die hij wenscht. In 1904—1905 waren de inkomsten ƒ25,571.70 en de uitgaven ƒ28.167.15. § XII. Zenana Medical College. Wij hebben hierboven reeds gezien, dat in sommige landen o.a. Indië, China de vreemde man geen toegang heeft tot het vrouwenverblijf (in Indië Zenana genoemd). Zelfs in dagen van krankheid wordt geen dokter geroepen, of het moet zijn een inlandsche, en deze dan nog zoo, dat hij zijne zieke niet ziet. „Een ongeloofelijk aantal vrouwelijke onderdanen van het Indische Keizerrijk sterft eenen, menschelijk gesproken, ontijdigen dood," getuigt een man, die Engelsch-lndië meer dan 30 jaren heeft gekend. Aan het leven van de vrouwen is den heiden en den Mohammedaan weinig gelegen. „Laat haar sterven", zei eens een Chineesch echtgenoot van zijne vrouw. „Ik kan eene nieuwe vrouw koopen voor minder geld dan ik moet besteden, om haar beter te maken." Veertig millioen Indische vrouwen schuilen in de Zenana's, die nooit een dokter mag bezoeken. En de inlandsche hulp, die haar van inlandsche vrouwen gewordt, is meer gevaarlijk dan heilzaam. Vrouwelijke missionaire artsen moeten uitgezonden worden voor de vrouwen, zoo voelde meer dan eene vrouw in Engeland. Om nu dezen te vormen werd door Dr. Griffith het „Zenana Medical College" te Londen gesticht. De hier opgeleide vrouwelijke artsen treden in dienst van verschillende zendinggenootschappen, nadat zij de vereischte examens met gunstig gevolg hebben afgelegd. § XIII. Mildmay Institutions. Deze stichting, van William Pennefather, eenen predikant in een der voorsteden van Londen, heeft een complex van gebouwen in de buurt van Newayton Greed Rd, Mildmay Park, waar vrouwen, die naar het zendingsterrein zullen worden uitgezonden, gelegenheid vinden, om eenige opleiding te ontvangen in de geneeskunde. Deze opleiding heeft plaats in het grootste zendingshospitaal van Londen, het in 1893 van Mildmay uit gestichte „Bethnal Green Hospital," en bestaat uit eenen medischen cursus van een jaar of langer, ten einde theoretisch en praktisch de behandeling van eenvoudige ziekten, inwendige en chirurgische, te leeren. Door deze opleiding worden zij beter geschikt, om de vrouwelijke missionaire artsen in haren arbeid te steunen. § XIV. Noord-Amerika. International Medical Missionary Society. De oudste der vereenigingen voor Medische zending in de Vereenigde Staten is de International Medical Missionary Society, die, naar het voorbeeld van de Edinburgsche Vereeniging voor M. Z., in 1881 door Dr. George D. Dowkontt te New-York werd opgericht. Eene kerkelijke confessie heeft zij niet tot haren grondslag gemaakt. Algemeen christelijk is zij. Zoowel mannelijke als (sinds 1889) vrouwelijke missionaire artsen leidt zij op; de laatsten vormen eenen afzonderlijken tak der Vereeniging. In het jaar 1901 bedroegen hare inkomsten/10.800. Sinds de oprichting van dit genootschap tot 1900 zijn 91 mannelijke en 37 vrouwelijke missionaire artsen uitgezonden naar de zendingsvelden in Azië, Afrika en de Nieuw-Hebriden. Reeds in 1895 had Dr. Dowkontt het plan, om een eigen kweekschool op te richten, een „Medical Missionary College", hoofdzakelijk om aan niet-bemiddelde studenten de kostbare studie der medicijnen mogelijk te maken; doch eerst in de laatste jaren is het gekomen tot de stichting van het „International Memorial Medical Missionary College." § XV. American Medical Missionary College in Chicago. Jonger dan de New-Yorksche vereeniging is de American Medical Missionary College, dat den 25en Juni 1885 te Chicago is opgericht onder leiding van Dr. N. S. Davis president en Dr. H. Martijn Scudder, secretaris. De vereeniging is niet confessioneel. Sinds 1895 heeft zij haar eigen kweekschool. De cursus duurt 4 jaren en omvat het geheele gebied der Medische wetenschap. Twee jaren (het laatste mee ingesloten) moeten in het College worden doorgebracht, eer het examen mag worden afgelegd. De vereeniging neemt de kosten voor de opleiding dergenen, die zich bij haar aanmelden, niet voor hare rekening, maar schiet ze hun voor onder zekere voorwaarden. Tot nu toe zijn reeds 85 missioneerende artsen van deze school uitgegaan naar alle landen. Gaf deze vereeniging met dat van New-York een tijdschrift uit met name „Medical Missionary Record", thans geschiedt dit niet meer. § XVI. International Medical Missionary and Benevolent Association. Ofschoon deze Vereeniging het dichtst staat aan de Adventisten van den 7en dag, doet zij toch haren arbeid zonder in nauw verband met eenige kerkgemeenschap te staan. In 1893 is zij opgericht. Eigenlijk meer philantropisch dan missionair in streven, stelt zij zich toch ten doel door de Medische Zending in het vaderland en onder de heidenen het Evangelie te verbreiden. Jaarlijks geeft zij uit de som van ± ƒ96.000. § XVII. Philafricgn Liberators League. In 1896 is dit verbond opgericht. Evenals de vorige Vereeniging is het philanthropisch. Zij heeft hare missioneerende artsen onder de in Angola wonende vrijgemaakte slaven. § XVIII. Duitschland. Verein für ürztliche Mission. Vraagt men, wat het vasteland van Europa heeft gedaan in het belang der Medische Zending, dan is het antwoord beschamend: „Zeer weinig". Slechts 18 miss. artsen heeft Duitschland in het veld gebracht. Slechts"^ Nederland, Noorwegen en Zweden slechts 12, Frankrijk en Zwitserland 4, en dat naast de meer dan 700, die van Amerika en Engeland zijn uitgegaan. Daar zijn echter verschijnselen, die betere tijden beloven. Laten wij met Duitschland beginnen. In dit land en wel te Stuttgart is in Januari 1899, op initiatief van den fabrikant Paul Lechler, te dier stede wonende, en den overleden missionairen arts Dr. Liebendörfer in samenwerking met het Bazelsche zendinggenootschap eene „Vereeniging voor medische zending" opgericht. Wat hare uitwendige uitbreiding betreft, kan gezegd worden, dat zij tot nu toe in Zuid- en West-Duitschland eene reeks afdeelingen heeft verkregen, die de zaak door eenen ijverigen propaganda-arbeid, waarbij de door de Vereeniging uitgegeven geschriften en berichten worden verspreid, bevorderen. Hare werkzaamheid komt in de eerste plaats der Bazelsche zending ten goede, want hare duidelijk uitgesproken bedoeling toch is, de Medische zending van dit genootschap financieel zoo krachtig te steunen, dat er de wasdom van verzekerd is. Dit doel is de Vereeniging tot nu toe goed gelukt. Behalve dit hoofddoel wil de Vereeniging ook andere zendinggenootschappen door haren raad, alsmede door de voor missionaire artsen bestaande medische berichten der Vereeniging, behulpzaam zijn in het vooruitbrengen van hare Medische zending. Het Bestuur der Vereeniging, bestaande uit minstens 7 leden, coöpteert zich, in overeenstemming met het Bazelsche Zendinggenootschap. Dit genootschap heeft bovendien het recht in dat Bestuur drie vertegenwoordigers te kiezen en zoo noodig te vervangen. Art. II van de Statuten der Vereeniging omschrijft hare werkzaamheid op de volgende wijze: a) de deskundige onderrichting der missionaire artsen, wien, op de voor hun beroep dienstige manier, de ontdekkingen en ervaringen op het gebied der geneeskunde, chirurgie en tropenhygiëne toegankelijk gemaakt worden, voor zoover de middelen het toelaten; b) de geldelijke ondersteuning der jonge medici, die zich voor den dienst in de M. Z. voorbereiden; c) de aanschaffing van boeken, instrumenten, geneesmiddelen en verbandstoffen voor de missionaire artsen; d) de ondersteuning van oude en de stichting van nieuwe zendingsposten en hospitalen der M. Z. op zendingsterreinen. De inkomsten dezer vereeniging waren voor 1905 Mrk 41.309.84 en de uitgaven Mrk 37.662.60. Door hare bemoeiingen is te Bonak*lXKamerun) een zendingshospitaal van ƒ24.000 gebouwd. In Indië kon de post te Calicut uitgebreid en een tweede station te Bettegeri opgericht worden. Ook is een zendingshospitaal door hare bemiddeling in Kayent'afru (China) gekomen. In hare jaarvergadering van 19 Oct. 1905, onder voorzitterschap van den boven reeds genoemden Paul Lechler, heeft de Vereeniging het plan gevormd een „Institut für arztliche Mission", ter opleiding van jonge missionaire artsen en een „Samari- terschule" voor missionairen, die op het punt staan uitgezonden te worden of met verlof tijdelijk in het vaderland vertoeven, te bouwen. Heeft het eerste tot doel de wetenschappelijke en praktische vorming van gequalificeerde missionaire artsen, het laatste beoogt de geneeskundige „training" van missionairen. Te Tubingen, welks universiteit, met name hare Medische faculteit, dezen arbeid goedgezind is, zal het een als het ander gevestigd worden. Een zendingsvriend gaf reeds /18.000 voor den aankoop van den grond, waarop de bedoelde stichting zal verrijzen. Zoodra er j 60.000 is, wordt aan den bouw begonnen. Reeds is eene circulaire verspreid, waarin om geld gevraagd wordt voor het goede doel. De commissie, die de stichting zal besturen, moet bestaan uit vertegenwoordigers van den „Verein für arztliche Mission" en representanten van alle Duitsche zendinggenootschappen, die zich voor die zaak interesseeren. De Verein zal het initiatief nemen voor de vorming van de commissie en den eersten tijd den directeur der Stichting betalen. Eindelijk zal een museum met het oog op de tropenhygiëne aan de stichting verbonden worden, voor wier oprichting de hulp der Duitsche miss. artsen zal worden ingeroepen. Later zal nog beslist worden, of er een bescheiden ziekenhuis, ter behandeling van ziekten der tropen, zal gebouwd worden. Niet minder dan 15 zendinggenootschappen hebben deze circulaire onderteekend en verspreid, alsmede 7 mannen van aanzien en het Bestuur van den „Verein für arztliche Mission." De wensch is, dat alle missies door deze stichting zullen gediend worden. § XIX. Nederland. Nederland heeft twee vereenigingen, die zich ten doel stellen de M. Z. op het Zendingsterrein te steunen. De eerste draagt den naam van A. Vereeniging: „Dr. Scheurers Hospitaal." Deze Vereeniging is door eenige dames opgericht den 25en Jan. 1899 met de bedoeling deM. Z., die uitgaat van de Gereformeerde kerken in Nederland en gevestigd is te Djocja, te steunen. Haar doel omschrijft zij nader in Art. 1 harer Statuten. „De Vereeniging stelt zich uitsluitend ten doel: 1. gelden te verzamelen voor de oprichting en instandhouding van Dr. Scheurer's Hospitaal (het Petronella-Hospitaal), welke zij dan aanstonds ter beschikking stelt van den kerkeraad der Gereformeerde Kerk te Amsterdam; 2. te zorgen, dat dit Hospitaal steeds voorzien zij van de noodige kleedingstukken, linnengoederen en dergelijke. Het bestuur bestaat uit vijf vrouwelijke leden, allen bij voorkeur te Amsterdam woonachtig, die benoemd worden op voordracht van het Bestuur, door den Kerkeraad der Geref. kerk te Amsterdam. In zake organisatie, leiding in financieele administratie wordt het Bestuur bijgestaan door eenen deskundige, dien het uitnoodigt als adviseur zijne vergadering bij te wonen." De inzameling der gelden geschiedt op de volgende wijze: „De medewerkers zijn verdeeld in hoofden en leden. Elk hoofd zoekt vier leden, die evenals het hoofd zelf, ƒ0.25 per drie maanden betalen. De hoofden halen bij hunne leden alle drie maanden deze contributie op en zenden elk half jaar f 2.50 aan het Algemeen Hoofd." „Om de administratie te vereenvoudigen, heeft het Bestuur in plaatsen, waar voor de Vereeniging gewerkt wordt, „Alge- meene Hoofden" (voor het plaatselijk Secretariaat en Penning- 6 meesterschap), die elk half jaar de aldaar verzamelde gelden in ontvangst nemen en aan de Algemeene Penningmeesteresse overmaken. Hun worden door het Bestuur kasboekjes gezonden, waarin zij aanteekening houden van de namen hunner hoofden en leden met de door hen gestorte contributiën en van eventueele extra-giften. De opgaven van die contributiën en giften, met vermelding van het aantal hoofden en leden, worden elk half jaar ter verantwoording met het geld gezonden aan de Algemeene Penningmeesteresse. Tevens houden de Algemeene Hoofden eene alphabetische lijst van de plaatselijke hoofden met bijvoeging van hunne woonplaatsen en van de namen en woonplaatsen hunner leden, opdat, wanneer een Algemeen Hoofd zijn werk aan een ander moet overdragen, er geen verwarring ontstaat." Tweemaal in het jaar worden de contributiën afgedragen aan de Commissie van Beheer der Geref. Kerk te Amsterdam. „Ten behoeve van de linnenkast van het Hospitaal worden in onderscheidene plaatsen naaivereenigingen opgericht. De leiding van dezen tak van arbeid is in handen van het Algemeen Hoofd der Naaivereenigingen, bij voorkeur te Amsterdam woonachtig, die op uitnoodiging van het Bestuur als zoodanig optreedt en in overleg met den Geneesheer-Direkteur van het Hospitaal werkzaam is." Deze vereeniging bracht in 1906/7 voor het Petronella-Hospitaal samen de som van ƒ10,015.125, waarvan ± ƒ700 besteed werd voor de linnenkast, terwijl het overige gestort werd in de kas der M. Z., onder beheer van de Geref. Kerk van Amsterdam staande. B. Vereeniging tot oprichting en instandhouding van Hospitalen in China ten dienste der Medische Zending. De Vereeniging tot oprichting en instandhouding van zendingshospitalen in China is opgericht in het jaar 1897 te Rotterdam. Aanleiding tot hare stichting gaf een bezoek in dat jaar van Dr. J. A. Otte, missionair arts bij de „Dutch Reformed Church" van Amerika. ') Negen jaren had deze te Sioke in China een zendingshospitaal, door hem opgericht, bestuurd, hetwelk menigen Chinees, man en vrouw, ten rijken stoffelijken en geestelijken zegen is geweest. Aangezien hij na die 9 jaren het oude hospitaal gerust kon toevertrouwen aan eenige, door hem onderwezen en tot geneesheer opgeleide Chineezen, onder leiding van eenen nieuwen missionairen arts, besloot hij naar de zeeplaats Amoy te gaan en aldaar een nieuw hospitaal op te richten. Bij een bezoek aan Amerika kreeg hij de som van ƒ24.000, noodig voor den bouw van een zendingshospitaal ten behoeve van zieke mannen. Daarop toog hij naar Nederland, om daar het ontbrekende voor de oprichting van een vrouwenhospitaal, zijnde ƒ5000, te verkrijgen. Dit gelukte hem. Te gelijker tijd werd de bovengenoemde vereeniging te Rotterdam gesticht, staande onder de leiding van een Heeren-Comité van 9 leden en een DamesComité van 6 leden, wier doel is de onderhouding en uitbr^icjing van het Nederlandsch-Vrouwenhospitaal te Amoy. Dr. jy van Staveren te Rotterdam is de ziel van dezen arbeid. § XX. Inrichtingen tot opleiding van missionaire artsen. A. Engeland. Toen wij de Vereenigingen voor M. Z. in Engeland hierboven bespraken, hebben wij ook reeds vermeld de inrichtingen tot opleiding van Missionaire artsen, van een tweetal harer uitgaande. Hier noemen wij slechts hare namen. 1. Livingstone Memorial Medical Missionary Training Institution Cowgate 39, gesticht in 1877. 2. Millner Memorial 56 George Square, beide te Edinburgh en uitgaande van de Edinburgh Medical Mission Society. 3. Students Training home 49 Higtbury Park te Londen, uitgaande van de London Medical Missionary Association. ') Dr. J. A. Otte is van geboorte een Nederlander, doch zeer jong met zijne familie naar de Vereenigde Staten van N. Amerika vertrokken. B. Amerika. In Amerika bestaan de volgende inrichtingen tot opleiding van missionaire artsen, reeds door ons vermeld. 1°. International Memorial Medical Missionary College te New-York, uitgaande van de International Medical Miss. Society te New York. 2°. American Medical Missionary College, in 1895 opgericht te Chicago en uitgaande van het American Med. Missionary College in Chicago. C. Duitschland. Op het oogenblik bestaat in Duitschland nog geene inrichting tot opleiding van miss. artsen. De dag is echter, naar wij hopen, niet verre meer, dat er zulk eene inrichting zal verrijzen in verband met de Universiteit van Tubingen. De missionaire artsen, die de Duitsche zendingvereenigingen uitzenden, hebben hunne opleiding aan de openbare Hoogescholen genoten, tenzij zij gebruik gemaakt hebben van de Britsche inrichtingen. In laatstgenoemd geval worden zij op Duitsch territoir niet als artsen toegelaten, tenzij zij de gewone medische examina aan de openbare universiteiten van Duitschland hebben afgelegd. D. Nederland. In Nederland vindt men evenmin als in Duitschland eene inrichting tot opleiding van missionaire artsen. De missionaire artsen, die het Nederl. Zendelingengenootschap en de Geref. kerken hebben uitgezonden, zijn gevormd aan de openbare Universiteiten of aan eene Britsche inrichting. Pogingen tot oprichting van zulk eene inrichting, als hier bedoeld wordt, zullen niet licht aangewend worden. Veler hoop is gevestigd op de Medische faculteit der Vrije Universiteit, waarvan de beginselen zich reeds vertoonen. De doktoren, die in het Buitenland zijn opgeleid, moeten in Nederland de gewone medische examina afleggen, om voor het gansche Nederl. territoir als geneesheer gequalificeerd te zijn. Wat onze Indiën betreft, hebben zij zich te onderwerpen aan een examen voor eene geneeskundige Commissie, waardoor zij de bevoegdheid ontvangen in genoemde koloniën als arts op te treden. E. Noorwegen, Zweden, Denemarken en Frankrijk. In niet een dezer landen vindt men inrichtingen tot opleiding van miss. artsen. Voor zoover wij weten, wordt daar zelfs aan iets dergelijks niet gedacht. § XXI. Inrichtingen tot opleiding van missionaire artsen uit de inlanders op de zendingsterreinen. A. Voor Indië. a. Beginselen van inrichtingen, als hier bedoeld worden. Van het oogenblik af, dat de M. Z. zich met bewustzijn begon te openbaren, heeft men zich in Indië op vorming van goedgeschoold hulppersoneel (verplegers en verpleegsters, hulpapothekers en assistent-artsen) voor de hospitalen toegelegd. Tot 1880 behielp men zich met een soort oefenscholen, door enkele missionaire artsen, ieder voor zich opgericht, waarin zij genoegzaam ontwikkelde jongelingen of vrouwen onderricht gaven, bijv. Dr. Grant te Dschaffna (Amer. Board) sinds 1846 en Miss. Dr. Hawlett (C. M. S.) te Amritsar enz. Dr. Dease (Am. Epise Meth.) te Bareilli ging een stap verder. Hij maakte leerboeken voor de Med. vakken, ten behoeve zijner scholieren, en zette de Med. kunstuitdrukkingen in het Tamulsch over. Al deze scholen waren echter alleen voldoende op niet rechtstreeks Britsch territoir o. a. in Zuid-Travancor (Neyoor's hospitaal), maar in eigenlijk Engelsch-Indië waren de eischen zwaarder. Hier kwam het tot Medische scholen, al ontbreekt het er nog niet aan particuliere opleidingen. b. Agra Medical Missionary Training Institute. Te Agra, eene stad in Noord-Indië, welke meer dan 100.000 inwoners telt, verrees in 1881 de „Agra Medical Missionary Training Institute". Stichter dezer kweekschool voor missionaire artsen uit de inboorlingen is Dr. Colin Valentine, die zijne stichting in 1886 met de Edinburgsche Vereeniging voor Medische zending (E. M. M. S.) in verband heeft gebracht. Deze C. Valentine ging in 1861 als missionair arts der „Vereenigde Presbyteriaansche kerk van Schotland" (thans vereenigd met de Vrije kerk van S.) uit naar Radschputana. ') Onder de grootste zwarigheden en de bitterste miskenning der bevolking heeft hij jaren achtereen gearbeid te Beawr (Biaur) in den staat Mairwarra, tot het hem gelukte, bij gelegenheid eener cholera* epidemie in de stad, bij de inwoners door zijne bereidwillige en met goed succes bekroonde hulp de overtuiging te wekken, dat hij tot hen gekomen was, om voor hen het goede te zoeken naar lichaam en ziel. Na eenige jaren van ingespannen arbeid moest hij, ter herstelling zijner diep geschokte gezondheid, de koele toppen van den Himmalayah opzoeken. Op zijnen weg derwaarts passeerde hij Jeypore. Terwijl hij daar toefde, ging hij ter audiëntie bij den Maharadjah (vorst), die hem, in den loop van het gesprek, meedeelde, dat een zijner meest geliefde Ranees (gemalinnen) zeer zwaar ziek was en de inlandsche doctoren haar opgegeven hadden, aan welke mededeeling hij het verzoek voegde, of Valentine haar eens wilde bezoeken. Deze stemde daarin toe en het gelukte hem, den aard der ziekte van de Ranee te onderkennen. God zegende zijne geneesmiddelen en de zieke genas. Vóór dezen tijd had geen zendeling toestemming kunnen krijgen, om zich in dezen staat op te houden. Na de herstelling der Ranee werd Dr. Valentine het voorstel gedaan, te Jeypore te blijven als 's vorsten lijfarts. De geneesheer deelde toen den Maharadjah mêe, dat hij een zendeling was en ') Onder Radschputana verstaat men de 15 vorstendommen met de hun onderworpen vazal-rijkjes, die liggen tusschen de Pandschab en het plateau van Maliva. Het volk behoort tot een stam, die zich aldaar neerzette. dus voor de eervolle benoeming aan het hof moest bedanken, tenzij hem toegestaan werd, ongehinderd zendingsarbeid te doen. De vorst nam de voorwaarden aan; Dr. Valentine bleef te Jeypore en maakte van zijnen invloed gebruik, om in dit heidensche land van 3.5C0.000 zielen het Evangelie van Christus te verkondigen. Hij opende scholen, huurde in de drukste straat der stad een winkel, waarin bijbels en christelijke boeken en traktaatjes verkocht werden; een groot deel van zijn aanzienlijk honorarium gaf hij aan de zending tot onderhouding van Evangelisten en onderwijzers. Doch de vijand rustte evenmin als de missionair en deed zijn best, den zendingsarbeid tegen te werken. Toen dit Valentine verdroot, begaf hij zich tot den Maharadja en zeide: „Uwe koninklijke Hoogheid kan mij natuurlijk gebieden, de scholen en den winkel te sluiten, ook mij de straatprediking ontzeggen, maar op den dag, dat Uwe Hoogheid dit doet, verlaat ik Jeypore." Dit protest hielp. In 1874 keerde Dr. Valentine ter wille zijner geschokte gezondheid naar Engeland terug. Na zich losgemaakt te hebben van den Maharadjah van Jeypore, gebruikte hij den tijd van zijn verlof in het vaderland, om gelden bijeen te brengen voor de oprichting van eene „Christelijke Medische school" in Indië. Voor dit doel bracht hij geheel Engeland in beweging, hield spreekbeurten en collecteerde tusschen de ƒ36.000 en ƒ42.000. Hiermee is Valentine begonnen de opleidingsschool voor inlandsche missionaire artsen te Agra, wier roem onder de flinke directie van hemzelven door geheel Indië is verbreid. Sir William Muitv op het laatst zijns levens een der directoren van de E. M. M. S. te Edinburg (f 1905), heeft als Luitenantgouverneur der Noord-West-Provinciën veel belang gesteld in den arbeid van Dr. Valentine en verscheidene faciliteiten verleend aan diens studenten, welke het Gouvernement Medical College te Agra voor de zijne had. De cursus duurt 4 jaren. Het eigenlijke wetenschappelijk-geneeskundig onderwijs ont- vangen de studenten aan de Medische school der regeering, het godsdienstig onderricht en de oefening in het praktisch werk van den missionairen arts in het „Training Institute". Na voltooiing hunner studiën leggen zij het examen af, dat, bij welslagen, hun een volledig artsdiploma aanbrengt. De student woont in het „Institute" en krijgt den kost en de voor de studie noodige boeken. Voor hem wordt jaarlijks ƒ 120.— betaald aan de inrichting óf door de Zendingsvereeniging, die hem naar Agra zendt, öf door zendingsvrienden, die hem laten opleiden. Hierdoor wordt de persoonlijke belangstelling in de jeugdige missionaire artsen uit de inboorlingen levendig gehouden en de Direkteur rapporteert aan degenen, die betalen, over het gedrag en de vorderingen van hunne beschermelingen. Precies als in het Livingstone Memorial te Edinburg worden de jonge medici voor hunne toekomstige taak voorbereid door eene geneeskundige en evangelisatorische opleiding aan eene bij het „Training Institute" behoorende polikliniek. Zij houden daar korte bidstonden en toespraken, waarvoor zij toegerust worden door een grondig onderwijs in de heilswaarheden. Aan eene bepaalde kerkleer sluit deze stichting zich niet aan. Episcopalen, Methodisten, Presbyterianen, Baptisten enz. werken en bidden hier samen, slechts vervuld van de begeerte, zondaren naar Jezus te leiden. De vraag naar jonge missionaire artsen uit de inboorlingen is grooter dan het aanbod. In 1901 heeft Dr. Valentine om gezondheidsredenen zijnen arbeid moeten neerleggen. Op reis naar het vaderland stierf zijne vrouw. Hij zelf is in 1905 overleden te Teignmouth in Devonshire. Hij was een man van een groot verstand en een kinderlijk gemoed. Zoolang hij in zijnen arbeid was, werkte hij veel met de pen en schreef zoowel in het Engelsch als in het Hindoesch. Zijn hart was steeds warm voor ongelukkigen. Zoo verzamelde hij tijdens den hongersnood van 1900 28900 rupies voor hen, die honger leden. lederen Zondag preekte hij in zijne „Bedelaarskerk" te Agra, voor eene verzameling van verminkten, kreupelen, blinden en behoeftigen, aan wie hij ook aalmoezen uitdeelde. In het daareven genoemde hongerjaar klom hun aantal tot 7000. De opvolger van den onvergetelijken Valentine is Dr. Huntley, die reeds sinds 1886 met de Vereenigde Presbyterianen (nu een met de Vrije kerk) van Schotland in Radschputana samen gewerkt heeft. In het jaar 1905 was het aantal studenten van het „Training Institute" zestien. Agra's inrichting bezit een legaat van £ 1350 van Mrs. John Bowson. c. North India School of Medicine for Christian Women te Lugdiana. Wij hebben boven reeds gezien, dat geneeskundige hulp voor de Indische vrouwen in verreweg de meeste gevallen niet te krijgen is, omdat het den artsen streng verboden isdeZenana's binnen te gaan en er geen stand van vrouwelijke artsen in het Hinduistische Indië bestaat. De eerste stoot tot eenen beteren toestand der kranke vrouwen van 't Indisch Keizerrijk is gegeven door Lady Dufferin, de gemalin van den Indischen Onderkoning Lord Dufferin uit de jaren 1884—1888. Zij stichtte de „Lady Dufferin Fund," waarvoor zij van rijke Engelschen en Indiërs aanzienlijke bijdragen wist te krijgen. Hieruit zijn in een groot aantal meest Noordindische steden vrouwen-hospitalen gebouwd, voorzien van vrouwelijke artsen en kraaminrichtingen, waaraan flinke vroedvrouwen zijn aangesteld. Behalve dit fonds heeft de hooge Vrouwe in 1886 opgericht de „National Association for supplying medical aid to the Women of India", ter vorming van vrouwelijke artsen, verpleegsters en vroedvrouwen, wien opgelegd werd, dat zij in hun werk neutraal moesten zijn, tegenover eiken doch vooral tegenover den Christelijken godsdienst. Koningin Victoria nam het protectoraat dezer Vereeniging op zich. Aan geld ontbrak het Lady Dufferin niet, van alle kanten vloeide het haar toe. Een oude dame gaf ƒ144.000; een Parsi ƒ 120.000; een Modammedaansche boekdrukker te Luknow ƒ 18.000 enz. Het eerste jaarverslag gewaagde van een inkomst van /276.000. De vereeniging onderhoudt thans 74 vrouwelijke artsen en 52 assistenten, 50 hospitalen voor vrouwen en kinderen en dubbel zooveel poliklinieken; 257 studenten studeeren aan verschillende medische faculteiten. Het verplegingspersoneel bestaat grootendeels uit Eurasiërs (verkorting van het Europeesche Aziers, kinderen van eenen Europ. vader en eene Indische moeder) daar de Hindoesche vrouwen nog niet goed deze zaak aandurven. De missionairen hebben getracht, deze Vereeniging in godsdienstige beddingen te leiden, maar dat is hun niet gelukt. Dit deed hen een eigen weg inslaan. Sommige hunner plaatsten jonge bijzonder begaafde Hindoe-Christinnen aan de Medische faculteit te Agra, waar mannelijke studenten studeerden, doch dit bleek schadelijk voor het geestelijk en zedelijk leven der meisjes, ofschoon zij in „Tehuizen" der zending of hostels woonden. •) Deze nieuwe teleurstelling bracht een aantal vrouwelijke missionaire artsen in December 1893 te Ludhiana in Pandschab bijeen. In deze samenkomst werd besproken en unaniem toegestemd de noodzakelijkheid van eene Christelijke opleidingsschool voor vrouwelijke Hospitaal-assistenten (dokters van een eenigszins lageren graad dan de Universiteitsgraden), die haar wetenschap en kunst in den dienst des Heeren wilden stellen. Tegelijk werd besloten, zich den steun van de verschillende missies te verzekeren, ofschoon de school op zich zelf zou staan. Met de uitvoering van het plan werd belast een tweetal vrouwelijke missionaire artsen, met name Miss. Dr. Edith Brown, de ontwerpster van het plan en Miss Rose Greenfield, die in 1851 op eigen kosten een polikliniek geopend en in 1889 het Charlotte-hospitaal te Ludhiana had gesticht. Van alle zijden werd het plan dezer vrouwen toegejuicht en gesteund. Hierdoor werd het mogelijk, de gewenschte school reeds in den herfst van 1894 te Ludhiana (Pandschab) te openen onder den naam van „North India School of Medicine for *) De Episcopale Methodisten richtten o. a. een eigen kosthuis voor vrouwelijke studenten in de medicijnen te Agra op. Christian Women (N. I. S. M.)." Zij staat onder de direktie van een generaal Comité, bestaande uit missionairen en vrouwelijke missionaire artsen van de verschillende zendinggenootschappen met hulpvereenigingen in Engeland (Londen, Dublin) en in Amerika. Het wetenschappelijk onderwijs aan de a.s. artsen wordt gegeven door Dr. Edith Brown, bijgestaan door eerst drie, thans vijf ambtgenooten en loopt over de volgende vakken: Anatomie, Chirurgie, Gyneacologie, obstetrie, kleine chirurgie, Materia Medica en geneeskunde, medische rechtswetenschap, physiologie, praktijk der geneeskunde. De talen, waarin het onderricht gegeven wordt, zijn Engelsch en Urdu. De practische opleiding krijgen de studenten aan het Charlotte-hospitaal, waarvan hierboven sprake is met de daarbij behoorende poliklinieken; en toen dat te klein bleek, daar het slechts 24 bedden had, werd in Nov. 1898 een nieuw en grooter Hospitaal, het Memorial-hospital, geopend. In 1906 is ook voltooid de nieuwe Victoria Memorial Dispensary, benevens eenige ziekenvertrekken. Behalve de zendingshospitalen bezit Ludhiana nog een stedelijk hospitaal, waar de studenten ook mogen komen, om deel te nemen aan operaties en secties. Ook worden vele bezoeken in de stad aan de huizen bij de zieken gebracht. De cursus duurt vijf jaren. De Universiteit van Lahore heeft, na lange tegenwerking, besloten, om den goeden naam, welke van deze school uitgaat, hare leerlingen toe te laten tot het staatsexamen, welke ten harent moet worden afgelegd ter verkrijging van het arts-diploma. Daar is nog een tweede cursus tot vorming van Apothekeressen, welke ook aan een staatsexamen onderworpen zijn. Een derde cursus vormt verpleegsters. Eindelijk heeft de school van Ludhiana nog eene opleiding voor vroedvrouwen, die zich ook op een staatsexamen te Lahore hebben voor te bereiden, om hare wettelijke qualificatie te ontvangen. Verscheidene zendinggenootschappen zenden hunne vrouwelijke missionaire artsen bij hare aankomst in Indië nog voor een jaar naar Ludhiana, om er de taal te Ieeren, bij het onderricht behulpzaam te zijn en met de Indische wijze van werken in de M. Z. kennis te maken. Het aantal leerlingen uit de inboorlingen varieert tusschen 36 en 45. De school van Ludhiana heeft vele voordeelen boven de gouvernementsscholen van denzelfden aard. Vooreerst wordt in laatstgenoemde onderwijs gegeven aan de vrouwelijke studenten door niet-christelijke inlandsche leeraars. Volgens landsgebruik mogen de meisjes aan hare leeraars geene vragen doen. Gevolg hiervan is, dat veel onbegrepen blijft. Voorts schrikt het samenzijn van mannelijke en vrouwelijke studenten aan ééne Hoogeschool menige familie af, om hare dochters naar de regeeringsscholen te zenden. Eindelijk is de onchristelijke geest op de laatstgenoemde scholen voor eiken christenvader een beletsel, om zijne kinderen derwaarts te zenden. Behalve op hunne wetenschappelijke studiën leggen de leerlingen der Medische school van Ludhiana zich toe op het onderzoek des Bijbels, zoodat zij alle jaar met eere doorstaan de examens, die hare zendinggenootschappen afnemen omtrent hare kennis van den Bijbel. Jaarlijks moet door deze £ 15 betaald worden voor een meisje, dat den cursus voor arts volgt. De regeering geeft voor elke studente eene subsidie, gelijkstaande met die, welke zij betaalt voor de a.s. artsen, apothekers en vroedvrouwen harer scholen. Per maand is dit £ 15. In 1905 was de geheele subsidie 3000 rupies. Particulieren geven/13.000. In andere aangelegenheden komt het gouvernement ook te hulp, o.a. in het aanvullen van de leermiddelen en in het schenken van land, van geld tot uitbreiding der school enz. In 1906 was dit laatste 25000 rupies (/20.000 ruim). Vermelden wij hierbij nog, dat in een dorp bij Ludhiana melaatschen wonen, die onder behandeling der school zijn. B. Voor China. a). Canton Christian College. Deze Medische school te Kanton staat onder de leiding van eenen Amerikaanschen missionairen arts, maar vormt niet zoozeer direkt missionaire als wel christelijke artsen. b). Union Medical College te Peking. Dit laatste geldt ook tot zekere hoogte voor de Union Medical College van Peking, ofschoon zij eene vrucht is van de zending en ook haar dient. Den 13en Februari 1906 is deze veelbelovende school der wetenschappen met grooten luister geopend. Den dag te voren was zij Gode opgedragen in eene godsdienstige samenkomst, waarbij vertegenwoordigers van alle zendingen en inlandsche kerken in China aanwezig waren. Bij die gelegenheid werd gesproken in het Engelsch door bisschop Scott van de Anglikaansche kerk en Dr. Wherry van de Amerik. Presbyt. missie, en in het Chineesch door twee predikanten van de Americ. Board en de Method. Episc. missie. De opening werd bijgewoond door de gezanten van Engeland en Amerika, door Sir Robert Hart en andere vreemde notabiliteiten, door de presidenten en vice-presidenten van de vijf Chineesche ministeries, door de prinsen en tal van hooge ambtenaren, omstreeks 100 personen. De gouverneur van Peking en vice-president van het ministerie van buitenlandsche zaken Na-Tung opende als officieele vertegenwoordiger van de Keizerinweduwe de vergadering, nadat bisschop Scott gebeden had. De Engelsche gezant Sir E. Swatow sprak het eerst in het Engelsch (zijn woord werd in het Chineesch vertaald door Rev. S. E. Meech) over het ontstaan en het doel van het College. Hierna betuigde Zijne Excellentie Na-Tung, dat de Keizerin-weduwe, op wier last hij daar was, reeds door eene bijdrage (van/16.800) hare oprechte belangstelling in het instituut, dat nu zijne bestemming ging bereiken, getoond had, prees de groote diensten, die de Britsche gezant (die bewerkte, dat de Keizerin-weduwe hare gift schonk), Sir Robert Hart, de generaal-inspektor der keizerlijke doeanegelden, de Tataren-generaal van Mukden en andere Chineezen van naam aan het werk bewezen hadden en sprak de hoop uit, dat het zoo spoedig en met zoo veel offers tot stand gekomen College „een zaak van onberekenbaren zegen voor de Chineezen zou worden en zijn naam heinde en verre door het geheele rijk zou klinken." Van bijzondere beteekenis was, dat de Amerikaansche gezant, de Heer Rockhill, bij deze gelegenheid de verwachting uitsprak, dat den gegradueerden van de Christelijke Hoogeschool dezelfde rechten zouden verleend worden als den studenten van de Regeeringsscholen nl. den effectus civilis harer graden. Ook Sir Robert Hart uitte behartingswaardige woorden in aansluiting aan de hoop, dat de Stichting zich in den steun der regeering zou verheugen, daar hierdoor een begin gemaakt zou worden met de wetenschappelijke medische opleiding der Chineezen in hun eigen land. Het aldus ingewijde Medical College van Peking, hetwelk ter eere van den pionier der M. Z., missionair der L. M. S., Lockhart, LocKHART-College genoemd is, welke naam ook in gulden letteren prijkt aan het front van het gebouw, vormt de Medische faculteit van de Universiteit, die de Unie van een viertal voorname missies, te Peking werkzaam, n.1. de L. M. S., de Americ. Presbyt., de Meth. Episc. en de American Board (Congregational) plan heeft op te richten. Deze Unie is gesloten in het belang van het christelijk onderwijs, van de zending uitgaande, zoowel wat de degelijkheid en de krachtsontwikkeling als wat de zuinigheid betreft. Wat toch geen dezer vereenigingen afzonderlijk zou kunnen doen, kan door zulk eene samenwerking geschieden. Elk der geünieerde missies neemt de leiding in een of ander deel der wetenschappen op zich: Theologie, (de Amerik. Presbyt. Mission), letteren en natuurwetenschap (de Americ. Board en de Meth. Episc.) en Medicijnen de L. M. S. Daartoe voorziet ieder harer in de noodige gebouwen en de uitrusting voor de faculteit, welke zij voor hare rekening genomen heeft. Als de gebouwen klaar zijn en toegerust, draagt iedere missie haar aandeel bij in de loopende uitgaven, naar evenredigheid van het getal harer studenten, aan de Universiteit studeerend. Iedere zending moet minstens één professor geven voor den staf der Hoogleeraren. Daar aan de L. M. S. de eer te beurt viel, de verantwoordelijkheid op zich te nemen van het Medisch onderwijs, is onder leiding van Dr. Cochrane, den miss. arts der L. M. S. te Peking een schoon complex van gebouwen voor de Med. faculteit verrezen. De Medische faculteit heeft op het oogenblik ongeveer een lOOtal hospitaalpatiënten, deels in de gebouwen der faculteit en deels in een hospitaal, dicht bij gelegen, onder hare behandeling; het plan is echter, om zoo spoedig mogelijk op te richten een volledig en geheel aan de eischen des tijds beantwoordend hospitaal in direct verband met de school. De staf van Hoogleeraren bestaat uit 9 personen, genomen uit de zendingsorganisaties, die de Unie vormen. Dezen worden geassisteerd voor speciale vakken door 13 Lectoren, die of te Peking wonen of het kunnen schikken, voor een bepaalde serie van lezingen en demonstraties, hun vak betreffende, naar Peking over te komen. De stichting bevat een leeskamer en onderwijs-lokalen voor 350 a 400 studenten. Het plan is, zoo mogelijk, jaarlijks 70—80 studenten, Christenen en niet-Christenen, toe te laten voor den 5jarigen cursus. Dr. Cochrank, de deken der faculteit, ontving van 200 sollicitanten verzoeken om toelating tot de colleges der Med. faculteit. Jaarlijks zal er noodig zijn een som van 20.000 Taels (ƒ33.600), om te voorzien in de loopende uitgaven, waaronder echter niet begrepen zijn de salarissen voor de Hoogleeraren, waarvoor de verschillende zendinggenootschappen, waartoe zij behooren, moeten zorgen. Het voornemen der zending is, om, zoo de Universiteit te Peking levensvatbaarheid toont te hebben, dergelijke inrichtingen ook in Centraal- en in Zuid-China in het leven te roepen en voorts volledige medische scholen in iedere provincie van China. Ook moeten mettertijd de missionaire artsen, die nu doceeren, vervangen worden door Christenmannen, die zich geheel aan hunnen wetenschappelijken arbeid kunnen geven en onder de studenten het Evangelie brengen. Om dit doel te bereiken zal het noodig zijn genoegzaam geld voor de salarissen der professoren te vinden. De cursus der Med. faculteit duurt 5 jaren, ieder van 9 maanden. Het jaar begint op of omstreeks den 20en van de Chineesche eerste maand (14 Febr. voor 1906) en loopt tot 20 Juni; en dan weer van ongeveer 20 Sept. tot het Chineesche Nieuwe jaar. De leercursus is zoo geregeld, dat de fundamenteele vakken worden geleerd in de eerste twee jaren op de colleges en in het laboratorium; en het onderricht in de ziektenleer, in de chirurgie enz. gegeven wordt in de laatste 3 jaren. Men verwacht, dat in het 5e jaar de studenten op de ziekenzalen zullen werken en assisteeren in de kliniek en de operatiekamers, om op die wijze ondervinding op te doen in de diagnose en de behandeling van ziekten onder leiding van de hoofden der departementen, die het hier geldt. Behalve het hospitaal, aan de faculteit verbonden, staan de andere hospitalen en poliklinieken in de stad open voor de klinische training van den student. Het collegegeld voor den geheelen cursus bedraagt 200Taels. Extra-kosten voor inschrijving enz. zijn er niet. Het geheele bedrag van het collegegeld moet verzekerd worden door een contract, geteekend door minstens één borg en goedgekeurd door den deken der faculteit, die ook nadere inlichtingen geeft. Slaapgelegenheid wordt den student verschaft, maar voor zijn eten, voor verwarming en verlichting van zijn kamer moet hij zelf zorgen. De kosten van dit laatste schat men op vijf mexic. dollars per persoon. Aan het eind van ieder cursusjaar hebben examens plaats. Deze examens worden afgelegd bij de hier boven reeds genoemde Internationale examen-commissie. Ieder student moet voldoende gewerkt hebben in alle vakken en in zijn examens geslaagd zijn, zal hij mogen overgaan tot de studie van het volgende cursusjaar. De waardeering van de kennis van iederen student berust beide op de wijze van zijn werken en het resultaat van zijn examen. Dat het getal professoren minstens verdubbeld moet worden, is zeker. Doch hiervoor is veel geld noodig, alsmede voor den bouw en de uitrusting van een hospitaal. De faculteit heeft thans van de keizerlijke regeering ontvangen den effectus civilis der door haar verleende graden. Officieel is dus nu het diploma, door haar verleend, erkend als recht gevende tot de uitoefening van de geneeskunde in het geheele rijk. c. Particuliere scholen tot vorming van inl. dokters. Verscheidene hospitalen hebben eene groote of kleinere school tot opleiding van inlandsche dokters. De nood heeft ze er toe gebracht. De Europeaan toch kan in China door de hitte niet evenveel afdoen als in Europa. Daartoe behoeft hij assistenten uit de inboorlingen. Christenen zijn dezen natuurlijk, die ook niet verzuimen aan het ziekbed van hunnen Heiland te getuigen. Zulke inrichtingen vinden wij zoowel in Indië als in China. d. Publication Committee of the China Medical Missionary Association for the work of publishing medical books in China. Voor de M. Z. en hare opleiding is van belang het hebben van leerboeken voor de verschillende deelen der geneeskunde. Met het oog hierop en ook tot samenstelling eener dictionnaire van de technische geneeskundige uitdrukkingen in het Chineesch is bovengenoemde commissie, wier Secretaris, Dr. Cousland, van de Eng. Presbyt. is. Veel geld is voor dezen arbeid noodig, op het oogenblik wel ƒ7200. E. Amerika. (Brazilië) Te Sao Paulo in Brazilië vindt men het Mackenzie College, waaraan een Amerikaansche missionaire arts onderwijs geeft. De school is dertien jaar oud en een der vele scholen van dien aard der N. Amer. Presbyterianen. De personen, hier opgeleid, zijn niet direkt bestemd voor den arbeid der M. Z.; tot christelijke doktoren worden zij gevormd. Vereenigingen ten nutte der Medische Zending op de Zendingsterreinen. § XXII. A. China a. Medical Missionary Society. In het jaar 1838 werd door den reeds meermalen genoemden missionairen arts, Dr. Peter Parker, te Kanton de „Medical Missionary Society" opgericht. Zij bezit een groot hospitaal. Haar doel is, behalve de instandhouding van haar ziekenhuis, de bevordering der M. Z. te Kanton en omstreken. b. Medical Missionary Association of China. De Med. Miss. Association, in het leven geroepen in 1885, is een bond van missionaire artsen in China, die zich tot taak stelt de bespreking en, zoo mogelijk, de oplossing van belangrijke vragen, de Medische zending rakende, door middel van een tijdschrift het „China Medical Missionary Journal", dat viermalen 'sjaars uitkomt [uitgegeven te Hongkong of Shanghai]. Een niet minder belangrijk werk dezer Vereeniging is de uitgave van een medisch tijdschrift in de Chineesche taal, bestemd voor Chineesche Christelijke doktoren, waartoe de missionaire arts van het Eng. Presbyt. genootschap te Swatau den eersten stoot gaf. § XXIII. B. Indië. Indian Medical Missionary Society. De Indian. Med. Miss. Society is in 1905 opgericht voor geheel Indië. Doel dezer Vereeniging is de band te versterken tusschen alle miss. artsen van welke belijdenis ook. Derhalve is zij internationaal en pan-denominationaal. § XXIV. Literatuur over de Medische Zending. De berichten der verschillende kerken en zendingverenigingen. Van deze berichten is slechts een klein aantal uitsluitend gewijd aan de Medische zending. Zij zijn: Medical Mission in India quaterly journal of the Indian Med. Miss. Association. Mercy and Truth (maandelijks) een stuiver p. m. van deChurch Missionary Society Monthly Notes (maandelijks, niet in den handel) van de Med. Miss. Auxiliary der Bapt. Miss. Society and Baptist Zenana Mission. Edinburgh Medical Miss. Society Quaterly paper van de Edinb. Med. Miss. Society, prijs een stuiver. Medical Missions at home and abroad (maandelijks) van de Medical Missionary Association. De overige corporatiën behandelen in hare bladen meer dan de Med. zending; die, welke van kerken uitgaan, ook kerkelijke aangelegenheden, z.a. Life and Work (maandelijks, prijs een stuiver) van de Staatskerk van Schotland. The missionary Record (maandelijks, prijs een stuiver) van de Vereenigde Vrije kerk. Missionary Herald (maandelijks, prijs een stuiver) van de Pres- byteriaansche kerk van Ierland. Monthly Messinger (maandelijks, prijs een stuiver) van dePresbyteriaansche kerk van Engeland. The Foreign Field (maandelijks, prijs een stuiver) van de Wesleyaansch Meth. kerk. The Missionary Herald (maandelijks, prijs een stuiver) van de Baptist Miss. Society. Our missions (om de 3 maanden, prijs drie stuiver) van de Kwakers. The Chronicle (maandelijks, prijs een stuiver) van Londen Miss. Society. The Zenana voor Woman's work in India (maandelijks, prijs een stuiver) van de Zenana Bible and Medical Mission. India's Women and China's Daughters (maandelijks, prijs een stuiver) van de Church of Engeland Zenana Miss. Society. The Magazine (maandelijks, prijs een stuiver) van de South American Miss. Society. China's Millions (maandelijks, prijs een stuiver) van de China Inland Mission. The East and the West (maandelijks, prijs 60 cents) van de Society for the propagation of the Gospel in foreign part. The missionary Lesson Leaflet, (3-maandelijks) van de Women Miss. Boards of the Ref. Church in America. Evang. Lutherisches Missionsblatt (twee per maand, prijs 1.50 mark) van het Leipziger zendinggenootschap. Missionsblatt en andere zendingsberichten van de Broedergemeente. Evangelisches Missions-Magazin (maandelijks, prijs 4 mark) van het Evang. Missionsgesellschaft zü Basel. Berichte der Rheinischen Missionsgesellschaft en andere zendingsberichten van het Rheinische Missionsgesellschaft. Zeitschrift für Missionstunde ünd Religionswissenschaft (maandelijks, 5 mark) van het Allgemeine evang.-protest. Missionsver. Missionsblatt van dezelfde vereeniging. Mededeelingen vanwege het Nederl. Zendinggenootschap. Maandberichten van hetzelfde genootschap. Zendingsblad, (maandelijks, prijs f 1.—) van de Geref. kerken. De China Bode (ongeregeld) van de vereeniging tot oprichting en instandhouding van Hospitalen in China ten dienste der M. Z. Baptist Miss. Missionary Magazine van de Amerikaansche Baptisten. Review of Missions van de Methodist Episc. Church (North) van N. Amerika. Assembly Herald van de Presbyterianen van N. Amerika. Woman's Work for Workman van de Presbyterianen van N. Amerika. Spirit, of missions van de Protestant Episcopal Church of N. Amerika. Missionary Herald van de American Board of Foreign Mission. Missionary review of the world. Verslagen. Year-book van de Livingstone College. North India school of Medicine for Christian Women; Ludhiana. Jaarverslag der Vereeniging „Dr. Scheurers Hospitaal" e.a. Geschriften. Feldmann (Dr. H.) Die arztliche Mission unter Heiden und Mohammedanern 1.60 Mark. John Lowe. Medical Missions. Their place and power. Christlieb. (Th.) Aerztliche Missionen. J. Rutter Williamson. The Healing of the Nations. C. Vines. In and out of Hospital. Dr. H. V'ortisch. Hin und her aüf der Goldküste. Julius Richter. Indische Missionsgeschichte bl. 337 v.v. Tijdschriften. Feldmann. (Dr. H.) Die arztliche Mission, verschijnt om de twee maanden, 1.60 Mark. Warneck. Allgemeine Missionszeitschrift Jahrg. 31 (1904.) Mei, Juni, Juli, en elders. Kleine geschriften. Eckhardt (Dr. A.) Land, Leute und arztliche Mission aüf der Goldküste. Kammerer (J.) Der Heiden Elend, der Liebe Dant. „ Dr. Emslie. „ Die arztliche Mission. „ Een treurer Knecht des Herrn. The Ministry of Healing An account of the med. work of the Americ Bapt. Miss. Union. Jefferys (W. A.) Practical Ideals in Medical work. Edmund Lee Woodward. A day in a Mid Chin. Hospital. Henry W. Boone. Medical Mission work at Shanghai. J. L. Barton. The Medical work of the American Board. Rudolf Bohling Tensker. A Church Hospital in the Capital of Japan. II. De kerken en zendinggenootschappen, welke de M. Z. als hulpdienst hebben. § xxv. Het Edinburgh Medical Mission Society. (E. M. M. S.) Het Edinburgsche genootschap voor Med. Zending. Dit genootschap is de eenige zendingvereeniging, die uitsluitend Medische zending drijft; en wel op een tweetal terreinen, welke het zich ten arbeidsveld verkoren heeft in Turksch Azië. In 1861 heeft het hiermee een aanvang gemaakt te Nazareth. Dr. P. K. Vartan is de missionaire arts, die er de M. Z. gebracht heeft en daar nog met rijken zegen arbeidt. Hij begon met een huis te huren en dit, zoo goed en zoo kwaad als het ging, tot hospitaal en polikliniek in te richten. Negentien jaren arbeidde hij op dezelfde plaats onder veel tegenstand, als arts en als zendeling onder de patiënten, wier aantal hij tot zijne blijdschap langzamerhand zag toenemen. In 1880 was hun getal zoo groot, dat hij zich voornam een eigen huis te bouwen, en daaraan een hospitaal te verbinden. Doch de Turksche overheid der plaats belette hem de uitvoering van zijn plan. Het baatte onzen arts niet, dat hij persoonlijk naar Constantinopel trok, om daar vergunning voor den bouw te krijgen. Niet dat de Turksche regeering den bouw van het hospitaal verbood, maar zij beweerde de plaats, die voor 2/3 reeds vol gebouwd was, voor andere doeleinden noodig te hebben en stelde Dr. Vartan en zijn genootschap schadeloos met ƒ12.000. Ondanks deze wederwaardigheden zette de missionaire arts zijn arbeid, die niet tot de stad beperkt bleef, maar zich over het geheele omliggende land, zeifs tot de Jordaan toe uitstrekte, geduldig voort. De bevolking van Nazareth was hem zeer vriendschappelijk gezind; in het hospitaal en de wachtkamer der polikliniek werd menige zaadkorrel van het Woord des levens uitgestrooid, dat later ontkiemde en opschoot. Eens kwam ongeveer een half dozijn Bedouïnen, echte kinderen der woestijn, Vartan's wachtkamer binnen. Zij zetten zich midden in de kamer en beproefden even stil en kalm te wachten op den dokter als de anderen. Doch dit was voor hen zoo iets ongewoons, dat zij het niet lang volhielden. Toen de dokter binnenkwam en uit een boek — den Bijbel — begon te lezen, keken zij elkaar verbaasd aan en schenen te zeggen: „Dit kan toch de plaats niet zijn, waar wij moeten wezen voor medicijnen". Zeker zouden zij zijn heengegaan, indien zij het hadden kunnen doen, maar zij zaten midden onder de patiënten. Langzamerhand begonnen zij echter aandachtig te luisteren en schenen iets van de toespraak te begrijpen. De dokter sprak over den oordeelsdag en drong aan op voorbereiding voor dien grooten dag. Een der oudsten van de groep keek rond en zeide, hoorbaar voor zijne vrienden: „Als die dag komt, bestijg ik mijnen snelvoeter en ga naar de woestijn". Deze opmerking verwekte gelach bij de anderen. Een oude sheik uit de patiënten stond op, bestrafte de spotters streng en herinnerde hen tegelijk aan den ernst van het onderwerp. De stoornis had slechts kort geduurd; de dokter kon zijne toespraak ten einde brengen en de arme Bedouïnen waren, evenals alle anderen overtuigd, dat geen hunner in eigen kracht zou kunnen ontkomen aan Gods oordeel, maar alleen door Jezus Christus, het Lam, dat de zonden der wereld wegneemt. Op eenen anderen tijd kwam een aanzienlijk Islamitisch hoofd met zes mannen van zijn gevolg de wachtkamer van Vartan binnen, toen de dokter juist begonnen was met een gedeelte uit den Bijbel voor te lezen. Zijn komst verwekte eene kleine opschudding, doch alleen, om den aanzienlijken bezoeker eene goede plaats te bereiden. Hij nam de aangeboden plaats, lette aandachtig op hetgeen hij hoorde, maar ontstelde meer dan eens, als er iets aangeroerd werd, wat met zijne religie in strijd was. Een paar keeren hoorde men hem zelfs uitroepen: „Daar is geen God behalve Allah", eene uitdrukking, die de Mohammedanen meermalen gebruiken bij wijze van bezweringsformule tegen de prediking van Christus als den Zoon Gods. Doch eer de samenkomst was afgeloopen, scheen hij diep getroffen te zijn; en toen hij bij den dokter in zijne spreekkamer kwam, zeide hij tot dezen: „Zeker is de Bijbel, waaruit u ons daar juist voorgelezen hebt, niet de Bijbel, die in Mohammed's tijd gebruikt werd, want als dat Christus toen had voorgesteld, zooals u Hem in uwe toespraak geteekend hebt, als het Eeuwige Woord en den Eeuwigen Zoon, eenswezend met den Vader, zou Mohammed dit niet veroordeeld hebben, denk ik." Men verzekerde hem, dat het dezelfde Bijbel was, maar dat menschelijke overlevering de Christelijke waarheid, zoowel in Mohammed's als in onze dagen had ontreinigd. De Islamiet vroeg daarna om eenen Bijbel, om hem nauwgezet voor zichzelven te kunnen lezen. Hij kreeg hem en las van toen af Gods Woord aandachtig. Toen eens twee vrouwen in Vartan's wachtkamer, door praten onder de korte godsdienstoefening van den dokter, stoornis veroorzaakten, stond een Sheik op en sprak beiden ernstig toe: „Wat moet gijlieden toch harde harten hebben, als woorden, gelijk wij ze hier kunnen hooren, niet in staat zijn, uwe aandacht te boeien." In het hospitaal, dat altijd het hoopvolste arbeidsveld der M. Z. is, is door Dr. Vartan ook heel wat kostbaar zaad gezaaid. Zoo antwoordde een Bedouin, die eens eenige teksten uit het Evangelie van Johannes luide voor zichzelven opzei, op de vraag, waar hij ze geleerd had: „Deze woorden leerde ik vóór 15 jaren in het hospitaal van Nazareth; en op mijne lange reizen heb ik ze dikwijls anderen voorgezegd en vaak, gedurende den marsch door de woestijn, gezongen." Een ander voorbeeld van de waarheid van het daareven gezegde is Abdil Bazak, een Islamiet uit Genin, die in het hospitaal was opgenomen, omdat hij cataract op beide oogen had. De operatie gelukte volkomen en hij verliet 17 dagen later het hospitaal met een uitstekend gezicht en een vroolijk gemoed. Tijdens zijn verblijf in het hospitaal hoorde hij herhaaldelijk de geschiedenis van Paulus' reis naar Damascus en God zegende haar zoo aan zijn hart, dat hij den laatsten dag van zijn verblijf in het hospitaal zeide: „Ik kwam niet naar Nazareth met het voornemen, waarmee Paulus naar Damascus toog, evenmin kan ik een werktuig zijn als hij, om den naam van Jezus van Nazareth te verbreiden; maar dit kan ik zeggen: „Ik wil Hem liefhebben en van Zijnen naam goed spreken, al de dagen mijns levens." De invloed van Dr. Vartan en zijne vrouw, die thans (sinds 1906) overleden is, is zeergroot. Daar is ternauwernood een tweede plaats in Palestina, waar de missionaire arts zoo algemeen 't vertrouwen des volks heeft als Vartan te Nazareth. In 1905 is een grooter hospitaal te Nazareth geopend, maar het is nog niet dat, wat Vartan wenscht. Zestien bedden ') (12 bedden en 4 kribben eigenlijk) heeft dit ziekenhuis, wat lang niet genoeg is voor de vele zieken, die komen. Niet minder dan 11.711 patienten bezochten in 1905 de polikliniek en 116 zieken, zoowel mannen als vrouwen, werden in het hospitaal verpleegd. Bovendien zijn 1193 kranken aan hunne huizen bezocht. Overal kwam het Evangelie met den missionairen arts mee. Sinds enkele jaren heeft de oude dokter eenen medearbeider gekregen in Dr. I. J. Scrimgeour. Onder de zieken van Galilea zijn enkele teringlijders — de tering is niet algemeen in dit land — van welke enkelen met goed gevolg naar den Thabor zijn gezonden, waar de artsen gaarne een hospitaal zouden zien verrijzen. Grooter is het aan- *) Elk bed kost £ 10.— p. j. tal ooglijders, vooral onder de kinderen; in den regel is dit het gevolg van de slechte verzorging der oogen, als zij ziek zijn. Aan blinden is er dan ook helaas geen gebrek in Palestina. Natuurlijk dat de miss. artsen met de middelen, die zij hebben, tegen die zorgeloosheid strijden. Het tweede terrein, waarop de Edinburgsche vereeniging zelfstandig arbeidt, is Damascus. In 1866 is hier de arbeid begonnen door Dr. F. J. J. Mackennon. Aan tegenstand van de Turksche overheid der stad heeft het dezen arts evenmin ontbroken als Vartan, maar hij hield vol en won langzaam en zeker het vertrouwen der bevolking. Op het einde van 1885 kon deze M. Z. van de Iersche Presbyterianen een gunstig gelegen, groot en ruim gebouw overnemen en daar eene polikliniek beginnen. Steeds zijn er de zieken, die er kwamen, toegesproken en bekend gemaakt met den Heere Jezus en zijn Middelaarswerk door zendelingen van verschillende genootschappen, welke zeer veel belang in de Medische Zending toonen te stellen. Dit heeft nog plaats. Een hospitaal heeft Damascus lange jaren niet kunnen krijgen, trots de pogingen van den miss. arts daartoe. Wel had hij in het gebouw der polikliniek eene kamer met 4 bedden voor patiënten, die eenigen tijd onder voortdurend toezicht des dokters moesten blijven, maar wat beteekende dat, toen het werk der M. Z. van jaar tot jaar wies. Eindelijk bracht een firman der Turksche regeering het verlof, om een hospitaal te bouwen en kon in den herfst van 1895 begonnen worden met de oprichting van het ziekenhuis, dat in 1898 voltooid was. Het schoone gebouw, dat ter eere van Engelands vorige koningin Victoriahospitaal genoemd is, ligt buiten de nauwe, vuile, dichtbevolkte stad en bevat twee zalen, ieder met 10 bedden en twee andere iedere met zes, alsmede 4 kamers voor hen, die alleen willen zijn, onder welke één voor reizende Europeanen. Zoowel mannen als vrouwen worden opgenomen. In 1905 heeft men een nieuw paviljoen bij het hospitaal gebouwd. Door dit hospitaal heeft de M. Z. te Damascus nieuwe gelegenheid gekregen, om het Evangelie van Christus te brengen onder de Mohammedanen, >) waartoe het meerendeel der patiënten (43 pCt.) behoort. Behalve dezen worden ook Grieken, Roomsch-Katholieken, Armeniërs en Protestanten opgenomen. Sinds enkele jaren heeft dokter Mackennon een hulp gekregen in den miss. arts J. Craw. In 1905 is de polikliniek bezocht door 3200 patiënten en het hospitaal heeft er in hetzelfde tijdsverloop 153 geherbergd. Britsche kerken en zendingverenigingen, die de Medische zending tot hulpdienst hebben. § XXVI. De Anglicaansche kerk. De Engelsche Staatskerk is een kerk der Reformatie. Het Pausdom wierp zij af. Hare belijdenis zuiverde zij van alle dwalingen van Rome. Doch hare organisatie heeft zij van Rome overgenomen. De vorst des lands is in de plaats van den Paus gekomen, dus hoofd der kerk. Zij wordt bestuurd door aartsbisschoppen, bisschoppen, priesters enz. Onder de heidenen en Mohammedanen brengt de Engelsche kerk het Evangelie der genade grootendeels door Zendingvereenigingen; daar gaat echter op enkele plaatsen eene direkte actie van haar uit, waarbij zij evengoed als in het eerste geval gebruik maakt van den dienst der M. Z. Van de M. Z. der vereenigingen zullen wij hier beneden spreken. Hier gewagen wij van den direkten zendingsarbeid der kerk of harer hulpvereenigingen, voor zoover die met de M. Z. ver- ') Twee jaren na de voltooiing van het zendingshospitaal bouwde het Turksche gemeentebestuur daarnaast een eigen stedelijk ziekenhuis. Ook de Soeurs de charité der Fransch-Roomsche kerk hebben te Damascus een klein hospitaal, dat dicht bij het zendingshospitaal der E. M. M. S. staat, maar er geen schade aan heeft berokkend. Niet vreemd in een stad van 200.000 zielen. bonden is, maar moeten de opmerking vooraf laten gaan, dat er niet veel te boeken is van zoodanig werk en dit bovendien niet uitsluitend missie is, maar ook de Engelsche kolonisten in zich opneemt, om ze te verzorgen. Te Kaapstad staat de St. Philips-polikliniek direct onder het Bisdom. Ook te Fiere town (Siërra Leone) ligt sinds 1892 het direkt bestuur over het „Princess Christian Cottage Hospital" met zijn polikliniek in handen van den bisschop van Siërra Leone. Wel is waar dient dit ziekenhuis in de eerste plaats tot opleiding van inlandsche ziekenverpleegsters, maar het helpt ook in de tweede plaats bij den zendingsarbeid onder de heidenen. Te Tokio in Japan bestaat de zoogenaamde St. Hildas-zending, die onderhouden wordt door het St. Paulus' gild te Londen, eene hoog-kerkelijke vereeniging, en een polikliniek heeft in de stad, in 1889 opgericht en twee poliklinieken in den omtrek der stad. Een belangrijk deel van den hiermee samenhangenden arbeid schijnt te bestaan in ziekenbezoek. Eindelijk bekostigt de „Jeruzalem and the East Mission in Haïfa", die van de Anglicaansche kerk uitgaat, te Haïfa, een in Palestina tusschen Jaffa en Akka gelegen kuststadje, sinds 1881 een hospitaal met polikliniek, waarin zij financieel geholpen wordt door de „Vereeniging tot verbreiding van christelijke kennis". (S. P. C. K.) Eigenlijk bedoelt deze M. Z. de Joden, maar zij sluit de Mohammedanen evenmin uit als de te Haïfa wonende Engelsche kolonisten. § XXVII. Society for the Propagation of the Gospel (S. P. G.) (Vereeniging voor de verbreiding des Evangelies.) Deze vereeniging is geboren uit eene godsdienstige opwekking aan het einde der 17e eeuw. Haar stichter is Dr. Bray. Bij charter van den 16en Juni 1701, door koning Willem III van Engeland verleend, kreeg zij haar bestaansrecht en daarbij een min of meer officieel karakter. Eene vertegenwoordigster der kerk werd zij, al was zij haar ambtelijk orgaan niet. De aartsbisschop van Canterbury is eo ipro haar voorzitter, hare zendelingen worden aangenomen, nadat eene commissie, benoemd door de aartsbisschoppen van Canterbury en van York en den bisschop van Londen, ze geëxamineerd en geschikt bevonden heeft. Haar geheele arbeid in de landen der heidenen en Mohammedanen staat onder controle van de koloniale en zendingbisschoppen. 't Liefst noemt de S. P. G. zich de „almoner of the church", zij is een werktuig der kerk. De bisschoppen beschikken over een groot deel van haar geld. Zij correspondeert met hare zendelingen alleen door de bisschoppen en het locaal comité. De S. P. G. is hoog-kerkelijk, en laat de meer gematigden niet toe, leden te worden. Daarom is de C. M. S. ontstaan. Bijzonder karakteristiek voor de ritualistische richting der S. P. G. is ook het opkomen van monnikachtige broeder- en zusterschappen, waarvan de S. P. G. eene heele reeks gebruikt. Het meest bekend zijn de Dublin-University-Mission te Chota Nagpur en de Cambridge-University-Mission te Delhi, wier leden kweekelingen zijn der Britsche Universiteiten te Dublin en te Cambridge. Zij leggen, ten minste voor den tijd van hunnen missionairen dienst, de gelofte van het celibaat af, hebben gemeenschappelijke woning en gemeenschappelijke tafel. De kosten van deze missies worden bijna geheel door Academische zendingsvereenigingen te Dublin en te Cambridge gedragen. De S. P. G. heeft geen andere zendingen dan in de Engelsche bezittingen, tenzij er elders Engelsche nederzettingen zijn, z.a. op Madagascar, in China, Japan, Korea en op Hawaiï. Overal stuurt zij aan op de oprichting van episcopaten. Eerst omstreeks 1830 begon zij in de heidenmissie in te gaan. Te voren nam zij het eerst de Engelsche kolonisten aan, doch thans is 3/4 van hare inkomsten voor de zending en 1/k voor den arbeid onder de kolonisten. Exclusief is zij tegenover andere zendinggenootschappen, ook tegenover de C. M. S., al is tegenwoordig de verhouding met laatstgenoemde wat beter. Zij schroomt niet in anderer zendingsgebied in te vallen. Medische zendingen heeft de S. P. G. niet zeer veel. Doch alle studenten moeten op het St. AugustinusCollege eenen medischen cursus volgen en zich in de praktijk oefenen in twee Londensche hospitalen. De Medische Zending heeft de S. P. G. als hulpdienst bij hare missie in Zuid-Afrika (2), China (1), Indië (12). Zoowel mannelijke als vrouwelijke missionaire artsen zijn hierin werkzaam. Vóór 1890 was hun aantal zeer klein, na dat jaar werd het grooter. Toen bleef het stationair, om in de laatste jaren weer toe te nemen. Omtrent de verhouding tusschen het aantal mannelijke en vrouwelijke artsen in den loop des tijds geldt deze opmerking. In 1890 was er slechts één vrouwelijke dokter, Miss Dr. Alice Mazston, die toen reeds 10 jaren te Peking had gearbeid. In 1895 werd de getalsverhouding van de mannelijke tot de vrouwelijke miss. artsen als van 7 : 2, in 1900 van 6 : 4, in 1907 van 5 : 10. De mannelijke zijn allen geordend. Bezoeken wij thans de landen, waar de M. Z. der S. P. G. arbeidt. Azië. De S. P. G. heeft in Voor-Indië en wel in de distrikten Madras, Bengalen, de N. W. Provinciën en Panschab (hier slechts zijdelings) hare meeste en oudste posten der Medische Zending. In het Presidentschap Madras stichtte de S. P. G. door Dr. Strachan, later bisschop van Rangoon, te Nazareth (Tinneweli) in 1870 hare oudste M. Z., eene polikliniek; tegenwoordig heeft zij daar bovendien een hospitaal, het St. Lukas-hospitaal, waar jaarlijks vele patiënten genezing vinden. Ongeveer 20 k.m. ten noorden van Tritschinapali ligt Irungular, waar sinds 1874 een klein hospitaal en eene polikliniek zijn opgericht. Ook te Tritschinapali bezit de S. P. G. sinds 1880 eene polikliniek. De arbeid wordt hier overal geregeld voortgezet, hoofdzakelijk door „Medische Evangelisten." Bengalen heeft de uitgebreidste Medische zending van dit genootschap. Hasaribagh is eene zendingspost in Chota Nagpur, die zijn ontstaan dankt aan de Dublin University Mission, welke er ir. 1892 kwam, eene polikliniek en hospitaal opende met Dr. Kennedy en Dr. Hearn als artsen, Miss Hassard, Richardson en Finch-White als verpleegsters. Daar het aantal bedden in dat hospitaal slechts twintig was en het getal aanvragen, om opgenomen te worden, vaak veel grooter, zag men soms eigenaardige tooneelen. Eens vochten zelfs drie zieken om één bed, dat nog pas door eenen patiënt verlaten was. Het hospitaal moest toen noodig vergroot worden. Dit geschiedde in 1898, zoodat toen daar plaats kwam voor 32 patiënten. Bovendien is er een vrouwenhospitaal bij gebouwd. De zieken brengen het noodige keukengerei zelve mee, gewoonlijk uit 4 stuks bestaande: een pot, om rijst te koken, een drinknap, een groot bord en een komfoor voor de houtskolen, die veel gebruikt worden; als het koud is zetten zij dit komfoor met gloeiende kolen gevuld onder hun bed of hurken er voor. Zoo voelen de patiënten zich spoedig op hun gemak in het hospitaal en laten zich de ongewone westersche behandeling van den dokter welgevallen. In 1896 werden poliklinieken gevestigd onder de Santals te Peturbar en te Ichah. In 1901 verrezen een nieuw hospitaal te Chitarpur en in 1903 een klein ziekenhuis en polikliniek te Ranchi, met filialen te Palandin en te Nigri. Dr. Kenedy nam in 1904 afscheid van de „Dublin University Mission" en begon onder de S. P. G. te Murrhu in het Ranchi-distrikt een M. Z., terwijl zijne plaats te Hasaribagh werd ingenomen door Dr. J. T. Wilson terwijl Miss Jellett in het vrouwenhospitaal aldaar als miss. arts werk vond. !) De opleiding van apothekers en geneeskundige assistenten, zoowel voor andere missies als voor eigen behoeften, is regelmatig ') Daar wordt nog vermeld eene M. Z. der S. P. G. te Tschaibasa, zuidelijk van Hasaribagh gelegen, waar het All-Saints-hospitaal met polikliniek wordt gevonden. voortgezet in het Hospitaal van Hasaribagh. Intusschen gaat de „Dublin University Mission" voort met haar werk in de hooglanden van Chota Nagpur, onder eene zeer gemengde bevolking, van welke verscheidene van oorspronkelijke volksstammen zijn, zooals Santals, Kols enz. Daar hier nog een massa boschgrond is, wordt het gewone hospitaal-werk nu en dan afgewisseld door gevallen van beten en andere verwondingen, toegebracht door tijgers, luipaarden, wolven of beren. Om den heidenen duidelijk te maken, dat de arbeid derM.Z. niets met het gouvernement te maken heeft, worden de poliklinieken van tijd tot tijd gesloten. „De inboorlingen," zegt ongeveer Dr. Hearn, „kunnen maar niet gelooven, dat er onbaatzuchtige liefde is bij de Europeanen; daarom denken zij, dat de M. Z. ook van de regeering uitgaat." J) In de Noord-westelijke Provinciën (Vereenigde Prov.) vindt gij de stad Cawnpore, aan den Ganges, waar in 1899 het St. Catherine'shospitaal met zijne polikliniek gebouwd werd. Het hulpgenootschap der S. P. G., de „Women's Missionary Society," dat alleen hare financiën zelfstandig beheert, behartigt de belangen van dezen arbeid. Miss. Dr. Wynne-Edwards is de oudste dokter in dienst hier. Tijdens eene vreeselijke pest-epidemie in 1903 stierven haar collega Dr. Alice Marval en de oudste verpleegster Miss Walden, alsmede twee leden van den inlandschen staf aan deze ziekte. Eene kapel, isolatiekamers en eene operatiekamer zijn door vrienden gebouwd ter gedachtenis aan dit viertal en Dr. WynneEdwards heeft als medearbeidsters gekregen Miss Kathleen Gibson en Miss Dawson, alsmede twee Europeesche verpleegsters. Mrs. Blair, die vóór haar huwelijk in het St. Catharine'shospitaal arbeidde, heeft in 1905 te Rurki (bij Lucknow) een polikliniek geopend. Te Cawnpore is eene opleiding voor apothekeressen en verpleegsters. ') Over den arbeid der s. p. G in Chota Nagpur ligt eene schaduw, omdat hij geboren is uit concurrentie-zucht met de Gosznersche zending. Toen in 1868 een scheuring in deze missie plaatsgreep, kwam de s. P. G. in dit gebied en maakte 7000 Christen-Kols Anglicaansch. 8 Een bezoek waard met het oog op de M. Z. is de van oudsher beroemde stad Delhi, het brandpunt van den bekenden opstand tegen het Engelsch gezag in 1857. Sinds 1852 arbeidt hier de missie der S. P. G., doch in het daareven genoemde jaar werd zij verstoord door den vermelden opstand. In 1860 evenwel werd met de komst van Mr. Winter de zending weer met kracht opgevat en uitgebreid. De M. Z. dagteekent hier van het jaar 1867, toen eene gift een goeden stoot gaf aan den door Mrs. Winter (echtgenoote van den sinds 1860 alhier werkzamen zendeling Winter) reeds in de Zenana's begonnen missionairen en medischen arbeid. Het was te harer gedachtenis, dat in 1884 het St. Stephen's hospitaal met 28 bedden en de polikliniek voor vrouwen en kinderen werden opgericht en het was ter gedachtenis aan haren echtgenoot en zijn medearbeider A. S. Maitland, dat ditzelfde hospitaal later werd vergroot. De beide vrouwelijke miss. artsen, die hier werken, Miss Müller en Miss A. Scott, behooren tot de „Delhi Medical Mission to Women en Children", een tak van de „Cambridge University Mission to Delhi", die hier in gemeenschap met de S. P. G. arbeidt. Te Delhi is ook eene opleiding van inlandsche christen-vrouwen tot apothekeressen en verpleegsters. In 1873 werd te Karnal, 71 Eng. mijlen van Delhi, het St. Elisabeth's-hospitaal, dat thans staat onder directie van Miss Stevenson, geopend en in 1903 eene polikliniek gevestigd te Rewari, thans onder Miss Dr. Ferguson-Davie, waarvoor het gemeentebestuur beloofde bij te dragen tot hun onderhoud. Achter-Indië. In Burma arbeidt de S. P. G. zoowel onder de Karenen als onder de Burmanen. Oorspronkelijk had deze Vereeniging niet het voornemen onder eerstgenoemden te werken, maar dit zendingsterrein aan de Amerikaansche Baptisten, die hier een gezegend arbeidsveld hebben, te laten. Doch toen de zending onder de Burmanen niet voorspoedig ging en er in 1870 eene scheuring ontstond in de Amerikaansche missie, gaf zij gehoor aan de uitnoodiging der scheurmakers en wierp zich op de Karenen-Missie. Voor deze zending heeft zij het steunpunt harer M. Z. te Toungoo, niet ver van de oevers van den Sittang, in een vruchtbaar district gelegen. Voor de Burmanen heeft zij sinds 1880 hare M. Z. te Shwebo en te Poozoondoung, eene voorstad van Rangoon, waar de Anglicaansche bisschop H. M. Strachan, die zelf eens missionair arts was, haar steunde.') In 1889 is door de zendelingen een handboek over de geneeskunde in de Kareensche taal uitgegeven. China. In Noord-China arbeidt de S. P. G. ook met de M. Z. Te Peking had zij een hospitaal voor vrouwen met twee poliklinieken, waar de vrouwelijke miss. arts Miss Alice Marton van 1890 af tot kort voor de troebelen van 1900 lichaam en ziel der kranke Chineezen verzorgde. De dood nam haar weg en hare plaats werd niet meer vervuld. Sinds 1906 is de Vereeniging eene M. Z. begonnen te Ping Yin in de provincie Shantung, waar Miss Ethel Philips werkzaam is. Korea. In het keizerrijk Korea is de zending der S. P. G. niet uitgebreid. Twee stations bezit zij: Seoul, de hoofdstad des lands, en Tschemulpo. Sinds dertien jaren heeft zij op beide plaatsen eene M. Z. gehad. Te Seoul staat het in 1890 gebouwde St. Petrus-hospitaal voor vrouwen met twee poliklinieken, het „Dora Bird Memorial", en het in 1892 gebouwde hospitaal voor mannen met poliklinieken. Veel gebruikt wordt ook het sinds 1891 bestaande St. Lucas-hospitaal met polikliniek te Tschemulpo. Deze geheele arbeid op Korea is sinds 1906 losgemaakt van de S. P. G. en eene afzonderlijke zending geworden: de „Corean Mission", welke 3 missionaire artsen heeft, twee te Seoul en een te Tschemulpo. Japan. In het machtige rijk van den Mikado is de M. Z. in het algemeen van zeer weinig beteekenis. Daar is reden voor. Onder alles wat Japan geleerd heeft van het westen behoort ook de Med. wetenschap, wier beoefenaars mannen ') In 1886 arbeidde naast Strachan Dr. Satton, een practiseerend geneesheer uit Engeland, die zijn land en eene voordeelige practijk verliet, om den Heere in de zending te dienen. De dood heeft aan zijnen arbeid een einde gemaakt. onder zich telt, die eene wereldrenommée hebben, zooals Shiga, de ontdekker van de dysenterie-bacil. Dit neemt niet weg, dat het te betreuren is, dat de zending hiermeê rekent. De S. P. G. heeft te Kobe slechts eene polikliniek, waarvoor zij den steun ontvangt van de S. P. C. K. Eer wij Azië verlaten, brengen wij nog even een bezoek aan het eiland Borneo, welks noordelijk deel eene Britsche kolonie is. Daar is eene M. Z. te Sarawak onder leiding van Mrs. Allen Dexter. Australië. De S. P. G. steunt de zending, die de Anglicaansche kerk van N. Zeeland heeft op de Norfolk-eilanden, aan de Oostkust van het vasteland van Australië gelegen. Sinds 1902 staat daar een zendingshospitaal, dat echter meer de Christenen, de zoogenaamde Pitcairners of afstammelingen van Engelsche matrozen en Tahitische vrouwen, welke daar wonen, dient dan de missie. N. Amerika (Kanada). Onder de Indianen van Kanada, die aan de Fraser- en Thompson-rivieren wonen, is eene zending der S. P. G., die in het midden van haar arbeidsveld op het station Lytton aan de Fraser-rivier een, in 1885 gebouwd, hospitaal met polikliniek heeft. Afrika. In Natal (Zuid-Afrika) arbeidde reeds omstreeks het jaar 1855 de missionaire arts Dr. H. Gallaway met rijken zegen, doch eerst in 1884 werd te Durban, in welks nabijheid veel Hindoes wonen, die naar Zuid-Afrika getransporteerd worden, om daar in de suiker en de boomwol te werken, eene polikliniek geopend door de „St. Aidans Medical Mission for Hindus," die in nauw verband met de S. P. G. staat. Van 1892 af heeft Dr. L. P. Booth, die eerst te Maritzburg is gestationneerd geweest, hier gearbeid. Doch thans is deze te Umtata, een post bij King Williamstown achter de Delagoabaai in het Lehombo-distrikt (Kafraria) gevestigd, een arbeidsveld, dat ook reeds vroeger bezet is geweest, maar daarna verlaten werd. Te Chopiland is ook een M. Z. In 1893 werd in Pondoland eene M. Z. neergezet op den post St. Barnabas, met hospitaal en polikliniek. Hij schijnt echter verlaten te zijn. De S. P. G. heeft in Indié drie mannelijke miss. artsen en 7 vrouwelijke; in China één vrouwelijke miss. arts. In Afrika arbeiden twee mannelijke miss. artsen en op het eiland Borneo één vrouwelijke miss. arts. Over 10 hoofdposten zijn dezen verdeeld. § XXVIII. Church Mlsslonary Society. (C. M. S.) Het Engelsch-kerkelijk zendinggenootschap. De C. M. S. is den 12en April 1799 gesticht door mannen als Wilberforce, Thornton, Simeon, Scoth, J. Venn, Pratt, Bickersteth, de leiders der geestelijke beweging in Engeland van die dagen. Haar doel was, het Evangelie van Christus bekend te maken aan heidenen en Mohammedanen in of buiten het gebied van Groot-Brittanje. Tot dien tijd was nog geen predikant van de kerk van Engeland als zendeling uitgegaan onder hen, die in de schaduwen des doods zaten. Wel was de S. P. G. 89 jaren te voren gesticht, maar zij had tot nu toe — en nog tot 1826 — slechts gearbeid onder de Kolonisten en niet onder de inboorlingen. Ieder, van welke belijdenis hij is, kan lid worden van het genootschap; maar het Bestuur moet bestaan uit leden van de kerk van Engeland en Ierland. Het veld van haren zendings-arbeid is zeer groot. Men vindt het in Azië, Afrika en Noord-Amerika. Niet minder omvangrijk is hare medische zending. Had jaren lang de Vrije Kerk van Schotland onder de Britsche zendinggenootschappen de uitgebreidste M. Z., sinds 1895 komt deze eer toe aan de C. M. S. Zelfs nadat eerstgenoemde Kerk met de Vereenigde Presbyteriaansche Kerk van Schotland samengesmolten was, kon zij hare prioriteit blijven handhaven. Sinds 1893 heeft zij een hulpgenootschap voor M. Z. „Medical Missionary Auxiliary" onder leiding van Dr. Hubert Lankester, welke zorgt voor de salarissen van alle missionaire artsen der C. M. S. en van hare verpleegsters, voor de kosten van den bouw of de huur der hospitalen, voor de salarissen van inlandsche dokters, helpers en dienstbaren, voor de uitgaven van het voedsel der patiënten, van verlichting en verwarming der ziekenhuizen, enz. enz. Van Jan. 1897 af geeft zij uit een maandelijks verschijnend tijdschrift, getiteld Mercy and Truth (a ƒ0.60), waarin mededeelingen voorkomen van haren arbeid in de Medische zending. De stichting van haar hierboven genoemde hulpgenootschap voor de M. Z. deed de inkomsten stijgen. Van ƒ18000, waarmee de C. M. S. hare M. Z. begonnen is, zijn de ontvangsten in 1902 tot ƒ255.576 en in 1905 tot ƒ315.960 geklommen. In 1893 was het getal der miss. artsen over haar zendingsgebied verspreid 25, thans is het 70, dat is één miss. arts op 15 a 16 miss. dienaren. Ook bezit zij nu 50 gekwalificeerde Europeesche verpleegsters. In 1905 bezochten bijna 1.000.000 patiënten hare poliklinieken en 22.194 hare hospitalen. *) In het begin der 19e eeuw waren bij de C. M. S., zooals wij gezien hebben, reeds artsen, doch dezen kwamen zich aanbieden niet als artsen, maar als missionaire dienaren des Woords. Eerst in 1844 kwam de C. M. S. tot een beginsel van M. Z., waarvoor de grond gelegd werd door eene koninklijke gift van f 72.000, van eenen vriend der kerkelijke zending, die zich Elachistoteros noemde, gegeven ten behoeve der zending in China; doch dit beteekende nog niet veel. Eerst in 1883 organiseerde de C. M. S. hare M. Z. in China. Fuhkien 2). De eerste provincie, waar zij zich voor goed vestigde, was de provincie Fuhkien; en wel te FuhNing (Geluk en vrede beteekent dit woord.) Onder het degelijk bestuur van Dr. van Someren Taylor, die thans te Hinghwa arbeidt, nam het werk toe en breidde de M. Z. zich uit over de geheele provincie. ) De C. m. S. had in 1903—1904 voor hare geheele missie een ontvangst van f4.800.000. ') Fuhkien (Fokien). Een der 19 provinciën van China, aan de kust gelegen; 22.000.000 zielen; 29.924 vierk. mijlen groot. In 1903 telde zij reeds 10, thans (1906) 12 miss. artsen (3 vrouwelijke). Na 10 jaren arbeidens te Fuh Ning stelde Dr. van Someren Taylor een onpartijdig onderzoek in naar de vruchten van het werk der M. Z. aldaar, en toen bleek hem, dat er omstreeks 40 Chineezen het Evangelie, dat door hare bemiddeling gepredikt was, hadden aangenomen. In de eerste jaren hadden de artsen nog al eens te worstelen met het te vroeg verlaten van het hospitaal door de patiënten, of het verspreiden van allerlei dwaze geruchten aangaande de dokters. Zoo vertelde eene arme oude vrouw, die eens bij Dr. Rigg, welke in 1895 te Fuh Ning arbeidde, kwam, om haar ziek oog door hem te laten behandelen en van Dr. Rigg's vrouw thee en een boterham kreeg, aan hare buren: „De zendelingen gaven mij in de kliniek medicijn om mijn hoofd in de war te brengen en toen nam de vreemdeling mijn oog er uit." Den volgenden dag kwam de patiënte met haren broeder, eenen barbier, weer bij Rigg en beiden deden den miss. arts de bitterste verwijten, dat hij er het zieke oog uitgenomen had. Dr. Rigg toonde echter den vertoornden broeder het achter het gezwollen ooglid verborgen oog. Maar in plaats van nu blij te zijn, of zich te verontschuldigen over hunne grofheid, gingen beiden weer weg en vertelden hunnen buren, dat hunne dreigingen den vreemdeling zoo bang hadden gemaakt, dat hij er het zieke oog weer ingezet had. Thans gaat het wel beter. Te Fuh Ning is een mannen- en een vrouwen-hospitaal. Het eerste is vernieuwd en in Dec. 1905 geopend in tegenwoordigheid van 7 Mandarijnen. Het laatste is nog het oude, dat klein is, doch een nieuw met 50 bedden zal wel spoedig gebouwd worden, daar de plaats en het geld er voor aanwezig zijn. In 1906 hebben de hospitalen zich zelve kunnen bedruipen èn omdat de bijdragen der patiënten, die betalen konden, hooger waren èn omdat er vele giften inkwamen. Verscheidene Chineezen, die komen om tot de gemeenschap der kerk van Christus toegang te krijgen, zijn patiënten van het Zendingshospitaal geweest. Van andere oud-patiënten wordt echter niet meer gehoord. Behalve in het hospitaal treedt de M. Z. in de omliggende plaatsen op. De inlandsche evangelisten vragen dikwijls, hun een geschoolden medischen assistent mee te geven, daar zij dan zeker zijn van eene vriendelijke ontvangst bij hunne landgenooten. Bij zulke gelegenheden worden de oud-patiënten opgezocht en zijn zij vaak de aanknoopingspunten van den zendingsarbeid in eene of andere plaats. Een andere tak van werkzaamheid voor de missionaire artsen is de opleiding van jonge inlandsche Christenen tot artsen, aan wie dan later de leiding van kleinere poliklinieken in den omtrek wordt toevertrouwd. Vroeger kregen deze studenten behalve hunne lessen en kamers nog voor 5 jaren levensonderhoud. Voor dit laatste moeten zij thans zelf zorgen. Aan ééne behoefte is tot nu toe weinig gedacht: de vorming van vroedvrouwen. Dit wordt nu een eisch des tijds, want de sterfte van kinderen is groot. Onder de patiënten zijn er opiumrookers en -schuivers. Zij moeten 14 dagen in het hospitaal blijven en in alles den dokter gehoorzaam zijn. Hebben zij dit gedaan, dan ontvangen zij, na afloop van de kuur, één van de twee dollars, die zij bij hunne intrede in het hospitaal moeten betalen, terug. Een drietal mannelijke missionaire artsen en één vrouwelijke arbeiden hier. In 1900 was ook deze streek het tooneel van den Boxeropstand, zoodat de missionaire artsen, op raad van den Engelschen consul, zich naar veiliger oord moesten begeven. Doch in Maart 1901 konden zij terugkeeren naar hun post. Te Kien Ning, ten westen van Fuh Ning, meer naar het binnenland gelegen, stond sinds 1889 een zendingshospitaal aan de „Zevensterren-brug" voor de stad, dat veel leed door hoog water. Doch in Augustus 1904 is geopend een complex van gebouwen, gelegen op een hoogte binnen de muren der stad, bevattende een hospitaal voor mannen en een voor vrouwen, woningen voor de twee Europeesche dokters H. R. Pakenham en H. M. Churchill (sinds Dec. 1904 hier aanwezig) en een Tehuis voor studenten, waaraan een huis voor eenen Chineeschen dokter, Dr. Ngeu Ngring-gi en zijne familie. Onder Kien Ning behooren drie poliklinieken, een te Kien-yang, een te Ciong-bau en een te Sinchutig. De derde stad van Fukien, waar de C. M. S. hare Medische zending heeft, is Hinghwa. Zelfs in 1900, het jaar van den Boxer-opstand, kon de arbeid aldaar ongestoord voortgezet worden. Men vindt hier een groot hospitaal met 160 bedden, waaraan eene polikliniek verbonden is, terwijl er nog eene polikliniek in den omtrek is. De cursus voor inlandsche medische studenten wordt gevolgd door een achttal. Het vertrouwen der bevolking neemt toe, wat merkbaar is aan de gewilligheid, waarmee zij zich onderwerpt aan noodzakelijke operatiën. Ofschoon de verplegingskosten verhoogd zijn, neemt het aantal zieken niet veel af. Behalve de beide Europeesche miss. artsen, B. van Someren Taylor en Dr. F. Sanger te Hinghua, arbeidt de inlandsche miss. arts Dr. Deng Mi Mi, de zoon van een geordenden inlandschen leeraar te Sieng Ju, waar sinds 1904 ook een hospitaal is. Van hem zegt Mevr. van Someren Taylor, dat hij wel is waar geen man van buitengewone talenten is, maar toch een uitnemend geneesheer, die ook gebroken heeft met die gebruiken van China, welke tegen het Christendom ingaan. „Eens ontmoette ik hem en zijne jonge vrouw, samen wandelende op den stadsmuur; een zeer ongewoon ding voor een Chinees, met zijne vrouw uit wandelen te gaan." Toen de missie in 1850 te Fuh-chow met de prediking des Evangelies begon, hield de missionaire dienaar des Woords Welton in zijn huis medische spreekuren, daar hij eenige geneeskundige kennis had. Spoedig kreeg hij een groot aantal patiënten, wien hij met de geneesmiddelen voor het lichaam het Evangelie van Christus aanbood. Reeds toen droeg zijn medische arbeid er toe bij, dat de vooroordeelen der Chineezen tegen de vreemdelingen wat verzacht werden. Nadat Welton den dienst der zending verlaten had in 1855, hield te Fuh-chow alle medische zendingsarbeid op. Een poging in 1878, om er een arts te vestigen, mislukte. Eerst Dr. B. van Someren Taylor, (thans te Hinghwa) is het gelukt, hier de eigenlijke M. Z. te beginnen in 1889 in eene nederige woning met vijf bedden. Sinds 4 Mei 1905 is in deze stad een nieuw hospitaal opgericht uitsluitend voor mannen, een schoon, groot, luchtig gebouw met 50 bedden, verdeeld over 4 groote ziekenzalen en eenige kleinere. Een dier zalen heet naar Welton, van wien hierboven sprake is en een andere naar den aartsdiaken (den eersten na den bisschop) Wolfe, die jaren achtereen om eenen dokter en een hospitaal te Fuh-chow gebeden heeft. Thans zijn er 79 bedden in dit hospitaal. In den omtrek vindt men drie poliklinieken, waarvan een te Dergdoi, waar Miss N. O. Marshall, eene verpleegster, de direktie voert. Tal van opiumschuifsters en schuivers zijn te Fuh-chow en in de nabijgelegen dorpen genezen. Geo Wilkinson is de miss. arts, gesteund door de verpleegster Miss E. E. Massey. Enkele studenten worden tot arts opgeleid. In 1898 heeft de C. M. S. eene polikliniek onder eene vrouwelijke miss. arts geopend te Hokchiang, waar het volgend jaar een hospitaal voor vrouwen en kinderen bijkwam. De mannen werden in een kippenstal door eenen inlandschen arts behandeld tot 1904. Later door den miss. arts A. W. Scatliff. Thans zal hier binnenkort een mannen-hospitaal opgericht worden, terwijl het vrouwen-hospitaal onder Miss M. Poulter ook om een nieuw gebouw roept. Groote operatiën worden niet zeer veel gedaan door de dokters. Miss Poulter zeide, geen garantie te kunnen geven, dat de zieke, die geopereerd wordt, zeker en spoedig herstellen zal en nu ontwijkt men haar. Toch ziet zij vooruitgang. Gynaecologische gevallen nemen toe. Nog slechts kort geleden heeft zij eene kraaminrichting kunnen toevoegen aan haar hospitaal. Hier komt echter geen moeder binnen, die niet belooft haar kind, als het een meisje is, in het leven te behouden. Eindelijk wenscht deze ijverige miss. arts een barak voor besmettelijke ziekten, waarvoor zij ƒ 600 è ƒ 700 behoeft. Van Hok-chiang zijn reizen in den omtrek gedaan, waarvan het gevolg is geweest, dat er te Haïtan een filiaal-polikliniek werd opgericht, en eveneens een met een klein hospitaal te Kosang Tsche, een stadje, niet ver van Hokchiang, waar reeds in het eerste jaar 5 gezinnen, samen 28 personen, voor den Heere gewonnen werden. De laatste M. Z. in Fuhkien, van de C. M. S. uitgaande, is die te Ning-taik, waar sinds April 1905 Miss Mabel Hannington zich heeft gevestigd. In de eerste maanden na hare komst bemoeide zij zich uitsluitend met het personeel, dat bij de missie was, de leerlingen der school enz., maar sinds het begin van 1906 zag zij de eerste patiënte komen tot hare polikliniek, waarvoor zij echter nog geen eigen gebouw heeft. Evenmin heeft zij een hospitaal, ofschoon zij reeds patiënten opneemt; een 7-tal bedden heeft zij gereed gemaakt. IJverig bezoekt zij de kranken aan de huizen en op reizen in den omtrek. Provincie Kwantung. ') In Zuid-China, in de ten ZuidWesten van Fuhkien gelegen provincie Kwantung, heeft de C. M. S. slechts in de stad Pakhoi, aan de golf van Tongking, eene M. Z. Deze is daar in 1886 begonnen. Men vindt hier een hospitaal, eene kraaminrichting en eene polikliniek en nog eene polikliniek in den omtrek der stad. De beide doktoren zijn E. G. Horder, welke ook aan het hoofd staat van de asylen voor melaatschen, door hem opgericht, en Neville Bradley, die eenen zwaren arbeid hebben aan 210 bedden en 16.324 patiënten in de polikliniek of hunne huizen. Gedurende de Boxer-troebelen van 1901 kon de medische zending te Pakhoi stil voortarbeiden; zelfs was het getal patiënten in dat jaar hooger dan ooit te voren. Ook de giften en bijdragen der patiënten stegen. Provincie Tschekiang. 2) In 1873 is de C. M. S. hare M. Z. begonnen in deze kleine, ten noorden aan Fuhkien grenzende provincie en wel in hare hoofdstad Hang-chow. Klein waren hare beginselen. Het begon met eene polikliniek. In 1885 ') De provincie Kwantung is 29,04*7 vierk. m. groot (half zoo groot als Pruisen) met eene bevolking van 30.000.000 zielen. *) De provincie Tschekiang is 12.367 vierk. m. en heeft een bevolking van 12 mill. zielen. werd daaraan een hospitaal toegevoegd, waarin behalve Chineesche ook Europeesche patiënten worden opgenomen. Ook in den omtrek arbeidt de M. Z. Zij heeft er thans eene polikliniek. De Schot Duncan Main, een uitnemend Christen en een bekwaam arts, is sinds 1887 de man, van wien een groote invloed uitgaat op de bevolking dezer groote stad. Vooral in gevallen van opium-vergiftiging wordt hij te hulp geroepen; en hij is in deze practijk tot nu toe zoo gelukkig geweest, dat vele slachtoffers zijn genezen. Naarmate de arbeid toenam, is het getal missionaire artsen grooter geworden. In 1899 en 1900 waren er tijdelijk drie, toen weer twee, en in 1906 weer drie. Thans ook drie, namelijk de bovengenoemde Duncan Main, A. T. Kember en J. C. P. Beatty. Men roemt van dat hospitaal zijne netheid, zijne orde, alsmede den geest der liefde, die er heerscht. De onderkoning der provincie, die dezen arbeid welgezind is, ondersteunt hem, en hooge ambtenaren maken de missionaire artsen tot hunne huisdokters. In het hospitaal zijn enkele kamers afgezonderd voor zieke Mandarijnen, die voor behandeling en verpleging ƒ 25.— per maand betalen. Dezen patiënten brengt Dr. D. Main, die de Chineesche taal uitnemend spreekt, de boodschap der genade in de gesprekken, die hij met hen houdt. De andere patiënten behoeven niet anders te betalen dan een entreegeld van 4 a 5 cents, als zij de wachtkamer binnenkomen. In die wachtkamer is het in den regel vol van menschen uit verschillenden stand in de maatschappij. lederen morgen houdt Dr. Main huisgodsdienstoefening met het geheele personeel van het ziekenhuis. In het jaar 1894 werd een tweede hospitaal gebouwd, bestemd voor vrouwen en kinderen met 50 bedden, waarop Mevr. Main onder haren man toezicht houdt. Van heinde en ver komen de menschen, en zij laten zich niet afwijzen, al zegt men, dat de hospitalen overvol zijn. Een man, die meer dan 1000 kilometer ver gekomen en 14 dagen onderweg geweest was, dreigde zich zeiven te vermoorden, als men hem niet opnam. Opmerkelijk is, dat tegen- woordig velen dadelijk bij het begin der ziekte naar den dokter gaan; maar allen doen dat nog niet. Zij beproeven eerst alles bij de inlandsche geneesheeren. Chineesche patiënten, vooral operatieve, hebben bewaking noodig, daar zij anders dingen doen, die de genezing tegenwerken. Zij nemen bijvoorbeeld het verband van een gebroken been weg, om te kijken, of de einden der beenderen zich werkelijk vereenigen of gebruiken de medicijnen niet naar het voorschrift. Met het oog hierop is behandeling in een hospitaal noodzakelijk. Bij patiënten, die op de polikliniek komen en dan weêr naar huis gaan, is die bewaking niet mogelijk. Daarom komt het daar vaak voor, dat de verbanden verstoord worden of de medicijn van den missionairen arts bij die van hunne inlandsche dokters wordt gedaan en zoo ingenomen, in de overtuiging, dat als het eene middel niet helpt, het andere wel zal helpen. Als eene operatie mislukt, zijn de heidensche patiënten zeer ontstemd, want zij gelooven, dat de missionaire artsen alles vermogen. Daarom waarschuwt dokter Main, dat de dokter, die het zendingsveld komt, een knap deskundige moet zijn. Aan het hospitaal is verbonden eene opleiding van inlanders tot dokters. Deze opleiding duurt 5 jaren. Niemand laat dokter Main hier toe, van wien hij niet de overtuiging heeft, dat hij een oprecht Christen is. Onder den invloed van het streven naar ontwikkeling, dat in geheel China is ontwaakt, hebben zich meer dan 30 jonge mannen om toelating aangemeld. En al zullen dezen niet allen het werk der liefde kiezen en assistent worden, zij zullen hunnen landgenooten mettertijd ten zegen zijn. Allen moeten hun kost en onderwijs betalen. Dit onderwijs raakt niet alleen hun vak, maar ook de leer der waarheid. Thans zijn er omstreeks 50 leerlingen. In 1906 heeft Mevrouw Main op zich genomen het superintendentschap over een kraaminrichting, waaraan verbonden is eene «Training school" (opleidingsschool) voor vroedvrouwen en verpleegsters, door den voornamen stand te Hang-chow bekostigd. Eerst worden de leerlingen theoretisch onderricht, daarna praktisch. In verband met de hospitalen staat een schoon Herstellingsoord aan de zee, waarheen patiënten, vooral lijders aan tuberculose, die het meest onder de armen en den middenstand te vinden zijn, uit het hospitaal worden gezonden. In 1904 waren er 25, die dit voorrecht genoten. Dit getal was vroeger wel eens grooter — in 1901 93 — maar het herstellingsoord is op dit oogenblik niet in staat, om gratis toegang te verleenen. De kosten zijn $ 15 per maand voor een behandeling met zwaar eten, die het meeste succes heeft en $5 voor een met het gewone dieet, dat voor tuberculose-lijders gebruikt wordt. Eindelijk is er te Hangh-chow, sinds 1872, een asyl of refuge voor opiumrookers, het eenige, dat de C. M. S. in China heeft. Door elkaar zijn hier 150 zieken (in 1904 147, in 1905 118). „Ons asyl voor opium-rookers behandelt zoowel lichaam als ziel," zegt Dr. Main in zijn rapport van 1904, „daar het opium-rooken dikwijls een gevolg is van lichamelijke en zedelijke zwakheid. Lichamelijke zwakheid wordt vaak opgegeven als aanleiding tot het begin der kwade gewoonte; anderen gebruiken het tot leniging van pijn, die gevolg is van verschillende ziekten, anderen uit gebrek aan bezigheid, anderen op het voorbeeld van ouderen" enz. „Men heeft ons meermalen gevraagd," zoo gaat Duncan Main verder, „of zij, die genezen van ons gaan, dit blijven, maar wij antwoorden in het algemeen, dat men liever geen statistieken omtrent genezen opiumrookers moet geven. Velen zijn genezen tegen hunnen wil, zoons worden ons gezonden door hunne ouders, leerlingen door hunne patroons, scholieren door hunne onderwijzers; en velen komen tot ons, teneinde genezen te worden, alleen om weer te kunnen beginnen met eene kleinere dosis, daar hun inkomen niet bestand is tegen hunne steeds grooter wordende eischen. Zeer weinigen zijn genezen, omdat het schadelijk of zondig is en toch ontmoeten wij nooit iemand, die deze kwade gewoonte tracht te verschoonen. Het is eene zondige verspilling van schatten; mij zijn velen in deze stad bekend, wier rooken hun niet minder dan / 1000 p.j. kost; verscheidene familiën zijn er, wier opium-rekening meer dan ƒ5000 per jaar beloopt. Door elkaar betaalt zelfs een koelie nog omstreeks f 180 per jaar voor zijn genot." „Ofschoon zeer velen terugkeeren tot de gewoonte, pas ontwend in het hospitaal, kunnen wij toch ook onze handen leggen op velen, die eenige jaren geleden opiumslaven waren en nu eerbiedwaardige leden der maatschappij, zegeteekenen van Gods genade in Christus, en toonbeelden van zedelijke en lichamelijke hernieuwing zijn. Onder dezen zijn krachtige predikers des Evangelies." Later heeft dokter Main deze opinie nog bevestigd door het volgende, gezegd naar aanleiding van de 118 opiumschuivers, die hij in 1906 onder zijne behandeling heeft gehad: „Hoe gaarne zou ik willen zeggen, dat alle dezen, die in het jaar (1906) zijn genezen, genezen bleven en thans een nieuw leven leiden. Opiumschuivers genezen is echter geen bemoedigend werk. Zij verlaten ons met nieuwe gezichten, nieuwe voornemens, nieuwe besluiten, en beleefde uitdrukkingen van dank, maar deze moeten worden gestaafd in oude omgevingen met oude vrienden en oude verzoekingen; en velen keeren terug tot de zonde. Elk jaar verblijden wij ons dus met vreeze en beven over herstelde opiumrookers. Men kan alleen van hen vertrouwen, dat zij standvastig zullen blijven, als hun geweten ontwaakt is en zij komen onder de macht van het Evangelie." Terwijl in 1900, gedurende de beroeringen, door de Boxers op verschillende stations niet minder dan 16 hospitalen werden verbrand en verscheidene miss. artsen vermoord, kon te Hangchow de geheele hospitaalarbeid ongestoord worden voortgezet, al geschiedde die onder leiding der inlandsche miss. artsen alleen, omdat de Europeesche, op last van den Engelschen consul, voorzichtigheidshalve op veiliger plaats toefden. Desniettemin ontbrak het in dien tijd niet aan sensatieberichten. Een patiënt had zekeren nacht gedroomd, dat de Boxers er waren. Hij vluchtte en sleepte met zich een groot aantal zijner medepatiënten mee, zoodat het hospitaal, dat, tot den zomer toe, buitengewoon vol was, half Juli vrij snel leeg liep. Eerst in December 1900, toen de tijden rustiger waren, kwamen de patiënten ook weer in grooten getale terug. Voor eenigen tijd hebben zich hier ook Japansche mannelijke en vrouwelijke artsen neergezet, om de zending te benadeelen. Deze tegenstand zal echter niet duurzaam zijn. Hang-chow verlatende, begeven wij ons naar Ningpo, aan de zee gelegen, waar de M. Z. sinds 1888 arbeidt. Thans zijn er twee hospitalen, een voor mannen en een voor vrouwen. Samen hebben deze 60 bedden en twee missionaire artsen, R. Smyth (thans om gezondheidsredenen niet meer in dienst) en A. F. Cole. Hun arbeid wordt gewaardeerd, ondanks veler wantrouwen. Bewijs hiervoor is het Röntgenapparaat, dat onlangs de le Mandarijn van Ningpo met zijn staf aan het hospitaal gaf. In een zijner laatste brieven (1906) schrijft laatstgenoemde van de vrucht der prediking, welke de M. Z. voortbrengt: „Tegenwoordig komen verscheidene Engelschleerende vertegenwoordigers van het moderne China bij mij op mijne kamer. Zij zijn zeer vriendelijk en ik heb verschillende stukken uit de Evangeliën met hen gelezen. Ik hoop dezen menschen van eenig nut te zijn en houd eene kamer apart voor hen in mijn huis. Niet minder dan 9 bezochten mij j.1. Zaterdag, zij hebben alleen de Zaterdag-middagen en Zondagen voor zich, terwijl zij op andere dagen hard moeten werken. Ten zuiden van Ningpo ligt Tai-chow, dat in 1893 eene polikliniek van de M. Z. onder eenen miss. arts kreeg. Van 1898—1901 arbeidde er een inlandsche arts, die zooveel toeloop had, dat er een Europeesche missionaire arts werd heengezonden en een klein hospitaaltje opgericht. Den 27en November 1905 is er een hospitaal met 50 bedden geopend, een mooi gebouw, bekoorlijk gelegen op eenen hoogen heuvel, van waar men de geheele stad kan overzien. De opening werd bijgewoond door de hooge ambtenaren en magistraatspersonen der stad. Algemeen en groot was de voldoening van alle Chineezen, toen zij het hospitaal zagen en eene oude Chineesche vrouw zeide: „Deze plaats moet ongetwijfeld de Hemel zijn," terwijl anderen het betreurden, dat zulke mooie bedden door zieken en lijdenden zouden worden ingenomen. Dokter Babington en zijne vrouw arbeiden hier met vrucht. In 1905 had de eerste doop in het hospitaal plaats. De C. M. S. heeft ook beproefd met hare M. Z. het binnenland van China binnen te dringen. Zoo werd in 1897 de missionaire arts Dr. W. Squibbs gezonden naar de provincie Ssechuan, ') waar reeds eenige jaren geleden missionaire dienaren des Woords waren begonnen het Evangelie te prediken. Hij trok de provincie door en oefende zijn beroep als arts vaak uit. Nganhsien (stad des vredes) werd gekozen tot centraalpunt der M. Z., doch men moest den arbeid opgeven. Niet beter is het te Mienchow gegaan, waar eene polikliniek, aanvankelijk met gunstiger resultaat, onder Dr. Squisbbs werd opgericht. Op de hoogvlakten aan de Chineesch-Tibetaansche grenzen te Chengtu en Songpa, den uitersten voorpost der C. M. S., heeft de M. Z. zich eenigen tijd vertoond. Japan. Te Hakodate, de zuidelijkste stad van het eiland Jeso, is door de C. M. S. eene polikliniek opgericht in het jaar 1898 en twee jaren later (1900) een hospitaal, dat nu 35 bedden heeft. Missionair arts te dezer plaatse is Dr. W. W. Colborne, die van de Japansche regeering verlof gekregen heeft, in het geheele rijk te praktiseeren. De toeloop van zieken naar de polikliniek is groot. Dikwijls komen de patiënten reeds om twee uur in den morgen daarheen, om zeker te zijn, dat zij onderzocht worden, daar soms het aantal bezoekers zoo talrijk is, dat slechts van de voornaamste gevallen notitie kan genomen worden. De geestelijke arbeid is ook niet tevergeefs. Vooral na den JapanschRussischen oorlog is de aandacht bij het lezen der Schrift in de wachtkamer 's morgens half negen groot, ja openbaart zich meer verlangen naar de waarheid. „Of dit nu een gevolg is van den oorlog of van de opwekking, welke uit Wales naar Japan zich heeft verbreid", zegt Mevr. Colborne, „weet ik niet, maar de ') Szechuan is 218.840 vierk. mijlen groot en heeft eene bevolking van 68.724.890 zielen. 9 toenemende belangstelling in de dingen des eeuwigen levens is wonderlijk. Velen koopen een bijbel en lezen hem, anderen vragen om onderwijs." Na zijn herstel is Dr. Colborne tot zijnen arbeid teruggekeerd met een geloovigen inlandschen dokter. Ten noorden van Hakodate ligt Sapporo, waar eene verpleegster in zekeren zin geneeskundige praktijk uitoefent. Voor-Indië. Nergens is de Medische zending der C. M. S. zoo uitgebreid en zoo gezegend als in Voor-Indië. Nergens toont zij zich krachtiger middel, om door het Mohammedanisme en Hindoeïsme een weg voor de zending te banen dan daar. Veertig jaren is het geleden, dat zij haren loop begonnen is. Doch in den aanvang was zij zeer zwak. Over het geheele Indische terrein der C. M. S. had zij in 1891 nog slechts vijf missionaire artsen en nu is dat getal reeds gestegen tot 25, onder welke 9 vrouwelijke; bovendien nog twee inlandsche miss. artsen. Van hen, die de M. Z. zijn begonnen, zijn enkelen nog op hun post, anderen reeds gestorven. Onder de laatstgenoemden is een der uitnemendsten Dr. Elmslie, in zijn leven missionair arts in Kashmir, bij wiens levensgeschiedenis wij hier een oogenblik willen stilstaan. William Elmslie werd den 29en Juni 1832 geboren te Aberdeen in Schotland. Zijne ouders, James en Barbara Elmslie, die kort te voren hun oudste dochtertje hadden verloren, begroetten de geboorte van dezen zoon met dubbele blijdschap. Zijne moeder noemde hem gaarne eenen „zoon der vertroosting". Van jongsaf oefende zij eenen heilzamen en duurzamen invloed op hem uit, meer dan de vader, overigens een eerzame schoenmaker. In de hoop hunne uitwendige positie te verbeteren, begaf de geheele familie zich naar Londen, toen William nog klein was. Zij had reden dezen stap te betreuren. De verwachting toch, van deze verhuizing gekoesterd, werd niet vervuld. De armoede kwam de woning binnen in plaats van den gewenschten voorspoed; en om de ellende te vermeerderen werd eerst de vader, daarna de moeder ziek. Wat moest onze William nu doen? Een dokter roepen? Maar waar dien te vinden in deze groote stad? Vol vertwijfeling en bittere tranen vergietend, liep hij de straat op. Niemand bekommerde zich om den armen jongen. Ten einde raad gedacht hij de woorden zijner moeder over God, bij Wien hulpe is in allen nood, en hij riep: „O God, help mij." Een voorbijganger hoorde hem en vroeg hem, wat hem deerde, waarna hij met hem ging naar eenen arts, die niet alleen een dokter, maar ook een „vriend van armen" bleek te zijn. Deze hielp het gezin, na de herstelling der ouders, naar Aberdeen terug, waar het nu alle krachten moest inspannen, om het levensonderhoud te verdienen. God gaf dit en gebruikte daartoe ook onzen William, voor wien Hij eenen weg des lijdens en der beproeving noodig achtte. Zes jaren lang hielp hij zijnen vader in het schoenmakersvak. De leergierige knaap moest daartoe de school verlaten; maar hij leerde van het voorlezen zijner moeder en van de mededeelingen zijner kameraden, die nog op school waren. Na de genoemde zes jaren vroeg hij zijn ouders, naar het gymnasium te mogen gaan, wat hem toegestaan werd. Een gelukkige, maar inspannende tijd brak toen voor hem aan. Buiten den schooltijd maakte hij schoenen, om mee den kost te verdienen voor het gezin, terwijl hij in dien tijd zijne Grieksche en Latijnsche lessen leerde. En zoo groot waren zijne vlijt en zijne gaven, dat hij een jaar later niet alleen zijn tekort in kennis had ingehaald, maar zelfs in verschillende vakken prijzen verdiende. Gevolg hiervan was, dat hij eene geldelijke ondersteuning kreeg. Desniettemin moest hij op den driestal blijven arbeiden. In deze dagen kwam hij tot bekeering en werden Rom. V: 8 en II Cor. VIII : 9 hem dierbaar. In November 1853 ging onze William naar de Hoogeschool van Aberdeen. Zijne ontberingen en zorgen hielden toen nog niet op. Hard studeerende en tegelijk den kost verdienende voor de zijnen, door onderwijs te geven in eene school, bleef hij onder alles zijne hulpe van den Heere verwachten. Doch toen kwamen er bange dagen voor zijn geestelijk leven. Het onderwijs aan de Hoogeschool riep in zijne ziel twijfelingen op, die hem be- nauwden. Doch God deed hem triumfeeren. Het anker des geloofs hield vast door 's Heeren genade. In 1858 toefde onze student in Italië als gouverneur van de zonen eens Schotschen edelmans. Teruggekeerd, moest hij het beroep kiezen, dat hij volgen wilde. Eerst dacht hij predikant te worden; doch niet lang daarna besloot hij te staan naar het ambt van missionairen arts. Hij legde zich toe op de studie der medicijnen, afgewisseld met schoolhouden en schoenmaken. Met glans deed hij 4 jaar later zijn 2e examen en bood zich aan bij het Edinburgsch genootschap voor M. Z., dat hem aannam en met /" 180 jaarlijks steunde, mits hij te Edinburg kwam wonen. Dit gebeurde en eenige maanden was hij werkzaam in de polikliniek van Cowgate. Aan het einde van den winter deed hij artsexamen. Doch wat niemand verwacht had, geschiedde: men wees hem uit ijverzucht tegen Edinburg af. Een jaar later slaagde hij met den hoogsten lof. Den 19en September 1864 ging onze Elmslie als miss. arts van het kerkelijk zendinggenootschap, de C. M. S., naar Voor-Indië, doch niet naar Bombay, zooals eerst het plan was, maar naar het afgelegen Kashmir. In deze dagen schreef hij aan zijne moeder: „Wie zou niet alles willen geven, als Jezus het vraagt? Jezus verzoet alles." Te Southampton ingescheept, troostte hij nog zijne moeder, wie het scheiden zwaar viel, met deze woorden: „De Heere zal alles wel maken, leun slechts op Hem. Hij zegene en trooste u. Ja verblijd u in den Heere ten allen tijde." Op zijne reis deed hij Malta, Alexandrië en Cairo aan, van waar hij zijne moeder zijne indrukken van alles, wat hij zag, schreef. De vrije uren besteedde hij aan de studie van het Hindustani en hij las verscheidene boeken over de zending en hare arbeiders, vooral echter zijn Grieksch N. T. Eens schreef hij aan zijne moeder: „O, lieve moeder, ik verlang naar den tijd, waarin onze harten den Heere Jezus, zonder zonden, volkomen zullen liefhebben. Bid vurig daarom, dat onze genadige Vader in den hemel zijnen H. G. in nog rijker mate over ons uitgiete." Te Madras zag hij de M. Z. in haren arbeid. Den 28en October ging hij te Calcutta aan land, kort nadat een verwoestende wervelwind de stad tot eene wildernis had gemaakt. Den tijd van zijn verblijf in de hoofdstad van EngelschIndië bracht hij door met het bezoeken van onderscheidene zendingsposten, vooral die van den missionairen arts Dr. Robson. Van Calcutta ging het naar Lahore, de hoofdstad van Panschab, waar hij den 18en Nov. aankwam, om er eenige maanden te blijven, ten einde de taal van Kashmir te leeren en tegelijk de Medische school te bezoeken. Op deze reis bezocht hij Benares aan den Ganges, het pelgrimsoord der Hindus, het bolwerk van het Brahmanisme, Allahabad, Delhi, den voormaligen zetel van den Groot-Mogol, Umbella, Amritsar. Overal werd hij door missionairen en inlandsche christenen hartelijk verwelkomd. Te Amritsar bezocht hij eenen tempel der Sikhs, een godsdienstig gezelschap, dat Brahmanisme en Mohammedanisme met elkaar verzoenen wil, bestudeerde de taal van Kashmir en maakte kennis met het onderwijs van de zending. Den 18en Jan. 1865 kwam Elmslie te Lahore aan. Drie maanden bleef hij hier. Toen ondernam hij den llen April de reis naar Kashmir, ofschoon de Engelsche gouverneur van Lahore hem aanbevelingsbrieven weigerde, tenzij hij zich losmaakte van de C. M. S. Zijn verblijf en arbeid aldaar en te Szrinigar bespreken wij straks. Tot 1870 was Dr. Elmslie in Indië. Toen keerde hij ter wille zijner gezondheid naar Engeland terug. Zijne moeder vond hij niet meer in leven. Den tijd van zijn verlof bracht hij niet door met stilzitten. Hij voltooide zijn woordenboek van de taal van Kashmir en zag in October 1871 het eerste vel er van gedrukt voor zich. Eerst in 1872, toen hij weer in Indië was, legde hij de laatste hand aan de correctie der drukproeven. Ofschoon hem tijdens zijn verloftijd een leerstoel aan eene Hoogeschool werd aangeboden, wees hij dien af, terwijl hij aannam eene door de C. M. S. hernieuwde aanstelling als miss. arts in Kashmir. Eer hij heenging, huwde hij. In Indië heeft hij echter niet veel meer gearbeid. Den 18en Nov. 1872 werd hij door God tot zich genomen na eene moeilijke en angstige reis uit Kashmir, waar hij was, over het Himalayah-gebergte. Tien dagen na zijnen dood kwam het eerste exemplaar van zijn Woordenboek te Amritsar en op zijnen begrafenisdag teekende de Maharadscha van Kashmir het besluit, volgens hetwelk zijn land het geheele jaar door voor de vreemdelingen openstond, wat tot nu slechts voor een half jaar was toegestaan, ook aan Elmslie. Gaan wij nu een bezoek brengen aan de verschillende stations der M. Z. van de C. M. S. in Kashmir. In Kashmir ') is de C. M. S. met hare M. Z. voor Indië begonnen. In 1854 trachtte de C. M. S. in Kashmir binnen te komen met het Evangelie in de handen, doch een hevig verzet van de regeering dreef haar terug. Met eene nieuwe poging van de missionairen Clark en Smith in 1862 ging het niet beter. Toen in 1864 opnieuw dezelfde zendelingen met zes inlandsche helpers zich te Szrinigar wilden vestigen, verwekte de regeering volksoploopen in de straten, waarbij de boden des vredes gevaar liepen van hun leven, om hen te dwingen weg te gaan. Door tusschenkomst der Engelsche regeering kwam hieraan een einde. Doch toen werden de zendelingen op andere wijze geplaagd; zij mochten niet in de stad wonen, men mocht hun geen levensmiddelen verkoopen, de menschen mochten hen niet bezoeken; men mishandelde en wierp in de gevangenis, die dit toch deden. J) Kashmir, een vasalstaat van Engeland onder eenen inlandschen vorst of Maharadscha, ligt in het noord-westeiijk deel van het Himalayah-gebergte en wordt door een zijtak van den Indus, den Dschelam, doorstroomd. Het breede dal dezef rivier ligt van 1700—1800 meter boven de zee. Het is zeer vruchtbaar en gezond. De hoofdstad des lands is Szrinigar met eene bevolking van 130.000 zielen, bestaande uit Hindus en Mohammedanen. Zooals de overige inwoners van Kashmir leven zij meest in armoede en onreinheid. Hunne kleeding bestaat uit een lang wollen kleed, dat van den hals tot aan de hielen reikt. De Kashmiri wonen in houten huizen. Kachels en schoorsteenen kennen zij niet; derhalve beschutten hunne huizen hen niet tegen de koude van den winter, die zeer streng is. Zij warmen zich aan aarden kruiken of kangris, die zij met gloeiende kolen vullen en, bij groote koude, onder hunne wijde, wollen kleederen dragen, 't Is een schoon krachtig soort menschen, dat hier woont. Gemakkelijk zou het zich kunnen voeden uit de rijst en het koren, door het land in overvloed voortgebracht, indien niet van wat een Kashmirees bebouwt aan den hebzuchtigen Maharadscha en zijne roofzuchtige beambten ging. Vandaar de groote armoede des volks. In Kashmir leven 30.000 wevers van de welbekende, uit de fijne haren der Kaschmir-geiten gemaakte, dure kashmirsjaals, waarvoor ieder een hongerloon van een paar Annas (71/, cent) per dag van de regeering krijgt, terwijl zij van deze weer het den boeren afgenomen koren tegen woekerprijzen moeten koopen. Het volk is lui. Daarom besloot de C. M. S. er een M. Z. te vestigen en zond er Elmslie heen. Deze kwam 1865 in Kashmir, vergezeld van den inlandschen helper Gindir Bakhsch, niet geheel zonder vrees, dat de Maharadscha hem moeilijkheden in den weg zou leggen. Hoe werd hij beschaamd, toen hij in het begin het land rondreizende, zonder zich ergens te vestigen, overal door de ambtenaren en het volk met vertrouwen werd ontvangen en stil aangehoord. Waar Elmslie kwam, oefende hij zijne Medische praktijk uit onder eenen grcoten toeloop van zieken, vooral ooglijders en huidkranken; hij predikte tegelijk het Evangelie. Diep trof hem de onkunde, die hij bij de meeste hoorders ontmoette. Slechts weinigen konden lezen en schrijven. Een Mohammedaansche priester, die hem consulteerde, bekende geen koran te hebben en niet te kunnen lezen. Eindelijk maakte Elmslie Ssrinigar tot centrum van zijnen arbeid. Hij huurde een huis, een bungalo (landhuis), zooals de Maharadscha er had laten bouwen, voor 20 rupees (ƒ16) per maand. Den 9en Mei opende hij zijne polikliniek, bijgestaan door den genoemden Gindir Bakhsch en twee inlandsche helpers. Zelfs vrouwen kwamen tot hem. Voor zieken, die hij onder zijn toezicht moest houden, bouwde hij een hospitaaltje met 5 bedden. Aan het spreekuur ging vooraf eene korte, door den Catecheet geleide godsdienstoefening. Ook deelde Elmslie onder zijne patiënten, die lezen konden, traktaatjes uit. In de stad zelf bleef dit zijne eenige manier van Evangelie-prediking, omdat op de straat die prediking niet geoorloofd was. De miss. arts bezocht eveneens de omliggende dorpen, om er zijne traktaatjes te brengen. Algemeen noemde men hem den „goeden Sahib." Ook Brahmanen kwamen tot hem. Een man van hooge positie waagde het zelfs, den Maharadscha te verzoeken, den miss. arts ook in de wintermaanden in het land te laten blijven. Maar de vorst hield zich aan het contract, met Engeland gesloten, waarin hij bedongen had, dat hij in 6 wintermaanden (van October tot April) geen Europeaan in zijn land behoefde te dulden. Zelfs zond hij in het geheim soldaten en politiedienaren onder de menschen rond, om ze van Elmslie afkeerig te maken en het zendingswerk te beletten. Het baatte niet. Elmslie ging voort, van Jezus te spreken en barmhartigheid te bewijzen in Zijnen naam aan de Kashmiri. En al zag hij weinig geestelijke vrucht op zijn werk, men toonde zich toch dankbaar jegens hem. De bisschop van Calcutta (Dr. Cotton), die eens bij een bezoek aan Szrinigar Elmslie's arbeid zag, zeide daarvan: „Wij kunnen thans nog wel weinig doen, om de Kashmiri bekend te maken met de zaligheid in Christus, doch ik geloof vast, dat Dr. Elmslie aan de eenige deur klopt, waardoor, met Gods hulp, de waarheid Kashmir kan binnengaan. Ik hoorde twee preeken van zijnen Catecheet, de eerste over het „Onze Vader," de andere over de gelijkenis van den zaaier. Beide waren uitnemend, eenvoudig, begrijpelijk voor zijne hoorders, vol van eenvoudige, klare waarheid en zonder eenigen beleedigenden uitval tegen den godsdienst of de overheid des lands." Dit laatste was ook Dr. Elmslie's opinie. Zelf schreef hij in 1866: „In onze toespraken gewagen wij hoogst zelden van de dwaasheden van het Hindoïsme of de dwalingen van het Mohammedanisme; wij houden niet van zinspelingen daarop in openbare samenkomsten; 't is beter in privaat gesprek er op te wijzen. Wij willen onzen hoorders het Christendom Ieeren." Gedurende den winter was Elmslie te Amritsar, waar hij zich ook wijdde aan de M. Z. en zich toelegde op de taalstudie. Duizenden kwamen tot hem, maar voor de prediking des Woords vond hij hier minder gretige ooren dan bij de Kashmiri. Toch wilde men hem gaarne behouden. Maar Elmslie ging in het voorjaar van 1866 weer naar Kashmir en begon er opnieuw zijnen arbeid. Niemand echter durfde Christen te worden, want iedereen vreesde den Maharadscha, die wel van de Engelsche regeering een wenk had gekregen, om Elmslie's werk niet te verhinderen, maar dit toch in het geheim deed. Een timmerman, die eene boot voor den arts had hersteld, zonder te voren de toestemming daartoe van den Baby (het opperhoofd der stad) te hebben verkregen, werd geslagen en gekerkerd. Zijn oude huis kon Elmslie niet meer huren; hij kreeg een kleiner, ver buiten de stad. Daar maakten Europeanen het hem lastig, omdat zij hem niet zoo kort bij hunne zomerverblijven wilden hebben. Doch de miss. arts ging voort, hield zijne polikliniek, deed operaties en zag het aantal zijner patiënten soms tot 150 stijgen. Alleen de soldaten, politiedienaren en ambtenaren mochten niet tot hem gaan. Eindelijk wenschte ook de Maharadscha hem te behouden en bood hem aan een jaarlijksch tractement van f 14400, als hij in zijnen dienst trad en niet meer van den Christus gewaagde. Dit weigerde Elmslie. Toen de herfst zijne intree in Kashmir had gedaan, moest onze miss. arts weer weg. Ditmaal begaf hij zich naar Tschamba, zuidoostelijk van Kashmir, welks radja hem tot zich geroepen had. Ofschoon deze vorst de zending niet ongenegen was, voelde Elmslie zich in dezen particulieren dienst niet op zijn gemak. Het kwam niet overeen met de taak van den miss. arts, zeide hij. In den zomer van 1867 was Elmslie voor de 3de maal in Kashmir. Alles bleef bij het oude, ook de vijandschap van den vorst. In dezen tijd brak eene hevige cholera-epidemie uit en stond Elmslie heidenen en Christenen — drie Kashmiri waren Christenen geworden — bij. Tevergeefs streed hij echter tegen de onreinheid, de oorzaak der ziekte. De Maharadscha en zijne hovelingen boden den menschen eene tooverspreuk te koop aan voor 30 cent, als de beste bescherming tegen cholera, wanneer zij haar aan hunne huisdeur plakten. Het volk zag evenwel maar al te spoedig in, dat het door zijnen vorst bedrogen werd en wees de tooverspreuk af. Dr. Elmslie kreeg zelf de cholera, maar genas gelukkig spoedig. Den winter van 1867 op 1868 bracht onze arts te Amritsar en te Calcutta door. Overal had hij een goed onthaal, ook bij den onderkoning van Indië, die zelfs zorgde, dat een vriend der zending de nieuwe resident bij den Maharadscha van Kashmir werd. Gedurende zijn 4de verblijf in Kashmir in 1868 ondervond Elmslie minder tegenstand dan vroeger. Toch waren er drie dingen, die hem zijnen arbeid ditmaal zwaar maakten. Vooreerst de ontrouw van een zijner inlandsche helpers, voorts het gevoel van eenzaamheid en eindelijk de achteruitgang zijner gezondheid. Hij vroeg dus de C. M. S. verlof, naar het vaderland weer te keeren voor eenigen tijd. Eer dat kwam, deed onze miss. arts niet alleen zijn werk, maar maakte hij een woordenboek in de Kashmir-taal. Ook keerde hij nog eens na den winter te Amritsar te hebben doorgebracht, in 1869 naar zijn geliefd Kashmir terug. Niet minder dan 15579 patiënten vonden in den loop van dezen zomer raad en hulp bij den dokter Sahib. De menschen hadden hem lief. Gaarne had hij, tijdens zijn verblijf in Engeland, eenen plaatsvervanger voor zich in Kashmir gehad, maar die was er niet. Ofschoon hem dit leed deed, kon hij, ter wille zijner gezondheid, niet langer wachten. Hij ging in 1870 naar zijn vaderland. Doch in den zomer van 1871 was hij weer in Kashmir, arbeidende aan de komst van 's Heilands rijk. Tegenstand was er nauwelijks meer. Duizenden zochten den missionairen arts op. Toen brak de cholera uit, die nog meer van zijne krachten eischte. Rust was voor hem noodig en hij moest die, omdat de winter weer aangebroken was, buiten Kashmir zoeken. Hij ging, maar om nooit meer terug te keeren. Den 18en Nov. 1872 ging hij in de rust van Gods volk in te Gudscherat. In zijn werk volgde hem op Dr. Theodorls Maxwell, die in 1873 te Szrinigar kwam en door den Maharadscha Rungbis Singh vriendelijk ontvangen werd. Hij kreeg van dezen een goed woonhuis en zelfs een hospitaal. Doch ook Maxwell's gezondheid was niet bestand tegen de eischen van zijnen steeds toenemenden arbeid. Hij vertrok en twee jaren lang werd de arbeid der M. Z. door den missionair F. Wade en eenen inlandschen dokter voortgezet. In 1875 kwam een vroegere officier van gezondheid, Dr. Downes, in den arbeid der M.Z.te Szrinigar, daarbij geholpen door den Catecheet Qadis Bakhsch. Na zesjarigen trouwen arbeid moest Dr. Downes zijnen post verlaten en naar Engeland terugkeeren. Toen trad (1881) A. Neve op, die tot nu toe daar werkzaam is in den geest zijns grooten voorgangers. Van deze M. Z. schreef hij eens: „De roep van het hospitaal heeft bereikt de verst verwijderde dalen en bergpassen van Ladakh en Skardo en is met de handelskaravanen daar tot Khotan en Yarkand doorgedrongen. Naarmate zich het gerucht verspreidt, naar die mate neemt het werk toe. Wie eens een kijkje in de wachtkamer van den miss. arts op eenen drukken zomerdag genomen heeft, vergeet nooit meer den aanblik van de honderden zieken, daar aanwezig. Hier de donkere gezichten van de inboorlingen der vlakten, daar de blonde Kashmiri en de roodkleurige Yarkundi, en daar weer de woeste gelaatstrekken van den Afghaan. Zeven of acht verschillende dialekten of talen kan men hier hooren spreken. Nog grooter dan in ras en taal is het onderscheid in krankheid en lijden, dat hier gezien wordt. Het kind geleidt zijnen blinden vader, de moeder draagt hare lamme dochter, vrienden brengen eenen geraakte op een bed. Als alle patiënten bijeen zijn, wordt een lied gezongen, daarna eene korte toespraak gehouden. Met vermijding van alles, wat gelijkt op bestrijding van de valsche religie, wordt tot hen gesproken van den God der liefde en der verlossing. Hiernaar luisteren Hindu, Buddhist en Mohammedaan met belangstelling en het nagebed zeggen velen hardop na. Dan begint het consult en het voorschrijven der geneesmiddelen. De meeste patiënten gaan hierop heen, de overblijvenden krijgen een plaats in het hospitaal." Reeds in 1886 is, tengevolge van de uitbreiding des arbeids, Neve als medearbeider gegeven zijn broeder en geestverwant Dr. Ernest F. Neve. Op dit oogenblik is dit tweetal door de overkomst van H. E. Rawlence tot een drietal miss. artsen geworden, dat met zegen arbeidt niet alleen in de hoofdstad des lands, maar ook op de reizen, die zij nu en dan door het land doen. De 4e arts is een vrouwelijke, Miss Kate Knowles. Het hospitaal is met vertrekken voor mannen en voor vrouwen meermalen vergroot. In 1906 is er een paviljoen bijgekomen, gebouwd aan de overzijde van den weg, waaraan het hospitaal ligt. Dit is bestemd voor patiënten, die betalen kunnen en zelve voor hun eten zorgen. Het beantwoordt thans aan de voornaamste eischen der Medische wetenschap. „De M. Z. van Szrinigar is een model, hoe eene M. Z. moet zijn , zegt Dr. H. F. Holland, die in haar 6 maanden heeft mogen meewerken. „Ieder jaar maken 30—40.000 patiënten op eemgerlei wijze gebruik van het hospitaal en dezen komen met alleen uit Kashmir, Kishtiwan en Baltistan, maar ook van Poonah, Leh en Ladakh, terwijl Tibet en Yarkand en Centraal-Azië zelden zonder vertegenwoordigers zijn in de hospitaalzalen. Zoover gaat de sfeer van den invloed van dit hospitaal." „(Bovendien) kan geen patiënt in de ziekenzalen van het hospitaal eenigen tijd vertoeven, zonder bekend gemaakt te zijn met de hoofdfeiten van het Evangelie en bovenal, zonder de overtuiging te hebben gekregen, dat het Christendom is een praktische religie, die zorgt voor het lichaam en de ziel van ieder in het bijzonder." „Als men nu denkt aan het schoone werk der M. Z. en aan de vele gebeden, die tot God zijn opgegaan en nog opgaan voor Kashmir, moet men verbaasd staan over het kleine aantal geloovigen. Daar is het Evangelie dag in dag uit omstreeks 40 jaren lang gepredikt niet alleen in het hospitaal, maar ook in de zendingsscholen, in de dorpen, in de Zenanas en toch is er in geheel Kashmir slechts een handvol bekeerden. Daar is geen overtuiging van zonden, zelfs geen verstandelijke overtuiging. De Kashmiri luisteren wel naar het woord 3ods, naar de prediking en schijnen toe te stemmen, wat er gezegd wordt. Maar daarmee is alles uit. En de Pathan is vijandig, uistert noode en gaat weg uit de wachtkamer, waar gesproken vordt, als hij er kans toe ziet. Desniettemin wordt het zaad van 3ods Woord gezaaid op vele plaatsen, worden de wegen voor iet Evangelie gebaand. In hunnen arbeid in en buiten het lospitaal worden de missionaire artsen geholpen door twee -uropeesche verpleegsters, die zich vooral met de vrouwen beziglouden en door inlandsche assistenten, door henzelven gevormd. Onder welke moeilijke omstandigheden de missionaire artsen p hunne reizen soms arbeiden, bewijze het volgende voorbeeld: „Op zekeren avond kwamen bij Dr. Neve in zijn lager drie vrouwen met de vraag, of hij hare oogen wilde openen, daar zij bijna blind waren. Aangezien de missionaire arts des anderen daags vroeg weg wilde gaan, verwees hij de vrouwen naar het zendingshospitaal te Leh. Doch zij waren niet te bewegen, daarheen te gaan. Zij bleven aan den oever van den Schayok onder den blooten hemel vernachten, zich met weinig voedsel tevreden stellende. Den volgenden morgen liet Dr. Neve zich met de drie patiënten over de rivier zetten, maakte ten gevolge van de vochtigheid en den wind, met moeite, met behulp van wat kruid, een vuur aan, om daarover water te koken, dat hij noodig had, om zijne instrumenten te steriliseeren, terwijl zijne bedienden zijn overige bagaadje over de rivier brachten. Entoen paste hij, in het zand knielend, op iedere patiënt de staroperatie toe. Daarna had hij nog even den tijd, om haar het verband aan te leggen, eer eene windvlaag de plaats in eene stofwolk hulde." Meermalen hebben de tegenwoordige missionaire artsen van Szrinigar tijdens cholera-epidemieën onschatbare diensten bewezen. Telkens als de cholera kwam, liep het hospitaal leeg. De angst dreef de menschen weg. Maar als de eerste schrik voorbij was, verzonken zij weer in hunne oude stompzinnigheid, zonder dat de ernstige schrik des doods hen dieper in de ziel had gegrepen. Dr. A. Neve kreeg in 1901 de Kaiser-i-Hind-orde als een bewijs, dat de Engelsch-Indische regeering de zending, met name de M. Z., hoog waardeert. In 1900 is te Islamabad, eene stad, 33 mijlen zuid-oostwaarts van Szrinigar, in Kashmir, aan de oevers van den Jhelum gelegen, door de stadsoverheid een hospitaal voor vrouwen gebouwd ') en aan de M. Z. te Szrinigar voor niet ten gebruike afgestaan in plaats van het oude, haar door Mevr. Isabella Bishop 2) te Szrinigar gebouwd en ter gedachtenis aan haren man ) In de laatste jaren Heeft de Staat Kashmir op verscheidene plaatsen goede poliklinieken geopend, waaraan goed-getrainde dokters zijn geplaatst, wier werk beter dan vroeger gesurveilleerd wordt. Misschien wordt hiermee bedoeld tegenwerking der m. Z. *) VlJf zendingshospitalen heeft deze vrouw in het oosten gebouwd en één weeshuis. Bij testament liet zij na ƒ70.000 aan verschillende missies overal ten behoeve harer M. Z. „John Bishop Memorial Hospital" genaamd, dat in 1893 door eene overstrooming was verwoest. Meer dan twee jaren later kon de Zending zelf hier een hospitaal bouwen met polikliniek. Het geld daarvoor verkreeg zij uit den verkoop van het materiaal van het verwoeste hospitaal, dat gered was en de interest, die het uitgezette kapitaaltje gedurende eenige jaren opgebracht heeft. Dit nieuwe hospitaal, Juni 1902 geopend, is een purdah-hospitaal ') Het draagt weer den naam van „John Bishop Memorial hospital", en bestaat uit twee deelen, het eene het eigenlijke hospitaal met 20 bedden en het andere de polikliniek, de operatiekamer enz. Het ligt buiten de stad en heeft een schilderachtig uitzicht. De miss. arts is Miss Minnie Gomery, die al sinds 1900 in Kashmir is. Ofschoon door de patiënten in het hospitaal en de wachtkamer wel geluisterd wordt naar het Evangelie, ziet men weinig vrucht op de Evangelieprediking. Eerst onlangs (midden van 1906) is de eerste uit Islamabad gedoopt, een jonge vrouw, met name Zih (nu Salome). Panschab. Verlaten wij Kashmir, om ons naar Panschab te begeven, dan brengen wij het eerst een bezoek aan Amritsar, beroemd door den gouden tempel van den Sikh-godsdienst, die daar gevonden wordt, omdat deze stad is het middelpunt der M. Z. voor Panschab. Ook deze arbeid is bijna 40 jaren oud. In 1866 toch stichtten er vrouwelijke zendelingen der C. M. S. eene kraamvrouweninrichting, die later door de regeering werd overgenomen. Een jaar later (1867) trad mevrouw Clark, de vrouw van den zendeling Robert Clark, den wegbereider van de missie in Panschab, de Zenana's binnen, om er eenige medische hulp te brengen met het Evangelie der genade in Christus. Dat waren de beginselen der M. Z. te Amritsar. Doch de eigenlijke M. Z. deed hier eerst in 1882 hare intrede met den missionairen arts Henry Martijn Clark, den aangenomen zoon van den hierboven genoemden missionair van denzelfden naam. De arbeid van dezen man is zeer gezegend geworden zoowel aan het lichaam als aan ') Purdah-hospitaal is een hospitaal, waarin geen vreemde mannen mogen komen. de ziel van menigen patiënt. Hij genoot bovendien een vertrouwen, waarvan men met moeite een tweede voorbeeld zal vinden in de geschiedenis der missie in Panschab. Dikwijls kwam het voor, dat, gedurende het spreekuur, in de wachtkamer of ook bij andere gelegenheden de gesprekken tusschen missionairen en Mohammedaansche leeraars (Moulvies) vrij stormachtig verliepen ten gevolge van het bekende fanatisme der laatstgenoemden, doch dan was altijd één woord van Clark voldoende, om de driften tot bedaren te brengen. Niet alleen zijne kunst heeft hem dien invloed gegeven, maar vooral zijne warme liefde voor den zondaar, dien hij naar Jezus wilde leiden. Clark is thans heengegaan en zijn arbeid wordt voortgezet, behalve door A. H. Browne die zijn medewerker is geweest, door Dr. G. B. Davis. Voorts arbeidt hier de inlandsche dokter Zakis, die den koran beter kent dan de meeste zijner Mohammedaansche tegensprekers. Bij dezen post behooren zes filiaal-poliklinieken in den omtrek. Het hospitaal bevat ook een zaal voor vrouwen onder Mrs. Haslam en heeft 48 bedden. Dagelijks bezoeken 110 patiënten de polikliniek van Amritsar en een even groot aantal de 5 poliklinieken uit het distrikt. Het hospitaal heeft in 1906 401 patiënten opgenomen, van welke sommigen van 60—3000 mijlen aflegden, eer zij ter bestemder plaatse waren. In een zijner laatste brieven klaagt Dr. Davis, dat velen trachten zich te onttrekken aan de lezing en verklaring van Gods woord. Van dezen wordt de gewone bijdrage gevraagd, die bij eenen burgerdokter wordt betaald. De oudste van de posten der M. Z. in Panschab, is het sinds 1901 als centraalpost prijsgegeven Tank, aan de oostelijke helling van het Suleiman-gebergte, op de uiterste grens van het Britsche grondgebied gelegen. Dr. John Williams, een degelijke inlandsche geestelijke, is haar in 1868 begonnen en genoot èn om zijne vriendelijkheid èn om zijne medische kennis de liefde van de in deze streek levende woeste bergbewoners, de Wasiri, in zoo groote mate, dat hij, zonder geleide, overal kon reizen, zonder dat iemand hem eenig leed deed. Gedurende den Afghaanschen oorlog van 1879 deden de Wasiri een inval in Tank en plunderden het, maar spaarden het zendingshospitaal met zijn 20 bedden en zijn polikliniek alsmede het huis en het erf van hunnen lieven en goeden vriend John Williams, dat sommige plunderaars hadden willen afbranden, zeggende, dat Williams een Godslasteraar was. Onder zijne patiënten vond men dikwijls zelfs Beludschi. In latere jaren was te Tank werkzaam de inlandsche Dr. Samuel Singh, totdat de arbeid aldaar gebracht werd onder toezicht van Dera Ismael Khan, waarvan het 42 mijlen N. W. af ligt. Tegenwoordig arbeidt er de zoon van den reeds genoemden Dr. John Williams, Nathaniël Williams, een leerling van de Hoogeschool van Lahore. Middelpunt der M. Z. aan den westelijken oever van den Indus is Dera Ghazi Khan. De bij Kandahar in Egypte gevallen zendeling M. Gordon schonk voor de stichting dezer missie f 18.000 (volgens anderen ƒ20.000). Toen kon in 1879 een missionaire arts hier worden gestationeerd. Deze begon zijnen arbeid in eene vervallen bungalo, die eens tot ezelstal diende. Daarna kon Dr. Jukes, die toen te Dera Ghazi Khan was, een huis krijgen, dat hij voor een mannen-hospitaal inrichtte. Eigenaardig is de wijze, waarop dit tot zijnen dienst gesteld werd. Het huis werd bewoond door een aanzienlijken Hindoe en zijne familie. Zekeren dag bezocht Dr. Jukes hem en in den loop van het gesprek deelde hij meê, dat hij een huis zocht, geschikt voor een zendings-polikliniek. De Hindoe zeide, dat het hem genoegen zou doen, als de arts het huis wilde nemen, dat hij nu bewoonde. Dr. Jukes meende dat dit slechts eene hofFelijkheid was en dacht niet meer aan het aanbod. Drie weken later kwam hem de Hindoe tegen, die hem vroeg, of hij al een geschikt huis had gevonden. Toen de dokter neen antwoordde zeide hij: „Ik heb u immers gezegd, dat gij het mijne kunt krijgen", waarop het aanbod in dank werd aangenomen, het huis voor de zending gehuurd en ingericht voor een mannen-hospitaal. Toen dat te klein werd, verrees in 1893 een, naar het paviljoen-stelsel ingericht, complex van gebouwen, dat den naam kreeg van Maxwell Gordon Memorial Hospital en voor mannen werd bestemd, terwijl het oude huis een Zenana-hospitaal werd. De zendingsarbeid te Dera Ghazi Khan had, vooral in de eerste jaren, groote bezwaren te overwinnen en is nog niet gemakkelijk. De woeste Beludschi, ten westen dezer stad wonende en van roof en plundering levende, hebben de M. Z. alhier niet ontzien. Zelfs de Islam toont zich bitter vijandig. Zoo wordt verhaald van eenen Mullah, die den hospitaalarbeid in de war wilde brengen. Hij gaf voor te Lahore te hebben gestudeerd in de medicijnen en meende hierdoor den toegang tot het hospitaal af te kunnen dwingen. Maar de miss. arts stond zijnen man en wees hem af met den raad, eene Mohammedaansche Medische Zending op te richten, om aan de menschen het bewijs te leveren, hoe treffelijk de Islam is. De laatste maanden zijn er plannen gemaakt, om het hospitaal voor vrouwen, dat ongezond is, te ver van het mannen-hospitaal afligt en slechts een huurhuis is, te vervangen door een nieuw, waarvoor eene som is gecollecteerd en het Engelsche gouvernement van Indië eene bijdrage heeft toegezegd van 8000 Rupies. Aan den bouw zou reeds zijn begonnen, indien niet vrees voor overstrooming van den Indus hem had doen uitstellen. In dit nieuwe hospitaal zal de arbeid van Miss Dr. Eleanor Dodson nog meer tot zijn recht komen. De hospitalen hebben 52 bedden en namen in 1906 op 1017 zieken, terwijl 47761 patiënten in denzelfden tijd de poliklinieken hebben bezocht. Twee poliklinieken zijn in den omtrek van Dera Ghazi Khan opgericht, eene te Fort Munro, die des zomers en de andere te Sakhi-Sarwar, die de wintermaanden open is. Bij beide is een vertrek, om eenige patiënten op te nemen. De vrouwelijke miss. arts Dr. Eleanor Dodson wordt gesteund door eene inlandsche vrouwelijke dokter, leerling van de medische school te Ludhiana, Miss Caroline Alley. In 1885 begon de Society for promoting Female Education in the East eene M. Z. te Muitan, ten oosten van Dera Ghazi Khan. Tot 1894 had zij hier niet anders dan eene polikliniek, doch in dat jaar werd er een hospitaal voor vrouwen aan toegevoegd. Vijf 10 jaren later kwam dit hospitaal met zijn twintig bedden aan de C. M. S. Miss Wilhelmina Eger en Miss C. M. Scott arbeiden te dezer plaatse als miss. artsen en bereizen de omstreken nu en dan, om het Evangelie te brengen onder de dorpsbevolking. De vrouwen worden moeilijk overgehaald om in het hospitaal te slapen, gewoonlijk laten zij zich des daags behandelen en gaan des nachts naar huis. In 1906 was het aantal patiënten in het hospitaal 462 en van de polikliniek enz. 13650. Van Dera Ghazi Khan langs den Indus naar het noorden trekkend, komen wij aan Dera Ismaèl Khan. In 1892 is de M. Z. hier begonnen, arbeidend hoofdzakelijk onder mannen, van welke velen ooglijders zijn. De miss. arts T. E. Pennell, die thans te Bannu is, heeft hier het eerst gearbeid, niet alleen op de plaats zelve, maar in haren omtrek, dien hij bereisde. Als hij met zijne patiënten sprak over hunne zonden, bemerkte hij, dat zij zich hiervan zeer moeilijk een begrip konden vormen. Eens zeide hij tot zijne patiënten, na afloop van zijn spreekuur: „Nu heb ik u allerlei geneesmiddelen voor uwe lichamelijke krankheden gegeven, maar uwe harten zijn ook de zetel van eene vreeselijke ziekte, die ik niet genezen kan. Kan mij iemand uwer zeggen, welke ziekte ik bedoel en welke medicijn daarvoor bestaat?" De meesten zagen Dr. Pennell verwonderd aan, ofschoon zij hem reeds meermalen van zonde en genade hadden hooren spreken. Eindelijk zeide een der hoorders: „Ik weet het, Sahib, eene vrouw." Den 6en Februari 1902 is hier een nieuw hospitaal geopend, waarvan het zuidelijk deel voor de mannen (20 bedden) en het noordelijk voor de vrouwen (12 bedden) is bestemd. In het geheel zijn er 38 bedden, docli met de breede veranda's kan, in tijd van nood, het dubbele aantal worden opgenomen. Het hospitaal is gewijd Aan de eere Gods en aan de nagedachtenis van Generaal Reynell Taylor C. B., C. S. J. Commissaris van de Derayat, 1859—1862, die deze missie grondvestte in 1862. Tegenwoordig is hier de miss. arts E. Somerton Clark, die in zijnen arbeid wordt gesteund door den inlandschen-miss. arts Nazir-ullah. Ten noorden van Tank heeft de C. M. S. nog een grenspost te Bannu. Hier werd de M. Z. in 1894 gevestigd. Al spoedig verrees een hospitaal, dat 30 bedden had. Den 3en October 1902 werden in tegenwoordigheid van vele aanzienlijken twee nieuwe zalen, een met 12 en een met 8 bedden, benevens een of twee kamertjes voor betalende patiënten geopend. Later klom het aantal bedden tot 68. De onkosten voor deze uitbreidingen zijn gevonden uit giften en bijdragen, voor verpleging in het hospitaal ontvangen. Zoo schonk een Afghaansch hoofd, die in het ziekenhuis behandeld was voor zijne oogen, 200 rupies. Intusschen gaat de verbreiding des Evangelies, het eigenlijk doel der M. Z., slechts langzaam vooruit. Wel komen de Afghanen en Pathans naar het hospitaal; ook leveren Kabul en het Indusdal patiënten, en doen de beide artsen vele reizen naar de omstreken, maar tot bekeering komt het bij dezen slechts zelden. Zelfs deinzen de vijandige Mohammedanen niet terug voor lichamelijke mishandelingen der beide miss. artsen. Met Bannu verbonden zijn twee poliklinieken, een te Pushtu en een te Karak. In het jaar 1855 is te Peschawer de zending onder de Afghanen begonnen, die tevens de Beludschi en Pathans zou gelden. Haar kwam de M. Z. in haren zwaren arbeid in 1897 te hulp, toen de beide broeders Arthur en Cecil Lankester als miss. artsen zich hier vestigden. Een jaar later werden drie caro.vansera's gehuurd en tot hospitaal ingericht, waarbij een polikliniek werd gevoegd. Hun arbeid was zoo gezegend, dat zij Christelijke begrippen onder het volk brachten. Het werk breidde zich uit; en aan het noordelijke einde van den Khyberpas te Lundi-Kotal werd een polikliniek gevestigd, die langen tijd door eenen inlandschen assistent is bestuurd, eenen man, van wien eens een patiënt zeide: „Die man werkt, alsof hij zijn eigen huis bouwt." Daar echter de houding van vele inlanders zeer vijandig bleef, is die polikliniek in 1902 weer gesloten op bevel der regeering. Evenmin kon, om dezelfde reden, de M. Z. te Nowshera vasten voet krijgen, hoe dikwijls dat ook beproefd is. Sinds Sept. 1904 is de plaats van Cecil Lankester '), ingenomen door Loftus E. Wigman. In het nummer van December 1904 der „Mercy and Truth" begon Dr. Arthur Lankester te vragen om geld voor den bouw van een nieuw hospitaal, dat beter beantwoorden zou aan de eischen der medische wetenschap dan het tot nu toe gebruikte, waarvan hij verklaren moest: „De laatste lente begonnen wij allen, dokters en assistenten, ik geloof zonder uitzondering, de een na den ander te lijden aan verzweringen in de keel of andere gevolgen van hospitaalarbeid in overvolle en ongeventileerde kamers en gisteren bezweek een patiënt, die herstellende was, na een nacht van groote hitte (de temperatuur was de laatste dagen 110 graden geweest) aan eene beroerte." Daar de C. M. S. zelf geen fondsen had, waaruit de hospitaal-bouw betaald kon worden, moesten buitengewone gaven gevraagd worden, die zoo mild toevloeiden, dat Dr. A. Lankester in 1905 kon schrijven: „Aan het begin van het volgende jaar kunnen wij bij de opening van het nieuwe hospitaal omstreeks 75 bedden d.i. bijna het dubbele van de nu beschikbare voor de patiënten plaatsen." De voorspelling van Lankester is uitgekomen. Den 21en en 22en Februari 1906 is het nieuwe hospitaal geopend. Vier en veertig duizend vijfhonderd rupies heeft de bouw gekost, waarvoor ingekomen is 40.500 rs. Aan dit hospitaal met 80 bedden is verbonden een „Serai" of binnenplaats met kamers rondom voor familiën, van over de grenzen komende, die hunne lijdende verwanten niet alleen willen laten in het hospitaal. Eindelijk komen wij aan het laatste station van den Panschab, waar de M. Z. haren arbeid verricht, Kotgur, een schilderachtig dorp op een zijtak van den Mont Hattu in de Vallei van den Sutley, 3000 voet boven de rivier, 50 mijlen ten noord-oosten van Simla. Eigenlijk heet deze plaats Kotgarh, maar zij wordt genoemd Kotguru, verkort Kotgur d.i. de woning van den leeraar, een Hindu-leeraar, welke daar staat. In 1815 werd deze stad *) Cecil Lankester arbeidt thans in de Hoti Marden mission te Peschawar. door de Engelschen veroverd in den Gurkha-oorlog. Zij kreeg daarna 't garnizoen van een grensplaats. Toen het garnizoen in 1844 wegging, werd het een zendingsstation; het vroegere garnizoens-eethuis werd ingericht tot zendingshuis. In 1889 werd het eerst gevraagd om M. Z., doch niet vóór het jaar 1903 kwam daar de miss. arts Dr. A. Jukes, die eene polikliniek heeft en een hospitaaltje met twee bedden. Veel vruchten draagt de zending hier nog niet. De kasten-vooroordeelen zijn zeer groot. Zelfs de miss. arts mag den zieke niet in zijn huis zien, uit vrees dat hij dit zal ontreinigen, 't Aantal patiënten in het hospitaal in 1906 was 71 en dat der bezoekers van de polikliniek enz. 2701. Zij komen uit 355 dorpen van den omtrek. Doopen komen zelden voor. Vereenigde provinciën (Noord-westelijke prov.) De M. Z. der C. M. S. in de Vereenigde provinciën van Voor-Indië was steeds zeer klein en is het nog. In 1897 is eene kleine polikliniek te Ghaziabad geopend, slechts voor vrouwen bestemd. Doch dezen waren zeer terughoudend; desniettemin heeft de medische arbeid veler harten voor de vrouwelijke miss. artsen ontsloten. Ook te Dhuti is er medische werkzaamheid. Eene kleine Medische zending vindt men te Nigohati bij Lakhnau, onder direktie van den inlandschen dokter Williams, die gevormd is te Agra. Hare polikliniek aldaar en te Bachrawer is een arbeid van wezenlijke waarde en grooten invloed. Eindelijk is te Mirat bij Delhi Mrs. Harrison, werkende in de M. Z. Centrale provinciën. Onder de Gonds heeft de C. M. S. te Patpara een post der M. Z., waar sinds 1899 een klein hospitaal is opgericht. Voorts bezit zij een hospitaal met 8 bedden der M. Z. te Lusadia, noordoostelijk van Bombay, waar Mevr. Birkett arbeidt. Radschputana. Begeven wij ons nu weer noordwestwaarts naar Radschputana, dan komen wij onder de wantrouwige Bhils, bij wie eene M. Z. is opgericht te Kherwara, om het vertrouwen der menschen te winnen. Eveneens is er voor Beludchistan en Kandahar te Quetta eene M. Z. In 1886 is zij begonnen en nog breidt zij zich uit. De miss. artsen J. O. Summerhayes en H. F. Holland zijn hier werkzaam. Het hospitaal heeft 50 bedden, maar 's nachts zijn er soms wel meer, die dan in de veranda, in de gang of in de bijgebouwen worden geborgen. Gewoonlijk kan men hier vijf verschillende talen hooren spreken. In 1906 zijn er 1004 in het hospitaal verpleegd en kwamen er 37648 aan de poliklinieken, waarvan er twee in den omtrek zijn. Bengalen. Op de verschillende stations der C. M. S. onder de Santals hebben de missionairen al sinds lang medicijnen aan de kranken uitgedeeld. Eene kleine polikliniek is er te Santiradschpur (Shikarpur), die onder leiding staat van eenen inlandschen arts en voor de geheele streek daaromheen niet zonder beteekenis is. In 1899 kwamen uit niet minder dan 197 verschillende plaatsen zieken daarheen. Niet grooter zijn de poliklinieken te Bhagaya (1895) en Hiranpur (1896). Veel meer beteekent de polikliniek van Bhagalpur. Zij is zeer klein begonnen door eenen missionair van de C. M. S., die het Livingstone's College had bezocht. Daar hij de taal in het begin niet kende, en dus nog niet het Evangelie kon verkondigen aan zijne omgeving, besloot hij den menschen medische hulp te bieden en daardoor te toonen, dat hij gekomen was, om liefde te betoonen. Hoe hij en zijne patiënten met elkaar spraken, bleef hun geheim. Alleen als de missionair er in het geheel niet kon uitkomen, riep hij de hulp van eenen ouderen ambtgenoot in. Uit den omtrek kwamen velen den „Engelschen dokter" raadplegen, die de kleine chirurgie beoefende. Voor de ernstige gevallen zond hij zijne patiënten naar den burgerdokter, die 3 mijlen van hen af woonde. Eindelijk was onze missionair zoover, dat hij een oud huis kon huren en inrichten voor polikliniek. Een inlandsche dokter werd nu noodig. Doch van waar zou het geld komen ? Dr. Charles Neill, die in dien tijd te Ranaghat was, kwam den zendeling te hulp en betaalde vijf jaren achtereen (1896—1901) het salaris voor den jongen dokter, die te Agra gestudeerd had. Den 16en Juni 1896 werd de nieuwe polikliniek geopend en begon de dokter zijn taak. Hij overleed echter reeds in 1904 aan de pest; een ander trad in zijne plaats. Zendeling en dokter reisden soms ook in den omtrek, om daar den balsem voor lichaam en ziel den menschen te brengen. In 1899 stelden de heer en mevrouw Carey Livens van Burton de arbeiders in staat een vleugel aan de polikliniek te bouwen, die ingericht werd tot hospitaaltje met 3 straks 5 bedden. Vier jaren later (1903) is deze Missie gekomen onder de financieele verantwoordelijkheid van de „Medical Missionary Auxiliary" van de C. M. S. Tot nu toe was de ondervonden hulp gekomen van particulieren z. a. de „Congregation of St. Peter's te Derby" e. a. Ofschoon de arbeid hier niet gemakkelijk is, blijven er de goede vruchten niet van uit. De invloed onder het volk is groot en reeds zijn er van de patiënten gekomen tot belijdenis des geloofs en gedoopt. In 1905 bezochten 6717 patiënten de polikliniek. Sinds den len Januari 1906 is onder de financieele verantwoordelijkheid van de C. M. S. en hare hulpvereeniging voor de M. Z. gekomen de Medische arbeid van Ranaghat, welke tot nu toe op zich zelf gestaan heeft als eigendom van de familie Monro. Ranaghat is een belangrijke stad en spoorwegstation, in Nuddea Zillah (Oost-Bengalen) gelegen. In 1891 begon James Monro, een man, die aanzienlijke betrekkingen heeft bekleed in Indië en Engeland, alhier eene M. Z., die zich spoedig sterk uitgebreid heeft in een distrikt, dat 600 vierkante mijlen groot is, eenige duizenden dorpen bevat en eene bevolking heeft van 250.000 zielen. Geene andere medische zending in Indië kreeg zoo grooten toeloop van patiënten als deze, 600—800 per dag. Daar is een tijd geweest, dat de staf der M. Z. hier bestond uit vier miss. artsen, welke voor een deel tot de familie Monro behoorden. Later was er slechts één miss. arts, Dr. C. G. Monro. Het voornaamste station dezer zending is Doyabari (Het huis der barmhartigheid), ongeveer een mijl van den spoorweg gelegen en 45 mijlen van Calcutta. Hier zijn twee volledig toegeruste hospitalen, eene polikliniek, huizen ten dienste der miss. en eene kerk. Negen mijlen verder aan de oevers van den Hoogly ligt Kaligunge met bungalo's, eene spreekzaal en eene polikliniek, in Aug. 1899 begonnen. Groot is het aantal bezoekers dezer polikliniek. „Op het eerste wekelijksche spreekuur", verhaalt een der miss. artsen, „kwamen 58 patiënten. lederen keer klom hun aantal, en in Nov. wachtten op de spreekuren meer dan 1000 patiënten op geneeskundigen raad. In 1899 was er in Kalingunge slechts 22 maal spreekuur en het totaal patiënten bedroeg toch 14.853, die van 400 verschillende dorpen kwamen." De tweede buitenpost der M. Z. alhier is Bongong, tien minuten van het spoorwegstation van denzelfden naam. Tot den tijd der overdracht kwamen jaarlijks cjpor elkaar aan de centrale polikliniek 51.370 patiënten. De hospitalen hadden plaats voor 40 patiënten en door elkaar werden jaarlijks 346 kranken opgenomen. Toen deze arbeid op verzoek van Dr. C. G. Monro overging aan de C. M. S., is Monro superintendent gebleven en de Zendingsvereeniging zocht een tweeden miss. arts naast hem. Laat bovendien een vrouwelijke miss. arts gezonden worden vroeg Monro, want voor de vrouwen wordt hier zoo goed als niets gedaan. De vrouwenzaal is leeg, want ik kan niet over haar praktiseeren; alleen een vrouw is daartoe in staat. Dit is nog niet gelukt. Op het oogenblik heeft Dr. Monro zijn arbeidsveld wegens ziekte moeten verlaten. Dr. Neill zal vooreenigen tijd zijn plaats innemen en den nieuwen miss. arts Dr. Archer in zijn werk inleiden. Zuid-Indië. Van zeer weinig belang is de M. Z. der C. M. S. in Tinnewely te Mengnanapuram en in Maratha-land, waar men kleine poliklinieken vindt. Perzië. De bekende miss. Robert Bruce, die reeds in 1869 het werk der zending in Perzië begonnen is, welk werk in 1875 door de C. M. S. is overgenomen, schreef eens aan Dr. John Lowe, Superintendent van de E. M. M. S. het volgende: „Het doel van mijn schrijven is, om uwe hulp in te roepen ter verkrijging van het wenschelijkste voor onze zending, eenen 153 miss. arts voor Perzië. Miss. artsen zijn in Mohammedaansche landen meer noodig dan elders. Die voor Perzië zouden te Julfa en te Ispahan een arbeidsveld moeten vinden." Het antwoord op deze bede kwam in den persoon van Dokter Hörnle, die den medischen arbeid in 1879 begon in het door Armeniërs bewoonde Julfa, de voorstad van de 5 kilometers daarvan afgelegen fanatisch-Mohammedaansche stad Ispahan, waar vóór 1893 geen Europeaan werd geduld. Spoedig verrezen te Julfa een hospitaal en een polikliniek voor mannen, waarbij in 1892 kwam eene polikliniek en later een hospitaal voor vrouwen. Van 1890 af werden pogingen aangewend, om het werk der M. Z. buiten Julfa uit te breiden, doch deze pogingen ontmoetten, na eenigen tijd, het meest besliste verzet, zoodat de eene polikliniek na de andere met geweld werd gesloten. In Jubara, de Joodsche wijk, werd het eerst eene polikliniek geopend. Ofschoon zij voortdurend tegenstand ondervond, werd zij verscheidene jaren voortgezet. In 1897 werd zij evenwel in eens gesloten. Maar omdat zij in de Jodenwijk stond, werd de heropening er van te Teheran verkregen, mits alleen voor Joden. In 1893 werd eene polikliniek begonnen te Najafabah, een groot dorp, omstreeks 18 mijlen van Ispahan en door twee Armenische medische assistenten bestuurd. De autoriteiten sloten haar echter na eenige maanden in den zomer van 1894. Eene andere polikliniek werd in 1893 geopend in een huis te Ispahan, dat voor Mr. Carless werd gehuurd. Na eenige maanden onderging zij hetzelfde lot als die van Najafabah. Twee poliklinieken werden achtereenvolgens geopend door Mejuffrouw Bird in verschillende wijken van Ispahan. Zoo bang waren echter de vrouwen, om van deze hulp gebruik te maken, dat velen, aangezien de Mullahs verboden hadden daar heen te gaan, gewoon waren over de daken der naburige huizen te klimmen, om er te komen. Het verzet van het godsdienstig element was echter te sterk en beide deze poliklinieken moesten opgegeven worden. In de weinige jaren van 1894 tot 1897 werden niet minder dan vijf poliklinieken met geweld gesloten, waarvan slechts eene, zooals wij gezien hebben, mocht heropend worden. Het duurde tot den herfst van 1898, eer opnieuw een huis te Ispahan werd gehuurd en betrokken. Oppositie, die dreigde deze vestiging te verhinderen, liep op niets uit, en de polikliniek, die kalmpjes in de woning werd geopend, bloeide, evenals eene polikliniek voor vrouwen, die daarna in hetzelfde huis werd begonnen door Dr. Emmeline Stuart. „Wij hadden", zoo schreef in die dagen de miss. arts Dr. D. W. Carr, „lang getracht, ons hospitaal van Julfa naar Ispahan over te brengen. Sinds 1898 was het ons een zaak des gébeds geworden. Tevergeefs zochten wij naar een geschikt huis, dat wij konden huren. Geen, dat groot genoeg of voor het doel geschikt was, kon verkregen worden. In 1902 kwam er opening. Een Perzisch edelman bood ons zijne hulp aan ter aankoop van land. Een geschikt bouwterrein werd gevonden, onderhandelingen aangeknoopt, het land eindelijk gekocht. Den llen Juli 1903 begon de bouw. Het deel, dat bestemd was voor polikliniek, was reeds in het begin van de lente van 1904 klaar en werd den 19en Februari in gebruik genomen, nadat den dag te voren de arbeid Gode was opgedragen. Den 17en October 1904 was het voornaamste deel van het hospitaal klaar. In alle stilte was dit werk in gereedheid gekomen en in gebruik genomen, zonder eerste-steen-legging, zonder formeele opening. Wij wilden niet meer dan noodig was de aandacht op ons vestigen. Het getal mannelijke patiënten van het hospitaal te Julfa werd zooveel mogelijk verminderd; maar 7 waren er, die wij niet konden ontslaan en meenemen moesten. Op ezels brachten wij verschillende voorwerpen, aan het hospitaal behoorende, over. Mevr. Carr en ik waren in Ispahan overgekomen en hadden den 6en October ons kwartier betrokken, om op orde te zijn, eer het Hospitaal zou geopend worden. Den 15en October stond een der groote vertrekken vol bedden, en alles zag er vriendelijk en spiksplinternieuw uit met zijne roode en witte dekens. Maandag de 17e October was een drukke dag; 's middags kwamen de 7 patiënten van Julfa. Toen allen en alles over waren, hielden wij eene korte godsdienstoefening, waarin wij God smeekten om Zijnen zegen op het nieuwe gebouw." In April 1906 is ook het hospitaal voor vrouwen, niet ver van dat der mannen gelegen, in gebruik genomen. Miss E. M. Stuart en C. M. Ironside arbeiden hier als vrouwelijke miss. artsen gelijk de B.B. D. W. Carr en H. T. Marrable in het hospitaal voor mannen. In beide ziekenhuizen zijn 169 bedden. Gedurende 1906 werden 1268 patiënten verpleegd en bezochten 26.459 de polikliniek of werden opgezocht in hunne huizen. Meermalen heeft de gouverneur van Ispahan de hulp der M. Z. ingeroepen. Het Evangelie krijgt ingang. Zuid-oostelijk van Ispahan ligt Yezd in Centraal-Perzië. Toen de eerste missionairen der M. Z. er in 1898 kwamen, waren er vijf Europeanen en drie Armeniërs. Thans zijn er 20 Europeanen en meer dan 40 Armeniërs. De eerste polikliniek was onder een boom in den tuin van den miss. arts Dr. White; na eenige maanden werd een huis gehuurd en dat ingericht als polikliniek met 4 bedden voor hospitaal-patiënten. De eerste groote operatie was eenelithotomieop eenen Pars. Door den zegen des Heeren wies de arbeid, zoodat eene andere woning noodig was. Wij maakten den Heere onzen nood bekend en ziet, daar schonk een rijke Parsische koopman Mehriban Goodazz eene herberg of caravanserai, die voor f 4800, bij eenige vrienden gecollecteerd, werd ingericht tot een hospitaal met 28 bedden. Zooals in alle Mohammedaansche landen bleek ook hier spoedig de noodzakelijkheid van een afzonderlijk hospitaal voor vrouwen; dit verrees met 12 bedden. In deze twee kleine hospitalen zijn in 8 jaren geweest 1653 patiënten, terwijl meer dan 176.000 zieken de polikliniek in dezen tijd bezochten. De hospitalen werden in den loop der jaren te klein voor het aantal patiënten, dat om opneming vroeg. In het begin van 1905 schreef de vrouwelijke miss. arts Dr. Elsie Taylor aan het Bestuur der C. M. S., dat er groote behoefte bestond aan eene grootere en betere gelegenheid voor de kranke vrouwen. „Natuurlijk weet gij, verklaarde zij toen, „dat ons tegenwoordig gebouw goed was, toen ons werk nog in zijn kindsheid was. Maar nu vinden wij het onvoldoende en ongeschikt." Nieuwe ziekenhuizen waren dus noodig, waarin 100 patiënten zouden kunnnen opgenomen worden. De C. M. S. zag dit klaarlijk in, maar zij had geen geld om in dezen nood te voorzien. Daarom gaf zij Dr. White toestemming, om persoonlijk een beroep voor Yezd te doen op de Engelsche geloovigen. ƒ24.000 zijn noodig. Van deze som hopen de miss. artsen in Perzië /"6000 te vinden, 't Overige moet uit de kerken van Engeland komen. Den grond voor de gebouwen heeft de M. Z. reeds, want de zonen van den overleden Mr. Mehriban Goodazz hebben een stuk lands gegeven, dat voor het doel zeer geschikt is. Het arbeidsveld belooft goede vruchten, want de deuren gaan open voor het Evangelie, al werden tot nu toe slechts weinigen gedoopt. In den omtrek zijn twee poliklinieken, een te Khorumshah, 5 mijlen van Yezd, een dorp, door Parsi bewoond, en een te Mohammedabad, 10 mijlen van Yezd. Kirman (Kerman), 600 mijlen van Ispahan en 300 van Yezd, is eene der belangrijkste plaatsen van Perzië, van 3 zijden omgeven door bergen en naar het westen grenzend aan eene woestijn. Het heeft een bevolking van 50.000 zielen, waaronder 2000 Parsi (heidenen, belijders van den oud-Perzischen godsdienst van Zoroaster). In 1895 kwam hier de eerste zendeling Rev. H. Carless, een man, die de achting van het volk genoot. Drie jaren arbeidde hij hier alleen, aanhoudend vragend om eenen miss. arts. Na hem kwam Rev. A. R. Blackett (1898), wiens prediking door honderden Kirmani bijgewoond werd. Ook hij zag verlangend uit naar eenen miss. arts. De eerste miss. arts was Dr. H. Griffith, die in 1901 van Ispahan naar Kirman toog. Hij begon poliklinischen arbeid en had een klein hospitaaltje van 7 a 8 bedden. In 1902 werd Griffith krank en in 1903 vervangen door G. Day, die nog datzelfde jaar repatrieerde. Onder de vrouwen arbeidde Miss Bird, geen miss. arts, maar toch geen vreemde in de geneeskunde. Thans arbeiden er sinds 1903 de vrouwelijke miss. arts Miss Winifred A. Whstlake en de mannelijke miss. arts G. E. Dodson. Er zijn 34 bedden in de beide hospitalen voor mannen en voor vrouwen. Voor de Parsi moet een afzonderlijk vertrek gehouden worden, daar zij niet willen samen liggen met Muzelmannen. De laatste post der M. Z., dien de C. M. S. heeft in Perzië, is Shiraz, waar Mrs. Malcolm miss. arts is en eene polikliniek geopend heeft. Turksch Arabië. (Dal van den Eufraat). Hier vinden wij de beide posten der C. M. S., waar M. Z. is, Bagdad en Mossul. Bagdad ligt niet ver van de Zuid-Oostelijke grens van Aziatisch Turkije, 500 mijlen van den mond van den Tigris. Vier honderd mijlen hooger ligt Mossul. Bagdad is een groote stad, niet ver van de ruïnes van Babyion. Zij heeft eene bevolking van ongeveer 150.000 zielen; hiervan zijn 40.000 Arabieren, 5000 inlandsche Christenen — geen bekeerden uit het Mohammedanisme —; de overigen zijn Muzelmannen. De omtrek is eene groote woestijn, die slechts water noodig heeft, om den grond vruchtbaar te maken. Van hoe groot belang Bagdad is voor de zending, ziet iedereen, die hare beteekenis voor de wereld daar kent, licht in. Daar het verreweg de grootste stad van dit deel van Turkije is, is het 't samenknoopingspunt van alle karavanenwegen. Het wordt bezocht door duizenden pelgrims, daar de heilige steden en heiligdommen van de Shiïten-sekte der Mohammedanen gemakkelijk van daar uit te bereiken zijn. Kerbala of Mashhad Husain, waar Husain als martelaar stierf, kan worden bereikt binnen 9 uren met een rijtuig; Najf of Mashhad Ali, het graf van Ali, vader van Husain is ongeveer 8 uren verder; Kadmain wordt bereikt in minder dan een uur met den trein en Samarra in 13 uren met een rijtuig. Bagdad is ook eene der voornaamste — zoo niet de voornaamste — poorten, waardoor men Arabië binnen gaat en de plaats, vanwaar de meeste invloed kan worden uitgeoefend op dit „bolwerk der groote dwaling", want — om met de woorden van Dr. Zwemer te spreken — „geene andere stad van het Turksche rijk ondervindt zoo den invloed van de woestijn en Arabië als Bagdad en geene andere staat in zoo'n onmiddellijke betrekking tot de steden in het binnenland van het Schiereiland. „Voor de prediking des Evangelies in Arabië is Bagdad van het grootste belang. Eene krachtige M. Z. zou hier veel goed kunnen doen, om den tegenstand van het Mohammedaansch fanatisme te breken en ter voorbereiding van de missie in de steden van Midden-Arabië. Wij kunnen zoo spreken, niet alleen omdat wij strijden onder eenen Veldheer, die vroeg of laat overwinnen zal, maar ook omdat God het werk der zending, ondanks tegenkanting en moeielijkheden, al gezegend heeft. Het succes van het werk der laatste jaren is duidelijk te merken aan de houding van het volk, niet slechts in de stad, maar nog mijlen in den omtrek, zoodat de missionaire artsen zeker zijn van eene hartelijke ontvangst in de meeste, zoo niet alle, dorpen, welke rondom liggen; maar helaas de missie is nooit krachtig genoeg geweest, om voordeel te trekken van deze omstandigheden." In 1882 werd in deze stad door de Perzische M. Z. een harer buitenposten gevestigd in het belang van het groote aantal Perzische pelgrims, die daar doortrekken. Daar echter het succes onder dezen niet groot was, zocht men langzamerhand meer met de Arabisch sprekende bevolking in aanraking te komen. In 1886 verrees hier eene polikliniek en een kleine inrichting voor die patiënten, welke onder het voortdurend toezicht van den dokter moeten blijven. De eerste miss. artsen van Bagdad waren Dr. Sutton en Dr. Sturrock. De geschiedenis derM.Z. is geweest een herhaald conflict met het Turksch gouvernement. Patiënten werden in de gevangenis gezet, omdat zij de „Protestantsche polikliniek" bezochten; pogingen zijn gedaan, om het huis, gebruikt als polikliniek en hospitaaltje, te sluiten, op grond, dat er eerst toestemming voor de opening er van had moeten gevraagd zijn; de autoriteiten eischten dat de doktoren een certificaat van Constantinopel, waarbij zij als doktoren gequalificeerd waren, zouden overleggen. Al die tegenstand heeft de M. Z. niet kunnen te gronde richten. Haar succes bewoog de C. M. S. de M. Z. te Bagdad los te maken van die van Perzië in 1898 en haar een zelfstandig bestaan te geven. In 1899 verzamelden zich dagelijks aan de polikliniek tusschen de 100 en 200 patiënten. Uit dezen werd een zeker aantal ter behandeling uitgekozen en het overschot weggezonden, daar het niet mogelijk was, ze allen te behandelen. Die blijven mochten, gingen naar de binnenplaats en hoorden er het Woord Gods voorlezen en bespreken; de vrouwen zaten dan apart in een hoek van het binnenplein. Zeven personen konden toen worden opgenomen in het hospitaaltje ; maar dit werd op 't laatst minstens 14, daar iedere patiënt door een of meer vrienden werd vergezeld, die bij hen bleven en voor hun eten zorgden. Deze vrienden waren vijanden van aseptische chirurgie en het was alleen door voortdurend toezicht mogelijk te beletten, dat het eten werd gekookt in de ziekenzaaltjes en de resten van het maal op den grond werden geworpen — om nu niet te spreken van allerlei soort van vuilnis, die om den patiënt zich ophoopte. Bijzonder veel hadden de miss. artsen te doen gedurende eene mazelen-epidemie in 1899, die menig jong leven afsneed, mede door de dwaasheid der bewoners van Bagdad, die de gewoonte hebben, om een kind, dat aan mazelen lijdt, een rood kleed aan te doen en het overdag langs de straten te dragen, meenende, dat de mazelen dan het kind zullen verlaten. Bij zonsop- en zonsondergang brengen zij het aan de rivier, die dan het laatste overblijfsel der ziekte moet wegspoelen. In den loop der jaren is het aantal bezoeken van de polikliniek eer toe- dan afgenomen. In 1898 was het 6549 en in 1906 8929. De meeste patiënten komen van 3 uren tot 3 weken ver en zijn, met eene zeldzame uitzondering, operatieve. „Wij hebben gehad," zegt de vorige miss. arts van Bagdad, Brigstocke, „Mohammedanen, Joden, Christenen, Sabeërs of Sterrenaanbidders onder onze patiënten." Van de geestelijke zijde van dezen arbeid kan niet veel gezegd worden dan alleen dat het zeer moedgevend is, ofschoon beperkt door het kleine getal arbeiders. „Vele onzer patiënten," schreef eens de hier bovengenoemde arts, „stellen oprecht belang in de blijde boodschap, maar wij kunnen hen niet allen volgen op hun weg naar huis; zelfs terwijl zij behandeld worden in het hospitaaltje, kunnen wij niet genoeg voordeel trekken van de gunstige omstandigheden, waarin wij met hen verkeeren, omdat wij de handen vol hebben." De meeste groote operaties zijn die van steen in de blaas; ziekten van tuberculeusen aard en oogziekten komen veelvuldig voor. In het algemeen kan gezegd worden, dat de M. Z. eene belangrijke plaats te Bagdad inneemt; de kosten worden door de gaven van rijke patiënten gedekt. In het jaar 1906 is het aantal bedden tot 18 geklommen, terwijl 125 zieken zijn opgenomen. Een groot ziekenhuis is hier noodig. Doch op dit oogenblik is er geen miss. arts te Bagdad. „Wat is de toekomst der Bagdad-missie?" vroeg Dr. Brigstocke in een zijner brieven en zijn antwoord is: „Ik ben zeker, dat zij eene heerlijke toekomst heeft. Arabië, dat nog niet het Evangelie heeft gehoord (na de zegepraal van Mohammed op het Christendom), is geen hermetisch gesloten land meer. Onze M. Z. is er reeds bekend tot in Midden-Arabië. Eenige jaren geleden werd haar een huis aangeboden te Kerbala, als wij daar eene polikliniek wilden openen, een aanbod, dat wij niet konden aannemen uit gebrek aan arbeiders. Om met wijlen George Stone als hij van de „Arabische missie" gewaagt, te spreken, „de kracht van den Islam wordt overschat en, als ooit de kerk haar volle gewicht daartegen kan in de weegschaal werpen, zal men eene gemakkelijker zege behalen dan men denkt." Met het oog hierop is het te meer te betreuren, dat er geen medische arbeider te Bagdad is. Werd reeds sinds eenige jaren van Bagdad uit te Mossul gearbeid door de M. Z., thans is hier eene vaste medische werkzaamheid. Mossul is gelegen in de woestijn aan den linkeroever van den Tigris, 9 dagen reizens noordelijk van Bagdad, tien dagen zuidelijk van Mardin, waar eene krachtige Amerikaansche missie is, twaalf dagen oostelijk van Urumia in Perzië en twintig dagen westelijk van Aleppo. 't Is eene groote stad van ongeveer 80.000 inwoners — in de Middeleeuwen was hare voornaamste industrie moesseline, vanwaar misschien de naam — maar hare grootste belangrijkheid heeft zij van de ruïnes der oude stad Niniveh, die in de nabijheid er van liggen, aan den rechteroever van den Tigris, die met Mossul verbonden is door middel van eene oude brug, deels uit booten, deels uit steen bestaande. De Tigris is een der snelvlietendste stroomen van de wereld; als hij in zijn volle kracht is, wordt de schipbrug dikwijls weggedreven. Om Mossul is woestenij, honderden mijlen ver, voornamelijk bewoond door Arabieren en hunne kudden. De stad is omgeven door een hoogen muur, waarin 8 poorten, die toegang tot haar geven. Hare straten zijn in den regel nauw, geplaveid met keisteenen, veel zindelijker dan anders eene Oostersche stad is. Er zijn goede huizen, van marmer opgetrokken, want deze steen is daar zeer goedkoop en in groote hoeveelheid aanwezig. Wel is het geen goed marmer, doch het weert gedurende den zomer de hitte uit de huizen. Mossul was eens een der groote middelpunten van de Christelijke kerk met verscheidene bisschoppen en twee aartsbisschoppen; vele Christenen zijn hier door de Muzelmannen gedood en anderen hebben den Islam omhelsd, om aan de vervolging te ontkomen. Toch wonen er te Mossul nog eenige duizenden Christenen, behoorende tot verschillende kerken, vooral de Syrische en de Chaldeeuwsche. Voor verscheidene jaren is hier eene machtige missie van Dominikanen gekomen en eenige jaren geleden zijn de meeste van de aanhangers dezer twee oude kerken overgegaan tot Rome, terwijl de minderheid eene kerk op zich zelf uitmaakte, wier leden Jacobieten genoemd werden naar zekeren Jacob, destijds eenen protestantschen Christen te Mossul, die invloed had. Behalve deze Christenen vindt men hier Muzelmannen en Joden in grooten getale. In 1901 is de M. Z. van Bagdad hier haren arbeid begonnen. Dr. H. M. Sutton kwam er het eerst, en begon er met de zieken aan huis te bezoeken. Toen huurde hij eene woning, waarin hij ii eene polikliniek opende. In het begin kwamen hier meer Christenen dan Mohammedanen, zooals dat te Bagdad ook eerst het geval was. Toch werd de miss. arts bij voorname Mohammedaansche familiën aan huis geroepen. Dr. Sutton zag zich tijdelijk afgelost door Dr. Sherrock, doch in 1902 vestigde zich eerstgenoemde voor goed te Mossul. In 1904 moest hij, na 18 jaren in Turksch Arabië te hebben gearbeid als missionaire arts, om redenen van huiselijken aard repatrieeren. Tot Jan. 1905 rustte het werk der M. Z., toen in April van genoemd jaar Dr. A. H. Griffith het oude werk hervatte. In een zijner brieven schrijft hij van zijne komst en verblijf in Mossul het volgende: „Toen mijne vrouw en ik hier alleen waren" — van eene Anglicaansche gemeente was hier nog geen sprake — „hoopten wij, dat wij aan het Heilig Avondmaal zouden kunnen deelnemen in de Jacobieten-kerk, maar wij vernamen, dat wij dan eerst zouden moeten biechten bij eenen priester en absolutie ontvangen; en dat wilden wij niet. Wij zullen dus met het H. A. moeten wachten, tot wij zelve eenen dienaar des Woords hebben. De meeste inwoners dezer stad zijn Mohammedanen, bijna allen Sunieten. In de bergen niet ver van Mossul vindt men behalve Kurden en Yesdieezen (duivel-aanbidders) eenige duizenden Christenen, Maronieten genoemd, die hun eigen geestelijkheid en bisschop hebben en weigeren zich aan Rome te onderwerpen. „De taal, die hier het meest gesproken wordt, is Arabisch, maar Fransch wordt ook gebruikt door de ambtenaren, Turksch onderwijzen de scholen. Kurdsch is de taal der bergstammen met een weinig Perzisch, en Chaldeeuwsch wordt nog gebezigd bij de diensten in de Chaldeeuwsche kerk, ofschoon het niet algemeen verstaan wordt door priesters en volk. De missionair, die hier arbeidt, moet dus een man zijn, die, wat de taal betreft, van alle markten thuis is. „De American Presbyterian Board of missions arbeidde in deze stad ook eens. Hij begon hier reeds in 1860 met de zending, had er scholen, eene M. Z., doch trok zich in 1900 terug, na zijne scholen aan de C. M. S. te hebben overgedaan. „Bij onze komst alhier werden wij zeer hartelijk verwelkomd door alle klassen van menschen, Christenen en Muzelmannen. Onze taak was het toen de M. Z. opnieuw te beginnen, aangezien het zendinggenootschap (C. M. S.) in den herfst van 1904, toen het wanhoopte eenen opvolger voor Dr. Sutton te vinden, tegen zijnen zin Dr. Brigstocke van Bagdad had opgedragen, te Mossul alles van de hand te doen, wat er van de missie was. „Wij verzekerden ons eerst van een groot huis, midden in de stad, eigendom van eene der voornaamste Mohammedaansche familiën. Het is een huis, dat meer dan 200 jaren oud is, en bijna geheel op kosten van onzen gastheer is ingericht, deels voor woonhuis en deels voor wachtkamer, polikliniek, operatiekamer, mannenen vrouwenzalen en badkamer. Met zes bedden zijn wij begonnen (sommige van hout), doch wij hebben ruimte voor 24. Wij hebben geene verpleegster en mijne twee helpers zijn op het oogenblik vrij onkundig, ofschoon willig om te leeren. Aan patiënten zullen wij geen gebrek hebben, want in twee maanden tijds heb ik 2000 menschen bij mij gehad op de polikliniek en dat, ofschoon ik slechts twee malen in de week polikliniek houd. Mijne vrouw helpt mij op de vrouwenkliniek en ook bij operaties — haar verdriet is, als zij de menschen bezoekt, dat zij geene vrouwelijke miss. arts is. Aan zoo eene hebben wij te Mossul behoefte. De ziekten van Mossul zijn dezelfde, die men elders in het Oosten vindt; vooral lijders aan longziekten, dysenterie en cataract, kreupelen, verminkten, blinden enz. vullen onze wachtkamer en luisteren als wij hun vertellen van den grooten Medicijnmeester." Toen Dr. Griffith het eerst bekend maakte, dat hij ook opereerde, kwamen velen tot hem. Hij bepaalde met hen, die hij in zijn hospitaaltje kon opnemen, den dag der operatie. Doch niemand kwam, daar geen hunner de eerste wilde zijn, die geopereerd werd. Met eenen nieuwen patiënt sloeg hij een' anderen weg in. Nadat hij met hem den dag der operatie had afgesproken, zeide hij: „Als gij nu niet komt op den bepaalden tijd, behoeft ge later ook niet te komen, als gij gehoord hebt van goedgeslaagde operatiën." Dit hielp en sinds gingen de operatiën geregeld door. Op 't oogenblik zijn er in het hospitaaltje 12 bedden, verdeeld over 4 kleine vertrekken, waarvan een voor de vrouwen is. Palestina. Reizen wij nu verder naar het zuidwesten, dan komen wij in Palestina, het tooneel der kruistochten, den hardsten bodem voor het Christendom. Ook hier treedt de M. Z. der C. M. S. vrij krachtig op te Gaza, Nablus, Acca, Kerak en Es-Salt. Sinds 1871 arbeidt de M. Z. te Ghaza, de oude bekende stad der Filistijnen, waarvan in het O. T. vaak sprake is. Men vindt er tal van overblijfselen uit de eerste eeuwen des Christendoms. De 20000 menschen welke haar bewonen, zijn bijna allen Mohammedanen. Eerst wilden zij niets weten van de M. Z.; onder de patiënten heerschte groote onrust en het evangelie kon slechts met groote zwarigheid en tegen het gebod der overheid in verkondigd worden. Langzamerhand kreeg echter de M. Z. invloed; de prediking werd toegestaan, zelfs door de overheid in de hand gewerkt en de patiënten werden kalmer en oplettender. De polikliniek en de hospitalen werden gevestigd in oude inlandsche huizen; in het eene met 4 vertrekken voor mannen en in het andere, niet ver van het eerste verwijderd, met 3 vertrekken voor vrouwen; te zamen 36 bedden. In 1901 werd het hospitaal voor de vrouwen zoo bouwvallig, dat het moest worden afgebroken, terwijl dat voor de mannen ook dringend om vernieuwing vroeg. Eerst in 1906 kon begonnen worden met den bouw van een nieuw hospitaal, waarom 13 jaren lang te Constantinopel was gebeden. Het hospitaal, dat natuurlijk voor mannen en vrouwen bestemd is, is bijna voltooid en de nog ontbrekende f 12000 voor eene polikliniek en wachtkamer zijn ontvangen, zoodat zij spoedig kunnen gebouwd worden. Aan zieken ontbreekt het niet, al heeft de Turksche regeering hier ook een ziekenhuis neergezet. In 1906 zijn er 557 in de hospitalen opgenomen en bezochten 31412 de polikliniek. Vele patiënten zijn ooglijders of hebben vreeselijke wonden. Voor operaties, die een lid van het lichaam kunnen kosten, zijn de Mohammedanen zeer bang. Van groot belang is het hospitaal van Ghaza, daar het 't eenige is tusschen Jaffa en Port-Said onder een bevolking van 150.000 tot 200.000 zielen. Met aandacht wordt dokter Sterling aangehoord, als hij in de wachtkamer een stuk uit den Bijbel leest, dit verklaart, omtrent het gehoorde eenige vragen doet en bidt. Ook in het ten noorden van Jeruzalem gelegen Nablus, het oude Sichem, waar Jacobs bron is, arbeidt de M. Z. van de C. M. S. Reeds vóór 1891 begon zij hier haren arbeid onder leiding van eenen inlandschen arts, maar de stadsregeering verbood de prediking van dezen man. In 1891 trad zij op onder eenen Europeeschen missionairen arts, wien het, ondanks den tegenstand der fanatieke Mohammedanen, gelukte in 1893 in een gehuurd huis een klein hospitaal met 8 bedden in te richten. Met een gansch ander soort van menschen heeft de M. Z. te Nablus te doen als te Ghaza, was de indruk in 1899. „Het verschil tusschen de inwoners van beide steden is als het verschil tusschen de twee plaatsen zelve," heeft iemand toen gezegd. „Nablus, de schoonste stad van Palestina, gelegen te midden van eenen schoonen tuin, omgeven door heuvels, rotsen en steenen, heeft slechts éénen weg, waarlangs men daarbinnen komt. Hoe ongenaakbaar bijna is de stad. Ghaza daarentegen ligt in een vlakte, open ook naar den kant der zee, en is dus gemakkelijker binnen te treden. Ghaza's bewoners mogen minder intelligent zijn, zij zijn gemakkelijker onder den invloed des Evangelies te brengen en hebben minder vooroordeelen dan het volk van Nablus. Toen de M. Z. in laatstgenoemde plaats begon, was de onkunde omtrent de eenvoudigste sanitaire grondregels bij de inwoners van Nablus zoo groot, dat het zeer moeilijk was, met eenig succes te arbeiden. Zoo dronken bijv. de menschen in dagen van groote hitte elk water en leden daardoor zeer dikwijls aan malaria. Ook werden de wonden zóó verwaarloosd, dat er niet zelden maden in rondkropen. Bij deze vuilheid kwamen nog allerlei belemmerende gewoonten van het Mohammedaansche oosten. Zoo mocht bij een consult de missionaire arts slechts de punt der tusschen sluiers door uitgestoken tong van zijne patiënte, eene voorname Turksche dame, zien, zoodat hij daaruit geene nauwkeurige diagnose kon stellen. Bij de stompzinnigheid der Mohammedaansche bevolking kwam de tegenwerking van Roomsche zijde; een priester bijvoorbeeld bood zieken Protestanten chinine aan, als zij Roomsch wilden worden. Omstreeks 1895 werden opnieuw zware tijden doorleefd. Het stadsbestuur nam het hospitaaltje weg en wilde het zelf exploiteeren, zoodat de missionaire arts zijne zieken in een oud koffiehuis moest onder dak brengen. Doch de patiënten kwamen toch. Eenen tijd lang werkte daar zelfs een vrouwelijk missionaire arts, die onder de Turksche vrouwen ruimschoots gelegenheid vond, den Christus te verkondigen. In het jaar 1900 kwam van de overheid de toestemming tot den bouw van een hospitaal, een schoon gebouw buiten de stad aan de helling van den Gerizim met het front naar den Ebal, waarin zalen voor mannen en voor vrouwen. Bij de opening des hospitaals waren daar 48 bedden. Voorts vinden wij hier nog eene kapel, een isoleervertrek, een lijkenhuis en eene dokterswoning. Dit alles te zamen is door een muur omgeven. Den 23sten Mei 1901 is het hospitaal geopend en sinds dien tijd is de medische arbeid, welke zich evenzeer uitstrekt over den omtrek van Nablus, hoe langer hoe hooger geschat, ook bij de regeering en de aanzienlijken. Dat blijkt o. a. uit de vrijwillige honoraria, die betaald worden; in 1900 o. a. niet minder dan /"2600. In 1902 heerschte te Nablus cholera. Tweehonderd menschen stierven. Twee inlandsche dokters namen de vlucht. Doch de missionairen bleven en deden hun werk met kalmte. Ieder was verbaasd over zooveel moed en liefde voor de kranken. Schoon was toen de gelegenheid, om Christus te prediken. „Bij het doorloopen der ziekenvertrekken", schreef nog niet lang geleden Dr. Gaskoin Wright, de missionaire arts van Nablus, „treffen u het meest de gelukkige gezichten der patiënten en de zindelijkheid, die overal heerscht. Alles verschilt zoo van wat deze menschen gewoon zijn in hunne huizen; den meesten indruk maakt op hen de vriendelijkheid, waarmee zij behandeld worden; over het algemeen zijn zij hiervoor dankbaar. Twee malen per dag wordt hun het Evangelie gepredikt, doch God alleen weet, wat dit uitwerkt. Wij gelooven vast, dat Zijn woord niet ledig tot Hem zal wederkeeren. Zoo nu en dan hebben wij eenen bigotten Sheik in het hospitaal, die, na de prediking, eenige patiënten bij elkaar haalt en zijn best doet, het goede zaad weg te nemen; doch daar is veel, om ons te bemoedigen. Zelden ontmoeten wij eene direkte oppositie tegen de boodschap des Evangelies en zeer velen, die dachten, dat God voor hen niet zorgde, hebben nieuwe hoop gekregen, als zij hoorden van Zijne liefde." Het getal bedden in deze hospitalen is thans 60, welke altijd bezet zijn. Naast den miss. arts arbeidt hier de inlandsche dokter Daoud. In 1906 werden 622 patiënten opgenomen en bezochten 16093 de polikliniek of werden bezocht aan hunne huizen. De Turksche regeering bouwt hier haar hospitaal evenals te Gaza. Behalve deze twee vrij groote posten der M. Z. heeft de C. M. S. nog op eenige andere plaatsen kleinere posten. Ten oosten van de Jordaan ligt Salt, het oude Ramoth in Gilead naar men meent, een stad van 15.000 zielen, twee-derde muzelmannen, waar sinds 1883 eene polikliniek is, die tot 1901 stond onder direktie van den inlandschen missionairen arts, Dr. Saleby, en 19.308 patiënten trok. De polikliniek werd daarna gesloten tot het begin van 1905, toen Dr. S. Gould, die te Accawas, er zich vestigde en een klein hospitaaltje van 11 bedden bij de polikliniek voegde. In den brief, dien de missionaire arts in die dagen schreef, roemt hij zeer de vriendelijkheid, die hij bij zijne verhuizing heeft ervaren. De Mutaseriff of Gouverneur-Generaal zond twee zaptiehs of soldaten met zijne goederen mee, den geheelen weg naar Salt, omdat het Jordaandal juist in dien tijd der verhuizing zeer onveilig was. Aan den Zuid-Oosthoek der Doode zee ligt een andere zendingspost der C. M. S. in Palestina, namelijk Kerak het oude Kir- Moab. Sinds 1895 heeft hier onder vele moeielijkheden gearbeid de missionaire arts F. Johnson. Deze kwamen niet het minst van de overheid, welke echter langzamerhand zijn werk is beginnen te waardeeren. Zelfs legde zij in verschillende gevallen patiënten, die tot het Protestantisme wilden overgaan, geene hindernissen in den weg. Daarentegen is de vijandschap der Grieksche Christenen zeer hinderlijk en ook die van den Islam, welks leeraars nu beginnen, nauwgezetter en ijveriger dan tot nu toe, hunne aanhangers te onderwijzen. Bij de polikliniek is geen hospitaal, wel eene kamer, waarin gedurende 1906 38 patiënten zijn verzorgd. Tot de polikliniek kwamen in datzelfde jaar 11.932 zieken. In 1905 werden 71 dagen besteed aan reizen. Eveneens in het jaar 1895 werd in het aan de kust gelegen, ongeveer 12.000 zielen tellende Acca, het oude Ptolemais, eene polikliniek geopend, door Dr. Gould, die naar Salt is verplaatst. Bij deze polikliniek behoort een hospitaaltje, dat eerst ruimte bood aan 3 bedden, maar nu aan 11. Daar de plaats van den missionairen arts sinds 1905 niet is vervuld, wordt de polikliniek aangehouden door Miss Lawford, maar het hospitaaltje is gesloten. Uit tal van dorpen van Galilea kwamen en komen nog de patiënten. Aan Dr. Gould toonden de patiënten hunne groote dankbaarheid soms door de handen van den arts, die in het belang van eene operatie gedesinfecteerd en gereinigd waren, te kussen. Twee hulp-poliklinieken heeft Acca, een te Kefr-Yauff en een te Shefamer. Egypte. Een kleine, maar veel belovende arbeid van de M. Z. vindt men in Egypte. In 1889 werd de M. Z. te Oud-Caïro gevestigd. Onder Oud-Caïro moet men niet verstaan het oude deel van Cairo, maar zijne voorstad, drie mijlen van de stad verwijderd. Europeanen hebben geen reden, om Oud-Caïro te bezoeken, tenzij zij oude Coptische kerken willen zien of de moskee van Amru (op deze plaats sloeg Amru, de aanvoerder der Muzelmannen zijne tenten op, nadat hij het christelijk Egypte binnengetrokken was) of Rhode Island, waar men zegt, dat het kindeken Mozes is gevonden in zijn biezen kistje, of den Nilo-meter, waarmee de hoogte van den Nijlstand vele jaren lang is gemeten. In deze plaats vindt men bijna niet anders dan zendelingen en wie van de honderden touristen den arbeiders in de zending een bezoek willen brengen. Hier verrees spoedig een hospitaal, waaraan twee missionaire artsen verbonden waren, dat vele Mohammedanen tot zich trok. In Mei 1897 werd een nieuw hospitaal opgericht, zoowel voor mannen als voor vrouwen bestemd, maar door de laatsten minder bezocht dan door de eersten, omdat de Muzelman zijne vrouw weinig telt. Hoe weinig zegt u dit korte verhaal van eenen zendeling: „Ik bezocht eene zieke vrouw, die niet lang meer te leven had, indien haar geene medische hulp werd verschaft. Na lang praten zeide de meester des huizes eindelijk: „„Ge kunt den dokter voor haar laten komen, want ik wil hem wat vragen voor mijne oogen!"" Voor de polikliniek gebruikte de missie voorloopig nog een gehuurd huis, een halve mijl van het hospitaal gelegen. Eerst in 1902 kwam tegenover het hospitaal een nieuw gebouw voor de beide poliklinieken, eene voor mannen en eene voor vrouwen. De wachtkamer der laatstgenoemden is groot en kan wel honderd vrouwen bevatten ; die der eerstgenoemden is kleiner en de apotheek staat er. In beide wordt het Evangelie verkondigd. Achter de polikliniek zijn twee slaapvertrekken vooral voor lijders aan Egyptische Anchylos-tomraris (wormziekte), die 60 mannen kunnen herbergen. Het bovengenoemde hospitaal, waarin dertig patiënten opgenomen kunnen worden, is thans uitsluitend voor mannen bestemd, sinds het vrouwen-hospitaal gereed gekomen is. De eerste steen voor dit laatste gebouw, het „Ethel Pain Memorial Hospital" (naar Mevr. Pain, de overleden echtgenoote van den missionairen arts E. Maynard Pain) werd den 17en Mrt. 1905 gelegd door Sir Algernon Coote; en in December van hetzelfde jaar was het hospitaal zelf voltooid en werd het geopend. ') Het bevat 48 bedden. Alle patiënten moeten betalen, tenzij ze arm zijn. Behalve te Oud-Caïro heeft de C. M. S. sinds Juli 1899 een M. Z. te Cairo, waar thans Mevr. Mac Innes als vrouwelijke missionaire arts een polikliniek heeft. ') Het gebouw heeft 3500 pond St. gekost. Sinds 1894 is de miss. arts Dr. F. J. Harpur gewoon twee maanden van het jaar met eene huurboot op eenige kanalen in de Delta van den Nijl te varen, verschillende dorpen aan te doen, daar eenigen tijd polikliniek te houden en het Evangelie te prediken. Overal vindt hij oud-patiënten van Oud-Caïro's hospitalen, die hem hartelijk verwelkomen en andere patiënten hem tegemoet voeren, welke met hen luisteren willen naar de verkondiging van het heil in Christus. In 1903 kon de missionaire arts een „huisboot" koopen en als drijvende polikliniek inrichten. Waar zij aanlegt blijft zij eenigen tijd en brengt zegen aan zieken en gezonden. Trots veler vijandschap hebben de missionairen de overtuiging, dat het uitgestrooide woord niet tevergeefs is. Sudan. Sudan ligt in Noord-Afrika en wordt ten westen begrensd door Senegambië, ten noorden door de Sahara, ten zuiden door de Negerlanden van Opper-Guinea en den Kongostaat, ten Oosten door Abessinië. Men verdeelt het in Oost-, Midden- en WestSudan. West-Sudan omvat de landen van den Senegal en den Niger; Midden-Sudan de landen van het Tsadmeer en de rivieren de Shari en Benue; Oost- of Egyptisch Sudan het gebied van den Boven-Nijl. Ontzaglijk groot is dit gebied; het land hier een dorre gloeiende woestijn, daar een paradijs; het volk zeer verschillend in beschaving. Hier spreken wij eerst over OostSudan, zich uitstrekkende van de Roode Zee bij Suakim in het oosten tot Wadai in het westen en van Wadi-Halfa in het noorden tot Gondo-koro in het zuiden; 2.000.000 vierk. kilometer (vier maal Duitschland) groot en door ± 10.000.000 zielen bewoond. Alleen langs den Nijl en zijne zijtakken is leven en vruchtbaarheid, anders overal dorheid. Ten noorden wonen Arabieren, meest nomaden en Muzelmannen en ten zuiden Negers (Schilluk-, Dinka- en Barinegers), meest heidenen. Khartoum is hier de hoofdhandelplaats. Onder door den Egyptischen Khedive (onderkoning) aangestelde Europeesche stadhouders, van welke Gordon de beroemdste is, bloeide het land. Doch na 1880, toen Gordon aftrad, werd de toestand anders. Egypte's vorsten hadden veel noodig, Engeland en Frankrijk kwamen te hulp. Hierdoor werd het land afhankelijk van Europeesche invloeden. Nationale en religieuse hartstochten openbaarden zich. Opstanden hadden plaats. Van deze waren die van den Mahdi en zijnen opvolger Khalifa de gevaarlijkste. Toen Lord Kitchener in 1898 Khalifa verslagen en Khartoum ingenomen had, hoopten de missionairen der C. M. S. van Engelands zege te kunnen gebruik maken, om in Sudan het Evangelie te brengen. Twee dames beloofden /'3600 voor eene M. Z. daar te zullen geven, terwijl reeds in 1885, onder den indruk van den tragischen dood van Gordon, die gevallen was als slachtoffer van hartelooze politiek, duizenden guldens waren bijeengebracht voor dezen missionairen arbeid, dus ook voor de M. Z., daaraan verbonden, die de nagedachtenis van den heroïschen Gordon zou moeten bewaren. Toegestaan werd in 1899 aan de C. M. S. eene missionaire expeditie uit te zenden, bestaande uit twee missionaire artsen. Dr. Harpur van Oud-Caïro en Dr. Sterling uit Ghaza, eenen inlandschen-medischen assistent en Mr. Douglas Thornton. Maar deze mocht niet anders missioneeren dan onder de EngelschEgyptische troepen te Khartoum en Omdurman en onder de Copten. Kort daarop in 1900 kwam Dr. Charley Hall mede te hulp en werd toestemming gegeven aan hem en de M. Z., om in Omdurman te arbeiden. Aan de wijsheid en flinkheid van den Aartsdiaken Gwynne en den arts Dr. Charley Hall is het gelukt, vele bezwaren op te lossen en toegang te verkrijgen tot de fanatieken. Intusschen wenschte de Engelsche regeering de eigenlijke missie geen vrijheid tot prediking onder de Mohammedanen te geven, omdat zij, niet ten onrechte, een opflikkeren van het met moeite onderdrukte religieuse fanatisme vreesde; daarom liet zij ook op de school der missie geen Mohammedaansche kinderen toe, tenzij hunne ouders uitdrukkelijk verklaarden, dat zij goedvonden, dat hunne kinderen christelijk onderwijs kregen. Pioniersarbeid moest hier verricht worden, meer niet. Daarom is de M. Z. van Omdurman, na tengevolge van Hall's dood (1903) eenigen tijd gesloten te zijn geweest, toch weer geopend. Doch moest de regeering den arbeid onder de Muzelmannen beperken, met te grooter vreugde begroette zij den zendingsarbeid onder de heidenen, die in het Zuiden van Oost-Sudan woonden. Tegenover de Amerikaansche Presbyterianen had zij dit getoond, toen die in 1902 hunnen missionairen arbeid onder de Schilluknegers begonnen. De C. M. S. trad eerst in 1904 in onderhandeling met Lord Cromer, toen Engelands Vertegenwoordiger in Egypte en Sudan. en ontving op het einde van December deszelfden jaars van dezen een schrijven, waarin haar voor hare zendelingen een groot arbeidsterrein in Zuid-Sudan werd beloofd. Daarna riep de Vereeniging mannen van praktische bekwaamheden, mannelijk karakter, goede gezondheid, gezond oordeel en takt, bovenal vol des geloofs en des H. G. op, om zich voor deze missie te komen opgeven. Uit hen, die zich voor dit werk aanboden, werden gekozen drie missionairen, een missionaire arts E. Lloyd, twee industriëelen, die onder leiding van den sinds jaren te Khartoum werkzamen Aartsdiaken Gwynne in Oct. 1905 vertrokken naar de Dinka-negers, zuidelijk van de Schilluk-negers wonende. Daar dit gebied bijna even ver van Khartoum, de hoofdstad van Oost-Sudan, als van Mengo, de hoofdstad van Uganda verwijderd ligt, moest behalve den in Sudan bekenden Gwynne ook een in Uganda bekende zendeling den nieuwelingen de wegen op het nieuwe zendingsveld helpen effenen. Derhalve werd Dr. Cook, de miss. arts van Mengo, door de C. M. S. verzocht met een aantal Waganda-christenen de broeders, die uit Khartoum kwamen, tegemoet te reizen. Te Mongalla, 1100 mijlen zuidelijk van Khartoum gelegen, moesten de missionairen elkaar ontmoeten, om vandaar onder de Dinka's hunne woonplaats zelve te zoeken. Den 19en Nov. 1905 vertrok Dr. Cook van Mengo eerst door het gebied van Uganda en daarna door dat der Bari-negers en kwam den 20en Dec. te Mongalla. De broeders uit Europa landden eerst den 7en Jan. terzelfder plaatse aan. Van dat oogenblik af werd gezocht naar eene plaats der vestiging, die men vond te Scheich Bor, alzoo genoemd naar een hoofd van dien naam, eene plaats, waar een talrijke bevolking woonde. Zoo zetten zich de zendelingen der C. M. S. onder de Dinka's, wier taal zij dadelijk begonnen te leeren, met wie zij ook begonnen te leven, om ze op te voeden. Dit alles zou gemakkelijker gaan, als zij het vertrouwen des volks konden winnen. Daarin hielp de M. Z. Op raad van Dr. Cook opende Dr. Lloyd eene kleine kliniek. Aan patiënten ontbrak het niet. Want deels het klimaat, deels de vuilheid zijn de oorzaak, dat enkele ziekten niet uitsterven. Zoolang de Dinka zich niet afwent uit hetzelfde vat, waarin hij zich nu en dan wascht, en waaruit hij zijn vee altijd drenkt, zelf te drinken, zullen zij last blijven hebben van den Guinea-worm. Zoolang zij niet leeren bronnen te graven, maar hun drinkwater uit iederen poel scheppen of het ongefiltreerde rivierwater drinken, zal de dysenterie onder hen slachtoffers maken. Daarom heeft Dr. Lloyd een groote praktijk. Centraal-Sudan. De Hausastaten met eene bevolking van 15.000.000 zielen, strenge Mohammedanen, propagandisten van den Islam, intelligente menschen, zijn sinds jaren voorwerp van de missie der C. M. S. Meer dan eene poging is door missionairen gewaagd uit het Nigergebied en Yoruba, om in de Hausaland door te dringen en daar het Woord des Heeren te brengen. Tevergeefs werden er toen pogingen gedaan uit Lokadscha (a/d Niger) naar Kano in Sokota, eene der Hausastaten tusschen den Niger en het Tsadmeer. Meermalen werd de missie gedwongen terug te keeren. Toch gaf de bezielde pleitbezorger dezer M. Z., Dr. W. R. Miller, een man, die het Hausa zoo goed sprak, dat men hem voor eenen Arabier hield, den moed niet op. Terwijl Lokadscha bleef het steunpunt van zijnen arbeid gelukte het Miller eindelijk, zich in 1900 te Gierku (19 dagen reizens van Lokadscha) te vestigen, waar hij zich twee hutten bouwde met daken van gras, waarvan eene bestemd was voor hemen zijnen jongen, Audu, en eene gedeeltelijk tot slaapplaats van den missionairen dienaar des Woords (Bargery) of, bij afwezigheid van dezen, tot polikliniek, gedeeltelijk tot badkamer. Aan patiënten ontbrak het hem niet. Hij kon uit Gierku schrijven: „Ik heb eene lieve, kleine polikliniek. Vele patiënten komen. Ook hoop ik een hospitaaltje te bouwen met 3 of 4 bedden." Ofschoon 7 maanden later weer gedwongen uit Hausaland weg te gaan, keerde hij in 1902 nogmaals terug. De miss. arts A. E. Druitt kwam hem kort daarop te hulp. Geestelijke vruchten zagen deze arbeiders niet vele. Toch nam het vertrouwen toe. Zelfs menschen van aanzien kwamen hulp zoeken bij hen. Toch is het een omwerken van den grond, schreef Dokter Miller nog in 1906 uit Gierku, maar hij voegde hieraan toe: „Ik ben zeker, dat de harten van velen overtuigd worden van zonde." De polikliniek aldaar werd in 1905 bezocht door 668 patiënten, terwijl zijn hospitaaltje van 6 bedden, in 1904 geopend, in dat jaar 11 en in 1905 8 patiënten verzorgde. Als de missionaire artsen niet te Gierku konden blijven, waren zij tijdelijk te Zaria, dat in de nabijheid van eene Engelsche bezitting is gelegen. Thans zijn zij voorgoed te Zaria, waar hun staf is versterkt met de vrouwelijke miss. arts Miss F. M. Wakefield. Hier is de polikliniek in 1905 bezocht door 319 patiënten, terwijl een hospitaaltje met 6 bedden te hulp kwam, als een zieke het aanhoudend toezicht van den dokter behoefde. In 1906 werden 17 patiënten opgenomen en kwamen 1780 aan de polikliniek. De arbeid onzer artsen is zeer moeilijk, ten gevolge van de antipathie der Mohammedanen tegen de Engelschen èn om de afschaffing van den slavenhandel èn om het Britsche protectoraat. Oost-Afrika (Britsch). Reeds veel eerder dan in Egypte is de C. M. S. beginnen te arbeiden in Britsch Oost-Afrika. De zendingsposten, die zij daar heeft, zijn de uitgangspunten geworden voor het dieper indringen in het binnenland, naar de groote meren aldaar. Bezoeken wij eerst de in het kustgebied gelegen posten der M. Z. In 1887 werd op het eiland Mombasa eene polikliniek en een hospitaal gebouwd, waarvoor de Sultan van Zanzibar den grond gaf, eene halve mijl van de stad Mzizima, welke eene bevolking heeft van 20.000 zielen. Het hospitaal zag het aantal zijner bedden klimmen van 50 tot 66; in 1906 zijn 308 patiënten daarin opgenomen en bezochten 19000 zijne polikliniek. Toen de miss. arts C. S. Edwards op het einde van 1904 naar Engeland terugkeerde en zijn tijdelijke plaatsvervanger Crawford Mzizima verliet, bleef het hospitaal bijna een heel jaar gesloten bij gebrek aan eenen missionairen arts. Wel was Dr. R. K. Shepherd voor dit arbeidsterrein der M. Z. aangewezen, maar deze moest tijdelijk te Mengo (Uganda) zijn. Christenen en niet-Christenen betreurden deze droeve noodzakelijkheid. In Nov. 1905 verklaarde gelukkig Dr. Wiggins, een der gouvernements-officieren van gezondheid op het eiland Mombasa en een warm vriend van de C. M. S., zich bereid het hospitaal tweemaal in de week te bezoeken, op voorwaarde, dat een der groote ziekenvertrekken weer zou geopend worden voor mannelijke klinische patiënten. Dat aanbod werd met blijdschap aangenomen, zoodat nu het werk der M. Z. onder toezicht van Dr. Wiggins door den inlandschen medischen assistent kon worden voortgezet, totdat Dr. R. K. Shepherd het overnam. Op de dorpen in den omtrek van het hospitaal zijn nog drie hulppoliklinieken. Daar het Eng. gouvernement ook een hospitaal voor inlanders hier heeft ingericht, lijdt het zendings-hospitaal schade. Veel kleiner is de M. Z. te Djilore, 60 mijlen noordelijk van Mombasa en 15 mijlen naar het binnenland van Meiinde. Sinds Maart 1896 arbeidt hier Mrs. D. Hooper, echtgenoote van den missionair Hooper. Dadelijk na hare komst werd eene kamer voor polikliniek ingeruimd en twee inlandsche huizen voor mannen- en voor vrouwen-hospitalen ingericht. Later werd één huis tot hospitaal bestemd met 10 bedden, welk aantal nu tot 8 is verminderd. In 1905 was het aantal patiënten hier 96, terwijl 4800 zieken de polikliniek bezochten of aan hunne huizen werden bezocht. Besmettelijke zieken worden verzorgd in kleine hutten buiten het dorp, die na herstelling der zieken verbrand worden. Op dat oogenblik rust de M. Z. door het vertrek van Mrs. Hooper. Zuid-westelijk van Mombasa ligt Usagara, waar ook eenige posten der M. Z. zijn. De arbeid is hier reeds in 1878 begonnen. Toen was Mpwapma hoofdkwartier der missie. Doch Dr. E. J. Baxter trok in 1899 naar Kisokwe, waar hospitaal en polikliniek een jaar bleef. Het hospitaal had 20, later 30 bedden, terwijl 7090 de polikliniek bezochten. Doch in 1900 werd het hoofdkwartier verplaatst naar Mamboia, waar thans 35 bedden zijn. In 1905 werden hier 109 patiënten verzorgd en bezochten 7569 de polikliniek. De beide eerstgenoemde posten werden filialen. Bovendien is er nog te Ibwejeli eene polikliniek. Eindelijk is er nog in de provincie Kenia eene M. Z., die gevestigd is te Nairobi. Hier heeft Dr. T. W. W. Crawford een hospitaaltje met 4 bedden. Eerst in 1905 is deze arbeid begonnen. Oorspronkelijk was de bedoeling hem te Kikwyu te vestigen, maar Nairobi bleek beter, daar het midden in het distrikt ligt. Uganda. Toen de eerste missionairen der C. M. S. in 1876 naar Uganda gingen, was onder hen ook een miss. arts, Dr. John Smith, die echter reeds het jaar daarna stierf. In zijne plaats kwam in 1878 een andere, die der missie onschatbare diensten bewezen heeft door de behandeling van den kranken koning van Uganda, Mtesa. Maar ook hij bleek niet bestand tegen de invloeden van het klimaat en moest nog in hetzelfde jaar naar zijn land terugkeeren en door eenen anderen dokter vervangen worden. Van Mpwapma (zie onder Oost-Afrika) uit is de derde missionaire arts in 1891 te Mengo de M. Z. begonnen. Doch deze heeft eerst een krachtig levensbestaan gekregen onder leiding van A. R. Cook, bij wien niet lang daarna zijn broeder J. H. Cook zich gevoegd heeft. Mengo is gekozen als hoofdkwartier der M. Z. omdat het de hoofdstad des lands is, ') waar eene inlandsche bevolking van 80.000 zielen, alsmede de kleine koning Daudi Chwa en al de groote inlandsche hoofden wonen. In Mei 1897 werd het eerste hospitaal opgericht, bestaande uit twee rieten gebouwen, met gras gedekt, twaalf bedden bevattende. Aan het einde van dit jaar moest het hospitaal ver- ') Niet het administratieve echter, waar het gouvernement zetelt en betrekkelijk weinig inboorlingen zijn. Dit is Entebbe. groot worden, om den wille van den Nubischen opstand. Het gouvernement bouwde er een groot vertrek bij en bracht daardoor het aantal bedden op 30, welk getal in 1899 met passen en meten op 33 kon worden gebracht. Doch ook toen bleek het hospitaal te klein voor de behoefte der kranke Waganda (de inwoners van Uganda). Derhalve werd den 31 en Mei 1900 een grooter en degelijker ziekenhuis geopend, hetwelk lag aan de helling van den Namirembeheuvel. Het was het schoonste gebouw van Uganda, in den vorm van een dubbel St. George-kruis opgetrokken onder leiding van een der missionairen, Mr. Borrup. Vijftig bedden waren er in; 25 voor mannen en evenveel voor vrouwen. Aan de muren hingen teksten in Luganda. De Eng. gouverneur van Uganda, Sir Harry Johnston, opende het hospitaal in tegenwoordigheid van al de hoofden en grooten des lands. Bij die gelegenheid wenschte hij de Waganda geluk met hun hospitaal, waaraan zij vrijwillig hadden gearbeid en ried hun twee dingen aan: vooreerst hunne zieken zoo spoedig mogelijk derwaarts te brengen en vervolgens voor de gezondheid der plaats te zorgen door hunne moerassen droog te maken enz. Bij zijn vertrek uit Mengo bood de hooge gast ten gebruike van het hospitaal 6 koeien en kalveren, een der beste geschenken, die hij geven kon. Miss Taylor gaf twee en de Katikiro eene koe. Een der ambtenaren van het gouvernement schonk 100 rupies en eenige wollen dekens, een Indische koopman ook eenige wollen dekens. Het getal van 50 bedden — later 66 — bleek niet altijd voldoende te zijn voor de groote menigte patiënten, die opgenomen moest worden, zoodat meermalen zieken op den vloer werden gelegd. Rijk was de oogst, dien deze arbeid opleverde. Naar Gods Woord werd door de patiënten met belangstelling gehoord en de gemeente wies. Verheffend is wat Dr. Cook reeds in 1899 kon schrijven van eenen bededag voor de medische zending, waarop hij sprak voor een schare van 3000 inlandsche Christenen in de hoofdkerk van Mengo. Hij vermaande zijne hoorders, op 12 het voorbeeld des Heeren, ook hunnen lijdenden naasten hulp en liefde te bewijzen en zag tot zijne blijdschap, dat naar hem geluisterd was, want de collecte was 66.200 schelpen (de gangbare munt in Uganda) d. i. ± f 144 groot. Nog geen drie jaren mocht het daareven genoemde hospitaal bestaan. In den avond van den 28en Nov. 1902, omstreeks halfelf, ging het in vlammen op, nadat het door het bliksemvuur getroffen was. In korten tijd was alles eene puinhoop behalve de apotheek en het magazijn met hunnen kostbaren voorraad van medicijnen en de twee isoleer-vertrekken. Toen de doktoren op het terrein van den brand kwamen, waren alle zieken, 45 in getal, reeds uit het brandende hospitaal gedragen, waarbij slechts één ongeluk plaats had, daar een der patiënten zijn been brak. Welk eene bewaring Gods! De patiënten konden voorloopig onder dak gebracht worden in de isoleerkamers, in de beide dokterswoningen, in de huizen van de twee getrouwde helpers enz. Dat de schade niet gering was, is licht te begrijpen. Behalve het hospitaal gingen vele instrumenten verloren ter waarde van f 12.000. Van alle kanten, zoo van de Regeering als van de bevolking, zoo van de Roomschen als van de Mohammedanen, was de deelneming groot. De Katikiro zeide: „Als God goedgevonden heeft, dat ons hospitaal afbrandde, is dit geschied, om ons te toonen, dat wij een grooter en beter moeten bouwen." Alle inboorlingen verklaarden: „Dat is geen verlies voor het Engelsche volk, het is ons huis, dat verwoest is, en wij moeten de handen aan het werk slaan en de steenen maken voor een nieuw huis." Hoelang zou het echter duren, eer dit zou verrijzen! Men wilde nu toch een zeer solied hospitaal bouwen. De beide vorige gebouwen hadden groote gebreken gehad. Het eerste was gebouwd, toen men, om in Uganda te komen, eene lange, ietwat gevaarlijke reis van drie maanden, van de kust af, moest ondernemen en de prijs van geïmporteerde artikelen hoog was, zoodat een vracht van 65 pond gewicht ƒ84.— kostte, wanneer men gebruik maakte van de noordelijke route of ƒ36—ƒ48 als het kwam langs de goedkoopere, maar veel langere Duitsche route. Daarom werd het gebouwd van bouwstoffen, die men in het land gevonden had en gedekt met gras. De omstandigheden waren veel beter, toen het tweede hospitaal begonnen werd, daar de spoorbaan tot het meer was gelegd. Toch moest het dak nog van gras zijn. Kort na den brand, die dat hospitaal vernielde, ontbrak het niet aan giften voor den bouw van een derde hospitaal. De Zendingvereeniging zond dadelijk per telegram /"6000 en voegde er den wensch aan toe, dat het van steenen zou opgetrokken worden. De bisschop van Uganda gaf een som van ƒ2400 uit het fonds zijner diocese, de gouverneur van Uganda, Luitenant-kolonel Sadler, zond 200 arbeiders, ten einde een tijdelijk hospitaal te bouwen. Hiervoor had men twee maanden noodig, in welken tijd de M. Z. van het inlandsche kerkbestuur de beschikking kreeg over eene der grootste scholen, die in eenen enkelen dag door den Waganda-werkman veranderd werd in een respectabel hospitaal. Het tijdelijke ziekenhuis bevatte twee vertrekken, een voor mannen en een voor vrouwen, waaraan later toegevoegd zijn twee vleugels. De operatiekamer lag in het midden des gebouws. Den 2en Maart 1903 is dat ziekenhuis in gebruik genomen. Het diende de M. Z. tot den 28en Nov. 1905, toen het derde hospitaal kon geopend worden, waarvan de inlanders al de steenen en het hout, ter waarde van f 5400, hebben geleverd. Het gebouw zelf, dat een ijzeren dak en een cementen vloer gekregen heeft, is gekomen op £ 2400 (/'28.800), geheel door de liefde samengebracht. Vergezeld van een groot gevolg, woonde de tijdelijke gouverneur van Uganda, Mr. George Wilson en zijne gade, de kleine koning Daudi Chwa, de Katikiro met zijn mederegent Kisingiri, de koningin-moeder en vele anderen de opening bij. Na eene openingsrede van den bisschop, verhaalde Dr. A. R. Cook (zijn broeder was met verlof in Engeland) de ervaringen der M. Z. in Uganda en eindigde met te zeggen, dat, ofschoon de eenige voorwaarde tot toelating was geweest de nood van den patiënt, het medische werk geen zuiver philanthropische zaak was, maar ten doel had de prediking des Evangelies door woord en daad aan de ziekbedden. De tijdelijke gouverneur sprak toen een enkel woord en verklaarde daarop het hospitaal voor geopend, dat thans 126 bedden heeft, terwijl in 1906 1801 patiënten daarbinnen werden verpleegd en niet minder dan 95582 zieken aan de polikliniek kwamen of aan hun huizen werden bezocht. In 1906 werd het hospitaal vergroot met een kinderzaal van 9 kribben en een tweede kraamvrouwen-inrichting van 6 bedden. Van den arbeid in het hospitaal en de polikliniek verhaalt een der miss. artsen: „Wij beginnen ons werk in het hospitaal te 8 uur 's morgens met eene korte godsdienstoefening (een lied, eene korte uitlegging van een deel der Schrift, nog een lied, eindelijk een gebed). Dan gaan de dokters het hospitaal door. Intusschen komen de menschen voor de polikliniek samen. Deze vangt aan met een lied, dan volgt eene korte preek, nog een lied en ten slotte een gebed. Te half tien begint het onderzoek der zieken, ± 100. Te half twaalf op zijn laatst eindigt de polikliniek. De eerste maal brengen de menschen 10 schelpen (iets meer dan een cent) voor de medische behandeling en volgende malen 3 schelpen. Deze kleine som stuit het komen zonder reden. In den namiddag hebben dikwijls operaties plaats. De dag eindigt met een avondgebed". De M. Z. heeft vier hulppoliklinieken in den omtrek van Mengo, namelijk te Ngowe, Izanga, Nokaje, Nahamongi, waar verpleegsters zijn. Zooals overal, waar de M. Z. arbeidt, neemt de chirurgische werkzaamheid eene zeer belangrijke plaats in. Over het algemeen is de ijver der patiënten, om Gods Woord te hooren, voor de missionaire artsen bemoedigend. Onder meer gewagen de annalen van de M. Z. in dit land van de bekeering eens ouden hoofdmans, die in het hospitaal ziek lag, 14 dagen voor zijnen dood. Later bleek, dat onder de verpleegsters van het ziekenhuis zich bevonden vier vrouwen, die vroeger des hoofdmans echtgenooten geweest waren en sinds hare bekeering vijf jaren lang voor de behoudenis van haren voormaligen gemeenschappelijken gemaal gebeden hadden. In het hospitaal worden zoowel mannelijke als vrouwelijke helpers gevormd en met goed succes. Deze inlandsche assistenten zijn den missionairen artsen behulpzaam op de reizen, die zij alle jaren, ieder twee maanden lang, door het geheele Protectoraat van Engeland doen, het ontleedmes in de eene en den bijbel in de andere hand. Veel verblijdends ervaren de missionaire artsen in hunnen arbeid. Toch wordt ook vaak hun geduld op de proef gesteld door de wijze, waarop de patiënten handelen met hunne medische voorschriften. Hun vertrouwen op de kracht der Europeesche artsenijen is ontzaglijk groot. Dikwijls redeneeren zij op de volgende manier: „Als één eetlepel medicijn, driemaal daags genomen, mij in eene week gezond maakt, waarom kan ik dan niet alle 21 eetlepels in eens innemen en daardoor dadelijk beter worden?" Tot schade van den patiënt wordt deze proef vaak genomen. Toro. Ten noordwesten van Uganda ligt het koninkrijk Toro, bewoond door een volk, dat bestaat uit twee klassen van menschen, die zooveel verschillen van elkaar, dat men ze wel haast twee nationaliteiten zou kunnen noemen. Zij zijn de heerschende klasse, waaruit de hoofden, de eigenlijke Banyoro, die verwant zijn aan de Waganda en op dezen gelijken, al missen zij hunne energie en ambitie, en de boeren, die van lager ras zijn. Dezen komen het meest in het hospitaal. Zij zijn vuil, immoreel en arm; zij kunnen nooit iets betalen voor hunne verpleging. Ook zijn zij onkundig. Zij weten van niets anders dan van eten, drinken en trouwen. Min of meer als de beesten leven zij. Reeds sinds 1897 arbeidt er de M. Z. op den Zendingspost Kabarole en dat niet zonder hope. Desniettemin is er niet voor Maart 1903 een missionaire arts gekomen, met name Ashton Bond, die reeds in Juli 1901 voor Toro werd aangewezen, maar den eersten tijd van zijn verblijf te Mengo tot hulp van Dr. Cook werkzaam was. Eene enkele maal kwamen de missionaire artsen te Kabarole en hielden er polikliniek gedurende den tijd, dat zij daar vertoefden. Anders deed dit Mevrouw Fisher, de vrouw des zendelings van dien naam. Zij bouwde zelfs eene heel aardige polikliniek met eene wachtkamer, die in tweeën gedeeld was door eene lage rieten afscheiding, zoodat de mannen aan de eene zijde konden zitten en de vrouwen aan de andere. Aan deze wachtkamer zijn twee kleine kamers, eene voor den dokter en eene voor de apotheek, aangesloten. Na het vertrek van Mevrouw Fisher zette Miss Allen haar werk voort. Voor haar polikliniek gebruikte zij slechts een klein huisje, opgetrokken van leem, waar zij eiken morgen met de patiënten, ten getale van 40 60, soms meer, eene korte godsdienstoefening hield, waarna zij de zieken onderzocht, zoo goed zij kon en hun medicijnen voorschreef. Dr. Ashton Bond nam in Maart 1903 dit werk over, van harte verwelkomd vooral door den koning en zijne grooten. Zijn plan was zijn arbeid te beginnen in de nieuwe polikliniek van Mevr. Fisher, doch daar hij dadelijk noodig had een gebouwtje, om als hospitaal dienst te doen, was hij verplicht in het kleine huisje, dat Miss Allen in gebruik had gehad, voort te gaan. Hij vroeg eenige hoofden om wat bedden, waarmee hij zijn hospitaaltje kon meubileeren, en kreeg er twaalf. Binnen korten tijd waren zij bezet. Tien maanden lang diende dat gebouwtje de M. Z., in welken tijd een nieuw ziekenhuis werd opgetrokken, dat in Februari 1904 kon worden in gebruik genomen, ofschoon het eerst in Mei geheel voltooid was. Dit hospitaal bevat 34 bedden. Het is als alle andere gebouwen in Toro gemaakt van gevlochten twijgen en leem en wordt bezocht door zieken uit alle standen, zelfs door eenige hoofden en hunne vrouwen, die allen in dezelfde vertrekken worden behandeld. Ook wordt hun 's morgens en 's avonds het Evangelie gebracht. Vele patiënten zijn zeer dankbaar voor wat in hun belang gedaan wordt en komen terug, om den missionairen arts van tijd tot tijd een bezoek te brengen. Sommigen hebben bij zich een klein geschenk: een vogel, eenige eieren, eene rupie, doch de meesten zijn te arm. Gode komt de lof toe voor de verandering, bij eenige dezer heidenen zichtbaar. Den 6en Maart 1904 werd Koning Daudi Kasagama, die Christen is, een zoon en erfgenaam geboren. Dicht bij het hospitaal had de koning een huisje gebouwd, waarin hij zelf of zijne vrouw, in geval van ziekte, zou behandeld worden. Terwijl de koning in Uganda was, werd zijne gemalin Damali daarin opgenomen en er met haren zoon, die haar daar geboren werd, door de M. Z. goed verzorgd. Toen de koning terug was, betuigde hij zijne vreugde over de goedheid Gods, die hem eenen zoon, naar wien hij reeds jaren had verlangd, geschonken had. Later zond hij zelfs een dankoffer van 100 rupies aan het hospitaal. De bevolking van Toro wilde zich in het begin geheel niet onder narcose laten brengen voor eene operatie, totdat koning Kasagama, deels uit nieuwsgierigheid, deels om zijn volk een goed voorbeeld te geven, de vrees overwon. Hij kwam zekeren dag in de kliniek van den missionairen arts en verzocht, hem een klein gezwel uit te snijden onder narcose. Niemand van de zijnen wist er iets van, doch zijne moeder hoorde het op het oogenblik, dat de operatie aan den koning plaatshad. Vol angst kwam de oude dame aangeloopen, om de uitwerking der slaapmedicijn aan haren zoon te zien. Zij was natuurlijk niet weinig getroost, toen zij aan den patiënt geen nadeel ontdekte. Het gebeurde werd algemeen besproken en het gerucht er van drong door tot de meest verwijderde plaatsen. Van toen aan waren operaties geen schrikbeeld meer en niemand was bang voor narcose. Eenige inlandsche jongens van 12 tot 18 jaar worden opgeleid tot assistenten in het hospitaal. Allen hebben toezicht noodig, al zijn er een paar onder, die belangstellen in het medische werk. Het moeielijkst is hun reinheid te leeren. De uitgaven voor het hospitaal zijn gering. Voor het voedsel der patiënten zorgen sommige hoofden, tenzij hunne vrienden dat op zich nemen. De operatietafel is gemaakt van ruwe planken en beantwoordt aan het doel; de koning heeft hem laten maken en hij is de eerste geweest, die er gebruik van gemaakt heeft. Op het oogenblik bevat het hospitaal 38 bedden, In 1906 zijn 576 patiënten daarin opgenomen en werden 35.760 in de polikliniek of aan hunne huizen door den missionairen arts behandeld. Met goed- keuring van de C. M. S. tracht dokter Bond gelden te verzamelen voor den bouw van een nieuw hospitaal, waarvoor reeds een zendingsvriend teekende ± 500 P. S. Kabarole heeft eene filiaal-polikliniek in den omtrek namelijk Hoima. Busago. Aan de noordoostkust van het Victoria Nyanza-meer ligt Busago, aan de westelijke grenzen van Uganda gescheiden door de rivier de Nijl. De Basoga zijn jaren geleden door hunne machtige naburen, de Waganda, overwonnen en onderworpen. Een der voornaamste hoofden dezes lands is Luba, die te Bukaleba zetelt. Hier bestaat sinds 1893 eene polikliniek, welke de genoemde Luba, die onlangs overleed, vriendelijk gezind was. Een missionaire arts is hier niet. Uit Mengo wordt door de doktoren aldaar nu en dan een bezoek aan Busago gebracht. Mauritius. Dit eiland, gelegen in den Indischen Oceaan, ten oosten van Madagascar, heeft te Rose Belle eenen kleinen poliklinischen arbeid van de C. M. S. onder Hindus en Chineezen, doch geenen missionairen arts. West-Afrika (Brltsch). In Yoruba en het Niger-district vindt men eenige zendingsposten der M. Z. die echter thans (1906) slechts poliklinieken hebben, welke staan onder missionairen of verpleegsters. Onitscha is tot 1901 een hoofdkwartier der M. Z. geweest onder leiding van den missionairen arts A. E. Clayton, die er een hospitaaltje had van 12 bedden. Vele patiënten werden daarin niet opgenomen. In 1899 en 1900 slechts 14. In de polikliniek en aan de huizen werd echter grooter aantal zieken behandeld, namelijk 13000. Sinds het vertrek van den missionairen arts kwam de polikliniek onder pleegzusters. Eene der bekendste van dezen is Miss Elms. Wekelijks bezoekt een gouvernementsdokter deze klinieken en helpt de verpleegsters met raad en daad. Daar zijn nu 7 bedden. Enkele maanden in de jaren 1904 en 1905 heeft Abeokuta, de hoofdstad van Yoruba, eenen missionairen arts, Tom Jays, gehad. Doch deze arbeid staat stil door het vertrek en het ontslag van den daareven genoemden dokter. Nog op andere plaatsen z.o. Lokadscha zijn er poliklinieken. Kanada. In het noord-westelijk deel van Kanada vinden wij onder de Indianen vier ver van elkaar afliggende middelpunten der M. Z. Tot zekere hoogte is deze arbeid rijk gezegend; tot geestelijke opheffing der stammen, vooral der Zwartvoet-Indianen aan het Winnipegermeer, heeft hij veel bijgedragen. De M. Z. is te Metlakahtla aan de westkust van Kanada; te St. Peter in het gebied aan het Groote Slavenmeer; te Blackfort Crossing, en in Onion Lake-district ten noorden van het Winnipegermeer. Alleen op laatstgenoemde plaats is een miss. arts met name Mevr. J. R. Matheson. In 1906 bezochten 958 menschen hare polikliniek of werden door haar bezocht in hunne huizen. Dit geschiedt vooral 's winters. In drie werelddeelen: Afrika, Azië en Amerika heeft de C. M. S. hare M. Z. In Afrika heeft zij 15 miss. artsen, onder welke drie vrouwelijke, verspreid over 10 plaatsen. In Azië 61, onder welke 16 vrouwelijke en twee inlandsche miss. artsen verspreid over 37 plaatsen. In Amerika één vrouwelijke miss. arts op ééne plaats. Bovendien vinden we overal nog verscheidene poliklinieken, bediend door geschoolde verpleegsters. § XXIX. Universities' Mission to Central Africa. (De Universiteiten-zending in Midden-Afrika.) De Universiteiten-zending, zoo genoemd, omdat de geestelijke en financieele bodem, waarop zij ontkiemd is, de Engelsche Universiteiten van Oxford, Cambridge en Dublin en de kringen der geleerden geweest is, kan in zekeren zin genoemd worden eene stichting van den zendeling David Livingstone, in zooverre hij er door zijne bezielende voordrachten aan genoemde Hoogescholen in 1857 den eersten stoot toe gaf, ofschoon zij eerst in 1859 op eene tweede roepstem van Robert Gray, Anglicaansch bisschop van Kaapstad, tot aanzijn kwam. Later heeft zij haar exclusief karakter prijs gegeven en den kring harer vrienden niet alleen onder de Universiteitsmannen gezocht, maar over de geheele Engelsche Staatskerk. Toen zou zij een tak zijn van de S. P. G.; doch naarmate de dochter wies, werd de moeder op haar jaloersch en wilde haar inslokken. Hieruit ontstond strijd, welke tengevolge had de zelfstandigheid der Universiteitenmissie, die hoogkerkelijk is. Aan haar hoofd staat een bisschop. De leiding is bij den bisschop in Afrika. Onder leiding van Livingstone vestigde zich deze missie eerst te Magawiro aan de Shire (Juli 1861). Een paar jaren later werd zij verplaatst naar het eiland Zanzibar, waar zij heeft drie vrijplaatsen voor slaven (z. o. Mbeweni). Van daaruit heeft zij zich uitgebreid naar het vasteland, hier ontgint zij drie arbeidsvelden, namelijk het land der Bondei-negers aan de zuid-oosthelling van het Usambara-gebergte, een deel van het rijk van Usambara (thans Duitsch Oost-Afrika) met Magila als hoofdzendingspost (sinds 1875) en middelpunt van eenen voorspoedigen missionairen arbeid; voorts het Rovuma-district (sinds 1876) met Masisi en Newali, bevolkt door bevrijde slaven en vaak bestookt door de rooverbenden der Magwanwara; eindelijk de zendingsposten aan het Nyassameer, waarvan Likoma, een eiland in het meer, centraalpunt is en zetel van den bisschop. De M. Z. dezer missie is niet groot. Omstreeks het jaar 1880 opende Bisschop Steere (de 3e bisschop in dit bisdom) op Zanzibar een klein hospitaal met een polikliniek, die door de op dat eiland nu en dan gestationeerde Engelsche artsen werd bediend. Hier zochten honderden patiënten hulp en medicijn en menig woord werd daarbij gesproken. Ook begon de verpleegster van het hospitaal eene kleine Zenana-zending onder Mohammedaansche vrouwen. Bisschop Smythies beperkte dezen arbeid zijns voorgangers in 1889 tot het gratis afgeven van medicijnen uit de kleine zendingsapotheek. Toen zich het werk uitbreidde, werd in 1892 een hospitaal gebouwd, dat met de andere zendingsgebouwen vormt het Mkunazini-kwartier der stad. In het begin werden uitsluitend inboorlingen in het hospitaal opgenomen en behandeld, maar nadat dit vergroot was, ruimde men ook plaats in voor Protestantsche Europeanen, die vroeger in zieke dagen hun toevlucht moesten zoeken in het Roomsche Fransche Zendingshospitaal. Twee missionaire artsen heeft Zanzibar thans, Dr. Hine, die tegelijk Anglicaansch bisschop is en H. A. Haviland. Tegelijk met Zanzibar kreeg Magila aan de zuidoostzijde van het Usambaragebied een hospitaal en eene polikliniek, die in het begin hoofdzakelijk bestemd waren voor het personeel der missie, dat de hulp van den miss. arts dikwijls noodig had, omdat de koorts ook daar in de bergen menig offer eischte, maar voorts ook voor de Bondei-negers openstonden, om hun vertrouwen te winnen door goede verzorging. Verder is sinds 1897 te Mweti op het noordelijk van Zanzibar gelegen eiland Pemba een polikliniek. Eindelijk is er sinds 1894 aan het Nyassa-meer op het eiland Likoma een hospitaal en polikliniek, aan wier hoofd staat de missionaire arts Robert Howard. De Universiteiten-zending arbeidt in Afrika, heeft drie miss. artsen en drie hospitalen. § XXX. Church of England Zenana Missionary Society. (Eng. Kerkel. Zenana-zendinggenootschap.) Dit genootschap is in 1880 opgebouwd uit die leden van de „Indian Female Normal School and Instruction Society," (in 1852 opgericht met het doel te evangeliseeren, op te voeden en medisch te behandelen de vrouwen van Indië), welke zich in genoemd jaar van haar afscheidden op grond, dat zij op het terrein der missie uitsluitend met geloovigen van de Anglicaansche kerk wilden samenwerken. Zij arbeidt in nauw verband met de C. M. S. Bij hare oprichting nam deze vereeniging over van het oude genootschap 31 Europeesche vrouwelijke zendelingen en 17 zendingsposten. In 1883 voegde zij bij haar arbeidsveld in Indië dat van China en in 1885 dat van Japan. Dadelijk bij hare oprichting trad de C. E. Z. M. S. met de M. Z. op. De miss. artsen, die zij in haren dienst heeft, zijn zoowel Europeesche als inlandsche vrouwen. Vooral de vorming en uitzending van laatstgenoemden moet worden het krachtigste middel, om de christelijke liefde en de ware kennis tot zaligheid in alle lagen der Indische vrouwelijke bevolking te brengen. Het begin is gemaakt, dat aan de uit het heidendom voor Christus gewonnen vrouw de plaats in het volk en in de familie gegeven wordt, welke haar toekomt. De eerste missionaire arts der C. E. Z. M. S. is geweest Dr. Fanny Butler, die in 1880 door de C. M. S. uitgezonden werd naar Bhagalpur (Bengalen), waar zij in 1889 gestorven is. Voor-Indië. Panschab. In 1881 verrees te Amritsar het St. Catherine's Women's Hospital, voor vrouwen bestemd, dat thans jaarlijks omstreeks 300 patiënten opneemt. Met het hospitaal verbonden zijn vier poliklinieken in den omtrek van Amritsar. Vooral bij bevallingen doen de miss. artsen goede diensten; in 1899 werden meer dan 1200 vrouwen in hare woningen verlost en in 1906 2112. De Hindoes kunnen maar niet begrijpen, dat de artsen zelve den patiënten verbanden aanleggen; zij zouden dat niet doen. Doch dat brengt de inboorlingen tot de vraag, wat de Christelijke vrouwen mag bewegen, dat te doen, en dit geeft weer aanleiding tot bespreking van de drijfveer tot den arbeid der vrouwelijke missionaire artsen. Dera Ghazi Khan is een post van de C. M. S. en de C. E. Z. M. S. Wij spraken van haar met een enkel woord hierboven bij den arbeid der C. M. S. Hier is onder leiding van Miss E. Dodson een hospitaal en eene polikliniek voor vrouwen. Het eerste is geen Purdah hospitaal (een hospitaal, waarin geen mannen mogen komen) want de vrouwen loopen niet weg voor mannen. Gearbeid wordt er met kleine kracht, doch met enthousiasme. Behalve de miss. arts is hier nog werkzaam eene vrouwelijke zendelinge met een Hindoe-helpster. Een hospitaal voor vrouwen wordt te Dera Ismael Khan gebouwd. Te Peschawar, aan de noordwestelijke grens van Voor-Indië, ongeveer 9 mijlen van den Khyberpas gelegen, is een hospitaal, in 1884 opgericht, dat genoemd is naar de Hertogin van Connaught, die er veel belang in stelde (Duchess of Connaught Hospital). Het heeft 40 bedden en nam in 1906 428 patiënten op, terwijl 6597 de polikliniek bezochten. Twintig mijlen van de stad is een filiaal-polikliniek. Als miss. artsen arbeiden hier Miss E. Mitcheson en Miss E. Marks. In 1905 brachten de Prins en de Prinses van Wales aan dat arbeidsveld een bezoek. Voor Afghanistan is dit hospitaal een zegen. Quetta heeft een klein hospitaal, „Good Shepherd's Hospital" genaamd, en eene polikliniek onder direktie van Miss Charlotte Wheeler. Het hospitaal heeft eene groote zaal en 4 kleine kamers, terwijl aan de buitenzij tegen het hoofdgebouw vijf kleine familievertrekken zich bevinden ten dienste van patiënten, die hare mannelijke patiënten bij zich wenschen te hebben. Nominaal heeft het 40 bedden, maar soms moet er plaats gemaakt worden voor 58 patiënten. Daar de meeste patiënten in den warmen tijd komen, kan dit gemakkelijk, omdat dan in de veranda's geslapen kan worden. Als regel mag men vaststellen, dat de patiënten, die in het hospitaal blijven, oplettend naar Gods Woord luisteren, maar de patiënten der polikliniek uit de Pathan doen dit meestal niet. Met de Brahuis is dit anders, zij luisteren gewoonlijk met oprechte belangstelling. In 1906 zijn 1118 patiënten opgenomen in het hospitaal; de polikliniek werd in dien tijd bezocht door 28.099 patiënten, terwijl 1237 zieken aan hunne huizen bezoek kregen. Bezoeken wij thans Tarn Tarn, waar een hospitaal is, goed gebouwd, maar klein, dat den naam draagt van „St. Mary's hospital," door Miss Gulford in 1897, gebouwd. Het beheerscht een omtrek van 430 vierk. mijlen, waarin 400 dorpen liggen. Behalve het hospitaal bezit deze missie vier poliklinieken, op 18, 12, 10 en 9 mijlen afstands. Deze poliklinieken worden geregeld bezocht, gedurende het geheele jaar, door de drie miss. artsen. In 1904 kwamen hier 6888 patiënten, 's Winters wordt het geheele district afgereisd. Een vijfde arbeidsveld der C. E. Z. M. S. in Panschab is Batala, dat een hospitaal (Star Hospital) heeft, bediend door de miss. artsen Miss M. Seaton Smith en Miss Maud English, die aan de Medische School van Ludhiana opgeleid is. Voor Sukkur zou een hospitaal zeer gewenscht zijn, evenzeer eene missionaire arts. Op het oogenblik is er nog slechts een begin van eene M. Z., eene polikliniek met twee kleine kamertjes, waarin bij gelegenheid patiënten kunnen opgenomen worden. Eindelijk heeft Panschab nog een begin van M. Z. te Jandiala, waaraan Miss Lacey, geen miss. arts, zich wijdt. Hier is een klein hospitaal en men begeert eene zaal, uitsluitend bestemd voor teringlijderessen, ') waarvoor ƒ1200 noodig is. Kashmir. De C. E. Z. M. S. heeft te Srinigar eenigen medischen arbeid. Miss Newmann wijdt zich hieraan. Ook in Bengalen werken de miss. artsen der C. E. Z. S. M. met de C. M. S. samen. Haar eigen terrein is het Nadiya-distrikt, ten noorden van Calcutta tot aan den Ganges. Middelpunt van den arbeid hier is Krischnagar, waar sinds 1880 een klein hospitaal van 6 zalen voor 12 bedden is met polikliniek, onder directie van Miss Phailbus. Hierbij is thans gekomen eene tweede polikliniek bestaande uit 3 vertrekken met eene groote veranda. In den omtrek is eene polikliniek te Meherpur. Een andere post der M. Z. is die van Matya Bursjl bij Calcutta) onder leiding van Dr. Ida Colthurst, die vroeger in het Lady-Dufferin-Hospital te Quetta was, sinds Juni 1904 hier is. Zij arbeidt ook onder de Mohammedaansche Purdah-dames. Een hospitaal is hier niet, ofschoon de behoefte er aan gevoeld wordt. Goed bezocht is de polikliniek, die 3 malen 's weeks gehouden wordt en dan meer dan 100 *) Tering is zeer algemeen in Panschab. bezoekers telt. Daar men den arbeid te Matya Burj wil uitbreiden, tracht men in Indië de gelden voor de uitbreiding samen te brengen, wat reeds vrucht draagt. De gemeenteraad dezer plaats o.a. heeft beloofd eene gift van 20 Rs. per maand voor eene verpleegster ten behoeve der Purdah Nishin (vrouwen, tot wie geen man wordt toegelaten). In 1905 werd de polikliniek bezocht door 7675 patiënten. Aandacht voor het woord des Heeren wordt bij de meeste bezoekers der M. Z. gevonden. Eindelijk is nog te Ratnapur een hospitaal, welks gebouwen met de kraaminrichting 3 zijden van een vierkant vormen. Miss Trench en Miss Proskonno Chowdbury oud-leerling van de school in Ludhiana, arbeiden hierin als in de polikliniek. Eerstgenoemde collecteert voor een vertrek ten behoeve van Purdah Nishin (vrouwen, die afgezonderd willen liggen). Centraal-provinciën. In deze vindt men eene polikliniek van de C. E. Z. M. S. te Panagar, die de trots en de vreugde is van Miss Mukerji, eene medische assistente. De miss. arts Miss M. Langley is hier reeds sinds 1905. Naar een hospitaal wordt hard verlangd. Aan belangstelling in de waarheid ontbreekt het bij vele patiënten niet. Zuid-Indië. Ook in Zuid-Indië heeft de C. E. Z. M. S. eenige, voor een deel vrij belangrijke, postender M. Z. in Tinneweli. Vooreerst brengen wij een bezoek aan Palamcotta in het groote Sara Tucker-hospitaal (zoo genoemd naar de schrijfster Sara Tucker), dat jaarlijks voor bijna 900 zielen zijne deuren opent. In Travancore bezit Trevandrum een hospitaal (Fern Hill Hospital) met 8 bedden en eene polikliniek. Honderd en acht zieken zijn in 1905 opgenomen in het hospitaal en 10.498 hebben de polikliniek bezocht. Miss Chislett doet den medischen arbeid. Van veel meer beteekenis dan deze is de medische zending te Bangalore in Maisur. Nadat hier langen tijd alle missionaire arbeid van Europeanen door de Roomschen was geschied, die er nog een eigen zendingshospitaal, het St. Martha-hospitaal, hebben, en bovendien nog in het regeeringshospitaal het verplegingspersoneel leveren, begon de C. E. Z. M. S. er den Zenana-arbeid onder de Mohammedaansche vrouwen, waarbij in 1891 eene polikliniek voor haar is gekomen. De uitkomst rechtvaardigde den stap en spoedig was er een behoefte aan een hospitaal, een gosja (een afgesloten hospitaal, voor Mohammedaansche vrouwen, die geheel afgezonderd moeten leven). Door tusschenkomst van den Britschen resident kreeg de C. E. Z. M. S. van het stadsbestuur een buitengewoon gunstig gelegen stuk lands, vrij van belasting en accijnsen, onder voorwaarde, dat zij daarop een solied gebouw van f 12000 zou bouwen. Aan deze voorwaarde werd voldaan binnen eenige jaren. Den 30en October 1893 kon de eerste steen van het gebouw, dat zoowel Mohammedaansche als Hindoesche zou opnemen, worden gelegd en twee jaren later werd het geopend. Het heeft 25 bedden en is een schoon, ruim, steenen gebouw met veranda's en een schoon portaal, een sieraad der stad. Zoowel voor de Hindustani sprekende Mohammedaansche vrouwen, als voor de Tamulsch sprekende Hindoevrouwen wordt dagelijks in hare eigene talen godsdienstoefening gehouden, niet zonder zegen, vooral wat de laatstgenoemden betreft, van welke reeds velen den Heere als haren Zaligmaker belijden. De Mohammedaansche vrouwen zijn niet zoo willig. In dit hospitaal worden vrouwelijke medische assistenten gevormd; alleen Christinnen van goede afkomst en eenige beschaving worden tot assistenten aangenomen. Een klein filiaal-hospitaal is teChaunepatne. De miss. arts is Dr. Dora Lockwood. In Telugeland is te Dummagudem eene polikliniek waarin arbeiden Miss Wallen en Miss Dines, eene verpleegster. In 1905 kreeg de polikliniek 7152 bezoeksters. Menige ziel leerde hier bidden. Eindelijk heeft Khammemett eene miss. arts, Dr. Longmire, die eene polikliniek houdt. Ceylon. Sinds enkele jaren heeft de C. E. Z. M. S. in het zuidwesten van Ceylon eene kleine M. Z., eene polikliniek, doch zonder miss. arts. China. Het 2e arbeidsveld der C. E. Z. M. S. is China. In het noordwesten der provincie Tuhkien ligt Kien Ning. Hier arbeidt de vereeniging met de C. M. S. in de in 1904 geopende hospitalen. Miss Johnson heeft de leiding in het hospitaal der vrouwen. Een nieuw hospitaal voor vrouwen werd in September 1905 geopend te Fuh-chow (Foochow), wier directrice is Miss Dr. M. J. Shire. Hieraan is verbonden eene polikliniek, die zeer goed bezocht wordt. In het eerste halfjaar van 1906 kwamen 1678 vrouwen. Voor het hospitaal is er nog eenige vrees bij de vrouwen. Toch ontbreekt het niet aan patiënten, onder welke verscheidene opium-schuifsters. In het dorp Tak-Ding op het eiland Nantai, eene voorstad van Fuh-chow, is ook een hospitaal; geen zendingshospitaal echter, want het is gebouwd door de vreemdelingen en inboorlingen van Fuh-chow, en staat onder direktie van Dr. Rennie, een officier van gezondheid. Toch vermelden wij het hier, omdat de assistent-dokter van dat hospitaal, Dr. Ling, een Chineesch Christen is en de beide hoofdverpleegsters arbeidsters der C. E. Z. M. S. Het hospitaal heeft 60 bedden voor mannen en 48 voor vrouwen. Het Evangelie wordt er gebracht. Voorts is te Lo-Nugong een hospitaal voor vrouwen, dat in den laatsten tijd vergroot is en thans 40 bedden telt, alsmede eene polikliniek. Het hospitaal is nog niet vol. Ook in den omtrek op de dorpen wordt gearbeid door de M. Z. en ontstaat er een ontwaken. Vele patiënten beginnen te leeren lezen en allen hooren het Evangelie der genade. Eindelijk komen wij te Dongkau. In 1890 kocht Mr. Robert Stewart hier een thee-hong, om er mettertijd een hospitaal enz. van te maken. De vreeselijke moord, waarvan Stewart slachtoffer werd, verhinderde hem in de uitvoering van zijn plan. Toen er in 1902 eene miss. arts Miss Mabel Pantin en eene verpleegster van de C. E. Z. M. S. zich vestigden, werd de thee-hong omgezet in een woonhuis, eene kerk en een hospitaal voor vrouwen met 18 bedden. In den omtrek zijn filiaal-poliklinieken, die de miss. arts eens in de week bezoekt. De C. E. Z. M. S. heeft hare arbeidsterreinen in Indië en in China. In Indië zijn acht hoofdposten der M. Z. met 16 miss. artsen en in China drie met drie miss. artsen. 13 § XXXI. South American Missionary Society. (De Zuid-Amerikaansche Zendingsvereeniging.) Dit genootschap, hetwelk, wat zijne wijze van arbeiden betreft, veel overeenkomst heeft met de C. M. S., is in 1844 door den bekenden kapitein Allen Gardiner gesticht. Het koos tot zijn arbeidsveld de Indianen, bekend als Patagoniërs en Vuurlanders in Zuid-Amerika. Toen de stichter in 1851 stierf op Vuurland, liet hij zijn journaal achter, dat door een Engelsch oorlogsschip gevonden en aan de S. A. M. S. afgegeven werd, waarin hij bad, de zending op Vuurland met kracht voort te zetten, al had hij zelf niet anders dan teleurstelling ondervonden. J) In 1854 werd deze zending opnieuw opgevat, doch zonder eenig resultaat in 1859 geëindigd. Na 1863 is de arbeid hervat en nu, vooral na 1869, met zoo rijken zegen, dat de kerk des Heeren in Vuurland geplant is. Later heeft Dr. Aspinall als miss. arts gearbeid onder de Vuurlanders, die door allerlei ziekten werden gedecimeerd. Dit werk is weer opgegeven en de zending bepaalt zich er toe, om aan het sterfbed van eenen wegstervenden volksstam Samaritanendienst te doen. Voorts arbeidt de S. A. M. S. in Paragay onder de ChacoIndianen'en heeft zij er eene polikliniek, doch geenen missionairen arts. De behoefte aan zulk eenen man en aan een ziekenhuis blijkt uit de vruchten, die de tegenwoordige medische behandeling van zieken draagt, waartoe in de eerste plaats behoort het toenemend vertrouwen der Indianen in de zending. ') Stervende schreef G. deze woorden: „I trust poor Fuégia and South America will not be abandonned. Missionary seed has been sown here, and the Gospel message ought to fellow. If I have a wish for the good of my fellow men, it is that the Tierra del Fuégo Mission may be prosecuted with vigour, and the work in South America commenced." Zijn laatste bede was: „Let not this Mission fail, though we should not be permitted to labour in it, but graciously raise up other labourers, who may convey the saving truth of Thy Gospel to the poor blind heathen around us. Hasten the time, when it shall be said of them, that they are a people, prepared for the Lord." Meer beteekenis dan deze zending heeft die onder de Araukanen of Mapuche Indianen in het zuiden van Chili met hare beide posten te Cholchol en te Quepe. Deze Araukanen — 150.000 in getal — die, na hunne onderwerping door de regeering, geplaatst zijn op bepaald voor hen gereserveerde terreinen, wier grenzen echter noch door de Chileenen, noch door de vreemde kolonisten geëerbiedigd worden, zijn bijzonder intelligent. De zending onder hen is zeer voorspoedig. Te Cholchol, een zendingspost, uit verscheidene aardige huisjes bestaande, is het begin van eene M. Z. Een hospitaaltje en polikliniek vindt men hier onder directie van Mr. Wilson, die als evangelist en geneesheer bij de Araukanen zeer bekend is en vertrouwd wordt. Daar is echter behoefte aan eene M. Z. onder eenen missionairen arts en de S. A. M. S. wenscht daaraan te voldoen, daartoe in staat gesteld door een legaat van een rijken Engelschman Roberts, die, bij uitersten wil, zijne nalatenschap aan Evangelische zendinggenootschappen had vermaakt, aan de uitvoerders zijns wils overlatende, hoe zij haar wilden verdeelen. De S. A. M. S. heeft ontvangen de som van £5000 (f 60.000), waarvan £ 4000 moesten gevoegd worden bij het reeds bestaande „Roberts Medical Mission fund." Van deze gelden nu zijn £ 500 afgezonderd voor den bouw van een hospitaal, dat naar den gever Roberts zal genoemd worden, terwijl uit de renten van het overige kapitaal een miss. arts moet betaald worden. Reeds is de oproeping van eenen missionairen arts geschied, wien is toegezegd £ 150 salaris benevens uitrusting en vrije passage. De S. A. M. S. heeft op het oogenblik geen hospitaal of missionairen arts, maar tracht beiden te verkrijgen. § XXXII. Zenana Bible and Medlcal Misslon. Toen dit genootschap in 1852 te Londen werd opgericht, droeg het den veel langeren naam „Indian female normal school and instruction Society" en beoogde het de vorming van Eurazische meisjes tot onderwijzeressen in de Zenana's (vrouwenverblijven in Voor-Indië), welke zij zouden binnengaan, om er de vrouwen in den Bijbel te leeren lezen. In hetzelfde jaar verrees met het oog daarop de „Normal School" te Calcutta. In den loop der jaren breidde het genootschap hare werkzaamheden uit en richtte scholen op voor meisjes en vrouwen, zond inlandsche „Bijbelvrouwen" uit in de Zenana's en wijdde zich aan de M. Z. door vrouwen. Zelf omschrijft het genootschap zijn doel aldus: het Evangelie van den Christus aan de vrouwen van Indië bekend te maken en wel door a, Normaal-scholen, b, Zenana-bezoek, c, M. Z. d, Scholen voor vrouwen, e, Bijbelvrouwen (bijbellezeressen), ƒ, Zending naar de dorpen. De M. Z. geschiedt door bevoegde dokters, die, terwijl zij de ziekten des lichaams behandelen, hare patiënten trachten te leiden tot den grooten Geneesmeester der ziel. Deze dokters worden bijgestaan door Europeesche en inlandsche geschoolde verpleegsters. In 1880 ontstond er in dit genootschap, hetwelk geene kerkelijke kleur had, eene scheuring J)- Een deel van het bestuur met eenige leden richtte toen op de „Church of England Zenana Missionary Society," in de overtuiging, dat het werk beter zou gaan door eene nauwere aansluiting aan de kerk van Engeland. De oude voorzitster, Lady Kinnaird, bleef in het oude genootschap, dat thans 28 zendingsposten onderhoudt. *) De fundamenteele beginselen worden genoemd catholic and not denomational, omdat het genootschap van oordeel is, in the management of schools in India the denominational difficulty does not exist. Wat de M. Z. der Z. B. M. M. betreft, sommige harer hospitalen behooren tot de grootste en invloedrijkste inrichtingen van dezen aard in Voor-Indië. Deze arbeid wordt gevonden te Lucknow, de 4e van de groote steden van Indië, Benares, Patna en Nasik. Lang bleef de in 1876 te Lucknow geopende polikliniek voor vrouwen de eenige werkplaats van de M. Z. der Z. B. M. M., daar zelfs in den omtrek dier stad geen filiaal-poliklinieken mochten worden opgericht. Thans heeft niet alleen Lucknow (1882), maar hebben ook de drie andere plaatsen hospitalen. Te Lucknow staat het „Lady Kinnaird Memorial" hospitaal (naar de eerste voorzitster van dit genootschap) met 53 bedden, dat het vertrouwen heeft ook van de voorname burgers der stad. In 1904 nam het 528 patiënten op, terwijl 3128 werden behandeld in hare huizen en op de polikliniek. Dikwijls is de straat voor de polikliniek versperd door de draagstoelen, waarin de patiënten daarheen gebracht worden. Dezen komen soms van dorpen, 20—60 mijlen van de stad gelegen. Dat de dames soms hare draagstoelen niet willen verlaten, maakt het onderzoek der miss. artsen niet gemakkelijk. Eene dezer kwam er zelfs niet uit, toen haar gezegd was, dat, menschelijkerwijs gesproken, alleen eene operatie haar kon redden. De familie stijfde haar nog in haar verzet. Een uur moesten de dokters pleiten bij haren wagen voor eene operatie. Eindelijk gaven de weerstrevigen toe. De patiënt werd geopereerd en gered. Aan belangstelling ontbreekt het gelukkig niet bij de patiënten van Lucknow's M. Z. Benares, een der bolwerken van het Hindoeïsme, heeft in zijn midden het Victoria-hospitaal, dat eene goede reputatie geniet. De miss. artsen Pailthorpe, Gray en Board arbeiden hier met succes zoowel in ziekenhuis als in hospitaal. In het hospitaal zijn gedurende 1904 464 patiënten verzorgd en 3280 in de polikliniek en de huizen behandeld. Het „Duchess of Teek-hospitaal" te Patna, eene woelige stad, waar de vrouwen der hooge klasse van de buitenwereld afgesloten worden gehouden, behandelde in 1904 514 patiënten, terwijl 21135 in de polikliniek of aan hare huizen werden onderzocht. Van de drie missionaireartsen, welke hier arbeiden, is Miss Grace Mackinnon ') de meest bekende, wier diensten aan de vrouwen van Indië door den keizer is beloond met de Kaiser-i-Hind-orde. De Europeesche arbeidsters worden gesteund door de hospitaalassistente Miss Derridan. Zij allen hebben eenen zwaren arbeid te verrichten evenals de verpleegsters. De toeloop van patiënten bewijst, op hoe hoogen prijs het volk de tegenwoordigheid der missionaire artsen in zijn midden stelt. Toch is er nog heel wat wantrouwen te overwinnen van moeders, die hare kinderen niet willen achterlaten in het hospitaal. In het presidentschap Bombay ligt Nasik, waar, 10 jaren geleden, door eene commissie, uit Brahmaansche heeren bestaande, een hospitaal voor vrouwen aan de Z. B. M. M. werd geschonken, hetwelk deze ook beloofde te openen als een zendingshospitaal, zoodra eene bevoegde vrouwelijke missionaire arts en eene verpleegster zouden gevonden zijn. Dit is nu gelukt; en den llen Nov. 1905 is het hospitaal, dat 13 bedden bevat, geopend. Het draagt den naam van „Dhankorbai-hospitaal" naar de Hindoesche dame, die het gebouwd heeft. 2) Behalve den tot nu toe besproken arbeid der M. Z. van de Z. B. M. M. is er nog een andere van geringer beteekenis. Een klein hospitaal met polikliniek is er te Ajodscha, waar Miss Mirjam Williams, eene der inlandsche miss. artsen, de direktie voert. Niet minder dan 239 patiënten zijn er in 1904 opgenomen in het hospitaal en niet minder dan 4722 in de polikliniek en in de huizen behandeld. Deze cijfers bewijzen genoegzaam voor den nood van dit deel van Indië en voor de wijze, waarop Miss Williams het vertrouwen des volks heeft gewonnen. Te Jaunpur was eerst eene polikliniek, die werd gehouden in eene kleine leemen hut met veranda, doch thans is er eene betere, alsmede een hospitaal, wat geen weelde is, daar de zieken in hunne eigene huizen niet goed verzorgd worden. Dat bewijze het volgende. Onder de 4049 bezoekers van de polikliniek in 1904 kwam een ') Thans krank in Engeland. *) De Canadian Auxiliary van dit genootschap is geheel verantwoordelijk voor de kosten van dit hospitaal. meisje, dat leelijk verbrand was. Miss Price, de verpleegster, verbond haar, maar toen zij den volgenden dag naar delijderes kwam zien, vond zij al de verbanden losgemaakt en het arme kind bijna stervende. Zij verzorgde haar, gaf haar ook te eten. Doch des anderen daags ontmoette zij dezelfde verwaarloozing. De polikliniek en het hospitaal zijn genoemd naar de overledene Miss S. J. Ballard, die het geld voor dezen bouw samenbracht, „Ballard Memorial". In Nov. 1904 openden Miss Price en Miss Hill eene andere polikliniek te Karatek, een dorp 16 mijlen van haar verwijderd. De voornaamste mannen der plaats verwelkomden haar en gaven haar voor haren arbeid een huis voor niet. Eens in de week komt Miss Hill of Miss Price per spoor daarheen, vergezeld van den Hospitaal-assistent van Jaunpur, Miss Vincent en twee Bijbelvrouwen. Gewoonlijk hebben zij 40—50 patiënten. Niet ver van Lucknow ligt Nigohan, waar een polikliniek is met eene Indische dokters. De Z. B. M. M. S. heeft 9 missionaire artsen verdeeld over 4 zendingsposten, waar hospitalen en poliklinieken zijn, voorts eene inlandsche miss. arts op een zendingspost met hospitaal en polikliniek. De overige posten zijn bezet door verpleegsters. § XXXIII. London Missionary Society. (De Londensche Zendingsvereeniging). In September 1794 verscheen van de hand van Dr. Bogue, predikant van Gosport, in het „Evangelical Magazine", een blad, dat een jaar te voren opgericht was, eene oproeping, om mee te arbeiden aan de missie onder de heidenen. Dit stuk van Dr. Bogue leidde tot samenkomsten van vertegenwoordigers van verschillende Evangelische vereenigingen en de uitslag was de stichting van „The Missionary Society" (thans geheeten „The London Missionary Society) in Sept. 1795. De stichters en eerste leden dezer vereeniging zijn geweest Protestantsche Christenen, zoowel van de Anglicaansche kerk als van de Presbyterianen en de Congregationalisten. Het doel dezes genootschaps was de kennis van Christus onder de heidensche en andere in duisternis zittende volken te brengen. Tegenwoordig zijn in dit genootschap, naast hetwelk andere confessioneele en kerkelijke genootschappen zijn opgericht, de Congregationalisten verre in de minderheid. Toch heeft het geene bepaalde kerkelijke kleur aangenomen. Dit oude eerwaardige Zendinggenootschap mag zich beroemen het eerste Europeesche zendinggenootschap geweest te zijn, dat artsen uitgezonden heeft met den uitdrukkelijken last, door hunnen arbeid onder de heidenen in China eenen weg te banen voor de prediking des Evangelies, namelijk Dr. William Lockhart ') (1838) en Dr. Hobson, die wel mogen genoemd worden de grondleggers van de M. Z. der L. M. S. Den oudsten arbeid der M. Z. van de L. M. S. vinden wij in de provincie Tschili 2) en wel te Tientsiji, Peking en Hsia Chang. hentsin's eerste zendingshospitaal is gedurende het bloedbad van 1870 door de Chineezen verwoest; en men schreef reeds 1879, eer het herbouwd werd. Opmerkelijk zijn de omstandigheden, waaronder dit laatste gebeurde. In 1879 bezocht Dr. Kenneth Mackenzie, die missionair arts te Hankow was, Tientsin. Gedurende dien tijd werd hij doorLi Hang Chung, den gouverneur der provincie, die van zijne komst in deze stad gehoord had, geroepen met Dr. Irwin aan het ziekbed van zijne gemalin, Mevr. Li, die langen tijd tevergeefs onder behandeling van Chineesche geneesheeren geweest was. Mackenzie en Irwin verschenen, doch brachten, ten einde *) Dr. Lockhart stichtte in 1841 een hospitaal te Tinghai op 't eilandje Chusan. Dit was het 2e Zend. hospitaal, dat in China verrees; 't eerste werd te Canton in 1835 door dr. P. Parker geopend. '0 Tschili is 115.800 vierk. mijlen groot en heeft eene bevolking van 20.937.000 zielen. 201 Chineesch vooroordeel te ontzien, Miss Dr. L. H. Howard van de Amerikaansche Methodisten-zending, die toen juist niet ver van Tientsin af was, mede. Miss Howard betrok terstond de kamers naast die van Mevr. Li. Gods zegen rustte op de behandeling, Mevr. Li herstelde. Het gerucht der genezing verspreidde zich en de missionaire artsen kregen veel te doen. Zij woonden in de Yamen of het ambtshuis en opereerden met goed succes. Li Hung Chang ruimde voor Mackenzie in een tempel — den grootsten van Tientsin, gebouwd tot eene gedachtenis aan zijnen voorganger — eene plaats in voor eene polikliniek, betaalde de medicijnen en gaf hem volle vrijheid, om het Evangelie aan zijne patiënten te prediken. Miss Dr. Howard kreeg in een ander deel van denzelfden tempel eene plaats voor eene vrouwen-polikliniek, terwijl Zijne Excellentie alle kosten betaalde en ook haar toestond, van Christus te spreken tot hare zieken. Duizenden Chineezen, behoorende tot alle standen der maatschappij, kwamen aan de poliklinieken en hoorden van hunnen eenigen Middelaar. Dr. Mackenzie besloot onder deze omstandigheden te Tientsin te blijven; doch oordeelde, dat de voorloopige toestand moest verbeteren. Voor den tempel diende een hospitaal te komen. Dat gebeurde en de onderkoning hielp. Andere rijke Chineesche ambtenaren brachten ƒ10.800. De Chineesche generaal Chow, die Mackenzie's diensten had genoten, schonk ƒ1800. Een flink hospitaal verrees, bij>welks opening de onderkoning tegenwoordig was en zijne blijdschap uitsprak, dat hij deel had aan eenen arbeid als deze. Tot 1887 onderhield Li-Hung-Chang het hospitaal uit eigen middelen. Toen Dr. Mackenzie in het genoemde jaar stierf, trok Li-Hung-Chang zijne handen van het hospitaal af en bouwde een heidensch „tegenhospitaal", dat tegelijk medische opleidingsschool zou zijn. Het gelukte den voorzichtigen Robberts, Mackenzie's opvolger, dat gevaar te bezweren door de gebouwen der M. Z. tegen taxatie-prijs te koopen, de M. Z. uit te breiden en Christelijke Chineezen tot flinke missionaire artsen op te leiden, — een werk, waarmee Mackenzie reeds begonnen was — en onder hunne landslieden uit te zenden. Jammer dat reeds in 1894 een koortsaanval hem wegrukte uit dezen arbeid. Thans bestuurt Dr. Smith het oude Mackenzie-hospitaal en Mevr. King dat der vrouwen. Sinds den Boxer-opstand is het getal patiënten in beide hospitalen en hunne poliklinieken veel verminderd, omdat dc gedaante der stad is veranderd, daar verscheidene deelen vroeger bewoond door Chineezen, nu bij de wijken der vreemdelingen zijn getrokken. Opmerkelijk, dat gedurende den opstand der Boxers in 1900 de zendingsgebouwen van Tientsin gespaard bleven. Minder gelukkig was de missie in dat jaar geweest te Peking, waar het hospitaal verwoest werd. Thans heeft de stad weer drie hospitalen en 5 poliklinieken. Daar zijn twee poliklinieken voor vrouwen in de Chineesche kwartieren van het westelijk deel der stad, die staan onder leiding van Miss Dr. Lillie Saville. Hierbij hoort een klein vrouwenhospitaal. Een nieuw hospitaal voor vrouwen is in het oostelijk deel van Peking verrezen, na negen jaren wachtens. Eindelijk is er een hospitaal voor mannen, hetwelk bestuurd wordt door Dr. Cochrane en Dr. E. J. Peill, welke tegelijk Hoogleeraren zijn aan de Union Medical College te Peking. Ook in de derde stad van Tschili Hsia Chang heeft de L. M. S. eene M. Z. In de bange dagen van den opstand der Boxers zijn de gebouwen van het hospitaal en de polikliniek gespaard gebleven, doch de medische arbeid kon er niet in worden voortgezet, omdat zij door de stadsoverheid in beslag genomen werden, om als kazerne der Chineesche soldaten te dienen. Thans zijn zij weer aan hunne bestemming teruggegeven en arbeidt er Dr. E. J. Stuckey. Hsia Chang is het hoofdkwartier van Chi Chou, een landelijk district. In de laatste dertig jaren heeft de L. M. S. voor hare M. Z. in de provincie Hupeh J) een gewichtig steunpunt gevonden in Hankow en het aan den anderen oever van de rivier de Yangtsê gelegen Wuchang. Hankow, eene stad van 800.000 zielen in het hart van China, bezit twee hospitalen, een voor mannen onder de missionaire artsen T. Gillison en P. L. Mc.All en een *) Hupeh is een* provincie van 71.410 vierk. mijlen groot met een bevolking van 35.280.68 zielen. voor vrouwen onder leiding van mevrouw Gillison, die ook missionair arts is. Het eerste hospitaal heeft eene polikliniek, die tweemalen in de week open is en in 1904 door 7000 patiënten bezocht werd, terwijl het hospitaal in denzelfden tijd 700 zieken opgenomen heeft. De patiënten komen van alle plaatsen en uit alle standen der maatschappij; vele armen, enkele rijken, ook de middelklasse van kooplieden en handelaars. Eens werd hier een jongen van 10 jaren gebracht, dien zijne zoogmoeder 300 mijlen ver gedragen had. Vroeg verloor dit kind zijne moeder. Toen de vader hertrouwde, gaf deze het, omdat het ziek was, aan eene verpleegster, die hem als haren zoon liefhad. Hij was een groote lijder, wiens heupziekte den missionairen artsen eerst hopeloos voorkwam. Zij besloten derhalve slechts tot eene lichte operatie, om zijne pijn te verlichten. Toen dit niet gebeurde, maar de knaap bleef schreeuwen van smart, besloten de doktoren hem het gewricht uit te snijden. Den volgenden dag lag de jongen op de operatietafel en schreeuwde weer. De dokter zeide hem: „Wees toch geduldig, mijn jongen. Als gij dit niet zijt, doe ik niets aan u." „Ach, mijnheer," was het antwoord van den knaap, „al ben ik niet geduldig, wees gij het toch, als het u belieft." De dokter werd getroffen door dit antwoord en was geduldig. Door Gods genade werd de jongen beter. Zijn pijn ging over, hij werd dikker, kreeg kleur en kon met eenige weken op krukken rondspringen. Daar is zelfs goede hoop, dat hij de krukken ook eens zal kunnen missen. Hij weet van den Heere Jezus en zijne liefde en zegt met kinderlijke naïviteit: „Wij zullen allen Christenen worden, vader en allen." Dit hospitaal behoeft vernieuwing. Ook is een gebouw voor de studenten der Medische school noodig, wat samen eene uitgaaf vordert van £ 5500. Het hospitaal voor vrouwen en kinderen is het „Margaret-hospitaal." Is Hankow het middelpunt van den handel der provincie Hupeh, Wuchang is haar politiek centrum. Bovendien is het eene stad van geleerdheid, die thans bevat scholen ter onderwijzing in de Westersche wijsheid. Zij heeft ook, evenals Hankow, twee hospitalen, een voor vrouwen onder directie van Miss Ruth Massey, dat in 1904 vergroot werd en 200 patiënten opnam, en een voor mannen, hetwelk in C. W. Sommerville een waardigen opvolger van J. Davenport gevonden heeft. De bevolking zoowel van Hankow als van Wuchang maakt veel gebruik van de hulp der miss. artsen en is hun arbeid goedgezind. Toch is de arbeid der M. Z. hier zeer zwaar, ter oorzake van de onzindelijkheid der heidenen, hunnen afkeer van geregelde verpleging en diëet en den droeven invloed, dien een sterfgeval in het hospitaal maakt op de zieken, die bang zijn voor den geest der afgestorvenen. Voegt hierbij, dat de jonge helpers, die hunne opleiding nog ontvangen, gemakkelijk bezwijken voor de verzoeking, op eigen hand en achter den rug van de missionaire artsen praktijk uit te oefenen, als vreemde patiënten of zieke gemeenteleden zich tot hen wenden met verzoek hen te helpen. Daar zijn echter ook lichtzijden. De dankbaarheid der Chineezen is vaak oprecht en komt uit het hart voort, al uit zij zich ook op vreemde manier. Zoo eindigde een vader, wiens kind de missionaire arts Davenport met goed succes had behandeld, zijnen dankbrief met de volgende woorden: „Ik deel daarom aan al degenen, die, evenals ik, lijden en, om zoo te zeggen, in eene smartelijke lijdenszee dreigen onder te gaan, meê, dat zij in Dr. Davenport eene reddingsboot hebben voor allen." Was het voorts vroeger bezwaarlijk, lijders in het hospitaal te krijgen, thans voelen zich de patiënten daar zoo goed thuis, dat zij niet weg willen, al zegt men hun, dat de vertrekken vol zijn. Opium-patiënten zijn er talrijk. Dat laatste is een gevolg van de eischen, door de regeering gesteld aan hen, die de nieuwe scholen enz. willen binnengaan. Men kreeg zelfs een jongen van 13 jaren, wien zijne opiumrookende moeder het reeds den mond inblies, toen hij nog een zuigeling was, aan het hospitaal, met de bede hem te genezen. Een derde post der M. Z. in de provincie Hupeh is Hiaukan, gelegen aan den spoorweg Hankow-Peking, dat een nieuw hospitaal heeft, waarvoor de inwoners der stad niet minder dan /"6000 hebben geschonken. Het vroegere filiaal van Hiau-kan, Tsao Chih (50 mijlen van Hankow aan de Han-rivier) is thans een hoofdstation met een hospitaal en eenen missionairen arts. Verlaten wij de provincie Hupeh, dan komen wij in Hunan,') en wel te Hing-chow, eene stad van + 300.000 inwoners aan de Siang-rivier, waar in 1905 een hospitaal is opgericht. Te voren was er een primitief gebouw, dat als ziekenhuis dienst deed. Nu evenwel is er een goed hospitaal, dat omstreeks 50 patiënten kan bevatten. 2) In het begin waren de menschen bang zich aan den missionairen arts en zijn hospitaal toe te vertrouwen, en als hij sprak van het mes, gingen zij weg. Dat is thans beter. Ook de toeloop aan de polikliniek is toegenomen, nadat zij verplaatst is midden in de stad sinds 1904. Nog drie provinciën van China zijn door de L. M. S. bezet met missionaire artsen, namelijk Kiangsu, Fokien en Szechuan. In Kiangsu 3) ligt Shanghai, 4) een zeer zwaar te bearbeiden zendingsveld, waar in 1844 Dr. Lockhart, missionair van de L. M. S. het Shantung Road hospitaal leidde, dat echter geen zendings-hospitaal is. Chineezen en vreemdelingen toch bouwden dat hospitaal. Het bestuur bestaat thans uit 4 personen, waarvan één lid van de L. M. S. moet zijn. Bovendien is er een commissie van toezicht. Het is een hospitaal voor mannen en voor vrouwen. Eenige jaren geleden, toen bleek, dat het den praktiseerenden geneesheeren niet mogelijk was den arbeid aan het hospitaal voldoende te verrichten is met de L. M. S. eene overeenkomst gesloten, dat zij voor minstens 5 jaren daar een harer missionaire artsen zou plaatsen. Dat was die vereeniging mogelijk, daar een vrijgevig vriend zich verbond voor het salaris des dokters gedurende dien tijd te zorgen. Dr. Davenport arbeidt thans hier. Evangelisatie-arbeid ') Hunan is 83.380 vierk. mijlen groot en heeft eene bevolking van 22.169.673 inwoners. •) Chineesche ambtenaren en aanzienlijken droegen voor dat hospitaal bij 8650 p.st. en de L. M. S. gaf ƒ8400; een vriend /1200. 8) Kiangsu is 38.600 vierk. mijlen groot en heeft «ene bevolking van 13.980.235 inwoners. 4) De voornaamste handelsstad van China met een bevolking van 800.000 zielen, eene stad van genieten, eene wereldstad. is er altijd in het hospitaal gedaan; thans worden ook godsdienstoefeningen op de zalen gehouden. J) Fuhkien is de provincie, waarin Amoy is gelegen. Hier is een vrouwenhospitaal met Miss Dr. Ethel Tribe als directrice. Het aantal patiënten van dit hospitaal daalt een weinig, nu andere hospitalen verrijzen en er min of meer westersch opgeleide Chineesche dokters beginnen te praktiseeren. Aan de huizen worden ook zieke vrouwen bezocht, waarvoor kleine bijdragen worden gevraagd. Een bijbelleester bezoekt de zieken in het hospitaal en in de huizen, haar predikende Christus Jezus. Een andere M. Z. der genoemde provincie is Chiang Chiu, eveneens met een hospitaal en een miss. arts. Eindelijk is Huian een arbeidsveld der L. M. S. 't Is een arme streek; toch wonen er goede gevers, zooals blijkt uit het feit, dat voor behandeling en medicijnen der zieken betaald is in 1904 ƒ4100. Aan een aandachtig gehoor ontbreekt het niet. Dr. Reijnolds Turning heeft zich lang moeten behelpen met kleine kamers. Die, welke voor hospitaal dienst deed, had 12 bedden. Thans is er een beter hospitaal. In de provincie Szechuan bezit Chung King een hospitaal der M. Z., dat 60 bedden heeft. Sinds de opening van het groote hospitaal der Methodist-Episcopale missie, alsmede van het vrouwen-ziekenhuis derzelfde zending, die beter gelegen zijn dan het hospitaal der L. M. S., is het aantal patiënten veel verminderd, waarom ook een der missionaire artsen is verplaatst naar Hankow. Eindelijk komen wij aan Hongkong, een eiland en een Britsche kroonkolonie, aan China's zuidkust gelegen, dicht bij de monding der Canton-rivier. Hier is de L. M. S. de eenige missie, die M. Z. heeft. Niet minder dan 3 hospitalen staan hier. Vooreerst heeft men het „Alice Memorial" hospitaal voor vrouwen, in 1887 geopend, waaraan in 1904 een Alice Memorial Maternity (voor ') Den 24e Jan. 1907 werd met dit hospitaal verbonden een hospitaal voor vrouwen, door een zeodingsvriend gegeven. Behalve te Shonghau en te Trong Chow een schoon hospitaal voor mannen en voor vrouwen. kraamvrouwen) is gevoegd. In 1893 werd opgericht het Nethersole hospitaal voor vrouwen en kinderen. Het 3e hospitaal verrees in 1905 onder den naam van Ho Mui Kwai. Eer wij van de M. Z. der L. M. S. in China afscheid nemen, hebben wij nog van een tweetal posten aldaar te gewagen, die hun ontstaan aan eene uiterste wilsbeschikking te danken hebben. In Oct 1900 toch stierf Mr. R. Arthington van Leeds, een man van grooten rijkdom. Van zijn ontzaglijk kapitaal maakte hij de L. M. S. en de Baptist Mission voor 9/io erfgenaam, doch in zulke termen, dat de uitvoerders van zijnen wil dien onuitvoerbaar moesten verklaren. Zij vroegen dus de bevoegde autoriteit toestemming een ander schema te mogen maken voor de uitkeering des vermogens, zooveel mogelijk in den geest des erflaters. Nadat hun dit toegestaan was, werd het nieuwe schema opgemaakt en 20 Juni 1905 goedgekeurd. Met toestemming der beide ervende genootschappen werd een bedrag van £ 130.000 van de geheele som, aan hen beiden nagelaten, gesteld onder eene commissie, die het beheeren zal naar dezelfde regels, die gesteld zijn aan de beide vereenigingen. Het overige zal worden ter hand gesteld aan de Baptistische zendingvereeniging en de L. M. S., zoodra de erflating kan worden uitgekeerd, mits aan twee voorwaarden worde voldaan: a) dat geen deel van het kapitaal of zijne rente mag worden gebezigd hetzij ter onderhouding van eenen of anderen arbeid, die bij den dood des erflaters reeds was aangevangen hetzij ter liquidatie van eene of andere schuld, aangegaan of aan te gaan voor zulken arbeid; b) het geheele fonds, zoowel kapitaal als rente moet uitgegeven zijn binnen den tijd van 25 jaren van de vaststelling van het schema af gerekend. Als deze voorwaarden worden onderhouden, staat het de vereeniging vrij, het geld te gebruiken om een geheel nieuwe missie te beginnen en te onderhouden, of om binnen het reeds bezette terrein des genootschaps nieuwe stations te openen, of om op bestaande posten stichtingen enz., tot hiertoe daar niet aanwezig, op te richten. De L. M. S. besloot geen nieuw terrein te onteinnen. maar het oude uit te breiden. De M. Z. werd in China gevestigd te Hwang-Pi bij Hankow en te Poklo, honderd mijlen van Kanton, welke beide plaatsen elk eenen missionairen arts hebben ontvangen. Indië. Drie jaren na haar ontstaan begon de L. M. S. den arbeid der zending in Indië, een arbeid, die zich hoe langer hoe meer uitbreidde. In 1828 begon zij te Neyoor in Travancore, een rijk aan de westkust van de zuidpunt van Voor-Indië, onder eenen Maharadja staande, die aan Brittanje cijnsplichtig is. Nadat Archibald Ramsay van 1838—1842 en Dr. Leitch van 1852—1854 aldaar eenigen medischen arbeid hadden verricht, kwam de eerste miss. arts in 1861 met Dr. Lowe. Zeven jaren arbeidde deze in dit deel van Voor-Indië. Hij stippelde de lijnen uit, waarlangs de M. Z. zich hier heeft ontwikkeld: een centraalhospitaal omgeven van poliklinieken, ieder onder een inlandschen medischen evangelist, opgeleid in het centraal hospitaal, en de geheele arbeid onder het onmiddellijk toezicht van den miss. arts. In een land als dat, van vlekken en dorpen, kon geen beter plan de campagne gemaakt worden. Onder Dr. Lowe vestigde Neyoors hospitaal zijnen goeden naam, werden studenten gevormd, die filiaal-poliklinieken openden. Doch in 1868 was de M. Z. weer 5 jaren zonder miss. arts; gelukkig, dat de medische helpers, door Dr. Lowe opgeleid, in staat waren, het werk gaande te houden onder het hoofdtoezicht van de miss. dienaren des Woords aldaar, totdat Dr. Thomson in 1873 in het werk zijns voorgangers inging. Onder dezen ging de M. Z. van Travancore een tijdperk in van groei en bloei. Het aantal bedden in het hospitaal werd verdubbeld, 4 poliklinieken meer werden opgericht en meerdere medische helpers opgeleid. Twaalf jaren lang arbeidde Dr. Thomson met geestdrift en energie onder alle klassen des volks, die, 20 jaren na zijnen dood, zijnen naam nog met eerbied noemden. Dr. Sargood Fry (1883—1892) nam de plaats van den overledene in. Gedurende de 7 jaren van zijn verblijf drukte hij een onuitwischbaar stempel op het werk der M. Z. aldaar door de oprichting van een groot hospitaal te Neyoor in de plaats van het oude, dat niet meer paste bij den uitgebreiden arbeid, die hier gedaan moest worden n.1. de opleiding van een grooter aantal studenten in een 5-jarigen cursus tot med. assistent, de uitbreiding van den arbeid in het land zelf en de vestiging van de missie onder de melaatschen. In 1893 werd Dr. Fry naar Edinburg geroepen,om de plaats van Dr. Lowe, den superintendent der E. M. M. S., in te nemen. Toen kwam Dr. Fells in zijne plaats. Dertien jaren lang is 't werk zich onder dezen blijven uitbreiden en heeft het aan kracht gewonnen. De studenten, door Dr. Fry reeds opgeleid, werden geplaatst op verscheidene filiaal-poliklinieken. Van deze zijn eenige uitgegroeid tot groote en blijvende hospitalen en het centraal-hospitaal is ook al grooter geworden. In 1902 is een tweede missionaire arts te Neyoor geplaatst, Dr. W. C. Bentall. Op het eind van 1905 trok Dr. Fells zich terug uit het zendingsveld. Dr. Davidson nam zijne plaats in. Neyoor heeft thans een hospitaal met 40 bedden, eene kraamvrouwen-inrichting en eene polikliniek. Bij laatstgenoemden arbeid wordt dagelijks te 9 uur door een der medische studenten gesproken van den weg des heils tot 50 a 70 mannen, vrouwen en kinderen, onder welke zijn verscheidene „tweemaal geboren" Brahmanen, Sudra's, boeren van Travancore, eenige Mohammedanen, Shanars, Pariah's enz. Te Nagercoil is eene polikliniek met een hospitaal van 18 bedden, bediend door eenen medischen assistent. Eene polikliniek is er ook bij Cape Comorin. Te Attingal zijn polikliniek en hospitaal. In 't geheel vindt men 33 medische assistenten uit de inboorlingen, verspreid over geheel Travancore en werkzaam in 17 poliklinieken, waaraan kleinere en grootere hospitalen zijn verbonden. Deze assistenten, die het in hen gestelde vertrouwen meestal gerechtvaardigd hebben, ontvangen een salaris van 15 rupies (/" 12) per maand. Op alle genoemde plaatsen wordt het Evangelie verkondigd en de inlandsche Christenen vinden er een toevluchtsoord in dagen van krankheid, waar zij onder de beademing van het Evangelie verkeeren. De M. Z. te Neyoor is de grootste van geheel Indië. 14 De overige arbeid van de M. Z. der L. M. S. in Indië staat bij dien van Neyoor wel wat ten achter. Toch is die niet zonder succes. In het presidentschap Madras ligt Jammalamadugu (6.606 inwoners), dat een hospitaal en 2 poliklinieken heeft met twee mannelijke en een vrouwelijke miss. arts. Bengalen heeft zijn M. Z. van de L. M. S. te Jiaganj, waar een kleine hospitaal-arbeid is en een groote poliklinische. In 1904 was het aantal patiënten, dat aan de polikliniek kwam, vergeleken bij 1902, verdubbeld en tot 10.000 geklommen. Het geldt hier eenen medischen arbeid onder vrouwen door twee vrouwelijke missionaire artsen, Miss Alice Hawkes en de echtgenoote van den zendeling J. A. Joyce. In den omtrek van Jiaganj is er eene polikliniek te Salbay bij Murschidabad. Twaalf mijlen van Mirzapur ligt Kachwa aan den Ganges, dat een hospitaal heeft van 50 bedden en eene polikliniek, bediend door twee Europeesche missionaire artsen ')• 1° 1904 verscheen hier de pest. De menschen ontvluchtten de stad en woonden in tijdelijke hutten op het land. Aan het ziekenhuis kwam slechts een klein getal patiënten en uit de dorpen niemand. Aan de Engelschen werd het optreden der pest toegeschreven. De dokter heette pest-sahib. Dit wantrouwen schaadde de verkondiging des Woords. Te Almora, op een der lagere zijtakken van de Himmelayah gelegen, is sinds April 1904 Miss Dr. Elcanor Shephaerd, gesteund door zes helpsters, eene M. Z. begonnen. Hier is een klein hospitaal met eene polikliniek en eene groote veranda voor de openlucht-behandeling van teringlijders. In de stad is nog eene polikliniek en op een dorp, 20 mijlen van Almora, eene andere onder eenen mannelijken inlandschen assistent. Hinduvrouwen van eene goede kaste zijn moeielijk over te halen, om in het hospitaal te komen en daar behandeld te worden. Toch neemt het vertrouwen toe. De polikliniek bezit het haast geheel; 4500 patiënten bezochten haar in 1904. Ook de huizen gaan langzamerhand open voor den missionairen arts. Eindelijk is er te Bhot in het hooge noorden van Indië, waar ') In December 1906 is een nieuwe filiaal polikliniek geopend te Katka. de missie eerst in 1904 begonnen is, met de M. Z. een aanvang gemaakt onder leiding van eene vrouwelijke hospitaal-assistent Sita, welke heel wat patiënten trekt. Verwisselen wij nu Azië met Afrika, dan komen wij in Bechuanaland, waar de miss. dienaar des Woords, R. Haydn Lewis, die eenen korten cursus in het Livingstone-college heeft gevolgd, te Molepole, de hoofdstad des lands, eene M. Z. heeft. Niet minder dan 500 patiënten per maand ontvangt hij aan zijne polikliniek, die met de medicijnen ontvangen het Woord Gods. Naar Oost-Afrika werd in 1879 de eerste miss. arts, Dr. Southon, gezonden. Deze was op weg naar Ujiji, waar hij de andere miss. zou ontmoeten, en trok bij die gelegenheid door Urambo, de hoofdplaats van Koning Mirambo. Toen deze hoorde, dat de doorreizende zendeling een dokter was, zond hij boden tot hem met het verzoek, hem te verlossen van een pijnlijk gezwel onder zijnen arm. Dr. Southon begaf zich naar den vorst, onderzocht hem en stelde voor, het gezwel te verwijderen. De operatie gelukte. De Koning, die zeer dankbaar was voor de verlichting van pijn, welke hij hierdoor verkregen had, bad Dr. Southon te Urambo te blijven en de missie daar te beginnen, terwijl hij hem beloofde, een huis en een hospitaal te bouwen en te voorzien in alles, wat hij voor zich en voor zijn werk noodig had. „Het land is voor uw aangezicht," zeide de koning, „kies wat en zooveel gij hebben wilt en het zal uwe zijn." Dr. Southon koos een heuvel dicht bij de stad uit en van dien tijd waren zijne brieven gedateerd van „Calton Hall" Urambo. Hij vestigde hier eene zending, waarvan veel goeds verwacht werd; zijne betrekkingen met Mirambo bleven tot het laatst goed en hij won het vertrouwen des volks. Het Woord Gods werd met ruime hand uitgestrooid en toen Dr. Southon den 26sten Juni 1882 vrij onverwacht, ten gevolge van een ongelukkig afgeloopen operatie, door den dood werd weggerukt, was de droefheid bij de Wamjamwizi en vooral bij hunnen koning zeer groot. Een tijdlang bleef Urambo toen nog een post der M. Z., doch later verlegde Dr. Southon's opvolger zijne woonplaats naar een ander station, waar, in den loop des tijds, voor den arbeid der M. Z. de noodige gebouwen zijn opgericht. Nadat de L. M. S. in 1896 Urambo aan de Broedergemeente had overgedaan, trok zij hare krachten samen in Centraal-Afrika en wel op het terrein, aan het zuidelijk einde van het Tanganyka-meer gelegen. Hier heeft zij nu twee dicht bij elkaar gelegen zendingsposten, Kawembe met hare twee missionaire artsen en Mbezi met een, waar poliklinieken zijn geopend. Eindelijk hebben wij nog Madagascar te bezoeken, om er kennis te maken met de M. Z. der L. M. S., welke hier is. De zending van dit genootschap op dit groote eiland is reeds zeer oud, zij bestaat er sinds 1818. Doch de M. Z. is er eerst omstreeks het jaar 1889 begonnen. Haar oudste station is Fanarantoa, de hoofdstad van Betsileo, waar thans de miss. arts Geo Peake arbeidt. In 1904 ondervond de M. Z. tegenwerking van het Fransche gouvernement, dat nu het wettig gezag op Madagascar vertegenwoordigt. Doch na veel moeite is ten slotte de toestemming verkregen, om met den medischen arbeid voort te gaan. De M. Z. in de provincie Imerina, waar eens het hospitaal te Antsihonaka aan het noordeinde van het Aloatra-meer middelpunt van den medischen arbeid was, is opgegeven (vgl. de missie der Kwakers.) Had de M. Z. der L. M. S. in 1905 38 missionaire artsen over 25 stations verspreid, in 1906 is het aantal der artsen met twee vermeerderd, maar het aantal stations met twee verminderd. In Indië bezit zij thans evenals het jaar te voren 5. In China heeft zij nu 17 posten, verleden jaar 15. CentraalAfrika bezit nu evenals vroeger 3 stations der M. Z.; en het eiland Madagascar 1. § XXXIV. English Baptist Mlssionary Society. (De zendingsvereeniging der Eng. Baptisten.) In 1792 werd op initiatief van William Carey, predikant te Leycester, te Kettering door de Engelsche Baptisten het zendinggenootschap opgericht, waarvan hier sprake is. Deze daad werd een zegen voor hunne kerk, die na eene periode van groote mannen, grooten moed en trouwe volharding in het Evangelie, was gaan kwijnen. De stichting des genootschaps werd reeds een jaar later gevolgd door de uitzending der eerste zendelingen. Het Bestuur had het eerst het oog geslagen op de eilanden in de Zuidzee, om daar het Evangelie te brengen, doch de mededeelingen omtrent de nooden van Voor-Indië door den ons reeds bekenden John Thomas, den chirurgijn uit Bengalen, een vurig, geestdriftig man met een avontuurlijk verleden, die in die dagen in Engeland vertoefde, deden het besluit nemen, Indië te bearbeiden. Behalve William Carey ging ook John Thomas mee. Dit is het begin der missie in het algemeen geweest. Later werd ook China bearbeid. Met de M. Z. is de E. B. M. S. eerst laat begonnen. In 1891 bezaten de Baptisten nog slechts vijf missionaire artsen en nu 19, zes in Indië en dertien in China, onder welke 5 vrouwelijke. De groote vooruitgang in de M. Z. der E. B. M. S. dateert van 1901, toen dit genootschap, in overleg met de reeds vroeger opgerichte Baptist Zenana Mission, besloot het werk der M. Z., krachtiger dan tot nu toe het geval geweest was, ter hand te nemen, vooral onder den invloed van de vele dringende roepstemmen der zendelingen om uitbreiding van dezen dienst der barmhartigheid en in verband hiermee om uitzending van meer miss. artsen. Missionaire artsen van het Zendingsveld en belangstellende vrienden in het vaderland gaven in Dec. 1901 den stoot tot de oprichting van een Medical Mission Auxiliary (een hulpgenootschap der M. Z.), dat erkend werd door de Hoofdbesturen der beide bovengenoemde vereenigingen. Een jaar later begon het actief op te treden met het drievoudig doel: le in het leven te roepen en te organiseeren de belangstelling in de M. Z. van de E. B. M. S. en de B. Z. M. 2e den steun, dien de M. Z. der beide genootschappen behoeven, de salarissen der miss. artsen mee ingesloten, te vermeerderen. 3e artsen op te wekken miss. artsen te worden en voor hunne uitzending te zorgen. Dit hulpgenootschap drijft zelf geen zending, maar dient slechts om de M. Z. der beide genootschappen te bevorderen, en hunne fondsen te stijven. Het slaagde, om in den tijd van drie jaren de inkomsten van de E. B. M. S. en van de B. Z. M. van £ 432 te brengen op £ 5031. Voor-Indië. Te Palwal (in de nabijheid van Delhi) en zijne omgeving vinden wij een ongeveer dertig jaren oud centrum der M. Z. Thans is er een Zenana-hospitaal van 24 bedden onder Miss E. Young en een nieuw mannen-hospitaal, bestaande uit twee vertrekken, een met 14 en een met 6 bedden, alsmede eene helder verlichte en vrij groote operatiekamer onder Dr. F. Vincent Thomas. Dit hospitaal draagt den naam van „Florence Toole Memorial Hospital" ter herinnering aan de dochter van Mr. Toole van Oldham, den gever des hospitaals, en heeft ƒ8400 gekost. Mijlen ver komen de zieken, om hier herstelling te zoeken. Dr. Moorshead, die onlangs deze streek bezocht en een morgen in de polikliniek van Dr. Vincent Thomas doorbracht, schrijft er van: „Het begon met eene godsdienstoefening, bijgewoond door al de patiënten in de veranda. De patiënten luisterden blijkbaar aandachtig naar den dokter, die 15 minuten sprak van Jezus. Daar was tegenwoordig een arme Brahmaan, die 15 mijlen ver was gekomen, naast hem stond een arme man van lagere kaste en daarnaast een banya (Hindoesche koopman). Onderscheid van stand of kaste of religie vond men er niet. Na die godsdienstoefening begon het onderzoek. Hunne ziekten waren verschillend, ofschoon de meeste kranken leden aan oog- en huidziekten. Aangrijpend was het vooral, de kleine kinderen te zien, onder welke vele waren lijdende aan de oogen, door slechte verzorging. Allen toonden zich dankbaar; een oud man viel voor Dr. Thomas nêer en zou hem haast aangebeden hebben, als het hem niet verhinderd ware." Bengalen (Oost-Bengalen en Assam) ') bezit slechts op een plaats een hospitaal en eene polikliniek, namelijk te Rangamuti (in Chattagong Hill Tracts) onder direktie van den miss. arts Geo Orissa Taylor. Het hospitaal is nog niet meer dan een nederige woning, waarin 11 bedden zijn geplaatst. Te Berhampore arbeidt Miss Nina Othmann, die zelfs gelegenheid gevonden heeft in het paleis van den Rajah te komen. In 1901 nl. bezocht zij er de Ranee van den nu overleden Rajah en later de Ranee van den nieuwen vc^st. De tegenstand der Brahmanen is hier groot, maar toch wordt het Evangelie den grooten gepredikt en niet tevergeefs, al komen zij nog niet tot openlijke belijdenis van den Heiland. Men vindt hier sinds 1906 een hospitaal en eene polikliniek. In Panschab bezit Bhiwani een klein hospitaal van 9 a 10 bedden met twee vrouwelijke miss. artsen, terwijl Patna en Zuid-Behar onlangs (1907) in Tom Newman Darling eenen miss. arts hebben ontvangen, die het door Mohammedanen bemoeilijkte pad der missie heeft te effenen. Eindelijk zal Miss Dr. Mary Bisett binnenkort den staf der miss. artsen versterken. China. Eerst in 1877 is de E. B. M. S. in China met de zending opgetreden; de M. Z. kwam eerst later. Thans heeft zij in de zeeprovincie Shantung twee posten der M. Z. en wel te Ching-Chow, waar een in 1889 opgericht hospitaal van 30 bedden staat onder direktie van den heer en Mevrouw Watson, 2) ') Bengalen is in 1905 verdeeld in twee provinciën: West-Bengalen met de hoofdstad Calcutta en Oost-Bengalen en Assam met de hoofdstad Dacca. Deze verdeeling heett aanleiding gegeven tot opro®r onder de Hindoes. Spoedig zal hier een nieuw hospitaal verrijzen van £ 2000. beiden miss. artsen, en te Chouping, waar evenzeer een hospitaal van dertig bedden is, bestuurd door den heer en Mevrouw Paterson, eveneens beiden miss. artsen. Ofschoon de laatste post de eerste in beteekenis overtreft, zijn toch beide belangrijke middelpunten van eenen krachtigen zendingsarbeid. Verder zijn er in de sterk bevolkte binnenslands gelegen provinciën Shansi en Shensi nog posten der M. Z. In Shansi ligt Tai-Yuan, waar in 1905 een nieuw hospitaal (het Schofieldhospital) ') is gebouwd, dat nu 3 miss. artsen heeft. Ook is hier sinds 1893 een Opium-Sanatorium. Eene dergelijke inrichting staat sinds 1892 te Chou-Ching. De post der M. Z. in Shensi is Si-Ngan (Szanfu) met een hospitaal, eene polikliniek voor mannen en voor vrouwen en twee missionaire artsen, die gesteund worden door twee Chineesche Medische assistenten, Mr. Li en T'un-Yn-Chang. Eenen 5-jarigen cursus tot opleiding van inlandsche doktoren met 4 studenten findt men hier ook. Eindelijk is de miss. arts G. A. Charter, die eerst in 1905 dit zendingsterrein betrad, een jaar later met eene poliklinieken een klein hospitaal te Hsin-chow begonnen. Meer dan 5 jaren geleden werd het denkbeeld van „Union M'ssion colleges" (Hooger onderwijs, uitgaande van eene combinatie van zendinggenootschappen en zendende kerken) voor de provincie Shantung door de Eng. Baptisten en de Amerik. Presbyterianen, de twee grootste missies in de provincie, de pioniers bovendien van het schoolwezen in China, besproken en uitgewerkt. Van het begin af waren beide missies het hierover eens, dat, wat mocht kunnen gezegd worden van andere takken van onderwijs, medisch onderwijs alleen kon verkregen worden door vereende krachten. De beide zendingen besloten toen, eene Christelijke Universiteit voor dit deel van China op te richten en samen een begin te maken met eene Medische ') Naar Dr. Harold Schofield geb. 1851, miss. arts der C1.M, die zijne schitterende loopbaan en alle aardsche voordeelen prijs gaf voor den arbeid in de missie. Van 1880—1883 heeft hij gearbeid te Tai-Yuan. faculteit. Men verwachtte, dat als deze er was, andere missies zich zouden aansluiten, zoodat men van ieder harer een professor zou kunnen krijgen. Chinan, de hoofdstad van Shantung, is verkozen tot zetel dezer school, die in de voetstappen van de Union Mission College van Peking, voor het oogenblik van de Union Mission Medical College aldaar, zal treden. De E. B. M. S. is in staat gesteld dit plan mee uit te voeren door het Arthington-fonds en zoekt eenen miss. arts, die de taak van hoogleeraar zal op zich willen nemen. De Amerik. presbyterianen hebben het oog op hunnen Dr. Neal, die indertijd reeds voor Peking was aangezocht, maar daarvoor bedankte, omdat hij liever in Shantung werkzaam bleef. Het Congo-gebied. Nauwelijks had de bekende ontdekker van Afrika's binnenland, Mr. Stanley, verhaald van zijne reis door en zijne ervaringen in het donkere werelddeel, of van alle kanten maakten zich Christenen op, om den bewoners dier nu ontdekte streken het Evangelie te brengen. In 1877 schreef de reeds meermalen genoemde Robert Arthington aan het bestuur der E. B. M. S.: „Daar is een deel van Afrika, niet te ver, meen ik, van de plaatsen, waar gij zendingsposten hebt (de kust van Guinea), op 'twelk ik sinds lang mijn oog gehad heb, met de zeer ernstige begeerte, dat er de zegen van het Evangelie mocht worden gebracht; het is het Congo-gebied, een oud koninkrijk, dat eens eene zekere mate van beschaving heeft gehad en tot zekere hoogte in het Christendom onderwezen is." Dat terrein verzocht hij te bearbeiden, waarvoor hij terstond ƒ12.000 aanbood. De E. B. M. S. is bezig in dezen arbeid, die zich van San Salvador tot de Stanley-watervallen langs de Congo-rivier heeft uitgebreid. Tal van offers van het klimaat heeft dit genootschap uit hare arbeiders moeten brengen, doch telkens zijn de gedunde rijen weer aangevuld. In 1893 ging de jeugdige missionaire arts Dr. Sidney R. Webb er heen, die eerst op Portugeesch gebied te San Salvador eene polikliniek opende. Later trok hij verder noordwaarts op en maakte Ngombe (Wathen) tot zijn medisch hoofdkwartier. Onvermoeid, koorts en teleurstellingen niet tellend, streed hij tegen het machtige bijgeloof der inboorlingen. Daar de bevolking zeer laag in ontwikkeling stond, was de arbeid uiterst moeielijk en ging hij slechts langzaam vooruit. Desniettemin waagde Dr. Webb het, eenige jongelingen te onderrichten in dingen, die zijn vak betroffen. Hij vond het zeer moeielijk, uitdrukkingen te vinden voor de eenvoudigste begrippen der physiologie, daar de taal der inboorlingen ze niet bezat. In zijnen arbeid vond hij eene goede hulpe in zijne vrouw, die, daar zij in Mildway (Londen) hare opleiding als verpleegster had genoten, hem ook in geneeskundige zaken helpen kon. In April 1895 werden beiden lijdende aan eene zware koorts. De reis naar het vaderland werd aanvaard, doch eer het doel bereikt was, was de eerst 28-jarige dokter overleden. Met hem eindigt vooreerst de geschiedenis der M. Z. van de E. B. M. S. in het Congo-gebied. Toch wordt daar nog heden medisch werk verricht z. a. te Yakusa (Boven-Congo), te San Salvador; zelfs vindt men hospitalen z. a. te Wathen, waar twee nieuwe baksteenen hospitalen van 24 bedden met operatiekamer en eene polikliniek met wachtkamer zijn, onder leiding van Mr. Frank Oldrieve en Mr. Jennings geopend, en te Bolobo (eig. te Melbourne Hill) onder miss Lily de Hecles. Aan bezoekers en bezoeksters ontbreekt het dezen inrichtingen niet. Dr. E. C. Girling en Dr. Mercier Gamble zijn echter onlangs als missionaire artsen naar de Congo vertrokken, wat de M. Z. weer in het leven roept. De E. B. M. S. heeft, zeiden wij boven, een vrouwelijke afdeeling in de Baptist Zenana Mission, welke in 1868 is opgericht en in overleg met de Medical Mission Auxiliary vrouwelijke missionaire artsen uitzendt. Zij heeft thans 5 miss. artsen in Indië, één in Orissa te Berhampore, één te Palwal, twee te Bhiwani, en één vertrekt binnenkort naar Indië, van welken wij boven reeds gesproken hebben. In China heeft de B. Z. M. tot nu toe nog geen vrouwelijke miss. arts en verpleegster gehad. Dit verandert nu door de uitzending van Miss Dr. Paula Maier en Miss 219 Catherine Lane, die den geneeskundigen arbeid onder de kranke vrouwen in China, welke door de doktoren Edwards, Broomhall en Balme begonnen is te Tai*Yuan, gaan voortzetten. Arthington-fonds. Toen wij spraken van den arbeid der L. M. S., gewaagden wij ook van het Arthington-fonds. Wij komen daarop nu slechts terug, om te melden, dat de E. B. M. S. van de speciale commissie voor het beheer der erflating van R. Arthington aan haar (benoemd door de E. B. M. S. en de executeurs van Arthington's nalatenschap) heeft verkregen, dat in haar gebied uit dit fonds ten behoeve der M. Z. zal gesticht worden: in China het Medical Mission College en het hospitaal te Chinati, (Shantung) en een hospitaal voor vrouwen in de provincie Shansi. Nog meer zal er verricht worden, maar voor het oogenblik valt daaromtrent niets van te zeggen. Overzicht. Uit het bovenstaande blijkt dat de E. B. M. S. en de B. Z. M. 24 miss. artsen op haar zendingsveld hebben, van welke 8 zijn in Indië (van dezen zijn 3 vrouwelijke miss. artsen); en één in Afrika. Voorts zijn in Indië 5 zendingsposten der M. Z. en in China vijf. § XXXV. Wesleyan Methodist Missionary Society. (Zendingsvereeniging der Wesleyaansche Methodisten.) Het Britsche Methodisme heeft zich de zorg voor de heidenen reeds aangetrokken in 1769 op zijne jaarlijksche conferentie, toen Wesley Richard Boardman en Joseph Pilmoor den Moravischen Broederen in Amerika te hulp zond; doch eerst in 1816 werd de Wesleyan Methodist Mission Society opgericht, en nog vele jaren later voegde deze de M. Z. aan haren zendings- arbeid toe. Omstreeks het jaar 1889 was het aantal zijner miss. artsen 3 a 4 hoogstens, in 1895 telde het vijf, in 1900 zeven (onder welke twee vrouwelijke) in 1903 elf (onder welke 5 vrouwelijke) en thans 19 (van welke 9 vrouwelijke). In 1906 besloot het genootschap de M. Z. uit te breiden. Het Bestuur deed daarvoor de eerste stappen en benoemde eene sub-commissie, waarin niet minder dan 21 artsen zitting kregen, om op de bestaande en nieuwe medische missies toezicht te houden. Het gaf ook een gedetailleerd overzicht van de posten, waar de M. Z. zou behooren te komen. Het riep vrijwilligers op voor den medischen dienst en zag 25 mannen en vrouwen zich daarvoor aanbieden, onder welke drie artsen. Behoefte is er nu nog aan geld, een „Medical Fund". Gaarne zou het Bestuur nu nog 8 hospitalen en bijbehoorende gebouwen oprichten, wat £ 15.000 kosten moet, terwijl de onderhouding van den geheelen medischen dienst dan zou kosten ü 7000 per jaar. J) China, met name de provincie Hupeh, is het best bezet door de M. Z. Middelpunt van den arbeid alhier vormt het midden in de Chineesche stad gelegen, schoone, bijna Europeesche hospitaal te Hankow. Eigenlijk zijn er twee ziekenhuizen in dezelfde straat tegenover elkaar gelegen; het eene, het oudere, voor mannen (van 1866) en het andere voor vrouwen (van 1888) bestemd, waaraan 4 missionaire artsen arbeiden, van welke één vrouwelijke. Bij deze hospitalen behooren twee poliklinieken. Het tegenover Hankow gelegen Wuchang heeft drie, op verschillende plaatsen gevestigde, poliklinieken en fcene vrouwelijke missionaire arts. Voorts zijn te Teh Ngan een hospitaal en eene polikliniek met eenen miss. arts. Eindelijk bezit Ngang-hu een M. Z., bestuurd door eenen missionairen arts. Bijna even belangrijk, doch niet zoo uitgebreid als in de provincie Hupeh, is de M. Z. Jn Kwangtung. In 1881 werd naar de, zuidwestelijk van Kanton gelegen, stad Fatshan, den „Berg van Buddha" eenen miss. arts gezonden, om er den weg voor het Evangelie te effenen. Deze stad was bekend als zeer ') De miss. arts moet hebben £ 250 k £ 300 per jaar. 221 vijandig gezind tegen vreemdelingen, en Dr. Wenyon — zoo heette de missionair — bracht daar met zijne vrouw menige angstige ure door. Zij durfden zich ternauwernood op de straat te vertoonen en ontkwamen vaak met moeite aan den haat der inwoners. Ondanks deze weinig bemoedigende ervaringen begon Dr. Wenyon in Gods kracht zijnen arbeid. Het duurde niet lang, of bij de polikliniek kwam een hospitaal, aan hetwelk vooral chirurgische patiënten kwamen aankloppen. Desniettemin had Dr. Wenyon veel te worstelen met onverstand en vijandschap, wat hem dikwijls ontmoedigde. Zijn arbeid belachelijk te maken was vooral van de ontwikkelden de toeleg. Onder anderen zonden zij gebochelde menschen naar hem toe met den eisch, hun een' rechten rug te geven. Eens zonden zij ook eenen man, die, jaren geleden, zijn neus verloren had, met de bedoeling Dr. Wenyon aan de kaak te stellen. Maar ditmaal liet hij zich niet overbluffen, hij deed eene operatie en het gelukte hem het ontbrekende orgaan door een ander te vervangen, natuurlijk tot blijdschap van den patiënt en beschaming der spotters. Wenyon's opvolgers — daar zijn thans twee miss. artsen — plukken thans de vruchten van de trouw huns voorgangers. Van Fatshan uit werd in 1894 te Wutchow, eene groote en belangrijke stad met eene bevolking van 50.000 zielen, gelegen aan de samenvloeiing der West- en Fu-rivieren, eene M. Z. gevestigd. Dr. R. J. J. Macdonald is haar pionier geweest. Zijn eerste streven was vasten voet te verkrijgen in de stad, maar dit kostte heel wat moeite. De meeste bewoners wilden hem hun land niet verkoopen en die er toe bereid waren, vreesden de wraak der Mandarijnen. Toen het den miss. arts eindelijk gelukte eene plek te krijgen, was dat niet veel anders dan een stuk moddergrond, dat vaak onder water stond, zoodat het hopeloos scheen, daarvan iets te maken. Maar heldhaftige volharding zegevierde. Eerst woonde Macdonald in een houten loods, omstreeks 6 voet van den grond af. Daar waren weinig gemakken in en des zomers was het er als in een oven. Later kreeg hij een steenen gebouw. Dr. Macdonald opende daarop in de stad eene kleine polikliniek, bouwde toen eene kapel met kamers boven, bestemd voor woning en voor hospitaal. Stillekens zette hij zijnen arbeid voort te midden van den bittersten haat; en allengskens verbeterde de gezindheid der menschen. Nu is er een groot hospitaal buiten Wuchow, hoog gelegen met vertrekken voor mannen, voor vrouwen en voor kinderen, alsmede een polikliniek. Deze dokter Roderick J. J. Macdonald is den Hen Juli 1906 gedood bij een aanval van Chineesche roovers op de Britsche rivierboot, waarop hij was, terwijl hij den gewonden kapitein verbond. Zijne plaats is nog niet vervuld. De derde provincie voor China, waarin de Wesleyanen arbeiden, is Hunan, welks M. Z. zich bevindt te Shang-sha, waar twee miss. artsen zijn. Verwisselen wij China met Indië, dan zij ons eerste bezoek gebracht aan het eiland Ceylon, waar de Wesleyanen twee posten hebben, waarop M. Z. wordt gevonden, te Batticaloa in het oostelijke deel des eilands (sinds 1888) en te Welimada in het zuid-westen. Op beide plaatsen wordt hoofdzakelijk aan vrouwen medische zorg bewezen, vooral in poliklinieken, doch ook in kleine hospitalen. Miss. artsen zijn er echter niet. Van het eiland overgaande naar het vasteland van VoorIndië, vinden wij op 5 verschillende plaatsen eene volledige M. Z. Twee van deze liggen in den Britschen vazalstaat Mysore, aan welks hoofd een Radja staat, en wel Mysore en Hassan. Te Mysore, de hoofdstad, is een grootsch aangelegd en rijk gemeubeld zendingshospitaal voor vrouwen, dat den 21en Aug. 1906 in tegenwoordigheid van den Radja en vele andere hooge ambtenaren is geopend. Het hospitaal is gewijd aan de nagedachtenis van Mrs Holsworth. Aan de oprichting van het gebouw heeft de Maharadjah zelf ook medegewerkt. Hij gaf er voor den bouwgrond benevens 25.000 rupies, terwijl de koninginmoeder Maharani daaraan toevoegde een gift van 10.000 rupies (f7992). Bovendien heeft eerstgenoemde zich bereid verklaard maandelijks 200 rupies voor het onderhoud des hospitaals te zullen schenken. In het geheel heeft deze schoone stichting gekost 110.000 rupies en de inrichting 10.000, terwijl gerekend wordt op eene jaarlijksche uitgave van 10.800 rupies. Twee vrouwelijke missionaire artsen zijn aan dit hospitaal verbonden. Daar is hope, dat door dezen arbeid ook de hoogere standen met het Evangelie zullen kunnen in kennis gebracht worden. Een ander vrouwenhospitaal is er te Hassan, het „RedfersMemorial-hospital", met eene vrouwelijke miss. arts. Een derde vrouwenhospitaal vindt men te Ikkadu met twee vrouwelijke miss. artsen. In de Nizam's dominions (Hyderabad) liggen ook twee posten der M. Z., ieder met een zenana-hospitaal, namelijk Medak en te Indur. Voor het eerste zenana-hospitaal kregen de Wesleyanen den grond door „Syed den gezegenden", den hoogepriester van Medah. Eindelijk ligt 15 mijlen van Lucknow Ametti, het oudste en grootste Mohammedaansche dorp van dit distrikt; vuil en doodarm. Daar staat een gebouw, met een inscriptie aan de deur in het Engelsch, het Urdu en het Hindi „Der Wesleyanen Medische zending". Het is het eenige medische werk in dit distrikt. De polikliniek werd 7 jaren geleden geopend door Miss Frater (1899) in een gehuurd huis, dat tot zijne bestemming ingericht is voor £670, hetwelk zij tijdens haar verlof in Engeland had gecollecteerd. Dagelijks komen 40 vrouwen op de polikliniek, terwijl een kamer voor 12—15 patiënten als hospitaal is ingericht. Men verlangt hier naar een volledig hospitaal en M. Z. De regeering ondersteunt dezen arbeid. Overzicht. De Wesleyanen hebben 19 miss. artsen (9 vrouwelijke), van welke 7 in Indië (allen vr. miss. artsen) en in China 12 (2 vr.). Hospitalen en poliklinieken hebben zij 16, n.1. 7 in Indië, 3 in Leykon en 6 in China. § XXXVI. United Methodist Free churches. (De vereenigde Methodistische vrije kerken.) In 1857 smolten samen de „Wesleyan Association", in 1838 opgericht, en de „Wesleyan Reform Church" (1849). Veertig duizend zielen was deze kerk toen groot, welk getal thans tot 88.000 is geklommen. Zij had toen eenige missies in N. Zeeland en Australië. Later kwamen er nog zendingen in West- en OostAfrika en China (tusschen 1859 en 1864). Die in Australië en N. Zeeland vielen weg door de Vereeniging der Methodisten in deze koloniën. Van de overgebleven missies heeft alleen die van China M. Z. Op het oogenblik ontvangt deze kerk voor missionaire doeleinden f 144.000, waarvan 2/3 uitgegeven wordt aan de buitenlandsche zending. De M. Z. dezer Vrije kerken wordt gevonden in de Chineesche provincie Tschekiang en wel op twee plaatsen, te Ningpo (sinds 1865) en te Wenchow (sinds 1877). Het medische werk is zeer voorspoedig. Allerlei ziekten zijn behandeld; operatiën zijn veelvuldig. In het hospitaal van Wenchow zijn in het jaar 1903 189 operatiën geschied, werden 10.119 in de polikliniek of in de huizen behandeld en hebben 578 in het hospitaal gelegen. Onder de laatsten waren 64 opiumschuivers. Ook te Ningpo is een hospitaal. Beide hospitalen zijn geschenken van twee leden dezer kerkgemeenschap. Mr. Blijth gaf dat van Ningpo en dezelfde met Mr. Dingley dat van Wenchow. De gebouwen dragen hunne namen. Op beide posten is een missionair arts. Onlangs is er ook een miss. arts naar Sehore in Voor-Indië (Centraal provinciën) gezonden. Overzicht. Deze missie heeft twee missionaire artsen en twee posten der M. Z., beide in China. § XXXVII. Welsh Calvinistic Methodists' foreign Miss. Society. (Calvinistische Methodisten van Wales.) Na jaren achtereen het zendingswerk der L. M. S. gesteund te hebben, richtten de Calvinistische Methodisten ') in 1842 te Liverpool eene eigen missie op. Hun arbeidsveld vindt ge op de noord-oostgrens van Bengalen op de trotsche bergketens, die de vlakte van Bengalen scheiden van de vallei van Assam, bewoond door verschillende bergvolken. Het is met name onder de Khasi en de Jaintia, dat deze vereeniging missionair is opgetreden. Reeds in 1843 was onder de missionairen een arts, Dr. Owen Richards, doch eerst later is de eigenlijke M. Z. begonnen onder de Khasi door den miss. arts G. Griffiths en onder de Jaintiaas door den miss. arts Arthur D. Hughes. Thans zijn er twee posten der M. Z. te Jaintia onder den miss. arts E. Williams en te Karungang onder Dr. O. O. Williams. De arbeid is zeer voorspoedig. Overzicht. De Calvinistische Methodisten hebben twee posten der M. Z. in Assam en twee miss. artsen. § XXXVIII. Methodist New Connexion Miss. Society. (De Nieuw-Methodisten.) Deze vereeniging, in 1824 opgericht, begon in 1859 haren missionairen arbeid onder de heidenen en wel in China. Zij vestigde zich in de provincie Tschili te Tientsin. Haar arbeid was hier zeer gezegend en binnen enkele jaren kon zij zich ') Ook genaamd de Presbyterianen van Wales. 15 uitbreiden. Naar het noorden van Shantung, waar het Evangelie intusschen gebracht was door eenen ouden man, die het te Tientsin gehoord en in zijn doop beleden had, ging zij later heen. In 1879 verscheen de M. Z. in Shantung, een te IVu-Tingen een te Chu-chia, ieder met een miss. arts. Hier bestaat de gewoonte van ieder, die kan betalen, een stuiver per bezoek te vragen. Er komen er niet velen. Vooroordeel en vrees voor vreemde geneesmethode hebben nog de overhand. „Wij worden vaak eerst geroepen, als het te laat is", klaagt een der miss. arbeiders. In de provincie Tschili zijn ook twee zendingsposten, waar, op ieder een, miss. artsen werkzaam zijn, en wel Kaiping en Yung-Ping, die 10 Jan. 1906 eene polikliniek kreeg benevens een ziekenzaaltje met zes bedden. Overzicht. De M. N. C. M. S. heeft in China 4 miss. zendingsposten, twee in de provincie Shantung, twee in de provincie Tschili. Iedere post bezit een miss. arts. § XXXIX. Bible Christian Methodist Churches foreign Miss. Society. (Bijbelsche Christenen.) Dit zendingsgenootschap, in 1821 opgericht met het oog op de binnenlandsche zending in Ierland, wijdt zich van 1885 af ook aan de buitenlandsche zending. In dat jaar zond het, in aansluiting aan de China-Inland missie, twee missionairen naar China. In de provincie Yunnan zijn door de „Bible Christians" twee posten, Chao-Fung en Tong-Chuan, bezet met zes Europ. missionairen en éénen miss. arts, Lewis Savin, in laatstgenoemde plaats. De zending is voorspoedig. Overzicht. Dit genootschap heeft één zendingspost met één miss. arts in China. § XL. Presbyterian Church of England (Forelgn Missions). (De Engelsche Presbyterianen.) In 1847 (het jaar der oprichting van deze Zendingsvereeniging) toog de eerste zendeling, Mr. W. C. Burns, van de Eng. Presbyt. Church naar China. De eerste 4 jaren predikte hij het Evangelie op Hong-Kong en te Canton. In 1851 bezocht hij Amoy, welke stad het eerste middelpunt werd van den georganiseerden arbeid der Eng. Presbyterianen. Mr. Johnston kwam in 1853 Burns helpen, doch moest reeds in 1855 repatrieeren. Dr. Douglas nam zijne plaats in en organiseerde den geheelen arbeid der missie, zoowel de verkondiging des Woords als de hulpdiensten der school en der M. Z. Behalve in China hebben de Presbyterianen hunne zendingsterreinen in Japan, Indië en Syrië. In haren arbeid wordt de kerk gesteund door eene Vrouwenvereeniging: „Women's Miss. Association". China neemt echter de eerste plaats in. In 1869 is daar de M. Z. begonnen. De miss. artsen arbeiden ook in de bediening des Woords. De oudste post ligt in de provincie Kwangtung en is Swatow, thans een der voornaamste posten der M. Z. van China. Men vindt hier een hospitaal voor mannen en een voor vrouwen, met twee mannelijke miss. artsen en een vrouwelijke. Van het vrouwenhospitaal is dit voor den invloed der M. Z. teekenend feit mee te deelen, dat een rijke Chinees, geen Christen, een reeks afzonderlijke vertrekken voor Chineesche dames in verband met het vrouwenhospitaal voor zijn kosten liet bouwen. Niet minder beteekenis dan Swatow heeft de M. Z. te Wu-King en te Chao-Chow, ook in Kwangtung gelegen. Beide hebben een hospitaal en eene polikliniek, de eerste met één, de andere met twee miss. artsen, van welke een vrouwelijke. Te Chao-Chow heeft jarenlang gearbeid Dr. Cousland, die in 1906 voor eenige jaren geleend is aan de „China Medical Association", van welke vereeniging men boven zie. Zijne plaats is ingenomen door Andrew Wight. Eindelijk vindt men in Kwantung Suabue en Samho, ieder ook met een miss. arts; laatstgenoemde nog zonder hospitaal. Met blijdschap mag geconstateerd worden, dat de bevolking op al deze plaatsen den arbeid der M. Z. beter leert begrijpen. De westersche geneeskunde heeft op haar indruk gemaakt, zoodat zij nu vaak haar zoekt, zonder eigen doktoren eerst te hebben geraadpleegd. De gezondheidsregelen worden beter dan vroeger ter harte genomen en menig eenvoudig middel krijgt eene plaats in de Chineesche huisgezinnen en vervangt de toovermiddelen van oude dagen. Menig inboorling mag getuigen, dat het begin van zijn geestelijk leven is de tijd, dat hij in het zendingshospitaal vertoefd heeft. Met dit al kan niet ontkend worden, dat niet overal gewilligheid is om te hooren, met name onder de vrouwen. In de provincie Fukien is de M. Z. der Engelsche Presbyterianen gevestigd op drie plaatsen, in het Amoy-distrikt gelegen. Behalve dezen arbeiden daar ook de Amerik. Geref. Kerk en de L. M. S. Ter vermijding van eene onheilige concurrentie is tusschen deze drie zendingen tot stand gekomen eene verdeeling van ieders zendingsterrein in dit distrikt. Zelfs hebben zij samen ingesteld één examen-commissie voor de medische studenten, die door ieder harer in eigen hospitaal worden opgeleid. De eerste post der M. Z. van de Eng. Presbyterianen is Chin-chew, een van de twee groote centra der bevolking van het Amoy-distrikt, bekend door zijnen rijkdom en uitgebreiden handel, trotsch op zijnen literarischen roem. Toen de M. Z. hier in 1882 begon, bezat zij slechts twee vertrekken voor polikliniek en hospitaal. Nu is zij uitgebreid. In de plaats van het oude, armelijke ziekenhuis, (waarin toch met goeden uitslag werd gearbeid) zijn er nu twee weltoegeruste hospitalen, een voor mannen, een voor vrouwen. „De hospitaaldag begint", zoo schrijft de miss. arts, „en eindigt met eene korte godsdienstoefening, waarbij alle patiënten, die hunne bedden kunnen verlaten, tegenwoordig moeten zijn. Daarna zijn de morgenuren gewijd aan het onderzoek der zieken en de middaguren aan het onderwijs der studenten, omstreeks tien, die 's avonds studeeren. Op de polikliniek spreken de twee stadspredikanten, ieder op zijne beurt. Bovendien worden vele zieken in hunne huizen bezocht. Enkele studenten blijven na voleinding van den cursus in het hospitaal, maar in grooteren getale verlaten zij ons en gaan in private praktijk. Thans zijn er 4 Chineesche dokters, die in het hospitaal te Chin-chew zijn opgeleid. Voor betalende patiënten hebben we een afzonderlijk vertrek, waarvan goed gebruik gemaakt wordt. Het hospitaal heeft eenen goeden naam, die vele zieken aantrekt. In het jaar 1905 kwam zooveel in, dat al de kosten van het hospitaal, behalve het salaris van de miss. artsen, konden betaald worden." Changpoo en Engchun zijn de beide andere zendingsposten. De eerste plaats heeft den 5en Febr. 1906 eene treurige vermaardheid gekregen. In een oproer, eigenlijk gericht tegen de Roomschen, heeft het volk dien dag alle bezittingen der missie in brand gestoken. Zelfs des dokters huis en het hospitaal zijn een prooi der vlammen geworden. De weldaden der M. Z. werden toen vergeten. Eindelijk begeven wij ons naar Engchun, dat het eerst door Dr. Grant ') en Dr. Paton op hunne medische reizen een enkele maal werd bezocht, doch in 1894 door Dr. Cross werd bezet en voorzien van een hospitaal, dat echter niet veel meer was dan een groepje Chineesche huizen, niet geschikt voor een ziekenhuis. Nadat J. Preston Maxwell de plaats had ingenomen van den kranken Cross, beproefde hij een nieuw hospi- l) In 1880 kwam David Grant in China. In 1894 moest hij om gezondheidsredenen terugkeeren. In 1906 is hij overleden. taal te krijgen. Dit hospitaal is den 5en Dec. 1906 Gode opgedragen in tegenwoordigheid van tal van Mandarijnen. Naast Maxwell arbeidt Miss. Dr. M. E. Buysson in het vrouwenhospitaal. Een Opium-refuge is aan deze stichtingen verbonden. Op deze drie zendingsposten bestaat de gewoonte, dat iedere patiënt bij zijn ontslag uit het hospitaal een brief meekrijgt, dien hij aan den zendeling, welke het dichtst bij hem woont, moet brengen. Op deze wijze beproeft men met de oud-patiënten voeling te houden. Dat men met zeden en gebruiken der bevolking, welke niet met het Christendom in strijd zijn, heeft gerekend, is den invloed der M. Z. ten goede gekomen. In 1863 begon de bekende missionaire arts, Dr. James L. Maxwell, die toen te Swatow was, van daar uit het eiland Formosa, destijds nog behoorende aan China, doch nu aan Japan, te bezoeken. Na velerlei moeilijkheden te hebben overwonnen, gelukte het hem te Taiwan vasten voet te krijgen en het daar opgerichte hospitaal tot een krachtig steunpunt van zijnen arbeid op Formosa te maken. Thans vindt men hier behalve eenige kleinere hospitalen z. a. te Chianghoa, Toasia, die nu en dan door de miss. artsen worden bezocht, drie hoofdposten voor medischen arbeid en wel te Tainan, te Takow en te Taichu. Wat groote operaties betreft, is het hospitaal van Tainan het eerste van Formosa. Velen komen daarheen. Dat was vroeger onder het Chineesche bestuur anders. De Chineezen hebben over het algemeen weinig vertrouwen in de westersche geneeskunde en chirurgie; dat zag men vóór den oorlog van 1894 ook op Formosa. Maar het Japansche bestuur heeft den geest des volks verruimd. Tainan's hospitaal heeft 160 bedden. In het jaar 1905 bedroeg het getal patiënten, in het hospitaal opgenomen, 2036, eene vermeerdering van 739 vergeleken bij 1901. Hierbij komt, dat nog veel meer moesten afgewezen worden, wat verdrietig is. Een bed, dat 24 uren ledig blijft, is eene bijzonderheid. De geestelijke vruchten van deze zending zijn zichtbaar. Bij een bezoek aan de geloovigen op het dorpje Kagi vond de missionair Campbell eenen man, die 18 maanden in het hospitaal te Tainan had ge- legen en daar een oprecht Christen was geworden; ten spijt van den tegenstand zijns gezins volhardde hij in zijne belijdenis en het eind is, dat de zijnen hem langzamerhand volgen. De man woont eenige mijlen oostelijk van Kagi in een streek, waar nooit een missionair geweest is, en hij is de eenige man, die van Christus getuigt in zijne woonplaats. Meer van deze gevallen zijn er. Te Tainan is ook een „Opium-refuge", in 1904 gebouwd voor de helft van een gift van f 2400, door eene onbekende dame aan den daareven genoemden Dr. James Maxwell en door dezen aan zijnen zoon, die hier miss. arts is, geschonken. Het asyl is door een hoogen muur omgeven en de vertrekken zijn voorzien van de noodige beletselen eens haastigen vertreks. Takow heeft een hospitaal voor 50 mannen en 12 vrouwen met eenen missionairen arts. Eindelijk bezit ook Taichu een dokter. In Voor-Indië is de M. Z. der Engelsche Presbyterianen niet bijzonder sterk. Van Rampore Bauleah (Boalia) in Bengalen, waar een hospitaal en eene polikliniek reeds in 1877 werd gevestigd, is het hoofdkwartier der M. Z. in 1906 overgebracht naar Naogoon, een beter bereikbaar centrum aan eene bevaarbare rivier en dicht bij een vereenigingspunt van spoorwegen gelegen. Twee mannelijke en eene vrouwelijke missionaire arts arbeiden hier in het geheele distrikt. Te Aleppo in Noord-Syrië eindelijk hebben de Eng. Presbyterianen nog een M. Z., die in den aanvang als missie onder de Joden bedoeld is, maar later ook de Mohammedanen aannam. Vijfentwintig percent van de patiënten, welke den miss. arts Ch. Piper opzoeken, zijn van dezen. In 1896 is deze zending begonnen. Opmerkelijk is het hooge percent van missionaire artsen, dat de Eng. Presbyterianen steeds hebben gehad, vergeleken met de dienaren des Woords. In 1897 o.a. waren van 32 missionairen 14 missionaire artsen. Overzicht. De Eng. Presbyterianen hebben in 4 verschillende landen M. Z.: in China, Japan, Voor-Indië en Syrië. In China op 8 plaatsen, in Japan op 3, in Indië op een en in Syrië op een. In het geheel zijn 20 miss. artsen in dienst, 13 in China (onder welke 4 vrouwelijke missionaire artsen), 3 in Japan, 3 in Indië (onder welke één vrouwelijke miss. arts) en 1 in Syrië. N.B. In 1891 hadden de Eng. Presbyterianen in N.-Afrika, in Marokko, eene M. Z.; doch deze heeft zich in 1895 van hen afgescheiden. § XLI. Irish Presbyterian Church. (De Presbyteriaansche kerk van Ierland.) In Juli 1840 smolten „de Synode van Ulster" en de „Secession Synod" samen onder den naam van „the General Assembly of the Presbyterian Church in Ireland" (lersche Presbyteriaansche kerk). Een der eerste daden van deze vereenigde kerken was de uitzending van hare eerste zendelingen naar Indië in 1840. Wat de M. Z. betreft van 1891 —1901 is het aantal missionaire artsen dezer missie van 5 tot 8 geklommen en in de zes volgende jaren tot 16. Zij wordt gevonden in Indië en Manchourije (N. China). In Voor-Indië, waar de lersche Presbyterianen reeds meer dan 60 jaren lang het Evangelie brengen, heeft de M. Z. drie posten in het noorden van het Presidentschap Bombay te Ahmedabad, Broach en Anand. De arbeid hier, welke 12 jaren oud is, is meest arbeid onder de vrouwen. Daarom zijn van de 6 miss. artsen vijf vrouwelijke. Te Anand is een nieuw hospitaal, waaraan veranda's zijn, die goed breed genomen zijn, om ze te kunnen gebruiken voor hen, die een open-lucht-behandeling noodig hebben. De vertrekken, die licht en luchtig zijn, bevatten 18 bedden. Lastig zijn de kaste-vooroordeelen. Voorbeelden hiervan zijn te over. Eens kwam een Hindoe van de Patidarkaste op de polikliniek. Hij moest in het hospitaal opgenomen worden, maar wilde niet, toen hij moest liggen naast eenen inlandschen Christen. De dokter gaf hem eene plaats op de veranda, omgeven van schermen. Doch toen wilde hij zich weer niet de pols laten voelen door eenen inlandschen helper. Toen daar niet op gelet werd, liet hij het geworden. Later moest hij weer terugkomen, doch maakte toen geen enkel bezwaar. Ook het bereiden van spijzen riep bezwaren te voorschijn. Geen Hindoe, hoe laag zijne klasse stond, wilde eten van wat door een Christen bereid was of drinken wat een persoon, die tot geen kaste behoorde, aanbood. Zelfs de Mohammedanen volgden dat voorbeeld. Die bezwaren konden wegvallen, als er familieleden waren, die het eten wilden koken. Maar was er geen familie, dan moest men de bezwaarden laten gaan. Later is een Brahmaan als kok aangenomen en nu gaat het goed, want ieder wil van hem het eten gekookt hebben, welke zijne kaste moge zijn. Zoowel Anand als Ahmedabad en Broach, die ieder eene polikliniek hebben, worden bediend, elk door twee miss. artsen. De missie in Manchourije voeren de lersche Presbyterianen uit in nauwe aansluiting aan de Vereenigde Vrije kerk van Schotland (vóór 1900 de Vereenigde Presbyterianen van S.), zoodat de gemeenten, zoowel van de eene als van de andere zending, onder één Presbyterium vereenigd zijn. De Ieren hebben hier 7 zendingsposten der M. Z. namelijk: te Kwang-cheng-tsu, Chinchow, Kirin, Mukden, Hsin-min-tun, Newchang en Fakumen. Op elk dezer plaatsen zijn miss. artsen (van welke 4 vrouwelijke); te Mukden twee (een mannelijke en een vrouwelijke); te Hsin-min-tun ook twee en te Kwang-cheng-tsu ook twee (een mannelijke en een vrouwelijke). Ook zijn zij in het bezit van een grooter of kleiner hospitaal met polikliniek. Te Hsin-min-tun is, om meer plaats te krijgen in het hospitaal, de polikliniek verplaatst naar de kapel. Op de polikliniekdagen waait aan de deur een witte vlag met een rood kruis. Zondags wordt deze weggenomen en uitgehangen een roode vlag met de woorden „Dag der aanbidding". Dagelijks komen 40—50 nieuwe patiënten. Chinchow heeft slechts een hospitaal voor vrouwen. Vóór den Boxeropstand had het er ook een voor mannen, doch dat is met de andere zendingsgebouwen door de opstandelingen verwoest en nog niet herbouwd zooals het overige. Van New-chang verhaalt de miss. arts Philips, dat er veel pogingen tot zelfmoord door opium voorkomen. Om allerlei oorzaken grijpen mannen en vrouwen naar dit gif. De vrouw is jaloersch, zij vergiftigt zich ; de man kan zijne schuld niet betalen, hij vergiftigt zich. Dan gaat het naar het hospitaal. Doch niet altijd gelukt het den miss. arts den zelfmoordenaar te redden. Een der uitnemendste miss. artsen der lersche missie is Dr. J. A. Greig te Kir in. Ofschoon zijn trouw en zorg voor zijne patiënten met smaad en persoonlijke vervolging beloond is — eens werd hij door de lijfwacht van den gouverneur van Kirin mishandeld, wat later eene vergissing werd genoemd — heeft hij volgehouden en den tegenstand overwonnen. Te Fakumen is evenals te Chin-chow alleen behandeling van vrouwen. In 1907 heeft zich te Kwangning eene vrouwelijke miss. arts, Dr. Elizabeth Beatty, gevestigd, wier leeftijd het vergunt ook mannelijke patiënten te behandelen. Overzicht. De lersche Presbyterianen arbeiden in China en in Voor-Indië; in het eerstgenoemde land hebben zij 11 miss. artsen (onder welke 6 vrouwelijke) op 8 posten en in het laatstgenoemde zes (onder welke 5 vrouwelijke) op 3 posten. § XLII. Church of Scotland foreign Mission. (De zending van de Staatskerk van Schotland.) De Schotsche Staatskerk is in 1829 begonnen met den zendingsarbeid in Voor-Indië. Haar uitnemendste zendeling, de eerste van een lange rij van missionarissen, is Alexander Duff geweest, die haar ontviel in 1843, in welk jaar de disruptie of scheuring in de kerk plaats had, waarvan het gevolg was het ontstaan der „Vrije Schotsche kerk" naast de „Staatskerk". Duff en zijne medearbeiders gingen alle 14 over tot de Vrije kerk, benevens drie vrouwelijke arbeidsters in de zending (Miss Saville bleef bij de Staatskerk), zoodat de zendingsarbeid der Staatskerk opnieuw georganiseerd moest worden. Dit geschiedde trapsgewijze. Daar zij hare gebouwen niet had willen overgeven aan de Vrije kerk, die ze had willen overnemen, begon zij haren nieuwen arbeid weer naast degenen, die zich van haar afgescheiden hadden, in Madras, Bombay en Calcutta in den geest van Duff. >) Daartoe werden nieuwe zendelingen uitgezonden, straks door anderen gevolgd. Thans arbeidt de Schotsche Staatskerk niet ongezegend op vier zendingsterreinen. Door hare algemeene vergadering wordt jaarlijks het zendingscomittee benoemd, dat in naam der kerk en onder hare verantwoording de missie bestuurt. Zijn arbeid wordt gesteund door een „Women's Society". Met de prediking des Woords heeft de Schotsche Staatskerk op het zendingsveld den hulpdienst der M. Z. reeds zeer vroeg verbonden en wel reeds in 1860. Op 13 verschillende plaatsen, gelegen in Indië, China, Afrika en Turkije, heeft zij hare Medische zendingsposten onder allerlei volken en rassen. Naar Indië heeft deze kerk het eerst hare miss. artsen gezonden. Daar is Panschab het gewichtigste arbeidsveld In de laatste 12, 13 jaren vooral zijn vele nieuwe en groote posten aangelegd, waarvan een invloed ten goede op de bevolking uitgaat. De oudste post der M. Z. is Sialkot, waar twee vrouwelijke miss. artsen zich bevinden en een hospitaal, door de „Women's Society" gesteund. Dan volgt Chamba in het noordwesten van Panschab onder de stammen van het Himmelajah-gebergte, in *) De inkomsten waren gedaald van plm. f79.000 tot f31.000. 1894 opgericht. Het hospitaal aldaar staat onder leiding van één miss. arts. Gujrat heeft sinds 1895 evenzeer een hospitaal van de „Women's Society" met eene vrouwelijke missionaire arts. In 1899 kreeg Jalaepur zijn hospitaal voor mannen en voor vrouwen, onder twee mannelijke en twee vrouwelijke miss. artsen, twee echtparen, waarvan slechts één salaris ontvangt. Aan 'eene uitbreiding van het hospitaal is groote behoefte, want het heeft slechts 20 bedden, 10 voor mannen en 10 voor vrouwen in afzonderlijke zalen. Bovendien zijn er nog 5 kamertjes, 't Is goed van instrumenten voorzien en heeft een goeden naam, waarom dan ook van heinde en ver patiënten komen. De volgende treffende geschiedenis verhaalt Dr. H. F. L. Taylor. Op zekeren dag zat hij in een klein vertrek van het hospitaal, de zieken, die voor medicijnen gekomen waren, onderzoekende, toen de deur openging, om drie blinde kinderen binnen te laten. Hunne schoenen waren versleten, hunne kleederen aan flarden en hunne gezichten mager. „Wij namen ze in het hospitaal op, gaven hun te eten en hielden hen bij ons, tot zij sterker waren. Daarop werd het meisje aan een harer oogen geopereerd, of, zooals zij dat zeide „gemaakt". In het eerst scheen zij niet beter te zullen worden, maar binnen weinige dagen bevonden wij, tot onze groote blijdschap, dat zij een weinigje kon zien; sinds werd haar oog langzamerhand sterker. Achtereenvolgens kwamen al deze kinderen aan de beurt voor de operatie, totdat zij, die blind en hulpeloos gekomen waren aan het hospitaal van Jalapur, in staat waren om te zien. Na een poosje ging een der jongens naar school, waar hij begon te leeren lezen. Hij heet Nur Mohammed (licht van Mohammed). Zijn broeder werd waterdrager bij het hospitaal. In een heete, droge landstreek als Indië moet men het water halen uit diepe wellen en hij, die den dorstige een dronk waters geeft, doet een goed werk. Deze arme jongen nu gaat 's morgens en 's avonds naar de wel bij het hospitaal en haalt voor de zieken water. Gulam Mohammed (dienstknecht van Mohammed) is zijn naam. Het meisje heet Begam of prinses en dient in het hospitaal als keukenmeid. De patiënten van deze hospitalen zijn grootendeels Mohammedanen, maar de Hindoes ontbreken ook niet. Als overal is hier door de miss. artsen de ervaring opgedaan, dat vooral de chirurgische behandeling der kranken niet weinig heeft bijgedragen, om het vertrouwen der bevolking voor hen te winnen en daardoor voor hun woord. De resultaten toch der chirurgie zijn spoediger zichtbaar dan die der inwendige ziektenbehandeling. Het. is opmerkelijk, hoeveel aantrekkingskracht de poliklinieken hebben. De beide andere terreinen van Voor-lndië, waar de Schotsche Staatskerk met hare M. Z. is gekomen, zijn veel kleiner dan de tot nu toe besprokene; zij hebben ook die beteekenis niet. Om het eerste terrein te vinden, moeten wij naar het presidentschap Bombay, waarin twee vrouwelijke missionaire artsen werkzaam zijn te Poona, dat een groot hospitaal, het „St. Margaret's hospitaal", bezit met 40 bedden en twee poliklinieken. Aandacht verdient, dat op deze zelfde plaats ook de Vereenigde Vrije Kerk van Schotland arbeidt, maar deze uitsluitend onder de mannen, terwijl de Staatskerk de vrouwen voor haar deel heeft gekozen. Het hoofdkwartier der M. Z. in het Darjeelingdistrikt is Kalitnpong in de Oost-Himelajah, waar eenige jaren geleden het „Chartlers-hospital" is gebouwd voor mannen en vrouwen, die verzorgd worden door een mannelijke en een vrouwelijke missionaire arts: het echtpaar Mc. Kaig. Nu en dan doen de miss. artsen reizen in den omtrek tot in den oostelijk van Kalitnpong gelegen staat Buthan, waarop het Evangelie gepredikt en de zieken behandeld worden. Minder uitgebreid dan in Indië, maar rijker gezegend is de arbeid der Schotsche Staatskerk in Oost-Afrika in het gebied, zuidwestelijk van het Nyassa-meer gelegen. Midden in dit zendingsgebied ligt de handelsstad van Britsch Oost-Afrika, Blantyre, sinds 1874 een der hoofdposten der hier bedoelde missie. Sinds 1888 vindt men hier ook eene M. Z. met een hospitaal, welks invloed door de bekwaamheden van Dr. W. Affleck spoedig tot ver in het binnenland van Afrika zich uitbreidde. Hij stierf in 1895, terwijl hij als arts eene expeditie tegen slavenjagers vergezelde. Thans arbeidt Dr. A. M. Caverhill te Blantyre. Zestig mijlen noordelijk van Blantyre ligt Domasi, waar ook eene M. Z. is met eenen miss. arts, die tegelijk predikant is. De administratieve hoofdstad van Britsch Oost-Afrika, Zomba, bezit het „Livingstone-hospital" met eenen miss. arts. Op den nieuwsten zendingspost in Britsch Oost-Afrika, Kikuyu, tusschen Mombassa en Uganda, in het midden van een woest en oorlogzuchtig volk is de missie der Schotsche Staatskerk, dadelijk bij hare vestiging in 1901, begonnen met de M. Z. Dr. K. H. H. Uffmann, de zoon van den welbekenden Vader der melaatschen van Purulia, was haar eerste miss. arts, doch op het einde van 1905 nam hij eene benoeming in de commissie tot onderzoek der slaapziekte, den geesel dezer landen, van het gouvernement aan en verliet de zending. In zijne plaats is gekomen Dr. John W. Arthur, die het voorrecht heeft van reeds kort na zijne komst te Kikuyu een hospitaal te krijgen, een geschenk van Mevrouw Hunter van Edinburg. Het hospitaal moet de herinnering bewaren aan haren echtgenoot en daarom den naam dragen van „Robert James Hunter Memorial Hospital." Slechts 18 jaren is de M. Z. der Schotsche kerk in China oud. Zij bepaalt zich tot het hospitaal en de polikliniek van lchang in de provincie Hupeh. In 1888 is de eerste miss. arts hierheen gekomen. Zijn arbeid werd terstond gezegend. Doch daar waren ook tal van vijanden, die door vervolgingen hem trachtten te belemmeren. Dit was vooral het geval in 1891 en 1892, toen het bestaande hospitaal verwoest werd. In 1898 is het tegenwoordige hospitaal gebouwd. Onlangs werd het bezocht door een der hoogste Chineesche ambtenaren Huang. Als teeken zijner ingenomenheid met dezen arbeid beloofde hij voor twee bedden te zullen betalen, waarvan dan zij, die arm waren, konden gebruik maken. De polikliniek staat open voor allen. Rijken en armen zitten daar naast elkaar, wachtende totdat zij binnengeroepen worden. Ieder, die haar bezoekt, betaalt 10 cash of 2'/2 cent. In de ziekenzalen is er morgen- en avondgodsdienstoefening. In de groote mannenzaal wordt 's middags onderwijs gegeven. Verscheidene Nieuwe Testamenten worden aan de patiënten, bij hun ontslag uit het ziekenhuis, uitgereikt. „De Chineezen", zegt een der drie missionaire artsen, Dr. A. Graham, „zijn goede hoorders; en uit beleefdheid berusten velen in hetgeen wij zeggen. Toch zijn er sommigen, die volkomen overtuigd zijn, en uitgaan om van hun geloof te getuigen." Eindelijk heeft de Schotsche Staatskerk nog een arbeidsveld in Turkije te Smyrna en te Constantinopel (Haskani en Balat), ieder met één missionairen arts. Te Constantinopel, waar alleen eene polikliniek is, had Dr. Sandler, die evenals zijn ambtgenoot te Smyrna het Turksche diploma als arts heeft, in een jaar tijds niet minder dan 10.000 patiënten. Met al de bezoekers spreekt hij van den Christus. Smyrna heeft, behalve eene polikliniek, een hospitaal, het „Beaconsfield memorial hospital", dat in 1905 157 patiënten opnam. Twee verpleegsters en 4 proefzusters zijn Jodinnen. Overzicht. De Staatskerk van Schotland heeft 22 miss. artsen, van welke 9 vrouwelijke. Dezen zijn verdeeld over 13 zendingsposten, 6 in Indië, 1 in China, 4 in Britsch Oost-Afrika, 2 in Smyrna. In Indië arbeiden 13 miss. artsen (9 vrouwelijke); in China drie (een vrouwelijke); in Oost-Afrika 4; en in Turkije2. § XLIII. United Free Church of Scotland. (De vereenigde Vrije Kerk van Schotland). Toen in 1843 uit de scheuring in de Schotsche Staatskerk de Vrije kerk van Schotland ontstond, gingen de 14 missionairen in Indië en de 6 missionairen onder de Joden met al de be- keerlingen meè met de scheiding, terwijl zij de eigendommen en fondsen prijs gaven. Toch heeft zij in de bijna 60 jaren van haar bestaan geen oogenblik gebrek gehad. Veeleer overvloed. Het best blijkt dit uit haren zendingsarbeid, die na dien der C. M S. de uitgebreidste is. In 1900 heeft zich de Vrije kerk van Schotland vereenigd met de Vereenigde Presbyteriaansche kerk van Schotland, in 1847 ontstaan uit de samensmelting van de Seceeders (afgescheidenen) en de Relief Church, onder den naam van de Vereenigde Vrije kerk. Hierdoor is het zendingswerk der beide kerken ook één geworden. Het eerst brengen wij een bezoek aan Afrika. Hier is de M. Z. gevestigd aan den westoever van het Nyassa-meer, in Zuid-Afrika en in Calabar. Het meest bekend is de zending aan het Nyassa-meer, die staat onder een bijzonder comité, te Glasgow gevestigd, dat de inkomsten (f 102.900) bijeen brengt en de uitgaven goedkeurt, doch aan de Vrije kerk rekenplichtig is. Zij draagt den naam van „Livingstonia-zending", naar den bekenden Schotschen zendeling der L. M. S., Livingstone, den grooten ontdekker van Centraal-Afrika. Reeds in 1856 had Livingstone gedurende zijn verblijf in Schotland zulk een geestdrift voor eene zending aan het Nyassa-meer weten te wekken, dat een jonge student der Vrije kerk, James Stewart, zich bereid verklaarde daarheen te gaan. Een Comité kwam tot stand, dat Stewart uitzond. Doch toen deze aan de Zambesi en Schire kwam, de verwoestingen der slavenhandelaars zag, de mislukking van de Universiteiten-zending vernam, oordeelde hij de zending aldaar nog onmogelijk. Hij begaf zich in 1866 naar Lovedale. Eerst na Livingstone's dood (1874) achtte Stewart de missie aan het Nyassameer mogelijk. Zij werd aangevangen. Het gebied, dat de Vrije kerk in 1875 is gaan bearbeiden, was toen gevaarlijk door koorts verwekkende moerassen, maar vruchtbaar en dichtbevolkt, diep in het hart van Afrika gelegen en toch betrekkelijk gemakkelijk, van de zee uit, te bereiken. Arabieren en Portugeezen hadden er reeds de hand op gelegd. Doch dat schrikte de zendelingen niet af. Voor deze nieuwe zending was een program vastgesteld, dat in overeenstemming was met de gedachten van Livingstone. Het omvatte, behalve de prediking des Woords, de invoering van Christelijke beschaving en wettigen handel, de school, de M. Z. Eindelijk beoogde de missie de uitroeiing van den slavenhandel. Alle politieke en kerkelijke richtingen droegen voor dezen arbeid bij en spoedig had men een som bijeen van f 120.000. De vereenigde Presbyterianen, die toen nog op zich zelve stonden, gaven eenen geordenden miss. arts, Dr. Laws, en betaalden hem. Sinds 1882 bestaat hier de M. Z. Veel heeft zij bijgedragen tot het welslagen der Schotsche missionairen. De namen van Dr. Laws, een wetenschappelijk gevormden arts en geoefenden chirurg, die meer dan 20 jaren lang de ziel dezer missie is geweest, van Dr. Elmslie, van Dr. Kerr Cross zullen in de geschiedenis dezer zending steeds met eere moeten genoemd worden. Hun invloed op de deels zeer oorlogzuchtige stammen, daar wonende, met name op de Angoni, een Zulustam, die zij in krankheid ter zijde stonden en op hunne posten verzorgden, heeft veel toegebracht aan het succes der zending. Zeer dikwijls hebben de missionairen gelegenheid gevonden bij de veeten, die de inboorlingen onderling hadden, alsmede bij de schermutselingen met de Arabische slavenjagers, den gewonden hulpe te bieden, vooral nadat dit gebied in 1890 aan Engeland gekomen was. Misschien is het ook aan het werk der missionaire artsen toe te schrijven, dat de inboorlingen der Christenen God vaak noemden „Nganga nurumba" (den grooten geneesmeester). Vooral vele operatiën geschiedden door de hand der artsen. In de eerste jaren van den arbeid der M. Z. moesten de zieken, die langen tijd in behandeling bij de miss. artsen bleven, zich gauw een eigen hut bouwen, omdat er geen hospitaal was en zoo ontstonden langzamerhand om de polikliniek der doktoren een vrij groot aantal zoogenaamde „hospitaal-hutten." Thans kunnen de zieken in goede hospitalen worden verzorgd. Ook de verpleging, die langen tijd aan de verwanten der patiënten overgelaten moest worden, is nu in handen van geschoolde verpleegsters. 16 Daar menige Europeesche reiziger in deze streken komt en vertoeft, erbarmen zich de miss. artsen ook over hen en hunne krankheid. Zoo behandelde de missionaire arts van Mwetizo aan den bekenden Stevenson Road (een handelsweg) in 1901 meer dan 60 Europeesche zieken, van welke verscheidene gevaarlijk krank waren; bij gebrek aan een hospitaal nam hij ze voor een deel in zijn huis op. Aan honoraria, welke de zending ten goede kwamen, werd daarvoor ontvangen /12.600. Het gouvernement van Britsch Centraal-Afrika en verscheidene handelsmaatschappijen hebben aan de M. Z. vaste bijdragen beloofd, als zij daar een hospitaal sticht, dat ook den kranken Europeaan ten goede komt. Het zwaartepunt der M. Z. aan het Nyassa-meer ligt thans in den zendingspost Livingstonia (Kondowi), gelegen aan den noordwestelijken oever van het meer op een 3000 meter hoog plateau in de nabijheid van de Florencebay. Daar, waar eens woeste slavenjagers eene ontzettende ellende brachten over de zwakkere negerstammen, waar vóór 30 jaren niemand lezen kon, niemand barmhartigheid kende, staan nu, naast verscheidene scholen, een seminarie voor onderwijzers en evangelisten, eene drukkerij, werkplaatsen, wier machines door electrische kracht gedreven worden en een hospitaal met polikliniek. Dat hospitaal van Dr.LAWs (als theoloog, arts, technicus even bekwaam) en Robertson, het „David Gordon Memorial Hospital" genoemd, heeft 16 bedden en wint voortdurend aan vertrouwen bij de menschen. De waarde der zindelijkheid wordt door de Christen-vrouwen hoe langer hoe beter begrepen en zij oogsten de voordeelen daarvan rijkelijk in haar ure van moeder-worden. Eene inlandsche verpleegster, verscheidene der oudste meisjes en twee jonge mannen krijgen medische vorming. Eene polikliniek vindt men in het oude Bandawe (in 1881 opgericht), hetwelk vroeger het middelpunt der M. Z. op dit terrein is geweest, maar nu die plaats der eere aan Livingstonia heeft moeten afstaan. Bovendien hebben de Schotten poliklinieken te Ekwendeni (Dr. Elmslie), te Karonga (Dr. Frank Innes), te Karunga (George Prentice), te Hora (Mrs. Fraser). Te Mwenzo is bovendien een hospitaal met 16 bedden. Een in 1887 in het dal de Livlezi-rivier, westelijk van de uitvloeiing der Schire uit het Nyassa-meer gelegen, begonnen M. Z., die zeer voorspoedig was, ging in het jaar 1894 over aan de Hollandsch-Gereformeerde kerk van Zuid-Afrika. In Zuid-Afrika heeft de Vereenigde Vrije kerk van Schotland in Natal een rijkgezegenden zendingsarbeid, welke zich groepeert om het „Gordon Memorial", eene stichting van de Douairière Gravin van Aberdeen, ter gedachtenis aan haren zoon J. H. Gordon te Umsinga aan de Tugela-rivier. Van het begin af stond deze missie onder direktie van den geordenden missionairen arts, Dr. J. Dalzell, die er 30 jaren heeft gearbeid. Hier zijn een hospitaal en eene polikliniek. Iedere patiënt, welke hier komt, brengt twee of drie verwanten mee, die natuurlijk ook leven ten koste van de M. Z. Zeer belangrijk is op dezen post de kinderverpleging, waarvan de Zulu-moeders weinig begrip hebben. Gevolg hiervan is, dat de vrouwen meer in aanraking komen met de missionairen en daardoor het Evangelie van Christus hooren, waarvoor zij niet ongevoelig blijken te zijn. Gedurende den Boeren-oorlog kon de missie ongestoord voortgezet worden (1899—1901). In 1901 stierf de reeds genoemde Dalzell, wiens plaats 1 April 1902 werd ingenomen door H. Keith Murray, die echter in 1905 zijn ontslag heeft moeten vragen, waarna de plaats vakant gebleven is. Na Natal komt Kafraria, een gebied, dat in twee deelen is verdeeld, Noord- en Zuid-Kafraria. In Noord-Kafraria of Transkei heeft de V. V. K. van S. sinds 20 jaren poliklinieken, waarvan de grootste is die van het station Blythworth. Ook te Tutura is van 1868 tot den 5en Febr. 1907 eene polikliniek met hospitaal geweest onder leiding van William Girdwood, die, ofschoon hij niet als geneesheer in Brittanje gequalificeerd was, toch officieel als geneesheer erkend werd in Z. Afrika. Veel belangrijker dan de M. Z. in Noord-Kafraria is die van Zuid-Kafraria te Lovedale, aan wier hoofd tot 21 Dec. 1905, zijnen doodsdag, gestaan heeft de miss. arts Dr. J. Stewart, die tegelijk miss. dienaar des Woords was. In Juli 1898 is dit Victoria-hospitaal geopend, waaraan verbonden is een vormschool van inlandsche verplegers en verpleegsters. Nam reeds onder Dr. Stewart de arbeid hier van jaar tot jaar toe, zijn opvolger, Dr. Neil Macvicar, getuigt hetzelfde. Het hospitaal heeft 18 bedden. De inboorlingen hebben aan 'dit hospitaal betaald in 1906 £ 342. Het geheele verplegingswerk wordt verricht door inlandsche pleegzusters onder Miss Balmer. De westkust van Afrika langs noordelijk optrekkend, komen wij aan Kalabar (Oud-Kalabar) bij Kamerun, welks bewoners „Efiks" genoemd worden. Oorspronkelijk is dit jaren lang een zendingsveld van de Vereenigde Presbyteriaansche Kerk geweest, dat met de samensmelting in 1900 aan de Vereenigde Vrije kerk van Schotland is gekomen. Het is een heet en ongezond klimaat, waar een missionaire arts onmisbaar is. Van 1855—1865 heeft hier als miss. arts gearbeid Dr. Hervan. Sinds was er geen sprake van M. Z. aldaar tot 1884, toen er — en nu doorloopend tot nu toe — weer miss. artsen zijn gevestigd, van welke echter niet een langer dan 3 a 4 jaren in Kalabar kon blijven wegens het ongezonde klimaat. Duketown en Creektown kregen toen een hospitaal en polikliniek; welke plaatsen echter door de uitbreiding van het zendingsterrein, meer naar het binnenland, thans verwisseld zijn tegen Unwana en Itu. Unwana, waar Dr. B. Rathray miss. arts was, ') heefteen hospitaal, dat in 1906 soms overvol was. Ook voor vrouwen heeft men in een inlandsch huis een hospitaaltje ingericht. Van alle kanten en verschillende stammen komen patiënten. De gezondheidstoestand der missionairen is goed. Itu, aan de samenvloeiing van de Enyong-Creek en de Crossrivier, heeft sinds 1904 zijnen miss. arts in Dr. David Robertson. In September 1885 bood zich aan de toenmalige Vrije kerk van Schotland aan een hoogleeraar in de Oostersche talen te Cambridge, Jon Keith-Falconer, de derde zoon van den Earl (graaf) of Kintore, om op eigen kosten eene zending te beginnen in Zuid-Arabië in aansluiting aan genoemde kerk, waarvan hij lid was. Van het leven dezes merkwaardigen mans een enkel i) Dr. Rathray is, om gezondheidsredenen, moeten terugkeeren naar zijn vaderland. woord. Hij werd den 5en Juli 1856 geboren en ontving zijne opleiding eerst te Harrow, daarna aan de Universiteit van Cambridge, waar hij zich bijzonder toelegde op de wiskunde en de Oostersche talen. In October 1880 begaf hij zich, om zich verder in het Arabisch te bekwamen, naar Leipzig en een jaar daarna naar Cairo en Assiout in Egypte. Na den graad van Master of Arts te hebben verworven, werd hij lector en later professor in het Arabisch te Cambridge. Hooge eer wachtte den jongen man, toen hij zich eenen anderen levensweg koos. Vroeger had hij, die reeds vroeg tot bekeering was gekomen, er wel eens over gedacht, predikant te worden, doch ten slotte ging hij in den arbeid der zending onder de Mohammedanen. Hiertoe werd hij bijzonder opgewekt, toen hij zijn studievriend Studd met vier andere gegradueerden en twee voormalige officieren van het Britsche leger in 1885 naar China zag vertrekken, om daar, verbonden aan de China-Inland-Mission, geheel op eigen kosten, den Chinees het Evangelie te brengen. Tegelijk werd, door een artikel van generaal Haig, zijne aandacht gevestigd op Aden (Britsch eigendom) als uitgangspunt voor den zendingsarbeid in Arabië. Deze stad is de EuropeeschOostersche markt voor geheel Zuid-Arabië en voor de Somali aan de Afrikaansche kust. Nadat Keith-Falconer zich door eigen aanschouwing van de waarheid hiervan had overtuigd, besloot hij zich daar te vestigen in dienst der zending. Later kwam in zooverre wijziging in het plan des zendelings, dat hij zich niet te Aden zelf vestigde, maar in het goed van water voorziene dorp Sheikh Othman, niet ver van genoemde stad gelegen aan den grooten weg naar het Binnenland. Hij stelde zich voor, hier eene school te openen en een hospitaal te vestigen onder leiding van eenen bekwamen missionairen arts en voorts te arbeiden door bijbelverspreiding. In het begin van December 1886 bevond Keith-Falconer zich met zijne echtgenoote en den miss. arts Dr. Cowan te Sheikh-Othman. Totdat er behoorlijk zendingsgebouwen zouden zijn opgericht, werd eene gehuurde woning betrokken, waaraan een hospitaal werd verbonden. Hier kwamen Arabieren, Somali's en anderen om geneeskundige hulp en werden te gelijker tijd met de waarheid Gods in Christus bekend gemaakt. Het vooruitzicht, om, langs dezen weg het Mohammedanisme in een zijner machtigste bolwerken aan te tasten, scheen veelbelovend, toen de dood tusschen beide kwam en John Keith-Falconer den lOen Mei 1887, nog geen half jaar na zijne vestiging te Sheikh Othman, zacht en kalm overleed aan de koorts. De Vrije kerk heeft zijn werk voortgezet, terwijl door de weduwe en de moeder van den ontslapen edelman is voorzien in het onderhoud van ten minste twee zendelingen, van welke een een missionaire arts moet zijn. Sheikh Othman is sinds door spoorwegverbinding met Aden eene belangrijke plaats geworden. In de plaats van Cowan, die naar elders vertrekken moest, is een ander gekomen, die ook al reeds twee opvolgers heeft gekregen. Op het oogenblik zijn er twee miss. artsen, J. Cameron Young en Alex. Mac Rae. In 1905 kwamen niet minder dan 8000 patiënten aan de polikliniek en niet minder dan 336 operatiën hadden plaats. „Wij hebben", zoo schrijft Young omtrent zijnen arbeid over hetzelfde jaar, „het voorrecht genoten, tot het volk te spreken van de dingen Gods, eiken morgen vóór het begin van het medische werk." Desniettemin is het succes der missie nog uiterst gering. Nog slechts in de harten van enkelen is het licht van het Evangelie binnengedrongen. Ook in Palestina en Syrië heeft de Vereenigde Vrije kerk van Schotland M. Z. TtSchweir, aan de helling van den Libanon, is zij hiermee begonnen in 1870. Doch in 1900 gaf zij dezen arbeid over aan de Amerikaansche Presbyterianen. Desniettemin heeft zij daar nog een miss. arts, Dr. W. Carslaw, die nog verscheidene zijner vele kweekelingen met geestdrift voor de M. Z. weet te bezielen, zoodat zij later naar het Protestantsche College voor de medicijnen te Beyruth gaan, om er te studeeren voor dokter. De polikliniek wordt te Schweir goed bezocht. Tiberias is de tweede post der M. Z. in Palestina. Sinds 1885 bestaat zij; hoofdzakelijk arbeidt ze onder de Joden. Doch niet alleen dezen, maar ook den Grieken en Mohammedanen toont zij hare barmhartigheid, zoodat aanhangers van de drie religiën, die in deze stad en daar omheen wonen, het verzoek van den missionairen arts, om een hospitaal te mogen bouwen, steunden. Het resultaat was, dat Dr. Torrance den len Jan. 1894 het hospitaal kon openen in tegenwoordigheid der stadsoverheid. Thans heeft dit ziekenhuis 30 bedden, 6 kribben en twee wiegen. Vele bijbels en gedeelten van bijbels worden jaarlijks uitgedeeld onder de patiënten, die het hospitaal verlaten. De M. Z. van Tiberias kost jaarlijks £ 1000, ter bestrijding van welke som telken jare geschonken wordt o. a. £ 300 van eenen vriend, die al jarenlang dat gegeven heeft ter herinnering aan zijnen zoon voor het salaris van den „Charles Russell Missionary". De patiënten betaalden in 1905 aan bijdragen £ 226. Elk bed kost hier £20, elke kribbe £ 10 en elke wieg £5 per jaar. De arbeid dezer M. Z. bepaalt zich niet tot Tiberias en zijnen omtrek; de miss. arts maakt ieder jaar reizen door verscheidene plaatsen van Galilea en ziet zich dan telkens omringd door velen, die wonderen van den Hakim (geneesheer) verwachten. Eene heerlijke gelegenheid om te wijzen op Hem, die alleen wonderen doet, terwijl de zieken worden onderzocht en van geneesmiddelen voorzien. In 1905 zijn 285 zieken in het hospitaal opgenomen (42 Christenen; 139 Joden; 100 Muzelmannen en 4 Drusen). De derde M. Z. in Palestina vindt ge te Hebron, onder leiding van Dr. Alex Paterson. Hier werd de polikliniek bezocht door 9993 patiënten (1295 Joden; 8575 Muzelmannen en 123 Christenen). De Joden komen niet gaarne in 't hospitaal van Hebron, maar gaan liever naar Jeruzalem of elders, omdat zij hier geen keuken vinden, voor hen uitsluitend bestemd en thuis geen eten voor hunne zieken willen klaar maken. Het werk der Evangelieprediking is in het hospitaal vruchtbaarder dan in de polikliniek. Een klein, maar gezegend arbeidsveld van de M. Z. der Schotten vindt ge op de Nieuw-Hebriden in Australië, op de eilanden Aneitijum en Futuna, die samen één miss. arts hebben, W. Gunn. Meer dan 25 jaren is het geleden, dat deze arbeider in Gods koninkrijk op dat zendingsterrein kwam en God heeft zijn werk zoo voorspoedig gemaakt, dat bijna de geheele bevolking alhier is gekerstend. Tal van moeielijkheden zijn er echter doorworsteld, eer dat resultaat verkregen was; uitwendige bezwaren z.a. gebrek aan goed water niet alleen, maar ook andere z.a. het langzaam uitsterven der bevolking. In het jaar 1884 bijvoorbeeld stonden tegenover 22 sterfgevallen slechts 10 geboorten. Bovendien wilde men langen tijd op het eiland Futuna minder van den miss. arts weten dan op Aneitijum. Dr. Gunn behandelde in 1890 in 9 dagen op laatstgenoemd eiland meer patiënten dan op het eerstgenoemde in drie maanden. In 1893 werd dit echter anders. Toen brak er een buikloop-epidemie onder de bewoners van Futuna uit, die in 3 maanden tijds een derde deel der bevolking wegraapte. De miss. arts werd in die dagen zeer begeerd. Hij kwam en sprak van den Christus aan het ziekbed en vond bij velen gehoor, zoodat hij in dien tijd zoovelen doopen kon als in de voorafgaande 5 jaren samen. Enkele jaren later raapten echter tering en mazelen weer velen weg. Het jaar 1905 is voor de gezondheid op beide eilanden bijzonder goed geweest, zoodat er weinig medisch werk was te verrichten. Veel uitgebreider dan het tot nu toe besprokene is het werk der M. Z. van de Vereenigde Vrije kerk van Schotland in VoorIndië, waar niet minder dan 30 miss. artsen, onder welke 13 vrouwelijke, werkzaam zijn. Reeds sinds 1856 bevond zich in het noordelijke deel der stad Madras (Royapuram) onder directie van den arts David H. Paterson eene polikliniek, die den stoot gaf tot de planting van eene kleine Christelijke gemeente. Deze en andere ervaringen van gelijken aard toonden steeds duidelijker de groote beteekenis der M. Z. in de missie, zoodat de Vrije kerk van Schotland besloot dien dienst uit te breiden, wat zij te gemakkelijker kon doen, sinds zij eene vorstelijke gift van den bekenden zendingsvriend J. F. Morton ontvangen had. Thans is er van deze zending te Madras een Zenana Missionary Hospital (een hospitaal voor vrouwen) met twee poliklinieken, waaraan nu drie vrouwelijke miss. artsen verbonden zijn. In 1889 werd een miss. arts naar Conjeveram gezonden, om in deze groote stad, een der machtigste bolwerken van het Brahmanisme, de tweede der 7 heilige steden van de Hindoes, te arbeiden. Spoedig had hij omstreeks 1320 patiënten in de maand op zijne polikliniek. Doch in Sept. 1891 trok zich deze M. Z. terug op Walajabad, waar hospitaal en polikliniek verrezen. Nu en dan werden er nog wel eens bezoeken gebracht in Conjeveram, maar de arbeid aldaar stond feitelijk stil, totdat Dr. George Hardie kwam. Hij opende toch van Walajabad uit eene polikliniek in de Rajah-straat. Een karrenloods werd omgezet in een spreekkamer en polikliniek, die vele menschen tot zich trok. Zelfs Brahmanen van beide sexen en ambtenaren begonnen te komen als patiënten. Langzamerhand werd de polikliniek te klein. Eene andere plek werd gezocht en daar tijdelijke vertrekken op gezet. Intusschen werd er naar terrein gezocht, om er een hospitaal en polikliniek op te bouwen. Toen dit gelukt was, verrezen er twee ziekenzalen met 20 bedden, eene operatiekamer en eene polikliniek met het ameublement, daarbij behoorende, voor f 12.000. Sir Alexander Simpson opende het hospitaal den 29en Jan. 1907. Wie den arbeid der missie in Madras beziet, kan niet ontkennen, dat Christelijke denkbeelden doorwerken in het volk. Kastenvooroordeelen beginnen te verslappen. Zoo brengen de leden der verschillende kasten niet meer als vroeger fleschjes water mee voor de bereiding hunner medicijnen. Men ontmoet Brahmanen, die gedurende hun verblijf in het hospitaal Christen- of Sudra-patiënten eenige handreiking doen. Aan den anderen kant valt niet te ontkennen, dat zelden op aandachtig luisteren naar Gods Woord volgt een nader vragen en onderzoeken. Ook houden zich vrouwen van hoogere kasten van de hospitalen verre, onder voorwendsel, dat er geene goede keuken is. Bovendien verbergen de Hindoe-priesters hunne vijandschap tegen het Christendom niet. Ondanks dat alles dringt het Evangelie door. In het Laagland van Bengalen om Calcutta, in de dichtbevolkte streken van Hooghly en Zuid-Bardwan, tusschen het arbeidsveld der Baptisten en dat der C. M. S., heeft de M. Z. der Vereenigde Vrije kerk van Schotland haar hoofdzetel te Kaltia, waar een hospitaal is van 17 bedden en eene polikliniek alsmede twee filiaal-poliklinieken te Inchura en Nadonghat. De Engelsche regeering gaf voor dat hospitaal in 1904 20.500 rupies en Sir Andrew Fraser, de Lieutenant-Governor van Bengalen, opende het in Jan. 1907. Drie miss. artsen, onder welke een vrouwelijke, arbeiden hier en hun arbeid wordt op hoogen prijs gesteld, zoo hoog zelfs, dat op plaatsen, waar gouvernements-poliklinieken zijn, de patiënten toch liever naar den miss. arts, als hij daar komt, gaan, omdat zij door hem niet als „gevallen", maar als „menschen"' worden behandeld. Desniettegenstaande komen slechts weinigen tot belijdenis van Jezus Christus als Gods Zoon, en valt het moeilijk de mannen te overtuigen, dat de prediking des Evangelies ook voor vrouwen is. Ook laten zij zich gemakkelijk opstoken tegen hunne weldoeners. Zoo liepen in 1898 geruchten omtrent eene aanstaande dwang-inenting met Dr. Haffkine's Serum tegen de pest, welke de gemoederen der inboorlingen zoo verschrikten, dat zij op de vlucht gingen, toen de missionaire arts, als in andere jaren, hunne dorpen bezocht. Aan den anderen kant liet men in 1905, toen er eene gedeeltelijk nationale, gedeeltelijk religieuse beweging (Swadeschibeweging genoemd) tegen de Britten, die Bengalen in tweeën gesplitst hadden, ontstond, de M. Z. te Kalna ongemoeid. De meerderheid der patiënten in het hospitaal waren onkundig of onverschillig, omtrent hetgeen er om hen gebeurde. En de anderen boycotten wel de Engelsche waren, maar niet de medicijnen van het hospitaal. Hospitaal en polikliniek behielden hun loop en hunnen goeden naam. Wanneer wij den Ganges opvaren, komen wij aan de gezonde bergen der Santals (Santalia). De M. Z. is hier zeer voorspoedig, zoowel in medisch als in missio- nair opzicht. Zij heeft hier drie middelpunten: Pachamba (sinds 1871), Chakai (sinds 1890) en Toondee (sinds 1889). Te Toondee arbeidt Dr. Kitchin, die eene polikliniek heeft, maar geen eigenlijk gezegd hospitaal. In 1905 verrichtte hij 223 operaties, onder welke 27 groote. Pachamba heeft een hospitaal van 26 bedden, waarin gedurende 1905 421 patiënten zijn opgenomen, en eene polikliniek. Toen het dak van het hospitaal vernieuwd moest worden, gaf een Hindoe-handelsman 400 rupies en anderen schonken 30—1 rupies, allen uit dankbaarheid. Eén miss. arts arbeidt in deze plaats. Eindelijk heeft Chakai twee miss. artsen, een echtpaar, dat hier al zestien jaren arbeidt, Dr. James M. Macphail en zijne vrouw. In 1894 stichtten zij een klein hospitaal, dat sedert tweemalen is vergroot en nu 36 bedden heeft en twee poliklinieken. Gedurende het eerste jaar werden 201 zieken opgenomen. In 11 jaren tijds is dit aantal patiënten 5 maal grooter geworden en geklommen tot 1012. „Veel is dus veranderd," schreef Dr. Macphail onlangs, „slechts een ding is onveranderd gebleven, het bedrag van het geld, door ons zendings-Comitee ons gezonden." „Ons systeem van verplegen is heel primitief. •Wij doen geen moeite, om een hospitaaltucht den menschen op te dringen. De meeste patiënten zorgen voor hun eigen voedsel, hun wasch enz. door middel van hunne verwanten. Voorts is de onderlinge verhouding der zieken, zoowel van Hindoes als van Mohammedanen, Christenen, Santals in den regel zeer vriendelijk. Soms geven zelfs rijke patiënten aan de armen van hunne spijs." „Lang voordat de waarde van de open-lucht-behandeling was ontdekt, pasten wij haar toe voor verscheidene andere ziekten buiten de tuberculose." „Gedurende een halfjaar is een schaduwrijke boom ons beste hospitaal." „Dit stelsel volgen wij, omdat wij geen geld hebben, om een hospitaal van den nieuweren tijd met al zijne gemakken te hebben; maar ik geloof, dat de afwezigheid van deze weelde onze populariteit heeft verhoogd en geen schade gedaan heeft aan de zieken." Daar Chakai aan den hoofdpelgrimsweg van Indië ligt, die van Dsagannath naar het Noordwesten leidt, zijn verscheidene kranken van het hospitaal aldaar 252 pelgrims. Deze worden opgenomen, niet alleen omdat zij zoo ziek zijn, maar ook omdat zij anders geen toevluchtsoord hebben en hunne medepelgrims hen aan den weg laten liggen. Eigenaardig is de aanhankelijkheid, die oude patiënten toonen te hebben voor het ziekenhuis, waar zij herstelling gevonden hebben. Ofschoon zij medische hulp dichter in hunne buurt kunnen krijgen, maken zij zich toch op naar Chakai naar den miss. arts. Toen eens eene vrouw gevraagd werd, waarom zij zich den langen weg naar Chakai's hospitaal niet bespaard had, daar hulp in hare nabijheid evengoed te vinden was, antwoordde zij: „Ik heb nu van uwe medicijn 15 jaren lang „gegeten"; zou het wel van diep gevoel getuigen, als ik u verliet?" De strijd der missionaire artsen tegen heidensche onkunde heeft menigmaal ook zijn tragischen humor. Eens ontmoette de miss. arts Dr. J. A. Dijer van Pachamba eenen vroegeren patiënt, die genezen ontslagen was en nu een geit als dankoffer wilde offeren. Het volgende gesprek ontstond toen tusschen deze twee. „Wilt gij een geitje offeren?" vraagde Dr. Dijer. „Ja," was het antwoord van den Hindu, „toen ik ziek lag, beloofde ik, als ik gezond werd, Moeder Kali een geitje te offeren." „Was ik het dan niet, die u de artsenij gaf?" hernam Dijer weer. „Zeker," was het wederwoord, „gij gaaft mij medicijn en ik genas." „Maar hoe is dat dan nu, mijn vriend," merkte de arts op, „nadat gij onder mijne behandeling beter geworden zijt, gaat gij heen en brengt aan een ander een dankoffer?" De man, die den Hindu vergezelde, voegde nog daaraan toe: „Dat is waar, de Sahib gaf u medicijn en genas u, waarom geeft gij hem niet het geitje?" De arme Hindu raakte in verlegenheid door deze vraag, dacht een oogenblik daarover na, schudde zijn hoofd, lachte en zeide: „Zoo wil het gebruik des lands het en daaraan houden wij ons, en niet aan wat behoort te geschieden." Daarop zette de man zijnen weg voort, om zijn offer te brengen. Maar de menschen zijn niet altijd zoo onontvankelijk als deze Hindu. Het komt meermalen voor, dat oude patiënten den nieuwaankomenden de pas gehoorde Bijbelsche geschiedenissen meededen en daarover met elkaar spreken. „Bovendien is de belangstelling, waarmee de Hindoes van Santalia het godsdienstig onderwijs volgen," zegt Dr. Macphail, „zeer groot. Zij zeggen ons dikwijls, dat zij hebben opgehouden te gelooven in hunne afgoden, dat zij hunnen Bijbel dagelijks lezen, dat zij verlangen een goed leven te leiden en dat zij tot God bidden in den naam van Christus. Men kan dit laatste soms ook hooren. De Christelijke liederen, die in het hospitaal gebruikt worden, zijn zeer populair. Wanneer men echter dezelfde menschen Spreekt over hunnen doop, schrikken zij. Zij hebben veel op met Christus, zij weten, dat zij aan Hem het hospitaal te danken hebben, maar één ding stellen zij boven Christus en dat is de kaste. Eene Hindoe-vrouw kwam er eens in de polikliniek, in tegenwoordigheid van den miss. arts, tegenover de andere patiënten voor uit, dat er slechts één God was, de God der Christenen, en één Middelaar Jezus Christus en dat afgoderij en pelgrimage tot niets nut waren; dat geloof in den Christus alleen kon behouden. Doch toen de arts vroeg: „En zoudt gij willen eten met christenen?" antwoordde zij: „Dat verhoede God." In denzelfden geest spreekt Mevrouw Macphail: „Wij hebben belangrijke gesprekken gehad met de vrouwen in het hospitaal in de namiddagen. Niet weinige purdah-vrouwen komen tot ons. Als er geen mannelijke verwant bij haar is, hebben zij gewoonlijk geen bezwaar, om te komen luisteren met de andere vrouwen naar Gods woord, maar verschijnt een schoonvader of broeder op het tooneel, dan wordt haar dadelijk aangezegd, dat zij terug moeten in hare eigene kleine vertrekken. Hare afzondering maakt haar dankbaar jegens iederen oningewijde, die belang in haar stelt; en zij zijn gewoonlijk zeer begeerig, om te leeren. Het hospitaal opent haar een nieuwe wereld. Sommigen harer kunnen lezen en het laatste jaar vonden wij er verscheidene, wien de naam van Christus niet onbekend was. 't Waren de Zenana-leerlingen der missionairen uit andere streken. Zonder uitzondering hadden zij allen lust om te leeren. Eén bewijs uit vele, dat de menschen in het hospitaal komen, om eenig denkbeeld te krijgen van wat wij haar wenschen te leeren, zij het volgende. Eene oude pelgrim lag in het hospitaal te sterven. Zij was zeer zwak en doof, verstaan kon ik haar moeilijk. Toen ik tot haar sprak, zeide eene Hindoe-vrouw, die dichtbij stond: „Ik heb haar den naam van Jezus Christus leeren zeggen en zij zeide hem mij na." En de andere vrouwen, die rondom stonden, bekenden: #Ja zij zei: „Yishu, Yishu" zeer hartelijk. Zij schenen allen te voelen, dat het de ware naam was voor iemand, die sterven ging in ons hospitaal, om te aanbidden." Voor den uitgebreiden arbeid der missionaire artsen is de hulp van inlandsche assistenten van groote waarde; wanneer toch de Europeesche zendelingen zich in het heete jaargetijde in de bergen moeten terugtrekken, doen deze assistenten hun werk. Het derde zendingsterrein der Vereenigde Vrije kerk van Schotland in Voor-Indië zijn de Centraal-provincièn. De miss. artsen, welke hier arbeiden, hebben veel werk gemaakt van de vorming van flinke Medische assistenten. Daartoe drongen hen de eigenaardige toestanden van hun arbeidsveld. De groote steden namelijk hebben bijna alle gouvernementshospitalen of ten minste poliklinieken, waar gratis medicijnen worden verstrekt. Maar de bevolking der dorpen — er zijn er in dit deel van Indië 1621, bewoond door 700.000 menschen — is niet in de gelegenheid medische hulp te verkrijgen. Om nu ook deze menschen te hebben, moeten de missionaire artsen zich vermenigvuldigen in assistenten, door hen gevormd; en de tot nu toe verkregen resultaten hebben de gekoesterde verwachtingen niet beschaamd. De opleiding dezer assistenten geschiedt zeer nauwgezet en grondig. Een gemeenschappelijk studieplan is daarvoor ontworpen door de missionaire artsen en de jonge lieden mogen in den loop van hunne studie op verschillende plaatsen gaan studeeren. In den laatsten tijd is men ook meisjes gaan vormen tot vrouwelijke assistenten en wel te Nagpoor. De M. Z. heeft in de Centraal-provinciën drie middelpunten: Nagpoor (1886), Wardha (1889) en Bhandara (1888). Nagpoor is de grootste post, waarop 4 miss. artsen (onder welke 3 vrouwelijke) arbeiden. Naast het zendingshospitaal is hier het Lady Dufferin-hospitaal (particulier, neutraal hospitaal). Aan een oud man werd gevraagd naar het werk in het Lady-Duffer inhospitaal. Hij antwoordde: „Daar is een goede dokter, die haar plicht doet." Toen men hem echter verder vroeg: „Wat oordeelt gij van het zendingshospitaal," zeide hij: „Miss Henderson (een der miss. artsen) is miss Henderson." Bewonderenswaardig is de moed, waarmee een der vrouwelijke miss. artsen tijdens de laatste pest-epidemie zelf een kamp oprichtte, daarin dag en nacht woonde en de zieken bezocht en verzorgde. Van het jaar 1905 zegt Dr. Robertson, dat het „een jaar van gebed en wachten (is geweest); en, even voor het eindigde, daalde een regen van geestelijke zegeningen op velen in onze Indische kerk, vooral op jonge mannen neer." In de polikliniek van Nagpoor zijn in hetzelfde jaar 6980 en in de filiaal-polikliniek te Saoner 6710 nieuwe patiënten behandeld behalve verscheidene oude. Het Evangelie is herhaaldelijk voor deze menschen verklaard en het schijnt indrukken bij hen te hebben achtergelaten. Het Engelsche gouvernement heeft zijne belangstelling in dezen arbeid getoond, door den grond voor eene nieuwe polikliniek te geven, terwijl het stadsbestuur op zijne kosten eene waterleiding liet aanleggen. Eene schenking van den zendingsvriend J. P. Morton gaf den stoot tot de oprichting van eene M. Z. te Wardha, waar een hospitaal is met 44 bedden onder eenen miss. arts. In 1905 werden hier 128 patiënten (35 vrouwen) opgenomen. Aan de beide poliklinieken en huizen zijn 13092 patiënten bezocht. Eindelijk vinden wij te Bhandara, niet ver van Bombay, eene M. Z. Toen Dr. J. Rutter Williamson in 1905 haar moest verlaten, om in Engeland eenige rust te zoeken, werd de poli- kliniek aan medische assistenten overgelaten. Desniettemin had zij een druk bezoek, wat bewijst de goede reuk, waarin zij staat. Ook het hospitaal met zijne 14 bedden trok veler aandacht. „Wij letten er zeer nauwkeurig op," zegt de miss. arts, „dat iedere Medische helper op zijne beurt deel neemt aan de prediking des Woords, zoodat de geestelijke bedoeling van het medische werk allen, die komen, duidelijk in het oog valt. Ik kom met mijne helpers eiken morgen afzonderlijk samen. Niet altijd zien de arbeiders vrucht op hun werk. Toch worden zij vaak verkwikt door zoete vertroostingen. Zoo verklaarde eens een patiënt te Nagpoor, die een traktaatje gelezen had, hetwelk hem zijne kameraden afgenomen hadden en in het vuur geworpen: „Het geschriftje hebben zij mij wel ontnomen, maar den indruk, dien het op mij gemaakt heeft, hebben zij niet kunnen wegvagen." In het jaar 1877 is door den miss. arts Dr. Lazarus Abraham te Thana in Noord-Konkan in het Presidentschap Bombay eene M. Z. gesticht, die grooten invloed gekregen heeft. Abraham's patiënten behoorden tot alle standen der maatschappij, zelfs voorname Hindoevrouwen zochten zijnen raad. Hoe dankbaar zijne zieken waren voor de zorg, door hem aan hen besteed, is gebleken uit zoo menige gift, die hij kreeg voor de M. Z. Zoo werd in 1899 onder de bezoekers der polikliniek bijna 300 rupies gecollecteerd. Toen, tengevolge van eene in Bombay uitgebroken builenpest, ongeveer 200.000 menschen de stad verlieten, vluchtten velen naar Thana, om daar dicht bij den miss. arts te zijn. Eene kleine zwelling der amandelen of eene lichte koorts was reeds genoeg om dezen op te zoeken en te consulteeren. Zelfs 's nachts klommen zij over de muren, om bij den geneesheer te komen. Thans is Dr. Abraham er niet meer. Ook een zijner uitnemendste inlandsche medearbeiders John Andreadis, die meer dan 20 jaar aan zijne zijde heeft gestaan, is in 1905 door de pest weggenomen. Op 't oogenblik is Abraham's plaats niet vervuld, maar is er eene M. Z. te Poona onder eene vrouwelijke miss. arts, Miss N. Mac Nicol, de echtgenoote van den miss. dienaar des Woords dier plaats. Van Bombay naar het oostelijk daarvan gelegen Heiderabad (Nizam's Dominions) is geen groote sprong. Hier is in 1890 te Jalna door eenen derden, „Morton" als missionairen arts een M. Z. gesticht, die thans Dr. Mowat tot miss. arts heeft. In 1905 was het aantal patiënten aan de polikliniek 11.608, onder welke 4215 vrouwen. Het hospitaal met zijn 25 bedden nam 215 patiënten op, onder welke 66 vrouwen. Vergelijking van deze beide cijfers bewijst, dat, terwijl de polikliniek bezocht is van alle kanten door Hindoemannen en -vrouwen, zoo hooge als lage en ook door vele Mohammedanen en eenige Parsees, het bezoek aan het ziekenhuis veel geringer was. Daar heerscht nog een groote afkeer van de zijde der hooge kasten, om het hospitaal in te gaan. Om een voorbeeld te noemen. Toen een christelijk jonkman de taak van apotheker op zich nam, weigerden verscheidene oude patiënten uit eene voorname kaste de door een christen van een lagere kaste bereide medicijn en het had heel wat voeten in de aarde, eer zij zich lieten overtuigen, dat het kasten-onderscheid ophoudt, zoodra iemand christen wordt. Het tweede station der M. Z. in Heiderabad is Parbhani, gelegen in een streek, nog niet lang geleden door den spoorweg geopend voor het verkeer, met eene bevolking van 2.000.000 zielen en wat de zending betreft tot nu toe nog zeer misdeeld. Het is een stad van 10.000 menschen. Een 10 a 15 minuten daarbuiten ligt het terrein, door het gouvernement gegeven, waarop in 1903 is verrezen behalve eene polikliniek, het „Murray Mitchell hospital", alzoo genoemd naar den man, die de eerste bekeerlingen van Jalna doopte en voornemens was Dr. Narayan Sherhadri te zenden, om in dit deel der Nizam's Dominions het werk der zending voort te zetten. Het is bestemd voor mannen en vrouwen. Vrienden hebben gezorgd voor instrumenten in dat hospitaal. Ten slotte bezoeken wij nog in Voor-Indië de Engelsche distrikten Adschmir (Ajmer) en Mewara en enkele van de twintig kleine staten van Rajputana (Radschputana), waar bloeiende zendingsposten der V. V. K. van n 258 S. zijn. Wegbereiders voor de prediking des Woords in dit zendingsgebied zijn de miss. artsen geweest, onder welke Dr. Colin Valentine eene eereplaats verdient. Nergens bijna in Voor-Indië hebben de miss. artsen zulk eenen verbitterden tegenstand moeten overwinnen en zoo onverdroten hun werk voortgezet als op dit zendingsveld. Allerlei praatjes werden onder het volk verspreid, om het tegen de miss. artsen op te hitsen, het in alle gevallen wantrouwen tegen hen in te boezemen. Zoo werd verteld, dat zij in hunne medicijnen het bloed en het vleesch van koeien gedaan hadden, om de zieken, die zulke medicijn moesten innemen, iets te laten doen, wat in strijd was met de voorschriften hunner kaste. Zelfs de vorsten der Staten wilden niets weten van de missionaire artsen en ontzegden hun het land. Doch aan de volharding dezer mannen is het eindelijk gelukt, aanknoopingspunten te vinden. Van de opening van Jeypore door Colin Valentine hebben wij reeds gesproken. Thans zijn daar twee miss. artsen. Dr. J. Sommerville gelukte het, met behulp van invloedrijke vrienden in een gebouw, dat aan den priester eener Hindoesche sekte behoorde, in 1885 te Jodpur in den staat Marwar zijn werk te beginnen, doch de vorst van dat staatje zond spionnen onder zijne talrijke patiënten, om te vernemen, wat zij bij den miss. arts hoorden en zagen. Dr. Sommerville hield vol, maar de trotsche Maharadscha bleef drie jaren lang gehoor weigeren aan de beden van invloedrijke vrienden der zending, om de M. Z. in zijn gebied toe te laten. Toen gaf hij opeens den strijd op en bood aan, op zijne kosten een zendingshuis en een hospitaal te bouwen. De missie kreeg toen haren vrijen loop. Het hospitaal van 40 bedden en de polikliniek trekken velen uit den omtrek tot zich. Nog meer. Toen Dr. Sommerville in 1906 met verlof naar Engeland ging, bood hem kort te voren de Marwar Durbar (de uitvoerende raad van Marwar) eenen zilveren schotel aan met het volgende inschrift: „Aangeboden door den Marwar Durbar aan Rev. Dr. J. Sommerville, missionair van de Ver- eenigde Vrije kerk van Schotland, als een teeken van achting en ter dankbare erkenning van zijn schitterend medisch werk in Marwar, gedurende 20 jaren. Sept. 1905." Omstreeks denzelfden tijd kreeg Dr. S. eene dankbetuiging van het Comité tot leniging van den hongersnood, waarin ook vele heidenen zitting hadden. Te Udaipur eene stad van ongeveer 46.000 zielen in den Staat Mewar was het vooral een edelman, Schijamel Das, die de zending bestreed. Doch nadat Dr. Shephard zijne kranke dochter had genezen, wat de inlandsche geneesheeren tevergeefs beproefd hadden, veranderde hij geheel. Van toen af werd hij een trouw vriend der zending en de missionairen, die 9 maanden lang in tenten hadden gewoond, mochten een zendingshuis bouwen. Het hospitaal te Udaipur, een schoon gebouw, thans met 64 bedden, is een geschenk van den Maharadjah van Mewar. Voorts vindt men in Rajputana Nasirabad, meteen hospitaal van 24 bedden en eene polikliniek. Eindelijk valt nog Ajmer (Adschmir) te noemen, waar twee mannelijke miss. artsen J. Husband en R. G. Robson en twee vrouwelijke miss. artsen, de gezusters Campbell, arbeiden aan een hospitaal van 20 bedden. Die polikliniek werd in 1905 bezocht door 68.499 patiënten. Het jongste zendingsterrein der Vereenigde Vrije kerk van Schotland is Mandschurije. In 1880 is de arbeid hier begonnen door de Vereenigde Presbyteriaansche kerk van Schotland. De missionaire artsen Christie, Westwater, Young e. a. hebben veel zegen op hunnen gewichtigen arbeid gezien. Toen Dr. Christie zijnen miss. med. arbeid te Mukden in 1882 aanving, in een Chineesch huis, deden zijne Chineesche collega's hun best, hem tegen te werken waar zij konden, en het volk scheen door dezen het liefst gediend. Ook 't bijgeloof der menschen stond hem vaak in den weg bij zijn werk. Maar eene toen ter tijd heerschende cholera-epidemie maakte het hem gemakkelijk, het vertrouwen der bevolking te winnen. Zelfs de hoogere kringen der Chineesche maatschappij kwamen onder zijnen invloed, al viel het moeielijk de beambten, die het Evangelie welgezind waren, te bewegen openlijk belijdenis te doen van hun geloof in Christus. Hij kreeg toen een schoon hospitaal met polikliniek. Onder Christie's patiënten behoorde ook eens de oom van den Keizer van China, die aan het hospitaal in gouden en roode letters deed aanplakken, dat de Chineesche medicijnen waardeloos, de Europeesche goed waren. Andere patiënten steunden de M. Z. financieel. De geestelijke gevolgen zijn over het geheel verblijdend. Vroegere patiënten zijn den doop komen vragen, nadat zij door den evangelist van het hospitaal op zijne reizen wêer zijn opgezocht. De missionaire arts heeft ook werk gemaakt van de vorming van Chineesche jongelingen tot assistenten, en de vijfjarige cursus, dien zij doorloopen, waarborgt, dat zij aan de verwachtingen, welke van hen gekoesterd worden, beantwoorden. Bijzonder gezegend voor de uitbreiding des Evangelies is het jaar 1894, het jaar van den Japansch-Chineeschen oorlog, geweest. Dr. Christie trok zich uit het binnenland terug naar Newschwang en richtte daar met andere missionaire artsen een hospitaal van het Roode Kruis op voor de Chineesche soldaten, die anders zonder eenige medische hulp zouden gebleven zijn. Na elk gevecht werd een groot aantal gewonden hier binnen gebracht, eenmaal zelfs 600. Bovendien kregen zij van de in de stad vertoevende Europeanen en de officieren en manschappen van eene daar in de haven liggende Britsche kanonneerboot allerlei ondersteuning. Ondanks al deze zorg liepen vele soldaten uit het hospitaal weg, als zij hoorden van het voortrukken der zegevierende Japanners. Zij namen echter zelfs op die vlucht een goeden indruk mee van de dienstvaardigheid der Europeanen. De dankbare soldaten zijn ook beter gaan denken over de „vreemde duivels." Toen, na het einde van den oorlog, Dr. Christie weer naar Mukden terugkeerde, werd hij vriendelijk ontvangen en zijn Chineesche assistent Wei door den gouverneur beloond met een orde, ter erkenning van de groote diensten, die hij te Newschwang had bewezen aan gewonde Chineezen. Ten tweeden male werd de M. Z. van Mandschurije ontrust in 1900, tijdens de onlusten der Boxers. Veel schade heeft zij toen zelfs geleden. Gelukkig konden al de missionairen ontkomen naar Newschwang, maar de kerken, scholen en hospitalen werden door de woedende menigte verwoest. Bovendien zijn de 20.000 Christenen uit elkaar gedreven en velen hebben den Heere verloochend. Desniettemin is de M. Z. weer met kracht opgevat, nadat de Boxeropstand bedwongen was. Te Mukden werd de M. Z. voortgezet in eenen tempel. Niet minder moeilijke dagen heeft de M. Z. doorleefd tijdens den Japansch-Russischen oorlog. Vóór den oorlog vloeide Russisch geld ten behoeve van het werk van Dr. Westwater zoo overvloedig toe, dat deze 7 jaren lang de kas zijner zendende kerk niet behoefde aan te spreken. Toen kwamen de overwinningen van Japan, die Rusland uit Liaoyang dreven en tweemaal het leven van dezen man in gevaar brachten. Toen de Japansche maarschalk Oyama zijn hoofdkwartier te Liaoyong vestigde en vernam, hoe geliefd en vertrouwd bij Chineezen en Russen deze dokter met zijn Roode-Kruisteeken was, liet hij hem roepen. Maar het antwoord des dokters was: „De laatste slag heeft 300 gewonde Chineezen in mijn hospitaal gebracht en ik ben dag en nacht bezig, te amputeeren en wonden te verbinden zonder assistent. Als ik uwe vriendelijke uitnoodiging aanneem, offer ik misschien eenige dezer lijders op. Ik kan dus niet komen." De maarschalk was ook bezet, doch niet zoo of hij kon den arbeid der missie bewonderen en toonde dat, door den dokter 1000 yen voor zijn hospitaal te zenden. Te Mukden had Dr. Christie 10.000 Chineesche vluchtelingen — mannen, vrouwen en kinderen — voor zijne rekening. Het Roode Kruis van Shanghai en andere plaatsen hielp hem in het verzorgen van deze vluchtelingen, onder welke een groot aantal, dat toevallig gewond was. Toen Oyama zijn hoofdkwartier naar Mukden bracht, hoorde hij van dezen arbeid en zond dezen miss. arts ook 1000 yen. Geen oogenblik werden zij verdacht van heulen met den vijand. Het waren Christen-zendelingen, Roode-Kruismannen, die menschen liefhadden en vertrouwd konden worden. Rijke geestelijke vrucht is geoogst na den oorlog. In 1905 zijn 1,327 Chineezen gedoopt en in 1906 3.541. Na den Russ.-Jap. oor og schreef de onderkoning van Tsili, Yuan-Sheh-Kai, een brief aan Dr. Christie, om hem te danken voor wat hij gedaan had in het belang van de dakloozen en beroofden van Mukden, wien hij voedsel, kleeding en medicijnen gegeven had. De onderkoning van Mandschurije, ChaoEr-Sun, heeft in 1906 Dr Christie 4000 taels (+ f1200) gegeven voor den herbouw zijns hospitaals. Een andere vriendelijke ambtenaar liet al de steenen, voor het hospitaal noodig, voor niet vervoeren, wat / 960 voordeel aanbracht. Het timmerhout werd op bevel van den maarschalk Oyama van Newschwang naar Mukden per spoor gratis getransporteerd, wat een voordeel gaf van /600. Zonder deze hulp zou aan genoemden herbouw niet gedacht kunnen zijn '). Omtrent de missie zelve in Mandschurije en Sungari en hare M. Z. hebben wij nog het volgende op te merken. In 1883, dus 3 jaren na het begin der M. Z., waren daar twee missionaire artsen werkzaam, in 1890 drie, in 1896 zeven, onder welke twee vrouwelijke dokters, in 1900 negen (drie vrouwelijke dokters), thans (1908) twaalf, onder welke 7 vrouwelijke missionaire artsen. Van dezen zijn vier (een mannelijke, 3 vrouwelijke) dokters te Mukden, twee (Dr. Westwater en Miss Ira Aitken) te Liaoyang, een (Dr. Muir) te Kaiyuan, een (een vrouwelijke arts) te Hulan, een te Heilungcheng (Dr. Young) en twee, een echtpaar, te Ashiho (Sungari). Vóór den jongsten oorlog waren hier 8 hospitalen, 5 voor mannen en drie voor vrouwen. Bovendien had de M. Z. op de genoemde plaatsen en elders in het land 10 poliklinieken en een ziekenhuis voor opiumschuivers. De oorlog heeft veel van dezen schoonen arbeid verwoest en het goede werk zelfs verstoord. Eerst aan het einde van 1905 is de aard van het miss. werk wêer meer normaal geworden. Doch de hospitalen zijn nog niet alle hersteld. Uit Ashiho schreef onlangs Dr. E. Mc. Killop Young : „Twee *) Het nieuwe zendingshospitaal is in Maart 1907 geopend in tegenwoordigheid van verscheidene Chineesche ambtenaren. Er is plaats voor 120 patiënten. dingen zijn er dit jaar (1906) bijzonder te vermelden. Vooreerst de toeneming van het aantal hospitaal-patiënten — de getallen zijn bijna het dubbele van het vorige jaar — en van de giften uit de plaats zelve. Polikliniek-bezoekers waren minder, deels door den onrustigen toestand in het algemeen, deels door den heftigen tegenstand van de inlandsche dokters en waarzeggers op straat. Vooral is opmerkelijk de vermindering van zieken uit noordelijk Sungari. De eerste was een man met een zieken voet, die ook een opium-rooker was. Eenigen tijd was hij zeer lastig, maar na eenige maanden in het hospitaal doorgebracht te hebben, begon hij belangstelling te toonen in de waarheid. Alle boeken over de Christelijke leer, die wij hem gaven, verslond hij gretig, hij was een leergierige scholier. Hij is het middel geweest, om een aantal patiënten uit Sungari tot ons te brengen; en bij meer dan eene gelegenheid heeft hij bewijzen gegeven van een veranderd leven." Ook te Kirin heeft de Vereenigde Vrije kerk van Schotland samen met de lersche Presbyterianen M. Z. gevestigd. Eerst gelukte dit niet best, maar eindelijk leidde een gewichtige gebeurtenis tot eene blijvende vestiging der missionairen aldaar. Door de ontploffing in een kruittoren namelijk waren eenige Chineesche soldaten zwaar gewond. De inlandsche doktoren wisten geen raad. Derhalve besloot men de ongelukkigen over de brug in de rivier te werpen. Dan waren zij uit hun lijden. Doch eer het zoover kwam, wilde men het met Dr. Young beproeven. Toen zij bij den miss. arts verschenen, zag hij daarin de verhooring van zijn gebed. Hij legde alle moeite en zorg ten koste aan de gewonden en zag hunne herstelling. Weldra was dit feit ook door de stad verspreid, en nu was het niet moeielijk meer, van de stedelijke overheid eenige goedgelegen gebouwen te huren voor polikliniek en hospitaal. Overzicht. De United Free Church of Scotland heeft thans 61 miss. artsen, verspreid over Indië, China (Mandschurije en Sungari), Britsch Centraal Afrika, Natal, Kafraria, Calabar, ZuidArabië, Palestina en de N. Hebriden. Onder dezen zijn 21 vrouwelijke, waarvan 13 in Indië, 7 in China en één in Afrika. In het geheel zijn in Indië 32, in China 12, in Afrika 10, in Z. Arabië twee, in Palestina drie, op de Nieuw-Hebriden een en te Constantinopel één miss. artsen. § XLIV. Reformed Presbyterian Church of Scotland (and-Ireland). (de Gereform. Presbyteriaansche kerk van Schotland en Ierland). Van deze missie kunnen wij alleen vermelden, dat zij sinds 1876 te Antiochiè in Syrië een M. Z. heeft en een miss. arts J. Martin. § XLV. Origlnal Secession Church of Scotland. (Oorspronkelijke afgescheiden kerk van Schotland). Deze kerk heeft slechts een enkelen post der M. Z. te Seoni in de Centraal provinciën van Voor-Indië, waar eene vrouwelijke miss. arts is. § XLVI. Friend's Foreign Mission Association. (De buitenlandsche zending der Eng. Kwakers). Nadat reeds in 1832 en 1834 enkele op zich zelve staande pogingen van de zijde van Kwakers waren gedaan, om het Evangelie Gods te brengen in de stille Zuidzee, Zuid Afrika en Australië, kwam het in 1865 tot eene gemeenschappelijke actie der Kwakers, om eene Missie te beginnen, welke in 1866 leidde tot de stichting van de „Friend's Foreign Miss. Society," die in den loop des tijds haar arbeidsveld gevonden heeft in Indië, Madagascar, China en Syrië. Ofschoon Indië het oudste zendingsgebied van de Eng. Kwakers is, aangezien daar de missie in 1866 met Rachel Metcalfe begonnen is, is Madagascar voor de M. Z. het oudste arbeidsterrein. In 1867 zijn hier de eerste missionairen gekomen. Dit was omstreeks den tijd, dat de bekeering der koningin Ranavalona tot den christelijken godsdienst een machtigen stoot gaf aan den arbeid der bestaande missiën. Zich vestigende naast de L. M. S., boden de Kwakers hunne hulp aan dit zendinggenootschap, met name op het gebied van het onderwijs. De snelle groei van al de takken der zending echter maakte het spoedig noodzakelijk de provincie Imerina te verdeelen in distrikten, waarvan het groote distrikt, dat behoorde bij de kerk van Ambohitantely, onder de hoede der Kwakers kwam. Desniettemin bleven zij met de L. M. S. samen werken in de M. Z., die door Dr. Andrew Davidson (miss. arts van de L. M. S.) in de hoofdstad Antan anarivo (voorstad Analakely) in 1862 begonnen was met een hospitaal voor 60 patiënten en een polikliniek. Deze arbeid bloeide. Daar was bovendien een groote praktijk in de polikliniek en aan de huizen. Nadat het hospitaal eenigen tijd gesloten was geweest, werd het in 1880 heropend door den Kwaker Dr. J. F. Fox. Later werd het nu en dan weer gesloten, maar telkens kon de arbeid in Davidson's hospitaal voortgezet worden tot 1891, toen het nieuwe hospitaal te Isoavinandriana, een andere voorstad van Antananarivo met 90 bedden werd ontworpen en gebouwd door den nu overleden William Johnson. De koningin opende deze nieuwe stichting. In dien tijd hadden de Kwakers in Madagascar drie miss. artsen, van wie twee, Dr. Fenn en Dr. Mosz, te Antananarivo arbeidden met de L. M. Sv terwijl de derde te Mandrindano was. Nadat Frankrijk in 1895 Madagascar veroverd had, ontstond er een jaar later eene heidensch-nationale reactie, die vooral tegen de missies woedde en den genoemden missionairen arts van Mandrindano bijna het leven kostte. Daarna kwam het schrikbewind der Jezuïten, die alle missie der L. M. S., der Noren en der Kwakers wilden verstoren. Wel werd hieraan in 1897 een einde gemaakt, maar het laatstgenoemde hospitaal werd den Kwakers ontnomen door de regeering '). Sinds de bezetting van Madagascar door de Franschen is de M. Z. van veel minder beteekenis op dat eiland geworden. De Fransche regeering toch heeft toen ter hand genomen de vorming van medische studenten. Velen heeft zij opgeleid, die nu als inlandsche dokters aan hospitalen zijn geplaatst in al de groote steden om de hoofdstad, alsmede in de voornaamste centra der provinciën, misschien 30—40 samen. Dezen hebben ook de bediening der poliklinieken langs de spoorbaan en de melaatschen-asylen. Gedurende de laatste strenge malaria-epidemieën heeft men veel gewerkt met de uitdeeling van kinine en andere medicijnen. De toeloop naar de verschillende poliklinieken, met name tijdens epidemieën, is groot. Daar eene belasting van een halven kroon per hoofd van de mannelijke volwassenen wordt geheven, voelen de inboorlingen, dat zij recht hebben op eene goede behandeling. Bovendien is het hospitaal der Kwakers van Antananarivo, waarvan hierboven sprake is, in 1896 overgenomen door het Fransche gouvernement en ingericht tot militair hospitaal. Den missionairen artsen werd alleen overgelaten het werk in de polikliniek en in de huizen. Eerstgenoemde arbeid is sinds 1897 voortgezet in een huis, palende aan de drukkerij der Kwakermissie. Tot het jaar 1904 bedroeg het aantal patiënten gemiddeld 15.000 per jaar, maar dit is verminderd tot ongeveer 3500, sedert de wet is uitgegaan van het Fransche gouvernement, waarbij verboden is het afgeven van medicijnen door een dokter in de hoofdstad. De praktijk is nu voornamelijk een consul- ') Het Parijsche zendinggenootschap kwam het verdrukte Protestantisme van Madagascar te hulp en nam de door de Jezuïten het meest bedreigde distrikten over van de L. M. S., om het voortbestaan van het overige mogelijk te maken. teerende. Van het platteland komen er nog verscheidene — al is dit getal niet meer zoo groot als vroeger — onder welke, die van tot 8 dagen moeten reizen, eer zij te Antananarivo zijn. Op zijn dringend verzoek heeft Dr. L. J. A. Mosz in het begin van 1904 toestemming gekregen, om een zeer klein hospitaal van 4 kamertjes te openen. „Wij kunnen nu," schrijft hij, „tien patiënten bergen, ofschoon 8 onze gewone grens is. In 1904 hadden wij 50 patiënten in ons hospitaal en in 1905 bijna 90. De meesten komen voor chirurgische ziekten. In den regel nemen wij geen andere lijders op, maar dikwijls is het niet mogelijk, ze te weigeren. Deze arbeid wordt aangevuld door bezoeken aan de huizen der patiënten, vooral die lijden aan andere dan chirurgische ziekten. Die bezoeken zijn niet zoo druk als vroeger, toen meer tijd en kracht daaraan kon gegeven worden en het aantal dokters in de stad kleiner was dan nu. Het aantal bezoeken bedraagt ongeveer 500 per jaar." Als het mogelijk is wordt de dag aan de polikliniek begonnen met lezen en gebed; korte bijbeloefening wordt in den middag gehouden met de patiënten in het hospitaal en des Zondags is er godsdienstoefening. Misschien is er kans op vergrooting van het hospitaal. De verhuizing van de M. Z. naar het platteland zou beter gelegenheid aanbieden, om meer medischmissionair werk te doen, maar, om verschillende redenen, schijnt dit op het oogenblik onuitvoerbaar te zijn. Een ander feit, dat vermeld moet worden, is de gewijzigde positie van den missionairen arts. Volgens de Fransche wet mag niemand praktiseeren op het eiland zonder een Fransch diploma. Hun, die hier waren vóór de Fransche bezitting, is toegestaan voort te gaan, maar voor de toekomst zijn andere dan Fransche qualificaties verboden. Op 't oogenblik doorleeft de zending op Madagascar eenen zwaren tijd. Veel is ook door de Kwakers, in bond met de L. M. S. en de Noorsche missie gedaan, om inlandsche jongelingen op te leiden tot doktoren en meisjes tot verpleegsters. Dr. Davidson de veteraan der L. M. S. had in dit werk reeds veel verricht, toen in 1886, vooral door de bemoeiingen van Dr. Fox en zijnen ambtgenoot Allen, alsmede van de Noorsche missionaire artsen opgericht werd de Medical Missionary Academy, waarin alle op Madagascar arbeidende zendinggenootschappen hebben samengewerkt. De cursus aan deze inrichting duurde 5 jaren. De oude regeering van Madagascar stond van het begin af goedgezind tegenover dezen arbeid. Toen de eerste studenten, na voltooide studie, hun diploma ontvingen, was de eerste minister van Madagascar daarbij tegenwoordig. Thans behoort deze school aan de Fransche regeering. De M. Z. van de Kwakers in Voor-Indië bepaalt zich tot de Centraal-provinciën en den Staat Bhopal. In de Centraal-provinciën ligt Hoshangabad. Hier is door het Engelsche gouvernement een hospitaal-assistent aangesteld ')< die een klein hospitaaltje en een polikliniek heeft, waar de menschen gratis kunnen worden behandeld. Doch alleen vrouwen van eene lage kaste gaan er heen. Sedert den herfst van 1904 bezitten de Kwakers, die hier en in den omtrek sinds 1876 werkzaam zijn met de M. Z., er ook een Vrouwen-hospitaal en eene polikliniek voor mannen en vrouwen, in twee kleine huizen, voor het doel pasklaar gemaakt. Miss Dr. Hilda Robson is hier als missionaire arts werkzaam; en de arbeid ging aanvankelijk zeer voorspoedig. In de 6 maanden, waarin het open was, kwamen tot het Zenana-hospitaal een groot aantal vrouwen en kinderen en de missionaire arts had toegang tot vele huizen van alle soorten van menschen. Onderscheid werd niet gemaakt tusschen de vrouw van den hoogsten ambtenaar en het kleinste kind van den straatveger. Voor operatiën toonden zeer velen zich nog bang. In het begin van 1905 moest echter het werk door de ziekte van den missionairen arts gestaakt worden. Thans evenwel is deze weer terug en de arbeid met succes hervat. In den Staat Bhopal is de miss. arts Jozeph Robinson ') Dit is geschied in de grootste steden van ieder distrikt. In het hier bedoelde distrikt zijn er assistenten enz. behalve te Hoshangabad nog te Seoni en te Sahagpur enz. Die asistenten kunnen handelen, als zij willen. gevestigd te Sehore. Deze heeft echter nog weinig aan medischen arbeid kunnen doen, omdat hij nog bezig is de taal te leeren. In 1886 kwamen de eerste zendelingen der Kwakers in West-China in de provincie Sze-Chuan en in 1892 werden hier twee poliklinieken geopend, die nu tot drie zijn geworden. Twee dezer zijn te Tung-chwan, een voor mannen, aan wier hoofd staat Dr. W. H. Davidson en een voor vrouwen, die bestuurd wordt door Miss L. E. Harris. ') Sinds 1903 is hier ook begonnen met een klein hospitaaltje. De derde polikliniek is te Chentu, aan het hoofd daarvan staat Dr. H. F. Hodgkin. Ouder en belangrijker dan de M. Z. der Kwakers in China is hun in 1881 begonnen medische arbeid in Syrië te Brumana aan de westelijke helling van den Libanon, niet ver van Beirut, waar een hospitaal is met 15 bedden en eene polikliniek. De staf der arbeiders bestaat uit Dr. A. J. Manasseh, Theodora H. Cunnington, directrice, en Charlotte A. Brown verpleegster. In het begin was het zeer moeilijk Syrische meisjes te krijgen, die de verpleging wilden leeren, maar nu gaat het beter, want in het hospitaal zijn drie Syrische verpleegsters. De miss. arts staat bij de Syriërs in hooge achting. Vele zegeningen heeft God op dezen arbeid gegeven. De M. Z. heeft deze streek geopend voor de prediking des Woords. Menig vooroordeel is weggenomen, vooral bij de partij der geestelijken en het dweepziekste volk. Niet lang geleden dreigde een priester van hoogen rang iedereen, die de meetings der Protestanten en de M. Z. bezochten, met excommunicatie. Maar nadat hij zelf ziek is geweest en eene groote weldaad in deze instellingen heeft ontvangen, is hij haar vriend geworden. Maandelijks wordt de polikliniek bezocht door 260 patiënten. Thans is er eene polikliniek geopend op het dorp Ras-el-Meta, die daar noodig was en bijzonder wordt gewaardeerd. Duizenden uit Brumana en uit niet *) Miss. Dr. Harris is nu in Engeland en heeft zich tijdelijk onttrokken aan den miss. arbeid, totdat de financiën harer Zendingsvereeniging verbeterd zullen zijn, wat bij aanvang geschied is. minder dan 60 dorpen van den omtrek hooren het Evangelie van Christus. Overzicht. Op plaatsen, twee in China, twee in Voor-Indië, een in Syrië en een op Madagascar zijn 7 miss. artsen der Kwakers onder welke twee vrouwelijke. Drie dezer (eene vrouwelijke) zijn in China, twee (een vrouwelijke) in Voor-Indië, een in Syrië en een op Madagascar. § XLVII. Brethren's Mission (Christian Mission.) (Darbisten-Zending). Onder de Darbistische missionairen vindt men een zevental missionaire artsen. Eigenlijk zijn deze broeders vrije zendelingen d. w. z. staan zij met geen zendingvereeniging in betrekking. Sinds 1889 arbeidt Walter Fisher in het zuidelijk deel van den Congostaat (Centraal Afrika). Eerst was Kawungu zijn hoofdkwartier, waar hij een hospitaal en een polikliniek heeft, thans Kazombo. Te Bihé arbeiden Dr. J. E. Sparks en Dr. O. L. Morey. Het is zeer moeielijk het vertrouwen des volks te winnen, daar zij vreezen, als slaven verkocht te zullen worden. In China heeft Dr. A. G. Parrott in 1893 beproefd de M. Z. te planten in de hoofdstad van de provincie Shensl, Hsingan, bekend door een gedenkteeken, dat men daar gevonden heeft, welks inscriptie getuigt, dat in de 8e en 9e eeuw Nestoriaansche Christenen daar geleefd hebben. Doch dit gelukte hem niet. Te Lauhokau in de provincie Hupe ging het beter. Toen de menschen bemerkten, dat zij niet binnen 12 maanden stierven van de medicijnen van Dr. Parrott, zooals men hun wijs gemaakt had, kwamen zij met meer vertrouwen aan het hospitaal en de polikliniek van den missionairen arts. Thans is deze te Shanghai, terwijl Dr. J. N. Case te Wei-hai-wei is. In Stem te Tongkah, aan de straat van Malakka gelegen, arbeidt sinds 1892 onder de Chineezen de Darbistische miss. arts F. H. Amner. Eindelijk is te Belgaum in het presidentschap Madras de arts Ernest Hunter, die een polikliniek heeft. Overzicht. De Darbisten hebben over 6 posten, waarvan twee in Centraal-Afrika, twee in China, een in Siam en een in Indië, 7 miss. artsen. China Inland Mission. (De zending in het Binnenland van China.) De China Inland Mission is in 1865 opgericht door J. Hudson Taylor (f te Tschang-sha 3 Juni 1905). Hij is van 1853—1857 in China zendeling en miss. arts geweest van de Chinese Evangelization Society. Hierna was hij tijdelijk geneesheerdirekteur van het Zendingshospitaal te Ningpo, toen hem zijne slechte gezondheid verplichtte, naar Engeland terug te keeren. In dien tijd stichtte hij de China Inland Mission, die hij tot zijnen dood (1905) bestuurd heeft. ') De bepalingen van dat genootschap zijn: 1. dat alle behoorlijk opgeleide candidaten voor missionairen arbeid worden aangenomen, onverschillig tot welke kerk zij behooren, mits zij gezond zijn in het geloof aan alle fundamenteele waarheden. 2. dat allen, die als zendelingen uitgaan, moeten gaan in afhankelijkheid van God, wat hun tijdelijk onderhoud betreft, met dien verstande, dat de missie hun geen inkomen, welk ook, garandeert; en met de wetenschap, dat, daar de missie geen schulden wil maken, zij alleen wat er inkomt kan geven aan hen, die zich aan haar verbinden. ') Zijn opvolger is Mr. D. E. Hoste, gehuwd met eene nicht van Hudson Taylor. 3. dat er geene collecte of persoonlijk verzoek om geld mag plaats hebben. In bond met zes bevriende genootschappen arbeidt de C. J. M. bijna uitsluitend in het binnenland van China, in 15 provinciën. Hare methode van arbeiden heeft aan haar werken iets rusteloos en beweeglijks gegeven, waaruit ook te verklaren is, dat zij tot nu toe minder zich toegelegd heeft op eene grondige bearbeiding van het bezette gebied en het stichten van vaste zendingsposten, maar meer telkens gezocht heeft naar nieuwe gelegenheden, om Christus te prediken, opdat geheel China spoedig het Evangelie der zaligheid zou hooren. Met het oog hierop is de M. Z. voor haar onontbeerlijk. Behalve aan kranken heeft de C. I. M. en hare M. Z. bijzondere zorg gewijd aan opiumschuivers. Niet minder dan 101 zoogenaamde „Opiumrefuges" heeft zij in China opgericht. In sommige provinciën zooals Kansuh, Tschili enz. zijn er een of twee opium-refuges, in Shensi echter 9 en in Shansi 71. Zelfs zijn er steden, die er verscheidene hebben. In overeenstemming hiermee is het aantal verpleegden uit de opiumrookers. Gelukkig is deze arbeid, hoe zwaar ook, niet zonder resultaat. Hudson Taylor, heeft na zijn terugkeer in China in 1866 weinig meer aan medischen arbeid gedaan, maar in zijne plaats is een heele rij miss. artsen getreden, onder welke zijn zoon. In 1890 had de C. J. M. reeds 8 miss. artsen, in 1895 10, in 1900 12, in 1904 18, in 1908 19. Onder laatstgenoemden is er één vrouwelijke miss. arts, miss. Dr. Anderson, die naast haren man John Anderson arbeidt. Bezoeken wij nu de verschillende provinciën, waarin de C. I. M. hare M. Z. heeft. In de provinci Tschili is één Opium-Refuge te Usuanh.ua en een polikliniek te Hwailuh, doch geen vaste missionaire arts. Slechts nu en dan zijn deze inrichtingen open voor de lijders. Daarentegen heeft Shantung in de stad Chifu (Chee-foo) een middelpunt van M. Zending, waar een miss. arts is. Het „Lily Douthwaite Memorial" hospitaal is nieuw, bestemd voor mannen en vrouwen. Daarbij hoort een polikliniek en een opium-refuge. In 1905 bedroeg het aantal hospitaal-en polikliniekpatiënten 23.238. In 1879 stichtte Hudson Taylor zelf hier een Rusthuis voor zendelingen, toen hij uit eigen ervaring wist, hoe gezond Chifu was. Een tweede hospitaal der C. J. M. is er in de provincie Klang-su te Chin-Kiang met een missionairen arts, en een derde in Cheh-Kiang te Taichow waar ook zijn eene polikliniek en een Opium-refuge met twee missionaire artsen, het echtpaar Anderson. Bovendien zijn er in deze zelfde provincie nog een polikliniek te Bing-yae en drie Opium-refuges te Lung-chu'an. Tot nu toe hebben wij den medischen arbeid der C. J. M. gevolgd in de kust-provinciën. Nu gaan wij het binnenland in en bereiken het eerst Szechuan, waar ook de oudste posten der M. Z. liggen. Te Chetitu is een missionaire arts. Paoning heeft een schoon hospitaal, een geschenk van de welbekende Miss Isabella Bishop-Bird. Ook Hsüting heeft een hospitaal voor mannen en voor vrouwen, zes kamers en een veranda. Dr. Wilson legt zich bijzonder toe op de genezing van opiumschuivers, voor wie hij hier een refuge heeft gesticht. Als een opium-schuiver binnen komt, worden hem de regelen van het huis medegedeeld en onderteekent hij een papier, waarop staat, dat hij bereid is zich aan die regels te houden. Twintig dagen blijft de lijder in het hospitaal en hoort het Evangelie. Van het erf van het ziekenhuis mag hij niet af; in de eerste dagen krijgt hij geen bezoekers, uit vrees, dat dezen opium binnensmokkelen, om het lijden der ongelukkigen te verzachten, maar ook om de genezing te verijdelen. „Een onzer vroegere patiënten," zoo verhaalt Wilson, „was een jongman van slechts 20 jaar, die 4 jaren lang een schuiver was geweest, welke dagelijks voor opium uitgaf meer dan twee dagloonen van een handwerksman. Zijn vader rookte voor hetzelfde bedrag. Dagelijks verkwisten deze mannen dus de 18 dagloonen van 4 handwerkslieden." „En dat voor een kwade gewoonte, die het lichaam ondermijnt, den geest verstompt, de oorzaak is van familietwisten, armoede en ellende. De zoon werd verlost van zijn kwaal, toen kwam de vader, die ook verblijd kon weggaan uit het refuge. Te Pa-Chow was een vrouw zoo verslaafd aan het opium, dat zij hare kinderen verwaarloosde en het huisgezin ongelukkig maakte. Ten slotte nam de man ook opium, verloor zijne positie en bracht zijne familie tot armoede. Dit echtpaar werd ook genezen. Sommige, ja vele herstelden keeren straks weer terug tot de pijp, doch die onder den invloed van Gods Woord komen, vinden daarin hun kracht, om staande te blijven. Wat het hospitaal betreft, slechts een klein getal patiënten onderwerpt zich aan de operatie. De meesten keeren terug naar hun huis, als zij hooren, dat alleen operatie hen redden kan, schijnbaar met het plan weer te komen. Maar we zien ze niet terug en we weten, dat vrienden hen hebben overgehaald, thuis te blijven. Ook de inlandsche dokters werken ons tegen." „lederen morgen," zegt Dr. Wilson verder, „komen wij vóór het ontbijt tot den huiselijken godsdienst samen, wij zelf, onze dienstboden en alle patiënten, die kunnen komen, ook de opiumlijders doch deze eerst 3 a 4 dagen na hun komst in het hospitaal. Na het ontbijt komen de bezoekers der polikliniek samen in de wachtkamers, mannen en vrouwen, en hooren het Evangelie Gods met nog andere bezoekers, die uit nieuwsgierigheid komen. Dan wordt aan dezen gevraagd, of zij het hospitaal willen zien, wat zij graag doen. De moeilijkheid is, in aanraking te komen met den ontwikkelden stand. Trotsch op het feit, dat zij zijn volgelingen van hunnen grooten wijze, Confucius, blijven zij verre van den vreemdeling. Zij zouden zich vernederd gevoelen, indien zij belang gingen stellen in iets, dat een leeraar uit het westen te zeggen heeft. Derhalve komt de vreemdeling, hij zij zendeling of koopman, niet in eenige aanraking met dit deel van het Chineesche volk. Toch is dit noodig, want deze mannen zijn de leiders des volks. De winkelier komt wel, maar de ontwikkelde niet. Doch nu er verandering komt in de gedachten en ideeën der Chineezen, tracht Wilson die edele zonen van het hemelsche rijk tot zich te trekken. Sinds 1902 houdt hij lezingen over electriciteit enz. Honderden komen, 't Oude vooroordeel tegen den zendeling slinkt weg. Als zij heengaan, gaan zij met eenen bijbel weg. Onlangs verschenen reeds 34 hunner in de kerk. Met Dr. Wilson arbeidt nog een tweede missionaire arts. Behalve deze hospitalen heeft deze provincie nog 8 poliklinieken en drie opium-refuges. De provincie Kwelchow heeft een hospitaal en een polikliniek te Anschun, doch geen vasten miss. arts. In Yunnan is slechts eene polikliniek, te Tali, waar een miss. arts arbeidt. Dit is met Hupeh ook het geval te Laohokeo. Kiangsi bezit drie poliklinieken en 4 opium-refuges, van welke drie in de stad Raochow, waar Dr. Judd arbeidt en ook reeds begonnen is, een hospitaal te bouwen; Ngwan-Hwel drie poliklinieken en een opium-refuge. Nog niet lang geleden heeft de gouverneur van de provincie Hunan aan de miss. artsen geschonken een som van 2000taels (f 3360) voor een zendingshospitaal in de hoofdstad Changh-sha, een stad van 300.000 zielen behalve de voorsteden. Te opmerkelijker is deze gift als men weet, dat Hunan langen tijd China's meest vijandige provincie tegenover den vreemdeling en den christen is geweest. Voor 30 jaren beproefde de C. S. M. haar binnen te dringen, doch tevergeefs en in 1887 werd een missionair der C. I. M., die zich te Changh-sha vestigen wilde, op bevel der overheid onder gewapend escorte uit de stad verbannen en eerst in 1901 is het aan eenen anderen zendbode, Dr. Keller, toegestaan zich daar een woning te huren. Changh-sha heeft nu drie missionaire artsen, 1 hospitaal ligt buiten de stad. Honan heeft één hospitaal te Kai-feng. Twee miss. artsen arbeiden hier. Het hospitaal werd in 1906 (13 Jan.) geopend. Shaekihen heeft geen M. Z. meer. 276 Nog van drie provincies als arbeidsterreinen der C. S. M. hebben wij te gewagen. Het eerst aan de beurt komt Kan-suh, dat te Lanchow een hospitaal en polikliniek heeft met een miss. arts. Bovendien zijn hier 3 poliklinieken en twee opium-refuges. Shensi bezit 3 poliklinieken en 9 opium-refuges, waarvan Tung-chow er twee heeft. Eindelijk betreden wij Shansi, waarin één hospitaal met polikliniek en 3 opium-refuges ligt te Pingyatig, met een miss. arts. Eindelijk zijn er nog twee poliklinieken en 68 opium-refuges, van welke 31 te Hung-tung en Chao-cheng, 5 te Tso-yüm, 4 te Yüwu en 3 te Chüwu, te Sala-tsi, te Hsiao-yi en te Ho-tsin. In 1875 vestigde de C. S. M. te Bhamo in Opper-Barma, toen nog onafhankelijk, een M. Z. met de bedoeling, om van daar uit China, de provincie Yünnan, binnen te dringen. De arbeid is zeer gezegend geweest, maar later gestaakt, omdat men van anderen kant de genoemde Chineesche provincie binnentrok. Overzicht. In 15 provincies van China heeft de C. I. M. de M. Z. gevestigd. Zij heeft er 7 hospitalen, 37 poliklinieken en 101 opium-refuges. Missionaire artsen zijn er 19, verspreid over 13 plaatsen. Salvation Army. (Het leger des Heils.) In 1865 (Juli) begon Rev. William Booth godsdienstoefeningen te houden in het oosten van Londen met het plan, om de massa's te evangeliseeren. Die bekeerd werden organiseerden een genootschap „The Christian Mission", welke naam in 1878 veranderd is in dien van „Salvation army". Sinds 1897 heeft het Leger des Heils te Nagarcoil in Travancor in Voor-Indië eene M. Z., waar nu twee miss. artsen arbeiden in het „Catherine-Booth-Hospital". In 1905 is een ander hospitaal geopend te Anand in Guyerat. § L. The Seventh-Day-Adventists. (De zevende-dag-Adventisten.) Dezen hebben twee miss. artsen en een grooten staf van verpleegsters te Calcutta in Voor-Indië. § LI. North Afrlca Mission. (De zending in N. Afrika.) Deze missie, eerst Kabyle-mission geheeten, is in 1881 ontstaan. Tot genoemd jaar toe kon de Christelijke kerk de Mohammedanen van N. Afrika (behalve die van Egypte) niet bereiken. De Halve Maan had het Kruis, dat er eens geplant is geweest, vandaar verdreven en de Mohammedaan weerde elkeen, die een andere leer als die van den Koran wilde verkondigen. Toen kwamen de Franschen en onderwierpen Algiers. Doch Rome maakte zich van dit terrein meester voor zijne missie en verbood de Protestantsche zending aldaar te arbeiden. Dit verbod bleef van kracht, totdat het keizerrijk van Napoleon viel. Toen werden in Algerië de Muzelmansche en Roomsche slagboomen, tegen het Protestantisme opgericht, opgeruimd. Desniettemin bleef men nog lang vrij algemeen onder de Protestanten meenen, dat de Mohammedanen zoo vijandig stonden tegenover het Christendom, dat het gevaarlijk was, te beproeven, onder hen het Evangelie van Christus te brengen. Eene andere gedachte rees op bij de geloovigen, toen Mr. George Pearse, die in 1881 met zijne vrouw onder de Kabylen had rondgereisd, zijn werk „Mission to the Kabyles" in het licht gaf en daarin betoogde, dat er wel willige ooren bij de Mohammedanen te vinden waren. In hetzelfde jaar werd een Commissie in het leven geroepen, dat de zending onder de Kabylen zou bevorderen, maar later haar arbeidsveld uitbreidde. Zij nam toen den naam aan van North Africa Mission, die niet alleen onder de Kabylen van Algerië, maar ook onder de Berberstammen van N. Afrika besloot te arbeiden. Het arbeidsveld is nu Algerië, Marokko, Tunis en Tripoli. Geen bodem is stugger, geen grond harder dan die van N. Afrika. Daarom is de N. A. M. van den aanvang af opgetreden met de M. Z., overtuigd, als zij was, dat, zoo ergens, hier deze hulpdienst op zijne plaats was. Desniettegenstaande is, trots trouwen en offervaardigen arbeid, het succes nog zeer gering. In Marokko en Tunis zijn nu van deze vereeniging 4 miss. artsen, onder welk een vrouwelijke, Gabrielle Breeze, die ook poliklinieken in Tripoli, Algerië, Tunesië en Tripoli hebben opgericht. Eenige jaren lang zijn hier zelfs zes miss. artsen werkzaam geweest, die acht posten der M. Z. bestuurden, wier onderhoud ƒ8400 kostte (1896). De meeste dezer posten vond men in Marokko; daar waren er echter ook in Tunesië en in Tripoli. Churcher, Grieve, Roberts, Terry zijn de wegbereiders geweest. Van dezen is nog slechts T. G. Churcher op het tooneel van den strijd. Hij was in 1885 met Roberts te Tangier, terwijl Dr. Grieve te Casablanca arbeidde '). Thans zijn er te Tangier twee hospitalen, een voor mannen, het „Tulloch Memorial Hospital", onder den miss. arts George Wilson 2) ') De ouders zijner vrouw lieten voor de poorten vin Casablanca een hospitaal bouwen. Hier en in de daarmee verbonden poliklinieken vonden tot Maart 1906, toen Dr. Greeve stierf, jaarlijks ongeveer 5000 zieken geneeskundige hulp. ') In 1907 had Dr. Wilson 4.470 polikliniek-bezoekers en 106 zieken in het hospitaal. Verscheidene zijn tot Christus gebracht. en een voor vrouwen onder Miss. Gabrielle Breeze, ieder met eene polikliniek. Voorts zijn er poliklinieken te Fes, te Tetuan, te Larash en een hospitaal met polikliniek te Casablanca. Veel zwakker is de M. Z. der N. A. M. in Tunesië en Tripoli. Tunesië heeft sinds 1893 te Susa, waar nu Dr. Churcher werkzaam is, een hospitaal. Driemaal in de week houdt hij hier ook polikliniek, waarbij een barak hoort ten behoeve van de patiënten, die van verre komen en daar vernachten kunnen. Om de 14 dagen houdt hij ook een polikliniek te Kairouan en te Moknisie. Ook Sfax, een stad van 60.000 zielen en Djemel worden door Dr. Churcher bezocht; daar heeft hij eene polikliniek. Overigens doet hij reizen door het land. Eindelijk heeft Tripoli in zijne hoofdstad van gelijken naam eene polikliniek, die onder Churcher's zorge staat. De N. A. M. heeft in 1895 beproefd ook in Egypte vasten voet te verkrijgen, doch dit is niet gelukt. Het is haast niet te gelooven, hoe moeilijk het is de bevolking onder den invloed van het Christendom te krijgen. Vooreerst verwijt een Muzelman den Christen: „Gij hebt de waarheid onderdrukt, gij hebt de wet en het Evangelie veranderd; gij hebt met voordacht de teksten weggenomen, die de komst van onzen profeet aankondigen. Gij zijt slecht, slecht in uw hart, en alles, wat bij u is, is slecht; gij gaat ten verderve, waartoe God u bestemd heeft." Voorts plant hij zijnen geloofsgenooten de bitterste vijandschap tegen het Christendom in. „Indien gij vrienden wordt met de Christenen, wordt gij als zij zijn," is een zijner meest algemeene waarschuwingen. Een vrouw, die Christen was geworden, begeerde den doop. Haar zoon legde zich, toen hij dat hoorde, op de loer met een geladen geweer, om haar dood te schieten, als zij zich naar de kerk zou begeven, om gedoopt te worden. Zijn plan mislukte alleen, doordat de plechtigheid drie uren vroeger, dan hij vermoedde, plaats had. In het begin had Churcher veel moeite, om de menschen te krijgen onder zijne behandeling. Algemeen geloofde men, dat hij een boozen geest in den tuin had, die iedere vrouw, welke daar binnen kwam, opat. Later kwamen honderden. Men komt echter alleen om de hulp van het lichaam. Doch de missionaire artsen ontzien geen moeite om het Evangelie den menschen te brengen. De vrouwelijke arts en hare medearbeidsters kleeden zich in de kleederdracht des lands, om te gemakkelijker het zaad des Woords uit te zaaien in de harten der vrouwen. Het is echter meestal een ploegen op rotsen. Hiermee wordt niet gezegd, dat er niet velen erkennen, dat de Islam dwaalt en Christus de waarheid predikt. Maar wie waagt te breken met het Mohammedanisme anders dan in het geheim? Vooral als de vlam van het fanatisme oplaait, durft men niet. In een dier uitbarstingen van het fanatisme, in 1896, werd de missionaire arts Leach met vrouw en kind te Sfax vermoord. Te Tangier wendt zich de M. Z. tot de Joden. Overzicht. De N. A. M. heeft vier missionaire artsen onder welke eene vrouwelijke, verspreid over twee hoofdpunten Tangier en Susa. § LH. Central Morocco Medical Mission. (Zending in Midden-Marokko). Te Rabat in Midden-Marokko arbeidt de Central Morocco Medical Mission, in 1894 gesticht door Robert Kerr, vroeger miss. arts der Eng. Presbyteriaansche kerk te dier plaatse. Zelf arbeidt hij in deze missie. Op daarevengenoemden zendingspost heeft hij een hospitaal en polikliniek, waar ook het Evangelie der genade den Muzelman wordt verkondigd. In dit jaar (1908) komt Dr. Harmond, een Joodsche christen van Marokko, die in Amerika in de Medicijnen heeft gestudeerd en eene dokteres getrouwd, met zijne vrouw den leider van den Central Marocco Medical Mission te hulp. § LUI. Jaffa Medical Mission. (De M. Z. van Jaffa). In 1878 stichtte Miss Mangan, eene diakones der „Mildmay Institutions", te Londen de Jaffa Medical Mission, die te Jaffa (het bekende Joppe des Bijbels) in Palestina een hospitaal heeft en twee poliklinieken en eene polikliniek te Lydda. Na den dood van Miss Mangan in 1885 is deze arbeid gekomen aan eene vereeniging, wier bestuur te Londen zetelt. Een miss. arts, J. J. Melville Keith, heeft sinds 1898 het toezicht over deze geheele M. Z. Van de zijde der Turksche overheid ervaart deze missie veel vijandschap, doch van de zijde der Mohammedanen veel waardeering. De kosten dezer zending worden bestreden gedeeltelijk uit de gelden, die de patiënten betalen, gedeeltelijk uit vrijwillige bijdragen, in Engeland verkregen, en ook gedeeltelijk uit de gaven van de arbeiders. § LIV. Ludhiana Miss. Greenfield's Mission. (De zending van Miss. Greenfïeld te Ludhiana). Deze zending is opgericht te Ludhiana in Panschab in 1867 door Miss Jerrom in verband met de „Society for promoting female Education in the East", die nu opgeheven is. Met haar vereenigden zich in 1869 Miss Andrews, in 1875 Miss Greenfïeld en in 1889 Miss K. S. Greenfïeld. Bestond het werk eerst geheel uit Zenana-onderwijs, spoedig voelden zich deze zusters gedrongen ook medischen arbeid te verrichten, waarmeê zij begonnen in de dagen, toen het, in Brittanje ten minste, voor een vrouw niet mogelijk was, een diploma in de geneeskunde te krijgen. Dit is echter nu geheel veranderd. De vereeniging, ook wel „Ludhiana Zenana and Medical Mission" genoemd, heeft te Ludhiana een hospitaal, dat Charlotte-hospitaal genoemd is en twee poliklinieken een te Phillour en een te Gill, in de nabijheid van Ludhiana. Twee vrouwelijke missionaire artsen zijn in dezen arbeid werkzaam, Miss Greenfïeld (Charlotte) en Miss Umpherston. § LV. Corean Mission. (De zending op Corea). Deze missie, oorspronkelijk een van de S. P. G., is sinds 1906 zelfstandig geworden. Zij heeft twee posten voor M. Z. te Seoul en te Chemulpo. Op de eerste plaats is een hospitaal met twee miss. artsen en op de laatste een hospitaal met één geneesheer. § LVI. Mardan Mission. De Mardan Mission heeft te Mardan bij Peschawer in Panschab twee miss. artsen Cecil Lankester, vroeger arbeidende in dienst der C. M. S., en Miss. M. K. S. Hort. § LVII. Nanning, Kwangsi Mission China. Independent Mission. (Onafhankelijke Zending.) In de provincie Kwangsi in China heeft de Independent Mission te Nanning een miss. arts. Medische Zending der Britsche Koloniën. § LVIII. The Foreign Missionary Society of the Presbyterian Church of Canada. De zendingvereeniging der Presbyteriaansche kerk van Canada. In Voor-Indië zijn de Canadeesche Presbyterianen het eerst in 1885 opgetreden met M. Z. Thans vindt men haar te Indore (Indur), Dhar, Neemuch en Ujain in Centraal-Indië. Op al deze plaatsen zijn hospitalen. Vooral om de vrouwelijke bevolking bekommert zich deze missie, daarom zijn van 8 miss. artsen 4 vrouwelijke. In het groote hospitaal voor vrouwen te Indore hebben de vrouwelijke miss. artsen zich verplicht gezien tegemoet te komen aan den eisch van verschillende kasten, om afzonderlijk behandeld te worden. In 4 localiteiten worden de vrouwen behandeld. Of zulk een handelwijze goed is, mag ernstig betwijfeld worden. Ook onder de Bhils te Amkhut hebben deze Presbyterianen M. Z. In China is hunne M. Z. in de provincie Honan te zoeken. Tschüwang en Tschangte zijn de posten. Op het eiland Formosa (Japan) is de M. Z. der Canadeezen van meer beteekenis, dan die, welke zij hebben in China; en nog steeds wordt zij uitgebreid, omdat zij bijzonder gezegend wordt. Lang heeft het geduurd, eer Dr. Mackay gehoor kreeg voor het woord Gods, dat hij bracht vooral aan de kranken. Van 1872 af tot 1901 is hij de ziel van dezen arbeid geweest. In een klein hospitaal is hij begonnen te Tamsui in de noordelijke helft van het eiland. Thans staat er een grooter. De miss. arts Gould is in den arbeid van Mackay ingegaan. § LIX. The Missionary Society of the Methodist Church in Canada. (De zendingsvereeniging der Methodistische kerk in Canada.) De Methodistische Canadeezen arbeiden in China en Britsch Columbia en hebben daar posten der M. Z., welke van jongen datum zijn. In China hebben zij drie hospitalen en drie poliklinieken, alsmede een opium-refuge in de provincie Szechuan. Tschengtu en Kiating zijn hier de hoofdkwartieren. Op de kust van Britsch Columbia is Fort Simpson de post, waar sinds 1892 hospitaal en polikliniek der M. Z. worden gevonden. Vier missionaire artsen heeft deze missie, van welke twee vrouwelijke. § LX. The Baptist Churches in Canada. (De Baptistische kerken in Canada.) Sinds 1866 arbeiden de Baptisten onder de Telugus in het Presidentschap Madras (Voor-Indië). Zij hebben twee zendinggenootschappen de „Baptist Convention of Ontario and Quebec" en de „Missionary Society of Canadian maritime Baptists," waarvoor zij werkzaam zijn. De eerste vereeniging heeft een M. Z. te Akidu en de tweede te Tschikakol. § LXI. Presbyterian Church of Victoria (Australië.) (Presbyteriaansche kerk van Victoria.) Deze missie heeft in 1896 een missionairen arts., Dr. Sandiland, gezonden naar Terebin op het eiland Espiritu Santo, een der N. Hebriden. In 1900 werd deze arbeid uitgebreid naar andere eilanden der Hebriden. Thans hebben de Australische Presbyterianen van Victoria 4 missionaire artsen, een te Ororo op Espiritu Santo, een te Wala op Malekula, een te Lenakel op Tanna en een op Vili. Een zware strijd is het deel van de arbeiders op dit zendingsveld geweest. Allerlei heidensche gruwelen, z. a. den moord en zelfmoord der weduwen bij den dood harer mannen hebben zij te bestrijden gehad, en slechts langzamerhand is het hun door de hulpe Gods gelukt, ze in te perken. Dr. J. C. Nicholson van Lenakal schreef onlangs bovendien, dat op zijn arbeidsterrein de belangstelling toenam. „Ons hospitaal wordt thans meer gebruikt dan vroeger, in 3 maanden tijds hebben wij 24 patiënten aldaar gehad," zegt hij ergens. „Tot nu toe is nog slechts gearbeid in het noorden des lands, nu moet ook het zuiden bezocht worden." § LXII. Presbyterian Church of N. Zeeland. (De Presbyteriaansche kerk van N. Zeeland.) Dr. Robert Lamb van de Nieuw-Zeelandsche Presbyteriaansche kerk begon met de M. Z. der missie in 1892 op het eiland Ambrim der N. Hebriden. In den aanvang begrepen de heidenen niet, wat zijne bedoelingen waren. Toen zij die wel verstonden, kwamen zij ook dikwijls zijne hulp inroepen, die zij beloonden met Yams, welke zij ten geschenke brachten. Ambrim heeft nu een schoon hospitaal en polikliniek. Eene andere M. Z. dezer Presbyterianen vindt men in de dorpen om Canton, waar Dr. Joseph Ings missionair arts was. Slechts van korten duur is zijn arbeid geweest, want reeds den 16en Aug. 1906 stierf hij. § LXIII. New Zealand Baptists. (Nieuw-Zeelandsche Baptisten.) Dezen hebben eenen missionairen arts te Chandpur in OostBengalen. , § LX1V. Australian Baptists. (Australische Baptisten.) Te Faridpur in Oost-Bengalen hebben deze Baptisten eene M. Z. § LXV. Melanesian Mission. (Melanesische zending.) Sinds 1896 arbeidt de missionaire arts Dr. Welchman van de Melanesische zending op de Salomon-eilanden. Zijn hoofdkwartier is op Siota, het grootste der Florida-eilanden. Medische Zending van Amerikaansche kerken en Zendingsvereenigingen. § LXV1. The American Board of Commissioners for foreign Mission. (De Bostonsche Board.) Daar „The American Board" het eerste zendinggenootschap van Amerika geweest is, dat missionairen, ook artsen, uitgezonden heeft naar vreemde landen tot Heidenen en Mohammedanen, beginnen wij de rij der Amerikaansche zendingvereenigingen, die M. Z. behartigen, met hem. Den 29en Juni 1810 werd het gesticht door de „General Association of Congregational Ministers of Massaschusets" ten gevolge van een verzoek van verscheidene jonge mannen, die als zendelingen begeerden uitgezonden te worden naar de heidenen. Uit dat genootschap zijn ook voortgekomen mannen als Peter Parker, Asahel Grant en John Scudder, die de grondleggers der M. Z. mogen genoemd worden. In den loop der jaren heeft zijne M. Z. zich uitgebreid. In 1891 had de Board 26 missionaire artsen, in 1895 41, in 1897 40, onder welke 11 vrouwelijke waren, terwijl van de 29 mannelijke 15 toegelaten waren tot de bediening van Woord en Sacramenten. Thans (1907) heeft het 46 missionaire artsen, onder welke 14 vrouwelijke op 538 missionairen. De terreinen dezer zendingvereniging, van M. Z. voorzien, zijn Afrika (Zuid-, West- en Centraal-), Azië (West-, Centraal- en Oost-Turkije; Voor-Indië; China; Japan), Australië (Micronesië). Van deze is China het best bezet met 15 missionaire artsen, waarna volgen Turkije met 12, Indië met 11, Afrika met 5, Japan met 2 en Micronesië met 1. Wat China aangaat, in 1834 werd Dr. Peter Parker door den Board naar Canton gezonden. Deze kon er een jaar later een hospitaal openen, dat tot 1855 behoord heeft aan de „Vereeniging voor Medische zending in China" en bestuurd is door de Miss. artsen van den Board, waarna het overging aan de Amerikaansche Presbyterianen. Thans heeft de Board in de provincie Fuh-Kien verschillende posten der M. Z. Vooreerst in de stad Foo-chow en hare voorstad Ponasang. Sinds 1870 is hier de M. Z., wier hospitaal den 9en Febr. 1902 door eene opgewonden volksmenigte geheel werd uitgeplunderd, terwijl het huis van den miss. arts, dat er naast stond, tot den grond afbrandde. De plunderaars beweerden, dat de brand zich aan het hospitaal ook zou mededeelen en dus zooveel mogelijk daaruit moest gered worden. Ofschoon de kostbare kast met instrumenten en de voorraad geneesmiddelen tijdig genoeg geborgen konden worden, kreeg de M. Z. nog eene schade van /"4800. Op 't oogenblik is hier een vrouwen-hospitaal met twee vrouwelijke miss. artsen. De polikliniek hieraan verbonden heeft dagelijks bezoek van 30—40 patiënten. Nog op 3 andere plaatsen in de stad zijn poliklinieken. Zes medische studenten worden hier opgeleid tot assistenten. Te Ponasang is ook een miss. arts. Evenzeer te Pagoda Anchorage, waar men 3 poliklinieken vindt,' Shao-wu heeft een hospitaal, waaraan zijn verbonden 6 kamers, ieder met twee bedden voor de hoogere klassen. Eene opleiding van medische studenten doet wat zij kan, om te voorzien in de behoeften van inlandsche doktoren. Doch zij is niet voldoende. Daarom wordt er sterk verlangd naar een „Union medical college," als te Peking is verrezen, voor deze provincie. Twee miss. artsen, een mannelijke en een vrouwelijke arbeider zijn hier. Ing-hok heeft een hospitaaltje, bestaande uit een kleine slaapzaal en een keuken alsmede een polikliniek, die 3 kleine kamers tot hare beschikking heeft. Spoedig zal hierin verandering komen, daar een terrein is gekocht, waarop een Chineesch huis met 22 kamers staat, hetwelk voor hospitaal is ingericht. Hier is eene vrouwelijke missionaire arts. ') In de provincie Shantung zijn twee hospitalen. Een is er te Pang-chuang, het Williams-hospitaal, waaraan een mannelijke en een vrouwelijke miss. arts, het echtpaar Tucher, werkzaam zijn. Behalve de twee poliklinieken, welke te dezer plaatse zijn, is er nog een te Te Chou, die druk bezocht wordt. De tweede M. Z. dezer provincie vindt gij te Len-Tsing met een vrouwelijke miss. arts. De arbeid is nog in zijn beginselen. De provincie Tsili heeft van den Amer. Board een miss. arts, Dr. Young te Peking, waar deze zelfde zendingvereeniging met de Methodistische-Episcopalen, de Amer. Presbyterianen en de L. M. S. tevens onderhoudt een „Woman's Medical College" met 8 studenten. Te Tung-chou is een miss. arts en een hospitaal, dat in 1905 120 patiënten opgenomen heeft, terwijl de polikliniek een bezoek kreeg van 15.942 zieken. Voorts komen wij aan de provincie Shansi waarin Tai-ku ligt, dat een missionairen arts heeft en een „Cottage" voor kranken; alsmede Fen-chufu eveneens met een miss. arts en een hospitaal. In deze provincie bestrijden de missionaire artsen van den Board het opiumschuiven. In 12 Refuges 2) worden de slachtoffers van het opium-misbruik behandeld. Deze refuges worden bestuurd door Christen-mannen, onder toezicht van de missionairen. Morgen- en avondbidstonden worden met de patiënten gehouden. Hun worden geleerd Christelijke liederen, de 10 ') Te Shaown had het hospitaaltje in 1906 65 patiënten en de polikliniek (The East gate dispens,iry) 9.349. ') 9 voor mannen en 3 voor vrouwen. 19 geboden en het Onze Vader. De tijd van gedwongen afzondering geeft de beste gelegenheid, om het zaad te zaaien en goede grond wordt vaak gevonden in de harten van menschen, die hun grootsten vijand zegevierend bestrijden. Niet minder dan 275 hebben in 1905 gebroken met hunne zonde. Eindelijk hebben wij te vermelden eene M. Z. op het eiland Hong-kong onder een miss. arts. De M. Z. van den Amer. Board in Japan is van geringe beteekenis. Een hospitaal is er te Osaka alsmede een polikliniek. Ook te Kobe is er een polikliniek. Aan deze inrichtingen arbeiden Dr. Taylor te Osaka en Miss. Mary Holbrook te Kobe. Japan heeft weinig behoefte aan artsen, daar hier goede Japansche dokters, onder welke christelijke, gevonden worden. In dat deel van Australië, dat Micronesie heet, werkt de Board op de Gilbert-, de Marshall- de Carolinen- en de Marianaeilanden. Van deze hadden vroeger de Carolinen-1) en èt Marshall-eilanden elk een miss. arts. Thans vindt men slechts op de Marshall-eilanden op Mejuro een dokter. Hospitalen zijn er niet. De prediking, aan den medischen arbeid verbonden, draagt schoone vruchten. Doch de bevolking kwijnt langzamerhand weg. Reeds vele jaren arbeidt de M. Z. van den Board in Voor-Indië en wel te Madura in het presidentschap Madras. Eenige jaren geleden heeft Dr. Van allen, de miss. arts, aldaar een hospitaal kunnen bouwen, waarvoor de gelden, zoo niet geheel dan toch voor een groot deel, zijn samengebracht door Hindoes uit dankbaarheid voor de medische en chirurgische hulp, welke hij aan hen persoonlijk of aan hun vrienden had bewezen. Aan hun hoofd stond de vorst van Ramnad. Een som van 40.000 Rupies (éi 1.666) werd geschonken, zonder eenige voorwaarde en in het bewustzijn, dat er het Evangelie Gods zou verkondigd worden. Het hospitaal is open dag en nacht ter behandeling van zieken. In 1905 zijn 24.789 patiënten behandeld; het getal operaties heeft bedragen 1200. Daar is te Madura ook een >) De Deutsche Jugendbund für entschiedenes Christenthums heeft den arbeid op de Carolinen overgenomen, maar heeft geen M. Z. gouvernementshospitaal, dat grooter is dan dat der zending. Maar het is aan de andere zijde der stad, anderhalve mijl ver. En twee algemeene hospitalen voor een stad van meer dan 106.000 menschen is niet te veel. Vele Hindoes gelooven nog, dat hun eigen methode van medische behandeling beter is dan die der Europeanen; maar zij geven allen toe de meerderheid der westersche chirurgie en een steeds aangroeiend aantal laat zich liever behandelen door de westersche doktoren dan door de inlandsche. Behalve het algemeene hospitaal is er te Madura nog een Vrouwen-hospitaal onder leiding van een teere, kleine vrouw, Miss Harriet E. Parker, wier arbeid als die van hare vrijwillige medearbeidster Mlle Cronier aller bewondering opwekt. Behalve haren hospitaalarbeid heeft zij nog een polikliniek van 100 patiënten per dag en een uitgebreide praktijk in de stad en daar buiten en dat in een klimaat, waarbij men wel dubbel verslijt. Zij doet ook reizen in den omtrek. Jaren geleden had de nu overleden Dr. Chester een uitgebreiden medischen arbeid te Dindigul voor het gouvernement. Tegelijk leidde hij medische assistenten op en bestuurde hij filiaal-poliklinieken. Hij kwam er rond voor uit, dat hem de liefde van Christus drong tot dezen arbeid. Dit werk is nu door het gouvernement opgenomen. Een nieuw gouvernements-hospitaal is opgericht, dat den naam draagt van „Chester Memorial hospital." Schoon is ook de arbeid der M. Z. van den Board in Marathiland, waar hij vertegenwoordigd wordt door de „American Marathi Mission." In de stad Bombay arbeidt Dr. Gurubai Karmarker, die in 1905 6844 patiënten in haar polikliniek ontving Van meer beteekenis is de M. Z. te Ahmednagar, waar een mannelijk missionaire arts arbeidt, Lester H. Beals, benevens twee vrouwelijke doktoren mevr. Rose Fairbank Beals, de echtgenoote van den eerstgenoemde en Miss Ruth Peabody Hume, de dochter en kleindochter van zendelingen. In het jaar 1906 is voor de eerste maal de volkomen scheiding gekomen tusschen het medische werk voor mannen en dat voor vrouwen. De oude polikliniek in de stad, viak bij het theater, was geweest het centrum van alle werk onder beiden, mannen en vrouwen, van den tijd af, toen Dr. Julia Bissell het eerst begon met de M. Z. Maar in Februari 1906 is het geheele gebouw overgegaan aan Dr. Hume ten behoeve van vrouwen en kinderen, nadat een nieuw vrouwen-hospitaal van 29 bedden was verrezen op een schoone plek, door het gouvernement van Bombay ten geschenke gegeven. In dit hospitaal arbeiden twee missionaire artsen. Voor de mannen is nu in een ander deel der stad een nieuw gebouw met 12 bedden opgericht. De scheiding is gemaakt in het belang der vrouwen, opdat de Mohammedaansche vrouwen en die der Hindoes uit de hooge kasten zich vrij zouden kunnen gevoelen, om naar de polikliniek te gaan zonder de vrees, mannen te ontmoeten. Doch ook voor de mannen is zij gebleken goed te zijn, daar een grooter aantal mannen, met name Brahmanen, de polikliniek bezoeken. Dagelijks wordt het woord Gods verkondigd aan deze bezoekers. In ditzelfde district is ook een M. Z. te Satara onder eene vrouwelijke missionaire arts en een te Rahuri onder Dr. William Ballantine. *) Eindelijk bezit de Board eene M. Z. op of liever in de onmiddellijke nabijheid van het eiland Ceylon, op het eiland Jafna. Dr. Johan Scudder heeft er den grond voor gelegd reeds meer dan 80 jaren geleden. Het door hem begonnen werk is in den loop des tijds gegroeid. Daar zijn nu op het eiland Jafna twee hospitalen, een algemeen te Manepay onder leiding van Dr. Thomas B. Scorr en zijne vrouw, Mrs. Mary E. Scott, ook een medicus en een te Inuvila, het „Mc Leod Hospital", bestuurd door Miss Curr. leder hospitaal heeft een polikliniek. Voorts bestaat te VacLdukkodday de Samuel-F-Green-polikliniek. De M. Z. te Manepay behandelde in 1905—1906 4764 patiënten in de polikliniek, 460 in het hospitaal, 427 in de dorpen. Honderd ') Sinds Juni 1907 zijn Dr. en Mevr. Beals overgeplaatst naar S h o 1 a p u r, zoodat de geheele last van het medische werk te Ahmednager thans valt op de beide dokteressen. vijftien operaties werden verricht en 44 verlossingen gedaan. Aan dit hospitaal is ook een inlandsche dokter. Bij de M. Z. van Jafna is de Board vertegenwoordigd door de „American Jafna Medical Mission." De prediking des Evangelies geschiedt getrouw. Van Voor-Indië naar Afrika is niet ver. De Board heeft in West-Centraal-Afrika een M. Z. te Sachikela ook wel Bagster genoemd naar den pionier der zending in deze streken W. W. Bagster, wiens naam in de Umbundu-taal Sachikela heet, die hier martelaar is geworden. Eerst in Maart 1906 is deze plaats, die 6000 voet boven den zeespiegel ligt, bezet ook met de M. Z. Frederick C. Wellman toch is tegelijk bedienaar des Woords en miss. arts. Te Chisamba arbeidt Dr. William Cammack, en zijne echtgenoote Mevrouw Sarah L. Cammack, die ook medicus is. De inboorlingen lijden veel last van de Portugeezen, maar houden zich kalm, mede tengevolge van den invloed der zending. De miss. artsen laten, vooral tegenover hen, duidelijk uitkomen de geestelijke bedoeling van hunnen arbeid, de prediking des Woords den weg te banen. Dit is noodig, om misverstand te voorkomen. Onlangs toch verklaarde een hoofdman der hier wonende stammen, nadat hij van een ernstig en lang ziekbed was opgestaan, dat de miss. arts krachtiger toovermiddelen had dan zijne eigene dokters. In Zuid-Afrika heeft de M. Z. een post met eenen miss. arts te Mt. Silinda. Een kamer voor polikliniek en een klein hospitaal zijn op dit oogenblik nog slechts hare schrale behuizing. In Chikore is het arbeidsveld van Dr. William T. Lawrence. Eindelijk heeft de Zulu-zending te Durbati een M. Z. onder Dr. James B. Mc Cord. Het laatste terrein van den Bostonner Board is Turkije, dat wij in drie deelen kunnen deelen: West-, Centraal- en OostTurkije. Richten wij ons het eerst naar West-Turkije, naar Caesarea, waar twee miss. artsen arbeiden in een hospitaal en een polikliniek. De patiënten van het hospitaal, van 1905—1906,342 in getal (95 Mohammedanen) krijgen van de verpleegsters les in het lezen. Ook bezoeken dezen het distrikt, met name de vroegere patiënten. De polikliniek werd bezocht door 8.186. Van de 3.480 dollars, welke de M. Z. kost, komen 3.190 dollars van de inboorlingen. Constantinopel bezit een hospitaal en een miss. arts. Te Marsovan is dit ook het geval. In zes maanden zijn hier verpleegd in het hospitaal 221 patiënten en 6.100 zijn er behandeld in de polikliniek. Sinds 10 Sept. 1905 is nog geopend het „Anatolia College Hospital" (het Anatolia College is een Hoogere School, die wetenschappelijke graden uitdeelt, uitgaande van den Board), waaraan ook een Medisch Assistent is verbonden. Sivas, met een district, bewoond door meer dan 750.000 zielen, is een terrein, waarop meer dan 30 jaren geleden de ijverige en vrome Dr. West met rijken zegen heeft gearbeid en grooten invloed heeft uitgeoefend, zoodat menige school en kerk is kunnen geopend worden, waar te voren vijandschap tegen het Christendom dit belette. Na zijnen dood heeft de medische arbeid tot nu toe stil gestaan. Doch thans is hij door den Board hervat en staat er Drs. Charles en E. Clark. Hoe is echter hier de toestand op medisch gebied veranderd sinds Wests dagen! Toen was de M. Z. de eenige representant der westersche geneeskunde, nu zijn er 15 gegradueerde doktoren, bijna allen gevestigd in groote steden, voor wier woningen de zieken zich ophoopen, wachtende op behandeling. Dan is er een Armenisch hospitaal van 30 bedden te Sivas. In 1904 werd een Turksch hospitaal geopend, welks patiënten meest Turken zijn, waaraan verbonden is een Armeniër, een gegradueerde van eene Amerikaansche medische school, die een goed chirurg is. Zal dus de M. Z. in deze streek de zending een weg banen, dan moet het vertrouwen der Muzelmannen opnieuw gewonnen worden. De staf bestaat, behalve uit den dokter met eene hoofdverpleegster, die al negen jaren ondervinding van het zieken verplegen heeft opgedaan, uit een inlandsche verpleegster en drie assistenten. Een groot nieuw zendingshuis werd reeds voor het medisch werk aangewezen. Tien bedden zijn reeds klaar en het hospitaal is wel voorzien. In den zomer van 1905 bracht Dr. Shephard van Aintab twee maanden te Siwas door. Zijn roep trok meer dan 1000 patiënten en hij volbracht meer dan 200 operaties. Sinds heeft het ook Dr. Clark niet aan patiënten ontbroken, al zijn zij ook van de armsten; en het Woord Gods hooren zij dagelijks. In Centraal Turkije arbeiden drie artsen, die zich aan den Board hebben verbonden, zonder salaris van hem te ontvangen, namelijk, behalve den reeds genoemden Dr. Shephard, Miss Caroline F. Hamilton en Miss Elizabeth Hawley. Ook zijn er inlandsche artsen. De eerste post der M. Z welke wij bezoeken is Aintab, waar ook eens Dr. West heeft gearbeid met goed succes. Hij leidde zoowel hier als te Sivas verscheidene artsen op en opende de bediening des Woords den weg naar verschillende plaatsen. Bij zijnen dood in 1876 hield de arbeid eveneens op als te Sivas, maar hij werd na 10 jaren weer hervat. Men vindt hier het „Azariah Smith Memorial Hospital, dat 5 missionaire artsen heeft, van welke twee, Dr. Shephard en Miss Hamilton, Amerikanen zijn. Aan de algemeene polikliniek werden in 1905—1906 3.372 patiënten behandeld en door Dr. Hamilton 966 vrouwen, terwijl 4.606 aan hunne huizen zijn opgezocht. In de ziekenzalen van het Hospitaal zijn verzorgd 258 patiënten, 150 mannen en 108 vrouwen, van welke een deel voor zich betaalde, ongeveer ƒ 5.50 per week. Te Hadjin mocht Miss Dr. Hess, in weerwil van allerlei moeilijkheden, haar in den weg gelegd, met den medischen arbeid beginnen. Voor een hospitaal is het geld bijeen. Doch de Turksche regeering wil de vrouwelijke dokter geen toestemming geven voor haar werk. Dr. Jamagochian verleent medische diensten. Een mannelijk missionaire arts is hoog noodig. Een inlandsche dokter, met name Dr. Salibian, heeft den arbeid in het zendings-hospitaal te Adana opgevat. Met Oost-Turkije binnen te gaan, komen wij op het laatste terrein, waarop de M. Z. van den Board arbeidt. Zes missionaire artsen, van welke twee vrouwelijke, zijn over dit veld verspreid. Dr. Underwood en mevrouw Ida Staple- ton, echtgenoote van den dienaar des Woords Robbert Stapleton, zijn gevestigd te Erzeroem. De M. Z. is begonnen in 3 kamers van de bovenverdieping der zendingswoning. De geheele verdieping is echter bestemd voor hospitaal, dat dan 24 bedden zal hebben. De arbeid van mevrouw Stapleton onder de Mohammedaansche vrouwen is van groote waarde; zij komt met alle standen in aanraking door haren medischen arbeid, ook met de hooge militaire beambten, ja zelfs met de familie van den gouverneur. Harpoot heeft geen hospitaal, wel een polikliniek. Maar eenige vrienden van mevrouw Riggs, die overleden is, zijn bezig gelden bijeen te brengen voor een hospitaal, waaraan haar naam verbonden zal zijn, het „Annie Tracy Riggs Hospital". Dit zal / 25000 kosten. Een derde van die som is er al; en men is bezig met bouwen. Een van de 4 deelen, waaruit het ziekenhuis zal bestaan, is reeds gereed. >) Marden heeft een missionairen arts en sinds 1874 een hospitaal, dat echter niet meer zoo veel bezocht wordt als vroeger, waarom het niet altijd vol is. Ook is er een polikliniek. De laatste post der M. Z. in deze streken is Van met een hospitaal, een polikliniek en twee dokters. 527 zieken (282 mannen) werden behandeld in het ziekenhuis en 270 in de polikliniek. Vier jaren geleden bedroop deze M. Z. zich zelve, maar dit jaar (1905—1906) is er ƒ4250 uit de zendingskas bijgepast. De oorzaak van dezen achteruitgang ligt in de verarming van een groot deel der bevolking, gevolg van verdrukking en plundering, door ambtenaren geduld. Tal van inlandsche Christenen hebben geen voedsel en kleeding. Menschen, die vroeger rijk waren, dienen nu als huisknechts op het zendingsterrein. De medische arbeid omvat 17 nationaliteiten op een veld, dat zich uitstrekt van Moush tot Perzië en van Erzeroem tot Mosul. Onlangs deelden de zendingsberichten mede, dat een naar Amerika verhuisde vrome Armeniër, Ashan Sahagian, die in ') Dr. Atkinson heeft opgericht de „Euphrates Medical Association", eene vereeniging van Christelijke dokters en apothekers in deze streek. zijn tweede vaderland bemiddeld is geworden, aan den Amerik. Board, uit dankbaarheid voor wat hij zelf en zijn volk van de zending hebben ontvangen in geestelijk opzicht, een aanzienlijk deel van zijn vermogen groot ƒ 180.000 gegeven heeft, met name om in zijne geboorteplaats Diarbekir een hospitaal te stichten en te onderhouden. ') Overzicht. De Board heeft 8 groote terreinen, waarop hij arbeidt met de M. Z. nl.: China met 15 miss. artsen, 10 hospit., 13 Polikl., 6 Opium Ref. (7 vrouwelijke) Japan met 2 „ 1 „ 3 „ (1 vrouwelijke) Australië met 1 „ — „ 1 Voor-Indië met 11 , 6 11 „ (7 vrouwelijke) West-Afrika 3 „ 2 „ Zuid-Afrika 3 „ 1 „ 5 „ Aziatisch Turkije 16 „ 11 „ 11 „ (2 vrouwelijke) § LXVII. American Baptist Missionary Union. (De Amer. Baptist zending unie.) De verandering van de door den Bostonner Board uitgezonden zendelingen Adoniram Judson en Luther Rice in hunne belijdenis aangaande den doop gaf aanleiding tot de stichting van de Amer. Bapt. Miss. Union, welke in 1814 plaats had. Reeds spoedig heeft het de M. Z. op zijn zendingsterrein overgebracht. In den loop der jaren nam dit werk zeer toe en nu arbeiden op 6 zendingsvelden 46 missionaire artsen, onder welke 14 vrouwelijke. Het eerste zendingsveld, dat wij bezoeken is Birma met een Deze m. Z. staat onder leiding van den miss. arts E. St. J. Ward. bevolking van 10.000.000 zielen, waar de Bapt. missionairen te doen hebben met verschillende soorten van volken namelijk de Birmanen, de Karenen, de Shans, de Chins, de Kachins, de Talains en de vreemdelingen uit China, Voor-Indië, Europa enz. De M. Z. wordt alleen onder de eerste 4 volksstammen gevonden. Onder de Birmanen (Buddhisten) op den zendingspost Sagaing, waar slechts een polikliniek onder eenen miss. arts is, welke in 1905 door 350 patiënten is bezocht, en te Mandalay met twee vrouwelijke miss. artsen. De Karenen (Animisten; bewoners der bergen) hebben in hun midden drie M. Z. posten, vooreerst te Tavoy met een hospitaal in 1905 door 102 patiënten bezocht, en een polikliniek; een miss. arts arbeidt hier, tot nu toe eene vrouwelijke. Dan komt Toungoo mede met eene vrouwelijke miss. arts en eindelijk Loikaw, het arbeidsterrein van Dr. Truman Johnson. Bij de Shans (bergstammen grenzende aan China, Siam en Birma; Buddhisten) vinden wij 4 posten van de M. Z. De eerste is te Hsipaw, waar een nieuw hospitaal en een polikliniek is onder leiding van een miss. arts, de tweede te Mongnai, waar een hospitaal is van 20 bedden en een polikliniek, 't Hospitaal verpleegde in 1906 57 patiënten en de polikliniek 5.762. Naast den miss. arts is hier werkzaam een inlandsche dokter, die zijn opleiding genoten heeft op de medische school te Agra. Op den derden post Namkham zijn twee miss. artsen, die een hospitaal van 32 bedden en een polikliniek hebben. Hun werkzaamheid heeft vele zielen getrokken tot de waarheid Gods. Daar de vrienden der patiënten zelve voor voedsel en verpleging zorgen, heeft de missie niet meer kosten dan de medicijnen, en velen betalen ook deze. Sommige patiënten komen 30 of 40 mijlen ver en wanneer zij terugkeeren krijgen zij bijbels en traktaten meê. Dit hospitaal is het eerste in Birma, dat een ondersteuning krijgt van het gouvernement. De vierde zendingpost is Kengtung, waar de M. Z. in 1904 begonnen is door Dr. Gibbens. Een hospitaal is hier nog niet, ofschoon er groote behoefte aan is. De polikliniek is in 1906 door 1138 patiënten bezocht. Op dezen post worden velen toegedaan tot de gemeente. Op 't einde van 1904 zijn er 358 gedoopt en in 1906 bijna 3.000. De 150.000 Chins, (op de grenzen van Assam wonende in de bergen, Animisten) hebben slechts een M. Z. te Haka met het „Emily Tyzzer Memorial Hospital" en eene polikliniek, aan wier hoofd een miss. arts staat. In Assam, dat nu met Oost-Bengalen een provincie van Voor-Indië uitmaakt en tusschen Thibet en Birma is gelegen, zijn onder een paar stammen posten der M. Z. opgericht. Onder de Garos is er een te Tura. De miss. arts had tot nu toe slechts een polikliniek, in 1905 bezocht door 3920 patiënten, maar thans heeft hij ook een nieuw hospitaal. De Nagas hebben in hun midden twee posten Impur en Kohima, beide ieder met een miss. arts en een polikliniek. ') De missie der Baptisten in het rijk van Siam heeft sinds 1893 een M. Z. van kleinen omvang met een arts en wel te Bangkok. Deze arbeid is hier wel noodig tegenover de inlandsche dokters, wien het alleen te doen is om geld. Worden zij geroepen bij eenen zieke, dan gaan zij er heen met hun zakje, mortier en stamper en blijven daar, totdat de zieke beter wordt of sterft. In het laatste geval krijgt hij niets, in 't eerste wordt hij betaald. Daar er veel pokken zijn ent hij duizenden in tegen ƒ 1.25 per persoon met gecondenseerde melk, (met hars of erger nog met etter van zweren. In het zuiden van Voor-Indië onder de Telugus zijn verscheidene hospitalen en poliklinieken. Zeer voorspoedig is de M. Z., welke sinds 1891 te Nellore (107 mijlen ten noorden van Madras gelegen; 30.000 zielen) een vrouwen-hospitaal heeft onder een vrouwelijke miss. arts en een polikliniek. Voorts heeft Hanamakonda een wel toegerust hospitaal van 26 bedden, in 1903 gebouwd door Dr. Timpanij. Zij heeft echter in 1905 slechts ') Sinds het begin van 1906 is een ztndigsarbeid begonnen onder de Abors en Miris (wonende in het N. O. van Assam) Te Sadiya is een M. Z. begonnen en arbeidt een miss. arts. 70 patiënten opgenomen, omdat de dokter ook met de geestelijke belangen van het geheele district is belast en dus vaak op reis is. Een vormschool voor verpleegsters bestaat hier ook, alsmede een polikliniek, die in 1905 door 8.914 patiënten werd bezocht. Te Secunderabad is een M. Z., bestuurd door de echtgenoote van den miss. dienaar des Woords, die dokteres is. Niet minder dan 2500 patiënten kreeg deze aan de polikliniek te behandelen. De „Etta Waterbury Memorial hospital" te Udayagiri is een vrouwenhospitaal van 22 bedden, niet lang geleden gebouwd. Toen was men bevreesd, dat het met wantrouwen zou worden begroet. Doch de uitkomst heeft deze vrees eenigszins beschaamd, 6.782 kwamen er aan de polikliniek in 12 maanden en 116 werden patiënten in het hospitaal van den dag der opening af. De ervaring van de goede resultaten, in het hospitaal verkregen, wekte vertrouwen. Op een avond werd een jonge vrouw uit een verafgelegen dorp op een krib binnengebracht. Zij had te dicht bij het vuur gezeten, dus was haar kleed in brand geraakt en zij letterlijk gebraden. Dagen lang wanhoopte men aan haar leven, maar langzamerhand herstelde zij en keerde zij gezond en wel naar haar dorp terug. Terwijl zij in haar bed lag, kwam een oude vrouw binnen met een vreeselijk verbranden arm. Toen zij de jonge vrouw zag en opmerkte, hoe goed hare wonden stonden, barstte zij in tranen uit en zeide: „Een maand geleden verbrandde ik mijn arm, de Hindoe-dokter heeft mij behandeld. Is er nog eenige hoop voor mij?" De arm zag er leelijk uit. Toch genas hij door de genade des Heeren. Tal van oogoperaties hebben plaats gehad in het hospitaal. Alleen goed geslaagde operatiën konden het vooroordeel tegen het mes overwinnen. Ook hier is een vrouwelijke miss. arts. Palmur s vrouwenhospitaal van 4 bedden is gebouwd van geld, dat men verzameld had, om de slachtoffers van den hongersnood te hulp te komen. Lange jaren is hier Miss Clara Graham als miss. arts werkzaam geweest, doch in 1905 is zij heengegaan naar een ander hospitaal, ten einde hare studiën te kunnen voortzetten. Een nieuwe dokteres is noodig. Eindelijk heeft nog Nalgonda een M. Z. met eene vrouwelijke miss. arts. In vier provinciën van China, Kwangtung in het zuiden, Chekiang in het oosten, Szechuan in het westen en Hupeh in het binnenland, heeft de A. B. M. U. verscheidene posten der M. Z. In Kwantung drie: Swatow, Kiaying en Kityang. Te Swatow is een hospitaal van 75 bedden, verdeeld in twee departementen, een voor mannen onder een mannelijken miss. arts en een voor vrouwen onder een vrouwelijke miss. arts. In 1905 zijn 456 patiënten daarin opgenomen. Gedurende denzelfden tijd bezochten 1291 patiënten de beide poliklinieken. De polikliniek van Chowyang wordt uit Swatow bediend eens in de week en zag 75 patiënten telkens geholpen. Kiaying's Chineezen ')> die het Hakka-dialect spreken, zijn heel wat moeielijker te bearbeiden dan de Hoklo sprekende bewoners van Swatow. Toch is hier de M. Z. ook niet zonder vrucht. Onder vrouwen is de missie, welke reeds vóór 1897 begonnen was, maar daarna stilstond. Eerst in 1905 is zij weer opgevat door de miss. arts Miss Mary Grant in een gehuurd huis. Eindelijk zij hier nog vermeld Kityang, waar een nieuw fraai hospitaal het oude van 30 bedden vervangt. Ook hier wordt de arbeid der M. Z. onder vrouwen door Miss Bixby verricht. In Oost-China ligt de prov. Chekiang met vier stations der M. Z. Vooreerst te Ningpo, dat het oudste station der Zending van de Amer. Baptisten is, daar reeds in 1843 Dr. Macgowan hier arbeidde. Eerst in 1875 is er echter de M. Z. begonnen. Sinds April 1906 is er een nieuw hospitaal, met twee afdeelingen een voor mannen en een voor vrouwen, waarvan de laatste onlangs nog vergroot is. De aanzienlijke Chineezen beginnen ook reeds van het hospitaal gebruik te maken en komen daardoor onder de bediening van Gods Woord. Te Shaohsing is de M. Z. onder een missionairen arts in 1905 begonnen. Daar is nog slechts een polikliniek, geen hospitaal. Alles is nog in zijn begin. Thans volgt Huchow. In de laatste 6 jaren is de missie *) De vrouwen binden hare voeten niet. hier op tweeërlei wijze aangevallen en wel door den Boxeropstand, die echter haar geen schade toebracht en door de oprichting van een Dowie-kerk, die niet weinige leden van haar aftrok. De M. Z. mag van vooruitgang spreken, want terwijl in 1901 hare polikliniek door 2119 patiënten bezocht werd, zijn er in 1905 5833 opgekomen. Haar hospitaal heeft 20 bedden. Daar is echter behoefte aan een beter ziekenhuis. De M. Z. in West-China, in Szechuan heeft drie posten. Te Suifi is een hospitaal, een steenen gebouw, en een polikliniek onder directie van een missionairen arts, te Kiating een polikliniek met een vrouwelijke missionaire arts, de zuster van den dienaar des Woords, en te IJachow een nieuw hospitaal van 8 bedden en polikliniek, geleid door eene dokteres. Het laatste station der M. Z. in dat deel van China is dat te Kinhwa met een miss. arts. ') Eindelijk hebben de Baptisten nog een medische zending in het midden des lands, in de provincie Hupeh. De stad Hanyang aan den noordelijken oever van de rivier IJangtse, niet ver van de steden Hankow en Wuchang, is sinds 1897 het terrein der M. Z., waar twee missionaire artsen, een man en een vrouw, arbeiden. Toen zij hier het eerst optrad werd er veel geleden. Arme menschen stierven op straat in grooten getale, terwijl de bezige menschen tegenover hen voorbij liepen. Ofschoon verscheidene zendelingen reeds jaren lang in de stad woonden, waren de menschen wantrouwig, onvriendelijk, vol vooroordeel' tegen de „vreemde duivels." „Wij openden," schrijft Dr. Huntley, „een polikliniek in een klein kamertje in een inlandsch huis op ons terrein. In het begin kwamen zeer weinig patiënten, en deze, voor het grootste deel, met vreeze en beving. Spoedig echter werd de arbeid bekend; een of twee patiënten, die hersteld waren, bleken uitstekende herauten, want zij deden onzen lof wijd en zijd weerklinken. Niet alleen waren wij gelukkig in de praktijk maar, nog beter, velen begonnen ijverig te onderzoeken, wat wij hun verkondigden. Daar wij vele gevallen niet konden be- ') Sinds 1906 is ook te Ningyuenfu een miss. arts. handelen, omdat wij geen hospitaal hadden, beproefden wij een rij houten huizen, dicht bij ons erf, te huren, maar de eigenaar was van oordeel, dat in een hospitaal, met name in een vreemd, patiënten zouden sterven en zijn eigendom in waarde zou achteruitgaan, omdat het dan daarin zou gaan spoken. Dus wees hij ons verzoek af. Zekeren nacht echter beging een jong meisje in een dier huizen zelfmoord. Den anderen morgen waren alle woningen leeg. Niets had men achtergelaten. Toen had men geen bezwaar meer de huizen aan ons te verhuren voor een matigen prijs. Dat was ons eerste hospitaal, waarin een zaal voor vrouwen werd ingeruimd, 20 patiënten kunnende bevatten. Gedurende de 5 jaren, dat wij dit erf hebben gebruikt, hebben wij behandeld 488 hospitaal-patiënten en 302 operaties verricht en het licht Gods drong door tot menige ziel. Intusschen was er behoefte aan een nieuw doelmatig hospitaal. Hoe daarvoor echter grond te krijgen. Onoverkomelijk schenen de bezwaren. Doch eindelijk kreeg de missie het gewenschte terrein, waarop ook een heidensche tempel stond, waarom de missionair nog vreesde, dat er moeielijkheden zouden in den weg komen, eer hij kon gaan bouwen. Doch dit is nu gebeurd en nu vindt men op het terrein, waarop een heidensche tempel, gewijd aan Hwato, den god der geneeskunde van China, staat, een hospitaal der Christelijke zending voor 50 patiënten (13 vrouwen en kinderen) en een polikliniek. Wenden wij nu onze blikken naar Afrika, dan ontmoeten wij daar het Congo-gebled, waar in 1884 de missie, die er door de familie Guinness begonnen was met tal van zendelingen, van welke velen slachtoffers van het klimaat zijn geworden, overgenomen is door de Amerikaansche Baptisten. Hun M. Z. heeft veel er toe bijgedragen het bijgeloovige volk uit zijn dofheid en onkunde wakker te roepen en te doen vragen naar Gods Woord. Tal van epidemieën heerschen er langs den Congo; de pokken, de slaapziekte rapen daar velen weg, zoodat de M. Z. haren arbeid wel vindt. Vijf posten heeft zij hier gevestigd. Vooreerst te Banza Manteke, waar een klein hospitaal van 10 bedden en een polikliniek is onder een mannelijken en een vrouwelijke miss. arts. Van Roomsche zijde zijn pogingen aangewend, om het volk afvallig te maken, maar dit gelukte niet. De missie bloeit en hare leden dragen het grootste deel van de onkosten der M. Z. Lukunga heeft ook een hospitaal en een polikliniek met een miss. arts. 't Is hier, dat de slaapziekte, de geesel van Afrika, zijn grootste verwoestingen heeft aangericht. Mukimvika heeft een polikliniek met een dokter en ook Matadi. Eindelijk komt Cuillo, de jongste zendingspost (sinds 1906) der Amerik. Baptisten in Portugeesch Afrika gelegen. De M. Z. staat hier onder den miss. arts van Banza Manteke. Paladala, Kifwa Tschumbiri en Ikoko hebben ook nog ieder een polikliniek. Kifwa en Ikoko bovendien een hospitaal met 12 en 9 bedden, doch eigenlijk gezegde Medische zending is er niet. Met een enkel woord willen wij eindelijk stil staan bij de M. Z. der Baptisten op de Philippijnen en wel op de eilanden Negros en Panay. Op laatstgenoemd eiland is M. Z. te Jaro en te Capiz, op Negros te Bacolad, op ieder van welke een miss. arts is. Zij arbeiden in 6 poliklinieken, waarvan 5 op Panay. Overzicht. De Am. Bapt. Miss. Un. heeft in West Afrika 5 posten met 5 miss. artsen (1 vrouw) 3 hospitalen en 9 poliklinieken; in Voor-Indiè 6 posten met 6 miss. artsen (5 vrouwen) vier hospitalen en 5 poliklinieken ; in China 14 posten met 15 miss. artsen (6 vr.) 8 hospitalen en 14 poliklinieken; in Barma 10 posten, 13 miss. artsen (4 vr.), 6 hospitalen, 7 poliklinieken. in Assam 4 posten, 4 miss. artsen, 1 hospitaal, 3 poliklinieken. in Siam 1 post, 1 miss. arts, 1 polikliniek. op de Filippijnen 3 posten, 3 miss. artsen, 6 poliklinieken. § LXVIH. American Free will Baptisten. (De Amerik. Baptisten van den vrijen wil.) Dezen hebben eene oude missie teDrusa (Voor-Indië), waar reeds vele jaren een M. Z. is. § LXIX. Amerikaansche Vrije Baptisten. In 1882 ging de eerste miss. arts dezer Baptisten, Phillips, naar Orissa in Voor-Indië. Thans hebben zij onder de Santals (Bengalen) 6 miss. artsen, twee mannelijke en vier vrouwelijke. Meermalen ziet men hier gebeuren, dat een genezen patiënt met zijn gansche familie zich voegt bij de Christelijke kerk. § LXX. De Amerikaansche Baptisten. (Zuiden van de V. S.) Sinds 1860 hebben deze Baptisten eene kleine M. Z. in China. In de provincie Kwangtung hebben zij ééne polikliniek en in de provincie Shantung een hospitaal en twee poliklinieken. 20 § LXXI. Disciples of Christ. (America.) (Discipelen van Christus (Amerika.) ) De Disciples of Christ, ook wel Campbellieten genoemd, hebben 11 miss. artsen (5 vr.), werkzaam in Voor-Indië, China, Japan en den Congo-Staat. In Voor-Indië hebben zij drie hospitalen en zes poliklinieken in de Centraal-provinciën, in China, alsmede in Japan eene kleine M. Z. en in den CongoStaat zijn sinds 1891 te Bolenzi, onder de Baloboos, twee hunner miss. artsen werkzaam in poliklinieken. § LXXII. The Presbyterian Church in the U. S. A. (North.) De M. Z. van de Presbyterian Church (North) is de uitgebreidste van de gansche wereld. In het jaar 1897 waren er onder het 723 zielen sterke zendingspersoneel dezer kerk 60 missionaire artsen naast 230 missionaire dienaren des Woords; in 1906 was het zendingspersoneel 913 en onder dezen 85 miss. artsen (29 vrouwen) naast 299 bedienaren des Woords. Van de 9 terreinen der M. Z. van de Presbyterianen is China het dichtst bezet. Daarom beginnen wij hiermee. Nadat in 1851 te Canton (van 1845 af reeds bearbeid) in de provincie Kwangtung eene polikliniek was opgericht, namen 4 jaren later de Presbyteriaansche miss. artsen, met name Dr. Kerr, het door Dr. Parker gestichte hospitaal over; hetwelk thans het hospitaal voor mannen is, waaraan twee miss. artsen arbeiden, die ook eene polikliniek houden. De Fa-Ti-polikliniek staat onder leiding van Mrs. J. J. Boggs en het Medical college voor mannen (de opleidingsschool voor aanstaande dokters), dat 36 studenten heeft, heeft Dr. Anderson tot zijn direkteur. Voorts vindt men hier het David-Gregg hospitaal voor vrouwen, onder direktie van Miss. Mary H. Fulton, die ook aan het hoofd staat van de pierson-polikliniek en van het „Hackett Medical Coljege" voor vrouwen, waaraan 21 jonge Chineesche vrouwen een cursus van 4 jaren doorloopen, ter verkrijging van den graad van dokter. In het hospitaal heeft zij de hulp van Dr. Isabella Mack en Miss. Marg. Stratie en aan het College die van Dr. Mary Niles, welke tegelijk heeft de directie van de HaFong-Tsun-polikliniek voor vrouwen. In het belang van China's dochteren is bovendien opgericht de Mary H. Perkens Maternity (kraam-inrichting), door Mevr. Julia Turner, eene rijke dame van Philadelphia, geheel betaald. Evenzeer bestaat hier in verband met het vrouwen-hospitaal eene Vormschool voor verpleegsters, voor welke stichting de daareven genoemde Amerikaansche dame ook het geld gegeven heeft. Ten behoeve van de zieke kinderen zijn er ook ziekenzalen van dezelfde vriendin der zending opgericht. Sinds 1898 hebben de Presbyterianen zich het lot aangetrokken van de krankzinnigen, dat wil zeggen van die ongelukkigen, wier ziekte hen niet alleen bant uit de gemeenschap hunner landgenooten, maar ook prijs geeft aan de ruwste behandeling. Het is het John g. Kerr Refuge, alzoo genoemd naar zijn stichter, dat Dr. C. C. Selden, een Christen-dokter van Canton, niet aan de missie verbonden, trouw verzorgt. Op het oogenblik zijn hier 141 patiënten onder behandeling, van welke verscheidene behooren tot aanzienlijke familiën in Canton. Deze instelling van weldadigheid is in geheel China de eenige van dien aard. Buiten Canton arbeiden de Presbyterianen en de M. Z. ook te Lien-chou, honderden mijlen zuidwestelijk van Canton. Het hospitaal overwint het vooroordeel van menigeen tegen de prediking des Woords en verzacht veler lijden. In het hospitaal voor mannen, dat 60 bedden heeft, benevens eenige kamertjes, is een miss. arts, die nu en dan de buitenposten bezoekt en de woningen 308 der Chineezen binnengaat. Met het hospitaal verbonden zijn twee poliklinieken, eene te Sam-kong en eene te Shek-Kok. Tevens zijn er twee medische scholen: eene voor de studie der medicijnen en eene voor die der tandheelkunde. Aan het hoofd van het hospitaal voor vrouwen en kinderen staat eene vrouwelijke miss. arts, die ervaart, dat het hospitaal vertrouwen wekt. Twee dames, Mevr. Goo en Mevr. Tsu, kwamen van Honolulu hier studeeren in de geneeskunde, om die in praktijk te brengen onder hun Ha Ka-volk. Den 28en October 1905 is er onverwachts eene droeve geschiedenis afgespeeld teLien-chou. Op dien dag ontstond er een oproer onder het volk. De viering van een godsdienstig feest der Chineezen schijnt het volk opgewonden te hebben. Deze volksopwinding werd volkswoede, en toen vielen de oproerigen aan op het hospitaal der vrouwen, en daarna op dat der mannen. Beide gebouwen werden in brand gestoken en van het zendingspersoneel 5 vermoord, onder welke de vrouwelijke miss. arts, Dr. Chestnut. Ofschoon de overheid der stad jegens de zendelingen goed gezind was, kon zij de droeve gebeurtenis niet verhinderen, daar zij machteloos stond tegenover de ontzinde menigte, aangezien zij slechts 30 soldaten tot hare beschikking had. Wel was de bezetting vroeger grooter geweest, maar eenige weken te voren had de onderkoning van Canton alle troepen uit Lien-chou weggenomen. Toen alles weer tot rust gekomen was, is weer aan den herbouw van het verwoeste begonnen. De beide hospitalen werden geschonken, het mannen-hospitaal door Mr. Warner van Norden, die f 10.000 er voor gaf en het vrouwen-hospitaal door mevrouw James H. A. Brooks van Philadelphia, die er f 7500 voor afzonderde. IJeung-kong kreeg in 1902 een hospitaal; verscheidene der daar verzorgde patiënten kwamen tot bekeering en werden herauten van het Evangelie voor hunne medelijders. De polikliniek is twee dagen in de week open; 400 Chineezen kwamen daar in 1905. De zalen zijn bijna altijd vol. De provincie Kiangsu heeft slechts twee plaatsen, waar de Presbyterianen de M. Z. hebben gebracht. Het zijn Soochow en Hwai-yuen. Soochow heeft het Tooker Memorial hospital en polikliniek voor vrouwen, bestuurd door twee vrouwelijke missionaire artsen. Niet minder dan 5.102 patiënten kwamen tot de polikliniek, maar slechts 88 in het hospitaal. ') Hwai-IJuen is eerst in 1901 bezet door de zending en toch heeft het hospitaal een goeden naam zelfs over de grenzen der provincie vanwege zijne operaties. Hospitaal en polikliniek zijn hernieuwd. Op het eiland Hainan is de M. Z. der Presbyterianen uitgebreider dan in Kiangsu. Vooreerst heeft Kiutig-chow het Hoi-How hospitaal en polikliniek, onder een missionairen arts staande. De vertrekken in het hospitaal voor vrouwen en kinderen bestemd, zijn vermeerderd. Daar is een paviljoen bij gekomen, bevattende drie kamers ieder van 7 bedden, waarvan de bouwkosten zijn gedragen door Europeanen en Chineezen, die nog heidenen zijn. Te Nodoa staat het „Mary Henry Hospital," waaraan een polikliniek verbonden is. In het begin van 1905 heerschte hier een epidimie van klier- en longziekten, die in enkele dorpen 20 % van de menschen ten grave sleepte. Verscheidene gevallen werden behandeld met een verlies van 60 %, die als slachtoffers van den dood vielen; zonder behandeling stierven er gewoonlijk 90 %. Daar waren er echter niet velen, die om behandeling vroegen, daar de vrees bestond, dat de geesten de geheele familie zouden dooden, wanneer men hun een lid er van trachtte te ontrukken. Van isolatie wilden alleen de Christenen weten en die ondervonden er de goede vruchten van. 't Laatste station der M. Z. op Hainan is Kachek, waar eene polikliniek is en thans ook het Kilborne-hospitaal, zoo genoemd naar den man, die edelmoediglijk het geld voor zijne oprichting gaf. Nodoa en Kachek hebben ieder één missionairen arts. ') Van eenen onbekenden vriend ontving de missie hier 500 dollars tot aankoop en toerusting van een hospitaalboot. Ook wordt veel gedaan tot redding van meisjes, die de prostitutie dienen. De medische zending der Am. Presbyt. in de provincie Hunan is nog niet veel beteekenend. De drie posten Siangtan, Hengchow en Chen-chow hebben 4 missionaire artsen, eene polikliniek en een hospitaal. Siangtan heeft een mooi nieuw hospitaal, door Dr. Tooker's vader gebouwd, van 2 verdiepingen en 2 miss. artsen. Omvangrijker is de Medische arbeid in dienst der missie in de provincie Tschill. Peking, China's hoofdstad, sinds 1863 door de Presbyterianen bezet, heeft twee hospitalen. Dat voor mannen werd geopend in 1905 en verving het oude Antinghospitaal, dat in Chineeschen stijl in 1886—1887 voor ƒ27.000 is gebouwd. Eenige dagen te voren was ook eene nieuwe polikliniek terzelfder plaatse in gebruik genomen. Met het hospitaal is nog verbonden een Opium-refuge voor mannen, dat 20 slaven van dat heulsap tegelijk kan bergen. De vroegere miss. arts Griggs meent, dat 50° . der genezenen staande blijft. Het Douw hospitaal, in 1900 opgericht, is het hospitaal voor vrouwen, dat een vrouwelijke arts tot direktrice heeft. Daar is echter een groot gebrek aan vrouwelijke assistenten. Voor die zijn de oogen gericht naar de „Union Medical School for women". Slechts 94 patiënten zijn er opgenomen in het hospitaal, wat een zeer klein getal is tegenover de 7.375 bezoeksters van de polikliniek, 't Is echter met de vrouwen van China zooals een harer zeide: „Wij kunnen iederen dag komen, maar wij kunnen ons huis niet verlaten." Zoolang toch een vrouw thuis dienst kan doen, kan zij geen toestemming krijgen, om aan het hospitaal te blijven langer dan den tijd der polikliniek. Evenals Peking heeft Paotingfu twee hospitalen, het eene, het „Hodge Memorial Hospital" voor vrouwen, in 1903 in gebruik genomen en het andere, het „George Yardley Taylor Memorial Hospital" J) voor mannen, den 4en Oct. 1904 geopend in tegenwoordigheid van Chineesche ambtenaren, wien bij die gelegenheid de beteekenis van de M. Z. werd uiteengezet. Van dit hospitaal valt dit eigenaardige mee te deelen. De Chineesche direkteur van het Regeerings Medical College te J) Dr. Yardley Taylor (sinds 1887) en Dr. Hodge (sinds 1898) zijn beiden in 1900 door de Boxers gedood te Poating-fu. Tientsin is een oprecht Christen en heeft door zijn invloed den bekenden onderkoning, Yüan Shah K'ai, den bekenden kampioen voor de afschaffing van het opiumrooken, overgehaald aan den bouw van het Taylor-hospitaal ƒ250 bij te dragen. Voor de vrouwen zijn nog bovendien 3 poliklinieken, een aan het hospitaal, twee in de stad, in 1905 bezocht door 8.661 kranken. Bij het mannen-hospitaal, waar de Chinees Dr. Kao assistent is, hoort eene polikliniek. Het medische werk geschiedt door een mannelijken en eene vrouwelijke miss. arts. De vrouwen zijn dankbaar voor wat in haar belang gedaan wordt en gewoonlijk zeer gewillig, soms blij, om het Evangelie te hooren. Zij hebben volop tijd om te luisteren en te denken, als zij daartoe geneigd zijn. De patiënten verblijven in Chineesche kamers en zorgen voor haar eigen voedsel door een of meer verwanten, die zij meebrengen. Dat geeft haar vertrouwen in ons, zij voelen zich geheel thuis met haar eigen gereedschap om zich heen, en wij hebben geen klachten over eten of bediening. Eindelijk heeft nog Shunte-fu twee artsen, een mannelijke en eene vrouwelijke. In 1905 schonken Mevr. Hugh O' Neil en Mevr. Dalington van New York een som van ƒ 50.000 voor twee hospitalen en een kerk op dezen zendingspost. Poliklinieken zijn er reeds. De laatste provincie van China, waar wij der Presbyterianen missie hebben te bezoeken, is Shantung, dat twee posten der M. Z. in het oosten en vijf in het westen heeft. De eerstgenoemde zijn Tengchou met een mannelijken en Chefoo (een haven) met eene vrouwelijke miss. arts. Het hospitaal van Tengchou heeft zes kamers voor vrouwen en zes voor mannen met 16 bedden in het geheel. Ook zijn er twee poliklinieken. Chefoo bezit alleen eene polikliniek, terwijl de miss. arts menig uitstapje doet naar de dorpen in den omtrek, om er genezing voor het lichaam en voor de ziel te brengen in de kracht Gods. Shantung's hoofdstad, Chinan-fu, heeft niet minder dan een mannelijke en twee vrouwelijke miss. artsen, de eerste arbeidende in het Mcllvaine-hospitaal voor mannen, de beide anderen in het Louisa IJ. Boyd hospitaal voor vrouwen en kinderen. De beide poliklinieken kregen in 1905 van ruim 12.000 patiënten bezoek. Twee derde van de onkosten dezer M. Z. wordt gedragen door Chineezen en vreemdelingen. In de dagen der troebelen van 1900 had Wei-hsien — aan welk station wij nu komen - veel te lijden van de Boxers, die er beide hospitalen verwoestten. Die tijd kan nu vergeten worden daar zoowel het hospitaal voor de mannen als dat voor de vrouwen weer is opgebouwd en ieder zijn eigen arts heeft, een mannelijke en een vrouwelijke. Ook de poliklinieken ontbreken niet. Eveneens heeft Ichou-fu twee poliklinieken (met 22.000 patiënten in 1905) en twee hospitalen, benevens 3 miss. artsen onder welke een vrouwelijke. De geestelijke arbeid draagt schooné vrucht. Een der patiënten zeide, toen hij hersteld het hospitaal verliet: „Ik ben gekomen, beladen met pijn en zonden, en ik ga heen, beiaden met geluk en zaligheid." Met de vermelding van de „Rose-Bachman"- en de „Hunter Memorial" hospitalen van Chining-fu en hun eenigen miss. arts, dien zijne vrouw trouw ter zijde staat in zijn werk onder de vrouwen in het laatste hospitaal, kunnen wij den arbeid der M. Z. in China eindigen Ruim veertig jaren geleden is de M. Z. der Noord-Amerikaansche Presbyterianen in Voor-Indië begonnen. Vooral voor de blinde vrouwen is haar arbeid van groote beteekenis. Van de drie terreinen, door hen bewerkt, Pansjab, Noord-Indië (de Noordwestelijke provinciën) en West-Voor-Indië (Presidentschap ombay) is Pansjab het best voorzien van missionaire artsen baharanpur(één missionaire arts), Sabathu (idem), Ambala (een vr. jn,arts)' Lahore> (twee m. a. onder welke eene vrouw), Ferozepore (idem), Dehra (een vr. missionaire arts), Hoshyarpore (idem) Woodstock (idem) zijn alle posten der M. Z., waar het Evangelie Gods weerklinkt. Wij kunnen Ludiana hierbij voegen, ofschoon de Presbyterianen zelve er geen missionairen arts hebben, (wat ook niet noodig is, omdat de North India Medical School in die behoefte voorziet), aangezien de beide leeraressen dezer school Noble en Dr- Fullerton tot de Presbyteriaansche kerk behooren. Van de overige arbeidsterreinen heeft Hoshyarpore dit eigenaardige, dat vader, moeder en dochter *) er samen in de zending werken, laatstgenoemde als missionaire arts in het Denny-hospitaal voor Vrouwen en kinderen in de polikliniek. De houding der bewoners tegenover het Christendom is vriendschappelijk, maar ook niet meer. Lahore, het politieke centrum van Indië, heeft geen hospitaal, maar poliklinieken. Daarentegen is Ambala het Philadelphia-hospitaal voor vrouwen rijk. Opmerkelijk is hier het toenemen van de chirurgische gevallen. Want de Hindu van Pansjab loopt eerst zijn eigen dokters af, om genezing te vinden, wat hun tal van offers van schapen en geiten kost en eerst als dezen het opgeven, komen zij bij de missionaire artsen. Gewoonlijk zijn de patiënten dan zoo zwak, dat zij niet meer kunnen loopen, doch God geeft uitkomst naar het lichaam, en de Geest Gods blaast in de dorre doodsbeenderen, dat zij leven. In het geheel zijn er in Pansjab zes hospitalen en 8 poliklinieken en werden er in 1905 61.930 patiënten behandeld. In Noord-Indië vindt ge de M. Z. te Allahabad de „Stad Gods," met het „Sarah Seward hospitaal" met eene doktores benevens eene polikliniek. Onder de zieken van dit hospitaal zijn ook vrouwen van hooge kaste, van welke sommigen nooit sinds hun huwelijk buiten de echtelijke woning zijn geweest. Eerst waren zij zenuwachtig, maar spoedig verheugden zij zich in hare vrijheid en toen zij de verzekering kregen, dat zij nooit een man zouden zien of door hem gezien worden, wilden zij gaarne in den tuin wandelen. „Als gij u kunt herinneren uwe eerste wandeling door het groen en met bloemen om u heen, dan kunt gij u iets van de gevoelens dezer vrouwen begrijpen," schrijft een zendeling ons bij deze mededeeling. Ook te Morar, de hoofdstad van den inlandschen Staat Gwalior, is eene M. Z. met eenen medischen arbeider. In het geheel zijn in dit deel van Voor-Indië een hospitaal en 4 poliklinieken, die echter niet alle van de M. Z. uitgaan. West-Voor-Indië heeft twee hospitalen en drie poliklinieken. ') Alle drie zijn Hindoes. De dochter heet Dora Chatterjee. Kodoli heeft het eene hospitaal met eene polikliniek voor vrouwen onder eene vrouwelijke missionaire arts en Afiraj (Miradsch) in Zuid-Mahrata gelegen het andere. In 1894 is dit laatste hospitaal, hetwelk 65 bedden heeft, maar soms 85—95 patiënten bergt, gebouwd voor meer dan 40000 Rupies (f30000), de gift van één enkelen persoon te Philadelphia. Onder Dr. Wanless en zijne ambtgenooten, wier aantal thans is drie mannelijke en eene vrouwelijke missionaire arts, heeft het een goeden naam gekregen, zooals geen ander hospitaal van Indië. Zelfs Brahmanen bezoeken het. Bij dit hospitaal, dat goed toegerust is, hoort een vertrek, speciaal bestemd voor zendelingen, die chirurgische of medische behandeling noodig hebben. Ook aan de opleiding voor inlandsche artsen wijden de geneesheeren zich. Thans hebben zij 10 studenten. Een van de oud-studenten dezer Medische School is Brahmaan, thans werkzaam als dokter in de bekende inrichting van Pandita Ramabai te Poona. In Japan is op het oogenblik geen M. Z. van deze Amerik. Presbyterianen, daar de eenige miss. arts, die in het oostelijk deel van dit machtig eilandenrijk heeft gearbeid, na den dood zijner echtgenoote naar zijn vaderland is teruggekeerd. Eene schoone bladzijde in de geschiedenis der M. Z. van de Amerikaansche Presbyterianen is die, welke spreekt van den arbeid der miss. artsen in Korea. Deuren, die daar menschelijkerwijze lang gesloten zouden gebleven zijn, openden zich ras voor de M. Z. Het begin van eenen geregelden zendingsarbeid in Korea is verbonden aan den naam van den missionairen arts Dr. H. N. Allen, die zich in 1884 met vreezen en beven te Seoul, de hoofdstad van Korea, vestigde, daar hij zichzelven afvroeg, of men hem wel zou toelaten. Dit viel hem mee, daar hij erkend werd door de regeering als arts van het Amerikaansch gezantschap. Hij zag zich echter door alle standen hartelijk verwelkomd. Kort na zijne vestiging kreeg Dr. Allen gelegenheid door zijne kunst volk en regeering grooten dienst te bewijzen. Den 4en December 1884 beleefde hij een vreeselijk bloedbad te Seoul. Zelf schreef hij er indertijd van: „China en Japan strijden om Korea. Beide machten onderhouden in de hoofdstad een staand leger. Zoodoende is hier derhalve behalve een partij, die den vreemden goed gezind is en een die hun kwalijk gezind is, ook nog een partij, die China haat en Japan weigenegen is en een partij, die Japan tegenwerkt en China begunstigt. Tot voor korten tijd bezat de partij, die voor de Chineezen is, 7 hooge regeeringsambten. De tegenpartij was ijverzuchtig hierop en vermoordde ten slotte, door de Japanners gesteund, die 7 ambtenaren bij een groot middagmaal, waaraan ook alle buitenlandsche gezanten en consuls deelnamen. Slechts één der slachtoffers, door 7 zwaardhouwen vreeselijk toegetakeld, leeft nog en zal misschien herstellen. Het is een neef der koningin, de invloedrijkste leider der partij van den vooruitgang, wiens vader in 1881, evenzeer om zijne progressieve denkbeelden, vermoord werd. Hij heet MingYoung-Ik, en was in 1883 als gezant van Korea in Amerika. Dadelijk na zijne verwonding werd ik bij hem geroepen en sinds heb ik zoowel hem als verscheidene anderen als arts behandeld." Dertien inlandsche artsen hadden eerst vergeefs alle moeite aangewend, om het bloed te stelpen, door de wonden met was te vullen. Toen dit Allf.n wel gelukte door de doorgesneden bloedvaten aan elkaar te naaien, was de verbazing zijner radelooze Koreaansche ambtgenooten groot. De patiënt was gered en genas spoedig onder Allens behandeling. Zoo had met één slag de missionaire arts een positie verkregen, die de geheele M. Z. en de vrije prediking des Evangelies ten goede zou komen. Hij had zoo grooten invloed, dat, terwijl al de vreemdelingen, de diplomatieke vertegenwoordigers van Europa en Amerika daaronder begrepen, voor de op den moord gevolgde twisten tusschen Japanners en Chineezen naar de kusten moesten vluchten, hij met vrouw en kind in de hoofdstad kon blijven, en beschermd werd door den invloed, dien hij als geneesheer had. Een wacht, hem van den koning verstrekt, bewaakte zijn huis en vergezelde hem, als hij zijne patiënten bezocht. De vorst, wiens leven hij gered had, zeide tot hem: „Ons volk kan niet gelooven, dat gij uit Amerika kwaamt; zij houden vol, dat gij uit den hemel moet gekomen zijn in dezen ernstigen tijd." Toen Allen een hospitaal noodig had, stelde de regeering van Korea er een te zijner beschikking, waaraan de dankbare koning den naam gaf: „Voor de beschaafde jeugd." Dat geschiedde in 1885. Dr. Allen had veel te doen; meer dan 10.000 patiënten riepen zijne hulp in. Alleen kon hij den arbeid niet meer af. Hij kreeg mede-arbeiders. Heron was er een van. Later kwam Miss Dr. Ellers, wier hulp de keizerin, toen zij ziek werd en hare artsen haar niet genezen konden, niet tevergeefs inriep. Volgens den wensch des keizers leidden Allen en zijne ambtgenooten Koreaansche leerlingen tot dokiers op. In het jaar 1888 ging hij als secretaris van het Koreaansche gezantschap naar Washington. Thans is hij gezant van Amerika in Korea. Gedurende den Russisch-Japanschen oorlog hadden de miss. het zeer moeielijk. Ook de tijd, na het sluiten van den vrede, bracht zijne beproevingen mee. Den 17 Dec. 1905 sloten Japan en Korea een conventie, waarbij eerstgenoemd land Korea feitelijk annexeerde. De vormen van het Koreaansch gouvernement zijn gehandhaafd en de Koreaansche keizer schijnt de heerscher van het land te zijn, maar er is eetT Japansch Gouverneur-generaal, die voor Korea zal zijn wat de vertegenwoordiger der Eng. regeering in Egypte is voor dat land. Ook deze overgangstijd heeft zijne moeielijkheden. Thans zijn te Seoul 7 miss. artsen, onder welke 3 vrouwelijke. Het schoone „Severance hospital" met 40 bedden, de gift van Mr. Louis H. Severance van Cleveland, werd den 23en Sept. 1905 ingewijd. De polikliniek trekt vele duizenden. l) 't Evangelie wordt daar en in het hospitaal gebracht. Het onderwijs in de geneeskunde heeft geleden door den uitgebreiden arbeid der miss. artsen in ander opzicht, maar als de handboeken gereed en in handen der studenten zullen zijn, zal het ') Dit hospitaal is bestemd voor mannen en vrouwen. Voor rijke Koreanen zijn afzonderlijke kamers. Korea's keizer had dat hospitaal willen geven — maar hij was daartoe niet in staat. De heer Severance gaf er 15.000 dollar voor. beter gaan. Fusan is in het bezit van de Mary Collins Whitingpolikliniek met een miss. arts, welke bezocht wordt door hoog en laag, rijk en arm, jong en oud, alsmede sinds Sept. 1904 van het „Junkin Memorial Hospital." Beide hadden in 1906 een toeloop van 8.547 patiënten. Een evangelist arbeidt voortdurend in hospitaal en polikliniek. Te Pyeng Yang is een miss. arts, die een nieuw hospitaal heeft: het Caroline A. Ladd hospitaal, naar de geefster van ruim /12.000 zoo genoemd. In 't geheel heeft 't gekost ƒ 16.000. Acht studenten worden opgeleid tot assistenten. In de oude hoofdstad van Zuid-Korea Taiku, wint de M. Z. van jaar tot jaar in gunste. Hospitaal en polikliniek ontbreken hier niet. Syen chyun heeft een hospitaal en eene polikliniek onder een mannelijken en eene vrouwelijke miss. arts. Ook een opleiding van medische assistenten is hier. Eindelijk heeft Chai Ryoeg, de jongste zendingspost, een M. Z., een polikliniek en een hospitaal onder eenen arts. In Achter-Indië ligt het koninkrijk Siam. Dit rijk bestaat uit het eigenlijke Siam en de landen der Laos. De Presbyterianen begonnen den zendingsarbeid reeds in 1840 in Siam en vestigden zich te Bangkok, de hoofdstad des rijks, aan de Menam. Onder de Laos beproefde kort daarop de miss. arts Broadley van den Bostonner Board vasten voet te krijgen voor de missie, maar tevergeefs, zoodat hij in 1850 weg ging. Door hem werd de bevolking van Laos bekend gemaakt met de inenting tegen de pokken. Toen later verscheidene kwakzalvers het land doorreisden, om de menschen in te enten met eigengemaakte lymphe, die zij beweerden gekregen te hebben van de vreemden te Chieng-mai, werd aan deze bedriegerij een einde gemaakt door de Presbyteriaansche miss. artsen, die van de hun goedgezinde overheden verkregen, dat de inenting in geheel het koninkrijk Siam hun werd overgelaten. Ofschoon de arbeid der Siameesche zending niet ongezegend is, zijn de vruchten er van nog gering, vooral onder de Thai (vrijen), de eigenlijke Siameezen. In Laos is de vooruitgang grooter. Daar is geen massale bekeering of snelle groei, maar overal voort- durende uitbreiding van het Evangelie. De Vorst des lands, ofschoon van harte Buddhist, werkt de zending niet tegen, en bevordert de M. Z., doch alleen om zijn volk te doen deelen in de zegeningen der Westersche beschaving. Onlangs verbood hij het dobbelspel en schafte alle loterijpachten (behalve die van Bangkok) en de slavernij af. In Siam hebben de Presbyterianen vijf zendingposten, ieder met een miss. arts, Bangkok, Petchaburee, Ratburee, Nakawn Sri Tamarat en Pitsanuloke. Vier hospitalen en 5 poliklinieken worden hier gevonden. Voor het nieuwe hospitaal van Nakawn hebben de koning, de kroonprins en verscheidene andere vrienden van het werk in Siam bijgedragen en het overige is er door Amerikaansche vrienden bijgedaan, zoodat er een degelijk hospitaal is verrezen. De overige hospitalen zijn klein. Het aantal inentingen is groot. In Laos zijn 4 zendingposten Lakawn, Nati, Chiengmai en Chiengrai, van welke de beide eerste, ieder één, en de beide laatste, ieder twee miss. artsen hebben. Ook hier zijn de inentingen vele. Het ideaal van een medische zending is de rechterarm van de bediening des Woords te zijn en dat zien wij hier kennelijk sinds 1905. Te Chiengmai wordt de arbeid in hospitaal en polikliniek zoo groot, dat een tweede dokter zeer gewenscht is. Het C. T. van Santvoord hospitaal te Lakawn doet niet alleen veel om pijn en smart weg te nemen, maar is ook een macht, om den weg te banen voor Christus. Siam's koning gaf voor den bouw van dit zendingshospitaal f2400. In het geheel zijn in Laos 4 hospitalen en 7 poliklinieken. In 1906 hadden deze 35.000 patiënten. Van het medische werk in Laos mag gezegd worden, dat de inkomsten van het zendingsterrein ieder jaar voldoende zijn, niet alleen om alle loopende uitgaven, medicijnen en instrumenten te betalen, maar ook om de gebouwen voor de M. Z. te onderhouden en uit te breiden. Dit geheele vruchtbare medische zendingswerk kost de kerk niet meer dan de salarissen en reiskosten der doktoren. Het zendingsveld, dat wij nu betreden, Syrië, is in 1823 ont- gonnen door den Bostonner Board. Eenige weinige arbeiders kwamen daar. Geen enkele inboorling verwelkomde hen, geen enkel aanknoopingspunt hadden zij daar. Gedurende de eerste vijftien jaren had het Protestantisme geen wettig recht van bestaan in Syrië en de Amerikanen zelve hadden te lijden van de vervolging en onaangename bejegeningen zoowel van de Oostersche christenen als van de Turksche ambtenaren. De tweede periode, van 1840 tot 1860, was er eene van moord en doodslag. Nochtans werd gedurende dezen tijd het Protestantisme erkend; de eerste Protestantsche Syrisch-Evangelische kerk werd geinstitueerd; twee scholen kwamen tot stand; de nieuwe vertaling des Bijbels werd begonnen. Maar uit de inboorlingen was er, ondanks een moeielijken arbeid van 40 jaren, nog geen kerk verzameld. Tusschen 1860 en 1880 begon het te dagen. Het gouvernement van Libanon kwam tot aanzijn; de vertaling des Bijbels werd in 1865 voltooid; hetzelfde jaar zag de formeele opening van het „Syrian Protestant College"; de hoeksteen van het hoofdgebouw werd gelegd; een nieuw leven ontstond. In 1870 ging de missie in Syrië over aan de Presbyteriaansche kerk van de Vereenigde Staten van N.-Amerika. De werkelijke groei van dit zendingswerk heeft plaats gehad gedurende de laatste 25 jaren der 19e eeuw. Jaarlijks hebben de Presbyterianen hiervoor door elkaar f 140.000 uitgegeven en de gemeenten uit de inboorlingen daaraan f50.000 toegevoegd. Veertig zendelingen (25 vrouwen en 15 mannen) arbeiden thans in Syrië op 8 hoofdcentra, van welke twee ieder een miss. arts heeft. Bovendien zijn er 200 medearbeiders, uit de inboorlingen 2500 leden der Protestantsche kerk, 6300 schoolkinderen; meer dan 5500 hooren eiken zondag het Evangelie der genade. De voornaamste post dezer missie is de stad Beirut. Hier nu bevindt zich het daareven genoemde „Syrian Protestant College", een Hoogeschool, opgericht uit rijke giften van Amerikaansche zendingsvrienden, met verschillende faculteiten, van welke wij hier slechts noemen de Medische met 5 hoogleeraren en eenige lectoren. Scharen jonge mannen hebben zich onder de uitnemende leiding hunner docenten bekwaamd tot doktoren, die nu, deels zelfstandig, deels in verband met de missie, hun praktijk uitoefenen. De Medische cursus duurt vier jaren, bij het eindexamen ontvangen de studenten het Turksche diploma van arts, wat hun recht geeft in geheel Turkije als dokter op te treden. Een hospitaal is aan deze faculteit verbonden, namelijk het Johanniter-hospitaal. Van de eerste Hoogleeraren Dr. Dodge, De Forest, Van Dijck, Post, wier verdiensten zelfs de Sultan, vooral tijdens een pest, openlijk erkend heeft, is nog slechts laatstgenoemde in leven, wien de Duitsche keizer, tijdens zijn bezoek aan het Oosten, de orde van den rooden Adelaar geschonken heeft. Met hem arbeiden nu de professoren G. E. Post, Harris Graham, Walter Booth Adams, Charl. A. Webster en Franklin T. Moore. Voor Dr. van Dijck hebben dankbare orthodoxe Grieken een marmeren standbeeld opgericht in hun St. George-hospitaal, waarin hij ook opereerde. Behalve artsen heeft deze faculteit ook gevormd geëxamineerde apothekers. Sinds 1899 is er een vrouwenkliniek verbonden aan deze Hoogeschool. Niet minder dan 95 studenten in de medicijnen en 24 in de pharmacie studeerden aan de Syrian Protestant College gedurende den cursus 1905—1906. Te Beirut heeft voorts nog lang gewoond Dr. Mary Eddy Pierson, de eerste vrouw, die het Turksche medische diploma verworven heeft te Constantinopel. Sinds 1893 is zij echter slechts nominaal een lid van dezen post; zij heeft het geheele Syrische zendingsveld doorreisd, ja is nog verder gegaan. Met haar bijbelvrouwen en haar kamp-ingrediënten reist zij zomers te paard naar de vergelegen dorpen en slaat daar haar tent op. Een verrassend aantal zieken en gewonden komen ras te voorschijn. Het is treffend te zien het groote vertrouwen, dat zij bezit bij de zieken en verminkten, die zich om haar verdringen. Het Evangelie wordt gelezen en verklaard, traktaten uitgedeeld, hymnen gezongen en dan de zieken, een voor een, behandeld. Zoo poogt zij overal zoowel het lichaam als de ziel te hulp te komen met hare wetenschappelijke en geestelijke gaven. Zij reist tamelijk veilig, daar ook de roovers, die in deze streken velen zijn, haar en haren arbeid in achting houden. Hare komst op de dorpen geeft soms aanleiding tot komische vergissingen. Zoo hield men haar eens voor den ambtenaar der belastingen, die het getal aanwezige schapen kwam opnemen, ten einde de belasting te bepalen, die ieder verschuldigd is. Daarom werden alle menschen gewaarschuwd, hunne schapen zoo veel en zoo gauw mogelijk te verbergen. Toen Miss Eddy de menschen om zich heen verzameld had, om hun de blijde boodschap der genade te verkondigen, gaf deze vergissing haar een goed onderwerp voor haar toespraak over den Goeden Herder. Deze reizen kunnen ook het nut hebben, dat er zieken gevonden worden, die een hospitaalbehandeling noodig hebben en aan wie zij den weg naar een ziekenhuis wijst. Blinden, die zij ontmoet, zendt zij, zoo mogelijk, naar de blindeninrichtingen te Tyrus en te Beirut. Ook degenen, die haar begeleiden od de reis, maakt zij bekend met den weg der zaligheid. Daar Miss Eddy Pierson's gezondheid haar later belette zooveel te reizen, heeft zij door de hulp van vrienden een vrouwenhospitaal met polikliniek geopend te Junieh, 15 mijlen van Beirut. Waarschijnlijk zou dit geen mannelijk missionair gelukt zijn, zich hier te vestigen en zonder twijfel geen vrouw, tenzij eene doktores. Maar na veel moeite heeft Dr. Eddy een man overgehaald twee huizen te bouwen en haar te verhuren, het eene voor polikliniek en operatiekamer, het andere voor hospitaal en woonkamer en daar zij is tot nu toe nog. Behalve Beirut is Tripoli een post der M. Z. in Syrië. Dr. Ira Harris arbeidt hier als arts sinds 1883 vooral onder Mohammedanen. Toen hij hier de eerste Monammedaansche vrouw onderzocht, vereischte het 5 minuten hare tong te mogen zien door een split in haren sluier en nu zijn 70 pCt. van al zijne patiënten vrouwen. Bovendien is het nu de gewoonte, den sluier af te leggen voor den dokter, behalve als er iemand anders bij is. Slechts chirurgische gevallen worden in het hospitaal behandeld; andere zieken worden in gehuurde huizen gehuisvest. 21 Een voorbeeld uit vele van den zegen, dien God hier aan de M. Z. schenkt. Dertien jaar geleden was Zarefee eene bruid, die eene schoone toekomst scheen tegemoet te gaan. Eenige maanden na haar huwelijk werd zij aangetast door een dier vreemdsoortige vormen van koorts, zoo algemeen in Syrië. Nadat de koorts haar verlaten had, was zij zeer zwak. Toen zij sterker werd, kwam men tot de ontdekking, dat zij hare beenen niet rechtuit kon steken. Hare knieën trokken zelfs op tot haar kin. De inlandsche dokters werden geraadpleegd en die verklaarden, dat het verlamming was, en gaven een ongunstige prognose. Daarna kwam zij onder behandeling van kwakzalvers, die haar op de vreeselijkste wijze hebben gemarteld. Zij werd gebracht naar verscheidene „Heilige Graven," waar „de reuk der heiligheid" haar zou genezen, vooral als aan den bewaarder der plaats geld werd gegeven en wierook gebrand onder het opzeggen of zingen van een tooverformule. Zij droeg om haren hals verscheidene toovermiddelen. Zij werd gebrand en bedekt met trekpleisters, dikwijls werd haar bloed afgetapt, zij nam velerlei medicijnen in. Niets hielp. Tot overmaat van ramp verwaarloosde haar echtgenoot haar en toen zij 7 jaren getrouwd waren, verzocht en verkreeg hij echtscheiding. Bij hare familie moest zij haar intrek nemen. „In Juni 1905 zag ik haar voor 't eerst," schrijft Dr. Harris. „Na haar te hebben onderzocht, las ik in haar lief gelaat een bede, die mij in het hart drong. Ik verlangde de vrouw te helpen, maar zij was zoo lang mishandeld, dat het moeielijk was te weten, in hoeverre een operatie succes zou hebben. Zij, de arme, was bereid alles te beproeven. De operatie geschiedde, en toen zij herstelde van de gevolgen er van, waren al hare leden weer recht. Dagen lang waren hare pijnen vreeselijk, maar zij droeg ze als een heldin en vijf weken later deed zij haar eerste wandeling. Ik zou wenschen, dat gij op haar gelaat den glans van geluk hadt kunnen zien, toen zij merkte, dat zij kon loopen. Zeven weken na haar herstel keerde zij terug naar haar huis. In den tijd, dat zij bij ons was, gaf zij blijken van verandering in haar hart en toen ik haar aan huis bezocht zeide zij, dat zij hare belijdenis trouw zou blijven." Omstreeks denzelfden tijd, waarin de Presbyterianen Syrië overnamen van den Bostonner Board (1871), namen zij van deze ook over de zending in Perzië. Vier posten der M. Z. zijn er in het oostelijk deel van Perzië te Teheran, Kazvin, Resht en Hamadan en twee in het westelijke deel te Urumia en Tabriz. Gedurende de ontzettende cholera-epidemie van 1892 tot 1893 hebben de miss. artsen zulke goede diensten bewezen, dat daardoor zekere band tusschen missie en volk werd gelegd. Niet minder trouw betoonden de artsen zich tijdens de choleraepidemie van 1905—1906. Een eigenaardig bewijs van den invloed der M. Z. is de opening van het zendingshospitaal te Teheran in 1892. Dr. Torrance had den eersten minister der kroon behandeld en door Gods genade mogen genezen. De Shah van Perzië bood den geneesheer een hooge orde aan, maar deze weigerde. Toch werd hij benoemd tot groot-officier van de Perzische orde van „de Leeuw en de Zon." Aangenamer gunstbewijs van den vorst was hem en zijnen ambtgenooten de toestemming tot den bouw van een hospitaal voor zieken van iedere nationaliteit en belijdenis. Dit hospitaal, hetwelk na de cholera van 1905—1906 geheel vernieuwd en goed toegerust is, heeft een miss. arts. Slechts twee kamers van dit hospitaal stonden ten dienste van vrouwen. Er was dus behoefte aan een ziekenhuis voor vrouwen. Op zekeren avond van 1906 kreeg Dr. Wishard, de direkteur van het hospitaal, een boodschap van een Perzisch edelman, met het verzoek zijn moeder te bezoeken. Deze was al sinds eenigen tijd onder behandeling. Toen Dr. W. bij haar kwam, sprak hij over de groote behoefte aan een vrouwenhospitaal. Zij zeide, dat God het geld zou zenden en vroeg haar te geven een plan voor een hospitaal met eene raming van kosten. Dr. W. gaf dit en de vrouw gaf het benoodigde geld als dankoffer voor hare herstelling. Zoo kwam het vrouwenhospitaal van Teheran tot stand, nu staande onder een vr. miss. arts. Ook is er een Medische school te Teheran. Te Hamadan is een nieuw hospitaal, de „Lillie Reed Holt Hospital",met polikliniek onder twee miss. artsen, waarvan een vrouwelijke is. Patiënten worden gebracht naar de polikliniek van dorpen, die op 16—32 mijlen en van steden die op 50—120 mijlen afstands liggen. Resht heeft een zending-polikliniek, doch met den miss. arts, die hier arbeidt, zijn onderhandelingen van de zijde der regeering, om het gouvernementshospitaal onder zijne directie te brengen, doch tot nu toe zonder resultaat. De miss. arts van Kazvin heeft een polikliniek en doet reizen in den omtrek. In Urumiah arbeiden twee miss. artsen (een is eene vrouwelijke) in een hospitaal en een polikliniek, terwijl te Tabriz een polikliniek is en een belangrijke praktijk van de huizen door twee miss. artsen (een vrouwelijke), die opweegt tegen hospitaalarbeid. Lang hebben wij met de Amerikaansche Presbyterianen vertoefd in Azië, waar hun M. Z. zeer uitgebreid is; thans hebben wij met hen over te steken naar Afrika, waar wij echter slechts een kleinen medischen arbeid vinden, in West-Afrika (ZuidKamerun), in 1870 overgenomen van den Bostonner Board. Te Daraka, Batanga, Efulen, Elat, en Mac Leati Memorial Station bij Lolodorf, zijn 4 hospitalen en 6 poliklinieken. Op ieder dezer posten is een miss. arts behalve te Batanga en Efulen, die twee miss. artsen hebben. Eindelijk brengen wij nog een bezoek aan de Philippijnsche eilanden, waar wij op het eiland Negros te Dumaguete een hospitaal en een polikliniek vinden met twee miss. artsen. Ook op 't eiland Cebu is een miss. arts. Overzicht. De M. Z. der Amerikaansche Presbyterianen heeft in het geheel thans 53 hospitalen en 65 poliklinieken (tegen 57 in 1905) bezocht door 442.756 patiënten. Van deze heeft Afrika 4 hospitalen, 5 poliklin. en 6 miss. artsen. China 22 24 „35 , (13 vr.) Voor-Indië 8 11 „ „ 11 7 „ Philip, eilanden 2 „ 2 „ „ 3 „ Korea 4 4 „ „ 10 Perzië 3 hospit., 6 poliklin. en 9 miss. artsen (4 vr.). Siam en Laos 8 „ 8 „ „ 11 „ syrië 2 „ 2 „„ 2 „ 1 , Japan 1 B § LXXIII. The Board of Missions of the Presbyterlan Church (South.) (De Zending der Presbyteriaansche kerk (Zuiden der N. A.) Tengevolge van den Amerikaanschen burgerkrijg hebben zich de Presbyterianen van de Zuidelijke Staten der Vereenigde Staten losgemaakt van de Noordelijke en in 1862 een eigen zendingsbestuur in het leven geroepen. Deze zending is niet groot; groot is ook niet de M. Z. Op drie zendingsterreinen China, Korea en Congo-staat staan hare 11 miss. artsen. In China heeft deze Board in de provinciën Kiangsu en Chekiang eenige posten der M. Z., waarvan Soochow in Kiangsu de grootste is. In den omtrek der hoofdposten vindt men poliklinieken. Zoowel over mannen als over vrouwen gaat de erbarming. Sinds 1896 is in Korea de M. Z. der Amerik. Presbyterianen in het zuiden met twee poliklinieken opgetreden. Een is er te Tschöndschou met een vrouwelijke miss. arts. Hetzelfde geldt van hunnen Medischen zendingsarbeid onder de Bakuba en Baluba in Luebo\ aan den bovenloop van een der zijrivieren van den Congo, de Kassai. Overzicht. De Amerik. Presbyterianen van het zuiden hebben twee hospitalen en 15 poliklinieken. § LXXIV. United Presbyterian Church of North Amerika. (De vereenigde Presbyteriaansche kerk van N. A.) In 1858 kwam de vereeniging van de „Associate Reformed" en de „Associate Presbyterian" kerken tot stand en kregen de samengesmolten kerken den naam van „United Presbyterian Church" of N. A. Op de eerste Synode dezer kerk Mei 1859 te Xenia in Ohio werd ook gekozen een Bestuur voor de zending, bestaande uit 9 leden. Thans heeft deze kerk twee missies;') die, welke in 1854 in Egypte werd gevestigd van de Middellandsche zee tot den eersten waterval van den Nijl en die, welke in 1855 in Indië werd begonnen in omstreeks 7 distrikten van den Pansjab. In 1900 is de zending in Egypte uitgebreid naar Egyptisch Sudan, dat nu zijn eigen organisatie heeft. Honderd twee en zestig missionairen arbeiden hier, onder welke 15 missionaire artsen. De salarissen, welke deze kerk aan dezen betaalt, zijn niet hoog. Voor Egypte en Sudan is het f 1875, voor Indië ƒ1750, ('t Verlofstraktement is f 1125.) In haren zendingsarbeid wordt de kerk gesteund door een „Women's General Miss. Society." Wat de M. Z. betreft steunt deze vereeniging „The Good Samaritan Hospital" te Jhelum, de polikliniek te Bhera, „The Memorial Hospital" te Sialkot en de polikliniek te Pasrur (alle in Indië), alsmede „The Martha J. Mc Kown Hospital" te Tanta en de polikliniek te Benha (beide in Egypte). Ieder jaar breidt het werk der M. Z. zich uit. De ontwikkelden van Indië en Egypte hebben meermalen hun vertrouwen in de wetenschappelijke behandeling in de hospitalen dezer missie uitgesproken. In Indië heeft de United Presbyterian Church twee hospitalen en 4 poliklinieken. Het „Memorial Hospital" te Sialkot met eene polikliniek staat onder eene vrouwelijke missionaire arts, die in ') De missie in China is in 1878 overgegaan aan de Rgnsche zending en de Syrische missie aan de Presbyteriaansche kerk in Ierland. een harer laatste reporten mag getuigen, dat de Heere dezen arbeid rijkelijk zegent. In 1905 zijn bij het hospitaal gekomen vertrekken voor tuberculose-lijders en voor kinderen. De polikliniek had in 1906 een toeloop van 29.419 zieken. Onder de missionaire arts van Sialkot staat ook de polikliniek van Pasrur, waar 7625 zielen zijn behandeld. Bovendien worden de omliggende dorpen bezocht, ten einde hun medicijnen te brengen met den Bijbel. In 1905 weigerden eenige dorpen -ze te ontvangen, in de meening dat zij agenten waren van den pest-dokter, wiens inentingen tegen de pest zij vreezen, daar zij gelooven, dat het gouvernement op die manier de pest wil verspreiden en hen dooden. In de meeste plaatsen echter ontvingen de menschen met blijdschap de medische en geestelijke hulp. Het 2e hospitaal dezer missie in Indië staat te Jhelum en heet het „Good Samaritan Hospital", eveneens onder een vrouwelijke missionaire arts, die ook een polikliniek heeft te verzorgen. Van de 188 patiënten, die het hospitaal in 1905 bezochten, waren sommigen onverschillig of maakten ongepaste opmerkingen. Anderen zagen wantrouwend hunne huurlieden aan, toen zij voor de eerste maal Christus hoorden noemen den Zoon van God, want dit is weinig minder dan godslastering voor een Mohammedaan. Weer anderen zeiden: „Wij bidden 5 malen per dag en houden de vasten. Wat kunnen wij meer doen?" En toch, ondanks de onverschilligheid, schijnt er verandering te komen in Indië, zegt miss. Dr. Simpson. ') Dezelfde miss. arts heeft ook de zorg voor de polikliniek van Bhera, de eenige medische hulp voor vrouwen in deze plaats. Voor de mannen zorgt het Engelsche gouvernement door gediplomeerde inlandsche dokters daar te plaatsen, en vrouwen van lager kasten gaan in de gouvernements-hospitalen, maar een Purdah-vrouw van een hooge kaste wil niet bezocht worden door een mannelijken dokter. „Mij vroeg," schrijft Dr. Simpson, „de chirurgijn van het gouvernementshospitaal van Bhera een patiënt van hem, die kraamvrouwenkoorts had met een temperatuur van 106 graden of meer, te ') In 1906 had het hospitaal 230 patiënten en de polikliniek 19.293. bezoeken, want al wat hij kon doen was, hare pols voelen, als hare hand uitgestoken werd van achter een gordijn en wat voorschrijven." De Eng. regeering ondersteunde in 1905 dezen miss. med. arbeid in Indië met een subsidie van 892 dollars, terwijl de zieken in dien tijd bijdroegen 550 dollars.») In Egyptisch Sudan is de miss. arbeid nog slechts 5 jaren oud. Ook de M. Z. aldaar is nog in hare beginsels. Zij heeft twee miss. artsen. Een is te Doleib-Hill, die daar en in den omtrek, ook aan den Shulla-Dinka en den Dinka, heidenen medische hulp brengt en tegelijk het Evangelie verkondigt aan degenen, die tot hen komen. Aan een hospitaal komt behoefte. De andere arts is te Omdurman en zijn omtrek werkzaam onder de Mohammedanen. Een en vijftig jaren heeft de missie der Amer. United Presbyterian Church in Egypte gearbeid. M. Z. heeft zij te Tanta, waar eene vrouwelijke miss. arts is, die in eene polikliniek arbeidt en de huizen binnengaat, om er patiënten te bezoeken.2) Daar is ook het „Martha J. Mc. Known Memorial Hospital," waarin een vrouwelijke miss. arts arbeidt. Te Benha is een polikliniek met een vrouwelijke miss. arts. Eerst in 1905 is eene M. Z. onder leiding van een miss. arts begonnen te Luxor. Beproefd is er te krijgen een huis, groot genoeg, om daarvan eenige kamers in te richten voor patiënten, die blijven moeten onder het oog van een arts. 't Eenige gebouw, dat geschikt was voor dit doel, werd geweigerd, omdat, zooals de bijgeloovige eigenaar zeide, „als er iemand in dat huis moest sterven, ik het nooit weer zou kunnen verhuren, daar de menschen bang zouden wezen, dat daar een geest in zou zijn." In dit distrikt heerscht veel meer bijgeloof, onkunde en armoede dan op de noordelijke zendingsposten. De polikliniek wordt goed bezocht, in de wachtkamer vindt men tekstkaarten hangen. Het Woord Gods wordt er gelezen en verklaard; traktaatjes en ») Een nieuwe M. Z. is in 1906 begonnen te Sargodhi. ') Te Mahallet Kabir, een stad van 36.000 inwoners, is in 1906 eene polikliniek door deze zelfde miss. arts geopend. bijbels worden uitgedeeld. Tal van Mohammedanen uit Luxor en de dorpen er om heen komt naar de polikliniek. Te Keneh is ook eene polikliniek geopend. De menschen in deze streek zijn willig om den zendeling te ontvangen en het Woord te hooren. Fayum's Medische miss. arbeid is veel beloovend. De polikliniek kreeg bezoek van 2600 patiënten. Het hulphospitaal is niet voldoende meer. Eindelijk is Assiut nog een post der M. Z. onder twee miss. artsen. Een hospitaal, dat 1275 mannen, 760 vrouwen en 263 kinderen in 1906 heeft opgenomen, en twee poliklinieken, een te Assiut en een teMellawi, die in denzelfden tijd van 19.800 patiënten bezoek kregen, vindt men in deze streek. Overzicht. De M. Z. van de American United Presb. Church heeft in Indië 5 posten met 3; in Sudan 2 met 2; en in Egypte 8 met 7 miss. artsen. Voorts zijn er 2 hospitalen en 6 poliklinieken in Indië, drie hospitalen en 7 poliklinieken in Egypte. § LXXV. The Reformed Presbyterian Church in the U. S. of N. A. (De Geref. Presbyt. kerk in de Vereenigde Staten van N. A.) De Geref. Presbyterianen van N. Amerika, ook wel de Covenanters genoemd, begonnen reeds in 1847 hun zendingswerk op Haiti, doch dat werd reeds na twee jaren afgebroken en niet voor 1856 weer opgevat. In datzelfde jaar gingen twee gehuwde miss. dienaren des Woords naar Noord-Syrië onder de half heidensche Nusairiye'hstammen. Eindelijk hebben deze Presbyterianen posten in KleinAzië en op Cyprus. Hare M. Z. heeft deze missie sinds 1865 in Syrië. Ook in Klein-Azië en op Cyprus is er een Medische arbeid in dienst der zending. § LXXVI. Reformed Presbyterian General Synod in N. A. Gereformeerde Presbyt. Generale Synode in N. A. Deze Amerik. Presbyterianen hebben hunnen zendingsarbeid reeds in 1836 in Noord-Indië begonnen. De M. Z. kwam hier eerst in 1892. Vooral vrouwelijke miss. artsen zendt deze missie uit. Hare poliklinieken vindt men in Pansjab en de Noord-west-provinciën. § LXXVI. Dutch Reformed Church. (De Nederd. Geref. kerk.) De Hollandsche Gereformeerde kerk van N. Amerika heeft reeds in 1832 zich aan de zending gewijd. Uit haar midden benoemt de generale Synode „the Board of Foreign Missions", die naast zich heeft, „the Woman's Board", welke vooral financieel de zending dezer kerk steunt '). Van de 43 missionairen dezer kerk zijn 9 miss. artsen, van welke 6 tevens de bevoegdheid hebben tot de bediening van het Woord en de Sacramenten; van de 67 vrouwen, die in de missie dienen, zijn 5 artsen van welke 3 ongehuwd en 2 gehuwd zijn. Daar zijn dus 15 missionaire artsen, die in Voor-lndië, China en Arabië werkzaam zijn. In Voor-lndië heeft deze zending alleen in Arkot in het presidentschap Madras eenige oude zendingsposten der M. Z. Begonnen in 1853 arbeidt zij in Noord-Arkot (met 1.864.139 inw.), Zuid-Arkot (met 215.539 inw.), Cuddapah (met 254.395 inw.) en ') In 1906 met 44.879.63 dollars. Mysore (met 68.927 inw.). Dr. John Scudder, alsmede zijne 7 zonen, onder welke Henry Martijn, William, Silas en Joseph, die bijna allen in de medicijnen studeerden, werden met Dr. Jacob Chamberlain, f 1908, de grondleggers van de missie der Dutch Ref. Church van N. A. in Arkot en ook van hare M. Z. Hunne nakomelingen gingen in hunnen arbeid in. In het begin werden de inboorlingen behandeld op geneeskundige rondreizen, later werden hier en daar poliklinieken opgericht. En toen dit niet meer genoeg was voor de M. Z. verrees het zendingshospitaal te Ranipettai met polikliniek.') Deze inrichting is nu voldoende gevestigd in gebouwen, voor het doel grootendeels geschikt en Dr. Lewis K. Scudder, die er direkteur van is, rapporteert van het jaar 1905: „Dit jaar is in elk opzicht een zeer voorspoedig geweest. Op de ziekenzalen werden in dien tijd 1.188 patiënten opgenomen en in de kraamzalen 153." De poliklinieken van Ranipettai en Kavaripak, welke laatste door Mr. David Muni wordt geleid, zijn door 23.811 personen bezocht. Mevr. Scudder, echtgenoote van den miss. dienaar des Woords W. T. Scudder, die veel kennis van de medicijnen heeft, neemt de vrouwen-afdeeling van het hospitaal te Ranipettai waar. Een jonge Christen-Bengaal, Mr. E. P. Ghose, te Calcutta en Madras opgevoed, arbeidt daar ook als assistentchirurgijn, maar hoopt mettertijd in Engeland zijn graad als dokter te gaan halen. Mr. Jared Davadason en Miss. Carolina brengen het Evangelie op de ziekenzalen en geven daar ieder patiënt onderwijs in de waarheid, zoodat niemand het hospitaal verlaat zonder kennis van de leer der zaligheid. Een ander hospitaal is gelegen in Vellore. Het heet het „Mary Taber Schell Hospital" ter herinnering aan de vrouw van wijlen Robert Schel van New-York, die 10.000 dollars voor de stichting er van gaf. Zijne gebouwen zijn uitnemend, en 1905 was rijk aan arbeid en aan zegening. De miss. artsen van dit ziekenhuis zijn Dr. Louise Hart en Dr. Ida Scudder. Van haren medischen arbeid in 1905 getuigen zij: „De polikliniek is door meer per- *) Dr. Silas Scudder was stichter van het hospitaal te Rannipettai. sonen bezocht dan in eenig jaar te voren. Het is een genot te zien, dat het werk toeneemt en te voelen, dat wij de donkerste schuilhoeken bereiken met het Evangelie. Dagelijks komen de vrouwen van 5, 10 en zelfs 150 mijlen afstands. Wij verblijden ons, dat zij het Evangelie hooren! Op de keerzijde van iedere toegangskaart staat het heilsplan in weinig woorden beschreven en eenige schriftuurplaatsen." *) Van grootere beteekenis dan de M. Z. in Indië is die van China, waar de zending van de D. R. C. in 1842 en hareM.Z., in vereeniging met de Eng. Presbyt. van 1883 tot 1894, begonnen is in de provincie Fukien te Amoy. Van jaar tot jaar werd deze arbeid grooter. Een hospitaal werd ook met behulp van Hollandsche vrienden door de D. R. C. in 1891 geopend te Sio-khe en genoemd „Neerbosch-hospitaal". Het kwam onder Dr. John A. Otte, oorspronkelijk een Nederlander, die nog jong met de zijnen naar N.-Amerika was verhuisd en in 1889 te Sio-khe als miss. arts zich gevestigd had. Nadat Dr. Otte in 1894 naar Amoy was gegaan, bleef zijn arbeid te Sio-khe meestal rusten, totdat het voortgezet werd in 1900 door Dr. C. Orro Stumpf, die, tijdens zijn verblijf in Amerika, gelden verzamelt voor de verbouwing van het Neerbosch-hospitaal en zijne meubileering. Ook deed deze miss. arts reizen in den omtrek, om met de geneesmiddelen het Evangelie den Chineezen, die hij ontmoette, te brengen. 2) Dr. Otte heeft te Amoy met behulp van vrienden uit Nederland en van zijne kerk in Amerika gebouwd en gemeubeld het „Hope-Hospitaal" (1897) op het eiland Kolongsu met zijn filiaal het vrouwen-hospitaal (1898). Deze gebouwen zijn onlangs vergroot en vernieuwd. Het vrouwen-hospitaal heeft den naam gekregen van „Wilhelmina-hospitaal" ter eere van de koningin van Nederland en ter herinnering aan hare ') 's Morgens worden de patiënten voor niet behandeld. Alleen betalen zij een halven cent voor hun contröle-bewijs. Die 's middags komen, betalen 8 annas (16 cents). *) Te Sio-Khe is in 1887—1888 en in 1899—1904 eene M. Z. voor vrouwen geweest. Sinds 1906 is zij hervat door Dr. Elisabeth Blauvelt, die nog slechts eene polikliniek heeft. Aan den bouw van een hospitaal is reeds begonnen. belangstelling in de M. Z. aldaar. Laatstgenoemde arbeid wordt gesteund door „de Vereeniging tot oprichting en instandhouding van hospitalen in China ten dienste der M. Z." van wie ook eene verpleegster, Zr. Kranenburg, is uitgezonden. In een zijner laatste brieven (10 Jan. 1907) schrijft Dr. Otte dat het vrouwen-hospitaal over 1906 een overschot heeft van 600 Mex.-dollars. ') „Gedurende het afgeloopen jaar," gaat de miss. arts voort, „werd de uitbreiding van het hospitaal voltooid, waarvoor is uitgegeven, aan bijbouw en uitbreiding, 7238.67 Mex. dollars; hierin is begrepen de aankoop van het nieuwe stuk land achter het hospitaal en ook de petroleummotor voor de waschinrichting en de eigen waterleiding." In 1906 zijn 2006 vrouwen in de polikliniek en 456 in het Wilhelmina-hospitaal verpleegd. In het Hope-hospitaal zijn in 1905 10.363 patiënten behandeld. Bij deze M. Z. hoort eene opleidingsschool voor assistent-artsen, zoowel mannen als vrouwen. De cursus duurt 4 jaren. Eerst na een proeftijd worden ze als volle studenten aangenomen. De vrouwen zijn bij voorkeur gehuwde vrouwen en worden niet zonder toestemming van hare echtgenooten aangenomen. Het derde zendingsterrein is Arabië, waar in 1889 de missie is begonnen en in 1891 de M. Z. hare intrede deed. Zoo ergens, dan moet hier het Medische werk voor het Evangelie de deur openen bij de Mohammedaansche Arabieren. Wel is waar had de D. R. C. in het begin geen arts op dit terrein; maar toch deden de eerste zendelingen veel eenvoudig medisch werk. Met de komst van Dr. en Mevr. Worrall, beiden arts, in 1894 is de eigenlijke M. Z. begonnen en eene polikliniek geopend teBusrah(het oude Balsora) in het noordoosten des lands, tusschen de Perzische golf en de samenvloeiing van Eufraat en Tiger. De missionaire arts had te voren den gouden sleutel, waarmeê hij Arabië kon ontsluiten, het Turksche diploma, zonder hetwelk niemand in het gebied van den Sultan als arts mag optreden, zich verworven. Later kwam bij de polikliniek een hospitaal in *) Een Mex. dollar is f 1.20 ongeveer, nu eens meer dan weer minder. een gehuurd huis, welks bovenverdieping met 4 kamers daarvoor bestemd werd, en naardat er behoefte aan was, voor mannen of vrouwen gebruikt. De benedenverdieping gebruikte Mevr. Worrall voor haar vrouwen-polikliniek. Negen en zeventig patiënten zijn in het hospitaal opgenomen in 1905.') Op de polikliniek voor mannen kwamen 9557 zieken en op die der vrouwen 7785. Dyssenterie, koortsen, tering en ooglijders werden behandeld. Eenmaal zelfs kwam de dokter binnen de wanden van een moskee. Vooruitgang in geestelijk opzicht valt op te merken. De tegenwoordigheid van een vrouwelijke dokter wordt zeer gewaardeerd, omdat de vrouwen zeer afgezonderd worden gehouden. De vroegere schroomvalligheid verdwijnt; heinde en verre is bekend, dat er een „hakeema" is. De prediking des Evangelies geschiedt zoowel onder mannen als onder vrouwen. Arthur Z. Bennet is Dr. Worrall te hulp gekomen. Op het eiland Bahrein (een der Bahrein-eilanden in de Perzische golf) staat sinds 1902 het Mason Memorial Hospitaal, ter herinnering aan Dr. Theodore L. Mason en Edward de Witt Mason van Brooklijn opgebouwd en der missie aangeboden. Dr. Sharon J. Thoms arbeidde hier van 1898 tot 1905 met zijne vrouw, die ook missionair arts was, hij onder de mannen, zij onder de vrouwen. Vooral de chirurgie en het werk van de vrouwelijke missionare arts maakten de M. Z. sterk, zoodat de polikliniek van het Indische gouvernement onder eenen Mohammedaanschen dokter geen schade daaraan toebracht. Toen echter Mevrouw Thoms in April 1905 stierf, vreesde men achteruitgang. Doch het tegendeel gebeurde. De bezoekers der polikliniek klommen van 756 in Juni tot 1294 in Juli en tot 1921 in October. Zelfs in de Turksche vastenmaand Ramadhan, anders een slappe maand, werd het cijfer 1886 bereikt, ten spijt van de bevorderaars der Muzelmansche polikliniek. Met Dr. Thoms arbeidt op Bahrein Dr. E. Stanley G. Myerca. De missionaire artsen ondernemen reizen naar verschillende andere plaatsen van Arabië. Regel is dat de behandeling der ') Drie maanden Juli—Sept. is het hospitaal wegens de warmte gesloten. zieken alleen dan kosteloos geschiedt, als de patiënt de prediking bijwoont. Overzicht. De D. R. C. heeft 15 missionaire artsen, onder welke 5 vrouwelijke, verdeeld over 6 zendingsposten gelegen in China met 3 miss. artsen (een vrouwel.) 2 hospit., 3 polikl. lndië „ 6 „ , (3 „ ) 2 „ 3 „ Arabië „ 6 „ „ (1 „ ) 2 „ 2 „ § LXXVU. The Methodist Episcopal Church of the U. S. North. (De Methodistisch-Episcopale kerk van N. Amerika.) Onder de missies, die de M. Z. te hulp geroepen hebben in haren arbeid, neemt die der Methodist Episcopal Church thans de 4e plaats in, wat omvang van dit werk betreft. In de ruim 30 jaren van haar bestaan is deze M. Z. steeds grooter geworden. Op 't oogenblik heeft zij 35 vrouwelijke miss. artsen,J) van welke een achttal niet in heidensche of Mohammedaansche landen woont en ook 29 mann. miss. artsen, van welke een vijftal niet woont in heidensche of Mohammedaansche landen. Op niet minder dan 6 niet-christelijke zendingsterreinen heeft de M. Z. hare vrij talrijke hospitalen, poliklinieken en opleidingen van inlandsche miss. artsen en verpleegsters: in Afrika, China, Japan, Korea, Voor-Indië, Melanesië (Malakka). In Afrika is de M. Z. der E. M. C. eerst in 1898 begonnen. Liberia (W. Afrika) heeft slechts te Cape Palmas een M. Z. met een miss. arts en Rhodesia (Oost-centraal Afrika) een in OudUmtali ook met een arts. In het jaar 1873 is de M. Z. dezer kerk begonnen in China te Kiukiang in de provincie Kiangsi (Centraal-China) met een i) 28 dezer worden onderhouden door de Woman's Foreign Miss. Society. polikliniek. Thans zijn er posten der M. Z. in de provinciën Fukien, Kiangsu, Kiangsi, Shantung, Tsili, Szechuen. In Fukien zijn de posten Foochow (met een mannelijke en drie vrouwelijke miss. artsen, van welke eene Chineesche, Hu king Eng), Yenping (met het „Alden Speare Memorial Hospital"), Minchiang (met een vr. miss. a.), Kucheng (met een echtpaar, beiden m. a.) Ngucheng (met een vr. inl. m. a. Li Bi Cu) Singiu (met een vr. miss. arts), Ingang (met een miss. arts); in Kiangsi, Kiukiang (met een vr. m. a.), Nanchang (met een mann. en een vr. miss. arts); in Kiangsu Chinkiang (met 2 vr. miss. artsen), Nanking (met zijn in 1885 gesticht „Philander Smith Memorial Hospital" en twee miss. artsen), Wuhu (met twee m. a.). Noordelijker gaande, komen wij in de provincie Tsili, waarin Changli ligt, in het bezit van twee artsen (een mann. en een vrouwelijke). Twee hospitalen zijn hier, een voor mannen, een voor vrouwen. Dat voor mannen is nieuw, opgebouwd voor f 25000. ') Ook Tientsin heeft een M. Z., welke in der tijd de gunst genoot van Li Hung Chang's gemalin, die in 1880 en volgende jaren eene polikliniek voor vrouwen en kinderen op eigen kosten onderhield. De toenmalige vrouwelijke miss. arts Miss Dr. Howard won door hare bekwaamheid het vertrouwen van den onderkoning in zoo hooge mate, dat hij haar verzocht zijne oude zieke moeder te Wutchau (Hupeh) te bezoeken. Op reis daarheen werd zij door een militair escorte, als ware zij een Mandarijn van den hoogsten rang, begeleid en met de hoogste eer en kanonschoten ontvangen. Li's moeder gaf toen voor Tientsin's hospitaal f 2600. Miss. Dr. Ida Stevenson drukt nu de voetstappen van hare voorgangster. Van den medischen arbeid 1t Peking, de hoofdstad des rijks, getuigen de beide miss. artsen: „De invloed en de goede naam van ons werk zijn in 1905 zeer verbreid en met kritieke gevallen komt men tot ons uit de stad en van buiten. De poliklinieken helpen vele armen. Maar wij voelen, dat ons werk niet *) Dit hospitaal heet „Martyrs Memorial Hospital" en bezit een polikliniek. De meeste patiënten betalen. meer de plaats vervult, die zij vroeger had, tot verspreiding van het Evangelie. Dit is het gevolg van het feit, dat de reconstructie van onze zending ons veel medisch personeel heeft doen inboeten." Als werk van philanthropie is onze polikliniek niet zoo noodig te Peking als vroeger. Daar zijn nu kostelooze poliklinieken genoeg, geopend door de regeering. Wij moeten dus nu weer miss. artsen zijn en buiten de stad arbeiden. Wij laten thans iets voor de medische hulp betalen, tenzij de menschen arm zijn. Hierdoor is het aantal bezoekers kleiner geworden, maar wij gelooven, dat wij nu krijgen, die waardeeren, dat wij hen behandelen. In Oct. 1904 is in het zuidelijk deel der stad een polikliniek geopend in haar nieuw gebouw. Voorts is er ook in Shantung eene M. Z. te Taian onder drie miss. artsen (twee vrouwelijke). Eindelijk zijn er in de provincie Szechuan nog een drietal posten der M. Z. Chentu (met een miss. arts), Chungking (met drie miss. artsen van welke twee vrouwelijke) en Kiangpeh, dat uit Chungking wordt geholpen. Te Chentu is een nieuw hospitaal (1905), dat 100 bedden heeft, waarvoor de onderkoning 1000 taels gaf. Eveneens heeft Chungking een hospitaal en een polikliniek gehad, al van 1890 af, welke de eerste jaren ƒ2500 gekost hebben aan de Zending en nu zichzelve bedruipen, behalve het salaris van den miss. arts. In 1903 werd het oude hospitaal vervangen door een grooter en geschikter gebouw voor 150 patiënten. Het hospitaal is bekend in alle deelen van de 4 westersche provinciën Yunnan, Kweichau, Kansuh en Szechuan. Van het uitgestrooide zaad des Woords is echter nog niet veel opgekomen. Thans zijn bij het nieuwe hospitaal en in de stad twee poliklinieken. Nog op andere plaatsen verlangt men naar M. Z. De Methodistische Episcopaten mogen er roem op dragen de eerste vrouwelijke arts naar Voor-Indië gezonden te hebben, Miss. Dr. Clara A. Swain, die enkele jaren na hare komst in Indië (1869), eveneens in een klein inlandsch Staatje van 22 Rayputana, een pösitie kreeg als Dr. Valentine in Jeypoor, met dezelfde vergunning om het Evangelie vrij te verkondigen en sinds gezegend mocht arbeiden. Thans vinden wij hier 8 posten der M. Z. In Noord-Indië (de Noord-westelijke provinciën en Panschab) vindt men er 5, waarvan Bareilly met haar 3 miss. artsen (2 vr.) de voornaamste is. Hier is ook gelegenheid voor 12—15 inlandsche vrouwen, om opgeleid te worden tot miss. artsen en verpleegsters. De andere posten Agra, Bhot, Naini Tal, Brindaban, Lahore en Phalera hebben ieder eene vr. miss. arts, behalve de beide laatste, die een dokter hebben. In het presidentschap Bombay is er een post ook met eene vr. miss. arts Baroda\ in de Centraal-provinciën één Jabalpur met twee miss. artsen; in Zuid-Indië eindelijk één Bidar met één miss. arts. De miss. arts Dr. J. L. Humphrei, die in 1857 in Indië kwam en in 1864 naar Amerika terugkeerde, om er in de medicijnen te studeeren, is de eerste geweest, die in Indië te Naini Tal de opleiding van inlandsche Christenen tot medische assistenten ter hand genomen heeft. Drie hospitalen heeft de M. Z. der Methodistische Episcopalen en 11 poliklinieken in Voor-Indië. Sinds 't begin dezes jaars (1907) is het besluit genomen door eenige Meth. Episc., in de stad Baroda in Gudschurat een hospitaal te bouwen. De vrouwelijke miss. arts Mary Tuttle gaf hiertoe den eersten stoot. Op Malakka arbeidt te Singapore een miss. arts onder de gemengde bevolking dezer stad in een polikliniek. In het keizerrijk Korea zijn de Methodistische Episcopalen in Mei 1885 gekomen met hunne M Z. De eerste miss. arts was Dr. Scranton, die begon met Dr. Allen te helpen, maar later een eigen hospitaal had, dicht bij het Amerikaansche gezantschapsgebouw. Thans heeft deze missie twee posten der M. Z. in Korea. In het noorden ligt Pyengyang, waar 3 miss. artsen (2 vrouwelijke) arbeiden in het „Hall Memorial Hospital" met de polikliniek. i) Hij gaf een klein boekje in het Hindoesch uit „Practice of medicine and Materia Medica." Jammer dat de geldelijke steun van de kerk aan deze zending niet genoegzaam is, zoodat niet anders dan de dringendste ziektegevallen in het hospitaal kunnen worden behandeld. Seoul, Korea's hoofdstad, heeft 4 miss. artsen (2 vrouwelijke). Eindelijk heeft Japan een M. Z. te Hirosaki met een miss. arts. De miss. artsen in Mexico, Chili en elders in Z. Amerika, 5 in getal, arbeiden niet in de missie, maar onder RoomschCatholieken. Wij moeten hen voorbijgaan. Overzicht. De E. M. C. heeft in China 31 miss. artsen (16 vr.), 19 hospitalen, 29 poliklinieken. Korea 8 , „ ( 5 vr.), 2,2, Indië 18 , „ (10 vr.), 3 , 11 Afrika 1 » n 1 JaPa" 1 » 1 Malakka 1 , „ 1 § LXXVIII. The Methodist Episcopal Church of the U. S. A. (South). (De Methodistische Episcopale kerk van N. A. (zuiden). Heel wat kleiner dan de M. Z. der Noordelijke Methodistische Episcopalen is die der Zuidelijke. In China heeft zij te Soochow in de provincie Kiangsu eenen in 1885 goed toegerusten post der M. Z. met een hospitaal voor mannen en één voor vrouwen en kinderen met de daarbij behoorende poliklinieken en een opium-refuge. Nog andere posten bezit zij. In het geheel arbeiden in haren dienst zes miss. artsen, van welke twee vrouwen zijn. De medische arbeid in Mexico te San Louis Potosi behoort hier niet, daar deze geschiedt onder Roomschen. § LXXIX. United brethern in Christo. (Vereenigde broeders in Christus.) Deze broederen hebben drie miss. artsen, van welke twee vrouwen zijn, in China, in de provincie Kwangtung. § LXXX. General Council of the Lutheran Church in N. A. (De Generale Synode der Luthersche kerk in N. A.) Deze Synode heeft in Liberia (W.-Afrika) eene kleine M. Z. en in Teluguland (Voor-Indië) een hospitaal voor vrouwen te Rajahimundry, waarin eene vrouwelijke miss. arts arbeidt. § LXXXI. German Evangelical Council of the U. S. of N. A. (De Duitsch-Evangelische Synode der V. S. van N. A.) In de Centraal-provinciën van Voor-Indië bezit deze Synode te Guntur een, door Anna S. Kugler met twee medische ambtgenooten bestuurd, groot hospitaal voor vrouwen, alsmede een opleidingsschool voor verpleegsters. § LXXXII. Norwegian Free Church in N. A. (Noorsche Vrije Kerk in N. A.) Deze missie heeft eenen miss. arts in Zuid-Amerika. § LXXXIII. Norwegian Lutheran Church in N. A. (Noorsche Luthersche Kerk in N. A.) In China en wel in de provincie Hupeh heeft deze Kerk eene M. Z. § LXXXIV. Swedish Missionary Alliance in N. A. (Zweedsche Zendingsbond in N. A.) Ook deze missie heeft in Hupeh (China) eene M. Z. § LXXXV. The Foreign Mission of the Protestant Episcopal Church in the U. S. of A. (De zending der Prot. Episcopale kerk in N. A.) Op eene vergadering van de „General Convention" der Protestant Episcopale kerk, Oct. 1821 gehouden te Philadelphia, werd deze zendingvereeniging opgericht, en reeds het volgend jaar werd het plan gevormd, eene missie te beginnen in WestAfrika (Liberia), doch niet vóór 1835 konden de eerste zendelingen derwaarts trekken. Het jaar te voren was reeds besloten door het bestuur, in China eene zending te beginnen. Eindelijk heeft in 1859 de zending dezer vereeniging Japan betreden. De M. Z. wordt op alle deze zendingsterreinen gevonden. Naar Liberia (West-Afrika) is reeds in 1836 de geneesheer Thomas S. Sauvage vertrokken en wel naar Cape Palmas. Aan de inboorlingen en de later uit Amerika derwaarts getogen negers van den Gedebo-stam heeft hij onwaardeerbare diensten bewezen door zijne wetenschap. Thans staat te Hasper in het distrikt Cape Palmas het St. Marcus-hospitaal met polikliniek onder een inlandschen arts. Van veel meer beteekenis dan de M. Z. in Afrika is die in China. Dr. W. J. Boone is de eerste arts, die door de P. E. kerk in 1837 is uitgezonden voor den zendingsarbeid in dit reuzenrijk. Hij begon echter zijn werk onder de Chineezen te Batavia, begaf zich toen naar Amoy tot 1843 en kwam daarna naar Shanghai, omdat sinds 1842 deze havenstad met Canton, Amoy en Soochow was geopend voor den handel der vreemdelingen. Boone werd benoemd tot zendingsbisschop van China en had als zoodanig veel te doen met de oprichting van scholen en het openen van nieuwe stations voor de bediening des Woord, zoodat het nog tot 1868 liep, eer de M. Z. hare intrede deed in Shanghai, toen de aartsdiaken Thomson en zijne vrouw hier eene kleine polikliniek openden voor Chineesche patiënten. Een miss. arts had men toen nog niet, alleen een inlandschen medischen assistent, die gecontroleerd en in moeielijke gevallen geholpen werd door Dr. Jamieson, een Engelschen dokter, die praktiseerde onder de vreemdelingen van Shanghai. Dit werk groeide en in 1880 kwam in Dr. Henry W. Boone de eerste miss. arts, die ook eene Medische School zou beginnen. Hij vond een goed huis, groot genoeg voor 12 bedden, maar geen geneesmiddelen, weinig fondsen, weinig instrumenten en gebrek aan vele andere noodige dingen. Toch begon hij zijn werk in de kracht Gods. De herstelling van een zijner patiënten, die zeer ziek was, maakte diepen indruk op diens rijke verwanten, van welke een, Mr. Lee Chu Bing, den arts zijne hulp aanbood tot verkrijging van een goed hospitaal. Een tiental huizen in de stad werd gekocht en neergeworpen, waarna een modern ziekenhuis verrees, door Lee en zijne vrienden betaald. Sinds dien tijd hebben de Chineesche ambtenaren en kooplieden alsmede de vreemde kooplieden, het werk gesteund, zoodat uit de zendingskas niets behoefde uitgetrokken te worden voor het St. Lucas-hospitaal. Ook ontbrak het nu niet meer aan chirurgische instrumenten, microscopen enz. Het werk breidde zich langzaam uit; in 1888 was er genoeg geld bespaard, om nog een stuk grond te koopen en daarop te doen verrijzen een gebouw voor vrouwen en kinderen. Dr. Marie Harlep was de eerste direktrice van dat ziekenhuis en na haar trad Dr. Mary Jamieson Gates voor een tijd op. ') Later is het St. Lucashospitaal meermalen vergroot en zoo snel is het werk toegenomen, dat de vergrooting van 1903 al niet meer voldoende is. Op 't oogenblik zijn er 4 miss. artsen, H. W. Boone, C. S. F. Lincoln, W. H. Jefferys en A. W. Tucker. Miss Wong, die onder Dr. Harlep heeft gestudeerd, is de inlandsche huisdokteres van het St. Lucas-hospitaal voor de vrouwen en kinderen, terwijl de Chineesche huis-chirurgijn voor de mannen is Wo Zun Zie, een man van groote kennis en handigheid in het opereeren. In 1906 zijn in het hospitaal behandeld 1160 patiënten en in de polikliniek 39.414. Eindelijk zijn er nog twee poliklinieken onder Shanghai, de St. John's en de Grace Church-poliklinieken. Voorts liggen er om laatstgenoemde stad tal van zendingsposten, waar kerken en scholen zijn en geen M. Z. Van tijd tot tijd nu krijgen de artsen van Shanghai daar vandaan bericht omtrent den gezondheidstoestand op bedoelde plaatsen. In een woonboot, goed voorzien van medicijnen voor de polikliniek, vertrekt de dokter. De boot heeft een kleine kamer met een eettafel, een paar stoelen en een bed. De equipage bestaat uit twee mannen, eene vrouw en een of twee halfwassen jongens. Als de boot aan een plaats komt, staan tal van zieken te wachten in de kamer, waar de missionair ze heeft bijeengebracht. Allen worden geholpen, tenzij zij eene chirurgische behandeling noodig hebben. Dan worden zij naar Shanghai verwezen. Een treffend voorval, dat de vrucht der M. Z. goed doet uitkomen, voegen wij hierbij. Een zendeling kwam in eene stad, aan het andere einde der provincie Kiangsu. Daar hij de eerste vreemdeling was, dien men zag, werd hij begroet met bedorven eieren, koolstronken en steentjes. Toen hij het gepeupel trachtte te ontloopen, riep hem een goed gekleede Chinees bij zich binnen, waarna hij de deur sloot en dichtgrendelde. De gast vernam, dat de menschen straks wel uit elkaar zouden gaan, daar zij niets tegen hem hadden maar ') Dr. Ellen C. Fullerton is voor enkele maanden uitgezonden naar het Shanghai-district. tegen den vreemdeling. Nadat de zendeling iets gebruikt had, zeide de gastheer, dat hij zijne vrienden gaarne bij zich zou noodigen, als de gast wilde spreken van den Heere. Al spoedig kwamen verscheidene mannen binnen; zij luisterden met aandacht naar de toespraak, en vroegen toen verscheidene dingen omtrent den christelijken godsdienst. De zendeling vroeg zijn gastheer, wat hem had bewogen, kennis met het Evangelie te maken. Hij antwoordde: „Omstreeks 12 jaren geleden ging ik naar Shanghai. In een herberg werd ik zeer ziek. Toen mijn geld op was, zette mij de herbergier, daar ik een vreemdeling was, op straat, om daar te sterven. Doch iemand zeide: „Zend hem naar het hospitaal, daar zullen zij wel voor hem zorgen." Hij werd opgenomen, vriendelijk behandeld en genas. Intusschen was hij verbaasd, dat er menschen in de wereld waren, die zich bekommerden om personen, die hun niet aangingen en geen geld konden betalen. Hij vernam toen, dat deze liefde tot den naaste door het Christendom geëischt wordt. Hij kreeg onderwijs in de goddelijke waarheid en verlangde nu meer daarvan te weten. De gast voldeed aan het verlangen zijns gastheers, bleef nog eenigen tijd en leerde hem de Schriften kennen. Eer hij hem verliet, doopte hij hem en nog andere zijner vrienden. Te Shanghai is Dr. H. W. Boone dadelijk bij zijne komst in 1880 begonnen met studenten op te leiden tot dokters. Hij begon aan het St. John's College, waar hooger onderwijs gegeven werd aan eenige leerlingen, aan eenige gegradueerden onderwijs te geven in de medicijnen. Zij bestudeerden vertalingen van Europeesche medische boeken en assisteerden bij de hospitaalklinieken. Daar Boone voelde, dat hij behoefte had aan meer medewerkers, ten einde eene medische school te verkrijgen, besloot hij in overleg met den bisschop en Dr. Pott, den direkteur der inrichting, tot instelling van nieuwe colleges en gebruikte daarbij Eng. medische boeken, aangezien de studenten de Eng. taal aan het St. John College leerden. Bepaald is nu, dat de studenten twee jaar aan het St. John's College blijven, waar Prof. Cooper ze onderwijst in de chemie, de natuurkunde en de materia medica, waar ze ook gebruiken kunnen de goede laboratoria, aan die stichting verbonden. Dr. Lincoln is de professor in de Anatomie en physiologie. Na twee jaren komen zij, nadat zij geslaagd zijn in hun examen, aan het St. Lukas hospitaal, waar zij als helpers bij de kliniek arbeiden. Zij bestudeeren daar de praktijk van de geneeskunde en de verloskunde onder Dr. Lincoln, de chirurgie en oogheelkunde bij Dr. Boone, den deken der faculteit, en bij de direktrice van het vrouwenhospitaal de ziekten der kinderen. De patiënten geven voldoende materiëel voor het klinisch onderricht. Bij het examen worden gevraagd als examinatoren ook practiseerende doktoren van Shanghai en de Amerikaansche oorlogsschepen. Deze studenten zijn Christenen, van welke sommigen huisdokters zijn geworden. Het St. John's College is nu eene Universiteit geworden, door de Chineesche regeering als zoodanig erkend met 3 faculteiten (theologie; medicijnen; letteren). Thans zijn er 11 medische studenten aan deze inrichting. Ook is er eene kleine opleidingsschool voor verpleegsters. Het tweede hospitaal van de Protest. Episc. Church vindt men te Sinza. Het is het St. Elisabethhospitaal onder Miss. Dr. Mijers, een ziekenhuis voor vrouwen. Bij groote operaties helpen haar de doktoren van Shanghai. Eindelijk is op 80 mijlen n. w. van Shanghai te Wusih een M. Z. in de St. Andrews polikliniek, waarbij een hospitaaltje met 8 bedden onder een miss. arts, een arbeid, die pas begint. In de provincie Hupeh bezit Wuchang, aan de IJangtse tegenover Hankow gelegen, twee hospitalen en twee poliklinieken. Het St. Peter's hospitaal, bestemd voor mannen, heeft in 1905 eene uitbreiding gekregen, die den naam draagt van „Helen Zabriskie Memorial," omdat mevrouw George Zabriskie-Gray daarin voorzien heeft. Tegenwoordig moeten zij, die in het hospitaal worden opgenomen, eene bepaalde bijdrage geven voor voedsel enz. maar zij, die niet betalen kunnen, worden niet afgewezen. De patiënten worden hier eiken dag na het morgengebed, waarbij de assistenten en dienstboden tegenwoordig 346 zijn, afzonderlijk aangesproken. Het „Elisabeth Bruins Memorial Hospital" voor vrouwen met de polikliniek staat onder Dr. Mary V. Glenton. Voorts vindt men nog de volgende poliklinieken: de Fu Kiai-, de St. Saviour-, de Hospitalgate-, de St. Andrews- en de St. Marks-poliklinieken, die heel wat patiënten tot zich zien komen. Febr. 1907 is hier ook geopend een Medische school ter verkrijging van degelijke dokters en chirurgijns. In 1899 werd Dr. Edmund Lee Woodward gezonden naar China naar Shanghai. Na een jaar van voorbereiding en taalstudie toog hij naar Anking (vroeger Gasken) waar hij heeft opgericht het St. James Hospitaal, dat f 13.750 kostte. De jaarlijksche uitgaven zijn ƒ2500. >) Dertig bedden bevatte het. Tot de polikliniek zijn in 1905 gekomen niet minder dan 18.000 patiënten. Na zijne terugkomst van verlof, welken tijd de miss. arts gebruikt heeft om gelden te verzamelen voor een nieuw en grooter hospitaal, is hij begonnen aan het bouwen hiervan, waarin plaats zal wezen voor 100 bedden, en dat + ƒ40.000 zal kosten. 2) Een tweede miss. arts is Woodward's arbeid komen verlichten. Japan's M. Z. der Prot. Episcopalen vindt men te Tokyo, te Kyoto en te Osaka. Te Tokyo staat het St. Lucas-hospitaal onder Dr. Teusler, een Virginiër, die een zich steeds uitbreidende praktijk prijs gaf, om naar Japan te gaan, waar hij in 1900 aankwam en een gebouw vond, dat men reeds in 1873 gekocht had, om er hospitaalarbeid in te doen, wat men eenigen tijd beproefd had met een inlandschen arts, maar opgeven moest. Teusler moest dus van voren af aan beginnen. Na een jaar van voorbereiding begon hij met poliklinischen arbeid, die zoo goed slaagde, dat hij twee vertrekken en eenige kamers meubelde en als hospitaal inrichtte met 40 bedden. Sinds dien tijd is de M. Z. zoo gewassen, dat het hospitaal is vergroot. Allerlei soort van menschen, ook aanzienlijken, komen hier. Vooral kinderen. Gedurende 1905 zijn 209 patiënten opgenomen in het hospitaal *) Elk bed kost f125 p. j. *) Het hospitaal is gereed en geopend 23 Oct. 1907 in bijzijn van aanzienlijke Chineesche ambtenaren. en hebben 7768 de polikliniek bezocht. Drie Japansche assistentdokters o. a. Dr. Kato staan Dr. Teusler ter zijde. Het hospitaal bedruipt zich zelf. „Zekeren morgen," verhaalt de genoemde miss. arts, „kwam een man uit een der naburige provinciën aan de polikliniek van het St. Lucashospitaal. Ik vond noodig hem te opereeren en hij bleef 4 weken onder mijne behandeling. Ofschoon hij een trouw hoorder was bij de morgengodsdienstoefening, scheen hij zoo vast in het Buddhisme te zitten, dat ik twijfelde, of het onderwijs bij hem verandering had teweeggebracht. Vijf maanden bleef hij weg, toen kwam hij weer. Hij scheen zwakker dan toen ik hem het laatst gezien had. Na hem wat voorgeschreven te hebben, liet ik hem gaan. Een half uur later kwam ik hem achterop en vroeg hem, wanneer hij van plan was, naar huis te gaan. Hij antwoordde dat hij niet naar huis ging, maar naar zijn broeder, woonachtig in een klein stadje, zuidelijk van Kobe, 300 mijlen van Tokyo, om hem te vertellen van den Christus, dien hij gevonden had, in wiens naam hij was gedoopt. Dat had in Gods hand het hospitaal gewrocht. In Maart 1904 is het hospitaal ten gebruike aangeboden aan het Japansche gouvernement voor de gewonde soldaten uit den toen woedenden Japansch-Russischen oorlog. Daar wordt thans moeite gedaan om het hospitaal uit te breiden en te vernieuwen, waarvoor noodig is 50.000 dollars. In het Kyoto distrikt zijn twee hospitalen en twee poliklinieken: een te Osaka, het St. Barnabas-hospitaal, en een te Kyoto, het St. Peters-hospitaal, beide met eenen missionairen arts. Op 't eiland Haiti is eene polikliniek (de St. Jacques polikliniek) onder den zoon des bisschops Dr. A. C. Holly. Overzicht. Vijftien miss. artsen der Prot. Episc. kerk arbeiden in de zending. In China 11 m. artsen (3 vr.) 2 hospitalen 12 poliklinieken Japan 3 „ 3 „ 3 „ Liberia — „ 1 „ 1 » Haiti 1 „ — 1 , § LXXXVI. American Friends. (Amerikaansche Kwakers.) Op drie plaatsen, te Ramalia in Palestina, te Tokio in Japan, te Nangking in China, arbeiden vijf miss. artsen der Amerik. Kwakers, van welke twee vrouwelijke zijn, in twee hospitalen en drie poliklinieken. § LXXXVII. The Seventh day Adventists of N. A. (de Sabatistische Adventisten.) Sinds 1896 hebben deze Amerikaansche Baptisten naar lokyo hunne missie overgebracht en in 1904 zijn zij daar begonnen met de M. Z. § LXXXVII1. Woman's Union Mission Society. (Zendingsvereeniging der Vrouwen-unie.) Niet minder dan tien missionaire artsen (vrouwen) arbeiden in Indië en China in verband met de Woman's Union Mission Society. Reeds in 1884 was Shanghai een vast middelpunt voor hare M. Z.; een hospitaal met polikliniek stichtte zij hier. ') In Indië is haar hoofdkwartier Jhansi in de Noord-West provinciën, waar sinds 1889 een groot hospitaal is met twee miss. artsen. 1) Te Shanghai zijn niet minder dan vijf hospitalen. § LXXXIX. Woman's National Indian Association. (De Vrouwen Nationale Indiaansche Vereeniging.) De Woman's National Indian Association stelt zich ten doel de kerstening der Indianen in Amerika. Daartoe zoekt zij hare hulpe bij de M. Z. Onder de Omaka-Indianen in Nebraska trekt vooral de met behulp dezer Vereeniging opgeleide miss. arts Miss Dr. Susan La Fleche rond. Te Coahuilla in Zuid-Californië arbeidt eene tweede miss. arts, die tegelijk der Indianen onderwijzeres, raadgeefster en huishoudster is. Dat veel liefde tot deze taak vereischt wordt, behoeft niet gezegd te worden. In een tweede dorp dezer streek, Aqua Calienta, werd in 1898 met het oog op de dichtbij gelegen geneeskrachtige, warme zwavelbaden een hospitaal voor zieke Indiaansche vrouwen gebouwd. De Medische Zendingen op het Vasteland van Europa. Duitschland. § xc. De Broedergemeente. Ofschoon de Broedergemeente reeds vroeg geneesheeren als missionairen heeft uitgezonden, is zij trager dan andere kerken en zendingsvereenigingen in het opnemen van de M. Z. in hare missie. Derhalve heeft zij slechts weinig eigenlijke missionaire artsen. Misschien is de oorzaak hiervoor te vinden in de zorg, die zij, bijna van den aanvang haars zendingarbeids af, had, om hare missionairen goed te onderleggen in de kennis van de geneeskunde (later meestal homopathie) en de kleine chirurgie. Slechts een drietal miss.artsen heeft zij. In Labrador heeft zij sinds 1902 een miss. arts Dr. Hutton, die de directie heeft over het in 1903 te Okak gestichte hospitaal, waarbij eene polikliniek is. In 1905 heeft de polikliniek 3477 bezoekers gehad. Naar het noorden worden sledevaarten gedaan, om daar de zieken te helpen. Eene Engelsche verpleegster dient in het hospitaal en heeft eene Eskimo-weduwe als nachtwaakster naast zich. Alleen 's winters wonen de menschen te Okak, want 's zomers zijn zij naar hunne visschersplaatsen; in den winter dus komt de dokter in aanraking met hen. Met het geheele zendingsveld der Moravische broeders in Labrador houdt Dr. Hutton voeling. Zijn arbeid is in stoffelijk en geestelijk opzicht zeer gezegend. Onder de Eskimo's en Indianen van Alaska is te Ugavik aan de Kuskokwim en te Karmel een miss. arts Dr. J. H. Romig werkzaam geweest, die heel wat te overwinnen had, eer hij het oor had van hen, onder wie hij arbeidde, namelijk de macht van het heidensch bijgeloof bij de behandeling van de ziekten, den weerstand der Shamans of dokters enz. Hij liet zich echter hierdoor niet ontmoedigen in zijne prediking van den Christus. Hij is nog niet opgevolgd. Den derden miss. arts der Broedergemeente vindt ge te Leh, de hoofdstad van Ladakh op het Himmelayah gebergte, 11 —12000 voet boven de zee gelegen. Toen de Moravische broeders in 1885 van de Indische regeering verlof verkregen, te Leh zich te vestigen, ging met den eersten miss. bedienaar des Woords mede een miss. arts, Dr. Karl Marx. Het gouvernement gaf hem, die te Edinburgh gestudeerd had, beschikking over het hospitaal en de polikliniek aldaar. Niet alleen uit de stad, maar van heinde en verre — soms zelfs 8 è 10 dagreizen ver — kwamen de zieken tot den miss. arts. Gelukkige genezingen van menschen van aanzien en reizen in den omtrek vermeerderden zijnen invloed. Het werk bloeide. Toen nam de Heere den dokter weg in Mei 1891. Een opvolger had hij niet, zijn arbeid was verlaten. Het gouvernementshospitaal kwam in vreemde handen. Een korten tijd vertoefde de miss. arts Dr. Jones te Leh, maar hij ging weer spoedig weg. Eerst in 1898 brak een betere dag aan. Dr. Shawe ') werd miss. arts te Leh, de regeering gaf hem *) Dr. Shawe overleed in 1907 onverwacht. Zijn plaats is nog niet vervuld. 351 weer haar hospitaal ten gebruike en eenige subsidie in den vorm van artsenijen, instrumenten en een kleine geldsom. De missie arbeidt zeer gelukkig onder de menschen hier en ook onder de Tibetanen. Een vijftig patiënten heeft de miss. arts in 1905 in het hospitaal gehad. Een klein getal zeker, maar ook een getal, dat grooter wordt, naarmate de vrees voor operaties verdwijnt en het vertrouwen in den dokter toeneemt. Meer dan de helft hospitaal-patiënten lijden aan cataract; twee of drie hunner zijn Lama's. In den regel keeren deze lijders genezen terug. Een hunner ondernam eene reis van zeven weken uit Centraal-Thibet, om den dokter te bezoeken. „Ook ben ik," schrijft Dr. Shawe, „geroepen bij de aristocratie van Ladakh, bij den ex-koning en leden van den ouden adel, allen Lamaistische Buddhisten." Zelfs bij Mohammedaansche vrouwen wordt de miss. arts geroepen. Sommigen, die genezen zijn, willen den dokter aanbidden. Natuurlijk protesteert hij krachtig daartegen. Anderen denken, dat zij den dokter een gunst bewijzen, als zij zich laten behandelen, want zij maken, dat hij geld verdient, 't hoogste ideaal van den Tibetaan. Nog anderen luisteren aandachtig naar Gods Woord. De overige missionairen, die eigenlijken geneeskundigen arbeid doen, zijn leerlingen van het Livingstone College. Op dezen wenschen wij nog met een enkel woord te wijzen. De eerste dezer is Groszmann op de Mosquito-kust, (Midden-Amerika) de opvolger, ofschoon niet de onmiddellijke, van Dr. J. D. Blair, een geschoolden arts uit Amerika, die van 1897—1899 op deze kust gearbeid heeft. In 1902 begon Groszmann in een eenvoudige hut te Twappi eene polikliniek, waardoor gewonnen wordt het vertrouwen der Indianen, die onder de dwaaste en gruwelijkste ziektebehandeling hunner toovenaars of Sukia zuchten. Een enkele gebruikt nog beide medicijnen: die van den toovenaar en die van den missionair, doch als deze dat merkt, laat hij hem gaan. De meesten hebben liever met Groszmann te doen. Natuurlijk gaat de behandeling van het kranke lichaam gepaard met de prediking des Woords. Andere missionairen der Broedergemeente, die van Livingstone College komen, zijn de miss. Brown te Weipa in Noordqueenland (Australië), K. Meier in Urambo, en Jansa te Mbozi in Duitsch-Oost-Afrlka. Vooral de beide laatstgenoemden hebben sinds 1898 onder de inboorlingen een voorspoedigen arbeid. De prediking der waarheid dringt echter nog weinig door. Op de ernstige vermaningen van br. Meier bij het naderen van den dood krijgt hij haast nooit ander antwoord als: Kweli? (Werkelijk?) Dezelfde ervaringen doet br. Jansa op met zijne patiënten uit Kondeland. Overzicht. De Broedergemeente heeft: in Labrador een miss. arts, een hospitaal, een polikliniek, in Alaska in Voor-Indië „„„„„„ § XC1. Die evangelische Missionsgeselschaft zu Base). (De Bazelsche Zendingvereeniging.) Dit genootschap is vrucht van den piëtistischen geest des bekenden Joh. Alb. Bengel uit Wurtemberg. Uit reactie tegen het ongeloof stichtte Aug. Urlsperger met eenige geloovigen te Bazel in 1780 „Die Deutsche Christenthumsgesellschaft zur Beförderung reiner Lehre und wahrer Gottseligkeit", welke aan geene kerkelijke belijdenis zich hechtte. In dezen kring maakte men kennis met de oprichting der groote Engelsche zendinggenootschappen. Dit bracht de gedachte aan de missie in dit gezelschap, en bij Chr. F. Spittler (van Wurtemberg) rees de gedachte op aan een zendingsseminarie. De regeering had niets tegen dit plan, zoodat een comité zich vormde, welke 20 Sept. 1815 zijne eerste zitting hield. Den 26en Aug. 1816 werd de zendingsschool te Bazel geopend onder den eersten inspector Blumhardt en werden jongelingen opgeleid als missionairen voor andere zendinggenootschappen. Later begon deze vereeniging, die zich „Evang. Missionsgesellschaft" noemde, zelf in de zending te arbeiden (1821). In het jaar 1885 heeft zij de M. Z. in haren zendingsarbeid opgenomen. Wel had zij lang voor dien tijd naar de Goudkust, meermalen geheeten „het graf van den blanken man", een dokter gezonden, maar van eene M. Z. was toen nog geen sprake. Zoo ging in 1831, toen het Bazelsche genootschap voor de tweede maal missionairen (JaGER en Rüs) uitzond, met dezen mee dr. Chr. Fr. Heinze van Kunerwalde in Saksen, een leerling van de Bazelsche Universiteit. Doch deze stierf reeds 6 weken na zijne komst te Christiansborg aan de koorts. Vijftig jaren zijn voorbijgegaan, dat geen arts uittrok naar de Goudkust. In 1879 richtte Prof. Christlieb van Bonn, bij gelegenheid van eene vergadering der Evangelische Alliantie, een warm woord tot de Duitsche zendinggenootschappen, om ze aan te raden het voetspoor van Engeland en Amerika te drukken en miss. artsen uit te zenden. De toenmalige zendingsinspector Schott greep die gedachte met energie aan, en een edele inwoner van Bazel beloofde eene groote geldsom (7000 fr.) voor de M. Z. te geven. Door middel eener circulaire maakte Schott propaganda voor dezen arbeid. Daar werd een afzonderlijk fonds gecreëerd, waaruit de M. Z., die niet alleen voor de Goudkust, maar ook voor China en Indië noodig was, zou betaald worden. Het geld werd eerst gebruikt tot opleiding van zendelingen, die geschikt schenen voor miss. artsen. In 1899 werd het „Verein für arztliche Mission" gesticht, dat zich voor alles ten doel stelde, in de eerste plaats de M. Z. van het Bazelsche genootschap financieel te steunen, wat het nog doet. Het terrein, waar de Bazelsche zending haar eerste medische post vestigde, is de reeds genoemde Goudkust. Tevoren deed de Inspector H. Praetorius, vergezeld van eenen koopman Preiswerck en eenen arts, met name Dr. E. MaHLY, derwaarts een tweejarige inspectiereis (1882—1884). Tijdens zijn anderhalfjarig verblijf aan de Goudkust, deed laatstgenoemde, wiens reis en verblijf in West Afrika bekostigd werd door den Bazelschen raadsheer 23 Karl Sarasin, belangrijke ondervindingen omtrent de tropenhygiëne op. Dr. MShly kwam alleen terug, daar de inspector den 7en April 1883 te Akra overleden was. Kort daarna gaf hij een uitvoerig verslag van zijn reis en deed praktische voorslagen, welke door het Comité goedgekeurd en met succes toegepast zijn. Desniettemin kwam er vóór 1885 geen miss. arts aan de Goudkust. Dit was Dr. R. Fisch, van Arau afkomstig, die eerst kweekeling van het zendingshuis was geweest en daar eenige jaren in de theologie had gestudeerd, doch toen zich op de medicijnen toelegde. Hij kreeg zelfs de ordening eens zendelings en vestigde zich te Aburi, een der gezondste zendingsposten van de Bazelsche Vereeniging, gelegen op het Akwapemgebergte, 300 meter boven de zee, 8 uren van Akra, ongeveer in het midden van het zendingsgebied. Eerst behielp hij zich met primitieve vertrekken in het zendingshuis, daarna bouwde hij, met bouwkundige zendelingen als adviseurs, een groot Sanatorium van twee verdiepingen met 8 kamers, waarvan de onderste ruimte bood voor spreekkamer, apotheek, woning voor den arts en de bovenste de kamer voor missionairen, die rust noodig hadden, bevatte. Op geregelde tijden reisde hij van station naar station, doch overigens was hij te Aburi, waar een groot aantal inboorlingen zijne polikliniek bezocht. In 1887 werd Dr. Fisch doodziek, zoodat hij moest repatriëeren. Het volgende jaar keerde hij getrouwd terug naar zijn zendingsveld en vond daar een tweeden missionairen arts, Dr. A. Eckhardt uit Wurtemberg. Deze was eerst theoloog en deed zijn propaedeutisch examen aan het Stift te Tübingen, ging toen echter over in de faculteit der medicijnen. Aanleiding hiertoe gaf het volgende. Sinds lang had hij de zending lief. Toen hij in 1880 te Stuttgardt eene zendingsconferentie bezocht, werd hij bewogen, om in den dienst der zending te gaan. Zeven jaren later trok hij naar de Goudkust, waar hij te Christiansborg eene polikliniek stichtte en leidde. Niet lang was hij hier, toen hij naar zijn vaderland met verlof terugkeerde. In 1890 vinden wij hem weer, en nu ge- trouwd, op reis naar de Goudkust. Daar aangekomen, richtte hij in 1891 de tweede polikliniek te Odumase, de residentie van den koning van Kroboland, op. Hij woonde toen in het zendingshuis, doch dacht er over, mettertijd een Medischen Zendingpost op te richten. Achter het in de Ga-vlakte liggend Odumase verheffen zich woudrijke heuvels en bergen, op wier hoogte een frissche luchtstroom de tropische hitte tempert en van waar men een heerlijk uitzicht geniet op den rotsachtigen Kroboberg, op de Schai-bergen en op het stroomgebied van den Volta. Een dezer bergen heet nog Eckhardtsberg en draagt op zijn kruin, als verborgen onder struiken, slingerplanten en kreupelbosch, een klein huisje met twee kamers. Daar heeft op het eind van 1892 en 't begin van 1893 Dr. Eckhardt menigen dag doorgebracht, het genoemde huisje gebouwd en gehoopt zich en zijnen zieken een hospitaal mettertijd te openen. Jammer, dat eenige toongevende missionairen zich met zijne plannen niet konden vereenigen; men correspondeerde veel met Bazel en eindelijk moest Eckhardt van zijn plan afzien. Bij zijn verdriet hierover kwam nog eene zware lichamelijke krankheid, een leverabces. Dr. Fisch bezocht hem en liet hem naar Aburi brengen; doch van dag tot dag werd de hoop op genezing kleiner. Eindelijk ging hij den 25en April 1893 naar zijnen Heiland. Zijne weduwe keerde naar Duitschland terug. Eckhardt was voor het land zijns arbeids een vriendelijke arts vol toewijding, ijver en geduld. De Negers spreken nog van hem, dien zij in zijn leven „Dokada noemden; en de andere missionairen vertellen nog gaarne van zijn humor en opgewektheid. De medische zendingspost te Odumase bleef tot 1896 verlaten, want Eckhardts helpster, Mejuffr. Finckh, die hem als pleegzuster een jaar lang trouw geholpen had, moest de direktie van eene meisjesschool overnemen en stierf een half jaar later. Intusschen heeft Dr. Fisch te Aburi zijn arbeid uitgebreid. Om de andere week bezocht hij Akropong en Abokobi, dikwijls ook Odumase, om er polikliniek te houden. Daar hij, bij zijne vele en snelle reizen het meest te lijden had van de slechte verkeersmiddelen, kwam hij het eerst op de gedachte, proeven met de fiets te nemen. Zij vielen goed uit, vooral omdat men in dien tijd verbeteringen in de fabricatie van fietsen bracht z. a. de invoering van luchtbanden. Nu behoefde de miss. arts niet meer te loopen, ook was hij niet langer afhankelijk van de welwillendheid van luie dragers. Tijd, kracht en geld spaarde hij uit, want hij kon op zijn rijwiel 7 posten bereiken: Christiansborg, Abokobi, Akropong, Odumase, Akure, Anum en Kyebi. Toen in 1895 Dr. Fisch repatriëerde nam Dr. Hey, die Dr. Eckhardt was opgevolgd, zijn arbeid over. Deze Hey, eerst leerling van het Onderwijzersseminarie te Bazel, later arts, had het plan, als Fisch terug zou zijn, Odumase weer te bezetten. Hij werd echter ziek; een leverabces bracht hem tot nabij den dood. Derhalve moest hij in het begin van 1896 weer naar het vaderland, terwijl Dr. Fisch in hetzelfde jaar opnieuw zijne intrede deed te Aburi. Op het einde van 1896 kwam ook Dr. Hey en vestigde zich te Odumase, waar hij bleef, ofschoon het Bestuur der Zendingsvereeniging wenschte, dat hij te Anum aan de overzij van den Volta-stroom zich zou gaan vestigen, een wensch, dien het terugnam, toen het hoorde, dat de koning van Odumase den miss. arts wilde behouden en eene woning in zijne residentie beloofde. Die belofte heeft de vorst gehouden. Nog meer deed hij: hij benoemde in 1898 Dr. Hey tot hofarts. Daar nu Odumase bezet was, en de koning van Akropong moeielijkheden in den weg legde, bepaalde zich Dr. Fisch er toe, de polikliniek te Abokobi elke week te houden uit Aburi, waar hij in 1899 een klein, net, steenen hospitaal bouwde. In datzelfde jaar begaf zich Dr. Hey, na zijne vrouw, die hij slechts één jaar mocht behouden, door den dood verloren te hebben, naar Europa. Weer van daar teruggekeerd zijnde, ging hij op het eind van 1900 naar Kamarun, waar hij te Bonaku een huis en eenige ziekenkamers had, die echter door hem in 1901 voorgoed zijn verlaten. In 1903 repatrieerde Fisch en zag zijn plaats ingenomen door Dr. H. Vortisch, die, na den terugkeer van zijn ambtgenoot, naar Kamerun voor een paar weken ging, om het hem toege- wezen arbeidsveld Bonaku onder de Dualla, dat sinds 1901 geen miss. arts had, te bezoeken. Redenen van gezondheid hebben hem echter gedrongen naar zijn vaderland terug te gaan. In het einde van 1906 is hij naar China gegaan, omdat hij niet meer naar Kamerun terug mocht keeren. Intusschen riep dat land om eenen miss. arts. Gelukkig is het der Baz. vereeniging gelukt in den Zwitserschen arts Dr. A. HaBERLiN een man te vinden, die als miss. arts de zieken der Dualla's is willen gaan dienen. Hij vond er een doktershuis, boven woning en beneden ruimte voor apotheek en polikliniek. ') Te Aburi is nu een schoon sanatorium voor Europeanen en een klein hospitaal voor Negers, te Abokobi eene polikliniek. Een geheel ander zendingsveld van het Bazelsche genootschap is dat in Voor-Indië. De stichter der M. Z. in dit land is George Eugen Liebendörfer, die den 16en Febr. 1852 geboren werd te Leutkirch. Na zijne studiën voltooid te hebben aan de Latijnsche school, wenschte hij chirurg te worden. Een chirurgijn te Riedlingen nam hem in de leer, bij wien hij 2V2 jaar bleef. In dien tijd kwam de begeerte, die hij reeds vroeger had gekoesterd, weer bij hem op, in den dienst der zending te gaan. Hij gaf dit echter niemand anders te kennen dan den Heere. Zoo verliep zijn leertijd, die besloten werd met een examen als assistent-chirurgijn, waarin hij slaagde (1868). De vreugde hierover werd verhoogd, toen hij zijne woonplaats kon verwisselen tegen de stad Ravensburg, waar hij in dienst trad bij een chirurgijn en tegelijk het Lyceum bezocht, om Latijn en Grieksch te leeren. Want zijn vader had plan hem spoedig eene plaatsing als chirurg bij een regiment te bezorgen, waarvan hij leven kon. Gods weg was echter anders met hem. Hij werd zendelingkweekeling in het Bazelsche zendingshuis, doch niet dan na veel moeielijkheden te hebben overwonnen, zooals de tegenstand zijner ouders, die echter opgegeven werd, toen zij zagen, dat de keuze huns zoons Gods wil was, en de teleurstelling, dat hij ') Een klein hospitaal, met een zaal en twee kamers, dat 60 zieken kan opnemen, is voor f 4600 in aanbouw. niet dadelijk als kweekeling werd aangenomen, omdat hij nog te jong was en dus een proefjaar moest doorloopen, waarin hij allerlei nederige diensten had te bewijzen (1869). Een jaar later was hij kweekeling, en in 1875 was hij gereed en werd hij geordend als missionair. Den 31 en October van hetzelfde jaar kwam Liebendörfer te Calicut aan. Eenige maanden later was hij te Talatscheri aan een jongensschool. Na de taal des volks geleerd te hebben, hield hij 16 Febr. 1877 zijn eerste toespraak tot de heidenen op een afgodsfeest. Na dien tijd arbeidde hij in de evangelieverkondiging en in de school en aan het ziekbed met trouw en ijver, gesteund door eene treffelijke gade, Emilie Liebendörfer geboren Layer. In 1882 rijpte bij Liebendörfer het plan, om missionair arts te worden. Het Bazelsche zendingscomité gaf hem toestemming, zijn plan uit te voeren en in 1883 begon hij aan de Bazelsche Hoogeschool zijne studie in de geneeskunde, die hij in 3 en een half jaar voltooide. In de laatste dagen van 1886 was Liebendörfer weer terug in Calicut, doch nu als missionair arts. Zijne taak was zwaar, want hij had te worstelen met een algemeen vooroordeel tegen Europeesche artsenijen. Wel had de Engelsche regeering in ieder districtsstadje een inlandschen geneeskundigen assistent in een kleiner of grooter hospitaal aangesteld en daardoor beproefd den Hindoes de weldaden der Westersche geneeskunde te schenken, maar dezen waren er niet van gediend. In Liebendörfer's eerste dagen werd de intrede in zulk een hospitaal beschouwd als een gang ten doode. Onder deze omstandigheden trad onze missionaire arts op, doch hij had niet te klagen over wantrouwen. Men kende hem van vroeger en nauwelijks was het bekend, dat hij te Calicut was, of de patiënten kwamen van alle zijden tot hem. In het begin moest hij zich behelpen met de middelen, die hij had. Den ganschen dag was hij bezig in zijne polikliniek of aan de huizen der zieken. Zelfs s nachts liet men hem vaak geen rust, wanneer iemand door een slang gebeten was, wat vaak gebeurde. Wie echter van hem redding verwachtte en dat uitsprak, wees hij op den Heere. Bijgeloof werkte Liebendörfer tegen, ook onzindelijkheid en eigenzinnigheid. Doch aan den anderen kant kon onze miss. arts zien op velerlei bemoedigends. Hij genoot veler vertrouwen. Niet alleen Paria's maar ook Brahmanen kwamen tot hem. Algemeene achting en waardeering genoot hij. „Aan den grooten Malabaarschen dokter L. Liebendörfer" luidde eens het adres van een telegram uit Madras aan hem gericht. Van 20 tot 30.000 patiënten had hij jaarlijks te behandelen. De ongelukkigsten waren zij, die eerst bij den tooverdokter geweest waren. Hun moest hij meermalen zeggen: B't Is te laat." De kinderen vooral hadden veel op met den „Duitschen dokter." Zelfs de Zenana's openden zich langzamerhand voor hem in kranke dagen. De inlandsche vorsten riepen hem ook bij hunne gemalinnen. Dan volgde hem zijne vrouw. In het begin wilde men hem niet bij de patiënte toelaten. Doch ook hierin kwam verandering. Mohammedanen raadpleegden hem evenzeer. Overal waar hij kwam, kwam hij met het woord van God. Zijne medische assistenten waren twee jonge Hindoes, die hij deels zelf vormde, deels bij Dr. Frij in Neyoor ter opleiding gaf. Vooral Jozef Manamparamby is hem ten steun geweest. Den len Jan. 1892 kon Liebendörfer een hospitaal openen met wacht-, spreek- en operatiekamers, benevens twee ziekenzalen voor 14 zieken. Aan zieken heeft het dit hospitaal niet ontbroken. Nog meer, ieder jaar konden eenige patiënten gedoopt worden. In 1893 kon Liebendörfer een tweede hospitaal oprichten te Kodakal, dat hij stelde onder de direktie van den inlandschen medischen assistent Jonas, wiens plaats echter thans (1907) ingenomen is door Paul Chandray, wien het langzamerhand gelukt, het wantrouwen der bevolking, die nog vast aan de kunst der inlandsche artsen gelooft, te overwinnen. Hij is een trouw en consciëntieus man. De beide laatste jaren van zijn verblijf in Indië waren jaren, waarin hij voor zich zeiven niet kon loochenen, dat zijne krachten afnamen. Eerst in 1895 liet hij zich bewegen, rust te nemen. Toch wilde hij niet repatriëeren, voordat zijn opvolger Dr. Stokes uit Bazel te Calicut was. Toen ging hij heen en bereikte Europa in het begin van 1896. Ruim een jaar later stond het vast, dat hij niet meer naar Indië kon terugkeeren. God had echter ander werk voor hem in zijn vaderland. Hij werd met anderen de stichter van de Vereeniging voorM. Z., wier le Secretaris hij werd (1898). Van dien tijd af deed hij wat hij kon, om voor de M. Z. in Duitschland harten te winnen, wat hem gelukt is. Hierin heeft hij gearbeid, totdat de Heere hem den 3en Oct. 1902 tot zich nam. Liebendörfer's laatste arbeid is Kamerun en China ten goede gekomen. Na Liebendörfers vertrek van Calicut ging de M. Z. in Malabar niet alleen voort in het oude spoor onder de leiding van Dr. William Stokes, maar breidde zich zelfs uit. Te Calicut kwam ook een vrouwenhospitaal „Bethlehem". Dagelijks komen ongeveer 96 patiënten aan de polikliniek; de meeste zijn Hindoes; ook Christenen komen. De Mohammedanen blijven het kleinst in aantal. Door het veelvuldig voorkomen van longtering onder de van huis uit zwakke Hindoes, denkt de miss. arts over de oprichting van een Sanatorium voor deze zieken. In 1897 kon het Bazelsche genootschap het gouvernementshospitaal van Wamyankulam, zuidelijk van Kodakal gelegen, overnemen en stellen onder een inlandschen medischen assistent, een Syrischen Christen, die echter zijne taak niet ernstig opvat, daar geldzucht hem beheerscht. Behalve in Malabar heeft het Bazelsche genootschap in VoorIndië nog ééne M. Z. en wel in Zuid Mahratha sinds het einde van 1900. Hier vindt ge den zendingpost Bettigeri onder den Dr. med. et phil. Zerweck. Zijne werkzaamheid in deze door hongersnood en pest zwaar beproefde streek belooft der zending eenen goeden voortgang. Van zijne inlandsche medearbeiders kan de miss. arts gunstige getuigenis geven. De vroegere catecheet van het hospitaal gebruikt de door hem verworven medische kennis voor een vrij groote geneeskundige werkzaamheid te Unnakullu. Het derde zendingsterrein van het Bazelsche genootschap, waarop de M. Z. haar pionierswerk doet, is China. Ofschoon nog slechts 11 a 12 jaren oud, heeft zij zich toch reeds 200 nuttig voor de missie betoond, dat de missionairen haar gaarne zagen uitgebreid naar andere deelen van China. Op het oogenblik is zij nog slechts in de provincie Kwantung in de stad Kayintschu. In het jaar 1893 kwam hier Dr. Hermann Wittenberg, die door zijnen medischen arbeid de liefde van hoog en laag wist te winnen, zoodat zij ook naar hem hoorden, als hij hen van den Heere Jezus sprak. Tijdens de Boxer troebelen was hij in Europa, terwijl zijn Chineesche helper, zoo goed het ging, zijn werk voortzette. Sinds 1902 is Dr. Wittenberg echter weer op zijn post, waar nu ook een hospitaal staat, voor welks bouw de Vereeniging voor M. Z. de gelden gegeven heeft. ') Op dit oogenblik hebben 7 artsen en candidaatartsen zich ter beschikking van de Bazelsche missie gesteld. Overzicht. In Afrika heeft het Bazelsche Genootschap 1 m. arts, 3 hospitalen en 3 poliklinieken. In Voor-Indië 2 artsen, 4 hospitalen en 4 poliklinieken. In China 2 artsen, 1 hospitaal en 1 polikliniek. § XCII. Die Gesellschaft zu Beförderung der evang. Mission u. d. H. zu Berlin (Beriin I). (De Vereeniging tot bevordering der Prot. Zending onder de heidenen te Berlijn.) Dit genootschap, in 1824 opgericht door zeven mannen, o. w. Aug. Neander, Tholuck, Strausz en eenige juristen, begon in 1834 hare eigene missionairen, welke de Luthersche belijdenis moeten belijden, uit te zenden. In 1900 heeft deze missie haren eersten missionairen arts Dr. i) fwce zijner oud-leerlingen, inlandsche artsen, hebben een klein zendingshospitaaltje te Hokschuha. Schroeter gehad te Kidugula in Kondeland, een post der Nyassa-zending. Verder dan tot eene polikliniek is deze M. Z. niet gekomen, want de arts heeft zich teruggetrokken van de zending. Te Usaremo is eene zendelingsvrouw, die eene opleiding in de geneeskunde heeft genoten, en aan het Nyassameer eene in de vroedkunde geschoolde diakones. Eindelijk is te Tsimo in China door Berlin 1 een Med. miss. werk aangevangen onder de Chineesche bevolking, eene polikliniek, waarvoor bijdragen geschonken zijn door Chineesche aanzienlijken en ambtenaren en die gehouden wordt door een vroegeren helper van het Faber-hospitaal Schöng. Thans is hier ook een zendingshospitaal. § XCIII. Die Norddeutsche Missionsgesellschaft. (Het Noordduitsche Zendingsgenootschap.) In 1836 richtten eenige leden der Luthersche en Gereformeerde kerken in Noord-West-Duitschland het Norddeutsche Missionsgesellschaft op. Plaatselijke afdeelingen in Mecklenburg, Sleeswijk-Holstein, Hannover, Hamburg en Bremen kozen een centraal-comité, dat te Hamburg samenkwam. Later scheidden zich vele Lutheranen af en gaven de geboorte aan het „Evangelische Missionsgesellschaft." Slechts het kleinste deel der leden bleef bij het Norddeutsche Missionsgesellschaft, welks comité in 1851 van Hamburg naar Bremen verhuisde. Deze vereeniging heeft nog geen miss. artsen uitgezonden, wel Protestantsche diakonessen. Sinds 1889 zijn dezen in haar zendingsgebied, het bij Togo behoorende land der Ewe-stammen (W.-Afrika). Met zegen werken deze diakonessen van Amedzowe uit naar het binnenland en van den post Ceta aan de kust. § XCIV. Gosznersche Missionsverein. (Berlin II). (De Gosznersche Zendingsvereeniging.) De vroegere Roomsche priester Goszner stichtte, toen hij Luthersch predikant aan de Bethlehemskerk te Berlijn was, in 1836 het naar hem genoemde Zendinggenootschap. Reeds sinds jaren heeft deze missie de M. Z. op haar zendingsgebied onder de Kols en Santals willen vestigen. Zij is echter met Europeesche artsen niet gelukkig geweest. Voor eenige jaren bood zich een jonge arts bij haar aan voor de M. Z. Hij werd, op kosten der missie, naar Engeland gezonden, om met de Eng. taal en de Eng. artsenijleer bekend te worden. Toen hij daar hoorde van de groote salarissen, die sommige Eng. missies betalen, verkoos hij door een harer uitgezonden te worden. Hij is echter spoedig gestorven. Later trad de in Schotland als dokter gepromoveerde zoon van den bekenden, nu overleden, melaatschen-missionair Uffman bij deze Vereeniging in dienst, om zijn vader te helpen. Maar die werkzaamheid lachte hem niet toe, omdat andere, ook Europeesche, zieken bang waren, zich door hem te laten behandelen. Hij sloot zich dus bij de Schotsche zending aan, die hem naar Oost-Afrika zond. Ook de zoon van br. Hahn, den opvolger van den daareven genoemden Uffman, die in Amerika, na voleinding zijner theologische studiën, nog een dokterstitel haalde, verliet deze zending na een jaar en keerde naar Amerika terug. Dit heeft Berlin II lang schuchter gemaakt, om in den weg der M. Z. voort te gaan. Doch thans roept zij op twee missionaire artsen en verscheidene diakonessen, om de missie onder de Kols te dienen. Ter bevordering der M. Z. heeft zij opgericht een „Hilfsverein fur Krankenpflege auf den Missionsstationen," ten einde de gewone zending financieel niet te benadeelen. Tot nu toe hebben enkele missionairen, die zich goed in de geneeskunde hebben ingewerkt, bewonderenswaardige dingen, zelfs op chirurgisch gebied, gedaan. Eindelijk heeft deze Zendingsvereeniging enkele Medische assistenten, die gevormd zijn aan het „Medical College" van Agra, in haren dienst. Op haar voornaamsten zendingspost Rantschi is sinds 1895 een hospitaal met polikliniek (Elisabethsziekenhuis), onder directie van den miss. Nottrott, die in moeielijke gevallen de hulp inroept van den arts uit het stedelijk ziekenhuis, want de inlandsche assistenten zijn hier voor de zending te duur. ') § XCV. Die Rheinlsche Missionsgesellschaft. (De Rijnsche Zending.) Te Barmen (prov. Westphalen) werd in 1828—1829 het Rijnsche zendinggenootschap geboren uit de samensmelting van vier kleine genootschappen (het Elberfeldsche van 1799, het Barmensche van 1818, het Keulsche en het Wezelsche). Zijne leden heeft het grootendeels in het noordwesten van Duitschland en bestaan deels uit Lutherschen, deels uit Gereformeerden. Sinds meer dan 20 jaren heeft deze missie op twee harer terreinen M. Z. In de feestweek van 1906 is opgericht een „Verein für die rheinische ') De zending betaalt hun f 16.20 (evenveel als den inlandschen pastors) p. m.; 't Engelsche gouvernement het dubbele. arztliche Mission", welks inkomsten ten goede zullen komen van de M. Z. der Barmensche Vereeniging. Hare eerste M. Z. is begonnen in China in 1887 op aandrang van den nu overleden zendeling Dietrich, die zich in 1886 te Tungkuhn had neergezet. In die stad van 120.000 inwoners, gelegen in de provincie Kwangtung tusschen Hongkong en Canton, werd in eerstgenoemd jaar een zendingshospitaal opgericht, dat eerst gesteld werd onder een Chineeschen medischen assistent, opgeleid aan het hospitaal der Amerik. Presbyterianen te Canton. In 1889 nam Dr. Kühne als Europ. miss. arts de directie op zich. Uit het primitieve ziekenhuis is, in vervolg van tijd, een groot hospitaal van 70 bedden ontstaan. Thans heeft dat gebouw voor een deel eene andere bestemming gekregen, terwijl in 1904 buiten de stad, op een hygiënisch gunstiger gelegen plek, Tungkuhn—Maklitschan een schoon ziekenhuis met twee vleugels is verrezen, een voor mannen en een voor vrouwen. In 1897 is er een tweede arts, Dr. Olpp, bijgekomen en in den herfst van 1905 de derde miss. arts, Dr. Eich. De M. Z. heeft hier het vertrouwen der bevolking gewonnen voor de zending in het algemeen. Bijna alle Chineezen toch, die tusschen 1890 en 1895 gedoopt zijn, waren direkt of indirekt gewonnen door den arbeid in het hospitaal van Tungkuhn. Ook onder de in 1902 gedoopten bevonden zich 11 gewezen patiënten van het zendingshospitaal met 6 hunner familieleden. Gedurende den opstand der Boxers van 1900 verlieten de missionaire artsen de stad, ofschoon dit niet noodig was geweest, zooals Dr. Olpp, kort na zijnen en zijner ambtgenooten terugkeer, vernam van de menschen, die hem zeiden, dat zij het hospitaal van Tungkuhn in geen geval zouden hebben verwoest, daar zij het op te hoogen prijs stelden. In 1892 was dat anders, want toen had het hospitaal te lijden onder de beweging tegen de vreemden. Een bewijs, dat het Christendom reeds zijne kracht begon uit te oefenen op de heidenen. De mandarijn van het district en de overheid der stad zijn de M. Z. en in haar de zending goed gezind, want hij heeft zelf hare hulp genoten in krankheid. Toen de pest in zijne familie heerschte en zijn kleinzoon wegnam, zond hij tweemaal per dag zijn draagstoel naar het hospitaal, om den arts af te halen. Zijn zoon zond hij naar Canton, om er de geneeskunde te bestudeeren onder leiding der zendelingen. Voor het hospitaal van Tungkuhn contribueert hij jaarlijks f250. In hunnen arbeid worden de miss. artsen bijgestaan door eene vrouwelijke assistent-arts Ng-tsing-lin en een aantal medische studenten benevens een vrij groot verplegingspersoneel. Eenige der daareven genoemde studenten zijn reeds getrouwd en hebben, op hun verzoek, voor hunne vrouwen de toestemming verkregen, om deel te nemen aan de lessen in de obstetrie. Hebben deze vrouwen het diploma voor vroedvrouw gekregen, dan zullen zij van groot nut zijn, daar de moeders het liefst geholpen worden door de vroedvrouw. Dikwijls bezoeken de miss. artsen zieken aan hunne huizen. Met name wordt hunne hulp vaak ingeroepen bij opium-vergif- tigingen, welke menigmaal voorkomen bij jonge vrouwen, die, om haren mannen nadeel toe te brengen, zelfmoord plegen, 'daar een weduwnaar dan meestal verplicht is zich eene andere vrouw te koopen. Het is een bewijs voor de groote beteeken is van de M. Z. te Tungkuhn, dat niet alleen zieken uit de lagere standen in het hospitaal komen, maar ook meer bemiddelde zieken, die afzonderlijke kamers betrekken. En de in het hospitaal aangeknoopte betrekkingen kunnen daarbuiten dikwijls worden onderhouden. Zoo klinkt Gods Woord in en buiten het hospitaal. Toen voor eenigen tijd de mandarijn van Tungkuhn het hospitaal met zijn bezoek vereerde, leidde Dr. Olpp hem rond en liet hem alles zien, wat er te zien was. Ook bracht hij hem aan het ziekbed van den toen kort geleden door roovers mishandelden zendeling Linden ») en „het was," schrijft Dr. Olpp, „bijna roerend te zien, hoe de mandarijn met zijne lange vingers, waaraan een gouden ring met brillanten fonkelde, voortdurend ') Een jaar en 11 da8en heeft hiJ het hospitaal moeten liggen, eer hij genezen was. de hand van br. Linden streelde, terwijl de miss. arts het verband liet losmaken en de wonden en hare behandeling liet zien." Bij zijn heengaan beval de miss. arts hem het hospitaal aan. Den 6en Juli 1906 heeft er een brand gewoed in de gebouwen der M. Z. Vooral de afdeeling der vrouwen heeft veel geleden. De Rijnsche zending heeft ook een tijdlang een miss. arts gehad op haar zendingsveld op Nieuw-Guinea, in de eerste plaats om der zendelingen wil, die van het moordend klimaat veel te lijden hebben. Het was Dr. Frobenius, die, van 1890—1900, met groote zelfverloochening en trouw van Siar uit de zendelingen en hunne gezinnen alsmede de inboorlingen met zijne kunst diende, toen hij in 1903 zijn arbeidsveld moest verlaten, omdat zijne gezondheid gebroken was. Een anderen miss. arts heeft Nieuw-Guinea nog niet gekregen. Dr. Hoffman, de regeeringsdokter, helpt nu de missionairen. Voorts bewijzen alle zendelingen medische hulp. Het zijn meestal wonden, huidziekten, malaria, dysenterie, oogontstekingen, die behandeld moeten worden. Het laatste veld der Rijnsche zending, waar de M. Z. diensten bewijst, is Sumatra en wel het zuidelijk deel van de noordelijke helft des eilands, bewoond door de Bataks, onder wie de zending in 1861 begonnen is. Van deze missie is Pea Radja èn door zijne ligging midden in het Silindungdal, dat bewoond wordt door 75.000 zielen, èn door andere omstandigheden het middelpunt van deze landstreek en tevens de grootste gemeente der Batak-missie in het algemeen geworden. Dit maakte, dat er op de conferentie van de missionairen onder de Bataks in den jare 1889 besloten werd, op genoemde plaats, die op eene hoogte gelegen is, een hospitaal te stichten. Een gebouw, 9 meter lang en 8 meter hoog, werd opgetrokken, waarin polikliniek zou gehouden worden. Den 2en Juni 1900 begon men hiermee. Daar kwamen toen twee patiënten, den tweeden dag 16, den 13en meer dan honderd, later nog meer. De inrichting was hoogst gebrekkig, zij bestond uit twee oude scheepsstoelen, een veldbed, drie van den missionair der plaats geleende schooltafels, een geringen artsenijvoorraad en een koker met chirur- gische instrumenten. Langzamerhand werd dit beter. Intusschen voelden de miss. artsen van Pea Radjah, dat eene polikliniek niet genoeg was voor de M. Z. Aan een ziekenhuis hadden zij behoefte, zoowel met het oog op de lichamelijke als op de geestelijke behandeling van den kranke. Dat ziekenhuis verrees den 5en Juli 1901, nadat eerst van een eenvoudig bijgebouw gebruik gemaakt was. Toen kwam er eene nieuwe behoefte, die aan Europeesche verpleegsters. Wel hadden de missionaire artsen inlandsche helpers en helpsters, die voor vele diensten z. a. pillen maken, verbanden leggen enz. bruikbaar waren, en een hunner kon zelfs eenvoudige malaria-gevallen met groote zekerheid diagnotiseeren en behandelen, doch één ding bijna geheel missen zij: zelfstandigheid, gevoel van verantwoordelijkheid en plichtsbesef. Zij hebben voortdurend controle en toezicht noodig; eene ondervinding, welk overigens niet nieuw is, maar door iedereen opgedaan wordt, die zich uit een natuurvolk medearbeiders kiest. De eerste pleegzuster, die in de M. Z. optrad, was zr. Charlotte Spithmann, die eerst in de polikliniek de zieken hielp, bij operatiën assisteerde, in één woord alles deed, wat eene verpleegster heeft te doen, doch later het toezicht over het geheele zusterhuis kreeg, zoodat toen de polikliniek bleef voor het inlandsche personeel. Intusschen wies het werk der eene Europeesche verpleegster, zoodat een tweede noodig was, vooral omdat het opnemen van mannen en vrouwen in één ziekenhuis slechts als een voorloopige maatregel moest beschouwd worden. Toch liep het nog tot 24 Januari 1905, eer het ziekenhuis voor vrouwen onder leiding van zuster Frieda Schreiber kon geopend worden. Beide ziekenhuizen hebben 42 bedden. Eene kraaminrichting onder eene vroedvrouw is ook noodig. Was de M. Z. te Pea Radjah in 1900 begonnen met éénen miss. arts, Dr. Julius Schreiber, den zoon van den ook in Nederland niet onbekenden, thans overleden inspector van het Rijnsche zendinggenootschap, spoedig deed zich de behoefte gevoelen aan een tweeden miss. arts, aangezien: le de arbeid in het hospitaal te veel werd voor één man; 2e het werk gestoord werd, als de arts naar buiten geroepen werd. In Jan 1902 deed Dr. Joh. Winkler als tweede miss. arts zijne intrede te Pea Radjah. Aan het hospitaal is verbonden een kinderhuis voorkinderen, wier moeders in het kraambed gestorven zijn. Dezen trekt zich de missie, met name de M. Z., aan, omdat de Batakker zich dezer ongelukkigen niet erbarmt »)■ Van de 180 kinderen, die de Rijnsche missie in 9 jaren opgenomen heeft, is slechts een 4e deel blijven leven, bij gebrek, aan melk. Aan het hoofd dezer inrichting staat zr. Helena Rienecker. Laten wij nu nog een blik slaan in de door de miss. artsen opgestelde „tingting in toean doctor" d. i. Regelen voor het hospitaal en de polikliniek. I. Hospitaal. Iedere zieke, die het hospitaal binnenkomt, moet voor zijn eigen kost zorgen. Voor het overige, dat hij noodig heeft, zorgt het hospitaal gratis. Iedere zieke moet zijn eigen helper meebrengen, doch slechts een, die ook voor hem koken moet in de algemeene keuken op de bij hen algemeen gebezigde, zeer eenvoudige, uit steenen gemaakte vuurplaten. Over dag mag hij bij den zieke zijn, maar des nachts moet hij vertoeven in een der kamers aan weerszijden der keuken. Als een zieke het hospitaal verlaat, tegen het verbod des dokters in, wordt hem geen medicijn meegegeven. II. De polikliniek. De tijd, waarop de zieken medicijnen kunnen komen halen, is des Maandags, Woensdags, Donderdags en Zaterdags van 8—11 uur. Op andere uren kan geen medicijn gehaald worden, tenzij het dringend noodig is. Als het eenigszins mogelijk is, moet de zieke zelf om de medicijn komen. Zegt de dokter, dat de zieke in het hospitaal moet opgenomen worden en weigert deze dit, dan kan hij niet verder behandeld worden. In de laatste jaren is ingevoerd de bepaling, dat de nieuwe patiënten, als zij voor den eersten keer komen, 5 cents hebben te betalen. ') Vroeger begroef hij ze met de moeder. 24 In 1905—1906 zijn in het hospitaal opgenomen 208 patiënten, terwijl 6725 de polikliniek bezochten in denzelfden tijd. In vergelijking met het laatste cijfer is het eerste klein. Doch dit is geen wonder, daar het wantrouwen nog niet geheel overwonnen is. De Nederl. regeering ondersteunt dit hospitaal. In 1906—1907 daalde het cijfer der bezoekers van de polikliniek tot 4403. Voorts deelt miss. Leth, op de Mentawei-eilanden te Sitakap, mede dat een klein ziekenhuis, door hem een „Hospital-hütte" genoemd, hem toegang bereidt tot het volk, terwijl Zr. Lina Zeitler op Engano werkt als accoucheuse. Overzicht. In China heeft de Rhijnsche zending 3 miss. artsen, 1 hospitaal, 2 poliklinieken; op Sumatra 2 miss. artsen, 1 hospitaal, 1 polikliniek. § XCVI. Der allgemeine evangelische protestantsche Missionverein. (De algemeene evang. prot. Zendingvereeniging.) Deze vereeniging sluit zich niet aan eene bepaalde kerkelijke partij of richting aan, maar roept tot samenwerking allen, die „Jezus liefhebben en het oorspronkelijk dogmenlooze Evangelie van Jezus belijden." Het is in 1883 opgericht door Ds. Busy en heeft zijne leden uitsluitend onder de modernen. De bekende Chineesche-taalkundige Faber, die vroeger in den dienst der Rijnsche zending heeft gearbeid, heeft zich later bij deze Vereeniging aangesloten, ofschoon hij niet van haren geest was. In October 1900 is in de provincie Shantung door Dr. Dipper met de M. Z. een begin gemaakt. Deze bouwde te Tsingtau het Faber-hospitaal, zoo genoemd naar den pas vermelden Sinoloog die daarvoor een fonds had gesticht. Dr. Dipper zag zijn arbeid zoowel door de Duitsche regeering, tot wier pachtgebied Tsingtau behoort, als door de Chineesche bevolking gewaardeerd. In Dr. Wick kreeg hij een mede-arbeider, doch niet lang daarna verliet hij zelf de zending. In den laatsten tijd is het aantal patiënten voor hospitaal en polikliniek veel kleiner geworden, omdat de R. C. missie hier ook een hospitaal heeft geopend. Bovendien is er sinds Juli 1905 eene nieuwe verplegingsorde in het Faber-hospitaal ingevoerd, hetwelk invloed heeft gehad op de opkomst der patiënten te dier plaatse. Misschien zal dit getal nog kleiner worden, wanneer Berlijn I te Tsimo zijn geprojecteerd hospitaal zal hebben gebouwd, want de meeste patiënten voor het Tsingtausche ziekenhuis komen van Tsimo. Daarom is Dr. Wick teruggeroepen in zijn vaderland, terwijl Dr. Dipper zich bereid verklaard heeft den hospitaalarbeid, die te Tsingtau nog te doen is, op zich te nemen. Nog een ander hospitaal heeft de Duitsche Evang. Prot. Verein. te Kaumi, noordwestelijk van Tsingtau, het geschenk van eene Chineesche dame, die in deze missie van eene oogziekte gelukkig werd genezen. Dat hospitaal staat onder eenen Christelijken Chineeschen dokter Li Ben King, die als oculist eenen goeden naam heeft, en zulk een toeloop van patiënten heeft, dat hij ternauwernood zijn werk af kan. ») Behalve deze twee hospitalen heeft de Vereeniging nog de zorg van een regeerings-hospitaal te Taistung-tschen, een groot Chineesch dorp bij Tsingtau. De polikliniek wordt bezocht door 1000—1400 patiënten. 1 Te Kaumi is nu gevestigd een Medische school tot vorming van Chineesche ziekenverplegers, onder leiding van Dokter Li. Na een 2-jarig verblijf te Kaumi zullen de leerlingen gaan naar Tsingtau tot hooger opleiding. § XCVII. Evang. Missionsgesellschaft für Deutsch Oost-Afrika. (Prot. zendingsvereeniging voor Duitsch Oost-Afrika.) Dit genootschap werd in 1886 opgericht te Berlijn (Grosz Lichterfelde), vandaar zijn naam van Berlin III. Thans is deze naam vervallen, want de zetel der vereeniging is sinds 1 Oct. 1906 verplaatst naar Bethel bij Bielefeld, de woonplaats van Pastor von Bodelschwingh, de ziel van dezen arbeid. De Rijnsche zending zag in deze verplaatsing aanvankelijk eene onvriendelijkheid; de vrees bekroop haar, dat in den kring harer vrienden een bres zou geschoten worden. Dit bezwaar is door onderlinge schikking weggenomen. Deze vereeniging arbeidt in Duitsch Oost-Afrika in Usambara en het kustgebied, waar zij een miss. arts heeft, die zich ook de geesteskranken aantrekt. Zijn woonplaats is Wuga, waar hospitaal en polikliniek zijn. § XCVIII. Deutsche Oriënt Mission (Dr. Lepsius). (Duitsche Zending in het Oosten.) De „Deutsche Oriënt Mission" ontstond Paschen 1896 als vrucht van eene afspraak van drie vrienden tot gebed voor het Oosten, gemaakt tijdens een zendingsfeest, 30 Sept. 1895 gehouden, denzelfden dag, waarop te Constantinopel de gruwelijke slachtingen onder christenen een aanvang namen, die het sein werden voor de vreeselijke bloedbaden, welke in 1895 en 1896 in Turkije aan omstreeks 100.000 christenen het leven kostten. Oorspronkelijk was deze vereeniging niet anders dan een Deutsche Hilfsbund für Armeniën (Central-comitee Berlin), dat den llen Mei 1900 het karakter van een zendinggenootschap aannam en den naam kreeg van „Deutsche Oriënt Mission" en tot leus koos: „Het Oosten voor Christus". Deze Vereeniging heeft eene M. Z. te Urfa en te Diarbekir. Te Urfa, waar de iqboorling den koortslijder vuile sneeuw, die hij 's winters in de holen van den berg bewaart, in den mond stopt, waar eene voorname Turksche dame op de bloote borst zeven stuks roode fezzen van Derwischen of heiligen worden gebonden, om hare krankheid weg te nemen, is wel eene andere verpleging der zieken noodig. Met het oog hierop is te dezer plaatse een klein ziekenhuis (Armenisch Chastachane) opgericht, waarin slechts chirurgische patiënten en ooglijders 10—12 patiënten, worden opgenomen. Het is een gehuurd huis, dat midden in de stad ligt op de grenzen van het Armenische en het Turksche kwartier en in 1905 113 zieken bergde, onder welke 46 Mohammedanen waren. Hierbij behoort eene polikliniek, die in 1905 door 3476 patiënten, onder welke 861 Muzelmannen, Kurden en Arabieren, zoowel mannen als vrouwen, werd bezocht. De miss. arts van deze M. Z. was tot 1903 Dr. H. Christ doch na dien tijd Dr. Vischer, welke in zijnen arbeid gesteund wordt door den Zwitserschen diakoon Br. J. Künzler, den inlandschen arts Dr. E. Arogan, twee Europeesche verpleegsters, een Armenischen apotheker met een Europeeschen helper en een Armenisch dienstmeisje als leerling-verpleegster. Onder de verpleegden van dit ziekenhuis behooren ook, die voor het consult Vi Medschidie (ƒ1,08) betalen. Dr. Vischer roemt zeer de goede gezindheid der regeering tegenover zijnen arbeid; zij heeft herhaaldelijk hare gewonden aan het zendings-hospitaal toevertrouwd tegen vergoeding der kosten. „Dat geeft ons te grooter voldoening, daar ons eigenlijk het recht betwist wordt, in ons huis zieken te verplegen," zegt de miss. arts. Dan gaat hij voort: „Het leven in ons hospitaal zal menigen Europeaan vreemd voorkomen. Wanneer toch bijvoorbeeld een zuigeling daarin moet opge- nomen worden, wordt zonder meer aan de moeder toegestaan, bij haar geopereerd kind te blijven. Eens verzamelde zich om het ziekbedje van een kleinen Mohammedaanschen knaap, die van den steen geopereerd was, behalve de moeder nog een reeks gezonde broertjes en zusjes van den zieke, die de moeder niet alleen thuis kon laten, benevens een verwante, die de moeder ter zijde stond. Een aparte kamer voor aanzienlijke patiënten is er te Urfa nog niet, toch komen er rijken naar het hospitaal." De andere M. Z. van de „Deutsche-Orient Mission" is te Diarbekir „de zwarte stad," waar soms niet minder dan 7 è 8 talen gesproken worden, doch vooral Turksch en Fransch. De arbeid van den miss. arts Dr. Naab, gesteund door den diakoon Jucher, was zeer gezegend. Dr. Seher heeft Dr. Naab, die in zijn vaderland is, vervangen te Diarbekir. Vooral onder de Mohammedaansche bevolking tracht de Deutsche Oriënt Mission den Christus te brengen. Bij deze 4 miss. artsen voegen wij als vijfden Dr. Hsrle, die door den Deutschen Hilfsbund für Armeniën (P. Lohmann) is uitgezonden en te Marasch (Salem) arbeidt. Op andere zendingsposten dezer missies zijn poliklinieken onder leiding van verpleegsters. Met name noemen wij Maras h. § XCIX. Missionsgesellschaft der Deutschen Baptisten (Berlin). (Zendingsgenootschap der Duitsche Baptisten.) Deze vereeniging, in 1890 opgericht, arbeidt in Kamerun en heeft daar in 1891 voor een korten tijd een' miss. arts gehad, Dr. Schaufler. Zijn plaats is nog niet vervuld. !) ') Twee missionairen, die een goede medische opleiding hebben ontvangen, zetten den medischen arbeid voort te NyamtangenteAbo. TeBonamutiis een klein hospitaal met verpleegster. § C. Leipziger Missionsgezellschaft. (Leipzische Zendingsgenootschap.) In 1836 zag dit zendinggenootschap te Dresden het levenslicht en in 1847 bracht het zijn zetel naar Leipzig over. Het is de eigenlijke erfgenaam van de Deensch-Hallesche zending, ofschoon ook een deel dezer erfenis is gekomen aan de S. P. G. en aan de Roomsche kerk. Ook heeft het eene missie in Duitsch OostAfrika. Sinds 1903 heeft het eene M. Z. onder de Dschagga aan de Kilimandscharo in laatstgenoemd gebied. Eerst waren er twee miss. artsen, een te Madschane en een te Moschi. Nu is er slechts een, Dr. Plötze. ') Niet lang geleden is echter eene vrouwelijke miss. arts, die te Edinburg is opgeleid, naar dit zendingsveld gegaan. § Cl. Die Schleswig-Holsteinische evang.-Luth. Missionsgesellschaft (in Breklum)- (De Sleeswijk-Holsteinsche Evang-Luth. Zendingsvereeniging te Breklum.) Op de Oostkust van Voor-lndië, midden tusschen Madras en Calcutta, ligt het zendingsgebied dezer in 1876 opgerichte vereeniging. Dit omvat het koninkrijk Jeypoor en een deel van Telugu-land. In den herfst van 1905 deed zij eenen eersten stap op het terrein der M. Z. door de uitzending van twee missionaire diakonessen. TeSaluren Pravatipur (Telugu-land) vindt men de beginselen der M. Z. In eerstgenoemde plaats is zelfs een klein zendingshospitaal. ') Dr. Plötze is nu farmer geworden aan de Kilimandscharo. § CII. Sudan-Pionier-Mission (Eisenach-Wiesbaden). (Pionier Zending voor Sudan.) Een miss. arts heeft deze jeugdige, in 1900 gestichte zendingvereniging te Assuan. Scandinavische Zendinggenootschappen. § cm. Norwegische JVIissionsgeseiischaft. Noorsch Zendinggenootschap. Den 8en en 9en Aug. 1842 is te Stavanger het Noorwegische Missionsgesellschaft gesticht, dat zich langzamerhand over geheel Noorwegen uitbreidde en van 900 tot 40.000 leden wies. *) Zij staat op denzelfden grondslag als de Noorsche kerk. Haar zendingsorgaan is de Norsk Missionstidende. In 1866 betraden hare eerste missionairen Madagascar met medeweten der L. M. S. Een jaar later onderhandelden beide vereenigingen over de grenzen van beider zendingsgebied. De Noren kozen de zuidelijk van de hoofdstad gelegen, volkrijke provincie Betsileo, terwijl de L. M. S. voor zich behield de provincie Ismerina, doch zoo, dat de Noren in de hoofdstad (in laatstgenoemde provincie gelegen) een representatieven zendingspost zouden hebben, ten einde in verbinding te blijven met de Landsregeering en hunne voor heerendiensten naar de hoofdstad komende Christenen geestelijk te kunnen verplegen. Toen het getal der Noren grooter werd en de kerstening bij hen voorspoediger ging dan bij de L. M. S., trachtte laatstgenoemde vereeniging ') De Luthersche kerk van Frankrijk komt deze Noorsche missie te hulp. ze uit Antananarivo en Betsileo te verdringen. Dit zette kwaad bloed. Later ging het weer beter, toen beide vereenigingen samen gingen werken aan de Medische school en de Bijbelvertaling. Thans is de oude animositeit geheel verdwenen. De eerste miss. arts der Noren, Dr. Borchgrevink, kwam in 1869 op het eiland Madagascar en arbeidde sinds met onverdroten ijver en zelfopofferende liefde in de M. Z. te Antananarivo. Hij overwon spoedig het wantrouwen der Howaregeering en trok vele kranken, tot 14.000 toe, naar hospitaal en polikliniek. Daar onze arts tegelijk missionair was, werd hem de last van zijn medisch werk te zwaar. Daarom kreeg hij in 1876 een helper in den persoon van Dr. Guldberg. In vereeniging met de miss. artsen van de L. M. S. en de Kwakers hebben Boschgrevink en zijn ambtgenoot eene klinische school opgericht, waar jeugdige artsen zijn opgeleid, wier invloed op het volk en in het land groot is geweest. Ook vroedvrouwen zijn aldus gevormd. Thans echter is deze school door de Fransche regeering aan zich getrokken. In 1890 verrees een tweede hospitaal der Noren met polikliniek te Sirabe in de provincie Betsileo. Ook te Ambohimasina en Morondava onder de wilde Sakalaven in het westen des lands zijn posten der M. Z. De missionaire arbeid beloofde veel goeds, tot in 1895 Frankrijk Madagascar veroverde en een reeks van teleurstellingen begon. In de eerste plaats de heidensch-nationale reactie tegen de blanken in 1896, welke vooral woedde tegen de missies. O. a. ging het daareven genoemde hospitaal van Sirabe in vlammen op. De opstand werd echter bedwongen en de zending zette haren arbeid voort in voorloopige gebouwen. Doch toen kwam het terrorisme der Jezuïeten, die het werk der L. M. S. en der Noren wilden verstoren. Dat dit niet gelukt is, moet dank geweten worden aan het Parijsch Evang. zendinggenootschap, 'twelk God het in het harte gaf, een groot deel van de posten der L. M. S. over te nemen en de Noren te helpen met onderwijzers. In 1899 was het Roomsche terrorisme uit. Doch na dien tijd is gekomen de bittere tegenstand van de in- middels radikaal-socialistisch geworden regeering van Frankrijk. Wat de toekomst voor de Protestantsche missie op Madagascar zal brengen, valt niet te zeggen. Zonder zorge is zij echter niet. De Noren hebben thans in Madagascar drie hospitalen, 3 poliklinieken, twee miss. artsen en 8 inlandsche artsen. In China heeft dit genootschap te Ijang een hospitaal onder Dr Nilsen (vroeger te Tsangsha). Zweden. § CIV. De Schwedische Missionsbund. De Zweedsche Zendingsbond. Ontstaan in 1878 door eene afscheiding van de aanhangers van Waldenström ') uit de Vaterlandsstiftung, wier meerderheid had verworpen een voorstel, door hen gedaan, om ook die als zendelingen uit te zenden, die niet in alle stukken der leer instemmen met de Augsburgsche confessie. In 1881 is deze vereeniging zelfstandig met de missie opgetreden en wel in bond met den bekenden Grattan Guinness. In het jaar 1887 is Dr. Nyström begonnen met de M. Z. in Algiers onder Joden, Kabylen en Arabieren. Zijn arbeid ondervindt veel tegenstand. Beter gaat het in het Congogebied. waar in den zomer van 1891 Dr. K. S. Walfridsson zich als eerste miss. arts te Mukimbungu vestigde. Vóór zijne komst hadden enkele missionairen z. a. Wentlend geneeskundige hulp geboden aan de bevolking, o.a. tijdens de pokkenepidemie van 1889, toen zij de menschen inentten; maar eerst met den genoemden miss. arts deed de M. Z. hier hare intrede. Natuurlijk trachtten de Fetischpriesters de menschen van den arts af te *) Deze verwerpen de kerkelijke leer der verzoening als onbijbelsch, leggen eenzijdigen nadruk op de liefde Gods en minachten de ordeningen der Staatskerk, tot welke zij uiterlijk behooren, ofschoon zij voorstanders zijn eener Vrije Kerk. trekken, ja tegen hem op te hitsen, doch dit baatte niet, want Dr. Walfridson kreeg veler vertrouwen. Een voorbeeld hiervan zij het volgende: „Een patiënt leed aan zijn voet, die geamputeerd moest worden; maar de patiënt zeide, dat hij eerst door den miss. arts wilde gedood worden; dat dan de voet moest afgenomen worden; en dat, als alles voorbij zou zijn, de arts hem weer moest opwekken. De goede man had gezien, hoe de geneesheer een jongen onder narcose gebracht had, en meende daarom, dat hij macht had over leven en dood." In 1893 stierf Walfridelson en in zijne plaats kwam een apotheker Palmer; doch na den dood van dezen man in 1897 is er geen M. Z. meer. Behalve in het Congogebied heeft dit genootschap sinds 1898 nog eene kleine polikliniek te Schaschi in de Chineesche provincie Hupeh. § CV. Die Evangelische Vaterlandsstiftung. Toen dit genootschap in 1856 op den grondslag der Luthersche belijdenis opgericht werd, beoogden de stichters de inwendige zending z. a. Evangelieprediking ook door leeken, bijbel- en tractaatverspreiding, colportage, zending onder de zeelieden in buitenlandsche zeehavens, opleiding der jeugd. Zes jaren later echter koos het ook de missie onder de niet-christelijke volkeren tot hare taak. Met de M. Z. trad dit genootschap het eerst in 1883 op in OostAfrika. Dr. Winquist begaf zich naar Monkullo, 8 kilometer ten westen van het rotsige eiland Massaua aan de Roode zee en arbeidde daar en in den omtrek als miss. arts. Zoo kwam hij in aanraking met de Abessyniërs. Te Bellesa richtte hij voor hen eene M. Z. in. Een ziekenhuis, met eene afdeeling voor mannen en eene voor vrouwen (in 1904 herbergde het 69 patiënten uit alle streken), voor ernstige gevallen en eene poliklinische behandeling van een jaarlijks aangroeiend aantal patiënten (in 1904 7000 zieken) kwamen daar tot stand. Bovendien hebben geneeskundige bezoeken in de naaste en verder gelegen dorpen de missie den weg bereid en in de door de zendelingen nog weinig bezochte terreinen de vooroordeelen tegen het Christendom helpen overwinnen. Dr. Winquist stond in zoo hoog aanzien bij den Abessynischen generaal Ras Alloli, dat hij, na in 1886 als officier van gezondheid hem gevolgd te zijn op zijnen veldtocht tegen den Madhi van Sudan, tot lijfarts benoemd werd. Veel vrucht voor de ziel heeft de M. Z. alhier echter nog niet gedragen. Evenmin te Monkulla en op de oude posten aan de kust, waar thans twee miss. artsen zijn. Voorts is er nog van de Evang. Vaterlandsstiftung eene kleine M. Z. aan de Benadirkust te Kismayu vooral met het oog op de Galla s. Dr. Friberg is hier met eene verpleegster werkzaam en onder de Somali. Eindelijk heeft deze vereeniging nog twee M. Z. aan de zuidelijke hellingen van het Mahadeogebergte in de Centraal-provinciën van Voor-Indië te Amarvara (een inl. arts met een hospitaal) en te Bijori met Dr. Franzen en een hospitaal. § CVI. Zweedsche kerkelijke missie. Deze missie werd in 1873 opgericht. Drie jaren later loste zich het in 1835 opgerichte Missionsgesellschaft in haar op. Zij werkte toen samen met het Leipziger zendinggenootschap, totdat zij zich in 1901 van haar losmaakte en zelfstandig begon te arbeiden in het land der Tamulen in de zoogenaamde „Zweedsche diocese," omvattende de posten Madura, Pudukotei, Padtukotei, en Wirudupatei. Te Padtukotei heeft deze missie sinds 1905 een miss. arts, Dr. Kugelberg, een bekwaam oogheelkundige. Fransche Zendinggenootschappen. § CVII. La Sociélé des missions évangéllques. (Paris) (Het genootschap der Protestantsche zendingen (Parijs).) In 1829 is de Société des missions évangéliques, welke in 1824 te Parijs is opgericht, haren eigen zendingsarbeid begonnen. Op twee harer terreinen heeft zij thans ook M. Z. Een in Senegambië, waar een miss. arts is sinds 1892 en een in ZuidAfrika onder de Barotse. Op dit, door den bekenden, onlangs overleden missionair Fr. Coillard in 1884 ontgonnen zendingsveld was de eerste miss. arts Dr. Dardicr, die, reeds na een kort verblijf in dit moordend klimaat, bezweek. Hem volgde Dr. Prosch op, die in 1899 onder de Barotse kwam en enkele jaren over een terrein van 500 vierk. m. als miss. arts. arbeidde. Daar dit werk voor één man alleen te zwaar was, vooral omdat hij menigmaal verre reizen moest doen, om zijne patiënten te bezoeken, werd een tweede miss. arts Dr. Reuter uitgezonden. De beide artsen zijn gevestigd, de een te Sescheko, en de ander te Nalolo. Zwitsersche zendingvereenigingen. § CVIII. Mission Romande. (Romaansche Zending.) In 1869 werd door de Synode der Waadlandsche Vrije kerk de zending in Zuid-Afrika (Transvaal en Delagoabaai) ter hand genomen op verzoek van twee studenten van de theol. school der Vrije kerk te Lausanne, Ernst Creux en Paul Berthoud, die er op wezen, dat hunne kerk nog geene missie had. Beide studenten zijn de eerste zendelingen dezer kerk geworden, niet zonder weten der Parijsche zendingvereeniging. Aan de Mission Romande is sinds 1898 verbonden eene „Commission Medicale de la Mission Romande", wier taak het is de M. Z. van deze missie te steunen. Als eerste miss. arts is in het jaar 1891 Dr. Liengme uitgegaan naar Z. Afrika. Twee jaren lang werkte hij daar met zegen. Te Antloka ontstond uit een groep hutten een klein „hospitaaldorp", waar iedere patiënt kon blijven, tot hij genezen was. Zoo groot werd het vertrouwen der inboorlingen in de medicijnen des dokters, dat een oud hoofdman zekeren dag den zendeling kwam vragen om medicijn tegen de begeerte naar Sope (eenen bedwelmenden drank). Aan een in 1893 door den Zulu-hoofdman Gungunjane gedaan verzoek, van Antioka bij hem te komen wonen, kon geen gevolg gegeven worden, omdat de Portugeezen de missionairen verdachten van heulen met Gungunjane, toen zij tegen hem in oorlog waren. » Ten slotte vond Dr. Liengme in oostelijk Transvaal te Elim in het lieve dal der kleine Spelonken een uitgebreiden medischen werkkring onder de Gwamba's. Met moeite kon de arts zijn werk af, daar niet alleen de inboorlingen maar ook de Boeren hem om hulp vroegen. Zijn naam was op aller lippen. Men noemde hem kortweg den wonderdokter van Elim. Een groot hospitaal, in Sept. 1900 klaar gekomen voor 132.000 francs, waaraan Europeesch verplegingspersoneel werkzaam is, stelt den arts in de gelegenheid niet alleen zijnen geneeskundigen, maar ook zijn missionairen arbeid te doen. Ook te Lorenzo Marqués aan de Delagoabaai is een M. Z. onder Dr. Garin. § CIX. Het Nederlandsche Zendelinggenootschap. Meer dan 100 jaren is dit genootschap oud, want het werd gesticht in 1797. Na eerst zijne zendboden elders heen uitgezonden te hebben in dienst van andere zendingsvereenigingen, koos het zich eindelijk onze Oostindische bezittingen tot arbeidsveld, eerst Celebes, daarna ook Java. Op dit laatste terrein nu vindt men de M. Z. van het N. Z. G. Daar ligt Modjowarno in de residentie Soerabaja. Voor ruim 60 jaren was dat Modjowarno eene wildernis, waarin het wild gedierte zijne woning had, een dichtbegroeid bosch. In 1844 vestigden er zich eenige Javaansche Christenen, de vrucht des arbeids van den welbekenden Coolen, landeigenaar van Ngoro en van enkele geloovigen te Soerabaja. Onder dezen arbeidde Paul Tossari, een Javaan, die zich met + 300 gedoopte landgenooten gevestigd had op het landgoed van den heer Gunsch. In 1850 ging hij geheel over naar Modjowarno, eigenlijk Dagangan geheeten, en werd de rechterhand van Jellesma, die als zendeling van het N. Z. G. zich daar had neergezet in 1848. Intusschen kreeg Modjowarno langzamerhand het uiterlijk van een dessa, waarom zich mettertijd niet minder dan 12 dessa's met grootere en kleinere Christelijke gemeenten groepeerden ')• Jellesma stierf in 1858 en werd opgevolgd door andere zendelingen, van welke de meest bekende is J. Kruyt, die in 1858 door het N. Z. G. naar Indië was uitgezonden en in 1864 zich te Modjowarno vestigde. Diens zoon A. Kruyt kwam hem in 1882 te hulp en deze is de eigenlijke stichter van de M. Z. te dier plaatse. Daar hij met geen geringe medische kennis was toegerust, kwamen tot hem velen, die ziekten en kwalen hadden. *) Deze dessa's zijn thans in twee werkkringen verdeeld, waarvan de eerste heet de werkring van M. en de andere die van SegAren. Hun getal beliep ten laatste ruim 8000 jaarlijks, die om „obat" (medicijn) kwamen vragen. Langzamerhand gevoelde Kruyt de noodzakelijkheid, om aan zijne polikliniek te verbinden een klein ziekenhuisje voor hen, die zorgvuldiger behandeling noodig hadden. Wij behoeven niet te zeggen, dat dit werk der barmhartigheid veel tijd kostte, zoodat de bediening des Woords daaronder leed. Hiermee niet tevreden, begon hij in 1893 met den bouw van een hospitaal, aanvankelijk met 56 bedden, dat 6 Juli 1894 onder groote belangstelling van autoriteiten en inlandsche bevolking „ingewijd" werd. Daarna wendde hij zich tot zijn genootschap met de vraag, eenen missionairen arts uit te zenden. Het genootschap, hetwelk met groote financieele zorgen beladen was, aarzelde. Doch God wees het den weg, toen het, ongevraagd, van Dr. Bervoets en zijne echtgenoote in 1892 een verzoek kreeg, hem als zendeling-arts uit te zenden. Men aarzelde niet langer. Dr. Bervoets werd aangenomen, en den 26en Oct. 1894 door Prof. Dr. P. D. Chantepie de la Saussaye als zendeling-arts ingezegend. Kort daarna vertrokken hij en zijne gade en bereikten in 1895 de plaats hunner bestemming, de eerste om zijne taak als zendeling-arts onder de inlanders, aan wie hij zich geheel en uitsluitend wijden zou, te aanvaarden, de laatste, om aan het hoofd der verpleging te staan en inlandsche vrouwen daartoe op te leiden. Onder leiding van Dr. Bervoets en zijne vrouw is het ziekenhuis, dat zijn mannen- en zijn vrouwen-afdeeling heeft, hoe langer hoe grooter geworden en naar de mate dier uitbreiding kwam er behoefte aan hulp, die eerst kwam met een inlandschen dokter (Dokter Djawa), maar later beter en vollediger met Dr. Duymar van Twist en Mejuffrouw Pijsel, eene vrouwelijke arts (1905). Bij het hospitaal behoort ook eene polikliniek en eene kleine afdeeling voor melaatschen. De zieken in het ziekenhuis worden verzorgd door verpleegsters, eene Europeesche en vele Javaansche, en getrouwde verplegers (mandoers). Voor de medicijnen-bereiding zorgt de inlandsche apotheker. De behandeling der zieken geschiedt grootendeels gratis, maar de patiënten kunnen, zoo zij daartoe in staat zijn, een kleinigheid in de bus van het hospitaal storten. In de laatste jaren heeft men ook vertrekken voor betalende patiënten, mannen en vrouwen van aanzien (priaïs), van welke er in 1905 7 in het hospitaal waren. De zendeling bezoekt dagelijks de kranken van het hospitaal, Christenen zoowel als Mohammedanen, terwijl 's avonds godsdienstoefeningen gehouden worden, die echter niemand verplicht is, bij te wonen. Ook onder de bezoekers van de polikliniek wordt gearbeid, om ze met den Christus bekend te maken. lederen dag wordt, voordat het geneeskundig onderzoek begint, eene korte godsdienstoefening gehouden, in den regel niet langer dan een kwartier. Evenmin worden de patiënten, die het ziekenhuis, hersteld of niet hersteld verlaten, vergeten. Hebben zij tijdens hun verblijf aldaar den wensch te kennen gegeven, gedoopt te worden, dan zijn zij natuurlijk voorwerpen van de geestelijke zorg der missie. •) De overige worden, indien het mogelijk is, bezocht aan hunne huizen. Het hospitaal kan thans meer dan 220 zieken opnemen. In 1895 zijn 2097 zieken in het hospitaal opgenomen; er kwamen 1874 aan de polikliniek. De Javanen droegen in dien tijd bii f828.14. In het hospitaal heerscht over 't algemeen een opgewekte geest. Overzicht: Op Oost-Java heeft het N. Z. G. 1 hospitaal met 2 miss. artsen (eene vrouwelijke) en een polikliniek. § cx. Salatiga-zending. Deze zending, ook wel „de geloofszending" genoemd, heeft te Neukirchen haar hoofdzetel, doch ook buiten Duitschland o. a. ') Zoolang de patiënten in het ziekenhuis zijn, wordt in den regel geene toestemming gegeven tot den doop. 25 386 in Nederland hare leden. Haar arbeidsveld omvat thans Tegal, Pekalongan, Semarang en Rembang. In het begin van 1903 stelde zich de arts Van der Ley, die te voren circa 2 jaren in het hospitaal te Djocja had gearbeid, ter beschikking dezer zending als missionair arts. Toen het bleek, dat een nauwere verbinding tusschen den arts en de Salatiga-zending op het oogenblik moeilijk was, werd er te Semarang opgericht een comité tot ondersteuning van noodlijdende Javanen, dat dokter Van der Ley in staat stelde over te gaan tot eenen schoonen hospitaal-arbeid in het gebied dezer missie in nauw verband met den daar wonenden missionair. Op de meeste posten wordt door de missionairen in kleine ziekenhuizen of in poliklinieken gedaan voor de zieken, wat zij vermogen met hunne onvolledige kennis. Met name noemen wij Kalitjeret. Ook heeft de Salatiga-zending een Sanatorium voor de broeders en zusters dier missie, die eenigen tijd in koel klimaat moeten vertoeven. Slechts één familie kan er logeeren. § CXI. De Gereformeerde kerken van Nederland. De Gereformeerde kerken in Nederland hebben als arbeidsveld Midden-Java (Bagelen, Banjoemas, Kedoe, Djocjakarta wat zij in 1887 hebben overgenomen van de Nederl. Gereformeerde zendingvereeniging.) Zij bezitten sinds 1893 eene M. Z. Haar eerste missionaire arts is J. G. Scheurer, die den 3en Maart 1864 geboren werd te Gelselaar (Gelderland), waar zijn vader hoofdonderwijzer der O. L. S. was. Reeds van zijne jonkheid aan is deze broeder begeerig geweest, om als missionair uitgezonden te worden. De Utrechtsche zendingvereeniging leidde hem daartoe op; doch toen hij bijna den eindpaal bereikt had, brak de kerkelijke strijd uit (1886), waarvan het einde was, dat een deel der Gereformeerden buiten de Nederl. Herv. kerk raakte en als Geref. kerk een zelfstandig kerkelijk leven ging leiden. Br. Scheurer voegde zich bij dezen, werd losgemaakt van de Utrechtsche zendingvereeniging en bood zich aan de Geref. kerk van Utrecht aan, met verzoek als haar missionair te worden uitgezonden. Deze kerk knoopte onderhandelingen aan met de Nederl. Geref. zendingvereeniging, die hem aannam en met zijne goedkeuring bestemde tot miss. arts. Zijne opleiding hiertoe heeft deze broeder gedurende 41/, jaar (van 4 Jan. 1888—den zomer van 1892) ontvangen aan het groote Londensche hospitaal, terwijl hij tehuis was bij Dr. Maxwell, toen general secretary en superintendent van de Students' training Home der Medical Missionary Association. In 1893 werd hij uitgezonden door de Geref. kerken, vertegenwoordigd door hare Zendingscommissie, en de Nederl. Geref. Zendingvereeniging, met bestemming voor Solo en het vorstendom Soerakarta. Met zijne gade, mej. G. van Riet, die eenige opleiding als verpleegster genoten had in het Diakonessen-Anstalt te Kaiserswerth, begaf br. Scheurer zich op reis, kwam te Poerworedjo en daarna te Solo aan. Hier kon hij echter niet blijven, daar de regeering geen toestemming aan de missie wilde geven, Soerakarta binnen te gaan. Hij trok zich dus terug naar Poerworedjo. Daar was hij, toen de Synode van de Gereformeerde kerken van Nederland te Middelburg samenkwam (1896) en besloot, dat hare zending kerkelijk zou wezen en uitgaan van een of andere plaatselijke kerk. De M. Z. werd terzelfder tijd aanvaard als hulpdienst in de zending en, zoo noodig, haar wegbereider. Eindelijk werd bepaald, dat de missionaire arts — zoo zou in het vervolg de arts der missie heeten — niet tegelijk zou zijn dienaar des Woords. ') Drie Deputaten kregen van de Synode ') Dit zag op het feit, dat br. Scheurer véór zijn vertrek naar Indiê door de Classis Rotterdam der Geref. kerk toegelaten was tot de bediening van het Woord en de Sacramenten, van welk recht hij op aanschrijven van bovengen. Svnode eewillie afstand deed. last, namens haar, drie jaren lang leiding te geven aan de M. Z. Kort daarna vertrok br. Scheurer naar Djocjakarta, waar hij zich een huis huurde en een pendoppo bouwde, een gebouw, geheel van bamboe opgericht en bestaande uit een middenvertrek en twee zijlokalen, waarin eene polikliniek geopend werd. Den len Juli 1897 had die opening plaats en verschenen de eerste patiënten (+ 10) en sinds werd dagelijks spreekuur gehouden. „Om 7 uur," zoo verhaalt br. Scheurer ergens zelf, „wordt de polikliniek geopend. Al de patiënten, die behandeld worden, moeten eerst een klein wachthuisje passeeren, waar zij eene kaart ingevuld ontvangen. De patiënten verzamelen zich daarna in het middenlokaal van de pendoppo, waar een der helpers of een broeder zendeling hen staat op te wachten. Dit duurt tot 8 uur, waarna de verdere toegang gesloten wordt. Tot deze verzamelde schare van zieken wordt nu een kort woord door den miss. dienaar des Woords (of een helper) gesproken, hetwelk met gebed wordt gesloten. Nu wordt hun gezegd, dat de mannen zich naar de mannen- en de vrouwen zich naar de vrouwenafdeeling hebben te begeven. In dien tusschentijd heeft de zendeling-arts alles in orde gemaakt, om terstond met de behandeling te beginnen. De godsdienstoefening wordt echter, zoo geregeld mogelijk, door hem en al de helpers bijgewoond. Zoodra een patiënt behandeld is, verlaat hij het gebouw door de buitendeur. Terwijl de patiënten behandeld worden, zoekt de miss. dienaar des Woords of een helper de wachtende zieken door persoonlijk gesprek bekend te maken met den grooten Medicijnmeester." Intusschen werd de wensch naar een zendingshospitaal bij br. Scheurer levendiger. Zou dat echter verrijzen, dan moest de vraag beantwoord worden, van waar het geld voor bouw en onderhouding zou komen, daar de kerken uit hare zendingskas niet meer dan f 3000 voor de M. Z. konden afzonderen. Deze vraag werd voor een deel reeds den 26en Nov. 1896 beantwoord door de oprichting van de Vereeniging „Dr. Scheurer's hospitaal," die zich aangordde om geld te verkrijgen voor een te stichten hospitaal. Zij was niet ongelukkig, want in het eerste half jaar van haar bestaan verzamelde zij f 1616,53. Doch hoe bemoedigend dat begin was, daar zou nog heel wat meer moeten worden bijeengebracht, eer men zou kunnen gaan bouwen. Gelukkig gebeurde dat. De Vereeniging ontving van 1906 tot 1907 zelfs ƒ10.015.-. Was de jeugdige vereeniging ijverig bezig, om gelden voor een hospitaal te vergaren, de deputaten voor de M. Z. rustten ook niet, vooral niet, nadat een onbekende gever ') door een gift van ƒ10.000 den grond legde voor het benoodigde bouwkapitaal. Hun eerste zorg was echter te onderzoeken, waar het hospitaal zou verrijzen. Na ernstig beraad werd besloten, dat dit wezen moest öf te Soerakarta öf te Djocjakarta. Daar nu het eerste nog gesloten was voor de eigenlijke missie kon alleen Djocjakarta, waar de miss. arts reeds was, de plaats zijn voor de vestiging van het hospitaal. Br. Scheurer had nu te zorgen voor bouwgrond. Ter verkrijging er van wendde hij zich den 29en Oct. 1897 met een rekest tot den Sultan van Djocjakarta en vroeg een terrein groot 28.410 vierk. meters, gelegen ten zuiden van den grooten weg naar het race-terrein en behoorende tot de Kampong Gondo-koesoman en gedeeltelijk tot Moedjoe Moedjoe. Niet lang duurde het, of de Sultan stond het verzoek toe en schonk het gevraagde terrein in bruikleen, zonder eenige pacht onder de volgende voorwaarden: 1°. Het terrein mag alleen voor het oprichten van een Hospitaal en eene Christelijke school worden aangewend, 2J. Indien binnen den tijd van twee jaren het hospitaal niet tot stand komt, of wel, wanneer het terrein voor iets anders wordt aangewend, zal de vergunning tot het bruikleen ingetrokken en het terrein teruggevorderd worden; 3°. Aan de daar ter plaatse (op het terrein) wonende personen zal eene som van ƒ1403.34 worden uitgekeerd als schadeloosstelling en kosten voor hun aanplant en het ver- ') Thans is er geen reden meer, den naam des gevers te verzwijgen. Hij is Ds. Coevorden Adriani em. pred. bij de Geref. kerken, die zich nog niet anbetuigd laat met zijn hulp aan het Zendingshospitaal, dat op zijn verzoek Petronella-hospitaal heet' plaatsen hunner huizen." Door de gunste Gods waren de Geref. kerken van Nederland dus reeds in 1898 in het bezit van een terrein voor het hospitaal. Toch liep het nog tot 1899, eer men met den bouw hiervan een aanvang kon maken. Inlichtingen waren noodig omtrent de bedoeling van sommige woorden en uitdrukkingen in des Sultans beschikking. Deze werden gegeven den 13en Maart 1899 in deze bewoordingen: 1°. Z. H. geeft aan de M. Z. in Nederland in bruikleen een stuk gronds ter grootte van 28.410 vierk. meters, gelegen aan den grooten weg van Jogjakarta naar Solo, zijnde gedeeltelijk een gemeentebezit van den kampong Gondokoesoman en gedeeltelijk behoorende tot de onderneming Moedjoe Moedjoe. De M. Z. moet aan de daarop wonende bevolking een som van ƒ1403.34 uitkeeren als schadeloosstelling voor hare zich daarop bevindende gebouwen en aanplant. De bevolking mag hare gebouwen verwijderen en den aanplant omkappen of van de hand doen. Verder heeft de M. Z. voor niets anders vergoeding te geven. 2°. De M. Z. mag dat stuk gronds voor niets anders aanwenden dan voor hetgeen hier boven bedoeld is; zij mag dus daarop oprichten alle noodige gebouwen, als een hospitaal, dokterswoningen, en woningen van het personeel, eene christelijke school met bijgebouwen en eene christelijke kerk en alle voor de M. Z. noodige gebouwen. 3°. Het hospitaal, groot genoeg voor kostelooze behandeling van 100 personen, moet tot stand gekomen zijn binnen den tijd van 3 jaren, gerekend van de inbezitneming van het stuk gronds af. Voor het tot stand komen van de overige gebouwen wordt geen bepaalde tijd aangewezen. 4°. Het stuk gronds mag teruggevorderd worden, zoo het hospitaal onder 3* bedoeld, niet binnen den bepaalden tijd van drie jaar tot stand komt, gerekend van den dag af, dat de M. Z. het stuk grond in bezit neemt, als ook, indien het stuk gronds wordt aangewend voor iets anders dan onder 2° is bedoeld. Kan het stuk gronds wegens overtreding van een dier voorwaarden door Z. H. worden teruggevorderd, dan moet de M. Z. het afstaan met allen aanplant zonder eenige vergoeding te vorderen. Voor het afbreken en verwijderen der daarop door de M. Z. opgerichte gebouwen wordt haar de tijd gegeven van één jaar. Wanneer binnen dien tijd de gebouwen niet verwijderd zijn, dan worden zij het eigendom van dengene, die het erf in bezit neemt. 5°. Indien de M. Z. het stuk grond niet verder wil gebruiken, dan moet de teruggave daarvan met den aanplant en de daarop gestichte gebouwen geschieden overeenkomstig het bepaalde onder 4°. 6°. Er zijn geen bezwaren aan verbonden, als de mindere bevolking de school der M. Z. bezoekt; mits zij hare verplichtingen tegenover het Inlandsch Bestuur, de politie en hare apanage hoofden als ook de naderhand te maken verordeningen stipt naleeft. Wanneer Dokter Scheurer op zich neemt al het vermelde in de missive van den Resident stipt op te volgen, geene wegen wijzigt en de waterleidingen in orde houdt, dan is door Z. H. de vergunning verleend tot het in bruikleen nemen van bedoeld stuk grond." Na ontvangst van dit stuk heeft br. Scheurer het terrein voor het hospitaal aanvaard en de som van ƒ1403.34 betaald. Toen werd het Ziekenhuis gebouwd voor ƒ45.000. Alle gebouwen zijn van bamboe opgetrokken behalve het operatiegebouw, hetwelk van steen is. Den len Mei 1900 nam hij van het zoo goed als geheel voltooide ziekenhuis, dat een weinig buiten de stad Djocja staat en aanvankelijk voor 75 patiënten bestemd was, één mannenen één vrouwenzaal in gebruik. En eer 14 dagen verloopen waren, bevonden zich 14 patiënten daarin. Sinds breidde het ziekenhuis zich meer en meer uit. Thans (1907) heeft het 5 ziekenzalen voor 125 a 130 patiënten, een eigen begraafplaats, twee dokterswoningen, een zusterswoning, een polikliniek, een wachtzaal, een apotheek en vele woningen voor helpers enz. In 1902 kreeg het zendingshospitaal eenen 2en miss. arts. De eerste Europeesche verpleegsters, mej. Rutgers en mej. Kuyper, hebben reeds in 1900 hare intrede in het hospitaal gedaan. Dadelijk na hare komst kon met de geregelde opleiding van verpleegsters en verplegers een begin gemaakt worden. Jongelingen worden gebruikt voor mannelijke en meisjes voor vrouwelijke patiënten. Beiden hebben goede eigenschappen, om het verplegen te leeren. Aanvankelijk ging de opleiding der jongelingen gemakkelijker dan die der meisjes, want de eersten hadden in den regel iets geleerd en konden flink lezen, schrijven en rekenen; de meisjes hadden weinig de school bezocht en moesten dus dit alles meestal nog leeren. Dat gaf moeilijkheden met alles z. a. het aflezen en noteeren van den thermometer enz. Daarbij komt, dat de meisjes reeds op haar 15e en 16e jaar als verpleegsters moeten genomen worden, daar zij op haar 18e jaar trouwen en dan huismoeders worden. Daarentegen kunnen de jonge mannen, na hun huwelijk, in het hospitaal blijven voortarbeiden. De meisjes wonen bij de Europeesche verpleegsters en staan daardoor onder goed toezicht. De geestelijke verzorging der patiënten heeft de miss. predikant van Djocja. Op dit oogenblik heeft het Petronella-hospitaal twee miss. artsen, voorts een vroedvrouw, 3 Europeesche verpleegsters, 40 inlandsche verplegers en verpleegsters enz. De + 400 geloovigen uit de Javanen, die thans te Djocja zijn, mogen grootendeels vruchten van den arbeid der M. Z. genoemd worden. Bovendien heeft dit hospitaal de missie onafhankelijk gemaakt van Sadrach, het hoofd dier Christen-Javanen, welke evenals hij het Christendom javaniseeren. Zijne ingenomenheid met de M. Z. en haren arbeid voor zijne onderdanen heeft de Sultan door geschenken z. a. een gasinstallatie getoond. Ook door zijn gesticht Toengkak, waarin huidziekten verzorgd worden, te stellen onder toezicht van den miss. artsdirekteur van het Petronella-hospitaal, en wel met dien verstande, dat aan de patiënten, die op 's vorsten kosten worden verzorgd, ook de Christus mag gepredikt worden. Zelfs is de Sultan begonnen in zijn rijk hulphospitalen op te richten, voor welke Djocja's M. Z. zal zorg dragen ')• Ook uit de wereld der Hadjis (de Mohammedaansche heiligen) begint men, zij het schoorvoetend, toevlucht tot Djocja's hospitaal te nemen. De kosten voor het hospitaal en zijne polikliniek zijn groot; zij bedragen tusschen de f 27.000 en f 30.000. De Nederl. regeering toont hare waardeering van hetgeen voor den Javaan, haar onderdaan, geschiedt door de M. Z. eene jaarlijksche subsidie van + f 10.000 te geven, terwijl het van de zijde van Europeesche landverhuurders en hooge ambtenaren gelukkig ook niet ontbreekt aan groote schenkingen, giften en contributiën. Desniettemin blijft er nog heel wat bij te passen door de Geref. kerken, daar de verpleging in het hospitaal tot nu toe gratis geschiedt voor iedereen. Alleen kan elkeen in de hospitaalbussen geven wat hij missen kan. Tot nu toe was dit niet veel; in 1906 f338.67. Eerlang zal de vraag wel te berde komen, of niet voor rijkeren een zeker tarief zal worden vastgesteld. O. i. is elke betaling van verplegingsgelden een gevaar voor het missionaire streven. Laten wij afscheid nemen van het P. H. met iets uit zijne ervaringen mee te deelen. Eerst een voorbeeld, dat zijne beteekenis vaak verkeerd verstaan wordt. Mej. H. J. Kuyper verhaalt ergens hieromtrent het volgende: „De dokter oordeelde noodig, aan een patiënt een drankje voor te schrijven van eenen aangenamen smaak. Na twee dagen kwam de man vragen, of hij dat drankje niet meer behoefde in te nemen, want hij geloofde al in den Heere Jezus." Aan den anderen kant zijn er voorbeelden, die toonen, welke goede vruchten de arbeid in het hospitaal afwerpt. „Drie jaren geleden," zoo ongeveer verhaalde Mej. H. S. S. Kuyper in eene vergadering van vrouwen te Boston in 1906, „kwam een jong edelman als patiënt. Hij heette Soedikon. Hij genas niet alleen naar het lichaam, maar ook naar ') Z. M. doet dit in overleg en met den steun van den Pakoe Alam van Djocja en het Nederl. gouvernement. de ziel. Hij werd een Christen en beleed Christus als zijn Zaligmaker. Hij deed meer. Hij had de schoonheid van het leven der arbeiders in het hospitaal gezien, en kreeg behoefte daarin te deelen, derhalve werd hij verpleger. Gij kunt het ternauwernood begrijpen, wat dit besluit voor hem beteekende. Het was werkelijk een verloochenen van alles, om den Heiland te volgen. Het beteekende het einde van al zijne aardsche verwachtingen, daar hij uit zijne familie werd uitgeworpen en voor erger dan een pariah gehouden, omdat hij zich vernederde, door een werk te doen zoo min als dat eens verplegers en het allerergste deed, wat een voornaam Javaan kon doen, door de verachte arme klassen te verplegen. Maar hij deed het, en achtte het een eere om Jezus' wil. Een jaar later ontving hij eenen brief van een invloedrijken oom, die hem aanbood een der schitterendste posities, die een jong Javaansch man kan krijgen. Het was een groote verzoeking. Ieder, die van het voorstel wist, beefde en bad voor hem. En God openbaarde zijne kracht in des jongelings zwakheid. Des anderen daags was deze gewoon aan zijn werk en antwoordde aan ieder, die hem naar zijn besluit vroeg: „Natuurlijk doe ik het niet." Een ander voorbeeld. Een lief klein meisje werd, ernstig ziek, in het hospitaal gebracht. Twee dagen leefde zij nog. Den laatsten dag haars levens zat Dr. Scheurer aan haar bed en zei: „Weet ge, dat gij erg, erg ziek zijt?" „Ja." „En wat zou het zijn, als gij nooit beter wordt?" „Dan zou ik niet bang zijn." „Waarom zoudt gij dan niet bang zijn?" „Omdat ik vertrouw op Hem, die voor mij leed." „Wie leed voor u?" „Jezus Christus." „Hebt gij ooit gebeden, dat Hij uw zondig klein hartje wil reinigen ?" „Ja, het was zeer zondig. Maar Hij reinigde het en nu is het goed." Toen werd zij bewusteloos. Denzelfden nacht stierf zij. Daar de Javanen zeer moeielijk de namen onzer Europeesche broeders en zusters kunnen uitspreken, geven zij hun bijnamen die hen op eenigerlei wijze karakteriseeren. Dr. Scheurer draagt onder de Javanen den naam van „den dokter, die helpt." Behalve het hospitaal van Djocja is er sinds 1903 een klein ziekenhuis voor inlanders, ondersteund door de Geref. kerken van Friesland in de nabijheid van een warme bron te Krakal, twee uren van het zendingsstation Keboemen (Res. Bagelen). Veertig patiënten kan het bevatten. Het Evangelie der genade wordt hier gebracht aan alle lijders. Eens in de maand bezoekt een der artsen van het hospitaal dat ziekenhuisje. Voorts hebben de missionairen Ruyssenaers (f 1907) en zijn opvoiger te Probolingo, Netelenbos te Wonosobo en Ingwersen te Poerworedjo kleine ziekenhuisjes om gelegenheid te hebben, door langdurige samenspreking en onderrichting den Javaan eenig begrip te geven van de geheel nieuwe, hem eerst zoo onbegrijpelijke gedachtenwereld, die het christendom hem biedt." ') Dat dit nog niet M. Z. is, doet br. Netelenbos goed gevoelen, als hij, bij gelegenheid van een bezoek van Dr. Scheurer aan hem, zegt: „Benijdenswaardig zoo'n dokter. lederen morgen komt hij in de apotheek kijken. Met verbazing zien de Javaantjes hier, hoe die Toewan hen, klein en groot, nauwkeurig onderzoekt, vriendelijk hen ondervraagt, ze eens bemoedigend op den rug klopt. Dat hebben ze nooit beleefd en nooit gedacht. Zij zien wel dat er onderscheid is tusschen des dokters medische wetenschap en mijn dilettantisme. Daarom, benijdbaar zoo'n dokter, wien het niet moeielijk valt, spoedig het volle vertrouwen van de luidjes te winnen. Niettemin al stoomen wij hier op medisch gebied met halve kracht, het trekt toch aan, en is een machtig middel tot propaganda." De Geref. kerken hebben nog een ander terrein, waarop zij arbeiden. Het is het eiland Soemba. Daar arbeidt de miss. predikant D. K. Wielinga, die in het Livingstone College eenige ') Een gebouwtje voor 10—20 bedden. De dagelijksche onkosten, per patiënt berekend, komen ongeveer op 15 cents. medische vorming kreeg. Het eerste ziekenhuisje, dat hij zich bouwde, werd door brand vernield, hij herbouwde het, maar zag het opnieuw in brand gestoken. Beide malen was de oorzaak der vernieling geen persoonlijke wraak, maar, ten minste den laatsten keer, onwil tegen den blanke. Op het oogenblik staat er weer een ziekenhuisje op Soemba. § CXII. De Doopsgezinden; de Nederl. Zendingvereeniging. Van deze missies heeft de eerste een M. Z. Van de andere is door de meeste missionairen den wensch uitgesproken, dat een M. Z. hunnen arbeid kome steunen. Van de Doopsgezinde missie heeft langen tijd te Mergaredjo de zendeling Br. Thiessen, die in het zendingshuis der N. Z. Vereeniging geneeskunde bestudeerd heeft, kranken behandeld. In 1905 was dit getal 2718. Medicijnen en verbandmiddelen krijgt hij voor een deel van het Nederl. Gouvernement. Het verplegingspersoneel bestaat uit een helper en de vroedvrouw Justinah, eene kweekeling van Modjowarno's hospitaal en 4 meisjes. Op Te Kedoeng-Pandjain arbeidt tot nu toe br. Hubert in een hospitaaltje en een polikliniek. Sinds het begin van 1908 is deze missie echter eenen missionairen arts rijk. Dr. Bervoets, vroeger miss. arts te Modjowarno, heeft zich aan haar verbonden. Waarschijnlijk zal het gewenschte hospitaal in de nabijheid van Tjiloewak, een plaatsje aan den verbindingsweg tusschen Mergaredja (de voorloopige verblijfplaats van Dr. Bervoets) en Kedoeng-Pandjain. Van de Nederl. Zendingvereeniging heeft br. Verhoeven een ziekenhuis te Tjideres en br. Rutly een te Bandoeng met polikliniek. Twee derde der geneesmiddelen en verbandmiddelen wordt door het Gouvernement verschaft. Het overige wordt gedekt uit het ziekenfonds. Ook onder de Madureezen in Bezoeki, het arbeidsveld van het Java-comite, zijn twee ziekenhuizen. § CXIII. Slot. Wij hebben onze reis door de steden, dorpen en vlekken van de landen der Heidenen en Mohammedanen volbracht. En op vele plaatsen hebben wij de M. Z. ontmoet in dienst der zending. Hier was zij nog in haar wording en opkomen, daar kon zij reeds bedacht zijn op grootere en kleinere uitbreidingen. Doch hoe zij zich ook aan ons vertoonde, altijd zocht zij den weg te effenen voor de zending, gaf zij de eerste indrukken van 's Heilands liefde voor ellendigen, lijdenden en kranken om daarna te gewagen van Zijne nog grooter liefde voor zondaren. Hoe langer hoe meer wordt op het zendingsveld gevoeld het onontbeerlijke der M. Z., overal waar de missie komt of arbeidt, ook op plaatsen, waar van Staatswege voorzien wordt in de behoefte aan doktoren, hospitalen en poliklinieken. De M. Z. is heel wat anders dan een philanthropische arbeid, heel wat anders dan een humanitaire onderneming. Zij zoekt Jezus Christus aan te bevelen, die in de prediking des Woords komt als Middelaar en Borg zijner gemeente. Dit ziet men in de gemeente des Heeren niet zoo duidelijk in als op het zendingsterrein. Daarom vindt het roepen van vele missionairen om M. Z. niet overal bij haar gehoor. Ons doel met dit geschrift is, om de kerken onzes vaderlands, zonder onderscheid van kerkelijke belijdenis, op te wekken, niet langer de M. Z. te verzuimen, maar haar te gebruiken, opdat het Evangelie onzes Heeren Jezus Christus kome ook daar, waar men het niet wil ontvangen. Dat wij niet geslaagd zijn, van elke M. Z. volledige inlichtingen te geven, daarvan zijn wij ons bewust. Wij hebben meegedeeld, wat wij te weten konden komen. Gevolg van ons gebrekkig weten is, dat wij niet met nauwkeurigheid kunnen zeggen, hoeveel miss. artsen, hospitalen enz. thans op het zendingsterrein worden gevonden. Wij gelooven echter niet ver van de waarheid te zijn, als wij beweren dat er zijn 725 miss. artsen, 400 hospitalen, 800 poliklinieken, die millioenen zieken behandelen en tegelijk nog meer millioenen onder het woord der genade Gods in Christus brengen. Doch hoeveel millioenen heidenen en Mohammedanen van Jezus gehoord mogen hebben, daar zijn nog honderdmaal meer, die leven, zonder van Christus te weten. Dit zegt ons, dat er nog veel te doen is, eer wij kunnen zeggen : ,,'s Heilands bevel Hand. 1: 8 is volbracht." Onze leuze zij ook met het oog op de M. Z.: „Maak de plaats uwer tente wijd, en dat men de gordijnen uwer woningen uitbreide; verhinder het niet; maak uwe koorden lang en steek uwe pinnen vast in. Want gij zult uitbreken ter rechter- en ter linkerhand; en uw zaad zal de heidenen erven, en zij zullen de verwoeste steden doen bewonen." (Jes. 54 : 2, 3). bl. 91. De vrouwelijke professoren aan de school te Ludhiana ontvangen £ 100 p. j., als zij zich 3 jaar verbinden, en £ 120, als zij minstens 5 jaren blijven. Op het oogenblik zijn er twee professoren noodig. bl. 122. Te Hok-chiang (Fuhkien) is op 28 Jan. 1908 geopend het nieuwe hospitaal voor mannen. bl. 123. Dr. Horder heeft, om redenen van gezondheid, zijn ontslag moeten nemen uit zijn arbeid. Vijf en twintig jaren arbeidde hij in China, het laatst te Pakhoi. bl. 160. Bagdad is door het vertrek van Dr. A. H. Griffith eenigen tijd gesloten geweest, doch nu weer geopend onder de miss. artsen F. Johnson en P. A. H. Radcliffe. bl. 184. Onitscha is weer geopend als terrein voor de M. Z. onder leiding van een miss. arts. Op 3 of 5 mijlen afstands achter genoemde plaats te Iyi Enu is nu Dr. A. E. Druit werkzaam, die een hospitaal en 25 bedden heeft. bl. 195. De South American Miss. Soc. heeft, na lang zoeken een miss. arts, Dr. G. A. Baynes, gevonden voor de M. Z. onder de Mapuche Indianen in Zuid Chili. bl. 283 achter § LVII Bakleen-missie. In 1882 voelde miss. Wordworth-Smith, nicht van den bekenden dichter Wordworth, zich op haar 64e jaar in haar hart gedrongen, huis en vrienden te verlaten en naar Syrië te gaan, om daar het werk te doen, dat God haar zou geven. Zij maakte van Beirut een uitstapje naar Palestina en zocht werk te Jeruzalem. Daar was zij echter niet noodig. Toen keerde zij naar Beirut terug. Eenigen tijd na hare terugkomst maakte God haar duidelijk, dat zij had te werken onder de Druzen. Zij ging naar Baakleen, het grootste dorp der Druzen in het Libanongebergte met miss Prosch en Miss Wood. In het begin had zij vele moeilijkheden te overwinnen. Eerst in 1887 begon zij met de M. Z. Zij kreeg de hulp van een geschoolde verpleegster en een inlandschen dokter kwam tweemaal 's maands en hield in het huis van Miss Smith kliniek voor de armen. In 1891 kocht zij een belendend huis voor haren medischen arbeid. In 1893 nam Dr. Ali Alamuddien, een inl. dokter, het medische werk op zich en in 1894 bouwde Miss Smith eene verdieping boven hare polikliniek, waarin zes bedden en een krib voor vrouwen en kinderen werden geplaatst, terwijl van de wachtkamer beneden een vertrek werd afgescheiden voor mannen met 3 bedden. In 1895 kreeg deze arbeid een vaster vorm en heette toen The Baakleen Med. Miss. to the Druses en kwam onder leiding van miss Meridith te Londen, die Miss Kitching van het Diakonessenhuis te Jeruzalem zond naar Baakleen als Directrice. In 1896 is Dr. Alamuddien gedoopt en in Nov. 1906 een nieuwe polikliniek geopend. bl. 346. Dr. R. B. Teusler van Tokyo, die nu 7 jaren in Japan arbeidt, is van oordeel, dat dit land nog groote behoefte heeft aan M. Z. „Te Tokyo," zegt T., „zijn eenige goede hospitalen, doch slechts met 1500 bedden. Eén armen-hospitaal is er, armelijk ingericht. Het dient, om materiaal te leveren voor de praktische examens der studenten. Het Universiteitshospitaal heeft 150 gratisbedden, die nooit ledig zijn. Deze zieken worden gebruikt bij het onderwijs der studenten." „Wij hebben patiënten gekregen," eindigt T. zijn mededeeling, „die men aan het Universiteitshospitaal voor twee maanden of langer had weggezonden, omdat er geen plaats was. blz. 350. Om redenen van gezondheid heeft Dr. Hutton zijn post moeten verlaten. Als zijn opvolger treedt op Dr. Nixon uit Canada. De plaats van Dr. E. Schawe zal waarschijnlijk vervuld worden door Dr. A. Bauer, het laatst werkzaam te Stettin. A. Allen (dr.) 314,338 Anum 356 v.v. n , Allen (dr. v.) 290 Aqua calienta 349 Abdil Bazak 106 Allen (miss) 182 Arabië 333 v.v. Abeokuta 184 Alley (miss Car.) 145 Arabieren 37, 170, 378 Abercrombie 58, 59 Alloli (Ras) 380 Arabische dokters 30 Aberdeen (Gravin y.) 243 Almora 210 Arabische school 25, 30 Abessinië 53, 56, 380 Aloatra-meer 212 Araukanen 40, 195 au°i 1 oCC Ambala 312 Archer (dr.) 152 Abokobi 355 v.v. Ambohimasina 377 Arcot(Arkot)55,57,330vv. Au°r? Ambohitantely 265 Archief voor degesch. der Aburi 354 v.v. Ambrim 286 O.-H. Z. 52 Academy (Med. Miss.) 268 Amedzowe 363 Armeniërs 153 A«a '67, 168 Amer. Board (Congreg.) Arogan (dr. E.) 373 Adams (Walter Booth) 320 55, 94 Arthington(mr.R.)207,217 A°ama 295 Am. Med. Miss. College 84 Arthington-fonds 217, 219 Aden 245 Am Presbyt. Board of Arthur (dr. John W.) 238 Adschmir (Ajmir) 257, 259 missions 162,172,173,216 Ashiho 262 Affleck (dr. W.) 237 Ametti 223 Aspinall (dr.) 194 Afghanen 147 Amkhut 283 Assam 215, 225, 299 Afghanistan 189 Amner (F. H.) 271 Assembly (the General) of ™ J ' ' ' 240' Am°y (district) 62, 83, P. C. of I. 232 . 288' 293,303 335 206, 228, 332, 342 Assi(o)ut 245, 329 Agra 86 87, 338, 364 Amntsar 133, 136 v.v., 142 Association (Med. miss.) Ahmedabad 232 v.v. v.v., 188 387 Aidans Med. Miss. for Amru 168 Assuan 376 Hindus (St.) 116 Analakely 265 Asylen v. melaatschen 49 Aintab 295 v.v. Anand 232 v.v. 276 Asylen v. Opiumschuivers Altken (miss Ira) 262 Anatolia Coll. hosp. 294 49 AMscha 198 Anderson (mrs dr.) 272 Atkinson (dr.) 296 Ahdu 285 Anderson (dr.) 307 Attingal 209 Akra 354 Anderson (John) 272 Audu 173 Akropong 356 v.v. Andreades (John) 256 Australië 224, 247, 288. Akure 356 Andrews (miss) 281 290 350 Akwapemgebergte 354 Andrews polikl. (St.) 346 Ava 55 Alasta 350 Aneityum 248 Azariah Smith Mem. hosp. Alden Spaere Mem. Hosp. Angola 78 295 a,356 ^o. Angoni (Zulustam) 241 Aziatisch Turkije 297 Aleppo 161, 231 Animisten i.98 Azië 111, 288 Algerie 278 Anking (Gankin) 346 Algernon Coote (Sir) 169 Anschun 275 o Algiers 277, 378 Antananarivo 265 v.v. 377 * Alice Mem. hosp. 206 Anting-hosp. 310 Babington 129 Alice Mein. Maternity 206 Antiochië 1, 264 Babyion 157 Alison (Prof.) 59 Antioka 382 Bacolod 304 Allahabad 133, 313 Antsihonaka 212 Badgad 157 v.v. Bagelen 386 Bagster (W.W.) 293 Bahrein-eiland 334 Baïd 31 Bakuba 325 Balasor 58 Ballantine (dr. W.) 292 Ballard (miss S. J.) 199 Ballard Mem. 199 Ballengall (Prof. Sir G.) 59 Balme (H) 219 Balmer (miss) 244 Balobo (de) 306 Baltistan 140 Baluba 325 Banda 52 Bandawe 142 Bandoeng 396 Bangalore 191 Bangkok 299, 317 v.v. Banjoemas 386 Bannu 147 Banza Manteke 304 Bapt. Convention of On- tario and Quebec 284 Bapt. Zenana Miss. 213 Bapt. Zendinggen. (Amer.) 114 Bapt. Zendinggen. (Eng.) Baraka 324 Bareilly 338 Bargery 173 Bari-negers 172 v.v. Barma (Birma) 55, 114, 297 v.v. Barmen 364 Barnabas (St.) 116 Barnabas-hospitaal(St.)347 Baroda 336 Barotse 381 Basoga (De) 184 Bataks 367 Batala 190 Batanga 324 Batavia 342 Batticaloa 222 Baxter (dr. E. J.) 176 Bazel 352 Baz. zending 55, 79 Beaconsfield Mem. hosp. 239 Beals (Lester H.) 291,292 Beals (mrs.RoseFairbank) 291, 292 Beatty (dr. E.) 234 Beatty (J. C. P.) 124 Beawr (Biaur) 86 Bechuana-land 211 Bedelaarskerk 89 Begbie (dr. James) 59 Beilby (dr. William) 59 Beiruth 246, 319 i Belgaum 271 Bell (mr. James) 62 Bell (mr. Jozeph) 59 Beludschi 145, 147 Beludschistan 149 Benadirkust 380 Benares 133, 197 Bengalen 150, 190, 210, 215, 250 Bengel (J. A.) 352 Benha 326, 328 Bennett (A. Z.) 334 Bentall (dr. W. C.) 209 Berg van Buddha 220 Berhampore 215, 218 Berthoud 382 Bervoets (dr.) 8, 16, 384, v.v. 396 Besant (mevr.) 32 Bethel 372 Bethnal Green hosp. 75 Betschler (dr.) 53 Betsileo (Prov.) 212, 377 Bettigeri 79, 360 Bezoeki 397 Bhagalpur 150, 188 Bhagaya 150 Bhamo 276 Bhandara 255 Bhera 325 v.v. Bhils 149, 283 Bhiwani 215, 218 Bhopal 268 Bhot 210, 338 Bickerstett 117 Bidar 338 Bielefeld 372 Bihé 270 Bing-yae 273 Bira (miss) 153, 156 Birkett (mrs.) 149 Bisett (miss dr. Mary) 215 Bishop—Bird (Isab.) 24, 27, 141, 273 Bissell (miss dr. Julia) 292 Bixby (miss) 301 Blackett (rev. A. R.) 156 Blackforth Crossing 185 Blair (dr. J. D.) 351 Blair (mrs.) 113 Blantyre 237 Blauvelt (dr. Elisab.) 332 Blumhardt 352 Blyth (mr.) 224 Boalia (Bauleah) 231 Board (Miss.) 197 Boardman (R) 219 Bodelschwingh (Pastor v.) 14, 372 Boeren 383 Boerenoorlog 243 Boe ver (Jacob de) 52 Boggs (mr. J. J.) 306 Bogue (dr.) 199 Bolenzi 306 Bombay 132, 198,232,235, 237, 256, 292, 338 Bonaku 79, 356 Bonamuti 374 Bond (mr. Ashton) 181 Bondei-negers 186 Bongong 152 Boone (Henry W.) 349 Boone (dr. W. J.) 342 Booth (rev. W.) 276 Boot (dr. L. B.) 116 Booze geesten 24 Booze oog 25 Borneo 116 Boschgrevink 377 Bostonner Board 317 v.v., 324 v.v. Boughton (dr. Gabriel) 9 Boxers 202, 260, 365 v.v. Brasen (Chirurg) 54 Bradford (dr.) 56 Brahmanen 209 Brahuis (volkstam) 189 Branchory 64 Bray (dr.) 109 Breeze (Gabrielle) 279 Brigstocke 159 v.v , 163 Brindabin 338 Broach 232 v.v. Broadley 317 Broedergemeente 53 v.v. Broeder- en zusterschappen 110 Brooks (mrs. James H. A.) 308 Broomhall 219 Brown (C. A.) 269 Brown (miss Edith) 90,91 Brown (mr. W.) 59 Browne (A. H.) 143 Brumana 25, 269 Brysson (dr. M. E.) 230 Bukaleba 184 gurns &""• W- C > 227„ Centraal-Turkije 293 v.v. Chinan (Chinanfu) 217,219, Burns Thomson (mr. W.) Ceta 363 31J „ Ceylon 53, 55, 57, 192, Ching chew 228 Burns-Thomas conv. Mem. 222,292 Chinese Evang. Soc. 271 fund 71 Chaco-Indianen 194 Ching (chin) chow 233 Busago 184 Cha: Ryong 317 Chingkiang 273, 336 Busrah (Basora) 333 Chaldeeuwsche kerk 161 Chins 298 v.v. Buthan 237 Chalmers (dr. Thomas) 59 Chisamba 293 Huteer (Annie) 70 Chamba 235 Chislett (miss) 191 Butler (Fanny) 188 Chandpur 286 Chitarpur 112 Chandray (Paul) 359 Chittagong Hill Tracts 215 C. Changeli 336 Cholcol 195 _ Changh-sha 275 Chopiland 116 Caesarea 293 Chanpoo 229 Chota Nagpur 110, 113 Caïro 169 Chantepie de la Saussaye Chow 201, 289 Ca abar 240 (dr. P D.) 8, 384 Chow ching 216 Calcutta 133, 136, 151, 190, Chao cheng 276 Christ (dr. H.) 373 _ |?®» 235, n^]7> ^31, 375 Chao chow 227 Christenthums gesellschaft Ca hem 79, 358^y.v. Chao Er Sun 262 enz. (Die Deutsche) 352 Cahforn.ë (Zuid) 349 Chao Fung 226 Christiansborg354,356v.v. Calton Hill 211 Chow yang 301 Christie (dr.) 259, 262 Cambridge 185, 244, 245 CharlesRussell Miss. 247 Christlieb (Prof) 13, 353 Cambndge Univers. Mis- Charles (dr.) 294 Chu-chia 226 sion 110 H4 Charlotte Hospitaal te L. Chung-king (Chun-kin) 206 Cammack (mrs. S. L.) 293 91 337 Cammack (dr. W ) 293 Charter (G. A.) 216 Chuning fu 312 Campbell (miss) 230 Chaunepatne 192 Churcher (T. G.) 278 v.v. Campbe (Gezusters) 259 Chefoo(Chefu)272v.v.,311 Churchill (H. M.) 120 Campbellieten 306 Cheh-Kiang(Chekiang)273 Church of E. Z. M.-S. 196 Canton 227, 286, 288, 306, 301, 325 Chüwu 276 o365™. Chemulpo 282 Ciong-bau 121 Cape Palmas 334, 341 Chen-chow 310 Clark (R.) 134, 142 £3piZ 0.0 Cheng tu(Chentu) 129,269, Clark (Henry M.) 142 Carey (W.) 213 273, 337 Clark (E.) 294 Carohnen-eilanden 290 Chester (dr.) 291 Clarke (dr. Fairlie) 69 CarohneA.LaddHosp.317 Chester Mem. hosp. 291 Clatchie (dr. Mac) 58 Car ess mr.) 153 Chestnut (dr.) 308 Clayton (A. E.) 184 Cariess (rev. H) 156 Chiang Chiu 206 Climate (tijdschr.) 74 Carr (dr. D. W.) 154 v.v. Chianghoa 230 C. M. S. 56, 58 Carslaw (dr. W.) 246 Chichou 202 Cnoll (dr.) 52 Casa blanca 278 Chieng mai 318 Coahuilla 349 Case (dr. J. N.) 270 Chieng rai 318 Cochrane (dr.) 95, 202 Catherine Booth hosp. 276 Chikore 293 Coevorden Adriani 389 Catherine hosp. (St.) 113 Children'sMed.Miss.Soc.70 Coillard (Fr.) 381 Cathanne's Woman hosp. Chili 195 Colborne (dr. W. W.) 129 r 188China 26, 29, 32 v.v., 55, Coldstream (dr. john) 59, Caverhill (dr. A. M.) 238 57, 115, 118, 192, 200 63 ' Cawnpore 113 v.v., 215, 220, 224, 227 Cole (R. Smyth) 128 Cebu (eiland) 323 v.v., 235, 238, 269 v.v., Colledge (Th. R.) 56 Celebes 383 272 v.v., 283 v.v., 288, College of Surgeons 63, 66 Centraai-Afrika 212, 240 301, 305, 325, 332, 335, Colthurst (dr Ida) 190 270 v.v. 339 v.v., 348 v.v., 355, Columbia (Britsh) 284 Centraa -Indie 283 360 v.v., 365 Commission Med. d. la M. Centraal-Perzie 155 China Inland Mission 245 R. 382 £Mna Med" A?s" 228 Comorin (kaap) 209 191,254,268,306,338,380 China Med. Miss. Journal Compagnie (Eng. O.-I.) 50 Centraal-Sudan 173 98 55 v.v. Congo-gebied217,270,303, Dawson (miss) 113 Duff (Alex) 235 306, 324, 379 Day (G.) 156 Dufferin (Lady) 89 Congreg. of St. P. te D. 151 Dease (dr.) 85 Dufferin-funds (Lady) 89 Conjeveram 249 Deensch-Hall. zending 52, v.v. Constantinopel 158, 239, 375 Duitsch Oost Afrika 352, 294, 295 Dehra 312 372 Cook (dr. A. R.) 172, 176, Delhi 9, 110, 114, 133 Duketown 244 179 Delhi Med. Miss. to W. Dumaguete 324 Cook (J. H.) 176 and C. 114 Dummagudem 192 Coolen 383 Deng Mi Mi (dr.) 121 Durban 116, 293 Cooper (Prof.) 345 Dera Ghazi Khan 144 v.v., Duymaer van Twist (dr.) Corean Mission 115 188 384 Cotton (dr.) 136 Dera Ismael Khan 144, Dyer (dr. J. A.) 252 Cousland (dr.) 97, 228 146, 189 Dijck (dr. van) 320 Convenanters 329 Dergdoi 122 Cowan (dr.) 245 Derridan (miss) 198 pp' Cowgate No. 39 (Polikl.) Deutsche Hilfsbund für A. 61, 132 373, 374 Eccles (W. Mc. A.) 74 Craw (J.) 108 Dexter (mrs. Allen) 116 Eckhardt (dr. A.) 354 v.v. Crawford (dr. T. W. W.) Dhais (verpleegsters) 37 Eckhardtberg 355 175, 176 Dhankorbai-hospitaal 198 Edinburg (Med. Miss. Soc.) Creektown 244 Dhar 283 12, 132 Creux (E.) 382 Dhun 149 Edinburgsche Universiteit Cromer (Lord) 172 Diarbekir 296, 374 66 Cronier (mlle) 291 Dietrich 365 Edwards (C. S.) 175 Cross (dr.) 229 Dindigul 291 Edwards 218 Cross (dr. Kerr) 241 Dines (miss) 192 Efie (volkstam) 244 Crossrivier 244 Dingley (mr.) 224 Efulen 324 C.T.v.Santvoordhosp.318 Dinka-negers 170,172,328 Eger (miss W.) 146 Cuddapak 330 Dipper (dr.) 370 v.v. Egypte 53, 168, 328 Cuillo 304 Djaffa-district 55 Egyptisch Sudan 328 v.v. Cullen (G. D.) 59 Djemel 279 Eich (dr.) 365 Cumine (mr.) 74 Djilore 175 Ekwendeni 242 Cunnington (Th. H.) 269 Djocjakarta 389 v.v. Elachisteros 118 Curr (miss) 292 Dodge (dr.) 320 Elat 324 Cyprus 329 Dodson (miss E.) 145 Elim 382 Dodson (G. E.) 137 Elisabeth Bruins Med. T~) Doleib Hill 328 Hosp. 346 Domasi 238 Elisabeth Hosp. (St.) 114, Dalzell (dr. J.) 243 Donghau 193 345 Damali 183 Dora Bird Mem. 115 Ellers (miss dr.) 316 Damascus 30, 107 v.v. Douglas (dr.) 227 Elms (miss) 184 Dardier 381 Douw hospitaal 310 Elmslie (dr.) 242 v.v. Darjeeling-district 237 Dowkontt (dr. G. D.) 76 Elmslie (dr. W.) 130 v.v. Darling (Tom Newton) 215 Downes (dr.) 138 Elmslie (James) 130 Daudi Chwa 176 Doyabasi 151 Emily Tyszer Mem. Hosp. Daudi Kasagama 182 Druitt (A. E.) 174 298 Davadason (mr. J.) 331 Drusa 305 Engano 370 Davenport (J.) 204 v.v. Dsagannath 251 Engchun 229 David Gordon Mem. Hosp. Dschagga 375 Eng.-chin. oorlogen 50 v.v. 242 Dschelam 134 English (Maud) 190 David Gregg hosp. 307 Dualla 357 Entebbe 176 Davidson (dr. Andrew) Dublin 185 Enyong Creek 244 265, 267 Dublin Univ. Miss. 110,112 Erzeroem 296 v.v. Davidson (dr.) 209 v.v. Eskimo 350 v.v. Davis (dr.) 143 Duchess of Connaught- Espiritu Santo 285 Davis (dr. N. S.) 77 hosp. 189 | Ethel Pain Mem. Hosp. 169 D. Dalzell (dr. J.) 243 Damali 183 Damascus 30, 107 v.v. Dardier 381 Darjeeling-district 237 Darling (Tom Newton) 215 uaudi Lhwa 1 /b Daudi Kasagama 182 Davadason (mr. J.) 331 Davenport (J.) 204 v.v. David Gordon Mem. Hosp. 242 David Gregg hosp. 307 Davidson (dr. Andrew) 265, 267 Davidson (dr.) 209 Davis (dr.) 143 Davis (dr. N. S.) 77 Duff (Alex) 235 Dufferin (Lady) 89 Dufferin-funds (Lady) 89 v.v. Duitsch Oost Afrika 352, 372 Duketown 244 Dumaguete 324 Dummagudem 192 Durban 116, 293 Duymaer van Twist (dr.) 384 Dyer (dr. J. A.) 252 Dijck (dr. van) 320 Etta Waterbury Mem. Fullerton (dr. E. C.) 343 Goudkust 353 v.v. Hosp. 300 Fullerton (miss dr.) 312 Gould (dr. S.) 167, 284 Luphrates Med. Ass. 296 Fulton (miss Mary K.) 307 Grace-Church pofikliniek Lurasiërs 90, 196 Fu-rivier 221 343 Evang. Mag.199 Fusan 317 Graham (dr. A.) 239 Lvang. Miss. Gesellsch. 351 Futuna 248 Graham (miss Clara) 30i Ewe-stammen 361 — Grant (dr. D.) 229 O Grant (dr.) te Dschaffna 8T F". _ , ' Grant (Asahel) 287 _. . „A Ga enus 30 Grant (miss Marg) 301 Faber 370 Galla s 380 Grattan Guinness 303, 37'- Faber-hospitaal 370 v.v. Gallaway (dr. H.) 116 Gray 197 Fairlie Clarke (dr) 69 Gardiner (Allen) 194 Gray (Robbert) 186 Fakumen 233, 234 Garos (De) 299 Green (dr.) 57 Fanarantsoa 212 Gaskoin Wright (dr.) 166 Greenfield (miss C.) Fandpur 212 Ga-vlakte 355 Greenfield (miss K. S.) 281 £a-1.'-polikliniek 306 Gedebo-stam (negers v. d.) Greenfield (miss Rose) 90 Fatshan 220 341 Greggs 310 rayum 329 Geneeskunde (westersche) Greig (dr. f. A.) 62 234 Fejdmann (dr. H.) 7, 8 3,4 Grieve 278 Fels (dr.) 209 Geneesk.opleiding(elem.)4 Griffith (dr.) 75 Fen chufu 289 General Ass of Congr. Griffiths (G.) 225 Ftnn (dr.) 265 M. of M 287 Griffith (dr. A. H.) 156, Ferguson-Davie (miss dr.) George Sauare (59) 63 162 v.v. rll4u.„ T, . , George Yardley Taylor Groot-Brittanje 61, 62 Fern Hill Hospital 191 Mem. Hosp. 310 Groot-Mogol 9 Ferozepore 315 Ghaza (Gaza) 164 Groszman 351 f,ez 279 . Ghaziabad 149 Grothaus (dr.) 53 Finch-White ^ 112 Ghose (mr. E. T.) 331 Gudscherat (Gujrat, Guye- Finckh (miss) 355 Gibbens (dr.) 298 rat) 138, 236, 276, 338 Fisch (dr. R.) 354 v.v. Gibson (miss Kathleen) 113 Guilford (miss) 190 Fisher (mevr.) 181 v.v. Gierku 173 v.v. Guldberg (dr.) 377 l isher (VValter) 270 Gilbert-eilanden 290 Gungunjane (Zuluhoofd) Florence-bay 242 Gilinam (J.) 72 382 Florence Toole Mem. hosp. Gill 282 Gunn (W.) 248 „,21.41 ., J Gillison (mevr.) 203 Gurkha-oorlog 149 Flonda eilanden 287 Gillison (T.) 202 Gutzlaff (dr.) 56 r oochow (Fuhchow) 121, Gindir Bakhsch 135 Gwalior 313 193, 288 336 Girdwood (W.) 243 Gwambaas 382 Forest (de) 320 Girling (dr. E. C.) 218 Gwynne 171, 172 Formosa 230, 283 Glasgow 240 ! Kort Munro 145 Glenton (dr. Mary) 346 tt Fort Simpson 284 Göcking 56 1-1 • Fox (dr. J. F.) 265, 268 Gomery (missMinnie) 142 Haberlin 357 hraser (Sir Andrew) 250 Gondo Koesoman (kamp.) Hackett Med. Coll. 307 Fraser (mrs) 242 389 v.v. Hadjin 295 Fraser-rivier 116 Gonds 149 Haft'kine's Serum 250 Frater (mrs ) 223 Goo (mevr.) 308 Hahn (br.) 363 Freretown 109 Good Samaritan Hosp. 327 Haïfa 109 Friberg 380 Good Shephard's Hosp. 189 Haig 245 Frobenius (dr.) 367 Gordon 170 Hailungchen 262 Fry (dr.) 63 208 v.v., 359 Gordon (I. H.) 243 Haïnan (eiland) 309 buhkien (Fukien, Fokien) Gordon (M.) 144 Haïtan 122 118, 192, 205, 206, 228, Gordon Mem. 243 Haïti 347 288, 332, 336 v.v. Gosja 192 Haka 299 Fuh-Ning 118 v.v. Gosport 199 Ha-ka volk 308 Fuh-Kiai pol. 346 I Goszner 363 Hakim 26, 31 K. Faber 370 Faber-hospitaal 370 v.v. Fairlie Clarke (dr.) 69 Fakumen 233, 234 Fanarantsoa 212 Faridpur 212 Fa-Ti-polikliniek 306 Fatshan 220 Fayum 329 Feldmann (dr. H.) 7, 8 Fels (dr.) 209 Fen chufu 289 Ftnn (dr.) 265 Ferguson-Davie (miss dr.) 114 Fern Hill Hospital 191 Ferozepore 312 Fez 279 Finch-White 112 Finckh (miss) 355 Fisch (dr. R.) 354 v.v. Fisher (mevr.) 181 v.v. Fisher (Walter) 270 Florence-bay 242 Florence Toole Mem. hosp. 214 Florida eilanden 287 Foochow (Fuhchow) 121, 193, 288, 336 Forest (de) 320 Formosa 230, 283 Fort Munro 145 Fort Simpson 284 Fox (dr. J. F.) 265, 268 Fraser (Sir Andrew) 250 Fraser (mrs) 242 Fraser-rivier 116 Frater (mrs ) 223 Freretown 109 Friberg 380 Frobenius (dr.) 367 Fry (dr.) 63, 208 v.v., 359 Fuhkien (Fukien, Fokien) 118, 192, 205, 206, 228, 288, 332, 336 v.v. Fuh-Ning 118 v.v. Fuh-Kiai pol. 346 Hakka-dialect 301 Hilda's Zending (St.) 109 Hsi-paw 298 Hakodate 130 Hilfsverein f. k. a. d. M. S. Hsüting 273 Hall (dr. Ch.) 171 364 Huang 238 Hall mem. hosp. 338 Hill (miss) 199 Hubert 396 Hamadan 324 Himalayah-geb. 134 Huchow 301 Hami ton (dr.) 10 Hindoes 359 Hudson Taylor 271vv. Hamilton (miss Car. T.) Hine (dr.) 187 Hughes (A. D.) 225 ,,295 , . Hing-chow 205 Huian 206 Hanamakonda 299 Hingwa (Hinghwa) 118, Huisboot 170 Handyside (dr ) 59 vv. 121 Hu-King-Eng (miss) 336 Hang-chow 123 Hippocrates 30 Hulan 262 Hankow 202, 205, 220 Hiranpur 150 Hume (miss R. J.) 291vv Hannin?ton (mrs. M.) 123 Hirosaki 339 Humphrei (dr. J. E.) 236 Han-rivier 205 Hobson (dr.) 57, 62, 200 Hunan 205, 222, 275, 310 Hanyang 302 Hodge mem. hosp. 310 Hung tung 276 Hardiefdr. G.) 249 Hodgkin (dr. K. T) 269 Huntor (nïevr.) 238 ^ottCr y (dr" C Hoeker 53 Hunter (Ernest) 271 H°e hoorders verkrijgen Huntley (dr.) 302 Harle (dr.) 374 2 vv. Huntley (dr.) 89 Hariep (dr Marie) 343 Hoffman (dr.) 367 Hupeh 202, 220, 238, 270 Harmond (dr.) 280 Hoima 184 275, 301, 302, 341, 345, Harper 341 Hokchiang 122 379 Harpoot 296 Hoklo dialect 301 Husain 156 Harpur (dr. F. J.) 170 Hokschuha 361 Husband (J.) 259 Harris (dr. Ira) 321 w. Holbrook (miss M.) 290 Hutton (dr) 349 Harns (miss L. E.) 269 Holland (dr. H.F.) 150vv. Hwailuh 272 Harnson (mrs.) 149 Holly (dr. A. C.) 345 Hwai-IJuen 309 Harrow 245 Holst (miss M. K. S.) 282 Hwang-Si 207 Hart (dr. L.) 331 Holsworth 222 Hwato 303 Hasaribagh 112 vv. Home Med. M. (de le) 61 — Haslam (mrs. R.H.L.) 143 Ho Mui Kwai 207 T Hassan 222 Honan 275, 283 A' Hassard (miss) 112 Hongkong 56vv., 206, 227 Ibwejeli 176 Hastings (Warren) 58 290 Ichahll2 Hauptverein für China Honolulu 308 j Ichang 238 (Berl.) 56 Hooghly (de) 250 Ichowfu 311 Hausastaten 173 vv. Hooper (mrs. D.) 175 Ierland (M. Z.) 62 Haviland (H. A.) 187 Hope-hosp. 332 Ijang 378 Hawkes (miss A.) 210 Horder (dr. E. G.) 123 Ikkadu 223 Hawlett (dr.) 85 Hörnle (dr.) 153 Impur 299 Hawley (miss Ellen) 295 Hoshangabad 268 Inchura 250 Haydn Lewis 211 Hoshyarpore 311 ' Indianen 185, 349 Hearn (dr.) 113 Hospitaal te T. 41 Indian fem. N.S.I.S. 187, Hebron 247 Hospitalgate-pol. 346 196 Hecles (Lely de) 218 Hoste (mr. D. E.) 271 Jndian med. miss Soc. 98 Heiderabad 257 Hostels 90 Indie 26, 29, 30vv., 36vv., Heinze (dr. C. T.) 353 Ho-tsin 276 54, 111, 208, 235, 348. Henderson (dr. J.) 62 Hoti-Marden M. 148 Indore (Indur) 283 Henderson (miss) 255 Hova (Howa) regeerine i Indusdal 147 Hengchow 310 377 6 Ingang 336 Heron 316 Howard (miss dr.) 336 , Ings (dr. Joseph) 286 Herstellingsoord 126 Howard (Rob.) 187 Ingwersen (dsJ 395 Hervan (dr.) 244 Hsia-chang 202 Inhok 289 Hess (dr.) 295 Hsiao-yi 276 Inkomsten der M. Z. 41 Heurmus (Justus) 51 Hsin-chow 216 Innes (dr. Frank) 242 Hey (dr.) 356 vv. Hsm-gan 270 j Institut f. arztl. M. 79, 84 Hiaukan 204 Hsin-min-tun 233 Intern, med. m. 76, 84 Inuvil 292 Kao 311 King (mevr.) 202 Invoer van Opium in C. Karak 147 King Williamstown 116 49vv. I Karatek 199 Kinnaird (Lady) 196 Ironside (miss C. M.) 155 Karenen 114 v.v., 298 Kirin 62, 234, 262 Irungular 111 Karmarker (dr. Gurubai) Kirman (Kerman) 156 Ir win (dr.) 200 291 Kir Moab 168 Islamabad 141 Karonga 242 Kishtiwan 140 Ismerina 212, 376 | Kartoum (Khartoum) 171 Kisingiri 179 Itu 244 ! Karungang 225 Kismayu 380 Izanga 180 Kashmir 130, 134 v.v. Kisokwe 176 Kassai (de) 325 Kitchen (dr.) 251 T Kasungu 242 Kitchener (lord) 169 J' Katikiro (de) 177 v.v. Kityang 301 v.v. Joyce (J. A.) 210 Kaukasus 55 Klein (dr.) 53 Jubara 153 Kaumi 371 Klein-Azië 25, 30, 329 Judd (dr.) 275 Kavaripak 331 Knowles (miss Kate) 13! Judson(Adonaram) 55,297 Kawembe 212 Kobe 290, 347 Jukes (dr. A.) 144, 149 Kawungu 270 Kodakal 359 Julfa 153 Kaijentschu 79, 361 Kodoli 314 Junieh 321 Kazombo 270 König 52 Junkin mem. Hosp. 317 Kazvin 323 Kohima 299 Justinah 396 Kedoe 386 Kolongsu (eil.) 332 — Kedoeng Pandjain 396 Kols 113, 363 Kefr-Yauff 168 Kondeland 352, 362 Keith (J. Melville) 281 Kondowi 242 Kaapstad 109 Keith Falconer (Ion) 244 Koningin v. Nederland 33* Kabarole 181 v.v. Keith Murray (H.) 243 Korea 35, 115, 314, 325,33< Kabul 147 Keiler (dr.) 275 Kosang Tsche 123 Kabylen 278, 378 Kember (A. T.) 124 Kotgur 148 Kabylen-missie 277 Kemp (Van der) 55 Kranenburg (Zr.) 333 Kachek 309 Kennedy (dr.) 112 Krischna Pal 54 Kachins 298 Keneh 329 Krischnagar 190 Kachwa 210 Kengtung 298 Kroboberg 355 Kadmain 157 Kenia 176 Kroboland 355 Kafraria 243 Kerak 167 Kruijt (A.) 383 Kagi 230 v.v. Kerbala 157 Kruijt (J.) 383 Kaïfeng 275 Kerr (Robert) 280 Kucheng 336 Kaiping 226 Kettering 213 Kugelberg (dr.) 380 Kaïro 53 Khammemett 192 Kugler (dr. Chr.) 56 Kairouan 279 Khasi 225 Kugler (Anne S.) 340 Kaiser-i-Hind-orde 141,198 Kherwara 149 Kühne (dr.) 365 Kaïserswerth 387 Khondistan 24 Kuikiang 336 Kaiyuan 262 Khorumshah 156 Kuing-chow 309 Kalabar (Oud) 244 Khotan 139 Künzler 373 Kalifa 171 Khyber pas 147, 189 Kurden 162, 373 Kaligunge 152 Kiang-pah 337 Kuyper (H. S. S.) 393 Kahmpong 237 Kiang sa 205, 273, 309,325, Kuyper (J. H.) 392 v.v. Kalitjeret 386 336 Kwang-cheng-tsu 233 Kalna 250 Kiang-si 275,334, 336 Kwang-ning 234 Kamerun 244, 356, 374 K jating 284, 302 Kwang-si 283 Kammerer (J.) 7 Kiaying 301 v.v. Kwantung (Kwangtung) Kanada 116, 184 Kidigula 362 123, 220, 227, 301, 306, Kandahar 149 Kien-Ning 120 v.v., 192 340 Kano 173 Kien-Yang 121 Kwee-chow(chau) 275,337 Kansuh 272, 276, 337 Kifwa 304 Kyebi 356 Kanton (Canton) 56 v.v,, Kikuyu 176, 238 Kyoto 346 62, 93, 98 Kilimandscharo 375 L. Livingstone-Coll. 72, 395 Mac Lean mem. St. 324 I ahrarlnr- ^ Q4Q Livingstone-hosp 238 Mac Nicol (mrs. N.) 256 Labrador 54 349 Livingstone Mem. miss. Macphail (dr. J. M.)251,253 tehW i2? , Tr' L 64 vv- 83 Mac Rae (Alex) 246 ' n ' - 2 ,nn Livingstoma 242 Macvicar (dr. Neil) 244 '«X uffenn "0SP- 190» Livingstonia-zending 240 Madagascar 212, 265 377 , 7„. . ... , Livlezi-rivier 243 Madrapur 58 Lady Kmna.rd Mem. h°sp. Llovd (dr. E.) 172 v v. Madschane 375 i L oio ooo L- s- 55> 57> 62> 64> 94 Madras 55,57,62, 111, 132, Lahore 312 v.v., 338 Lockhart (dr. W.) 57, 94, i 210,235, 248vv. 271 284 Lahore-Univ. 91, 133, 144 200, 205 330 375 ' ' ' 1LwT7h31r k \ oofi Lockhart-Coll. 94 Madnndano 265 l.amb (dr. Robert) 286 Lockwood (missdr.D.) 192 Madura 55, 290, 380 Lan-chow 276 Lohmann (P.) 374 ! Madureezen 397 Lane (miss C.) 219 Loikaw 298 Magawiro 186 Langley (miss M.) 191 Lokadscha 173, 184 Magila 186 LankesterfAnhurJWv v Lokaghat 336 Maiwanwara 186 Lankester (Cecil) 147 282 Lolodort" 324 Mahadeo-geb. 380 Lankester (dr. Hubert) 117 Lond. Med. Miss. Ass. 68 Mahallet Kebir 328 Laohokeo 275 Longmire (dr.) 192 Maharam 222 Laos 317 v.v. Lo Nguong 193 ' Mahdi 171, 380 I Jh b. otn hord (dr-' 57 i Mah'y (dr-) 353 Lauhokan 270 Louisa Y. Boyd hosp 312|Maier (miss Paula) 218 Lawford (miss) 168 Louise (Prinses) 65 Main (Duncan) 124 vv Lawrence (dr. W. T.) 293 Lovedale 240, 243 Main point polikl 61 /pr r ! «q' Lowe (John) 5 v v ' l6> Mairwarra 86 'e) T 6I' % 152' 208' Maisur (My^re) 191, 222, Leach (miss arts) 280 Lowe (W.) 64 331 Lebombo-district 116 Luba 184 v.v. : Maitland (A. S.) 114 Lechler (Paul) 78 v.v. Lucas (Lukas) hosp. (St.) I Malabar 359vv. Lee Chu Bmg 342 111,342,346 Malakka 338 !l.i HV'iVÏ7 oV'V' Lucknow 197 Malcolm (mrs.) 157 Leitch (dr ) 57, 208 Ludluana(Ludiana)89v.v., Malekula 285 Lenakel 285 145, 191. 281, 312 v.v. Mamboia 176 Lett (miss) 370 Ludhiana Z. a. M. M. 282 Manamparamby (J.) 359 Ley (Van der) 386 Luebo 325 Manasseh (dr. A. J ) 25,269 l - MSlem Lukunga 304 Mandarijnen 57 Li (Mr.) -16 Lundi-Kotal 147 Manepay 292 Liaoyong 261 v.v. Lusadia 149 Mangan (miss) 281 ïbanon 319 Luxor 328 Manschourije 232vv., 260 H ' Lydda 281 Mantraas 31 i ?k r ^ r-, Ly"on 116 Mapuche Indianen 41, 194 Liebendörfer (dr. G. E.) Marash. 374 i; 'u cn-r 1S/T Marathaland 152 L enchou 307 v v iVA' Marathi-zending (Am.) 291 Liengme (dr.) 382 Macao 55vv. Marcus-hosp. (St.) 341 Li Hung Chang 200, 336 Mac Clatchie (dr.) 58 Mardan 282 Likoma 187 Macdonald (R. J. J.) 221 Mardin 160, 296 Lily Douthwaite Mem. Macgowan (D. J.) 58, 301 Margarethahosp. (St) 203, hosp. 273 Mac Innes (mevr.) 169 237 Lincoln (C. S. F.) 343 v.v. Mack (dr. J.) 307 Mary H. Perkins Mat. 307 Linden (br.)I 367 Mackay (dr) 283 Mariana-eil. 290 Ling (dr.) 193 Mackenzie (dr. K.) 200 Maritzburg 116 Lin-tsing 2s9 Mackenzie-Coll. 197 Marie Taber Schell hosp. Livens (Carey) 151 Mackinnon (dr.F.J J.) 107 331 yj>EgSo??e (dr- D.) 55,65, Mackinnon (miss Grace) Marks (miss E.) 18j 185' 240 198 Mark's polikl. (St.) 346 Marle (dr. van) 47 Med. scholen 85vv. Moorshead (dr.) 214 Marokko 232, 278, 280 Med. zending 5 Morar 313 Maronieten 162 Meech (Rev. S. E.) 93 Morav. bb. 350 Marrable (H. T.) 155 Meherpur 190 Morey (dr. O. L.) 270 Marshall-eil. 290 Mehriban Goodarz 155w. Morondava 377 Marshall (miss N. O.) 122 Meier (K.) 352 Morley (John) 50 Marsovan 294 Mejuro 290 Morrison (miss.) 55 Marston (miss Alice) 111, Melanesië 335 Morton 257 115 Mellawi 329 Morton (J. F.) 248 Martha J. Mc Known hosp. Mem. hosp. 326 Morton (J. P.) 255 326 Mem. hosp. te Ludhiana 91 Moschi 375 Martha-hosp. (St.) 191 Menemy (P. Mc.) 60 Mosquito-kust 351 Martin (dr. T.) 53 Mengnanapuram 152 Mossul (Mosul) 115vv., 296 Martin (J.) 264 Mengo 172, 176vv. Mosz (dr. L. J. A.) 265, Martyrs mem. hosp. 336 Mentawei-eilanden 370 267 Marwal (Alice) 113 Mergaredjo 396 Moulvies 143 Marwar 258 Metcalfe (R.) 265 Moush 296 Marwar Durbar 258 Metlakahtla 185 Mo wat (dr.) 257 Marx (dr. K.) 350 Mewara (Mewar) 257,259 Mpwapma 176 Mary Collins Whitingpol. Micronesië 290 Mtesa 176 317 Midden-Marokko 280 Muir (Sir N.) 87 Mary Henry hosp. 309 Midden-Sudan 170 Muir (dr.) 262 Mashad Ah 157 Mienchow 129 Mukden 233, 260vv. Mashad Husain 157 Mildmay Instit. 281 Mukimbungu 378 Massisi 186 Miller (prof.) 63 Mukerji (miss) 191 Mason (dr. Theod. L.) 334 Miller (dr. W. R.) 173 Mukimvica 304 Mason mem. hosp. 334 Miller mem. miss. house Mullah 145 Mason (Edw. de Witt) 334 63, 66, 83 Miiller (miss) 114 Massaua 379 Minchiang 336 Muitan 145 Massey (miss E. E.) 122 Ming Young Ik 315 Murray Mitchell 65 Massey (miss Ruth) 204 Miraj 314 Murray Mitchellhosp 257 Matada 304 Mirambo 211 Murrhu 112 Matheson (mevr. J. R.) 185 Mirat 149 Murschidabad 210 Matya Burj 190 Miris (de) 299 Mwenzo 242 Mauritius (eil.) 184 Mirzapur (Mirzapore) 62, Mweti 187 Maxwell (dr. J. L.) 69,230, 210 Mijers (miss dr.) 345 387 Mission. artsen 5 Mijrea (dr. C. Stanley G.) Maxwell (J. P.) 229 Missionsartze 5 334 Maxwell Gordon mem. Mission (arztl.) 5 Mzizima 174 hosp. 144 Miss. Soc. of Can. marit. B. Maxwell (dr. Th.) 138 285 -vt Mbeweni 186 Mitcheson (miss E.) 189 Mbezezi 212 Modjowarno 383vv., 396 Naab (dr.) 374 Mbozi 352 Moedjoe-Moedjoe 389 Nablus 164 v.v. Mc All (P. L.) 202 Moffat (Rev. R.) 65vv. Nadiya-district 190 Mc Cord (James B.) 293 Mohammedanen (Muzel- Nadonghat 250 Mc Kaig 237 mannen 109,157,161vv., Nagercoil 209, 276 Mc Leod hosp. 292 170, 277, 281, 360, 373 Nagpoor 255 Mcllvaine hosp. 311 Moknisie 279 Nahamongi 180 Medak 223 Molepole 211 Naïni Tal 338 M--d. college v. A. 364 Mombasa 174, 238 Nairobi 176 Mod. mission 5 Mongalla 172 Najafabah 153 Med. missionaries 5 Mongnai 298 Najf 157 Med. miss. Soc. 98 Monkullo 379 Nakawn Sri Tamarat318 Med. miss. Ass. of C. 98 Monro (C. G.) 151vv. Nalgonda 301 Med. miss. Auxiliary 117 Mont Hattu 148 Nalolo 381 Med. Prayer Union 68 Moore (F. T.) 320 Namirembeheuvel 177 Med. scholen 85vv. Med. zending 5 Meech (Rev. S. E.) 93 Meherpur 190 Mehriban Goodarz 155w. Meier (K.) 352 Mejuro 290 Melanesië 335 Mellawi 329 Mem. hosp. 326 Mem. hosp. te Ludhiana 91 Menemy (P. Mc.) 60 Mengnanapuram 152 Mengo 172, 176vv. Mentawei-eilanden 370 Mergaredjo 396 Metcalfe (R.) 265 Metlakahtla 185 Mewara (Mewar) 257, 259 Micronesië 290 Midden-Marokko 280 Midden-Sudan 170 Mienchow 129 Mildmay Instit. 281 Miller (prof.) 63 Miller (dr. W. R.) 173 Miller mem. miss. house 63, 66, 83 Minchiang 336 Ming Young Ik 315 Miraj 314 Mirambo 211 Mirat 149 Miris (de) 299 Mirzapur (Mirzapore) 62, 210 Mission. artsen 5 Missionsartze 5 Mission (arztl.) 5 Miss. Soc. of Can. marit. B. 285 Mitcheson (miss E.) 189 Modjowarno 383vv., 396 Moedjoe-Moedjoe 389 Moffat (Rev. R.) 65vv. Mohammedanen (Muzelmannen 109,157, lélvv., 170, 277, 281, 360, 373 Moknisie 279 Molepole 211 Mombasa 174, 238 Mongalla 172 Mongnai 298 Monkullo 379 Monro (C. G.) 151vv. Mont Hattu 148 Moore (F. T.) 320 Moorshead (dr.) 214 Morar 313 Morav. bb. 350 Morey (dr. O. L.) 270 Morondava 377 Morley (John) 50 Morrison (miss.) 55 Morton 257 Morton (J. F.) 248 Morton (J. P.) 255 Moschi 375 Mosquito-kust 351 Mossul (Mosul) 115vv., 296 Mosz (dr. L. J. A.) 265, 267 Moulvies 143 Moush 296 Mowat (dr.) 257 Mpwapma 176 Mtesa 176 Muir (Sir N.) 87 Muir (dr.) 262 Mukden 233, 260vv. Mukimbungu 378 Mukerji (miss) 191 Mukimvica 304 Mullah 145 Miiller (miss) 114 Muitan 145 Murray Mitchell 65 Murray Mitchellhosp 257 Murrhu 112 Murschidabad 210 Mwenzo 242 Mweti 187 Mijers (miss dr.) 345 Mijrea (dr. C. Stanley G.) 334 Mzizima 174 Namkham 298 | Noble (miss dr.) 312 Othmann (miss N.) 215 Nan 318 Nodoa 309 Otis Bachalis (dr.) 58 Nan chang 337 Nokaje 180 Otte (dr. I. A ) 82 332 v v Nanking (Nangking) 336, Noord-Afrika 232 Oxford l4 ' 348. Noord-Amerika 116 Oyama 261 v.v. Nanmng 283 Noord-Indië 312 v.v. —- - Naogoon 231 Noord-Kafraria 243 tz> Narayan Sherhadri 257 Noord-Konkan 256 Nasik 198 Noord-Queensland 352 Pachamba 251vv. Nasirabad 259 Noord-Syrië 231, 329 Pachow 274 Natal 116, 243 Noord-west. prov. (I.) 113, Padtukotei 378 Nat Assoc f. suppl med. 330, 338 Pagoda Anchorage 288 *t ai^J 0 * Norden (mr. W. v.) 308 Pailthorpe (miss) 197 Na-Tung 93 Norfolk-eil. 116 Pain (Ethel mem.) 169 Nazaret 62 Normal Scholen 196 Pakenham (H.R.) 120 Nazareth 111 Norsk Missionstid. 376 Pakoe Alam 393 Nazir-ullah 147 North I. M. S. 312 Pakhoi 123 Neal (dr.) 217 Nottrott (miss.) 364 Palabala 304 Neemuch 283 Nowshera 148 Palamcotta 191 Neerbosch-hosp. 332 Nuddea Zillah 151 Palestina 26, 67, 164 246 Negers 170 Nusairiyeh (Stammen) 329 348 Negros 304, 324 j Nyamtang 374 Palmer (mr.) 376 ^e-,. 1" 9') ' Nyassa-meer 186 v.v., 237, Palmerston 50 NeiU (sir J. Mc.) 65 | 362, 240 v.v. Palwal 214, 218 Nellore 299 Nyassa-zending 362 Panay 304 * Nestor. Christenen 270 Nijl 168 v.v. Panagar 191 Netelenbos (ds.) 395 Nyström (dr.) 378 Pandita Ramabai 314 Nethersole hosp. 207 Pang-chuang 289 Neve (A.) 138 v/v. Panschab(Pansjab) 142vv., Neve (E T.) 139 v v. 188, 215, 235, 312, 338 Neville Bradley 123 Odumase 355 Pantin (miss Mabel) 193 Newali 186 Okak 349 Paoning 273 Newmann (miss) 190 Oldrieve (mr. F.) 218 Paoting-fu 310 Newchang (Newschwang) j Olpp (dr.) 365 v.v. Paragay 194 233, 260 Omdurman 171, 328 Parbhani 257 Neyoor 63. 208 v.v. j O'neil (mevr. Hugh) 311 Parker (dr. P.) 21, 56. 58. Ngang-hu 220 | Onion Lake-district 185 98, 200, 287vv., 306 Nganhsien 129 Onitscha 184 Parker (miss Harrift E.) Ngombe 217 Onkosten (opleiding) E. M. 291 Ngowe 189 M. S. 66 Pariah's 209 Ngtsinglin 366 Onkosten der E. M M. S. 66 Parrott (dr. A. G.) 270 Ngu cheng 336 Oogziekten 34 Parsen (Geberen) 53 Ngue Ngion^gi 120 Oost-Afrika 174, 211,224, Parsi 156vv. Ngwan hwei 275 237, 363 Pasrur 326 Nicholson (dr. J. C ) 285 Oost-Bengalen 58, 286 Patagoniërs 194 Nieuw-Eden 54 Oost-C. Afrika 335 Paterson (dr. Alex.) 247 Nieuw-Gumea 367 Oost-Sudan 170 Paterson (mr.David)62.64 Nieuw-Hebnden 247, 285 Oost-Turkije 293 v.v. Paterson (T. E.) 216 Niger-gebied 173, 184 Opium-rooken 49,120,272 Pathan 140, 147, 189 Nigohan 149, 199 Opium refuges 230 v.v., Patna 50, 197, 215 Tv-P' }} om | 272, 284 Paton (dr. B. L.) 229 Niles (dr. Mary) 307 Opper-Barma 276 Patpara 149 Ningpo58,128,224,271,301 [Orissa 218, 305 Peake (Geo) 212 Nmg taik 123 (Orissa Taylor (Geo) 215 Pea radja 367vv. Nimveh 161 _ Ormond (dr.) 59 Pearse (miss G.) 278 N'zam s Dominions 223, Ororo 285 Peill (dr. E. J.) 62 202 Osaka 290, 346 Pekalongan 386 Peking 57, 62, 93vv., 115, Princess Chr. Cott. hosp. Rhode island 168 200, 202, 289, 310,336vv.1 109 Rhodesia 335 Pemba (eil.) 187 Probolingo 395 Rice (Luther) 297 Pennell (T. E.) 146 Prosch (dr.) 381 Richards (dr. Owen) 22S Pennefather (William) 75 Proskonno Chowdbury 191 Richardson 112 Perzie 26, 34vv., 53, 152, Ptolemaïs 168 Rienecker (Helena) 369 323 Pudukotei 380 Riet (G. v.) 387 Peschawer 147, 189 Purdah-dames 190 Rigg (dr-) 119 Petchaburee 318 Purdah-hosp. 142 Riggs (Anna T.) hosp. 296 Peter-hospitaal (st) 345 Purdah-nishin 191 Riis 353 Peter-hospitaal (st.) 347 Purulia 238 Rob. James Hunter Mem, Peter (st.) 185 Pushtu 147 Hosp. 238 Petronella-hosp. 41, 81vv., Pyeng-Yang 317, 338 Robberts 201 389 Pysel (mej.) 384 Roberts 278 Petrus-hospitaal (st) 115 Robertson (dr. A.) 255 Peturbar 112 q Robertson (B. H.) 242 Phailbus (miss) 190 — ' Robertson (dr. D.) 244 Phalera 338 Qadis Bahksch 138 Robinson (Joseph) 268 Philander Smith mem. Quepe 195 Robson (dr) 133 hosp. 336 Quetta 149, 189 v.v. Robson (miss dr. H.) 268 Philips (miss. arts) 234 Robson (R. G.) 259 Philips (miss Ethel) 115 ].> Rockhill 94 Philipspolikliniek (st.) 109 ' Roller (A. G.) 53 Philipp. eilanden 324 Radschputana (Raypu- Romig (dr. H.) 350 Phillour 282 j tana) 86, 89, 149,257,338 Rose Bell 184 Pierson (dr. Alex) 56 Rajahimundry 340 Rovuma-district 186 Pierson (miss Marg. E.) 320 I Ramalia 348 Rueffer 53 Pjerson-polikl. 307 Ramnad 290 Rungbis Singh 138 Pilmoor (Joseph) 219 Ramoth 167 Rurki 113 Ping-yang 276 [ Ramsay (dr.) 57 Rutgers (mej.) 392 Ping Yin 115 Rampore Bauleah (Boalia) Ruttink 396 Piper (Chr.) 231 j 231 Ruyssenaers 395 Pitcairners 116 Ranaghat 151 Pitsanuloke 318 Ranavalona 265 Planta (dr. P. J.) 54 Ranchi (Rantschi) 112, 364 Plötze 375 I Rangamuti 215 Sabatu 311 Poerworedjo 387vv., 395 Rangoon 111, 115 Saehikela 292vv. Poklo 208 j Ranipettai 331 v.v. Sadiya 299 Palandin 112 Raochow 275 Sadler (lu t.-kol.) 179 Ponasang 288 ! Ras-el-Meta 269 Sadrach 390 Pondoland 116 Ratburn 318 Sagaing 298 Poona 140, 237, 256 I Rathray (dr. B.) 244 Sahagian (Askan) 296 Poozoondoung 115 Ratnapur 191 Sahagpur 268 Port Saïd 165 i Rawlence (H. E.) 139 Saharanpur 312 Post (dr.) 320 Redfers mem hosp. 223 Sakalaven (de) 377 Pott (dr.) 344 Refuges (vooropiumschui- Sakhi-Sarwar 145 Poulter (miss M.) 122 j vers) 126, 230, 289 Salaris der miss. artsen Praetorius (H.) 353 Regnier (G Fr.) 53 40vv. Pratt 117 Relief-church 240 Salatsi 276 Pravatipur 375 j Rembang 386 Salbay 210 Prentice (G.) 242 Rennie (dr.) 193 Saleby (dr.) 167 Presbyterianen (Amer.) 57,1 Resht 323 Salibian 295 94, 288, 365 Reuter (dr.) 381 Salomon-eil. 287 Pria'ïs 385 | Revolutie (Fr.) 3 Salt (Essalt) 167 Price (dr. Jon.) 55 Rewari 114 Salur 375 Price (G. Basil) 74 (Reynolds Turner (G.) 206 Samaria 157 Price (miss) 199 Rhazes 30 Samariter-schule 80 Peschawer 147, 189 Petchaburee 318 Peter-hospitaal (st) 345 Peter-hospitaal (st.) 347 Peter (st.) 185 Petronella-hosp. 41, 81vv., 389 Petrus-hospitaal (st) 115 Peturbar 112 Phailbus (miss) 190 Phalera 338 Philander Smith mem. hosp. 336 Philips (miss. arts) 234 Philips (miss Ethel) 115 Philipspolikliniek (st.) 109 Philipp. eilanden 324 Phillour 282 Pierson (dr. Alex) 56 Pierson (miss Marg. E.) 320 Pierson-polikl. 307 Pilmoor (Joseph) 219 Ping-yang 276 Ping Yin 115 Piper (Chr.) 231 Pitcairners 116 Pitsanuloke 318 Planta (dr. P. J.) 54 Plötze 375 Poerworedjo 387vv., 395 Poklo 208 Palandin 112 Ponasang 288 Pondoland 116 Poona 140, 237, 256 Poozoondoung 115 Port Saïd 165 Post (dr.) 320 Pott (dr.) 344 Poulter (miss M.) 122 Praetorius (H.) 353 Pratt 117 Pravatipur 375 Prentice (G.) 242 Presbyterianen (Amer.) 57, 94, 288, 365 Priaïs 385 Price (dr. Jon.) 55 Price (G. Basil) 74 Price (miss) 199 Rhode island 168 Rhodesia 335 Rice (Luther) 297 Richards (dr. Owen) 225 Richardson 112 Rienecker (Helena) 369 Riet (G. v.) 387 Rigg (dr.) 119 Riggs (Anna T.) hosp. 296 Riis 353 Rob. James Hunter Mem. Hosp. 238 Robberts 201 Roberts 278 Robertson (dr. A.) 255 Robertson (B. H.) 242 Robertson (dr. D.) 244 Robinson (Joseph) 268 Robson (dr) 133 Robson (miss dr. H.) 268 Robson (R. G.) 259 Rockhill 94 Roller (A. G.) 53 Romig (dr. H.) 350 Rose Bell 184 Rovuma-district 186 Rueffer 53 Rungbis Singh 138 Rurki 113 Rutgers (mej.) 392 Ruttink 396 Ruyssenaers 395 Sambon(dr) 74 Scudder (dr. John) 55,287 Sholarpur 292 Samuel F\ Green hosp. 292 Scïïder (dr. Martin) 77 (SchillUk" Sanatorium (rusthuis) 273, Scudder (William) 33i Shuntefu 311 c Vri j j Scudder (Jozeph) 331 Shwebo 115 Sandiland (dr.) 285 Scudder (Silas) 331 Sialkot 235, 326 v.v Sandler (dr.) 239 Scudder (Lewis K.) 331 Siam 270, 299 Sanger (dr. F.) 121 | Scudder (dr. Ida) 331 Siane-rivier 205 San Louis Potosi 339 Scudder (mevr. W.T.) 331 Siangtan 309 San Salvador 217vv. Scudder (VV. T.) 331 Siar 367 Santa ia 250, 253 Seaton Smith (miss. M.) Sichem 165 v.v. Santals 113, 250, 305, 363 190 Siene lu 121 Santiradschpur 150 Seceeders 240 Sikhs 133 Sao Paulo 97 Secession Synod 232 Sikh-tempel 142 bapporo 129 Secunderabad 300 Silinda (Mt.) 293 Sarasin (Karl) 354 Sehore 269 Silingdung dal 367 Sara-Seward-hosp. 313 Seitz (dr.) 54 Simeon 117 Sara Tucker-hosp. 191 Selden (dr. C. C.) 307 Simla 148 sÜronHha is Semarang 386 Simpson (sir Alex.) 249 Sargodha 328 Seminarium Ind, 52 Simpson (dr) 327 Sargood Fry (dr.) 208 Seoni 264, 268 Sin-chung 121 Satton (dr.) 115 , Seoul 115, 282,314, 339vv. Singapore 338 Sauvage (Thomas S.) 341 j Serampore 54 Singh (dr. Samuel) 144 Saville (miss. Dr. L.) 202 [Sescheko 381 Si Nsan (Sianfu) 216 Saville (miss) 235 Severance-hosp. 316 Singiu 336 Savin (Ltwis 226 Severance (Mr. L. H.)316 Sinza 345 fSTOU3* ihaman^27 * 332 Scharbergen 355 Shaeketien 275 Suabe 377 Sthaschi 379 Shanars (de) 209 Sita 211 Schaufter (dr.) 374 Shanghai 57 v.v, 62, 205, Sitakop 370 Schayok 41 270, 342 v.v., 348 Si was 294 v.v. Schel (Roberp ,331 Shang-sha 222 Skardo 139 Schetirer (j O.) 16vv., , Shans (de) 297 v.v. Slavenmeer (Groote) 184 70vv 385vv. Shansi 216, 219, 272, 276, Smith 134 SchiHuknegers HO, 172 289 Smith (dr.) 202 Sthire 240 243 Shantung 115, 215, 219, Smith (dr. Johan) 176 ScWegelmifch (I .c ) 52 226, 289, 336 v.v, 370 Smokkelhandel (opium) 50 tCh°«e H ^Sp'u ! oiC Shangtung road-hosp. 205 Smyrna 239 Schofieldi(dr. H.) 216 Shaohsmg 301 Smyth (R.) 128 Shao wu 288 v.v. Smythies (biss.) 186 Schott 353 Shawe (dr.) 350 Society for prom. fem. ed. W ^er^ftr- J ) VV'' i^ amer 168 in the E. 145, 281 -2, 36, 378 Shek-kok 308 Soedikon 393 Schreiber (Zr Fneda) 368 Sheikh Bior 172 Soemba 395 Schröter (dr.) 362 Sheikh Othman 245 Soerabaja 383 Schweir 246 Shelton (dr.) 57 Soerakarta (Solo) 387 Schyamel Das 259 Shensi 216, 270, 272, 276 Sokota 173 Scoth 117 Shepard (dr.) 295 Soltau (dr.) 69 Scott (biss.) 93 Shepheard (miss dr.E.)210 Somali (de) 245 v.v. Stolt [miss A.) 1 4 Shephard 259 Someren Taylor (dr. v.) Scott (miss C. M.) 146 Shepherd (R. K.) 174 118 121 Scott (mrs. Mar E.) 292 Shiga 116 Somerton Clark (E.) 147 Scott (Thomas B ) 292 Shiïten 157 Sommerville (C. W.) 204 Scranton (dr ) 3,38 Shiraz 157 Sommerville (J.) 258 Scnmgcour (dr. T. J.) 106 Shire 186 Sonirpa 129 Scudder (dr. H.) 57, 331 Shire (miss dr. M. J) 193 Soochow 308, 325, 339,342 Southon (dr.) 211 Susuta 29 I Terebin 285 Sparks (dr. J. E.) 270 Sutley (Vallei v. d.) 148 ! Terry 278 Spelonken (kleine) 382 Sutton (dr.) 158, 161 v.v. Tetuan 279 S. P. G. 111, 186 Susan La Flèche (miss dr.) Teusler 346vv. Spithman (Zr. C.) 368 349 Thai (Siam) 317 Spittler (Chr. F.) 352 Swadeschi-beweging 250 Thana 256 Squibbs (dr. W.) 129 Swain (dr. Clara A.) 337 Thibet (Tibet) 140, 299 Staatsuniv. v. Edinburg 63 Swatow (sir E.) 93 Thiessen (br.) 396 Staatskerk (Eng) 108 Swaton, (Swatau) (stad) Thomas (John) 54, 213 Stanley (mr.) 217 98, 227, 230, 301 v.v. Thomas (st.) eiland 53 Stanley-watervallen 217 Syed de gezegende 223 Thomas (dr. F. Vincent) Stapleton (miss Ida) 295 Syen chyun 317 214 Stapleton (Robert) 296 Syme (Prof.) 59 Thoms (dr. Sharon) 334 Star-hospital 190 Synode (Ger.) van Mid. 17 Thoms (mr.) 334 Status (kerkel.) van de Synode van Ulster 232 Thomson (aartsdiaken) 342 M. A. 12 Syrië 25, 30, 67, 227, 231, Thomson (dr.) 208 Staveren (dr. H. B.) 83 246, 269, 318 v.v. Thorston (mr. Douglas) 171 Steele (dr.) 57 Szechuan (Sechuan) 129 Thornton 117 Steere (biss.) 186 206, 268, 273, 284, 331 Tiberias 246 Stephen's hosp. (St.) 114 Szrinigar 133 v.v., 138 v.v. Tibetanen 351 Sterling (dr.) 171 Tientsin 200, 225vv., 336 Sttrrewichelaars 26 'p Tigris (rivier) 157, 160vv. Stevenson (miss) 114 A * Timpany (dr.) 299 Stewart (dr. James) 40, Tabriz 323 Tinneweli 152, 191 243 v.v. Tael 96 Tjideres 396 Stewart (mr. Robert) 193 Taian 337 Tjiloewak 396 Stokes(D.C. Williams) 360 Taichow 128 Toasia 230 Stone (George) 160 T'aichu 230vv. Togo 362 Strachan (biss. dr. H. M.) Taiku 289, 317 Tokio (Tokyo) 109, 346vv. 111, 115 Tainan 230vv. Tong-Chuan 226 Stuart (Emmeline) 154 Taistung-tschen 371 Tong-kah 271 Stuckey (dr. E. J.) 202 Taiwan 230 Toole van Oldham (mr.) Studd 245 Tai-Yuan 216, 219 214 Studenten der E. M. M. Tak-Ding 193 Toondee 251 S. 62 Takow 230 vv. Toovenaars 23vv. Students training house Talains (de) 298 Toro 181 (L. M. M. A.) 69, 83 Tamsiu 284 Torrance (dr.) 247, 323 Studiebeurs 63 v.v. Tamulen 52, 380 Tossari (Paul) 383vv. Stumpff(dr.C.Otto)332vv. Tanganyikameer 212 Toungo 115, 298 Sturrock (dr.) 158 Tangier 278vv. Training Instit. (de eerste) Stuttgardt 78 Tank 143 61, 64 Suabue 228 Tanna 285 Training school 125 Subsidie v. h. Gouv. (M. Tanta 326, 327 Trankebar 52 Z.) 242 v.v. Tarn Tarn 189 Transkei 243 Sudan 170, 328 v.v., 380 Tavoy 298 Transvaal (oostel.) 382 Sudra's 209 Taylor (dr. Elsie) 155 Travancore 64. 85. 191. Suifu 302 Taylor (dr. H. F. L.) 236 208vv. Sukia 351 Taylor (miss) 177 Traveller's Health bureau Sukkur 190 Taylor (gen. Reynell) 146 74 Sultan van Dj. 389 v.v. Taylor (dr.) 290 Trench (miss.) 191 Sumatra 367 Te Chou 289 Trevandrum 191 Summerhayes (mr. J. O.) Tegal 386 Tribe (miss Dr. E.) 206 150 Teheran 153, 323 Triennal Convention 55 Sungari 262 Teh Ngan 220 Tripoli 278vv., 321 Sumeten 162 Teluguland 192, 340, 375 Tritschinapali 111 Surat 9 Telugus 284, 299 Tschaibasa 112 Suriname 53 Tengchou 311 Tsaochih 204 T. Tabriz 323 Tael 96 Taian 337 Taichow 128 T'aichu 230vv. Taiku 289, 317 Tainan 230vv. Taistung-tschen 371 Taiwan 230 Tai-Yuan 216, 219 Tak-Ding 193 Takow 230vv. Talains (de) 298 Tamsiu 284 Tamulen 52, 380 Tanganyikameer 212 Tangier 278vv. Tank 143 Tanna 285 Tanta 326, 327 Tarn Tarn 189 Tavoy 298 Taylor (dr. Elsie) 155 Taylor (dr. H. F. L.) 236 Taylor (miss) 177 Taylor (gen. Reynell) 146 Taylor (dr.) 290 Te Chou 289 Tegal 386 Teheran 153, 323 Teh Ngan 220 Teluguland 192, 340, 375 Telugus 284, 299 Tengchou 311 Tschamba 137 Union Med. School forW. Wala 285 Tschangsha 271 310 Waldenström 378 Tschangte '283 Union miss. Col. (Shantung) Walfridson (dr. K. S) 379 Tscharaka 29 216 Wallen (miss) 192 Tschekiang 123, 224 Universiteiten zending 240 Wallaeus 51 Tschemulpo 115 Unwana 244 Wamjamwizi 211 Ischengtu 284 Urambo 211, 350 Wamyankulam 360 Tschikakol 285 Urfa 373 Wanless (dr.) 314 Tschili (Tsili) 200, 225vv., Urlsperger (Aug.) 352 Ward 297 272, 289, 310, 336vv. Urumiah 160, 322vv. Wardha 255 Tschuwang 283 Usagara 175 Warneck (prof. G.) 13 Tsimo (Tsemo) 360, 369 Usambara 186, 372 Wasiri 143 Tsingtau 370vv. Usuanhua 272 Wathen 217 v.v. Tso-yüm 276 — Watson (mevr.) 215 Tsu (mevr.) 308 v Webb (dr. Sidney R.) 217 Tubingen 80 v • Webster (Charles A.) 320 Tucker (Sara) 191 Vaddukkodday 292 Wei 260 Tucker 289 Valentine (Colin) 62, 71, Wei-hai-wei 270 Tugela-nvier 243 86vv., 258, 338 Weihsien 311 Tulloch mem. hosp. 278 Van 296 Weipa 352 Tunesië 278vv. Vartan (dr. P.K.) 62,103w. Welchmann 287 Tung-chwan 269 Vedische hoofdsysteem Welimada 222 Tljng-cJjpu (Tung-chow) der gen. 31 Wellman (Fred. C.) 293 2/6, 289 Vellore 331 Welton (miss.) 121 Tungkuhn 365vv. Venn (J.) 117 Wenchow 224 Tungkuhn Maklitschen 365 Vereenigde Prov. (V. I.) Wentlend 378 Tjrnis 278vv. 149 Wenyon (dr.) 221 T un-Yn-Chang 216 Verhoeven 396 West (dr.) 294 Tura 299 Verein für ürztl. M. 353 Westlake (miss W. A.) 157 Turksch Arabie 157 Verein für die rhein. arztl. Wesley 219 Turksch.Azie 30 M. 364 Wesleyan Assoc. 224 Turkye 235, 239 Verloskunde 37 Wesleyan Ref. Church 224 Turner (mevr. Julia) 307 Vertrecht (Jacob) 52 West-Afrika 184, 224,324. Tuttle (Mary) 336 Victoria hosp. 107, 197 340, 353, 363 Tutura 243 Victoria mem. Disp. te West-Indie 54, 311 v.v. Twappi 351 Ludhiana 91 West-rivier 221 Victoria Nyanza-meer 184 West Sudan 170 X_J Vili 285 West-Turkije 293 v.v. Vincent (miss) 199 Westwater 259, 262 Udaipur 259 Visscher (dr.) 373 Wheeler (miss C) 169 Udayagiri 300 Volta (rivier) 356 Wherry (dr.) 93 Uffman (vader) 363 Voor-Indie 139,214, 231vv, White (dr.) 155 Uffman (dr. K.H.K.) 238, 299, 305vv, 330vv, 335, Wiek (dr.) 371 j. 340, 357, 375, 380 Wielenga (ds.) 395 Uganda 172, 176, 238 Vortisch (dr. H.) 356 Wiggins (dr.) 175 ,350 Vr. miss. artsen 63 Wight (Andrew) 228 Ujyi 211 Vrouwen van I. 37 Wigman (L. F.) 148 Ujain 283 Vrije kerk van S. 62 Wiiberforce 117 Umbella 133 Vuurland 194 Wilhelmina-hosp. 332 Umpherston 282 Wilkinson (Geo) 122 Umsinga 243 \A/ Williams (dr.) 34 Umtali (oud) 335 v v • Williams (dr. E.) 225 LJmtata 116 Waarzeggers 26 Williams (dr. J.) 143 Underwood (dr) 295 Wade (F.) 138 Williams (inl. dokter) 149 U^HMed. Col. (Peking) Waganda 172, 177,179,184 WiUiams (miss M.) 198 93, 202 Waialabad 249 Williams CNath.^ 144 u. Udaipur 259 Udayagiri 300 Uffman (vader) 363 Uffman (dr. K. H. K.) 238, J03 Uganda 172, 176, 238 Ugavik 350 Ujiji 211 Ujain 283 Umbella 133 Umpherston 282 Umsinga 243 Umtali (oud) 335 Umtata 116 Underwood (dr.) 295 Union Med. Col. (Peking) 93, 202 Union Med. Col. 289 Wakefield (miss F. M.) 174 Wiïiiams (dr. Ó. Ó.) 255 Williamshosp. 289 Wu-king 227 Zabriskie-mem.(Helen) 345 Williamson (dr.) 58 Wurtemberg 352 Zakis 143 Williamson (dr. J. Rutter) Wusih 335 Zambesi (rivier) 240 255 Wutchow 221 Zanzibar 174, 186vv. Wilson (mr. George) 179 Wu-Ting 226 Zarefce 322 Wilson (dr.) 273 v.v. Wynne-Edwards(miss) 113 Zaria 174 Wilson (mr.) 195 Zeeland (Nieuw) 224 Wilson (dr. J. T.) 112 -\r Zeitler (Zr. Lina) 370 Winckler (dr. J.) 369 A • Zenana 75, 89, 142, 191, Winnipegermeer 184 v.v. Yachow 302 196vv. Winquist (dr.) 379 Yakusa 218 Zendingsbevel 1 Winter (mr.) 114 Yangtse (rivier) 202 Zerweck 360 Winter (mrs ) 114 Yarkand 139vv. Zih 142 Wirudupatei 380 Yen ping 336 Zomba 238 Wishard 323 Yeung-kong 308 Zuid-Afrika 55, 240, 243, Wittenberg (dr. H.) 361 Yezd 155 293, 380vv. Wolfe 122 Yesdieezen 162 Zuid-Amerika 194, 340 Women's Med. Coll. 289 Yoruba 173, 184 Zuid-Bardwan 250 Women's Miss. Ass. 227 Young (dr.) 289 Zuid-Behar 215 Women's Society 235 v.v. Young 259, 262 Zuid-Indië 152, 191 Women's Union Miss. 348 Young (miss E.) 214 Zuid-Kafraria 243vv. Wong (miss) 343 Young (E. Mc. K.) 262 Zuid-Kamerun 324 Wong Tun 62 Young (J. Cam.) 246 Zuid-Mahratta 360 Wonosobo 395 Young (dr. W.) 62 Zuid-Travancore 57 Wood (dr.) 57 Yuan Shek k'ai 262, 311 Zunam. hoofdsyst. der ge- Woodstock 313 Yung-Ping 226 neesk. in Indie 31 Woodward (dr. E.Lee)346 Yünnan 226, 275, 337 Zwartvoet-Indianen 185 Worrall (dr. en mevr.) 333 Yüwu 276 Zwemer 157 v.v. Wo Zun Zie 343 <7 Wuchang 202, 220, 345 Wuga 372 Zabriskie-Gray (George) Wuhu 336 345