INDEX op de Rapporten van het Hof te Pretoria 1877-88 en 1893-97 bewerkt door M9. e. J. M Wilde Sa ■fc II I ii)/ den Schrijver. INDEX OP DE RAPPORTEN OVER DE JAREN 1877—1888 en 1893—1897 VAN HET HOF TE PRETORIA. INDEX OP DE RAPPORTEN OVER DE JAREN 1877-1888 ei 1893 -1807 VAN HET HOF TE PRETORIA. BEWERKT DOOR M". C. J. M. WILDE. UITGEGEVEN DOOR HET „FONDS TOT HET VERKRIJGEN EN VERSPREIDEN VAN KENNIS OMTRENT HET IN ZUID AFRIKA HEERSCHENDE RECHT." BOEKHANDEL EN DRUKKERIJ VOOBHF.EN E. J. 13RILL LEIDEN — 1904. drukkejuj-verbeen e^j^bbill. — leiden. VOORBERICHT. In dezen Index op de Transvaalsche Jurisprudentie zijn opgenomen de beslissingen van het Hof te Pretoria van civielrechtelijken en algemeenen aard, van de jaren 1877 tot 1888 en 1893 tot 1897, voor zooverre die in den vorm van Rapporten in druk zijn verschenen. Tot zijn spijt had de samensteller niet al die Rapporten in zijn bezit, toen hij, uit zijne, voor eigen gebruik gemaakte, opteekeningen dezen Index bewerkte. Voor volstrekte volledigheid en betrouwbaarheid van zijn werk kan hij, ten gevolge van deze omstandigheid, niet instaan. In de Aanteekeningen bij sommige onderafdeelingen wordt verwezen naar enkele belangrijke wetsbepalingen omtrent hetzelfde onderwerp; een volledig overzicht over de Transvaalsche wetgeving is daarmede niet gegeven. LIJST DER AFKORTINGEN. I. K. = Cases decided • in the High Court of the Transvaal Province; July 1877 to June 1881 Reported by J. CJ. Kotzé LL. B. Second edition. II. K. = Report» of Cases decided in the Supreme Court of the South African Republic August 1881 to December 1884. Reported by J. G. Kotzé. LL. B. III. K. = Reports of Cases decided in the Supreine Court of the South African Republic January 1885 to December 1888. Reported by J. G. Kotzé. LL. B. and S. H. Barber. B. A. LL. B. Z. A. R. Rapp. 1893 = Rapporten van het Hooggerechtshof der Zuid Afrikaansche Republiek gedurende het jaar 1893 door J. B. M. llerzog. B. A. LL. D. O. R. = Ofticieele Rapporten van het Hooggerechtshof der Zuid Afrikaansche Republiek 1894 enz. i INHOUD. Blaüz. I. Personenrecht. a. Minderjarigheid en Voogdij 1. b. Venia aetatis 2. c. Curateele 2. d. Inboorlingen en Aziaten 2. e. Rechtspersonen 3. f. Domicilie en Ingezetenschap 3. II. Huwelijk. a. Trouwbeloften 4. b. Huwelijksvoorwaarden 4- c. Rechtstoestand van de getrouwde vrouw 5- d. Huwelijksvermogensrecht 6. e. Echtscheiding. — Scheiding 6. III. Zakenrecht. a. Eigendomsbewijzen 9- b. Burenrecht. — Mede-eigendom 10. e. Eigendomsverkrijging. — Levering 11. d. Revindicatie. — Bezit 11- e. Onroerend goed. — Dorpsgronden 12. f. Heerenrechten. — Grondbelasting 13- IV. Zakelijke Rechten. a. Servituten 14. 4. Pand en Hypotheek. — Verband 15. c. Wettelijke voorrechten 17. V. Erfrecht. a. Executeur 18. b. Testament en Codicil 19. e. Materieel Erfrecht 20. INHOUD. Blad/. VI. Verbintenissen en Overeenkomsten. a. Oorzaak. — Consideration 21. b. Voorwaarden 21. c. Nakoming. — Schadevergoeding. — Strafbeding .... 22. d. Rechten van derden .... 23. e. Cessie van inschuld 24. f. Nietigheid en vernietiging 25. g. Uitlegging van overeenkomsten en verbintenissen 26. h. Compensatie. — Betaling 28. VII. Verbintenissen uit de Wet. a. Toebrenging van schade door nalatigheid, schuld en opzet 28. b. Aansprakelijkheid van werkgevers en eigenaren van zaken en dieren. 31. c. Beleediging mondeling en schriftelijk 32. d. Onrechtmatige gerechtelijke vervolging 34. e. Onverschuldigde betaling 35. VIII. Bijzondere Overeenkomsten. a. Koop en Verkoop 35. b. Huur en verhuur van zaken 36. c. Huur van diensten. — Vervoercontracten 39. d. Maatschap 41. e. Schenking 41. f. Lastgeving 42. g. Borgtocht 44. h. Arbitrage 45. IX. Bewijs. — Verjaring. — Estoppel. a. Bewijs 46. b. Verjaring 47. c. Estoppel 48. X: Handelsrecht. a. Wissels. — Promessen. — Cheques 49. b. Firma. — Syndicaat 51. c. Vennootschappen op aandeelen 53. d. Verzekering 55. XI. Faillissement en Boedelafstand. a. Buitenlandsch faillissement 56. b. Procedure tot faillietverklaring .... 57. c. Handelingen van insolvent voor en na faillietverklaring 58. d. Curator. — Vereffening van den boedel 59. XII. Mijnwetgeving. — Octrooiwet a. Mijnconcessie. — Mijnpacht 61. b. Openzetting en sluiting van gronden 62. INHOUD. c. Rechten van den grondeigenaar. — Licenties. —Afpennen van claims. 63. d. Rechten en verplichtingen van claim- en standplaatshouders .... 66. e. Bevoegdheid van den Mijncommissaris 67. f. Octrooiwet 68' XIII. Recht. — Rechter en Wet. a. Internationaal privaatrecht. — Gewoonterecht 69. b. Minachting van het Hof '0. c. Toetsingsrecht. — Rechterlijke Bescherming 70. XIV. Rechterlijke Indeeling. — Procesrecht. a. Bevoegdheid van den rechter 78. I. Rechtsbijstand. — Toezicht ?-t. c. Dagvaarding '5. d. Provisioneele vorderingen 79. e. Gedingvoering. — Dingtalen 80. f. Vonnissen. — Executie 82. g. Hooger beroep. — Revisie 83. h. Interdict. — Arresten. — Bevel nisi 84. i. Proceskosten. — Pro Deo procedure 88. I. PERSONENRECHT. a. Minderjarigheid en Voogdij. 1. Onr. goed. — In re Roselt and Tnglis. I. K. 13. 1877. Onroerend goed ingeschreven ten name van een minderjarige; hoe te vervreemden? 2. Curator. — Ex parte Munich I. K. 15. 1878. Op verzoek van den toekomstigen dienstheer benoemde het Hof een curator ten einde een minderjarigen bij te staan bij het aangaan van een leerlingcontract. Curatora. Equitable mortgage. — Collins n. o. vs. Hugo en de Standard Bank. Z. A. R. Rapp. 1893. 203. Verpanding van eigendomsbewijzen vestigt geen hypotheek op het onroerend goed. 97. Pignus praetoriuin. — Mol Ier vs. Na tal Bank. O. R. 1894. I. 84. Pignus praetoriuni gaat boven verpanding zonder pand- bezit. 98. Vervallenverklaring. — Ex parte A. M. E. van Reenen. O. R 1891 1. 119. Bevel tot oproeping van belanghebbenden voor vonnis van vervallenverklaring. 99. Pignus praetoriuin. — De Natal Bank vs. Martinis & C°. O. R. 1895. 175. Pignus praetorium gaat boven verpanding zonder inbezitstelling na registratie. 100. Verpanding door schijnkoop.— Quin & C°. vs. Mego. O. R. 1895. 186. Verpanding in vorm van verkoop en huur door schuldenaar gaat niet boven pignus praetoriuin. 101. Bona ilde pandhouder. — Afrikanische Bergwerks und Han delsgesel 1 scha ft vs. De Catelin en M ulier n. o. O. R. 1897. 471. Rechten van den bona fide pandhouder tegenover revindicatie van eigenaar. 102. Parate executie. — Executeur testamentair van D. J. Wijk vs. C. J. Joubert. O. R. 1897. 492. Bij bedongen parate executie is rechterlijk vonnis niet noodig. c. Wettelijke voorrechten. 103. Kecht van verhuurder. — Longlands vs. Francken. I. K. 256. 1881. Voorwaarden van het recht des verhuurders op goederen van derden in het gehuurde huis aanwezig. 104. Recht van verhuurder. — Standard and Diggers News Conipany vs. Esterhuizen. Z. A. R. Rapp. 1893. 31. Verhuurder heeft ook recht van beslag op bij huurkoopcontract verkregen goed. 105. Recht van verhuurder. — M a c k a y bros. vs. B. Co li en. O. R. 1894. IV. 59. Kennisgeving aan verhuurder van het huur-koopcontract ontneemt hem zijn recht van beslag. 100. Voorrecht van bouwer. — F. G. Shepherd vs. R. Mc. Lagan. O. R. 1895. 123. De bouwer van een huis heeft geen voorrecht op hetzelve. 3 107. Voorrecht van dienstboden. — Kilgour v. Creditors of the Lisbon Berlin Transvaal Gold Fields Ltd. III. K. 86. 1886. Bedienden en aangestelden, die geen huisdienstboden zijn, zijn geen bevoorrechte schuldeischers. V. ERFRECHT. a. Executeur. 108. Afzetting. — Boshoff va. Boshoffs Executors. I. K. 49. 1878. Gronden voor afzetting van executeurs; Art. 26 Wet 12. 1870. 109. Aanhangig proces. — Pr el Ier and De Vi Uiers va. Muller. T. K. 100. 1879. Bevel tot verbetering van dagvaarding door vervanging van den naam van gedaagde door dien van zijn executeur. ItO. Afzetting. — In re Potgieter. 11. K. 53. 1853. (Holl. uitg. 61). Afzetting van executrice wegens krankzinnigheid; benoeming van beheerder; Art. 27 Wet 12. 1870. 111. Afzetting. — Ex parte Els. 11. K. 141. 1884. (Iloll. uitg. 163). Gronden voor afzetting en voorloopige conservatoire maatregelen. 112. Benoeming. — Ex parte J. S. Joubert. II. K. 141. 1884. (Holl. uitg. 163). Bij weigering van den tot executeur in het testament aangewezene om in het land te komen, is de Meester van het Hooggerechtshof bevoegd tot zelfstandige executeursbenoeming. 113. Belooninc. — Hershall n. o. va. Green, Kviins c.a. Z. A. R. Rapp. 1893. 237. Verbetering door het Hof van de rekening en verantwoording van executeuren. 114. Benoeming. — Ex parte Paul Nel n. o. O. R. 1894. III. 5. Aanspraken op benoeming als executeur; volgorde volgens Art. 35 Wet 12. 1870. 115. Bevoegdheid. — Ex parte J. P. Ho ff man. n. o. O. R. 1S95. 362. Verlof tot onderhandschen verkoop van onroerend goed geweigerd. 11. Bekening. — P. H. Uys vs. S. P. Malan. O. R. 1895. 391. Verzet tegen afrekening van executeur toegestaan ook na verloop van den termijn in Art. 11 van Wet 12 1870 gesteld. 117. Dagvaarding. — Stead vs. Fourie. O. R. 1897. 204. Executeur kan tegelijk als zoodanig en in privé gedagvaard worden. Aanteekeningen. Weeswet. — Wet 12 1870 regelende de weeskamer en de administratie van boedels Codex Jeppe bl. 395; hierbij Volksraadsbesluiten van 30 Sept. 1874 Codex Jeppe bl. 595 en 2 Mei 187ö, ibid. 641. Testament en Conicn,. 118. ('lausula reservatoria. — Martha Pullen vs. E. J. Gilfillan. Z. A. R. Rapp. 1893. 237. Een informeel codicil is van kracht tengevolge van de clausula reservatoria. 119. Afwijking van testaiiioiitsbepalinj!;. — Ex parte H. J. Potgieter n. o. O. R. 1894. I. 28. Op verzoek van den vader-voogd van een minderjarige stond het Hof een afwijking toe van de bepalingen van het testament der ouders. 120. Afwijking van testamentsbepaling. — Ex pavte Denyssen en Groenberger. O. R. 1894. III. 54. Verlof geweigerd tot verkoop van goederen door voogden, waarvan bewaring in natura tot meerderjarighei der erfgenamen in het testament was voorgeschieven. 121. Wederkeerig testament. — Skead vs. lourie. O. R. 1896. 258. Uitvoering van bepalingen van een gezamenlijk testament na dood van een der beide makers; wanneer kan langstlevende zijn beschikkingen niet meer herroepen. Aanteekeningen. Aantal getuigen bij testament. — Volksraadsbesluit van 8 Augustus 1890. Locale Wetten 1890/93, bl. 78. Twee getuigen zijn voldoende bij een onderhandsch testament. c. Materieel erfrecht. 122. Aanvaarding. — Cooper vs. Jocks. I. K. 201. 1880. Erfgenaam aansprakelijk gesteld voor proceskosten door boedel te betalen. 123. Lex liac edictali. — Jacobs vs. Prinsloo. II. K. 67. 1883. (Holl. uitg. 77). Toepassing der lex hac edictali op aan tweede echt- «ïenoote vermaakt onroerend goed. 124. Voorrecht van boedelbeschrijving. — Ex parte Lesar. III. K. 20. 1885. Voorrecht van boedelbeschrijving verleend door het Hof op verzoek van erfgenamen bij testament ingesteld. 125. Lex hac edictali. — Bezuidenhout vs. Bezuidenhout. O. R. 1894. II. 39. De executeur datief mag zich niet op de lex hac edictali beroepen. 126. Nalatenschap van buitenlander. — S. David en J. Berlein vs. Wees heer der Zuid Afrikaansche Republiek. O. R. 1897. 448. De nalatenschap van een buitenlander, die in Transvaal geen domicilie verkregen heeft, moet ook ten aanzien van roerend vermogen, verdeeld worden volgens buitenlandsch recht. Aanteekeningen. Erfrecht ab intestato in Zuid-Afrika. — Het erfrecht ab intestato in Zuid-Afrika wordt beheerscht door het ï Privilege" den 10 Januari 1061 door de Staten-Generaal toegekend aan de OostIndische Compagnie; daarbij is, behoudens eenige wijzigingen, van kracht verklaard het versterfrecht door de Staten van Holland bij de Politieke ordonnantie van 1580 vastgesteld en nader door hen geïnterpreteerd in 1594. Het Privilege is o. a. te vinden in A. Maasdorp Q. C. »The law relating to succession executorship and guardianship in the Colony of the Cape of Good Hope Juta & Co. 1897, bl. 123. VI. VERBINTENISSEN EN OVEREENKOMSTEN. n. Oorzaak. — Considkration. 127. Ongeoorloofde oorzaak. — Brandt vs. YVeber. lil. K. 98. 1886. De borg kan zicli beroepen op de ongeoorlootdheid der oorzaak der hootdverbintenis. 128. Causa — consideration. — H. van Beuge vs. D. Co etzee. O. R. 1894. IV. 19. Exceptie gegrond op het ontbreken eener causa verworpen. b. Voorwaarden. 129. Ontbindende voorwaarde. — Bok n. o. vs. Elden and Jones. lil. K. 101. 1886. De ontbindende voorwaarde werkt niet van rechtswege; betaling van gelden sedert intrede der voorwaarde verschuldigd kan derhalve gevorderd worden. 130. Uitlegging van voorwaarde. — Perrin vs. Potgieter. I. K. 61. 1878. Beslissing dat dc niet vervulling der voorwaarde in letterlijken zin genomen, geen grund oplevert voor niet nakoming der verbintenis. 131. Onwettige voorwaarde. — Page vs. Hudson. I. K.. 229. 1880. Actie tot nakoming van koopcontract onder een onwettige voorwaarde — nl. niet betaling van heerenrechten — gesloten, afgewezen- op exceptie van gedaagde. c. Nakoming. — Schadevergoeding. — Stkafbeding. 132. Werkelijke levering van gekocht onroerend goed. — Co hen vs. Shires, McHattie and King. 11. K. 41. 1882. (Holl. uitg. 48). De kooper van onroerend goed heeft recht op werkelijke levering daarvan; nietigverklaring van tweeden verkoop en levering, terwijl tweede kooper de rechten van den eersten kende. 133. Nakoming van verbintenis. — T a y 1 o r and C1 a r i d g e vs. Van Jaarsveld and Nellmapius. 111. K. 137. 1886. Vonnis tot toelating van de uitoefening van het recht tot zoeken naar edel metaal aan eischer bij overeenkomst verleend. 134. Werkelijke levering. — Thompson vs. Pullinger. O. R. 1894. III. 63. Eischer die gebruik wil maken van zijn recht om tegen zekeren prijs zekere effecten te koopen, behoeft geen genoegen te nemen met schadevergoeding, maar heeft recht op daadwerkelijke levering der effecten. 135. Straf beding. — Peach & Co. vs. Joodsche gemeente van Johannesburg. O. R. 1894. IV. 62. Bedongen straf wegens vertraagde levering toegewezen, na bewijs van geleden schade. 130. Berekening van schadevergoeding.— 1 rans vaal Silver Mines ltd. vs. E. Brayshaw. O. R. 1895. 127. De schade, die men bij het aangaan der verbintenis heeft kunnen voorzien, moet bij niet-nakoming vei goed worden. 137. Onmogelijkheid van nakoming. — Jacobsohn vs. Edwards en Ehrlich. O. R. 1S97. 359. Waar daadwerkelijke nakoming onmogelijk is, kan schadevergoeding toegekend worden. 138. Fictieve schadevergoeding. — Browning vs. V a n R e enen and otliers. III. K. 187. 1887. Waar eischer geen schade bewijst, geleden door de niet nakoming der overeenkomst, kan het ten zijnen gunste te wijzen vonnis hem slechts een hoogst onbeduidend bedrag als schadevergoeding toekennen. 139. Mate van schadevergoeding. — Brunskill vs. Preston. III. K. 113. 1886. Waar de waarde der gekochte zaak geheel speculatief is, aan kooper wegens niet levering enkel toegewezen terugbetaling van koopprijs met interest. 140. Mate van schadevergoeding. — Schultis vs. Coleman, Rozenstein and Jacobs. III. K. 156. 1887. De schadevergoeding wegens niet nakoming moet berekend worden volgens de aannemelijke gegevens door eischcr verschaft. d. Rechten van derden. 141. Benadeeling van hypotheekhouder. — Cape Commercial Bank vs. Fleischman and Van Rensburg. 1. K. 1. 1877. Een huurovereenkomst, gesloten ter benadeeling van hypothecairen schuldeischer, op diens vordering vernietigd. 142. Benadeeling van «lerden. — Meintjes vs. Harms en, Franken and Schoeman. III. K. 143. 1887. Een overeenkomst tot bepaling van de grenzen van naburige landen vernietigd op grond van benadeeling daardoor van den rechthebbende op een dier landen. 143. Overeenkomst ten behoeve van «lerden. J. E. 1 • Oestreich vs. T. N. de Villiers en C. Weckermann Jr. O. 11. 1895. 168. Een borgtochtovereenkomst tusschen de Regeering en de borgen van een procureur geeft een vorderingsrecht tegen de borgen aan de clienten van den procureur. e. Cessik van inschuld. 144. Vorm van cessie. — Van der Merwe vs. Franek. III. K. 26. 1885. . Voor cessie van inschuld is een verklaring op den rug der schuldakte en overgave daarvan voldoende. 145. Procedure. - Houghton Goudmijnmaatschappij vs. Hollard, Schubardt en Buskes. Z. A. R. Rapp. 1893. 49. . Gezamenlijke cessionarissen moeten gezamenlijk in rechten optreden. 140. Kennisgeving. - R. J- N. James vs. W. Mayne. Z. A. R. Riipp- 1893. 259. Door kennisgeving van cessie aan den schuldenaar gaat het vorderingsrecht, ook tegenover derden, op den cessionaris over. 147. Lex Anastasiaiia. — Macllattie vs. H1 in e r. O. 1894. IV. 9. De lex Anastasiana (Cod. 4. 35. 22) verbiedende meer dan den koopprijs eener verkochte inschuld van den debitor cessus te vorderen, is in Zuid-Afrika niet van kracht. f. Nietigheid en vernietiging. 148. Woeker. — Taylor vs. Hollard. II. K. 78. 1886. Bepalingen tegen woeker toegepast op een in t buitenland aangegane verbintenis. 149. Dronkenschap. — L. B. Konitsky vs. L. F ree man. Z. A. R. Rapp. 1893. 156. Overeenkomst vernietigd op grond van dronkenschap van eischer veroorzaakt door gedaagde. 150. Champerty. — Thomas Hu go en F. Mol Ier n. o. vs. Transvaal Loan F in a nee & Mortgage Co. O. R. 1894. IV. 49. Nietigheid op grond van champerty moet ambtshalve uitgesproken worden. 151. Champerty. — Green vs. De ViUiers c. s. Dr. W. J. Leyds n. o. en het Rand Exploring Syndicate. O. R. 1895. 282 en 401. Eischer afgewezen omdat hij betwiste aanspraken had gekocht. 152. Champerty.— Schweizer's Claimholders Rights Syndicate beperkt vs. Rand Exploring Syndicate beperkt. O. R. 1896. 197. Het eischende syndicate afgewezen omdat het gevormd is met het doel om betwiste aanspraken te doen gelden. 153. Champerty. — C. V. J. J. Platteau vs. S. P. G robier. O. R. 1897. 530. Eischer afgewezen omdat uit getuigenis bleek, dat zijn zwager geld voor de actie had voorgeschoten en in de opbrengst deelen zou. 154. Wet 3. 1894. Art. 9. — Mac Gregor vs. De Meillion. O. R. 1896. 17. Dit artikel is niet toepasselijk op overeenkomst met verkiezingsagent en deze is dus gerechtigd tot het door hem bedongen loon. 155. Speelschuld. — Lucas vs. Rcston. I. K. 45. 1878. Een schuldbekentenis voor een speelschuld levert geen rechtsvordering op. Aanteekeningen. 1. Loterijschuld. - Art. 4. Wet 7 1 890. L. W. 90/93 bl. 31. Loterijschuld is niet invorderbaar in rechten. 2. Verboden vervreemding. — Art. 83, Wet 11, 1892, maakt nietig vervreemdingen gedaan door een persoon, die een vonnis ter executie tegen zich heeft. (J. UlTI.EGGlNU VAN OVEREENKOMSTEN EN VERBINTENISSEN. 15(>. Waarborging van hoeveelheid water. — M u i r vs. B ower. III. K. 160. 1887. Een beding omtrent watergebruik in een huurcontract over een molen uitgelegd als een waarborging van voldoende hoeveelheid water voor dien molen. 157. Shares. — G. A. Roth vs. Baron E. Oppenheim. Z. A. R. Rapp. 1893. 202. Uitlegging van het woord »Shares" in een overeenkomst. 158. Gewicht. — De Economie Lighting Company vs. R. Holmes. Z. A. R. Rapp. 1893. 243. Verkoop bij gewicht beteekent netto-gewicht zonder verpakking. 159. Bedoelinir. — Israël Bros. vs. Maloney. O. R. 1894. II. 71. Uitlegging een borgtochtakte volgens blijkbare bedoeling van partijen. 160. Bedoeling. — Nicolson vs. De Gereformeerde of vereenigde gemeente van Vrijheid. O. R. 1894. II. 106. Stilzwijgende afwijking van schriftelijke bedingen met aangenomen. 161. Bedoeling. — Van Rijn Goud mijn maatschappij va. New Chimes Goud m ij n m aat schap pij. O. R. 1894. IV. 38. Waar volgens bedoeling van partijen een waterleiding gemeenschappelijk gebruikt zal worden, mag een van beide een verandering in de wetgeving niet te baat nemen om aan de gevolgen dier overeenkomst te ontkomen. 162. Gebouw. — D. H. Lebkowitz va. Billingham & Co. O. R. 1895. 50. In casu is onder »gebouw" ook een houten schutting te begrijpen. 163. Bedoeling en strekking. — Donovan vs. De iuitfontein Estate Co. O. R. 1895. 298. Uitlegging van een beding volgens bedoeling, strekking en plaatselijk gebruik. 164. Bedoeling. — Sacke en Saenger vs. Schuier. O. R. 1896. 130. Uitlegging van een beding volgens bedoeling van partijen. 165. Bedoeling. — Jooste vs. Charlis. O. R. 1896. 170. Uitlegging van een beding volgens bedoeling van partijen. 166. Bedoeling. — Curie wis vs. Ca r lis. O. R. 1897. 114. Andere beslissing omtrent bedoeling van partijen dan in de beide voorafgaande zaken. 167. Tijdsbepaling. — J. P. Cregoe vs. F. Bezuiden hout en Lark Syndicate. O. R. 1897. 126. Beslissing omtrent de wijze van termijnberekening volgens contract. 168. Kosten. — Kleynhaus vs. Kerkeraad der Nederduitsch Hervormde Kerk e. a. O. R. 1897. 356. Uitlegging van de woorden »alle kosten" in een arbitragecontract. 1(>9. Bedoeling. - Van der Merwe va De Villier» and Hudson. II. K. 225. 1884. (Holl. uitg. 2o9). Waar iemand, die inderdaad medekooper is een verbintenis aangaat, waarbij hij de betaling van den koopprijs waarborgt, heeft hij niet het beneficium excussioms. /i. Compensatie. — Betaling. 170. Compensatie. - Liquidateuren van de Republikeinsche en Koloniale Leen'|Dg kge" " schapmaatschappij va. Mol! er. O. R. 18. . VT Missing over de voorwaarden waaronder compensatie toelaatbaar is. 171. Recht op betaling. - B. Ruttgers ra. W. A. Phillips ltd. O. R. 1897. 283. De houder van een lot is rechthebbende op de uitbetaling van den prijs. Vil. VERBINTENISSEN UIT l)E WET. (,. Toebrenging \an schade door nalatigheid, schuld en opzet. 172. Mishandeling. — Williams va. Young. I. K. 134. 1879- Civiele actie opgeschort zoolang strafactie nog met beslist is. 173. Schuldverband. — Ferguson vs. Pretorius and others. I. K. 157. 1879. Beleggers van een vergadering zijn niet aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door het vee van de bezoekers dier vergadering. 174. Onrechtmatigheid. — Pretorius vs. Coetzee. II. K. 77. 1883. (Holl. uitg. 91). Schade-actie afgewezen wegens niet onrechtniatighei der schade-oorzaak. 175. Terughouding van eigendom. — Van Re en en vs. Republic Gold mining syndicate limited. III. K. 236. In actie wegens onrechtmatige terughouding van aandeden is de mate van schadevergoeding het verschil in prijs tijdens opvorderiug en aflevering. 17. Versperring van weg. — Melt Marais vs. Elott. Z. A. R. Rapp. 1893. 160. Schadevergoeding toegewezen wegens versperring van weg over privaat eigendom. 177. Ambtsverrichting. — Speen vs. Coetzee. O. R. 1895. 45. .. Een ambtenaar (baljuw) is aansprakelijk voor nalatig verrichte ambtshandeling (beslaglegging). 178. Onderhoud van wegen. — Gezondheidscomité van J o hannes burg vs. T. A. R. Purchase. O. R. 1895. 65. Schadevergoeding toegekend wegens ongeval veroorzaakt door gevaarlijken toestand van een afwatering. De bepaling omtrent niet aansprakelijkheid der Regeering geldt niet voor het comité. 179. Eigen schuld. — Magdalena Botes va. De Nederlandsche Zuid-Afrikaansche Spoorwegmaatschappij. O. R. 1895. 181. Actie aan weduwe van een verongelukte ontzegd, omdat het ongeval aan diens eigen schuld te wijten was. 180. Bewijslast. —Thomas Walker mj. Beeby &Swart. ü. R. 1895. 194. Tn een actie wegens ongeval aan reiziger in een postkoets overkomen, tengevolge van liet breken der wagenas, moet de ondernemer van den vervoerdienst de afwezigheid van nalatigheid zijnerzijds bewijzen. 181. Oorzakelijkheid. — H. Naumann vs. J. W. Johnson. O. R. 1895. 253. Het oorzakelijk verband tusschen schade en beween e schade-oorzaak moet, waar geen rechtsregel een vermoeden ten zijnen gunste vestigt, door den eischer bewezen worden. 182. Schadebedrag. — H. J. Mor kei vs. De N. Z. A. Spoorwegmaatschappij. O. R. 1896. 101. Het dubbele bedrag der bewezen verklaarde schade toegekend, omdat gedaagde zich niet gestoord heeft aan de herhaalde klachten en waarschuwingen van eischer. 183. Eigen schuld Nederlandsche Zuid-Afrikaan- sche Spoorwegmaatschappij vs. Van Rooyen. O. R. 1896. 145. Eigen schuld van benadeelde, door niet uit te zien naar "komende treinen op een overweg, doet aanspraak op schadevergoeding te niet. 184. Misleiding. — Frenkel & Co. vs. Freismann en Saphiro. O. R. 1897. 309. Opzettelijke misleiding omtrent crediet-waardigheid van iemand is een grond voor een actie tot schadevergoeding. 185. Misleiding. — African Banking Corporation vs. Louis Goldbard. O. R. 1897. 547. Een onjuiste verklaring omtrent de indentiteit van een persoon bona fide gegeven, levert geen actie tot schadevergoeding op. 186. Benadeeling. — Cl ar id ge vs. Francken. II. K. 66. 1885. Schadevergoeding toegekend wegens verwijdering van eischers naam van den hoeksteen eener kerk, waarop hij als bouwmeester vermeld stond. b. Aansprakelijkheid van werkgevers bn eigenaren vanzaken en dieren. 187. Yeeschade. — Preller vs. Zee der berg. III. K. 20. 1885. w De rechtsmiddelen in Wet 2 18S2 gegeven laten het recht tot instelling eener gewone actie tot schadevergoeding onaangeroerd. 188. Conimon employment. — Lewis vs. Salisbury Goud mij n maatschappij. O. R. 1894. I. 7. Een werkgever is aansprakelijk voor de schade door de nalatigheid van een zijner werklieden aan een ander zijner werklieden toegebracht; de exceptie van conimon employment afgewezen. 189. Eigen schuld. — Langlaagte Ëstate Goudmijnmaatschappij vs. S. P. Malan. O. & 1894. I. 44. Een mijnmaatschappij is niet aansprakelijk jegens eigenaar van vee, dat op haar terrein gekomen, door daar aanwezig vergiftigd water gedood is. 190. Nalatigheid van tramkoetsier. — Johannesburg City & Suburban Tramway Co. vs. R. P. Doyle. O. R. 1894. II. 68. Schadevergoeding toegewezen wegens overrijden van een klein kind tengevolge van onoplettendheid van koetsier; het gemis van toezicht op het kind sluit die actie niet uit. 191. Schuld van werklieden. - Eagleson vs. De Argus Printing & Publishing Co. O. R. 1894. lil. Gedaagde aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van een gevaarlijke opdracht door eischers medewerklieden aan eischer gegeven. 192. Schuld van Spoorwegbeambte. — P. C. Nel vs. I)e Nederlandsche Zuid-Afrikaansche Spoorwegmiiatschappij. O. R. 1895. 218. Gedaagde aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van een nalatig optreden van iemand, die vermoed moet worden in haar dienst werkzaam te zijn. C. BeIjEEDIGIN'G, mondeling en schriftelijk. 193. Animus injuriandi. — Kleinhans vs. Cronjé. I. K. 129. 1879. . t Ontslag van de instantie verleend wegens niet geleverd bewijs van animus injuriandi. 194. Wederzij(lsche beleediging. — Herschensohn vs. Cohen. I. K. 255. L8öl. Vonnis voor gedaagde, daar de door hem uitgesproken scheldwoorden door het Hof geacht werden gecompenseerd te zijn door de scheldwoorden tegen hem door eischer gebruikt. 195. Verjaring. - Beuk es vs. Coetzee and Joubert. II. K. 71. 1882. (Holl. uitg. 82). De rechtsvordering ter zake van mondelinge beleediging verjaart in eén jaar. 196. Animus injuriandi. - Van Reenen t». Mol let. III. K. 5. 1885. . .. Vonnis voor gedaagde, wegens met geleverd bewijs van animus injuriandi. 197. Animus injuriandi. — Schadevergoeding. Bok vs. Erasmus and Toerien. III. K. 164. 1887. Waar de gebezigde woorden per se beleedigend zijn, rust bewijslast van afwezigheid van animus injuriandi op gedaagde. Het vonnis voor eischer is in casu voldoende amende honorable. 198. Animus injuriaiidi. — Sauer vs. Mendelssohn and Scott. III. K. 210. 1887. Beleedigende beoordeeling in de pers van een ambtenaar; bewijslast van afwezigheid van animus injuriandi rust op gedaagden. 199. Animus injuriaiidi. — Reek vs. Flavell, Brown & Co. III. K. 221. 1888. Opmerkingen over eischer's inrichting in een nieuwsblad, bedoeld als aardigheden, kunnen recht op schadevergoeding geven, als zij inderdaad te ver gaan, zelfs zonder kwaadwilligheid. 200. Uitlegging van woorden- — Erasmus vs. Piet er se. 111. K. 225. I88S. Het is per se beleedigend van iemand te zeggen, dat hij land gestolen heeft. 201. Procedure. — MacDonald vs. Dor nier. III. K. 270. 1888. Verwijzing, zonder letterlijke overname, naar aangehecht beleedigend artikel is voldoende. 202. Verweer van gedaagde. — C. Marx vs. II. Hess. O. R. 1894. II. 102. De gedaagde moet uitdrukkelijk in de dingtalen zich beroepen op de waarheid der door hem beweerde feiten; enkel tot bewijs van de goede trouw zijner beweringen kan hij geen getuigenis omtrent de toedracht der zaak voorbrengen. 203. Privilege. — Loveday vs. Lombaard. O. R. 1896. 55. Art. 86 van het Reglement van Orde voor den l8te" Volksraad geeft geen volstrekt privilege. 204. Verontschuldiging. — Eu géne Marais vs. De Volkstem-Maatschappij. O. R. 1896. 94. Aanbod van een onaannemelijke verontschuldiging neemt aansprakelijkheid voor beleediging niet weg. 205. Uitlegging van woorden. — E. .1, P. Jorissen vs. den Staat. O. R. 1896. 218. In geval van twijfel, moet bij voorkeur een niet beleedigende beteekenis aan de door gedaagde gebruikte woorden gehecht worden. 200. Publicatie. — E. Marais va. T. Srnuts. O. R. 1896. 225. Voldoende publicatie is aanwezig, indien de beleedigende inhoud van een brief, aan eischer geadresseerd, door diens klerk gelezen is. Aanteekeningen. Drukpers. — Wet op de Drukpers, wet 11 1893. L. W. 90/93, bl. 800. d. Onrechtmatige gerechtelijke vervolging. 207. Opgeheven interdict. — Beek vs. Hollard & Co. II. K. 89. 1883 (Holl. uitg. 106). Op grond van een eerst verkregen en later opgeheven interdict is gedaagde alleen dan verplicht tot schadevergoeding, indien hij tnala fide heeft gehandeld. 208. Opgeheven interdict. — Cohen Goldschraidt & Co. vs. Stanley and Tate. II. K. 133. 1884 (Holl. uitg. 154). Hij die bona fide een interdict verkrijgt, is niet tot schadevergoeding verplicht. 209. Ambtshandeling. — Booysen vs. Geyser. 11. K. 200. 1884 (Holl. uitg. 231). Een rechtsvordering tegen een vrederechter wegens ongegronde inhechtenisneming is alleen ontvankelijk, als boos opzet gesteld en bewezen is. 210. Yalselie aanklacht. — Benjamin vs. Keet. 111. K. 183. 1887. Schadevergoeding toegekend op grond van een ongegronde kwaadwillige aanklacht van meineed. 211. Onrechtmatig arrest. — Jan vs. J. F. Linden. O. R. 1895. 53. Artikel 29, Hoofdstak V van Wet 13. 1880 neemt de rechtsvordering van een kleurling tegen zijn dienstheer wegens onrechtmatige gevangenneming niet weg. e. Onverschuldigd betaung. 212. Kwade trouw. — W hiteford n. o. vs. Franken. 111. K. '204. 1887. Hij die te kwader trouw dubbele betaling ontvangt is tot teruggave verplicht. '213. Rechtsdwaling. — Rooth vs. The State. III. K. 259. 1888. Een onverschuldigde betaling gedaan in dwaling omtrent het recht kan niet teruggevorderd worden. VIII. BIJZONDERE OVEREENKOMSTEN. a. Koop en Vekkoop. 214. Uitlegging. — Cohen vs. Warre Smith. III. K. 223. 1888. Beslissing over leverbaarheid van een bewijs van aandeel in een maatschappij. 215. Recht van kooper op het gekochte. — Beding van rentebetaling. — Rand Central Ore ReductionC vs. Aurora West Goudmijn Co. O. R. 1894. I. Interdict verleend op verzoek van kooper tegen voer of vervreemding door verkooper van de gekocht weigering van betaling van rente over een deel van den koopprijs geeft aan verkooper niet het recht, de o\ereenkomst als ontbonden te beschouwen. 216. Gebreken van «le verkochte zaak. — H. G. van der Hoven en de Bantjes Reet Goudmijn™1') bpkt. vs. J. G. Pansegrow. O. R. 1894. II. 118. De kooper van onroerend goed heeft geen verhaal op den verkooper wegens rechten door dezen verleend aan naburige eigenaars, die op uiterlijk waarneembare wijze worden uitgeoefend. 217. Marktmeester. — Leibenguth vs. Marktmeester van Pretoria. O. R. 1895. 41. Beslissing over verhouding van marktmeester tot kooper eh verkooper. 218. Rechten van derden tegenover kooper. — L. Lissack & Co. vs. The Sigma Building Co. O. R. 1897. 291. Rechten door verkooper aan derden verleend, doch niet als erfdienstbaarheid gevestigd, gelden niet tegenover kooper, die van de verleening onkundig was. 219. Lastgeving. — Coleman vs. Morkel. O. R. 1897.315. Beslissing over verbindbaarheid van verkoopcontract door lasthebber gesloten. 220. Periculum emtoris. — Arbell & Douglas vs. Nourse. O. R. 1897. 591. De kooper draagt het risico van het vervoer over zee van door hem gekochte muildieren. b. Huur en verhuur van zaken. 221. Ontbinding. — Loxton vs. Brayhirst. I. K. 33.1878. Ontbinding van huurcontract uitgesproken op vordering van verhuurder, omdat deze zelt dringend behoefte had aan het verhuurde.huis. 222. Benadeeling door derden. — 11 ex vs. Stamp. I. K. 63. 1878. Op grond van onrechtmatige daden van derden, die het genot van het gehuurde verminderen, heeft de huurder geen recht op huurvermindering of ontbinding dei huurovereenkomst. 223. Ontbinding. — Stamp vs. Rex. I. K. 147. 1879. Ontbinding van huurovereenkomst wegens verlating en verwaarloozing van het gehuurde door huurder. 224. Cessie van verhuurdersrechten. — Ontbinding. Brooks vs. Bond and The Cape Commercial Bank. 11. K. 1. 1881 (Holl. uitg. 1). Ook waar de verhuurder, eigenaar blijvende, aan den huurder overdraagt zijne aanspraken ter verzekering van hem door dezen geleend geld, kan hij op grond van niet nakoming van bedingen ontbinding vorderen. 225. Onderverhuring. — Eek hardt vs. Nol te. UI. K. 48. 1885. Ook de pachter van land kan zonder toestemming van den eigenaar het land onderverhuren of zijn pacht aan een ander overdoen. 226. Recht op mineralen. — Du Preez & Co. vs. Meyer and Van der Walt. III. K. 149. 1887. Een pachter van land voor landbouwdoeleinden heelt geen recht op mineralen en kan den eigenaar niet beletten een mijn pachtbrief te verkrijgen, indien hij niet in zijn genot gestoord wordt. 227. Waarborg van hoeveelheid water. — Bower vs. Dow & Co. III. K. 175. 1887. Beschouwingen over verplichting van den kooper van verhuurd goed ten aanzien van bedingen in het huurcontract, die een zekere mate van genot waarborgen. 228. Tijdsbepaling. — Lawley and otliers vs. Van Dijk. III. K. 246. 1888. Waar het contract een bepaalden dag aanwijst voor betaling van huur èn bij gebreke van betaling de huur laat vervallen, moet die tijdsbepaling streng in acht genomen worden. 239. Huur voor 99 jaren. — Collins n. o. vs. Hugo en de Standard Bank. Z. A. R. Rapp. 1893. 203. Het recht op standplaatsen verhuurd voor 99 jaren is een zakelijk recht, vatbaar voor hypotheek. 230. Betwisting van verhuurders eigendom. — Salisbury Goudmijnmii vs. Kliprivier Goud mij nm'i Z. A. R. Rapp. 1893. 213. De huurder heeft geen recht op ontbinding van het contract op grond dat de verhuurder geen eigenaar is van het verhuurde, indien hij niet in zijn genot is gestoord. 231. Huurders recht op boomen. — Houghton Estate G. M. Co. vs. F. S. MacHattie en W. S. Barrat. O. R. 1894. I. 98. De eigenaar kan den huurder niet beletten boomen door dezen geplant te hakken, behoudens des huurders verplichting tot herstel van den grond in den vorigen stand. 232. Procedure tot ontbinding. — W. E. Hollard vs. A. Bonamici. O. R. 1894. 11. 32. Vervallenverklaring van huurcontract kan niet van een rechter in camera gevraagd worden, zelfs niet, indien verval der overeenkomst ipso jure bij niet nakoming deiverplichtingen bedongen is. 233. Natrekking geldt niet bij huur. — R. Mclntyre vs. .). Johnston. O. R. 1895. 272. Waterpijpen door huurder in het gehuurde gelegd voor gebruik gedurende den huurtijd blijven roerend goed en mogen na afloop der huur door huurder meegenomen worden. 234. inschrijving grondboek. — Johannesburg Waterworks Co. vs. Registrateur van Akten. O. R. 1897. 101. Hen huur voor 99 jaren moet op verzoek van partijen in het grondregister ingeschreven worden. 235. Huur gaat voor koop. — T. W. Beckett vs. B. Gundelfinger. O. R 1897. 103. Een huurder, die tegenwoordig bij den verkoop van het verhuurde zijn rechten niet doet kennen, wanneer het bestaan daarvan ontkend wordt, verliest zijn rechten tegenover den nieuwen eigenaar. 230. Huur-koopcontract. — Meister vs. Per kina. O. R. 1897. 228. Een huur-koopcontract is een huur en geen koopovereenkomst. 237. Huur voor 99 jaren. — Brooks vs. Directeuren Corner Estate Co. O. R. 1897. 421. Ken huurcontract voor 99 jaren vestigt een zakelijk recht, op het verhuurde goed. C. Huua VAN DIENSTEN. — VERVOERCONTRACTEN. 238. Ontijdig ontslag. — Hak er vs. Saunders. I. K. 176. 1880. , , . Een lid van een ontbonden vrijwilligerskorps heett een actie tot schadevergoeding wegens ontijdig ontslag. 239. Beschadiging bij vervoer. — Welsh vs. Hernhard Cohen & Co. I. K. 192. 1880. De vervoerder is niet verplicht beschadigde goe eren tegen kostprijs over te nemen, maar alleen tot vergoeding der waardevermindering tengevolge van de beschadiging. 210. Vertraging. — Coventry Brothers vs. Kingsmill. 1. K. 203. 1880. Een vervoerder is verplicht tot schadevergoeding wegens onredelijke vertraging van de aflevering. 241. Beschadiging. — Ismael Mamojee & Co. vs. Du Pieez. 111. K. 42. 18S5. De verklaring in vervoercontract, dat goederen in goeden staat ontvangen zijn, betreft alleen den uiterlijk waarneembaren toestand der goederen. 242. Opzegging. — G. B. Davidson vs. E. H. Dunning. Z. A. R. Rapp. 1893. 76. Beslissing over opzegging van dienstbetrekking. 243. Vervoervoorwaarden. — II. J. en C. H. Zeeder berg os. Dames S. en D. Frank. O. R. 1894. 1. 125. Zonder uitdrukkelijk beding zijn bepalingen op de achterzijde van een billet, waarin de vervoerder zijn aansprakelijkheid beperkt, niet voor den reiziger, die zulk een billet neemt, verbindend. 244. Vervoerbepalingen. — Koloniale Gouvernementsspoor w egra'j vs. E. K. Green & Co. O. R. 1894. IV. 28. Op een vervoerovereenkomst is de lex loei contractus toepasselijk. 245. Ontijdig ontslag. — Hol lid ge vs. Mendelsohn en Blake. O. R. 1896. 140. Bij ontslag uit dienst zonder opzegging een maand vooraf, is behalve het reeds verdiende nog loon voor een volle maand verschuldigd. 246. Procureursloou. — Raubenheimer & BI ore vs. Osmond. O. R. 1897. 230. Een procureursrekening voor buitengerechtelijke bemoeiingen behoeft niet getaxeerd te worden. 247. Vervoervoorwaarden. — M. Herman vs. De Nederlandsch Z. Afrikaansche Spoorwegmii. O. R. 1897. 327. Het algemeen reglement voor het vervoer over spoorwegen goedgekeurd door den Uitvoerenden Raad op 10 Januari 1893 heeft geen kracht van wet. 248. Aansprakelijkheid van vervoerder.,— Meltzer vs. De Nederlandsch Z. Afrikaansche Spoorwegmii. O. R. 1897. 489. Behoudens bijzonder beding is de vervoerder ten volle aansprakelijk voor verlies of beschadiging van de ten vervoer aangenomen goederen. 24!). Aansprakelijkheid van vervoerder. — Commercial Union Co. vs. Geo. Heys & Co. O. R. 1897. 563. Beslissing over bewijslast van opheffing van aansprakelijkheid. Aanteekeningen. Diensthuur. — Wet 13 1880. Voor het reguleeren van de betrekkelijke regten en pligten van meesters, bedienden en leerlingen. Codex Jeppe bl. 790. d. Maatschap. 250. Ontbinding. — In re Coch and Nicholson. II. K. 201. 1884 (Holl. uitg. 233). Ontbinding uitgesproken wegens verdwijning van een der vennooten; benoeming van bewindvoerder. 251. Nakoming. — Cohen vs. B er man. O. R. 1897. 486. Een vennoot kan in rechten nakoming eischen van het vennootschapscontract tegen zijn medevennoot en schadevergoeding. 252. Onderlinge verplichtingen. — Matabele Syndicaat vs. Lip per t e. a. O. R. 1897. 50b. Leden van een syndicaat mogen de voordeelen door hen als zoodanig verkregen niet voor eigen rekening behouden, maar zijn daarvan rekening en verantwoording schuldig aan het syndicaat. e. Schenking. 253. Aanneming en inschrijving vau schenking. — Barrett vs. Executors of O'Neil. 1. K. 104. 1879. De aanneming van een schenking van land aan min- 6 (lerjarige kan door diens vader stilzwijgend geschieden. De begiftigde heeft tegen schenker een rechtsvordering tot nakoming ook al is de schenking niet ingeschreven. 254. Schenking door vader aan minderjarig kind. — Russell vs. Von Grassouw. I. K. 112. 1879. Een schenking van onroerend goed door vader aan kind door overschrijving van het goed bij koop door vader op naam van kind is geldig en onaantastbaar door schuldeischer van den vader. ƒ. Lastgeving. 255. Dagvaarding van lasthebber. — Ros man vs. Pre lier en De Villiers. I. K. 12. 1877. Een lasthebber kan als zoodanig in plaats van den lastgever, die afwezig is, gedagvaard worden, indien hij ook volmacht heeft om in rechten op treden. 256. Procureur's volmacht. — Leathern vs. Henderson and others. I. K. 46. 1878. Een procureur kan tegen uitdrukkelijken wil van zijn cliënt geen compromis aangaan en de daarop gevolgde uitspraak van scheidslieden moet nietig verklaard worden, daar ook de tegenpartij eischer's wil kende. 257. Onderlasthebber. — Compensatie. — Eer rei ra vs. Zeiler. II. K. 189. 1884. Tegenover lastgever kan een onderlasthebber zich niet ter compensatie beroepen op een vordering, die hij tegen den eersten lasthebber heett. 258. Recht op loon. — Mogg vs. Kemsley. III. K. 233. 1888. Een lasthebber tot verkoop is niet gerechtigd tot het bedongen loon, indien het door hem gesloten koopcontract nietig is. 25». Overschrijding. — Noyce vs. Gluyas. O. R. IS94. II. 58. De opdracht om iemand als aandeelhouder in een syndicaat te doen inschrijven sluit niet in de opdracht om het bedrag voor de genomen aandeelen te betalen. 260. Recht op loon. — Lamsden vs. Clark en anderen. O. R. 1895. 278. Een lasthebber is gerechtigd tot het bedongen loon indien hij volgens opdracht een overeenkomst met derden heeft gesloten, die echter tengevolge van het gedrag van den lastgever niet doorgaat. 261. Recht op loon. — Cordell & Cooke vs. Kershaw & Priest. O. R. 1895. 249. Een lasthebber tot verkoop is ook dan tot zijn loon gerechtigd, indien, nadat hij een eventueelen kooper met den lastgever in aanraking heeft gebracht, de verkoop zonder zijn verdere tusschenkomst tot stand komt. 262. Omvang. — J. E. P. Oestreich vs. J\ N. De Vil liers en C. Ueckermann Jr. ü. R. 1895. 258. Een algemeene lasthebber kan ook een borgtocht aangaan in 't belang van den lastgever. 263. Omvang. — Ex parte F. J. van Eden n. o. O. R. 1895. 361. .. Een algemeene lasthebber is bevoegd tot vrijwillige overgave van den boedel volgens art 2. Wet 21. 1880. 264. Herroeping. — L. Anker vs. M. Reuter. O. R. 1896. 136. Een lastgeving kan steeds door den lastgever worden herroepen, zoolang zij niet is uitgevoerd. 265. Verplichting van lastgever. — D. M. Kisch vs. Berrangé. O. R 1896. 159. De lastgever is verplicht redelijke uitgaven ter uitvoering van den last aan lasthebber terug te betalen. g. Borgtocht. 206. Uitstel van betaling. — Roe her vs. Grim beek. II. K. 79. 1883 (Holl. uitg. 93). Uitstel van betaling, aan hoofdschuldenaar verleend, ontslaat den borg niet. 267. Beneficium excussionis. — Goldschmidt n. o. vs. Kinnear. III. K. 1. 18S5. Afstand van het beneficium excussionis moet uitdrukkelijk geschieden. De borg kan zich niet op dat beneficium beroepen, indien de hoofdschuldenaar overleden of afwezig is. 268. Ontslag van borg. — Larkins and Green va. Bok n. o. III. K. 108. 1886. Een belangrijke wijziging in de verbintenis van den hoofdschuldenaar bevrijdt den borg. 269. Novatie. — G. C. Meijer vs. A. C. P. Coetzee. Z. A. R. Rapp. 1893. 35. Een nadere overeenkomst tusschen hoofdschuldenaar en schuldeischer, die den borg niet bezwaart, bevrijdt dezen niet. 270. Beneficium excussionis. — Amod Moussa vs. Loterij man & Co. O. R. 1894. IV. 36. Bij afwezigheid van den hoofdschuldenaar kan de borg zonder voorafgaande uitwinning van dezen aangesproken worden. 271. Omvang van borg's aansprakelijkheid. Strange n o. vs. Liquidateuren van de Repubhkeinsche en Koloniale Leening en Agentschapmaatschappij. O. R. 1894. IV. 80. u Een maatschappij, die zich bij advertentie borg stelt voor handelingen van haren secretaris, is ook aansprakelijk voor de door dezen beloopen boeten. 272. Stilzwijgend aangegane borgtocht. — e" Green n. o. va. Hugo en Hains n. o. O.K. lö»»- '• Een executeurskamer is ook zonder uitdrukkelijk beding als borg aansprakelijk voor de handelingen van haren secretaris als executeur. h. Arbitrage. 273. Vernietiging. — Bailey vs. Langerman. 111. K. 220. 1888. üe uitspraak van scheidslieden kan niet dan na bewijs van grove dwaling vernietigd worden. 274. Vernietiging. — New Primrose Gold mining Company ltd. vs. Sim nier and Jack q.q. Meijer. III. K. 241. 1888. Uitspraak van superarbiter vernietigd omdat deze partijen niet gehoord had. 275. Bevoegdheid. — W. Mor kei vs. J. Mol Ier. Z. A. R. Rapp. 1893. 233. Beslissing over bevoegdheid van scheidsrechter. 276. Nietigheid. — Van Boeschoten n. o. vs. Robertson. O. R. 1896. 246. Uitspraak van eindbeslisser nietig verklaard wegens afwijking van bij overeenkomst gestelde regelen. 277. Gewone actie. — Zuid-Afrikaansche Spoorwegm,J vs. New Primrose Gold mining Co. O. R. 1897. 146. Door een gesloten compromis wordt het recht tot het instellen eener gewone rechtsvordering opgeheven. 278. Gewone actie. — J. A. Fuchs en Annie Fuchs vs. New Zealand Insurance Company. O. R 1897. 411. Een arbitrage beding in een overeenkomst ontneemt het recht tot instelling eener gewone rechtsvordering. 279. Gewone actie. — Cary en Wren vs. Friggs. O. R. 1897. 414. Zelfde beslissing als vorige. 280. Gewone actie. — C. van Boeschoten n. o. vs. Eransch Belgische Maatschappij van den Noorder Spoorweg. O. R. 1897. 576. Een arbitrage beding in een concessie sluit niet uit de bevoegdheid tot instelling eener gewone rechtsvordering tot vernietiging dier concessie wegens bedrog. IX. BEWIJS. — VERJARING. — ESTOPPEL. a. Bewijs. 281. Bewijslast. — Dickson vs. Lee. O. R. 1897. 222. De bewijslast van de verandering in een contract rust op hem, die zich daarop beroept. 282. Overlegging van brieven. — Matabele Syndicaat vs. Lippert. O. R. 1897. 313. Vonnis tot overlegging door gedaagde in het proces niet alleen van de brieven als voorzitter van het syndicaat, maar ook als particulier geschreven en ontvangen. 283. Bewijs bij verstek. — E. Heineman vs. R. H. Heineman. O. R. 1897. 430. Bij niet verschijning van den gedaagde in een proces tot echtscheiding wegens overspel werden erkentenissen door gedaagde in andere rechtszaken gedaan als bewijs O O toegelaten. 284. Overlegging van boeken. — Troye Exploration Co. vs. Despland. O. R. 1897. 581. Zoolang de eisch in de dagvaarding nog niet gesteld is, kan een bevel tot overlegging van boeken niet gegeven worden; na dagvaarding echter wel. 285. Overlegging van papieren. — De Nederduitsch Hervormde Gemeente van Rustenburg vs. De Her- ■ vormde of Gereformeerde Gemeente van Rustenburg. O. R. 1895. 26. Bevel tot overlegging van papieren ter inzage van eischer reeds vóór dagvaarding. 286. Bewijslast. — E. A. Skeen vs. J. A. Kay. Z. A. R. Rapp. 1893. 245. , In casu rust op gedaagde de bewijslast, dat eischer geen bevoegd geneeskundige is. 287. Openlegging van stukken. — W. iï. Rog er s W-Het Gezondheidscomité van J ohan nesburg. O. tt. 1894. I. 46. Het Hof is bevoegd het openleggen van schrifturen te bevelen. Aanteekeningen. He wijski acht van afschriften. — Wet 5. 1892. L. W. 90/93 bi. 416 over bewijskracht van gewaarmerkte afschriften van openbare akten. b. Verjaring. 288. Edict van 1540. — S. H. van Diggelen vs. W e pene r. O. R. 1894. I. 38. De korte verjaring bepaald in art. 16 van het Placaat van Karei V van 1540 is in Zuid-Afrika van kracht en toepasselijk op het salaris van een wetsagent. 289. Edict van 1540. — Little vs. Rot h man. O. R. 1895. 265. In art. 16 van het Placaat van 1540 beteekenen de woorden «koopmanschap ter slete geleverd" goederen in 't klein en voor consumptie verkocht. 290. Licentiegeld. - Cardinaal m. Regeering der Zuid-Afrikaansche Republiek. O. R 1897. 2a4. I)e vordering tot betaling van licenfiegelden verjaart niet in een jaar. 391. Buitenlamlsche wet. — African Banking Corporation vs. Owen. O. R. 1897. 344. Een buitenlandsche wetsbepaling, volgens welke een vordering verjaard maar niet opgeheven is, belet niet die vordering in te stellen, ook al is zij overigens aan buitenlandse!) recht onderworpen. c. Estoppkl. 292. Toestemming. — Van Aardt vs. The Glasgow South African Co. III. K. 91. 188(5. Hij die toegestemd heeft in het voeren der procedure voor scheidsrechters op onregelmatige wijze, verliest daardoor het recht later op grond dier onregelmatigheden vernietiging van de uitspraak te vorderen. 293. Erkenning. — Groenewald vs. Meeser. O. R. 1894. II. 57. Hij die als lasthebber een cheque geendosseerd heeft, die later niet gehonoreerd werd en daarna door het doen van gedeeltelijke betalingen zijn persoonlijke aansprakelijkheid heeft erkend, kan, tot betaling van het saldo gedagvaard, zich niet op zijn hoedanigheid als lasthebber beroepen. 294. Stilzwijgen. — T. W. Beckett vs. B. Gun delfinge r. O. R. 1897. 103. De huurder van onroerend goed, die bij den openbaren verkoop van dat goed tegenwoordig, zonder protest de verklaring hoort doen, dat het goed niet verhuurd is, verliest zijn recht om zich tegenover den kooper op zijn huur te beroepen. 295. Omvang van volmacht. — Atrikanische Bergwerk und Handelsgesellschaft vs. Oppenheitner. O. R. 1897. 432. Wie het in de macht van zijne vertegenwoordigers gesteld heeft om goederen te vervreemden, kan tegenover een derden verkrijger die macht niet betwisten. 290. Omvang van volmacht. — Afrikanische Bergwei k und Handelsgesellschaft vs. De Cate 1 in en Muller n. o. O. R. 1897. 47 J. Wie aan zijn gemachtigde stukken in handen geeft, die zonder zijn medewerking kunnen vervreemd worden, kan tegenover een hona tide pandneiner het beschikkingsrecht van den gemachtigde niet betwisten. X. HANDELSRECHT. a. Wissels, Promessen en Cheques. 297. Noteering. — Meintj es vs. Mein tj es. I. K. 252.1881. Ook in oorlogstijd moet een promesse bij wanbetaling genoteerd worden. 298. Plaats van protest. — Krige vs. Clarke & Co. II. K. 13. 1881. (Iioll. uitg. 16). Een promesse volgens haar inhoud betaalbaar op een bepaalde plaats, moet aldaar geprotesteerd worden. 299. Provisioneele vordering. — Ferris vs. J. P. and J. E. Mears and Preller and üe Villiers. II. K. 72. 1883. (Holl. uitg. 83). Bij vordering van provisioneel vonnis op grond van promesse moet aanbieding bewezen worden. 300. Endossement. — Ferris vs. Ezerman & Vogel. II. K. 101. 1884. (Holl. uitg. 117). De plaats waar een endossement op een promesse geschreven wordt is onverschillig. 301. Vervallen promesse. — Zeiler vs. Mears. 111. K. 1(>. 1885. Hij, die houder wordt eener promesse na den vervaldag, treedt in de rechten van zijn naasten voorganger. 302. Promesse niet aan order. — Jagger vs. Duncan. III. K. 214. 1887. Een promesse niet aan order kan door endossement overgedragen worden, doch de houder wordt dan enkel cessionaris, wien alle excepties tegen den nemer tegengeworpen kunnen worden. 303. Plaats van betaling. — Adler vs. Brown. III. K. 219. 1888. Waar onderteekenaar van promesse van Kaapstad naar Johannesburg verhuisd was en de promesse niet volgens haar inhoud, maar alleen volgens aanteekening in een hoek te Kaapstad betaalbaar gesteld is, werd provisioneel vonnis tegen den onderteekenaar uitgesproken. 304. Rechten van houder. — Meintjes vs. Liebenburg. III. K. 226. 1888. Tegenover den houder van een promesse, voor den vervaldag geendosseerd, kan de onderteekenaar zich niet beroepen op een betaling ten vervaldage aan den nemer gedaan. 305. Endossement q. q. — C. Lewis vs. L. C. van Diggelen. Z. A. R. Rapp. 1893. 29. De houder van een promesse krachtens endossement van gemachtigde moet volmacht bewijzen. 300. Uitbetaling van cheque aan niet rechthebbende. — Bank van Afrika vs. Evelyn Goudmijn-maatschappij Beperkt. O. R. 1894. I. 30. Wanneer een cheque te goeder trouw aan een niet rechthebbende wordt uitbetaald ten gevolge van de gebrekkige omschrijving daarin van den waren rechthebbende, moet de trekker het verlies dragen. 307. Consideratie. — Liquidateur der Republikeinsche en Koloniale Leening en Agentschapmaatschappij vs. Eustace en Daly. O. R. 1894. 1. 122. Een promesse, waarvoor de houder weet, dat de onderteekenaar geen waarde ontvangen heett, levert geen rechtsvordering tot betaling op. 308. Rechten van houder. — Niebuhr vs. Rabe. O. R. 1894. IV. 17. .... Beslissing over dagvaarding als gemachtigde en in piive. 309. Regres. — H. L. Scholtz vs. S. H. van Niekerk. O. R. 1895. 240. Een vroegere endossant, die betaald heeft, heeft zonder bewijs van uitdrukkelijke overeenkomst daartoe, geen verhaal op een volgenden endossant. 310. Endossement. — Gordon Mitchell & Co. vs. Gold- smith. O. R. 1895. 246. Een promesse overgedragen, ten einde uit de opbrengst schulden van den endossant te betalen, kan niet in beslag genomen worden onder den houder door schuldeischer van endossant. 311. Betaling. — Crowder vs. Brennan n. o. O. R. 1896. 157. Een promesse in t bezit van een houder wordt vermoed niet betaald te zijn. 312. Consideratie. — Grant vs. Seelig. O. R. 1897. 321. Bewijs toegelaten dat voor een promesse geen waarde werd genoten. 313. Respijtdagen. — Protest.— Scorgie vs. Smit. II. K. 21. 1882. (Holl. uitg. 24). Een promesse moet, om het verhaal tegen endossanten te behouden, binnen de respijtdagen van wanbetaling geprotesteerd worden. b. Firma. — Syndicaat. 314. Leden. — P. J. Joubert vs. Voss Bros. Z. A. R. Rapp. 1893. 231. De leden persoonlijk zijn aansprakelijk voor de schulden van een syndicaat. 315. Onderlinge verhouding. — J. D. Celliers vs. C. Ziervogel. Z. A. R. Rapp. 1893. 257. Een lid van een syndicaat heeft voor door hem voldane schulden verhaal op zijn medeleden. 31G. Onderlinge verhouding. — Hu go n. o. en Hains n. o. vs. Magaliesberg Syndicate. Z. A. R. Rapp. 1893 257 Beslissing over uitgaven voor rekening van syndicaat en invloed van overlijden van een der leden. 317. Proceskosten. - Sivewright vs. Meijer. O. R. 1894. L 80. . , Leden van een syndicaat tegelijk als zoodanig gedagvaard, worden voor de berekening der hun te vergoeden proceskosten als een partij beschouwd. 318. Bevoegdheid van vennoot. — H. Scholtz vs. Registrateur van Acten. O. R. 1S94. I. 118. Een firmant kan namens firma toestemmen in de doorhaling eener hypotheek. 319. Hoofdelijkheid. — Charles Maidment vs. Nabob Goudmijnmaatschappij Beperkt. O. R. 1894. III. 60. De leden van een syndicaat zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden. 320. Leden. —Curatoren van het Barberton Prospeoting Syndicate vs. Dr. Veal. O. R. 1894. IV. 21. Beslissing over aansprakelijkheid van syndicaatsleden in geval van failissement. 321. Ontbinding. — Schurink vs. Schurink. O. R. 1895. 66. Het Hof kan op verzoek van een der firmanten een firma ontbinden. 322. Lidmaatschap. — Geo Anderson vs. M. Royce. O. R. 1895. 367. Beslissing, (lat uit zekere bewezen feiten niet volgt, dat gedaagde lid is van een firma. 323. Dagvaarding. — Harvey vs. Lucas. O. R. 1896. 83. Alle leden van een syndicaat moeten als eischers of als gedaagden in rechten optreden. c. Vennootschap op aandeet,en. 324. Rechtspersoonlijkheid. — Cape Commercial Bank vs. Schröder & Co. I. K. 16J. 1879. Een niet als rechtspersoon erkende vennootschap kan niet door tusschenkomst van haar bestuurder in rechten optreden. 325. Inlichtingen. — Rut herford vs. Dor nier. Z. A. R. Ripp. 1893. 255. Een aandeelhouder heeft een rechtsvordering tot verkrijging der inlichtingen, waarop statuten recht geven. 326. Vergadering van aandeelhouders.— Ex parte E. Rhind en B. Mijers. O. R. IS94. I. 28. Bij gebreke van bestuurders en van voorziening in dat geval door statuten, bepaalde een rechter in camera een dag en plaats voor een vergadering van aandeelhouders. 327. Aandeelhouder. — .1. Hissik vs. De Liquidateuren der Olifantsvlei Goudmijn maatschappij. O. R. 1894. 111. 6. Aandeelhouder wordt men niet voor kennisgeving van de toewijzing der verzochte aandeelen. 328. Bevoegdheid van algemeene vergadering. — ). J. Lace vs. Modderfontein Goudmijnmaatschappij. O. R. 1894. III. 34. Een voorstel in wezen verschillende van dat, waarvoor een vergadering van aandeelhouders is opgeroepen, kan op die vergadering niet geldig behandeld en aangenomen worden. 329. Oproeping tot storting op anudceleii. — Ex parte de Liquidateuren der Republikeinsche en Koloniale Leening en Agentschapmaatschappij. O. R. 1894. III. 49. Alvorens gerechtelijke maatregelen tegen hen kunnen worden genomen, moeten aandeelhouders per aangeteekenden brief worden uitgenoodigd tot storting op hunne aandeelen. 330. Liquidatie. — Ex parte de Liquidateur van de May Deep Level Goudmijnmaatschappij. Bpkt. O. R. 1894. III. 52. Bij gebleken onmogelijkheid om een voldoend aantal aandeelhouders bijeen te roepen tot het besluiten tot liquidatie eener vennootschap, gaf het Hof bevel tot liquidatie. 331. Reconstructie. — Ex parte Liquidateuren der Birthday Goudmijnmaatschappij. O. R. 1894. III. 58. Openbare kennisgeving aan belanghebbenden bevolen, alvorens een plan van reconstructie te bekrachtigen. 332. Aandeelencertificaat. — Liquidateuren der 01 ifantsvlei Goudmijnmaatschappij vs. H. B. Marshall. O. R. 1895. 68. Beslissing over beteekenis van een aandeelencertificaat. 333. Vergadering vau aandeelhouders. — F. Mosenthal cs. Liquidateuren van de Nooitgedacht Victoria Goudmijn maatschappij. O. R. 1895. 78. Beslissing /over bevoegdheid van aandeelhoudersvergadering in verband met de agenda. 334. Directeuren. — T. A English en M. Devenish os. De Liquidateuren der New Rietfontein Deep Level Gold Mining Co. O. R. 1895. 343. Directeuren eener naamlooze vennootschap, die tevens aandeelhouders zijn, hebben als zoodanig gelijk stemrecht, als andere aandeelhouders. 335. Naamsverandering. — Ex parte H. L. Schol tz n. o. O. R. 1895. 365. Bij naamsverandering eener ingelijfde maatschappij is geen overschrijving van onroerend goed op nieuwen naam vereischt, ten einde dat goed te kunnen vervreemden. 336. Vergadering van aandeelhouders. — Cohen en hhrlich vs. De Witwatersrand G. M. Maatschappij. O. R. 1895. 381. De vergadering van aandeelhouders is niet bevoegd voorstellen te behandelen en goed te keuren afwijkende van die, opgenomen in de oproeping. 337. Obligatiehouders. — Creewel vs. Johannesburg Turfclub. O. R. 1897. 236. Een besluit der meerderheid van de obligatiehouders is verbindend voor de minderheid, indien dat in de voorwaarden der geldleening bepaald is. 338. Statutenwijziging. — S. A. Tucker vs. Middel vlei Black reef Prospecting and Developing Syndicate. O. R. 1897. 365. De vergadering van aandeelhouders heeft het recht de statuten te wijzigen. Aanteekeniiigen. 1. Beperking van aansprakelijkheid. — Wet 5. 1874 »Ter beperking van de verantwoordelijkheid der leden van zekere maatschappijen" Cod. Jeppe bl. 58'2; en Wet 1. 1891. Loc wetten 90/93, bl. 135. 2. Inlijving (Erkenning als rechtspersoon). — Wet 6. 1874 »Ier inlijving van maatschappijen". Cod. Jeppe bl. 590. cl. Vebzekering. 339. Polisvoorwaarde. — De South African Mre Insurance Co. vs. Duns tan. O. R. 1894. III. 30. Waar volgens polis alle aanspraak vervalt bij bedrieglijke opgave van geleden schade, kan ook de werke- \ lijk geleden schade niet van den verzekeraar gevorderd worden. 340. Polisvoorwaarde. — Van Buuren & Co. vs. Caledonian Insurance Company. O. R. 1896. 75. Ten einde volgens polisvoorwaarde alle aanspraak vervallen te doen achten, moet de kwade trouw in het opgeven van geleden verliezen duidelijk bewezen worden. Aanteekeningen. Verzekeringmaatschappijen. — Wet 12. 1892. Loc. Wetten 90/93 bl. 466 sTot regeling van de bezigheid van assurantie-maatschappijen in de Zuid-Afrikaansche Kepubliek". XI. FAILLISSEMENT EN BOEDELAFSTAN1). a. Buitenlandsch faillissement. 341. Vorderingsrecht. — De Hart vs. Steyn. I.K. 132.1879. De schuldeischer van een in 't buitenland gefailleerde kan zijn vordering niet in Transvaal tegen den schuldenaar in rechten invorderen. 342. Recht op roerend goed. — Ex parte Celliers n. o. II. K. 102. 1884. (Holl. uitg. 118). Een buitenslands benoemd curator heeft recht op de roerende goederen van den boedel, die zich in Transvaal bevinden. 343. Erkenning. — Max Heilbut & Co. vs. J. C. Mitchel n. o. O. R. 1894. II. 26. Na faillietverklaring in 't buitenland kan dezelfde persoon niet in Transvaal failliet verklaard worden. 344. Rehabilitatie. — Dy er vs. Carlis. O. R. 1897. 91. Rehabilitatie van een gefailleerde tirma in 't buitenland belet dagvaarding van een der firmanten in Transvaal voor een schuld der firma. 345. Rehabilitatie.— In re Percy Hope. 111. K. 25. 1885. Een vordering, die door rehabilitatie in 't buitenland verleend te niet is gegaan, kan in een in Transvaal uitgesproken faillissement niet erkend worden. Aanteekeningen. Faillissement. — Wet 13. 1895. Loc. wetten 95 bl. 73 slnsolventiewet". b. Procedure tot faim,ietverki,aking. 34(>. Volmacht. — Ex parte Comforth. II. K. 82. 1883. (Holl. uitg. 96). De houder eener algemeene volmacht is bevoegd de faillietverklaring van zijn volniachtgever aan te vragen. 347. Daad van insolventie. — Dell vs. McMattie. 11. K. 113. Ih84. (Holl. uitg. 130). Voorafgaande vordering van betaling door baljuw is noodig, ten einde het niet voldoen aan een vonnis tot een daad van insolventie te maken. 348. Appel. — Du Plessis vs. Wentzel. Z. A. R. Rapp. 1893. 249. Van het vonnis, waarbij faillietverklaring geweigerd is, is hooger beroep mogelijk. 349. Daad van insolventie. — De Hypotheekbank vs. R. A. Colquhoun. O. R. 1894. I. 89. Feitelijke beslissing in hooger beroep, dat gedaagde een daad van insolventie gepleegd heeft. 350. Eigen aangifte. — E. S. Eord vs. L. Bacchioni e. a. O. R. 1894. II. 16. Verzoek tot faillietverklaring door schuldenaar geweigerd wegens geringheid van baten. 351. Dagvaarding. — Bid en en Shiel vs. G ra ham en Clarke. O. R. 1894. II. 19. De dagvaarding tot faillietverklaring moet door een advocaat en den griffier van het Hof onderteekend worden. 352. Bevoegdheid tot dagvaarding. — Roussouw en Celliers vs. Stonestreet. O. R. 1894. III. 59. Twee crediteuren, wier gezamenlijke hoofdelijke vordering minder dan L 100 beliep, gerechtigd verklaard tot dagvaarding tot faillietverklaring. 353. Eigen aangifte. — Hu go e. a. vs. P. G. Straus. O. R. 1895. 36. Beslissing over faillietverklaring op eigen aangifte. c. Handelingen van insolvent voor en na faillietverklaring. 354. Schenking. — D'Arcy n. o. vs. Farrel and Jocks. II. K. 11. 1881. (Holl. uitg. 13). Nietigheid van schenking uitgesproken op grond van art. 83 van Wet 21 van 1SS0. 355. Rechtsvordering. — Van der Veen vs. 1'ranken. III. K. 76. 1886. Volgens artt. 24 en 49 der Insolventie wet is de insolvent niet bevoegd tot dagvaarden wegens beleediging. 35B. Verzet tegen erkenning.— Hollard vs. The Mas ter. III. K. 180. 1887. Zonder verlof van den rechter kan de insolvent geen verzet doen tegen erkenning van vorderingen. 357. Contemplatie van insolventie. — Curatoren in den insolvente n boedel van Daly vs. C. Roe her. Z. A. R. Rapp. 1893. 106. Feitelijke beslissing over contemplatie van insolventie bij een overeenkomst van insolvent. 358. Beheer \an goederen. — Curatoren van Mears vs. Bank van Afrika. Z. A. R. Rapp. 1893. 268. Teruggaaf van pand aan insolvent is onwettig en geeft recht op schadevergoeding. 359. Bevoegdheid. — G. H. Poole vs. W. Walker. O. R. 1894. IV. 98. Beslissing over herkrijging van handelingsbevoegdheid door den insolvent. 360. Contemplatie van insolventie.— Liquidateuren \an de Republikeinsche en Koloniale Leening en Agentschap maatschappij vs. Natal Bank. O. R. 1894. IV. 99. Feitelijke beslissing over contemplatie van insolventie. 361. Bevoordeeling van een schuldeischer. — Somers n. o. vs. Lange. O. R. 1895. 262. Vonnis tot teruggave aan boedel van door insolvent aan een crediteur verkochte goederen ter voldoening van diens vordering, zijnde insolvent's vermogen tijdens dien verkoop reeds ontoereikend tot betaling zijner schulden. 362. Rechtsvordering. — S. Lazarus vs. H. en .). Israël. O. R. 1896. 162. Een ongerehabiliteerd insolvent kan niet als eischer in rechten optreden. d. Curator. — Vereffening van den boedei.. 363. Verpanding van goederen. — A. C. Romijn n. o. vs. De Nationale Bank. Z. A. R. Rapp. 1893. 5b. Een provisioneel curator is niet bevoegd tot verpanding van goederen des boedels. 364. Beheer van gelden. — Beckett, Mijn hardt e. a. vs. Curatoren van den insolventen boedel van Roth. Z. A. R. Rapp. 1S93. 220. Boete bepaald bij art. lül van Wet 21 van 1880 toegepast op curator wegens niet belegging van boedelgelden in een bank. 365. Loon. — D. Mac Coll n. o. vs. J. H. Rainier. Z. A. R. Rapp. 1893. 2S0. Een provisioneel curator is gerechtigd tot een billij e belooning. 366. Huurcontract. — J. W. S. Langer man n. o. vs. R. W. Evans n. o. Z. A. R. Rapp. 1893. 295. Bij ontbinding van huurcontract door insolventie van huurder, heeft de boedel recht op vergoeding voor aangebrachte verbeteringen. 367. Yerlot' tot handeldrijven. — Standard Bank vs. H. Salinger. O. R. 1894. I. 90. Na wettig verleend verlof tot handel drijven aan een ongerehabiliteerd insolvent, kan elk crediteur op later verkregen goederen van den insolvent zijn onvoldane vordering verhalen. 368. Uitdeelingslijst. - Struben vs. Mol Ier. O. R. 1894. IV. 1. Na verloop van den daarvoor bepaalden tijd kan geen bezwaar tegen uitdeelingslijst ingebracht worden. 369. Opheffing van faillissement. — Ex parte A. F1 et- cher. O. R. 1895. 1. 35. Waar na verloop van meer dan zes maanden na faillietverklaring geen crediteuren waren opgekomen, werd aan insolvent ontslag uit insolventie verleend. 370. Aansprakelijkheid van curator. — De Na tal Bank vs. Langerman. O. R. 1895. 82. Een crediteur, die zijn medewerking verleend tot een plichtverzuim van den curator, verliest zijn verhaal tegen dezen. 371. Benoeming van curator. — Ex parte t. J. Mol Ier. O. R. 1895. 115. Benoeming van provisioneelen curator tot curator door het Hof', waar uit de omstandigheden bleek, dat de crediteuren geen wettige benoeming zonden doen. 372. Verzet tegen benoeming van curator. — Hugo, Theron en Malherbe vs. F. J. Moller. O.R. 1895. 164. Na verloop van den tijd in art. 40 van Wet 21 van 1880 daarvoor bepaald, kan geen verzet tegen de benoeming van een curator gedaan worden, behalve op grond van gepleegd bedrog. 373. Kosten. — Ballot n. o. vs. Curator van J. H. Stroebel. O. R. 1897. 234. Onder faillissementskosten zijn ook begrepen de kosten van verdediging tegen een verzoek tot insolventverklaring. 374. Niet opkomst van crediteuren. — Ex parte Meester van het Hof re Insolventen boedel van J. W. Schmidt. O. R. 1897. 447. Beslissing over de vraag, hoe gehandeld moet worden, als na oproeping geen schuldeischers in een insolventen boedel opkomen. 375. Kosten. — Rolfes Nebel & Co. vs. F. Norris. O. R. 1897. 469. Kosten van voorloopige sequestratie te dragen door den verzoeker. XII. MIJNWETGEVING. — OCTROOIWET. u. Mijnconcessie en mijnpacht. 376. Rechten van derden. — Gil baud & Co. vs. Walker and others. II. K. 82. 1883 (Holl. uitg. 97). Na verleening van concessie mogen derden geen claims meer afpennen of delven. 377. Rechten vau derden. — Cohen Goldschmidt& Co. vs. Stanley and Ta te. II. K. 133. 1884. (Holl. uitg. 154). üelvers op 'toogenblik der concessieverleening werkzaam, zijn gerechtigd tot schadevergoeding door concessionaris, maar niet tot voortzetting van hun delverswerkzaamheden. 378. Schadevergoeding. — Boyne and Nightingale vs. Spitskop Goldmining Co. III. K. 93. 1886. Het Hof is bevoegd de door de Regeering vastgestelde schadevergoeding aan delvers te verminderen. 379. Mijnpacht. — J. R. Rothwel vs. New Rietfont e i n Goudmijnmaatschappij e. a. Z. A. R. Rapp. 1893. 178. Beslissing overdagteekening en verleening van mijnpacht. 380. Bevoegdheid. — De United Langlaagte Goudin ij nm'j vs. Den Staat e. a. O. R. 1894. 1. 54. Het Hof is bevoegd een proclamatie der Regeering, waardoor inbreuk wordt gemaakt op de rechten des grondeigenaars op een mijnpacht te vernietigen. 381. Recht op mijnpacht. — Latham vs. Leyds n. o. e. a. O. R. 1896. 207. > Aanzoek om verleening van mijnpachtbriet maakt afpenning door derden ongeldig. b. Openzetting en si,uiting van gronden. 382. Bevoegdheid tot sluiting. — J. J. YV illiams vs. Gelhuis Goudmijnm'j en den Staat. Z. A. R. Ripp. 1893. 176 en 271. Uitlegging van art. 60 van Wet 18 van 1892. 383. Sluitingsproclainatie.— Eloff vs. Mijncommissaris van de Witwatersrand Goudvelden. O. R. 1895. 393. Voordat sluitingsproclamatie in werking is getreden, is afpenncn van claims geoorloofd. 384. Gouvernementsgrond. — R. Blake vs. Dr. W. J. Leyds n. o. en P. R. Viljoen n. o. O. R. 1896.284. Gronden door Regeering vervreemd na proclamatie, waarbij Gouvernementsgronden opengesteld zijn, vallen niet onder die proclamatie. 385. Intrekking van proclamatie. — Brown vs. Leyds n. o. en anderen. O. R. 1897. 26. Een proclamatie, waarbij gronden zijn opengesteld, kan alleen door een latere proclamatie geheel of ten deele ingetrokken worden; een Volksraadsbesluit waarbij onwettige handelingen der Regeering bekrachtigd worden, is niet verbindend. 386. Berusting in onwettige handeling. — Louw vs. Mijncommissaris van Jo h a nnesburg. O. R. 1896. 267. Berusting in eene onwettige weigering van licenties aangenomen, waar eischer zijn rechten eerst deed gelden, nadat een sluitingsproclamatie in werking was getreden. 387. Werfgrondeu. — Rautenbach vs. Goldfields Deep ltd. en den Mijncommissaris van Johannes- burg. O. R. 1897. 190. Werfgronden moeten in de proclamatie uitdrukkelijk voorbehouden worden. 388. Werfgronden. — Skinner vs. Wolmarans en South west Rand Mines bpkt. O. R. 1897. 298. Feitelijke beslissing, of in zekere proclamatie werfgronden voorbehouden zijn. c. Rkciitën van den grondeigenaar. — Licenties. Afpennen van claims. 389. Wanbetaling van licenties. — Moolman and Coetzee vs. Schaffe and Drury. III. K. 158. 1887. Wanbetaling van licentie-gelden voor claims, maakt die claims tot open grond volgens Goudwet 1885. 390. Kocht op licentiegelden. — Kr aft vs. Bok n. o. arul the Witwatersrand G. M. Co. lil. K. 168. 1887. De huurder van des eigenaars mijnrechten heeft geen recht op dat deel der licentiegelden, hetwelk den eigenaar volgens de Goud wet toekomt na proclamatie van zijn grond. 391. Afpennen.— Madeline Reef Syndicate vs. Co etzee and others. 111. K. 206. 1887. Onder de Goud wet van 18S5 is het geoorloofd eerst claims af te pennen en dan de licenties te betalen. 392. Afstand van mijnrechten. — Kriegler and others vs. l)u Preez and others. 111. K. 216. 1888. Feitelijke beslissing, dat zeker contract geen afstand van mijnrechten inhoudt. 393. Afstand van mijnrechten. — McDonald vs. Versfeld. III. K. 234. 1888. Het Vdlksraadsbesluit van 12 Aug. 1886 maakt onderhandschen afstand van mijnrechten nietig. 394. Afpennen. — Humphries vs. My ncom missaris van Heidelberg en S ymon en Lys. Z. A. R. Rapp. 1893. 43. Onder Goudwet van 1892 is het geoorloofd eerst claims af te pennen en dan licenties te betalen. 395. Art. 61° Goudwet 1892. — J. Rae vs. Mij ncom missaris van Johannesburg. Z. A. R. Rapp. 1893. 190. Beslissing over toepassing van dit wetsartikel. 396. Afpennen. — G. Blo ra field vs. De Mij ncom missaris van Johannesburg n. o. en F. Bezuidenhout. O. R. 1894. I. 132. Onder de Goudwet van 1892 is afpennen van claims zonder voorafgaande licenties onwettig. 397. Procuraties. — A. .1. Sylvester vs. E. Jacobs. O. R. 1894. I. 20. Wie aanspraak maakt op claims, die door een ander op grond van onwettige procuraties zijn atgepend, moet aantoonen, dat de door hem geeischte claims juist die zijn, waarvoor geen wettige procuraties aanwezig zijn. 398. Rechtop steenen. - Bezuidenhout va. Worcester Goudmijnmii. O. R. 1894. II. 1*20. Niet goudhoudende steenen in den loop der ontginning opgedolven behooren aan den mijnontginner en niet aan den grondeigenaar. 399. Grondeigenaar. — Gaufiw. Modderfontein G o u dmijnm'j. O. R. 1895. 18. De grondeigenaar kan niet door een tusschen persoon meer claims verkrijgen, dan waarop hij recht heeft. 400. Grondeigenaar. — Maatschappij. — I1 rische vs. Modderfontein Goudmijn"1'-) en den Mijncommissaris van Boksburg. O. R. 1895. 309. Een grondeigenaar kan bij proclamatie van zijn plaats op dezelfde wijze als andere personen claims verkrijgen ; een maatschappij kan dit doen door tusschenkomst van een lasthebber. 401. Procuraties. — Underwood vs. Barnato bro9. en den M ij nc'oniinissaris van Boksburg. O. R. 1896. 48. De wetsbepaling dat procuraties slechts eenmaal kunnen gebruikt worden, geldt ook, waar de op die procuraties verkregen claims vervallen zijn. 402. Afpennen. — Dawe vs. Cordeaux en den verantwoordelijken klerk van Doornkop. O. R. 1896. 181. Wie bona fide meer claims afpent, dan waarvoor zijn licenties toereikend zijn, heeft op het meerdere geen recht boven een tweede wettige afpenning. 403. Afpennen. — Neubauer vs. Van Diggelen en Wilson. O. R. 1896. 186. Zelfde beslissing als in de vorige zaak. 404. Afpennen. — Berriman Syndicate vs. Simpson. O. R. 1896. 191. Niet toepassing van de bij wet voorgeschreven wijze van afpenning te goeder trouw en zonder benadeeling van anderen, heeft geen verlies der afgepende claims ten gevolge. 405. Vervallen claims. — Dyer vs. Neuberger en den verantwoordelijken klerk van Doornkop. O. R. 1896. 254. Volgens art. 89 wet 19 van 1895 worden vervallen O claims open grond. 400. Procuraties.— Laurie vs. Beadon. O. R. 1896. 296. Verzuim van indiening van procuraties maakt de afgepende claims tot open grond. 407. VerTallen claims. — Van Rijn G. M. Estate ltd. en de Mijncommissaris van Boksburg vs. Coo- per. O. R. 1897. De Regeering kan ook anders dan bij verkoop over vervallen claims beschikken. 408. Schadevergoeding- — Elias Syndicate vs. Leyds n. o. en den verantwoordelijken klerk van Doornkop. O. R. 1897. 337. Beslissing over de berekening van schadevergoeding wegens niet geleverde claims. d. Rechten en verplichtingen \an claim- en standplaats houders. 409. Art. 63 Gondwet 1891. — B. Vors ter vs. J. R. BI en- co we. Z. A. R. Rapp. 1893. 167. Niet nakoming der bepalingen van dit artikel heett geen verlies der claims ten gevolge. 410. Standsdorp. — De Main Reef Company vs. A. Ford. Z. A. R. Rapp. 1893. 194. De eigenaar van een standsdorp is niet verplicht standplaatsen te registreeren. 411. Verlies van rechten. — Schweizer's Claimholders Rights Syndicate vs. Rand Exploring Syndicate. O. R. 1896. 163. Door niet tijdig te protesteeren tegen weigering van licentievernieuwing gaat aanspraak verloren. 412. Standplaatsen. — Auret vs. City and Suburban G. M. Cy. O. R. 1896. 222. Niemand kan standplaatsen verkrijgen op claims van derden. 413. Bezitrecht. — Wilson vs. Consolidated Goldfields en anderen O. R. 1897. 111. Beslissing omtrent rechtskracht van een certificaat van bezitrecht. 414. Onregelmatigheden. — Hofmeyr vs. Luipaardsvlei Estate and G. M. Cy. O. R. 1897. 454. Beslissing over dekking van onregelmatigheden in het verkrijgen van een waterrecht. e. Bevoegdheid van den Mijncommissaris. 415. Mijncommissaris. — J. Niccolls vs. Leyds n. o. Z. A. R Rapp. 1893. 173. O. R. 1895. 427. Art. 28 der Goud wet van 1892 geeft geen bevoegdheid aan den Mijncommissaris tot openhouden van grond voor huizenbouw. 416. Mijncommissaris.' — Kemp in vs. Den Mijncommissaris van Boksburg e. a. O. R. 1895. 323. Art. 28 der Goudwet van 1892 geeft den Mijncommissaris de bevoegdheid tot openhouden van grond voor waterrechten. 417. Mijncommissaris. — Carlis vs. Den Mijncommissaris van Klerksdorp. O. R. 1895. 425. Art. 28 der Goudwet van 1892 geeft den Mijncommissaris geen bevoegdheid tot openhouden van giond met het oog op de toekomstige uitbreiding van een dorp. 418. Mijncommissaris. — Weyland vs. den Mijn commissaris van Boksburg. O. R. 1897. 187. Beslissing over bevoegdheid van den Mijncommissaris tot het openhouden van grond voor standplaatsen en wegen. 419. Mijncommissaris. — Gezondheidscomité van lo- hannesburg vs. Hockley. O. R. 1897. 247. Volgens instructies van de Regeering heeft de Mijncommissaris de bevoegdheid zekere gedeelten van opengestelde plaatsen niet afpenbaar te verklaren. 420. Mijncommissaris. — George vs. Leyds n. o. en den Mijncommissaris van Johannesburg. O. 1897. 261. Zelfde beslissing als in de vorige zaak. 421. Mijncommissaris. — Homberger vs. Den Mijncommissaris van Johannesburg. O. R. 1897. 270. Feitelijke beslissing dat de Mijncommissaris zonder voldoenden grond licenties geweigerd heeft. 422. Mijncommissaris. — De Mijncommissaris van Boksburg vs. J. B. Robinson. O. R. 1897. 466. Tegen de beslissing van den Mijncommissaris om licenties te weigeren staat als rechtsmiddel beroep op het Hof open. f. Octrooi wet. 423. Inbreuk op octrooi. — Andrew vs. De Robinson Goudmij «maatschappij. O. R. 1894. II. 5. Tegen den houder van een octrooi, die een rechtsvordering instelt wegens inbreuk daarop, is het bewijs toegelaten dat de houder niet de eerste uitvinder is. 424. Licentiehouder. — The African Gold Recovery Company vs. Lace en Thompson. O. R. 1894. II. 110. De licentiehouder is niet gerechtigd de geldigheid van het octrooi te betwisten. 425. Vernietiging van octrooi. — James Hay vs. The African Gold Recovery Company. O. R. 1894. IV. 23. Feitelijke beslissing op een vordering tot vernietiging van een octrooi. 426. Verbetering van octrooibrief. — James Hay vs. The African Gold Recovery Cy. O. R. 1895. 213. Hangende een rechtsvordering tot vernietiging van een octrooi, kan geen verandering in den octrooibrief toegestaan worden. 427. Vernietiging van octrooi. — James Hay vs. The African Gold Recovery Cy. O. R. 1896. 338. Feitelijke beslissing op een vordering tot vernietiging van een octrooi. Xlll. RECHT, RECHTER EN WET. a. Internationaal privaatrecht. — Gewoonte-recht. 428. Gewoonte-recht.— Zeiler vs. Weeber. I. K. 17. 1878. Beschouwingen over gewoonte-recht en afschaffing van wet door gewoonte. 429. Buitenlandsch vonnis. — Faure vs. Armstrong and others. II. K. 158. 1SS4. (Holl. uitg. 183). Een buitenlandsch vonnis kan niet in Transvaal uitvoerbaar verklaard worden. 430. Buitenlandsch vonnis. — N. B. S m u t s & Co. vs. R. H. Bol man. O. R. 1897. 280. Feitelijke beslissing, dat op grond van het onderhavige buitenlandsche verstekvonnis niet kan gedagvaard worden in Transvaal. 431. Buitenlandsch vonnis. — G. de C. Mac Cartie vs. F. H. Bromwich. O. R. 1897. 403. Een eisch gegrond op een buitenlandsch vonnis kan bestreden worden met een beroep op de onbevoegdheid van den buitenlandschen rechter. 432. Buitenlandsch vonnis. — Maxwell & Earp vs. Benjamin. O. R. 1897. 498. Waar volgens buitenlandsch recht een bij vonnis toegewezen bedrag rente draagt, moet die rente ook in Transvaal toegekend worden. b. Minachting van het Hof. 433. Aanranding door een krantenartikel. — In re Phelan. I. K. 5. 1877. Beschouwingen over het recht van het Hof tot summiere bestraffing van oneerbiedige uitlatingen over een rechterlijke beslissing en bestraffing van den redacteuruitgever van een krant daarvoor. 434. Dagbladartikel. — Staatsprocureur vs. Dr. F. V. Engelenburg. O. R. 1897. 105. Boete opgelegd aan redacteur van een dagblad wegens uitlatingen over een rechter. 435. Yereischten voor veroordeeling. — N'Kwaan vs. Superintendent van Naturellen en anderen. O. R. 1897. 215. Vernietiging in hooger beroep van een veroordeeling wegens minachting van een lageren rechter en beschouwingen over vereichten voor een veroordeeling. c. Toetsingsrecht. — Rechterlijke bescherming. 436. Ontslag van ambtenaar. — Nabal vs. Bok. II. K. 60. 1883. (Holl. uitg. 70). Een Volksraadsbesluit waarbij een ambtenaar ontslagen is, is verbindend als een wet voor den rechter, die dns de rechtmatigheid van dat ontslag niet mag beoordeelen. 437. Kracht van Volksraadsbesluit. — Execntors of McCorkindale vs. Bok n.o. II. K. 202. 1884. (Holl. uitg. 234). Een Volksraadsbesluit heeft kracht van wet; de Grondwet kan door een Volksraadsbesluit gewijzigd worden. 438. Kracht van Volksraadsbesluit. — Trustees in the insolvent estate of Th. Doms vs. Bok n.o. III. K. 189. 1887. Een Volksraadsbesluit, waarbij verklaard wordt, dat een eischer in een rechtsvordering tegen den Staat geen recht van vorderen heeft, is als een wet verbindend voor het Hof. 439. Coiiiniandowet. — C. C. Maynard e. a. vs. Den Veldcornet van Pretoria. O. R. 1894. II. 79. Het Hof heeft rechtsmacht om ingezetenen te beschermen tegen onrechtmatige toepassing der commandowet. 440. Toetsingrecht. — H. Hess vs. Den Staat. O. R. 1895. 139. Het Hof is bevoegd te beoordeelen, of een wet in strijd is met de Grondwet en haar in dat geval niet toe te passen. 441. Grondwet en Wet. — Tom vs. Den Staat. O. R. 1896. 249. De Grondwet kan niet stilzwijgend door een gewone wet gewijzigd worden. 442. Toetsingsrecht. — Brown vs. Leyds n.o. en anderen. O. R. 1897. 26. Het Hof is bevoegd te beoordeelen, of een wet in strijd is met de Grondwet en moet in dat geval de Grondwet boven de wet toepassen. 443. Rechtsbescherming. — Argus printing and pu- blishingCompany vs. Den Staat. O. R. 1897.166. Het Hof is bevoegd een verbod der Regeering, waarbij de verschijning van een dagblad gedurende zekeren tijd verboden wordt, nietig te verklaren. 444. Toetsingsrecht. — Langer man vs. Drank commissie van Krugersdorp en anderen. O. R. 1S97. 215. Het Hof is niet bevoegd te beoordeelen, of een wet van dringenden aard is. 445. Rechtsbescherming. — N. J. Scholtz n.o. vs. Drankcommissie van Krugersdorp. O. R. 1897. 289. Bevel aan de Drankcommissie om de bezwaren van eischer te hooren. 44(>. Toetsingsrecht. — Kracht van Volksraadsbesluit. — S k i n- ner vs. Wolmarans en de S. W. Rand Mines bpkt. O. R. 1897. 298. Een Volksraadsbesluit heeft geen kracht van wet; in casu kan het Hof, op grond van een overeenkomst met de Regeering zijn toetsingsrecht niet uitoefenen. 447. Habeas Corpus. — In re Marechane. II. K. 27. 1882. (Holl. uitg. 32). Het Hof is bevoegd de rechtmatigheid van de gevangenhouding van een persoon te onderzoeken en daartoe de verschijning van den gevangene te gelasten; dit geldt ook, wanneer de gevangene een kleurling is. XIV. RECHTERLIJKE INDEELING EN PROCESRECHT. a. Bevoegdheid van den rechter. 448. Beslag. — Ex parte Rehbock. 1. K. 103. 1879. Verlof verleend tot beslaglegging op goederen van een buitenlander en dagvaarding bij edict. 449. Arrest. — H odgkins vs. McHattie. II. K. 54. 1883. (Holl. uitg. 68). De geldigheid van de gijzeling van een buitenlander moet beoordeeld worden naar den inhoud der beëedigde verklaring, waarop het bevel tot aanhouding verleend werd. 450. Beslag. — Cloete vs. Benjamin. II. K. 180. 1884. (Holl. uitg. 209). Geen beslag op onroerend goed van een buitenlander kan verleend worden, om rechtsmacht te vestigen, op verzoek van iemand, die eveneens in 't buitenland woont. 461. Landdrost. — Croeser vs. Cameron. II. K. 195. 1884. (Holl. uitg. 225). Tenzij bewezen worde, dat een zakelijk recht in geschil is, heeft de Landdrost volgens art. 150 der Grondwet de bevoegdheid te oordeelen over een eisch tot schadevergoeding onder i 37.10. 452. Landdrost. — Lubbe and Michel vs. Donovan. II. K. 142. 1884. (Holl. uitg. 164). In een actie tot schadevergoeding is de Landdrost bevoegd te beslissen over de juistheid van de bakens en grenzen van een plaats. 453. Beslag. — De ViUiers vs. Benjamin. II. K. 224. 1884. (Holl. uitg. 258). Een ingezeten burger van Transvaal heeft recht op een gerechtelijk beslag op het onroerend goed van zijn buitenlandschen schuldenaar, ten einde rechtsmacht te vestigen. 454. Rechter in camera. — L. Braham vs. Romijn n. o. Z. A. R. Rapp. 1893. 135. In geval van verwijzing heeft de rechter in camera de bevoegdheid van het voltallige Hof. 455. Gekozen woonplaats. — Het Pretoria Syndicaat vs. De Transvaal-Leening en Hypotheek-Maatschappij. O. R. 1894. I. 88. Een buitenlandsche maatschappij moet gedagvaard ïu worden voor den rechter van haar in Transvaal gekozen woonplaats. 456. Arrest. — Epstein vs. Woolf. O. R. 1895. 109. Nietigverklaring van een gijzeling tot vestiging van rechtsmacht. 457. Landdrost. — J. C. de Vos A. G. Guerin. O. R. 1895. 119 en 396. Volgens art. 26 van Wet 6 1885 is de Landdrost bevoegd kennis te nemen van vorderingen tot een bedrag van £ 100, ook al is dat bedrag het saldo van een grooter bedrag. 458. Beëediging.— Snuif vs. Den Staat. O. R. 1895. 408. Alleen de Staatspresident is bevoegd een nieuw benoemden rechter te beëedigen; vonnissen van een niet wettig beëedigden rechter zijn nietig. 459. Landdrost.— Fraser vs. Ga 11euski. O. R. 1896. 256. Door inbrenging van een tegenvordering, die zijn bevoegdheid te boven gaat, wordt Landdrost onbevoegd; de kosten komen dan niet per se ten laste van den eischer. 4(JO. Landdrost. — Landdrost van PietRetief vs. Bouman. Z. A. R. Rapp. 1893. 211. Veroordeeling van Landdrost in de kosten wegens overschrijding van rechtsmacht 461. Wet 7. 1891. — Johannesburg Gas Co. vs. Da vis. O. R. 1894. IV. 81. Wet 7 van 1891 op het invorderen van kleine schulden is voor den eischer niet verplichtend en deze is gerechtigd op de tr°wone wijze zijn vordering in te stellen. b. Rechtsbijstand. — Toezicht. 462. Schorsing. — Van Wijck and others vs. Krige. 1. K. 39. 1878. Een advocaat en procureur geschorst wegens wangedrag als zoodanig. 463. Kostenrekening. — Uys vs. Vos. I. K. 57. 1878. Ontzegging van kosten aan een procureur, omdat het geding met een andere aanhangige zaak had kunnen en moeten vereenigd worden. 464. Maatschap. — De ingelijfde Orde van Procureurs vs. Van Driel. O. R. 1894. II. 64. Een procureur van het Hof mag niet tegen genot van een vast salaris zijn inkomsten als procureur geheel of ten deele aan een executeurskamer afstaan. 465. Wetsagent. — S. Noor da vs. La n geler. O. R. 1895. 65. Een wetsagent, zelfs zonder licentie, kan dagvaarden tot betaling van salaris. 466. Berisping. — Staatsprocureur vs. L. O. R. 1895. 293. Afkeuring van het Hof uitgesproken over het gedrag van een advocaat. 467. Toelating van procureur. — Ex parte W. R Lovemore. O. R. 1897. 352. Een procureur uit Swazieland staat, wat toelating betreft, gelijk met een buitenlandschen procureur. c. Dagvaarding. 468. Firma. — De Vries en Marais vs. Hollins. II. K. 25. 1882. (Holl. uitg. jl9). De liquideerende vennoot een firma kan op naam der firma voor een haar toekomende vordering dagvaarden. 469. llegcling. — Ex parte Ueckerman and Buskes n. o. 111. K. 55. 1885. Regeling der wijze van dagvaarding van een groot aantal gedaagden door het Hof. 470. Inhoud en bijlagen. — Taylor and Peel va. Zeederberg. III. K. 255. 1888. Beslissing over verschillende feiten en beweringen die in een dagvaarding moeten voorkomen en over de daarbij te voegen bijlagen. 471. Yennootschap. — Webb & Co. vs. W. Hartogh. Z. A. R. Rapp. 1893. 241. Een ontbonden vennootschap kan nog dagvaarden. 472. Inhoud. — W. Reid vs. Halliburton & Co. O. R. 1894. I. 29. Feitelijke beslissing, dat in dagvaarding gedane opgaven voldoende zijn. 473. Bijlage. — Het Chumleigh Syndicaat vs. Den Staat en het Rand Exploitatie Syndicaat. O. R. 1894. I. 45. Waar eischer dagvaardt wegens weigering van licenties voor aan hem gecedeerde claims, moet de cessie aan de dagvaarding gehecht worden. 474. Onderteekening.— Swazieland Ontplofbare Stoffen en Dynamiet™'j vs. W. E. Bok. O. R. 1894. II. 14. Een dagvaarding tot vernieuwing van een verjaard vonnis behoeft niet door een advocaat onderteekend te worden; onderteekening daarvan door een procureur is voldoende. 475. Toeging. — Ex parte. Het Matabele Syndicaat. O. R. 1894. II. 25. Personen, die weigeren als inede-eischers op te treden, kunnen met verlof van het Hof als medeverweerders gedagvaard worden. 476. Inhoud. — L. T. Eourie vs. C. W. El lis. O. R. 1894. II. 38. Feitelijke beslissing, dat bijzonderheden van een contract niet in dagvaarding behoeven gesteld te worden. 477. Inhoud. — Kok vs. Van Tonder. O. R. 1894. 11.42. Waar eischer dagvaardt als hoofd eener huwelijksgemeenschap, behoeft hij niet te stellen, dat het huwelijk nog bestaat of dat en hoe het ontbonden is. 478. Gebrekkige dagvaarding. — J. Sacke vs. N. Mitchell. O. R. 1895. 71. Een gebrek in de dagvaardig is gedekt door verschijning van partij in eersten aanleg, zonder beroep op het gebrek. 479. Kosten. — J. P. Le Grange vs. G. C. de Beer. O. R. 1895. 184. Aanbod van betaling na dagvaarding moet ook de kosten bevatten. 480. Buitenlandsche maatschappij. — Curator van Insolventen Boedel Hayden & Co. De Thistle Reef Goldmining Co. bpkt. O. R. 1895. 235. Een buitenlandsche maatschappij, zonder gekozen woonplaats in Transvaal, moet met verlof bij edict gedagvaard worden. 481. Bank. — Haarhoff vs. Watson n. o. O. R. 1895. 244. Niet de bestuurder eener Bank, maar de Bank zelf moet gedagvaard worden ter zake van handelingen door den bestuurder als zoodanig. 482. Bijlage. — Krogh vs. Gouws. O. R. 1895. 389. Bij dagvaarding tot verhaal van proceskosten in een buitenlandsch vonnis toegewezen, moet de kostenrekening aan de dagvaarding gehecht worden. 483. Beteekening. — T. Baumann vs. P. C. Duvenage. O. R. 1896. 107. Bij gebreke van behoorlijke beteekening is het niet voldoende, dat gedaagde kennis draagt van den inhoud eener dagvaarding. 484. Inhoud. — Gonin vs. Pieters. O. R. 1896. 121. De feiten, waarop een eisch steunt, moeten in de dagvaarding vermeld worden. O O 485. Inhoud. — R. C. O'Neil vs. C. T. Maherry en P. M. Donald. O. E. 1896. 123. De berekening van een bedrag, gevorderd krachtens contract, behoeft niet uit dagvaarding te blijken. 486. Begin van rechtsvordering. — The Commercial Association Co. vs. J. H. Rainier n. o. O. R. 1896. 124. Waar in een contract een fatale termijn voor het instellen van een rechtsvordering gesteld is, moet binnen dien termijn gedagvaard worden en is een aanmaningsbrief onvoldoende. 487. Inhoud. — D. C. Woolff vs. L. Abrahamson en H. Eckstein & Co. O. R. 1896. 126. Bij dagvaarding op grond van gecedeerde rechten moet dagvaarding stellen, of de cessie schriftelijk of mondeling was; in dagvaarding van vennootschap moet gesteld worden, dat de handeling namens de vennootschap werd verricht. 488. Bijlage. — Praser vs. Coleman. O. R. 1896. 142. De omstandigheid, dat een promesse, tot betaling waarvan gedagvaard wordt, niet in de landstaal vertaald in de stukken voorkomt, is geen grond voor een exceptie tegen de dagvaarding. 489. Bijlage. — N. E. Smuts & Co. vs. R. H. Bol man. O. R. 1896. 221. Aan de dagvaarding op grond van een buitenlandsch vonnis behoeft niet gehecht te worden de rekening, waarop dat vonnis werd verkregen. 490. Boedanigheden. — Skead vs. Pourie. O. R. 1897. 204. Als executeur en in privé kan men gelijktijdig gedagvaard worden. 491. Inhoud. — French North Rand Co. vs. Pretorius. O. R. 1897. 5Ü5. In een dagvaarding op grond van een contract moet gesteld worden, of liet mondeling dan wel schriftelijk aangegaan is. 492. Inhoud. — Van Rensberg vs. Swart. I. K. y9. 1879. In dezelfde dagvaarding kan ontruiming van land en vergoeding voor de door de iribezithouding geleden schade gevorderd worden. d. Provisioneei-e vorderingen. 493. Minderjarigheid. — Johnston vs. Keiser. I. K. 166. 1879. Provisioneel vonnis gegeven tegen een minderjarige op grond van een promesse. 494. Weigering. — Von Brandis vs. Lombaard. II. K. 63. 1883. (Holl. uitg. 72). Provisioneel vonnis geweigerd op verschillende gronden. 495. Kostenrekening. — Blencoe vs. Gwynne Owen. II. K. 63. 1883. (Holl. uitg. 73). Provisioneel vonnis toegestaan tot verhaal van getaxeerde proceskosten. 496. Finaal vonnis. — Ferris vs. McHattie. II. K. 72. 1883. (Holl. uitg. 83). Eindvonnis uitgesproken op provisioneele vordering. 497. Credietliypotheek. — Compensatie. — P. W. Whitehead vs. 1. H. Hofmeyr. O. R. 1894. II. 63. Provisioneel vonnis gegeven op grond van een crediet hypotheek en beroep op compensatie op grond van een illiquide tegen vordering afg wezen. 498. Promesse. — J. Sivewright vs. B. J. Liebenberg. O. R. 1896. 298. Provisioneel vonnis geweigerd op verschillende gronden. 499. Tegenvordering. — De Lange vs. Schmidt. O. R. 1897. 402. Beroep op een illiquide tegenvordering is niet voldoende om provisioneel vonnis te weigeren. 500. Parate executie. - Executeur Testamentair van D. J. van Wijk vs. C. J. Joubert. O. R. 1897. 492. Beding van parate executie is geldig en geeft recht op provisioneel vonnis. e. Geding voering. Dingtalen. 501. Algemeene ontkenning. — Aanbod. — Beeton vs. Wemmer. I. K. 101. 1879. De gedaagde kan niet met een algemeene ontkenning (general issue) vereenigen een beroep op een door hem gedaan aanbod van geld als schadevergoeding. 502. Zekerheidstelling. — Van BI erk vs. Hollins & Holder. I. K. 128. 1879. Van een vreemdeling-eischer kan ook na het antwoord zekerheidstelling voor proceskosten gevraagd worden. 503. Verzuim. — Brodrick vs. Leathern. I. K. 139. 1879. Verlof geweigerd om na afloop van termijn alsnog te antwoorden. 504. Commission de bene esse. — Ti pp er and Good vs. Van den Burg. I. K. 112. 1879. Redenen voor weigering van een commission de bene esse (verhoor van getuigen door een daartoe door het Hof te benoemen persoon). 505. Commission de bene esse. — Ex parte Hugh Crawford. III. K. 24. 1885. Commission de bene esse tot verhoor van eischer, die in 't buitenland woonde, geweigerd, waar gedaagde niet verschenen was. 506. Zekerheidstelling. — Taylor vs. Merrington. III. K. 30. 1885. Een vreemdeling-eischer is verplicht zekerheid te stellen, zoowel voor de proceskosten van den eisch is conventie als voor het bedrag der reconventioneele liquide vordering. 507. Buiteuinudscli vonnis. — Taylor vs. IloHard. III. K. 62. 18S5. Bij rechtsvordering op grond van een buitenlandsch vonnis gelden de gewone regelen van procesvoering. 508. Zekerheidstelling. — Henning vs. Browning. 111. K. 174. 1887. Om zekerheidstelling voor proceskosten te kunnen vorderen moet gedaagde bewijzen, dat de eischer geen ingezetene is. 509. Antwoord. — Hodgson and Stein vs. Bird. 111. K. '268. 1888. Tegen een vordering tot ontruiming kan gedaagde zich beroepen op het eigendomsrecht van een derde. 510. Nieuwe eisch. — G. II. Jooste vs. Potchefstrooin Executeurskamer. Z. A. R. Rapp. 1893. 128. Bij het antwoord in reconventie kan geen nieuwe eisch gedaan worden. 511. Exceptie. — S. E. Escoinbe vs. ü. H. Benjamin. Z. A. R. Ripp. 1893. 191. Een verwering tegen gedaagde's aanbod verworpen als exceptie, maar toegelaten als speciaal pleit. 512. Exceptie. — L. Vorstman vs. Nederl. Z. Afrik. S p o o r w e g m a a t s c li a p p ij. Z. A. R. Rapp. 1893. 196. Ontkenning van zekere bevoegdheid is geen grond voor een exceptieve verwering. 513. Reconventie. — Susan vs. Bal. Z. A. R. Rapp. 1893. 239. Tegen een vordering ingesteld volgens wet 7 van 1891 is een reconventioneele vordering boven het in die wet genoemde bedrag toelaatbaar. 514. Jury. — Marx vs. Hess. O. R. 1894. I. 96. In burgerlijke zaken heeft elk der partijen het recht behandeling der zaak voor een jury te verlangen. 515. Commissie de bene esse. — R. Bloemberger vs. E. J. van Gorkum. O. R. 1894. II. 15. li T Commissie de bene esse verleend op verzoek van eischer ten einde diens getuigenis en die van andere getuigen in Nederland af te nemen. 516. Toeging. — H. Hess vs. C. Marx. O. R. 1894. 11.34. Voeging van verschillende eischers tot schadevergoeding wegens hetzelfde delict geweigerd. 517. Algenieene ontkenning. — Aanbod. — Primmer vs. Mol let t, II. K. 10. 1884. De gedaagde kan niet met een algemeene ontkenning in zijn antwoord vereenigen een aanbod van een bepaalde som tot voldoening van de ingestelde vordering. /. Vonnissen en executie. 518. Ontruiming. — Ex parte Bosman. III. K. 112. Bevel aan den baljuw om een vonnis tot ontruiming van een huis uit te voeren. 519. Res judicata. — Mainreefmaatschappij vs. Cathcard en Harsant. Z. A. R. Rapp. 1893. 136. Feitelijke beslissing over 't. bestaan van gewijsde zaak. 520. Terzet tegen executie. — Davy vs. Matthews. Z. A. R. Rapp. 1893. 242. Verzet tegen executie van een vonnis door echtgenoote op grond van huwelijksvoorwaarden. 521. Finaal vonnis. — J. Reid en Co. vs. P. Lemmer. Z. A. R. Rapp 1893 244. Finaal vonnis en gijzeling kunnen niet tegelijk gevraagd worden. 522. Nakoming. — E. F. Oppenheim vs. G. A. Roth. O. R. 1894. I. 46. Op verzoek van den veroordeelde tot levering van zekere aandeelen verklaarde het Hof, dat de door hem aangeboden aandeelen aan het vonnis voldoen. 523. Verandering van vonnis. — B. G. Heydenrijch vs. H. Lofthouse en D. H. Benjamin. O. R. 1894. III. 53. Verzoek tot verandering van een vonnis door vervanging van den naam des eischers door een anderen geweigerd. 524. Executie. — Hyde vs. Kritzinger en De Jager. O. R. 1895. 363. Verzoek tot executabel-verklaring van verhypothekeerd onroerend goed voor een vonnis tot betaling van rente geweigerd. 525. Res judicata. — De Staat vs. Snuif. O. R. 1896. 5. Vonnissen van een niet behoorlijk beëedigden rechter, die nietig verklaard zijn, zijn geen beletsel voor een nieuwe behandeling der daarbij besliste zaken. 526. Res judicata. — G. Schutze vs. J. Z. A. en J. L. Roe her. O. R. 1896. 179. Een vonnis inhoudende ontzegging van den eisch levert res judicata op. ff. HOOGER BEROEP. — REVISIE. 527. Privy Council. — Rudolph vs. White and Tucker. I. K. 135. 1879. Van elke eindbeslissing is beroep op den Privy Council mogelijk. 528. Meineed. — Mears vs. Leathern. 1. K. 169. 1880. Beweerde meineed van een der getuigen bij de vorige behandeling eener zaak is niet voldoende om een nieuwe behandeling te doen plaats hebben. 521). Mandamus.— Lombaard vs. Griinbeek. II. K. 51. 1882. (Holl. uitg. o9). Waar de Landdrost zonder goeden grond de uitspraak van zijn vonnis had uitgesteld, werd hem op verzoek van den eischer door het Hof bevolen vonnis te geven. 530. Onregelmatigheden. — De Meillion vs. Prei Ier and De Villiers. II. K. 59. 1883. (Holl. uitg. 68). Onregelmatigheden in de procedure, waarop bij de behandeling der zaak voor den rechter geen beroep is gedaan, geven geen aanleiding tot een nieuwe behandeling. 531. Landdrost. — A. H. Walker vs. C. Arnot n.o. Z. A. R. Rapp. 1893. 193. Wet 6 van 1886 niet toepasselijk op vonnis van een Landdrost. 532. Interlocutoir vonnis. — Conroy vs. Alexander. Z. A. R. Rapp. 1893. 240. Van een interlocutoir vonnis is geen appel mogelijk. 533. Interlocutoir vonnis. — J. Petersen vs. D. S. Van der Westhuyzen. Z. A. R. Rapp. 1893. 247. Van een interlocutoir vonnis is geen appel maar wel revisie mogelijk. 534. Interlocutoir vonnis. — D o n o g h u e e. a. vs. E x e c uteur van Van der Merwe. O. R. 1897. 5. Appel van interlocutoir vonnis is toegelaten, indien de eindbeslissing onherstelbaar is. 535. Beslag. — Middelvlei Blackreef Syndicate vs. Tucker. O. R. 1897. 17. Het bevel tot beslaglegging ad fundandam jurisdictionem is vatbaar voor appel. It. Interdict. — Arresten. — Bevei/nisi. 536. Arrest van schuldenaar. — Muller vs. Coppen. I K. 16. 1878. Aanhouding van schuldenaar opgeheven wegens niet voldoend bewijs van voornemen om te vertrekken. 537. Weigering van interdict. — Do re vs. Meintjes. I. K. 101. 1879. Interdict geweigerd, waar een in te stellen actie het passende rechtsmiddel is. 538. Weigering van interdict. — Ex parte Bok. I. K. 167. 1880. Interdict tegen vervreemding van onroerend goed, gedurende een in te stellen actie tot schadevergoeding, geweigerd. 539. Koerend goed. — Ex parte Fox, James and Jones. I. K. 168. 1880. Interdict verleend tegen vervreemding van roerend goed gedurende in te stellen actie. 540. Beslag onder derden.— Archer vs. Van Rensburg. I. K. 170. 1880. Op verzoek van eischer, die een vonnis tegen gedaagde had verkregen, beval het Hof aan den baljuw, die gelden van gedaagde in handen had, den eischer daaruit te betalen. 541. Onroerend goed.— Ex parte Zeiler. I. K. 226. 1880. Interdict verleend tegen vervreemding van onroerend goed. 542. Schadevergoeding. — Ex parte Botes. II. K. 18. 1882. (Holl. uitg. 21). Schadevergoeding voor diefstal kan niet verkregen worden door een bevel van het Hof tot in beslagneming en verkoop van de goederen der veroordeelden wegens dien diefstal. 543. Beslag onder derden. — Keit n. o. vs. Zeiler and Zerwick. II. K. 18. 1882. (Holl. uitg. 22). Regeling van de aanspraken op betaling van verschillende beslagleggers. 544. Wet 1. 1874. — Ex parte Era nek en. II. K. 58. 1882. (Holl. uitg. 61). Ter verkrijging van een interdict op onroerend goed volgens art. 55 van deze wet is bewijs noodig, dat de belangen van verzoeker in gevaar gebracht zijn. 545. Executoriaal beslag. — Zeiler vs. Rosseau. I. K. 35. 1878. Waar de beslaglegging nietig is, kan kooper in executie niet ontruiming eischen. 546. Onregelmatigheid. — Ex parte The Master. II. K. 57. 1883. (Holl. uitg. 66). Een onregelmatigheid bij de beslaglegging gepleegd, gedekt door een bevel van het Hof. 547. Weigering van interdict. — Barrett Brothers vs. Rautenbach. II. K. 64. 1883. (Holl. uitg. 74). Gronden voor weigering van interdict, waar eigendomsrecht betwist werd en de verleening groote schade zou kunnen veroorzaken. 548. Weigering van interdict.— Bok vs. The Transvaal Gold Exploration and Land Co. II. K. 75. 1883. (Holl. uitg. 89). Protest tegen uitoefening van een beweerd recht is geen grond voor een interdict. 549. Gijzeling. — Coetzee vs. Lemmer. II. K. 92. 1883. (Holl. uitg. 109). Volgens wet 7 1881 moet de schuldenaar, wiens gijzeling verzocht wordt, aantoonen, dat hij niet in staat is zijn schuld te betalen. 550. Aanhouding. — Van Palm vs. Schultis. III. K. 89. 1886. Voor de bekrachtiging van eene aanhouding van den schuldenaar is bewijs noodig van diens voornemen om het land voor goed te verlaten. 551. Weigering van interdict. — Ex parte Keet n. o. III. K. 153. 1887. Een verbod van mijnwerkzaatnheden kan niet verleend worden tegen den bezitter van land krachtens regelmatige eigendomsbewijzen. 552. Onroerend goed. — Maury n. o. vs. Labuschagne and Bezuiden hout. III. K. 249. 1888. Een interdict verleend tegen vervreemding van een plaats, aangekondigd in de Staatscourant en aan den beheerder van het grondboek beteekend, maakt een vervreemding van die plaats aan een van het interdict onkundigen kooper niet nietig. 553. Koerend goed. — W. J. Clarke vs. M. C. Adrian. Z. A. R. Rapp. 1893. 30. Geregelde afbetaling op zijn schuld door schuldenaar, volgens vonnis, belet niet inbeslagneming van zijn roerend goed. 554. Schadevergoeding. — M. A. Brits vs. P. P. Roos en C. F. Coetz|ee. Z. A. R. Rapp. 1893. 133. Een ongegrond beslag levert niet per se op een recht op schadevergoeding. 555. Intrekking.— N. Z. Afrik. Spoorwegmaatschappij vs. Du Preez. Z. A. R. Rapp. 1893. 281. Bij intrekking van een verzoek om een interdict moet de verzoeker de kosten betalen. 556. Stoornis.— C. Hanau vs. Den Staat. O. R. 1894. I. 93. Stoornis in 't genot van een recht moet bewezen worden ter verkrijging van een interdict. 557. Stoornis. — Kinkead Reid & Co. vs. De Johannesburg Kamer van Mijnwezen. O. R. J894. I. 145. Interdict verleend tegen iemand, die kleurlingen, door eischers tusschenkomst voor mijnarbeid geworven, afkeerig maakt van de hun door eischer aangeboden werkgelegenheid. 558. Beteekening. — Ex parte G. D. Hom. O. R. 1894. II. 27. Waar beteekening van een bevel nisi door tegenpartij onmogelijk werd gemaakt, werd het niettemin bekrachtigd. 559. Aanhouding. — Pa lm es vs. Hayes. O. R. 1894. II. 74. Omstandigheden, waaronder een bevel tot aanhouding niet bekrachtigd kan worden. 560. Perpetuum silentium. — Ex parte Dr. W. J. Leyds n. o. O. R. 1S94. IV. 92. Ook bij wijze van een bevel nisi kan perpetuum silentium opgelegd worden. 561. Interdict geweigerd. — W. Scallen vs. G. P. Gnodde. O. R. 1894. III. 49. Bij niet bewezen inbreuk op eischers rechten interdict geweigerd. 562. Gijzeling. — Hadjee Cassim Hadjee Josiep vs. Natal Bank. O. R. 1895. 117. De schuldeischer, die een vonnis tot gijzeling verkregen heeft, kan niet ook nog volgens Art. 7 al. 14 der Regels van het Hof een aanhouding van zijn schuldenaar verkrijgen. 563. Koerend goed. — Selati-Spoorwegmaatschappij vs. Westwood & Winby. O. R. 1S97. 206. Interdict geweigerd op goederen van Spoorwegcontractant. i. Proceskosten. — Pro Deo procedure. 564. Landdrost. — Malan vs. Hoffmann. II. K. 39. 1882. (Holl. uitg. 45). De beslissing van een Landdrost, dat gedaagde bij afwijzing van den eisch, alle kosten zal moeten betalen, als willekeurig in hooger beroep vernietigd. 565. Aanbod. — Essack vs. Smith. III. K. 243. 1888. Een gedaagde, die bewijst den brief waarin hij tot betaling aangemaand werd, niet te hebben ontvangen, kan volstaan met aanbieding der schuld zonder de kosten der dagvaarding. 566. Regel. — H. Beuk es vs. H. J. N ee t h ling. Z. A. R. Rapp. 1893. 24S. In den regel behoort de verliezende partij in den kosten veroordeeld te worden. 507. Vermindering. — Meyer vs. Jo hannes burg YV aterworks. O. R. 1894. I. 82. Kosten voor een kaart in rekening gebracht belangrijk verminderd door het Hof. 508. Onvermogen. — Jacobs vs. Jacobs. O. R. 1894. IV.94. Kostelooze procedure toegestaan, ofschoon eenig vermogen aanwezig bleek te zijn. 509. Revisie. — 1). J. de Waal vs. H. M. G rob Ier. O. R. 1895. 55. Revisie van kostenrekening kan alleen na behoorlijke oproeping van tegenpartij plaats hebben. 570. Toevoeging. — In re Bolton vs. Bolton. O. R. 1895. 112. Zonder toevoeging door het Hof zijn kosten van een tweeden advocaat niet verhaalbaar. 571. Executiekosten.— De Nationale Bank der ZuidAfrikaansche Republiek vs. De Rand Coal Mining Co. O. R. 1895. 189. Beslissing over het percentage bij executorialen verkoop door den Meester te heffen. 572. Landdrost. — Majoor vs. Van Tonder. O. R. 1896. 143. De beslissing van den Landdrost omtrent de proceskosten, als zijnde willekeurig, vernietigd. 573. Landdrost.— Gauf vs. Rothschild. O. R. 1896. 158. Willekeurige beslissing van Landdrost omtrent proceskosten vernietigd. 574. Prohahilis causa. — Wralker and Kirby vs. The Spitzkop Gold Mining Company. II. K. 154. 1884. (Holl. nitg. 178). Het verslag van den advocaat moet duidelijk en pertinent zijn. 12 REGISTER. (De cijfers achter de namen verwijzen naar de volgnummers van het boek). Adler vs. Brown, 303. M. Adolfs n. o. p». De Johannesburg Market Concession & Building Co., 76. Afriran Banking Corporation vs. Louis Goldbard, 185. African Banking Corporation vs. Üwon, 291. The African Gold Recovery Company vs. Lace en Thompson, 424. Afrikanische Bergwerk und Handelsgesellschaft vs. Do Catelin en Muller, 71, 101, 296. Afrikanische Bergwerk und llandelsgesellschaft vs. Oppenhoimer, 70, 295. Alexander vs. Alexander, 40. Amod Moussa vs. Loterijman & Co. 270. Geo Anderson vs. M. Royce, 322. Andrew vs. De Robinson Goudmijnmaatschappij, 423. L. Anker vs. M. Reuter, 264. Arbell & Douglas vs. Nourse, 220. Archer vs. Vau Ronsburg, 540. Argus printing and publishing Company p«. Den Staat, 443. Atkinson vs. Atkinson, 44. Auret vs. City and Suburban G. M. Cy,412. J. A. Baily vs. J. M. S. Baily, 38. Bailey vs. Langerman, 273. Baillie vs. Hendriks, lloffman and Browne, 55. Baker vs. Sauders, 238. Ballot n. o. vs. Curator van J. H. Stroebei, 373. Bank van Afrika vs. Evelijn Goudmijnmaatschappij Beperkt, 306. Ex parte Baranov Bros, 72. Barrett vs. Executors of O'Neil, 253. Barrot Brothers vs. Rautenbach, 547. T. Baumanu vs. P. C. Duvcnage, 483. Beek p«. Hollard & Co. 207. T. W. Beckett vs. B. Guudolfinger, 238, 294. Beckett, Mijnhardt e. a. vs. Curatoren van den insolveuten boedel van Roth, 364. Beeton vs. Wemmer, 501. H. Beiches vs. H. J. Nectkling, 566. Benjamin p«. Keet, 210. Berriman Syndicate vs. Simpson, 404. Beukes vs. Coetzec and Joubert,, 195. Bezuiden hout Bi. Bezuidenhout, 125. Bezuidenhout vs. Worcester Goudmijnmaatschappij, 398. Bidon en Shiel ps. Graham en Clarko, 351. R. Blako vs. Dr. W. J. Leijds n. o. en P. R. Viljoen n. o., 384. Blencoe vs. Gwynne Owen, 495. R. Bloem berger vs. E. J. van Gorkum, 515. G. Blomtield vs. De Mijncoimnissaris van Johannesburg n. o. en F. Bezuidenhout, 396. Ex parte Bok, 538. Bok vs. Allen, 50, 82. Hok vs. Barrett brothers, 49. Bok n. o. vs. Elden and Jones, 129. Bok vs. Erasmus and Toerien, 197. Bok vs. The Transvaal Gold Exploration and Land Co., 548. In re Bolton vs. Bolton, 570. Booysen vs. Geijser, 209. Boshoff vs. Boslioff's Executors, 108. Ex parte Bosman, 518. Bosman vs. Preller en De Villiers, 255. | Ex parte Botes, 542. Magdalena Botos vs. De Nederlandsche Zuid-Afrikaanscho Spoorwegmaatschappij, 179. Botha Smit and others vs. Kinnear, 59. Bower vs. Dow & Co, 227. Boyne and Nightingale vs. Spitskop Gold- mining Co., 378. L. Braham vs. Komijn n. o., 454. Brandt vs. Weber, 127. M. A. Brits vs. P. P. Roos en C. F. Cr jizee, 554. Brodrick vs. Leathan, 503. Brooks vs. Bond and The Cape Commercial Bank, 224. Brooks vs. Directeuren Corner Estate Co., 237. Brown vs. Leijds n. o. en anderen, 385,442. Amanda Brown va. Chas Brown, 47. Browning vs. Van Reencn and others, 138. Brunskill vs. Preston, 139. Capo Commercial Bank vs. Fleischman and van llensburg, 141. Cape Commercial Bank vs. Schrüder & Co., 324. Cardiuual vs. Regeering der Zuid-Afrikaansche Republiek, 290. Carlis vs. Dcu Mijncommissaris van Klerksdorp, 417. Cary en Wren vs. Friggs, 279. Ex parte Celliers n. o., 342. J. D. Celliers vs. C. F. Ziervogel, 315. E. D. Chester vs. H. Chester en Graham,37. Het Chumleigh Syndicaat vs. Den Staat en het Rand Exploitatie Syndicaat, 473. Claridge vs. Francken, 186. H. J. Clarke vs. M. C. Adrian, 553. Cloete vs. Benjamin, 450. In re Coch and Nicholson, 250. Coetzee vs. Lemmer, 549. Cohen vs. Bernian, 251. Cohen vs. Shires, Mcllattie and King, 132. Cohen vs. Warre Smith, 214. Cohen en Ehrlich vs. De Witwatersrand G. M. Maatschappij, 336. Cohen Goldschmidt & Co. vs. Stanley and Tate, 208, 377. Coleman vs. Morkel, 219. Collins n. o. vs. Hugo en de Standard Bank, 96, 229. The Commercial Association Co. vs. J. H Rainier n. o., 486. Commercial Union Co. vs. Geo Heijs & Co., 249. Conroy vs. Alexander, 532. Cooper vs. Jocks, 122. Cordell & Cooke vs. Kcrshaw & Priest,261. Ex parte Cornforth, 346. Coventry Brothers vs. Kingsmill, 240. Crause vs. Ryersbach, 64. Creewel vs. Johannesburg Turfclub, 337. J. P. Cregoe vs. F. Bezuidenhout en Lark Syndicate, 167. Croeser vs. Cameron, 451. Crowder vs. Brennan n. o., 311. Curator van Insolveuten Boedel Haijden & Co. vs. De Thistle Reef Goldmining Co. beperkt, 480. Curator of Van der Merwe's estate vs. Van der Merwe, 18. Curatoren van het Barberton Prospecting Syndicate vs. Dr. Veal, 320. Curatoren in den insolventeu boedel van Daly vs. C. Rocher, 357. Curatoren van Mears vs. Bank van Afri¬ ka, 358. Curlewis vs. Carlis, 166 D'Arcy n. o. vs. Farrel and Jocks, 354. Ex parte Dargon, 8. S. David en J. Berlein vs. Weesheer der Z. Afr. Rep., 16, 126. G. B, Davidson vs. E. H. Dunning, 242. Davy vs. Matthews, 520. Dawe vs. Cordeaux en den verantwoor- delijken klerk vau Doornkop, 402. De Hart va. Stein, 341. De Lange va. Schniidt, 499. Dell vs. Mc. Mattie, 347. De Meillion va. Preller and DeVilliers, 530. Ex parte Denijssen en Greenberger, 120. De Villiers va. Benjamin, 453. De Villiers va. Erasmus, 83. De Villiers va. De Villiers, 45. J. C. De Vos va. A. G. Guerin, 457. De Vries en Marais vs. Hollins, 468. Dickson va. Lee, 281. Donoghue e. a. va. Executeur van Van der Merwe, 534. Donovan va. Du Plooy, 66. Donovan va. Do Turffontein Estate Co., 163. Dore va. Mointjes, 537. Dow & Co. va. Meers and Walter, 56. Du Plessis va. Wentzel, 348. Du Preez & Co. va. Meyer and Van der Walt, 226. Du Toit va. Du Toit, 41. Dyer va. Carlis, 344. Dyer vs. Neuberger en den verantwoordelijken klerk van Doornkop, 405. Eagleson va. De Argus Printing & Publishing Co. 191. Eckhardt va Nolto, 225. De Economie Lighting Company va. R. Holmes, 158. Elias Syndieate va. Leijds n. o. en den verantwoordelijken klerk van Doornkop, 408. Eloff va. Mijncommissaris van de Witwatersrand Goudvelden, 383. Ex parte Els, 111. T. A. English en M. Devenisli va. De Liquidateurcn der New Kietfouteiu Deep Level Gold Mining Co., 334. Epstein va. Wolf, 456. Erasmus va. Pieterse, 200. S. E. Escombe vs. D. H. Benjamin, 511. Essack vs. Smith, 565. Essack va. Winter, 67. Evans vs. Ludik, 52. Executeur testamentair van D. J. van Wijk vs. C. J. Joubert, 102, 500. Executors of Mc. Corhindale va. Bok n. o., 437. Faure va. Armstrong and others, (•29. Ferguson va. Pretorius and others, 173. Ferreira va. Zeiler, 257. Ferris vs. Ezerman & Vogel, 300. Ferris va. McHattie, 92, 496. Ferris va. J. P. and J. E. Mears and Preller and De Vielliers, 299. Finegan va. Finegan, 35. Ex parte A. Fletscher, 369. L. F. Foerie va. C. W. Ellis, 476. E. S. Ford os. L. Baccliioni e. a., 350. Ex parte Fox, Jainos and Jones, 539. Francis va. Savage and llill, 90. Ex parte Franckeu, 544. Fraser va. Coleman, 488. Frasur va. Galleuthi, 459. French Nortli Rand Co. ps. Pretorius, 491. Freukel & Co. vs. Freismann en Sapliiro, 184. Fusclie va. Modderfontein Goudmijumij. en den Mijncommissaris van Boksburg, 400. J. A. Fuchs en Annie Fuchs vs. New Zealand Insurance Company, 278. Gauf vs. Modderfontein Goudmijnmij, 399. Gauf vs. Rothschild, 573. George va. Leyds n. o. en den Mijncommissaris van Joliannesburg, 420. Gezondheidscomité van Johanncsburg va. Hockley, 419. Gezondheidscomité vau Johannesburg va. F. A. R. Purchaso, 178. Gilbaud & Co. vs. Walker and others, 376. Glaeser r«. Glaeser, 46. Goldschmidt n. o. vs. Kinnear, 267. Gonin va. Pieters, 484. Gordon Mitchell & Co. vs. Goldsmith, 310. Grant vs. Seelig, 312. Green va. De Villiers c. s. Dr. W. J. Leijds n. o. en het Rand Exploring Syndieate, 151. Groenewald va. Meeser, 293. Ex parte J. Guiuey en M. Guiney, 43. Haarlioff m. Watson, n o., 481. Hadjee Cassim Hadjee Josiep vs. Natal Bank, 562. Ex parte Hamman, 42. C. Hanau vs. l)eu Staat, 556 Hannah Hart vs. Myer Yates, 17. Harvey vs. Lucas, 323. James Hay vs. The Africau Gold ttecovery Company. 425, 426, 427. Ex parte Heckerman and Huskes n.o., 469. Max Heilbut & Co. vs. J. C. Mitchel n. o., 343. E. Heinoman vs. K. H. Hoineman, 283. Henning vs. Browning, 508. W. J. M. Heuning vs. W. D. A. Honning, 39. Henshall en Green n. o. vs Hugo en Hains n. o., 272. M. Herman vs. De Nederlandsch Z. Afrikaansche Spoorwegmaatschappij, 247. Herschensohn vs. Cohen, 194. Hershall n.o. vs. Green, Evans e. a., 113. H. Hess vs. C. Marx, 516. H. Hess vs. Den Staat, 440. B. G. Heijdenrijck vs. H. Lofthonse en ü. H. Benjamin, 523. Hodgkins vs. Mc Hattie, 449. Hodgson and Stein vs. Bird, 509. Ex parte J. P. Hoffman n. o, 115. Hofmeyr vs. Luipaardsvlei Estate and G. M. Cy. 414. Ex parte Hollard qq., 95. W. E. Hollard vs. A. Bonamici, 232. Hollard vs. The Masler, 356. Hollidge vs. Mendelsohn en Blake, 245. Homherger vs. Den Mijncommissaris van Johannesburg, 421. Ex parte G. D. Hom, 558. Houghton Estate G. M. Co. vs. E. S. Mc Hattie en W. S. Barrat, 61, 231. Houghton Goudmijnmaatschappij vs. Hollard, Schubardt en Buskes, 145. Ex parte Hugh Crawford, 505. Hugo n. o. en Hains n. o. vs. Magalies- berg Syndicate, 316. Thomas Hugo en F. Moller n. o. vs. Transvaal Loan Finance & Mortgage Co., 150. Hugo e. a. vs. P. G. Straus, 353. Hugo, Theron en Malherbe vs. F. J. Moller, 372. Humphries vs. Mijncommissaris van Heidelberg eu Symon en Lys, 394. Hijde vs. Kritzinger en De Jager, 524. Do Hypotheekbank vs. R. A. Colguhoun, 349. Israël Bros vs. Maloney, 159. Jacobs vs. Jacobs, 568. Jacobs vs. Prinsloo, 123. Jacobsohn vs. Edwards en Ehrlich, 137. Jagger vs. Duncan, 302. R. J. N. James vs. W. Mayne, 146. Jan vs. J. F. Linden, 211. Jansen and Hom vs. IJzel, 81. Johannesburg Board of Executors & Trust Co. ltd. vs. Yictoria Building Co. ltd.,58. Johannesburg City & Suberban Tramway Co. vs. R. P. Doyle, 190. Johannesburg Gas Co., vs. Davis, 461. Johannesburg Waterworks Co. vs Registrateur van Akten, 234. Johnstou os. Keiser, 493. Jooste vs. Charlis, 165. G. H. Jooste vs. Potchefstroom Executeurkamer, 510. Jooste vs. Regeeriug der Zuid-Afrikaansche Republiek, 74. E. J. P. Jorissen vs. den Staat, 205. Ex parte J. S. Joubert, 112. P. J. Joubert vs. Voss Bros, 314. Ex parte Keet n. o., 551. Keet vs. Dell, 93. Keit n. o. vs. Zeiler and Zerwick, 543. Kempiu vs. Den Mijncommissaris van Boksburg e. a., 416. Kilgour vs. Creditors of the Lisbon Ber- lin Transvaal Gold Fields ltd., 107. Kinkead Reid & Co. vs. De Johannesburg Kamer van Mijnwezen, 557. Kirstein vs. Nellmapius, 60. Ex parte C. H. M. Kisch, 6. D. M. Kisch vs. Berraugé, 265. Kleinhans rs. Cronjé, 193. Kleyuhaus vs. Kerkeraad der Nederduitsch Hervormde Kerk e. a., 168. Kok va. Van Tonder, 477. Koloniale Gouvernements-spoorwegmaatschappij vs. E. K Green & Co., '244. L. B. Konitsky va. L. Freemau, 149. Kraft vs. Bok n. o. and the Witwatersrand G. M. Co., 390. Kriegler and others vs. Du Preez and others, 392. Krige vs. Clarke & Co., 298. Krige vs. Wilson, 85. Krogh va. Gouws, 482. N'Kwaan va. Superintendant van Naturellen en anderen, 435. J. J. Lace va. Modderfontein Goudmijumaatschappij, 328. Lamsdcu va. Clark en anderen, 260. Landdrost van Piet Rctief va. Boumau, 460. Langerman va. Draukconiniissie van Krugersdorp en anderen, 444. J. W. S. Langerman n. o. va. R. W. Evans n. o., 366. Langlaagte Estate Goudmijnniaatschappij va. S. P. Malan, 189. Larkins and Greeu va. Bok, n. o. 268. Latham va. Leyds n. o. e. a., 381. Laurie vs. Beadon, 406. Lawley and others va. Van Dijk, 228. S. Lazarus va. H. en J. Israël, 362. Leathern va. Henderson and others, 256. D. H. Lebkowitz va. Billingham. &Co. 162. J. P. Le Grange va. G. C. de Beer, 479. Leibeuguth va. Marktmeester vau Pretoria, 217. G. le Roux va. L. le lioux & C. Joel, 4. Ex parte Lesar, 124. C. Lewis va. L. C. van Diggelen, 305. Lewis va. Salisbury Goudmijnmaatschappij, 188. Ex parte Dr. W. J. Leijds, n. o., 560. Ex parte de Liquidateur van de May Deep Level Goudmijnniaatschappij bpkt, 330. Liquidateur der Republikeinsche en Koloniale Leening en Agentschapmaatschappij va. Eustace en Daly, 307. Ex parte Liquidateureu der Birthday Goudmijnniaatschappij va. H. B. Marshall, 332 Ex parte de Liquidateureu der Republikeinsche en Koloniale leeningen Agentschapmaatschappij, 329. Liquidateuren vau de Republikeinsche en Koloniale Leening en Agentschapmaatschappij vs. Moller, 170. Liquidateuren van de Bepublikeinsche en Koloniale Leeuing en Ageutschapmaatschappij va. Natal Bank, 360. L. Lissack