OVERDRUK UIT HET ZEVENDE JAARBOEK DHR VEREENIGING D AMSTELODAMUM - 1909 H SIMON DE POOL, EEN VERDIENSTELIJK MAKELAAR IN DE ZEVENTIENDE EEUW, DOOR DR. A. HALBERSTADT. 2i5 De rechtgeaarde Amsterdammer, die een enkelen blik slaat in de vroegere geschiedenis zijner geboortestad, zal weemoedig gestemd worden, wanneer hij haar toenmalige grootheid met de tegenwoordige vergelijkt; hem kan de steeds toenemende grootte der stad daartegenover weinig troost bieden. Geen gemeente in de wereld had in de zeventiende eeuw zooveel staatkundige beteekenis, had zooveel invloed binnen- en buitenslands als Amsterdam. De lof, door dichters als Vondel, Antonides van der Goes e. a. haar toegezwaaid en die aan het nageslacht uitbundig en overdreven voorkomt, is bij nadere kennismaking met den toestand, waarin de stad in de zeventiende eeuw verkeerde, niet alleen gewettigd, maar zij geeft zelfs een zeer onvoldoenden indruk van de werkelijkheid. Op elke bladzijde der vele gedrukte en ongedrukte — nog te min nagelezen en bewerkte — stukken vindt men gegevens, waaruit men de uitgebreidheid van den handel door de kooplieden van Amsterdam gedreven kan opmaken, buiten en naast de bekende Compagnieën. Uit verschillende landen kwamen groepen kooplieden, burgers en edelen hier zaken doen, en velen lieten zich als poorters inschrijven, die een hier niet bestaand bedrijf of een tak van handel aanbrachten. De talrijke uithangborden en opschriften als de Koning van Polen, de Koning van Zweden enz. dienden niet slechts tot herinnering aan een of andere gebeurtenis, maar waren betuigingen van beleefdheid aan het volk, waarmee groote zaken gedreven werden en dat hier zijn vertegenwoordigers, factoren of agenten had. Want naast de Consuls en Residenten woonden hier de factoren van allerlei landen: Polen, Rusland, Zweden, Denemarken, hngeland, Frankrijk, Mecklenburg, Brandenburg, Brunswijk, Pruissen, Lunenburg tot Wolfenbuttel, de Pfalz, Lijfland, Portugal, Spanje, Genua, Florence, Tripoli, Tunis, Salé. Die agenten waren ofïicieele personen, kregen hun lastbrief van den vorst van hun land en vertoonden dien aan Burgemeesteren, van wie tegen wederkcerige diensten alle bescherming en bijstand voor hen gevraagd werd. Zij vonden vergoeding voor hun werkzaamheid in de provisie, die zij maakten; Koning Frederik de Vierde van Denemarken echter betaalde den door hem in 1700 aangestelden agent driehonderd rijksdaalders 'sjaars als vast loon. Het spreekt vanzelf, dat de Staten-Generaal dikwijls aan de Amsterdamsche vroedschap kennis gaven van de aanstelling van een Consul of Resident van een of ander land en voor dezen allerlei privilegies vroegen. Dan werden hun gewoonlijk vrijdom van allerlei accijnsen en een eereplaats in de kerk toegewezen. Maar even dikwijls wendden zich de vorsten zelf tot Burgemeesteren; bijv. de Koning van Frankrijk, na het sluiten van den vrede te Nijmegen, of de Keizer van Marokko, of de Koning van Engeland, of de Hertog van Beieren, die hier juweelen liet verpanden, of de Republiek Genua, die in lfi83 van Amsterdam kogels te leen vroeg, of de Keurvorsten van Brandenburg e. a. om overeenkomsten te treffen betreffende de posterijen. Zoo is het ook te verklaren, dat magistraatspersonen destijds vreemde talen keuden, welke die heeren thans gewoonlijk niet beoefenen; het Fransch was nog niet algemeen de taal der diplomatie. Toen de Russische Ambassade op 19 Maart 1088 vóór de stad op stroom lag, werden Ur. Dirk Schaap, Secretaris, en Abraham Sabé, Schout van het Waterrecht, omdat zij Russisch kenden, gelast de Heeren te ontvangen, te logeeren en te vergenoegen. Van den invloed en het aanzien, dat Amsterdam in het buitenland genoot, maakte de vroedschap op haar beurt gebruik om de belangen der burgers te handhaven. Zonder tusschenkomst van Stadhouder of Staten regelden Burgemeesteren kwesties met Zweden over aangehouden goederen, granen enz.; met de verschillende steden aan de Sondt of met andere havenplaatsen in de Skandinavische landen troffen zij overeenkomsten betreffende allerlei voordeden voor hun schippers, als ligplaats en accijnsen; en welke schepen daar passeerden wist men zeer juist, want de lijsten daarvan konden — evenals bijv. bijbels — slechts met autorisatie van Burgemeesteren gedrukt worden. Vergunning tot het werven van 1500 matrozen gaven zij den Koning van Denemarken; zij onderhandelden met de Afrikaansche kuststaten over het vrijkoopen van slaven, waarvoor zij bij ommegangen geld inzamelingen toestonden, hoewel anders strenge bepalingen tegen bedelarij werden genomen. Particulieren, die in Dantzig erfenissen hadden te vorderen, riepen met goed gevolg de tusschenkomst van Burgemeesteren in; dezen noopten ook de vrije stad Hamburg tot het stellen van een borgtocht voor een erfenis, waarop poorters hier aanspraak hadden. Kortom: Amsterdam vormde letterlijk een imperium in imperio; die macht steunde op den wereldhandel, door de kloeke inwoners gedreven, en een officieele betrekking bij den handel was dus een positie van beteekenis. Het was het natuurlijke gevolg van het soort van handel, die elk ander bedrijf hier overvleugelde, dat de makelaardij zich in Amsterdam ruimer dan ergens anders ontwikkelde en dat het mogelijk was, dat de tusschenpersonen dikwijls veel rijker waren dan hun principalen. De zoogenaamde makelaarshuizen, die achter een bescheiden front een ruime en rijke woning bevatten, bewaren de herinnering aan de toenmalige welvaart in dat bedrijf. De overheid zorgde voor de deugdelijkheid der makelaars op dezelfde wijze als nu, en wel door hen, die ervoor wilden betalen en den eed afleggen, in het Makelaersboek op te nemen, docli met dien verstande, dat die van de Joodsche natie in een afzonderlijk register werden opgenomen. Daaruit zien wij ook, dat in den eersten tijd gedurende vele jaren alleen Portugeesche Joden, waaronder bijv. David Bueno de Mesquita agent was van de Keurvorstin van Hannover, het beeedigd makelaarschap hadden, terwijl later het getal der Hoogduitsche Joden veel talrijker was dan dat van den anderen ritus. Voor korten tijd kwam mij een bundel papieren in handen, die een en ander bevatten, dat m.i. aan de vergetelheid dient onttrokken te worden. Uit die papieren blijkt namelijk, dat inzonderheid de betrekkingen tusschen het 1'oolsche Hof en onze gewesten het noodig maakten, dat te Amsterdam iemand gevestigd was, van wiens diensten men bij voorkomende gevallen gebruik kon maken. Op den 12de» Mcj 1677 gaf Johannes de Derde (Sobieski) in het derde jaar zijner regeering te Warschau een stuk uit handen, met het groot zegel bevestigd en onderteekend door Joannes Stanislaus Witwitski, Abt van Ployen enz., Koninklijk Kanselier van zijn Hof, om tc bezorgen aan den Jood (infidelis), Simon de Pool, inwoner van Amsterodam (sic) en makelaar (praxeneta). Dat stuk bevatte de aanstelling van De Pool tot factor en agent voor den Koning. Inzonderheid werd daarin de overheid verzocht om kennis van die aanstelling te nemen en den man des noodig zooveel mogelijk te steunen, terwijl de Koning van zijn kant beloofde bij voorkomende gevallen die vriendelijkheid te zullen beantwoorden. Waarschijnlijk was het Latijn voor de mannen van zaken destijds reeds moeilijk te verstaan en het stuk belangrijk genoeg om in het Nederlandsch tc worden overgebracht. Dat geschiedde dan ook „bij mij Notarius publicus Tixerand" op 17 Juni 11»77, „getrouwelijk'-; behoudens dat reeds toen in de Nederlandsche vertaling van Simons geloof niet gesproken is, terwijl nog heden in alle officicele stukken, die van het Russische gouvernement uitgaan, c.q. het woord Hebreeër aan den naam van den geadresseerde wordt toegevoegd. Van de zegels op de beide brieven zijn de sporen over en de brieven zelf vermoedelijk in ons land uniek. Het Groot Poorterboek van Amsterdam bevestigt het genoemde brevet. Op 23 November 1672 werd door den stads-secretaris Van de Poll Simon de Pool van Sneating (?) in Polen, zijnde van de Joodsche natie, tot poorter aangenomen, onder bepaling van de keur, dat hij geen winkel of nering hier ter stede mocht doen en dat hem het burgerrecht alleen voor zijn eigen persoon werd verleend. Twee dagen later werd hij. na den gebruikelijken eed afgelegd te hebben, tot makelaar benoemd. Kr is een reeks van stukken in het Poolsch en in het Oud-Russisch of Slavisch geschreven, kort van inhoud en die weinig uitbreiding geven aan de kennis, welke wij omtrent De Pool uit de overige papieren kunnen opdoen. Maar in een eigenaardig mengsel van Poolsch en Latijn is de dankbetuiging, gedagteekend 2'> Mei 1683, van Jan Skarbek voor diensten, hem en zijn familie bewezen. En ware het niet om de klinkende namen van hen, die den beeedigden makelaar bij acte van 12 Juli 1685 in hun dienst namen, dan zou ik ook dat stukje onbesproken laten. Maar het is afgegeven door Georg en Carel Radzivicki, Hertogen en Rijksgrooten, die binnen Amsterdam hun monarch vertegenwoordigden. Zij schijnen reeds den 4