\\\3 !S SP •V ' • \ •• Invloed der Duitsche Arbeiders- jilC , iv3 Verzekering 43 millioen mark. aan onkosten voor genezing enz .... 56 „ „ aan sterftegeld 6 „ „ totaal 705 millioen mark. Op 31 December 1901 bedroeg het getal der loopende renten tengevolge van ongevallen 768,255 mark. De behandeling omvat in de eerste plaats de directe gevolgen van het accident. De wet geeft echter ook uitkeering daar, waar ziekten in aansluiting aan het ongeval Of ontstaan i»f verergeren, alzoo indirect van het ongeval afhankelijk zijn. Ergo strekt zich de behandeling van ongeval-patiënten niet slechts uit op accidenten maar evenzeer op interne, chronische ziekten (tuberculose, hartlijden, zenuwlijden enz.) Zooals de ziekte-verzekering den eersten stoot gaf tot de oprichting der sanatoria voor tuberculeuzen, zoo voerde de ongevallen-verzekering tot de: „eerste hulp bij ongelukken". Immers van de eerste wondbehandeling hangt zoo menigmaal het verloop van het gansche genezings-proces af. Het was dus zaak, en weer in het belang van beide partijen dat snel en goed en zooveel mogelijk hulp kon worden verleend bij accidenten. En zoo verrezen de „Unfalls-Stationen" in de groote steden; de „GemeincleP (lege-Stationen' op het platte land. De Roode-Kruis-Vereeniging had in die oprichting weer een werkzaam aandeel. De krachten die door het „Roode Kruis" in den oorlog op bet slagveld worden aangewend, worden gedurende den vrede dienstbaar gemaakt in den strijd tegen de sociale ellende. Feitelijk kan men zeggen dat in Duitschland het „Roode Kruis" geheel is getreden in den dienst van de arbeiders-verzekering. Op vele plaatsen hebben de „Berüfsgenossenschaften" der ongevallen-verzekering ook weer hun eigen ziekenhuizen of reconvalescenten-inrichtingen gebouwd, ten einde hunne verzekerde arbeiders eene goede behandeling te kunnen geven. Dergelijke ziekenhuizen vindt men o.a. te Halle a.S., te Bochum, te Strassburg, te Berlijn, te Leipzig enz. Het zijn werkelijk model-inrichtingen. Yele particuliere ziekenhuizen zijn wel moeten volgen, wilden zij dat de Berufs-genossenschaften hunne zieken hun toezonden. Talrijke medico-mechanische inrichtingen zijn op deze wijze ontstaan, en zijn door onderlingen wedijver werkelijk eenig in hun soort. Dit alles komt den Duitschen arbeider ten goede, die waarlijk wel overtuigd moet zijn dat, indien hem een ongeval treft, hij behandeld wordt zóó, als de meergegoeden het niet kunnen worden in het duurste particuliere ziekenhuis. Evenals bij de ziekte-verzekering, zijn ook bij de ongevallen- verzekering de vèr verwijderde gevolgen van eminent belang: de voorkoming van ongevallen is bijna een leer op zichzelf geworden, terwijl de ziekte-toestanden als gevolg van ongevallen, krachtig kunnen worden bestreden. Niet slechts zijn talrijke maatregelen genomen ter voorkoming van ongevallen, maar ook wordt er gestreden tegen invloeden die de gezondheid kunnen schaden, zonder een direct ongeval te veroorzaken; bijv. daar waar schadelijke dampen, gassen of stoffen nadeelig kunnen inwerken. Waar noodig worden de arbeiders verplicht respirators te dragen; voor een goede ventilatie in molens, smederijen, gieterijen, slijperijen wordt bij de wet gezorgd. Vooral bij de chemische industrie wordt nauwkeurig gezorgd voor de verwijdering van stof, gas of damp, en zijn maatregelen genomen tegen de schadelijke inwerking van N-O-verbindingen, S O, dampen, enz. Bepaaldelijk wordt de ventilatie geregeld in de beenmolens, en bij het verkleinen van het Carbied in de acetyleen-fabrieken. Voor de zeep-fabrieken wordt verlangd dat bij het bleeken van de palm-olie door middel van zuren de arbeiders met respiratoren voorzien zijn; bij het bleeken door hitte moet de ketel gesloten zijn, en moeten de gassen door den schoorsteen worden weggevoerd. Bij de glas-fabricatie moeten de etskamers, waarin met fluoorwaterstofzuur wordt gewerkt buitengewoon geventileerd worden; enz., enz. Al deze door de Berufsgenossenschaften genomen maatregelen hebben de z.g. beroepsziekten, zooals die zich vroeger zoo menigvuldig, en met zoo treurige gevolgen ontwikkelden, sterk doen verminderen. De invaliden- en ouderdomsverzekeriiig is de jongste tak (1891) der Duitsclie arbeider-verzekering. Zij garandeert een invaliden- of ouderdoms-rente daar, waar ziekte of ouderdom een verminderd arbeidsvermogen geven, zonder ongeval bij het werk ontstaan. Ook hier is weer een eventueele herstelling van de gezondheid en werkkracht, zoowel voor den arbeider als voor het verzekerings-orgaan van het allergrootste gewicht. Ook hier hebben de verzekerden het recht op geneeskundige behandeling, hetzij tot voorkoming, hetzij tot genezing der invaliditeit. Tegen invaliditeit en ouderdom zijn nu verzekerd 12.6 millioen arbeiders. Sedert 1891 tot 1901 werden uitgekeerd: wegens ouderdom, invaliditeit enz. . . . 556 millioen mark aan verpleging, geneesk. behandeling . . 24 „ „ „ sterft egeld . . . . 8 „ „ Totaal.... 598 millioen mark. Op 31 December 1901 bedroeg het aantal dergenen die een uitkeering ontvingen: wegens invaliditeit 486945 personen „ ouderdom 179450 „ Een mogelijk lang behoud van gezondheid en werkkracht van de verzekerde arbeiders is finantieel van groote waarde, en het moet ons dus niet verwonderen dat we op ditverzekerings-gebied de fundamenten vinden, waarop een geheel systeem van voorkoming en bestrijding van volks-ziekten rust. Weer is hier dus de nevenwerking der verzekering, althans voor den geneeskundige, van het hoogste gewicht; reden waarom wij hier op die vèr verwijderde gevolgen van de invaliden-verzekering even nader willen ingaan. De zorg voor voorbijgaande, acute, ziekten is aan de ziekenkassen overgelaten, een zorg die zooals wij zagen, ruim voldoende is. Bij ziekten echter die tot een blijvenden toestaud, een invaliditeit dus, zouden kunnen voeren, komen wij op het gebied der invaliditeits-verzekering. Een samenwerken van deze soort verzekering met de ziekenkassen laat zich dus ;i priori als noodzakelijkheid verwachten. Deze samenwerking is inderdaad aanwezig, en is bij de wet geregeld. Nu moge het waar zijn dat een lichte aandoening onder bepaalde omstandigheden blijvende gevolgen kan hebben, toch is het duidelijk dat de voornaamste werkzaamheid van de invaliden-verzekering ligt op het terrein van de prophyllaxe en de bestrijding der zware chronische ziekten, m. a. w. der eigenlijke volksziekten. Volgens de in validen-verzekerings-wet kan de invalidenverzekering de behandeling van de ziekenkas overnemen zoo gauw er vrees bestaat dat de ziekte-toestand in een blijvenden zal kunnen overgaan, m. a. w. tot invaliditeit zal voeren. Zij heeft zelfs het recht personen in behandeling te nemen die reeds in het bezit zijn van een invaliden-rente, indien n.1. te verwachten is dat bij doelmatige behandeling de invaliditeit-tot verdwijnen is te brengen. De betroffen persoon moet in dit geval zelf den wensch uiten; een wettelijke verplichting tot geneeskundige behandeling bestaat niet. Zij heeft verder het recht de zieken te laten behandelen in ziekenhuizen, in sanatoria, in reconvalescenten-inrichtingen, in „Erholungs-statten", in badplaatsen enz. De kosten van heen- en terugreis worden gerekend als bij de behandeling — waarop de verzekerde recht heeft — te behooren. Het is dus voor de armsten nog mogelijk op deze wijze de verloren gezondheid terug te krijgen. De ziekenkas geeft dus den patiënt over aan de invaliden-verzekering, waarvoor deze laatste van de ziekenkas liet ziekengeld ontvangt. De invaliden-verzekering wordt bij de wet nu weer verplicht om gedurende de kuur het gezin van den'zieke te ondersteunen. Door deze bepaling wordt voorkomen dat de zieke uit zorg voor het onderhoud van zijn gezin reeds bij intredende beterschap, maar nog vóór algeheel© genezing de inrichting weer verlaat, en dientengevolge het gewonnene spoedig weer verliest. Het bedrag van de gezins-ondersteuning is wettelijk bepaald, en bedraagt de helft van het ziekengeld bij leden van de ziekenkassen, of 1/i van het dagloon. De verzekerings-banken nu hebben het recht met toestemming van bondsraad, dit bedrag, zoo noodig, te verhoogen. Drie-en-twintig hebben van dit recht reeds gebruik gemaakt, zóó, dat zij het dubbele van het wettelijke bedrag dezer gezins-ondersteuning uitkeeren. Wat door deze wijze van handelen voor de genezing van de verzekerde arbeiders is gedaan, en hoe daardoor volks-ziekten, speciaal de tuberculose, worden bestreden, distilleeren wij het best uit de statistiek die door het „Reichs-versicherungs-amt" jaarlijks wordt gepubliceerd. In 10 jaren zijn 25 millioen mark voor dit doel uitgegeven, welke aan 104,498 arbeiders zijn ten goede gekomen. Van het groote nut eener vroeg ingestelde behandeling is men meer doordrongen. Wij weten nu immers dat tuberculose juist in het begin-stadium zulke gunstige kansen op genezing geeft. Daardoor is het aantal der in behandeling genomen patienten voortdurend gestegen: van 10,504 in 1897 tot 32,710 in 1901. Het is, zooals wij reeds zeiden, de volksziekte die de meeste offers eischt, de tuberculose, die op deze wijze wordt bestreden. Over de jaren 1891 — 1895 is door het „Reichs-versicherungs-amt" een statistiek opgemaakt waaruit het volgende bleek: Van de manlijke invalide arbeiders (mijn- bouw en industrie) onder den dertig-jarigen leeftijd, waren meer dan de helft lijdende aan tuberculose. Evenzoo ongunstig waren de cijfers voor de vrouwelijke invaliden van dezelfde beroepsklasse van het 20sto tot het 24ste jaar. Iets minder ongunstig waren de cijfers bij vrouwen van 25 tot 30 jaar. Land- en boschbouw gaven 350 tuberculose-lijders op 1000 rente-trekkers. Het bleek dat men kon aannemen dat van de 1000 in de kracht van hun leven invalide geworden zijnde arbeiders, bij 500 de tuberculose oorzaak was van de invaliditeit; terwijl bij vrouwen dit aantal 300 bedraagt. Men ziet hieruit duidelijk welk een verwoesting aan volks-gezondheid en volks-welvaart de tuberculose in Duitschland geeft. In den strijd tegen deze bron van ellende is de verplichte invaliden-verzekering een heerlijk middel. Van 1897 tot en met 1901 zijn door de invaliden-verzekering in behandeling genomen 41977 tuberculeuze arbeiders, voor welker verpleging is uitgegeven de som van 13,786,009 mark. Met recht kunnen de Duitschers hierop trotsch zijn, en vragen: „waar bij de cultuurvolkeren wordt de strijd tegen de tuberculose zoo krachtig gestreden"? Bij een algemeen rondschrijven (22 Maart 1890) wees de directie van de Rijks-verzekeringsbank op het groote nut van een vroeg-ingestelde behandeling bij tuberculose. Onder medewerking van eenige harer leden en van meerdere verzekeringsmaatschappijen zijn er drie groote vereenigingen aan het hoofd van een anti-tuberculeuze beweging gekomen: lst0 het Duitsche Centraal-Comité voor de oprichting van Sanatoria voor lijders aan tuberculose; 2de de Herlijn-Brandenburger Vereeniging van Sanatoria voor longlijders; 3do de Vereeniging voor oprichting van volks-sanatoria van het „Roode Kruis". In het bedoelde rondschrijven werden de verzekering-maatschappijen aangeraden, van de door deze vereenigingen aangeboden gunstige gelegenheid, gebruik te maken, en de voor genezing vatbare longzieken, onder medewerking van de ziekenkassen die toch ook bij een goede gezondheid van de arbeiders zijn geïnteresseerd, een goede geneeskundige behandeling ten deel te doen worden. De genezings-principes in de sanatoria zijn hygiënischdiëtetische: frissche lucht, krachtige voeding, goede huid-kuituur, en het aanleeren van een gezonde levenswijze. De kosten van de behandeling, die de zieken zelf nooit zouden kunnen betalen, behoeven voor hen nu — bij de invaliditeits-verzekering — geen bezwaar meer te zijn. De kosten per behandelingsdag komen op 4.5 a 5 mark. De vermeerderde aanvraag naar plaatsing heeft tot een buitengewone ontwikkeling van het sanatorium-wezen gevoerd. Op dit oogenblik zijn er in Duitschland 77 met 6600 bedden in gebruik, waarin gedurende 1901, 11,816 verzekerden werden verpleegd. Ook naar badplaatsen worden de teringlijders gezonden. In 1901 bijv. werden 2000 tuberculeuze arbeiders naar Lippspringe gezonden. Het is gebleken dat het niet raadzaam is den tuberculoselijder direct na beëindiging van zijn kuur wreer in zijn vroegere omgeving en werkkring te plaatsen. De verzekerde arbeiders worden daarom na afloop der sanatorium-behandeling nog eenigen tijd naar een Reconvalescenten- of Erholungs-inrichting gezonden. In den laatsten tijd is men er zelfs toe overgegaan op het platteland landbouw-koloniën op te richten, die een overgangsstation zijn voor den teringlijder van het Sanatorium naar zijn beroep. Zoo heeft bijv. onlangs de „Landes-versicherungsanstalt Hannover" een buitenplaats voor 30 jaar gepacht en ingericht voor manlijke teringlijders. Ook in de verschillende sanatoria werden zoo mogelijk, de tuberculeuzen onder medische controle aan het werk gezet. Waar zich de directe terugkeer tot den gewonen arbeid niet laat vermijden, daar dringt het Sanatorium-bestuur bij den werkgever zooveel mogelijk op licht en passend werk aan. Het is echter niet alleen de tuberculose die door de invaliditeitsverzekering met kracht wordt bestreden, maar ook tal van andere ziekten die tot invaliditeit kunnen voeren. In volgorde der invaliditeits-statistiek behooren daartoe: Rheumatismus, jicht, hartlijden, bloedarmoede, geslachts-ziekten, e. a. En wil men hier weer cijfers: van 1897 — 1901 werden behandeld 62,521 niet-tuberculeuze arbeiders, waarvoor werd uitgegeven een som van 9,174,382 mark. In tegenstelling met de tuberculose-lijders die voornamelijk in de daarvoor bestemde sanatoria verpleging vinden, zijn de patienten van de laatste categorie meer geschikt voor verpleging in badplaatsen, gewone ziekenhuizen, in orthopaedische, medico-mechanische inrichtingen; in krankzinnigen-gestichten; in hydro-therapeutische inrichtingen, in Sanatoria voor zenuwlijders, in asyls voor dronkaards, enz., enz. Zoo werden alleen in het afgeloopen jaar 285 personen ' naar medico-mechanische inrichtingen gezonden. Eén verzekeringsbank heeft zelfs een eigen ziekenhuis voor venerische ziekten opgericht, ten einde de geslachts-zieken, wier aantal in de groote steden zoo enorm toeneemt, reeds vroeg een goede behandeling te kunnen geven, en daardoor een vroege invaliditeit te voorkomen. Dat ook van badplaatsen een druk gebruik wordt gemaakt volgt uit het feit dat in 1901 4316 niet-tuberculeuze arbeiders naar diverse badplaatsen zijn gezonden: naar Öynhausen 589, Nauheim 434, Baden-Baden 342, Wildbad 261, enz. Evenals voor beginnend-tuberculeuzen, zoo wordt ook voor deze patiënten van de reconvalescenten-inrichtingen, en Erliolungs-statten gebruik gemaakt na afloop van de eigenlijke kuur. Gaan wij nu eens na welke enorme sommen voor de genezing van den arbeider worden uitgegeven, door de uitgaven van de drie verzekerings-aoorten bij elkaar te tellen. Dan krijgen wij: voor ziekte-verzekering 1840 millioen mark „ ongevallen-verzekering 705 „ „ „ invaliditeit- en ouderdom-verzekenng 598 „ totaal . . . 3143 millioen mark. Bij aanwending van zulke sommen is de vraag gewettigd: „is het succes in overeenstemming met deze kolossale uitgaven"? Om hierover een oordeel te kunnen vellen heeft het „Reichsversicherungs-ambt" een onderzoek ingesteld naar den toestand van de in behandeling geweest zijnde gevallen na 5 jaar. en daaromtrent een statistiek opgesteld. In deze statistiek zijn alle niet-gecontroleerde gevallen (wat dus vermoedelijk genezingen waren!) buiten rekening gelaten, terwijl de gevallen die nogmaals eene behandeling vereischten als mislukt zijn beschouwd (hoewel velen van deze toch na nieuwe behandeling tot genezing zijn gekomen!) De balans is dus zeker niet geflatteerd! En nu bleek dat 27 % van alle teringlijders die in behandeling waren geweest, na verloop van drie en vier jaar, nog ten volle valide waren in den zin der wet. Dit cijfer, dat dus op grond van het voorgaande vermoedelijk nog hooger is, kunnen wij zeer gunstig noemen, uit een medisch oogpunt. Maatschappelijk heeft dit cijfer een nog grootere beteekenis wanneer men bedenkt dat iedere eenheid representeert een arbeidskrachtig gezinshoofd. Of de besparing van rente nu wel opweegt tegen de kosten voor genezings-doeleinden uitgegeven, is moeilijk te zeggen. Immers, hoe zullen wij uitmaken hoe lang de invaliditeit zou zijn uitgebleven zonder pogingen tot genezing? Maar bovendien, waar wij handelen, niet alleen naar de beginselen eener verstandige politiek, maar evenzeer naar de beginselen van Christelijke liefde, daar zit in het succes dat de maatschappij van ons handelen heeft, ook een factor van moreele waarde besloten. En zoo iets laat zich nu eenmaal niet onder cijfers brengen. Hoe zouden wij bijv. de waarde bepalen die er in ligt dat niet verlangd wordt naar den dood van een oude gebrekkige vader of moeder? Vroeger waren deze menigmaal een lastpost voor het arbeidersgezin dat zelf hard te strijden had voor het hoognoodige. Nu, met hun ouderdoms-of invalidenrente, zijn zij een welkome steun. Dat is moreel gewin! En wie zal ons voorrekenen en er de waarde van noemen dat het zorgende gezins-hoofd weer krachtig is en zijn werk kan doen, zoodat zijn gezin bewaard is voor armoede, ziekte en zedeloosheid? Zorge toch de Staat er voor, dat zijn leden kunnen leeren inzien dat er nog hoogere factoren voor het mensch-zijn bestaan dan de zuiver oeconomische, tot nu toe de vrijwel alleen-heerschende; n.1.: kennis, gemeenschaps-zin en naastenliefde. Zelfs dan, wanneer een tot verdwijnen brengen van den ziekte-toestand of der invaliditeit is buitengesloten, en dientengevolge een invaliden-rente moet worden uitgekeerd, kan de invaliden-verzekering, op grond van § 25 der invaliden-verzeke- ringswet, het voortschrijden van de ziekte trachten tegen te gaan, door den invalide in behandeling te nemen. Ook zóó wei kt zij dus weer mede tot verhooging der volks-gezondheid. Zij kan dit doen door zelf invaliden-inrichtingen te bouwen (o. a. te Braunschweig, Thüringen, Berlijn) of door de invaliditeitsrente-trekkers aan particuliere inrichtingen af' te geven met overlating der rente aan die inrichtitgen. De kosten voor de invaliden-verpleging overtreffen verreweg de renten. De wetgever is zich dit zeer wel bewust geweest, maar had hierbij niet slechts het oog gevestigd op den invalide zelf', maar bovenal op de gezonde arbeiders waartusschen hij leeft. De wetgever is uitgegaan van het dogma dat tuberculose een besmettelijke ziekte is, en heeft op deze wijze de bron van besmetting en ellende, die een teringlijder bij de slechte woningtoestanden voor zijn omgeving is, willen elimineeren. Uit hetgeen vermeld is moet het ons duidelijk worden hoe enorm groot de invloed is die de Dnitsche arbeiders-verzekering op den stand der volks-gezondheid uitoefent, en welk een belangrijk wapen zij levert in den strijd tegen volksziekten en oeconomische gevolgen daarvan, zoowel middellijk, als onmiddellijk. Hoe moeilijk is het niet bij ons om een behoeftige zieke in een ziekenhuis of' sanatorium (voor minvermogenden a ƒ2.50 per dag!!) opgenomen te krijgen. In de steden dikwijls geen plaats; op het platteland, waar men geheel afhankelijk is van de welwillendheid van de ziekenhuis-directie der naburige stad, een vervelend gehaspel tusschen gemeente en diakonie, die liefst beiden de onkosten van zich willen afschuiven. En daartusschen staat de medicus met zijn patiënt wiens wèl hem ter harte gaat; en er blijft hem heel dikwijls niet veel anders over dan maar wat medicijnen! voor te schrijven. In Düitschland zijn dergelijke narigheden vrijwel verdwenen; de opname van een behoeftige zieke in een of andere zieken-inrichting is er gemakkelijk. Er is ginds een welwillende en werkdadige stemming heerschende voor praktische hygiëne en prophyllaxe. In de talrijke sanatoria wordt een geneeskundig personeel gevormd dat tijd en gelegenheid vindt in prophylactischhygiënische richting werkzaam te zijn. Dit is de lijn waarin zich ons geneeskundig handelen moet bewegen. Onder leiding van het Duitsche Contraai-Comité voor oprichting van sanatoria voor borstlijders, hebben van tijd tot tijd met het geneeskundig personeel van de verschillende sanatoria conferenties plaats, waar alles bespreking vindt wat voor den strijd tegen de tuberculose van belang kan zijn. Evenzoo hebben zich commissiën gevormd om het wezen van andere ziekten op te sporen, statistieken er over samentestellen enz. Zoo is onder voorzitterschap van Professor Van Leyden een commissie werkzaam om het wezen van den kanker op te sporen. Een andere commissie van hoogerhand ingesteld, tracht maatregelen te treffen, ten einde aan de enorme verspreiding der venerische ziekten paal en perk te stellen. Talrijke vereenigingen zijn ontstaan om het alkoholisme te bestrijden; in één woord, er wordt krachtig gewerkt om de volks-gezondheid te verhoogen. En voor al deze organisaties, voor al dit streven wordt dooide Duitscho arbeiders-verzekering-wetgeving een breede basis gegeven; niet slechts wat betreft de pecuniaire steun, maar ook wat de ruime ervaring aangaat, welke in de gemaakte statistieken uitdrukking vindt. Ln de resultaten van dit streven worden in practischeenvoudigen vorm onder het volk verspreid. Het bekroonde geschrift van Dr. Knopf hijv. is door de invaliden-verzekering bij millioenen van exemplaren onder het volk verspreid. De uit de Sanatoria teruggekeerde arbeiders zijn een propaganda voor een verstandige leefwijze onder het volk. Het ïesultaat is dan ook dat de massa langzamerhand is ontwaakt uit hare dofte onverschilligheid voor al de verwoestingen die de volksziekten om hen heen aanrichten. De Berüfsgenossenschaften der ongevallen-verzekering, de invaliden-verzekering geven, zooals wij reeds zeiden, een jaarlijksche ondersteuning aan de „Unfalls Stationen" en de „Gemeinde Pflege-Stationen", dat zijn de plaatsen voor eerste hulp bij ongelukken. Het „Roode Kruis" geeft eveneens een jaarlijksche bijdrage. Hun aantal neemt jaarlijks toe. Vooral van gewicht zijn deze stations op het platteland, waar de geneeskundige soms ver af woont. Aan het hoofd staat een \eipleegstei, die hulp verleent tot dat de geneesheer gekomen is. Het zijn goed ingerichte, miniatuur-ziekenhuisjes, en vormen de verbinding tusschen den arts ter eene zijde, en de ziekenkassen, de Berüfsgenossenschaften ter andere zijde. De niet diiect tot rente-betaling benoodigde gelden, worden ten algemeenen nutte belegd. Op deze wijze is van 1 Januari 1891 tot en met 1901 voor den bouw van ziekenhuizen, sanatoria, volksbaden, bswaarscholen, waterleidingen enz. uitgegeven de som van 108 millioen mark. Bovendien zijn in datzelfde tijdvak 87 millioen mark besteed voor den bouw van goedkoope arbeiders-woningen. Ook op deze wijze worden vele verzekerden voor ziekte bewaard. Hem, die eenmaal van nabij heeft kennis kunnen maken met de zegenrijke werkzaamheid der bedoelde instellingen, die zich heeft kunnen overtuigen van de degelijke arbeiders-woningen in de groote steden, en de daardoor ontstane gezondere levenswijze, hem wordt het duidelijk hoe enorm gewichtig zulk een gemeenschappelijke kapitaalvorming is. Dat Duitschland in den strijd tegen, en het voorkomen van volksziekten vooraan staat dankt het aan de verplichte arbeidersverzekering. Zonder deze ware een geweldige prestatie als nu, onmogelijk. Wij zijn ons bij dit alles volkomen bewust van de waarheid: „Das Leben ist der Güter höchstes nicht"; echter het is de grondslag van alle goederen, en een goede gezondheid is de vooronderstelling van geluk. Verhooging van de volksgezondheid heeft ook haar doel niet in zichzelve, zij is slechts middel in de vervulling van onze hoogere levensplichten; zij is de basis waarop dat hoogere kan gedijen. De kracht en het geluk der natiën berust niet bij de „upper ten", maar bij het volk. Wat zullen al onze hygiënische maatregelen, onze vooruitgang in wetenschap uitrichten als niet het volk doordrongen is van hunne waarde? Hoe willen wij ooit de massa bereiken met dat wat hooger is dan het zuiver materieele, als zij zich dagelijks met zorg aftobt voor het hoognoodige, en een sombere toekomst als soms ziekte of ongeval hen treft? Hoewel het hoofddoel van dit opstel was, in het kort nategaan wat de invloed van de arbeider-verzekering op de volks-gezondheid is geweest, willen wij toch volledigheidshalve een blik werpen op de andere gevolgen. De samenwerking van werkman en werkgever heeft een hooge ideëele waarde. Zij werken samen zoowel in het beheer, als bij scheids-rechterlijke uitspraken. De conflicten tusschen arbeiders en werkgevers zijn in andere industrie-staten (NoordAmerika bijv.) menigvuldiger dan in Duitschland; de strijd is er bitterder en welke wonden de langdurige strikes aan het oeconomisch leven toebrengen is bekend. Waarom de Duitschers in dit opzicht er beter aan toe zijn spruit vermoedelijk grootendeels voort uit de wederzydsche voeling die arbeider en werkgever, juist tengevolge van de arbeider-verzekering, met elkaar hebben. Er is meer samenhang, en daarbij is de zorg voor den arbeider er zooveel beter, en de tevredenheid grooter. De Duitsche arbeider ziet het dagelijks vóór zich welk een zekerheid de arbeider-verzekering in dagen van nood voor hem geeft. De talrijke ziekengeld-ontvangers, de l1/, millioen rente-trekkers wegens ongeval, invaliditeit of ouderdom zijn even zoovele getuigen voor de waarde van de bestaande inrichtingen, en vormen met hunne familiën een steun voor den socialen vrede; een steun tegen ontevredenheid, haat en anarchisme. Met het gerechtvaardigde verlangen der arbeiders mede stem in het kapittel te hebben is ten volle rekening gehouden: geen gerechtelijke onderzoeking van een ongeval heeft plaats, geen maatregel ter voorkoming van ongevallen wordt uitgevaardigd, geen oordeel over rente-uitkeering wordt geveld zonder de stem van den arbeider. Zoowel bij het scheidsgericht, als ook bij de hoogste rechtbank die in deze questies uitspraak doet, het votum van den arbeider-afgevaardigde geldt evenveel als dat van den president, van den accessor van den Bondsraad, of den werkgever. Hetzelfde geldt feitelijk ook op het gebied van de invaliditeits- of ouderdoms-verzekering, terwijl toch de arbeider tot de lasten, althans der ongevallenverzekering, niets bijdraagt. Op deze wijze wordt de belangstelling van den arbeider in den loop der zaken groot-er; zijn wantrouwen verdwijnt niet slechts tegen de wetgeving in casu, maar tegen de staats-instellingen in het algemeen. Hij overtuigt zich dat alles billijk en rechtvaardig gaat, en leert op den positieven bodem der bestaande staatswetten meer of minder nuttig mede werkzaam te zijn. De verzekering tegen ziekte is inderdaad geheel in handen van de arbeiders. Iedereen evenveel aardsche goederen te doen toekomen zal voorloopig nog wel tot de pia vota blijven behooren. Een wijze staatsmanskunst zal er echter steeds naar streven, onder bescherming van de bezittenden, zooveel als mogelijk is te schuiven naar de zijde der niet-bezittenden. Voor hen te zorgen is Christelijke plicht en politieke wijsheid; hunne maatschappelijk-oeconomische positie verbeteren, beteekent: verbetering van de volksgezondheid, verhooging van nationale weerstands-kracht, vermeerdering van den staats-rijkdom, van zedelijkheid, van geluk. Het is verkeerd te denken dat de voordeelen die de arbeiders door de verzekering hebben verkregen, aan den werkgever zijn ontnomen. Aangenomen dat het sommigen werkgevers moeilijk valt hunne verzekerings-bijdrage af te staan, zoo moeten wij toch bedenken dat het algemeen belang ten zeerste gediend is door een draaglijk oeconomisclie positie van de breede arbeiders-massa. Met goede, krachtige, ontwikkelde, tevreden arbeiders doet ook de werkgever zijn voordeel. Daarom hoort men in Duitschland dan ook geen klagen van den kant der werkgevers. Integendeel, zij zijn het juist die in den Rijksdag een steeds verdere ontwikkeling van de arbeiders-verzekering hebben verlangd; o. a. de invoering van de weduwen- en weezen-verzekering. Te zorgen voor de in hun dienst ziek of invalide geworden arbeiders; te zorgen voor de achtergeblevenen van bij een ongeval gedooden arbeider was een moreele of gerechtelijk opgelegde verplichting van den werkgever, waarvan deze door de arbeider-verzekering nu is ontheven. De onaangename questies tusschen patroons en arbeiders zijn daardoor grootendeels weggenomen; er is toenadering voor in de plaats gekomen. De waarheid hiervan demonstreert ons de praktijk: werkgevers die vroeger met hun arbeiders overhoop lagen en daardoor elkander wederzijds schade toebrachten, vormen nu een compact geheel, dat zijn oeconomisch belang zeer goed weet te dienen. De vermindering van de ongevallen, resulteerende uit de nauwkeurige handhaving van de voorschriften ter voorkoming van ongevallen, komt den werkgever, die alleen de lasten draagt, niet minder ten goede dan den arbeider. Het heeft in Duitschland zelf, en daarbuiten, niet aan tegenstanders ontbroken. Bij enkele regeeringspersonen ontstaat de vrees dat men reeds tè ver is gegaan. Zy zeggen: „tot hiertoe, en niet verder; laat ons eerst zien wat andere landen doen". Van buiten komt het verwijt tot Duitschland: „uwe geheele organisatie berust op dwang; die dwang verstikt de vrije beweging"! Ook op het Congres te Düsseldorf werd dit verwijt vernomen. Natuurlijk ontbrak het niet aan repliek van den kant der Duitsche Congresleden, wier krachtigste woordvoerder zeker wel Dr. Boediker, voorzitter van het T Congres was. Wat in de eerste plaats betreft de concurrentiekracht der Duitsche industrie, een zaak die de tegenwoordige regeering na aan het harte ligt, zoo is het een feit dat de stand der zaken juist omgekeerd is, dan verwacht werd door hen die, tengevolge van de arbeider-verzekering, een vermindering van concurrentie-kracht der Duitsche industrie tegenover de buitenlandsche, vreesden. Als bewijs daarvoor diene dat de geweldige ontwikkeling der Duitsche industrie juist samenvalt met een systematische verbetering in de positie van de arbeiders. Kan een goed verzorgde, ontwikkelde, gezonde en tevreden arbeiders-massa niet meer presteeren dan zij die vrijwel aan hun lot zijn overgelaten in den voor hen zoo hopeloozen bestaans-stryd, dien zij vrijwel zonder wapenen moeten strijden, verzwakt door ziekte, zorg, armoede, slechte woningen enz.? En hoeveel maakt de geheele arbeiders-verzekering per arbeider per jaar uit? „Alles in Allem" nog geen 34 Mark! De verzekeringslasten zijn feitelijk een loonsverhooging; een loonsverhooging die de nuttigste is van allen, daar zij op verstandige wijze aan de meest dringende levensbehoeften ten goede komt; een deel waarop niet gespaard mag worden. Dit deel — het constante deel — verhoogt in de eerste plaats den levens-standaard van den arbeider, en zal daarom een tendenz hebben het andere — variabele — gedeelte van het loon te doen stijgen Er ontstaat dus een corporeel krachtiger, een meer ontwikkelde arbeiderbevolking, en het is a priori te verwachten dat industrie en landbouw hierdoor zijn gebaat. Wij beschouwen dus het loon van den arbeider als bestaande uit 2 deelen: het constante, de arbeiders-verzekerings-last, het eerst en lioogstnoodige; en het variabel gedeelte, afhangende è van de internationale concurrentie. Het lijkt er niet op alsof door de arbeiders-verzekering de internationale concurrentie-kracht van het Duitsche volk is verminderd, en daardoor de loonen zijn gedaald; integendeel, zij zijn voortdurend gestegen. Aangenomen dat dit niet het geval ware, zoo was althans dit bereikt, dat de arbeider in zijn eerste en hoogste nooden is verzorgd. Maar naast en ondanks de arbeider-verzekering, zijn sinds 1885 de loonen minstens y4 gestegen, hij sommige bedrijven zelfs \eel meer. Het vleesch- en suikergebruik per arbeider is toegenomen, de woningen zijn verbeterd, de levens-standaard is \ eihoogd, en bij vermeerdering van het aantal geboorten is het steifte-cijfèr gedaald! Zijn dit geen frappante bewijzen van vermeerderden welstand van den Duitschen arbeider? En de werkgevers? Hoe sterk het aantalgroot-industriëelen in Duitschland is toegenomen, is bekend; het „made in Germany" zien wij dagelijks meer! Summa summarum: de nationale welstand is verhoogd. En in Duitschland's sociaal-oeconomische ontwikkeling is de arbeiderverzekering een belangrijke factor geweest. Waar echter, vraagt Boediker, wordt het woord „dwang" tegen de invoering der arbeiders-verzekering vernomen? Daar, waar men nog twijfelt de arbeidende klasse te helpen in haren nood! In Duitschland, waar men dan toch dien dwang in de eerste plaats zou moeten voelen, spreekt niemand daarover. Men spreekt er niet over „verlamming van het particulier initiatief", of van „onderdrukking der individueele vrijheid". Natuurlijk is er eenige dwang noodig om de samenstellende deelen met elkaar in verbinding te brengen; maar zonder dwang, in dien zin, kan er niets tot stand worden gebracht. Een ander verwijt tegen de arbeiders-verzekering is dat het voert op een socialistisch hellend-vlak. Maar het is een vredebrengend socialisme, met een tendenz tot verdwijnen te brengen de schrelle maatschappelijke tegenstellingen. En dit te beoefenen is niet slechts een daad van recht tegenover de werkelijke waarde-producenten in onze nog zuiver oeconornische maatschappij, of van zich baanbrekend altruïsme, maar tevens een daad van verstandige politiek, want zij beschermt ons voor het omverwerpende socialisme, waarin wel nooit de opheffing der sociale nooden kan gelegen zijn. De revolutionair wordt tot evolutionair! Do geheele sociale wetgeving is er van doordrongen, en zonder overdrijving kunnen wij zeggen dat de arbeiders-verzekering ons sociaal denken en handelen in nieuwe banen heeft geleid; dat niet slechts het geweten der bezittende klasse is ontwaakt, maar dat ook het oog is geopend voor dat. wat noodzakelijk en bereikbaar is. Tengevolge van de uitkeering der verzekerings-renten in allerlei vormen, kunnen de gemeenten groote sommen aan armlastigen besparen. Daardoor zijn zij in staat gesteld tot betere ondersteuning, tot meer afdoende hulp van de verarmden, en tot uitbreiding van den kring hunner werkzaamheid. Tot dusverre is de bedoelde hulp bij ons bijv. in vele gevallen zeer onvoldoende. En zoo hebben zelfs de armsten onder de armen een indirect voordeel van de arbeiders-verzekering. De groote Duitsche organisatie kunnen wij als een schrede vooruit beschouwen, als een schrede in onze nadering tot het maatschappelijk ideaal, dat — wij zijn het ons volmaakt bewust — in zijn volstrektheid bij de poging tot verwezenlijking aan onzen greep ontsnapt, maar dat wij niettemin noodig hebben ons te stellen, om richting en doel te geven aan ons handelen. Wèl beschouwd zijn al de steeds veranderende aardsche toestanden niets anders dan de gevolgen van ons pogen gestelde ideaien te verwezenlijken. Ei bestaat nog een andere filosofie, een academische nog wel, welke ook op het gebied der sociologie, een strijd der krachten, met een „survival of the fittest" huldigt. Haar devies is: „dood aan het zwakke"! De krachtigen alleen blijven over. Zoo wil het de „natuur"! Stuit die niet in hare keuze! Alle ingrijpen is „kunstmatigheid", en ten verderve voerend, want het geeft selectie-stuiting. Deze „selectorische evolutionisten" moesten echter begrijpen, dat onze geestelijke ontwikkelingsgang, zich uitende in armenzorg, ziekenzorg, hygiëne, arbeiders-zorg, altruïsme, dan toch, volgens hunne eigene opvattingen, ook een evolutie is, die evenmin kunstmatig! mag gewijzigd worden. Waar begint die kunstmatigheid, dat tegennatuurlijke? Onze gansche ziels-werkzaamheid is bezig selectie's te elimineeren. En het gaat toch niet aan alle ziel tegennatuurlijk, alle rede kunstmatig te noemen? Wat is natuur? Het geheel der causaalAeibonden verschijnselen! Maar dan is alle rede natuurlijk, en daarmede ons „ingrijpen", onze geneeskunst, hygiëne, staats-bemoeiing gerechtvaardigd, en zeer natuurlijk. Indien wij uit ons sociale leven het z.g. kunstmatige, het „ingrijpen", wilden wegnemen, zouden wij moeten terugkeeren tot den natuurstaat van den oermensch, ja! nog verder.*) Maar wat *) Van Embdex: Darwinisme en Sociologie. meer zegt: de inrichting onzer maatschappij is niet van dien aard dut een zuivere strijd kan worden gestreden. Door de oeconomische inrichting heeft er vrijwel een algeheele selectiestuiting en selectie-verschuiving plaats. Noch physieke voortreffelijkheid, noch vatbaarheid voor hooge geestelijke ontwikkeling, noch kennis, allerminst het bezit van altruïstische principes (gemeenschapszin en naastenliefde) waarborgen ons een overwinning in den strijd. Deze is veelal van den oeconomischen factor afhankelijk; en deze wordt bepaald door louter toeval, en in de meeste gevallen van de minst nobele eigenschappen in ons. Wie zal ons zeggen hoeveel schatten van schoonheid en kennis voor het menschdom zijn verloren gegaan, doordien zij verstikt werden in armoede en ellende? Hoe menige schurk slaagt goed omdat hij over oeconomische capaciteiten beschikt? Hoe menig physiek krachtig lichaam gaat aan armoede en ontbering vroegtijdig te gronde, waar een verzwakt en ontaard lichaam door geld en goede zorg een hoogen leeftijd kan bereiken? Wat blijft er in onze maatschappij van selecties over? Talent, altruïsme enz. kunnen pas dan tot ontwikkeling komen als ze in gunstige conjunctuur komen met oeconomische verhoudingen, en zulks is toeval. In onze maatschappij is één overheerschende selectie werkzaam, d. i. de oeconomische; deze elimineert en verschuift alle andere. En van dit „vrije spel der krachten"!? zouden wij de ontwikkeling van ons sociaal leven laten afhangen? Het ware dwaas en onrechtvaardig. Waar in onze maatschappij de z. g. selectie het krachtigst werkzaam is, bijv. in de achterbuurten onzer groote steden, of in bepaalde fabrieks-centra, waar dus een enorme kindersterfte is, daar zien we waarlijk geen heldengeslacht ontstaan. Integen- deel, daar vindt men het grootste getal der voor den dienst ongeschikte recruten, de slechtste corporeele ontwikkeling dus: daar is de welstand het geringst, de zedeloosheid en ellende het grootst, waarlijk levensgeluk het geringst. Echter niet slechts ons verstand, maar ook ons gevoel komt tegen dit devies: „dood aan het zwakke", in opstand. En waarom zouden wij dit niet laten meespreken bij al onze overwegingen? Is ons verstand dan zoo onfeilbaar? Zonder dat wij het ons daargaans bewust zijn, is in vele gevallen het gevoelde, het geloofde het primaire; de kern die wij omhangen met verstandelijke deductien. En dan gaan wij ons verbeelden zuiver wetenschappelijk, objectivistisch te zijn! Veel wat als zuivere wetenschap troont, is in zijn wezen gevoel of geloof; ons „weten" is een functie van het geloofde of gevoelde. De arbeiders-verzekering is een ware weldaad voor den arbeider, en in hare rustelooze werkzaamheid een der zekerste burchten voor den socialen vrede, oeconomisch, hygiënisch, moreel en politiek van groote waarde. Bij de samenstelling van dit opstel heb ik geput uit de handelingen van het 6de Internationale Congres voor Arbeiderverzekering, onlangs te Düsseldorf gehouden, gedeeltelijk uit hetgeen eigen oogen mij deden zien. Wat mij bovenal tot drijfveer was, was de hoop iets bij te dragen tot verhooging der belangstelling in dit onderwerp; het was de hoop dat het misschien ook bij ons mag komen tot de oprichting eener inrichting in den geest der Duitsche Erholungs-Stiitten. Aan zulk een inrichting bestaat bij ons werkelijk groote behoefte. Ook bij ons richt de tuberculose ontzettende verwoestingen aan; '/♦ der menschen is er aan lijdende; y7 gaat er aan te gronde. Bepaald zeer gunstig zijn de genezings-kansen bij vroeg ingestelde behandeling. De sanatoria die wij bezitten zijn prachtig ingericht ; maar duur, en bieden te weinig plaats. De kosten van zulk een „Erholungs-heim" zouden indien zij werden opgericht als in Duitschland, niet groot zijn. In ons land bezitten wij schoone plekken daarvoor bij uitstek geschikt : een open ruimte in het bosch; beschut naar het noorden, open naar het zuiden; boogvormig gebouwd, met veranda aan de zuidzijde; alles zeer eenvoudig; ieder kamertje bevat slechts bed, stoel en tafel; gemeenschappelijke eetzaal; een zuster staat aan het hoofd der inrichting. Daar zouden massa's ongelukkige lijders, die nu ten ondergang gedoemd zijn herstel kunnen vinden, en nuttig werkzaam zijn in land- en tuinbouw. Misschien zou het ons op deze wijze nog wel gelukken vele naai geest en lichaam ontaarde proletariërs, terug te voeren naar het platte land, en lust voor het landleven en den landarbeid bij hen te doen ontwaken. Wie neemt het initiatief? / Amsterdam, Juli 1902. , wurs ^ v%