Wie evenwel meent dat liet socialisme de nationale cultuur niet vernietigen zal, nocli moei, die moet ook aannemen dat liet anti-semitisme ook in den toekomststaat zal voortleven, zij het dan ook in een nieuw kleed gestoken. Als men «lus bewi ert dat liet anti semitisme l et Zionisme geschapen heeft, dan is dat slechts in zooverre juist, dat men het anti-semitisme zelve als graadmeter van den abnormalen toestand van het volk heeft te beschouwen. Het bestaan van anti-semitisme in alle landen is reeds een bewijs ervoor, dat de positie der Jod ti niet van de karakteristieke, specifieke oorzaken in dit of dat land een gevolg is, doch een blijvenden grond vindt in de vei houding van de Joden als minderheid tot de andere volkeren als meerderheid. Conclusie. Het samenwerken van beide oorzaken: de onmogelijkheid out de sociale positie der Joden te verbeteren, evenals de onmogelijkheid hun voorwaarden tot eene normale ontwikkeling te verschaffen zoolang zij eene kleine minderheid ouder de andere volkeren vormen — voert tot het Zionisme, dat is t«>t die beweging di • het Joodsche Volk, zoover het zich Joodsch voelt en zich niet door kunstmatige middelen assiinileeren tril of door natuurlijke kan, een gewaarborgde woonplaats wil verschalïen in Palestina. Het Zionisme gaat dus van het gezichtspunt uit dat de abnormale toestand der Joden dan eerst zal ophouden wanneer zij op i éne plaats een compacte meerderheid vtnien, die zich naai eigen behoefte en eigen bewustzijn sociale en geestelijke levensvoorwaarden kan scheppen. Slechts dan zullen de Joden tot normale economische levensvormen kunnen overgaan, slechts dan zullen de Joden alle economische categorieën aanwijzen zooals die andere volkeren bezitten. Hoor den terugkeer van een groot gedeelte der Joden tot den akkerbouw, zal ook eene pli vsieke en psychische regeneratie van ons ras mogelijk worden. Slechts door eene gewiai hor woonplaats iu l'alestina zal eene Jon |;ehe nalion tle riilluur optii uw I u • 11>• 11 opbloeit n. (Naar I>r. 1). Pasnianik). E. P. De Noodzakelijkheid van het Zionisme. «5-/ Alkmaar, W. NEDERKOORN. 1906. Wie evenwel meent dat het socialisme de nationale cultuur niet vernietigen zal, noch moet, die moet ook aannemen dat het anti-semitisme ook in den toekomststaat zal voortleven, zij het dan ook in een nieuw kleed gestoken. Als men dus beweert dat het anti semitisme het Zionisme geschapen heeft, dan is dat slechts in zooverre juist, dat men het anti-semitisme zelve als graadmeter van den abnormalen toestand van het volk heeft te beschouwen. Het bestaan van anti-semitisme in alle landen is reeds een bewijs ervoor, dat de positie der Jod.m niet van de karakteristieke, specifieke oorzaken in dit of dat land een gevolg is, doch een blijvenden grond vindt in de verhouding van de Joden als minderheid tot de andere volkeren als meerderheid. Conclusie. Het samenwerken van beide oorzaken: de onmogelijkheid om de sociale positie der Joden te verbeteren, evenals do onmogelijkheid hun voorwaarden tot eene normale ontwikkeling te verschalfen zoolang zij eene kleine minderheid onder de andere volkeren vormen — voert tot het Zionisme, dat is tot die beweging die het Joodsche Volk, zoover het zich Joodsch voelt en zich niet door kunstmatige middelen assimileeren wil of door natuurlijke kan, een gewaarborgde woonplaats wil verschaffen in Palestina. Het Zionisme gaat dus van het gezichtspunt uit dat de abnormale toestand der Joden dan eerst zal ophouden wanneer zij op ééne plaats een compacte meerderheid vormen, die zich naar eigen behoefte en eigen bewustzijn sociale en geestelijke levensvoorwaarden kan scheppen. Slechts dan zullen de Joden tot normale economische levensvormen kunnen overgaan, slechts dan zullen de Joden alle economische categorieën aanwijzen zooals die andere volkeren bezitten. Door den terugkeer van een groot gedeelte der Joden tot den akkerbouw, zal ook eene phvsieke en psychische regeneratie van ons ras mogelijk worden. Slechts door eene gewaarhorj-d'' woonplaats in Palestina zal eene Joodsche nationale cultuur opnieuw kunnen opbloeien. (Naar Dr. U. Pasman ik). E. P. De Noodzakelijkheid i van het Zionisme. Alkmaar, " W. NEDERKOORN. 1906. «Het Zionisme streeft naar eene publiek-rechtelijk gewaarborgde ei'.;en woonplaats in Palestina voor het joodsche volk," De Noodzakelijkheid van het Zionisme. . -—- Men kun iliiarover stri jden of de Zionistische idalcn al of niet voor verwezenlijking vatbaar zijn, doch ongetwijfeld waar is het, dat het Zionisme inderdaad eene karakteristieke VolksbvKi ijimj is. Zooals aan deze beweging alle lagen van liet Joodsche volk deelnemen, zoo ook oefent zij baren invloed uit oj> bet gansche Joodsche leven en noopt zij de verschillende krachten welke in onzen stam aanwezig zijn, om in haren dienst te treden. Ieder moet zyn standpunt ten opzichte van het Zionisme kiezen. lloe kon het ook anders zijn Het Zionisme immers deed ontwaken alle hoop en alle idealen die in het Joodsche leven onder den drempel van het bewustzijn sluimerden. Zoo ojk moest het op zichzelf de belangstelling van het geheele Jodendom, ja van do geheele denkende wereld, vestigen en zoo werd de een tot vurige aanhanger, de andere tot verwoede tegenstander en zelfs de klein burger, opgaand in het alledaagsche leven, werd gedwongen op een of andere wijze stelling te nemen tot deze brandende quaestie. liet voortwaartsschrijden van het Zionisme bestaat juist daarin, dat bet langzamerhand al onze stamgenoot en dwingt, bewust, in volle kennis der vragen en niet blindelings hunne verhouding tot de Joodsche Natie te bestemmen; natuurlijk in zoover het geldt Joden, die nog Jo len willen zijn. «Het Zionisme streeft naar eene publiek-rechtelijk gewaarborgde eigen woonplaats in Palestina voor het joodsche volk." De Noodzakelijkheid ïan het Zionisme. i Men kan daarover strijden of de Zionistische idalen al of niet voor verwezenlijking vatbaar zijn, doch ongetwijfeld waar is het, dat hot Zionisme inderdaad eene karakteristieke Volksbeweging is. Zooals aan deze beweging alle lagen van bet Joodsche volk deelnemen, zoo ook oefent zij haren invloed uit op het gansche Joodsche leven en noopt zij de verschillende krachten welke in onzen stam aanwezig zijn, om in haren dienst te treden. Ieder moet zijn standpunt ten opzichte van liet Zionisme kiezen. Iloe kon het ook anders zijn ! Het Zionisme immers deed ontwaken alle hoop en alle idealen die in het Joodsche leven onder den drempel van het bewustzijn sluimerden. Zoo ook moest het op zichzelf de belangstelling van het geheele Jodendom, ja van de geheele denkende wereld, vestigen en zoo werd de een tot vurige aanhanger, de andere tot verwoede tegenstander en zelfs de klein burger, opgaand in het alledaagsche leven, werd gedwongen op een of andere wijze stelling te nemen tot deze brandende quaestie. Het voortwaartsschrijden van het Zionisme bestaat juist daarin, dat bet langzamerhand ;il onze sl.amgenttoten dwingt, bewust., in volle; kennis der vragen — en niet blindelings — hunne verhouding tot de Joodsche Natie te bestemmen; natuurlijk in zoover liet geldt Joden, die nog Joden willen zijn. Juist hierin ligt wel het beste bewijs ervoor dat het Zionisme eene waarlijke volksbeweging is : wie niet daarin stelling neemt, hetzij positief of negatief, is een verrader van zijn Volk en toont daardoor zich geheel daarvan vervreemd te hebben. De tegenstanders van het Zionisme voelen dit beter nog dan zijne aanhangers en wellicht vindt de woedende wijze waarop de eersten ons bestrijden grootendeels da'irin hare oorzaak. Niemand wordt graag uit den slaap gewekt, maar vooral niet de langslapers. Hebben wij nu reeds gezien dat het Zionisme eene volksbeweging is, wij moeten nog verder duidelijk maken hoe het ontstond, waarin zijn wortelen rusten en waarin zijn vertakkingen zich uitbreiden. Ideëele grond van liet Zionisme. IIegel zegt: al het bestaande is gegrond in de rede. Iedere sociale verschijning heeft hare oorzaken en hare gevolgen. Zelfs de voorbijgaande stroomingen in het sociale leven van een volk moeten eene oorzaak hebben, want alles in het leven is onderworpen aan de Wet der Causaliteit. Men kan dus a priori van geene enkele sociale verschijning beweren dat zij eene schepping is van een enkelen mensch hoe geniaal of hoe machtig deze ook zijn moge, doch men moet hare wortelen zoeken in het volksleven zelve. Laten we dus het Zionisme van evolutionair standpunt uit trachten te onderzoeken. Het is duidelijk dat eene volksbeweging van welken aard ook in enge verbinding en samenhang moet staan met de geschiedenis van het volk. Het Zionisme kon derhalve niet als Deus ex machina verschijnen, doch moest een logische consequentie zijn van het verleden van het Joodsche volk zelf en van de verhouding tusschen het Jooodsche volk en de andere volkeren. Daarbij is dan in de eerste plaats te bemerken dat het Joodsche volk nooit tot op heden, zich aan andere volkeren kon assimileeren. Niet enkel in tijden van vervolgingen, doch ook evenmin in tijden waarin het in gelukkigen vrede kon leven. Zelfs de Joden van Spanje voelden zich toch als iets afgezonderds, vreemds, en dat in een tijd waarin zij aan den spits van het geestelijke, politieke en sociale leven stonden. Tn het beste geval kwam het hier of' daar tot eene mechanische vermenging, doch nooit tot eene chemische. Daardoor is liet te verklaren dat bij de Joden bet traditioneele verlangen naar het verloren vaderland immer bleef leven. Dit heimwee naar Palestina was niet enkel een uiterlijk verlangen, om zoo te zeggen bijna een „ritueel", doch een werkelijk zeer concreet. Nooit heeft het Jodendom geheel van zijn Vaderland afgezien. Verscheiden keeren in den loop van het tweeduizend-jarige Goloes probeerden de Joden weer naar hun vaderland terug te keeren. In dit diepere gevoel scheen plotseling een verandering, een omkeer te zijn gekomen toen de Europeesche cultuur het religieuze karakter van zich af begon te stroopen om al meer en meer een wereldsch aan te nemen. In de landen waar de vermaatschappelijking der cultuur het sterkst uitgedrukt was, daar schenen ook de Joden ineens van hunne gansche Geschiedenis afgesneden en geheel in nieuwe levensverhoudingen verplaatst te zijn. Toch was deze verschijning niet van langen duur. Nauwelijks honderd jaren waren voorbijgegaan sinds de verklaring van de Rechten van den mensch en opeens klonk weer de verschrikkelijke kreet onder de volkeren: Dood aan de Joden! De Jood stond weer als een vreemdeling onder zijne Christelijke medeburgers. Aan den anderen kant had evenwel het grootste gedeelte van het in 't Oosten levende Joodsche volk zijne eigenaardige traditioneele cultuur trouw bewaard en deze toonde zich niet alleen als veilige beschutting van het verleden van onzen stam, doch bevatte ook in zich het zaad voor toekomstige ontwikkeling. In de tweede helft der 10e eeuw ontwikkelde zich de specifiek Joodsche Literatuur en Wetenschap tot nieuwen bloei. In het Westen werd men er toe gedwongen, in het Oosten wilde men : eigen aard hebben en uit de vereeniging dezer beide factoren ontstond de nationale beweging in het Joodsche volk, die zich in één zin laat samenvatten. Het Joodsch volk wil eene Jooclsche cultuur scheppen. Daarin ligt de eerste oorzaak van het Zionisme. Dat is het Zionisme van Joodsch-nationaal standpunt. De Sociale oor/aken Aan het Zionisme. Had het Zionisme evenwel slechts louter geestelijke oorzaken dan ware daarmede zijne levensvatbaarheid nog niet gewaarborgd. Vele nationale bewegingen ontvlamden door toevalige oorzaken tot intensief' doch kort leven, om na weinig tijds spoorloos te verdwijnen. Opdat eene ideologische beweging van duur kan zijn. moet zij een socialen of ronduit gezegd: economisch materialistischen ondergrond hebben. Ten slotte is het Zionisme juist eene volksbeweging wijl het alle zijden van het volksleven omvat en nu leeft een volk niet van ideologieën. Waarin bestaat dan de sociale oorzaak van het Zionisme ? Tegenwoordig wordt de meerderheid van het Joodsche volk gevormd door handwerkers, kleinhandelaren, venters en individuen die niet eens weten welke economische positie zij eigenlijk bekleeden en voor een klein deel uit fabrieksarbeiders en industriöelen. Dat wil dus zeggen : het Joodsche volk heeft in zijne groote meerderheid economische functies die door objectieve oorzaken — dat zijn zulke die niet van den wil van den mensch afhangen — veroordeeld zijn om te verdwijnen. De Joodsche industrie. liet is duidelijk dat de Joodsche handwerksman niet in staat is met de voorwaartsgaande industrie te concurreeren en nog minder hij den vooruitgang der industrie kan tegenhouden. Evenzoo kan de Joodsche handelaar niet weerstand bieden aan den vooruitgang van het verkeer. De producent treedt met den consument in directe verbinding, waardoor de tusschcnhandel al meer en meer overbodig wordt. Onder de gegeven omstandigheden kan ook de economische toestand van het Joodsche volk in 't geheel niet veranderd worden. De eerste gevolgtrekkingen die hieruit gemaakt kunnen worden zijn deze: in economischen sin moet de Jood een reactionair element blijven. Opdat hij bestaan kan, moet hij zich aan het oude vastklampen en door de geschiktheid die hij zonder twijfel bezit gelukt het hem ook de economische ontwikkeling te vertragen. De handwerksman brengt het zoover — door zijne levenseischen tot op het minimum te beperken—met fabrieksmatige vervaardigde waren te kunnen concurreeren. Op den duur zal liet hem wel niet mogelijk zijn, ten slotte wordt hij toch de onderliggende partij, toch gelukt het hem een tijdlang het ontstaan en het bestaan van de Industrie te bemoeilijken. Daardoor heeft het Joodsche handwerk nog een ander ongelukkig gevolg: het maakt onwilkeurig het arbeidsloon lager, zoodat het een natuurlijke vijand van den fabrieksarbeider wordt. Een zelfde verschijnsel vertoont de Joodsche handel. De Joodsche handel. De handelaar stelt zich voor zijne tusschenkomst bij producent en consument met eene zoo geringe winst tevreden, dat hij de concentreering van den handel toch een zekeien tijd kan tegenhouden. Natuurlijk is dat slechts voor een korten tijd het geval. Inderdaad zien wij in die landen waar de handel zeer ontwikkeld is, dat de Jood al meer en meer teruggedrongen wordt om ten slotte tot venter af te dalen. Deze Joodsche kleinhandelaar wordt, door den nood gedwongen, een natuurlijke vijand van de Coöperaties die zijn bestaan ondermijnen, zoo wordt hij een tegenstander van den vooruitgang op het geheele gebied van het handelsverkeer. Men zou kunnen antwoorden: dat de Joden dan maar moeten overgaan tot de productieve klasse, dus boeren en fabrieksarbeiders worden. Zoolang de Joden evenwel in de Diaspora wonen, is een dergelijke radicale omwenteling onmogelijk. Ten eerste uit historisch-economische gronden: het bestaan van den Jood was gedurende vele eeuwen hoogst onzeker, hij werd immers zoo vaak uitgeplunderd, dat hij zijn vermogen niet door aankoop van grond kon vastleggen. De Jood moest zijn kapitaal steeds mobiel houden, opdat hij het mede kon nemen bij verhuizingen, waartoe hij zoo vaak genoopt werd en ook om het gemakkelijk te kunnen verbergen. Daarbij was aan de Joden de grondaankoop ook verboden, want grondbezit verleende burgerrechten, terwijl men de Joden steeds als vreemdelingen beschouwde. Daardoor werd hij gedurende vele eeuwen van den grond vervreemd. Ten tweede: komt er nog eene politieke quaestie bij inde landen, waai' de groote meerderheid der Joden woont, n.1. in Rusland en Rumenië. Daar is het den Joden verboden land te koopen. Toen men voor eenige jaren in Rusland den Joden verlof gaf kleine stukken grond aan te koopen, begon de antisemitische pers moord en brand te roepen. En daarbij handelde het zich om grondaankoop niet voor speculatie, doch voor persoonlijke bearbeiding. Men zou kunnen meenen, dat met de emancipatie der Joden in Rusland deze bezwaren uit den weg geruimd zouden worden. Wij zien evenwel in Gallicië, waar de Joden — op het papier — gelijke rechten hebben als de andere bevolking, inderdaad deze laatste den aankoop van gronden door Joden onmogelijk maakten. Men zegt nu: wij willen geen landbouwers zijn, probeeren wij evenwel het te worden, dan worden wij door iedereen als een gevaar voor het niet-Joodsche grondbezit uitgescholden. Fabrieksarbeid. Dan kunnen wij toch nog fabrieksarbeiders worden. Kunnen wij dat werkelijk? In Rusland, waar de hongerlijdende Joden gaarne arbeiders zouden worden, daar kunnen zij het niet. omdat de Russische industrie in het algemeen niet in staat is een aanzienlijk gedeelte der Joden arbeid te geven. Afgezien daarvan dat onder de gpgeven omstandigheden Joden slechts kunnen arbeiden in zulke fabrieken, die zich in de vestigingsrayons bevinden, dat is in een zeer klein gedeelte van het Russische industrie-gebied, doch ook de Christen wordt fabrieksarbeider en in de concurrentie tusschen Christelijke en Joodsche arbeiders moeten de laatsten het onderspit delven, wijl de eersten als de talrijksten het sterkst zijn. Inderdaad nemen zelfs de fabrikanten liever christenarbeiders om slechts vrede te hebben. Het tragische lot van den Jood bestaat juist daarin, dat hij den haat der Christenen te voorschijn roept, wat hij ook ondernemen moge! Het tragische lot der Joden. Zijn de Joden handelaren en geen arbeiders, dan zijn ze klaploopers. Nemen de Joodsche fabrikanten slechts Joodsche arbeiders aan — de christelijke fabrikanten doen het zeker niet — dan beschuldigt men hen, dat zij enghartige vreemdelingen zijn, die zich van de Christenen afsluiten. Daarbij komt een gewichtig feit dat veel te weinig in aanwerking wordt genomen. Door eene eeuwenlange geschiedenis werd de Jood gedwongen stadsbewoner te zijn. Nu weten wij dat de stadsbewoners van alle volkeren, in lichamelijken zin veel zwakker, in geestelijken zin veel onbestendiger zijn dan de bewoners van 't land. Bij andere naties nu wordt dit kwaad verholpen doordat den stedelingen voortdurend frissche krachten toegevoerd worden uit de boerenbevolking, doch ook dit is bij de Joden niet het geval. Waaruit volgt: eene physieke en psychische degeneratie van het Joodsche volk. Hierdoor .wordt het voor den levensstrijd ongeschikter, óf de strijd om het bestaan wordt — door een intensieve ontaarding tengevolge van de vermindering der levensvoorwaarden tot op een minimum — slechter doorgestreden. Onder deze omstandigheden is het duidelijk dat de Jood ten slotte in den strijd om het bestaan het onderspit moet delven. De oor/aak van het euvel. Al deze feiten zijn de logische cousequenties van twee factoren: 1. De Joden bezitten nergens een land dat zij hun eigen kunnen noemen. 2. De Joden vormen nergens eene meerderheid die het feielijke recht heeft zich het leven naar eigen believen interichteu. Niet is het antisemitisme als zoodanig de oorzaak van den abnormalen toestand der Joden, maar het anti-semitisme is een graadmeter van dezen toestand welke zelve kan afgeleid worden uit de zooeven genoemde lactoren. Daarom kan het antisemitisme nooit verdwijnen, zoolang deze oorzaken niet ophouden te bestaan. Het antisemitisme kan nieuwe vormen aannemen, ophouden zal het niet. De bewering dat het anti-semitisme in den socialistischen staat zou verdwijnen is slechts dusdanig te verstaan, dat door de intensieve cultuur van den toekomststaat de loden zich aan andero volkeren zoo volkomen assimileeren zullen, dat er in 't geheel geen Joden meer zullen zijn. \» Wie evenwel meent dat bot socialisme de nationale cultuur niet vernietigen zal, noch moet, die moet ook aannemen dat het anti-semitisme ook in den toekomststaat zal voortleven, zij het dan ook in een nieuw kleed gestoken. Als men dus beweert dat het anti semitisme het Zionisme geschapen heeft, dan is dat slechts in zooverre juist, dat men het anti-semitisme zelve als graadmeter van den abnormalen toestand van het volk heeft te beschouwen, liet bestaan van anti-semitisme in alle landen is reeds een bewijs ervoor, dat de positie der Joden niet van de karakteristieke, specifieke oorzaken in dit of dat land een gevolg is, doch een blijvenden grond vindt in de verhouding van de Joden als minderheid tot de andere volkeren als meerderheid. Conclusie. Het samenwerken van beide oorzaken: de onmogelijkheid om de sociale positie der Joden te verbeteren, evenals de onmogelijkheid hun voorwaarden tot eene normale ontwikkeling te verschalfen zoolang zij eene kleine minderheid onder de andere volkeren vormen — voert tot het Zionisme, dat is tot die beweging die het Joodsche Volk, zoover het zich Joodsch voelt en zich niet door kunstmatige middelen assimileeren wil of door natuurlijke kan, een gewaarborgde woonplaats wil verschafTen in Palestina. Het Zionisme gaat dus van het gezichtspunt uit dat de abnormale toestand der Joden dan eerst zal ophouden wanneer zij op ééne plaats een compacte meerderheid vormen, die zich naar eigen behoefte en eigen bewustzijn sociale en geestelijke levensvoorwaarden kan scheppen. Slechts dan zullen de Joden tot normale economische levensvormen kunnen overgaan, slechts dan zullen de Joden alle economische categorieën aanwijzen zooals die andere volkeren bezitten. Hoor den terugkeer van een groot gedeelte der Joden tot den akkerbouw, zal ook eene ph vsieke en psychische regeneratie van ons ras mogelijk worden. Slechts door eene gewaarborgde woonplaats in Palestina zal eene Joodsche nationale rulluiir opnieuw kunnen opbloeien. (Naar Dr. U. Pasinanik). E. P.