rfr I?! M i ;< | j j 6>r Och • . v>-o 2.^ Ü CALVINISME EN SOCIALISME EEN WOORD VOOR ONZEN TIJD dook R. J. W. RUDOLPH Diexaau des Wookds te Leioex. Tweede Druk. KAMPEN - .1. II. KOK - 1901. . - v' ***• CALVINISME en SOCIALISME. CALVINISME KN SOCIALISME EEN WOORD VOOR ONZEN TIJD DOOK R. J. W. RUDOLPH Dienaar uks Wookds tk Lkidkx. Tweede Druk. KAMPEN - J. II. KOK - 1901. INHOUDSOPGAVE. Kladz. Hoopdsti'k I. Inleiding 9 11 II. Het Calvinisme 11 i' III. Het Socialisme 21 » IV. Een schijnbare overeenstemming . '>Yi h Een scherpe tegenstelling. . . . 51 // VI. I)e strijd der toekomst 59 VOORREDE. In deze bladzijden wordt den lezers aangeboden, wat in meer beknopten vorm over ditzelfde onderwerp op verschillende plaatsen is uitgesproken. Doel dezer uitgave is de voorlichting onzer Christenmannen en -jongelingen omtrent de beteekenis, het onderscheid en de tegenstelling van het Calvinisme en het Socialisme. Deze voorlichting is thans vooral noodig geworden, nu de leiders der sociaal-democratie een geheele volte face, vooral tegenover de mannen van Patrimonium, hebben gemaakt, en hunne netten beginnen uit te werpen in onze wateren. Meer dan het geven dezer noodige voorlichting bedoelt deze uitgave niet. Worde hiermede bij de beoordeeling van dit geschriftje rekening gehouden. Stelle de Heere het daartoe tot een rijken zegen. DE SCHHIJVER. HOOFDSTUK I. Inleiding. Calvinisme en Socialisme, ziedaar liet onderwerp, waarover de volgende bladzijden handelen. Calvinisme en Socialisme ! Maar mogen deze beide naast en tegenover elkander worden gesteld ? De overtuigde Socialist beantwoordt deze vraag ongetwijfeld met een beslist: Neen. Hoe grooten invloed het Calvinisme ook in de historie der volken hebbe uitgeoefend, het stelsel van den grooten Picardiër is voor hem thans een antiquiteit, die zoo spoedig mogelijk in een museum van oudheden moest worden opgeborgen ; het Socialisme is voor hem het eenige stelsel van beteekenis voor onzen tijd. Het Socialisme beschouwt hij als den reus, die gereed staat de leiding der geesten in onzen tijd te aanvaarden; het Calvinisme als een baardeloozen herdersknaap, die misschien een kudde makke schapen kan leiden, maar allerminst in staat is, den scepter te voeren over de koninklijke geesten onzer eeuw. Calvinisme en Socialisme nu nog in écnen adem te noemen, is voor hem schier heiligschennis. In elk geval wekt zooveel achterlijkheid zijn niet geringe verbazing. Maar diezelfde verbazing lezen wij bij het noemen van dit onderwerp niet minder op de aangezichten van vele vromen. Hij Calvinisme denken zij toch in den regel slechts aan het schoon dogmatisch en kerkrechtelijk stelsel, dat Génève's groote hervormer uit de Schrift te voorschijn bracht. Hij Socialisme denken zij aan geen stelsel, maar aan een troep lediggangers met roode neuzen en magere armen, die de lange vingers begeerig hebben uitgestrekt 1 naar eens anders goed ; aan oproer, barricades, petrolenses, bommenwerpers enz. En met verwondering spreken zij: Calvinisme en Socialisme, maar wat hebben deze beide met elkander van doen ! Toch wagen wij het deze beide eens met elkander te vergelijken. Want, lettend op beider beteekenis in de historie der volken, beweren wij allereerst, dat zij naast, en tegenover elkander mogen gesteld worden. Wij gaan verder, en verklaren, dat er uitwendig zelfs eenige schijn van overeenstemming tusschen beide wordt gevonden. Maar wij voegen er ook in éénen adem aan toe, dat deze overeenstemming niet meer dan schijn is, en dat in de werkelijkheid beide op elk gebied zoo scherp mogelijk tegenover elkander staan. En wij spreken het vermoeden uit, dat in de naaste toekomst de groote strijd om de leiding der geesten, althans in ons land, zal gevoerd worden tusschen het Calvinisme en het Socialisme. Hieraan ineenen wij het recht te mogen ontleenen, een vergelijking tusschen beide te maken. Hierom achten wij deze vergelijking van beide ook niet van belang ontbloot. En waar wij dan nu deze beide thans naast en tegenover elkander willen bezien, daar wenschen wij achtereenvolgens te wijzen : op beider beteekenis in de historie der volken ; op een schijnbare overeenstemming, die tusschen deze beide bestaat; op de scherpe tegenstelling, die deze beide op elk gebied diametraal tegenover elkander plaatst ; op den ven noedel ij ken strijd oui de hegemonie, die in de naaste toekomst tusschen deze beide zal worden gevoerd. HOOFDSTUK II. Het Calvinisme. De muze der historie is een profetes. Zij, die ons ze^t, wat in het verleden was, leert ons tegelijkertijd, wat in de toekomst wezen kan. Om de beteekenis van Calvinisme en Socialisme voor onzen tijd recht te verstaan, moeten wij beginnen op beider beteekenis in de historie der volken te letten. Door de groote menigte wordt deze maar al te zeer voorbijgezien. Calvinisme en Socialisme deelen te dezen aanzien in hetzelfde lot; met zekere minachting wordtin den regel op beide neergezien. Meer dan gewone historiekennis is dan ook noodig, om beider historische beteekenis te verstaan en te waardeeren. Gelukkig heeft het in deze eeuw niet aan dege historiekenners ontbroken, die beider gewichtige beteekenis in de geschiedenis der volken in helder licht hebben gesteld. I) Zoo heeft Hanckoft, de geschiedschrijver van Amerika, 2) verklaard: „liet cnthusiasine van mijn volk voor de vrijheid is geboren uit zijn geestdrift voor het Calvinisme." Kakhuizen van den Hkink heeft gezegd: „Het Calvinisme was de hoogste ontwikkelingsvorin van het godsdienstigstaalkundig beginsel der zestiende eeuw." •') Onze groote geschiedschrijver Km in zeide van het Cal- 1) Voor het Calvinisme verwijzen wij vooral ook naar de lezing van I>r. A. Kl'YPEli: liet ('itlvinismc, oorsprong en waarborg onzer vrijheden; Amsterdam, II. van dkii Land. Voor liet Socialisme naar het |>as verschenen werk van den Uerlijnschen Ihiotleeraar I)r. (ïkoiu; Aih.kii: Socialisme en Communisme, vertaald «l »or T. J. de V lil es en uitgegeven l>ij J. M. N. Kapt kijn te Leiden. 2) Aangehaald bij Dr. Kuypeii: Het Calvinisme, blz. 9. 3) Hakhiizen vak den ISrink, Het huwelijk van Willem van Oranje en Anna van Saksen, bladz. 123. vinisme : //Zooals de protestanten boven de roomsehen, zoo muntten wederom boven alle protestanten de gereformeerden uit in geloofsijver en geestkracht." ') Algemeen bekend is ook het woord van onzen niet minder grooten historieschrijver Groen van Prinstkrer, over het Calvinisme: vIn de Calvinistische Reformatie naar de H. Schrift ligt oorsprong en waarborg der zegeningen, waarvan 1780 de bedriegelijke belofte en jammerlijke caricatuur gaf." En wat het Socialisme belangt, sinds Mr. H. P. G. (Juack zijn vier deelen over //I)e Socialisten, personen en stelsels", heeft gegeven, is ook dg historische beteekenis van dit verschijnsel meer tot haar recht gekomen. Om nu van meet af alle oppervlakkige beschouwing van beide af te snijden, willen wij èn het Calvinisme, èn het Socialisme, zij het dan ook in vogelvlucht, in hun geschiedkundige ontwikkeling bezien. Wijden wij het eerst onze aandacht aan het Calvinisme. Vooraf dienen wij echter daarbij vast te stellen, wat wij hier onder Calvinisme verstaan. Want met recht zegt de Duitsche geleerde Herzog in zijn Real-Encyclopadie, dat men in de verschijnselen, die men gemeenlijk onder den naam van Calvinisme te zamenvat, nauwkeurig moet onderscheiden tusschen datgene, dat van Cai.vijn zelf af komstig is, en wat tot de bijzondere gestalte behoort, die zijn werk onder den invloed van nationale eigenaardigheden en geschiedkundige verhoudingen heeft aangenomen." 2) ()0k Groen wijst daarop in zijn //Ongeloof en revolutie." Niet minder ook Dr. Kuyper in zijn schoone //Stone-lectures" over het Calvinisme. Vooral in onzen tijd wordt de term Calvinisme in binnenen buitenland op zeer verschillende wijze verstaan, lil Hongarije bijv. noemt men alle protestanten Calvinisten, zoowel de modernen als de rechtzinnigen. In Engeland noemen zich de Haptisten en Methodisten, die de particuliere genade belijden, bij voorkeur Calvinisten. In ons land wordt de term Calvinisme in den regel in tweeërlei zin gebruikt; allereerst in een leerstelligen zin, en worden met 1) K. F hu is, Tien jaren uit (ten turhtigjarigen oorlog, lil/.. 2ISS. 2) IIeuzogs lieal-Encyclopiidie, in voce Calvin 2e (teel, blz. 537. Calvinisten de belijders der predestinatie aangeduid; maar in de tweede plaats in een meer algemeenen zin, en dan wordt met Calvinisme bedoeld : het godsdienstig-wijsgeerig stelsel, dat het gansche menschelijke leven omvat. Het is vooral in dezen laatsten zin, dat deze term door ons wordt verstaan. Wat zijn nu de merkteekenen van dit stelsel, in dezen zin opgevat ? Laten wij deze in liet kort even mogen aangeven. Het Calvinisme kenmerkt zich allereerst en vooral door zijn krachtige belijdenis van de volstrekte souvereiniteit Gods, zoowel in de natuur als in de genade. Het belijdt op de meest consequente manier : //Ik geloof in God, den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde." Kn altijd stelt liet op den voorgrond, dat God Vrijmachtig en Almachtig de Onafhankelijke is, en dat alle dingen in hun ontstaan, wijze van bestaan, voortbestaan en vergaan volstrekt van Hem afhankelijk zijn. Op het terrein der genade beluistert het des Heeren Woord: „Ik zal werken, en wie zal het keeren „Mijn raad zal bestaan, en Ik zal al Mijn Welbehagen doen." En het belijdt steeds niet alle kracht de onweerstandelijklieid der Goddelijke genade. Hierin onderscheidt zich het Calvinisme van het Ronianisme en het Lutherdom, die aan den wil des menschen het vermogen toekennen Gods wil te wederstaan, en die alzoo in den menschelijken wil een grens stellen voor de Goddelijke souvereiniteit. Het Calvinisme kenmerkt zich voorts daardoor, dat het de verheerlijking Gods als hoogste doeleinde aller dingen stelt. Voor den Calvinist is er niets van zichzelf, maar ook niets voor zichzelf, maar is er alles, opdat het God verheerlijke. In de lichtende starren ziet hij de schoone tolken van den Goddelijker! lof; in liet blauwend firmament, de trouwe getuige van de eere Gods. Het hoogste ambt des menschen is voor hem, dat de niensch zijnen God diene en verheerlijke. Op de meest treffende wijze is dit beginsel door Calvijx zelf in leer en leven beleden. In al zijn geschriften vindt men dit hoogste doel terug als bezielend beginsel van al zijn denken en handelen. Tot in zijn jongsten snik heeft hij deze belijdenis met zijn wandel bezegeld. Inderdaad treffend is het, wat de historieschrijver ons te dezen aanzien mededeelt. In zijn laatste levensdagen stormden alle ziekten, die zicli in zijn lichaam hadden gevestigd, op hem los : asthina, koorts, koliek, jicht, steen, podagra, nierlijden, htimorrhoidale p'jnen en migraine. Men zou zoo zeggen, enkele dezer krankheden waren reeds genoeg om den sterkste allen arbeid te doen staken. Niet aizoo bij Caï.vijx. Onverpoosd zette hij zijn arbeid voort. Hij zocht zijn lichaam door onthouding van spijs te bedwingen, zoodat hij vaak den eenigen maaltijd, dien hij per dag nuttigde, nog op zij zette. Wanneer 111011 hem vermaande 0111 wat rust to nemen, luidde zijn antwoord : //Denkt gij, dat mijn Meester mij ledig mag vinden, als Hij komt y' In dezen toestand liet hij zich naar den raad dragen 0111 afscheid te nemen van de Geneefsche Overheid. Hij verontschuldigde zich, dat hij de raadsleden tot zich had laten roepen, vroeg hun vergiftenis, waar hij menigmaal heftig tegen hen had gesproken, en sprak hen ten slotte aldus aan : „Wanneer rampspoed ulieden treft, en de dood u van alle kanten aangrimt, hoopt dan op Hein, die de dooden levend maakt. Bedenkt dan te meer, dat God u beproeft, opdat gij alleen op Hem leert zien. Wilt gij, dat uw gemeenebest blijve bestaan, geeft dan wel acht, dat de stoel, waarop Hij u gezet heeft, niet worde bevlekt. Want Hij is de eeuwige, allerhoogste God, de Heere der heeren, die Zijne dienaren met eere siert, maar Zijne verachters verwerpt." Den dienaren des woords herinnerde hij, wat God door hem, een zwak en schuchter mensch, had willen doen, in alles Gode de eere gevend. Uitdrukkelijk verklaarde hij voor zijn sterven, dat zelfs geen steen zijn graf zou dekken. Zijn geheele nalatenschap bedroeg 225 daalders, een som, die naar de toenmalige waarde van het geld in onzen tijd ongeveer het twintigvoud daarvan zou bedragen. Zijn lichaam was bij zijn sterven een uitgeteerd geraamte. Het was zijn hoogste ideaal, een kaars te zijn in de hand des Heeren, die al schijnende zichzelve verteerde. Dit ideaal heeft hij bereikt. En wat Caï.vijx kenmerkte, is steeds het merkteeken van liet Calvinisme gebleven ; de mensch behoort niet zichzelven, maar zijn God toe, en de verheerlijking van God is het hoogste doel van alles, wat bestaat. En ook hierin onderscheidt zich liet Calvinisme wederom van liet Romanisme en Lntherdom, die de zaligheid des menschen als hoogste doeleinde aller dingen stellen. Het Calvinisme kenmerkt zich verder daardoor, dat het geen tusschenpersonen duldt tussehen den menseh en zijn God; maar voor eiken mensch het recht opeischt zonder tusschenpersonen niet zijn God te verkeeren. (), ongetwijfeld eert het Calvinisme de ambten. Het onderscheidt zich daarin zeer zeker van het Independentisme, dat het ambt beschouwt als een inzetting van menschen, den ambtsdrager als een dienaar, niet van God, maar van (Jods volk, en dat alzoo een soort van Christelijke volkssonvereiniteit huldigt. Het Calvinisme daarentegen houdt liet ambt voor een inzetting Gods; den ambtsdrager voor een dienaar Gods, die allereerst het Woord Gods en niet liet woord van Gods volk heeft te brengen, en daarom in de oefenin»van zijn ambt niet de menschen, maar zijn God naar de oogen lieet't te zien. Maar het Calvinisme verwerpt met alle kracht elke voorstelling, alsof de ambtsdrager een onmisbare tusschenpersoon zou moeten zijn tussehen den mensch en zijn God. Het Calvinisme is door en door antielericaal. En ook hierin stelt het zich èn tegenover liet Romanisme, dat den priester, èn het Lutherdoin, <]at de Kerk schuift tussehen den mensch en zijn God. Vervolgens kenmerkt liet Calvinisme zich daardoor, dat het zich met alle kracht op het heele menschel ij ke leven werpt, en alle gebied des levens opeischt voor den dienst van God. Het gansche leven is voor den Calvinist «misdienst. Hij wil een Christen zijn, niet alleen op den Zondag, maar ook van Maandag tot Zaterdag. Hij heeft als grondstelling: ,/homo sum, et nil humani a me alienum esse puto"; dit is: „ik ben een mensch, en ik meen dat niets nienschelijk mij vreemd is." En heel het rijke menschenleven wil hij leven tot eer van God. Hierin is het echte Calvinisme geheel en al onderscheiden, zoowel van liet anabaptisme uit de dagen der reformatie, dat allen politieken arbeid schuwde, als van het piëtisme en methodisme van onzen tijd, die vooral uitgaan op individueele bekeering, maar die liet reformatorisch zout voor kerk staat en maatschappij ten eenenmale missen. En ten slotte kenmerkt zich het Calvinisme ook dooiden eisch, dat heel het menschelijk leven, het persoonlijk en huiselijk, het kerkelijk en wetenschappelijk, het maatschappelijk en staatkundig leven, zij ingericht naar de grondstellingen van het Woord des Heeren. Het belijdt, dat voor heel het menschelijk leven en voor elk gebied van dit leven de grondlijnen der levensactie in het Woord van God zijn geteekend, en het eischt daarom, dat heel ons leven zich bewege in de rails, die door God zelt' in Zijn Woord zijn gelegd. En hierin onderscheidt zich het Calvinisme vooral van het Lutherdom, dat in kerk, staat, en maatschappij alles wil laten gelijk het is, mits het maar niet in dadelijken strijd is met het Woord van God. Op dien grond behielden de Lutheranen de schilderijen in de kerken; erkenden zij het overheidsgezag in kerkelijke zaken; en verwijderden zij zich minder ver van Rome dan de Gereformeerden. Het beginsel van Cat.vijx daarentegen was : alles, wat in de kerk niet gegrond is op het Woord van God, heeft geen recht van bestaan, en ook op maatschappelijk en staatkundig terrein moet het leven in overeenstemming zijn met het Woord des Heeren. Ook dit beginsel heeft ten allen tijde de actie van het echte Calvinisme beheerscht, en terwijl het Lutherdom steeds een meer conservatief karakter droeg, was het echte Calvinisme steeds het reformatorisch zout voor kerk, staat en maatschappij. Al het gezegde nu samenvattend, kunnen wij het Calvinisme aldus defenieeren : het Calvinisme is het godsdienstigwijsgeerig stelsel, dat den mensch leert op elk levensgebied te leven door het geloof, op elk terrein des levens te wandelen als voor het aangezichte Gods en tot glorie van Zijn wondervollen Naam. En het is nu dit Calvinisme, dat zulk een gewichtigen invloed op de historie der volken heeft uitgeoefend. Reeds tijdens het leven van Cat.vijx was dit het geval. Allereerst in Génève. In Génève werd door de zegenrijke werkzaamheid van Cai.vijx niet alleen de kerk hervormd, maar ook het geheele maatschappelijke en burgerlijke leven vernieuwd. En in Génève werd gezien, wat in geen Luthersche slaut of stad geschiedde, dat heel het mensclielijke leven, niet alleen het persoonlijk en huiselijk, het kerkelijk en wetenschappelijk leven, maar ook het maatschappelijk en staatkundig leven, onder de tucht van het W'oonl werd gebracht. Gewichtig is ook de invloed, dien Cai.vijx daardoor op het sociale leven van zijn tijd heelt uitgeoefend. En vooral ook hierin treedt zijn meerderheid boven Litthkr sterk aan het licht. Voor Li tukr waren de sociale vragen bijzaken, voor Cai.vijx vragen van groote beteekenis. Terwijl Li tiieii zich in den regel aansloot aan de middeleenwsch-roomsche denkbeelden, die op dit gebied heerschten, bezag Cai.vijx ook de sociale vragen in het licht der Schritt, en ontstak daardoor op vele punten een nieuw licht. Vooral in twee quaesties kwam dit duidelijk uit; in die der rente en die van den groothandel. Luther nam nagenoeg geheel hel middeleeuwsch-roonische denkbeeld van de rente over, dat de rente als woeker voor doodzonde verklaarde. Cai.vijx stelde daartegenover duidelijk in het licht, dat een matige rente niet alleen geoorloofd, maar ook rechtmatig is. ') Ltthkr veroordeelde, gelijk dit ook door de middeleeuwsche schrijvers werd gedaan, den groothandel, „weil nit viel gillen Hitten je in ein Land kommen sind durch Kaufmannschaft." Cai.vijs legde daarentegen in (iénève den grond voor een bloeiende lakenindustrie, waardoor (iénève een koopstad werd van beteekenis, en aan vele handen werk werd verschaft. Maar ook die industrie en handel moesten, naar Cai.vijs, beheerscht worden door de beginselen der Schrift, en vervolgens dienstbaar gemaakt worden aan de uitbreiding van Gods rijk. En ook hierin trad het eigenaardig Calvinistisch beginsel duidelijk aan het licht. • Niet minder groot was tijdens zijn leven zijn invloed op het buitenland. Vooral op Frankrijk was zijn oog gericht, zijn verwachting voor de toekomst gebouwd. In Génève werden de dienaren van de Fransche gereformeerde kerken gevormd. //Zendt ons bout," zoo placht Cai.vijx tot de Fransche 1) Zie hut Corpus relbrinatorum, Joannis Calvini opera quae supersiuit onmin, vol. \, pars prior, col. 245. Uitnemend wordt hut gevoelen van Calvijn hierover ook uiteengezet in Tllistoire l'crsouen en stelsels; deel 1, bladz. allo aardsch bezit als een, knellenden band voor den geest; streefden door de opheffing van het privaatbezit naar een emancipatie van den geest; en bestreden op dit standpunt vooral het grootbezit der groote geestelijke en wereldlijke heeren. t) Een gevaarlijke hoogte bereikte het communisme en Socialisme in de dagen der reformatie in den opstand van een Thomas Münzer, die de fakkel des oproers slingerde in de velden van Schwaben- en Frankenland; en in de buitensporigheden der Munstersche wederdoopers. De boeren in Schwaben- en Frankenland zuchtten in den reformatietijd onder zwaren druk. De tijding der reformatie verscheen als een lichtende star in de woningen der verdrukten, viel als een vonk in het kruit in hunne mokkende gemoederen. Onder het schild der reformatie zochten zij nu politieke en maatschappelijke vrijheid te bevechten. Thomas Müxzer plaatste zich aan het hoofd der opgezweepte boeren. Alles verbrandend trokken zij Schwaben- en Frankenland door. Aanschouwelijk en schoon is de beschrijving die Mr. (Jcack aldus van hun opstand geeft: z/Met geen enkelen vorst of edelman mocht — volgens Münzers bevel — ooit een verbond worden gesloten. En wilder en wilder werden steeds zijn woorden. Zij suisden in de lucht als snorrende pijlen. De atmosfeer werd gloeiend. Alle winden, alle verterende elementen waren losgelaten. De rollende donder weerkaatste van berg tot berg. De huilende orkaan was daar. En te midden van die dwarreling en woeling der hartstochten, boven het bruisen, schuimen en koken der vernielende, alles nederrukkende vaart, klonk altijd gillend Müxzers stem. Hij bleef nog steeds aanvuren. Hoort zijn kreet tot de mijnwerkers van Mansfeld : Vangt aan, strijdt den strijd des Heeren, het is meer dan tijd. Er op los ! Laat u niet vermurwen; laat het zwaard niet koud worden van bloed; smeedt pinkepank op het aambeeld Nimrod; werpt hem den toren voor de voeten, terwijl het nog dag is. God is met u, zooals geschreven staat 2 Chron. 2." 2) Tegelijkertijd werd het Socialisme wetenschappelijk be- 1) Vergelijk 11kk/.ik.s Real-Kneyclo[>adie, deel 3, M;uIz. 34. 2) Zie llr. (|uack, «Socialisten, personen en stelsels, deel 1, blad/.. 13ö. 2 oefend door den Italiaanschen priester Campaxei.i.a, die in zijn stelsel heel het politieke en maatschappelijke leven deed opgaarf in de Roomsche Kerk, en die daarin heel de wereld in een groot klooster wilde herscheppen, waarin de priesters als vaders fungeerden. En door den Engelschen staatsman Thomas Mortis, die in zijn „zonnestaat" een idealen Socialistischen staat zocht te teekenen. 1) I)e vader van het modern Socialisme met zijn verwerping, niet alleen van het privaatbezit, maar vooral ook van dé dingen, die boven zijn, is ongetwijfeld Jeax Jacquks Hoi sskai , de man, die zulk een grooten invloed op het denken der Europeesche wereld heeft uitgeoefend Roi sseau maakte den mensch, of liever nog den buik tot spil van het menschelijk leven, denken en streven. Zijn stelsel verwierf in het laatst der achttiende eeuw heel Europa door een leger van aanhangers, en baarde eindelijk in Frankrijk de revolutie van In deze revolutie triomfeerde zijn beginsel echter slechts ten deele; want in de verklaring van'de rechten van den mensch, werd de private eigendom als een heilige instelling geproclameerd. En de poging van Babkitf, wiens grondstelling luidde: ieder mensch heeft een buik, en die buik moet vol worden; — de poging van Babeuf om het Socialisme in de revolutie te doen triumfeeren, mislukte geheel. Na den val van het eerste Keizerrijk stak het Socialisme echter in drie landen tegelijk den kop omhoog: in Frankrijk, waar het werd voorgestaan door Cabet, Fourier, SaintSimox en anderen; in Engeland, waar het ontwikkeld werd door Kobkrt Owen ; in Duitscl.land, waar het in het geheim werd verbreid door den kleermakersgezel W'eituxg en anderen. Deze drie landen hebben samengewerkt om aan liet tegenwoordig Socialisme zijn naam en gestalte te verleenen. Engeland heeft het zijn naam, Frankrijk zijn beginsel, en het land der denkers en dichters, Duitschland, zijn wetenschappelijke afronding gegeven.» De man, die aan het hedendaagsch Socialisme zijn wetenschappel ij ken grondslag heeft gegeven, is de Duitscher Heinrich Kari, Mar\, de denker onder de sociaalIj Vergelijk Hekzogs Rial-Encyclopiidie, deel 3, bladz. 41 en 42. democraten van deze eeuw. Wat Cat.vijx voor de reformatie was, dat is Marx voor de hedendaagsche sociaal-democratie. Veelbewogen was het leven van dezen man. Hij werd geboren in 1818 te Trier. Zijn vader was een Jood, en bekleedde het ambt van rechter. In 1824 ging de oude Marx echter tot liet Protestantisme over. Hkiniuch Kart, Marx studeerde te Bonn en te Herlijn, en verwierf zich in 1841 aan laatstgenoemde Universiteit den graad van doctor in de philosophie. In 1842 vestigde hij zich eerst te Bonn en daarna te Keulen, en redigeerde de //Rheinische Zeitung." In 1843 moest hij echter het land verlaten, en week hij uit naar Parijs. In 1845 moest hij ook Parijs verlaten, en vestigde hij zich in Brussel. In 1848 begaf hij zich weer naar Keulen; moest echter ook deze stad weer verlaten; ging nu naar Londen waar hij bleef tot aan zijn dood in 1888. Zijn hoofdwerk, waarin hij zijn Socialistisch stelsel ontwikkelde, is „das Kapital." Zijn stelsel is het collectivisme, dat den privaten eigendom van den grond en de productiemiddelen verwerpt, en den collectieven eigendom daarvan eischt; dat de kapitalistische concurrentie wil vervangen door een sociale organisatie van den arbeid; en dat de collectieve vruchten van den arbeid wil verdeelen, naar verhouding van de waarde der vruchten en van den arbeid, die verricht is. 1) Zijn stelsel is eigenlijk een toepassing van de beginselen van het materialisme en atheïsme op de menschelijkc samenleving. Marx is geheel en al de antipode van Calvijx. Beschouwt Cai.vijx den mensch als een wezen dat voor meer dan ééne wereld is geschapen, en dat bovenal de eere Gods moet zoeken, Marx beziet den mensch slechts als een dierlijke verschijning; als het mensch-dier, dat alleen de dingen der aarde moet zoeken. Volgens Marx zijn dan ook de ellende en de strijd op aarde begonnen, toen de oorspronkelijke toestand van den geineenschappelijken eigendom onder de inenschen werd ter zijde gesteld, de private eigendom werd ingesteld, de menschelijke 1) Zie Encyclopedie populaire illiistrée dn XXième siècle, puldiée sous la direction de 11.Mi's. Buisson, I.akiioi met, L. Denis, Stakislas jieI'niek. goederen werden afgepaald en aan een groot deel der rnenschheid de mogelijkheid henomen werd, om van deze aarde zooveel mogelijk te genieten. Van toen aan is de groote strijd onder de kinderen der menschen begonnen ; de strijd om het voeder en om de plaats bij den voederbak der aarde. Heel de historie der wereld is volgens Marx de geschiedenis van den klassenstrijd. Deze materialistische historiebeschouwing is eigenlijk de ziel van het Marxistische stelsel. 1) In dien grooten strijd der klassen heeft de menschelijke samenleving volgens Marx verschillende phasen doorloopen, waarin telkens verschillende vormen van productie heerschten. Deze phasen worden door hem aangeduid als de aziatische, de antieke, de feudale of middeleeuwsche, en de tegenwoordige of kapitalistische inrichting der maatschappij. De grondslag van de tegenwoordige inrichting der maatschappij is de private eigendom. Daardoor zijn de kapitalisten heer en meester van den grond, de fabrieken, de grondstoffen, de machines, kortom van alle middelen van productie. Daartegenover staat het groote leger der loonarbeiders, die niet anders bezitten dan hun proles, hun kroost, dat zij moeten onderhouden, maar die alle recht op den grond en de productiemiddelen missen. Daardoor zijn zij geheel afhankelijk van de kapitalisten, die de arbeiders voor loon in hunne fabrieken laten werken. Wat de arbeiders door hun arbeid procudeeren, heeft echter veel meer waarde dan het loon, dat zij ontvangen. Deze vieer-icaarde steken de kapitalisten in hun zak. Zij worden daardoor rijker en rijker; de arbeiders daarentegen blijven arm; zij blijven proletariërs, die niet anders dan hun proles, hun kroost, bezitten. Door de groote concurrentie tusschen de kapitalisten onderling, verdringen bovendien de groote kapitalisten de kleine. De groote kapitalisten worden steeds grooter, de kleine steeds kleiner, en zinken eindelijk weg in het groote moeras van het proletariaat. Als gevolg van den privaten eigendom op den bodem en de productiemiddelen, kunnen dus slechts enkele weinigen van de goederen der aarde genieten; kunnen veel genieten; 1) Vergelijk YVkiiner Sombart, Socialisme en sociale beweging, vertaald door Hklène Mekcier, bladz. (W. kunnen alles genieten, wat er in deze wereld te genieten valt; en de groote meerderheid moet werken, van den morgen tot den avond, altijd door, steeds voortgedreven door de zweep van den honger, zonder iets van beteekenis van deze wereld te kunnen verkrijgen. Wereldsche genieting is het eenige, het hoogste levensdoel van den mensch. (>emis van dit genot is de eenige, ware ellende. De instelling van den privaten eigendom is de eenige oorzaak van deze ellende. Zij is de zondeval van ons menschelijk geslacht. Zij inoet worden weggenomen; dan zal alle ellende van deze wereld verdwijnen en zal het paradijs op deze aarde dalen. De verwijdering van den privaten eigendom op den bodem en de productiemiddelen, is het grootste doel van de sociaal-democratie, en van den klassenstrijd van onzen tijd, die door de sociaal-democratie in het leven is geroepen. „Predikt den klassenstrijd aan alle creaturen is het Marxistisch evangelie voor onzen tijd. \ inde dit evangelie slechts aanhangers ; groeie het leger der onder deze banier strijdende proletariërs steeds aan; worde de collectieve eigendom op den bodem en de productiemiddelen slechts ingevoerd; dan zal de menschheid tot den paradijs-toestand van weleer wederkeeren en dan zal de voorgeschiedenis der menschheid zijn algeloopen. Hiermede is in grove trekken het Marxistisch stelsel geteekend. Bovendien heeft M.utx door de stichting der „Internationale", de groote vereeniging, die de arbeiders van alle beschaafde landen samenbindt, eenheid in de groote arbeidersbeweging van onzen tijd gebracht. Reeds in 1848 klonk zijn strijdgeroep door Europa: „Proletariërs aller landen, vereenigt u !" In 18(J4 gaf hij op het congres te Londen aan deze vereeniging een meer vasten vorm. In onderscheiding van de gouden internationale, den kring van groot-kapitalisten, die door hun syndicaten en trusts de markt beheerschen, door hun macht ministers doen vallen, en zells over oorlog en vrede beslissen ; en in onderscheiding van de zwart-internationale, met welken naam de Roomsche Kerk wordt betiteld, die zich thans meer dan ooit in schier alle landen op elk gebied des levens doet gelden, wordt deze sociaal-democratische inter- nationale de roode genoemd. Deze rood-internationale heeft niet uitgewerkt, wat Mar\ daarvan heeft verwacht. Toch heeft zij krachtig medegewerkt om zijn stelsel vooral in Engeland, Frankrijk en Dnitschland te-verbreiden. Zonder overdrijving kan men zeggen, dat Marx mede door haar zijn stempel oj) het toongevend Socialisme van onzen tijd heeft gezet. Wel draagt het Socialisme in ieder der genoemde landen een eigen type; in Engeland een nietpolitiek, een vakgenootschappelijk-economisch ; in Frankrijk een sterk gekleurd revolutionair; in Dnitschland een wettelijk, parlementair en politiek karakter. 1) Maar het grondtype van het Socialisme in al deze landen is Marxistisch. In Engeland tellen volgens 1 fo.m Manx, den tegen woordigen Engelsehen Socialistischen leider, de Socialistische vereenigingen circa 30000 leden, waaronder niet gerekend zijn de voorstanders der landnationalisatie, de anarchisten en dergelijken; en brengen circa 400000 kiezers hunne stemmen op de sociaal-democratische candidaten uit. In Frankrijk brachten de Socialisten bij de verkiezingen van 18!t3 589232 stemmen uit, tegen 17(>3!> in 1889, wat eene toename beteekent van 234%. In het parlement hebben zij thans veel leden; in vele gemeenteraden vormen zij de meerderheid. In het tegenwoordige, radicale Ministerie zit de Socialist Miij.kraxd. En van den tegenwoordigen politieken toestand schrijft de bekwame Fransche correspondent van de Telegraaf als volgt: „De achterhoede van hel tegenwoordige radicale Ministerie zal de groote menigte onder Socialistische leiding moeten vormen. En de strijd gaat tegen den invloed van kerk en leger. Dat de bezittende burgerij, als het er werkelijk op aankomt, zich tegen het Socialisme zal kanten, is vrij gemakkelijk te voorspellen. Maar voorloopig zijn Socialisme en derde stand broeders in den ongeloove, en kunnen zoolang geen oorlog het leger en geen anarchie de goede krachten der kerk helder in 't licht doen treden, voortgaan met de zegepraal te verkondigen van het menschelijk 1) Zie \V. .Som ha kt, Soeiuliaiue en sociale beweging, blz. 41 en 42. verstand . . . dat voor de oplossing van alle levensraadselen ontoereikend is gebleken." 1) Maar liet sterkst breidde het Socialisme zich in Duitsehland uit. In 1875 triomfeerde daar het Marxisme geheel. In 1877 bracht de sociaal-democratische partij 4S>3288 stemmen uit, en vaardigde 12 Socialisten naar den Rijksdag af. In 1881 verminderde het getal stemmen tengevolge van den druk van Mismarcks ijzeren Socialistenwet. Sinds dien tijd wiessen zij echter weer snel in aantal. In 1884 brachten zij 550000, in 1887 763128, in 1890 meer dan twee millioen stemmen uit. In het laatstgenoemde jaar brachten zij zelfs 57 afgevaardigden in den Rijksdag. In 18t(l formuleerden zij hun Marxistisch stelsel in het Erfurter program, dat wij hier laten volgen, omdat het vrijwel het juiste beeld van het tegenwoordig vigeerend Socialistisch stelsel vertoont. Dit program luidt in zijn geheel als volgt. „I)e economische ontwikkeling der burgerlijke maatschappij leidt noodzakelijk tot den ondergang der kleinindustrie, wier grondslag 't privaat eigendom aan zijn productiemiddelen vormt. Zij scheidt den arbeider van zijn. productiemiddelen en verandert hem in een armen proletariër, terwijl de productiemiddelen 't monopolie van een betrekkelijk klein aantal kapitalisten en grondeigenaars worden. Hand in hand met dat monopoliseeren der productiemiddelen, gaat het verdringen van de verbrokkelde kleinindustrie door de kolossale grootindustrie, gaal de ontwikkeling van werktuig tot machine, gaat een reusachtige toeneming der productiviteit van den menschelijken arbeid. Maar alle voordeelen dezer verandering worden door de kapitalisten en groote grondeigenaars gemonopoliseerd. Voor 't proletariaat en de verdwijnende middelklassen kleine burgers en boeren — beteekent dat stijgende toeneming der onzekerheid van hun bestaan, der ellende, der slavernij, der vernedering, der uitbuiting. Steeds grooter wordt het aantal proletariërs, steeds grooter 't leger der overbodige arbeiders, steeds scherper de 1) '/Av T v 1 e g r a ii I" no. 2863. tegenstelling tusschen uitbuiters en de geëxploiteerden, steeds meer verbitterd de klassenstrijd tusschen bourgeoisie en proletariaat, die de moderne maatschappij in twee vijandelijke legers deelt en 't gemeenschappelijk kenmerk van alle industrielanden is. De afgrond tusschen bezitters en niet-bezitters wordt nog verbreed door de in 't wezen der kapitalistische productiewijze liggende crisissen, die steeds omvangrijker en verwoestender worden, de algemeene onzekerheid tot den normaal toestand der maatschappij verheften en 't bewijs leveren, dat de productiekrachten de hedendaagsche maatschappij over 't hoofd zijn gegroeid, dat het privaat-eigendom aan productiemiddelen onvereenbaar is geworden met de doelmatige toepassing en volle ontwikkeling daarvan. 't Privaat-eigendom aan productiemiddelen, dat vroeger 't middel was, den producenten 't eigendom aan zijn product te verzekeren, is thans 't middel geworden, boeren, handwerkers en kleinhandelaars te verarmen, en de nietarheiders — kapitalisten, grondeigenaars — in 't bezit van 't product «Ier arbeiders te stellen. Slechts de verandering van 't kapitalistische privaat-eigendom aan productiemiddelen — grond en bodem, mijnen en bergwerken, ruwe stoffen, gereedschappen, machines, middelen van verkeer — in maatschappelijk eigendom en de verandering der warenproductie in Socialistische, voor en door de maatschappij voortgebrachte productie, kan 't bewerken, dat de grootindustrie en de steeds toenemende opbrengst van den inaatschappelijken arbeid voor de tot nu toe geëxploiteerde klassen van een bron der ellende en der verdrukking, tot een bron der hoogste welvaart en harmonische volmaking wordt. Die maatschappelijke omkeer beteekent niet alleen de bevrijding van 't proletariaat, maar van 't geheele nienschengeslacht, dat onder de hedendaagsche toestanden lijdt. Maar zij kan slechts 't werk der arbeidersklasse zijn, daar alle andere klassen, niettegenstaande den strijd der belangen onder elkaar, op den bodem van 't privaat-eigendom aan productiemiddelen staan en 't behoud van de grondlagen der hedendaagsche maatschappij tot gemeenschappelijk doel hebben. De strijd der arbeidersklasse tegen ile kapitalistische uitbuiting is noodzakelijk een politieke strijd. De arbeidersklasse kan haren economischen strijd niet voeren en hare economische organisatie niet ontwikkelen, zonder politieke rechten. Zij kan den overgang der productiemiddelen in 't bezit der gemeenschap niet bewerken, zonder in 't bezit der politieke macht te zijn gekomen. Dien strijd der arbeidersklasse tot een bewusten en eendrachtigen te vormen en hem zijn natuurlijk, noodzakelijk doel aan te wijzen, dat is de taak der sociaal-democratische partij. De belangen der arbeidersklasse zijn in alle landen niet kapitalistische wijze van productie dezelfde. Me! de uitbreiding van 't wereldverkeer der productie voor de wereldmarkt, wordt de toestand der arbeiders van elk land steeds meer afhankelijk van den toestand der arbeiders in andere landen. De bevrijding der arbeidersklasse is dus een werk, waarbij de arbeiders van alle beschaafde landen in gelijke mate geïnteresseerd zijn. In die erkenning voelt en verklaart de sociaal-democratische partij van Duitschland zich één met de klassen-bewuste arbeiders van alle landen. De sociaal-democratische partij van Duitschland strijdt dus niet voor nieuwe klassenprivilegiën en voorrechten, maar voor de afschaffing der klassen heerschappij en der klassen zelf en voor gelijke rechten en gelijke plichten voor allen, zonder onderscheid van geslacht en afstamming. Van die beschouwingen uitgaande, bestrijdt zij in de hedendaagsche maatschappij niet alleen de uitbuiting en onderdrukking der loonarbeiders, maar iedere wijze van uitbuiting en onderdrukking, richt zij zich tegen een klasse, een partij, een geslacht, of een ras. Tot zoover het Erfurter program. Ook thans woekert het Socialisme in Duitschland voort als het onkruid op den akker. Tevergeefs teekende dan ook de Duitsche keizer verleden jaar in zijn Charlottenburger rede het Socialisme als een ,/voriibergehende Erscheinung, die wird austoben," d. i. als een voorbijgaand verschijnsel dat zal uitrazen. Likbkxecht, een der vorsten onder de Duitsche sociaal-democraten, antwoordde daarop in den Rijksdag: „\\ ir tohen nicht, und werden aucli nicht austoben können," d. i. wij razen niet, en zullen daarom (tok niet kunnen uitrazen. Ook in ons land heeft sinds 1875 het Socialisme in zijn tegen woord i gen vorm zijn intocht gedaan. In 1875 verscheen liet eerste program der sociaal-democratische vereeniging, waarin het Marxisme werd gehuldigd. Van 1875 tot 1888 streden (ie Socialisten in ons land vooral onder de leiding van den ex-predikant Domki.a Niki w kxiiuis en propagandeerden zij hun beginsel in hoofdzaak door meetings en straatkabaai. In 1888 werd Domki.a Niki wkmitls voor Schoterland als lid der Tweede Kamer gekozen. Maar sinds dien tijd openbaarde zich meer en meer een heftige strijd in den boezem der partij. Sinds 1888 nam de sociaal-democratische partij in ons land een steeds meer revolutionair karakter aan. De zoogenaamde ,/Duitsche taktiek," om door middel der wetgeving de Socialistische inrichting der maatschappij langzamerhand in de thans bestaande maatschappelijke inrichting te doen ingroeien, werd door vele woordvoerders met Domki.a Niki wkmu is aan het hoofd verworpen. In de meest sterke bewoordingen werd door hen de revolutie gepredikt, en desprekers wedijverden, wie het levendigst „den komenden tijd" kon schilderen. Domki.a Nikl'wkxhuis werd in 18i)l in Schoterland geslagen. En nu begon in den boezem der partij een krachtige reactie tegen den toenmaligen leider. In 185)4 kwamen in Utrecht een twaalftal mannen bijeen tot stichting eener nieuwe sociaal-democratische partij. Zij waren Cohkx, Fortuix, Gkrhard, Van ukr Goks, Hei,sdixgex, \ AN Koi,, Poi.ak, Schaper, Spiekman, Troki.stra, van der \ kot en V i.i eg ex, later genoemd de twaalf apostelen der sociaal-democratische partij in Nederland. 20 Augustus 18SI4 werd nu te Zwolle een algemeene vergadering gehouden, waarin als formule van toelating was gesteld: „Vergadering tot regeling der organisatie van alle democratische Socialisten, d. w. z. van diegenen, die zoowel op politiek als op economisch gebied het gemeenschappelijk bezit der productiemiddelen nastreven en die dus ook het kiesrecht willen verwerven en gebruiken als wapen in den klassenstrijd." Op dien grondslag werd nu te Zwolle de sociaal-democratische partij gesticht. En het Handelsblad „verheugde zich in deze nieuwe phase van ontwikkeling van het Socialisme hier te lande." Want „nu zou men geen straatrumoer en jongensachtigheid, maar een ernstige partij tegenover zich krijgen." 1) Het Handelsblad heeft hierin niet geheel en al misgezien. Want terwijl de aanhang van Domei.v Nikcwenhiis, die sinds anarchist is geworden, steeds meer verliep, won de nieuwe sociaaldemocratische partij, die tot het oude Marxistische standpunt terugkeerde, steeds meer in kracht. Sinds 1897 heeft zij drie afgevaardigden in de Tweede Kamer gebracht : Tiioei.stra, Van Kor, en Schaper. Zij beschikt over een dagblad van beteekenis: liet Volk. Van dkk (ioes is opgetreden als privaat-docent in de Socialistische oekonomie aan de stedelijke Universiteit te Amsterdam. Vooral onder de hoogere standen wint het Socialisme steeds meer veld. Hekend zijn de overgangen van enkele moderne dominees, juristen en journalisten tot de sociaal-democratische partij. Niet onaardig is de S.-I). A.-P., de sociaaldemocratische arbeiderspartij, dan ook genoemd een studenten-, dominees- en advocaten-partij. Kenschetsend voor den tegenwoordigen stand dezer partij is, wat de Telegraaf schreef van de vergadering, die '22 October 1900 in Frascati werd gehouden, en waarin het Belgisch Kamerlid Kmii.u Vandkuvhi.dk een rede hield over „la crise croissante du socialisme," de groeikoorts van het Socialisme. „Een der groote zalen was geheel bezet. En het was niet precies hetzelfde publiek, dat wij gewoon zijn in de vergaderingen der Socialisten te ontmoeten, al was de kern, die wij in de vergaderingen van S. L. in het gebouw „Eensgezindheid" aantreffen, hier ook tegenwoordig. Doch nu waren er bij tientallen uit de welopgevoeden b.v. in Frascati te zien. Waarlijk, het Socialisme is er wel op vooruit gegaan. Ook zonder de rede van den heer Vandküvki.dh gehoord te hebben, zou men dit na een blik in de zaal moeten erkennen. Uit de periode van de kapotte schoenen en Engelsch leeren broeken is het gekomen in 1) Vergelijk hierover 'li' artikelen over «den stamt «ter Socialistische beweging in Nederland" in het Sociaal Weekblad, de nummers 9, 10, 11 en 12 vuil den I len jaargang. die van met zijde en bont gevoerde overjassen en mantels; ok in Kngeland is de naam van het Calvinisme niet een groote omwenteling verbonden; met „the glorious revolution," die Prins Wii.i.km 111, den Calvinist bij uitnemendheid, in Engeland op den troon bracht. Deze revolutie was vooral gericht tegen het absolutisme der Stuarts; strekte tot bevestiging der constitutioneele monarchie ; en het is met deze omwenteling, dat Engeland de eerste schreden zette op de schoone baan eerier grootsche ontwikkeling. i 1| (?rfn 1'uinsteker, Handboek der Geschiedenis des Vaderlanus, uluuz. 'JU, Ook in Amerika heeft het Calvinisme dc omwenteling gebaard, waarin de Noord-Amerikaansche koloniën liet Engelsche juk hebben afgeschud. Immers Amerika's historieschrijver Hantuoft zegt het terecht: ,/Het enthusiasme van mijn volk voor de vrijheid, is geboren uit zijn geestdrift voor het Calvinisme." En wanneer wij thans het oog wenden, niet naar NoordAmerika, maar naar Zuid-Afrika, zien wij daar weer een volk, dat vrij wil zijn in zijn land; een klein volk, dat voor die vrijheid alléén den strijd op leven en dood heeft aangebonden tegen een reuzen macht, waarvoor heel Europa bukt. Stellen wij nu de vraag: wat is de kracht, die dit volk tot dezen reuzenstrijd bezielt !J dan krijgen wij ten antwoord : het Calvinisme ! Alzoo is dan de naam van het Calvinisme telkens met de grootste en schoonste omwentelingen onafscheidelijk verbonden. Omwenteling, radicale omwenteling, dat is het ook, wat het Socialisme voortdurend najaagt. Hoeveel oproeren heeft het Socialisme niet reeds verwekt! Steeds nog blijft der Socialisten oog op omwenteling gericht. En niets zou de Socialist vuriger willen, dan dat er eens een groote schoonmaak van de gansche wereld werd gehouden, en dat de geheele maatschappelijke orde eens geheel werd omgekeerd. Voor den oppervlakkigen beschouwer is er dus op dit punt tusschen Calvinisme en Socialisme wel eenige overeenstemming; maar, gelijk wij straks zullen zien, is deze overeenstemming ook niet meer dan schijn. Deze schijnbare overeenstemming tusschen Calvinisme en Socialisme strekt zich zelfs nog verder uit. Immers liet Calvinisme heelt steeds geijverd voor vrijheid, gelijkheid en broederschap, in goeden zin bedoeld. Vrijheid, gelijkheid en broederschap, deze trias is voor de Socialisten de gedachte, die in 1789 als een Dianabeeld uit den hemel is gevallen. Verwondert ge u, wanneer wij beweren, dat de Calvinisten steeds vrijheid, gelijkheid en broederschap in goeden zin bedoeld, hebben nagestreefd !J Toch is dit metterdaad het geval. Om vrijheid toch, daarom heeft de Calvinist altijd geroepen. Om vrijheid voor zijn kerk. Om vrijheid voor zijn school. Om vrijheid van beweging in kerkenstaat. Naar die vrijheid heeft iiij altijd gedorst als het hert naar de stroomen. Zij is hem noodig als de lucht voor zijn longen. En vrijheid moet de Calvinist hebben om zijn God op elk gebied des levens naar Zijn woord te dienen; anders is het leven voor hem schier geen leven meer. Vrijheid, kerkelijke, politieke en maatschappelijke vrijheid, ziedaar de leuze, die de Calvinist steeds met gouden letteren in zijn banier heeft geschreven. Vlak daarnaast schreef hij wel degelijk ook de leuze der gelijkheid. Immers op kerkelijk terrein heeft de Calvinist zich steeds tegen alle hierarchie verzet; zoowel tegen de priesterlijke hierarchie der Roomschen als tegen de politieke hierarchie der Lutherschen en de liberale hierarchie der Hervormden. De ambten heeft het Calvinisme in de kerk steeds geëerd. En het independentisme, dat een Christelijke volkssouvereiniteit huldigde, is niet anders dan als een ziekelijke uitwas van het Calvinisme te beschouwen. Maar de onderscheiding tnsschen zoogenaamde geestelijken en leeken heeft het steeds met alle kracht verworpen; het algemeene priesterschap aller geloovigen zoo consequent mogelijk beleden, en alzoo de kerkelijke gelijkheid van allen met nadruk gehandhaafd. Ook op politiek terrein heeft het Calvinisme steed.s de gelijkheid, voorzoover deze op dat terrein kon worden doorgevoerd, voorgestaan, en zich zoo krachtig mogelijk tegen al te groote bevoorrechting van den eenen burger boven den anderen verzet. Daarom gaf Cat.vij.v, hoewel hij het Koningschap eerde, dan ook de voorkeur aan de republiek. Immers aldus schrijft hij in zijn Institutie: „Daer worden gemeynlick getelt driederley soorten van burgerlicke regeeringh, als, namelick, de Monarchy, dewelcke bestaet in in de heerschappy van éénen alleen, 't zy dat men hem Koningh, of Hertogh noemt, of oock eenen anderen naem gheeft: d'Aristocraty, dewelcke gheleghen is in een lieerschappy en regeeringh van de voornaemst' en aensienlickste des volcks: en de Democraty, dewelcke een regeeringh is van 'tgemeyne volck, daer yeder een van 't geineyne volck macht en gebiedt heeft. Daer één alleen regeert, daer can de regeeringh lichtelick tot tyranny ver- vallen ; maer daer de voornaemste regeeren, daer kunnen sy by na even so liehtelick tot een onrechtveerdige regeeringh te samen eens worden : en daer liet ghemevne volek regeert, daer kan alderlichtst oproer ontstaen. Voorwaer indien deze voor-genoemde driederley regeeringhen, die de Philosophen stellen, in haer selven worden aengemerckt, soo en wil ick niet loochenen, dat die staet daer de voornaemste regeeren, of die door hare regeeringh ghetempert is, al 1' andere verr' overtreft: niet door haer selven, maer om dat het seer selden gebeurt dat de Koninghen haer selven alsoo matigen en draghen, dat haer wille nooyt af en wijcht van recht en rechtveerdigheyt: of datse met so grooten scherpsinnigheyt en voorsichtigheyt. begaeft zyn, dat een yehelick Koningh siet en beinerckt soo veel als noodigh en genoegsaem is. Soo komt het dan door der menschen feyl en gebreck dat het veyligher en verdraeghelicher is datter vele regeeren, op datse malkanderen onderling helpen, leeren en vermanen: op datter oock te meer straffers en dwinghers souden zijn, indien yemandt onder hun sieh selven te seer quame te verheffen." (Zie Institutie, 4, 20, 8). Aan den invloed van het Calvinisme dankt Engeland de burgerlijke gelijkheid, die daar langzamerhand is ingevoerd. Macatjt.ay spreekt in zijn schoon werk over de geschiedenis van Engeland uil, dat de gelijkstelling der burgers reeds in kiem in de revolutie van 1(>88 was gegeven. „I)e Verklaring des Rechts", zoo schrijft Macaui.ay, „ofschoon niets tot wet verheffende, wat niet tevoren reeds wet geweest was, bevatte de kiem der wet, die den afgescheidenen vrijheid van Godsdienst schonk; der wet, die de onafhankelijkheid van den rechterlijken stand verzekerde; der wet, die den duur der parlementen beperkte; der wet, die de vrijheid van drukpers onder de bescherming van jury's stelde; der wet, die den slavenhandel verbood; der wet, waarbij de sacramenteele toets werd afgeschaft; der wet, die de roomsch-katholieken van uitsluitingen van burgerlijke rechten ontsloeg." 1) Krachtiger nog dan in Engeland werd in Amerika door 1) Zie Macaulav, The History ui' England, Vul. II, page 509. 3 den invloed der Calvinisten de burgerlijke gelijkheid doorgevoerd. De Heidel berger hoogleeraar Jkm.in f.k heeft zelfs duidelijk aangetoond, dat niet in het revolutionaire Frankrijk, maar in het Calvinistische Amerika de grondidee der burgerlijke gelijkheid hot eerst in de wet is opgenomen. Inuners in de constitutie van den Noord-Amerikaanschen staat Virginia, werd reeds in 177 als eerste bepaling opgenomen : ,/That all men are by nature equally free and independent, and have certain inherent rights, of which, when they enter into a state of society, they cannot, by any compact, deprive of devest their posterity; namely the enjoyment of life and liberty, with the means of accjuiring and possessing property, and pursuing and obtaining happiness and safety." En Art. 4 der constitutie luidt: „That no man, or set of men, are intitled to exclusieve and separate emoluments or privileges from the coinmunity, but in consideration of public services." Wat vertaald aldus luidt: //I)at alle menschen van nature in gelijke mate vrij en onafhankelijk zijn, en zekere inklevende rechten hebben, waarvan zij, wanneer zij in een burgerstaat treden, hun nakomelingschap niet door een verdrag kunnen berooven of ontdoen ; namelijk het genot van leven en vrijheid, met de middelen tot het verkrijgen en bezitten van eigendom, en het najagen en verkrijgen van geluk en veiligheid. Dat geen mensch of vergadering van menschen gerechtigd zijn tot uitsluitende en afzonderlijke voordeelen of voorrechten der gemeenschap, dan op grond van publieke diensten." Soortgelijke bepalingen werden ook opgenomen in de constituties der andere staten van Noord-Amerika. En het is wederom Jelunkk, niet een Calvinist, die het verzekert, dat Amerika deze gelijkstelling harer burgers niet dankt aan de Fransche revolutionairen, niet aan Lafayette, maar aan den invloed der Amerikaansche Independenten. 1) Ook op maatschappelijk terrein heeft het Calvinisme de gelijkheid, niet in goederen, maar in burgerlijke eere, steeds bevorderd. En wat Groen zegt in zijn Verspreide 1) /ie Staats- nml Volkerrechtlielie Alihandlnngen Or. Georg Jki.linkk 1111(1 I>r. Ueoku Mevbr, liand 1, Helt 3, Die Erklarung der Menschen- nnd Biirgerrechte, Seite 42. Geschriften: „Ik heb achting in alle standen voor plichtsbetrachting en ijver; voor den Koning op den troon, maar evenzeer voor den daglooner in de hut. Die gelijkheid wil ik daar is dit eiken rechten Calvinist uit liet hart gesproken; en vertolkt Groen, wat het Calvinisme steeds heelt beoogd. Treffend is dit dan ook menigmaal in de historie gebleken. Op twee gevallen willen wij thans slechts wijzen ; op één, dat zich eenmaal heelt voorgedaan in de Hollandsche vluchtelingen-gemeente te Londen; op een ander, dat plaats greep in het leger der Hugenoten. Het eerste geval wordt ons verhaald door Dr. Ktyper in zljn geschriftje : „De Hollandsche Gemeente te Londen". Dr. Kuypeu schrijft daarin: „Voorzooveel de sociale verhouding betreft, achten we het feit der vermelding waard, dat de heer G. ije Langui: door zijn eigen werkgezellen voor de consistorie kon worden aangeklaagd van dronkenschap. Te meer, daar zij zeiven getuigden, dat dit meer uit zwakheid van hersenen voortkwam, en ook het gebruik van licht bier voor hem bedenkelijk bleek. Let men daarbij op de woorden van het protocol: „dat sy hem somwylen vermaendt hebben ende dat hy syne faulte hadde bekendt", dan is die vermaning van de zijde der dienstbaren, en die schuldbelijdenis van de zijde des fabrikants, ons een verblijdend bewijs van den beteren socialen toestand, die door de prediking van Gods Woord en een echt kerkelijk leven geboren wordt." ') Het andere geval wordt ons medegedeeld door Dr. Kuypkr in zijn Calvinisme, alwaar hij aldus schrijft : „De Calvinisten wilden dan ook dat de koning, in zoover hij lid der kerk was, als gewoon gemeentelid zou bejegend worden, en toen een der vorsten aan Cos dé het commando gaf om den slag bij Dreux te beginnen, ontzag de veldprediker zich niet, hem voor het tront der troepen de vraag te doen : hoe hij den slag beginnen dorst, zonder schuld beleden te hebben over de misdaad door hem aan een dochter van een zijner officieren gepleegd ? En Coxdk, wel verre van hein met zijn rijzweep in het aangezicht te striemen, riep den beleedigden vader tot zich, klom van zijn paard af en deed boete." 2) 1) Zie I)r. Kuypkr, de Hollandsche Gemeente te Londen, bladz. 158. Dr. Kuypkr, liet Calvinisme, l»lz, 51, Levende als voor het aangezicht Gods, geven rechte Calvinisten aan elk zijn eere, maar zien zij ook, als het er op aankomt, alle menschelijke grootheid verdwijnen. En waar het diep besef' in hen leeft, dat één wet voor alle mensehen geldt; dat alle menschen geroepen zijn Gods wet te onderhouden op elk gebied des levens; dat alle menschen als overtreders van alle geboden Gods even diep zijn gevallen, de koning zoowel als de bedelaar : en dat derhalve geen mensch zich in zondigen hoogmoed boven den anderen mensch mag verheffen; daar is dit besef steeds een krachtige rem tegen al te groote bevoorrechting van den een boven den ander. Weshalve wij dan ook vrijelijk mogen beweren, dat het Calvinisme ook de gelijkheid van allen, voor zoover deze kon worden doorgevoerd, op elk gebied des levens heelt voorgestaan en bevorderd. Niet minder heeft het Calvinisme ook de algemeene broederband onSer de menschen steeds zoo krachtig mogelijk aangehaald. Allereerst heeft het in zijn leer der verbonden de saamhoorigheid van hetgansche menschelijke geslacht met nadruk op den voorgrond gesteld ; en daarmede het valsch individualisme, het een mensch alleen en op zichzelven willen zijn, met alle kracht te keer gegaan. Nimmer was de inenschheid voor den Calvinist aan een zak zand gelijk, waarvan de korrels los naast elkander liggen, en alleen door een uitwendig verband worden bijeen gehouden. Maar altijd beschouwde het Calvinisme de inenschheid als een boom, waarvan de onderdeelen, wortels, stam, takken, door één levensverband zijn verbonden; en waarvan de deelen elkander hunne sappen moeten leenen om versterving te voorkomen. En in de samenleving heeft het Calvinisme altijd den vollen nadruk gelegd op de solidariteit, op de onderlinge aansprakelijkheid van den een voor den ander. I)e rechte Calvinist gevoelt zich altijd een onderdeel van het groot geheel; een onderdeel van zijn volk en van de gansche maatschappij. I)e nood van volk en maatschappij is zijn nood. Hij heeft in sterke mate, wat men noemt public spirit; dat wil zeggen, hij leeft krachtig mede met de publieke zaak. De zonde van zijn volk beschouwt hij mede als zijn zonde. Waar het eene deel des volks valt, daar weet hij, dat het andere deel voor dien val mede aansprakelijk is. Waar de voet struikelt, daar wijt hij die struikeling niet alleen aan den voet, maar wel degelijk ook aan het oog, dat niet goed heeft uitgezien. Treffend kwam dit uit in de gewoonte, die de Gereformeerde predikant a Lasco vroeger tegenover gevallen meisjes volgde. Deze werden in het openbaar iu de gemeente berispt. Maar dan werden niet deze meisjes alleen, doch werd de gansche gemeente, wier zedelijk peil zoo laag bleek te staan, voor hunne zonde aansprakelijk gesteld. Ziedaar de rechte broederschap, die naast de vrijheid en de gelijkheid, steeds door het Calvinisme is gehuldigd. Vrijheid, gelijkheid en broederschap ! Wie herkent in deze trias niet de leuze der Socialisten, die als op een markt van Efeze in hunne gelederen in een steeds geweldiger wordend geroep weerklinkt? Vrijheid ! Deze willen de Socialisten bovenal. Vrijheid, voor degenen, die nog geen vrijheid hebben. Vrijheid, vooral voor het proletariaat, dat nog met zoovele banden is gebonden. Vrijheid, van alle mogelijke banden voor alle mogelijke menschen. Gelijkheid ! Deze willen zij niet minder. Algeheele ophelling van alle standsonderscheid ; algeheele ophelling van den privaten eigendom, voor het minst op den bodem en de productiemiddelen; en alzoo een volkomene en daadwerkelijke gelijkstelling van alles, wat mensch heet; ziedaar, wat de Socialisten vooral ook beoogen. Hroederschap! Schijnbaar willen zij ook deze. Want tegenover het valsch individualisme der oud-liberalen met hun laissez faire en laissez aller en hun koud egoisme, hebben de Socialisten hunne sociale opvatting der maatschappij gesteld; en prediken zij vooral bij werkstakingen de onderlinge solidariteit. Vrijheid, gelijkheid en broederschap, zoo roepen ook de Socialisten ; wel in anderen toon, maar dan ook nog luider dan de Calvinisten. En het kan niet ontkend worden ; waar de namen Calvinisme en Socialisme telkens en telkens niet omwentelingen zijn verbonden; waar beide een gelijkluidende leuze hebben aangeheven; daar is tusschen deze beide, althans bij oppervlakkige beschouwing, wel eeniife schijnbare overeenstemming. Doch, wij zeiden het reeds, deze overeenstemming is ook niet meer dan schijn ! Slechts schijnbaar is de overeenstemming tusschen de omwentelingen van het Calvinisme en die van het Socialisme. Hoe groot is daar tegenover het onderscheid tusschen de omwentelingen, die door het Calvinisme zijn tot stand gebracht, en de revolutiën, die door het Socialisme zijn veroorzaakt, en nog worden beoogd ! De omwentelingen van het Calvinisme dragen steeds een behoudend, die van het Socialisme steeds een vernielend karakter. De Calvinistische omwentelingen hebben de strekking om weg te doen, wat indrui.scht tegen de ordinantiën Gods; die van het Socialisme om de ordinantiën Gods zelve weg te nemen. Kortom, de omwentelingen, waarin het Calvinisme de hoofdrol speelde, dragen steeds een reformatorisch ; de revolutie, die het Socialisme beoogt, draagt een revolutionair karakter. Zulk een zuiver reformatorisch karakter droeg de omwenteling der 16e en 17e eeuw, toen ons volk tegelijkertijd het juk van Home en Spanje heeft afgeschud, om op kerkelijk e:i politiek terrein het juk vnn Christus te dragen. Een soortgelijk karakter droeg ook de groote Engelsclie omwenteling van 1688, waardoor zulk een gezonde staatkundige hervorming werd tot stand gebracht, Het is wederom Macau,ay, de bevoegde Kngelsche historicus, die dit uitspreekt: „Dat wij in de zeventiende eeuw een behoudende omwenteling hebben gehad, is de reden, dat wij in de negentiende eeuw geen vernielende omwenteling te duchten hebben. Dat wij onze vrijheid bewaard hebben te midden der dienstbaarheid, is de reden, dat wij orde hebben te midden der regeeringloosheid. Voor het gezag der wetten, voor de veiligheid des eigendoms, voor den Mede in onze straten, \oor het geluk onzer huisgezinnen, is na hem, die naar zijn welbehagen volkeren verheft en verwerpt, onze dankbaarheid verschuldigd aan het lange parlement, aan de conventie en aan Willem van Oranje!" 1) En ook de strijd der Amerikaansche koloniën was een 1) Zie Macaulay, The History of Ëugland, Vol. II page 510. eerlijke strijd voor de vrijheid en het recht der Ainerikaansche burgers, die door het Engelsche volk vrij wel als rechtelooze burgers werden behandeld. Een geheel ander karakter draagt evenwel de revolutie, die het Socialisme vooral thans beoogt. Het Socialisme bedoelt met zijn revolutie, die het zoo vurig begeert en voortdurend najaagt, volstrekt niet de afwerping van eenig onwettig, dwingend juk, maar de omkeering der geheele orde, die de Heere voor de menschelijke samenleving heeft ingesteld. En alzoo er op dit punt tusschen Calvinisme en Socialisme een even groot onderscheid als tusschen reformatie en revolutie. Niet minder groot is het onderscheid tusschen de Calvinisten en Socialisten in hun beider vertolking der leuze van vrijheid, gelijkheid en broederschap. Voorzeker, de Calvinist haakt naar vrijheid; maar naar een vrijheid, die gebonden is aan des Heeren Heilig Woord en aan de inzettingen Gods. Met recht zegt dan ook Auguste Langui., een vergelijking makende tusschen de Engelsche en de Eransche revolutie: ,/Klankrijks doctrinairen leiden de vrijheid af uit een idee. In Engeland daarentegen was de godsdienstige vrijheid moeder van alle vrijheden. De Heilige Schrift heeft den Engelschman vrij gemaakt door hem te onderwerpen aan haar gezag." Ziedaar de vrijheid, zooals zij altijd door de Calvinisten is begeerd en gezocht. De Calvinisten willen een vrijheid als van een spoorwagen in zijn rails, of liever nog, als van een visch in het water. De wagen is gebonden aan de rails; de visch is van alle zijden door het water ingesloten. Maar juist in die gebondenheid van den wagen aan de rails en van den visch aan het water, ligt voor beide de vrijheid van beweging. Precies op dezeIIde wijze ligt voor den Calvinist de ware vrijheid in de gebondenheid aan de inzettingen Gods. Wat Auoustixus zeidè: «Deo servire, vera libertas, d. i. God te dienen, dit is de ware vrijheid," is den rechten Calvinist uit het hart gesproken. En alleen wanneer het menschelijk leven zich beweegt in de rails van de ordinantiën Gods, of liever no". wanneer het in de rechten en inzettingen des Heeren zijn element vindt, dan is volgens hem het leven waarlijk vrij. Maar de Socialisten jagen naar een geheel andere vrijicid. Zij haken naar een vrijmaking van den niensch van alle menschelijke en goddelijke banden. „Laat ons hunne banden scheuren en hunne touwen van ons werpen!" dit revolutielied der eeuwen is het volkslied der Socialisten. Zij streven dus niet naar vrijheid, maar naar losbandigheid ; naar het los zijn van alle banden, als van een wagen, die uit de rails is gezet, als van een visch buiten het water. Kortom, hun streven naar vrijheid is een streven naar een algeheele emancipatie van het vleesch, die de menschelijke maatschappij zal doen derailleeren, alle menschelijke hartstochten zal ontketenen, en niet anders dan dood en ellende zal werken. Niet minder groot is het onderscheid tusschen het Calvinisme en het Socialisme in hunne opvatting van de gelijkheid, die er onder de menschen zou moeten zijn. I)i Cahini.st wil een gelijkheid, waarbij rekening wordt gehouden met de ongelijkheden, die God zelf door aanleg, geboorte, en het schenken van wettige rechten enz. maakt, waar de Heere den éénen veel, den anderen weinig verstand, den éénen een scepter, den anderen een spade, den t enen een brandkast, den anderen slechts een broodkast geelt. Hij wil gelijkheid voor God ; gelijkheid voor de wet; gelijkheid zooveel mogelijk op elk gebied; maar esn gelijkheid, waarbij gerekend wordt met de groote verscheidenheid, die God in al Zijne werken, en ook in de menschelijke samenleving ten toon spreidt. Hij wil, dat voor elk deel der menschelijke samenleving gelijke zorg zal worden gedragen, gelijk een niensch, die naaide eischen der hygiëne leeft, aan al zijn lichaamsdeelen gelijke zorg za! besteden. Maar daarom ontkent hij niet dat er steeds ongelijkheid zal zijn tusschen menschen en menschen, gelijk er ongelijkheid is tusschen hand en voet, oog en oor. Maar de Socialisten zouden onder de menschen een gelijkheid willen, als er is tusschen de apen in het bosch, zoodat de ééne niensch op den anderen mens-cli geleek, als de ééne aap op den anderen aap. En zij zouden willen, dat de menschen ook op dezelfde wijze niet elkander leefden als de apen in het bosch. Maar het grootste onderscheid is er tusschen het Calvi- nisine en het Socialisme op liet punt van de broederschap. Het Calvinisme deze leuze aanheffende, beoogt daarmede een werkelijke toenadering der standen, een ware verbroedering der menschen, waarbij de nijdige concurrentie plaats maakt voor rechte collegialiteit, en waarbij de aansprakelijkheid van den een voor den ander, ook van den rijke voor den arme, diep wordt gevoeld. Maar het Socialisme heelt onder deze leuze de hand vijandig opgeheven tegen allen, die niet tot de Socialistische broederschap behooren. Het predikt onder deze leuze den klassenstrijd aan alle creaturen. Het zet onder deze leuze den eenen stand tegen den anderen op. Het strooit onder deze leuze peper en zout in plaats van olie in de wonden der maatschappij. Het bereidt onder deze leuze een revolutie voor, waarbij die der vorige eeuw nog slechts kinderspel zal zijn Het wapen der kritiek sluit de kritiek der wapenen niet uit, heelt Marx gezegd. En hoewel vele Socialisten dit woord van Maiix voorloopig zouden willen wegmoffelen, zoo zullen zij het zich straks wel weer herinneren, wanneer de maatschappij rijp is gemaakt voor een gewelddadige omwenteling. En wanneer dan eerst alle dierlijke hartstochten zijn ontketend; de groote revolutie is tot stand gebracht; stroomen bloeds zijn vergoten ; dan zal plotseling het paradijs op de van bloed en tranen doorweekte aarde dalen ; en dan zullen diezelfde Socialisten, die thans zelfs in hun vergaderingen telkens hevig twisten om het woord, plotseling de zachtmoedige engelen blijken te zijn, die het aardrijk beërven, en zullen zij als lieve broeders in vredige gemeenschap van goederen met elkander leven. (Jeloove, wie het wil ! Aan zoodanige superstitie olte bijgeloof wenschen wij ons niet schuldig te maken. Doch ook de Socialisten schijnen op dat pays en vree niet volkomen gerust te zijn. Ook zij schijnen te bevroeden, dat een onverdeelde boedel zelfs onder broederen vele krakeelen kan veroorzaken. Daarom hebben zij een ijzeren macht uitgedacht, die deze broederschap met geweld zal handhaven. Deze macht is de staatsmacht. De Staat zal volgens de sociaal-democraten in de nieuwe maatschappij schier almachtig moeten worden. De Staat wordt daarin algemeene eigenaar, gelijk bij thans algemeene wetgever is. En de geheele maatschappij wordt een groot landwerkhnis, waarin de Staat optreedt als directeur, aan elk zijn werk uitdeelt, aan elk het zijne geeft. „Men vreeze niet voor wanorde of geweld," zegt Groen dan ook spottend. De Socialisten hebben daarvan een afkeer. Zij zullen u niets afeischen dan door het staatsgezag en krachtens de wet. Zij zullen alle formaliteiten in acht nemen, en wanneer men u den laatsten penning ontneemt, zult gij niet de minste klacht over onregelmatigheid kunnen hebben. Gij behoeft ook niet tot den bedelstaf te vervallen; er zal altijd voor 11 een plaats in een der groote landswerkhuizen zijn. 1) Maar dan zuUen door deze staatsalmacht de vrijheid, gelijkheid en broederschap ook tegelijkertijd worden gedood ! Maar dan is deze leuze der Socialisten van vrijheid, gelijkheid en broederschap ook enkel bedrog. Maar dan is ook waar, wat Groen van Prixsterer zoo kernachtig heelt uitgedrukt: „In de Calvinistische reformatie naar de Schrilt ligt oorsprong en waarborg der zegeningen, waarvan 17HM de bedriegelijke belofte en jammerlijke caricatuur gaf." Slechts schijnbaar is dan ook in dezen opzichte de overeenstemming tusschen het Calvinisme en het Socialisme. Groot is het onderscheid tusschen deze beide. Het Socialisme gelijkt op het Calvinisme als de aap op den mensch. Het Socialisme is, zooals I)r. Kuypke terecht heeft gezegd, het Zerrbild, de caricatuur van het Calvinisme! 1) Zie Grokn van PrikhikuU, Verspreide Geschriften, bladz. 280. HOOFDSTUK V. Een scherpe tegenstelling. I)e aap gelijkt op den mensch ; en toch is er tusschen heide zulk een diepgaand onderscheid. De aap is en blijft een dier; de mensch is een redelijk, zedelijk en godsdienstig wezen. Evenzoo gelijkt het Socialisme op het Calvinisme, en toch is er tusschen deze heide zulk een scherpe tegenstelling. Op die scherpe tegenstelling, welke over heel de werelden levensbeschouwing tusschen het Calvinisme en het Socialisme bestaat, willen wij in dit hoofdstuk wijzen. En waar wij aan dit punt zijn gekomen, weten wij wel, waar wij beginnen, niet, waar wij eindigen zullen. Want op elk punt in heel hun wereld-levensbeschouwingen staan het Calvinisme en het Socialisme lijnrecht tegen elkander over. Op de voornaamste tegenstellingen zullen wij echter thans slechts wijzen. De eerste tegenstelling tusschen het Calvinisme en Socialisme bestaat daarin, dat de Calvinist bovenal zoekt de dingen, die boven zijn, de Socialist daarentegen de dingen, die beneden zijn. De rechte Calvinist zoekt bovenal de hemelsche, de onzienlijke dingen ; de dingen, die boven zijn. Hij gelooft, dat er twee werelden zijn, de zienlijke en de onzienlijke; dat God beide als schoone kunstwerken heeft geformeerd; maar dat de heerlijkheid der zienlijke wereld slechts een zwakke schaduw is van de hovenaardsche glorie der onzienlijke. Hij gelooft, dat God den mensch, die met zijn voeten in het stof staat, doch met ziel en lichaam naar omhoog streeft, voor deze tweeërlei wereld heeft geformeerd, inaar dat de eigenlijke bestemming des menschen in de onzienlijke wereld ligt. Naar die wereld dorst dan ook zijn hart. In deze wereld is hij slechts een vreemdeling. Naar die andere wereld hijgt zijn ziel. Daar is zijn vaderland; daar zijn bezitting; daar zijn familie; daar zijn Koning; daar zijn schat; daar is «uk zijn hart. En hij zegt het Augustinüs na: „ermjk hem in den mond lei: »Qelijfstaflierd met maandbladschrijvers, Doorblaakt van 't vuur «les helde nijver*, Vervolgen wij die stijve drijvers Van 't oude licht !" In de groote beweging der Afscheiding leefde het Calvinisme in de kerk weer krachtig op. In Groen vax Prixsterer vond het een krachtigen pleitbezorger op wetenschappelijk en politiek terrein. Maar Groen, de veldheer, die een leger waard was, was een veldheer nagenoeg zonder leger. Zijn werken, meer academische verhandelingen dan populaire geschriften, werden door het volk weinig gelezen, door de aanzienlijken niet genoeg gewaardeerd. Als eenmaal een Ei-ia stond Groen nagenoeg alleen in zijn strijd tegen den geest der eeuw. Het waren slechts enkele duizenden, die hem begrepen en volgden. Op publiek terrein oefende het Calvinisme weinig kracht uit. Als godsdienstig-wijsgeerig stelsel bleef het sluimeren. In I)k. Kuyper verscheen daarop echter de prins, die de schoone slaapster heeft gewekt. In hem heeft de Heere aan ons volk den „petit Cai.vix" gegeven, die het Calvinisme eerst doorleefde, daarna bestudeerde, en het eindelijk op alle gebied des levens in ons land weer tot eere bracht. Met zijn optreden heeft het Calvinisme zich in Kerk en School, in Staat en Maatschappij, in Vereeniging en Pers 1) Zie ISildkiuhjk, Itricven IV, 218, weer op het volle, rijke leven geworpen. Het eischt weer het heele menschelijke leven op voor den dienst van God. En dank zij den arbeid van den man, dien God in deze eeuw aan ons Calvinistisch volk heeft gegeven, dingt liet weer naar de leiding der geesten op onzen vaderlandschen bodem, die van het bloed en de tranen der Calvinistische martelaren is doorweekt. Waar wij van de weeropleving van het Calvinisme als godsdienstig-wijsgeerig stelsel spreken, daar mag dan ook een korte schets van het leven en de werkzaamheid van De. Kuypkr niet ontbreken. In 1837 te Maassluis geboren en in 1855 als student in de godgeleerdheid en letteren aan de Leidsche academie ingeschreven, werd Kuypkii reeds als student door den Heere in het hart gegrepen, en door (iods machtige hand uit het Ur der toenmaals oppermachtige modernen uitgeleid. In 1862 tot doctor in de theologie gepromoveerd, en in 1863 te Heesd als predikant bevestigd, is hij in zijn eerste gemeente dieper in de kennis der particuliere genade, en daarmede in die der Gereformeerde beginselen ingeleid. Hier leerde hij de heteekenis van het Calvinisme voor het leven van ons volk eerst recht kennen en waardeeren. Van nu af werd de Godsdienst hem iets meer dan de muziek des levens, die als het maatgezang hij den riemslag den levensarbeid veraangenaamt. I)e dienst van God zelve werd hem levenstaak en levensdoel. Van nu af aan kende hij geen hooger doel dan de verheerlijking van God op elk terrein des levens. De naam des Heeren moest op elk gebied des levens worden uitgeroepen, op kerkelijk en staalkundig, op huiselijk en maatschappelijk, op wetenschappelijk en aesthetisch terrein. Op elk gebied des levens moest naar de ordeningen Gods worden gevraagd, en alles aan Gods gezag onderworpen worden. Met diep smartgevoel zag hij, dat Neerlands volk op schier ieder gebied, den God der vaderen had verlaten, en daarmede aan zijn glorieus verleden zoo geheel was ontzonken. Reformatie van kerk, staat en maatschappij werd nu zijn vurigste wensch en leuze des levens. En op het stille dorpje in de Betuwe werd alzoo de opvolger van Groex gevormd en gezalfd, die het felbestookt maar onbezoedelde vaandel van den grijzen en moeden strijder zou overnemen, en die het Calvinisme ook op publiek terrein weer tot eere zou brengen. In 18H7 te Utrecht beroepen, begon hij daar reeds den strijd voor de reformatie in de Ned. Ilerv. Kerk. In 18159 naar Amsterdam geroepen, zette hij daar den kerkelijken strijd rusteloos voort. Sinds 1 April 1872 opgetreden als redacteur van de Standaard, betrad l)r. Kuyper nu ook het politieke terrein. Thans kwam zijn kracht eerst recht aan het licht. Van 1872 tot 1879 ontwikkelde hij in de Standaard een geheel systeem van antirevolutionair staatsrecht, waarin de beginselen van het Calvinisme op het politiek terrein werden toegepast. Tegelijk werden deze beginselen ook onder het volk gebracht. Want tot het volk te spreken, dat is de kunst, die I)r. Kuypee bij uitnemendheid verstaat. Terecht schreef l)r. Schakpman dan ook van hein : at het meest te bewonderen valt in Dr. Kityper is — ik spreek hier van den vorm — de juiste toon, dien hij altijd weet te vinden en altijd weet vol te houden. De fijnste proever, waar het aangenaamheden en smakelijkheden van den Nederlandsehen stijl betreft, vindt in elk van Kuypkr's opstellen, zelfs in zijn driestarren, iets wat hij, al toornt hij tegen de meening, toch bewonderen en waardeeren en benijden moet. Maar de //kleync luvden" hebben nog hooger genot. Zij zien dat de hooge dingen der staatkunde niet zoo hoog zijn dat zij voor hen onbereikbaar worden. Zij begrijpen en de vreugde van te begrijpen wat hun steeds als mysterie is opgedrongen, is een dankbare vreugde. Een dankbaarheid, die getrouwheid schept." 1) In 1874 voor Gouda als lid der Kamer gekozen, bepleitte hij ook in de vertegenwoordiging des volks de beginselen van het Calvinisme. En het is de onvergankelijke eere van Dr. Kuypee, dat hij reeds in 1874 de sociale ([iiaestie in de Kamer aan de orde heeft gesteld. Hier sloeg hij de Schrift open, en wees de Kamer op het woord des Heeren : „Welaan nu, gij rijken! weent en huilt over uwe ellendigheden, die over u komen." 2) Hier wees hij reeds 1) /ie Centrum van 1 April 1897. 2) Zie Dr. Kuïpkb, Kameradviezen, bi/.. 195. in 1874 op de noodzakelijkheid van een wetboek van den arbeid. En wel werd hem toen toegevoegd, dat wat hij voor de werklieden wilde, nog in nevelen was gehuld. Maar daarop uitte hij den wensch, dat uit die nevelen de druppelen mochten voortkomen; dat uit die druppelen zich een beekje mocht vormen; en dat dit beekje zich allengs tot een frisschen stroom mocht verbreeden, die ons maatschappelijk leven dragen kan. 1) Inmiddels werd door hem ook de stichting eener liooo-eschool op Gereformeerden grondslag voorbereid, die '21 October 1875) geopend werd, en wier hooge roeping werd de Calvinistische levens- en wereldbeschouwing in eiken tak van hoogere wetenschap tegenover de van God en Zijn Woord vervreemde levens- en wereldbeschouwing dezer eeuw tot ontwikkeling te brengen. Zij werd voorloopig met drie faculteiten, der theologie, der letteren en der rechten geopend. Het getal liarer faculteiten is sinds hare stichting niet vermeerderd. Nochthans heeft de Vrije Universiteit een grooten invloed op het wetenschappelijk en kerkelijk, op het politiek en maatschappelijk leven uitgeoefend. De Vrije Universiteit werd de alma mater van een Gereformeerd Gymnasium. Zij werd de moeder deiDoleantie, waardoor liet Calvinisme krachtig doorwerkte op kerkelijk erf. In zijn Encyclopaedie der heilige godgeleerdheid gaf Dr. Kuypkr het systeem der Calvinistische wetenschap. Sinds 18J>1 heeft hij zich ook met kracht geworpen op de sociale quaestie. Het sociaal congres van 1891 werd door hem geopend en geleid. In 18!>4 wederom lid van de Kamer geworden, pleit hij daar wederom voor de toepassing der Gereformeerde beginselen op liet terrein van het maatschappelijk leven. En hoe hij daar tot op dezen dag getrouw is gebleven aan de leuze zijns levens, dat heeft zijn schoone rede tegen de sociaal-democraten bij de jongste begroot ingsdebat ten afdoende bewezen. Daarin lezen wij toch de schoone woorden : „En nu vergissen de heeren aan de overzijde zich volkomen, wanneer zij meenen, dat het ons genoeg is, zoo maar nu en dan en op enkele punten, zekere dosis godsdienst in de politiek wordt ge- 1) Zie Dr. Kuypkr, Kameradviezen, blz. 200. mengd. Neen, godsdienst in den zin van vroomheid genomen, is inderdaad een zaak van het hart en van liet stille leven. Vroomheid als zoodanig heeft niet de politiek niets anders te maken, dan dat ze ons in de politiek ernstig steunt en recht en eerlijk doet handelen. Maar dat is volstrekt niet wat onze eisch als geloofspartij bedoelt. Laten de lieeren het woord godsdienst eens in tweeën splitsen, dan wordt het de dienst van (Had, en dan vragen wij of iets of iemand aan den dienst van dien God onttrokken kan worden ; of niet wanneer God God is, al/as wat bestaat Hem dienen moet; en of niet in het persoonlijke, huiselijke, maatschappelijke en zoo ook in het staatkundige leven de roeping tot elk onzer uitgaat, om toe te zien, dat ook het volk als volk en zoo ook de Overheid, die over dat volk heerscht, in een staat, dat is in wetgeving en bestuur, Hem diene en gehoorzame, en dus worde ingericht naar Zijn wil." 1) In den laatsten tijd is zijn invloed ook zelfs naar het buitenland uitgegaan. Reeds in 1885 schreef een Duitsch Godgeleerde, Johannks Gi.okt,, van hem : „Geen naam wordt in Holland dagelijks wel zooveel genoemd als de naam van Dr. Ki yper. Ternauwernood sprak ergens een Hollander met mij over het Christelijk en Kerkelijk leven van zijn land, of hij maakte dadelijk melding van de werkzaamheid van Dr. Kiypkk. De een noemt hem met de hoogste vereering, de ander met onverholen bitterheid, een derde met bange zorg. Allen erkennen echter zijne buitengewone talenten. Niet zelden vergeleek men hem niet Stam,, Hexgstknbkrg en Stöckkr, en hoe eigenaardig zijn persoonlijkheid ook is, zoo is liet toch.onmiskenbaar, dat hij als politicus met den eerstgenoemde, als theoloog met den tweeden, en als christelijk-nationaal volksman met den laatstgenoemde kan vergeleken worden. Wanneer men hem hier en daar zelfs naast Napoi.kon I stelde, of hem den Hollandschen Bismarck noemde, zoo lag het recht dezer vergelijkingen wel slechts in het bewustzijn, dat hij ,/de man van Holland" bij uitnemendheid is." 2) 1) Zie Handelingen der Tweede Kamer, zitting van (5 December 1900, bladz. 54. 2) Zie Joiiasnen Ulokl, Hollands Kirehlichea I.eben, Seite 4S. Sinds dien tijd zijn vele zijner geschriften in liet Duitsch en liet Engelsch vertaald. l)r. Kuypkr is thans van zijn nationale in zijn internationale periode getreden. In 1898 bezocht hij Amerika, waar hij te Princeton zijn Stone-lectnres over het Calvinisme hield. Het is vooral in dit werk, dat hij de lieteekenis van het Calvinisme als godsdienstig-wijsgeerig stelsel in de historie, voor de religie, voor de staatkunde, voor de wetenschap, voor de kunst en voor de toekomst heeft gedocumenteerd. Wel is Dr. Kuypkr thans reeds over de zestig; maar nog staat hij in zijn volle kracht. En het is veler gebed, dat God hem nog vele jaren spare en sterke voor ons Calvinistisch volk, dat onder zijn leiding thans den strijd 0111 de hegemonie in ons land heeft aangebonden. En wel is het Calvinistisch volk in ons land nog klein en zwak. Vooral in de oogen der tegenstanders is liet Calvinisme ten onzent een baardeloozen herdersknaap gelijk. Maar de Davidsmoed kan liet niet worden ontzegd. En fier doet het reeds van den Dollard tot de Schelde het krijgslied door zijne gelederen schallen : Zij zullen het niet hebben, Ons oude Nederland! liet bleet' bij alle ellenden (iods en der Vad'ren pand ! En wien vindt nu het Calvinisme in dien strijd vooral als een mededinger tegenover zich P Het conservatisme ? Het liberalisme? Het radicalisme? ()t de concentratie der groote liberale partij ? Het conservatisme is afgeleefd ; het liberalisme is verkleurd ; liet radicalisme zakt steeds meer af naar Socialisme. En van een concentratie der groote liberale partij zal blijkens de jongste begrootingsdebatten wel niet veel meer komen. Neen, maar het als een jonge wijn opbruisend Socialisme, dit is vooral de vijand, die aan liet Calvinisme in de toekomst de leiding zal betwisten. Schijnbaar stemmen beide overeen, wij zagen liet reeds. Maar wij zagen niet minder, hoeveel beide van elkander verschillen. Ook zagen wij, dat beide op de meest aangelegen punten in heel hun levens- en wereldbeschouwing lijnrecht tegenover elkander staan. Heide hebben zich op ons volk geworpen. Heide eischen het voor zich op. Als twee donderwolken zien wij beide tegen elkander opzetten. En waar wij dit zien, daar mogen wij gerust den verinoedelijken strijd voorspellen. Is het Calvinisme nog aan een herdersknaap gelijk, het Socialisme krijgt steeds meer het aanzien van een reus. Ook in ons land is het Socialisme niet meer, wat het in de dagen van Domela Nieuwenhijis was. Het heeft onder Tuoei.stra en Van Kot, een geheele gedaanteverwisseling ondergaan. Niet door enkele baliekluivers, maar door dominees, advocaten en studenten worden de leiders der sociaal-democratie gelijfstaflierd. En steeds grooter wordt het leger, dat zich schaart onder de vanen der sociaaldemocratie. Verschillende oorzaken hebben dezen snellen aanwas der sociaal-democratie bevorderd. Allereerst de steeds hooger stijgende vlucht der grootindustrie, tengevolge der toenemende toepassing van stoom en electriciteit op de industrie. In de industrie neemt de machinearheid steeds meer de plaats in van den handenarbeid. Maar dientengevolge moeten de zaken ook steeds meer in het groot worden gedreven. De machines leveren veel, zeer veel af, en overal moeten afzetmarkten voor de toenemende productie worden gezocht. Stoom en electriciteit maken wederom het zoeken van markten van afzet mogelijk. Spoor- en telegraaflijnen verbinden alle deelen der beschaafde wereld. Rusland ligt thans even dicht hij Rotterdam als voor honderd jaren Gelderland. I)e Rotterdamsche koopman spreekt te Rotterdam op de beurs door middel der telephoon met zijn collega te Herlijn alsof zij huurlieden zijn. De verschillende deelen der wereld zijn daardoor dichter tot elkander gebracht. En de heele wereld is nu in de plaats van het kleine land de marktplaats voor den groot-industriëel geworden. Geen wonder dan ook, dat vooral in de laatste decenniën de groot-industrie steeds hooger vlucht heeft genomen. Maar het is juist die groot-industrie, die eenerzijds het groot-kapitaal heeft doen opkomen, anderzijds het onafzienbaar leger van fabrieksproletariërs heeft doen ontstaan. I)e fabrieken toch kunnen natuurlijk alleen met groot kapitaal worden gedreven. Maar is dat voorradig, dan heeft de fabrikant in dezen tijd ook de beste gelegenheid om goede zaken te doen. Want de gansche wereld is voor zijn aangezicht; heel de wereld is zijn marktplaats. De groote omzet stelt hem in staat met ieder te concurreeren; doet hem bij groote concurrentie nog veel verdienen ; en de machine stelt hem in staat aan de stoutste eischen van den grootsten omzet te voldoen. Nimmer was voor hel groot-kapitaal de gelegenheid gunstiger om zich te vermeerderen dan in dezen tijd. Onze tijd heeft dan ook de geld koningen zien verschijnen, die enorme rijkdommen bezitten. En het groot-kapitaal is in onzen tijd een hooge berg geworden, die met zijn gouden spits de wolken doorboort. Maar naast die enkele geldkoningen staat een heel leger van fabrieksproletariërs, die van de fabrikanten geheel afhankelijk zijn. Ken ambacht kennen deze fabriekers niet. Voor den fabrieksarbeid is weinig bekwaamheid noodig. Vakkennis bezitten de fabrieksarbeiders al evenmin. Maar daardoor zijn zij dan ook geheel afhankelijk van de fabrikanten ; zij staan in de fabriek als een beeld in een nis. Van die afhankelijkheid der arbeiders is door vele fabrikanten een schromelijk misbruik gemaakt. Zij hebben de arbeiders van een deel van hun Zondags- en nachtrust beroofd. Zij hebben hun loon zooveel mogelijk bekort. En vele fabriekssteden beantwoorden dan ook aan het beeld, dat door Da Costa in de bekende versregels wordt geteekend : //II i c r weelde ontwassen aan zichzelf, van buiten bloeiend Kil schitterend van jeugd, maar innerlijk verschroeiend Kil sapbedervend als een kanker, en ot' 't waar Der standen evenwicht verbrekend . . , Daar Gemor bij d'arbeid, die geen brood geeft; jokdierbanden Geworpen om den hals van vrijen, waar de wanden Van hitte blakeren dag en nacht, en eeuwige rook Die steden zwart verwt, en de ziel verstikt in smook." Tot die fabrieksproletariërs richt zich vooral de sociaaldemocratie ; liet is uit hen, dat het leger der Socialisten zich vooral recruteert. En bij hen vinden de leeringen der sociaal-democratie dan ook een wel toebereiden bodem. Een tweede oorzaak van den snellen aanwas van het Socialisme is de vermindering van den invloed der kerk en de daarmede gepaard gaande heerschappij eener mammonistische wereld- en levensbeschouwing. Een groot deel des volks staat thans tegenover de kerk, als Napoleon tegenover de pyramiden. Zij beschouwen de kerken als eerbiedwaardige gedenkteekenen uit vervlogen eeuwen. Zij hebben een gevoel, dat eeuwen van deze kerken op hen nederzien. Maar den ingang in de kerk kunnen zij niet meer vinden. En de kerk staat voor hen geheel en al buiten het leven van onzen tijd. Dientengevolge is de levens- en wereldbeschouwing der groote menigte dan ook geheel en al mammonistisch geworden. De dingen, die boven zijn, worden door hen geheel uit het oog verloren ; de dingen, die beneden zijn, door hen alleen gezocht. Patroons kennen geen ander doel dan zoo spoedig mogelijk rijk te worden; de arbeiders geen ander, dan zooveel mogelijk te verdienen. De patroons maken er geen gewetenszaak van het loon beneden het redelijke testellen; de arbeiders evenmin, om het loon boven het redelijke op te drijven. Als twee vijandelijke legers staan patroons en arbeiders tegenover elkaar. Is het wonder, dat de Marxistische leeringen in de harten dezer arbeiders een wel toebereide aarde vinden ? Een derde oorzaak van den snellen groei der sociaaldemocratie is de heillooze invloed van het openbaar lager en hooger onderwijs op ons volk. Het openbaar lager onderwijs heelt God, Zijn Woord, Zijn gezag, Zijn dienst en het gebed tot Hem buiten de school gebannen. Het kent alleen een opleiding tot Christelijke en maatschappelijke deugden, waarin al het waarachtig Christelijke wordt gemist. Het went het kind van zijn prilste jeugd af, het oog alleen op de dingen der aarde als de eenig wezenlijke te richten. Het doodt alle waar idealisme. Ook tegenover de schoone historie van ons volk moet de openbare onderwijzer staan hard als een steen en koud als ijs. Het openbaar onderwijs haalt liet Calvinisme zooveel het kan uit het volk, en maakt het rijp voor het Socialisme. Nog gevaarlijker dan het openbaar lager, is het openbaar hooger onderwijs. Het openbaar hooger onderwijs ondermijnt door zijn Schriftcritiek het gezag der Schrift, het geloof in (>od en het geloof aan de realiteit der onzienlijke dingen. En van deze bergen dalen de stroomen van ongeloof en revolutie af onder het volk. Van vele katheders onzer landshoogescholen wordt het Staats-Socialisme geleeraard. Daardoor worden de openbare hoogescholen de ladders, waarmede het Socialisme binnenklimt in de hoogere standen van ons volk; de kweekplaatsen van de toekomstige leiders der sociaal-democratie. Een vierde oorzaak van den snellen wasdom der sociaaldemocratie, om van vele andere te zwijgen, is het schier onbeperkte recht van vereeniging en vergadering. Vóór 1848 was dit recht in de meeste landen van Europa zeer beperkt. Sinds de revolntiën van 184H is deze belemmering in de meeste landen, ook in ons land, weggenomen. Wij juichen deze vrijheid natuurlijk toe. Maar daardoor kan ook het Socialisme zich zoo vrij mogelijk organiseeren, en zijn beginselen zoo open mogelijk propagandeeren. Van die vrijheid is door de Socialisten een gretig gebruik gemaakt. Er is geen partij, die zich zoo roert als deze. De Eranschman Jeax Jai rks heeft reeds een gewichtig werk geschreven onder den titel : Action socialiste, waarin de Socialistische actie planmatig wordt uiteengezet. En over het algemeen is de sociaal-democratische partij in de meeste landen, ook in ons land, uitstekend georganiseerd. Al deze oorzaken verklaren voldoende den verbazenden en snellen groei dezer partij. Wij gelooven dan ook allerminst, dat deze partij in getal en kracht thans haar toppunt heeft bereikt. Wij gelooven eer, dat deze snelle wasdom nog slechts een begin is van nog grootere uitbreiding. Merkwaardig is dan ook uit dit oogpunt de teekening, die door Frans Netscheii bij den overgang van den predikant Hrc.KNiioi.TZ uit Schiedam tot de sociaal-democratische partij van de toekomst dezer partij wordt gegeven. //Legt uw oor op den grond," zoo zegt hij, „en luistert naar de geluiden der toekomst. Er is iets in aantocht; een geluid van blijde kreten, een hosannah-gezang van moedigen, een gejubel van verlossers en verlosten. Legt uw <)0r op den grond en luistert . . . Het geluid daar diep onder den grond is nog vèr weg, maar het nadert, het nadert, het blijft naderen . . . Legt uw oor op den grond Telkens wordt het blijde gezang krachtiger, want telkens komen er nieuwe stemmen, die het vermeerderen en versterken . . . gisteren een . . . heden een . . . en nu weer Hugexhot.tz." Verre zij het dan ook van ons om de beteekenis van het Socialisme te onderschatten. Integendeel. Wij beschouwen het Socialisme nu reeds als een reus, die met machtigen greep aan het Calvinisme de leiding der geesten betwist. In het Calvinisme en Socialisme komen als 't ware David en Gouath tegenover elkander te staan. David, die des Heeren naam uitroept voor Israëls slagorden ; en Gouath, die den naam des Heeren hoont. En tusschen die beiden, wij twijfelen er niet aan, zal in ons land de strijd der toekomst worden gestreden. Als van zelt brandt nu de vraag op onze lippen: Wie zal in dien strijd triomfeeren ? Het Calvinisme of het Socialisme .J Zal het Calvinisme, dat eenmaal de bakermat van Hollands grootheid is geweest, in dit land de heerschappij over de geesten herwinnen? Of zal ons goede land een proefstation worden voor sociaal-democratische experimenten 'i Het antwoord op die vraag is te geven. Immers, het Socialisme worde een reus; het Calvinisme blijve voorloopig een herdersknaap gelijk ; aan de overzijde kome steeds meer de overmacht; aan onze zijde is en blijft de Almacht! In onze ziel leeft althans het onwrikbaar geloof, dat het Calvinisme in ons land nog eenmaal zal triomleeren ; de schoone hope, dat God nog eenmaal door het Calvinisme ons land zal willen verlossen. Hij heeft dit eenmaal gedaan, toen de Calvinisten slechts een tiende deel der natie vormden, en tegen een duizendmaal sterkere overmacht stonden. Hij kan dit ook thans doen, waar zij reeds tot een vijfde deel der natie zijn aangegroeid. Met blijden moed gaan wij daarom de toekomst tegen. En da Costa's lied ten aanzien van ons land is ook het onze : ij zullen liet niet hebben ! I>«• goden van den tijd ; Niet om hun erf te wezen, Heeft God het ons bevrijd ! IfU SNELPERSDRUK VAX J. H. KOK. i ■