Van dm Schrijver. Di\ H. B. Semmeiink. OVER DEN INVLOED VAN DEN VOORUITGANG DER TECHNIEK OP DE BEOEFENING DEK ZIEKTEKUNDIGE ONTLEEDKUNDE. B/ -fcU XD Jij , uitgesproken bjj de aanvaarding van het Hoogleraarsambt aan de liyks-Universiteit te Leiden, 01» VRIJDAG 2 1 JUNI 1901, POOK G. C. VAN WALSEM. II AA KLEM. DE Eli VEN F. BOHN. 1901. OVER DEN INVLOED VAN DEN VOORUITGANG DER TECHNIEK OP DE BEOEFENINO DER ZIEKTEKUNDIGE ONTLEEDKUNDE. Si H i XD JU J uitgesproken bij de aanvaarding van het Hoogleeraarsanibt aan de Rijks-Universiteit te Leiden, OP VRIJDAG 21 JUNI 1901, DOOR 0. 0. VAN WALSEM. HAAltLEM. DE EliVEN F. BOHN. 1901. Er zijn menschen, die aan onzen vooruitgang twijfelen, die praten van cirkelgangen en golflijnen, waarlangs de menschheid gezegd wordt zich te bewegen , die, gezien den ondergang van andere beschavingen , aan de onze niets beters voorspellen, ja die teekenen van iets dergelijks daarin reeds nu meenen waar te nemen. Maar zelfs de meest zwaartillende onder hen, hij moge dan over deze dingen in hun geheel genomen denken, zooals hij wil, hij geeft toch altijd toe een vooruitgang in enkele onderdeden. En onder deze is er een, die op dit voorrecht wel de minst onaangevochten aanspraken heeft, dat is: de techniek. Ja zelfs de Chineezen, die smalen op onze Westersche cultuur — en misschien niet geheel zonder aanleiding — erkennen in dit opzicht onze meerderheid gewillig. En waar de Duitsche Keizer nu het vroeger uitsluitend aan de universiteiten toekomend recht om den dokterstitel te verleenen ook aan de technische Hochschulen in Pruisen geschonken heeft, ik zoude geen waardige jongste onder U zijn, zoo ik deze inbreuk op ons monopolie met andere dan jaloersche oogen aanzag, maar als symptoom van een klimmende waardeering der techniek kan ik voor mij daarvoor geen ander gevoel hebben dan waardeering. Geen gebied toch des praktischen levens, of de vooruitgang der techniek doet daarop voortdurend zijn machtigen invloed gelden, maar ook geen tak van wetenschap, welks beoefening van haar volmaking geen terugwerking ondervindt, daar zelfs, waar men dit niet zoo spoedig verwachten zoude. Zoo heeft, om een voorbeeld te noemen, de klassieke philoloog nu zijn kostbaarsten codex voortdurend onder zijn bereik, dank zij den vooruitgang der photographische en reproductieve techniek en, dit moet hier bijgevoegd, den ondernemingsgeest van een paar onzer stadgenooten. Oneindig grooter is echter die invloed op dat stukje natuurwetenschap , dat wij geneeskunde noemen en dat heel zijn cultiveering en waardeschatting aan de innigheid van het verband met het praktische leven ontleent. Geen deel hiervan, of de ontwikkelingsgeschiedenis er van getuigt dit. Ik stel U voor, deze gedachte met het oog op het aan mij opgedragen onderwijsvak wat nader te vervolgen en vraag U, mij toe te staan in eenige bijzonderheden af te dalen, om den invloed van den vooruitgfane der o techniek op de beoefening der ziektekundige ontleedkunde U te illustreeren en te trachten dezen invloed tegenover andere factoren eenigszins af te bakenen. In beginsel kan de bedoelde invloed hier begrijpelijkerwijze geen andere zijn, dan in de biologische wetenschap, voor zoover deze het stoffelijke substraat van het leven onderzoekt, in het algemeen. De pathologische anatomie haar zelfstandigheid berust in hoofdzaak op een uit praktische overwegingen voortgevloeide differentiatie en juist dit feit is weer de oorzaak , dat hier bijzondere behoeften bestaan, welke de techniek te vervullen heeft, zoodat deze hier een bij- zondere gestalte aanneemt. Het is vooral, op dien grond, meen ik, dat de keuze van het voorgestelde onderwerp gerechtvaardigd schijnt te kunnen worden. Er is echter meer. Want in zeker opzicht treedt op dit oogenblik de wetenschappelijke beoefening van mijn vak iets op den achtergrond, waar ik voor mijn eigen gevoel in de eerste plaats en ambtelijk uitsluitend ben onderwijzer en daarnaast beheerder van een museum. Ook in deze beide opzichten nu is de invloed, dien wij op het oog hebben, niet zonder gewichtig effect gebleven en dit iets nader toe te lichten is niet onbelangrijk. Hoe groot of klein men den bedoelden invloed ook moge achten, hij is in elk geval zoo groot, dat ik dien in den mij hier gestelden tijd slechts geheel vluchtig en voorbeeldsgewijze zal kunnen aangeven. Ik wil mij verder beperken tot wat zelf in deze met bewustheid heb medegeleefd en mag daarbij wel sommige kleinigheden wat oneven^ dig sterk accentueeren, omdat hierin de zekerheid van mijn oordeel ook voor een gedeelte door eigen ervaring grooter gemaakt wordt. De tegenwoordige generatie en zelfs de ouderen onder ons zijn zoo geheel en al opgevoed onder het voortdurend gebruik van het mikroskoop en onze voorstellingen op pathologisch-anatomisch gebied zijn zoo geheel en al bepaald door inzichten , wier ontstaan slechts daardoor mogelijk was, dat wij ons den invloed van het gemis daarvan niet meer denken kunnen. Intusschen behoeft men hierin nog niet geheel vergrijsd te zijn om de aan dit instrument aangebrachte technische verbeteringen met dankbaarheid te gedenken. En laat ik hierin mijn eigen ervaring spreken, dan noem ik bijv. de algemeene invoering der objec- tiefwisselaars, die, toen ik zelf hier mikroskopie leerde, nog met misoneistische blikken beschouwd werden, nu echter met recht tot de integreerende deelen van het instrument gerekend worden, niet alleen omdat zij van groot gemak zijn, maar ook op een didaktischen grond, waarover ik straks, in een ander verband, nog iets te zeggen zal hebben. Naast de invoering der objectiefwisselaars noem ik de verbetering der verlichtingsapparaten, zooals die voornamelijk in den Abbe'schen condensor met irisdiaphragma gegeven is, maar vooral ook de constructie der apochromaten, die een achromasie van hoogere orde gevende o. a. het gewichtige praktische voordeel hebben van een grootere analyseerbaarheid door het oculair toe te laten, wat weer niet alleen gemakkelijk is, maar ook weer samenhangt met het paedogogisch principe, waarop ik zooeven zinspeelde en straks terug zal komen. En al dit zijn dingen, die het dagelijksch werk van den patholoog-anatoom gemakkelijker en volkomener doen zijn en daardoor een voor dezen onschatbaar voordeel uitmaken, omdat zij een algemeene voorwaarde voor het goed gedijen daarvan geworden zijn. Te meer geldt dit, daar andere verbeteringen in technisch opzicht daarvan weder het gevolg geweest zijn. Zoo herinner ik bijv. aan het tot hoogere volmaking komen der mikrophotographie en ieder, die de geschiedenis van de leer der mikroorganismen, voor zooverre deze met de geneeskunde samenhangt, kent, weet, dat deze een groote rol bij de vastlegging en verbreiding van onze kennis gespeeld heeft. Daar zal wel geen ervaren mikroskopist zijn, die naast deze grootere algemeene verbeteringen niet nog voor zich zelf bij het dagelijks manipuleeren met het mikroskoop technische wijzigingen heeft ingevoerd, die hij op waarde schat. En als ik in dit opzicht iets uit mijn eigen ervaring mag zeggen, wat misschien ook voor mijn leerlingen niet geheel zonder gewicht zal blijken , dan noem ik een door mij aangebrachte wijziging in de constructie van de microscopiseerwerktafel en mijne van de gangbare appreciatie afwijkende waardeering van de aanwending van kunstlicht met passende lichtfilters, welks stelselmatig en uitsluitend gebruik als lichtbron ik onder zekere voorwaarden voorsta. Maar niet alleen dat elk ervaren mikroskopist zijn eigene, hem gaandeweg onontbeerlijk gewordene technische kunstgrepen er op na houdt, hij zal ook kunnen spreken van het oplossen van technische moeilijkheden in bijzondere gevallen, van het toepassen van trucs, als U wilt, van kleinigheden , wier moeilijkheid van bedenking in elk geval buiten evenredig verband stond tot het gewicht van den arbeid, dien zij eerst mogelijk maakten. Laat ik ook in dit opzicht een voorbeeld uit eigen ervaring vermelden. Een twintig jaren geleden heeft Exner — grootendeels door een toeval, ik zoude haast zeggen ten gevolge van een fout — een methode gevonden, die toestaat een bepaald vormelement in de laag, welke het oppervlak onzer groote hersenen vormt, afzonderlijk zichtbaar te maken en daardoor de mogelijkheid geschapen dit te beoordeelen. Aan deze ontdekking van Exner heeft zich een zeer uitgebreide litteratuur over dit onderwerp aangesloten, die ook voor den patholoog-anatoom van het grootste gewicht is, omdat zij o. a. omvat de beschrijving der ziekelijke veranderingen, die dit vormelement, dat van ons opperste orgaan een zeer wezenlijk bestand- deel uitmaakt, ondergaat. Mijn oordeel over den graad, waarin men de in dit opzicht bestaande technische moeilijkheden overwonnen heeft, komt hierop neer, in de eerste plaats, dat men bij het vervaardigen der praeparaten nog steeds beneden verdedigbare eischen gebleven is. Daarbij steun ik mij niet alleen op de litteratuur, maar op alles, wat ik van anderen gezien heb, inzonderheid ook op het direkte bestudeeren der praeparaten van den onderzoeker, die terecht voor den meest gezaghebbende op dit gebied geldt en die zoo welwillend was mij deze ter kennisneming af te staan. En in de tweede plaats, dat de afbeelding der resultaten, zooals die tot nu toe gegeven is, inclusive een afbeelding van Exner zelf, die in elk geval nog tot de beste behoort, in zeer bedenkelijken graad het stempel der onvolkomenheid op het voorhoofd draagt. Dit standpunt bracht voor mij, toen ik aanleiding had dit vraagstuk zelf ter hand te nemen, twee eischen met zich mede, namelijk de verbetering èn van de vervaardiging der praeparaten èn van de methode om deze af te beelden. Dit laatste leverde nu technisch geheel eigenaardige moeilijkheden op, welke voortvloeiden uit de afmeting van het af te beelden object en uit den graad van vergrooting, die voor de analyse van bedoeld vormelement gevorderd wordt Stellen wij toch de dikte van de af te beelden laag op gemiddeld 2'/, mM en bedenken wij, dat men aan een vergrooting van minstens 600 gebonden is, dan wordt de lengte van de afbeelding minstens 1'/. Meter. Het vervaardigen van dergelijke, betrekkelijk reusachtige teekeningen had natuurlijk zijn bezwaar, wat te gevoeliger werd, omdat voor een door mij geprojecteerd werk het aantal van deze afbeeldingen bij een breedte van 5 c.M. voor elk vrij ver over de tweehonderd liep. Een quaestie van volhouden, zult U zeggen. Tot zekere hoogte. Want de vergrooting 600 is werkelijk een minimaalvergrooting, wat ten gevolge heeft, dat de kleinste der af te beelden deelen juist nog konden worden waargenomen, zoodat het oog na vervaardiging van één teekening zoo vermoeid is, dat men zich bedenkt, om het er nog een paar honderd maal aan te wagen. Maar ook dit bezwaar was voor mij niet overwegend om mijn plan op te geven. Het was dit. Men ziet het af te beelden deel onder het mikroskoop als zwarte streepjes op een licht veld. Zij zijn vrijwel talloos en zoodra het oog vermoeid begint te worden, ziet men niet meer met zekerheid, of men al de kleinste wel met het teekentoestel heeft afgebeeld. Het eind van het lied was wantrouwen in de quantitatieve volkomenheid, waarop het in deze juist zeer aankwam. En ik had dan ook mijn plan moeten laten varen, was mij niet een technische kunstgreep ingevallen, welks eenvoudigheid slechts overtroffen wordt door de volledigheid, waarmede het bestaande bezwaar wordt opgeheven en er zoude voor mij twijfel mogelijk zijn, of dit gewichtig genoeg was hier te bespreken, werd niet de ons nu bezig houdende gedachte er treffend door toegelicht. Bedoelde kunstgreep bestond toch in niets anders dan in het omkeeren van de kleur van de teekenmaterialen, nl. van inkt en papier, m. a. w. door niet als gewoonlijk te teekenen zwart op wit, maar met witte inkt op zwart papier. De overbrenging van het zoo verkregen negatief op steen geschiedt op zeer eenvoudige wijze zoodanig, dat de afdrukken weer het positief d. i. het werkelijke beeld vertoonen. Zoo is een door mij persoonlijk niet ongewichtig geachte arbeid inderdaad tot een quaestie van geduld teruggebracht en mijn handen zouden in deze dan ook alleen nog maar door zilveren ketenen gebonden zijn, waren zij niet door de groote liberaliteit van Heeren Directeuren van Teyler's Stichting daarvan vrij geworden , waardoor ik hoop, dat het mij gegeven zal zijn een vaster basis voor de studie van dit onderwerp te scheppen dan tot nu toe aanwezig was. Niet minder gewichtig dan de invloed van de technische verbeteringen aan het mikroskoop is die van de verbeteringen in de constructie der snijapparaten voor mikroskopische doeleinden, de zoogenaamde mikrotomen , en van de grootere volkomenheid, waartoe de techniek van de voorbereiding der praeparaten daartoe gebracht is. Terwijl ik toch in mijn studietijd hier praktisch niet anders gezien heb, dan dat de objecten, öf geheel vrij in het instrument geklemd werden, èf hoogstens door een of andere steunende massa omgeven werden, zoodat elke doorsnede niet alleen dikwijls een nog zeer bezwaarlijke dikte had, maar bovendien geheel afzonderlijk verder behandeld moest worden en daarbij de samenhang harer deelen niet voldoende gewaarborgd werd, is door de invoering der doordringingsmethoden het bezwaar van te groote dikte en storing O O in den samenhang opgeheven, is door de ontwikkeling der opplakmethoden o. a. de behandeling van de dunste doorsneden zonder eenige schade van deze mogelijk geworden, en is door de constructie der seriemethoden aan de behoefte om samenhangende rijen van doorsneden te bestudeeren voldaan en de moeilijkheid verbonden aan de afzonderlijke behandeling der enkele uit den weg geruimd. En men mag niet alleen spreken van veroveringen van de techniek op dit gebied, men mag ook zeggen, dat dit op zeer radicale wijze heeft plaats gevonden. Dit laat zich o. a. beoordeelen aan de uitzetting der grenzen, welke een bepaalde methode gaandeweg ondergaan heeft. Terwijl toch, om een voorbeeld te noemen, de uitvinder van de paraffineseriemethode, Spee , nu zestien jaar geleden voor de dikte der doorsneden gebonden was aan een maximum van m.M. en aan een maximum der objectbreedte van 2 m.M., zijn sommige moderne mikrotomen geconstrueerd op serieën van 200 m.M. objectbreedte, terwijl ook de speelruimte in de keus van de dikte der doorsneden zoo groot geworden is, dat men zeggen kan , dat aan alle praktisch voorkomende eischen kan voldaan worden. En nu zoude het moeilijk en omstandig en in elk geval toch maar met beperkte zekerheid mogelijk zijn om hier, evenals bij de technische verbeteringen aan het mikroskoop, in bijzonderheden aan te toonen, wat precies deze invloed op den wetenschappelijken vooruitgang der pathologische anatomie geweest is, uit het feit, dat genoemde verbeteringen ons dagelijksch handelen geheel beheerschen en dus de praktische beoefening bepalen, laat zich in het algemeen met volstrekte zekerheid afleiden, dat deze groot moet zijn Om tot een nog juister beoordeeling van dezen invloed te komen, moge hier nog opgemerkt worden, dat deze en soortgelijke technische verbeteringen hun gunstig effekt dikwijls niet geisoleerd, niet alleen direkt doen gelden , maar dat zij soms met niet ongewichtige terug- werkingen verbonden zijn. Dit laat zich in verband met de genoemde ontwikkeling der mikrotoomtechniek duidelijk aantoonen. Hier uit zich soms een terugwerking op den geheelen gang van het onderzoek. Aan geen orgaan is dit zoo opvallend als aan de hersenen, die, in elk opzicht eenig, ook aan het pathologisch-anatomisch onderzoek geheel bijzondere eischen stellen. Dit feit staat toch vast en diene ons als uitgangspunt: de pathologische anatomie der hersenen is voor een belangrijk deel niet het werk der patholoog-anatomen in engeren zin. Dit is geen schande, maar stemt toch tot nadenken en doet naar de oorzaken vragen en omdat dit nu met de bovenbedoelde kwestie samenhangt, moge het hier in het kort nagegaan worden. Die oorzaken — in werkelijkheid veel meer samenhangend, dan ik het nu voor de overzichtelijkheid voorstel — liggen voor een deel in een algemeen verschijnsel, welks beteekenis, hoe gewichtig ook, ik hier moet laten rusten, namelijk in de ontwikkeling van het specialisme in de pathologische anatomie, maar voor een ander deel in de bijzondere technische moeilijkheden, die hier te overwinnen waren. Deze technische moeilijkheden zijn voor een groot gedeelte door de verbeterde mikrotoomtechniek opgeheven. De voorbereiding hiertoe maakt nu echter weer een geheel andere voorbehandeling noodzakelijk en zoo zijn we gaandeweg zelfs tot een geheel andere sectiemethode gekomen dan vroeger gebruikelijk was. Wij zijn daardoor in onvergelijkelijk beter wijze dan vroeger in staat sommige hoogst belangrijke vragen te beantwoorden, die hier — maar volstrekt niet alleen hier — van groot gewicht zijn, vooral ook met het oog op de behoeften der kliniek. Ik denk hierbij speciaal aan de nauwkeurige bepaling van de uitbreiding van eventueel voorhanden ziekelijke veranderingen en van de gevolgtoestanden van deze, welke te kennen in de bijzondere gevallen van veel meer gewicht kan zijn dan de wetenschap van den aard der dezen ten grondslag liggende processen. Leert ons dit voorbeeld, hoe de behoeften der kliniek invloed kunnen oefenen op de pathologisch-anatomische techniek, hetzelfde feit toont, hoe deze techniek noodzakelijk maakt onze zelfstandigheid te bewaren. Niets is toch in dit opzicht mijns inziens fataler geweest, dan de begeerte zoo mogelijk alles aan het versche orgaan te willen constateeren en dit daarvoor geheel op te offeren. En daarom vooral hier geen vluchtig willen nagaan, of de gestelde diagnose bevestigd of verworpen wordt, maar het betreden van wel moeilijker doch geheel onvermijdbare en vruchtbarer wegen en getoond, dat wij ons hebben laten wijzer maken door wat ons de geschiedenis der geneeskunde op elk harer bladzijden toont, namelijk „überall den gleichen, verhangnissvollen Irrthum, den Versuch in unmittelbarem Anlauf zu erreichen, was nur das Resultat langsamer Arbeit sein konnte". Maar niet alleen op de beoefening, ook op het onderwijs in pathologische anatomie moet de verbeterde mikrotoomtechniek van invloed zijn. Wij zijn toch daardoor in staat in twee opzichten beter in de behoefte aan mikoskopische praeparaten te voorzien, in de eerste plaats doordat zij gemakkelijker in groot aantal vervaardigd kunnen worden en dan doordat zij in veel grooter afmeting kunnen gemaakt worden. De eerstgenoemde omstandigheid maakt het veel gemakkelijker uitvoerbaar om bij de bespreking van eenig onderwerp aan eiken toehoorder de correspondeerende praeparaten ter beschikking te stellen, zoodat hij met zijn mikroskoop voor zich het gehoorde direkt aan de werkelijkheid zal kunnen toetsen. Daardoor zal het mogelijk worden het gebrek aan samenhang tusschen de voordracht en de demonstratie meer te vermijden , terwijl het laatstgenoemde dikwijls in de gelegenheid zal stellen met meer nauwkeurigheid de uitbreiding en de eventueele gevolgtoestanden van ziekelijke veranderingen te doen zien. De verbetering der mikrotoomtechniek heeft nog een terugwerking gehad, waarop hier met een enkel woord mag gewezen worden. Zij heeft namelijk door de beteekenis van de studie van doorsneden in het algemeen te verhoogen meer de aandacht gevestigd op de waarde van eene stelselmatige, op analoge wijze instrumenteel uit te voeren vervaardiging van doorsneden voor makroskopische doeleinden. Deze makrotomie schijnt mij voorloopig vooral als tusschenschakel bij het hersenpathologisch onderzoek en bij homogeen gebouwde organen met diffuse veranderingen voor het vervaardi- ö o gen van demonstratiedoorsneden in grooten getale ten behoeve van een uitgebreid auditorium van gewicht. De besproken grootere technische volmaaktheid der mikroskopen en mikrotomen is evenwel, en dit mag hier zeker niet uit het oog verloren worden, in het bijzonder uit een didaktisch oogpunt niet geheel zonder gevaar. Het verschijnsel, waarop ik het oog heb, hangt samen met het tengevolge dezer verbeterde techniek nu geheel overheerschend geworden gebruik dier instrumenten en wil ik noemen: de discontinuïteit in de voorstelling. Ik bedoel daarmede het bij de vormvoorstelling niet meer gelijktijdig en samenhangend voor oogen hebben van wat klein of groot, van wat in oppervlaktebeeld of in doorsnede gezien is. Wat het eerstgenoemde punt betreft, zoo kan dit hoofdzakelijk door een altijd gemakkelijk en snel uit te voeren wisselen der vergrooting verholpen worden en daarin is nu mijns inziens de paedogogische beteekenis gelegen van het gebruik der objectiefwisselaars en van de grootere speelruimte in de aanwending der oculairen, die door de invoering der apochromaten is mogelijk geworden. En wat het tweede punt aangaat, zoo laat zich vooruitzien, dat gaandeweg ook hierin zal moeten worden voorzien o. a. door de toepassing van modelleermethoden naar doorsneden, wat op een verwant gebied voor het maken van juiste voorstellingen van zeer samengestelde vormen van groote beteekenis is gebleken en waaromtrent in de eerste plaats Born verdiensten heeft. Dit of iets dergelijks zal ook hier meer noodig blijken, dan uit de beperktheid der tegenwoordige aanwending zoude afgeleid kunnen worden. Ik ben hiermede geleidelijk gekomen aan een andere quaestie, waardoor aan den beoefenaar der pathologische anatomie nieuwe eischen gesteld worden, dat is namelijk het vraagstuk van de afbeelding onzer praeparaten. Dit punt is niet alleen voor publicistische doeleinden van belang, maar hangt met de geheele wijze van behandeling en met de zorg voor het museum innig samen. Zoolang deze zorg zich bepaalde tot het verzamelen en tot het, zoo veel mogelijk met behoud van den natuurlijken vorm, voor een deel ook van de natuurlijke kleuren, bewaren der voorwerpen, was deze een wezenlijk andere dan tegenwoordig. Wij kunnen met deze uitspraak allerminst geacht wor- den de verdiensten onzer voorgangers te verkleinen, waar het een bekend feit is, dat het verzamelen en opstellen van pathologisch-anatomische praeparaten, waaraan voor ons museum in de eerste plaats de naam Sandifort verbonden blijft, een belangrijke en uitwendig duidelijk gemarkeerde stap van vooruitgang in onze wetenschap geweest is. Maar ik moet er toch nadruk op leggen, dat, in verband met den vooruitgang der techniek, nu andere dingen gevorderd worden. Geeischt wordt toch tegenwoordig niet alleen het verzamelen van voorwerpen maar ook het bewerken daarvan met al de ons ten dienst staande hulpmiddelen. Daarbij moeten wij gaandeweg dieper, al naar den graad van samengesteldheid van het orgaan met snelleren of langzameren tred, in de bijzonderheden doordringen. Het is hierbij noodzakelijk, dat wij telkens tusschenliggende stadia opofferen en er is maar één wijze om deze vast te houden: in beeld. De ontwikkeling der afbeeldingsmethodiek grijpt daarom zeer wezenlijk in het werk van den patholooganatoom in en het wordt meer en meer onmisbaar, dat hij steeds snel en zoo nauwkeurig mogelijk zijn doel kan bereiken. Dit is mogelijk geworden, voor een minder belangrijk deel door verbetering in de plastische reproductie in gips of andere materie, voor een meer aanzienlijk deel door de stelselmatige en consequente toepassing der photographie. Wat het eerste betreft, zoo schijnt mij elke daarop gerichte methode des te bruikbaarder, naarmate zij inniger met de behandeling van het praeparaat samenhangt en geleidelijker daaraan aansluit. Het is vooral van deze gedachte, dat ik ben uitgegaan, waar ik de desbetreffende methode voor ons hoogste orgaan ge- construeerd heb. Van veel grooter belang schijnt mij echter, zooals ik zeide, de toepassing der photographie. Deze biedt toch inderdaad hoogst belangrijke voordeelen. Laat ik in dit verband beginnen met te zeggen, dat men bij de waardeering hiervan niet altijd een juist inzicht gehad heeft in de beteekenis van een harer hoofdeigenschappen, de dusgenaamde objectieve betrouwbaarheid. Betrouwbaarheid moet in laatste instantie altijd bij den onderzoeker gezocht worden, en al leert de geschiedenis der anatomische afbeelding, dat deze, zelfs bij hoogst verdienstelijke onderzoekers, vaak in duidelijke misteekening verviel , „les mensonges de la photographie" zijn haast spreekwoordelijk geworden. Maar wij kunnen hiermede toch onder zekere voorwaarden het beoogde doel bereiken en het is in vele gevallen niet bezwaarlijk deze voorwaarden te verwezenlijken, omdat? wij daarbij altijd slechts met zuiver technische dingen te maken hebben en deze geacht kunnen worden te liggen binnen de grenzen der vaardigheid, die in het algemeen van den patholoog-anatoom verwacht mag worden. Behalve de mogelijkheid eener objectieve betrouwbaarheid zijn er nog andere groote voordeelen aan verbonden. Heeft men eenmaal een photographischen dienst, aangepast aan de bijzondere behoeften van den phatholoog-anatoom, georganiseerd , dan is de snelheid waarmede men zijn doel kan bereiken, niet genoeg te waardeeren. Bovendien wordt men meer onafhankelijk van hulpkrachten van minder of meer artistieke natuur, daar het niet moeilijk is in een beperkt toepassingsgebied alles te dwingen door de kracht van eenvoudige technische regels. Evenals de verbetering der mikrotoomtechniek 2 staat ook die der ikonographie niet geïsoleerd, maar oefent terugwerking uit op de geheele methodiek. En had ik het zelf niet geformuleerd, ik zoude zeggen, dat daarbij juist is dit standpunt: „Man soll der Photographie Dank zollen , nicht nur weil sie uns auf die Notwendigkeit des tadellosen Arbeitens energisch hinweist, sondern auch weil man, falls man sie fortwahrend, so zu sagen in allen Instanzen der Untersuchung als treue Begleiterin mitführt, in ihr eine stete Kontrolle und Stütze dazu hat. Denn dies scheint mir immer für die nie zu unterlassende Sorge für das Praparat von fördernder Bedeutung zu sein, wenn man der Möglichkeit bei der bildlichen Darstellung durch weniger pünktliche Genauigkeit entstandene Fehler auszugleichen, selber vorheugt und dadurch die Sicherheit und Objektivitat der Schlussfolgerungen zu wahren versucht." En wij zijn in dit opzicht nog lang niet aan het eind van ons latijn. Men staat altijd weer voor verrassingen en de voortdurend zich meer volmakende techniek wekt steeds nieuwe verwachtingen. Als ik elk van deze beide punten met een voorbeeld mag toelichten, dan zoude ik, wat het eerste betreft, willen wijzen op het vermogen van de photographische plaat tot schematiseeren, waardoor het maken van vergelijkingen belangrijk vergemakkelijkt kan worden. Het is toch door eenvoudige technische kunstgrepen mogelijk om bijv. van de sleuven van ons hersenoppervlak afbeeldingen te verkrijgen , die zich van de bekende schemata als die van Ecker alleen door den objektief-individueelen oorsprong onderscheiden. En dit, hoe onbeteekenend schijnbaar, staat weer in direkt verband met een vraagstuk van wijder strekking. Door dat schemati- seeren toch wordt, zooals gezegd, in belangrijke mate het instellen van methodische vergelijkingen van betrekkelijk samengestelde vormen vergemakkelijkt, wat weer samenhangt met deze vraag, die ik hier slechts kan aanstippen, nl. in hoeverre, op welke wijze en met welke waarschijnlijke vrucht ons pathologisch-anatomisch materiaal ook voor anthropologische doeleinden bruikbaar te maken is. En wat het tweede punt, de verwachtingen yewekt door de steeds zich meer vol- o o makende photographische techniek, betreft, zoo wil ik hier wijzen op een quaestie, die m. i. voor den patholoog-anatoom van het grootste gewicht is, namelijk het vraagstuk der photographie in natuurlijke kleuren. Men moet proeven van het in dit opzicht reeds bereikte zelf gezien hebben, om te gevoelen, hoe grooten invloed dit op ons dagelijksch handelen zal moeten hebben, zoodra de uitvoering meer vereenvoudigd en meer binnen het algemeen bereik zal gebracht zijn. Waar wij toch in de mogelijkheid zullen komen vorm en kleur zoo te zeggen uit het objekt te isoleeren en in volkomenheid afzonderlijk vast te leggen en te bewaren , daar treedt de zorg voor het museum en voor de hulpmiddelen bij het onderwijs in een nieuw stadium. Het oude vraagstuk van het bewaren der objecten in natuurlijken vorm en kleuren — in welk opzicht trouwens de techniek der laatste jaren eveneens belangrijke vorderingen heeft gemaakt — gaat men met andere oogen beschouwen. En al heeft men zich in de waardeering der photographie ook in de pathologische anatomie niet steeds onthouden van overdreven verwachtingen, bijv. het zichtbaar maken van dingen, die aan het oog zouden ontgaan, waarom wij dan ook de uitspraak van een enthou- siast astronoom: „la plaque photographique c'est la rétine du savant", niet tot de onze kunnen maken, het is en blijft een zeer te waardeeren hulpmiddel en voor mij een levendig paradigma, om de beteekenis van den vooruitgang der techniek op de beoefening der ziektekundige ontleedkunde U aan te toonen. Niet minder duidelijk laat zich dit toelichtendoor den invloed van den vooruitgang op een ander gebied van techniek, namelijk op dat der kleuring der mikroskopische praeparaten en hunne voorbereiding daartoe. Wie in de opzicht de vorderingen der latere jaren heeft gadegeslagen, komt in de verleiding te gelooven, dat hier werkelijk niets onmogelijk is. Wij kunnen bijna geen enkel onderdeel bedenken, waarop zich het effect aan dien voortuitgang niet laat waarnemen. Hoe zoude zonder deze de opbouw onzer kennis van de verspreiding der mikro-organismen in het lichaam en de hiermede in verband staande ziekelijke veranderingen mogelijk geweest zijn? En is voor het zoo gewichtige en aan controversen zoo rijke carcinoomvraagstuk niet in de eerste plaats heil te verwachten van een tot grootere volmaaktheid gebrachte onderzoekingstechniek ? En zoo ergens zich de vruchtbare gevolgen der verbeterde fixeerings- en kleuringsmethoden laten aantoonen, dan is het zeker in de pathologische anatomie van het zenuwstelsel. De invloed bijv. van de door Weigert — in wien wij een waar kleur-technisch genie bezitten — aangegeven kleuring der mergscheden is zoo groot geweest, dat die zich niet meer bepalen laat. En als een andere, eveneens door Weigert gevondene methode, die der geïsoleerde neurogliakleuring, nog niet die ruime en vruchtbare toepassing in de pathologische anatomie gevonden heeft, als aan haar belang evenredig is, dan kan dat alleen op een no£ aanwezige technische onvolkomenheid berusten. o o Zeker moet hier ook de baanbrekende methode van Nissl genoemd worden, waardoor de pathologische anatomie van de zenuwcel eerst de voornaamste schrede op den weg harer ontwikkeling kon doen. Is niet in de methode van Marchi een hoogst belangrijk en eenvoudig hulpmiddel gegeven om de recente ontaarding in het zenuwstelsel onder gunstige omstandigheden over den grootsten afstand te vervolgen P En hoe kunnen we — om op een ander gebied te komen — ons eigenlijk voorstellen, dat wij verder gekomen zouden zijn, als wij niet over kleurmethoden beschikten, die alleen bepaalde elementen van weefsels of ziekelijke producten, bijv. de elastische vezelen, het fibrine enz. zichtbaar maken door ze in een bepaalde kleur tegenover de omgeving te kenmerken ? Mogen wij met het oog op de vruchten van een nog zoo kort verleden niet met goed vertrouwen op die van de toekomst hopen en bestaat hiertoe niet te meer grond, waar een toch altijd betrekkelijk ruwe empirie meer en meer verdrongen zal worden door een techniek, steunende op beginselen, wier formuleering slechts door een breeder natuurwetenschappelijk inzicht zal mogelijk blijken ? Ik zoude in deze richting kunnen doorgaan met vragen, maar wil liever een andere vraag, die zich mogelijk al bij U tengevolge eener associatie door contrast opgeworpen heeft, onder de oogen zien, namelijk deze, of een zoo eenzijdige accentueering van de beteekenis der techniek voor den beoefenaar der pathologische anatomie geen schaduwzijden heeft, geen gevaren in zich bergt? Mij dunkt, deze vraag moet bevestigend beantwoord worden. Ik zie er zelfs meer dan een. Niet daarin gelegen, dat wij tot een soort Wagner'sche tevredenheid zouden vervallen en gaan inzien „wie wir's dann so herrlich weit gebracht," maar in de eerste plaats wel dit, dat wij komen tot gebrek aan waardeering van de bruikbaarheid van het technisch onvolmaakte. Voor mij is er in dit opzicht geen leerrijker voorbeeld dan het werk van die voortreffelijke onderzoekers, die de dusgenaamde school van von Guddkn vormen. Het is mijn overtuiging, dat deze bij hun anatomisch onderzoek met betrekkelijk weinig volkomen hulpmiddelen gewerkt hebben en dat hun praeparaten technisch relatief onvol-, maakt zijn, en toch hebben zij daarmede een reeks hoogst belangrijke resultaten bereikt. Een ander gevaar is, dat een geconstrueerde methode, vooral als deze wat meer samengesteld is, weinig kans heeft de haar toekomende waardeering te verwerven als niet de roem harer voortreffelijkheid luid genoeg door verkregen resultaten verkondigd wordt. Ook deze o o boom wil aan zijn vrucht gekend worden. En al moet toegegeven worden, dat bij sommigen een gelukkige dispositie voor de ontwikkeling van techniek en methodenleer bestaat en de toepassing van het beginsel van verdeeling van arbeid en van gave misschien ook wel hier nuttig kan zijn, in het algemeen houd ik het voor wenschelijk altijd het heiligend doel te blijven gedenken en het gevaar van tot een doelloos gepuzzel te komen voor oogen te houden. Intusschen dit gevaar is niet zoo groot. Er zijn nog menschen genoeg, die vraagstukken van techniek beschouwen als iets van lagere orde, zoodat voor hem, die in genoemde fout mocht vervallen, de feilentoonende vrienden wel niet ontbreken zullen. Gelukkig, wie ook deze te waardeeren weet. Heeren Curatoren. Met liefde kwijt ik mij van de verplichting tegenover IJ uit te spreken mijn schuldigen dank voor het in mij gestelde vertrouwen. Daardoor toch is mij een plaats geschonken onder hen, die aan de verbreiding en den opbouw der geneeskundige wetenschap hun leven mogen wijden en ben ik in de gelegenheid gesteld te midden eener stimuleerende omgeving naar krachten daaraan mede te werken. En de bekoring daarvan was te machtiger voor mij, die, zelf in de school des lijdens gevormd, slechts verheuging kan vinden in het feit, dat ik in de legermacht der direkte bestrijders van het menschelijk leed nu van de linietroepen naar de keurbende ben overgeplaatst. Het Uwerzijds mij toegebrachte vertrouwen, gelijk het mij geweest is een eere, zal mij blijven een prikkel om al mijn krachten in te spannen ten einde Uwe billijke verwachtingen niet te beschamen. Ambtgenooten. Als er één gevoel overheerschende in mij is bij het intreden in Uw midden, dan is het, naast dankbaarheid voor reeds genoten tegemoetkoming en daarop berustend goed vertrouwen in de toekomst, zeker dat van grooten weemoed, waar ik diegenen herdenk, die uit den engeren kring mijner leermeesters ons ontvallen zijn, een wesmoed groot, ook vooral, omdat zij allen zijn weggenomen, vóór, naar ons menschelijk inzicht, hun rusttijd gekomen was. De rij van de overgeblevenen is nu zoo klein geworden, dat alle vrees U te vermoeien is uitgesloten, als ik ieder hunner persoonlijk blootleg, wat ik voor hen gevoel. Tot bijzonderen dank ben ik in de eerste plaats verplicht aan U, waardige Zaaijer, die altijd met vriendschappelijke, soms met haast vaderlijke gevoelens U voor mijn belangen gesteld hebt en die nu ook U er in verheugt, dat ik in de lijn Uwer meer bijzondere leiding kan voortarbeiden. Menige aanknooping zult Gij in dit uur gevonden hebben met het door U zelf van deze plaats, nu goed zeven lustra geleden , gesproken woord, maar levendig zal zeker ook voor U geworden zijn de indruk van het snelleven van onzen tijd, voor alles in zaken van techniek. Uw steun in de toekomst zal mij zeker niet ontbreken. En als ik een beroep daartoe doe op U, mijn geeerde leermeester Rosenstein , dan zal dat evenmin ijdel zijn, want Gij hebt mij gezegd, dat ik U was gratus acceptusque. Wil, vraag ik U, de vruchten Uwer rijke en rijpe ervaring mij ten dienste stellen. En welke gebreken Uw scherp oog reeds in mij gezien heeft of mogelijk nog vinden zal, het zal de zonde der ondankbaarheid niet ontdekken. De vroegere omstandigheden hebben niet gewild, dat ik in nader contact kwam met U, geeerde Mac Gillavry, en nu zal deze aanraking juist van bijzonder nauwen aard zijn, wat, wel verre van mij te verontrusten, mij veeleer tot vreugde is, want ik weet, Gij hebt een mild en breed oordeel. Daarop wil ik mij verlaten. Moge ons samenwonen in hetzelfde huis steeds den aard onzer onderlinge gezindheid symboliseeren. Met bijzondere gevoelens van dankbaarheid sta ik tegenover U, Jelgersma, die in de kritische periode, welke de intrede in het maatschappelijk leven vormt, voor mij een machtig voorbeeld ten goede geweest zijt, die den weg van arbeid niet alleen gevonden hebt, maar werkelijk gebaand en niet alleen voor U zelf, maar ook voor anderen, waaronder voor mij. Ik ben U veel verplicht en het is mij zeer behoefte dit hier uit te spreken De standvastigheid van Uw karakter waarborgt mij, dat Gij blijven zult, wat Gij altijd geweest zijt, een goed vriend voor mij en de mijnen. Mijnheer de Voorzitter van de Commissie van Toezicht over het Gesticht Meerenberg. Ik dank U, dat Gij door Uwe tegenwoordigheid mij in de gelegenheid gesteld hebt om, nu ik gereed sta een nieuw gedeelte van mijn levensweg te betreden, een blik terug te werpen op het afgelegde deel. Wat mij daarbij nooit ontbroken heeft, is geweest Uw steun, Uw altijd verstandnissvolle tegemoetkoming, Uw bemoedigende handdruk. En daarom ben ik verheugd aan U als vertegenwoordiger te mogen afdragen den dank, welken ik schuldig ben aan de velen , die mij in mijn vorigen werkkring goed geweest zijn. Als ik spreek van de menschen, die mij goed geweest zijn, dan mag ik zeker ook U noemen, Heeren Inspecteurs van het Staatstoezicht op Krankzinnigen, die altijd mijn belangen met warmte hebt voorgestaan en het mij ook bij deze lotswisseling aan Uwe actieve belangstelling niet hebt laten ontbreken. Leerlingen. Heel een cursus is er nu verloopen, sedert het graf zich over Uwen voortrefïfelijken leermeester gesloten heeft en deze tijd is wel voldoende geweest om twee voorstellingen bij U zich te doen ontwikkelen, van welke het niet ongewichtig is, dat ik ze hier kort gedenk. In de eerste plaats moet toch wel het vermoeden bij U zijn opgekomen, dat de pathologische anatomie nu niet zoo'n integreerend deel van Uw opleiding uitmaakt, als vroeger wel werd aangenomen en dit moet U hebben doen vragen, of er wel recht was in dit oude standpunt: nulla medicinae salus nisi per anatomiam pathologicam. Dit zakelijk en persoonlijk, of er tegen mij niet met goeden grond overwegingen waren aan te voeren, die de vraag wettigden, of ik wel waardig was Uw schreden op dit gebied te richten. Twee bijzondere moeilijkheden, welke ik te erkennen en te overwinnen heb, maar waardoor ik mij, gelet op het groote aantal der overige, nu niet kan laten ontmoedigen. Veeleer wil ik op dit oogenblik, om in een beeld van Doctor Kuvper te spreken, heenzien over den ringmuur der mij thans omgevende bezwaren om te schouwen naar dien breeder horizon, welks boog gemeten wordt met de straallengte mijner gegronde verwachting. Gegrond niet het minst op de onderstelling, dat U het inzicht heeft, dat ik ook in het gunstigste geval slechts langs lijnen van geleidelijkheid het onderwijs weer tot die hoogte zal kunnen opvoeren , waarop het onder mijn voorganger gestaan heeft. In het voorgaande heb ik geen gelegenheid gehad U aan te geven de plaats, die dat onderwijs bij den gang Uwer opleiding behoort in te nemen. Laat ik U daarom zeggen, dat naar mijn inzicht, zonder eenig voorbehoud, voorop moet staan Uw harmonisch-klinische vorming, opdat Gij voor alle dingen bekwaam wordt te voldoen aan Uw heerlijke roeping Uw medemenschen den gang lichter te maken door dit voor velen vaak zoo smartelijke en duistere leven. En het onderwijs in pathologische anatomie in usum generalem kan geen ander doel hebben dan door het bezien der dingen van een andere zijde aan te vullen en af te ronden Uwe voorstellingen, opdat in U gegelegd worde een werkelijk levende kern van weten, die opneemt, verwerkt, assimileert en uitstoot naar behoefte gedurende die groote autodidaxis, welke het leven van U vordert. Maar wilt vooral hieruit niet afleiden, dat ik de wetenschappelijke zelfstandigheid van het mij toevertrouwde vak niet zoude willen hooghouden of dat ik geneigd zoude zijn de teugels Uwer leiding op dit gebied met slappe hand te voeren, veeleer vordert dit standpunt mijns inziens juist een streng systematische, haast schoolsche behandeling der leerstof en zal door dat standpunt alleen de algemeene signatuur van mijn onderwijs worden aangegeven. Het verband met de praktijk aanhouden , dat moet ook wel de grondgedachte van van Heukelom geweest zijn, waar hij steeds de hulpmiddelen van het Boerhave-Laboratorium en in de eerste plaats zijn eigen persoon beschikbaar heeft gesteld, als het gold onderzoekingen uit te voeren ten einde direkt uit de praktijk voortgekomen vragen te beantwoorden. De door hem geschapen traditie hoop ik naar krachten te handhaven en de medewerking mijner praktiseerende kunstbroeders roep ik, ook in Uw belang, daartoe in. Daarnaast echter zal niets mij liever zijn, dan wanneer iemand Uwer, die daartoe geschiktheid en ambitie bezit en wien de omstandigheden ook overigens gunstig zijn, met mij op ons gebied eenig probleem zal willen stellen en trachten op te lossen , opdat ook wij, gedachtig aan der vade- ren verdiensten, iets mogen toevoegen aan den goeden naam dezer school, ook op het gebied der wetenschap. Moge al ons samenwerken gepaard gaan met het kweeken van vriendschappelijke gevoelens, die, hopen wij, langer zullen duren, dan de enkele jaren, die wij hier bijeen zijn, opdat tusschen ons gelegd worde de band, die ons geneeskundigen allen behoort te verbinden, de band, die gegeven is in de gemeenschappelijkheid onzer belangen en idealen. Het is in dien geest, waarde Commilitonen, dat ik met U en voor U wil arbeiden, zoolang het mijn dag zal zijn.