Do MEDEWERKING DER GENEESKUNDIGEN AAK HET STMTST0E2IGHT OP BEU HUI door Dr. H. BURGER, Hoogleeraar te Amsterdam. F. VAN ROSSEN — AMSTERDAM 1909. Overgedrukt uit het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde DE MEDEWERKING DER GENEESKUNDIGEN AAN HET STAATSTOEZICHT OP DEN ARBEID. IE UmillS DEI fiENEESIEDDDIGEK ARN NET STIITSTOESIGNT1P DEK MEID door Dr. H. BURGER, Hoogleeraar le Amsterdam. F. VAN ROSSEN — AMSTERDAM 1909. Overgedrukt uit het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde Een wetsontwerp tot „wijziging en verhooging van het tiende hoofdstuk der staatsbegrooting voor het dienstjaar 1909" 1) dat enkele maanden geleden in de Tweede kamer in behandeling is geweest 2), heeft wel ternauwernood de aandacht der geneeskundigen getrokken. Het gold een herziening van het arbeidstoezicht, het instellen van een centralen dienst onder een directeur-generaal (een ingenieur), aan wien, behalve een der inspecteurs, de medisch-adviseur en de electrotechnicus zouden worden toegevoegd. De medisch adviseur zou worden ontheven van de talrijke keuringen, waarmede hij tot nog toe was belast en die voortaan „aan met zorg te kiezen medici" zouden worden opgedragen. Dat is al wat er geneeskundigs in de memorie van toelichting was te vinden. De zaak schijnt voor de geneeskundigen maar van weinig belang. Inderdaad het schijnt, dat met het toezicht op den arbeid de geneeskunde maar weinig heeft uit te staan. Toen in 1889 3) het nieuw ingestelde toezicht op fabrieken en werkplaatsen werd opgedragen aan inspecteurs van den arbeid, werd daarbij het geneeskundig element zorgvuldig buitengesloten. Uit zeer verschillende 1) Zitting 1808—1909, n». 211. 2) 6 en 6 Mei 1909, zie Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde 1909, I, blz. 1636 •5) Staatsblad n°. 48. beroepen zijn ook later deze ambtenaren geworven, alleen niet uit dat der geneeskundigen 1). Onze wetgever volgde daarbij het voorbeeld van Duitechland, waar men in 1877 algemeen van het beginsel was uitgegaan, dat van de arbeidsinspecteurs een wetenschappelijk-technische opleiding, liefst gepaard met practische ervaring in het fabrieksbedrijf, moest worden verlangd 2). Ook in de meeste andere 6taten 3) zijn deze ambtenaren uitsluitend technici. Het verband met de geneeskunde bestaat in de meeste landen daarin, dat de staats- en gemeente-artsen door de arbeidsinspecteurs voor bepaalde gevallen kunnen worden geraadpleegd en dat aan hen sommige voorgeschreven keuringen kunnen worden opgedragen. In enkele andere landen daarentegen nemen de geneeskundigen onmiddelijk en uit beginsel deel aan het toezicht op de Dij verheid. Z'jo in België waar een centraal geneeskundig toezicht bestaat met eenige inspecteurs, die het recht hebben, geneesheeren aan te wijzen, „tróiecins agréés", voor het doen van bepaalde onderzoekingen. In Engeland werden reeds in 1844 aan het fabriekstoezicht controleartsen verbonden, in het bijzonder belast met het toezicht op den leeftijd der in de fabrieken werkende kinderen. Sinds 1878 is niet meer de leeftijd beslissend, maar wel het oordeel der artsen over de lichamelijke geschiktheid der beschermde personen. Sedert 1898 staat aan het hoofd van het thans reeds meer dan 2000 artsen tellend geneeskundig toezicht een geneeskundig adviseur. De ervaring, in Engeland opgedaan, waar ook een aantal arbeidsinspecteurs uit de rijen der contröle-artsen zijn voortgekomen, is dar kennisneming overwaard. Toen aldaar in 1873 de fabriekswet atn de orde was, wees de inspecteur baker op de voortreffelijke hulp, die het corps der contröle-artsen aan de inspecteurs bewees. Zjnder deze hulp zou, naar hij meende, de fabriekswetgeving nooit op werkdadige wijze zijn uitgevoerd. De zijdelingsche invloed der artsen achtte, bij die gelegenheid, een der subinspecteurs zóó groot, dat tengevolge daarvan nieuwe fabrieken, reeds vóór het bezoek van het technisch toezicht, aan alle eischen beantwoordden. Een ander 8'ibinspecteur schreef, dat de wettelijke voorschriften het best worden 1) Zie l. üeïermanf, Handleiding tot de kennis der beroepsziekten 1908. blz. 173. 2) Zie bobgmann, XlVe Kongress f. Hyg. u. Dem., Berlin 1907, Bd. IV. 3) Zie th. sommeekbld, Der Gewerbearzt, Jena 1905. opgevolgd in die fabrieken, waar de controle arts het nauwlettendst was. Zoo sprak zich dan ook toenmaals, voor de parlementscommissie, de groote meerderheid der (technische) sub-inspecteurs vóór het nut der controle-artsen uit. Sedert werd dit instituut steeds meer bevestigd en uitgebreid. In blondere mate is zijn beteekenis toegenomen, nu niet meer alleen de ongevallen, maar ook de beroepsziekten in aanmerking komen voor schadeloosstelling. Gelijk elke zaak met meer dan één kant, wordt ook deze zeer verschillend beoordeeld, naarmate men het oog op den eenen dan wel op den anderen kant gericht heeft. Onder de technici zijn er, die den geneeskundigen kant in het geheel niet zien. Zoo heeft de Duitsche arbeidsinspecteur plotke 1) de meening verdedigd, dat de artsen niet eens den samenhang van ziekten en bedrijf zouden kunnen vaststellen. Hij achtte hen hoogstens in staat gevaar voor de gezondheid te herkennen, niet echter de juiste wijze te bepalen waarop dit uit het bedrijf voorkomt. Dit meent hij, is, evenals de vraag naar het voorkómen van gevaar, de taak van den technicus. u an zonder meer worden toegegeven, dat van dit vraagstuk de technische zijde van overgroot belang is. Voor de sanitaire inrichting van gebouwen en werkplaatsen is de techniek de rechterhand van de wetenschappelijke gezondheidsleer. Rookverdryving, stofwegzuiging, ouschadelijkmaking van gassen en dampen en zoo veel andere vraagstukken verei.chen de voortdurende zorg der technici. De beveiliging van machines is zoo goed als geheel hun werk geweest. Afgezien van dezen scheppenden arbeid der techniek is er in de taak van het arbeidstoezicht nog veel, waarvoor geneeskundige kennis kan worden gemist. Voor een goed deel toch bestaat deze taak ,n het toezien, dat de wettelijke bepalingen worden nageleefd, bepalingen omtrent de beveiliging der machines, omtrent nacht- en zondagsarbeid enz. Daarentegen is er één zaak, die alleen door geneeskundigen kan worden verricht, de keuringen aan den lijve, die in bepaalde bedrijven zijn voorgeschreven. Wie echter meent' dat ht aandeel der geneeskundigen zich tot 1) Plotse, Die Gewerbeinspection in Deutschland, Berlin 1899 aaneeh volgens sommerfeld. ' ' aaDKeü- keuringen zou mogen bepalen, die mist den ruimen blik op de beteekenis der arbeidswetgeving. Arbeidswet, veiligheidswet, ongevallenwet en in de toekomst ziekte- en invaliditeitsverzekering, zij alle beoogen tenslotte de gezondheid van het volk. Zulk een wetgeving kan op den duur slechts dan nut stichten en zich op vruchtbare wijze ontwikkelen, wanneer zij voortdurend put uit de moederbron der geneeskunde. Voor haar toepassing veraischt de gezondheidsleer ongetwijfeld de volle hulp der techniek; blijvende vooruitgang is alleen mogelijk, wanneer zij bij voortduring zich regelt naar de toenemende kennis omtrent do levensverrichtingen van den gezonden en zieken mensch. Dat geldt ook onmiddellijk voor de praktijk van het arbeidstoezicht. Blijft dit uitsluitend in handen der technici, dan is het voorzeker niet nutteloos; ook mag verbetering worden verwacht op tal van zuiver technische punten. Evenwel een werkelijke verruiming van onze kennis omtrent beroepsziekten is uitgesloten 1). Een vooruitgang, welke gelijken tred houdt met dien der geneeskun le, is alleen mogelijk, wanneer deze laatste aan het toezicht onmiddellijk deel neemt. Zeer juist heeft blooker dit in de Tweede Kamer aldus uitgedrukt, dat het toezicht op den arbeid niet voldoende is, wanneer daaraan niet wordt toegevoegd een toezicht op de arbeiders. Het is om die reden dan ook niet voldoende, dat een geneesheer wordt verbonden aan het opperbestuur van het arbeidstoezicht, een regeling, die door steiner, den redacteur der Zeitschr. für GetverbeHygienc2) wordt verdedigd, en die hier te lande thans bestaat. Steiner is van meening, dat de akademisch gevormde technicus zich met de oorzakenleer en ziektekunde der bedrijfsziekten voldoende vertrouwd kan maken om in de praktijk de uitvoering der prophylaxe te leiden. Hij wil den arts alleen als raadgevend orgaan een plaats zien toegewezen bij het opperbestuur van het arbeidstoezicht. Hier meent 1) Op het reeds aangehaalde XlVe Kongresa f. Hyg. u. Demogr. te Berlijn 1907 heeft glibkrt een zeer juist onderscheid gemaakt tusschen bedrijfshygiëne en bedrijfspathologie. Mabtin Hahn wees er op, dat de technisch gevormde arbeidsinspecteurs in staat kunnen worden geacht, het noodzakelijke inzicht in de technische bedrijfshygiëne door cursussen, colleges enz. te verwerven. Daarentegen kan de bedrijfspathologie, die den grondslag van de hygiëne vormt, nooit door technici worden beoefend. Hier is de volle gene*skundige opleiding noodzakelijk. 2) Steiner, Zeitschr. f. Gewerbe-Hyg. etc. 1908, S. 374. hij vindt de arts, in do verslagen der arbeidsinspecteurs, het matemal, dat hg voor een wetenschappelijke bewerking der bedrijfshygiëne noodig heeft. Deze redeneering toont aaD, hoe weinig ook ontwikkelde leeken egnjpen van wetenschappelijk geneeskundigen arbeid. Het is duidelijk, dat het materiaal, door leeken uit de praktijk bijeengebracht, ten eenenmale onvoldoende is, wanneer niet de geneeskundige onderzoeker in de gelegenheid is, het zelf op zijn waarde te toetsen. Het is duidelijk ook, dat de mededeelingon der technische beambten van groot belang kunnen zijn als aanwijzingen voor het ter plaatse in te stellen onderzoek der geneeskundigen. Strikt noodzakelijk is het, dat de arts, door eigen aanschouwing in fabrieken en werkplaatsen, de omstandigheden leert kennen, waaronder gewerkt wordt Het arbeidsveld, dat bij het fabriekstoezicht voor de geneeskundigen open ligt, is zóó groot, de arbeid, die hen wacht, zóó in het oog loopend nuttig, dat het werkelijk verwondering moet wekken, dat men niet dan schoorvoetend tot de erkenning van hun onmisbaarheid overgaat. Voorbeelden van werk, dat alleen door geneeskundigen kan worden verricht, zijn het vorig jaar te Rotterdam door heijermans 1) medegedeeld : do telkens weder met nieuwe moeilijkheden omgeven vraag der loodvergiftiging, de gevaren voor de gezondheid van trap naai machine-arbeid, van het lange staan, van voortdurend zitten van het dreunen van machines enz. Hij noemde ook het vermoeienis-vraagstuk, dat velen beschouwen als een der belangrijkste van de geheele bedrijfshygiëne 2). Ook roerde hy terloops de vraag der beroeps-tuberculose aan. Het geneeskundig arbeidstoezicht heeft zich bezig te houden met de gevolgen van verschillende soorten van arbeid op het lichaam, van nacht- en dagarbeid, van langen arbeidsduur, van zwaren spierarbeid, van de inwerking van verschillende schadelijke stofsoorten, van vloeibare en vluchtige vergiften en tal van dergelijke vraagstukken meer. Ter plaatse zelf hebben de geneeskundigen na te gaan, welke inrichtingen en bedrijven het voornamelijk zijn, die door stofontwikkeling of anderszins bevorderlijk zijn aan het ontstaan van ziekten der luchtwegen en 1) Hbyermans, Ned. Tijdtchr. voor Geneesk. 1908, II, blz. 1182. 2) O. a. koth, XLVe Congress f. Hyg. u. Dem., Berlin 1907, B. IV, S. 290. der longen en daarmede de ontwikkeling der tuberculose in de hand werken. In het algemeen moeten zg, in de werkplaatsen zelf, tot do ontdekking komen, welke bedrijfsbezigheden het zijn, waarbij bepaalde gezondheidsstoornissen veelvuldig voorkomen. De geneeskundige moet — om een niet geheel nieuw beeld te gebruiken — de steenen leveren voor den opbouw van de nog slechts m aanvang zijnde wetgeving op de volksgezondheid. Hier te lande is in 1903 aan het arbeidstoezicht een geneeskundig adviseur toegevoegd. Men vond in dr. wintgens den man, die, door zijn onderzoek naar het voorkomen van loodvergiftiging in de Limburgsche aardewerkfabrieken, van zijn kennis en belangstelling in bedrijfsziekien had doen blijken. Tot heden echter is hij bij heel dozen dienst een eenling gebleven. Weet men dan, dat hem door een groot aantal geregeld terugkeerende keuringen (in de aardewerk- en tegel-nijverheid, in de haringspeterijen en in de steenbakkerijen) de handen waren gebonden, dan is het duidelijk, dat er van wetenschappelijk onderzoek, van enquêtes, niet veel kon terechtkomen. Sommerfeld spreekt in zijn bekend werk 1) de verwachting uit, a in Nederland het optreden van dr. wintgens zal worden gevolgd door de aanstelling van een geneeskundig adviseur voor elk der negen districten van het arbeidstoezicht. IIeyermans heeft in Rotterdam dezen wensch als stelling uitgesproken; blooker heeft hem in de Kamer met aandrang herhaald; maar de vervulling is nog niet geRomen. Dat thans dr. wintgens van zijn tijdroovende keuringen is ontheven is gewis een stap in de goede richting, maar het is toch niet meer dan eén enkele stap. Toch is er reden tot vreugde. Het antwoord van minister tai.ma was met in beginsel afwijzend. Zijn voornaamste argument was de moeilijkheid om thans voor dit werk geschikte geneeskundigen te vinden. Dat op den duur de geneeskundige bemoeiing op het gebied van het arbeidstoezicht moet toenemen, stemde hij volmondig toe. gaf blJ te ver8*aani dat, voor verschillende onderwerpen, genees- 1) Der Gewerbearzt 1905, S. 139. kundieen in los verband aan het werk kunnen worden gezet. Uit hun midden zullen dan wellicht later de vaste geneeskundige arbeidsambtenaren worden geworven. Ziedaar een waarlijk verblijdende toezegging. Aloge haar vervulling net al te lang uitblijven! Het is inderdaad niet noodig - en zoo de «ecefaikte personen ontbreken, ook niet wenschelijk dat on'middel ijk in elk district een geneeskundig ambtenaar worde aangesteld. Met een paar, ja met een enkele, ware reeds heel wat gewonnen. Mits men dan niet weder — waarop blooker aandrong — hen met do regelmatige, geen bijzondere kennis vereischende keuringen ging • lasten! Enkele vaste geneeskundige beambten konden de studie der beroepsziekten met veel vrucht ter hand nemen. Op het groote nut van samenwerking bij zulke onderzoekingen heeft reeds voor tien jaar sommerfeld 1) opmerkzaam gemaakt. De eenling staat vrij wel machteloos tegenover zulk een reuzentaak. Vraagt men in welke verhouding de geneeskundige ambtenaar behoort to staan tegenover het technisch arbeidstoezicht, dan meen ik, dat in het algemeen niet de arts zelf arbeidsinspecteur moet zijn al ben ik het met heyermans eens, dat de geneeskundige zich eerder in de technische hygiëne kan inwerken dan omgekeerd de technoloog in geneeskundige vraagstukken. Evenwel er is op goneeskundig gebied zóó veel te doen, dat bet waarlijk jammer zou zijn, wanneer de weinige geneeskundige ambtenaren, die ons de naaste toekomst voorspiegelt, zich niet tot hun eigen gebied bepaalden. De arts zal moeten optreden naast en met den inspecteur, maar toch van deze volkomen onafhankelijk. Hem moet de bevoegdheid worden gegeven de werkplaatsen naar verkiezen te bezoeken,"opdat hij den arbeider in verband met den arbeid kunne gadeslaan. De regeling moet een zoodanige zijn, dat botsingen zoowel met het technisch toezicht als met de werkgevers worden vermeden. Zij kan zoo zijn, wanneer de geneeskundige dienst geheel onafhankelijk blijft van de arbeidsinspecteurs, wanneer aan do geneeskundige ambtenaren geen gebiedende bevoegdheid wordt opgedragen, maar hun voorstellen, in wel toegelichte verslagen belichaamd, bij het opperbestuur, den directeur-generaal, worden ingediend, die dan 1) lu. Som merkel d. Handb. d. Gewerbckrankh., 1899. verder zal hebben te beslissen omtrent de practischo maatregelen, die er uit moeten volgen. Dat de taak, die ik hier in korte trekken omschreef, alleen door vaste ambtenaren kan worden uitgeoefend, is, naar het mij voorkomt, door de ervaring voldoende bewezen. Wat de praktiseerende geneeskundigen, zelfs de vaste artsen aan fabrieks- en spoorweg-ziekenfondsen, inzake beroepsziekten hebben geleverd, is bijster gering. Geen wonder! Bij hun rustelooze bezigheid ontbreekt hun voor zulk werk zoo goed als altoos de tijd. Ook zien zij wel den zieken arbeider, maar niet het bedrijf. Voor vele gevallen ontbreekt hun de bijzondere kennis (bloedonderzoek, vergiftenleer, scheikundige analyse, bakteriologische techniek, statistiek); tegenover de arbeiders zijn zij door hun ambtsgeheim dikwerf tot zwijgen gedwongen. Ook staan zij in den regel niet onafhankelijk genoeg tegenover de werkgevers. De eisch der onafhankelijkheid is in het jongste kamerdebat door de afgevaardigden blooker en schaper terecht onderstreept, en door den minister als juist erkend. De keuringen, waarvan de geneeskundige adviseur thans is ontlast, meende hij in het vervolg op te dragen aan artsen, niet uit de fabrieksplaats zelf, maar uit de omgeving daarvan. Het behoeft geen betoog, dat zulke keuringsartsen van het fabriekabedrijf niets te zien krijgen en hun werk voor de kennis der beroepsschadelijkheden geen nut kan opleveren. Het zijn dus niet de praktiseerende artsen, aan wie do geneeskundige taak bij het arbeidstoezicht moet worden opgedragen. Evenmin echter zijn dit de ambtenaren van het staatstoezicht op de volksgezondheid. De veelzijdige bezigheid, waarmee deze heeren zijn belast, maakt het hun onmogelijk zich in het wezen van het nijverheidsbedrijf zoo geheel en bij voortduring te verdiepen, als voor een vruchtdragende vervulling dezer taak noodzakelijk is. Die taak zou o n v ermij d el ij ker w ij ze worden teruggebracht tot een toezicht op het naleven der wettelijke voorschriften. Van een scheppenden., levenwekkenden arbeid op dit grootendeels nog onbewerkte veld zou geen sprake kunnen zijn 1). 1) Zie sommerfeld, Der Gewerbearzt, s. 158 ü. Wat noodig i8 zijn onafhankelijke, aan deze schoone roeping geheel toegewijde de8kundigen. Deskundigen - waar moeten die van aan komen P De arbeidsinspecteur van thienen noemde de van zelfsprekendheid van de bevoegdheid van elk geneesheer op technischhygiënisch gebied een fabel Ongetwijfeld terecht. Wat den aanstaanden arts aan de hoogeschool van ziektekunde en gezondheidsleer wordt onderwezen, geeft niet meer dan een degelijken grondslag voor de kennis van den hygiënist; deze kennis zelf moet hij zich door studie nog verwerven. Met name op het gebied der bijzondere bedrijfshygiene is de pas geslaagde arts nog geheel een vreemdeling, lerecht sprak iieyermans op de vergadering te Rotterdam de wenscbelijkheid uit, dat aan de hoogescholen de bedrijfshygiëne als afzonderlijk vak behoort te worden onderwezen. Met voldoening stel ik vast, dat hij zelf zich beschikbaar heeft gesteld, om aan do universiteit van Amsterdam als privaat-docent in dit vak op te treden. Dit is een begin. Ongetwijfeld zullen warm voelende jonge geneeskundigen worden aangetrokken tot een studie, die in een uitermate nuttigen maatschappelijben werkkring zoo ruime voldoening belooft. Geef den artsen gelegenheid zich in de maatschappelijke geneeskunst tot werkelijke deskundigen te vormen, en ik ben overtuigd, dat spoedig geen minister meer over het ontbreken van de geschikte krachten zal hebben te klagen. Evenwel in deze gelegenheid wordt maar ten deele voorzien door de aanstelling van levende onderwijskrachten. De hulpmiddelen, de proef-werkplaats, het laboratorium zijn op den duur evenzeer onmisbaar. Ook voor den geneeskundigen dienst van het arbeidstoezicht zei een eigen laboratorium noodzakelijk blijken. Voorloopig zal voor bakteriologisch, scheikundig, mikroskopisch onderzoek vermoedelijk wel kunnen worden gerekend op de hulp der universiteite-laboratoria. IIeyermansI) heeft een idraal plan ontworpen, dat, mocht het in alle deelen ooit worden verwezenlijkt, inderdaad van onberekenbaar maatschappelijk nut zou zijn. Ik haal zijn plan hier naar de letter aan. Wellicht — wie weet — komen aldus zijn woorden onder de oogen van een vrijgevigen rijke, 1) Heykbmans, Handl. t, d. kennis der beroepsziekten, blz. 174. dien ik gaarne in de schoone gelegenheid wil stellen, zich in do hoofdstad des rijks een eerzuil te stichten voor alle tijden: En wel: «door de oprichting van een instituut, dat niet alleen medici in staat stelt zich te bekwamen als inspecteur, doch tevens gelegenheid biedt aan toekomstige inspecteurs van den arbeid, ingenieurs, chemici, fabrikanten en arbeiders, om praktisch en theoretisch kennis op te doen, die onontbeerlijk is voor de bestrijding van het kwaad, dat het beroep aanricht". En meer omlijud door: „het Veiligheidsmuseum te hervormen tot een centrale inrichting, waar men een compleet museum vindt van alle voorwerpen, die betrekking hebben op de fabriekshygiëne, met daaraan verbonden een laboratorium, deels voor wetenschappelijke onderzoekingen op technisch en toxicologisch gebied. Een instituut, waar bijv. inhalatieproeven met stofsoorten genomen konden worden, waar de fabrikant zijn monsters kon sturen om voorlichting te krijgen of een fabrikaat nadeelig is voor de gezondheid en hoe de nadeelen te voorkomen zijn. Het instituut zou demonstratie-zalen moeten bevatten en daarin zouden cursussen gegeven worden voor medici, adspirantinspecteurs, ingenieurs, arbeiders enz.". Los van de bekoring dezer toekomstmuziek, is het de plicht der artsen met kracht aan te dringen op een, zij het voorloopig nog maar bescheiden versterking van het geneeskundig element bij het toezicht op den arbeid.