T 1 ] ■ 1036 v i Vereeniging van Nederlandsche Werkgevers. HISTORISCH'OVERZICHT DER ENSCHEDÉSCHE WERKSTAKING DOOK Jhr. Mr. H. SMISSA-ERT, Secretaris der Vereeniging van Nederlandsche Werkgevers. 's-Gravenhage, Boek- en Kunstdrukker» v/h Mouton & Co. 1903. E " W- * 36 * * HISTORISCH OVERZICHT DEK ENSC1I EDÉSCHE WERKSTAKING. Vereeniging van Nederlandsche Werkgevers. HISTORISCH OVERZICHT df.r ENSCHEDÉSCHE WERKSTAKING door Jhr. Mr. H. SMISSAERT, Secretaris der Vereeniging van Nederlandsche Werkgerers. 's-Gravenhage, Boek- en Kunstdrukker» v/h Mouton & Co. VOOEWOOED. Hij het samenstellen van dit historisch overzicht der Enschedésche werkstaking was het aanvankelijk mijn voornemen geheel objectief en zonder kritiek alle gegevens, die ik ter zake zou kunnen verzamelen, naast elkaar te stellen en aau den lezer over te laten het eene bericht, de eene bewering als waarschijnlijk aan te nemen, het andere als vermoedelijk-onjuist te verwerpen. Onder de bewerking echter bleek mij dat een dergelijke opvatting van mijn taak niet de ware zijn zou. Vooreerst zou zij mij genoopt hebben alles, letterlijk alles wat van allerlei, zijden over het onderhavige arbeidsgeschil is geschreven, weer te geven, zoodra daarin ook maar een van de gangbare eenigszins afwijkende lezing over feiten werd gegeven. Voor den lezer zou daardoor het overzicht schier onleesbaar geworden zijn; ook zou hij door louter boomen het bosch, door vermelding van allerlei voorstellingen de feiten niet meer hebben gezien. Doch bovendien overwoog ik dat de geschiedschrijver iets anders nog te doen heeft dan te compileeren, dan al het materiaal bijeen te zamelen en dat te geven, gelijk hij het vindt. De taak van den geschiedschrijver scheen mij juist veeleer te bestaan in een onderzoek naaide geloofwaardigheid en betrouwbaarheid der bronnen, in een onderlinge vergelijking van wat door A en van wat door B over eenzelfde zaak wordt medegedeeld, in een verwerping van het een, een aanvaarding van het ander op gronden, aan overweging en nadere toetsing der berichten ontleend. Deze bij uitstek critische werkzaamheid moge netelig zijn, zij is daarom niet minder onmisbaar voor hem, die den juisten toedracht der feiten wil distilleeren uit de verschillende en tegenstrijdige daaromtrent gedane mededeelingen. Doet hij dit niet, verzamelt en publiceert hij slechts al het voorhanden materiaal, zonder commentaar en zonder critiek, dan laat hij aan den lezer een taak over, welker vervulling deze juist van hem mocht vorderen. Het eenige, zoo scheen mij bij nadere overweging, waarvoor de geschiedschrijver zich heeft te wachten, is dit: dat zijn sympathie voor een der partijen hem er toe brengt deswege meer waarde te hechten aan wat door die partij is in het midden gebracht dan uan hetgeen van de andere zijde werd vernomen. Ik hoop dat ik er in geslaagd ben deze moeilijkheid te ontgaan. Slechts kan ik verklaren, dat, waar dit niet het geval mocht zijn, zulks onbewust en te goeder trouw is geschied. H. Smissaert. INHOUD. I)e aanleiding tot de werkstaking Vóór liet uitbreken der werkstaking 1- I Iet uitbreken der werkstaking 16 Onderzoek naar de opgaven omtrent liet oude en het nieuwe tariel 18 De betrekkelijke hoogte der loonen bij de firma 23 Is het dekenweven zwaarder en ongezonder werk dan het weven op de andere getouwen? 26 De werkstaking vóór het arbitrage-aanbod van Dl*. Kcyper . 30 Het arbitrage-aanbod van minister Kuïpeb 33 Verder beloop der werkstaking. De uitsluiting 38 Het optreden der „Internationale Commissie"' 41 Verder beloop van de werkstaking. De Commissie uit de Burgerij 47 Verder beloop van de werkstaking. De Bemiddelingscommissie 52 Verder beloop van de werkstaking. In de fabrieken wordt weer gewerkt. Molestaties en ongeregeldheden 56 Verder beloop van de werkstaking. Onderhandelingen tusschen de firma en hare vroegere werklieden. Voortzetting der molestaties • • (,4 Verder beloop van de werkstaking. Optreden der FabrikantenVereeniging. Opnieuw wordt steun voor de arbeiders gevraagd. De molestaties en klachten 69 Verder beloop en einde van de werkstaking. Optreden van dr. Borgman. Tusschenkomst van dr. Schaepman en den heer v. i>. Vliet. Dr. Borgman'® voorstel door beide partijen aangenomen. Verder relaas der molestaties 73 Het naspel. De strijd der vroegere arbeiders tegen de .onderkruipers". Dezen ruimen het veld 80 NASCHRIFT. De houding der pers tegenover de werkstaking 82 De houding van het publiek tegenover de werkstaking... 84 Overzicht van den aan de stakers en uitgeslotenen geboden steun 89 Overzicht van de gevolgen der werkstaking 90 Bijl. I. Verslag van den Verzoeningsraad der Kamer van Arbeid 93 , II. Manifest der Fabrikanten-Vereeniging. ..... 97 , III. De Heer Th. II. Huising over het beginsel der firma en het beginsel der arbeiders 101 , IV. Verklaring der Enschedésche katoenspinnerij en de firma B. W. en H. ter Kuile aan hun arbeiders, en gedeelte uit het artikel van den Heer H. ter Kuile Jzn. in „Tubantia" 104 „ V. Circulaire der firma tot ontrading van steun aau de stakers en uitgeslotenen 107 De aanleiding tot de werkstaking. De firma Van Heek en Co. te Enschedé vatte de fabricage van dekens eerst met kracht aan omstreeks het jaar 1890; zij had daarbij vooral te concurreeren met België, waar deze industrie reeds sedert onheugeljjke jaren bestaat en de arbeiders dus daarin veel grooter vaardigheid bezitten, terwijl de loonen aldaar minstens de helft lager zjjn dan in Twente. Om aan die concurrentie het hoofd te kunnen bieden, kon de firma slechts één weg inslaan, de beste en de meest arbeidsloon-sparende machines te koopen, zoodat elk arbeider een grooter aantal machines dan voorheen zou kunnen bedienen. Daardoor kon de hoogere loonstandaard, die in Twente bestaat, ook voor dit werk worden gehandhaafd, zonder dat een hoogere kostprijs van het product de mededinging onmogelijk maakte. Aanvankelijk werd slechts één qualiteit dekens gemaakt (n°. 1), die in hoofdzaak overeenstemde met de deken n°. la; de la-deken werd vroeger op andere, ouderwetsche machines gefabriceerd, doch wegens de overeenstemming kon het stukloon voor deken nn. 1 worden afgeleid uit dat, hetwelk voor deken n". 1 a gegeven werd. Lateiechter werden verschillende andere soorten van dekens gemaakt, die een gansch ander karakter hadden dan de deken n". 1. Voor deze nieuwe dekens ontbraken dus alle gegevens ter bepaling van een behoorlijk stukloon; bij benadering kon zelts niet worden bepaald hoeveel dekens een wever oji de nieuwere machines zou kunnen maken, wanneer hij de volledige vaardigheid der bediening van de machines zich had eigen gemaakt. In de onzekerheid verkeerende, meende de firma niet dadelijk reeds het stukloon te moeten bepalen op het bedrag waarop het vermoedelijk later (bij verkregen vaardigheid) zou worden vastgesteld; daardoor toch zou tijdens de periode, waarin die vaardigheid nog moest worden aangeleerd, een zeer laag weekloon verdiend worden, omdat de productie door het gemis aan routine beperkt werd De firma besloot dus het stukloon dadelijk (doch voorloopig) zoo hoog te stellen, dat daardoor trots de beperkte productie een weekh on zou worden verdiend, hetwelk overeenstemde met of zelfs hooger was dan de gemiddelde loonstandaard. Dit hooge stukloon kon echter niet worden gehandhaafd; niet alleen was het feitelijk te hoog, zoodat de kostprijs per deken ook te hoog was, doch bovendien zou alsdan de productie niet vermeerderd zijn, daar toch de werklieden ook bij geringe productie een behoorlijk weekloon verdienden. Toen dus de wevers de vereischte vaardigheid in de bediening d r nieuwe machines hadden verkregen; toen dus ook vaststond hoeveel dekens een wever per week kon fabriceeren; achtte de firma den tijd voor een nadere regeling, een normaliseering van het stukloon aangebroken. De firma was van oordeel, dat het stukloon voor de dekens in overeenstemming behoorde te zijn met den gemiddelden loonstandaard in haar overige fabrieken, waar ± 1700 weefgetouwen op andere artikelen (cambrics en drill) werken, gelijk ook het stukloon voor den deken No. 1 reeds met het gemiddelde loon der overige wevers in overeenstemming was. De (volslagen) cambrics- en drill-wevers verdienen gemiddeld per week (over 20 weken dooreengenomen) f 10.50; de 65 dekenwevers, die den No. 1 deken vervaardigden, ontvingen per week / 7.19 + / 3.50 van den hulp = f 10.69 '). Voor de 95 wevers, die andere dekens vervaardigden, werd dus een nieuw tarief vastgesteld, waardoor het gemiddeld weekloon dezer wevers zou zijn f <".60 + f 3.50 van den hulp = / 11.10, iets meer dus dan gemiddeld door de andere wevers werd verdiend. In totaal zou het verschil tusschen het loon volgens het oude en het nieuwe tarief f 80.— per week hebben bedragen. Over 20 weken berekend werd volgens het oude en zou worden gegeven volgens het nieuwe tarief voor de verschillende soorten dekens de navolgende bedragen per getouw per week '-): Oud tarief. Nieuw tarief. No. 12 ƒ 7.91 ƒ 7.69 No. 2 7.46 7.19 No, 0 8.05 7.36 No! 6 8.54 7.80 No. 8 , 8.88 8.— zware 9.33 8.20 Iieeds werd boven opgemerkt, dat het stukloon der 95 wevers, die den deken No. 1 maakten, niet zou worden veranderd. Nog mag hieraan worden toegevoegd, dat vóór 1890, toen alleen de l) De gehuwde of' oudere arbeiders hebben 2 getouwen; aan het '2de getouw staat een hulp; de arbeider ontvangt boven het loon van zijn eigen getouw nog f 3.50 van dat van den hulp. — De jongere wevers boven de 16 jaar bedienen in het algemeen één touw. 2} Op de betwisting van de juistheid dezer cijfers komen wij later terug. (leken No. 1 u werd gemaakt, daarvoor een veel lager tarief gold, n.1. f 6.86 per week. Na 1890 is dus het gemiddeld loon gestegen. In hetgeen hierboven zakelijk is meegedeeld uiteen later verschenen publicatie der firma, was volgens haar de aanleiding tot do werkstaking gelegen. Die aanleiding kan dus omschreven worden als: de verlaging van een voor den proeftijd aanvankelijk en opzettelijk te hoog gesteld stukloon. Van de zijde der stakers werd de zaak vrij wat eenvoudiger voorgesteld. In L'nitas, het orgaan van den Nederl'. Christel. Iextiel-arbeidersbond „ L'nitas" (Januari-no.) schreef de heer ii. Verveld dat de firma „de loonen der arbeiders wat meer gelijk maken' wilde; de tinna oordeelde volgens dezen sclir. „dat de arbeiders te veel verdienden." I)e tegenspraak tusschen deze voorstelling der feiten en de in aan den aanhef weergegevene (die der firma) is echter meer schijnbaar dan wezenlijk. Inderdaad was het „meer gelijk maken der loonen" het motief van den loonaftrek, echter met dien verstande dat de verlaging van het voor den leertijd vastgesteld stukloon voorkomen moest dat de daarbij betrokken dekenwevers een loon zouden beuren, dat evenredig was noch aan hun werk noch aan het loon der overige arbeiders. In dien zin ook oordeelde de firma klaarblijkelijk dat „de arbeiders , d. w. z. de 95 dekenwevers, „te veel verdienden." Juister werd dus o. i de aanleiding der staking beschreven door den heer J. F. Tijhof in zijn „Kort overzicht van de werkstaking en uitsluiting bij de firma van Heek & Co. te Enschedé" {De Men we 'lijd, 1902, no. 7 en 8): „Het loon der dekenwevers was" Inaar het oordeel der firmaj „te hoog en de firma achtte het voor den goeden gang van zaken in hare fabrieken noodzakelijk de loonen zooveel mogelijk gelijkmatig te houden." Het was tegen de loonregeling volgens dit nieuwe tarief, dat de dekenwevers zich verzetten. Vóór het uitbreken der werkstaking. Toen het bleek dat de dekenwevers bezwaar hadden tegen de invoering van het nieuwe tarief, is door de firma gedurende geruimen tijd niet de betrokken werklieden daarover gesproken. Volgens het „ Beredeneerd Verslag van de Zitting der Internationale Commissie' hebben „de onderhandelingen van de deken we vers met de firma van IIeek & Co."' „ongeveer vijf weken" geduurd; in Unit as (Januari) werd gezegd dat zes weken lang onderhandeld was. De besprekingen met de werklieden en met een comité uit hun midden leidden echter tot geen ander resultaat, dan dat de firma genegen bleek met het oog op de feestdagen in December den loonaftrek 14 dagen lateite doen ingaan. Evenmin baatte het aanhangig maken van het geschil voor de Kamer van Arbeid voor de Katoenindustrie te Enschedé. Nadat het Bestuur dier Kamer, naar aanleiding van een door de werklieden ingediend verzoek, getracht had het geschil in der minne te doen beëindigen, doch daarin niet was geslaagd, werd ter vergadering der Kamer van 23 December 1901 een verzoeningsraad benoemd, welke den daaraan volgenden dag vergaderde. Het verslag van dezen Verzoeningsraad is hierachter opgenomen als Bijlage 1. Uit dit verslag blijkt dat, toen de werklieden hun ontevredenheid over de voorgenomen loonsverlaging ter kennis van de firma brachten, deze ander werk had aangeboden aan alle dekenwevers, die zulks verlangden, doch dat geen dezer op dat aanbod was ingegaan. De firma Jeidde hieruit af dat de loonen ook na den aftrek niet te laag zouden zijn. Wat overigens van de zijde der firma voor den Verzoeningsraad werd medegedeeld, komt in hoofdzaak neer op het reeds boven uiteengezette. Alleen zij hier nog de aandacht gevestigd op het feit dat volgens bedoeld verslag de firmant J. B. van Heek voor den Verzoeningsraad zou hebben verklaard: „al is het dekenweven zwaarder en ongezonder dan het cambrics- en drill-weven, daarvoor ontvangen de arbeiders, ook na den loonaftrek, een hooger loon". De vraag of het waarschijnlijk kan worden geacht dat deze firmant dit zou hebben gezegd en of inderdaad het dekenweven zwaarder en ongezonder is dan het cambrics- en drill-weven. is tijdens de eerste periode der werkstaking nog meermalen gesteld; daarover zal nader worden gesproken. Van de zijde der arbeiders werd voor den Verzoeningsraad ver- klaard dat een gehuwde wever per week f 10.— a /' 12.— verdiende, dat de aftrek zou bedragen van ƒ 0.27 tot ƒ 1.13 per getouw in de fabriek Kremersmaten (dekens n°. 0, 2, 6, 12 en 17a) en van /'O 83 tot ƒ 1.07 per getouw in de fabriek Kortesteeg (dekens n°. 6 en 8), zoodat elke wever ongeveer / 1.25 minder per week verdienen zou; dat deze aftrek geen gevolg was der malaise en dus niet tijdelijk, maar door de firma beraamd was, „omdat de werklieden tengevolge van het faforiceeren van een te groot aantal dekens een te hoog weekloon verdienen." ') De arbeiders herinnerden aan het feit dat ook in het najaar van 1900 een loonsverlaging was ingevoerd, dat toen echter de aftrek na bespreking met de werklieden minder bedragen had dan de firma aanvankelijk had bepaald. — Nog zeiden de arbeiders dat de nu voorgestelde nieuwe loonregeling gebaseerd was op de uitkomsten der 20 allergunstigste weken, toen er volop grondstoffen voorradig waren; juist wijl dit (volgens de arbeiders) niet altijd het geval was, wilden de arbeiders dat de verlaging voor niet meer dan uiterlijk de helft zou worden ingevoerd. Hetzelfde voorstel is ook door den verzoeningsraad aan de firma gedaan, doch deze verklaarde dat toenadering o]) deze wijze voor haar onmogelijk was en zij genoodzaakt was bij haar eenmaal genomen besluit te blijven. Gelijk reeds gezegd werd, leidde dus de tusschenkomst der Kamer van Arbeid en van den Verzoeningsraad tot geen resultaat. Zeer kort reeds nadat de Verzoeningsraad met vertegenwoordigers der firma en de arbeiders had vergaderd (24 December) en zeer lang voordat de Verzoeningsraad zijn rapport had vastgesteld (21 Januari) werd de zaak door de arbeiders in handen der besturen van verschillende Enschedésche katoenbewerkers-vereenigingen gesteld. Den 27sten December reeds werd een gecombineerde bestuursvergadering opgeroepen in het R. K. arbeidersgebouw om de zaak te bespreken. Dat hier reeds over een werkstaking gesproken werd, blijkt uit de mededeelingen van den heer Ti.ihof 2): ,Wij socialisten waren het vooral, die er op wezen hoe gevaarlijk het was met deze machtige patroons een strijd aan te gaan. Er werd door ons op de groote kapitaalkracht der firma gewezen. Hoe de arbeiders daar tegenover) ' stonden geheel en al ongeorganiseerd en zonder weerstandskassen/ Wij wisten dat, wanneer de dekenwevers staakten, daardoor direct j een 400-tal arbeiders (sters), wier arbeid met de deken-industrie in verband stond, zouden worden op straat geworpen." Maar „na lang over en weer praten" werd van de andere zijde betoogd dat tegen den nieuwen loonaftrek toch geprotesteerd moest worden. Toen be- *) Dit punt, de hoofdzaak, immers het motief der tinna voor de verlaging, werd boven reeds besproken; ook hier geldt de opmerking dat de „te hooge" verdienste voortsproot uit het voor den proeftijd vastgesteld stukloon, waarbij girekend was op een geringere productie. 2) In zijn reeds boven genoemd „kort overzicht". grepen ook zij, die aanvankelijk de staking ontraden hadden, dat de loonaftrek het sein gaf tot verzet tegen „jarenlang onrecht." En zoo werd uit de besturen der verschillende vakvereenigingen, die — wanneer de Verzoeningsraad niet zou slagen, de onderhandelingen met de firma zouden trachten voort te zetten — eene commissie van 7 personen gekozen, bestaande uit de voorzitters van 7 vakvereenigingen (het „ Organisatie-Comité"); de voorzitter van „Unitas" werd aangewezen als voorzitter van dit comité. Het verzocht een onderhoud met de firma, hetwelk deze weigerde (31 December), daar de zaak — aldus schreef zij — haar eigen arbeiders betrof. ') Op Vrijdag 3 Januari vergaderden de gecombineerde vakbesturen en besloten 1° een vergadering te beleggen met al de arbeiders der firma en hun de vraag voor te leggen of zij bereid waren de arbeiders in quaestie te steunen door niet als onderkruiper dienst te willen doen; 2° eene voor iedereen toegankelijke openbare vergadering te houden, ten einde steun te zoeken bij het geheele Enschedésche publiek. De sub 1 bedoelde vergadering met de arbeiders der firma werd op Woensdag 8 Januari gehouden en door ongeveer 1000 werklieden der firma bezocht; zij besloten niet slechts niet als onderkruipers dienst te zullen doen, maar ook ,de zaak der betrokken arbeiders krachtig te steunen en aan lien bij eventueele werkstaking den moreelen en finantieeleu steun te verkenen," Den volgenden dag werd een motie in denzelfden geest aangenomen op een vergadering, die door 1000 a 1200 personen bezocht was. — Zoo was dus den dekenwevers, nog voordat zij tot de staking besloten hadden, de moreele en financiëele steun der overige arbeiders van de firma toegezegd. Den daaropvolgenden dag — Vrijdagavond — werd dooide dekenwevers besloten den e. k. Maandag (13 Januari) het werk niet weder te hervatten. De uitslag der gehouden stemming was als volgt: van de wevers werden uitgebracht 112 stemmen, waarvan 96 voor staking, 13 tegen x) In het verslag eener rede, later door den heel' Tijhof gehouden (Twentsche Crt. 9 April), vonden wij gewag gemaakt van een overweging en van een feit, die elders niet gememoreerd werden. Bedoeld gedeelte van het verslag luidt als volgt: „Aanhangig werd de zaak gemaakt bij de gecombineerde vereenigingen. Nogmaals werd er oj> gewezen dat de dekenwevers de macht in handen hadden, wijl geen andere fabriek de dekens voor de firma van Heek en Co. kon vervaardigen. Er werd een comité gekozen uit personen van verschillende richtingen. Dit Comité zocht te onderhandelen met de firma, doch vruchteloos: daarop werd overal heen een schrijven gezonden, om indien het tot staking kwam, hun steun toe te zeggen, waarop vele antwoorden voor ons gunstig inkwamen." — I>e overweging, dat dekens alleen door de firma van Hkkk en Co. gemaakt werden en dat deze dus bij staking niet door mede-werkgevers kon worden geholpen, is den arbeiders klaarblijkelijk dus niet ontgaan. Tevens blijkt uit het geciteerde, dat men vóór de staking zich niet slechts verzekerd heeft van den steun der overige arbeiders van de firma, gelijk straks zal worden meegedeeld, doch „overal heen" om toezegging van eventueelen steun geschreven heeft. en 3 blanco; 36 hulpwevers, die daarna stemden, waren allen voor staking'. Een voorstel van het Organisatie-Comité om de staking een n ö O week later te doen ingaan, werd verworpen met 8:5 tegen 27 stemmen. De laatste bespreking tusschen de tinna en hare werklieden werd gehouden op Zaterdagmorgen 11 Januari 1902; toen werd aan de firma medegedeeld dat den vorigen avond in een gecombineerde vergadering der arbeiders van beide fabrieken (Kremersmaten en Kortesteeg) met meerderheid van stemmen besloten was om tot staking over te gaan. Het uitbreken der werkstaking. Op Vrijdag 10 Januari was dus door de dekenwevers besloten tot staking over te gaan. Het comité uit de werklieden verzocht echter Zaterdag 11 Januari de firma nog met de arbeiders een bespreking te houden. Dit geschiedde des namiddags te 1 uur in de fabriek Kortesteeg, te 5 uur in de fabriek Kremersmaten. Volgens de mededeeling der firma werd de woordvoerder der firma in laatstgenoemde fabriek „direct in de rede gevallen en uitgejouwd"; naar aanleiding daarvan zijn toen de dekenwevers der fabriek Kremersmaten overeenkomstig artikel (i van het fabrieksreglement wegens wangedrag op staanden voet ontslagen. Van de zijde der stakers werd een andere voorstelling der zaak gegeven: volgens hen schetste een der firmanten den arbeiders den toestand, waarin zij bij staking zouden verkeeren en de gevolgen, die de arbeiders moesten dragen. Hij gaf den wevers, die 1 getouw hadden, te verstaan, dat zij, wanneer zij Maandag a. s. terugkwamen, 2 getouwen zouden krijgen, terwijl hij den hulpwevers in het zelfde geval, 1 getouw beloofde. „Op dit gezegde vroeg een arbeider het woord, wat door den heer Van Heek beslist werd afgewezen. Hiertegen werd door een anderen wever geprotesteerd, waarop deze persoon door den heer Van Heek bjj den arm werd genomen en gelast zijne plaats tusschen de getouwen in te nemen. De arbeiders, die zagen dat het den heer Van Heek begonnen was, om op deze manier zwakken te maken in | dezen loonstrijd, ontbonden, op voorstel van den uit de vergadering verbannen arbeider, de vergadering." Daarna had de firmant de arbeiders één voor één „tusschen de getouwen weggejaagd" en hun aangezegd, het werk Maandag niet te hervatten, dan na daartoe verlof gevraagd en verkregen te hebben. „Hierna deed zich een incident voor tusschen een jongen arbeider en den patroon, dat leidde tot handtastelijkheid, wat niet anders dan ten zeerste betreurd kan worden." Aldus het relaas in Utiitss (Januari). Volgeus een „namens 't comité" onderteekend schrijven in Tubantia (16 Januari) werd de firma niet door de arbeiders uitgejouwd, „maar dat men den vertegenwoordiger der firma in de reden viel, had z'n oorzaak hierin, dat de firmant op minder nobele wijze en met, voor de arbeiders verkeerde bedoelingen, z'n gesprek in die bijeenkomst inleidde." Daarentegen zou volgens het verslag in ])<■ XifUtrc Courant (28 Januari) en X. L'oft. Ct. de lieer lleudink in een vergadering te Almelo (27 Januari) den vertegenwoordigers der pers hebben verzocht er wel melding van te maken, dat bet onwaar is dat de firma door arbeiders van haar fabrieken was uitgejouwd, doch daarop hebben laten volgen, dat dit ten minste niet geschied was door arbeiders boven de 1(5 jaar. IToe dit zij, de vraag of' zich inderdaad feiten hebben voorgedaan die ontslag op staanden voet motiveerden, is overigens voor de geschiedenis van het geschil van weinig belang, daar immers toch door de dekenwevers ook van deze fabriek tot staking was besloten. Aan de fabriek Kortesteeg werd het werk Maandagmorgen 1:5 T • 1 • Januari gestaakt, zonder dat de verbreking der overeenkomst 14 dagen vooraf door de arbeiders was medegedeeld, waartoe art. 2 van het fabrieksreglement hen verplichtte. Voordat het verloop der werkstaking verder wordt geschetst, moge vooraf worden medegedeeld, wat uit verschillende gegevens af te leiden valt omtrent verschillende vragen van pit dijken aard. waaromtrent door partijen, gelijk boven is gebleken, onderling-verschillende inlichtingen werden gegeven. Onderzoek naar de opgaven omtrent het oude en het nieuwe tarief. Aanstonds nadat de werkstaking een voldongen feit was, werden van de zjjde der stakers in de pers mededeelingen gedaan omtrent de loonsbedragen volgens bet oude en het nieuwe tarief. Deze mededeelingen luidden als volgt: Kremersmaten. Oiul tarief. Nieuw tarief'. 1 soort per getouw. . , f 9.30 f 8.20 1 8.10 „ 7.80 1 „ „ ., 8.05 „ 7.70 1 „ ,. „ . . . „ 7.91 ,, 7.G4 1 „ „ 8.6G „ 7.70 Lombok. 1 soort per getouw. . . ƒ 8.54 f 7.47 1 „ „ 8.88 „ 8.05 Het loon der hulpen werd opgegeven als zijnde ƒ 4.—. Nog werd van dezelfde zijde in een circulaire ontkend dat de loonen der dekenwevers /' 15.— a /' 16.— zouden zijn: gezegd werd dat deze opgave juist was, wanneer het gold een goeden wever, doch dat van de /' 15.— a f 16.— moet worden afgetrokken f 4.— a f 5.— voor den hulp, zoodat voor den wever f 10.— a f 12.— overbleef; eindelijk werd verklaard dat dit bedrag bij invoering der nieuwe loonlijst niet zou kunnen worden verdiend '). ') Neemt men deze cijfers voor een oogenblik als juist aan (hun juistheid zal zoo straks worden onderzocht), dan bevindt men dat het loon van een volwassen dekenwever, werkend met een hulp op 2 getouwen, volgens bet nieuwe tarief zou zijn in het ongunstigste geval 2 X ƒ7.47 minus f 4.— — ƒ 10.94 en in bet gunstigste 2 X ƒx20 minus ƒ4.— = ƒ 12.40. Het is dus niet duidelijk hoe niettemin kon verklaard worden dat een weekloon van ƒ 10.— a ƒ12.— volgens het nieuwe tarief onbereikbaar zou zijn. — In Unitas (Januari) schreef de heer II. Vkuvelp dat het loon der dekenwevers door de firma werd teruggebracht o]i een bedrag, dat varieert tusschen de ƒ 7.— en de ƒ9.—: deze cijfers kloppen wel allerminst met de boven weergegeven opgaven, tenzij hier bedoeld was het loon per i/cloutt. Deze mededelingen van de zijde der stakers stemden niet overeen met de opgaven der firma. Ter beantwoording der vraag welke cijfers de juiste zjjn, moge uit bet verder verloop der staking reeds 1111 het navolgende worden medegedeeld: De Fabrikanten-Vereeniging te Enschedé besprak in haar 2fi Februari 1!)02 gedagteekend manifest (hierachter in zijn geheel als Bjjlage II opgenomen) ook „de quaestie der loonen" en verklaarde daaromtrent het navolgende: , Wat allereerst betreft de quaestie der loonen, heeft het bestuur inzage gekregen van de weekloonen, welke (blijkens betrouwbare opgaven) op grond van het oude tarief over 1901 gemiddeld aan de dekenwevers uitbetaald zijn — en welke op grond van bet nieuwe tarief over dat jaar uitbetaald zouden zjjn geworden — op de fabriek aan de Kortesteeg. Daaruit is aan het bestuur gebleken, dat een wever op twee touwen volgens het oude tarief verdiende netto / 12.0-1 en volgens het nieuwe tarief zou verdiend hebben pl.m. ƒ 11. , als gemiddeld weekloon, na aftrek van het loon van den hulp, bierbij ingesloten feestdagen, verletdagen, enz. De wevers op één touw, welke meest zijn jongelui, verdienden volgens het oude tarief (over 1901) gemiddeld f 8.54; volgens het nieuwe tarief zouden zij verdiend hebben f 7.70. Het bestuur is van oordeel, dat dit gemiddelde loon volgens het nieuwe tarief op zichzelf niet lager is dan de andere loonen in Enschedé, hooger dan in omliggende plaatsen en veel hooger dan betaald wordt aan dekenwevers in België (met welk land de firma van Heek & Co. sterk concurreert.) Bij de beoordeeling van dit loon moet worden in aanmerking genomen, dat de textiel-industrie niet is een seizoen-bedrijf, of een waarin nu en dan werkloosheid heerscht, doch dat dit loon verdiend wordt het geheele jaar door. , Maar bovendien vestigt het bestuur de aandacht op de verklaring, door het comité uit de stakers voor den verzoeningsraad afgelegd, dat met meerdere inspanning een even hoog weel,loon ook bij het verlaagd stukloon niet onbereikbaar werd geacht door de werklieden zelf." — Hieruit blijkt dat het bestuur der Fabrikanten-Vereeniging na onderzoek kwam tot hetzelfde resultaat als de firma, n.1. dat het gemiddeld weekloon van een volslagen dekenwever volgens het nieuwe tarief zou geweest zijn pl.m. f 11. — . Echter bljjkt tevens uit het bovenstaande dat dit bestuur in het manifest niet — gelijk de firma 11 gelijk de stakers deden — gaf een specificatie der loonen voor de verschillende soorten van dekens. Zoodanige specificatie wordt echter wel gevonden in het „ Rapport der Bemiddelings-Connnissie, bestaande uit verschillende Voorzitters van Werklieden-, Vakbonden en Vakorganisatiën in zake de werkstaking en uitsluiting bij de firma v,\s Heek & Co. te Enschedé". Deze Commissie, samengesteld uit Voorzitters van Arbeiders-Ver- een i gin gen en Vak-organisaties, vergaderde op 27 Maart 1902 te Enschedé met liet ,Comité van Organisatie" en stelde aan dit comité verschillende vragen, waarvan de 3de luidde (zie bladz. 11 van bovengenoemd Rapport): Hoeveel waren de loonen minder bij deze verlaging dan voorheen?" Het antwoord op die vraag door het Organisatie-comité gegeven, was: „Tot verduidelijking willen wij u overleggen de cijfers, die door de firma zelve gepubliceerd zijn". Daarop werd inderdaad overgelegd de opgave der firma zonder dat daarna door het Organisatie-Comité tegenover de BemiddelingsCommissie de juistheid dezer opgave werd ontkend. Voorts luidde de 7de vraag: „Wat is het gemiddelde loon per getouw per week?" en het antwoord daarop: „ƒ 7.50 ti ƒ7.75' . lTit dit laatste kan niet anders worden afgeleid dan dat een volslagen wever, die 2 getouwen bedient, per week aan loon zou ontvangen 2 X / 7.50 Si ƒ7 75 minus ƒ 3.50 van de hulp = ƒ11.50 a ƒ12.— . Later vergaderde deze zelfde Bemiddelings-Commissie met het Stakings-Comité en stelde ook aan dit comité de vraag (5de vraag, van het Rapport): hoeveel het verschil zou zijn tusschen het loon voorheen en na den jongsten aftrek? Het antwoord was een verwijzing naar het antwoord op vraag 3 der Organisatie-commissie .omdat de cijfers precies kloppen"; nog zeide dit Stakings-comité in antwoord op de 7de vraag: „als het gemiddelde loon van één getouw bedraagt ƒ7.50, dan ontvangen wij ƒ15.— en betalen aan de hulp ƒ3 50 a ƒ4.—". In de derde plaats eindelijk is, liaar aanleiding eener conferentie van den burgemeester van Enschedé met de stakers, eene commissie tot opmaking der loonstaten benoemd. De firma had n. 1. den burgemeester verklaard genegen te zijn om toe te staan dat uit de loonboeken gegevens zouden worden geput voor de bepaling van het juiste loon, om zoodoende uitgemaakt te zien wat een dekenwever over een geheel jaar verdiende volgens het oude tarief en wat hij zou verdienen over het nieuwe. De door den burgemeester benoemde commissie, welker samenstelling door beide partijen werd goedgekeurd (14 Februari) bestond uit de H.H. J. C. Gki.ton, accountant, A. J. M. Vehheek agent, H. J. ten Bhuggen Cate boekhouder, en de stakers van Liek, Reudink en Bakken. Deze commissie bracht d.d. 21 Februari een rapport uit aan den burgemeester, luidende: „De commissie.... enz. moet U. E. A. tot haar leedwezen mededeeleu, dat zij deze (hare) opdracht niet heeft kunnen uitvoeren, omdat uit de loonboeken, die juist en regelmatig gehouden zijn, volgens het oordeel der geheele commissie, wel het loon per getouw, maar niet het juiste loon per wever kan worden vastgesteld, waarom de commissie meent haar mandaat te moeten neerleggen". ') ') Omtrent de nauwkeurigheid en de juistheid der overgelegde boeken werd twijfel geopperd door de redactie van Ueclit door Zee, welke daarna, [la verschillende dagbladen vond men aan de mededeeling van dit rapport nog het volgende toegevoegd: .Hierbij dient te worden opgemerkt dat de commissie beslist homogeen is, zoodat het niet ten einde brengen van haar taak niet komt door oneenigheid in de commissie ot bezwaren, door een van beide partijen geopperd".J Valt dus uit officieele gegevens verder niets te putten over den arbeid dezer commissie en over de motiveering van haar negatieve slotsom, uit een geschiedkundig oogpunt is te dezer zake echter van belang een correspondentie uit Enschedé, voorkomende in lJe Nieuwe Courant van Zondag 2'-\ Februari 1902. Hier wordt liet volgende gezegd (en een tegenspraak daarvan is ons niet bekend): „Aan de com rissie zjjn voorgelegd de boeken van twee fabrieken: lo. aan de Kortesteeg; 2o. Krenierxinaten. Met de bepaling van het loon aan de eerste fabriek had de commissie geenerlei bezwaar; uit de opgaven in de boeken was spoedig te zien, hoeveel loon hier per getouw werd uitbetaald. In deze fabriek tocli worden slechts twee soorten dekens geweven; de zaak was dus niet ingewikkeld. En daalde wever betaald woidt naar gelang hij staat aan één getouw of aan twee (in dat geval met een hulp), moest de commissie hier al spoedig tot klaarheid komen over de vraag, hoe hoog hier liet loon was. De opgave daaromtrent mist men echter in haar schrijven aan den burgemeester. „In de fabriek Kremersinaten is iets eigenaardigs: de firma heeft hier 111 getouwen staan, waaraan dagelijks gearbeid wordt; maar bovendien staan er hier 5 mvrtr-getouwen, waarop alleen dan door een der wevers wordt gewerkt, wanneer het getouw, waaraan hij gewoonlijk werkt, onklaar wordt, defect raakt. „Wanneer men nu dit in het oog houdt, dan kan men tevens beseffen voor welke moeilijkheid de commissie stond en ook — hoe gering die moeilijkheid was. Nu is in alle weverijen de regel, dat het loon geboekt wordt over het getouw en niet ten name van den wever. Gelijk gezegd, is op zichzelf hierin geen bezwaar voor de herkenning van het loon gelegen, omdat de wever altijd staat aan hetzelfde getouw of aan dezelfde getouwen. Echter is het in het jaar 1901 natuurlijk eenige malen voorgekomen, dat een wever niet aan zijn gewone getouw stond, omdat dit defect was, doch aan liet reserve-getouw; later stond aan datzelfde reserve-getouw weer een andere wever, wiens gewone getouw reparatie vorderde. En dus heeft de commissie formeel gelijk, wanneer zij zegt. dat wel het loon per toen haar beschuldiging op de stelligste wijze weersproken werd door de deskundigen aan wie de boeken waren overgelegd, te harer verontschuldiging aanvoerde dat bedoelde twijfel hij haar gerezen was door de mededeelingen van een der drie arbeiders, die in de commissie tot het nazien der boeken zitting hadden. Dit overigens onbeteekeneiul incident moge doen zien hoe groote voorzichtigheid betracht moet worden ook ten aanzien van die berichten, welke van de leiders der staking uitgingen. getouw, maar niet het juiste loon per wever kan worden vastgesteld. „Doch ook niet meer dan fonnctl gelijk. De reparatie der getouwen, het gebruik maken der reserven, komt betrekkelijk zelden voor. In elk geval staat vast het aantal dekenwevers dat hier arbeidde; staat vast ook het loon, dat op 111 a 110 (zijnde 111 plus de 5 reserven) is uitbetaald en het gemiddelde was dus niet moeieljjk te vinden geweest. Het is vrij zeker, dat, wanneer de commissie dat gemiddelde had willen berekenen, het vertrouwen, waarmee de firma Van Heek liaar boeken ter publieke controle afstond, niet beschaamd zou zijn geworden".]) ') In l'iiiiiis (Miiart) werd (dus van de zijde der arbeiders) deze voorstelling als juist bevestigd; daar toch werd gezegd: „De boeken waren in de beste orde, doch daar de wevers, die defect aan de machines hadden of' door andere omstandigheden op hun eigen getouwen niet konden werken, gedurig op reserve-touwen weefden, kon men geen nauwkeurigen loonstaat opmaken". De betrekkelijke hoogte der loonen bij de firma. Gelijk boven gebleken is werd door de commissie uit «Ie dekenwevers voor den Verzoeningsraad verklaard dat de nieuwe loonregeling der firma gebaseerd was op de uitkomsten der 2ü voordeeligste weken, gedurende welke steeds volop grondstoffen voorradig zijn geweest. „ Xiet zelden echter gebeurt liet col je na hare med deeling (nl. die der commissie uit de dekenwevers) dat de werklieden een dag of een halven dag per week niet kunntn werken wegen x gebrek aan grond Moffen". Vooral daarom wilde de commissie de loonsverlaging voor niet meer dan uiterlijk de helft zien ingevoerd. — Tegenover deze bewering staat het navolgende: de Bemiddelingscommissie vroeg aan het Stakings-Commité (12de vraag, blz. 16 van het Rapport): „Betaalt uwe firma goede loonen, of zijn er fabrikanten, diehooger zijn met hun loonen?'' waarop door het Stakings-Comité werd geantwoord: „De firma zorgt altijd voor een goeden aanroer run grondstoffen, waardoor wij niet beboeren te wachten." ') Uit het bovenstaande schijnt dus te mogen worden afgeleid dat de vastgestelde loonen ook werkelijk verdiend konden worden, dat althans gebrek aan grondstoffen zulks niet belette. Een andere vraag is of de firma in tijden van malaise of wanneer niet dan met verlies kon worden verkocht, wellicht de loonen heeft verlaagd of korteren tijd heeft doen werken. Het antwoord op die vraag is te vinden in het reeds bovengenoemd „Beredeneerd Verslag" van de zitting der Internationale Commissie. In het relaas van het onderhoud, dat de firma met bedoelde Commissie gevoerd heeft (blz. 13 van het Beredeneerd Verslag) leest men: „Ook doet de firma uitkomen, dat zij in een tijd van malaise en bij zeer verliesleverende prijzen de loonen om deze reden nooit heeft verlaagd noch korteren tijd heeft gewerkt. Hare arbeiders hebben gedurende het veertigjarig bestaan der firma steeds geregeld werk en geregeld loon genoten". De juistheid dezer feitelijke incdedeelingen blijkt door de Internationale Commissie niet te zijn betwist. Dat de firma Van Heek en Co. hare loonen niet bij en wegens malaise verlaagde, werd bevestigd door het bestuur !) Pi'ocentsgewijze (aldus vervolgde het Stakings-Comité) zijn de loonen toch lager, niet wat het bedrag aangaat, maar omdat de firma „ongemerkt de stukken met 2 el verlengd" heeft. Doeh „dit slaat niet op de dekenwevers," maar op de cambrics en fijne weefgoederen en doet dus ter zake niets af. der Fabrikanten-Vereeniging, hetwelk in zijn bekend Manifest zeide dat, indien de firma den stelregel volgde liare loonen verband te doen houden met de winst, die op het product al of niet wordt behaald, zjj b.v. het loon der cambric- en drillwevers belangrijk verlaagd zou hebben, „daar deze artikelen thans met verlies van de hand worden gezet". Het bewijs voor dit laatste feit putte liet bestuur der Vereeniging voornoemd „uit de overweging der omstandigheid, dat een groote fabriek in de nabijheid van Enschedé, welke zich op de vervaardiging dezer artikelen toelegt, gedurende den geheelen winter den arbeidstijd aanmerkelijk heeft ingekrompen tengevolge van den verliesgevenden afzet dezer artikelen." Merkwaardig ook te dezen aanzien is wat de heer Yehveli», voorzitter van het Organisatie-Comité, in den aanhef van zijn artikel in het Januari-no van l nitax schreef: „l)e firma Van Heek en Co. staat bekend als de voornaamste van Enschedé, ook wat het verschaffen van werk aangaat en waarbij gepaard gaat het invoeren van de nieuwste machines, die veel produceeren, zoodat de arbeiders er altijd een goed loon verdienen, in vergelijking van andere patroons, niettegenstaande dat bij de invoering van nieuwe machines altijd per stuk werd afgetrokken." In het Zondagsblad van Jlet Volk (14 .Tuli) werd bjj een portret van den heer Ueidixk geschreven: .hij behoorde, als dekenwever, tot de beter gestelde arbeiders. Er was eenige welvaart in zijn woning. In de mooie kamer . . . blonken de meubelen aan allen kant." | Uit deze mededeeling schijnt wel te mogen worden opgemaakt dat het loon der dekenwevers niet zulk een „hongerloon" was als vaak beweerd werd. | In het bovenbedoelde onderhoud tusschen de Internationale Commissie en de firma toonde de laatste aan de eerste met loonstaten aan, dat ook haar andere wevers een flink loon verdienen. Het blijkt niet dat de Internationale Commissie dit feit heeft betwist. De firma verklaarde dat haar doel niet was de loonen op een laag peil te houden, doch voortdurend er naar te streven dat hare gemiddelde loonen tot de hoogste der textiel-industrio in dit district zullen behooren '). Ook wees de firma aan de Commissie op de loonlijsten loonen aan welke liet drievoud bedragen van die, welke een der firmanten in België o]i de loonlijsten had gezien. Eindelijk verklaarde de firma dat zij behalve dooi de concurrentie ook door haar beginsel tot de loonsverlaging gedrongen werd: De firma acht het haar plicht bij deloonsbepaiing zoodanig stelsel te volgen, waardoor haar industrie te Enschedé zou 'imnen blijven voortbestaan, ook als de tegenwoordige firmanten er niet meer zijn zouden, zulks in tegenstelling met verschillende Duitsche en Belgische fabrieken. Ten aanzien der Duitsche fabrieken (Zulks werd lievestigd door den heer 14. teh Kuilk Jzn. in zijn ingezonden stukken 111 de pers. werd door de Duitsehe commissie-leden verklaard dat de loonen in 1 hiitschland gemiddeld ook hooger zjjn dan in Holland; echter erkenden deze connnissie-leden als waar dat Duitsehe werkgevers niet altijd hun zedelijken pliclit tegenover de arbeiders nakomen: in meer dan één Duitsehe onderneming werden wel abnormale loonen gegeven, maar de onderneming ging alras te gronde, omdat zij den bestaansstrijd niet kon volhouden. !) Het Belgisch lid der Internationale Commissie bracht in het midden, dat Belgische patroons, als door de firma bedoeld, toch niet als voorbeelden van goede werkgevers konden worden aangehaald. Doch met dit laatste hebben wij reeds het gebied der feiten en feitelijke mededeelingen verlaten voor het onafzienbaar veld der beschouwingen en bespi< •gelingen. Wij haasten ons «lus terug te keeren tot de feitelijke geschilpunten. ') Ter bevestiging van het bovenstaande tliene het volgende: na afloop van het onderhoud stekle de Internationale Commissie een en ander vast (Beredeneerd verslag blz. 15 en 10). Het eerste der vastgestelde punten luidt als volgt: „In het buitenland is over het algemeen de toestand der textiel industrie treurig. Zoowel in Duitschland als in België is de arbeidsduur tengevolge van dien toestand in den laat sten tjjd zeer beperkt geworden, terwijl in eerstgenoemd land loonaftrekken van 10 tot 20 pCt. en meer op 10- en 20-tallen plaatsen voorkomen. Daarom wordt door de resp. besturen in het buitenland er krachtig op aangedrongen, tengevolge van de malaise (slapte) in de texielindustrie niet in staking te gaan. maar zich liever veel laten welgevallen dan uitgesloten te worden." Is het dekenweven zwaarder en ongezonder werk dan het weven op de andere getouwen? Men herinnert zich dat volgens het verslag van den Verzoeningsraad ile firmant .1. B. v. Heek zou gezegd hebben: „al is het dekenweven zwaarder en ongezonder dan het cambrics- en drillweven, daarvoor ontvangen de arbeiders, ook na den loonaftrek een hooger loon". De vraag of inderdaad het weven van dekens zwaarder en ongezonder werk is dan het weven van ander goed is aanvankelijk van de zijde der stakers met groote stelligheid bevestigend beantwoord ; later is door de arbeiders dit punt niet meer gereleveerd. In het verslag van het onderhoud tusschen de Bemiddelings-Commissie en het Stakings-Comité (bladz. 16 van het Rapport) leest men: „als een bewijs dat het weven van de dekens een ongezond werk is, kan het volgende voorval gelden. Staande de vergadering toonde ons een der stakers zijn boezeroen, die hij aan had, welke, oorspronkelijk van Friesch-roode kleur, nadat hij in negen weken niet gewerkt had en het goed toch geregeld was gewasschen, nog een bloedroode kleur vertoonde. Men verzekerde ons dat hun vrouwen de goederen, door hen gedragen, afzonderlijk moeten wasschen. In de fabriek werd een groot gedeelte van de verfstoffen ingeademd." De firma daarentegen ontkende later dat het dekenweven zwaarder en ongezonder werk is dan het weven op de andere getouwen, verklaarde zelfs het tegendeel te durven beweren „aangezien het dikwijls is voorgekomen dat arbeiders, die te zwak of te oud waren om het weven tusschen de 17(10 touwen vol te houden, ons wegens den lichteren arbeid om overplaatsing naar de dekenweverij verzochten, waaraan wij steeds zooveel mogelijk hebben voldaan. Dezen kunnen daar het weven verder voortzetten, waar zij het tusschen de 1700 getouwen hadden moeten opgeven." Reeds wegens deze stellige verklaring schijnt het op zijn minst genomen twijfelachtig dat een der firmanten voor den Verzoeningsraad de mogelijkheid zou hebben erkend dat het dekenweven zwaarder en ongezonder was dan ander werk. Volgens den correspondent der Xirmre Courant van 3 Februari 1902 zjjn door bedoelden firmant deze woorden dan ook niet gesproken. Bovengenoemde correspondent toch schrijft: „Bij navraag bleek mij, zooals ik wel verwachtte, dat hier een misverstand in het spel is, daar de firma deze verklaring niet heelt afgelegd. Het dekenweven is dan ook in liet geheel niet ongezonder ot zwaarder dan het weven van andere artikelen. Wel beziet men voor de dekens grovere garens, waardoor de spoel vaker moet worden verwisseld, maar daartegenover staat, dat wegens het zwaardere doek de kettingdraden veel minder breken, waarvan het herstellen een werkzaamheid in gebogen houding vordert en op den duur nogal vermoeiend is. Het eerste wordt ruimschoots door het laatste gecompenseerd Ware bedoeld rapport van den ver- zoeningsraad vóór de publicatie aan de firma ter inzage gezonden, dan zoude deze onjuistheid niet de wereld zjjn ingegaan." En in zijn reeds bovengenoemd manifest zeide het bestuur der Fabrikanten-Vereeniging te dezer zake het volgende: „Ten aanzien der vraa« of het dekenweven geacht moet worden zwaarder en ongezonder te zijn dan het canibric- en drill-weven, is het bestuur van oordeel dat deze vraag beslist ontkennend moet worden beantwoord. Eerder is het tegendeel aannemeljjk. Immers is aan het bestuur bekend, dat de arbeiders der firma van Heek & Co. 0111 gezondheidsredenen en wegens hoogen leeftijd uit andere af'deelingen overgeplaatst zijn in de dekenweverij! „lit de aanwezigheid der hulpen in de dekenweverjj blijkt trouwens op zichzelf al, dat de arbeid daar niet zwaar kan zjjn, «laar als hulp gebruikt worden jongens beneden de 18 jaar, die geheel hetzelfde en geheel gelijksoortig werk verrichten als de volwassenen, voor welke laatsten deze arbeid dus zeker niet bijzonder inspannend kan zijn. Bovendien is aan het bestuur bekend, dat voor het dekenweven minder bekwaamheid vereischt wcrdt dan voor het weven van andere soorten goed." Nog moet ten aanzien van het punt in quaestie worden gememoreerd dat in de voorlaatste week van Januari door den inspectuer van het geneeskundig staatstoezicht in Overijssel een bezoek gebracht werd aan de fabriek Lombok, zulks .,0111 in verband met het gerezen geschil eenig onderzoek in te stellen" (geljjk in de pers gezegd werd.) Mede is bekend dat deze inspecteur daarbij eenige dekenwevers gehoord heeft. Uit Enschedé werd later aan de pers bericht dat van den geneeskundigen inspecteur een voor de arbeiders niet gunstig luidend rapport verwacht werd. ') Het rapport van dezen ') Omtrent het bezoek van bedoelden inspecteur deelde de 1'ror. Or. i'ii jfwolsehe l'rl. dit mee: „De fabrikanten stonden hem toe. vergezeld van drie stukende arbeiders, de fabrieken binnen te gaan om den toestand daar op te nemen. De inspecteur gaf hun van half. drie tot vijf uur gelegenheid hun klachten toe te lichten, maar de uitlatingen tegenover de arbeiders deden van grooten twijfel blijken aangaande het zware en ongezonde van dit werk en den voor de gezondheid uadeeligen toestand in de betrokken dekenweverjjen. De inspecteur moet op grond der klachten onder meer in de meening zijn gebracht, dat allerlei lompen en afval tot dekens werden verweven, hetgeen is gebleken niet het geval te zijn." Toch ging o. a. de heer H. Veuvkld inspecteur is echter nimmer gepubliceerd. ') Terzelfdertijd is ook de arbeidsinspecteur de heer van Thienen in Enschedé geweest; deze ambtenaar Jiet zich echter niet uit over liet door hem ingesteld onderzoek, daar de hem verstrekte opdracht een kabinets-opdracht was. Ook van zijne bevindingen heeft het publiek nooit iets vernomen. A\ el is ter kennisse van het publiek gebracht het resultaat van een onderzoek naar de onderwerpelijke vraag, door den heer A. A. Smits, arts te Enschedé ingesteld op verzoek van den heer H. ter Kutle Jzx. en door deze in de pers gepubliceerd (ongev. half Juni). De aanhef van dit schrijven luidt: „Als antwoord op uwe vraag of het dekenweven zooals beweerd wordt ongezonder is dan witweven, kan ik u het volgende niedeeeelen: 1". is geen der doctoren, die aan 't ziekenfonds voor Enschedé verbonden zijn of verbonden geweest zijn ooit opgevallen, dat juist onder de dekenwevers meerdere zieken of een bijzonder veelvuldig voorkomende ziekte bestonden; 2°. wordt door mij en eenige doctoren, die ik daarnaar vroeg, zelfs het witweven aangezien als een van de gezamenlijke zintuigen van den wever meer vorderenden arbeid, ergo als zwaarder arbeid dan het dekenweven; het onderzoek naar 't aantal zieken, 't aantal ziektedagen en de doorgemaakte ziekten bij het dekenweven, vergeleken bij dezelfde cijfers voor witwevers, geven een resultaat wat beslist in 't voordeel is van het dekenweven.' Ter staving daarvan geeft de heer Smits daarna een statistiek der zieken en ziektedagen onderscheidenlijk der dekenwevers en overige arbeiders aan de fabrieken Kremersmaten, voort met in publieke vergaderingen (zooals te Zwolle op '28 Februari 1902. zie 1'ror. r. en Xiculuche Ct. van 1 Maart) te zeggen dat de dekenwevers te werken hebben met katoenafval „die vroeger naar de mestvaalt werd gebracht. In dien afval zitten verschillende verontreinigingen, die voor de arbeiders zeer ongezond zjjn. Hier komt nog bij dat deze reeds ongezonde grondstoffen met slechte verfstoffen worden gekleurd, die ook al niet gezond zjjn enz." Daarentegen bevatte liet Volk (29 Januari) het navolgend bericht: „Men seint uit Enschedé aan verschillende bladen: van den geneeskundigen inspecteur wordt een voor de arbeiders van de firma vak Hkkk niet gunstig rapport verwacht." Inderdaad werd dit ook o. a. de N. ltott. Crt. (28 Januari) uit Enschedé getelegrafeerd. ') Iemand uit Twente schreef in het Tijdschrift nwr Sijrerheid: „Wij hebben het dekenweven hier en in Engeland eenige malen gezien, doch hebben van extra-inspanning en afmattende», ongezonden arbeid niet veel kunnen waarnemen. Vergissen wij ons niet, dan is dit ook de meening van den inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht, die onlangs de fabriek van de Heeren van Heek en Co. bezocht. Op de vraag hieromtrent van de arbeiders, heeft dr. Pijnappel wel niet officieel willen antwoorden, doch er is genoeg bekend van den indruk, dien dit soort van arbeid op hem gemaakt heeft." — En in zijn ingezonden stuk in De Nientre Courant (Vrijdag G Juni 1902. Ochtendblad) schreef de heer II. ter Kuile Jzn. . . . „moest elk onbevooroordeelde later de overtuiging krijgen, dat al het slechte, wat over het dekenweven rondgebazuind was, leugen was, en werd bekend, dat de geneeskundige inspecteur, dien de regeering afzond om ter plaatse een onderzoek in te stellen, ongunstig had geoordeeld over die beweringen Kortesteeg en Nïeuw-Engeland De sclir. concludeert .dat het dekenweven beslist niet ongezonder is dan liet witweven."' ') Na ileze bespreking van eenige feitelijke (juaesties, die partijen verdeeld hielden, vatten wij de geschiedenis weder op. ') In de Enschede'sche Crt. heeft ) o. a. mede dat de hulp was ingeroepen van den commissaris der Koningin in Overijsel en van den burgemeester van Enschedé; gezegd werd voorts dat de nog werkende arbeiders te beslissen hadden over liet al of niet voortduren der staking. Nog werd te dezer vergadering meegedeeld dat het comité uit de stakers door den burgemeester namens den Minister van Binnenlandsche Zaken was uitgenoodigd 2 of 3 comité-leden voor een onderhoud op Zaterdag 25 Januari met den Minister af te vaardigen. (Ook aan een comité uit de georganiseerde arbeiders was zoodanige uitnoodiging n o o n o J) Later — eind Februari — werden de uitkeeringen aldus vastgesteld: per week voor een gehuwd man ƒ4 50 -f- f 0 50 voor elk kind. f 3.50 voor een ongehuwden man. f 2.25 voor een ongehuwde vrouw en die hulpen, die hoogstens tweemaal per week naar de fabiieksschool gaan en f 1.50 voorde overige hulpen. Vooi de 1'aaschweek (einde Maart) werden de uitkeeringen verhoogd niet f 1.— voor de gehuwden, f 0.50 voor de ongehuwden en f 0.25 voor de hulpen. gedaan). Een voorstel van een der aanwezigen om door afvaardiging van enkelen der oudste nog werkende arbeiders niet liet comité een laatste poging tot vreedzame oplossing van het geschil bij de tinna te beproeven, werd met bjjna algemeene stemmen verworpen nadat een ander spreker verklaard had dat alle arbeiders der firma het recht der staking reeds hebben erkend en dat allen aan de stakers hun moreelen en financieelen steun hebben toegezegd. Eindelijk sprak de vergadering in een motie „haar diepe verontwaardiging" uit over de firma wegens de door haar aangekondigde uitsluiting en besloot in geen geval pressie op de stakers uit te oefenen; de steun der „weldenkende arbeiders en goedgezinde burgers" werd ingeroepen. ') J) In de laatste dagen van Januari 02 nam het Restuur van den Rond van R.-K. werkliedenvereenigingen in het Aartsbisdom Utrecht een motie aan, waarin het verklaarde van oordeel te zijn: ,1". dat de opgelegde loonsvermindering niet billijk mag worden genoemd; ,2°. dat een goed beleid van de zijde der firma een bespreking met hare arbeiders over den voorgenomen maatregel wenscheljjk had moeten doen achten: dat de redenen voor deze loonsverlaging aangevoerd niet als ter zake dienende of' afdoende kunnen worden beschouwd: ,4°. dat met name: ii. „verbetering der machinerie" geen reden tot loonsverlaging kan heeten, daar de kosten dezer verbetering door sneller en meerdere productie worden goed gemaakt en de productie ten bate komt der firma: b. ,meerdere bekwaamheid der arbeiders" al even weinig tot loonsverlaging mag leiden, daar deze meerdere bekwaamheid de persoonlijke eigendom is van den arbeider en deze op de vruchten daarvan zijn recht kan en mag doen gelden: c. op deze wijze de ijzeren wet van vraag en aanbod tot een rechtvaardig en onaantastbaar beginsel zou worden verheven; „5". dat het woord „wangedrag" voor het gedrag der fabrieksarbeiders zeer gestreng gekozen schijnt, al moet hun onbehoorlijk optreden ook worden betreurd: „6". dat het twijfelachtig is of het fabrieksreglement onder de veranderde omstandigheden — de door de tinna eigenmachtig opgelegde loonsverlaging — nog als geldig moet worden beschouwd. .Het Dagelijksch Bestuur blijft het betreuren dat het tot werkstaking is gekomen. Maar in overeenstemming met zijn boven uitgesproken en met beweegredenen omkleed oordeel, moet het besluiten met de verklaring: „dat de werkstakenden te Enschedé door de aangesloten vereenigingen moreel en financieel moet worden gesteund.'' Het was, volgens den heer Tyhok (in zijn „Kort Overzicht") vooral na de publicatie dezer door dr. H. .1 Schaepman als bondsadviseur mede-onderteekende motie in liet Centrum, dat het geld ruimschoots naar Enschedé vloeide Het arbitrage-aanbod van Minister Kuyper. De geschiedenis van wat verder gebeurd is, moet voor een oogenblik worden onderbroken ter beschrijving van de poging tot arbitrage, door den Minister van Binnenlandsche Zaken in het werk gesteld.' Iteeds werd hierboven meegedeeld dat door Z.Exc. de stakers uitgenoodigd werden eenigen hunner tot een onderhoud met hem af te vaardigen. _Een dergeljjk verzoek bereikte ook de firma; twee harer leden zijn daartoe op Vrijdag 24 Januari bij den Minister geweest en hebben hem naar zjj mededeelden — „zonder eenige reserve van alle bijzonderheden de aanhangige quaestie betreffende"op de hoogte gesteld.' Volgens deze beide firmanten liet de Minister het voorkomen, alsof enkel belangstelling hem tot deze bespreking leidde; in het tjeheele onderhoud werd van arbitrage zijnerzijds niet f/eapralrn.') Later verklaarde de firma, dat — wanneer Z. Exc. toen zjjne bemiddeling had aangeboden — deze reeds dadelijk door de firma zou zjjn afgeslagen, daar toch de firma vooreerst Z. Exc. als niet onpartijdig beschouwde, aangezien hij steeds in nauwe verbinding beeft gestaan met de Werklieden-vereeniging „Patrimonium" en ten tweede de firma geen inmenging van derden wilde toestaan in de bepaling van het stukloon, zulks, wjjl deze bepaling zoo nauw met de levensvatbaarheid eener onderneming in verband staat, dat slechts het hoofd daarvan, geheel van alle bijzonderheden op de hoogte, er de noodige gegevens voor bezit; ook was de firma van oordeel] dat de minister haar niet fair behandeld had -). — Doch, gelijk gezegd i) Een der firmanten, later door een redacteur van het Alg. llandrUhhid geïnterviewd, deelde mede dat de Minister, terwijl hij het oudste lid der nrnia kort daarna nog in de Eerste Kamer sprak, ook toen niets van het arbitrage-plan heeft gerept. "2) Deze verklaringen kwamen voor in de „geheime" doch niet geheim gebleven brochure «Ier firma. De Standaard (Ifi Juni) «ehreef omtrent- «1#» hpdenkin" dat dr. Kuvpkr in nauwe relatie stond tot Patrimonium: „Er zal wel nimmer een munster van Binnenlandsche Zaken denkbaar zijn. die niet hetzij voor het Nederlandsch Werkliedenverbond, voor den Roomsch-Katholieken Volksbond of voor Patrimonium meerdere of mindere sympathie gevoelt, of anderzijds niet 111 zekere relatie staat tot deze of gene vereeniging of bond van de zijde van de patroons. Moest op dien grond een aanbod van arbitrage worden verdacht gemaakt, dan zou ieder aanbod van dien aard zijn uitgesloten". Ons 3 werd, de vraag of de firma tot arbitrage geneigd zou zijn, is haar tijdens het onderhoud door den Minister niet gedaan. Den dag daarna (25 Januari) ontving Z. Exc. de drie afgevaardigden der stakers. Volgens het verslag van hun onderhoud, dat dezen aan de pers hebben gegeven, was een der vragen van den Minister, tot hen gericht, of de <1 eken wevers arbitrage zijnerzijds zouden aanvaarden. Volgens hetzelfde verslag luidde het antwoord dat de afgevaardigden in dezen geen mandaat hadden, doch dat zjj, voor zoover zij het konden beoordeelen, aanneming van dit aanbod zoo goed als zeker achtten. ]) Drie dagen later (28 Januari) bad de firma het voorstel des Ministers tot arbitrage ontvangen; het werd door de firma reeds den volgenden dag beleefdelijk afgeslagen. Zij schreef: „dat wij Z.Exc. beleefd dank zeggen voor het aanbod tot arbitrage in zake de in onze fabriek plaats hebbende werkstaking; dat wij evenwel dit aanbod tot ons leedwezen niet kunnen aanvaarden, aangezien het punt in kwestie eene loonswijziging betreft, welke in nauw verband staat met eene goede regeling in onze fabrieken en daarom een verandering van standpunt onzerzijds niet mogelijk is." De arbeiders bespraken het aanbod in een vergadering op Donderdag 30 Januari: het voorstel werd daar met bijna algemeene stemmen verworpen of althans (want de berichten daaromtrent loopen uiteen) het zou verworpen zijn, wanneer het tot een stemming ge- dunkt. terwijl er hier geen sprake was van verdachtmaking, doch van disqualificatie, Je opmerking bewijst niet dat het bezwaar der firma ongegrond was; stond toch werkelijk elk minister van li. Z. tot een der partijen of' een deel daarvan in relatie, dan moest dat ook voor dien minister een reden zijn zich niet als arbiter op te werpen. Voorts schreef De Standaard ten aanzien der niet behoorlijke bejegening dat de minister, gelijk de firma zeer wel wist. èi, haar èn het Stakingseoniité had uitgenoodigd hem omtrent de staking te willen inlichten. „De bejegening was dus op voet van volkomen gelijkheid''. Hier wordt, meenen wij, vergeten dat aan die gelijkheid juist iets zeer belangrijks ontbrak: aan de firma werd niet. aan de arbeiders (gelijk blijken zal) irel vooraf gevraagd hoe men over arbitrage zou denken. Een der drie afgevaardigden n.1. stelde de redactie van Tubantia in staat mede te deelen wat tusschen den Minister en hen verhandeld was. Aan dit relaas is het volgende ontleend: „Voorts vroeg Z. Exc. wat de commissie dacht, hoe de meening der arbeiders was, omtrent een commissie van arbitrage, waarop het antwoord volgde dat, ofschoon de afgevaardigden der arbeiders daar geen beslist antwoord op konden geven, de arbeiders zelf, daar misschien wel niets op tegen zouden hebben, overtuigd als dezen waren van hun goed recht in die zaak." Ook in Tde Katholieke H'evkinan'1 va.n 81 Januari werd meegedeeld: [de minister] „vroeg de arbeiders naar hun oordeel, om het geschil door een scheidsgerecht uit te maken." En aan de Prov. Oe. en Xuolsehe Courant werd d.d. 27 Januari uit Enschedé medegedeeld dat een der afgevaardigden op een vraag van Z. Exc. geantwoord had dat wanneer van regeeringswege bemiddeling werd aangeboden, als zij geschiedde door tusschenkomst van betrouwbare personen, zij ongetwijfeld door de arbeiders goed ontvangen zou worden. Hetzelfde bericht werd later in verschillende couranten opgenomen. komen was. Dienzelfden avond 29 Jannari, werd uit Enschedé aan verschillende bladen geschreven, dat de stakers dien avond een vergadering over het arbitrage-aanbod hadden gehouden, dat bjj de behandeling der 2de voorwaarde door den minister gesteld (zie onder) luide teekenen van verontwaardiging gehoord waren en dat den vertegenwoordigers der pers verzocht was heen te gaan; hun werd na afloop meegedeeld, dat de beslissing des Vrijdags middags zou worden genomen. En van particuliere zijde werd later (in de tweede helft van Februari) aan liet Handelsblad uit Enschedé geschreven: .het wordt langzamerhand van meer bekendheid, dat de arbeiders aanvankelijk even weinig met de tusschenkomst van den Minister waren ingenomen en zich niet geneigd betoonden, 0111 zich aan de dooiden minister gestelde voorwaarden te onderwerpen. Het protest was zelfs zóó lievig, dat in de eerste vergadering niet tot stemming werd overgegaan en ten slotte de pers werd buitengesloten. Eerst nadat bekend was, dat van de zijde der firma arbitrage beslist geweigerd was, had in een volgende vergadering stemming plaats In De Nieuwe Courant werd kort daarna de juistheid van deze voorstelling bevestigd: „I)e arbitrage werd dan ook door de arbeiders aangenomen, nadat [of omdat ?] ze door de firma was geweigerd." Hiermede stemt overeen wat later door de firma zelve omtrent dit punt werd medegedeeld. Na de vermelding van het slecht onthaal dat het aanbod des ministers in de eerste vergadering der arbeiders ten deel viel, heet het: „Een der leden van de werklieden-organisatie, een Patrimonium-man, heeft evenwel niet gerust voordat li ij de stakers opnieuw bjj elkaar heeft gebracht en is het hem enkel gelukt het voorstel aangenomen te krijgen door de mededeeling, dat het reeds door onze firma geweigerd was en de aanneming ervan voor de arbeiders van geen gevolg kon zijn en hen tegenover het publiek slechts in een beter daglicht kon stellen." Omtrent de stemming op de eerste vergadering en het motief tot aannemen op de tweede, blijkt echter niet uit de berichten in de organen, welke onder den invloed der stakers stonden. Zoo wordt in Unitas (Februari) alleen gezegd dat de stakers den Vrijdaysochtends (31 Januari) vergaderden en de (straks te noemen) motie aannamen. Ook in „ I)r Katholieke Werkman" (7 Februari) wordt alleen van de vergadering op Vrijdagmorgen gesproken en gezegd dat de arbeiders „ofschoon enkele stemmen opgingen tegen de naar hunne meening te zware voorwaarden, die den arbeiders werden opgelegd," toch „het rechtvaardige van hunne zaak nagaande," tot aanneming van het arbitrage-aanbod besloten. Deze door den Minister gestelde voorwaarden waren: lo. dat beide partijen hem schriftelijk verklaren dat zjj in zijn scheidsrechterlijke uitspraak zullen berusten; 2o. dat partjjen zich verbinden 0111 hangende die uitspraak den arbeid te doen hervatten en te hervatten te«'en het loon, geljjk dit door de firma laatstelijk bepaald is. — Ongetwijfeld zijn tegen die tweede voorwaarde stemmen van arbeiders opgegaan; ook laat zich denken, dat de tweede, door den minister gestelde voorwaarde, de arbeiders deed duchten dat de uitspraak van een scheidsrechter, die eischte dat zij zouden beginnen met te werken tegen liet door hen bestreden tarief, niet in hun voordeel zou uitvallen. In de motie, welke de stakende dekenwervers des Vrijdagsmorgens aannamen, werd echter tegen die voorwaarden geen bezwaar gemaakt en werd als vaststaand aangenomen dat de firma de arbitrage reeds had afgewezen. Die motie toch luidde: „De vergadering . . . enz., aanvaardt het scheidsgerecht, door den minister-president voorgesteld en spreekt er hun leedwezen over uit, dat de kwestie op die manier niet kan worden opgelost, wijl, naar met zekerheid bekend is, de firma Van Heek en Co. geweigerd heeft de bemiddeling te aanvaarden." De stakers verklaarden dus het aanbod aan te nemen, terwijl zjj wisten dat die aanneming geenerlei practische beteekenis zou hebben. De veronderstelling ligt voor de hand dat door die aanneming beoogd werd de sympathie van het publiek te winnen: anders toch had men, wetende dat de firma reeds de tusschenkomst had afgewezen, den minister kunnen antwoorden dat een uitspraak van de stakers daardoor volkomen doelloos was geworden. Wanneer men dit alles nagaat, zal men allicht meenen dat het Organisatie-Comité niet de geheele waarheid schreef, toen het in een manifest over de uitsluiting, ter staving van de onverzettelijkheid der firma en van de vredelievendheid der werklieden, niet anders omtrent de arbitrage-quaestie mededeelde dan dit: „Waren de arbeiders wel genegen zich aan een scheidsrechterlijke uitspraak van onzen minister van Binnenlandsche Zaken te onderwerpen, de firma van Heek wilde dit niet." Evenzeer was o. i. de heer Tijhof in zijn meer genoemd „Kort Overzicht" wat al te beknopt, toen hij over dit punt schreef: „ De firma van Heek weigerde beslist deze bemiddeling, terwijl de arbeiders, ofschoon ze wel bezwaar hadden tegen eenige voorwaarden van den M. v. B. Z. besloten haar te aanvaarden." Dat echter de overweging, dat door aanneming van het aanbod sympathie voor de stakers te winnen en antipathie tegen de firma aan te kweeken viel, inderdaad recht van bestaan had, staat vast. Door velen in den lande is aanstonds de weigering der arbitrage door de firma uitgelegd als een stilzwijgende erkenning van haar ongelijk. ') Zoo schreef b.v. Het Vaderland (1 Febr.): „Indien zij [de firma] tegen dr, Kuyper geen wantrouwen koesterde en toch van hem als arbiter niet wilde weten, dan moet zij haar eigen goed recht hebben gewantrouwd." Zoo schreef liet Centrum (13 Febr.): „indien de firma van Heek haar eigen zaak zoo onbetwistbaar rechtvaardig achtte, waarom nam zjj dan geen bemiddeling aan ?" En zoo nam ook het hoofdbestuur van den Christelijk-Nationalen Werkmansbond een motie aan, waarin ) [)i' lieer Tijhof (in zijn kort Overzicht) constateerde dat na.de weigering der arbitrage door de firma ruimer steun uit den lande naar Knscliedé vloeide. vooropgesteld werd dat het hoofdbestuur niet voldoende was ingelicht om een oordeel te vellen over het al dan niet rechtvaardige der werkstaking, doch tevens verklaard werd dat men aan de uftcijzimj door de firma van de aangeboden arbitrage de vrijmoedigheid ontleende de arbeiders te steunen ! In dienzelfden geest eindelijk schreef De Standaard (5 Febr.): „Wie moreel zwak staat, wenscht zich liefst van elke tusschenkomst verre te houden. Dat is duidelijk'"! Zoo scheen dan De Nieuwe Courant geen overbodig werk te doen door in het licht te stellen dat wie tusschenkomst van een derde afwijst, niet deswege geacht mag worden ongelijk te hebben, veelmin te erkennen. De geschiedenis dezer episode zou niet volledig zijn, wanneer hier niet nog werd gemeld dat de Fabrikanten-Vereeniging op 30 Januari met algemeene stemmen de volgende motie aannam: „De Fabrikantenvereeniging te Enschede, heden alhier vergaderd, gezien de beschikking van ZExc. den minister van binnenlandsche zaken, d.d. 28 dezer, waarbij ZExc. zich als scheidsrechter aanbiedt in zake de loonquaestie tusschen de firma van Heek & Co. en hare dekenwevers, zonder daartoe door beide partijen te zijn uitgenoodigd of beiden daarover te hebben geraadpleegd, „van oordeel, dat eene ongevraagde tusschenkomst in arbeidsgeschillen meer kwaad dan goed doet; „betreurt de ontijdige inmenging in deze zaak door ZExc. den minister." Verder beloop der werkstaking. — De uitsluiting. De Fabrikantenvereeniging bovengenoemd nam in dezelfde vergadering van .!() Januari nog een tweede motie aan waarin zij besloot de tinna „krachtdadig te steunen'"; tevens werd besloten, dat de leden der \ ereeniging tijdens den duur der werkstaking geen arbeiders, die bij de firma in dienst geweest waren, in het werk zouden nemen. De firma antwoordde aan liet bestuur der Yereeniging dat zij, dankbaar voor den aangeboden steun, voorloopig daarvan geen gebruik zou maken. I'at op Zaterdag 1 februari alle fabrieken der firma zouden worden gesloten, was — gelijk men zich herinnert — door haar reeds 18 Januari aangekondigd, zulks in verband met den reglementairen termijn van 14 dagen voor de opzegging der arbeidsovereenkomst. In de aankondiging dier sluiting was — gelijk mede leeds boven werd medegedeeld — ook een motief daarvoor aangevoerd. de firma was niet geneigd haar bedrijf gedeeltelijk voort te zetten; ten deele kon zjj ook niet doorwerken, daar wegens de staking in de fabricage van dekens verschillende direct daarmede in verband staande aldeelingen (ruwerij, zoomerij en pakkerij en \ooi een deel: ververij, spoelerij en sterkerij) gebrek aan materiaal hadden. ') Daar kwam I>jj, dat ook de arbeid der Aéken-spitinerijeii niet kon worden voortgezet, wanneer haar product — het weefgaren voor de dekens — niet door de dekenwevers gebruikt werd. 2) ; Van ile zijde der stakers werd de juistheid dezer bewering erkend: in I)e Küth.Werkman van 7 Februari leest men: „Het comité uitde Organisatie heelt voor de staking reeds nagegaan hoeveel personen, die aan de dekenweverij annex waren, werkeloos zouden worden en kwam tot ongeveer 6 a 700 personen. — Men herinnert zich dat wij reeds vroeger aan het artikel van e en heer Ii.ihok (kort Overzicht) o. a. deze woorden ontleenden: „Wij wisten, dat, wanneer de dekenwevers staakten, daardoor direct een 400tal arbeiders (sters), wier arbeid met de deken-industrie in verband stond, zouden worden op straat geworpen " .. , lid der redactie van het Ahj. 1 I vent ach e Courant herinnerde — daarin grootendeels arbeiders zitting hadden, die niet bij de firma in dienst waren. Verder beloop van de werkstaking — De Bemiddelings- cornmissie. Nadat dus ook Je Commissie uit de Burgerij niet geslaagd was in haar pogen, werd nog door sommigen beproefd het geschil tot een einde te brengen. Zoo kwam kort na het boven beschrevene eene groep arbeiders in het Roomsch-Katholiek Arbeidersgebouw bijeen om bemiddelingsvoorstellen te formuleeien '); weldra echter bleek ook dit tot niets te leiden. Inmiddels was — gelijk men zich herinnert — de vergadering der Fabrikanten-Yereeniging op verzoek van de Commissie uit de Burgerij verdaagd : toen nu de arbeid dezer Commissie vruchteloos bleek, was te voorzien dat de Vereeniging haar plan zou volvoeren. In haar vergadering van 10 Maart verklaarde de Yereeniging zich dan ook bereid — wanneer de firma van Heek & Co. zulks zou verzoeken — over te gaan tot het stop zetten van de fabrieken deileden van de week beginnende 27 April af, voorloopig des Vrjjdags en Zaterdags. Door de tivma werd op de mededeeling van dit besluit geantwoord dat zij op dit voorstel niet kon ingaan „en wel in de eerste plaats om den vorm, waarin het is ingekleed en in de tweede plaats, omdat ons uit den datum, waarop uw besluit in werking zal treden, blijkt, dat uwe hulp ons slechts noode wordt verleend." Terwijl dus vaststond dat de overige fabrieken in Enschedé (althans voorloopig) niet zouden worden stopgezet, verzocht liet Organisatiecomité om een onderhoud met het bestuur der Fabrikanten-Vereeniging ten einde te trachten middelen te beramen om tot een oplossing in zake het arbeidsgeschil te komen (14 Maart). Het Organisatiecomité hoopte zoodoende (volgens De Katholieke Werkman van 21 Maart) „een voorstel te verkrijgen, dat het Organisatie-Comité met goed gevolg den dekenwevers kon voorleggen, en verdedigen, terwijl de fabrikanten hunnerzijds hetzelfde bij de firma van Heek konden beproeven." Het bestuur antwoordde echter „dat na het onderhoud, hetwelk wij Vrijdag j.1. met u hebben gehad, wij overtuigd zijn, dat eene conferentie op dit oogenblik geheel doelloos zou 1) Het komt ons aannemelijk voor te jjelooven dat «leze poging in verband moot worden gebracht worden met den lmven door den heer Ti.iiiof besproken aandrang van katholieke zijde tot het fbrmnleeren van een toenaderingsvoorstel. zijn " Nudat dit antwoord ontvangen was, vergaderden des Woensavonds (1!) Maart) de gecombineerde besturen; uit de vergadering kwam een voorstel om te trachten het geschil door een scheidsgerecht te doen uitmaken. Dit scheidsgerecht zou dan moeten bestaan uit de vertegenwoordigers der firma en der arbeiders, die gezamenlijk een onpartijdigen voorzitter zouden benoemen. Het voorstel werd wegens liet late uur dien avond niet afgehandeld: des Vrijdags (21 Maart) zou nader daarover beraadslaagd worden. Op dien Vrijdag deelde echter de voorzitter aan de gecombineerde besturen mede dat er bij het Organisatie-Comité een schrijven was ingekomen van het Christelijk Arbeids-Secretariaat, hetwelk mededeelde dat het een bemiddelingscomité wilde samenroepen, bestaande uit de voorzitters der verschillende Arbeiders- en Valf-organisaties. Het Organisatiecomité antwoordde dat de arbeiders daar niet tegen zouden zijn. Het voorstel tot instelling van een scheidsgerecht werd door den voorsteller voorloopig ingetrokken. Op 27 Maart kwamen te Utrecht voorzitters van verschillende arbeiders- en vakorganisaties bijeen, die na een onderlinge bespreking besloten naar Enschedé te gaan. Aldaar werd eerst vergaderd met het Organisatie-Comité, aan hetwelk verschillende vragen werden gesteld (de belangrijkste dier vragen gaven wij boven reeds weer, blz. 20); vervolgens werd vergaderd met het Stakers-Comité, aan hetwelk ook verschillende vragen gedaan werden (ook van deze deelden wij reeds eenige mede, blz. 20). Daarna had de Commissie een onderhoud met de firma. Wat het verslag betreft van dit onderhoud, gelijk het in het rapport der Bemiddelings-Commissie is weergegeven, kan volstaan worden met de vermelding dat de firma weigerde een eventueel bemiddelingsvoorstel van deze Commissie in overweging te nemen, daar zij deze commissie niet onpartijdig achtteJ). De l) Het verslag van dit onderhoud mist o. i. de noodige objectiviteit. De rapporteur redeneert en concludeert, toont „het benepen verouderd Manchester standpunt" der firma aan en wekt door subjectieve beschouwingen als deze bij den lezer twijfel aan de onbevangenheid in het weergeven van het verhandelde. 1 lie twijfel wordt versterkt door het slot van het verslag. Daar wordt medegedeeld ilat de heer Van Heek Sit. zijn leedwezen uitsprak over het door het slijk sleuren van zijn naam, door de leiders der staking op vergaderingen enz. Nadat het Comité-lid Engki.s gemeend had hiertegen in verzet te moeten komen, als zijnde geheel op de hoogte der openbare en huishoudelijke vergaderingen, zou de heer Van Hkkk zijn beschuldiging terstond ingetrokken hebben. Dit nu is onwaarschijnlijk, niet slechts omdat a priori wel als vaststaand mag worden beschouwd dat de heer Van Heek een zoo ernstigen grief niet op losse gronden zou hebben te berde gebracht en de klacht niet op een enkele tegenspraak terstond zou hebben ingetrokken, — maar ook omdat juist dit punt in het vervolg een zoo groote rol speelt. Juist wegens de beleedigingen, door drie leden van het Stakers-Comité aan de firma aangedaan, heeft deze geweigerd deze drie personen weder in hare fabrieken toe te laten, toen de deuren voor alle anderen werden geopend. Toen de eisch dezer uitsluiting gesteld werd, gold dus het betwiste feit voor onomstootelijk waar. Commissie heelt vervolgens vergaderd met het Comité van Organisatie en het Stakers-Comité en aan dezen voorgelegd een voorstel, hetwelk de Bemiddelings-Commissie wenschte dat beide Comités zouden overnemen en daarna aan de firma voorleggen. Dit voorstel beoogde: „de hervatting van den arbeid aan te bieden op den grondslag van eenen loonafslag in de dekenweverij tot 40 pCt. van het bedrag, dooide firma \ an Heek & Co aangekondigd, onder voorwaarde dat deze 40 pCt. niet voor het einde van 12 maanden wordt afgetrokken, met toelating van alle stakers en uitgeslotenen." Dit voorstel is inderdaad door de beide comité's overgenomen, door de stakers met algemeene stemmen aangenomen en aan de firma schriftelijk medegedeeld in dezen vorm (29 Maart): „De stakende dekenwevers zijn bereid 40 pCt. van den aangekondigden loonaftrek te accepteeren onder voorwaarde, dat Uwe firma zich verbindt in 12 maanden het loon niet weer te verlagen en zij alle arbeiders weer in haren dienst zal nemen." De firma antwoordde daarop dat zij tot haar spijt op dit voorstel niet kon ingaan ; zij wilde, schreef zij, alsnog deze concessie doen: ,.1". alle arbeiders worden weer tot den dienst toegelaten; 2°. 50 pCt. van de door ons aangekondigde vermindering wordt direct in toepassing gebracht: 31'. van af 5 Januari 1903 treedt het door ons op 30 Nov. 1901 vastgestelde loontarief in werking; 4". de dekenwevers moeten zich schriftelijk verbinden met deze voorwaarden genoegen te nemen; 5". wij zijn bereid om degenen onder hen, die meenen met ander werk meer te kunnen verdienen dan met dekenweven volgens het nieuwe tarief, zoodra mogelijk in de gelegenheid te stellen, werk op andere getouwen te krijgen. Dit voorstel is onzerzijds slechts verbindend tot uiterlijk Dinsdagavond 1 April a.s." Over dit voorstel beraadslaagden de gecombineerde besturen en daarna de deken wevers. Het resultaat was dat met 81 tegen 3 stemmen besloten werd tot het zenden van een antwoord, waarin namens de stakende dekenwevers bericht werd dat zij de punten 1 en 2 konden aanvaarden, terwijl punt 3 en 4 onaannemelijk werden geacht: »Punt drie toch verschuift den loonaftrek door U oorspronkelijk voorgesteld en die de oorzaak was der staking, slechts met negen maanden, terwijl in vier een nimmer eindigende verbintenis voor de arbeiders in de toekomst ligt opgesloten, die onmogelijk door "hen kan worden aanvaard. Zjj stellen daarom voor, die punten te doen vervallen, terwijl zjj van hun kant afzien van den eisch, gesteld in hun voorstel van Zaterdag II. waarbij Uwe firma zich zou verbinden liet voorgestelde loon twaalf maanden te handhaven. Omtrent punt vijf nemen zij de vrijheid op te merken dat tot heden de niogelijk- lieid om van getouwen te verwisselen, steeds heeft bestaan, zoodat dit aanbod geen voordeelen voor hen bevat." De firma antwoordde dat het voorstel der arbeiders haar onduidelijk voorkwam; zij noodigde daarom drie leden van het stakers-comité uit, haar nader over de bedoeling in te lichten. In dit onderhoud verklaarde de firma, dat zij niet bedoeld had een altijddurende verbintenis voor de arbeiders; ten blijke daarvan was zij genegen den termijn, waarvoor de arbeiders zouden moeten werken met schriftelijke verbintenis tegen de voorgenomen loonregeling, op 6 maanden te stellen, ingaande 5 Januari 1903. Dus schreef zij in antwoord op een vraag om schriftelijke bevestiging van het onderhoud: „In aansluiting aan het mondeling onderhoud, dat wij hedenmorgen met u hadden, deelen wij u mede, dat wij uw voorstel van gisteren niet kunnen aannemen. „Wij moeten punt 3 van ons voorstel van 29 Maart j.1. blijven handhaven, doch kunnen aan uw bezwaar omtrent punt 4 in zoover tegemoetkomen, dat de dekenwevers zich slechts 6 maanden dus tot 5 Juli 1903 schriftelijk verbinden moeten, met de genoemde voorwaarden genoegen te nemen. „Dit voorstel is slechts tot morgenavond verbindend."1) Waarop van de andere zijde geantwoord werd: „Namens de stakende dekenwevers deel ik U mede, dat zij Uwe voorstellen niet kunnen aannemen Nogmaals bevelen wij U ons voorstel in ernstige overweging aan, hetwelk nog van kracht zal blijven tot Zaterdag 5 April a.s." Zoo was men ook thans niet tot overeenstemming geraakt. ') Het Sociaal Werkblad schreef: „Het komt ons voor, dat de arbeiders verstandig /.ouden doen met hierop in te gaan, mits de firma zich bereiil verklaarde, vóór het afloopen van den laatsten termijn met een vertegenwoordiger harer werklieden regelmatig te onderhandelen en een nieuw tarief weer voor een bepaalden tijd vast te stellen." Verder beloop van de werkstaking. In de fabrieken wordt weer gewerkt. Molestaties en ongeregeldheden. Het is niet gemakkelijk uit de tegenstrijdige berichten, die in de pers verschenen omtrent hetgeen in het nu volgend tijdperk te Enschedé voorviel, zich daarvan een juist beeld te vormen. De beste weg daartoe schijnt ons te zijn het meedeelen van alles, wat te dezer zake in de pers werd medegedeeld: daaruit zal blijken dat, hoezeer de klacht over molestaties en ongeregeldheden van de zijde der arbeiders werd tegengesproken, zij met groote hardnekkigheid werd volgehouden. Voorat echter iets anders: Het feit, dat door eenige vaste arbeiders toch in fabrieken der firma gewerkt werd, gaf den uitgeslotenen aanleiding aan de firma voor den verderen duur der uitsluiting een kleine wekelijksche tegemoetkoming te vragen, zulks op grond dat tot die uitsluiting was besloten omdat de firma niet gedeeltelijk wilde werken, wat nu toch geschiedde. In dit schrijven (d.d. 4 April) werd „namens al de uitgesloten arbeiders" de firma er aan herinnerd dat zij den 11 Januari haar uitgesloten arbeiders had medegedeeld dat zij ongenegen was hare fabrieken gedeeltelijk te laten werken „waartoe uwe firma genoodzaakt was door de staking der dekenwevers." „Uwe arbeiders" zoo wordt voorts gezegd - „namen hiermede genoegen, in de overtuiging verkeerende dat het hoogstwaarschijnlijk niet zoo lang zou duren en er wel spoedig een schikking kon komen." — Wat in dezen aanhef verbaast, is de erkenning van de zijde der uitgeslotenen dat de tinna door de staking tot de algeheele sluiting genoodzaakt was; niet minder verbazing wekt de daarop volgende verklaring dat de uitgeslotenen met die uitsluiting genoegen namen Wanneer men zich herinnert hoe die uitsluiting van de zijde der arbeiders werd voorgesteld als een hartelooze daad van den machtigen patroon die, om zijn „absolutisme" te doen zegevieren, honderden gezinnen midden in den winter aan den honger prijs gaf en haar arbeiders de straat opjoeg ...., dan is er werkelijk reden om zich te verwonderen over een uitlating als de bovenaangehaalde. — Thans echter (zoo heet het verder) handelt de firma geheel in strijd met de aan de arbeiders gedane voorstelling omtrent de sluiting der fabrieken; op bijna alle fabrieken der firma wordt met een zeer gering aantal arbeiders, dus gedeeltelijk, gewerkt en dit feit brengt de uitgeslotenen tot de overtuiging „dat uwe firma niet 0111 de aangekondigde reden . . . . maar ons onbekende andere redenen | de arbeiders] heeft uitgesloten. De dekenwevers hebben 1111 een volgens de uitgestotenen „zeer aannemelijk" voorstel gedaan, dat de firma heeft geweigerd: daardoor zijn de uitgeslotenen overtuigd dat de firma „niet het minst tot tegemoetkoming wil doen, ten einde aan den strijd een einde te maken." E11 het schrijven besluit: „Aangezien uwe arbeiders door de uitsluiting in bedrukte omstandigheden zijn gebracht, verzoeken wij 11 vriendelijk hun een kleine wekelijksche tegemoetkoming te schenken, tot zoolang uwe firma genegen is do fabrieken voor de uitgeslotenen weder open te stellen; hopende dat u als humane en waardige patroons aan ons verzoek zult voldoen teekenen wij namens al de uitgesloten arbeiders uwer firma" (volgen de onderteekeningen). De toon van dit schrijven contrasteert op zonderlinge wijze met wat omtrent de firma tot op dat oogenblik en ook daarna van de zijde der arbeiders werd geschreven en gezegd. De tekst van dezen brief wordt niet gevonden in de kolommen der meeste groote dagbladen : deze vermeldden alleen den inhoud van het verzoek. Op denzelfden dag. waarop dit verzoek tot de firma gericht werd, molesteerden verschillende personen een meisje dat in de fabriek Kremersmaten machines poetste; het meisje legde liet werk neer. — Op denzelfden dag (5 April) werd een wever, die — werkloos zijnde wegens den brand in de fabriek der firma Jannink en Zonen — dien morgen in de dekenweverij der firma van Heek & Co. was gaan werken, door eenige stakers en uitgeslotenen bij liet huiswaarts keeren achtervolgd; de menigte vatte post voor zijn woning en geleidde hem naar de fabriek. Toen de menigte tot 300 a 400 personen aangroeide, zette de politie de Oldenzaalsche straat af. Bij de fabriek, waar ook politie aanwezig was, werd hij door 400 ii 500 arbeiders uitgejouwd. Ook toen hij dienzelfden (zaterdag)avond uit de fabriek kwam, werd hij door een groote menigte opgewacht; de politie had maatregelen genomen; ongeregeldheden vielen niet voor. Des Maandags d. a. v. werd het voorbeeld van dezen dekenwever (i en Hove) door 5 bazen uit de fabriek Noordenhagen gevolgd; ook nu was telkens een groote menigte volks op de been, doch vielen door de voorzorgen der politie geen ongeregeldheden voor. In de Kuth. Werkman van 11 April wordt gezegd dat hij de „relletjes" „kleine kinderen, opgeschoten jongens, tot oude vrouwen toe een tamelijk groote rol speelden". Dit blad deelde ook mede dat door het Organisatie-Comité „bij de vrouwen der betrokken touwbazen-onderkruipers een bezoek werd gebracht, wat tengevolge had dat heden niemand van hen weer in de dekenweverij is gaan werken." lu het nummer van 18 April wordt gezegd dat „het volk, ik spreek hier niet van stakers of uitgeslotenen", door al de politiemaatregelen enz. „wel een beetje van de wijs" raakt. „Verschillende verhalen worden van deze relletjes opgedischt. Ik stel er echter prijs op te kunnen mededeelen, dat noch het organisatie-comité, noch het stakings-comité in deze relletjes betrokken zijn." Nog wordt verhaald dut 3 touwbazen en 3 .stukmeters de vorige week „met een relletje naar li nis gebracht zijn, zoodat zij besloten niet weer naar de fabriek te gaan." En van hen die van elders komen om bij de firma te gaan werken, heet het: „vallen deze personen in onze handen, dan worden zij na overleg direct teruggetransporteerd." In het no. van 25 April herinnert de schr. aan wat door den voorzitter van het OrganisatieComité gezegd is, nl. dat de arbeiders zich toch zooveel mogelijk kalm moesten houden en zich niet naar plaatsen moesten begeven, waar ze misschien hunne kalmte verliezen zouden. — Schijnt uit deze aanmaning niet te blijken dat niet alle arbeiders zicli kalm hielden? — Des Maandags 7 April vaardigde de burgemeester een verbod uit tot het houden van samenscholingen van meer dan 3 personen, welk verbod door politie en marechaussee werd gehandhaafd. Dienzelfden middag werd het huis van zekeren B. aan den Kortendijk, die in de fabriek Kremersmaten was gaan werken, door vele personen omsingeld en de voordeur met keien gebombardeerd om hem te beletten weer naar de fabriek te gaan, wat niettemin onder politiegeleide toch geschiedde: des avonds stelde zich weer een groote menigte voor de woning op: zij werd niet dan met groote moeite door de politie gekeerd. Het politie-korps werd met 32 man versterkt, ook het kader der dd. Schutterij deed dienst: van elders werden marechaussees en veldwachters gerequireerd. Des Dinsdagmorgens (8 April) is een der dekenwevers, die het werk had hervat, uit vrees voor ernstige gevolgen niet naar de fabriek durven gaan: de overige bazen werkten door, hetgeen aanleiding gaf tot ongeregeldheden. Dien dag liet het Organisatie-Comité in alle straten deze publicatie aanplakken: „In het belang van de zaak der arbeiders, wordt een ieder aangemaand, geen aanleiding te geven tot wanordelijkheden, opdat de rechtvaardige strijd der arbeiders op kalme en waardige wijze kan worden voortgezet. Dienzelfden avond verzamelden zich stakers uit Enschedé voor het station te Hengelo, waar een dekenwever den trein verliet; onder politiegeleide werd hij naar de kazerne der marechaussee gebracht, totdat de menigte was uiteengegaan. Des Woensdags (9 April) werden de fabrieken Noorderhagen en Kremersmaten door een deel der d.d. Schutterij bewaakt. Doordat een meisje aan het werk was gegaan in de fabriek Kremersmaten, ontstond een oploop, waarbij de politie van de sabel moest gebruik maken. Eenige leden van het Organisatie-Comité vervoegden zich bij het meisje, dat zich echter niet liet overreden het werk neer te leggen; dien avond werden nog herhaalde, doch vruchtelooze pogingen in dezelfde richting beproefd. Een bericht, volgens hetwelk een deistakende dekenwevers naar Steenwjjkerwold zou zijn gegaan om de ouders van het meisje te bewegen haar het werk te doen nederleggen, werd later met groote stelligheid uit Steenwijkerwold tegengesproken ') doch door andere bladen o. a. door Het Volk werd liet feit als vaststaande erkend 2). De firma, die — vermoedelijk om ongeregeldheden te voorkomen de sluitingsuren der fabrieken bepaald had op tijdstippen, waarop de andere fabrieken nog liepen :i), vroeg bij advertentie geoefende en ongeoefende arbeiders voor de dekenweverij; voor kost en inwoning in de fabriek zou worden gezorgd. In de fabriek werd een lokaal in gereedheid gebracht om van elders komende arbeiders onder te brengen. Het stakers-comité zette zoowel in Enschedé als op de verschillende stations in Twente en Westfalen piketten uit om personen, die werk zouden zoeken bij de tinna, daarvan terug te houden. In een vergadering der stakers en uitgeslotenen werd besloten dat, wanneer de firma voldoende dekenwevers zou hebben gekregen om haar fabrieken te kunnen laten werken, de uitgeslotenen dan niet ') In deze tegenspraak wordt gezegd dat zoodanige pogingen „Zaterdag en Zondag" niet in het werk zijn gesteld. De beperking tot die beide dagen doet ongetwijfeld afbreuk aan het volstrekte der ontkenning. Uit liet Volk■ van l(i April: „Ken der leden van het organisatie-comité, van Linit, was afgevaardigd naar den vader van de onderkruipster te Steenwijkerwold, ten einde dezen het verkeerde van het gedrag van zijn dochter onder het oog te brengen en hem ook de gevaren te schilderen, waaraan zijn dochter zich blootstelde: immers de overige arbeiders waren hoogst verontwaardigd over haar handelwijze". Voorts wordt meegedeeld dat de vader, een 64-jarig man, naar Enschedé gekomen en door het organisatie-comité ontvangen was, hetwelk hem naar de woning van den baas geleidde, waar bet meisje in huis was. De baas liet het comité niet in zijn woning toe. „Een zoon van vak Hekk was er echter ook reeds om den ouden man te ontvangen en tot andere gedachten te brengen, wat maar al te goed gelukt is. Als een groote heer werd de man den volgenden dag met een rijtuig met 2 paarden naar Hengelo gebracht". Over dat terugbrengen gaf' het Derenter Dagblad (15 April) nog de volgende bijzonderheden: „Toen van Essen, de vader van het meisje, j 1. Vrijdag per rijtuig naar Hengelo werd gebracht, werd hij op dien tocht per liets gevolgd door van Liku en Vkhyki.h. Halfweg Hengelo had laatstgenoemde een ongeluk met zijn fiets en zag hij zich genoodzaakt naar Enschedé terug te keeren. Van Liku echter volgde tot Hengelo. Nauwelijks was het rijtuig aan het station aldaar aangekomen, of het werd omringd door een groote menigte, daar het juist 12 uur was en de fabrieken uitgingen. Ken groot aantal personen voorzag zich van een perronkaart om tegelijk met van E. op het perron te kunnen zijn. In de wachtkamer 2de klasse werd van E. lastig gevallen door van Lieii, zoodat de beambten zich genoodzaakt zagen laatstgenoemde daaruit te verwijderen. Daar een der arbeiders zich van een plaatskaart voorzag in de richting van waar de man afkomstig is. oordeelden de beide den man vergezellende rijksveldwachters het wenschelijk hem tot zijn woonplaats en huis te begeleiden....". — Uit Het Volk van 16 April: „Op het gerucht dat v. Lier zich wederom naar Steenwijkerwold begeven had om den vader van de onderkruipster weer tot andere gedachten te brengen, is dadelijk getelegrafeerd naar Steenwijk. om den kommandant van de marechaussee aldaar en naar Steenwijkerwold om den burgemeester te waarschuwen". a) De werktijden aan de fabriek Kremersmaten waren (sedert 9 April): voorin, van 7 tot 11 :,/4 en 's nam. van 1 l/t tot even voor 6 uur. aan het werk zouden gaan. Een vergadering van liet vaste werkvolk der firma niet liet stakers-comité leidde tot liet resultaat dat 2 personen liet werk weder neder legden. Telkens daarna werd echter weer bericht dat nieuwe arbeiders waren aangenomen. Telkens ook werd in de pers meegedeeld dat op deze of gene wijze een arbeider gemolesteerd was ot men getracht had hem het werk te doen neder'O'11: enkele malen gelukte liet den stakers eenige van elders aangekomen werklieden weer terug te doen keeren. Op 14 April bedroeg liet aantal arbeiders, die het werk hadden opgenomen, 10 behalve de bazen en het meisje. Dienzelfden dag vermomden zich drie ingezetenen uit Lonneker als polderwerkers uit vrees voor molestatie en gingen, aldus liet publiek misleidend, de fabriek binnen. Ernstige molestatie kwam ook dien dag voor; in de pers werd gezegd dat de bescherming vanwege de politie onvoldoende was en dat liet verbod van samenscholingen door de politie slechts zwak werd gehandhaafd, zoodat de 4 Maandag gemolesteerde personen des Dinsdags niet weder aan het werk gingen. Sedert dien vorigen dag waren echter in 't geheel 15 personen aan het deken we ven gedaan. De burgemeester — zoo werd nader gemeld — gelastte de politie elke volksverzameling te doen uiteengaan en de onafgebroken circulatie op straat door voortdurende patrouilleering te verzekeren '). Op 1G April waren 2(5 dekengetouwen weer in werking. Terwijl een lid der firma zich bij den burgemeester beklaagde over de onvoldoende bescherming der vrijheid van arbeid door de politie, drong de voorzitter van het Organisatie-Comité er bij den burgemeester op aan dat de politie minder streng en partijdig zou optreden, wanneer stakers en uitgeslotenen hun mede-arbeiders trachtten te verhinderen in de fabriek Kreinersmaten aan het werk te gaan. Afkeuring over het optreden der politie en marechaussee 1) Dat de taak der politic een zeer zware was, werd door schier alle organen erkend. Zoo las men in verschillende dagbladen d.d. 16 April dat op verschillende, meestal ver uiteen geleden punten zich plotseling volksmenigten verzamelden, die sommige der nog in dienst der tinna zijnde werkbazen en arbeiders trachtten te molesteeren of althans zich hielden alsof zij dat wilden doen ten eindig dien mannen een voorwendsel te geven om het werk neer te leggen: de politie ondervond hij het tegengaan dier volksverzamelingen niet ol' niet voldoende medewerking van hen, van wie deze in de eerste plaats kon worden verwacht, /ij trachtte echter ook onder die ongunstige omstandigheden haar plicht te doen en wanorde en belemmering der vrijheid van weiken te voorkomen. Waar echter voortdurend groepen personen, die zich in tegenwoordigheid van autoriteiten en van een eenigszins talrijke politiemacht voordeden al» nieuwsgierigen, een oogeublik later relletjes in het leven riepen, had de burgemeester zich verplicht geacht elke volksverzameling te doen uiteengaan en de onafgebroken circulatie op straat door voortdurende patrouilleering te verzekeren. Het was - zoo werd ten slotte gezegd zeker te betreuren dat, terwijl overigens in de stad de meeste kalmte en volstrekte ïust heerschten, door een klein gedeelte der bevolking een dergelijke maatregel noodzakelijk werd gemaakt. werd ook uitgesproken door de vergadering van stakers en uitgeslotenen, welke tevens een motie aannam, waarin aan de firma verweten werd dat zij ongeoefende arbeiders aannam tegen hooger loon dan dooide dekenwevers vóór de staking ontvangen werd; de vergadering oordeelde dat de firma deze middelen gebruikte „om den strijd op minder nobele wijze te beëindigen"' en besloot dien strijd ais één man voort te zetten (16 April). Op 17 April waren in de fabriek Kremersmaten 42 dekentouwen in werking gebracht; reeds begon zich, naar gemeld werd, een kern van werklieden te vormen, die ongeoefende personen van elders met liet deken weven op de hoogte brachten. Tegelijk werd bericht dat de aanbiedingen zoo veelvuldig waren, dat er weldra in 't geheel aan werkkrachten in de weverjj voorzien zou zijn en de grofspinnerij weder geheel in werking zou worden gesteld:'voor dat laatste doel, zoo heette liet, zou de firma ook nieuwe arbeiden aannemen, wanneer de uitgeslotenen weigerden het werk te hervatten. Als ter bevestiging van bovenstaand bericht vroeg de firma in alle plaatselijke bladen arbeiders voor de spinnerij; zij wilde aldus haar vroegere spinners in de gelegenheid stellen weer aan het werk te gaan. Inmiddels (18 April) kwam de rInternationale Commissie'' van den Internationalen (/hristelijken IVxtielarbeidersboud te Enschedé opnieuw bijeen; den langen duur van het geschil betreurende, vond de Commissie echter geen aanleiding om vooralsnog wjjzigingen te brengen in het strijdplan der organisatie ]). Onder dit alles bleven de stakers en uitgeslotenen dan ook metterdaad volharden in hun tot nog toe aangenomen houding, ook watliet terrorisme betreft. Zoo werd gemeld dat zekere arbeider, die bij de firma was gaan werken, de fabriek weer verliet op dringend verzoek van zjjn broeder, die met boycot bedreigd was als hij niet zorgde dat de ander liet werk neerlegde. Zoo werd ook (20 April) door de vroegere arbeiders in de fabriek Kreniersmaten besloten tot handhaving van wat voorheen was overeengekomen: geen of allen in de fabriek terug. Het Organisatie-Comité deed aan de pers een ') Uit hetgeen in />< Kath. Werkman (25 April) te dezer zake werd aangeteekend, citeeren wij het volgende: „Zij, die dus in de meening verkeerden dat de werkstaking in 't verkeerde spoor was geleid en de hoop koesterden dat de internationale commissie na de zaken nauwkeurig te hebben onderzocht, zoude komen tot eene veroordeeling der werkstaking, zijn daarin wel eenigszins teleurgesteld. Het, organisatie-comité, dat de leiding dei- zaak op zich nam, kan nu niet meer gerustheid den strijd voortzetten. Zij hebben de icizeKCiing gekiegen dat ze tot nu toe de zaak in het goede s| hebben geleid. Ook voor de arbeiders is deze resolutie een opwekking om geen waarde te hechten aan kletspraatjes ot' verdachtmakingen van verschillende personen. Hoe dikwerf werd het niet gezegd, dat de leiders de werkstaking lekten, dat zij er persoonlijk belang bij hadden, dat de beweging in socialistisch vaarwater kwam, dat men de voorstellen der burger-commissie en van de firma had moeten aannemen enz. enz." bericht toekomen dat de firma van Heek en Co. geen nieuwe arbeiders meer aannam; dit bericht bleek een puur verzinsel te zijn. Op 22 April waren op de dekenweverij Kremersmaten 53 getouwen in werking; 50 personen genoten logies in de fabriek. Een 15-tal hunner werden dienzeltden avond, toen zij zich op straat vertoonden, door een groote menigte achtervolgd; eenige malen moesten de marechaussees de sabel trekken En ook den volgenden avond was er woelige drukte in de straten der stad en werden de nieuwe arbeiders, die in clubjes van drieën zich buiten vertoonden, met slijk en steenen gegooid. Ter zake daarvan deed het Organisatie-Comité een publicatie aanplakken, waarin gezegd werd dat de firma de in haar fabriek vertoevende «onderkruipers" des avonds met stokken gewapend de straat opzendt „wat natuurlijk een volksoploop veroorzaakt en de politie aanleiding geeft de volksmenigte met de sabel uiteen te drijven ': het Comité spoort de arbeiders en de burgers nogmaals aan zich „ondanks dit optieden'' rustig en kalm te houden. „Het Comité betreurt het gebeurde van de laatste avonden, maar stelt dit geheel voor rekening van de firma van Heek. Dat bet niet de stakenden en uitgeslotenen zijn, die tot deze rellettjes aanleiding geven, is voldoende gebleken doordat zij van af het begin den strijd op waardige wijze hebben gestreden. Nu evenwel de firma van Heek thans geen middel ontziet om aan dezen voor de arbeiders zoo rechtvaardigen strijd een einde te maken, acht liet Comité zicli verplicht het publiek hiervoor te waarschuwen". De firma antwoordde op deze publicatie door een ingezonden stuk ('A. Boft. Ct. 28 April), waarin zij schreef, dat bedoelde aantijging eiken grond van waarheid mist. „Wij hebben integendeel deze arbeiders steeds ernstig gewaarschuwd, om niet de minste aanleiding tot opstootjes te geven en zich niet te storen aan de minder liefelijke benamingen, welke zij zouden te hooren krijgen. Wij wenschen daarom in geen enkel opzicht eenige verantwoordelijkheid te accepteeren voor eventueele gevolgen van het zich op straat begeven dezer arbeiders, wien het recht van vrijheid toch evenmin kan ontzegd worden als den steeds over werkelijke of ingebeelde verkorting den mond vol hebbenden arbeiders en hunne voorgangers. Wij hebben onzen naam reeds op de meest leugenachtige wijze hooren bekladden, doch wenschen daarop niet verder in te gaan, wel wetende, dat wij van den kant, waarvan deze laster komt, niets beters verwachten konden; tegen eene aantijging, als in genoemde publicatie vervat, wenschen wij evenwel met kracht op te komen." Inmiddels gingen de zaken voort in de richting, waarin zij zich gedurende de laatste weken hadden bewogen: den 25sten April produceerde de spinnerij (Kremersmaten) voor het eerst weder garens voor de dekenweverij: aan de oostzijde dier fabriek werden des avonds verscheiden vensterglazen stukgegooid. Overigens bleek de publicatie van het Organisatie-Cimité in zooverre eenig efi'ect te hebben, dat althans in de eerstvolgende dagen geen ongeregeldheden voorvielen, al was het ook nu en dan noodig dat de politie een straat afzette om de wandelende nieuwe arbeiders te beschermen tegen de hen volgende menigte. Echter werden kort daarna (28 April) vier werklieden gedurende de mis in de nieuwe katholieke kerk gestoord in de uitoefening hunner plichten en hij het uitgaan der kerk in dit gebouw op ergerlijke wijze gedrongen.1) Dienzelfden dag werden op aanwijzing van een staker acht nieuwe werklieden door de politie gefouilleerd; op drie hunner werden wapenstokken en dergelijke voorwerpen gevonden, welke in beslag genomen werden. Onder dat alles nam de productie in de fabrieken gestadig toe: in de weverjj Kremersmaten waren op 29 April 72 weefgetouwen in werking; in de grofspinnerjj waren, met de bazen, die de nieuwe arbeiders instrueerden, 24 personen werkzaam en telkens boden zich nog nieuwe werklieden aan. In de week van Maandag 21 — Zaterdag 26 April bleken in de dekenweverij ongeveer 4000 dekens gefabriceerd te zijn. Voordat het verslag der feiten in deze periode wordt gesloten en overgegaan wordt tot de beschrijving van het volgend tijdperk, waarin tusschen de firma en haar vroegere werklieden over de hervatting van den arbeid onderhandeld werd, moeten volledigheidshalve nog twee punten worden gememoreerd. Het eerste betreft een poging tot bemiddeling, door den Commissaris der Koningin in de provincie Overijsel beproefd De berichten omtrent die poging zijn uiterst schaarsch: men vernam dat de Commissaris te Enschedé was aangekomen en dat in verband daarmede een bemiddelingsvoorstel te verwachten was; d. d. 30 April is door den burgemeester namens den Commissaris aan den voorzitter van het Organisatie-Comité medegedeeld „dat de door /. H. E. Gr. in zake de werkstaking beproefde bemiddeling niet tot het gewenschte resultaat heeft geleid." -) Het tweede nog te vermelden punt is het feit dat in liet begin van Mei door het Organisatie-Comité een manifest werd uitgegeven, waarin onder herinnering aan den langen duur van he? geschil voortzetting van den steun gevraagd werd, opdat de stakers en uitgeslotenen niet gedwongen zouden worden uit geldgebrek den strijd op te geven. ') „Zoodat schreef de heer A. J. M. Verbeek in oen ingezonden stuk in De Knik. Werkman van C Juni — „de pastoor van den kansel hierover eene berisping moest toedienen." ") Volgens De Kathol. Werkman (2 Mei) heeft de Commissaris na een onderhoud met de firma van Heek een conferentie gehouden met enkele leden van het Organisatie- en Stakerseoniité en daarna een t weede onderhoud met de firma. Verder beloop van de werkstaking. Onderhandelingen tusschen de firma en hare vroegere werklieden. Voortzetting der molestaties. Met goedvinden vim liet Organisatie-Comité werd een comité gevormd uit de uitgeslotenen. dat de firma om een onderhoud verzocht. De firma stemde hierin toe en Woensdag 7 Mei werd de conferentie gehouden. ') Nadat later nog (12 Mei) een onderhoud tusschen de firma en een comité uit de uitgeslotenen had plaats gevonden, stelde de firaia schriftelijk de volgende voorwaarden voor de hervatting van den arbeid: lo de fabrieken op den Noordenhagen en Richtersbleek zullen worden opengesteld, zoodra de machines in de Kremersmaten en Kortesteeg geheel bezet zijn: 2o. de arbeid op de dekentouwen wordt tegen het nieuwe loontarief hervat: 3o. alle arbeiders worden zooveel mogelijk, en voor zooverre er plaatsing is, weer tot den dienst toegelaten, met uitzondering van ongeveer 20 personen; 4o. met liet oog op een goede regeling moeten alle arbeiders zich bij de bazen aangeven en zal elkeen zooveel mogelijk zijn vroegere machines terugkrijgen." Hierop werd antwoord verwacht vóór Dinsdag 13 Mei des middags te 12 uur. ]) In verschillende bladen werd later het volgend verslag van die conferentie gegeven: „De arbeiders hadden aan de firma voorgesteld, de uitgeslotenen weder aan het werk te stellen. De firma beweerde toch vroeger, dat zij indertijd hare overige fabrieken heeft stilgezet, omdat deze niet werken komhn zoolang do dekenwevers staakten. Thans beweert de firma, dat zij met de aangenomen nieuwe werklieden de dekenweverij weer op gang heeft Dereden voor de uitsluiting — het stilstaan der dekengetouwen — zou dus vervallen zijn Vandaar het verzoek der uitgeslotenen om weer in de fabrieken toegelaten te worden. Op dit verzoek ging de firma echter niet in. Zij antwoordde düt alle arbeiders zich weder Wonden aanmelden en zooveel mogelijk weer toegelaten zouden worden, maar eerst moesten de Kremersmaten en Lombok geheel werken.'' Aan dit relaas van het verhandelde werd dan de opmerking toegevoegd dat de firma dus eerst de stakende dekenwevers weer aan het werk wilde hebben, alvorens zij de uitsluiting ophief. Dat dit verslag echter niet geheel juist is. blijkt daaruit, dat verder gezegd werd: over deze „voorwaarden" der firma zou door de vereenigde besturen worden beraadslaagd. Dat de firma andere voorwaarden stelde, blijkt uit het vervolg. Vraagt men zich af waarom de firma verklaarde „ongeveer 20 personen met weder in haar dienst te willen nemen, dan schijnt het antwoord daarop te zijn dat de firma reeds toen voornemens was niet weder tot de fabrieken toe te laten de 3 stakers, die voor de hrma beleedigende geschriften ook voor de woonhuizen der ui man ten luidkeels gevent hadden en voorts dat de firma teircliiker•' Im'fc eenig<' onbekwame arbeiders, die zij — ook al ware eiKeen staking geweest — toch wegens onbekwaamheid zou hebben ontslagen, de overeenkomst niet wilde vernieuwen De firma gaf aan het comité uit de uitgeslotenen te kennen dat zjj geen arbeiders wegens hoogen leeftijd wenschte uit te sluiten en'dat zij, behalve «le .5 stakers bovenbedoeld, niemand om redenen tot de staking in verband staande uit haar fabrieken zou weren, dat zij dus alleen de onbekwamen op dien grond (ten getale van ongeveer 17) niet zou terugnemen. ) De voorwaarden der firma werden echter (13 Mei) verworpen: van de stakers stemden voor: 8, tegen: 100, blanco: 1 • uitgestotenen voor: 177, tegen 1187, blanco 17. 2) Vooraf .) Mei) was door de vergadering van gecombineerde besturen aan het Urgamsatie-Comité opgedragen in overleg met de stakers en uitgeslotenen een tegenvoorstel te formuleeren, dat aan de firma ïuiddeWaldus- V°0rgelegd* Dit (1° Mei vastgesteld) tegenvoorstel „lo. Alle arbeiders worden weer tot hun werk toegelaten, voor zoover dat direct mogelijk is; zjj moeten echter alleen binnen 8 dagen weer worden aangenomen; 2o tot 5 Januari 1903 wordt de helft der door de firma aangekondigde loonsvermindering in toepassing gebracht, terwijl na dien datum de nieuwe loonlijst in werking treedt; 3o. wanneer in liet vervolg weer een loonsregeling zal plaats hebben, gebeurt dit in overleg met de betrokken arbeiders." ((jelijk men ziet, kwam dit voorstel in hoofdzaak, behalve het punt sub 3, overeen niet het vroeger door de arbeiders verworpen voorstel van de „Commissie uit de Burgerij.") De firma heeft deze tegen-voorwaarden niet aangenomen. Zjj ging ook niet in op het voorstel (lat m liet schrijven, waarin namens het stakingscomité de uitslag der stemming aan de firma werd medegedeeld (13 Mei) aldus ge ormuleerd was: „de stakende dekenwevers hebben besloten ter wille van de uitgeslotenen de nieuwe loonlijst te accepteeren, onder voorwaarde dat alle arbeiders, zonder vragen, den arbeid kunnen ,l,2w^lgT ft". sfrljven van ,le" lleer "• 'r*R Kuilk Jzn. in verschillende jf .n heeft de firma op een desbetreffende vraag van een deputatie «ezesrd dat zij met het oog op haar regelingen in verband niet reeds aangenomen f' '7ierS "mm "!* ,'l' !|k koM h°«veel personen zij niet meer in de ' ' en. wilde toelaten en daarna, bij nader aandringen gezegd: „nu als ge» een cijfer moet hebben, hoogstens 20' . ) \ rouwen, meisjes en hulpen beneden de 16 jaar stemden niet mee. hervatten" '). ' 'p dit schrijven werd ook geen antwoord gevraagd. De firma, die tijdens de onderhandelingen geen nieuwe werkkrachten had aangenomen, ging nu weer daarmee voort. Zoo stonden de zaken weder op het doode punt. Om den strijd te kunnen volhouden riep het Organisatie-Comité alle landelijke Nederlandsche arbeiders-organisaties op tot een Pinkstermaandag te Amsterdam te houden vergadering „ten einde te komen tot de organisatie van een steunbeweging, die ons in staat zal stellen tegenover den wil van de firma van Heek den wil der Nederlandsche arbeidersbeweging te doen zegevieren." Op deze 19 Mei te Amsterdam gehouden vergadering, welke geruimen tijd als zijnde „huishoudelijk" niet voor de pers toegankelijk was geweest, is een door Mr. P J. Tkoelstka voorgestelde motie aangenomen, waarin gepro-testeerd „werd tegen het misbruik van macht, dat de firma van Heek tracht te plegen, door van de arbeiders te eischen, dat zij hun voorvechters in den strijd aan den willekeur van den patroon zullen ') Tot nog toe was door de stakers afgeslagen elk voorstel, waarbij het hervatten van liet werk aanstonds op den voet van het nieuwe loontarief als voorwaarde gesteld werd. Thans werd die voorwaarde aanvaard. In l)e h'a/h. Werkman (Vrijdag 16 Mei) wordt gezegd hoe het kwam dat de dekenwevers van hun eischen zijn afgebracht: „Op de eerste plaats dient te worden gezegd, dat aan de berichten, door de firma in den laatsten tijd aan de pers gegeven, maar alteveel geloof werd geslagen. Dat het in het land absoluut vaststond, dat door het aanwerven van onderkruipers de strijd geheel was verloren. Pat tegen het getal dekens, n.1. 4000, welke die onderkruipers in een week zouden vervaardigen hoog werd opgezien. Er werd volstrekt geen rekening meegehouden, dat de oude dekenwevers per week gemiddeld 45000 goede dekens verwerkten. Op de tweede plaats moest rekening gehouden worden met den steun, die door de berichten in de pers en tengevolge van den langen duur der staking, niet meer zoo ruimschoots vloeide als voorheen. Rekening moest worden gehouden met het feit dat de uitgaven der laatste weken circa ƒ3000 de inkomsten overtroffen. Ten derde werd de vraag gesteld, is het op dit oogenblik gewenscbt, op beide bovenstaande feiten lettende, wanneer met fatsoen een einde aan den strijd kon worden gemaakt, om dan hieraan te voldoen?" Wel waren de stakers na 17 weken van strijd „nog vol moed", wel hadden zij „tot nu toe den strijd moreel gewonnen", maar zij „als een troepje van een goede 100 arbeiders zagen het lijden van die 2200 arbeiders aan." In het begin hadden de uitgeslotenen een offer gebracht aan de dekenwevers; — „welnu, al drongen de uitgestotenen er niet op aan, al verklaarden zij zich homogeen met de dekenwevers, thans zouden de dekenwevers een offer brengen ter wille van den nood van duizenden uitgeslotenen : zij zouden den loonaftrek accepteeren." — In liet Volk (van 18 Mei) werd gezegd dat de reden voor het zich nederleggen bij het nieuwe loontarief te zoeken was vooreerst in ontmoediging der arbeiders doordat de steun minder rijkelijk vloeide; „daarbij kwam nog, dat twijfel was gekomen, of de solidariteit onder de arbeiders wel zoo was als eerst." Ook werd het meer en meer waarschijnlijk dat de patroon niet zou toegeven. Wat de meerdere schaarschte der geldmiddelen betreft, aanvankelijk werd meegedeeld dat bij het Pinksterfeest dezelfde extra-uitkeering als bij het Panschfeest zou gegeven worden, later werd bericht dat die verhoogde uitkeering niet doorging en alleen zou gegeven worden aan hen, die ze vroegen. ovei geven, waarin het de plicht werd geacht „der Nederlandsche .11 leiders en van ieder weldenkende, de Enschedésche arbeiders in staat te stellen aan dien schandelijken eisch weerstand te bieden" en waarin < e veigadering verklaarde ,alle kracht te zullen inspannen, opdat aan < <■ staking en uitsluiting bjj de firma van Heek een eervol einde kunnen worden gemaakt." — Ter uitvoering van dit laatste deel der motie besloot de vergadering (waarin bestuurders van (18 organisaties aanwezig waren) een vast comité samen te stellen, dat trachten zou geld, liefst uit vastte contributies afgedragen, bijeen te krjjgen. De Alg. Weden. Diainantbewerkersbond hoopte door heffing van extra-contriuitie / 1000. — wekeljjks te zullen kunnen bijdragen; de SociaalDemocratische Arbeiders l'artjj stelde f 500. - wekelijks in uitz*i ij =>ens mededeeling van Mr. Tboelstka zouden verschillende „intellectueelen hun krachten in het belang der uitgestotenen aanwenden. len slotte werd een comité gekozen, waarin afgevaardigden van verschillende arbeiders-organisaties zitting namen. — Terwijl kort voor deze vergadering uit Enschedé aan de pers bericht werd,'dat er geen volstrekte eenstemmigheid over de voortzetting van den strijd meer in de arbeidersgelederen heerschte, werd den dag na deze vergadering (20 Mei) uit Enschedé gemeld, dat in verband met het ter Amsterdamsche vergadering verhandelde, in de nu gehouden arbeidersvergadering slechts een enkele stem tegen het volhouden van den strijd werd vernomen. Het schijnt trouwens, dat ook reeds het vooruitzicht van de steunbeweging invloed gehad heeft op de stemming der arbeiders: als een omstandigheid, die het de commissie uit de uitgeslotenen, welke met de firma onderhandelde, moeilijk maakte de zaak tot een goed einde te brengen en die haar tot collectief ontslag noopte, werd dooiden heer Godschalk in een schrijven aan de firma genoemd: het feit dat de stakers en uitgeslotenen, over de voorwaarden der firma stemmende, het oog gericht hielden op de Pinkstervergadering te Amsterdam en op den daardoor te wachten steun. Inmiddels werd door de nieuwe arbeiders der firma opnieuw geklaagd over de molestaties; hun klachten volgden thans den ofticieelen weg. /oo werd dd. 14 Mei door eenige nieuwe werklieden der firma een klacht ingediend bij den Officier van Justitie te Almelo, opgrond van de onvoldoende bescherming, die zij te Enschedé genoten: zij verzochten maatregelen te nemen ter voldoende beveiliging; afschrift van dit adres werd gezonden aan den Commissaris der Koningin in de provincie Overijsel. Op denzelfden dag richtten zich 02 nieuwe werklieden der firma tot den Minister van Binnenlandsche Zaken, verzoekende, dat maatïegelen zouden genomen worden, „opdat de vrijheid van beweging te Enschedé niet langer een ijdele klank zij/" Zjj konden, aldus schreven y.jj, zich niet op straat begeven of zij werden „door een vijandig publiek voortdurend uitgescholden, uitgejouwd, niet steenen geworpen en op alle mogelijke wijze ernstig bedreigd, zonder dat hiertegen van politiewege ernstig wordt opgetreden." Zij verzochten Z. E. „in dezen voor hen onhoudbaren toestand" verbetering te willen brengen." — De redactie van Tubantia verklaarde met verbazing van deze voorstelling der feiten kennis te hebben genomen; zij, die zelf en door haar berichtgevers dagelijks van nabij niet wat op straat gebeurt op de hoogte was, sprak als haar bevinding uit „dat de politie onder degelijke en humane leiding alle mogelijke bescherming verleent." „Zelfs al was" — zoo schreef zij - „de stad vol soldaten, wat volkomen overbodig is en dus verkeerd zou zijn naar onze nieening, zou nog plaats kunnen vinden, wat nu wel eens voorvalt." — Uit deze tegenspraak, die wjj overigens in haar waarde laten, valt dus af te leiden, dat er wel eens wat voorviel. Dit bleek trouwens uit het feit, dat de politie op 19 Mei aan het station ter bescherming van den dekenwever ten Hove zeer krachtig moest optreden en het verbod van samenscholingen met getrokken sabel moest handhaven. ]) Ten Hove diende bij den Officier van Justitie te Almelo (die 16 Mei te Enschedé geweest was om zich op de hoogte te stellen) een klacht ift ter zake der mishandelingen, waaraan hij had blootgestaan; toen hij vandaar terugkwam, moest de 3de klasse-wachtkamer van het station te Enschedé worden ontruimd en werd ten Hove onder een sterk politie-eskorte naar zijn woning geleid. -) De procureur-generaal bi] het gerechtshof te Arnhem vertoefde 21 Mei te Enschedé om persoonlijk van den stand van zaken kennis te nemen. Ook de Commissaris der Koningin bezocht de gemeente andermaal. — Doch het vorder relaas van de behandeling dezer klachten moet worden afgebroken om, de gebeurtenissen in haar tijdsorde volgende, thans het optreden der Fabrikanten-Vereeniging te bespreken. 1) lp een ingezonden stuk in He Katholieke Werkman van 6 Juni schreef de heer A. J. M. Verbeek over de plagerijen, waaraan de politie te Enschedé — en op den 2den Pinksterdag zelfs het hoofd der gemeente — bloot stonden van de zijde der arbeiders. \ 2) In De Katholieke Werkman (van 23 Mei) werd zonder commentaar medegedeeld: „Maandagavond, tweeden Pinksterdag, had de onderkruiper ten Hove in Hengelo een flink pak ransel opgeloopen." De heer A. .1. M. Verbeek, die in dit blad opkwam tegen de „onwaarheden, scheve voorstellingen van verschillende dingen en aangeslagen toon" der verslagen van de werkstaking in De Katholieke Werkman en dit alles „eenvoudig walgelijk en een socialistisch schendblaadje waardig" noemde (no. van 30 Mei) wees, toen de correspondent (II. StinsI hem om bewijzen voor die beschuldigingen vroeg o. a op het feit dat het pak slaag aan ten Hove „als een heel natuurlijk dingetje vermeld" werd, waarop de correspondent antwoordde: 'no. van C Juni) „Watte»Hove betreft, nu eerlijk gezegd, verwondert bet mij niet, dat dezen persoon als oud ingezetene van Hengelo aldaar een flink pak slaag werd toegediend te meer daar hij is een oud-revolutionair-socialist en nu onderkruiper, wien het volk lang niet genegen is." — Een afkeuring van het gebeurde lag in dit verweer zeker niet opgesloten. Verder beloop van de werkstaking. Optreden der Fabrikanten-Vereeniging. Opnieuw wordt steun voor de arbeiders gevraagd. De molestaties en klachten. Men herinnert zich dat de Fabrikanten-Vereenigiug, na aanvankelijk een reeds belegde vergadering op verzoek der Commissie uit de Burgerij te hebben verdaagd, d.d. 10 Maart zich tegenover de firma bereid verklaarde, wanneer deze zulks zou verzoeken, over te gaan tot het stopzetten van de fabrieken der leden van 27 April af; — en dat de tinna hierop had geantwoord op dit voorstel niet te kunnen ingaan, in de eerste plaats om den vorm, waarin het was ingekleed (bedoeld was: de voorwaarde, dat de firma zelve het nemen van den maatregel zou verzoeken) en in de tweede plaats omdat uit den datum, waarop de maatregel eventueel zou genomen worden, bleek dat de aangeboden hulp slechts noode werd verleend. Op Donderdag 22 Mei werd echter door de vergaderde leden der Fabrikanten-Vereeniging de navolgende motie aangenomen, welke op Zaterdag 24 Mei in alle fabrieken der leden der FabrikantenVereeniging werd aangeplakt: „De leden der Fabrikanten-Vereeniging, overwegende: dat in de quaestie met haar arbeiders de firma van Heek & Co. indertijd, door het aannemen van het bemiddelingsvoorstel der commissie uit de burgerij en door het daarna aanbieden van een nog verder strekkend voorstel, waarbij zij volgens veler meening reeds te ver en volgens het oordeel van de meeste leden van de Vereeniging ver genoeg is gegaan, en op voldoende wijze hasr bereidwilligheid heeft betoond om door eenige toegevendheid tot een schikking te geraken; dat door het verwerpen van deze voorstellen van de zijde deistakende arbeiders, elk verder bemiddelingsvoorstel afgesneden en een terugkomen op deze voorstellen niet verlangd kan worden; dat deze ') door den financieeleu en iiioreelen steun der anuere Enschedésche fabrieksarbeiders in hun verzet worden gestijfd en dat het den arbeiders-comité's en vereenigingen geheel onver- J) Bedoeld zijn : de stakende arbeiders. schillig bljjkt te zijn, of zij door liun houding liet algemeen belang der Enschedésche ingezetenen zeer benadeelen; overwegende: dat dientengevolge de werkgevers, zoowel in liet algemeen als in hun eigen belang moeten trachten aan de staking een einde te maken; besluiten: om van af de week beginnende 9 .Juni a. s. tot nadere aankondiging hun spinnerijen en weverijen des Vrijdags en Zaterdags stop te zetten." ])it besluit werd door de vergaderde leden met algemeene stemmen genomen (de firma's van Heek & Co. en Gr. J. van Heek en Zonen waren niet ter vergadering aanwezig). Bij een vergelijking van dit besluit met het op 10 Maart genomene valt tweeërlei in het oog: vooreerst dat hier niet het nemen van den maatregel af hankelijk gesteld werd van een verzoek der firma, en ten tweede dat ditmaal niet voor de toepassing van den maatregel een termijn van zeven, doch slechts van 2 weken gesteld werd, zijnde die 2 weken de kortste termijn, waarbij zoodanige wijziging der arbeidsovereenkomst uitvoerbaar was. Uit bovengeneemde verschilpunten tusschen beide besluiten blijkt duidelijk dat de leden der ï abrikanten-Yereeniging met het oog op het volgehouden verzet der arbeiders een krasseren maatregel noodzakelijk achtten. Namens het Stakers- en het Organisatie-Comité werd aan het Bestuur der Fabrikanten-Vereeniging een conferentie gevraagd „naar aanleiding van de minder juiste voorstelling in de motie". Het Bestuur antwoordde dat het niet het nut van zulk een conferentie, welke op een doelloos debat zou uitloopen, inzag. Aan de pers werd uit Enschedé bericht dat het besluit der Fabrikanten-Vereeniging ongeveer 4000 personen zou treffen en dat slechts 2 fabrikanten, die gezamenlijk ongeveer 450 personen in hun dienst hadden, niet lid der Vereeniging waren. Ter toelichting van het besluit plaatsten de directie der Enschedésche Katoenspinnerij en de firma B. W. en II. ter Kuile onder de mededeeling der FabrikantenVereeniging een verklaring aan hare arbeiders, welke hierachter als Bijlage IV is opgenomen; wij voegen daaraan toe een gedeelte van wat door den heer H. ter Kuile Jzn. in Tubantia ter zelfder zake werd geschreven. In de op 2(> Mei gehouden vergadering der stakers en uitgeslotenen werd echter, ondanks het bekende besluit der Fabrikanten-Vereeniging, geen stem vernomen tegen voortzetting van den strijd. Dat zij hoopten op krachtigen steun van buiten, waardoor de hulp der Enschedésche arbeiders gemist zou kunnen worden, spraken zij uit in hun motie (2(i Mei): „De vergadering van stakers en uitgeslotenen . .. besprekend het aanplakken der publicatie van de FabrikantenVereeniging, is van oordeel, dat dit ojt het verloop van den strijd niet den minsten invloed kan hebben, daar het vaste vertrouwen is gevestigd op den steun der landelijke organisatie, dat alzoo de mindere steun van Enschedé dubbel zal worden aangevuld door de organisaties uit den hinde.. .' ') Terzelfder tijd werd meegedeeld dat een aantal Nederlandsche musici zich voorstelden weldra een serie kunstavonden in de voornaamste steden ten bate der uitgestotenen te organiseeren; ook dat schilderijen en teekeningen op die avonden geveild zouden worden en dat eenige letterkundigen met behulp van enkele teekenaars en musici tegen lagen prijs een album zouden uitgeven ten voordeele der Enschedésche uitgestotenen. De kennisneming van dit bericht leidde de firma er toe tot verschillende personen een circulaire te richten, waarin betoogd werd dat, wanneer de strijd door deze giften langer nog werd voortgezet, zulks tot schade der arbeiders zou uitvallen. Deze circulaire (waaraan een tweetal brochures omtrent de gevoerde onderhandelingen waren toegevoegd) is hierachter afgedrukt als Bijlage V. Inmiddels ging de firma voort nieuwe arbeiders aan te nemen; d.d. 27 Mei bleek het totaal der werklieden in haren dienst 141 te bedragen. In verband niet den aangekondigden maatregel der FabrikantenVereeniging vergaderden de arbeiders van verschillende Enschedésche fabrieken om de vraag te bespreken of men op dien voet zou blijven doorwerken; daartoe werd besloten om niet den steun geheel te doen ophouden en te voorkomen dat veel meer zou moeten worden uitgekeerd. — Door het Nederlandsch Comité tot steun aan de arbeiders van Enschedé werd aan de plaatselijke steun-comité's een circulaire verzonden, inhoudende een hernieuwden oproep om alle krachten voor den strijd in te spannen. Terzelfder tijd (einde Mei) vernieuwden zich de klachten der nieuwe werklieden over molestaties. Door H. ten Hi>ve en verschillende andere arbeiders werd aan den Minister van Binnenlandsche Zaken verzocht maatregelen voor hun persoonlijke vrijheid op het station te Hengelo te willen nemen „aangezien zij bij herhaling zijn gemolesteerd en eenigen van hen met messen bloedende verwondingen hebben opgeloopen en vreeselijk zijn mishandeld." Door een ander arbeider werd aan denzelfden minister een afschrift gezonden van een klacht, welke hij tot den burgemeester van Hengelo had gericht over mishandeling eveneens aan het station aldaar. En het meisje J) Dat deze aanvulling niet in voldoende mate plaats greep, bleek al spoedig, doc'n werd door het Organisatie-Comité voui de arbeiders geheim gehouden. Zie het „Kort Overzicht'' van den heer Tuhok: „Intusschen trachtte het Nederl. Steun-Comité door een flinke actie de meer en meer verslappende bronnen van steun weer wat ruimer te doen vloeien. Echter dit gelukte niet in die mate als men het zich had voorgesteld. N.l. niet om de som zoo hoog op te voeren als werkelijk noodig was voor de uitkeering: zorgvuldig werd dit door het Organisatie Comité geheim gehouden, om de strijders niet te ontmoedigen". (Anna van Essen), van wie vroeger reeds sprake was, diende schier tegelijkertijd een klacht in over de beleedigingen, die haar telkens op straat werden toegevoegd. Nader werd te dier zake bericht dat, naar aanleiding van een zware beleediging, tegen dit meisje uitgesproken en later in tegenwoordigheid van politie herhaald, tegen zekeren 0. te Enschedé een vervolging werd ingesteld. Niet minder ernstig scheen het volgende feit: twee arbeiders der firma werden door een vijandige menigte, welke hen ontmoette, met veldkeien gegooid; tegelijk kwam een andere troep opzetten en wierp eveneens met steenen; zekere v. B. liet de arbeiders in zjjn huis toe, waar hun wonden afgewasschen werden en vanwaar zij door de politie naar een dokter geleid werden; gezegd werd dat v.' B. met liet oog op de onveiligheid om zjjn woning politiehulp verzocht, welke hem door een misverstand niet tijdig zou verleend zjjn; hoe dit zij, dien nacht werden hij v. B. alle ruiten ingeworpen. In antwoord op dit alles werd door den Minister van Binnenlandsche Zaken ann de nieuwe arbeiders der firma, die zich over de houding der politie beklaagd hadden, te kennen gegeven dat het door den Commissaris der Koningin in de provincie Overijsel op Z. E. 's. verzoek met den Procureur Generaal bij het Gerechtshof te Amsterdam persoonlijk ingesteld onderzoek naar de gegrondheid dier klachten en de bij liet verslag hunner bevindingen overgelegde rapporten van den Officier van Justitie te Almelo en van de districtscommandanten der rijksveldwachters en der niarechausse volgens het eenparig oordeel, waarmede de Minister zich vereenigt, hebben aangetoond dat, hoewel de politie uit den aard der zaak niet l>ij machte is bij eenige gespannen houding als sedert maanden te Enschedé tusscheu partgen bestaande, elke minder aangename bejegening te voorkomen, liun klachten als schromelijk overdreven zijn te beschouwen; dat met name de in hun schrijven tegen de rijks- en gemeentepolitie geuite ernstige beschuldiging van partijdigheid door geen enkel feit is gestaafd, en dat aan de betrokken autoriteiten in geen enkel opzicht plichtsverzuim kan worden ten laste gelegd '). ). de pers werd veel later (23 October '02) het volgende gepubliceerd„De minister van Justitie heeft in het Algemeen Politieblad, mede namens zijn ambtgenooten van Binnenlandsche Zaken en van Oorlog, bekendgemaakt dat door hen de bijzondere tevredenheid wordt betuigd voor de wijze waarop de beamten der rijksveldwaeht, de koninklijke marechaussee en dè gemeentepolitie te Enschedé, die hun diensten hebben verleend bij de handhaving der or'.e ter gedegenheid van de in gemelde gemeente plaats gehad hebbende werkstaking, zich van hun taak hebben gekweten, bepaaldelijk wat betreft hun bezadigd optreden en hun onvermoeide plichtsvervulling, gepaard aan een in alle opzichten gewenschte samenwerking. «Van deze bekendmaking geschiedt eervolle vermelding in het Abtenleen Ioltlieblatl, en voor zooveel betreft het personeel der koninklijke marechaussee ook in cle algenieene legerorders bij het Recueil Militair." Verder beloop en einde van de werkstaking. Optreden van dr. Borgman. Tusschenkomst van dr. Schaepman en den heer v. d. Vliet. Dr. Borgman's voorstel door beide partijen aangenomen. Verder relaas der molestaties. ]). d. 4 Juni werd uit Enschedé aan de pers bericht dat vivn particuliere zijde pogingen werden aangewend om den stijd te beëindigen en dat dit feit in de arbeidersvergadering reeds was medegedeeld. Uitvoerig werd de wording dezer geschiedenis meegedeeld in den 9 Juni 1Ü02 gedagteekenden brief van dr. A. Boroman aan de H.H. Schaepman en van her Vi,iet. Daaraan is liet volgende ontleend: „Ofschoon ik meende, dat ik mij niet in deze zaak tot oplossing mocht opwerpen, na rijp beraad gevoelde ik mij verplicht, te trachten iets tot oplossing te doen, toen ik van de zijde der arbeiders werd uitgenoodigd. Ik hel» gedurende dit verzoek dit niet geaccepteerd, doch enkel de belofte gedaan, er ernstig over te zullen nadenken. Ik verzocht evenwel geheimhouding, waaraan door hen is voldaan. Aan hen zou ik het eerst meedeelen, of ik zou willen helpen. I)aaraan heb ik voldaan. Dit was 30 Mei. Geheimhouding was nog aanbevolen. Na een paar dagen ging ik naar den heer Verveld, den voorzitter van het organisatie-comité. Met hem had ik het volgende gesprek. Ik vertelde hem, wat gebeurd was en vroeg hem toen, wat hij zou denken van het volgende: de heeren van Heek wilden niet met het organisatie-comité onderhandelen en de arbeiders konden niets doen buiten het organisatie-comité. Indien nu eens een neutraal persoon als intermédiair optrad tusschen deze partijen en met goedvinden en in overleg met het organisatie-comité voorwaarden aan de arbeiders voorlegde, die daar in een geheime stemming veel kans van slagen hadden en deze persoon dan (vóór de stemming) naar de fii ma ging om deze met de tinna te bespreken eii zooveel mogeljjk ook door hen te doen aannemen, dan zou de zaak geëindigd zijn, indien de stemming met aannemen besloot. Terwijl de heer Verveld dit alles goedkeurde, heb ik hem verzocht, dien avond met de andere heeren, leden van het comité bij mij te willen komen om over deze zaak verder te spreken. Dit is gebeurd en ik heb als uitgangspunt van ons gesprek een tweetal stellingen geformuleerd. Deze stellingen konden zooveel veranderd worden als zij dachten, dat goed en rechtvaardig was. Daarna heb ik nog geheimhouding gevraagd, en verlangd ze te zenden naar de heeren van liet comité, die in Züricli • i •• waren. Eerst als ook die heeren hier weer terug waren, zouden wij eendrachtiglijk deze voorwaarden fomiuleeren. Zoo was onze overeenkomst". Echter werd, gelijk dr. Burgman verder mededeelde, aan dit alles voorbarige publiciteit gegeven en werden ook reeds de aanvankelijk ontworpen, doch nog niet vastgestelde stellingen gepubliceerd. Klaarblijkelijk werd hier door den briefschrijver gedoeld op het bericht in de pers, volgens hetwelk dr. A. Borgman aan de arbeiders het volgende voorstel zou hebben gedaan: „Stakers en uitgestotenen van de firma v. Heek & Co. en van de firma S. J. v. Heek & Zonen wenschen den arbeid in de verschillende fabrieken van genoemde firma's te hervatten, volgens het door deze firma's bepaalde loontarief, indien door deze firma's worden aangenomen de twee volgende voorwaarden: 1". dat zij haar arbeiders en arbeidsters binnen den kortst mogelijken tijd zooveel doenlijk weer aan den arbeid plaatsen, dien zij vroeger ook hadden; 2". dat de firma's alle arbeiders en arbeidsters weer aannemen, indien dit volgens de firma's doenlijk is, doch mocht dit niet kunnen, dat dan niet meer dan drie personen worden uitgesloten." Het verder relaas van hetgeen te dezer zake voorviel, moet voor een oogenblik worden onderbroken om eerst mede te deelen wat door de H.H. Schaepman en van deii Vliet schier gelijktijdig gedaan was. Volgens hun eigen mededeelingen in het weekblad Patrimonium deden de Tweede Kamerleden dr. Schaepman en Van der Vliet ongeveer gelijktijdig ') een ander voorstel; nadat zij reeds vroeger do aanneming van het voorstel der Commissie uit do Burgerij hadden aanbevolen, deden zij na het bekende besluit der Fabrikanten» Vereeniging een nieuw voorstel, dat aan de firma werd toegezonden en dat, na door de christelijke werklieden-vereenigingen te zijn goedgekeurd, bij het Organisatie-Comité zou worden ingediend. Dit voorstel luidde als volgt: 1°. van de firma van Heek te vragen opgave van het getal en de namen der werklieden, die zij niet weder wenscht aan te nemen; 2". aan hen, die aldus uitgesloten blijven, een behoorlijk bestaan hetzij door een anderen werkkring, hetzij door vaste bijdragen te verzekeren: 3". van de firma van Heek te ontvangen de verklaring, dat zij na het beëindigen van staking en uitsluiting de organisatie der arbeiders, ook waar deze organisatie het vormen van een weerstandskas ten doel heeft, niet zal belemmeren, noch hen, ') Hun brief aan de firma's is gedateerd 5 Juni. die zich daarmede in t bizonder, op onlelijke en rechtmatige wjjze, bezig liouden, als agitatoren zal bejegenen." De firma antwoordde, dat dr. Borgman" inmiddels een voorstel bad gedaan in den geest van punt 1 en verwees de beide heeren naar dr. B.; op punt 3 van het voorstel verklaarde zij niet te kunnen ingaan: zij had zich nooit tegen de organisatie der arbeiders verzet en was ook thans niet van plan dit te doen, doch wenschte in dit opzicht zich op geenerlei wijze te binden. ') Daarna schreef dr. B. aan de heide kamerleden den brief, waaruit boven reeds het voornaamste werd medegedeeld De beide heeren, het voorstel van dr. Borgman in geen opzicht willende belemmeren, trokken zich terug. In het schrijven van Dr. Borgman deelde deze nog mede, dat hij dien avond (9 Juni) een vergadering zou hebben met het comité, waarin de „stellingen ' zouden worden vastgesteld en daarna door hem aan de firnia medegedeeld. „Het is dus heel wel mogelijk, dat de stellingen anders luiden, dan de „te vroeg geboren" stellingen". Beschouwt men die „te vroeg geboren" stellingen, de door de pers reeds gepubliceerde voorwaarden nader, dan ligt zeker wel de opmerking voor de band dat deze, wat het essentieele deel betreft, zeer veel overeenkomst vei toonden met de op 12 Mei door de firma aangeboden en door de arbeiders verworpen voorwaarden, met dit onderscheid dat hier niet „ongeveer 20", doch „niet meer dan drie personen zouden worden uitgesloten (terwijl de eisch der persoonlijke aangiite bij de bazen hier niet gesteld was). Herinnert men zich wat boven werd opgemerkt omtrent die uitsluiting van ongeveer 20, onder welken in de eerste plaats begrepen waren de drie stakers, welke de firma wegens de haar door hen aangedane beleediging niet weer tot de fabriek wenschte toe te laten, en waaronder voorts zouden vallen eenige onbekwame werklieden, die toch ontslagen zouden zijn, ook al was er geen geschil gerezen, -- <• Tijd in haar hoofdartikel van l:i Juni ij de vaststelling van het loon. Dat de publieke opinie hij deze staking grooteudeels op de hand der arbeiders was, bleek vooral daarom van groot belang te zijn, omdat er geen „weerstandskas" was, waaruit de stakers en straks de uitgestotenen konden worden gesteund. Zoo was dus het door andere arbeiders en door liet publiek gezonden geld onmisbaar voor liet volhouden van den strijd; wilde men in hoop op steeds gunstiger te bedingen voorwaarden onverzettelijk kunnen blijven, dan moest uit Enschedé en van elders de steun ruim vloeien én mocht het dus ook aan voortdurende opwekkingen om daarmee voort te gaan niet ontbreken. Kerst toen niettegenstaande de groote vergadering op 1 ïnkstermaandag te Amsterdam de financieele hulp minder werd, legden de stakers en uitgestotenen het hoofd in den schoot. Het was trouwens meer dan eens in vergaderingen te Enschedé gezegd dat men niet toegeven mocht, zoolang het publiek voortging met den steun. Overzicht van den aan de stakers en uitgeslotenen geboden steun. Het bovenstaande was o. i. noodig 0111 liet feit te verklaren dat van verschillende zjjden voor de stakers en uitgeslotenen een bedrag van weinig minder dan 1' ^ ton is bijeengebracht. Terwijl wjj overigens niet zullen treden in een onderzoek naar de bronnen, waaruit dit geld is gevloeid, noch naar de hoegrootheid der uitkeeringen, moge worden herinnerd dat volgens liet financieel verslag van den penningmeester de inkomsten en uitgaven van 13 Januari tot 28 Juli hebben bedragen: Inkomsten: Uitgaven: 13 Jan.—3 Febr f 5523.95 f 1876.28* 4 r eb. 3 Maart „ 30784.915 16242 90r' f Mrt.-l April , 33687.68 , 27425.63r' i April -5 Mei , 28269.93 . 38983.14 " 6 Mei—2 Juni 25464.565 , 30208 69"' 3 Juni—7 Juli 18486.Ur' , 23324.50 8 Juli—28 Juli 3806.05 „ 3135.38 f 146023.20r' f 141196.545 Aan saldo in kas alzoo f 4826.66. De uitgaven zijn als volgt gespecificeerd: Totaal aan uitkeeringen . / 135.825.49'' Aan schrijfbenoodigdheden . . „ 08.11 , drukwerken * 028.20 , collectanten » 383.44' , sprekers » 488.57° , zaalhuur „ 206.— , schoonmaak en reparatie zaal „ 186.47 ' , bevallingen 99.— , onderkruipers 82.48 „ reservefonds „ 70.75 , diversen 105.56J , saldo in kas „ 4.826.66 voor slachtoffers 3.092.50 De laatste uitkeering aan de vroegere stakers en uitgeslotenen (de staking eindigde 13 Juni) had plaats 19 Augustus: toen werd /'3000. — verdeeld; elk gehuwd arbeider kreeg ƒ4.50 -|- /0.50 voor elk kind. Deze ƒ 3000. — zijn genomen uit het batig saldo volgens besluit der vergadering van de gecombineerde besturen, aan welke door de commissie, die belast geweest was niet het nazien der boeken van den penningmeester (en deze volkomen in orde bevonden luid), verslag van haren arbeid was uitgebracht. Overzicht van de gevolgen der werkstaking. Dat de gevolgen der werkstaking zich in meer dan ééne richting zouden openbaren, was te voorzien. Het kan ook hier onze bedoeling niet zijn naar zelfs maar betrekkelijke volledigheid te trachten, doch het navolgende mag toch zeker als der aandacht waardig hier worden medegedeeld. In een ingezonden stuk in het Handelsblad schreef „Mercurius (in de eerste dagen van Juni) dit: , Men kan aannemen dat de firma van Heek & Cu. tot nu toe ƒ 250.000 a ƒ300.000 minder loon heeft uitbetaald. Daar staat tegenover, dat er tot nu toe / 125.000 is gegeven en uitgekeerd". Tot een eenigszins andere berekening kwam de heer D. W. Stobk, die op 2 Juni (volgens het verslag der Fabrieksbode) zeide dat door het 20 weken lang werkeloos rondloopen van circa 2000 menschen 20 X ƒ 16.000 = ƒ320.000 loon verloren gegaan was, „terwijl er ui 't geheel ongeveer ƒ 110.000 ter ondersteuning is ingekomen, samen dus / 430.000, waarvan de rente meer dan 4 maal zoo groot is als het jaarlijkscli bedrag der door de firma noodzakelijk geachte verlaging, die slechts / 4000 per jaar uitmaakt". Ook uit deze opgave volgt, gelijk men ziet, dat de loonsderving op verre na niet aangevuld is door de uitkeeringen; trouwens liet was ons door de meedeeling van de hoegrootheid dier uitkeeringen reeds gebleken dat de inkomsten der arbeiders door de staking niet weinig werden gedrukt. In verband daarmede stonden zeker wel de aanzienljjke en ongewoon liooge terugvorderingen van de inlagen in de 1» jjkspostspaarhank ten kantore Enschedé. Ziellier voor de maanden April en Mei de cijfers over de jaren 1900, 1901 en 1902. Ingelegd Teruggehaald April 1900 /' 16.502.02 / 15.930.52 „ 1901 , 17.500.75 , 14.8G0.Hi „ 1902 , 18.305.93 , 24.315.91 Mei 1900 , 23 920.17 , 20.910.51 , 1901 , 27.587.35 , 21.332.30 1902 „ 19.962.58 ,29.334.13 I)at men uit bovenstaanden tabel de maanden April en Mei over het jaar 1901 en die over het jaar 1902 samen, dan bevindt men: dat over 1901 in April en Mei meer werd im/elei/d dan teruggehaald: ƒ8.895.64; dat over 1902 in April en Mei meer werd teriiqqchaald dan ingelegd: ƒ 15.322.53; dat in April en Mei 1901 werd iiuieleqd 16.759.59 meer dan in 1902: dat in April en Mei 1902 werd terugqehaald t 17.457.58 meer dan in 1901. Als een gevolg der werkstaking werd door Het Volk medegedeeld dat liet aanal textiel-arbeiders te Enschedé, leden van oakeereeni.gingen, geklommen is van ongeveer 1000 tot circa 2000. ') l)it weinige omtrent de gevolgen der werkstaking moge volstaan. Zeker was hieromtrent veel meer te zeggen, doch volledigheid zou reeds daarom hier onbereikbaar zijn, omdat het zoo ooit dan thans geldt: dat er dingen zijn, die men ziet en dingen, die men nietziet. De laatste winnen het niet zelden in belangrijkheid van de eerste. De niet-tastbare, niet onder cjjfers te brengen gevolgen der werkstaking, gevolgen van zedelijken en geestelijken aard, zullen zeker niet zijn uitgebleven. Welke zijn zij geweest? Men kan er, als buitenstaande, slechts naar gissen. Maar men weet dat de firma, schoon zij tot concessies geneigd bleek "), heeft vastgehouden aan het beginsel, dat bij haar voorzat en dus voor onvermurwbaar en onverzettelijk gehouden werd: men weet ook dat ') I.ater werd van elders weer vernomen dat niet weinigen zich weer terugtrokken, toen besloten werd ter vorming van een weerstandskas de contributie te verhoogen. ") Het voorstel der Commissie uit de Iiurgerij nam zij aan. hoewel zij er ernstig bezwaar tegen had. de firma op grievende wijze beleedigd en haar naam als door het slijk gesleurd is '); men weet ook dat de strijd langdurig en lievig geweest is; men weet eindelijk dat velen der arbeiders zich na het einde ongetwijfeld beschouwden als door overmacht overwonnen strijders in een rechtvaardige zaak. . . En wanneer men dat alles bedenkt, kan men zich niet vleien met de hoop, dat de ontastbare resultaten, de gevolgen die men niet ziet, anders dan bedroevend geweest zijn! ') Het I'artjjbestuur der S. D. A. I1. schreef in haar Manifest (Het Volk. 21 Mei 1902): „Slechts lage wraakzucht is het, die thans deze monsters in menschel!gedaante bezielt" Bijlage I. Verslag van den Verzoeningsraad der Kamer van Arbeid (Vastgesteld 21 Januari 1902). Nadat het bestuur der Kamer van Arbeid voor de katoenindustrie te Enschede, naar aanleiding van een bjj haar van de zijde der werklieden ingekomen verzoek, in verband met het bepaalde in art. 24 der wel op de kamers van arbeid, had getracht een tusschen de firma Van Hf.ek ifc Co., katoenindustrieelen alhier, en de dekenwevers in haar fabrieken gerezen geschil over loonsverlaging in der minne te beëindigen, doch daarin niet heeft mogen slagen, werd ter vergadering der kamer van arbeid van 23 December 1901 een verzoeningsraad benoemd, die zoude trachten een minnelijke beëindiging van dit geschil te bewerken. Den 24 December d. a. v. werd met dat doel door den verzoeningsraad een vergadering gehouden, waarin op zijn uitnoodiging is verschenen een commissie uit de dekenwevers, gevormd door de werklieden G. H. Rei disk, J. Bakker, K. van Lier, J. Wessel, J. B. Breefelo, en G. J Holtkamp, benevens de heer J. B. van Heek, deelgenoot in de firma Van Heek k Co. Ofschoon de verzoeningsraad geen middelen onbeproefd heeft gelaten welke zouden kunnen leiden tot een minnelijke beëindiging na het geschil, heeft hij daaiin niet mogen slagen. Wel bleken de werklieden genegen. 0111 voor een lager loon dan thans te blijven doorwerken en gaven wij de firma Van Heek k Co. in overweging de voorgenomen verlaging uiterlijk tot op de helft in te voeren, doch namens deze firma deelde de heer J. B. van Heek mede, dat toenadering op deze wijze voor haar onmogelijk was en zij genoodzaakt was bij haar eenmaal genomen besluit te blijven. Betreffende het geschil deelde de heer .1. li. van Heek mede, dat de verlaging zal worden toegepast op door de firma nieuw in te voeren soorten dekens en wel soorten nos. 0, 2, 6, 8, 12 en 17a, alsmede zware dekens. Wijl steeds de firma heeft gewild, dat haar werklieden een behoorlijk weekloon verdienen, had zij toen zij is aangevangen met het doen fab'riceeren van deze nieuwe soorten dekens, haar werklieden een te hoog stukgeld daarvan uitbetaald, omdat deze, had zij het stukgoed direct op liet juiste bedrag bepaald, niet in staat zouden zijn geweest een behoorlijkweekloon te verdienen, wijl zij niet direct de noodige vlugheid bezaten, 0111 een voldoend aantal deliens te weven. Nu echter de werklieden langzamerhand in vlugheid aanleeren en zij dientengevolge een grooter aantal dekens kunnen weven, dan in den beginne, is de firma genoodzaakt, wil zij de artikelen staande houden de stukloonen, naarmate de werklieden in vlugheid aanleeren, te verminderen en dit schjjnen de werklieden uit het oog te verliezen. Overmatigen arbeid vordert de firma niet van haar werklieden, doch wel, dat zij behoorlijk dat aantal dekens weven, 't welk zij kunnen vervaardigen en al is het dekenweven zwaarder en ongezonder dan het eainbrics- en drillvveven, daarvoor ontvangen de arbeiders, ook na den loonaftrek een hooger loon. Buitendien is zij van oordeel, dat de gemiddelde loonen in haar fabrieken hooger zijn, dan in de meeste hier ter stede. Toen de werklieden hun ontevredenheid over de voorgenomen loonsverlaging op gepaste wijze ter kennis van de firma hadden gebracht, had deze ander werk aangeboden aan alle wevers, die zulks verlangden en op dit aanbod is geen der werklieden ingegaan, waaruit de firma meent te mogen opmaken, dat de loonen, na toepassing van den voorgenomen aftrek niet te laag zijn. Deze meening kan h. i. gestaafd worden door de mededeeling, dat de stukloonen der nieuwere soorten dekens zijn gebaseerd op de uitkomsten, gedurende 20 achtereenvolgende weken verkregen van het vervaardigen van dekens no. 1. o)) welke soort geen loonaftrek zal plaats hebben en waarvan ook de wevers het stukloon niet te laag vinden en waarvan verreweg het grootste getal in de fabrieken der firma vervaardigd worden. De hoeveelheid dekens, soort no. 1, die de firma laat vervaardigen, is ongeveer 40 a 50 pCt. van het totale aantal. Door de commissie uit de dekenwevers is, betretfende dezen loonaftrek, aan onzen verzoeningsraad medegedeeld, dat het weekloon der deken wevers in de fabrieken der firma Van Hkek & Co., gemiddeld /'8.— a / 9.— per getouw bedraagt. De gehuwde wevers hebben meestal twee getouwen en kunnen daardoor van f 15.—f 18.— per week verdienen, van welk weekloon zij echter f 4.50—ƒ 6.— moeten afgeven voor een hulp. Het weekloon der gehuwde wevers bedraagt alzoo ƒ10. — a / 12.— ; waarvoor zij de geheele week hun uiterste, zoo niet bovenmenscheljjke krachten moeten inspannen en dikwjjls geen tijd hebben fatsoenlijk een boterham te eten. In verband met den levensstandaard in deze stad acht de commissio een verdienste als deze volstrekt noodzakelijk om er behoorlijk, doch niet overdadig van te kunnen leven. Nu echter de firma een vermindering op dat loon gaat toepassen, bedragende voor de fabriek in de Kremersmaten op de dekens no. 0, 2, 6, 12 en 17a van ƒ 0.27 tot / 1.13 per getouw en voor de fabriek in de Kortesteeg op dekensoort no. 6 en 8 van f 0.83 tot / 1.07 per getouw, zal iedere wever ongeveer ƒ125 per week minder verdienen en was dit nu een noodzakelijk gevolg van de geheerscht hebbende en wellicht nog niet geheel te boven gekomen malaise, zoodat het vooruitzicht bestaat, dat bij verbetering der toestanden, de werklieden tot de oude loonen zouden terugkeeren, dan zouden deze daarmee ongetwijfeld genoegen hebben genomen, doch in een onderhoud, dat de commissie over dit geschil met de firma heeft gehad, is door den hoer J. B. van Hkek medegedeeld, dat de firma niet tot verlaging der loonen overgaat, omdat zij aan haar fabricaat niets verdient, doch omdat de werklieden tengevolge van het fabriceeren van een te groot aantal dekens een te hoog weekloon verdienen. Hadden ue werklieden dus minder vlijtig gewerkt, zonder dat de firma hen ook nog van luiheid had kunnen beschuldigen, dan zou de loonaftrek, waarover het onderhavige geschil is ontstaan, niet zijn voorgevallen. In hunne meening, dat zij hui uiterste krachtsinspanning aanwenden in het belang van hun gezinnen, zien de werklieden zich dus bedrogen en wordt nu door hen genoegen genomen met den voorgenomen loonaftrek en spannen '/ij boven men schel ij ke krachten in. waardoor liet hun dan misschien gelukt om ongeveer tot het tegenwoordige loon terug te komen; wie weet ot dan de firma niet andermaal het loon gaat verlagen. Dat dit niet gunstig kan werken op den goeden wil der werklieden, is naar de meening der commissie uit de dekenwevers een als vanzelf' sprekende zaak. Ook in het najaar van 1900 is door de firma een loonsverlaging ingevoerd. \ óór dien tijd ontvingen de dekenwevers wegens het vervaardigen van dekens soort no. 0 ƒ2.80 per 100 stuks en was toen de firma voornemens dat bedrag tot ƒ2.30 te verminderen. Een commissie uit de werklieden heeft toen daarover met de firma een onderhoud gehad en is bij minnelijke schikking overeengekomen, dat het loon daarvan voortaan ƒ 2.40 zou bedragen en had bij die gelegenheid de heer J. B. van Heek te kennen gegeven, best te kunnen zien dat de werklieden wat -verdienden, doch dat het niets gaf of hij bij dat bedrag van f2.40 nu nog iets deed en het er een volgende keer weer aftrok. Niettegenstaande deze mededeeling gaat nu echter de firma heen en verlaagt het bedrag van f2.40 tot f2.20. Volgens de commissie is de nieuwe loonregeling der firma gebaseerd op de uitkomsten der 20 allergunstigste weken, gedurende welke steeds volop grondstoffen voorradig zijn geweest. Niet zelden echter gebeurt het volgens haar mededeeling, dat de werklieden een dag of een halven dag per week niet kunnen werken, wegens gebrek aan grondstoffen. Vooral om deze reden wilde de commissie, dat de firma de door haar voorgenomen loonsverlaging invoerde, maar niet meer dan uiterlijk de helft, en twijfelde zij niet ot dan zou hiermede door de werklieden, hoewel noode. genoegen worden genomen. De commissie deelt nog mede. dat het aantal dekentouwen, waarop niet wordt afgetrokken, in Lombok slechts één is en dat dit getal in de Kremersmaten bij het, aanplakken der verlaging 22 en bij het ingaan daarvan 45 bedroeg, waaruit de commissie inoet opmaken, dat dit een poging der firma is, om haar werklieden met de aangenomen loonsverlaging stilzwijgend genoegen te doen nemen en met het doel om, indien deze poging gelukt, het getal getouwen, waarop dekens No. 1 worden vervaardigd. zoo spoedig mogelijk weer op het vroegere terug te brengen. Het getal wevers, niet inbegrip der hulpen in deze loonsverlaging betrokken, bedraagt volgens mededeeling van de commissie 160. Oordeel van leden-patroons en leden-werklieden van den Verzoeningsraad. Het, oordeel over het geschil luidt als volgt: De leden-patroons van den verzoeningsraad, ofschoon hun ten opzichte van de dekenweverij geen persoonlijke ervaringen en daardoor geen vergelijkingen ten dienste staan, geven als hun opinie te kennen, dat, wanneer het, reeds meerdere jaren bestaande loon der dekens No. 1, waarop dooide wevers geen aanmerking is gemaakt en nu geen loonsverlaging wordt toegepast, als basis der berekening wordt aangenomen, de loonsverlaging op de zware dekens, alsmede op de dekens No. 2, 0. 12. 17a. 0 en 8 alleszins gerechtvaardigd is. De leden-arbeiders van den verzoemngsraad zijn van oordeel, dat in den strijd, die is uitgebroken tusschen de firma Van Heek en haar arbeiders, het recht is aan de zijde van laatstgenoemden op grond, dat lo. de firma heeft verklaard tot loonsverlaging te zijn overgegaan, omdat volgens haaide deken wevers te veel loon ontvangen, in tegenstelling met de andere wevers aan haar fabrieken werkzaam zonder te letten op den afmattenden en ongezonden arbeid, welken de dekenwevers moeten verrichten; 2o. dat de fit ma aan de uit de arbeiders gekozen commissie heeft verklaard, dat de loonaftrek geen gevolg was van slapte, maar wel dat de dekens voor do firma in den handel een goed artikel was, dus dat zij niet tot loonsvermindering genoodzaakt waren; 3o. dat de arbeid der dekenwevers van dien aard is, dat zij wel degelijk aanspraak kunnen maken op een hooger loon dan andere minder zwaren arbeid verrichtende wevers, waarvan nu met, de invoering der nieuwe loonlijst geen sprake kan zijn. Dat ongeveer een jaar geleden ook nog een belangrijke loonsverlaging onder de dekenwevers is ingevoerd, onder belofte, dat zij een goed loon zouden verdienen. Ten slotte, dat de betrokken arbeiders alle middelen hebben aangewend, om een conflict te voorkomen en dat zij wel genegen waren, een bemiddelingsvoorstel van den verzoeningsraad te accepteeren. waarvan de firma Van Heek in 't geheel niets wilde weten, en een werkstaking daarvan liet gevolg was. Bijl. II. Manifest der Fabrikanten-Vereeniging. Het Bestuur der Fabrikanten-Vereeniging te Enschede stelt er prijs op de volgende overwegingen ter ulgemeene kennis te brengen: De Vereeniging is oorspronkelijk opgericht om werkstakingen te voorkomen. Zij tracht volgens art. 1 harer Statuten dat doel te bereiken: a. door een onpartijdig onderzoek van de geschillen, die tusschen werkgevers en werklieden mochten ontstaan, h. door nadat dit onderzoek heeft plaats gehad, te trachten de geschillen tusschen de twistenden op eene vredelievende wij/.e uit den weg te ruimen, e. door het krachtig steunen van den werkgever indien de werklieden willekeurig het werk hebben gestaakt en niet vooraf een onderzoek hunner grieven bij de Vereeniging hebben aangevraagd. Door de bijzondere omstandigheden, waaronder het, geschil tusschen de de tinna Van Heek en Co. en een deel harer arbeiders is uitgebroken, heeft het bestuur der. Fabrikanten-Vereeniging van de aanleiding tot dit geschil eerst kunnen kennis nemen nadat reeds de werkstaking begonnen was. Immers is op Vrijdag 10 Januari des voormiddags tusschen 11 en 12 uur bjj het bestuur ingekomen een verzoek van het Comité der arbeiders tot onder/.oek van het geschil door het Bestuur der Fabrikanten-Vereeniging terwijl reeds op den avond van dienzel/drn dut/ door de werklieden tot staking is besloten. Het was daardoor aan het Bestuur volstrekt onmogelijk vooraf' (vóór de werkstaking) van het geschil kennis te nemen. '). Ter andere overwoog het Bestuur dat. waar reeds van wege den ambtelijk ingestelden Verzoeningsraad een onderzoek naar het geschil werd ingesteld toch eerst het verslag van dit onderzoek diende te worden afgewacht1). Inmiddels echter is aan het Bestuur gebleken dat de niededeelingen. van weerszijden aan den Verzoeningsraad gedaan, niet van dien aard zijn geweest, dat daardoor het publiek voldoende is ingelicht omtrent de zaken waarom het hier gaat. Eene bevestiging van deze zijne meening vindt her, Bestuur in de oordeelvellingen vau verschillende organisaties, particuliere personen en pers-organen over het gerezen conflict. Het Bestuur is daarom van oordeel, dat, tot uitvoeriger en vollediger voorlichting, dan tot nog toe plaats had, alle aanleiding bestaat en het gaat daarom thans over tot het, mededeelen zijner overwegingen, welke gegrond zijn op persoonljjke bevindingen van de bestuursleden cn op de eigen ervaringen, door hen als industrieelen in een soortgelijk bedrijf als dat der firma Van Heeken Co. opgedaan. ') l'eze punten zijn later door de arbeiders weersproken. Zie hierachter. 7 at allereerst betreft de quaestie der loonen, beeft het Bestuur inzage gekregen van de weekloouen, welke (blijkens betrouwbare opgaven) op grond van het oude tarief over 1901 gemiddeld aan de dekemvevers uitbetaald zijn - en welke op grond van het nieuwe tarief over dat jaar uitbetaald zouden zijn geworden — op de fabriek aan de lvortesteeg. Daaruit is aan het Bestuur gebleken, dat een wever op twee touwen volgens het oude tarief verdiende netto f 12.04 en volgens het nieuwe tarief zou verdiend hebben + til. als gemiddeld weekloon, na aftrek van het loon van den hulp, hierbij ingesloten feestdagen, verletdagen enz. De wevers op één touw, welke meest zijn jongelui, verdienden volgens het oude tarief (over 1001) gemiddeld t'8.54; volgens het nieuwe tarief zouden zij verdiend hebben f7,70.— Het Bestuur is van oordeel dat dit gemiddelde loon volgens het nieuwe tarief op zich zelf niet lager is dan de andere loonen in Enschede, hooger dan in omliggende plaatsen en veel hooger dan betaald wordt aan dekenwevers in België (met welk land de firma Van Heek en Co. steile concurreert). Bij de beoordeeling van dit loon moet worden in aanmerking genomen, dat de textiel-industrie niet is een seizoen-bedrijf of een waarin nu en dan werkeloosheid heerscht, doch dat dit loon verdiend wordt het geheele jaar door. Maar bovendien vestigt liet Bestuur de aandacht op de verklaring, door het comité uit, de stakers voor den Verzoeningsraad afgelegd, dat met meerdere inspanning een eren hoog weekloon ook bij het verlangd, stukloon niet onbereikbaar werd geacht door de werklieden zelven. ^ oorts kan het Bestuur geenerlei waarde toekennen aan de bewering der stakers, dat de firma Van Heek en Co. voor de dekenwevers wel een hooger stukloon kan en behoort te betalen, omdat de dekens voor haar in den handel een goed artikel zijn. Ging toch deze stelling op en werd het loon bepaald naar de winst, die de ondernemer met het artikel maakt, dan zou noodwendig daaruit moeten vooitvloeien dat, zoodra de winst geringer wordt of zelfs geheel uitblijft, liet loon ook verlaagd zou worden. W as deze grondslag door de firma Van Hekk en Co. toegepast, dan zou zij bijvoorbeeld het loon uer cambrie- en drill-wevers (en deze vormen a: 80 pCt. der wevers) belangrijk verlangd hebben, daar deze artikelen thans met verlies van de band worden gezet. Het bewijs voor dit laatste feit put het Bestuur uit de overweging der omstandigheid, dat een groote fabriek in de nabijheid van Enschede, welke zich op de vervaardiging dezer artikelen toelegt, gedurende den geheelen winter den arbeidstijd aanmerkelijk heeft ingekrompen tengevolge van den verliesgevenden afzet dezer artikelen. Waar de firma Van Heek en Co, dus niefc den stelregel huldigt, dat de arbeider er onder moet. lijden, wanneer het artikel niet winstgevend is (hetgeen ook zijn schuld niet is!), daar gaat zij ook uit van het denkbeeld, dat geen motief voor hooger loon kan worden ontleend aan het feit, dat het fabrikaat een winstgevend artikel is (hetgeen ook niet door toedoen van deu werkman, doch door allerlei van hem onafhankelijke factoren wordt bereikt). Ten aanzien der vraag of het dekenweven geacht moet worden zwaarder en ongezonder te zijn dan het cambric- en drill-weven, is het Bestuur van oordeel, dat deze vraag beslist ontkennend moet worden beantwoord. Eerder is het tegendeel aannemelijk. Immers is aan het Bestuur bekend, dat arbeiders der firma Van Heek !J den voorzitter der l'abrikanten-Vereenigiiig heeft vervoegd, teneinde hem ie vragen ot ook de labrikanten-Vereeuiging nog moest worden geraadpleegd, voordat de dekenwevers tot werkstaking zouden overgaan, waarop door den voorzitter uwer vereeniging ontkennend werd geantwoord. Hij deelde mede, dat nu er eer. kamer vau arbeid was, men ten opzichte der Fabrikantenvereniging geen verplichtingen had. Voorzichtigheidshalve werden des anderen daags (10 Januari) nogmaals twee dekenwevers, n.l. Reudink en Hakker, afgevaardigd naar den voorzitter uwer vereenigimr, doch ook deze personen ontvingen hetzelfde antwoord Wat betreft het gezegde van het bestuur uwer vereeniging, als zouden de arbeiders het verslag van den verzoeningsraad niet hebben afgewacht, kunnen wjj mededeelen, dat herhaaldelijk op spoeil bij den verzoen ingsraad is aangedrongen, om het verslag openbaar te maken, ook vóór dat de werkstaking is uitgebroken". — Nog werd in dit schrijven ge/.egd dat de II. II. Verveld. Hakker en Reudink gaarne bereid waren in een vergadering der Fabrikanten-Vereeniging alles mondeling mede te deelen en toe te lichten. — Het bestuur der Fabrikanten-Vereeniging verklaarde zich gaarne bereid met de II. H. Reudink en Hakker te confereeren ten einde mogelijke misverstanden op te helderen. Deze conferentie had 14 Maart plaats, doch leidde volgens de berichten in de pers tot geen resultaat De bestuursleden der Fabrikanten-Vereeniging verklaarden dat het verslag van den verzoeninggraad had moeten worden afgewacht, vóór dat tot de werkstaking was overgegaan, wilde er sprake geweest zijn van ae inmenging der Fabrikanten-Vereeniging. I>e arbeiders echter meenden hun plicht te hebben gedaan. llijliise III. De heer Th. H. Huising over het beginsel der firma en het beginsel der arbeiders. Aantrekening. Voor het groote publiek, dat de kracht en de beleekenis van vele woorden niet volkomen gevoelt, is het woord principe, beginsel dikwijls niet meer dan een woord zonder zin. Het baalt twijfelachtig de schouders op en glimlacht vaak spottend, wanneer men het zegt: „Iemand doet of laat dit of dat uit beginsel." Het bestempelt dit .nalaten uit beginsel" dan ook in den regel niet de namen: koppigheid en onwil. Dat dit echter hier niet het geval is, moge de volgende uiteenzetting van beginselen van beide partijen eenigszins verduidelijken. Waar de firma zeide, dat in zake loonaftrek „een beginsel op het spel staat' beteekent dit voor hem, die den eeonomischen ontwikkelingsgang der mensehheid in de laatste eeuw heeft gevolgd, en die meer in het bijzonder kennis heeft genomen van den vooruitgang en van de hooge vlucht, die de industrie der firma Van Heek ifc Cu. gedurende een veertigtal jaren genomen heeft, dat de firma de innigste overtuiging heeft, dat zjj haar grootheid en haar bloei in hoofdzaak verschuldigd is aan de consequente doorvoering van beginselen toegepast op al hare ondernemingen en die haar gebleken zjjn de vuurproef te kunnen doorstaan. Een ervaring van veertig jaren heeft haar zulks bewezen. De firma acht zich in het volgende principe (beginsel) door de arbeiders in deze staking aangetast. Het is steeds het streven der firma geweest, bij elke nieuwe uitvinding op het gebied van machines voor de textiel-industrie daarvan te profiteeren, zoodra de deugdelijkheid er van door de ervaring gebleken is. Zjj bezit de overtuiging, dat een fabrikant op den duur slechts voortbestaan kan, indien hij in alle opzichten in zijn fabriekszaken op de hoogte des tijds blijft. Hierdoor komt hij elk jaar voor groote uitgaven te staan, door vervanging van oude machines door nieuwe; doch voordat dit geschiedt, wordt vooraf een rekening opgemaakt of op deze uitgaven de benoodigde rente en afschrijving verdiend kunnen worden, welke verdiensten voortvloeien uit een grootere productie op deze nieuwe machines en een daaraan verbonden verlaagd stukloon. Ziet hij daartoe geen kans. dan zal hij natuurlijkerwijze niet tot vervanging van de oude machines overgaan. Nu door de firma Van Heek & Co. (gebaseerd op bovenstaand principe) voor hare deken-industrie groote kapitalen zijn ten koste gelegd door vervanging van oude machines door nieuwe en de arbeidsrs zich een loonsverlaging niet willen laten welgevallen, ziet zij dit principe aangetast op zoodanige wijze, dat in de toekomst haar bestaan gevaar zal loopen. Het gevolg zou zijn, dat zij verder geen nieuwe machines zal aanschaffen, en de arbeiders op de oude zal laten voortwerken. Deze zullen daardoor een minder loon genieten, (want ieder arbeider weet al te zeer, hoe op oude machines met harder werken een geringer loon dan op nieuwe verdiend wordt) en zij zullen van hun patroon een prulfabrikant maken, die met ouderwetsche en versleten machines door zal werken. De firma wil vrijheid van handelen, waar het hare industrie betreft. Aan die vrijheid dankt zij de energie, die haar tot die reusachtige hoogte gebracht heeft, waarop zjj thans staat. Belemmering dier vrijheid zou oorzaak kunnen worden, dat de energie bij den ondernemer verlamde en de industrie dientengevolge ging kwijnen. Dit wil de firma tot eiken prijs voorkomen. Zij alleen wil thans en in de toekomst vaststellen en bepalen, hoereel zij b. v. per getouw zal betalen. Dit moet echter niet opgevat worden als een draconische bepaling, als een uitspraak, die elk gemeenschappelijk overleg in zake bepalen van loon fusschen patroon en arbeider uitsluit, de firma stelt het loon vast, maar is te allen tijde bereid met de arbeiders te beraadslagen wanneer deze op een nieuwe loonsregeling aanmerkingen maken en daarin wijzigingen wenschen. Waar gemeenschappelijk overleg niet is uitgesloten, zal de firma er evenwel krachtens haar beginsel nimmer toe kunnen overgaan de arbeiders medezeggenschap toe te kennen omtrent het vaststellen van het loon op c'e machines ten behoeve van hare industrie, want het bepalen van het loon hangt samen met tal van factoren — waarvan men er eenige tot de geheimen van den handel kan rekenen—, die de firma nimmer aan haar aibeiders zal bekend maken. Tegen een ingrijpen in deze rechten zal zij zich krachtens haar beginsel blijven verzetten met al de kracht — en deze is groot — waarover zij beschikt. Voor haar is deze loonquestie een dwang van de zijde der arbeiders, om haar te bewegen een richting prijs te geven, die zij ruim veertig jaren met enorm succes heeft gevolgd, en die haar tot grootheid, macht en aanzien in de industrieeële wereld heeft gebracht. Den ernstigen lezer zal het duidelijk zijn, dat wij in deze verklarende aanteekening ons geen partij stellen voor de firma Van Heek & Co., maar dat, waar de firma spreekt van handhaving van een beginsel, dit zwaar, zeer zwaar weegt en ernstige overweging verdient. Maar ook de taaiheid en volharding, waarmede de arbeiders der firma Van Heek & C. den süijd volhouden tegenover een machtige firma, vinden haar grond in een beginsel, gebaseerd op de wetenschap, dat in den heftigen concurrentiekamp, dien de firma op de wereldmarkt heeft te strijden, bij slot van rekening de arbeider er het slachtoffer van wordt, wijl hij alleen bij de pioductiekosten in de termen valt om op zijn verdiend loon beknibbeld te worden. Thans nog heeft de firma een voorsprong op ondernemers in hef buitenland door don vrijen invoer van verschillende artikelen en kan zij èn met de grondstoffen èn niet machineriën en onderdeelen er van concurreeren, maar is eenmaal de slagboom gevallen, m. a. w. wordt het stelsel van vrije handel op het Vasteland ingevoerd, of volgt Nederland in de toekomst o. a. Duitscbland na en tracht het zijn heil in protectie te vinden, men kan het blaadje keeren, zooals men het wil, het kind van de rekening blijft in onzen tijd van teugellooze concurrentie altijd de arbeider. Hiertegen wapenen zich de ontwikkelde arbeiders. Hun beginsel is: er moet paal en perk gesteld worden aan den willekeurigen loonaftrek, waaraan zij onder de hedendaagsehe toestanden blootstaan ; de werkman moet verzekerd zijn van een loon, waarvan hij en zijn gezin, volgens zijn stand, behoorlijk kan leven. De patroon moet in zijn arbeider, de levende arbeidskracht, meer erkennen dan een onderdeel van de machine; hij mag hem niet op éen lijn stellen met drijfriemen, kamraderen, etc., die men — versleten — als oudroest in een hoek smijt, hij moet in hem zien een medemensch, die recht en aanspraak heeft op een menschelijk bestaan. Daar onder de bestaande sociaal ecomische toestanden van vraag en aanbod, van steeds nieuwe uitvindingen en verbeteringen van vernuftige machines, die het groot-kapitaal op de eerste plaats van nut zijn, van teugellooze concurrentie, de arbeider er op den duur zijn menschwaardig bestaan bij moet inboeten, is het zijn plicht zich hiertegen te verzetten en op te komen voor zijn recht: het recht om te leven. Door dit beginsel geleid heeft hij den strijd aanvaard, kalm doch beslist, en met een onverzettelijkheid, die eerbied afdwingt. Men moge over den strijd denken, hoe men wil. men moge hem ontijdig, onberaden noemen, dit staat vast, van weerszijden is het een belangenstrijd, waarbij de belangen van de eene partij met die der andere in botsing zijn gekomen en die vroeg of laat moest uitbreken. Dat bij reeds thans is uitgebroken lag misschien óf aan overschatting van eigen kracht van de zijde der arbeiders óf om de firma eens te toonen de kracht, die de organisatie — hoe zwak ook nog — thans reeds kan ontwikkelen. Een waarschuwend voorbeeld voor de toekomst. De onverzettelijkheid der firma en der stakende arbeiders wordt dour bovenstaande genoeg verklaard. Een onverzettelijkheid, die o. i. haar grond niet vindt in koppigheid of onwil, maar die steunt op beginselen. TH. 11. HUISING. Bylage IV. Verklaring der Enschedesche Katoenspinnerij en de firma B. W. en H. ter Kuile aan hun arbeiders, en gedeelte uit het artikel van den heer H. ter Kuile Jzn., in Tubantia. Door de Enschedesche Katoenspinnerij en de tinna B. W. en H ter Kuile werd de volgende verklaring onder de mededeeling der FabrikantenVereeniging geplaatst, ° „Aan onze arbeiders! „lot den heden bekendgemaakten maatregel heeft onze tinna haar medewerking verleend in de vaste overtuiging, dat de toekomst van onze industrie en stad, het belang van arbeiders en patroon een langer toezien onzerzijds verbiedt, ° 11 l' S'' ''i ' 'I?1 ''""a VAN Heek en haar vroegere arbeiders is volstreden. Het door de firma aangenomen bemiddelingsvoorstel van het burgercomite, later een van de firma uitgaand voorstel van gelijke strekking zijn door de arbeiders van de hand gewezen. Der firma bleef toen slechts over vaststelling der voorwaarden, waarop zij haar fabrieken weer 111 het werk stelt. „Do onderhandelingen zijn at'geloopen. „Hoe langer thans deze toestand duurt, hoe meer nieuwe arbeiders de hrma gedwongen wordt, zeker tegen haar zin, aan 't werk te stellen, hoe minder plaatsen straks voor de vroegere arbeiders onen zullen zijn. 1 „Het geld, wat van nu af gegeven wordt, met bedoeling te steunen, werkt beslist schadelijk. Verlenging van lijden, meerdere ai moe< e en ellende, ook onder neringdoenden, schade aan de industrie, waarvan wij allen moeten leven, hiertegenover voor de arbeiders geen enkel voo deel meer." Enschedéschk Katoenspinnerij B. W. & H. tek Kuile. X.iai aanleiding van het besluit der Fabnkauteii-Veieeniging schreef de heer H. ter Kuile Jzn. in Tubantia het volgende:1) 1 liet «tuk werd door den heer tuk Kuile geschreven naar aanleiding van de conferentie zijner hrma niet haar arbeiders en had ten doel om wat zijn hrma tot de eigen arbeiders wenschte te zeggen ook mede te deelen aan de andere arbeiders te Enschedé. , Dat, te avond of morgen moest, gebeuren, wat thans gebeurd is, lag voor de hand. Jaar in jaar uit zijn on/e arbeiders door de volksvrienden, menschen met gladde tong, eenzijdig ontwikkeld, fanatiek, maar zonder kennis van ons bedrijf en de daarbij in 't spel komende factoren, bewerkt. Alles is gedaan om wantrouwen, nijd en haat op te wekken, patroon en arbeider als doodsvijanden te schilderen, het heilige evangelie der ontevredenheid te vei breiden. De arbeider was in de rechte stemming gebracht, maar ook de agitatie ging niet spoorloos aan menig patroon voorbij. Het zaad was opgegaan, de oogst zou volgen. „Een onregelmatige toestand in een der fabrieken onzer grootste firma, gevolg van de invoering eener nieuwe branche, een toestand die in verband met de regeling der overige fabrieken niet kon blijven bestaan, een herhaalde loonsverlaging, die hiervan het gevolgwas.de onzekerheid voor den arbeider hoever dit zou gaan. ziehier de onmiddellijke oorzaak. Een eenvoudige loon-quaestie. die naar het oordeel van buitenstaanden bij eenig geduld en tact van weerszijden geregeld had kunnen worden, kwam op het rechte oogenblik. Het organisatie-comité nam de zaak in handen. De dekenwevers moesten het werk neerleggen. De quaestie werd opgeblazen, het dekenweven werd geschilderd in de bekende kleuren. Het goedgeloovig en goedhartig publiek van ons goede Holland gruwde van zulke barbaarsche heeren als de firma van Heek cn Co., vooral toen deze besloot, met het oog op de houding der arbeiders harer overige fabrieken, harerzijds deze te sluiten. Wel moest elk onbevooroordeelde later de overtuiging krijgen, dat al het slechte wat over het dekenweven rondgebazuind was, leugen was en werd bekend, dat de geneeskundige inspecteur, dien de regeering afzond, om ter plaatse een onderzoek in te stellen, ongunstig had geoordeeld over die beweringen, ofschoon het rapport, dat in dezen licht bad moeten brengen, door de regeering niet werd gepubliceerd. Wel hoorde men dat de commissie, door den burgemeester benoemd en door de firma toegelaten ter opmaking van loonstaten, de opgaven der firma eerlijk had bevonden, maar het rapport werd niet gepubliceerd, naar men zegt om een vormquaestie die m. i. hier niet had mogen gelden, vooral niet waar arbeiders leden dier commissie hiervan gebruik maakten om verkeerde indrukken te vestigen. „Dit alles ging onopgemerkt voorbij. „De strijd ging verder, de giften stroomden toe. Verzoeningsvoorstellen door de firma aanvaard, werden door de beide comité's, die hun kracht overschatten, afgewezen. De firma heeft de onderhandelingen moeten afbreken en thans is het, dunkt mij, voor ieder die eenigszins van onze toestanden op de hoogte is, glashelder dat de comité's zich vastgewerkt hebben. Giften hebben gestroomd, ja maar juist genoeg 0111 den arbeider het allernoodigste te geven, de volksvrienden hebben gewerkt, ja, 0111 onze arbeiders in een treurigen toestand te brengen. Tegenover het met eigen werk verdiende geld, dat hun de firma uitkeerde, weegt niet de gift, die hun uitgedeeld wordt, een gift, gegeven uit allerlei verkeerde begrippen der toestanden alhier, verzameld op grond van verkeerde voorstellingen. „Wat nu? De leden der Fabr. Verg. zagen in dat verlanging van den tegenwoordigen toestand niets brengen kan dan meerdere armoede en ellende voor onze bevolking, schade aan allen, die bij de industrie betrokken zijn, schade aan de stad onzer inwoning. Zij achten zich verplicht thans het hunne te doen om aan deze treurige toestanden een eind te maken. Vandaar hun thans genomen besluit. „Mochten onze arbeiders, die toch niet van gezond verstand ontbloot zijn, dit inzien. Mochten de velen, die reeds lang inzien, dat er verder niets te winnen, veel te verliezen is, zich ontworstelen aan het schrikbewind, dat hen dwingt, zich toonen als zelfstandig denkende menschen, die. ook met het oog op vrouw en kind, moed vinden voor bun overtuiging uit te komen. „Begrijpt toch dat de maatregel der Vereen, eerst een waarschuwing is, dat er noodzakelijk op moet volgen een algeheele sluiting, wil niet onze geheele stad aan langzame uittering te gronde gaan! Waar uw comité u thans zegt, onderwerp u aan den maatregel: wat gij niet meer geeft, komt thans te meer van elders, daar verzeker ik u, dat men u met valsche voorstellingen vleit. Neen. niet van giften en gaven kan onze E'sche fabrieksbevolking leven, niet van beloften gedaan door uw volksvrienden, die u verkeerd geleid hebben en het stuur kwijt zijn, alken van eigen werk in onze fabrieken, bij patroons, die er zich toch nog altijd op mogen beroemen, hooger loon voor gelijk werk te betalen dan ergens elders in ons vak in den lande. „\raag uw comité wat het thans met verderen weerstand wil, wat er anders dan kwaads voor den arbeider uit kan groeien. „Gij weet toch evengoed als ik, dat de firma van Heek thans niet meer kan afgaan van haar voorwaarden, dat die tijd voorbij is. „Gebruikt uw gezond verstand." Bijlage V. Circulaire der firma tot ontrading van steun aan de stakers en uitgeslotenen. Exscmeké, Juni 1902. M. M. Naar wij uit de nieuwsbladen vernemen, worden in diverse plaatsen van ons land kunstavonden voorbereid, waai toe de medewerking van onze groote Nederl. kunstenaars gevraagd wordt, en waarvan liet doel is gelden bijeen te zamelen voor de stakende en ontslagen arbeiders onzer tinna. Aangezien het niet onwaarschijnlijk is, dat een dergelijk verzoek ook aan U gericht is geworden, zoo nemen wij do vrijheid U op de nadeelige gevolgen te wijzen, welk een steunen dezer pogingen voor onze arbeiders in de eerste plaats en voor de Nederlandscbe industrie in het algemeen tengevolge zal hebben. Mocht, U een zoodanige aanvrage bereiken, dan geven wjj U beleefd in overweging, voordat U wellicht gevolg geeft aan den aandrang van een hulpvaardig gemoed, vooraf ernstig te onderzoeken in hoeverre Uw stenn van nut is voor het doel waarvoor deze gevraagd wordt. Ten einde U in de gelegenheid te stellen, het standpunt door ons in verband niet de staking en uitsluiting ingenomen, goed te kunnen beoordeelen vragen wij beleefd Uwe attentie voor een tweetal brochures, welke wij U per zelfde post onder kruisband toezenden, en waarin hot standpunt is blootgelegd. Hieruit zal U blijken, dat van onze zijde alles is gedaan 0111 aan den strijd een einde te maken, door aanneming van het voorstel van een onpartijdig Burgercomité, hetwelk door de arbeiders werd geweigerd (zie bladz. 2 en 3 van het overzicht der gevoerde onderhandelingen), en door het doen van eene verdere concessie (bladz. 5) welke opnieuw door de arbeiders werd afgeslagen. Nadat onze pogingen in deze richting zijn mislukt, hebben wjj de vroegere arbeiders per aanplakbiljet en advertentie opgeroepen het werk te hervatten en toen dit niet geschiedde, nieuwe werkkrachten van elders aangeworven. Na verloop van ecnige weken hebben wij thans 100 nieuwe arbeiders in dienst. Tegenover deze hebben wij verplichtingen op ons genomen, welke ons beletten hen te ontslaan, zoodra het werk door vroegere arbeiders hervat wordt. Wij verklaarden ons evenwel in eene mondelinge bespreking, welke wij 8 Mei jl. met eene commissie uit de uitgeslotenen op haar verzoek hielden, bereid deze laatsten. met uitzondering van eenigen, zoo spoedig mogelijk hun werk terug te geven naar gelang er plaatsen vacant zouden komen. Door den steun welke de arbeiders van verschillende deelen des lands is toegevloeid, is het stakingscomité nog niet bij machte geweest de helft van het gewone loon aan de arbeiders uit te koeren, en hebben deze mindere inkomsten groote armoede en ellende ten gevolge. Huishuur wordt niet betaald en overal schulden gemaakt. Dag aan dag bereikt ons dan ook de verzuchting van uitgesloten arbeiders: „Hield de steun van elders maar op, zoodat ons de uitkeering niet meer kon gegeven worden, dan ware de zaak uit. Hoe langer de geldelijke steun voortduurt, hoe dieper de ellende voor de arbeiders wordt, en intusscben verloopt de industrie, welke zich naar elders verplaatst. Men bedenke zich daarom vooraf, voordat men op eemgerlei wijze aan bovengenoemde oproeping gehoor geeft. Met de meeste achting hebben wij de eer te zijn, Uw dir. Van Hekk & Co. fj/Q