1189 PRIJS: 60 CENTS. HANDLEIDING TEN GEBRUIKE BIJ DE KIEZERSTEELT. INZONDERHEID VOOR LEDEN VAN KIESVEREENIGINGEN EN PROPAGANDA-CLUBS, ALSMEDE VOOR HEN, DIE MET DE SAMENSTELLING DER KIEZERSLIJST BELAST ZIJN. DOOR W. VAN DOKKUM. i B 14 1908 Battf.ljee & Terpstra leiden I ENTriAAL CO^;T van .^•ötóire Baros, HANDLEIDING TEN GEBRUIKE HIJ DE KIEZERSTEELT. INZONDERHEID VOOR LEDEN VAN KIESVEREENIGINGEN EN PROPAGANDA-CLUBS, ALSMEDE VOOR HEN, DIE MET DE SAMENSTELLING DEK KIEZERSLIJST BELAST ZIJN. dook W. VAN DOKKUM. 1908 Batteljee & Terpstra leiden CENTRAAL COMPTl van 'Miire Kteratö: HANDLEIDING TEN GEBRUIKE BIJ DE KIEZERSTEELT. INZONDERHEID VOOR LEDEN VAN KIESVEREENIGINGEN EN PROPAGANDA-CLUBS, ALSMEDE VOOR HEN, DIE MET DE SAMENSTELLING DER KIEZERSLIJST BELAST ZIJN. DOOK W. VAN DOKKUM. 1908 Batteljee & Terpstra leiden VOORBERICHT. Men vergeve mij den titel. Ik wist geen anderen, die juister het doel van dit werkje aangaf. Bovendien is de dusgenaamde kiezersteelt, mits zij niet met wetsontduiking gepaard gaat, volkomen geoorloofd en voor het welslagen van eene verkiezingsactie zelfs een onafwijsbare eisch. Nog duizenden personen kunnen onder de huidige Kieswet, zonder eenig bezwaar, het kiesrecht deelachtig worden, doch onkunde en misverstand van vele plaatselijke „leiders" en „werkers" zijn oorzaak, dat men óf niets doet óf werkt zonder voldoende kennis en daardoor met weinig of geen resultaat. Bij de samenstelling van het boekje is rekening gehouden met de rechtspraak op de Kieswet en zijn de jaargangen der Gemeentestem tot 1908 geraadpleegd, terwijl voor hen, die hun steunpunt willen zoeken in de wet, de behandelde artikelen zijn aangegeven en, wat in de wet, naar inhoud of vorm, onduidelijks zijn mocht, is verklaard.. Overigens is het echter geheel ontleend aan en bestemd coor de praktijk, hetgeen men bij de beoordeeling gelieve in het oog te houden. De grootere mij bekende werken, die van Mr. De Voogt, Musquetier, Mr. Reeling Knap, Jhr. Mr. Stoop en Mr. Goeman Borgesius—Kalbtleisch, zijn—met uitzondering van het laatste — na de wetswijziging van 1900 verouderd en lijden alle aan het euvel, dat zij door hunne strekking en wijze van behandelen der stof, voor het hier beoogde doel, weinig of niet geschikt zijn. Ook het Vragenboek je van den heer Verweyck hoe verdienstelijk overigens, geeft niet, wat beginners noodig hebben, en laat vele vragen onopgelost. Minder ervarenen, die dit werkje wenschen te gebruiken, kunnen volstaan met de eerste vijf-en-twintig bladzijden aandachtig door te lezen en vervolgens te trachten, aan de hand der gegeven verklaringen, de meest voorkomende modellen : III A, III B, VA, VB, VI, IX B en X, zelfstandig in te vullen. Men heeft dan voor den eersten aanloop genoeg en bespaart zichzelf veel nutteloozen arbeid. Opmerkingen, die tot verbetering kunnen leiden, zullen — behoeft het nog gezegd? — dankbaar worden aanvaard. Leiden, 3 Oct. 1908. De Schrijver. I N H O U I). VIIIA. Voorbericht I. Vereischten voor het kiesrecht A. Algemeene vereischten B. Bijzondere vereischten a. Rijks-belastingkiezers (Model II) b. Aangifte-kiezers b 1°- Huurkiezers iModel IIIA, III B en IV.) 1)2°. Loonkiezers (Model VA. VB. VI. VII. en VIII C. Bijlage-Modellen 1, 2, 3 en 4|. b33. Spaarbankkiezers (Model IX A en IX B.). b 4°. Exanienkiezers \'i v • II. Uitsluiting en schorsing van het kiesrecht III. De kiezerslijst (Model I) Belangrijke datums ; Tabel van den minimum huurprijs en het minimum inkomen Staat der tarieven ... Modellen van aanslagbiljetten in de Kijks directe belastingen Alpliabetisch register nn Bladz. 1 1 9 13 21 26 38 60 65 71 75 81 82 105 106 110 I. Vereischten voor het kiesrecht. A. ALGEMEENE VEREISCHTEN. (Artt. 1 lid 1. 2 lid 1-3. 8. 9. 10 en 34). In iedere gemeente wordt jaarlijks door het gemeentebestuur d. i. door burgemeester en wethouders, de kiezerslijst opgemaakt. Deze lijst bevat o.a. de namen en voornamen, alsmede de woonplaats n.1. straat en huisnummer der personen, die in die gemeente kiesgerechtigd zijn, terwijl achter hunne namen door eene enkele letter wordt aangeduid, waarvoor zij kiesbevoegd zijn, namelijk voor de Tweede Kamer door eene K, voor de Provinciale Staten door eene S en voor den Gemeenteraad door eene G. Deze kiezerslijst wordt van kracht den 15den Mei en blijft dan gedurende een geheel jaar geldig, dus tot en met den 14den Mei van het volgende jaar. Zoo geldt b.v. de eerstvolgende kiezerslijst van 15 Mei 1909 tot 15 Mei 1910. Voor alle in dat jaar te houden verkiezingen geldt alleen die kiezerslijst. Wie op die lijst staat, mag dan stemmen, ook al stond hij er ten onrechte op en al wie er niet op voorkomt, wordt niet tot de stembus toegelaten, ook al zou zijn naam ten onrechte er op ontbreken. Om nu op deze kiezerslijst geplaatst te worden, moet men voldoen aan zekere eischen, door de Kieswet daarvoor gesteld. Deze zijn van tweeërlei aard: allereerst algemeene vereischten, welke noodwendig alle personen moeten bezitten, om kiezer te zijn en ten tweede: bijzondere vereischten of kenteekenen, waaraan men daarenboven nog moet voldoen en welke later zullen besproken worden. Wie dus de algemeene vereischten bezit, is daardoor alleen nog geen kiezer, maar kan kiezer worden, als hij bovendien nog eenig bijzonder kenteeken heeft. Zij echter, 2 die deze algemeene vereischten missen, kunnen in geen geval kiesbevoegd worden, ook al zouden zij wel aan eenige bijzondere voorwaarde voldoen. Deze algemeene vereischten zijn vijf in getal en wel: 10. men moet zijn mannelijk Nederlander. Vrouwen zijn alzoo van het kiesrecht uitgesloten en eveneens vreemdelingen, tenzij deze laatsten zijn genaturaliseerd en daardoor Nederlander zijn geworden. 2°. Men moet zijn ingezetene van bet Rijk. Dit wil zeggen, dat men gedurende 18 achtereenvolgende maanden in Nederland of ééne zijner koloniën — want deze behooren ook tot het Rijk — gewoond moet hebben. Een Nederlander dus, die uit de koloniën naar het vaderland terugkeert, voldoet aan dezen eisch, want hij is ingezetene des Rijks gebleven. Maar een Nederlander, die zich met zijn verblijf in den vreemde heeft gevestigd, stel in Engeland, kan, als hij later in Nederland terugkeert, eerst kiezer worden, nadat hij hier 18 maanden heeft gewoond en daardoor weer ingezetene des Rijks geworden is, mits hij natuurlijk Nederlander gebleven is en zich niet in Engeland als Engelschman heeft laten naturaliseeren, waardoor hij zou hebben opgehouden Nederlander te zijn. 3°. Men moet op den dag, waarop de kiezerslijst van kraoht wordt d. i. 15 Mei, minstens 25 jaar zijn. Om derhalve op de kiezerslijst van 1909—1910 geplaatst te worden, moet men uiterlijk op 15 Mei 1909 den leeftijd van 25 jaar bereikt hebben. 4°. Zij, die over het laatstverloopen dienstjaar in eene of meer Rijks directe belastingen zijn aangeslagen, moeten het te dier zake verschuldigde uiterlijk op 1 Maart hebben voldaan. Vooral deze voorwaarde, welke de wet stelt, is van het grootste belang, daar er toch jaarlijks honderden en duizenden wegens het niet voldoen der hier bedoelde belastingen van het kiesrecht verstoken blijven. We zullen daarom hierover wat uitvoeriger zijn. Deze belastingen en de dienstjaren, waarover zij loopen zijn: de personeele belasting, dienstjaar van 1 Jan.—31 Dec ; de grondbelasting, dienstjaar eveneens van l Jan.—31 Dec.; de bedrijfsbelasting, dienstjaar van 1 Mei—30 April, en de vermogensbelasting, dienstjaar eveneens van 1 Mei—30 April. Wat is nu ten opzichte van elk dezer vier belastingen op 1 Maart, stel van het jaar 1909, het laatstverloopen dienstjaar? Voor de personeele- en de grondbelasting is dit dan het dienstjaar 1908; immers loopt dit van 1 Jan.—31 Dec. Zij dus, die over dat dienstjaar in deze belasting zijn aangeslagen, moeten deze op 1 Maart 1909 hebben voldaan en zoo niet, dan kunnen ze in geen geval op de kiezerslijst 1909—1910 komen. Doch zij, die over een vroeger dienstjaar b.v. over 1906 of 1907 in deze belastingen waren aangeslagen, en deze niet hebben betaald, alsmede zij, die over het loopende dienstjaar d.i. van 1 Jan. 1909 — 31 Dec. 1909 in deze belastingen zijn aangeslagen en deze niet betalen, vallen buiten de groep, welke het vierde vereischte omvat en kunnen alzoo wel kiezer worden. Vooral bij de bedrijfs- en vermogensbelasting dient men er goed op te letten, of de aanslag loopt over het laatstverloopen dienstjaar. Op 1 Maart 1909 is dit voor deze belastingen het dienstjaar, dat loopt van 1 Mei 1907—30 April 1908. Alleen zij, die over dat dienstjaar in deze belastingen zijn aangeslagen, moeten deze op 1 Maart 1909 hebben voldaan. Doch — want ook hier geldt weer, wat we bij de personeele- en grondbelasting opmerkten — op hen, die over een vroeger dienstjaar b.v. 1905—1906 in deze belastingen waren aangeslagen en deze niet hebben betaald, alsook op degenen, die over het loopende dienstjaar d.i. van 1 Mei 1908—30 April 1909 een aanslag in deze belastingen ontvingen en deze niet betalen, is dit vierde vereischte weer niet van toepassing, zoodat dezen wel kiesrecht kunnen erlangen. Natuurlijk zullen zij, die op 1 Maart 1909 over het dan loopende dienstjaar in ééne of meer dezer vier belastingen zijn aangeslagen en deze op 1 Maart van het jaar 1910, dus wanneer dat dienstjaar is geworden het laatstverloopen dienstjaar, niet hebben voldaan, daardoor van de dan volgende kiezerslijst, die van 1910 — 1911, geweerd blijven, doch dit is eerst in het begin van 1910 van belang en heeft op de plaatsing op de kiezerslijst van 1909 —1910 geenerlei invloed. Vervolgens houde men in het oog, dat alleen niet-betaling van een aanslag over het laatstverloopen dienstjaar in de Rijks directe belastingen het kiesrecht onthoudt. Wie in eenige andere belasting is aangeslagen, onverschillig in welke en over welk dienstjaar b.v. in de gemeentelijke inkomstenbelasting of den hoofdelijken omslag en deze niet betaalt, valt evenzeer buiten degenen, voor wie het genoemde vereischte geldt, en kan dus wel kiesbevoegdheid verkrijgen. Kortom, slechts zij en zij alleen, die over het laatstverloopen dienstjaar in ééne of meer der Rijks directe belastingen zijn aangeslagen, moeten het verschuldigde op 1 Maart hebben voldaan en blijven anders onverbiddelijk van het kiesrecht verstoken, ook al zouden zij overigens zeer wel in de termen daarvoor vallen. Alle anderen echter, die öf in geene enkele belasting zijn aangeslagen, of in eene andere dan eene Rijks directe belasting öf wel in eene der Rijks directe belastingen, maar niet over het laatstverloopen dienstjaar, kunnen, als zij slechts aan eenig bijzonder vereischte voldoen, kiezer worden, onverschillig of zij die belastingen hebben betaald of niet. Overigens echter moeten alle aanslagen zijn voldaan. Wie in meer dan ééne der Rijks directe belastingen is aangeslagen en ééne dier aanslagen niet of niet volledig afbetaalde, zou toch niet op de kiezerslijst kunnen worden geplaatst. Zelfs de mogelijke ver- volgingskosten als die voor waarschuwing, aanmaning en dwangbevel moeten worden voldaan, waarom de wet dan ook spreekt van „het te dier zake verschuldigde", want ook die vervolgingskosten is men ter zake van zijn aanslag verschuldigd. En alles uiterlijk op 1 Maart, niet later. Betaalt men het verschuldigde na dien dag b.v. op 2 Maart, men blijft toch onherroepelijk van het kiesrecht uitgesloten. Of de aanslag liep over een vol jaar of over een gedeelte daarvan b.v. over eenige maanden, doet niets ter zake. Ook deze aanslagen moeten op 1 Maart zijn voldaan. Hoe lang soms nog het niet-voldoen van een aanslag in eene Rijks directe belasting oorzaak kan zijn, dat men het kiesrecht moet derven, blijkt uit het volgende geval, dat na het bovenstaande wel duidelijk zal zijn. Stel, iemand is aangeslagen in de bedrijfsbelasting over het dienstjaar, dat 1 Mei 1907 aanvangt en dus op 1 Maart 1909 is het laatstverloopen dienstjaar. Betaalt hij nu dezen aanslag niet, dan kan hij eerst kiesgerechtigd worden op 15 Mei 1910, zijnde de dag, waarop de kiezerslijst 1910—1911 van kracht wordt, als hij ten minste dan aan de gestelde eischen voldoet. Hoe staat het met hen, die geheel of ten deele van hun aanslag zijn ontheven ? In sommige gevallen toch kan men vrijstelling van betaling bekomen. Hierbij moet men steeds onderscheiden tusschen geheele of gedeeltelijke vrijstelling. Is men voor het geheele bedrag ontheven, dan was men dus eigenlijk niet belastingschuldig en staat men gelijk met hen, die niet zijn aangeslagen. Heeft men echter slechts voor een gedeelte van zijn aanslag ontheffing verkregen, dan moet het andere deel op 1 Maart zijn voldaan, want voor dat bedrag is men dan belastingschuldig gebleven. De vier genoemde belastingen heeten Rijks directe belastingen, omdat voor de heffing daarvan van te voren lijsten — kohieren genoemd — worden opgemaakt, waarop de naam van den belastingschuldige en het bedrag, waarvoor hij moet aangeslagen, nauwkeurig staan aangegeven. Er zijn natuurlijk nog vele andere Rijksbelastingen. Men denke slechts aan de invoerrechten, de accijnsen of belastingen op het verbruik zooals de jenever- en suikerbelasting, de successierechten, welke de erfgenamen eener nalatenschap moeten betalen, de zegelbelasting enz. enz. Deze heeten indirecte belastingen, omdat hiervan niet vooraf de personen, die deze belastingen zullen betalen, met name kunnen aangewezen, waarvoor alzoo geene kohieren worden aangelegd. Deze belastingen hebben echter nooit iets met het kiesrecht te maken. Ten einde nu te voorkomen, dat zij, die hunne Rijks directe belasting niet op den gestelden tijd hebben voldaan, toch op de kiezerslijst zouden worden geplaatst, heeft de wet bepaald, dat ieder jaar hunne namen moeten worden opgegeven aan den burgemeester der gemeente, waarin zij zijn aangeslagen. Dit geschiedt door de ontvangers der Rijks directe belastingen. Dezen zijn rijksambtenaren en moet men vooral niet verwarren met de gemeenteontvangers, die gemeente-ambtenaren zijn. Iedere gemeente heeft een gemeente-ontvanger, die de gemeentelijke belastingen int, maar niet in iedere gemeente is een rijks-ontvanger. Slechts in de groote gemeenten vindt men dezen. Zij hebben met de gemeentelijke belastingen niets te maken en moeten alleen de rijksbelastingen invorderen van de belastingschuldigen uit de gemeente, waar hun kantoor gevestigd is en uit de omliggende plaatsen, te zamen vormende hun ressort. Deze ontvangers zenden nu jaarlijks naar den burgemeester van iedere gemeente binnen hun ressort eene lijst met al de namen van hen, die in die gemeente over het laatstverloopen dienstjaar in ééne of meer Rijks directe belastingen zijn aangeslagen en het verschuldigde op 1 Maart niet hebben voldaan, als gevolg waarvan dezen dan van de kiezerslijst geweerd blijven. Brie gevallen zijn er toch nog, waarin wanbetalers der Rijksdirecte belastingen kiesgerechtigd kunnen worden. In de eerste plaats zegt de wet nadrukkelijk, dat aanslagen in de Rijks directe belastingen, waarvoor eerst na 31 Dec. van het laatstverloopen jaar een aanslagbiljet is uitgereikt, ten aanzien van het kiesrecht buiten aanmerking blijven. Wie dus in de personeele- of grondbelasting is aangeslagen over 1908, maar het aanslagbiljet heeft ontvangen na 31 Dec. 1908, ot ook in de bedrijfs- of vermogensbelasting over het dienstjaar 1907—1908 en het aanslagbiljet daarvoor eveneens ontving na 31 Dec. 1908, kan, ook al heeft hij op 1 Maart 1909 niets daarvan betaald, toch op een of anderen grond kiesbevoegd worden. Het komt voornamelijk voor bij de personeele belasting, indien de persoon niet over het geheele dienstjaar is aangeslagen, doch slechts over een gedeelte daarvan b.v. over de laatste maanden, omdat hij toen eerst in de termen daarvoor viel. De beide andere gevallen, waarin belastingschuldigen toch kiesbevoegd kunnen worden, berusten feitelijk op leemten in de wet. Stel, iemand is in eene der Rijks directe belastingen aangeslagen, welken aanslag hij niet betaalt. Hij verlaat nu zijne gemeente en vestigt zich metterwoon elders. Gelijk we zooeven zagen, geven de ontvangers de namen der belastingschuldigen alleen op aan den burgemeester der gemeente, waarin dezen zijn aangeslagen, niet aan die der gemeente, waar dezen wonen of zich later mochten vestigen. Vandaar dat in dit geval de burgemeester der nieuwe gemeente, waarheen deze persoon verhuisde, niet weet, dat deze een belastingschuldige is en hij derhalve in die gemeente toch op de kiezerslijst kan worden geplaatst, als hij aan eenig bijzonder vereischte daarvoor voldoet. Het derde geval is van soortgelijken aard als het tweede. Het komt n.1. soms voor, dat de vrouw in eenige Rijks directe belasting is aangeslagen, doordat zij zelfstandig een bedrijf of beroep uitoefent of onroerende goederen op haar naam heeft of haar vermogen is afgescheiden van dat van haar man. Ook gebeurt het een enkele maal, dat de minderjarige kinderen, dus beneden 21 jaar, in het bezit zijn van goederen of geldelijk vermogen, welke zij b.v. van overleden verwanten hebben getrfd en waarvoor ook zij in de Rijks directe belasting zijn aangeslagen. Meestal heeft dan hun vader het vruchtgenot dier goederen of van dat vermogen d. i. hij geniet de renten van het kapitaal of ontvangt de huur of pacht, welke die goederen opbrengen, mede ook omdat hij in het onderhoud en de opvoeding der kinderen moet voorzien. Ook deze aanslagen nu moeten op 1 Maart zijn voldaan, bij gebreke waarvan de man of de vader, zelfs al had hij zijne eigen belasting betaald, van het kiesrecht verstoken blijft. De wet toch zegt uitdrukkelijk, dat de aanslag der vrouw geldt voor haar man en die van minderjarige kinderen wegens goederen, waarvan hun vader het vruchtgenot heeft, voor hun vader. De billijkheid dezer bepaling springt in het oog, als men bedenkt, dat de man mede geniet, van wat de vrouw verdient of hare goederen opleveren en dat hij, die het vruchtgenot van goederen heeft, ook de belastingen dient te voldoen, welke op die goederen vallen. Toch kan, ook bij niet-voldoening dezer aanslagen, de man of de vader soms nog door de mazen der wet heensluipen. De ontvanger immers geeft dan wel aan den burgemeester op den naam der vrouw of die der kinderen, wier aanslag niet is betaald, maar op de secretarie zal men niet altijd weten, wie de man of de vader is, die op grond daarvan van het kiesrecht is uitgesloten, zoodat deze, als hij aan eenig bijzonder kenteeken daarvoor voldoet, mogelijk toch eene plaats op de kiezerslijst kan verwerven. 5°. Alle verelschten. zoowel de algemeene als de bijzondere, moet men bezitten op 1 Februari van het jaar, waarin de kiezerslijst van kracht wordt; voor de kiezerslijst 1909 -1910 alzoo op 1 Februari 1909. Alleen ten aanzien van twee verelschten geldt een andere datum n. 1. 15 Mei voor den leeftijd van 25 jaar en 1 Blaart voor het betalen der Rijks directe belasting. Op 1 Febr. moet men dus zijn Nederlander en ingezetene des Rijks; vooral echter voor de bijzondere voorwaarden, welke de wet stelt, is dit algemeene vereischte van groot gewicht. Een gevolg er van is o.a., dat men alleen op de kiezerslijst van die gemeente kan voorkomen, waar men op 1 Febr. woonde d. i. zijn werkelijk verblijf had. Wel gebeurt het vaak, dat de kiezerslijst van eene gemeente ook namen bevat van personen, die op 1 Febr. die gemeente reeds metterwoon hadden verlaten, doch dezen komen dan ten onrechte daarop voor en kunnen allen door reclame (waarover later) van de kiezerslijst worden afgevoerd. Ook personen, die vóór den lsten Febr. overleden zijn, mogen dus niet op de kiezerslijst voorkomen, doch degenen, die na 1 Febr. zijn overleden wèl, als zij maar op den lsten Febr. aan alle vereischten voor het kiesrecht voldeden. Een ander gevolg van de hier genoemde algemeene voorwaarde is, dat de zoogenaamde „kiezersteelt" eigenlijk pas met den 1 sten Febr. kan beginnen; immers dan eerst kan men weten, of iemand alle vereischten om kiezer te worden bezit. De wet geeft hiervoor slechts 14 dagen tijd n.1. van 1 toten met 14 Febr. van elk jaar. Zal iemand nu kiesgerechtigd kunnen worden, dan moet hij allereerst aan deze vijf voorwaarden voldoen. Bijna altijd zal hij wel zijn Nederlander en ingezetene des Rijks en op 1 Febr. reeds in de gemeente gewoond hebben. Ook de 25-jarige leeftijd, welken hij uiterlijk op 15 Mei moet bereiken, baart geene moeielijkheid. Waar men zich echter steeds goed van moet overtuigen is, of hij ook over het laatstverloopen dienstjaar in eene Rijks directe belasting is aangeslagen, in den zin zooals wij dit boven hebben verklaard. Is hij niet aangeslagen, dan kan hij, indien hij althans aan eenig bijzonder vereischte daarvoor voldoet, kiesbevoegd worden. Is hij wel aangeslagen, dan moet hij het verschuldigde op zijn laatst op 1 Maart voldoen, bij gebreke waarvan hij het kiesrecht moet derven en elke poging om hem voor de kiezerslijst aan te geven nutteloos is. Ook behoeft men hem daaraan niet te herinneren, want van toevallig verzuim kan geene sprake zijn. Juist toch omdat niet-voldoening van zulk een aanslag voor het kiesrecht zoo beslissend is, heeft de wet bepaald, dat dezulken vóór den 20sten Febr. nog eene kennisgeving krijgen van den ontvanger, om aan hunne verplichting te voldoen. Deze kennisgeving luidt: Kiesrecht. Ingevolge art. 10, vierde lid, der Kieswet, wordt U kennis gegeven, dat niet of niet geheel is voldaan hetgeen door U (of Uwe Echtgenoote) verschuldigd is ter zake van Rijks directe belastingen over het laatstverloopen dienstjaar, waarvoor aanslagbiljetten vóór 1 Januari 1.1. uitgereikt zijn. Herinnering: Bij niet-betaling vóór of op den lsten Maart blijft plaatsing op de kiezerslijst achterwege, ook voor hen, die daarop anders recht zouden hebben. B. BIJZONDERE VEREISCHTEN. (Artt. 1a. 1b. 6. 7. 8. 10. 11. 12. 13. 14. 50. 149 en 158). Behalve aan de genoemde algemeene voorwaarden, moet men ter verkrijging van het kiesrecht ook nog voldoen aan eenig bijzonder vereischte. De wet toch wil alleen denzulken kiesrecht geven, die bepaalde kenteekenen van maatsclmppelijken welstand of van geschiktheid hebben. Als voornaamste kenteeken nu van welstand geldt het betalen van Rijks directe belasting. Zijn zij, die deze niet voldoen, onherroepelijk van het kiesrecht uitgesloten; daartegenover geeft de wet aan hen, die over het laatstverloopen dienstjaar in eene of meer dier belastingen zijn aangeslagen en het verschuldigde op 1 Maart hebben voldaan, wel kiesbevoegdheid. Slechts zeer enkele gevallen zijn er, zooals we straks zullen zien, waarin zulk een voldane aanslag toch geen grond geeft, om op de kiezerslijst geplaatst te worden. Deze kiezers, rijks-belastingkiezers zouden wij ze kunnen noemen, genieten bovendien het voorrecht, dat zij het kiesrecht deelachtig worden, zonder eenige moeite hunnerzijds, ambtshalve zooals dit heet. Daartoe heeft de wet bepaald, dat de ontvangers der Rijks directe belastingen — behalve de namen der wanbetalers — ook jaarlijks aan den burgemeester van iedere gemeente binnen hun ressort eene lijst moeten zenden met de namen van hen, die het verschuldigde over het laatstverloopen dienstjaar wel op 1 Maart hebben voldaan, als gevolg waarvan dan de burgemeester dezen ambtshalve op de kiezerslijst plaatst. De weinige uitzonderingen, die ook hierop bestaan en waarin de wet toch eene afzonderlijke aangifte vordert, komen later vanzelf ter sprake. Een ander voorrecht, dat den rijks-belastingkiezers is toegekend, is, dat zij kiesbevoégd zijn voor de Kamer, de Staten en den Gemeenteraad. Evenwel niet altijd. Om voor de Provinciale Staten kiesgerechtigd te zijn, moet men zijn ingezetene der pro- linde, wat hier beteekent, dat men gedurende een jaar in die provincie moet hebben gewoond en om kiesgerechtigd te zijn voor den Gemeenteraad moet men bovendien nog zijn ingezetene der gemeente d. i. gedurende een jaar in die gemeente gewoond hebben. De datum, welke daarvoor beslissend is, is weer de lste Febr.; op dien dag toch moet men, als regel, alle vereischten voor het kiesrecht in zich vereenigen. Alzoo moet men, om op de kiezerslijst 1909— 1910 ook voor de Staten en den Gemeenteraad kiesbevoegd te zijn, op 1 Febr. 1909 minstens een vol jaar hebben gewoond in de provincie en in de gemeente. Zij, die zich na 1 Febr. 1908 in de gemeente hebben gevestigd, zijn slechts kiesgerechtigd voor de Kamer en de Staten en, zoo zij uit eene andere provincie kwamen, alleen voor de Kamer. Ook voor hen echter, die over het laatstverloopen dienstjaar niet in eenige Rijks directe belasting zijn aangeslagen of wier aanslag, hoewel op tijd voldaan, toch geen kiesrecht geeft, heeft de wet de mogelijkheid geopend het kiesrecht te verwerven, mits ook zij voldoen aan een of ander kenteeken van welstand of geschiktheid. Welke deze kenteekenen zijn, zullen wij later zien. Hier wijzen wij er slechts op, dat deze personen nooit ambtshalve op de kiezerslijst komen, doch zich daarvoor altijd bijzonderlijk ter gemeente-secretarie moeten aangeven, en bovendien, dat zij alleen kiesbevoegd worden voor de Kamer en de Staten; dit laatste, indien zij op 1 Febr. een jaar in de provincie woonden. Wij zouden hen daarom kunnen noemen : aangifte-kiezers, waarbij men dan in aanmerking moet nemen, dat ook de rijks-belastingkiezers, gelijk wij hierboven zagen en later nader zal worden toegelicht, zich soms moeten aangeven. De kiezers kunnen dus in twee groepen worden gesplitst n.1.: a. Rijks-belastingkiezers, die al» regel ambtshalve op de kiezerslijst komen en kiesbevoegd zijn voor K., S. en G. b. Aangifte-kiezers, die zich steeds bijzonderlijk daarvoor moeten aangeven en slechts kiesbevoegd zijn vcor K. en S. Voor hen nu, die over het laatstverloopen dienstjaar niet in eenige Rijks directe belasting zijn aangeslagen, alsmede voor die enkelen, die daarin wel zijn aangeslagen, maar wier aanslag of geen kiesrecht geeft óf wel kiesrecht verleent, doch alleen na aangifte, geeft de wet elk jaar gedurende 14 dagen, van 1 tot en met 14 Febr., gelegenheid tot die aangifte ter secretarie, waartoe voor zoover noodig bepaalde formulieren zijn vastge- steld, welke voor een ieder kosteloos aldaar verkrijgbaar zijn. De burgemeester moet hiervan jaarlijks openbare kennisgeving doen en wel vóór den 8sten Febr. Meestal echter geschiedt die kennisgeving reeds ongeveer half Jan., zoodat die formulieren altijd tijdig zijn te bekomen. Ze mogen evenwel nooit vroeger worden ingeleverd dan op 1 Febr., daar men immers eerst dan kan weten, of de persoon aan de gestelde eischen voldoet. De verschillende modellen, hiervoor vastgesteld, zullen achtereenvolgens, te beginnen met model II, ter sprake komen. Model I, dat niet den vorm van een aangifte-biljet, maar die der kiezerslijst aangeeft, zal later bij de behandeling daarvan verklaard worden. Aan deze formulieren, welke grooter van formaat zijn, dan waarin ze in dit werkje zijn afgedrukt, is men overigens niet gebonden, mits de aangifte maar steeds datgene bevat, wat de wet verlangt. Indien in een enkel geval een bewijsstuk moet overgelegd, kan men dit altijd, hetzij dadelijk, hetzij na de vaststelling der kiezerslijst, weer terugkrijgen. De formulieren moeten duidelijk worden ingevuld, waarom het aanbeveling verdient, dit met inkt te doen. Noodig is het evenwel niet, het kan ook met potlood geschieden, als men maar bedenkt, dat onduidelijke of onleesbare aangiften, als van onwaarde, terzijde worden gelegd. Zoo goed als altijd worden de formulieren, zoo noodig met bewijsstukken, persoonlijk ter secretarie ingeleverd, hetzij door den belanghebbende d. i. door hem, wien de aangifte betreft, hetzij door anderen voor hem. Evenwel kunnen ze ook per post aan den burgemeester worden toegezonden. De belang 1 Lebbende kan dit kosteloos doen, mits hij boven aan de voorzijde der enveloppe plaatst: „Vrij van briefport ingevolge artikel 50 der kieswet" — en in den linker benedenhoek zijn naam en woonplaats vermeldt. Verzuimt hij dit, dan wordt de brief, ingeval hij niet gefrankeerd is, op de secretarie geweigerd. De persoonlijke inlevering der formulieren is echter altijd het verkieselijkst, wijl men deze dan door den secretarie-beambte kan doen controleeren en mogelijke gebreken of verzuimen in de opgaven nog kunnen worden hersteld. Voorts moeten de aangiften overeenkomstig de waarheid geschieden. Zelfs heeft de wet straf bedreigd tegen hen, die opzettelijk eene valsche opgaaf doen aangaande een feit, waarvan de plaatsing op de kiezerslijst afhankelijk kan zijn en wel ten hoogste één jaar k-angenisstraf. Op drieërlei lette men hierbij. IjpJ ifbaar. la*" en op- aard !!©■ jmende n0a bij de rr, tv ic. Jera, tflrKTnl *■ 7 ■ rabTien wor- i a. RIJKS-BELASTINGKIEZERS. (Artt. 1a. 2 lid 2-6. 6. 7. 10. 11. 12). Dit zijn alzoo degenen, die over het laatstverloopen dienstjaar in eene of meer Rijks directe belastingen zijn aangeslagen en het te dier zake verschuldigde vóór of op 1 Maart hebben voldaan. Zij worden als regel ambtshalve op de kiezerslijst gebracht en zijn kiesgerechtigd voor K, S. en G., mits zij op 1 Febr. waren ingezetenen der provincie en der gemeente. Na hetgeen reeds bij het vierde der algemeene vereischten is opgemerkt, is nadere verklaring hiervan overbodig. Wij stippen daarom slechts het volgende aan. Alleen betaalde Rijks directe belasting geeft kiesrecht, alle andere belasting, hoe hoog ook het bedrag was, nooit, evenals niet-voldoening daarvan ook nimmer het kiesrecht onthoudt. Dan moet de aanslag loopen over het laatstverloopen dienstjaar, hetzij over het volle dienstjaar of over een gedeelte daarvan. Het is zeer wel mogelijk, dat iemand, aangeslagen in de bedrijfsbelasting over het dienstjaar 1908—1909, deze op 1 Maart geheel voldoet, maar daaraan ontleent hij toch geen recht, om op de kiezerslijst 1909—1910 te worden geplaatst, om de eenvoudige reden, dat dit dienstjaar op 1 Maart niet was het laatstverloopen, maar het loopende dienstjaar. Daartegenover staat, dat hij, indien hij in die belasting is aangeslagen over het dienstjaar, dat 1 Mei 1907 aanving en het verschuldigde heeft betaald, wel op de kiezerslijst 1909—1910 zal worden geplaatst en dus nog tot op 14 Mei 1910 kiesrecht daaraan ontleent. Voorts moeten, indien hij in meer dan ééne Rijks directe belasting over het laatstverloopen dienstjaar was aangeslagen, al deze aanslagen op 1 Maart 1909 zijn betaald, de mogelijke vervolgingskosten daaronder begrepen. En ten slotte zal ingeval van ontheffing, bij gedeeltelijke ontheffing het bedrag, waarvoor hij niet ontheven is, op tijd moeten zijn voldaan en zal hij bij algeheele ontheffing, als niet-belastingschuldig, alleen als aangifte-kiezer op de lijst kunnen komen. Thans zullen we de vier Rijks directe belastingen iets nader bespreken en daarbij tevens de enkele uitzonderingen behandelen, waarin een voldane aanslag in die belastingen óf geen kiesrecht geeft óf teel kiesrecht verleent, doch niet ambtshalve. De personeele belasting komt verreweg het meeste voor en is ook de ingewikkeldste. Zij wordt geheven naar zes verschillende grondslagen. De eerste grondslag is die der huurwaarde. Men heeft daartoe alle gemeenten van ons land in negen groepen of klassen verdeeld en, al naarmate de levensstandaard in eene gemeente hooger of lager is, deze in eene dier klassen ingedeeld. Bij groot verschil tusschen het eene deel eener gemeente en het andere, b.v. tusschen de kom en eene afgelegen buurtschap heeft men ook deze verschillende gedeelten eener zelfde gemeente in verschillende klassen geplaatst. Vervolgens is bepaald, dat de personeele belasting zal worden geheven: in de 1ste klasse van ieder, wiens woning eene huurwaarde heeft van meer dan f 2.50 per week, in de 2e klasse bij eene huurwaarde van meer dan f 2.25, in de 3e klasse van meer dan f 2.00, in de 4e klasse van meer dan f 1-75, in de 5e klasse van meer dan ƒ 1.50, in de 6e klasse van meer dan f 1.25, in de 7e klasse van meer dan f 1.00, in de 8ste klasse van meer dan fO.75 en in de 9e klasse bij eene huurwaarde van meer dan f 0.50 per week. Drieërlei volgt hieruit. Allereerst moet de huurwaarde bedragen meer dan eene bepaalde som; is zij dus juist gelijk aan die som, dan valt men buiten de personeele beiasting. Vervolgens wordt deze belasting geheven van ieder, hetzij hij in een huurhuis dan wel als eigenaar in zijn eigen huis woont en onverschillig, of het is een geheel huis of alleen eene beneden- of bovenwoning, als de huurwaarde slechts boven het gestelde bedrag komt. En ten derde wordt alleen gesproken van huurwaarde, niet van den huurprijs. Meestal zal deze wel gelijk of ongeveer gelijk zijn aan de werkelijke huurwaarde, doch dit behoeft niet. Zoo noodig wordt voor de personeele belasting de huurwaarde zelfstandig door schatters bepaald. Hierbij wordt met bepaalde omstandigheden, waardoor men meer of minder verwoont dan de woning eigenlijk waard is, niet gerekend. Bovendien komt ter bepaling dezer huurwaarde hoofdzakelijk alleen dat gedeelte van het huis in aanmerking, dat men bewoont en valt dat, wat dient voor winkel, werkplaats, pakhuis enz. grootendeels of geheel er buiten. Ook worden zij, die gemeubileerde kamers in huur hebben, als onderwijzers en dergelijken nooit in de personeele belasting aangeslagen, welken huurprijs zij ook verwonen. Degene, die dan aangeslagen wordt, is hij, die het geheele huis in huur heeft, de hoofdbewoner. Om al deze en nog andere redenen nu komt het veelvuldig voor, dat personen, wier woninghuur boven het bepaalde bedrag is, toch niet in de personeele belasting worden aangeslagen, iets wat, zooals we later zullen zien, ter verkrijging van het kiesrecht van veel belang is. De tweede grondslag: haardsteden en de derde: mobilair zijn voor het kiesrecht van minder beteekenis, om de eenvoudige reden, dat men naar die grondslagen eerst wordt aangeslagen, als de huurwaarde tamelijk hoog is en men alzoo reeds krachtens den grondslag huurwaarde belastingschuldig is. Zoo wordt in gemeenten, welke tot de 1ste klasse behooren eerst belasting geheven voor haardsteden en mobilair, als de huurwaarde meer dan f 4.— per week bedraagt, terwijl men volgens de huurwaarde al bij meer dan f 2.50 per week wordt aangeslagen. Voor de andere klassen gelden dergelijke bepalingen. Derhalve komen deze grondslagen nooit afzonderlijk voor, maar steeds in vereeniging met den grondslag huurwaarde. Eene billijke bepaling is voorts, dat zij, die naar de drie eerste grondslagen in de personeele belasting zijn aangeslagen, vermindering daarvan krijgen naar gelang van het aantal inwonende kinderen beneden 20 jaar, gewoonlijk 12 procent voor ieder kind. Iedere gulden belasting wordt dus voor één kind verminderd met 12 cent, voor twee kinderen met 2 maal 12 cent = 24 cent, voor drie kinderen met 36 cent enz., zoodat voor acht kinderen van iedere gulden wordt afgetrokken 8 maal 12 cent = 96 cent en de belasting dus heel gering is en in geval van negen kinderen geene belasting verschuldigd is. De beide volgende grondslagen, de vierde: dienstboden en de vijfde: paarden, zijn eveneens van weinig gewicht, daar zij, die zich de weelde kunnen veroorloven, om dienstboden of paarden te houden, wel altijd in zulk een welstand verkeeren, dat zij ook reeds volgens hunne huurwaarde zijn aangeslagen. De zesde of laatste grondslag: rijwielen is echter van meer belang en wel hierom, omdat zij, die alleen voor rijwielen zijn aangeslagen, daaraan geen kiesrecht ontleenen kunnen. Wel kan het oorzaak zijn, dat zij van het kiesrecht verstoken blijven, als zij n.1. deze belasting niet op 1 Maart voldaan hebben, maar kiesrecht verkrijgen op grond van enkel rijwielbelasting kunnen zij nooit. Over de overige drie Rijks directe belastingen kunnen we kort zijn. De grondbelasting wordt geheven, gelijk het woord reeds aanduidt, van hen, die onroerende goederen in eigendom of vruchtgebruik hebben, de zoogenaamde gebouwde en ongebouwde eigendommen. Echter bevat de wet ook hier, evenals bij de personeele belasting, eene beperkende bepaling en wel deze, dat grondbelasting beneden ƒ 1 — zoo noodig met bijtelling der Rijks-opcenten, die evenwel thans niet meer geheven worden — geen kiesrecht geeft. Wel kan het, evenals de rijwielbelastingen om dezelfde reden, oorzaak zijn, dat men ook niet krachtens een anderen grond kiezer worden kan, als men n.1. dit bedrag niet op tijd zou voldoen, doch wanbetaling der grondbelasting komt zelden of nooit voor, daar deze steeds op de onroerende goederen kan worden verhaald. In de bedrijfsbelasting worden aangeslagen in het algemeen zij, die een bedrijf of beroep uitoefenen, of een ambt of betrekking bekleeden en een inkomen genieten van minstens ƒ650 per jaar d.i. ongeveer ƒ 13 per week. Deze belasting is over het algemeen niet hoog. Men betaalt bij een inkomen van ƒ650 tot ƒ 700 'sjaars 1 gulden belasting, van een inkomen van ƒ700 tot f 750 slechts f 2 en zoo vervolgens met het inkomen opklimmend. De vermogensbelasting eindelijk is verschuldigd, als men een geldswaardig vermogen bezit tot een bedrag van minstens f 13.000. De belasting bedraagt dan f 2 bij een vermogen van ƒ13.000 tot ƒ14.000, ƒ4 bij een vermogen van ƒ14.000 tot ƒ15.000 enz. Oogenschijnlijk is dit heel weinig, doch men bedenke, dat men niet betaalt voor het vermogen, dat men bezit, maar voor het inkomen, de rente, welke dit vermogen verschaft. En nu geeft een vermogen van ƒ1.000 tegen 5 procent slechts een inkomen van ƒ 1 per week, zoodat wie ƒ 13.000 bezit, feitelijk slechts ongeveer ƒ 13 per week inkomen heeft. Overigens is deze belasting voor het kiesrecht hierom van weinig belang, omdat zij, die een vermogen van minstens ƒ13.000 bezitten, wel altijd ook een huis zullen bewonen, voor welker huurwaarde zij reeds in de personeele belasting zijn aangeslagen. De vermogensbelasting is de eenige Rijks-directe belasting, welke niet wordt geïnd door de ontvangers der Rijks directe belastingen, maar door die der successierechten. Thans resten ons nog twee vragen te bespreken n.1. welke aanslagen in de Rijks directe belasting geen kiesrecht geven en ten tweede, welke wel kiesrecht verleenen, doch eerst na aangifte. Geen kiesrecht geven: 1°. Aanslagen alleen in de rijwielbelasting of alleen in de grondbelasting beneden ƒ 1 of wel in beide samen, zooals wij hierboven zagen.* 2°. Aanslagen, in welke Rijks directe belasting ook, uitgereikt na 31 Dec. van het laatste jaar. Immers hebben deze nimmer eenigen invloed op het kiesrecht: verleenen geen kiesrecht bij betaling en onthouden het ook niet bij niet-betaling er van. 3°. /^egt de wet nog, dat aanslag in de personeele-, de bedrijfs- of de vermogensbelasting geen kiesrecht geeft, indien hij het gevolg is van eene aangifte in strijd met de waarheid. Wie b.v. eene bedriegelijke opgave deed, dat zijne woninghuur zooveel bedroeg, dat hij in de personeele belasting viel of dat hij ƒ650 per jaar inkomen had of wel /'13.000 bezat, ten einde dan door eene geringe som belasting kiesgerechtigd te worden, zou, indien het uitkwam, toch van de kiezerslijst geweerd blijven, ook al had hij die belasting voldaan. Dit zal echter wel nooit gebeuren, want zoo verzot zijn de menschen noch op het kiesrecht, noch op het betalen van belasting, en al deed het zich voor, dan zal het bedriegelijke der aangifte wel zelden of nooit zijn te bewijzen. Voor de grondbelasting behoefde zulks niet bepaald, wijl in de registers van het kadaster steeds nauwkeurig staat aangegeven de grootte en ligging der onroerende goederen en wie hunne eigenaars of vruchtgebruikers zijn. Zij dus, die in één dezer drie gevallen verkeeren, kunnen geen rijks-belastingkiezer worden, maar alleen krachtens een anderen grond als aangifte-kiezer op de lijst komen. Wel kiesrecht verleenen, maar niet ambtshalve: 1°. Aanslagen in eene andere gemeente, dan waarin men op 1 Febr. woonachtig is. Dit doet zich voornamelijk voor bij hen, die van woonplaats veranderd zijn en, voordat zij hunne vorige gemeente verlieten, hun aanslag aldaar afbetaalden. Ook is dit mogelijk, indien men buiten de gemeente, waarin men woont, onroerende goederen bezit; men wordt dan in de grondbelasting aangeslagen niet in de gemeente, waar men woonachtig is, maar in die gemeente of gemeenten, waarin die goederen liggen. Daar nu de ontvangers der Rijks directe belastingen slechts de namen dezer personen opgeven aan den burgemeester der gemeente, waarin zij zijn aangeslagen en niet aan die der gemeente, waarin zij wonen, heeft dit ten gevolge, dat zij in geene dier gemeenten op de kiezerslijst geplaatst worden: in de gemeente hunner aanslag niet, omdat zij er op 1 Febr. niet woonden en in de gemeente hunner woonplaats niet, wijl de burgemeester dier gemeente hunne namen niet ontvangt. 2°. Ingeval de vrouw van den man in eene Rijks directe belasting is aangeslagen of diens minderjarige kinderen wegens goederen, waarvan hij het vruchtgenot heeft. Immers ontvangt de burgemeester van den ontvanger wel den naam der vrouw of der kinderen, en behoort de man of vader eigenlijk ambtshalve op de kiezerslijst te worden geplaatst, maar op de secretarie zal men niet altijd weten, wie de man of de vader is, die aan die aanslagen kiesrecht ontleenen kan. 3°. Komt het soms voor, dat bij overlijden van iemand, die onroerende goederen nalaat, zijne erfgenamen die onroerende goederen der nalatenschap niet verdeelen, maar in gemeenschap houden. Natuurlijk moet voor die goederen ook grondbelasting worden betaald. Gemakshalve wordt dan gewoonlijk slechts één der erfgenamen voor het geheele bedrag aangeslagen, terwijl dan de andere erfgenamen, de mede-eigenaren dus, hun aandeel daarin aan hem terugbetalen. Dit heeft evenwel ten gevolge, dat wel de eerste, maar niet de laatstën op de kiezerslijst geplaatst worden, wijl hunne namen niet op het kohier der grondbelasting voorkomen en derhalve niet door den ontvanger aan den burgemeester worden opgegeven. Wie nu in één dezer drie gevallen verkeert, kan wel kiesrecht erlangen, doch moet zich daartoe bijzonderlijk ter secretarie aangeven en zal, zoolang hij slechts krachtens een dier gronden kiesbeVoegd worden kan, deze aangifte telken jare moeten herhalen. Indien hij in eene andere gemeente is aangeslagen, of zoo zijne vrouw of kinderen zijn aangeslagen, gaat dit heel eenvoudig. Hij behoeft dan slechts dit voldane aanslagbiljet ter secretarie over te leggen en wel van 1 tot en met 14 Febr. Is het aanslagbiljet zoek geraakt, dan kan hij altijd een ander, duplicaat-aanslagbiljet geheeten, verkrijgen ten kantore van den ontvanger, alwaar het is uitgereikt, tegen betaling van 5 cent. Model II. In het laatste geval n.1. dat van mede-eigendom van onroerende goederen is de aangifte echter iets omslachtiger. Dan toch moet worden overgelegd het voldane aanslagbiljet in de grondbelasting MODEL II. AANWIJZING VOOR DE INVULLING DER AANGIFTE. (1) Naam en voornamen. (2) Gemeente, wijk, dorp, gehucht, buurtschap, straat, huisnomnier. (3) Naam en voornamen van den erflater. (4) Dagteekening van het overlijden. (5) Naam, voornamen en woonplaats volgons het aanslagbiljet. (6) Handteekening. Ingeval de aangever niet i"t handteekening in staat is, kan worden volstaan met een ter Secretarie der Gemeente te stellen hand nu rk volgens art. 14. 2e lid der Kieswet. Aangifte voor plaatsing op de kiezerslijst krachtens het bepaalde bij art. 1 a, in verband met art. 2, vierde lid, der Kieswet. Gemeente De ondergeteekende (1) wonende (2) verklaart, dat hij is mede-eigenaar in de onroerende goederen, behoorende tot de onverdeelde nalatenschap van (3) overleden den (i) - voor welke goederen (5) blijkens nevensgaand gekwiteerd J duplicaat-aanslagbiljet over het laatverloopen dienstjaar is aangeslagen in de grondbelasting. Aangezien zijn aandeel in dien aanslag, voor zoover betreft de hoofdsom en Rijks-opcenten bedraagt, verzoekt hij geplaatst te worden op de kiezerslijst. Te den (6) of een duplicaat daarvan, dat in dit geval kosteloos wordt uitgereikt. Dit aanslagbiljet bevat slechts den naam van dengene, die is aangeslagen, waarom men bovendien er bij moet voegen de noodige bewijsstukken, waaruit blijkt dat men mede-eigenaar is en eindelijk nog een ingevuld formulier, waarvan het model hiervoor is afgedrukt en waarop men onder meer moet aangeven, hoe groot het aandeel in de grondbelasting was — minstens f 1 natuurlijk — dat men aan hem, ten wiens name het aanslagbiljet staat, heeft terugbetaald. De verdere invulling van dat formulier levert geene moeielijkheid op; voor wat er onduidelijks in zijn mocht, verwijzen wij naar de verklaring van Model III A, voorkomende op blz. 30. De billijkheid zou vorderen, dat ook ingeval de goederen in gemeenschap niet behooren tot eene nalatenschap, maar b.v. door gezamenlijken aankoop verkregen zijn, de mede-eigenaars, die niet bij name op het kohier der grondbelasting zijn aangeslagen, indien hun aandeel daarin minstens f 1 bedroeg, op grond daarvan en op gelijke wijze kiesgerechtigd konden worden. Echter laat de wet dit niet toe; de onroerende goederen moeten noodzakelijk behooren tot eene onverdeelde nalatenschap en het aanslagbiljet staan ten name van een der erfgenamen. Voor oningewijden zijn hierachter opgenomen de modellen van voldane aanslagbiljetten in de vier Rijks directe belastingen, welke recht geven tot plaatsing op de kiezerslijst 1909-1910. Men lette steeds op het belastingjaar n.1., of dit is het laatstverloopen dienstjaar; op de gemeente, waarin de persoon is aangeslagen (is dit eene andere dan waar hij op 1 Febr. 1909 woont, dan moet het biljet ter secretarie ingeleverd); of de aanslag geheel is voldaan en uiterlijk op 1 Maart 1909 en voorts op den dag der uitreiking n.1. vóór 1 Jan. 1909 (niet te verwarren met den dag der afkondiging van het kohier). b. AANGIFTE-KIEZERS. (Artt. 1b. 2 lid 7-12. 6. 7 en 13-21). Zooals wij vroeger reeds zeiden, verstaan wij onder aangiftekiezers hen, die hun kiesrecht ontleenen aan een ander kenteeken dan het betalen van Rijks directe belasting. Zij komen steeds alleen door aangifte op de kiezerslijst en zijn slechts kiesgerechtigd voor K. en S.; dit laatste, mits zij op 1 Febr. een jaar in de provincie woonden. Voor de enkele gevallen, waarin ook zij, die krachtens Rijks directe belasting kiesrecht kunnen verkrijgen, zich daarvoor moeten aangeven, verwijzen wij naar hetgeen daaromtrent op de vorige bladzijden gezegd is. liet zal duidelijk zijn, dat de hoofdgroep, die jaarlijks bij de „kiezersteelt moet bewerkt en waaruit dan ook bijna alle nieuwe kiezers voortkomen wordt gevormd door hen, die over het laatstverloopen dienstjaar niet in eenige Rijks directe belasting zijn aangeslagen of wel daarvan geheele ontheffing verkregen. Evenwel niet uitsluitend. Ook zij, die in de rijwielbelasting of in de grondbelasting beneden f 1 waren aangeslagen, mits zij deze op tijd voldoen, alsmede zij, wier aanslagbiljet eerst na 31 Dec. van het laatste jaar werd uitgereikt, onverschillig of zij dit al ot niet betaalden, kunnen alleen als aangifte-kiezer op de lijst komen. De bijzondere vereischten nu, welke de wet daartoe heeft gesteld, zijn vier in getal, waarvan de drie eerste gelden als kenteeken van welstand en het laatste als kenteeken van geschiktheid. Naar deze vier kenteekenen wordt de groep b. aangifte-kiezers onderscheiden in: b 1" HuurkiezerS: Dezen moeten hebben bewoond een huis of een gedeelte van een huis, waarvan de huurprijs per week ten minste eene bij de wet bepaalde som bedroeg. Deze huurprijs is voor iedere gemeente of deel eener gemeente vastgesteld en wisselt — naar gelang van den levensstandaard — af van SO cent per week voor de kleinste tot f 2,50 per week voor de grootste gemeenten, zooals blijkt uit de hierachter opgenomen Tabel en uit den daaraan toegevoegden Staat der tarieven, welke tot grondslag diende voor de samenstelling dier Tabel. De nadere bijzonderheden daarvan worden later besproken. Behoudens enkele uitzonderingen heeft men daarbij in het al- gemeen de verdeeling in negen klassen gevolgd, welke voor de personeele belasting is aangenomen en bepaald, dat de huurprijs moet zijn juist die, boven welken men in die belasting wordt aangeslagen. Alzoo kunnen degenen, wier huur gelijk is aan dit bedrag, op grond daarvan kiezer worden en vallen zij toch buiten de personeele belasting. Zelfs is, zooals wij bij de bespreking dier belasting reeds opmerkten, de huurprijs vaak veel hooger, zonder dat men in de termen dier belasting valt, zoodat ook zij, die in dit geval verkeeren, huurkiezer kunnen worden. b 2° Loonkiezers: Dit zijn zij, die over het laatste jaar een zeker loon of inkomen genoten hebben, eveneens voor iedere gemeente of deel eener gemeente vastgesteld. Het bedrag daarvan is in evenredigheid met de vereischte huur en loopt van f 275 per jaar voor de kleinste tot f 550 per jaar voor de grootste gemeenten, gelijk de genoemde Tabel en Staat aangeven. b3° Spaarbankkiezers: Zij, die gedurende een jaar minstens f 50 hebben ingelegd gehad in eene spaarbank. b 4° Examenkiezers: Degenen, die eenig examen hebben afgelegd, waaraan de wet het kiesrecht verbindt. De dag, waarop men één dezer vereischten moet bezitten, is weer 1 Febr. Op dien dag moet men een huis van een bepaalden huurprijs bewoond hebben, het vereischte inkomen genoten hebben, een jaar lang f 50 op eene spaarbank hebben gehad of een examen, dat kiesrecht geeft, hebben afgelegd. De gelegenheid tot aangifte bestaat van 1 tot en met 14 Febr. Overigens is er tusschen de huur-, loon-, spaarbank- en examenkiezers een niet onbelangrijk verschil. De huurkiezers toch behouden hun kiesrecht zonder jaarlijks hernieuwde aangifte, zoolang zij slechts niet van woning veranderen; verhuizen zij echter, dan moeten zij, om op de volgende kiezerslijst geplaatst te worden, zich opnieuw daarvoor aangeven. De loonkiezers moeten dit, zonder uitzondering, ieder jaar doen, hetzij zij al of niet bij denzelfden patroon en tegen hetzelfde loon in dienst zijn gebleven. De spaarbankkiezers blijven, zonder heraangifte, steeds kiesgerechtigd, zoolang zij minstens f 50 op de spaarbank houden, doch, als hun inleg, al was het maar één dag, beneden f 50 daalde, dan blijft ook voor hen plaatsing op de nieuwe kiezerslijst achterwege, tenzij zij zich weer op een anderen grond daarvoor aangeven. De examenkiezers ten slotte behouden na eerste aangifte het kiesrecht voor altijd, daar een eenmaal afgelegd examen nimmer zijne kracht verliest. Men houde hierbij echter altijd in het oog, dat alle kiezers en dus ook de aangifte-kiezers, in de volgende jaren steeds aan de algemeene vereischten moeten voldoen. Wie hunner b.v. in eene Rijks directe belasting werd aangeslagen en deze op 1 Maart, na het verloopen dienstjaar, niet had betaald, zou op dien grond toch het kiesrecht moeten derven. Of ook, als men vóór 1 Febr. van het volgende jaar de gemeente verliet en zich elders vestigde, zou men eveneens van de kiezerslijst geweerd blijven. Wel kan men dan in zijne nieuwe gemeente kiesgerechtigd worden, doch alléén, indien men zich aldaar op één der dagen van 1 tot en met 14 Febr. ter gemeente-secretarie aangeeft. Alvorens nu met de eigenlijke „kiezersteelt" te beginnen, zal men dus eerst de loonkiezers en de verhuisde huurkiezers voor de nieuwe kiezerslijst moeten aangeven, daar dezen bij verzuim daarvan onherroepelijk hun kiesrecht verliezen. En vervolgens zal men, juist ter besparing van den jaarlijks terugkeerenden last dier heraangifte, steeds moeten trachten de aangifte der nieuwe kiezers te doen op grond van een examen; zoo dit niet kan, als spaarbankkiezer; blijkt ook dit niet mogelijk, dan als huurkiezer en ten slotte, wanneer ook dit niet gaat, als loonkiezer. Het belangrijke onderscheid in kiesbevoegdheid tusschen rijksbelastingkiezers en aangifte-kiezers is, gelijk wij zagen, dat de eersten wel, de laatsten niet kiesgerechtigd zijn voor den Gemeenteraad. Toch staat voor de aangifte-kiezers nog één weg open, om ook kiesbevoegd voor den Gemeenteraad te worden. Dan moeten ze echter gemeentelijke inkomstenbelasting of hoofdelijken omslag betalen; dus eene plaatselijke directe belasting en wel minstens een bedrag, dat gelijk staat met den huurprijs per week, welke voor de gemeente of het deel der gemeente, waar zij wonen is vastgesteld en in de tweede kolom van de Tabel, achter die gemeente of het deel der gemeente staat aangegeven. Bovendien moeten zij dan ook, gelijk vanzelf spreekt, op 1 Febr. een jaar in de gemeente hebben gewoond d.i. ingezetene der gemeente zijn. Ook van dien aanslag geldt weer, dat hij, al zou hij ook meer dan den huurprijs bedragen, ten volle en uiterlijk op 1 Maart moet zijn voldaan en moet loopen over het laatstverloopen dienstjaar, hetzij over het geheele dienstjaar of over een deel daarvan. Wat nu op 1 Maart het laatstverloopen dienstjaar eener plaatselijke directe belasting is, kan niet voor alle gemeenten worden aangegeven. Immers het dienstjaar dezer belasting wordt niet geregeld door het Rijk, zooals dat der Rijks directe belastingen, maar door den Gemeenteraad. Vandaar dat dit in verschillende gemeenten verschillend is. In vele gemeenten loopt dit belastingjaar van 1 Jan.—31 Dec., dus evenals bij de personeele- en grondbelasting, in andere gemeenten van 1 Mei^3(>« fc^ij, de bedrijfs- en vermogensbe¬ lasting; doch net kan opk met een anderen datum aanvangen. Wie nu 'zulk' een aanslag in de plaatselijke directe belasting betaalt, wordt nooit ofte nimméf 'óp.',£rf>nd tlg^cvgn op de kiezerslijst geplaatst; alleen, als hij daarop als aangifte-kiezer reeds voorkomt, wordt hij ook kiesgerechtigd voor den Gemeenteraad en wel zonder nadere aangifte daarvoor. En wie, in zulk een belasting aangeslagen, deze niet zou voldoen, blijft, als hij aangifte-kiezer is, toch kiesgerechtigd voor K. en S. en, indien hij rijks-belastingkiezer is, zelfs voor K., S. en G., zoodat het zonderlinge geval kan bestaan dat iemand, die b.v. f 1 bedrijfsbelasting heeft, welke hij teel voldoet en f5 gemeentelijke inkomstenbelasting, die hij niet betaalt, toch als rijks-belastingkiezer kiesbevoegd wordt voor K., S. en G., terwijl omgekeerd, indien hij wel de plaatselijke belasting voldeed, maar niet zijne bedrijfsbelasting, hij met geene mogelijkheid kiezer zou kunnen worden: 1° omdat de gemeentelijke belasting alleen geen kiesrecht geeft en 2° wijl hij wegens het niet-betalen zijner Rijksdirecte belasting onverbiddelijk van het kiesrecht zou zijn uitgesloten. Om kiezer voor den Gemeenteraad te zijn moet men derhalve altijd belasting betalen, hetzij als rijks-belastingkiezer Rijks directe belasting, hetzij als aangifte-kiezer plaatselijke directe belasting. Voorts merken wij nog op, dat een aanslag in eene plaatselijke directe belasting, als gevolg van eene bedriegelijke opgave, opzettelijk gedaan, om ook kiezer voor den Gemeenteraad te worden, indien dit mocht uitkomen, geen kiesrecht voor den Gemeenteraad geeft, gelijk ook voor de personeele-, de bedrijfsen de vermogensbelasting is bepaald. Echter zal ook dit wel nooit voorkomen en, mocht het zich voordoen, dan zal het wel nimmer zijn te bewijzen. Eene algemeen voorkomende vrees is, dat men als aangiftekiezer later alle kans heeft in eene of andere belasting te wor- den aangeslagen, door welke vrees nog altijd velen worden weerhouden, zich voor de kiezerslijst aan te geven. Het zal na het bovenstaande wel duidelijk zijn, dat voor die vrees niet de minste grond bestaat. De Rijks directe belastingen toch staan geheel op zich zelf. Alleen ten aanzien der plaatselijke directe belasting zou het kunnen gebeuren, dat een loonkiezer krachtens zijn loon het volgende jaar in de gemeentelijke inkomstenbelasting Thans zullen wij de gronden, krachtens welke en de wijzen, waarop de aangifte van huur-, loon-, spaarbank en examenkiezers kan geschieden, als van het meeste belang, meer in bijzonderheden bespreken. Ten einde het inzicht in het geheele stelsel der wet ten aanzien der kiesrechtvereischten te vergemakkelijken, laten wij hieronder een beknopt schema daarvan volgen. De datum 1 Febr. geeft aan, op welken dag men de vereischten moet bezitten, de beide andere, 15 Mei en 1 Maart, zijn de uitzonderingen daarop. Onder de aangifte-kiezers heeft men slechts in te vullen het bedrag van den wekelijkschen huurprijs en van het loon per jaar, dat voor de gemeente of het deel der gemeente, waar men woont, wordt vereischt benevens de gevorderde gemeentelijke inkomstenbelasting, om als aangiftekiezer ook kiesbevoegd te zijn voor den gemeenteraad en welke gelijk is aan den gestelden huurprijs per week. I Februari. Voor den leeftijd van 25 jaar: 15 Mei en voor het voldoen der belasting: 1 Maart. personeele belasting dienstjaar \ f ^'boden. 1 Jan -31 Dec. j - naarde„ 1. huurwaarde l 2. haardsteden. i Z. naarasiei \ 3. mobilair. ' A J ' 1.1 a. Rijksbelastingkiezers. personcele belasting, dienstjaar 1 Jan —31 Dec. -x. f 5. paarden. ' 6. rinvielen: I 5. paarden. f C * . Ambtshalve en voor ' 6. rijwielen; gee/t geen kiesrecht. K. S. G. grondbelasting, dienstj. 1 Jan.-31 Dec (beneden f i geeft geen kiesrecht). bedrijfsbelasting, dienstj I Mei—30 Apr.: ƒ 650.— inkomen p. j. vermogensbelast., „ „ „ „ ƒ 13.000 vermogen. b. Aangifte- b 1° huurkiezers: J .... per week kiezers. Alleen door 1 b 2° loonkiezers: J .... per jaar. aangifte en voor K. S. i . pl f sPaarbankkiezers : f ^0 gedurende één jaar. dir. belasting ook voor G. b 4'> examenkiezers. b 1°. Huurkiezers. (Artt. 1 b 1". 2 lid 7. 9 lid 3. 15. 16. 20. 26. 150. 152 en 158). Om krachtens huur kiesgerechtigd te worden, moet men sedert 1 Aug. van het vorige jaar tot op 31 Jan. van het tegenwoordige jaar hebben bewoond een huis of een gedeelte van een huis b.v. een beneden- of bovenwoning of eene kamer tegen een bepaalden huurprijs per week of wel achtereenvolgens in dezelfde gemeente twee zulke huizen of gedeelten van huizen. Men mag alzoo na 1 Aug. eenmaal zijn verhuisd, mits maar de wekelijksche huurprijs van het huis of gedeelte van een huis, dat men bewoonde, niet beneden het vereischte bedrag was en beide woningen in dezelfde gemeente lagen. Wie derhalve eerst na 1 Aug. in de gemeente gekomen is, kan geen huurkiezer worden. Voor iedere gemeente of deel eener gemeente heeft nu de wet het bedrag bepaald, dat zij als laagsten of minimum huurprijs per week vordert. Komt het voor, dat de huurder maand of per jaar is aangegaan, dan heeft men slechts den vereischten huurprijs per week te vermenigvuldigen: bij maandhuur met 4 en bij jaarhuur met 50, om te weten, welke dan de huurprijs ten minste moet zijn. Zoo b.v. heeft de wet voor de gemeente Leiden vastgesteld als minimum huurprijs per week /"1.75; derhalve moet in deze gemeente de maandhuur bedragen minstens 4 maal f 1.75 = fj en de jaarhuur minstens 50 maal f 1.75 = ƒ87.50. Feitelijk is dit minder dan f 1.75 per week, daar fj per maand in een jaar wordt 12 maal f7 — ƒ84, zoodat men dan gemiddeld per week het 52ste deel van f 84 d. i. nog geen f 1.62 verwoond heeft. In de Tabel hierachter vindt men voor iedere gemeente of deel eener gemeente aangegeven het minimum bedrag van den huurprijs per week, per maand en per jaar, waardoor men steeds, zonder eenige berekening, zien kan, of de huur, door iemand verwoond, aan het wettelijk bedrag voldoet. Natuurlijk kunnen week-, maand- en jaarhuur ook gecombineerd voorkomen. Zoo zal het b.v. van geen invloed zijn, indien iemand van 1 Aug. tot 1 Oct. eene woning in huur had per week en van 1 Oct. tot 31 Jan. na verhuizing eene andere woning of ook zonder verhuizing dezelfde woning per maand of per jaar in huur nam, als slechts telkens de vereischte huurprijs bereikt is. Ook zal men, ingeval voor het eene deel eener gemeente een ander minimum is bepaald dan voor het andere deel en men na 1 Aug. achtereenvolgens in beide deelen dier gemeente woonde, kunnen volstaan met het voqf elk deel vastgestelde minimum. In de steden komt het vaak voor, dat behalve de huur nog een klein bedrag voor gas of waterleiding aan den verhuurder betaald wordt. Dit beschouwt de wet ook als huur, zoodat men dit bij den huurprijs mag optellen. Als iemand dus te Leiden f 1.65 per week verwoont en bovendien 10 cent aan den huiseigenaar betaalt voor gas of water, dan geldt dat voor f 1.75 huur en kan hij kiezer worden. Ook als men lid is van eene coöperatieve bouwvereeniging en voor het bewonen van een huis dier vereeniging eigenlijk geene huur, maar contributie aan die vereeniging betaalt, geldt die contributie voor huur en geeft dus kiesrecht. Huur of 'onderhuur is onverschillig. Heeft iemand, stel te Leiden, een gedeelte van een huis b.v. eene bovenwoning in huur tegen f 2.00 per week en verhuurt hij eene kamer daarvan in onderhuur aan een ander voor ƒ1.75 per week, dan kunnen beiden krachtens hun huur kiezer worden. Juist toch, om zulke kamerbewoners (lodgers genoemd) kiesrecht te verleenen, zegt de wet, dat men het huis of gedeelte van het huis kan hebben bewoond als hoofd van een gezin of als alleenwonend persoon d.i. inwonende bij een ander, van wien men een bepaald vertrek in huur heeft. Dikwijls betalen zulke inwonende personen niet een bepaald bedrag afzonderlijk voor kamerhuur, maar ééne som per week of per maand voor kamerhuur met inbegrip van voeding en bediening, zoogenaamd pension. Dit doet evenwel niets ter zake; als slechts de huur der kamer per week of per maand kan worden geacht minstens het gevorderde minimum te bedragen, kunnen zij op grond daarvan kiezer worden. Of de verschuldigde huur al of niet wordt voldaan, is eene vraag, waarmee de wet zich niet bemoeit. Als slechts de r overeengekomen huurprijs het vereischte minimum bereikt, is het verder totaal onverschillig, al zou er zelfs geen cent van zijn betaald. Hieruit volgt ook, dat, indien de huur is aangegaan per maand, doch het geld betaald wordt per week of om de veertien dagen, men met het per maand gevorderde minimum kan volstaan. Zoo ook zal bij jaarhuur het daarvoor gevorderde bedrag gelden, onverschillig bij welke termijnen werd betaald. Immers met de betaling rekent de wet in het geheel niet, zoodat de huurtermijnen, niet de betalingstermijnen, het minimum bepalen. Wat moet men in huur hebben gehad? In elk geval een huis of een gedeelte van een huis en wel als woning. Maar is dit zoo, dan is men verder, om den minimum huurprijs te bereiken, niet aan de huur alleen van die woning gebonden. De wet toch zegt, dat behalve het huis of gedeelte van een huis ook in aanmerking komt de „bijbehoorende grond of lokalen en bijgebouwen, nief ter bewoning bestemd.'" Daaronder moet men niet verstaan een plaatsje of tuintje, eene schuur ot loods, uitsluitend ten gerieve van den bewoner als zoodanig, want die zijn onder het huis begrepen, maar alleen dien grond en die gebouwen, die bestemd zijn den bewoner van het huis in zijn bedrijf te dienen, als bij de woning behoorende bouw- of teelgrond of een aangrenzend pakhuis, die men tegelijk met de woning in huur heeft van denzelfden persoon en tegen ééncn huurprijs. Dewijl echter, vooral ten platten lande, zich vaak het geval voordoet, dat iemand behalve zijne woning nog in huur heeft een stukje grond, niet daarbij behoorende, maar elders gelegen, hetzij in dezelfde gemeente of daarbuiten, heeft men later ten behoeve van deze personen de bepaling in de wet ingelascht, dat men ook de huur daarvan in rekening mag brengen. De wijze, waarop men deze verandering heeft aangebracht, is evenwel oorzaak geworden, dat nog vele andere personen, met name in de steden, huurkiezer kunnen worden. De veranderde zinsnede toch luidt nu, dat bij de woning ook mag worden gerekend de „bijbehoorende of in huur gebruikte grond of lokalen en bijgebouwen, niet ter bewoning bestemd." Op grond van deze — overigens onduidelijke — bepaling heeft de Hooge Raad beslist bij een arrest van 17 Juli 1905, dat niet alleen huur van grond, maar ook die van elders gelegen lokalen en gebouwen voor de berekening van den huurprijs bij de woninghuur mag gevoegd. Deze beslissing van den Hoogen Raad is natuurlijk het eind van alle tegenspraak, zoodat thans ook zij, die niet bij eene woning behoorende gebouwen in huur hebben, als een pakhuis, een stal of zoo iets en onverschillig van wien, den huurprijs daarvan mogen optellen bij hunne woninghuur, mits zij die gebouwen minstens van 1 Aug. af in huur hebben gehad. Steeds evenwel alleen dan, indien zij ook een huis of een gedeelte van een huis als woning in huur hadden. Wie enkel huurder is van een stuk grond, een pakhuis of eene werkplaats, kan hieraan nimmer kiesrecht ontleenen, al zou de huurprijs van dien grond of dat gebouw ook boven het vereischte minimum zijn. Doch daartegenover kan ieder, die wel iets ter bewoning in huur heeft, al was het slechts eene zolderkamer en tegen welken lagen prijs ook, steeds door bij telling der huur van grond of gebouwen huurkiezer worden, zoo het gezamenlijk bedrag maar toereikend is. De benaming woningkiezer is hierom ook juister dan huurkiezer, doch men gebruikt nu eenmaal meer het laatste woord. liet verschil tusschen bijbelioorenden grond of lokalen en bijgebouwen en in Ituur gebruikten grond of gebouwen, wat men voor de richtige invulling van het aangifte biljet dient te kennen, komt derhalve op het volgende neer. De bijbehoorende grond of gebouwen moeten liggen bij de woning en met deze zijn gehuurd van denzelfden persoon en tegen e'e'nen huurprijs, terwijl, zoo men sedert 1 Aug. achtereenvolgens twee zulke woningen' in huur had, ook beide malen de bijbehoorende grond of gebouwen voor den vereischten huurprijs in aanmerking komen De in huur gebruikte grond en gebouwen daarentegen liggen niet bij de woning, maar elders, in of buiten de gemeente, en zullen meestal ook ^ aan een anderen eigenaar behooren dan van wien men de woning in huur heeft, zoodat men dan minstens twee huurprijzen betaalt; en eindelijk moet men dezen grond of die gebouwen steeds sedert 1 Aug. tot op 31 Jan. in huur hebben gehad, al zou men in dien tijd ook eenmaal van tvoning zijn veranderd, wat natuurlijk wel mag. 1 en slotte bepaalt de wet nog ten behoeve van schippers, die in hun vaartuig wonen, dat ook dezen huurkiezer kunnen worden, als hun vaartuig minstens 24 kubieke Meter inhoud heeft of een laadvermogen van 24000 Kilogram, wat gelijk staat met 24 ton, mits zij dit vaartuig sinds 1 Aug. hebben bewoond krachtens huur of wel krachtens eigendom of vruchtgebruik. Ten opzichte van huizen was dit laatste overbodig, den eigendom of het vruchtgebruik van een huis heeft, wo, de grondbelasting aangeslagen en daardoor reeds a kiezer. Kiezers krachtens bewoning van een vaart"^ overigens zelden voor. Wel zijn vaak ook schippers kiesgerechtigd, doch dan ontleenen zij meestal hun kiesrecht aameen aan slag in de Rijks directe belasting, vooral in de bedrq s * Inzonderheid met het oog op hen, die een vaar uig en binnen de gemeente geene vaste ligplaats h*bhen ' . bepaalde gracht of kade, heeft de wet voorts bepaald, dat j, van wie de plaats der woning (niet te verwarren met de gem ) niet met zekerheid kan aangewezen, stemgerechtigd zij eerste kiesdistrict en in het eerste stemdistrict. Wie eenmaal krachtens huur op de kiezerslijst staat, behoudt zijn kiesrecht ook in volgende jaren zonder hernieuwde aangifte, zoolang hij slechts hetzelfde huis of vaartuig bl,ft bewonen ook al zou hij in hetzelfde huis van de bovenwoning naar de benedenwoning'verhuizen of omgekeerd. Zoodra h.jechter m den loop des jaars een ander huis of vaartuig be rekt word zijn naam niet meer op de volgende kiezerslijst gePlaat^' J hij door heraangifte doet blijken, dat hi) opnieuw aan de gestelde eischen voldoet. De modellen, voor de aangifte vastgesteld, toonen totrekkelijfc slechts weinig verschil; meerendeels bevatten ze gelijkluidende verklaringen. Wie dan ook één model behoorlijk kan invullen zal met Ie andere weinig moeite hebben. Bij wijze van voorbe d zullen we daarom model 111 A iets uitvoeriger bespreken De naam der gemeente, die boven- en onderaan op de modellen staat afgedrukt, is natuurlijk voor iedere plaats verschil . Mód)eDu"etst de naam en dan de voornamen voluit b.v.: Van der Laan, Jacobus Johannes. _ (0j„n volstaan met (2) Meest altijd kan men, althans in de s e , ^ ^ straat en huisnummer b.v. Leiden, Langegrac1 ■> straat persoon in eene poort of een hofje, dan zou men de s r- , waarin deze liggen, er bij kunnen voegen b.v W* »<» poort 3 (Houtstraat). Opgave van den naam van do p,g of buurtschap kan ten platten lande voorkomen, indien de ge MODEL IIIA. Aangifte voor plaatsing op de kiezerslijst krachtens het bepaalde bij art. lfr, 1°, tweede lid, der Kieswet (bewoning van één huis of gedeelte van een huis). AANWIJZING VOOR DK INVULLING DKIt AANGIFTE (1) Naam en voornamen. (2) Gemeente, wijk, dorp, gehucht, buurtschap, straat, huisnommer. («) Door te halen, wanneer de aangever wel in eene of meerdere der Rijks directe belastingen over het laatstverloopen dienstjaar is aangeslagen, (ft) Door te halen, wanneer de aangever over het laatstverloopen dienstjaar in geen der iiüks directe belastingen is aangeslagen. (3) Gemeente, wflk, dorp, gehucht, buurtschap, straat, huisnom- 111' T. (4) De tusschen haakjes geplaatste woorden door te halen. ingeval geen grond of lokalen en bijgebouwen, als vermeld, by het huis behooren. (5) Naam en woonplaats (gemeente, wijk, dorp, gehucht, buurtschap. straat, huisnommer) van den verhuurder. (6) Bedrag van den wekelijks maan del ij k s verschil 1 - jaarlijks digden huurprijs. (7) Week, maand, jaar. (8) Handteekening. Ingeval de aangever niet tot handteekening in staat is, kan worden volstaan met een ter Secretarie der Gemeen te te stellen hand merk volgens art. 14, 2de lid, der Kieswet. Gemeente Leiden. De ondergeteekende (1) wonende (2) hoofd van eeu gezin , ■ alleenwonend persoon Ver • (fl) dat hij over het laatstverloopen dienstjaar in geene der Rijks directe belastingen is aangeslagen; (b) dat hij behoort tot de over het laatstverloopen dienstjaar in de Rijks directe belastingen aangeslagenen en het door hem ter zake van zijn aanslag(en) verschuldigde heeft voldaan, doch die aanslag(en) niet onder artikel 1, a der Kieswet; dat hij echter voldoet aan het vereischte, gesteld bij art. 1 b, 1°., tweede lid der Kieswet; dat hij toch op den 31 sten Januari dezes jaars sedert 1 Augustus van het vorige jaar bewoonde — . '""s te ° 1 een gedeelte Tan een huis (3) welk 'H- gedeelte (met den daarbij behoorenden grond of lokalen en bijgebouwen, niet ter bewoning bestemd) (4) hij in huur heeft gehad van (5) tegen een werkelijken huurprijs van (6) per (7) ; en dat hij bovendien over gemelden tijd in huur heeft gebruikt een stuk gronds, hetwelk hij in huur heeft gehad van (5) tegen een werkelijken huurprijs van (6) per (7) Reden, waarom hij verzoekt geplaatst te worden op de kiezerslijst. Te Leiden, den (8) meente uit verschillende dorpen bestaat of het gehucht of de buurtschap, waar de persoon woont, buiten de kom der gemeente ligt; vooral, als voor het eene deel der gemeente een ander minimum is vastgesteld dan voor het andere deel. hoofd van een gezin, alleenwonend persoon, Een van beide door te halen. (a) en (b). Is hij over het laatstverloopen dienstjaar niet in eenige Rijks directe belasting aangeslagen, dan moet de verklaring onder (b) doorgehaald. Is hij over het laatstverloopen dienstjaar alleen aangeslagen óf in rijwielbelasting of in grondbelasting beneden f 1 of in beide, hetgeen hij dan uiterlijk op 1 Maart moet voldoen, zoo moet de verklaring onder (a) doorgehaald worden. Dit is de eenige beteekenis van (b), want elke andere Rijks directe belasting geeft wel kiesrecht, tenzij de aanslag is uitgereikt na 31 Dec. van het laatste jaar, in welk geval hij nimmer eenigen invloed op het kiesrecht heeft. \ eelal echter worden beide verklaringen doorgehaald, zonder dat de aangifte als ongeldig beschouwd wordt. een huis, een gedeelte van een huis. Door te halen, wat niet bewoond werd. (3). Alleen, indien de persoon na 31 Jan. zou zijn verhuisd, zou onder (3) eene andere opgave moeten gedaan dan onder (2). (4). Bijna altijd zal dit moeten worden doorgehaald, daar men slechts zelden ook bijbehoorenden grond of gebouwen in huur heeft. (5). Hier moet ingevuld het adres van den eigenaar of verhuurder, zoo nauwkeurig mogelijk b.v. door bijvoeging van zijn beroep; vooral, als hij in eene andere gemeente woont, hetgeen soms voorkomt, b.v. aldus: De liaan, Leiden, Heer eng) acht < ■) ot De Leeuw, bouwondernemer, Delft. (6) en (7). Voor Leiden b.v. fl.75 per week. De werkelijke huurprijs per week, maand of jaar moet dus worden opgegeven. Vult men een lager bedrag in b.v. f 1.75, terwijl de huur feitelijk f 2.00 was, dan zal gewoonlijk de aangifte wel als geldig worden beschouwd; de mogelijkheid bestaat echter, dat *zij deswege nietig verklaard wordt. Alleenwonende personen moeten eveneens een bepaalden huurprijs invullen, hetzij zij die afzonderlijk betalen, hetzij die, na aftrek van eene som voor bediening enz., wordt begroot. en dat hij bovendien enz. Indien de huurprijs der woning, zoo noodig met bijbehoorenden grond of lokalen en bijgebouwen, het vereischte minimum bereikt, moet men deze zinsnede doorhalen of oningevuld laten. Dit gedeelte toch slaat op het geval, dat men elders gelegen grond in huur heeft en geldt ingevolge het bovengenoemde arrest van den Iloogen Kaad thans ook voor f/ebouwen. Men behoeft dan slechts „een stuk gronds" door te halen en te vervangen door b.v. „een gebouw", „een pakhuis" enz. Beide bedragen, de huur der woning en die van den grond of het gebouw, moeten samen natuurlijk minstens gelijk zijn aan den vereischten minimum huurprijs b.v. voor Leiden f 1 woninghuur en [0.75 huur voor eene werkplaats. Onnoodig is het bijna, er op te wijzen, dat de huurtermijnen der woning anders kunnen zijn dan die van den grond of het gebouw b.v. de woning per week en de grond per jaar. Mocht men meer dan één stuk grond of meer dan één gebouw in huur hebben, dan kan de huur van die alle in rekening gebracht en moet dit op het formulier worden bijgevoegd. Te Leiden,den... b.v. 3den Febr. 1 !)()'■>. Slechts één der dagen van 1 tot en met 14 Febr. kan ingevuld; niet vt'xlr 1 Febr , omdat men dan niet weet, of men op 1 Febr. aan de gestelde vereischten zal voldoen, en niet na 14 Febr., wijl de formulieren slechts uiterlijk den 14den Febr. kunnen ingeleverd. (8). Ilandteekening b.v. J. J.V. cl. Laan. De handteekening alleen moet door den persoon zelf geschreven, al het overige kan voor hem door een ander worden ingevuld. Is de man om de eene of andere oorzaak niet in staat zelf zijn naam te schrijven, dan moet men eigenlijk met hem naar de gemeente-secretarie, waar hij dan met een handmerk b v. een kruisje, kan volstaan. Ge- aph*n Üteeke- ning door de vereisc een ifonnuï liet. J JL I S S kerkelijk aan }dat ier nimmer u ten gevolge ïdtèekeningy irgyhter rteekenen, terwijl n(et < en terecht imikder, het kie#>6teU* feezit, hetzij «au aoiiderteekenin£ geschiedde . w^eji Vereischten voor zH *Öan éat die ortderteekeninf? geschiedde 3 Model III B. (3). De beide woningen moeten immers steeds in dezelfde gemeente zijn gelegen, zoodat men sedert 1 Aug. in die gemeente woonachtig moet zijn. (4). Natuurlijk kan men eerst in huur hebben gehad een gedeelte van een huis en daarna een huis of omgekeerd. - (5). Bij beide woningen kan men bijbelioorenden grond en lokalen en bijgebouwen in huur hebben gehad. (7) en (8). Is voor de verschillende deelen der gemeente een verschillend minimum vastgesteld en woonde men sedert 1 Aug. eerst in het eene deel en vervolgens in het andere deel der gemeente, dan behoeft men slechts telkens den daarvoor gevorderden minimum huurprijs te hebben verwoond. en dat hij bovendien enz. Dus elders gelegen grond of gebouwen moet men steeds gedurende 6 achtereenvolgende maanden, van 1 Aug. tot 31 Jan., in huur hebben gehad. Model IV. (2). Alleen de naam der gemeente is hier voldoende; immers heeft het vaartuig niet altijd eene vaste ligplaats. eigenaar, vruchtgebruiker, huurder. Hier ook de eigenaar of de vruchtgebruiker; niet bij huizen, wijl hij, die krachtens eigendom of vruchtgebruik een huis bewoont, in de grondbelasting wordt aangeslagen. genaamd b.v.: nDe Vrouw JohannaDraagt het vaartuig geen naam, dan mag men er een willekeurigen naam aan geven. kubieke Meter, Kilogram. Slechts een van beide behoeft ingevuld. Na de inlevering der formulieren voor huurkiezers, stelt de burgemeester een onderzoek in naar de juistheid der opgaven bij de verhuurders. Gewoonlijk geschiedt dit door toezending aan de verhuurders van een gedrukt stel vragen, welke zij moeten beantwoorden en, met hun naam onderteekend, ter secretarie terugbezorgen. Ter verheldering van het inzicht in den gang der zaken laten wij hier een dergelijk formulier volgen. Eene bespreking er van zou te ver voeren. De „vragen" worden overeenkomstig de gedane aangifte door den secretariebeambte ingevuld of, voor zoover zij niet in aanmerking komen, doorgehaald. De „antwoorden", door den verhuurder in te vullen, aanwijzing voor de ïnvlllinu der aandikt*:. (1) Naam en voornamen. (2) Gemeente, wijk, d«u*p, gehucht, buurtschap, straat, huisnummer. (a) Door te halen, wanneer de aangever wel in eene of meerdere der Rijks directe belastingen over het laatstvcrloopen dienstjaar is aangeslagen. (b) Door te halen, wanneer de «aangever ever het laatstverloopen dienstjaar in geen der Rijks directe belastingen is aangeslagen. (8) Naam der gemeente. (4) Wijk, dorp, gehucht, buurtschap, si raat. nuisnommer. (5) De tusschen haakjes geplaatste woorden door te halen ingeval geen grond of lokalen en bijgebouwen, als vermeld bij het huis behooren. (6) Naam en woonplaats, (gemeente, wyk, dorp, gehucht, buurtschap, straat, huisnummer) van den verhuurder. (7) Bedrag van den wekelijks maandelijks verschul- jaarlijks digden huurprijs. ) dat hij behoort tot de over het laatstverloopen dienstjaar in de Rijks directe belasting aangeslagenen en het door hem ter zake van zijn aanslag(en) verschuldigde heeft voldaan, doch die aanslag(en) niet onder art. la der Kieswet; dat hij echter voldoet aan het vereischte, gesteld bij art. 1 b, 1°, tweede lid der Kieswet; dat hij toch in de gemeente (3) sedert 1 Augustus van het vorig jaar tot heeft bewoond een gi-deeltc van oyn huis (4) WeIk S (met den daarbij behoorenden grond of lokalen en bijgebouwen, niet ter bewoning bestemd) (5) hij in huur heeft gehad van (6) tegen een werkelijken huurprijs van (7) per (8) en sedert laatstgemelden datum tot op den 319ton Jan. dezes jaars epn liHÏS Ml Wpik liuia gedeelte van een huis ^ ' vvciiv ~odeelte (met den daarbij behoorenden grond of lokalen en bijgebouwen, niet ter bewoning bestemd) (5) hij in huur heeft gehad van (6) tegen een werkelijken huurprijs van (7) Per (8) en dat hij bovendien sedert 1 Augustus van het vorige jaar tot op 31 Januari dezes jaars in huur heeft gebruikt een stuk gronds, hetwelk hij in huur heeft gehad van (6) tegen een werkelijken huurprijs van (7) per (8) Reden, waarom hij verzoekt geplaatst te worden op de kiezerslijst. Te , den (9) AANWIJZING VOOR DE INVULLING DER AANGIFTE. [1] Naam en voorn & men. [2] Woonplaats. [aj Door te 1 uilen wanneer de aangever wel in eene of meerdere der Rijks directe belastingen over hel laatstverloopen dienstjaar is aangeslagen. l&J Door te halen wanneer de aangever over het laatstverloopen dienstjaar in geen der Rijks directe belastingen is aangeslagen. [3] Naam en woonplaats [gemeente, wijk, dorp, gehucht, buurtschap, straat, huisn.] van den verhuurder. De woorden „hom verhuurd door" door te halen, ingeval de aanvrager is eigenaar of yruchtgebruiker van het vaartuig. (4J Handteekening. Ingeval de aangever niet tot handteekening in staat is, kan worden volstaan met een ter Secretarie derGemeen te té stellen handmerk volgens art. 14, 2de lid, der Kieswet. MODEL IV. Aangifte voor plaatsing op de kiezerslijst krachtens het bepaalde bij art. 16, 1°, derde lid, der Kieswet. Gemeente De ondergeteekende (1) wonende (2) hoofd van een gezin , , .niiTtiwonemi persoon verklaart, («) dat hij over het laatstverloopen dienstjaar in geene der Rijks directe belastingen is aangeslagen; (b) dat hij behoort tot de over het laatstverloopen dienstjaar in de Rijks directe belastingen aangeslagenen en het door hem ter zake van zijn aanslag(en) verschuldigde heeft voldaan, doch die aanslag(en) niet onder artikel 1« der Kieswet; dat hij echter voldoet aan het vereischte, gesteld bij art. 1 b, 1, derde lid der Kieswet; dat hij toch op 31 Januari dezes jaars sedert 1 Aug. van het vorige jaar als eigenaar vruchtgebruiker heeft bewoond een vaartuig, p-e- huurder & & naamd groot kubieke Meter 1 • , meteen laadvermogen van Kilogram' verhuurd door (3) Reden, waarom hij verzoekt geplaatst te worden op de kiezerslijst. Te den (4) kunnen zoo beknopt mogelijk zijn, desnoods met „ja" of „neen". Wat de strafbepalingen betreft, verwijzen wij naar hetgeen te dien aanzien is gezegd op blz. 12, bij de behandeling der bijzondere vereischten in het algemeen. Hem, die wegens overtreding van art. 150 wordt gestraft, kan door den rechter bovendien nog voor eenige jaren het kiesrecht worden ontzegd. Leiden, den Februari 190 . Ingevolge artikel 26 der Kieswet verzoek ik U mij ten behoeve van het voorloopig onderzoek, bedoeld in artikel 25, 2°. en 3°., dier Wet, zoodra mogelijk en uiterlijk binnen 14 dagen, de hieronder verlangde inlichtingen te verschaften, door beantwoording en onderteekening der vragen en terugzending dezes. . De Burgemeester van Leiden, VRAGEN. | ANTWOORDEN. 1. Is door sedert tot bewoond een-d^ltc'"^u(inhui8 (met den daarbij behoorenden grond of lokalen en bijgebouwen, niet ter bewoning bestemd), gelegen te Leiden dat hij van U in huur had? 2. Zoo ja, hoeveel bedroeg de wer¬ kelijke huurprijs per ? 3. Heeft sedert tot in huur gebruikt een stuk grond, gelegen te dat hij van U in huur had? 4. Zoo ja, hoeveel bedroeg de wer- j kelijke huurprijs per ? | N.B. Art. 150 derKieswet luidt: Hu die b\j liet onderzoek in art. '2Ó en art. bedoeld. opzettelijk eene valsche opgaaf doet aangaande oen feit, waarvan de plaatsing op de .A1< i mn kiezerslijst van den persoon, dien het onderzoek AltlUS OCClHtlVOOt U (16)1. U'f . geldt, afhankelijk kan zijn, wordt gestraft niet gevangenisstraf van ten hoogste zes maan- d e n. Art. 152 der Kieswet luidt aldus: Hij, die niet voldoet aan de verplichting, opgelegd in art. 2H, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste drie gulden. b2°. LOONKIKZKRS. (Artt. 1b2'. 2 lid 8-12. 17, 20, 26, 150, 152 en 158». Dezen moeten, gelijk we reeds zagen, een bij de wet bepaald inkomen per jaar genieten. Evenwel niet elk inkomen geldt hier, maar alleen dat, wat men geniet krachtens dienstbetrekking of als inwonende zoon, werkzaam bij zijn ouders, of als pensioen of lijfrente. Zelfs mag men bij het loon, dat men in dienstbetrekking of als inwonende zoon bij zijne ouders verdient, het pensioen of de lijfrente, zoo men in het genot daarvan is, optellen, om tot het vereischte bedrag te komen. Maar overigens blijft elk ander inkomen, niet in dienstbetrekking genoten, zooals dat van winkeliers, patroons enz. buiten aanmerking. Zoo dezen geen pensioen of lijfrente genieten tot het gevorderde bedrag, kunnen zij dus geen loonkiezer worden, ook al zou het inkomen, dat hun bedrijf of beroep hun verschaft, voldoende zijn. Vandaar ook de algemeene benaming van loonkiezers, omdat het loon d. i. het inkomen wegens dienstbetrekking zoo op den voorgrond staat. Of men in dienstbetrekking is geweest bij een persoon, eene onderneming of eene openbare of bijzondere instelling, doet niets ter zake. liet pensioen of de lijfrente moet echter altijd zijn verleend door eene onderneming of eene openbare of bijzondere instelling; door personen verleend, geven pensioen en lijfrente geen kiesrecht. De tijd, welken men in dienstbetrekking moet geweest zijn, is tamelijk lang n.l. 13 maanden en wel van 1 Jan. van het vorige jaar tot op 31 Jan. van het tegenwoordige jaar. Echter mag men in dien tijd eens van patroon verwisselen, mits men van de eene dienstbetrekking overgaat in de andere en niet, stel eenige weken daartusschen, buiten dienstbetrekking was, derhalve achtereenvolgens bij niet meer dan twee patroons. Wel mag men gelijktijdig in meer dan ééne dienstbetrekking zijn b.v. het eene deel van den dag of van de week in dienst van den eenen patroon en den overigen tijd in die van een anderen, doch van deze dienstbetrekkingen komt er altijd slechts ééne in aanmerking, zoodat men, ter bereiking van het gevorderde bedrag, het inkomen, in deze betrekkingen genoten, niet mag samentellen. Daartegenover staat, dat ingeval het oedrijf in andere handen komt wegens overlijden, door overname der zaak of anderszins, dit nog niet behoeft te worden beschouwd als eene verwisseling van dienstbetrekking; immers, voor zoover men in dienst was en bleef der onderneming, bleef men ook in ééne en dezelfde dienstbetrekking. Overigens komt het er alleen op aan, dat inen gedurende den vereischten tijd in dienstbetrekking was. De wet vraagt niet, bij wien men in betrekking is geweest; noch, welke werkzaamheden werden verricht; evenmin, wanneer men werkte; noch ook, waar men werkzaam of in dienstbetrekking was. Men kan zijn geweest in dienst van een persoon, eene onderneming of eene instelling. De werkzaamheden, die men verricht, mogen van zeer verschillenden aard zijn. Zoo zal iemand, in dienst eener gemeente als klokkeluider, doodgraver, omroeper enz., toch loonkiezer kunnen worden. Verder is het niet noodig, dat gedurende den geheelen termijn der dienstbetrekking ook arbeid is verricht. Het kan zijn, dat er alleen enkele uren per dag, enkele dagen per week of slechts een gedeelte van het jaar gewerkt is. Dientengevolge kunnen de werkzaamheden langer of korter tijd hebben stilgestaan b.v. wegens het afbranden der werkplaats of fabriek, door slapte in het bedrijf of om welke oorzaak dan ook; zelfs al was het ten gevolge eener werkstaking, mits maar niet de dienstbetrekking is afgebroken. In sommige bedrijven brengt de aard der werkzaamheden mede, dat zij in den regel een gedeelte van het jaar niet worden uitgeoefend, doordat zij aan bepaalde seizoenen onderhevig zijn; men denke b.v. aan kleermakers, behangers, veldarbeiders, in het algemeen aan de zoogenaamde seizoenarbeiders. Voor dezulken nu bepaalt de wet, dat indien gedurende den stilstand van het werk de dienstbetrekking tijdelijk zou zijn opgeheven, deze toch wordt geacht te blijven voortduren, ook al gingen die arbeiders, tijdens die schorsing der dienstbetrekking, tijdelijk in dienst bij een ander. Met dien verstande evenwel, dat het inkomen, in die tusschentijdsche dienstbetrekking genoten, buiten rekening blijft, daar men dan wegens het verondersteld voortduren der andere dienstbetrekking gelijktijdig in meer dan ééne betrekking was en alleen achtereenvolgende dienstbetrekkingen en dan hoogstens twee in aanmerking komen. Ook geldt deze bepaling slechts, indien het tijdelijk ontslag voortvloeit uit den aard der werkzaamheden. Is dit ontslag een gevolg van iets anders b. v. van het afbranden of de verbouwing der werkplaats, dan moet de dienstbetrekking als geëindigd worden beschouwd. En ten slotte wijzen wij er nog op, dat het geheel onverschillig is, waar men werkzaam of in dienstbetrekking was. f Iet kan zijn, dat men den arbeid verrichtte bij zich aan huis of elders, dat men in dienstbetrekking was in de plaats zijner inwoning of in eene andere gemeente. Zelfs bestaat de mogelijkheid, dat zij, die in grensplaatsen wonen, in dienst zijn bij een patroon over de grenzen, in het buitenland dus, zonder dat dit een beletsel is, om krachtens genoten inkomen kiezer te worden. Evenmin doet het er iets toe, in welke gemeenten men in het afgeloopen jaar mocht hebben gewoond. De wet toch vordert voor de loonkiezers alleen, dat zij over het laatstverloopen jaar een inkomen hebben genoten, als vereischt is voor de gemeente of het deel der gemeente, „waar zij wonen" d. i. waar zij iconen op 31 Jan., den laatsten dag, dat zij in dienstbetrekking moeten geweest zijn. Wie alzoo op 31 Jan, woont te Leiden, moet het voor die gemeente gevorderde inkomen hebben gehad, onverschillig, of hij in het verloopen jaar heeft gewoond in andere gemeenten, voor welke een hooger of lager bedrag is vereischt. In dit opzicht is de wet dus vrijgeviger voor de loonkiezers dan voor de huurkiezers, want deze laatsten moeten altijd sinds 1 Aug. in de gemeente hebben gewoond. Ten aanzien van het inkomen merken wij allereerst op, dat dit niet behoeft te bestaan in een vast loon; het is voldoende, als het inkomen maar krachtens dienstbetrekking genoten is. Hieruit volgt, dat men bij zijn loon ook mag optellen, al wat men uithoofde der dienstbetrekking in geld van zijn patroon ontvangen heeft, zooals b.v. nieuwjaars- of voorjaarsfooien. Wat men echter als verval van anderen ontving, komt niet in aanmerking. \ erder bevat de wet voor de berekening van het inkomen verschillende vrijgevige bepalingen, zooals uit het volgende blijkt. Ontvangt men wegens ziekte of verwonding geen loon of slechts een gedeelte van zijn loon, dan wordt toch geacht, dat men gedurende dien tijd zijn volle loon genoten heeft, doch niet langer dan voor twee maanden of zestig dagen; niet alleen achtereenvolgende maanden of dagen, maar over het geheele jaar berekend. Krijgt iemand echter wegens een hem overkomen ongeval eene tijdelijke ongevallenrente, hetzij krachtens de ongevallenwet of krachtens eene particuliere verzekering, dan wordt deze rente eveneens voor het volle loon gerekend, hoelang zij ook wordt uitgekeerd. Vooral is eene gunstige bepaling, dat bij hetgeen de man in dienstbetrekking verdient, niet slechts zijn pensioen of lijfrente, zoo hij in het genot daarvan is, mag worden geteld, maar ook — en dit komt vaak voor — het inkomen der vrouw geheel en dat der minderjarige, inwonende kinderen voor de helft, onverschillig, of zij dit genoten krachtens dienstbetrekking of krachtens pensioen of lijfrente. Evenwel dat van de kinderen alleen, voor zoover zij zijn minderjarig d.i. beneden 21 jaar en inwonen bij hun ouders; het loon b.v. van eene dienstbare minderjarige dochter mag derhalve slechts dan voor de helft in rekening gebracht, als zij niet in haar dienst haar nachtverblijf heeft, maar bij haar ouders thuis. Doch, evenals bij de huurkiezers huur van grond of gebouwen eerst in aanmerking komt, als men een huis of een gedeelte van een huis ter bewoning in huuf heeft, zoo mag ook het inkomen der vrouw en de helft van dat der kinderen alleen bijgeteld, als de man iets, hoe weinig ook, in dienstbetrekking dus als loon verdient. Geniet hij b.v. enkel een pensioen of lijfrente beneden het vereischte bedrag, dan mag het inkomen zijner vrouw en kinderen niet daarbij gevoegd en kan hij dus geen loonkiezer worden. Heeft hij daarentegen een inkomen, al was het slechts van 50 cent per week, maar dat hij geniet krachtens dienstbetrekking, dan mag steeds het geheele inkomen der vrouw en de helft van dat der kinderen er bij geteld en, zoo het gezamenlijk bedrag dan toereikend is, kan hij op grond daarvan wel loonkiezer worden. De wet heeft nu voor iedere gemeente of deel eener gemeente vastgesteld, hoeveel per jaar het inkomen minstens moet bedragen. Dit zou op zichzelf niet voldoende geweest zijn, daar het zich toch herhaaldelijk voordoet, dat iemand in dienstbetrekking tevens geniet vrijen kost en inwoning of alleen vrije woning of inwoning of enkel vrijen kost, waardoor zijn loon natuurlijk minder bedraagt. Wat te verstaan is onder vrijen kost en inwoning is duidelijk. Vrije woning komt vaak voor bij hen, die een huis bewonen van den patroon, de onderneming of instelling, waarbij zij in dienst zijn; vrije inwoning alleen — dus zonder kost — zal wel tot de hooge zeldzaamheden behooren. Wordt enkel vrije kost genoten, dan woont men niet in bij den patroon, maar heeft zijn nachtverblijf elders, meest bij zijne ouders. Ook geniet men dien vrijen kost in den regel slechts op die dagen, waarop arbeid verricht wordt, zoodat op Zon- en feestdagen of bij Israëlieten op den Sabbath, gedurende welke men gewoonlijk naar huis gaat, feitelijk geen vrije kost genoten wordt; echter wordt met deze kleine afwijkingen niet gerekend en acht de wet, dat men ook dan doorloopend vrijen kost heeft. Om nu ook in deze gevallen, waarin het geldelijk inkomen dus minder bedraagt, te voorzien, heeft de wet voor elke gemeente of deel eener gemeente vastgesteld, waarop zij vrijen kost en inwoning en vrije woning of inwoning schat. Men verkrijgt dan het bedrag, waarop vrije kost moet berekend worden, door dat voor vrijen kost en inwoning te verminderen met dat voor vrije woning of inwoning. Overigens echter komt buiten deze gevallen ter berekening van het inkomen alleen geld in aanmerking en zal men dus, ingeval iemand in het genot is van vrije kleeding, vrij vuur en licht of iets van dien aard, de waarde daarvan niet bij zijn loon mogen optellen. Als voorbeeld ter verduidelijking zullen wij nemen de verschillende bedragen voor de gemeente Leiden vastgesteld. Voor Leiden vordert de wet als minimum inkomen / 450 per jaar, terwijl zij vrijen kost en inwoning voor die gemeente berekent op /"300 en vrije woning of inwoning alléén op f 87.50 per jaar, waaruit dus volgt, dat vrije kost voor die gemeente moet geschat op ƒ 300—/ 87.50= f 212.50 per jaar. Om nu te weten, hoe groot het inkomen in elk dezer gevallen moet geweest zijn, heeft men slechts de daarvoor berekende bedragen af te trekken van dat voor het enkel geldelijk inkomen gesteld. Men verkrijgt dan, dat voor Leiden het inkomen, natuurlijk zoo noodig met bijvoeging van pensioen of lijfrente, moet bedragen: enkel geldelijk inkomen f 450.— per jaar. met vrijen kost en inwoning/" 450— f 300.— = „ 150.— „ „ B vrije woning of inwoning,, 450—„ 87.50 = „ 362.50 „ „ „ vrijen kost . . . „ 450—„212.50 = „ 237-50 „ „ De wet vordert slechts een bepaald minimum inkomen per jaar en niet b.v. per week. Dit heeft twee voordeelen. Allereerst, ingeval men is geweest achtereenvolgens in twee dienstbetrekkingen of ook wel in ééne dienstbetrekking en het loon gedurende het eene deel van het jaar beneden het minimum was, doch gedurende het andere deel zooveel daarboven kwam, dat het gezamenlijk bedrag de vereischte som bereikt, dan kan men toch loonkiezer worden. Een tweede voordeel is, dat men per toeek niet het 50ste deel van het minimum, voor Leiden dus f(), behoeft te hebben verdiend, maar zelfs met minder inkomen kan volstaan n.1. met het 52ste deel van het gevorderde minimum per jaar. Immers heeft een jaar 52 weken, zoodat, wie te Leiden een inkomen slechts van /"8.66 per week geniet, reeds opgrond van zijn loon kiezer kan worden, want 52 maal ƒ8.66 = /"450.32 d. i. nog 32 cent boven het minimum. Vooral als het inkomen is samengesteld uit loon en pensioen of lijfrente of met bijvoeging van het inkomen der vrouw en de helft van dat der kinderen, kan met deze berekening nog menigeen kiezer worden, die oogenschijnlijk niet aan de vereischten voldoet. Dat ook, ingeval vrije kost en inwoning of alleen vrije woning of inwoning of enkel vrije kost genoten wordt, het clan vereischte minimum inkomen per jaar moet worden gedeeld door 52, om het inkomen per week te vinden, waarmee kan worden volstaan, is duidelijk. Evenzoo verkrijgt men het gevorderde maandinkomen door het gestelde minimum jaar-inkomen door 12 te deelen. Waar het dus steeds op aankomt is, hoe groot het geldelijk inkomen per jaar, per maand of per week moet geweest zijn. Vandaar dat in de hierachterstaande Tabel voor iedere gemeente of deel eener gemeente vermeld is het bedrag van het inkomen, dat hetzij zonder, hetzij met vrijen kost en inwoning, vrije woning of inwoning of vrijen kost moet zijn genoten per jaar, per maand of per week, waardoor men voor iedere gemeente ot deel er van in elk gegeven geval onmiddellijk ziet, zonder eenige berekening, hoeveel het inkomen moet hebben bedragen. Achter de Tabel zijn opgegeven de verschillende bedragen, waarop de wet voor de onderscheidene gemeenten of deelen eener gemeente vrijen kost en inwoning en vrije woning of inwoning berekend heeft, met behulp waarvan men ook zelf de voor het inkomen vereischte sommen kan vinden. Het zal na het bovenstaande wel duidelijk zijn, dat het aantal loonkiezers betrekkelijk groot is en nog heel wat kan worden uitgebreid. Een bezwaar is echter altijd, dat zij zich elk jaar opnieuw moeten aangeven, om op de volgende kiezerslijst ge- plaatst te worden; alleen degenen, wier inkomen uitsluitend bestond in pensioen of lijfrente, behouden het kiesrecht zonder heraangifte. Om aan dit bezwaar eenigszins tegemoet te komen, heeft de wet bepaald, dat de burgemeester hun, wier inkomen geheel of ten deele uit loon bestaat, ieder jaar de noodige loonformulieren ter invulling moet toezenden. Ondanks deze bepaling leert de ervaring toch, dat een groot deel van hen, eigener beweging, geene nieuwe aangifte doet, eensdeels uit verzuim, maar veelal ook uit onkunde, omdat zij niet in staat zijn zelf het formulier in te vullen. Model VA en V B. (Zie ook Model III A, blz. 30). (4) Geldt het eene onderneming of instelling, dan slechts in te vullen b.v.: Van Genei en Loos, de gemeente Leiden, de provincie Utrecht, het Rijk enz. met, zonder toepassing van art. 2 der Kieswet. Meestal geschiedt de aangifte van loonkiezers „zonder toepassing van art. 2 der Kieswet en moet men dus wmet;' doorhalen. «Met toepassing van art. 2 der Kieswet" komt slechts in twee gevallen voor: 1° Als de persoon tijdens ziekte of verwonding geen loon of slechts een gedeelte er van heeft ontvangen of wel eene tijdelijke ongevallenrente heeft genoten en deze voor het volle loon berekend zijn, 2°. Indien bij het inkomen van den man nog moet geteld dat zijner vrouw en minderjarige kinderen, waarvoor dan een Bijlage-Model moet gebruikt. (5) Gewoonlijk doet zich geen dezer gevallen voor en heeft men dus niets in te vullen. Indien wel, dan moet men aangeven met inbegrip waarvan het inkomen is berekend b.v. „vrije woning"; in de hierachtergevoegde Tabel vindt men, hoe groot het loon in elk der drie gevallen moet geweest zijn. In den regel heeft men alzoo op deze formulieren alleen in te vullen de dienstbetrekking en bij wien de persoon werkte. Het bedrag van het loon behoeft nooit te worden genoemd, zoodat vrees voor belasting is uitgesloten. De lijnen boven de laatste zinsnede: ,Reden, waarom enz. , welke ook op de andere loonformulieren voorkomen, zijn dan ook geheel overbodig en worden daarom nooit ingevuld. Zij dienen eigenlijk tot vermelding van het feit, dat bij de aangifte rekening is gehouden met de zooeven genoemde bepalingen AANWIJZING TOOE DE INVULLIHtt 1>KR AANÜIKTK. (1) Naam en voornamen. (2) Gemeente, wijk, dorp, gehucht, buurtschap, straat, liuisnommer. («) Door te halen, wanneer de aangever wel in eene of meerdere der Rijks directe belastingen over het laatstverloopen dienstjaar is aangeslagen. (6) Door te halen, wanneer de aangever over het laatstverloopen dienstjaar in geen tier Kijks directe belastingen is aangeslagen. (:i) Aard dor dienstbetrekking. (41 Naam en woonplaats (gemeente, wijk, dorp, gehucht, buurtschap, straat, huisnommer) vau den persnon. hij wieu do aanvrager in dienstbetrekking was. Kaam en plaats run vestiging der omlerneming of bijzondere instelling, bü welko do aanvrager in dienstbetrekking was. Naam der openbare instelling, bü welke do aanvrager in dienstbetrekking was. Vrije woning of inw. (ö) Vrije kost en inwon. Vrije kost. 16) Handteekening. Ingeval de aangever niet tot handteekening in staat is, kan worden volstaan met een ter Secretarie derGemoente to stellen handmerk volgens art. 14, 2de lid, der Kieswet. MODEL V A. Aangifte voor plaatsing op de kiezerslijst krachtens het bepaalde bij art. 1?;, 2n, eerste lid, eerste gedeelte, der Kieswet (eene dienstbetrekking.) Gemeente De ondergeteekende (1) wonende (2) verklaart: (a) dat hij over het laatstverloopen dienstjaar in geene der Rijks directe belastingen is aangeslagen; (b) dat hij behoort tot de over het laatstverloopen dienstjaar in de Rijks directe belastingen aangeslagenen en het door hem ter zake van zijn aanslag(en) verschuldigde heeft voldaan, doch die aanslag(en) niet onder art. la der Kieswet; vallen dat hij echter voldoet aan het vereischte, gesteld bij art. \b, 2n, eerste lid, eerste gedeelte, der Kieswet; dat hij toch op 31 Januari dezes jaars sedert 1 Januari van het vorige jaar als (3) in dienst was van (4) en dat het door hem in die dienstbetrekking over het laatstverloopen jaar genoten inkomen, toepassing van artikel 2 der kieswet, met inbegrip van (5) het door art. li), 2° gevorderd bedrag bereikt. Reden, waarom hij verzoekt geplaatst te worden op de kiezerslijst. Te , den (6) AANWIJZING VOOR DE INVl'LLINU DER AANGIFTE. (1] Naam on voornamen. [2] Gemeente, wijk, tlorp, gehucht, buurtschap, straat, huisnummer. [«] Door te halen, wanneer de aangever teel in eene of meerdere der Ryks directe belastingen over het laatstverloopen dienstjaar is aangeslagen. [b] Door te halen wanneer de aangever over het laatstverloopen dienstjaar in aeen der Rijks directe belastingen is aangeslagen. [:i] Aard der dienstbetrekking. [4] Naam en icoon. plaats (gemeente, wijk, dorp, gehucht, buurtschap, straat, huisnommer) van den persoon, by wien de aanvrager in dienstbetrekking was. Naam en plaats van vestiging der onderneming f bijzondere instelling, l>y welke de aanvrager in dienstbetrekking was. Naam der openbare instelling, bij welke de aanvrager in dienstbetrekking was. [6] Vr\je woning of inw. Vrjje kost en Inwon. Vrije kost. [G] Handteekening. In go val de aangever niet tot handteekening in staat is, kan worden volstaan met een ter Secretarie derGemeente te stellen handmerk volgens art. 14, 2de lid, der Kieswet. MODEL VB. Aangifte voor plaatsing op de kiezerslijst krachtens het bepaalde bij art. \l>, 2°, eerste lid, eerste gedeelte, der Kieswet (twee dienstbetrekkingen). Gemeente De ondergeteekende (1) wonende (2) verklaart: (a) dat hij over het laatstverloopen dienstjaar in geene der Rijks directe belastingen is aangeslagen; (b) dat hij behoort tot de over het laatstverloopen dienstjaar in de Rijks directe belastingen aangeslagenen en het door hem ter zake van zijn aanslag(en) verschuldigde heeft voldaan, doch die aanslag(en) niet Y^n onder artikel la der Kieswet; dat hij echter voldoet aan het vereischte, gesteld bij art. 1 ö, 2°, eerste lid, eerste gedeelte, der Kieswet; dat hij toch van ljanuari van het vorige jaar t o t als (3) in dienst was van (4) en van tot 31 Januari dezes jaars als (3) in dienst was van (4) en dat het door hem in die dienstbetrekkingen over het laatstverloopen jaar genoten inkomen, toepassing van art. 2 der Kieswet, met inbegrip van (5) het door art. 1/;, 2° gevorderd bedrag bereikt. Reden, waarom hij verzoekt geplaatst te worden op de kiezerslijst. Te , den (6) van art. 2 der Kieswet omtrent ziekte, verwonding of ongevallenrente of omtrent het inkomen der vrouw en kinderen, doch dit blijkt reeds voldoende uit de doorhaling van het woordje „zonder" en de overlegging, zoo noodig, van een bijlagemodel voor het inkomen der vrouw en kinderen. Model VI. werkzaam was. Een inwonende zoon behoeft dus niet in eigenlijke dienstbetrekking bij zijne ouders te zijn; het is voldoende, als hij slechts bij hen werkzaam was. (6). Hier moet alzoo het verdiende loon wel worden ingevuld; in alle andere gevallen nooit. (7). Een inwonende zoon heeft óf vrijen kost en inwoning óf hij betaalt daarvoor een zeker bedrag aan kostgeld, hetgeen dan op het formulier moet worden aangegeven. In het laatste geval n.1., indien hij „kostgeld" betaalt, kan zijn inkomen aanmerkelijk minder hebben bedragen dan het volgens de Tabel vereischte minimum. Een voorbeeld zal dit duidelijk maken. Voor Leiden wordt gevorderd een inkomen per jaar van f 450 en, daar voor die gemeente kost en inwoning is geschat op f300 's jaars, moet het geldelijk inkomen met inbegrip van vrijen kost en inwoning over het laatste jaar / 150 zijn geweest. Derhalve zal ook een inwonende zoon met /" 150 's jaars kunnen volstaan, na aftrek van hetgeen hij aan kostgeld betaalde. Stel hij geeft wekelijks f 4 kostgeld d. i. per jaar 52 maal [\ = /"208. Heeft hij nu ƒ150 boven dit bedrag verdiend, dus f 208 f 150 = f 358, zoo kan hij toch, hoewel het minimum inkomen voor Leiden is f 450, loonkiezer worden. liet maakt immers in het geheel geen verschil, of hij /"358 ontving en daarvan, na aftrek van f 208 voor kostgeld, f 150 over hield, dan of hij genoot f 150 met vrije kost en inwoning. Indien dus een inwonende zoon, mits werkzaam bij zijne ouders, kostgeld betaalt, kan hij volstaan met een loon, gelijk aan het bedrag, dat hij jaarlijks aan kostgeld geeft, vermeerderd met de som, welke de wet vordert voor het jaarlijksch inkomen ingeval van vrijen kost en inwoning. 1 er voorkoming van misverstand merken wij nog op, dat ook een inwonende zoon wegens ziekte of verwonding, gedurende twee maanden, geen loon of slechts een gedeelte er van kan hebben ontvangen of wel een tijdelijke ongevallenrvnte, hoe lang dan ook, kan genoten hebben. Men heeft dit dan op het formulier te vermelden. MODEL VI. Aangifte voor plaatsing op de kiezerslijst krachtens het bepaalde bij art. II), 2». eerste lid, tweede gedeelte, der Kieswet. Gemeente AANWUZUCe VOOR DE INVILLINO DER AANGIFTE. [1] Naam en voornamen. [■2] Gemeente, wijk, dorp, gehucht, buurtschap, straat, liuisnomnier. [«] Door te halen, wanneer ile aangever trrf in eene of meerdere der Rijks directe belastingen over liet laatstverloopen dienstjaar is aangeslagen [/i] Door te halen, wanneer de aangever over het laatstverloopen dienstjaar in iirni der Kjjks directe belastingen is aangeslagen. p'. | Aard van het bedrijf. li] Naam van vader, moedor of ouders. [5] Aard der werkzaamheden, door den zoon verricht. [ü] Bedrag van het inkomen. Vrije won, of inw. [7J Vl-jje kosten inwon. Vrije kost. Indien kostgeld werd betaald, op te geven het bedrag daarvan. [8] Hanateekening. Ingeval de aangever niet tot handteekening in staat is, kan worden volstaan met een ter Secretarie der Gemeente te stellen liandmerk volgens art. 14, 2de lid, der Kieswet. De ondergeteekende (1) wonende (2) verklaart: (ia) dat hij over het laatstverloopen dienstjaar in geene der Rijks directe belastingen is aangeslagen; (b) dat hij behoort tot de over het laatstverloopen dienstjaar in de Rijks directe belastingen aangeslagenen en het door hem ter zake van zijn aanslag(en) verschuldigde heeft voldaan, doch die aanslag(en) niet —onder artikel ld der Kieswet; vallen dat hij echter voldoet aan het vereischte, ge steld bij art. 1 b, 2°, eerste lid, tweede gedeelte, der Kieswet; dat hij toch op 31 Januari dezes jaars sedert 1 Januari van het vorige jaar als inwonende zoon werkzaam was in het bedrijf van (3) zijn vader nïiprpnefenri door zijne moeder , genaamd (4) zijne ouders dat hij daarin verrichtte de navolgende werkzaamheden (5) en dat hij daarvoor over het laatstverloopen jaar een inkomen heeft genoten in geld van (6) benevens (7) Reden, waarom hij verzoekt geplaatst te worden op de kiezerslijst. Te den (8) Model VII. op 1 Februari. Het pensioen of de lijfrente behoeft niet gedurende het voorafgaande jaar genoten te zijn, zooals het loon krachtens dienstbetrekking. Het is toereikend, als men slechts op 1 I1ebr. in het genot daarvan is, onverschillig of men vóór dien datum al of niet eenig inkomen had. ten bedrage van f .... liet bedrag van het pensioen of de lijfrente moet, in tegenstelling met het loon, steeds worden opgegeven. Geniet iemand beide èn pensioen èn lijfrente, welke ieder afzonderlijk niet, tnaar gezamenlijk wel het gevorderde inkomen bereiken, dan moeten beide bedragen ingevuld en van beide de onderneming of instelling genoemd, door welke zij werden verleend. Model VIII A, VIII B en VIII C. Deze modellen leveren bij de invulling geene moeielijkheid op. Het bedrag van het pensioen of de lijfrente moet steeds worden opgegeven, doch niet dat van het loon. Bijlage-Modellen 1, 2, 3 en 4. Indien in de gevallen bedoeld in model V A (ééne dienstbetrekking), V B (twee dienstbetr.), VIII A (ééne dienstbetr. met pensioen of lijfrente) en VIII B (twee dienstbetr. met pensioen of lijfrente), derhalve alleen, wanneer de man is in dienstbetrekking, zijn inkomen niet het vereischte bedrag bereikt, kan men het inkomen zijner vrouw en kinderen er bij tellen, dus „met toepassing van art. 2 der kieswet". Dan moet echter, behalve één dezer vier formulieren, er ook één worden overgelegd voor zijne vrouw en kinderen en wel naar gelang hun inkomen is verkregen in ééne dienstbetrekking (bijlage-model 1), in twee dienstbetr. (bijl. mod. 2), in ééne dienstbetr. met pensioen of lijfrente (bijl. mod. 3) of in twee dienstbetr. met pensioen of lijfrente (bijl. mod. 4), terwijl voorts, wat ten aanzien van de dienstbetrekking en de berekening van het inkomen van den man is opgemerkt, eveneens geldt voor de vrouw en de kinderen. De bijlage-modellen moeten worden ingevuld door of namens den man, waarom bovenaan zijn naam en voornamen en onderaan zijne handteekening moeten staan. Met de uitdrukking z ij n e nevensgaande aangifte", welke op alle bijlage-modellen voorkomt, wordt bedoeld de aangifte van model V A, V B, VIII A of VIIIB. Ook hier behoeft nimmer het bedrag van het loon, maar wel dat van het pensioen of de lijfrente te worden vermeld. AANWIJZING VOOIt IIK INVULLING IIKlt AANGIFTE (1) Naam en voornamen. (2) Gemeente, "wijk, dorp, gehucht, buurtschap, straat, huisnommer. (а) Door te halen, wanneer de aangever ivel in eene of meerdere der Rijks directe belastingen over het laatstverloopen dienstjaar is aangeslagen. (б) Door te halen, wanneer de aangever over het laatstverloopen dienstjaar in geen der Rijks directe belastingen is aangeslagen. (.1) Naam en plaats van vestiging der onderneming of bijzondere instelling. Naam der openbare instelling. (4) Handteekening. Ingeval de aangever niet tot handteekening in staat is, kan worden volstaan met een ter Secretarie dei-Gemeente te stellen liandmerk volgens art. 14, 2de lid, der Kieswet. MODEL VII. Aangifte voor plaatsing op de kiezerslijst krachtens het bepaalde bij art. 1 b, 2°, tweede lid, der Kieswet. Gemeente De ondergeteekende (1) wonende (2) • verklaart: (a) dat hij over het laatstverloopen dienstjaar in geene der Rijks directe belastingen is aangeslagen; (b) dat hij behoort tot de over het laatstverloopen dienstjaar in de Rijks directe belastingen aangeslagenen en het door hem ter zake van zijn aanslag(en) verschuldigde heeft voldaan, doch die aanslag(en) niet onder artikel \a der Kieswet; dat hij echter voldoet aan het vereischte, gesteld bij art. 1 b, 2°., tweede lid der Kieswet; dat hij toch op 1 Februari van het loopende jaar in het genot was van een r"'"sio''n- lijfrente ten bedrage van f hem (3) verleend door Reden, waarom hij verzoekt geplaatst te worden op de kiezerslijst. Te . den Overigens moeten en mogen de bijlage-modellen in de praktijk herhaaldelijk gewijzigd worden, zooals uit de volgende gevallen blijkt. Is alleen rekening gehouden met het inkomen der vrouw, dan moet alles, wat op de kinderen betrekking heeft, worden doorgehaald of oningevuld gelaten en omgekeerd, indien alleen het inkomen der kinderen in aanmerking komt. Is het inkomen der vrouw en kinderen enkel in dienstbetrekking genoten, dan worden de modellen 1 of 2 vereischt en wel model 2, wanneer öf de vrouw of één der kinderen in twee dienstbetrekkingen geweest is, terwijl dan voor de overigen moet aangegeven worden, dat zij slechts in ééne dienstbetrekking waren. Indien meerdere kinderen bij verschillende personen, ondernemingen of instellingen in dienst waren, moet het formulier in dien zin worden aangevuld. Ontstaat het inkomen der vrouw of van één der kinderen uit dienstbetrekking met pensioen of lijfrente, dan moet worden gebruikt model 3, als ze slechts in ééne dienstbetrekking waren, en model 4, wanneer één hunner in twee dienstbetrekkingen geweest is. Bestaat het inkomen der vrouw en kinderen enkel in pensioen of lijfrente, zoo kan model 3 of 4 gebezigd en alles, wat op dienstbetrekking slaat, doorgehaald of oningevuld gelaten. Zijn de aangiftebiljetten ingeleverd, dan stelt de burgemeester ook ten aanzien der loonkiezers een onderzoek in naar de waarheid der opgaven. De daarvoor gebruikelijke formulieren zijn gelijk aan die voor huurkiezers, alleen de vragen zijn natuurlijk anders. Wij laten hier daarom als voorbeeld slechts de vragen volgen, die moeten worden beantwoord, ingeval de aangifte geschiedde krachtens dienstbetrekking of als inwonende zoon (zie volgende bladzijde) en verwijzen voor het overige naar hetgeen daaromtrent op blz. 34 en 37 bij de huurkiezers is gezegd. Dienstbetrekking. VRAGEN. ANTWOORDEN. lifopcn I K?-n,. tot 31Januari dezes jaars ! bij u in dienst als . . ? r 2. Zoo ja, hoeveel bedroeg over 'I dien tijd zijn inkomen in geld Per ? 3. Hoe lang is dit loon wegens ~ ~ ziekte of verwonding niet of niet ten volle door hem ontvangen ? 4. Genoot hij benevens zijn loon vrije woning of inwoning? vrijen kost en inwoning? vrijen kost? Inwonende zoon. VRAGEN. ANTWOORDEN. ' I 1. Was uw zoon I ; op 31 Januari II., sedert den lsten Januari van het laatstverloopen jaar bij U inwonende en werkzaam in uw bedrijf? 2. Welke werkzaamheden vernchte hij daarin? 3. Hoeveel bedroeg over dat jaar zijn inkomen in geld per ? 4. Hoe lang is dit loon wegens ziekte of verwonding niet of niet ten volle door hem ontvangen ? 5. Genoot hij benevens zijn loon vrij woning of inwoning? vrijen kost en inwoning? vrijen kost? 6. Indien kostgeld werd betaald! hoeveel bedroeg dit? AAmVIJZIXti VOOU IIK INVULLING DEK AANUIFTK. (1) Naam en voornamen. (2) Gemeente, wijk, dorp, gehucht, buurtschap, straat, huisnommer. (a) Door te halen, wanneer de aangever wel in eene of meerdere der Rgks directe belastingen over het laatstverloopen dienstjaar is aangeslagen. (fc) Door to halen, wanneer do aangever over het laatstverloopen dienstjaar in geen der Rijks directe belastingen is aangeslagen. (8) Aard der dionstbet rekking. (4) Naam en woonplaats (gemeente, wijk, dorp, gehucht, buurtschap, straat, huisnommer) van den persoon. bij wien de aanvrager in dienstbetrekking was. Xaam en plaats van vestiging der onder neminti of bijzondere instelling, bij welke de aanvrager in dienstbetrekking was. Xaam der operbare instelling, bij welke de iianvrager in dienstbetrekking was. Vrije woning of inw. (5) Vrije kost en inwon. Vrije kost. (H) Xaam en plaats van vestiging der onderneming of bijzondere instelling. Xaam der openbare instelling. (7) Handteekening. Ingeval de aangever niet tot handteekening in staat is, kan worden volstaan met een ter Secretarie derGemeente te stellen handmerk volgens art. 14, 2de lid, der Kieswet. MODEL V 111 A. Aangifte voor plaatsing op de kiezerslijst krachtens het bepaalde bij art. l/>, 2°, derde lid, der Kieswet (eene dienstbetrekking, pensioen, lijfrente.) Gemeente De ondergeteekende (1) wonende (2) verklaart: («) dat hij over het laatstverloopen dienstjaar in geene der Rijks directe belastingen is aangeslagen; (/;) dat hij behoort tot de over het laatstverloopen dienstjaar in de Rijks directe belastingen aangeslagenen en het door hem ter zake van zijn aanslag(en) verschuldigde heeft voldaan, doch die aanslag(en) niet I^ onder art. la der Kieswet; dat hij echter voldoet aan het vereischte, gesteld bij art. \b, 2n, derde lid, der Kieswet; dat hij toch op 31 Januari dezes jaars sedert 1 Januari van het vorige jaar als (3) in dienst was van (4) en dat het door hem in die dienstbetrekking over het laatstverloopen jaar genoten inkomen, toepassing van artikel 2 der kieswet, met inbegrip van (5) en van hje ïjjfrentu"' waarvan hij °P 1 Februari van het loopende jaar in het genot was, ten bedrage van f hem verleend door (6) het door art. 16, 2° gevorderd bedrag bereikt. Reden, waarom hij verzoekt geplaatst te worden op de kiezerslijst. Te , den AANWIJZING VOOK I)E INVULLING DEB AANGIFTE. [1] Naam en voornamen. [2] Gemeente, wijk, dorp, gehucht, buurtschap, straat, huisnommer. l«J Door te halen, wanneer de aangever wel in eene of meerdere der Rijks directe belastingen over het laatstverloopen dienstjaar is aangeslagen. [6] Door te halen, wanneer de aangever over het laatstverloopen dienstjaar in neen der Rijks directe belastingen is aangeslagen. [tfj Aard der dienstbetrekking. [4] Naam en woonplaats (gemeente, wijk, dorp, gehucht, buurtschap, straat, huisnommer) van den persoon, by wien de aanvrager in dienstbetrekking was. Naam en plaats van vestiging der onderneming of bijzondere instelling, bij welke de aanvrager in dienstbetrekking was. Kaam der openbare instelling, bij welke de aanvrager in dienstbetrekking was. [5] Vrije woning of iiiw. Vrije kost en inwon. Vrije kost. f6] Naam en plaats van vestiging der onderneming of bijzondere instelling . Naam der openbare instelling. [7] Handteekening. 1 Bgeval de aangevi r niet tot handteekening in staat is, kan worden volstaan met een ter Secretarie derGemeento te stellen hand merk volgens art. 14, 2de lid, der Kieswet. MODEL V111 B. Aangifte voor plaatsing op de kiezerslijst krachtens het bepaalde bij art. 1 b, 2°, derde lid, der Kieswet (twee dienstbetrekkingen, pensioen, lijfrente.) Gemeente De ondergeteekende (1) wonende (2) verklaart: (a) dat hij over het laatstverloopen dienstjaar in geene der Rijks directe belastingen is aangeslagen; (/>) dat hij behoort tot de over het laatstverloopen dienstjaar in de Rijks directe belastingen aangeslagenen en het door hem ter zake van zijn aanslag(en) verschuldigde heeft voldaan, doch die aanslag(en) niet ■YVi'i,Mi onder artikel 1 a der Kieswet; dat hij echter voldoet aan het vereischte, gesteld bij art. 16, 2°, derde lid, der Kieswet; dat hij toch van 1 Januari van het vorige jaar tot als(3) in dienst was van (4) en van 101 31 Januari dezes jaars als (3) in dienst was van (4) en dat het door hem in die dienstbetrekkingen over het laatstverloopen jaar genoten inkomen, ^"lUcr toepassing van art. 2 der Kieswet, met inbegrip van (5) or* pensioen ... « , van do lijfrente' waarvan hi] op 1 Februari van het loopende jaar in het genot was, ten bedrage van f hem verleend door (6) het door art. 1/;, 2° gevorderd bedrag bereikt. Reden, waarom hij verzoekt geplaatst te worden op de kiezerslijst. Te , den (7) AANWIJZ1JHI VOOR DK IÜVULLIlfti l)KR AANGIFTE. [1] Naiim en voornamen. [2] Gemeente, wijk, dorp, gehucht, buurtschap, straat, huisnonimer. [«] Door te halen, wanneer de aangever wel in eene of meerdere der Ryks directe belastingen over het laatstverloopen dienstjaar is aangeslagen |/i] Door te halen, wanneer de aangever over het laatstverloopen dienstjaar in gent der Rijks directe belastingen is aangeslagen. [ | Aard van het bedrijf. |4; Naam van vader, moeder of ouders. [5] Aard der werkzaamheden, door den zoon verricht. [6] Bedrag van liet inkomen. Vrije won, of inw. [7] Vrije kosten inwon. Vrije kost. [8] Naam en plaats van vestiging der onderneming of bijzondere instelling. Naam der openbare instelling. [!)] Handteekening. Ingeval do aangever niet tot handteekening in staat is, kan worden volstaan met een ter Secretarie der Gemeente te stellen handmerk volgens art. 14, 2de lid, der Kieswet. MODEL V 111 C. Aangifte voor plaatsing op de kiezerslijst krachtens het bepaalde bij art. 16, 2°, derde lid, der Kieswet (inwonende zoon, pensioen, lijfrente.) Gemeente De ondergeteekende (1) wonende (2) verklaart: (а) dat hij over het laatstverloopen dienstjaar in geene der Rijks directe belastingen is aangeslagen; (б) dat hij behoort tot de over het laatstverloopen dienstjaar in de Rijks directe belastingen aangeslagenen en het door hem ter zake van zijn aanslag(en) verschuldigde heeft voldaan, doch die aanslag(en) niet - y^1't onder artikel la der Kieswet; vallen . dat hij echter voldoet aan het vereischte, gesteld bij art. 16, 2°, derde lid, der Kieswet; dat hij toch op 31 Januari dezes jaars sedert 1 Januari van het vorige jaar als inwonende zoon werkzaam was in het bedrijf van (3) zjjn vader uitgeoefend door zijne moeder , genaamd (4) zynu ouders dat hij daarin verrichtte de navolgende werk- zaamheden (5) en dat hij daarvoor over het laatstverloopen jaar een inkomen heeft genoten in geld van (6) benevens (7) dat hij voorts op 1 Februari van het loopend jaar in het genot was van ten bedrage van f hem verleend door (8) Reden, waarom hij verzoekt geplaatst te worden op de kiezerslijst. Te , den (9) BIJLAGE-MODEL No. 1. Inkomen van de vrouw (één of meer minderjarige, inwonende kinderen) in ééne dienstbetrekking.) AANWIJZING VOOK l)E INVULLING. (1) Naam en voornamen. (2) Aard der dienstbetrekking. (3) Naam en woonplaats van den persoon. Naam en plaats van vestiging der onderneming of bijzondere instelling. Naam der openbaro instelling. (4) Handteekening. De ondergeteekende (1) verklaart, dat bij zijne nevensgaande aangifte rekening is gehouden met het inkomen van zyne vrouw zjjn(e) minderjarig(e) inwoueud(e) kind(eren)' dat zijne vrouw, genaamd (1) op 31 Januari dezes jaars sedert 1 Januari van het vorige jaar als (2) in dienst was van (3) dat zijn(e) minderjarig(e) inwonend(e) kinderen), genaamd (1) als (2) in dienst waren van (3) haar dat het 111 die dieilsthHtrplrkïnrïYpn^ rlnnr —,len over het laatstverloopen jaar genoten inkomen — het inkomen van zijn(e) kind(eren) slechts voor de helft in rekening gebracht —, vereenigd met zijn eigen inkomen, het door art. 1 b, 2", der Kieswet gevorderd bedrag bereikt. Te. den. (4) BIJLAGE-MODEL No. 2. Inkomen van de vrouw (één of meer minderjarige, inwonende kinderen) in twee dienstbetrekkingen. AANWIJZING VOOH l)K INVULLING (1) Naam en voornamen. (2) Aard der dienstbetrekking. (8) Raam «-n woonplaats van don persoon. Naam en plaats van vestiging der ondernoming of byzondore instelling. Naam der openbare instelling. (4) Handt tekening. De ondergeteekende (1) verklaart, dat bij zijne nevensgaande aangifte rekening is gehouden met het inkomen van zijne vrouw # zyri(e) ïninderjarig(e) inwonend(e) kind(eren)9 dat zijne vrouw, genaamd (1) van 1 Januari van het vorige tot als (2) in dienst was van (3) en van tot 31 Januari dezes jaars als (2) in dienst was van (3) dat zijn(e) minderjarig(e) inwonend(e) kind(eren), genaamd (1) van 1 Januari van het vorige jaar tot als (2) in dienst van (3) en van tot 31 Januari dezes jaars als (2) in dienst wSxeïT van 1 • • dat het in die dienstbetrekkingen door over het laatstverloopen jaar genoten inkomen — het inkomen van zijn(e) kind(eren) slechts voor de helft in rekening gebracht —, vereenigd met zijn eigen inkomen, het door art. 1£>, 2°, der Kieswet gevorderd bedrag bereikt. Te , den (4) WJLAGE-MODEL No. 3. Inkomen van de vrouw (een of meer minderjarige, inwonende kinderen) in céne dienstbetrekking, gepaard met het genot van • AANWIJZING VOOlt l>K INVlLLINa. (1) Naam on voornamen. (2) Aard der dienstbetrekking. (8) Naam en woonplaats van den persoon. Naam en plaats van vestiging der onderneming ol' bijzondere instelling. Naam der openbare instelling. (4) Naam en plaats van vestiging der onderneming of bijzondere instelling. Naam der openbare instelling. De ondergeteekende (1) verklaart, dat bij zijne nevensgaande aangifte rekening is gehouden met het inkomen van zyne vrouw alsmede met het zün(e) minderjarig(e) inwonend(e) kind(eren) door ^ genoten dat zijne vrouw, genaamd (1) op 31 Januari dezes jaars sedert 1 Januari van het vorig jaar als (2) in dienst, was van (3) dat zijn(e) minderjarig(e) inwonend(e) kind(eren) genaamd (1) als (2) in dienst —5 van (3) (5) Handteekening. dat het in die dienstbetrekking(en) door haar lien over het laatstverloopen jaar genoten inkomen — het inkomen van zijn(e) kind(eren) slechts voor de lielft in rekening gebracht — vereenigd . liet pensioen •• « t-» i met "dïïTijtoiïEr» waarvan Z!] op 1 Februari van het loopend jaar in het erenot was . r J o waren' ten bedrage van f _ haar , , waarvan do helft bedraagt * 5 hun Verleend door (4) alsmede met zijn eigen inkomen, het door art. 1 b, 2°, der Kieswet gevorderd bedrag bereikt. Te den 5). AANWIJZING VOOB l>K INVILLINU. (1) Naam en voornamen. (2) Aard der dienstbetrekking. (8) Naam en woonplaats van den persoon. Naam en plaats van vestiging der onderneming of bijzondere instelling. Naam der openbare instelling. (1) Naam en plaats van vestiging der onderneming ol' bijzondere instelling. Naam der openbare instelling. (5) Handteekoning. BIJLAGE-MODEL No. 4. Inkomen van de vrouw (één of meer minderjarige, inwonende kinderen) in twee dienstbetrekkingen, gepaard met genot van • De ondergeteekende (1) verklaart, dat bij zijne nevensgaande aangifte rekening is gehouden met het inkomen van zyne vrouw alsmede met het zün(f) minderjarige) inwonende ) kindieren) j haar . pensioen door toT genoten 1Ufrente 5 dat zijne vrouw, genaamd (1) van 1 Januari van het vorig jaar tot als (2) in dienst was van (3) en van tot 31 Januari dezes jaars als (2) in dienst was van (3) dat zijnde) minderjarig(e) inwonend(e) kind(eren), genaamd (1) van 1 Januari van het vorige jaar tot als (2) . in dienst van (3) en van tot 31 Januari dezes jaars als (2) in dienst van (3) ; dat het in die dienstbetrekkingen door over het laatstverloopen jaar genoten inkomen — het inkomen van zijn(e) kind(eren) slechts voor de helft in rekening gebracht - vereenigd met {jjS1, waarvan zij op 1 Februari van het loopend jaar , was ten bedrage van ƒ in het genot waren > waarvan de helft bedraagt ' JilïiE verleend door (4) liun v ' alsmede met zijn eigen inkomen, het door art. 1 b, 2n, der Kieswet gevorderd bedrag bereikt. Te , den (5) b 3°. Spaarbankkiezers. (Artt. 1b 3». 18. 20. 21 en 151bis). Deze groep kiezers wordt gevormd door hen, die een bedrag van ten minste f 50 een jaar lang hebben ingelegd gehad t°m dUS alS SPaarbankkiezer op de kiezerslijst 1909-1910 te komen, moet het geld uiterlijk pp 31 jan 1908 °PFebnre S/onQrban^ geP!rtSt Zij"; dan alleen t0Ch heeft het op l et hlkr f T ! een V01 jaar daar ^estaan- Ook «4 ag gedurende dat jaar wel meer, maar niet minder geweest zijn; als het ook maar éénen dag beneden f50 daalde valt me„ buiten de termen. Bovendien moet men die som van' / bezeten hebben in eigendom en er naar willekeur over hebben kunnen beschikken, zoodat aan inleg ten name der vrouw ° van een der kinderen de man of vader nimmer kiesrecht overta'gdd. Wi)' Wi di' geval ®eene vr*je beschikking heef, Het is niet onverschillig, op welke spaarbank het geld staan heeft. Dlt moet zijn de Rijkspostspaarbank of eene bank onder beheer van een gemeentebestuur, eene gemeentelijke spaar- : " '/° ;ailderS Cene Spaarbank' uit^ande van eene naamlooze vennootschap, eene coöperatieve vereeniging, eene stichting of van eene vereeniging met rechtspersoonlijkheid d. i. wier statuten, zoo noodig, koninklijk zijn goedgekeurd, terwijl, zoo deze laatste 'ia 1 Md 1900'ziJee" waarborgfonds h ViK n J Nederlandsche Bank moeten gedeponeerd hebben. Deze slotbepaling is gemaakt, om te voorkomen, dat er zonder noemenswaard kapitaal spaarbanken zouden worden opgericht, uitsluitend met het bedriegelijke oogmerk, om door afgifte van boekjes, groot f 50.-, zonder dat dit bedrag in werkelijkheid ,s gestort, een aantal personen in strijd met de wet het kiesrecht deelachtig te doen worden. Staat het geld dus niet op de Rijkspostspaarbank of op eene gemeentelijke spaarbank, dan handelt men altijd het veiliest door eerst ter secretarie te onderzoeken, of de bank, waar het is ingelegd, behoort tot eene der • bovengenoemde bijzondere spaarbanken. De Nutsspaarbank, waarop nogal vaak geld ffeplaatst wordt, behoort, als zijnde eene stichting van ouden datum, loei tot deze bijzondere spaarbanken. De wet zegt nog, dat ook eene inschrijving gedurende een vol jaar in de Grootboeken der Nationale Schuld van ten minste f 100 (nominaal) — dus ongeacht de werkelijke- of beurswaarde — kiesrecht geeft, mits bezeten in eigendom met recht van vrije beschikking d. i. als het niet onder verband staat, doch kiezers krachtens dezen grond komen zoo goed als nooit voor. De aangifte als spaarbankkiezer is omslachtiger dan die op grond van huur, loon of examen, daar men niet met het enkele ingevulde formulier kan volstaan. Men moet namelijk naar "den directeur der Rijkspostspaarbank of naar het bestuur der andere spaarbanken een schrijven richten, waarin men verzoekt afgifte der verklaring, bedoeld in de Kieswet, dat men gedurende één jaar minstens f 50.— heeft ingelegd gehad, met opgaaf van het nummer waaronder en het kantoor alwaar het spaarbankboekje is uitgegeven. Ingeval het geld op het Grootboek staat, richt men een dergelijk schriftelijk verzoek tot de directie der Grootboeken. Op dit schrijven, dat door den betrokken persoon inoet worden onderteekend en tevens zijn adres moet aanwijzen, wordt hem dan de verlangde verklaring toegezonden. Als voorbeeld, hoe zoo'n verklaring is ingericht, laten wij hier die van den directeur der Rijkspostspaarbank volgen: Directie der Rijkspostspaarbank. Verklaring, afgegeven ingevolge het 2'K lid van artikel 18 der Kieswet: Naar aanleiding der bij hem, den van den belanghebbende ontvangen schriftelijke aanvraag verklaart de Directeur der Rijkspostspaarbank, dat wonende te op het te zijnen name gestelde, door genoemde instelling ten kantore uitgegeven spaarbankboekje n°. , op den lsten Februari 190 , sedert een jaar, den eigendom, met recht van vrije beschikking had: eener som van ten minste f 50 (zegge vijftig gulden). Amsterdam, den 190 De Directeur, voornoemd: Heeft men deze of eene dergelijke verklaring ontvangen, dan vult men het daarbij behoorende formulier in, IX A of IX B, en levert beide, formulier èn verklaring, ter secretarie in. Tegenover de meerdere moeite hieraan verbonden, staat evenwel het voordeel, dat wie eenmaal als spaarbankkiezer op de kiezerslijst voorkomt, steeds zonder heraangifte op de volgende kiezerslijst geplaatst wordt, zoolang hij althans ten minste f 50 op de spaarbank of f 100 (nominaal) op het Grootboek houdt. De burgemeester toch zendt elk jaar eene lijst van alle op de kiezerslijst voorkomende spaarbankkiezers naar de directie der Grootboeken, den directeur der Rijkspostspaarbank en de besturen der andere spaarbanken. Dezen geven dan aan den burgemeester de namen op van hen, wier inleg het laatste jaar beneden f 50 daalde, als gevolg waarvan zij dan niet op de volgende kiezerslijst geplaatst worden. De bestuurders van spaarbanken, die nalatig zouden zijn in het afgeven der bovengenoemde verklaring of niet behoorlijk aan den burgemeester zouden opgeven de namen van hen, wier inlegsom tot beneden f 50 verminderde, kunnen worden gestraft met eene geldboete van ten hoogste f 100. Model IX A en IX B (Zie ook Model IIIA, biz. 30). blijkens nevensgaande verklaring. Dit is de verklaring van de directie der spaarbank of der Grootboeken. Alleen bij deze modellen en het hoogst zelden voorkomende model II moet dus steeds ook een bewijsstuk worden overgelegd; bij alle overige is het enkele formulier voldoende. ten minste f 100 (nominaal), ten minste f50. Het bedrag zelf behoeft alzoo nooit te worden opgegeven, evenmin als het loon, zoodat nimmer bekend wordt, welke som is ingelegd. De veelal voorkomende vrees voor belasting, bij aangifte als spaarbankkiezer, is dus ten eenenmale ongegrond, dewijl het bezit van f 50 b.v. tegen 5 procent rente slechts een inkomen geeft van 5 cent in de week, waarvan natuurlijk geene belasting geheven wordt. MODEL I X A. Aangifte voor plaatsing op de kiezerslijst krachtens het bepaalde bij art. 15, 3°, der Kieswet (inschrijving in de Grootboeken). AANWIJZING VOOB OF. INVULLING DEK AANGIFTE. (1) Naam en voornamen. (2) Gemeente, wyk, dorp, gehucht, buurtschap, straat, huisnonimer. («) Door to halen, wanneer do aangever wel in eene of meerdere der uyks directe belastingen over het laatstvorloopen dienstjaar is aangeslagen. (b) Door te halen, wanneer de aangever over bet taatstverloopen dienstjaar in geen der Rijks directe belastingen is «aangeslagen. (3) Handteekening. Ingeval de aangever niet tot handteekening in staat is, kan worden volstaan met een ter Secretarie der Gemeente te stellen handmerk volgens art. 14, 2e lid, der Kieswet. Gemeente De ondergeteekende (1) wonende (2) verklaart: («) dat hij over het laatstverloopen dienstjaar in geene der Rijks directe belastingen is aangeslagen; (b) dat hij behoort tot de over het laatstverloopen dienstjaar in de Rijks directe belastingen aangeslagenen en het door hem ter zake van zijn aanslag(en) verschuldigde heeft voldaan, doch die aanslag(en) niet v^n onder art. la der Kieswet; dat hij echter voldoet aan het vereischte, gesteld bij art. 1 b, 3°, der Kieswet; dat hij toch blijkens nevensgaande verklaring op 1 Februari van het loopend jaar sedert een jaar den eigendom met recht van vrije beschikking had van ten minste ƒ100 (nominaal), ingeschreven in de Grootboeken der Nationale Schuld. Reden, waarom hij verzoekt geplaatst te worden op de kiezerslijst. Te den (3), MODEL I X B. AAN>VI.IZIN<« VOOR DE INYULLINU dek aangifte (1) Naam en voornamen. (2) Gemeente, wük, dorp, gehucht, buurtschap, straat, huisnommer. (a) Door te halen, wanneer de aangever \cel in eene of meerdere der liüks directe Belastingen over het laatstverloopen dienstjaar is ajingeslagen. (/-i Door te halen, wanneer de aangever over het laatstverloopen dienstjaar in §W0N der liüks directe belastingen is aangeslagen. (:}> Naam en plaats van vestiging der spaarbank. (4) Handteekening. Ingeval de aangever niet tot handteekening in staat is, kan worden volstaan met een ter Secretarie der Gemeente te stellen hand merk volgens art. 14, 2de lid, der Kieswet. Aangifte voor plaatsing op de kiezerslijst krachtens het bepaalde bij art. Ui, 3°, der Kieswet (inlegging in eene spaarbank ) Gemeente De ondergeteekende (1) wonende (2) verklaart, () dat hij behoort tot de over het laatstverloopen dienstjaar in de Rijks directe belastingen aangeslagenen en het door hem ter zake van zijn aanslag(en) verschuldigde heeft voldaan, doch die aanslag(en) niet -^!L- onder art. 1« der Kieswet; vallen dat hij echter voldoet aan het vereischte, gesteld bij art. 1/;, 3°, der Kieswet; dat hij toch blijkens nevensgaande verklaring op 1 Februari van het loopend jaar sedert een jaar den eigendom met recht van vrije beschikking had van ten minste f 50, ingelegd in (3) Reden, waarom hij verzoekt geplaatst te worden op de kiezerslijst. Te den (4). b 4°. Examenkiezers. (Artt. 1b 4°. 19 en 20). De examens, welke als kenteeken van geschiktheid kiesrecht geven zijn allereerst de navolgende, aangewezen bij algemeenen maatregel van bestuur n.1. het koninklijk besluit van 4 Febr. 1901 en alle in verband staande met de benoembaarheid tot eenig ambt, de vervulling van eenige betrekking of de uitoefening van eenig bedrijf of beroep: 1. De examens ter verkrijging van het radicaal voor benoembaarheid tot gezantschapsattaché en tot leerling-consul; 2. liet examen, afgenomen vanwege den Nederlandschen Politiebond; 3. De examens, van gemeentewege afgenomen in verband met de benoembaarheid tot surnumerair of volontair of inspecteur van politie; 4. Het examen afgenomen vanwege de Nederlandsche Vereeniging voor gemeentebelangen ter verkrijging van het diploma van bekwaamheid als gemeentesecretaris of als ambtenaar ter secretarie van eene gemeente; 5. liet examen, vanwege de Maatschappij voor Toonkunst afgenomen ter verkrijging van een diploma van onderwijzer in de muziek; 6. liet eindexamen aan de Rijks-Normaalschool voor teekenonderwijzers te Amsterdam; 7. Het eindexamen aan de Rijksschool voor kunstnijverheid te Amsterdam; 8. liet eindexamen aan het Koninklijk Conservatorium te 's-Gravenhage. 9. Het eindexamen aan het Conservatorium te Amsterdam; 10. Het eindexamen aan de Tooneelschool te Amsterdam; 11. De eindexamens van door het Rijk, de provincie of de gemeente onderhouden of gesubsidieerde kunstnijverheid-, muzieken tooneelscholen. 12. De examens ter verkrijging van het diploma van ziekenverpleger, afgenomen vanwege de Vereeniging „Ziekenverpleging" te Utrecht, de directie van het gemeentelijk ziekenhuis te Rotterdam, het „Haagsche comité ter opleiding tot ziekenverpleging" te 's-Gravenhage, „het Hoofdcomité van het Roode 5 Kruis" te 's Gravenhage, de Noordhollandsche Vereeniging „het Witte Kruis" te Amsterdam en de afdeeling Groningen van de vereeniging „het Roode Kruis" te Groningen; 13. De examens ter verkrijging van het diploma van krankzinnigenverpleger, afgenomen vanwege de Nederlandsche Vereeniging voor Psychiatrie en Neurologie" te Amsterdam, de Vereeniging tot Christelijke verzorging van krankzinnigen en zenuwlijders in Nederland, gevestigd te Utrecht, de Vereeniging „Ziekenverpleging" te Utrecht en de Noordhollandsche Vereeniging ,,het Witte Kruis" te Amsterdam; 14. liet eindexamen van de winterscholen; 15. Het examen ter verkrijging van een diploma van bekwaamheid in fruitteelt, uitgereikt door de Nederlandsche Pomologische Vereeniging; 16. Het examen ter verkrijging van een diploma van bekwaam heid in boomteelt en in groententeelt, uitgereikt door de Vereeniging ter bevordering van tuin- en landbouw in Limburg; 17. Het examen, gehouden na afloop van den cursus aan een van de G. A. van Swieten-scholen der Maatschappij van Weldadigheid ; 18. De eindexamens bij het Koninklijk Instituut voor de marine en bij de opleidingen van adspirant-administrateurs en leerlingmachinist; 19. De examens, afgelegd ingevolge de verordeningen voor de Koninklijke Nederlandsche Zeemacht voor den korporaalsgraad en hoogere graden; 20. Het examen voor surnumerair bij den dienst van 's Rijks schatkist; 21. Het examen voor surnumerair der directe belastingen en van het kadaster; 22. Het eerste examen voor surnumerair der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen; 23. Het examen, bij beschikking van onzen Minister van Financiën vastgesteld voor de eerste-klerken aan het Departement van Financiën, in eene der afdeelingen voor het beheer der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen werkzaam, kommiezen-verificateurs, boekhouders en Rijksklerken om in aanmerking te komen voor de vervulling of waarneming van ontvangkantoren der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen; 24. Het examen voor klerken ter directie der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen om te kunnen worden benoemd tot commies ter directie der genoemde middelen; 25. liet examen voor adspirant-verificateur der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen; 26. Het examen voor Rijksklerk der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen of der directe belastingen en van het kadaster; 27. Het examen voor kommies van den actieven dienst der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen; 28. Het examen voor deurwaarder der directe belastingen; 29. Het examen voor surnumerair der registratie en domeinen; 30. Het examen voor landmeter, boekhouder en adspirantlandmeter van het kadaster; 31. Het examen voor teekenaar bij het kadaster; 32. Het examen vereischt voor benoeming tot commies voor den dienst te water bij de directe belastingen, invoerrechten en accijnzen; 33 De examens ter verkrijging van een diploma als bedienaar van den godsdienst, afgenomen vanwege de onderscheidene kerkgenootschappen ; 34. De examens, afgelegd in verband met het verkrijgen van eemgen graad of rang of van de keuze van corps en garnizoen bij de landmacht. 35. De examens voor toelating als adspirant-korporaal of als adspirant-onderofficier, als vrijwilliger bij het Instructie-Bataljon, de Instructie-Compagnie, de Instructie-Batterij en voor toelating tot het Reservekader; 36. De examens ter verkrijging van het diploma van stuurman of machinist op koopvaardijschepen; 37. De examens voor surnumerair en klerk der posterijen en telegraphie; 38. De examens voor telegrafist en adspirant-opzichter der telegraphie en voor telephonist. 39. De examens, afgelegd ingevolge beschikking van onzen Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, in verband met de benoeming tot adsistent, conducteur, besteller, kantoorknecht, postbode en brievengaarder; 40. Het examen, vereischt voor benoeming tot opzichter van den Rijkswaterstaat; 41. De examens, afgenomen vanwege de Vereeniging van leeraren in het boekhouden te Amsterdam, de Vereeniging van handelsbedienden „Mercurius" te Rotterdam en den Nationalen Bond van handels- en kantoorbedienden in Nederland te Utrecht; 42. Het eindexamen aan de openbare handelsschool te Amsterdam ; 43. Het examen afgenomen vanwege het Nederlandsch Instituut van Accountants te Utrecht; 44. De eindexamens aan de Kweekschool voor zeevaart te Amsterdam cn de zeevaartscholen te Rotterdam, Amsterdam, Den Helder en Delfzijl; 45. Het eindexamen aan de Nederlandsche school voor nijverheid en handel te Enschedé; 46. De door de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen ingestelde examens voor de betrekking van arbeider-telegrafist, perron-controleur, wagenmeester, leerling-machinist 1ste klasse, leerling-conducteur, aanteekenaar-weger, opzichter-teekenaar bij den dienst van tractie en materieel, opzichter-machinist 2de klasse, adspirant-opzichter en opzichter bij den dienst van weg en werken, opzichter-teekenaar bij den dienst van weg en werken, adspirant-werkmeester en werkmeester bij den dienst van tractie en materieel, technisch-ambtenaar bij den dienst van tractie en materieel, surnumerair, derde-klerk en klerk-telegrafist 3de klasse, adspirant-adjunct-kommies en goederenklerk; 47. De door de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij ingestelde examens voor de betrekking van klerk-kommies bij den dienst van het vervoer, kommies bij den stationsdienst, assistent voor den buitendienst, adjunct inspecteur bij den dienst voor het vervoer, opzichter-machinist, conducteur 2de klasse, conducteur le klasse, hoofd-conducteur, assistent voor de controle der plaatskaarten en ladingmeester; 48. De door de Nederlandsche Centraalspoorweg-maatschappij ingestelde examens voor de betrekking van surnumerair, derdeklerk en derde-stationsklerk; 49. De examens voor klerk aan een Departement van algemeen bestuur, eene provinciale griffie en bij de Algemeene Rekenkamer. Wij wijzen hier vooral op de examens, genoemd onder 2, 12, 13, 27, 33 (b.v. godsdienstonderwijzers) 19 en 34 (dus alle korporaals bij de zee- en landmacht; zelfs zij, die het voorbereidend examen hebben afgelegd voor de zoogenaamde „viermaanders") en voorts onder 39, 41, 46 en 47. Al wie dus één der bovengenoemde examens heeft afgelegd, kan kiezer worden. Echter ook andere examens verkenen kiesrecht, doch dan moeten ze zijn ingesteld door of krachtens de wet en eveneens in verband staan met de benoembaarheid tot eenig ambtf de vervulling van eenige betrekking of de uitoefening van eenig bedrijf of beroep. Zulke examens zijn o. a. het examen voor onderwijzer, ingesteld bij de wet op het lager onderwijs; dat van leeraar bij het middelbaar onderwijs en het eindexamen eener hoogere burgerschool, welke zijn ingesteld bij de wet op het middelbaar onderwijs, terwijl ze tevens in verband staan met de uitoefening van een ambt, eene betrekking of een bedrijf of beroep. Immers er wordt volstrekt niet gevorderd, dat het examen recht of aanspraak geeft op het uitoefenen van een ambt, eene betrekking of een bedrijf of beroep; het is voldoende, als het daarmee slechts in vet band staat en dit doen stellig de eindexamens H B. School, ingesteld juist voor den handel en de industrie. Geen kiesrecht verleenen examens als het eindexamen-gymnasium, dat wel is ingesteld door de wet, maar niet in verband staat met een ambt, betrekking, bedrijf of beroep, daar het slechts dient tot toelating tot de universiteit; evenmin examens, ingesteld door particuliere inrichtingen, dus niet door of krachtens de wet, behalve natuurlijk de bovengenoemde bij algem. maatregel van bestuur aangewezen examens. Of het ambt, de betrekking of het bedrijf of beroep al of niet wordt uitgeoefend, is geheel onverschillig, als het examen maar is afgelegd. En zij, die eenmaal als examenkiezer op de kiezerslijst staan, worden ook in latere jaren zonder heraangifte daarop geplaatst, zoolang zij ten minste aan de algemeetie vereischten voldoen en in de gemeente woonachtig blijven. Model X. (Zie ook model UIA, blz. 30.) liet voor examenkiezers vastgestelde model X. behoeft eigenlijk geene nadere verklaring. Er moet slechts worden ingevuld in welk jaar, in welke plaats en welk examen is afgelegd. Overlegging van het diploma b.v. het zakboekje van militairen, de akte van onderwijzers enz. is wel gewenscht, doch niet noodzakelijk. Men kan met de inlevering van het enkele, ingevulde formulier volstaan, in welk geval dan ter secretarie uit officieele berichten en opgaven moet onderzocht, of het examen werkelijk werd afgelegd. MODEL X. AANWIJZING VOOK l>F. INVULLING DER AANGIFTE. (1) Naam en voornamen. (2) Gemeente, wyk, dorp, geliucht, huurtschap, straat, huisnomnier. («) Door te halen, wanneer de aangever ml in eene of meerdere der Kvjks directe belastingen over het laatstverloopen dienstjaar is aangeslagen. (?<) Door te halen, wanneer de aangever over het laatstverloopen dienstjaar in geen der Ityks directe belastingen is aangeslagen. (3) Omschrijving van het examen. (4) Handteekening. Ingeval de aangever niet tot handteekening in staat is, kan worden volstaan niet oen ter Secretarie der Gemeente te stellen handmerk volgens art. 14, 2de lid, der Kieswet. Aangifte voor plaatsing op de kiezerslijst krachtens het bepaalde bij art. l/>, 4°, der Kieswet. Gemeente De ondergeteekende (1) wonende (2) verklaart: (a) dat hij over het laatstverloopen dienstjaar in geene der Rijks directe belastingen is aangeslagen; (b) dat hij behoort tot de over het laatstverloopen dienstjaar in de Rijks directe belastingen aangeslagenen en het door hem ter zake van zijn aanslag(en) verschuldigde heeft voldaan, doch die aanslag(en) niet .Ya,lt— onder artikel lrt der Kieswet; vallen dat hij echter voldoet aan het vereischte, gesteld bij art. Ib, 4°, der Kieswet, daar hij in het jaar te met goed gevolg heeft afgelegd het examen (3) Reden, waarom hij verzoekt geplaatst te worden op de kiezerslijst. Te den (4) - II. Uitsluiting en schorsing van het kiesrecht. (Artt. 3. 4. 22. 23. 32. 153 en 5. 24. 35). Het verschil tusschen uitsluiting en schorsing van het kiesrecht bestaat voornamelijk hierin, dat zij, die van het kiesrecht zijn uitgesloten, niet op de kiezerslijst voorkomen en derhalve gedurende het jaar, dat die lijst van kracht is, niet kiesgerechtigd zijn, terwijl degenen, die in de uitoefening van het kiesrecht zijn geschorst, wel op de kiezerslijst geplaatst worden en alleen voor zoolang die schorsing duurt, niet aan eene stemming mogen deelnemen, ten blijke waarvan tijdens de schorsing eene S. achter hun naam geplaatst wordt. Uitgesloten van het kiesrecht zijn: 1°. Zij, aan wie door rechterlijk vonnis wegens misdrijf het kiesrecht is ontzegd. Dit komt zoo goed als nooit voor. Het zou evenwel kunnen zijn, dat b.v. aan hen, die wegens het opzettelijk doen eener valsche aangifte voor de kiezerslijst of aan patroons en verhuurders, die wegens het geven van onware inlichtingen gestraft waren, daarenboven ook het kiesrecht was ontzegd. 2°. Degenen, die eveneens krachtens rechterlijk vonnis de beschikking of het beheer over hunne goederen hebben verloren; dat zijn zij, die onder curateele gesteld zijn of in staat van faillissement verkeeren. De personen, in deze beide nummers bedoeld, zijn echter alleen dan uitgesloten, wanneer die ontzegging van het kiesrecht of dit verlies van beschikking of beheer bestond op den lsten Febr. Wie alzoo na dien datum in dien toestand komt, wordt wel op de kiezerslijst geplaatst en blijft gedurende het geheele jaar stemgerechtigd. Alle faillissementen, want deze gevallen komen het meest voor, begonnen na 1 Febr. en geëindigd voor 1 Febr. van het volgende jaar, hebben dus nimmer op het kiesrecht eenigen invloed. Ter voldoening voorts aan deze uitsluitingsbepalingen zendt de Minister van Justitie jaarlijks aan den burgemeester eene lijst met de namen der personen, wien op 1 Febr. het kiesrecht was ontzegd of de beschikking of het beheer over hunne goederen was ontnomen. 3°. Zij, die in gevangenschap of hechtenis zijn. Dezen zijn echter alleen uitgesloten, zoodra dit geval zich voordoet en voor zoolang het duurt, waarom hunne namen wel op de kiezerslijst geplaatst worden mede ook, omdat men bij de vaststelling dier lijst niet weet, welke personen in den loop van het jaar gedurende langer of korter tijd — mogelijk zelfs maar één dag — gevangenisstraf of hechtenis zullen ondergaan. 4ft. Degenen, die in het burgerlijk jaar, dat aan de vaststelling der kiezerslijst voorafgaat, dus van 1 Jan.—31 Dec., onderstand hebben genoten, doch alleen, indien die onderstand werd verleend door een gemeentebestuur of door eene instelling van weldadigheid. Ook de kerkelijke armverzorging wordt geacht uit te gaan van eene instelling van weldadigheid, doch overigens heeft men onder zulke instellingen slechts te verstaan die, welke ctrmverzorging voortdurend ten doel hebben, instellingen, uitsluitend bestemd tot het voorkomen van armoede vallen daar geheel buiten, terwijl onderstand door particulier en verstrekt, of door eene tijdelijk daartoe gevormde commissie, als niet komende van eene instelling, evenmin eenigen invloed op het kiesrecht heeft. Inzonderheid lette men er op, dat niet elke onderstand het kiesrecht onthoudt, maar alleen: ondersteuning in geld of andere benoodigdheden tot leniging van nood en aan behoeftigen verstrekt en dat geneesmiddelen, volgens de wet, daaronder nimmer begrepen worden. Er moet dus altijd zijn geweest werkelijke nooddruft en eene meer of min voortdurende behoeftigheid. Alle tijdelijke ondersteuning b.v. wegens ziekte, werkloosheid of anderszins valt hier doorgaans buiten, daar degenen, die in dit geval verkeeren, in het algemeen niet behooren tot de behoeftigen, zoodat, wat hun wordt verstrekt, geen onderstand is in den zin der wet. Evenmin zijn van het kiesrecht uitgesloten zij, die zich in een hofje of proveniershuis hebben ingekocht, ook al genieten zij daarna op geregelde tijden eene uitkeering of preuve, wijl hier noch sprake is van eene instelling van weldadigheid, noch van leniging van nood, noch van behoeftigen. De besturen der instellingen van weldadigheid en derhalve ook de kerkelijke armverzorgers ontvangen nu jaarlijks eene lijst, gemerkt B, met alle namen van hen, die voor plaatsing op de kiezerslijst in aanmerking komen en niet voorkomen op de van kracht zijnde kiezerslijst, dus eene lijst van de zoogenaamde nieuwe kiezers en moeten dan de namen der personen, die van hen onderstand in bovenbedoelden zin genoten en op die lijst voorkomen, aan den burgemeester opgeven. Dezen worden dan niet op de nieuwe kiezerslijst geplaatst. Na 15 Mei, als de kiezerslijst definitief is vastgesteld, ontvangen die besturen ook de nieuwe kiezerslijst en tevens nog eene lijst, gemerkt A, welke de namen bevat van hen, die op grond van bedeeling niet op de kiezerslijst geplaatst zijn. Uiterlijk op 14 Febr. van het volgende jaar moeten die besturen dan weer aan den burgemeester opgeven de namen der door hen bedeelde personen, die op de kiezerslijst of op lijst A voorkomen. Door deze regeling behoeven alzoo nooit alle bedeelden te worden opgegeven, maar slechts diegenen, die óf op de vorige kiezerslijst of op lijst A stonden öf voor plaatsing op de nieuwe kiezerslijst in aanmerking komen. Ook de bestuurders van instellingen van weldadigheid zijn tot het geven van juiste inlichtingen verplicht, op strall'e eener geldboete van ten hoogste f 100.—. Dit geldt natuurlijk evenzeer, indien zij iemand, die niet in nood verkeerde of wiens nooddruft slechts van oogenblikkelijken aard was en die dus niet tot de eigenlijke behoeftigen behoorde, op grond van eene enkele maal verleenden onderstand, zouden opgeven als bedeelde en hem daardoor het kiesrecht zouden onthouden. Schorsing van het kiesrecht betreft enkel militairen in werkelijken dienst en dan nog alleen die beneden den graad van sergeant bij de zee- of landmacht, dus slechts korporaals en soldaten. Deze bepaling is gemaakt, om de politiek uit het leger en de vloot te houden en mogelijke conllicten tusschen de vervulling van militaire plichten en de uitoefening van het kiesrecht te voorkomen. Voor die korporaals en minderen, die als vrijwilliger dienen en dus jarenlang onder de wapenen zijn, is deze bepaling wel wat hard. Daarom zegt de wet, dat dezen in de uitoefening van hun kiesrecht niet geschorst worden, als zij zijn rijks-belastingkiezer (m) of huurkiezer (b 1°), omdat zij dan gemeenlijk buiten de kazerne of niet aan boord van het oorlogsschip wonen; dus wel als zij op de kiezerslijst staan krachtens b 2°, b 3° of b 4° d. i. als loon-, spaarbank- of examenkiezer. Ten einde die schorsing te bewerkstelligen, moet de plaatselijke bevelhebber, telkens wanneer personen, die onder deze schorsingsbepalingen vallen, in of uit den militairen dienst treden, daarvan bericht zenden aan den burgemeester hunner woonplaats, die dan achter hunne namen op de kiezerslijst eene S plaatst, zoo ze in dienst komen, en de S weer doorhaalt, wanneer ze den dienst verlaten. Alzoo alleen voor zoolang zij onder de wapenen zijn werkt de schorsing, zoodra zij buiten dienst zijn, houdt de schorsing op en kunnen zij dus aan eene stemming deelnemen. III. De kiezerslijst. (Artt. 8. 9 en 25-50.) Na den 14den Febr. wordt met bekwamen spoed de kiezerslijst samengesteld. Immers reeds den 23sten Maart moet deze gereed zijn. Blijkt nu op grond van ingekomen gegevens, dat iemand, die zich voor de nieuwe kiezerslijst had aangegeven, niet daarop mag geplaatst b. v. wegens bedeeling, te weinig huur of loon enz., dan ontvangt deze daarvan nog schriftelijk mededeeling en wel per aangeteekenden brief. Acht hij dan zijne niet-plaatsing op de kiezerslijst ongegrond, zoo kan hij desverlangd daartegen opkomen. Op den 23sten Maart verschijnen vervolgens drie alphabetische lijsten: 1°. De nieuwe kiezerslijst. 2°. De lijst van afgevoerde kiezers; dus van hen, die wel op de vorige kiezerslijst staan, maar niet op de nieuwe. 3°. De lijst van nieuwe kiezers; dat zijn zij, die niet op de vorige kiezerslijst voorkomen, maar wel op de nieuwe. Deze lijsten liggen voor een ieder tot en met den 21sten April op de secretarie ter inzage (ter visie) en zijn daar ook in afschrift of afdruk tegen een bepaalden prijs (leges genoemd) te verkrijgen. Wij zullen ons alleen tot de kiezerslijst bepalen, hoewel ook de beide andere lijsten en met name die der afgevoerde kiezers belangrijke diensten kunnen bewijzen. De kiezerslijst bevat vaak, zooals wel te begrijpen is, heel wat fouten. Zoo komen er namen van personen op voor, die op 1 Febr. reeds waren overleden of de gemeente hadden verlaten, terwijl er omgekeerd die van anderen op ontbreken, welke er op moesten staan. Ook vindt men dikwijls personen, die op 1 Febr. nog geen jaar in de provincie of in de gemeente woonden, toch aangegeven als kiesgerechtigd ook voor S. en G. en daartegenover weer anderen, die daar wel toe gerechtigd zijn, slechts aangegeven alleen voor K. Dat er voorts nog verschillende fouten voorkomen in de volgnummers der kiezers, de spelling hunner namen of voornamen alsook in de aanwijzing hunner woonplaats op 1 Febr. en van het kies- of stemdistrict, waartoe zij behooren, zal wel duidelijk zijn. Men ziet dus, dat het van het grootste belang is, de kiezerslijst nauwkeurig te controleeren en zoo noodig verbetering te vragen. Het verzoek om verbetering, reclame geheeten, moet gedaan schriftelijk, doch niet op zegel — een gewone brief is voldoende — en moet gericht aan het gemeentebestuur d. i. aan burgemeester en wethouders, niet aan den Raad, want deze heeft met de samenstelling der kiezerslijst niets te maken. Men geve slechts kortelijk aan, welke wijzigingen in de kiezerslijst moeten aangebracht en de redenen waarom. Ook is het wenschelijk, hoewel niet noodzakelijk, dat men de bewijsstukken er bij voegt b. v. diploma's of voldane aanslagbiljetten. Een ieder is tot reclameeren bevoegd; echter heeft men hiervoor slechts drie loeken tijd n.1. van 23 Maart tot en met 15 April. Alle ingekomen verzoeken om verbetering worden dadelijk tot en met 21 April voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling verkrijgbaar gesteld, terwijl, zoo men voor een ander verbetering verzocht heeft, deze daarvan van den burgemeester binnen 24 uren eene schriftelijke kennisgeving ontvangt eveneens per aangeteekenden brief. Acht men een gedaan verzoek om verbetering ongegrond, dan kan ieder nog eene tegenspraak of contra-reclame daartegen inbrengen, welke tegenspraak eveneens schriftelijk en slechts tot en met 23 April bij burgemeester en wethouders kan ingediend. Daar de mogelijkheid bestaat, dat er onder degenen, voor wie alsnog plaatsing op de kiezerslijst verzocht is, personen zijn, die wegens genoten onderstand van het kiesrecht zijn uitgesloten, ontvangen de besturen der instellingen van weldadigheid ook hunne namen en moeten dan, doch alleen indien er werkelijke bedeelden onder schuilen, dezen aan den burgemeester opgeven. Daarna beslissen burgemeester en wethouder uiterlijk voor 15 Mei over alle ingekomen verzoeken om verbetering. Deze beslissing is met redenen omkleed d.i. bevat de gronden, waarom al of niet gunstig op een verzoek is beschikt. Zij ligt voor een ieder ter inzage en is tegen betaling verkrijgbaar, terwijl men de overgelegde bewijsstukken alsdan kan terugkrijgen. Ileeft men voor een ander verbetering verzocht, dan krijgt deze weer per aangeteekenden brief mededeeling van de beslissing van burgemeester en wethouders maar alleen, indien te zijnen aanzien eenige wijziging in de kiezerslijst wordt gebracht. Er verschijnen alzoo geen twee kiezerslijsten; slechts worden de verbeteringen aan de oorspronkelijk vastgestelde kiezerslijst toegevoegd. Van 15 Mei tot en met 14 Mei van het volgende jaar blijft de kiezerslijst, zooals die door burgemeester en wethouders is vastgesteld, van kracht. 1 och behoeft men zich niet bij de beslissing van burgemeester en wethouders neer te leggen. Een ieder kan daarna nog de uitspraak van den kantonrechter inroepen en vervolgens die van den Hoogen Raad, waarvoor de wet echter slechts enkele dagen tijd geeft. Overigens is hierbij de bijstand van een rechtsgeleerde wel niet vereischt, maar toch zeer wenschelijk. Wordt door den rechter wijziging der kiezerslijst bevolen, dan wordt die verandering alsnog daarin aangebracht. Verklaring der Kiezerslijst. Wij geven nu hieronder als voorbeeld een afdruk van eene pagina der kiezerslijst (model I). Ter verduidelijking hebben wij de verschillende kolommen ingevuld en wel zóó, dat alle voorkomende aanwijzingen daarin zijn opgenomen en voor zoover noodig zijn verklaard. De namen staan in alphabetische orde. Ilebben meerdere kiezers denzelfden naam, dan wordt hunne volgorde geregeld door de alphabetische orde van hun eersten voornaam, zooals uit de derde kolom blijkt. Moet tengevolge van reclame een kiezer van de lijst worden afgevoerd, dan wordt zijn naam daarop doorgehaald; moet er een worden bijgevoegd, dan wordt zijn naam aan den voet der bladzijde, waarop hij moest voorkomen, geplaatst en krijgt hij tot volgnummer dat van den onmiddellijk voorafgaanden naam met toevoeging van de letters a. b. c. enz. B.v. indien alsnog door reclame op de lijst werden geplaatst Lafeber Johannes en 1909- 1910. c p c _bf> "o > NAAM. Kiesgerechtigd voor de VOORNAMEN. ci Cu U - s £ in « S-e i; ^ -4-> •£ M «.E i_ — o j: u C/2 Woonplaats op 1 Februari. 3169 3110 3111 3112 3113 3114 3115 3116 3111 3118 3119 3180 3181 Labree Lacourt Ladan Lafeber Lafeber Lafeber Lafeber Lafeber Lagerberg Lagerberg Lagerberg Lagerenberg Lagerenberg Adrianus Franijois Anthonie Gerardus Willem Marinus Jacobus Willem Casper Willem Fredrik Joannes Johannes Johannes Josephus Petrus Petrus Wilhelmus K K K K K K K K K K K K K S G S s s s s s s S I s S G 61° b2f> b2'p bil 63° 64» 64" 610 a61° Steenstraat 31 Rijndijkstraat 40 Doezastraat lf» Onde Singel 214 Heerengracht Oude Vest 89 Oude Singel 50f Breestraat 4 Jan van Goyenkade 16 Oosterstraat 2 Gasthuislaan 41 Rijn-en Schiekade 51 Hooigracht 64 Nommer van het Nommer van het kiesdistrict, stemdistrict E ca Ut (/) v E ra c/i Dagteekening Dagteckening Geboorteplaats. der der B I 1) I O) i E V I O i geboorte. naturalisatie. v ■o . C oü) hj c bC 3.5 i t* ►> w O g 5 os w S z < < II I II II I 4 III i 6 II 5 I 1 II i 2 III ' 7 III 7 II 2 I . 4 Leiden 15 Mei '84 Parijs 12 Jan. '77 Leiden 3 Juni '60 „ 1 April '64 n | 4 Dec. '71 , 11 Mei '36 v 3 Mei '62 ! Leiderdorp 13 Oct. '41 ! Zoeterwoude \ 26 Sept. '52 7 Juli '98 Rijnsburg 4 Jan. '77 „ 19 Maart '74 Oegstgeest 28 Jan. '27 Leiden 9 Sept '64 Lafeber Leonardus, dan krijgen dezen tot volgnummer 3173a en 3173Ö. In de twee volgende kolommen wordt vermeld, waarvoor de persoon kiesbevoegd is en op welken grond. De drie eerste kiezers zijn rijks-belastingkiezers (ff), en derhalve kiesgerechtigd voor K. S. G., mits zij op 1 Febr. ingezetenen waren der provincie en der gemeente. Blijkbaar was dus nn. 3170 op 1 Febr. nog geen jaar in de gemeente en n°. 3171 ook nog geen jaar in de provincie woonachtig. De volgende kiezers zijn allen aangifte-kiezers (b) en wel b 1° huur-, b 2° loon-, b 3° spaarbank- en b 4° examenkiezers. Dezen zijn dus slechts kiesbevoegd voor K.S. Echter n°. 3180 ook voor G. en heeft deze alzoo over het laatstverloopen dienstjaar gemeentelijke inkomstenbelasting betaald, minstens tot een bedrag gelijk aan den gevorderden minimum huurprijs, terwijl nn. 3181 slechts kiesbevoegd is voor K. en dus op 1 Febr. nog geen jaar in de provincie woonde. Men is alzoo steeds üf kiezer voor K. of voor K. S. of voor K. S. G.; andere combinaties kunnen niet voorkomen. Voorts beteekent b l°r, dat het kiesrecht is ontleend aan bewoning van een vaartuig; b 2° 7) en b 2°/, dat het inkomen geheel of ten deele bestaat in pensioen of lijfrente. Natuurlijk kan men op meer dan één grond kiesgerechtigd zijn en zullen deze, voor zoover zij voor den kiezer van belang zijn, ook alle moeten worden aangegeven, b.v. ab 1°, &2°63° enz. 1, Blijkens de S. in de kolom voor schorsing is n°. 3179 in de uitoefening van het kiesrecht geschorst en is dus een korporaal of soldaat in werkelijken dienst. Verlaat hij in den loop van het jaar den militairen dienst, dan wordt de S. doorgehaald en kan hij zijn stemrecht uitoefenen. Ten aanzien der kolommen tot aanwijzing van het kiesdistrict door Romeinsche cijfers en van het stemdistrict door gewone cijfers diene het volgende. De aanwijzing van het kiesdistrict vindt men slechts in gemeenten van meer dan 15.000 inwoners, daar alleen deze en dan nog enkel voor den Gemeenteraad in clvic kiesdistricten verdeeld zijn. Voor vier gemeenten is de verdeeling anders n. 1. Amsterdam is verdeeld in negen kiesdisricten, die voor Kamer, Staten en Gemeenteraad dezelfde zijn; Rotterdam in vijf kiesdistricten, eveneens voor Kamer, Staten en Gemeenteraad dezelfde; Utrecht is voor de Kamer en Staten verdeeld in twee zelfde kiesdistricten, terwijl deze beide districten voor den Gemeenteraad weer in tweeën gesplitst zijn, zoodat men in die gemeente vier districten voor den Gemeenteraad heeft; Den Haag eindelijk bestaat voor de Kamer en den Gemeenteraad uit drie zelfde districten en voor de Staten slechts uit één kiesdistrict. Alleen in deze vier gemeenten zou dus voor de Kamer, de Staten en den Gemeenteraad eene verschillende districtsverdeeling kunnen bestaan. Alle overige gemeenten toch zijn voor de Kamer en de Staten niet in kiesdistricten verdeeld. Onder siewidistricten worden verstaan de verschillende gedeelten, waarin een kiesdistrict of in gemeenten niet boven 15.000 inwoners de verschillende gedeelten, waarin de gemeente ten gerieve der kiezers gesplitst is en welker inwoners in een zelfde stembureau moeten stemmen. In den regel omvatten zij niet meer dan 1000 kiezers. Ook ten aanzien der stemdistricten zou voor de Kamer, de Staten en den Gemeenteraad eene andere regeling kunnen getroffen worden, vandaar ook hier drie kolommen. De beide laatste kolommen dienen voor mogelijke aanmerkingen en tot waarmerking der wijzigingen door den burgemeester en den secretaris. BELANGRIJKE DATUMS. (Art. 159). Van 1 tot en met 14 Febr. — gelegenheid tot aangifte voor de kiezerslijst. Vóór 20 Febr. — kennisgeving aan de belastingschuldigen door den rijksontvanger. 1 Maart — laatste betaaldag der belasting. 23 Maart — ter visieligging en verkrijgbaarstelling der kiezerslijst en bijbehoorende lijsten 23 Maart tot en met 15 April — gelegenheid tot reclame. Tot 21 April — ter visieligging en verkrijgbaarstelling der reclames. Vóór 15 Mei — definitieve vaststelling der kiezerslijst. Indien één dezer dagen of een andere in de wet genoemde datum valt op een Zondag of algemeen erkenden Christelijken feestdag, dan treedt de eerstvolgende dag, indien deze althans geen Zondag of algemeen erkende Christelijke feestdag is, daarvoor in de plaats. Valt dns 1 Febr op Zondag, dan kan de aangifte eerst geschieden op Maandag, 2 Febr.; valt daarentegen 14 Febr op Zondag, zoo kan de aangifte nog gedaan op Maandag, 15 Febr., en, indien b.v. 15 April viel op Paasch-Zondag, dan zou men nog kunnen reclameeren op Dinsdag, 17 April. T A B E , BEVATTENDE den minimum huurprijs het minimum inkomen zonder en met vrijen kost en inwoning, vrije woning of inwoning of vrijen kost. gemeente I Inkomen. tt . . i met I met OF Huurprijs. enkel vr.kost vr.won. "?.et DEEL DER GEMEENTE. geldelijk. en of j inwon, inwon. Provincie Noord-Brabant. 's Hertogenbosch (behalve Orthen) Bergen op Zoom (stad) . . . . Breda Helmond (kom en onmiddellijke omgeving) Tilburg (behalve Berkdijk en 't Laar, Reit en Reitsehe hoeve, Hasselt, Stokhasselt, Heikant, Groeseind en Kauwbrake) Waalwijk Besoijen Boxmeer Boxtel Cuyk en St. Agatha (dorp) . . Eindhoven Geertruidenbere (kom) .... Ginneken en Bavel (kom Ginneken) urave 's Hertogenbosch (Orthen). Heusden Mierlo ('tHout) Oosterhout (kom) Oss . . Oudenbosch (kom) Prinsenhage (Duitenhuis en buiten waterpoort) Ravenstein Rosendaal en Nispen (kom van Rosen daal Rosmalen (Hintham) p. w. ƒ 1.75 p. m. „ 7.— p.j. „ 87.50 p. w. / 1.25 p. m. „ 5.— p.j. „ 62.50 idem. p. w. ƒ 1.— p. m. „ 4.00 p.j. „ 50.— idem. p j. ƒ450.— p. m. „ 37.50 p. w. „ 8.66 j ƒ350.m. „ 29.17 w. „ 6.74 idem. j ƒ325.m. „ 27.09 w. „ 6.25 idem. ƒ150.- 1Z.5U: 2.89 ƒ100.- . 8.34 , 1.93 idem. ƒ100.- „ 8.34, . 1-93 idem. ƒ362 50 ƒ237.50 , 30.21 „ 19.80 ft 6.98 „ 4.57 ƒ287.50 ƒ162.50 Z3.90 „ 13.55 5.533.13 idem. idem. ƒ275.-7150.- il.yi „ 12.50 5.29. 2.89 idem. idem. p. w. = per week, p. m. - per maand, p.j. = per jaar. GEMEENTE OF DEEL DER GEMEENTE. Inkomen. I Huurprijs. enkel geldelijk. met vr. kost, en met vr.won of inwon. met vrijen kost. Tcteringen(Terheidensche hoek,Zand 1 T_. • i ' uerg en i eienngscne dijk) . Tilburg (overig deel) . . . Vught De Werken en Sleeuwijk (kom) Werkendam (kom) . Woudrichem (kom) .... idem. Almkerk Baardwijk Beers Berghem Bergen op Zoom (overig deel) Berlicum Beugen en Rijkevoort . Cromvoirt Dinteloord en Prinsland Dongen (kom) Drongelen, Hangoord, Gansoijen cn roeveren Drunen Den Dungen Dussen Munster en Muilkerk Engelen \ . s Esch Etten en Leur (kom Etten en kom Leur) l1::. ... tt • • i-ijuctan en nemingen . Geldrop Gemert Ikomï Gestel en Blaarthem (het deel gren zenae aan r.inanoven| Goirle (kom) ... ... Halsteren Haps Helmond (overig deel) . . . Helvoirt ........ Herpt Hooge en Lage Zwaluwe . Klundert Linden Lith Loon op Zand Maashees en Overloon .... Meeuwen, Hill en Babyloniënbroek St. Michielsgestel Mill en St.Hubert Nieuwkuik p. w. ƒ p. m. „ P-j- » 1.-j 4.— 50.— idem. P-j. ƒ300.— P-m. „ 25.P- W. „ 5.77 idem. ƒ100.- 8.34 1.931 idem. idem. /262.507137.50 Z1.S8„ 11.40 5.05'. 2.65 idem. idem. idem, idem. idem. » » » t! tt n ii tt » » n n » "nu " » n n " » » n » i' » n n » "li II ii n » n n n n ii n " { " ii ii n » n ii n " » » ii » » i » n n ii n ii " » ii ! ii » 8 • • » n ii n " » ii ii 8 n ii ii n " | » ii i r » 8 I 8 8 8 » i II n 8 ii li ii ii 8 » | » j » n 8 » 8 " ii 8 ii n n , vt 8 » win'» 8 » » ii » 8 II » H II « ,11 ll n 8 " ü il ii 8 » ; » » » 8 » | » | « tt >< 8 8 8 8 w j i* | ii ii 8 " i n j » , » GEMEENTE DEEL DER GEMEENTE. Inkomen. Huurprijs. enkel geldelijk. met met j vr. kost vr.won.' en of inwon, inwon met vrijen kost. Nieuw-Vossemeer Oeffeit Oirschot (kom) Oisterwijk (kom). .... Ossendrecht Oudenbosch (overig deel) . . Prinsenhage (overig deel) . Rosendaal en Nispen (overig deel) Sprang Standdaarbuiten Steenbergen en Kruisland . . Stratum (het deel grenzende aan Eind hoven) Strijp (het deel grenzende aan Eind hoven) Terheiden Tongelre (het deel grenzende aan fcindhoven) Valkens waard. Veghel (kom) en Middegaal . . Vierlingsbeek Vlijmen Wanrooy Willemstad Woensdrecht Woensel (het deel grenzende aan Lindhoven) Wouw Zevenbergen Zundert (kom) , Cuyk en St. Agatha (overig deel) Dongen (overig deel) .... Etten en Leur (overig deel) Geertruidenberg (overig deel) . Gemert (overig deel) .... Gestel en Blaarthem (overig deel) Ginneken en Bavel (overig deel). uoirie (overig deel) . . Mierlo (overig deel) Oirschot (overig deel) . Oisterwijk (overig deel) Oosterhout (overig deel) . Rosmalen (overig deel). Stratum (overig deel) . Strijp (overig deel) . Teteringen (dorp) Tongelre (overig deel) . idem. p. w. ƒ 0.80 p. m. „ 3.20 p.j. „ 40.— idem. idem. idem. idem. p.j. ƒ275.p.m. „ 22.92 p. w. „ 5.29 idem. ƒ100.- „ 8.34 „ 1-93 idem. ƒ250.— ƒ 125.— „ 20.84L 10.42 , 4.81L 2.41 idem. GEMEENTE Inkomen. OF Huurprijs. enkel vrTostLr.won. met DEEL DER GEMEENTE. geldelijk. .en I of ™Jen inwon. I inwon. kost* — - . " Veghel (overig deel) idem. idem. idem. idem. idem. De Werken en Sleeuwijk (overig deel) Werkendam (overig deel) .... " » » » Woensel (overig deel) " " " " " Woudrichem (overig deel). ... * " * " * Zundert (overig deel) " " " " " Overige gemeenten " " " " " n » »' n % n Provincie Gelderland. Arnhem (behalve de buitenwijken en Schaarsbergen) Arnhem (buitenwijken). Nijmegen (stad) .... Culemborg Nijmegen (Hatert en Ilees, rondom Niimpppnl Renicum (Oosterbeek) Kneden (Velp) Tiel Ubbergen (Beek). Wageningen (stad) Zutphen Apeldoorn (kom van de hoofdal'deeling Apeldoorn) Hriimmpn fknmï Buurmalsen en Tricht (dorpen) Doesburgh Doetinchem (stad) .... Ede (kom) Geldermalsen) (kom) Harderwijk (stad) .... Herwen en Aerdt (Tolkamer) Nijmegen (overig deel). Kerutum laorp) . Rheden (De Steeg, Dieren en Ellekom) p. w. / 2.— p. m. „ 8.— p.j. , 100.- p.w./ 1.75 p. m. „ 1.~ p.j. ff 87.50 p. w. / 1.50 p. m. , 6.— p.j. „ 75.— p. w. / 1.25 p. m. „ 5.— p. j. „ 62.50 idem. p. w./ p. m. „ P 1.- m. . 4 — j. „ 50.— idem. p.j. /soo.— p. m. „ 41.67 p. w. „ 9.62 p.j. ƒ450.— p. m. „ 37.50 p. w. „ 8.66 p.j. ƒ400.— p. m. „ 33.34 p. w. „ 7.70 p.j. ƒ350.— p. m. „ 29.17 p. w. „ 6.74 idem. p.j. ƒ325.— p. m. „ 27.09 p. w. „ 6.25 idem. !ƒ 175.—'ƒ400.— I4.b9 „ oJ.J4 3.37j„ 7.70 ƒ150.—ƒ362.50 r | i) . p.w.f 1._ p.j. ƒ325.- /100.-ƒ275.-ƒ150.- p.m.„ 4.— P. m. „ 27.09 „ 8.34 „ 22.92 „ 12.50 p.j. „ 50.- p.w.„ 6.25 „ 1.93 „ 5.29, 2.89 idem. idem. idem. idem. idem. " " » » I » " " » . ff 1 ff " » •»!»!» » » « " » ff „ " " » ! » ' » " » j » | » " " » -> » » » » ff » " » » » " » ff » " » ff I » » n )t ! „ " " » » » " » » n n " » » » » » » 1 „ " » " » " » » it » » » n " » ff D » » » « M » » ; » » » » » » D ff j » » » » « " ! " » » » " " » n « " j " | » » : » n » » » ,• B " | » » i » " » » » » I » » » " B b " » » | » » b » » | ), " i » » j, " I » >» » Vlaardinger-Ambacht Zwijndrecht (kom en Meerdervoort). Aarlanderveen .... Alblasserdam Alkemade Alphen Ammerstol Arkel Beierland (Oud-) .... Bergschenhoek .... Bodegraven Boskoop Brielle Dubbeldam Gouderak Haastrecht Hardinxveld Hazerswoude Hellevoet (Nieuw-) . . Hillegersberg (Ter Bregge) Hillegom Hof van Delft (overig deel) Hoog-Blokland .... Katwijk .... Kethel Koudekerk Krimpen aan de Lek . Leiaeraorp Leerdam Lekkerkerk Lekkerland (Nieuw-) . . De Lier . . . ... Lisse Maasland . . . . . Middelharnis (kom) . . . Monster Moordrecht Naaldwijk Noordwijk Noord wijkerhout. Oegstgeest Ouwerkerk aan den IJssel. Oudewater Oudshoorn Papendrecht Pernis Rijnsburg gemeente of deel der gemeente. Rozenburg.' Sassenheim Schiebroek Schipluiden Sliedrecht . Sommelsdijk (kom) . . . Stompwijk (Leidschendam) Valkenburg ..... Veur ....... Voorhout Voorschoten ..... Vrijenban (overig deel). . Warmond Wassenaar Wateringen Woerden Zoeterwoude Zwammerdam .... Zwijndrecht (overig deel) . Middelharnis (overig deel). Sommelsdijk (overig deel). Stompwijk (overig deel) . Overige gemeenten . . . Inkomen. met j met vr. kost vr.wonJ .. of V'JV' KUSl. en inwon., inwon. idem. p. w./ 1.— p. m. „ 4.p.j. „ 50.— idem. idem. p.j. /"300. p. m., p. w., idem. 25.— b.n idem. idem. ƒ100.— . 8.34 I Q-V idem. ƒ262.50 „ 21.88 b 5.05: idem. /137.50 11.40 2.65 Provincie Noord-Holland. Amsterdam (behalve de bij de wet van 20 Maart 1896 aan Amsterdam toegevoegde, doch in deze tabel afzonderlijk genoemde voormalige deelen van Nieuwer-Amstel, Sloten en Diemen) Amsterdam (de voormalige wijk H van Nieuwer-Amstel en het bij de wet van 20 Maart 1896 aan Amsterdam toegevoegd voormalig deel van Sloten Haarlem Haarlemmerliede en Spaarnwoude (in de onmiddellijke omgeving van Haarlem) Heemstede (MeesterLottelaan) ! ! p. w. ƒ 2.50 p. m. „ 10.— p.j. . 125.— P* w. ƒ 2.— p. m. „ 8.— p.j. » 100.— idem. p.j. ƒ550.— p. m. „ 45.84 p. w. „ 10.58 p.j. ƒ500 — p. m., 41.67 p. w., 9.62 idem. ƒ200.- ƒ425.—! 16.67 „ 35.42 „ 3.85 „ 8.18 ƒ325.. 27.09 . 6.25 ƒ175.—: ƒ400.— ƒ275.— „ 14.59 „ 33.34 „ 22.92 . 3.37 „ 7.70 „ 5.29 idem. idem. idem. GEMEENTE OF DEEL DER GEMEENTE. Ouder-Amstel l Omval I . Sloten (Sloterdijk, Baarsjes en I jpolder) *v aicigi aaismeer Weesp Alkmaar Inkomen. enkel geldelijk. I met | met vr. kost vr.won. ! en | of j inwon, j inwon, Velsen (IJmuiden) Zaandam . * . i ... vl 6 .m (het bij de wet van 20 II p w. / 1.25 maart i«yo aan Amsterdam toege- p. m. „ 5.— voegde voormalige deel van Diemen) ||p.j. „ 62.50 Beverwijk Bloemendaal (Bloemendaal en Over- veen). . Bussum ' Diemen Haarlemmerliede en Spaarnwoude (Halfweg) Den Helder (Den Helder en Nieuwediep).... Hilversum Hoorn Koog aan de Zaan . Muiden Purmerend Sloten (Sloten en Osdorp). . Velsen (Jan Gijzenvaart) . Wormerveer Zaandijk \ idem. Aalsmeer Beemster Bennebroek Bloemendaal (Vogelenzang) Broek op Langendijk Buiksloot Edam Enkhuizen.... p. w. ƒ p. m. „ P-J- „ 1. 4. 50.- idem. idem. p. w./ 1.75 p. m. „ 7.— p.j. jt 87.50 p. w. ƒ 1.50 p. m. „ 6 — p.j. „ 75.— idem. idem. met vrijen kost. idem. idem. p.j. f450.— ƒ150.— ƒ362.50' /237.50 P' m. „ 37.50 # 12.50 , 30.21 i„ 19.80 p. w., 8.66 L 2.89 „ 6.981, 4.57 p.j. y400.— 7125.-/325.-/200.— p.m. „ 33.34 „ 10.42 „ 27.09 „ 16.67 p. w. 7.70 idem. 2.41 idem. 6.25 , idem. 3.85 idem. p.j. /350.— /100.— /287.50 /162.50 p.m. „ 29.17 „ 8.34 „ 23.96 B 13.55 p.w.„ 6.74 1 93 _ 5.53' 3.13 idem. idem. idem. idem. p.j. ƒ325.— ƒ 100.—'ƒ275.— /150.— p. m „ 27.09 „ 8.34 „ 22.92 „ 12.50 p.w.„ 6.25 „ 1.93 „ 5.29 „ 2.89 idem. idem. idem. idem. GEMEENTE OF DEEL DER GEMEENTE. Inkomen. enkel geldelijk. met vr. kost en inwon met vr.won. of inwon. niet vrijen kost. en Spaarnwoude I laarlemmerliede (overig deel) . Haarlemmermeer Heemstede (overig deel) nuizen . Ilpendam . Krommenie Landsmeer Medemblik. Monnikendam Naarden Nieuwendam Mieuwer-Anistpl Noord-Scharwoude Oosthuizen Oostzaan . Oudkarsnel Ouder-Amstel (overig deel) Kansaorp . Schoten Spaarndam Uitgeest . . . Uithoorn . Velsen (overig deel) Weesperkarspel . Westzaan . . . Wiide-Wormer Wijk aan Zee en Duin vvormer . Zandvoort . Zuid-Scharwoude Abbekerk . . Akersloot . Andijk Ankeveen . . Anna Paulowna . Assendelft. Avenhorn . Barsingerhorn . . Beets Bergen Berkhout . . . . Blaricum . . . . Blokker . Bovenkarspel . Broek in Waterland Callantsoog . . . idem idem. idem. idem. p. w. ƒ p. m. „ P j- » idem. 1. 4. 50. j. /300. m. „ 25. w. „ 5. idem. i/100.-! — „ 8.34 ,77 „ 1.93 idem, ƒ262.50 „ 21.88 „ 5.05 idem. idem. ƒ137.50 , 11.40 , 2.65 idem. GEMEENTE OK DEEL DER GEMEENTE. Inkomen. met I met vr. kost vr.won. en of inwon, inwon. met vrijen kost. Castricum . Egmond aan Zee Lgmond-binnen Oraft 's-Graveland Grootebroek Harenkarspel Heemskerk Heer Hugowaard Heilo Den Helder (overig deel) nensDroeK. Hoogkarspel Hoogwoud Katwoude Koediik Kortenhoef Kwadijk Laren . Limmen St. Maarten Marken. Middelie Midwoud Nederhorst den Berg IMDDlXWOUa . Nieuwe-Niedorp UDaam . Opmeer Opperdoes. Oterleek Oudendijk . Oude-Niedorp Oudorp. St. Pancras Petten . . De Rijp Schagen . Schellinkhout Schermerhorn Schoorl. Spanbroek . Sijbekarspel Terschelling 1 exei . Twisk . Urk . . Ursem . Venhuizen idem. idem. idem. idem. idem. GEMEENTE DEEL DER GEMEENTE. Huurprijs. enkel geldelijk. Inkomen. met ' met vr. kost vr.won. en j of inwon. . inwon. met vrijen kost. Vlieland Warder Warmenhuizen ! Wervershoof Westwoud Wieringen [ Wieringerwaard Wijdenes Winkel Wognum ... De Zijpe Zuid- en Noord-Schermer .... Zwaag | Overige gemeenten idem. p. w. ƒ p. m. „ P-j- » 0.80 3.20 40.— idem. idem. idem. idem. p.j. ƒ275.p. m. „ 22.92 p. w. „ 5.29 I ƒ 100.—• 8.34 1.93 ƒ250.—• „ 20.84 „ 4.81 ƒ125.— „ 10.42 „ 241 Provincie Zeeland. Vlissingen Middelburg .... Koudekerke ('t Zand) Oost- en West-Souburg. Goes Yerseke St. Laurens iBrigdamme) . Terneuzen (kom) Zierikzee Aagtekerke St. Annaland Arnemuiden Axel (kom) Baarland p. xv. J p. m, „ P-j- . p.w .ƒ p. m. „ P-j- » 1.75 7.— 87.50 1.50 6.75.— j. ƒ450. m. „ 37.50 w. „ 8.66 j. ƒ400.— m. „ 33.34 w. „ 7.70 p.w. ƒ 1.25 p. m. „ 5.— p-j. „ 62.50 idem. lp. w. ƒ L p m. „ 4. p.j. „ 50. idem. p.j. ƒ300.— p.m.„ 25.— p. w. „ 5.77 idem. I ƒ150.— ƒ362.501 ƒ237.50 „ 12.50 „ 30.21-,, 19.80 „ 2.89» 6.98, 4.57 ƒ125.— ƒ325.- ƒ200.— „ 10.42 „ 27.09 , 16.67 „ 2.41 „ 6.25, 3.85 p.j. ƒ350.— p. m. „ 29.17 p. w. „ 6.74 idem. p.w.ƒ l.-l p.j. ƒ325.- p. m. „ 4.— p. m. „ 27.09 p.j. „ 50.— p. w. „ 6.25 idem. idem. 7100.- > 8.34 i_ i o-ï 77 1 idem. ƒ100.—' „ 8.34 . 1-93 idem. ƒ287.50 - 23.96 , 5.53 idem. ƒ275.- ZZ.9z 5.29 idem. ƒ100.— > 8-34 1 0-3 » * idem. ƒ262.50! » 21.88! - 5.05 idem. ƒ162.50 . 13.55 . 3.13 idem. ƒ150.— „ 12.50 n 2.89 idem. ƒ137:50 . 11.46 . 2.65 idem. ————— ———^ GEMEENTE Inkomen. °F Huurprijs. enkel vr"kost vr'.won. met DEEL DER GEMEENTE. geldelijk. .en of v"Jen ™inwon, linwon. Bmlsele^6 'dem. idem. idem. idem. idem. Brouwershaven j " " " " » Bruinisse j " " " » » Burgh " " " " » Colijnsplaat ! " " " " * Domburg " " " " » Dreischor " " " " » Driewegen " " " " » Duivendijke " " " " » Eikerzee " " " " » EUemeet " " " " " Ellewoutsdijk " " " " » 's Gravenpolder " " " " " Grijpskerke " " " " " Haamstede " " " " " 's Heer Abtskerke " " " " " 's Heer Arendskerke " " " » " 'sHeerenhoek " | " " » " Heinkenszand " i " " " » Hoedekenskerke " " " » » Hulst " " " " " Kapelle " " » ■ » Kats " " " » » Kattendijke " " " " » Kerkwerve " " " " » Kloetinge " " " " " Kortgene " " " " " Koudekerke (overig deel) .... " " " " " Krabbendijke ........ " " " " " Kruiningen " " " " " St. Laurens (dorp) * " " " » St. Maartensdijk * " " " » Meliskerke " " " " » Nieuwerkerk " " " " » Nieuw- en St. Joosland " " " " " Nisse " " " " » Noordgouwe " " " " » Noordwelle " " " " " Oosterland " " " " » Oostkapelle " " " » » Oudelande " " " » » Oud-Vossemeer " " " " " Ouwerkerk " " " » » Ovezande " " " » » St. Philipsland . " " " » » Poortvliet " " " » » Renesse " " " " » Rilland-Bath " " " " » Ritthem " " " " » " » » » » GEMEENTE DEEL DER GEMEENTE. Huurprijs. Inkomen. enkel geldelijk. ! met vr.kost en inwon. met vr.won. of. inwon. met vrijen kost. I I Sas van Gent.... Scherpenisse .... Schore Serooskerke (Schouwen) Serooskerke (Walcheren) Stavenisse Tholen Veere Vrouwenpolder . Waarde Wemeldinge .... Westkapelle .... Wissekerke .... Wolphaartsdijk . . . Zonnemaire .... Zoutelande .... idem. idem. idem. idem. I idem Axel (overig deel) Terneuzen (overig deel) Overige gemeenten . p. w. ƒ 0.80 p m. „ 3.20 p.j. „ 40.— idem. p.j. ƒ275.— ƒ100.— /250.—!yl25.— P- m-, p. w., 22.92 5.29 8.34 1.93, 20.84; 4.81 r idem. idem. idem. 10.42 2.41 idem. Provincie Utrecht. Jutphaas (het bij de wet van 20 Maart 1896 aan Jutphaas toegevoegde voormalige deel van Utrecht) . Oudenrijn (het bij de wet van 20 Maart 1896 aan Oudenrijn toegevoegde voormalige deel van Utrecht) . Utrecht (behalve de bij de wet van 20 Maart 1896 aan Utrecht toegevoegde voormalige deelen van De Bildt, Jutphaas en Oudenrijn) . Utrecht (de bij de wet van 20 Maart 1896 aan Utrecht toegevoegde voormalige deelen van De Bildt en Jutphaas) Amersfoort (stad) . . Baarn (kom) p. w. ƒ 2.— p. m. „ 8.— p.j. „ 100.— idem. p. w. f 1.75 p. m. „ 7.— ! p.j. „ 87.50 p.j. ƒ500.p. m. „ 41.67 p. w. „ 9.62 idem. ƒ175.—| ƒ400.—! ƒ275.— „ 14.59 . 33.34 _ 22.92 3.37 , idem. 7.70 „ 5.29 idem. idem. p.j. ƒ450.— Iƒ150. d. m. „ 37.50 „ 12.50 p. w. „ 8.66 . 2.89 p. w. ƒ p.m. „ P j- » p. w. ƒ p. m. „ P-j- » 1.50 6.75.—; 1.25 5.62.50 p j. ƒ400.— p. m. „ 33.34 p. w. „ 7.70 p.j. ƒ350.p. m. „ 29.17 p. w. „ 6.74 ƒ362.50 7237.50 3U.2I1,, iy.80 6 98 „ 4.57 ƒ125.—: ƒ325.—, ƒ200.- L 10.42 „ 27.09 . 16 67 2.41 „ 6.25 „ 3.85 ƒ100.» 8.34 „ 1.93 ƒ287.507162.50 „ 23.96 „ 13.55 „ 5.53 „ 3.13 GEMEENTE of DEEL DER GEMEENTE. Inkomen. Huurprijs. enkel vn kost vrwonJ met geldelijk. .en j of | I inwon, inwon., i idem. idem. idem. idem. idem. V » D tt t) w » n n n II p.w. ƒ 1.— p.j. ƒ325.- ƒ100.— ƒ275.-ƒ150.— p. m. „ 4.— p. m. „ 27.09 „ 8.34 „ 22.92 „ 12.50 || p.j. „ 50.— p.w. „ 6.25 „ 1.93 , 5 29 „ 2.89 idem. idem. idem. idem. idem. " » b ; b b n n b ! b » " » i j » b " " b ! b » n w n j » n " » n [ » n » I » » » n w b n b b » j » » » b » » » » » » » « b b " » » I » » » » » ! » » * « » i) » " » b | b b h n b j b b " tf tl b » » » | » | » " » [ » b b p.w. ƒ 1.— p j. ƒ300. - ƒ100.-/262 50 ƒ137.50 p.m. „ 4.- p. m. „ 25.— „ 8.34 „ 21.88, 11.46 p.j. „ 50.— p. w. „ 5.77 L 1.93 „ 5.05 „ 2.65 idem. idem. idem. ' idem. idem. " » b j b b " » j » b n b b b b " » b j b b " » - I » » " » b b b " » ! b j b b n " b | b b " » j » " " h " b | b » * " j # j » b * b b ' b b " b b b b " » » | b b h ** » b b De Bildt (kom) Soest (Soestdijk, Langeind, Middel- wijk en de Kerkeburen). Zeist (kom) Abcoude-Baambrugge Abcoude-Proosdij Breukelen-Nijenrode Breukelen-St. Pieters (Vechtzijde) Driebergen Harmeien Jutphaas (overig deel) Loenen . . . Maarssen Maarsseveen (Nieuw-) Nigtevecht. Oudenrijn (De Meern) Rhenen (stad) Rijsenburg Veenendaal (dorp) Veldhuizen (De Meern) Vleuten (De Meern) Vreeland Vreeswijk Wijk bij Duurstede Willige Langerak (nabij Schoonhoven) Achttienhoven Amerongen Amersfoort (overig deel) .... Baarn (overig deel) Benschop Breukelen (St. Pieters (Breukelerveen) Bunnik Bunschoten Cothen Doorn Eemnes Haarzuilens Hoenkoop Hoogland Houten IJsselstein Jaarsveld 7 GEMEENTE OF DEEL DER GEMEENTE. Inkomen. 1 met ' met i Huurprijs. enkel vr. kost vr.won. geldelijk. .en of ^osT inwon, inwon. 1 ; ï idem. idem. idem. idem. idem. tt tt n n n » v » n n n n » n n n n » n tt ft tt » n n ft n » n tt tt n » tt » it n * I n n n n » 1 i) n n » * | na w n » n » ff ff - n ff n n » » rt ft n » n n ff n » n ff ff d » i n rt ft n - n rt w n » n rt ft rt » n rt rt n * » tt ff n » rt rt ft rt » rt n n n » tt tt tt tt » n tt rt rt » tt rt ft n * tt tt tt n » tt tt ft tt » tt tt ft rt » n n ft rt » tt tt ft rt » rt tt ft »t » n n ft tt - rt tt ft n - tt tt tt rt i tt tt ff n » tt n ft rt » ir » ff tt » n rt p. w. f 0.80 p.j. ƒ275.— /m— /250.— /125.— p.m. „ 3.20 p. m. „ 22.92 „ 8.34 , 20.84, 10.42 p.j. „ 40.- p. w. „ 5.29 „ 1.93 „ 4.81 „ 2.41 idem. idem. idem. idem. itiem. ff * n n n Kamerik Kockengen Laag-Nieuwkoop Langbroek Leersum Leusden Linschoten Loenersloot Loosdrecht Lopik Maarn Maarsseveen (Oud-) Maartensdijk Mijdrecht Montfoort Odijk Oudenrijn (overig deel) Polsbroek Renswoude Rhenen (overig deel) Ruwiel Schalkwijk Snelrewaard Stoutenburg Tienhoven Tuil en 'tWaal Utrecht (het bij de wet van 20 Maart 1896 aan Utrecht toegevoegde voormalige deel van Oudenrijn). Veenendaal (overig deel) .... Veldhuizen (overig deel) .... Vinkeveen Vleuten (overig deel) Werkhoven Westbroek Willeskop Willige Langerak (overig deel) . Wilnis Woudenberg Zegveld Zuilen De Bildt (overig deel) Soest (overig deel) Zeist (overig deel) GEMEENTE j Inkomen. OF Huurprijs, i enkel vr'.'kost vr™von met DEEL DER GEMEENTE. geldelijk. en ; of ' vriJen j inwon, j inwon. *Jost' Provincie Friesland. Leeuwarden Bolsward Franeker (behalve Vijf- en Zevenhuizen en Uitburen) Harl'ngen Leeuwarderadeel (Huizum, Schrans en verlengde Schrans) . . . . Sneek . jEngwirden (Heerenveen) . . . 'tBildt Haskerland (Nijehaske tot en met de Schans en de Joure) Lemsterland (De Lemmer) . . . Schoterland (Heerenveen) . . . Utingeradeel (Akkrum) Achtkarspelen jEngwirden (overig deel) .... Baarderadeel Barradeel Dantumadeel Dokkum Doniawerstal Ferwerderadeel Franeker (Vijf- en Zevenhuizen en Uitburen) Franekeradeel Gaasterland Haskerland (overig deel) .... Hemelumer Oldephaert .... Hennaarderadeel Hindelopen Idaarderadeel Ijlst Kollumerland Leeuwarderadeel (overig deel) . Lemsterland (overig deel) .... p. w. ƒ 1.50 p. m. „ 6.— p.j. „ 75.— p. w./ 1.25 p. m. „ 5.— p.j , 62.50 idem. p.w.J 1. p. m. , 4. p.j. „ 50. idem. p. w./ 1.' p. m. „ 4. p.j. „ 50.- idem. p.j. ƒ400.— p. m. „ 33.34 p. w. „ 7.70 p.j. ƒ350.— p. m. „ 29.17 p. w. „ 6.74 idem. p.j. ƒ325— p. m. „ 27.09 p. w. „ 6.25 idem. n p.j. ƒ300.— p. m. „ 25.— p. w. „ 5.77 idem. ƒ 125.-'ƒ325.-! ƒ200.- 1 A rtn a/% J . - 10.42 2.41 ƒ100.— , H.34: , 1.93 idem. ƒ100.- , 8.34: , 1.93 idem 27 09; 6.25, ƒ287.50! , ^3.96 , 5.53 idem. 7100.— „ ».34, 1.93 idem. ƒ275.— r "-92 , 529! idem. 16.67 3.85 ƒ162.50 „ 13.55 ff 3.13 idem. ƒ150 — d 12.50 » 2.89 idem. ƒ262.50 ƒ137.50 11.40 5-05, 2.65 idem. idem. GEMEENTE DEEL DER GEMEKNTE. Inkomen. enkel geldelijk. met met vr. kost vr.won. en of i inwon, inwon met vrijen kost. Menaldumadeel . . Oostdongeradeel . Opsterland .... Rauwerderhem . . . Schoterland (overig deel) Sloten Smallingerland . . . Stavoren Tietjerksteradeel. . . Utingeradeel (overig deel) Westdongeradeel Weststellingwerf (Wolvega) wijmbritseradeel. . . Wonseradeel . . . Workum Weststellingwerf (overig deel) Overige gemeenten .... idem. idem. idem. idem. idem. p. w. ƒ p. m. „ PJ- „ idem 0.80 3.20 40.— P-j- h- *"■ » P- w-« idem. » » » n f275.— ƒ 100.— ƒ250.— ƒ125.— ZZ.SK r, ö.o4 „ 20.84;,, 10.42 5.29 . 1.93. 4.81 L. 2.41 idem. i idem. I idem. Provincie Overijssel. Zwolle . Deventer . Enschedé Kampen (stad) Hengelo (kom en naaste omgeving). Almelo (Ambt) (bij de stad) . Almelo (stad) Borne (kom en naaste omgeving) IJsselmuiden (kom) Lonneker (bij Enschedé alsmede Glanerbrugge) Losser (nabij Oldenzaal) .... Oldenzaal Steenwijk p. w. ƒ 1.75 p. m. „ 7.— p.j. „ 87.50 P- w. ƒ 1.50 p. m. „ 6.— P-j- „ 75.— idem. p.w./ 1.25 p. m. „ 5.— p.j. „ 62.50 p.w./ 1.— p. m. „ 4.— P J- „ 50.— idem. P-J. ƒ450.— P-m. „ 37.50 P- w. „ 8.66 p.j. /"400.— P- m. n 33.34 P- w. „ 7.70 idem. n P-j. ƒ350.p.m. „ 29.17 P- w. „ 6.74 P-j. ƒ325.— P-m. „ 27.09 P- w. „ 6.25 idem. ƒ150.- ƒ362.50 ƒ237.50 „ 12.50,, 30.21,, 19.80 „ 2.89,, 6.98 „ 4.57 ƒ125.— , 1U.4^ , 2.41 idem. ƒ325.— .. 27.09 , 6.25 idem. ƒ100.- 8.34 1 93 ƒ100.— , 8.34 , 1.93 idem. ƒ287.50 '<23.9t> 5.53 ƒ275.— , 22.92 , 5.29 idem. „ 200.- Q QC J.OJ idem. n ƒ162.50 13.55 3.13 ƒ150.— , 12.50 , 2.89 idem. GEMEENTE DEEL DER GEMEENTE. Inkomen. Avereest Blokzijl Dalfsen Delden (stad) Diepenveen Genemuiden Goor Grafhorst Hasselt IJsselmuiden (overig deell. Kampen (overig deel) . Kamperveen Markelo (karspel Goor) Oldemarkt Olst Raalte Rijssen Steenwijkerwold .... Vollenhove (Stad) . . . Vollenhove (Ambt) . Wijhe (behalve Marle) . Wilsuin Zalk en Veecaten Zwartsluis Zwollerkerspel .... Almelo (Ambt) (overig deell Borne (overig deell. Hengelo (overig deel) Lonneker (overig deel) Losser (overig deel) Markelo (overig deell Wijhe (Marle) Overige gemeenten . Huurprijs. p. w./ 1.— p. m., 4.— p.j. „ 50.— idem. p. w. ƒ 0.80 p. m. „ 3.20 p.j. * 40.— idem. , , met | met I . enkel vr.kost vr.won.l met geldelijk. .en of inwon, inwon. p.j. ƒ300.— ƒ 100.—ƒ262.50 ƒ137 50 p.m. „ 25.- „ 8.34 „ 2188„ 11.46 p.w. „ 5.77 „ 1.93 „ 5.05 „ 2.65 idem. idem. idem. idem. » n n tt n tt tt tt " tt n n " tt ti tt n n n n " tt tt tt » n n tt » tt ti tt " n tt tt n tt n tt - tt n tt » tt tt tt " n tt tt n tt n tt » tt tt tt n tt tt tt » n n r » n n n » n ' n n n » tt n » n ti n » n ti ii » n n ti p.j. ƒ275.— ƒ100.—ƒ250.—ƒ125.— p.m „ 22.92 „ 8:54 „ 20.84 , 10.42 p. w.. 5.29 „ 1.93 „ 4.81 „ 2.41 idem. idem. idem. idem. tl n n tl tl » n n n " n tt 11 n i) n tt n n n Provincie Groningen. Groningen Haren (Helpman) . . p.w. ƒ 2.— p. m. „ 8.— p.j. „ 100.— p w. ƒ 1.75 p. m. „ 7.— p.j. , 87.50 p.j. ƒ500.— p. m. „ 41.67 p. w. „ 9.62 p.j. ƒ450.— p. m. „ 37.50 p. w. „ 8.66 ƒ175.- 14.59 3.37 ƒ400.—i ƒ275.— „ 33.34,, 22.92 „ 7.70! „ 5.29 ƒ150.—| ƒ362.50 „ 12.50,, 30.21 „ 2.891. 6.98 ƒ237.50 „ 19.80 . 4.57 GEMEENTE OF DEEL DER GEMEENTE. Appingedam, (Appingedam, het Bolwerk en Solwerd) Delfzijl (Delfzijl en Farmsum) naren (aorpj .... Hoogezand .... Nieuweschans. . . Onstwedde (Stadskanaal) Oude-Pekela .... Sappemeer .... Slochteren (Foxham) Veendam Wildervank .... Winschoten .... Zuidbroek p. w./ 1.p. m.. 4.P-j. , 50.- idem. Inkomen. enkel geldelijk. met niet vr. kost, vr.won. en of ; inwon, inwon. met vrijen kost. j- ƒ325.— 1/100.— ƒ275.—1/150.— • m. „ 27.09 „ 8.34 „ 22.92 „ 12.50 •w., 6.25 „ 1.93 „ 5.291, 2.89 idem. idem. idem. idem. Appingedam (Opwierda, Marssum, Jukwerd en Tjamsweerd) . Deltzijl (Weiwerd, Heveskes, Oter mum, raeeanuizen en Uitwierda) Haren (overig deell .... Onstwedde (overig deel) . . . Slochteren (overig deel) • Overige gemeenten p. w./ 1.P- m. „ 4.P-J- , 50.- idem. m., w., 25.— 5.77 idem. Provincie Drenthe. Assen Borger (Nieuw-Buinen) Meppel Anlo | Annerveen, Spijkerboor, Éexterveen, Annerveensch kanaal en Eexterveensch kanaal Borger (veengedeelte) Coevorden (kom) Emmen (Nieuw-Amsterdam) . . . Gasselte (Gasselterboerveen, Gasselterboerveenschemond, Gasselternijveen en Gasselternijveenschemond) p.w./ 1._ p. m. . 4.— IP- j- „ 50.— idem. p w./ 1. P- m. „ 4.P-J- » 50. idem. p.j. /325.p. m. „ 27.09 p. w. „ 6.25 idem. p.j. ƒ300.— p. m. „ 25.— p. w. „ 5.77 idem. v n I » v n I n d n n n n D n n n n n ! » n ft r r) n » n v n v n n ƒ100. ƒ262.50 ƒ 137.50 „ 8.34 „ 21.88. 11.46 „ 1.93 „ 5.05V 2.65 idem. idem. idem. n n ' n n n n n n » ff ff n /100.—1/275.— ƒ150.— „ 8.34 „ 22.92 „ 12.50 „ 1.93 „ 5.29 „ 2.89 idem. idem. idem. n n n /100.— ƒ262.50 ƒ137.50 „ 8.34 „ 21.88, 11.46 , 1.93 , 5.05 , 2.65 idem. idem. idem. » n i> i » n «ng I GEMEENTE OF DEEL DER GEMEENTE. Inkomen. Huurprijs. enkel geldelijk. met j met vr. kost vr.won. en of won. inwon. met vrijen kost. Gieten (Gieterveen, Bonnerveen en Bareveld) Hoogeveen (kom) Nijeveen Odoorn (veengedeelte) Roden (Nietap) Ruinerwold De Wijk Anlo (overig deel) Borger (overig deel) . Coevorden (overig deel) Emmen (overig deel) . Gasselte (overig deel) . Gieten (overig deel). Hoogeveen (ovorig deel) Odoorn (overig deel) . Roden (overig deel). Overige gemeenten . idtm. p. w. f 0.80 p. m. „ 3.20 p.j. „ 40.— idem. idem. p.j. ƒ275.— p. m. „ 22.92 p. w. „ 5 29 idem. idem. idem. idem. /ï 00.—1/250.— . 8.34,, 20.84 . 1.93,, 4.81 ƒ125.— >> 10 42 2.41 idem. I" idem. idem. Provincie Limburg. Heer (bij Maastricht) Maastricht Meerssen (sectie C) Roermond (kom) Venlo (stad met het stadsgedeelte van den Bantuin Ambij Berg en Terblijt (Plenkert) Gennep Gronsveld (Heugem) Heer (overig deel) . . . Heerlen (kom) .... Kerkrade (Kerkrade en Holz) Maasbree (kom van Blerick) Meerssen (sectiën B en D). Oud-Vroenhoven . St. Pieter Vaals (kom) p. w.ƒ 1.25 p.m. „ 5.p.j. „ 62.50 idem. p.w .ƒ 1. p. m. „ 4.p.j. „ 50. idem. p.j. ƒ350.— p. m. „ 29.17 p. w. „ 5.74 idem. p.j. ƒ325.-p. m. „ 27.09 p. w. „ 6.25 idem. ƒ100. ' 8.34 |. 1.93 idem. ƒ100.— „ 8.34 . 1.93 idem. ƒ287 501 ^.9b 5.531 ƒ275.— 5.29 ƒ162.50 „ 13 55 - 3.13 idem. idem. ƒ150.— „ 12.50 „ 2.89 idem. idem. GEMEENTE DEEL DER GEMEENTE Huurprijs enkel geldelijk. Inkomen. met met vr. kost vr.won. of I Valkenburg . Beek (dorp) .... Bemelen Berg en Terblijt (overig Bocholtz . . Borgharen . Bunde . Echt (kom) Eygelshoven . Eysden. . . St. Op^rfruiH Gronsveld (overig deel) Glllnpn I Irnm\ u v ': • Heerlen (overig deel) Horn Horst (kom) . Houthem . . Hulsberg . meren Kerkrade (overig deel) ivuiuiiiCU . . Maasniel . . Meerssen (sectie A) Mesch .... Mheer . Mook . . Nieuwenhagen Ottersum' . . . Oud-Valkenburg . Roermond (overig deel) •^wiiacauciK • Schin op Geulle . Simpelveld . . Sittard (kom) . . Swalmen (kom) . Tegelen . . . Ubach over Worms Vaals (overig deel) Venlo (overig deel) Venray (dorp) . Voerendaal . . Weert (kom) . . Wijlre . . . . Wittem. . . . deel) Pw./ 1. P m. „ 4. IP-J- „ 50. p.j. ƒ300.— ƒ100.— ƒ262.50 ƒ137.50 p.m. „ 25.— „ 8.34 „ 21.88 „ 11.46 p. w. „ 5.77 „ 1.93 „ 5.05_ 2.65 idem. ,dem. idem. idem. idem. » . . " * " » » » » , . , • • I . ! . " ** N n » n » " " » » j » n n " " • " « | » " " * » j » 1 » . . ; . " » » » » » " » I » » " » ' » » » t! " » i » „ " M " » » » " » n » " " " » » i » » i. " » » » " » r, tJ „ " » n » W M " » n » » n " » n » W ff " » n » » » » ' , " » » » # » » II " » 1) » " » » ; • . " » „ » » » » » » i. " » » » GEMEENTE Inkomen. nl. tj .. , , met niet r, ° Huurprijs. enkel vr. kost vr. won. met DEEL DER GEMEENTE. geldelijk. en of v"jen ! j | inwon, inwon. | : Beek foveriir «Wh P'W,/ 2 ®° | P-j- /275— ƒ100.-ƒ250.-ƒ125.— Beek (overig deel) p ,n. n a20 p. m. „ 22.92 > 8.34 „ 20.84 „ 10 42 p.j. „ 40— p w. „ 5 29',, 193 „ 481, 241 Gulpen^(overig6 deel) ! ! ! ! ! j idem" idem' idem idem' idem' Horst (overig deel) " * * " " Maasbree (overig deel) I * " " " " Sittard (overig deel) " " " " " Swalmen (overig deel) . . . . ! " " * " " Venray (overig deel) . . . . j j " " " » » Weert (overig deel). " " I " " " Overige gemeenten j " " • " " n " li» n ' n STAAT DER TARIEVEN. Hieronder is aangegeven, in de eerste kolom, boven welke huurwaarde per week, in gemeenten of deelen van gemeenten der verschillende klassen, de personeele belasting geheven wordt. Daarnaast staan, in de volgende kolommen, de bedragen, die de wet voor de huur- en loonkiezers vordert voor den wekelijkschen huurprijs en voor het inkomen per jaar en op hoeveel in die gevallen vrije woning of inwoning en vrije kost en inwoning wordt geschat, met behulp van welke laatste gegevens men ook zelf de vorenstaande 1 abel kan samenstellen. Huurwaarde Huur- Vrije woning' Vrije kost VOOR DE Inkomen. of en Personeele belasting. prijs. inwoning. inwoning. I I I 1" klasse meer dan ƒ 2.50 ƒ 2.50 ƒ 550.— ƒ 125.— f 350 2" » » n » 2.25 „ 2.25 „ 500.— ! „ 100.— „ 325.— 3'J » » » » 2'~ i 2.— „ 500.— , „ 100.— „ 325.— 4" » " " » ,-'75 » 1-75 „ 450.— „ 87.50 „ 300,— 5'J » » n « 1-50 „ 1.50 „ 400.— „ 75.— „ 275.— 6° » » » » '-25 „ 1.25 „ 350.— „ 62.50 „ 250.— 1" " » 1-— » 1.— » 325.— „ 50.— „ 225.— 8' " » » *» °-75 1 1— n 300.— „ 37.50 „ 200.— 9° » " » » 0,50 n 0-80 „ 275.— „ 25.— „ 175.— GEMEENTE ( klasse,) BELASTINGJAAR PEKSOMLE BELASTING. )008 AANSLAGBILJET. NO.. van het kohier. Aan Op liet kohier der personeele belasting, afgekondigd den 1908 komt te Uwen name de volgende aanslag voor: GRONDSLAGEN DER BELASTING. BEDRAG. 1°. Huurwaarde 2°. Haardsteden 3". Mobilair Totaal . 1 UUIrtl .... Al wegens inwonende kinderen, kleinkinderen of pupillen BI ij'ft 4C, 5° 6°, Dienstboden Paarden Rijwielen . Totaal in hoofdsom over een vol jaar Hoofdsom over maanden voor de Provincie . . „ „ Gemeente . Totaal van den aanslag Opeenten De Ontvanger der Directe Belastingen te noodigt U uit dit bedrag voor of op de vervaldagen te zijnen kantore te voldoen. Bij verzuim zou, imjevolKe de wet, tot vervolging moeten worden overgegaan. , den 1908. De Ontvanger voornoemd, Dagteeke- Betaald bkdrag Nom- Betaalde Handteekening ning der ————■— —i—- Viln i,0t vervolging»- voor betaling. in schrijfletters. in cijfers. ^ kosten- quitantie. « Te zamen . . f PROVINCIE GEMEENTE GRONDBELASTING. AANSLAGBILJET. BELASTINGJAAR 1 9 0 8. De ondergeteekende verwittigt U dat gij voor dit dienstjaar op het Kohier der GRONDBELASTING zijt aangeslagen als volgt: Artikel van het Kohier. Artikel van den perceelsgewüzen legger. Wegens Gebouwde Eigendommen, naar eene belastbare opbrengst van f Wegens Ongebouwde Eigendommen, naar eene belastbare opbrengst van f Waaronder zijn begrepen de volgende opcenten als: Gebouwd | . d * Ongebouwd I voor de Provincie. Gebouwd , r, Ongebouwd I voor de Gemeente. terwijl het bedrag der Hoofdsom is f Bedrag van iederen aanslag. Vereenigd bedrag. Gij wordt uitgenoodigd tot betaling uwer belasting vóór of op de vervaldagen; in gebreke blijvende, zal men verplicht zijn, ingevolge de Wet, tot vervolging over te gaan. •• i den 1908. De Ontvanger der Directe Belastingen, Dagteekening dor betaling. Betaald bedrag. In schrijfletters. In cijfers. Nommer van het volcings- Journaal. kosten. Betaalde Handteekening ver- VOOr Kwitantie. Te /amen . . f BELASTING OP BEDRUFS EN ANDERE INKOIISTH GEMEENTE AANSLAGBILJET I. BELASTINGJAAR 1907/1908. No van het kohier. —— Aan uit eigen hoofde Het bedrag door U als belastingplichtig in de belasting voor op bedrijfs- en andere inkomsten verschuldigd, is blijkens het kohier, afgekondigd den 1907, voor twaalf maanden door het college van zetters te ambtshalve bepaald op f De ontvanger der directe belastingen te * noodigt U uit dit bedrag te zijnen kantore te voldoen vóór of op de vervaldagen. Bij verzuim van betaling zal men verplicht zijn, ingevolge de wet, tot vervolging over te gaan. Bij de eerste betaling is bovendien te voldoen wegens kosten van schatting, art 3, § 4, der wet, / , den 1907. De Ontvangen' voornoemd, De aanslag Uwer echtgenoot komt voor op No. van het kohier der gemeente Dagteeke- Betaald bedrag Nommer B®^|e Handteekening ning der ——————■———van het yoor. betaling. in schrijfletters. in cijfers, journaal, kosten. quitantie. 9 . - I Te zamen . .• f GEMEENTE KANTOOR PER SUCCESSIERECHTEN te AANSLAGBILJET. No van het kohier. BELASTINGJAAR 1 {>07/1908. Aan Het door U als vermogensbelasting over het jaar 1907/1!H)8 verschuldigde bedrag is, blijkens het op den 1907 door den inspecteur der registratie te vastgestelde register van aanslagen, overeenkomstig uwe aangifte, bepaald op f De ontvanger der successierechten te noodigt U uit om dat bedrag te zijnen kantore te voldoen, binnen de daarvoor bij de wet bepaalde termijnen. , den 1907. De Ontvanger voornoemd, Dag- ! N°. van BETAALD BEDRAG Handteekening teekening het regis- der j ter van voor betaling j ontvang. in schrijfletters. in cijfers. quitantie. ALPHABETISCH REGISTER. De cijfers verwijzen naar de bladzijden; eene v. achter een cijfer beteekent: en volgende bladzijden. Aangeteekende brief, 75 v. aangifte-kiezers, 10, 21, 23. aanmaning, 4. aanslag als gevolg van valsche aangifte, 17, 24. aanslagbiljet der Rijks dir. bel., 18, 20, 76, 106. aanslagbiljet, uitgèreikt na 31 Dec., 6, 8, 21, 32. aanslag der vrouw of kinderen, 6, 18. aanslagen, die geen kiesrecht geven, 17. aanslagen, die wel kiesrecht geven, doch niet ambtshalve, 17. aanslag in eene andere gemeente, 6, 17. afdruk of afschrift, 75. akte, 69. algemeene maatregel van bestuur, 65, 69. alleenwonend persoon, 27, 32. ambt, 65, 69. ambtshalve 9, 30, 18. Bedeeling 72 v. 76. bedrijf 65, 69. bedrijfsbelasting, 2, 16. behoeftigen, 72. belanghebbende, 11. beroep, 65, 69. beschikking of beheer, 71. betalingstermijn der huur, 28. betrekking, 65, 69. beurswaarde, 61. bevelhebber, 74. bewijsstukken, 11, 62, 76, 77. buitenland, 40. burgemeester, 5 v., 9, 11, 17, 18, 34,44, 51, 62, 72 v., 76. burgem. en wethouders, 1, 75, 76. bijbehoorende grond of gebouwen, 28 v. bijzondere instelling, 38, 44. bijzondere spaarbank, 60. Christelijke feestdag, 81. commissie, 72. contributie, 27. controle der kiezerslijst, 76. coöperatieve bouwvereeniging, 27. coöperatieve vereeniging, 60. curateele, 71. Datums, 81. dienstbetrekking, 38 v. dienstboden, 15. dienstjaar der Rijks dir. bel., 2, 3, 1-3. „ „ pl. dir. bel., 23. diploma, 69, 76. directe belastingen, 5. duplicaat-aanslagbiljet, 18. dwangbevel, 4. ! Eigendom, 16, 29, 34, 60, 61. eindexamen H. B. School, 69. , Gymnasium, 69. erfgenaam, 18, 20. examens, 65 v. examenkiezers, 22, 65 v., 74. Faillissement, 71. feestdagen, 42. fooien, 40. formulieren van aangifte, 11. Gas, 27. gebouwde en ongebouwde eigendommen, 16. gedeelte eener gemeente, 27, 40. gedeelte van een huis, 26, 32, 34. geldboete, 37, 62, 73. gelijktijdige dienstbetrekkingen, 38, 39. gemeentebestuur, 1, 72, 76. gemeentelijke inkomstenbel., 3, 23. . spaarbank, 60. gemeente-ontvanger, 5. Gemeenteraad, 1, 10, 23, 80. geneesmiddelen, 72. gevangenschap, 72. godsdienstonderwijzer, 68. grensplaatsen, 40. grondbelasting, 2, 16, 18, 21, 30, 32, 34. Grootboeken der Nat. Schuld, 61. Haardsteden, 15. handteekening, 33. hechtenis, 72. heraangifte, 22, 23, 30, 44. hofje, 72. hoofdbewoner, 14. hoofdelijke omslag 3, 23, hoofd van een gezin, 27. Hooge Raad, 28, 33, 77. huurkiezers, 21 v., 26, 74. huurprijs, 23, 26. huurtermijn, 28, 33 huurwaarde, 14. 1 kerkelijke armverzorging, 72 v., 76. kiesdistrict, 30, 80. kiezerslijst, 1, 75 v. kiezersteelt, 8, 21, 23. kohieren, 5, 18, 20. koloniën, 2. koninklijk besluit, 65. koninklijke goedkeuring, 60. korporaal, 68, 73, 80. kostgeld, 47. Laadvermogen van schepen, 29. landmacht, 68, 73. leges, 75. leeftijd, 2. leeraar middelbaar onderwijs, by. leniging van nood, 72. lodgers, 27. loon, 38. loonformulieren 44. loonkiezers, 22, 38 v., 74. lijfrente, 38, 44, 49, SU. lijst A. en lijst B., 73. lijst van nieuwe kiezers, 75. „ afgevoerde kiezers, 75. Indirecte belastingen, 5. ingezetene der gemeente, 10. , . provipcie, 10. „ des Rijks, 2. inhoud van schepen, 29. in huur gebruikte grond of gebouwen, 28 v. inkomen. 40. inkomen der vrouw en kinderen, 41, 37, 49 v. inleg ten name der vrouw of kinderen, 60. instelling van weldadigheid, 72, 70. inwonende zoon, 38, 47. Israëlieten, 42. Jaarhuur, 26. Kadaster, 17. kantonrechter, 77. kamerbewoners, 27. kennisgeving van den rijks-ontvanger, 8. kenteekenen v. geschiktheid en maatsch. welstand, 9, 10, 21. Maandhuur, 26. mede-eigendom, 18, 20. militairen, 73, 80. minimum, 26. Minister van Justitie, 72. modellen, zie Inhoud, mobilair, 15. Naamlooze vennootschap, 60. naturalisatie, 2, 79. Nederlander, 2. Nederlandsche Bank, 60. niet-aangeslagenen, 8, 21. nominaal, 61. Nutsspaarbank, 60. Onderhuur, 27. onderneming, 38, 39, 44. onderstand, 72 v. 76. onderwijzer, 69. ongevallenrente, 41, 47. onroerende goederen, 6, 16, 18, ontheffing van belasting, 4, 13, 21. ontzegging van het kiesrecht, 12, 71. onverdeelde nalatenschap, 18. openbare kennisgeving, 11. openbare instelling, 38, 44. overlijden, 8, 39. Paarden, 15. particulier, 41, G9, 72. patroons, 38. pensioen, 38, 44, 49, 80. pension, 27. personeele belasting, 2, 14, 22. plaatselijke dir. bel., 23 v. portvrijdom, 11. prcuve, 72. proveniershuis, 72. Provinciale Staten, 1, 10, 80. Rechtspersoonlijkheid, 60. reclame, 7, 76. ressort, 5. rijks-belastingkiezers, 9, 10, 13, 74. Rijks dir. belastingen, 2 v., 9, 13 v. Rijkspostspaarbank, 60. rijksontvanger, 5, 9. Rijks-opcenten, 16. rijwielbelasting, 15, 21, 32. Staat der tarieven, 21, 22, 43, 105. Sabbath, 42. scheepston, 29. schema, 25. schipper, 29, 80. schorsing van het kiesrecht, 71, 73. seizoenarbeiders, 39. sergeant, 73. soldaat, 73, 80. spaarbankkiezers, 22, 60 v., 74. statuten, 60. stembureau, 81. stembus, 1. stemdistrict, 30, 80. stemming, 1, 71, 74. stichting, 60. strafbepalingen, 12, 37, 62, 73. successierechten, 5, 16. Tabel, 21, 22, 23, 26, 43, 82. tegenspraak, 76. ter visieligging, 75, 81. Tweede Kamer, 1, 10, 80. tijdelijk ontslag, 39. Uitsluiting van het kiesrecht, 71. Vaartuig, 29, 34, 80. valsche aangifte, 12, 71. vast loon, 40. verhuizing, 26, 27, 30. verhuurders, 34, 37. vermogensbelasting, 2, 16. vertrek naar elders, 6, 17, 23. verval, 40, 47. vervolgingskosten, 4. verwonding, 40, 47. vragen-formulieren, 34, 37, 51, 52. vreemdelingen, 2. vrouwen, 2. vruchtgebruik, 16, 17, 29, 34. vruchtgenot, 7, 18. vrije beschikking, 60, 61. vrije inwoning, 41 v. vrije kleeding, 42. vrije kost, 41 v. vrije kost en inwoning, 41 v. vrije woning of inwoning, 41 v. vrij vuur en licht, 42. vrijwilligers, 73. Waarborgfonds, 60. waarmerking, 81. waarschuwing, 4. wanbetaling der Rijks dir. bel., 6, 8. „ „ pl. dir. bel., 24. , huur, 28. waterleiding, 27. weekhuur, 26. werkstaking, 39. woningkiezer, 29. woonplaats, 1, 30. winkeliers, 38. Zeemacht, 68, 73. ziekte, 40, 47. Zondag, 81. 3W>