( EEN OVERZICHT VAN DE OBSTETRIE IN FRANKRIJK IN DE ZEVENTIENDE EEUW. P. WICHERS. M. I)E WAAL. — 1901. — GRONINGEN. EEN OVERZICHT VAN DE EEN OVERZICHT VAN DE OBSTETRIE IN FRANKRIJK IN DE ZEVENTIENDE EEUW. PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE GENEESKUNDE, AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE GRONINGEN, UI' UEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS 1)R. C. H. VAN RHIJN, HOOGLEERAAR IK DE FACULTEIT DER GODGELEERUIIEIll, TEGEN DE BEDENKINGEN DER FACULTEIT IN HET OPENBAAR TE VERDEDIGEN, op Woensdag 10 Juli 1901, des namiddags om 3 uur, DOOR PAULUS WICHERS, ARTS TE OPWIERDE, geboren te Vries. M. DE WAAL. — 1901. — GK0X1NGEN. Bij het voleindigen van dit proefschrift is het mij eene aangename taak, U, zeer geachten leermeesters, Professoren der Medische Faculteit, mijnen hart el ij ken dank te betuigen voor het onderwijs, dat ik van U mocht ontvangen. Inzonderheid ben ik U, Hooggeleerde nijhoff! veel verplicht voor de welwillende hulp mij bij het bewerken van dit proefschrift verleend. I N H O U D. Bladz. Inleiding 1 Hoofdstuk I 7 Hoofdstuk II 15 Hoofdstuk III 55 Overzicht 135 Stellingen 141 INLEIDING. Dat de verloskunde zoo laat eene wetenschappelijke ontwikkeling kreeg, had zijne oorzaak daarin, dat in de oudste tijden de geneesheeren nooit gehaald werden bij eene natuurlijke geboorte. De geneesheeren toch hadden met de lijdende menschheid te doen en hun werk was het om de verloren gezondheid te herstellen. Het ligt voor de hand, dat men in de oudste tijden eene verlossing beschouwde als eene natuurlijke functie, maar aangezien de verlossingen niet altijd een natuurlijk verloop hadden en niet altijd met het gewenschte succes bekroond werden, was men wel verplicht de vrouwen te hulp te komen. Zoo traden dan ook de vrouwen, die zelf de moeiten en smarten eener verlossing hadden doorstaan, het eerst op om hare natuurgenooten de behulpzame hand te bieden. Terwijl verder een zieke de hulp en raad van iedereen inriep, en men zelfs de gewoonte had zwaar zieke menschen aan den openbaren weg neer te leggen, opdat ieder voorbijganger hem naar zijn beste weten zou kunnen raden, trok de vrouw, die baren moest, zich in stille eenzaamheid terug, en slechts haar man en vriendinnen of buurvrouwen hielden haar gezelschap. ■1 De eerste zorg bestond dan zonder twijfel daarin, dat aan de vrouw eene gemakkelijke houding werd gegeven en verder in het in ontvangst nemen van het kind of een half geboren kind door liet aan te pakken te doen geboren worden. Zeer vroeg zal men verder de gewoonte gehad hebben de navelstreng door te snijden, te klemmen of te branden om daarna de bloeding tot staan te brengen door eene ligatuur aan te leggen, een knoop in de navelstreng te maken of het afgesneden eind met de vingers toe te knijpen. Al spoedig zal men door trekken aan de navelstreng de placenta verwijderd hebben. Deze hulp moest verleend worden in alle gevallen, onverschillig in welke ligging het kind geboren werd. De vrouwen nu, die den meesten moed, handigheid en kennis bezaten, werden het eerst gevraagd hulp te verleenen. De hulp van mannen schijnt in het begin bestaan te hebben in het geven van raad of medicamenten bij moeilijke verlossingen, terwTijl zij persoonlijk geene hulp verleenden. Eerst Hippocrates spreekt van operaties met instrumenten, die ten doel hadden de verkleining en de uithaling van het kind. De leer van Hippocrates bleef lange jaren heersclien, terwijl in Europa de verloskunde zich in de elfde en twaalfde eeuw niet kon ontwikkelen, aangezien de uitoefening der geneeskunde in de handen der monniken was. Verder verzetten de kerkelijke wetten zich tegen elke bloedstorting, en werd de chirurgie van de geneeskunde gescheiden. De chirurgie werd zoodoende overgelaten aan de barbiers, die tevens de verloskunde voor hunne rekening namen. Deze scheiding kwam wel is waar aan de wetenschap ten goede, maar daar de barbiers niet dezelfde rechten hadden als de geneesheeren, moest er toch telkens een geneesheer komen om het recept te schrijven, daar een chirurgijn dat niet doen mocht. Het verschil in stand tusschen een geneesheer en een chirurgijn was zeer groot. De geneesheeren genoten eene wetenschappelijke opleiding en waren leden van de faculteit, terwijl een chirurgijn een tijdlang bij zijnen meester in de leer ging, en daarna een voorgeschreven reis ondernam. Evenmin als de chirurgijns genoten de vroedvrouwen eene wetenschappelijke opleiding en moesten zij het vak leeren door een tijdlang bij eene oudere collega in de leer te gaan. Zoo waren er in 1292 te Parijs ten minste twee vrouwen, die zich vroedvrouw — ventrière — noemden, en wel: Michiele la ventrière en Emeline la ventrière. Eene eigenaardige beschrijving van de werkzaamheden eener vroedvrouw geeft Barthélemy de Glanville in een van zijne werken: La ventrière, schrijft hij, est une femme, qui a 1'art d'ayder a la femme, quand elle enfante, a fin qu'elle ayt 1'enfant le'gèrement et que 1'enfant ne soit en pe'ril. Ceste ventrière oing le ventre de la femme, qui enfante d'aucuns oignement pour faire yssir ]) 1'enfant plus tost et a moins de douleur. Quand 1'enfant naist, elle le re ven pen de femmes qni ayant en perte de sang sur leur grossesse, ne soient aeeouetóes avant terme et plus souvent enfans mort» que de vivans. Ponr les meres de pertea semblabes » celles dont je vien, de parler, en momut teue Madamoiselle d'Aubray, femme de Monsieur d'Aubray qm a estó Prevos. des Marchands, ans»i en est morte Madame la Duchesse de Montblazon et tant d'autres; moy cogno'ssant que le Hu* de sang „'es, entretem, que par la grossesse, 1 ayant ven cesser si tost que la femi„e est ouc lee, j ay mis cette practiqne en avant, laquelle j'ay cognue trop tard a mon gré, p„ur la conservation de celes que j ay nommées, encores qn'elles n'ayent estó servies de moy; ma.s », la practiqne en eust esté plu»to»t en u»age famfll T mC°re ViïH"'eS' aU c°ntentement de leurs' families. II se voit des femme» qui estant subjetes » de giandes flux,ons, lesquelle, prennent leur cours le long de espine du do», viennent a pa,.,er par la matrj 6116 86 "lesle ^ qui va nourrir 1'enfant, 3' qui le rend chetif et mal nourry, dont s'enfuit plusieurs accouchemens avant terme, sans avoir grande perte auparavant: aux autres elle s'écoule dans la matrice a 1'entour des membranes ou liet ou il est enveloppé, que nous appellons hydropsie de matrice, telles femmes ont souvent pertes quelsquesfois d'eau. A d autres elle sort teinte de sang, c'est enquoy il 11e se faut pas tromper, ny prendre cela pour une perte de sang, les femmes en sont soulageés; et qui voudroit restreindre ce flux la, 1 on les feroit suffoquer, cela est un benefice de nature qui se cognoist aux linges, car estant sec cela est tout pasle; telle perte vient sans efïbrt ny blessure, ce que ne fait celle du sang, sinon a celles qui sont si sanguines qu'elles en regorgent, tellement qu'il sort tout pui', sans aucun subject: ces femmes-la estans saignées pour descharger et faire revulsion, leur flux s'appaise et ayant fait ces remedes-la, si le flux persevere, il y faut prendre garde et les accoucher, si Ton void les signes que j ay dit: foiblesse ou ouverture de matrice sans douleur, avec la perte du sang pur, qui se doit toujours juger a la teinture des linges. Louise Bourgeois mocht zich in eene groote en winstgevende praktijk verheugen. Reeds spoedig na haar optreden werd hare hulp ingeroepen door dames uit de hoogste kringen en in 1601 verleende zij voor de eerste maal verloskundige hulp aan het hof bij de geboorte van Lodewijk XIII. De koningin: Marie de Médicis was niet gediend van Madame D11 Puy, jurée au Chatelêt, en geholpen door hare vrienden en haren goeden naam viel Louise Bourgeois de eer te beurt aan het hof ontboden te worden. In haar werk geeft ze dan ook een omstandig verhaal van alle ceremoniën aan het hof gebruikelijk bij de geboorte \ an eenen prins of eene prinses. In 1(327 assisteerde Louise Bourgeois MUe de Montpensier, mariee a Gaston d'Orle'ans, frère de Louis XIII bij de geboorte van hare dochter. Vier dagen post partum stierf de kraamvrouw naar alle waarschijnlijkheid aan febris puerperalis. De koningin gelastte sectie te doen en hoewel het opgemaakte verslag niets kwaads zeide van de vroedvrouw, achtte deze zich beleedigd en schreef als antwoord haar: Apologie de Loyse Bourgeois dite Boursier, conti t le rapport des medecins. Louise Bourgeois heeft dit hoofdstuk met eene scherpe pen geschreven en legde er zooveel verachting in voor de medici, als haar mogelijk was. Par votre rapport, zoo schrijft zij, vous faites assez connaitre que vous n'entendez rien dutout en la cognoissance de 1'arrière-faix et de la matrice d'une femme, tant avant, qu'après sou accouchement; non plus que vostre maistre (taliën, lequel pour n'avoir jamais 'est ™ van de Blaa, tZ ^ 'el"e Mn *'<* °I> de b°d™ darm oTen '« ™ P» m de„ Ende]- een Stilet met ' SZi T 'lu5'm boren d* Blaas. E„ sonder eenig „weid te 1 "T'" "* brel«en. ''welk waar door 1 d "k ^ ft ^ «»T. De Blaas t *' °°k ,0t in de Bi>as gong 6 ÖIaas geledigt zynde van svn wat*,- t weinig in sv w„„ , . - er, kromp seer oeld, mee'r al."" Z ^ e" b>™ ''er¬ van koleur als gemeéüliit'V "' "'V'"5™ '"k' wittel' door de WatersL ! ""^aakt, na wy oordeelden, chus of Water.™ ' vt TT d«>' den Ura- deelen van het liel ■ mdde' tot «He uyterlijke de Haak ge,naakt 3/^7!^'"b «et Hoofd aihoewerZrnt^r * """"O* **»• Wy sagen binnen in de BI», , "aa'S C" V°' bloed' bode,» eenige khim ^ van de sen van de BW . f eenemaal in de Vlie- deselve konde los kriT T' S°° ^ men S6er qual>'k van een derde van een du'vm iT" ^ le"gte De Nieren )>« iri 1 6" breete van een achste. Wj ...alkandere,, gtvoegf0 7'° Ve'S°h°yd° Kliere» ë oegt, onder een gemeene rok, gelijk gemeenelijk die van jonge dieren zijn, 't geene ons dede denken, dat mogelijk yder een van deze klieren, eene van dese tepeltjes voortbragt, nyt de welken de Pis in 't bekken van de Nier lekte. Daar was niets sonderlings aan de Lever te sien, sy was van natuurlijke koleur en vastigheyd: waaruyt wy oordeelden dat dese Watersugt gekomen was, door dien de Pis geen uytgang door de scliagt gehad hadd', en alsoo gedrongen geweest te wedervloeyen daar d' Urachus of 't Water-vat, 11a d' uyterlijke deelen. Men seyd gemeenelijk dat het Water gebrooken is, als het water van de Lijfmoeder afvloeid. Maar het is oneygentlijk gesprooken. Want eygentlijk zijn het de Vliesen die gebrooken zijn, en het water dat afloopt. Wij vonden de Pisleiders, die 't water uyt de Nieren in de Blaas brengen, wy sagen eerst hoe sy aan de Blaas vast waren, en ontdekten die vorder tot aan de Nieren; maar vonden niet buyten de natuurlyke loop. W y sogten de Saad-vaten, maar vonden geen teekens van deelen, die tot de teeling' dienden. Geen Hart-ader, nog ader die tot eenige dier deelen zig verspreide. De Maag was natuurlijk. Het Net geschikt tegens de Maag. De Mild die op sijn behoorlijke plaats was, was seer bleek; wy opende vorder de Borst, ontdekte het Hart van het Pericardium of Harte-sakje, en het was veel roder van koleur, als de Spieren van d' onderbuyk. De Longe hadde mede haar natuurlijke koleur, en geen bewys van eenige W atersugt. En het overige dat in de Borst leyde hadd ook niet sonderlings aanmerkens waardig. 't Kind was na de rekening' van de Moeder maar seven maanden. De Moeder is sedert dese Kraam altyd welvarende geweest. ïk versogt de Heer Pequet, die my dit Kind hadd' sien openen, de Moeder te willen besoeken. Wy vonden haar in goede gesondheyd, hebbende alleen wat sugt in de beenen, die overgebleven was, na een Watersugt, die sy di ie weeken voor haar Kraam gehad hadde. Tegenwoordig is sy volkomen wel. Cosme Viardel, beroemd accoucheur te Parijs, schreef: Observations sur la pratique des accouchements naturels, contre nature et monstrueux, Paris 1671, in 8°. 17-48 in 8°. In t Duitsch vertaald onder den titel: Anmerkungen von der weiblichen geburt, Frankcf. 1678 in 8°. De schrijver toont aan, dat een in de achtste maand geboren kind niet kan leven en dat de baring ontstaat, doordat het kind \rijwillig de baarmoeder verlaat om te kunnen ademen en om meer voedsel te hebben. De vrucht zou ontstaan uit uitgedroogd zaad. Het afgaan van meconium is een zeker teeken voor den dood van het kind. Bij een dood kind vond \ iardel de schouder voorliggen en de voeten in den fundus uteri. Zijn wijsvinger drong door de buikbekleedselen en trok de buik naar beneden om de voeten te kunnen ai halen. Zulks gelukte en het kind werd uitgehaald. \ iardel is een voorstander van de keering op de voeten. In het tweede geval was de navelstreng uitgezakt. ^ iardel deed de keering op de voeten, maar moest om de naar achteren gelegen en op den rug geslagen voeten te vinden de hand langs den rug van het kind inbrengen en niet langs de buikzijde, zooals de gewoonte was. Eene stuitligging wil hij zoo mogelijk in eene voetligging veranderen. Bij voetligging gaat hij het kind uithalen aan de voeten. Bij eene aangezichtsligging bracht hij een compres in, waarmee hij het aangezicht wegdrukte, waarna hij het achterhoofd opzocht en naar beneden trok. Het compres belette, dat het aangezicht weer voor kwam en het kind werd geboren met het achterhoofd vooraan. Dit boek is een van de slechtste werken over de verloskunde. Germain I Honore', Docteur en Médicine, Aggrégé au College de Rouen. \ an hem bezitten we: Description d un monstre dont une femme de la Ville de Rouen accoucha le mois d Octobre 1(372. Rouen 1673 in 4°. Volgens de beschrijving moet het een vreeselijk monster geweest zijn, terwijl als verklaring wordt gegeven het verzien door de moeder in het begin der zwangerschap. C'lnude Quanteal, Docteur Régent de la Faculté de Paris, heeft als stelling in bevestigden zin verdedigd: An octimestris partus vitalis? Paris 1673. Chaftan, Chirurgien de Montargis, heeft een brief geschreven aan M. Denis op den 8sten November 1673: Sur un entant qui est né le nombril ferme. Confér. de Denis, 1673. Het kind was niet aan de navelstreng vastgehecht; er was geen enkel verband met de moeder en het kind leefde. Guillaume Haupeville, Docteur en Médecine de la Faculté de Montpellier et aggrégé au Collége de Rouen, is de schrijver van de volgende werken: La génération de 1'homme, par le moyen des oeufs, et la production des tumeurs impures, par 1 action des seis, Rouen 1675 in 12°. In dit werk wordt eene valsche zwangerschap met doodelijken afloop behandeld. Bij de sectie vond men een spekachtig gezwel in de buurt van het rectum en de ovarien gevuld met hvdatiden, welke voor eieren gehouden werden. Uit deze waarneming besluit de schrijver, dat de mensch zich voortplant door eieren. Hij treedt verder in beschouwingen zeer ver van het waarschijnlijke verwijderd. Antoine Lambert, Chirurgien de Marseille, haalt in zijne werken in 1677 gedrukt voorbeelden aan van het uitwijken van het os pubis bij zwangere vrouwen. Marguerite du Tertre, Veuve du sieur de la Marche, Maitresse jure'e Sage-femme, de la Ville et de 1'Hötel-Dieu de Paris, heeft gedurende langen tijd onderwijs gegeven in de verloskunde op last van de bestuurders van het Hötel-Dieu. Zij heeft geschreven: Instruction touchant les choses qu'une Sage-femme doit, savoir pour 1'exercice de son art. Paris 1677 in 12°, 1710 in 12°. Het werk is in vragen en antwoorden geschreven en heeft een zuiver practisch doel. De bekkenbeenderen wijken niet uit gedurende den partus, alleen het os coccygis kan iets uitwijken. Gaat het hoofd van het kind vooraan, dan is het eene natuurlijke geboorte, ligt een der andere deelen voor dan eene onnatuurlijke. De natuurlijke geboorte kan plaats hebben in de 7e, 8ste of 9e maand. Voor de 7e maand is het kind niet volgroeid, en kan niet leven. Als redenen der geboorte worden opgegeven: de behoefte naar meer voedsel en luchttoevoer van den kant van het kind, \an den kant der baarmoeder: de overlast, doordat het kind te groot wordt, en de baarmoeder poogt baren inhoud te verwijderen. Als uitwendige hulpmiddelen komen in aanmerking: het persen der moeder en de hulp der vroedvrouw, die de vrouw eene gemakkelijke houding geeft, het geboren kind in ontvangst neemt of bij eene ongunstige ligging liet kind in de gewenschte ligging brengt en doet geboren worden en de placenta verwijdert. Derhalve wordt de tegenwoordigheid van eene vroedvrouw bij eiken partus vereischt. Als teeken van de op handen zijnde verlossing wordt opgegeven het dunner worden van de randen van het ostium uteri door den druk van het gewicht van het kind. Zoodra het hoofd geboren is, zal men het aanvatten onder de onderkaak en het achterhoofd van het kind en door aantrekken het kind doen geboren worden. Gaat het moeilijk, dan zal men een vinger in den oksel slaan en aantrekken. Eene hooge stuitligging zal men trachten te veranderen in eene voetligging. Zoowel de keering op het hoofd als op de voeten wordt aangeraden. Voor de ontwikkeling van het nakomend hoofd wordt de raad gegeven: de eene hand onder de borst te leggen, een vinger in den mond te brengen, hiermee de kin op de borst te drukken en zoo het hoofd uit te halen. De raad om bij het nakomend hoofd altijd een arm te laten liggen, opdat het ostium uteri den hals van het kind niet zal omsnoeren, wordt overbodig genoemd, omdat zeer dikwijls de armen zonder eenig toedoen veel vroeger geboren worden. Over de behandeling van de armen bij het nakomend hoofd wordt verder niet gesproken. De navelstreng moet bij tweelingen na de geboorte van het eerste kind dubbel onderbonden worden. De inwendige keering mag niet eerder verricht worden, dan dat het ostium uteri geheel verstreken is; alleen bij ernstig bloedverlies maakt men eene uitzondering. De keering op één voet wordt toegelaten, als men den tweeden voet moeilijk kan bereiken. Bij uitzakking der navelstreng bij schedelligging, zal men met de hand de navelstreng terugbrengen en terughonden; bij elke andere ligging verricht men de keering. Vergelijkt men de werken van De la Marche met die van Louise Borgeois, dan ziet men, dat Louise Borgeois in kennis, de kunst van waarneming en het voordeel trekken van de natuurkrachten bij den partus ver boven De la Marche staat. Denyx Fournier, geboren te Lagny. Maïtre en Chirurgie te Parijs, stierf 23 November 1683. Behalve eenige andere werken schreef hij: L'Accoucheur méthodique. Paris 1677 in 12°. Fournier verdeelt de operatieve hulp in: 1°. de hulp verleend door de handen alleen, II0. door de handen en instrumenten zonder een nieuwen weg te banen, III0. door het maken van eenen nieuwen weg. Sub. 1° wordt de keering op de voeten besproken. \ oorop staat, dat het kind leeft, welgeschapen en met een deel zichtbaar is. Na het kind gedoopt te hebben zoekt men een voet, die teruggebracht wordt om den anderen te zoeken, waarna men het kind doet geboren worden tot aan de schouders, terwijl men zorg draagt, dat de hielen naar voren gekeerd worden. Tevens gaat men dan de armen ontwikkelen; daarna brengt men eene hand langs de borst naar de kin, waarbij men den baarmoedermond tracht te verwijden en na een doek om het kind geslagen te hebben, gaat men het uithalen. Om een in utero achtergebleven hoofd te verwijderen worden beide handen ingebracht, de baarmoedermond verwijd, de eene hand in de onderkaak geslagen en de andere hand onder het achterhoofd gelegd om de bestaande ledige ruimte aan te vullen. Daarna worden de handen tegelijk uitgehaald. Verder gaat men met behulp van de handen de afwijkende ligging van het hoofd verbeteren. Ligt tegelijk met het hoofd een arm voor, dan moet de arm teruggebracht worden. Na de geboorte van het hoofd dient men te zorgen, dat de romp zoo spoedig mogelijk geboren wordt om eene omsnoering van den hals der baarmoeder te voorkomen. Liggen de armen of beenen voor dan worden deze teruggebracht en de keering verricht. Men zal steeds op twee voeten keeren en aan beide voeten tegelijk trekken. De knieligging moet in eene voetligging veranderd worden. Bij tweelingen dient men de navelstreng dubbel te onderbinden, terwijl Fournier aanraadt om altijd het tweede kind kunstmatig — dat wil zeggen door keering — te doen geboren worden. Als instrumenten gebruikt Fournier de scherpe haak om het doode kind uit te halen, maar wil deze ook aanwenden bij het levend kind als men de verlossing tot een eind moet brengen om de moeder te redden. Verder maakt hij gebruik van tangen om het kind te verkleinen of een in utero achtergebleven hoofd bij gedeelten te verwijderen. Fournier geeft eene zeer uitvoerige beschrijving van de sectio caesarea. De huid, de subcutane vetlaag, de spieren, het peritoneum en de uteruswand worden elk afzonderlijk ingesneden en later door eenen bloedigen naad gehecht. Hij wil ook de keizersnede verrichten bij eene levende vrouw. Fournier beschrijft verder de zwangerschap als eene ziekte en spreekt van: De la maladie de la femme appellée grossesse. Onder de oorzaken voor eene moeilijke geboorte wordt ook de bekkenvernauwing genoemd: a cause de 1'estroitesse des os du passage entre 1'os Pubis et 1'os Sacrum, et particulierement lorsque la main du chirurgien ny peut pas entrer. Fournier zegt wel, dat men eene voetligging als eene natuurlijke ligging kan beschouwen en weet ook, dat zulks door sommige obstetrici gebeurt, maar rekent zelf deze ligging er niet onder. Frangois Bayle, Docteur en Médecine de 1'Académie des jeux Horaux et Professeur de Philosophie dans 1'Université de Toulouse, was een der voornaamste Physici van zijn tijd. ()p verloskundig gebied schreef hij: Histoire d'une grossesse de 25 ans. Toulouse 1678 in 12°. Paris 167!» in 12°. De schrijver treedt in zeer wijdloopige verhandelingen, die niet veel beteekenen. Aicolas de Bleyni/, Chirurgien de Paris, schreef in 1679: Histoire anatomique d un enfant, qui a demeuré vingt-cinq ans dans le ventre de la inere. Paris 1679 in 12. Het kind was versteend en met groote moeite kon men er eene mensehelijke gedaaante van maken. Purry, Chirurgien du Duc de Longueville et maitre Chirurgien de Neuf-Chatel dient genoemd te worden om zijn werk: Histoire d'un enfant monstrueux, avec figures, Jour de Blegny, ann. 1681. Amé Bourdon, Medecin de Cambray, zegt in zijn: Description anatomique, Paris 1683 in 12°. dat de urachus van een foetus hol is. Bertin Simon Dieuxivoye, Docteur Régent de la Faculté de Paris heeft de stelling verdedigd: An qua primo partu marem generant foecundiores? 1683. Pierre Dionis werd in 1673 benoemd als Démonstrateur Royal d' Anatomie et de Chirurgie du Jardin du Roi. In 1680 werd hij gekozen als eerste chirurgijn van MarieThérese d' Autriche, Reine de France. Dionis is overleden 1718. Zijne werken zijn: Histoire anatomique d'une matrice extraordinaire. Paris 1683 in 8°. L anatomie de 1'homme .... démontree au Jardin Royal. Paris 1690 in 8°, 1695 in 8°, 1705 in 8°, 1715 in 8°, 1716 in 8°, 1729 in 8°, avec les notes de De'vaux. Greneve 1696 in 8° en in 't Engelsch vertaald in 1703. Dit werk werd op bevel van den keizer in het Chineesch vertaald. Cours d'opérations de Chirurgie démontrées au Jardin Royal. Paris 1707 in 8°, 1714 in 8°, 1740 in 8° avec les notes de M. de la Faye; 1751 in 8°, 1765 in 8°, 2 vol. Bruxelles 1708. In het Duitsch vertaald door Heister met bijvoeging van zijne aanteekeningen. 1712 in 8°, 1733 in 8°. In t Engelsch en in 't Vlaamsch uitgegeven in 1710 en 17-40. Traité général des accouchements, qui instruit de tout ee qu'il faut faire pour être habile Accoucheur, Paris 1718. Bruxelles 1724 in 8° en in 't Engelsch in 1719. In 't Hollandsch vertaald als: Verhandeling van de Kraamkunde. Leiden 1735 in 8° en in 't Duitsch: Geburtsliülfe. Ausbourg 1723 in 8°. Dionis geeft geene beschrijving van het bekken, maar behandelt zeer uitvoerig de mannelijke en vrouwelijke genitaliën. De vagina wordt nog baarmoederhals genoemd en in aansluiting daarvan wordt het ostium uteri externum het ostium uteri internum genoemd. De vorm der baarmoeder wordt vergeleken bij eene peer of eene flesch met eene afplatting aan den voor- en achterkant. De baarmoeder bestaat uit één vlies en niet zooals men vroeger meende uit twee. De eigenlijke substantie der baarmoeder bestaat uit vezelen op verschillende manieren door elkaar gevlochten. Gedurende de zwangerschap neemt de wand der baarmoeder niet aan dikte toe, maar wordt naarmate van de rekking dunner. Het lichaam van het kind is kogelvormig samengevouwen en ligt met het hoofd naar boven en het gezicht naar de buik der moeder gekeerd. In de achtste of het begin \an de negende maand heeft er eene omwenteling plaats en de moeder meent vaak, dat zulks het begin der baring is. Eene latere omwenteling zou niet mogelijk zijn, omdat het kind dan te dik en de ruimte te klein is. Na deze omwenteling ligt het hoofd dicht bij de ostium uteri en het gezicht is naar achteren gekeerd, opdat het niet beleedigd zal worden. In de laatste drie dagen der zwangeischap zakt het lichaam van het kind naar benedenen ontstaat er tusschen den fundus uteri en den ribbenboog eene ledige ruimte, welke ruimte een zeker teeken is van den beginnenden partus. De vaste plaats der placenta is in den fundus uteri en door haar wordt geen invloed uitgeoefend op de ligging van het kind. De verlossingen worden verdeeld in natuurlijke en onnatuurlijke. Voor eene natuurlijke verlossing zijn noodzakelijk : de normale duur der zwangerschap moet verstreken zijn, het kind moet in schedelligging liggen, terwijl de schedel voelbaar behoort te zijn, en verder worden vereischt een kort ontsluitingstijdperk en een levend kind. De normale duur der zwangerschap is negen maanden en alle praatjes , dat na korteren of langeren tijdsduur een levend kind zou kunnen geboren worden, berusten op zelfbedrog der zwangeren of werkelijk bedrog. Op grond van onderzoekingen in cadavere ontkent Dionis het uiteenwijken der bekkenbeenderen. Zulks is ook onnoodig, omdat het vrouwelijk bekken ruimer is dan dat van den man en ruim genoeg is om het kind door te laten. Het mechanisme der baring wordt slechts zeer kort besproken. Over de samentrekkingen van het baarmoederlichaam, het middenrif en de buikspieren wordt niet gesproken, maar de opmerking wordt gemaakt, dat zij, die niet kunnen begrijpen, dat er eene voldoende ontsluiting van den baarmoedermond ontstaan kan om het kind doortocht te verleenen, niet weten, dat de baarmoeder uit vezelen is samengesteld, die wel in staat zijn het ostium uteri voldoende te rekken. Dionis schijnt aan het kind een werkzaam aandeel aan de baring toe te schrijven, als hij zegt: dat het doode kind niet door zijne spierkracht, maar alleen door zijn gewicht meehelpen kan. Daarom geeft hij den raad het doode kind steeds kunstmatig te verlossen. Geheel en al worden echter de weeën bij een dood kind ook niet op zij gezet, want hij wil door inwendige middelen en door het geven van krachtige clysteeren de werkzaamheid der weeën versterken. Bij eene natuurlijke geboorte wil hij de vochtblaas sparen en vooral niets anders gedaan hebben als liet invetten van het ostium uteri en de vagina, totdat liet hoofd het ostium uteri gepasseerd is. Dan moeten beide handen worden ingebracht, die aan weerszijden het hoofd omvatten en uithalen. Daartoe wordt het hoofd naar rechts en links bewogen, opdat de schouders dieper komen; daarna legt men de eene hand over de kin en de andere hand over het achterhoofd en trekt. Zoodra mo^elijk wordt de okselholte ingehaakt. Het hoofd van het kind is zoo geplaatst, dat het gezicht naar beneden of naar boven of naar voren of naar een van de zijden gekeerd is. De beide eerste liggingen zijn natuurlijk, en vragen geene bijzondere hulp. Ligt het gezicht voor, dan moet men het voorhoofd wegdrukken, en de schedel trachten voor te brengen. Staat het gezicht naar links of rechts gekeerd, dan moet de hand het hoofd recht draaien, waarbij men de vrouw op de andere zij legt als waarheen het gezicht gekeerd lag. Bestaat er reeds een diepe stand van het hoofd, dan moet men de schouders opzoeken en deze terugbrengen om het hoofd vrij te krijgen. De liggingsverbetering is een moeilijk werk, en als het niet gelukt, moet men op de voeten keeren en uithalen. Bij een groot hoofd verwerpt de schrijver de keering, daar het nakomend hoofd niet zou kunnen passeeren. In zulke gevallen neemt men zijne toevlucht tot scherpe haken. De voetligging is na de schedelligging de minst gevaarlijke en meestal wordt de baring spoedig tot een eind gebracht, daar de verloskundige het kind het gemakkelijkst aan de voeten uithalen kan. Komen beide voeten voor, dan haalt men het kind uit, totdat de heupen geboren zijn, terwijl men zorg draagt het gezicht naar den rug der moeder te keeren. Daarna maakt men de armen vrij. "\ ervolgens moeten de schouders geboren worden, terwijl het hoofd dan gemakkelijk volgt. Volgt het hoofd niet spoedig, dan laat men door een helper het kind omhoog houden, en brengt een of twee vingers in den mond om de kin naar beneden te trekken; met de andere hand omvat men den nek zeer dicht bij het achterhoofd, en trekt de kin verder naar beneden, terwijl een ander aan de voeten trekt. Ligt slechts één voet voor, dan trekt men aan dezen en meestal volgt spoedig de andere; mocht dat niet het geval zijn, dan gaat men den tweeden voet zoeken, terwijl het niet noodig geacht wordt aan den eersten eene lis te bevestigen. Bij stuitligging kan het kind slechts geboren worden als de baringsweg zeer ruim en het kind zeer klein is. Aangezien zulks niet vaak het geval is, wordt de raad gege\en de voeten af te halen. Staat de stuit reeds zeei laag, dan zal men de vinger in de liesplooi slaan en zoo de stuit doen geboren worden. Deze raad geeft Dionis op gezag van Mauriceau, aangezien hij zelf ge ene ondervinding van stuitliggingen schijnt te hebben. Knieliggingen moeten in voetliggingen veranderd worden. Bij eene schoudei ligging zal men den voorliggenden schouder wegduwen en als het hoofd in de nabijheid is, dan zal men trachten het hoofd die plaats te doen innemen. Gaat dat echter niet gemakkelijk, dan zal men op de voeten keeren. Hetzelfde zal men bij rugligging doen, terwijl Dionis er op wijst voorat den rug goed op zij te duwen. Ligt de borst ot de buik voor dan keert men op de voeten. De keering geschiedt op ée'n voet, doch na volbrachte keering wordt de tweede voet opgezocht. Van het voorstel van Paré om een uitgezakten arm zoo mogelijk af te snijden of het voorstel van Mauriceau 0111 den uitgezakten arm van het lichaam af te draaien wil Dionis niets weten. Hij zelt gelooft ook niet, dat Mauriceau zooiets ooit gedaan heeft. Als door het vroeg afloopen van het vruchtwater de keering niet gelukt, dan moet de hand ingebracht worden om het hoofd weg te duwen. Keering op het hootd wordt afgeraden als zijnde te moeilijk in de uitvoering. Een hydro-cephalus verandert intra partum genoeg van vorm om de geboorte mogelijk te maken. Voordat men besluit een kind te verkleinen zal men consult vragen, daar er geen minder werk is dan het stuksnijden van een kind. Eene uitgezakte navelstreng wordt met de vingertoppen teruggebracht en teruggehouden, totdat de schedel vaststaat. Men keert op de voeten als het hoofd niet op den bekkeningang ligt. Bij tweelingen tracht men na dubbele onderbinding deinavelstreng steeds zoo spoedig mogelijk het tweede kind te doen geboren worden. Fréderie Lossius vermeldt in zijne Observations de Me'decine, moeilijke verlossingen, vooral veroorzaakt dooide te groote afmetingen van de vrucht. Sylvins de la Boe, beroemd geneesheer, behandelt zeer uitvoerig de ziekten van de zwangere vrouwen en het foetus. Ook worden gevallen van moeilijke verlossingen vermeld in zijne Pratique Médecine. In 1(590 vertoonde M. Teroulde, Chirurgien de Paris, in de Academie Royale des Sciences eene vornilooze massa gevonden in het rechter ovarium van een meisje van 18 jaar, dat geleek op het hoofd van een kind en waaraan men wenkbrouwen, haar, tandvleesch, tanden, ooren enz. kon zien. Jean Mery, célebre Chirurgien de Paris, Anatomiste de 1'Académie Royale des Sciences werd 6 Januari 1645 geboren. Zijne werken op ons gebied zijn: De la maniere dont la circulation se fait dans le foetus lmmain. Mem. 1692. Pourquoi le foetus et la tortue vivent trés long-tems saus respirer? Mem. 1693. Pourquoi la respiration est ne'cessaire pour entretenir la 8 vie de 1'homme, depuis qu'il est sorti du ventre de sa mere, et même lorsqu'il il y est encore enfermé et qu'au contraire la tortue peut vivre tres long-tems sans respirer, Mem. 1693. Er ontwikkelde zich een heftige strijd tusschen Mery en zijne tijdgenooten over den bloedsomloop, die echter buiten de beschouwing van dit werk ligt. Barthelemi Saviard, Chirurgien en chef de l'Hótel-Dieu, bespreekt in den Joui'nal des Savans, 1692, eene hernia ventralis ontstaan na een sectio caesaria en in Januari 1694 een foetus ontstaan uit een tubair zwangerschap. In zijne Nouvelles Observations, door M. de Haller eximius liber genoemd, verhaalt hij, dat eene vrouw overleden is aan de heftige pijnen van de baring. De sectie leerde, dat het foetus in de buikholte lag en de vagina onder het ostium uteri externum eene opening had. Tegenover Verduc, die het bestaan van den prolapsus uteri ontkent, haalt hij eenige gevallen aan. Er was er zelfs een, die eene vrouw met prolapsus uteri voor hermaphrodiet verklaarde. Saviard heeft tal van onderzoekingen gedaan over de samenstelling van de placenta bij tweelingen. Réponse de Saviard au Journal des Savans, du 26 Novembre 1696 is verschenen naar aanleiding van eene beleediging van genoemd blad, Van Jobert Médecin de Chateau-Thierry bezitten wij : Lettre sur deux opérations Césariennes faites a une même femme. Journal des Savans 1693. De vrouw, die het onderwerp is van deze waarneming, overleefde deze twee operaties, ofschoon de tweede keer het succes niet zoo goed was als de eerste maal. PhHippe Pen was Maitre Chirurgien, ancien Prévöt et Garde des Maitres Chirurgiens jurés. Hij was langen tijd chirurgijn in het Hotel-Dieu en kreeg toen eene groote voorliefde voor de obstetrie. Door uitsluitend daarvan zijn werk te maken verwierf hij zich spoedig den naam van den bekwaamsten accoucheur te zijn. Hij stierf 10 Februari 1707. Zijne werken zijn: La pratique des accouchemens. Paris 1694 in 8°. Réponse aux observations de M. Mauriceau. Paris 1695 in 8°. Het eerste werk is het resultaat van zijne ervaring gedurende 40 jaar, in welke tijdsruimte Peu beweert 5000 obstetrische gevallen behandeld te hebben. Jammer genoeg vinden we hier nog te veel methode en te veel kunst en te weinig waarneming om te weten, wat de natuur vermag. Hij behandelt eerst de natuurlijke geboorte , waarbij geen vreemde hulp noodig is, en zooals men het gewoonvindt: permi beaucoup de peuples grossieres et rustiques. Bij de cultuurvolken wenscht men het voorkomen en liet verlichten van de geringste bezwaren met alle middelen, die we bedenken kunnen. Zoo komen we aan de inspanning \ an de natuur met onze kunst te hulp en hoewel we ons van eene goed overdachte methode bedienen om het de vrouw bij de baring gemakkelijk te maken, zoo noemen we toch die gevallen natuurlijk, die zonder al te groote moeilijkheden eenen gunstigen uitslag hebben. De invloed van het bekken op de zwangerschap en de baring wordt in algemeene trekken, maar niet in bijzonderheden behandeld. Hij ontkent het meegeven van de schaambeensverbinding gedurende den partus; in zijne verloskundige praktijk had Peu het nooit gezien Als het nut 8» van het schaambeen wordt opgegeven: de bescherming tegen uitwendig ruw geweld en al.s zijnde een steunpunt, zoolang het kind nog in utero is. Bij de baring vervult het geen rol, ja, werkt eerder belemmerend door de geboorte langer van duur en moeilijker te maken. In cadavere kan men deze verbinding slechts met de scherpste werktuigen scheiden. Geheel anders is het met de naar achteren en aan de zijden gelegen bekkenbeenderen, waarvan het os sacrum en het os coccygis altijd iets uitwijken, zonder welke plaatsverandering de geboorte van het kind onmogelijk is. De heupbeenderen verwijderen zich soms zeer ver van elkaar. In 1670 behandelde Feu voor de tweede maal eene vrouw, bij wie gedurende twee uren door een anderen accoucheur alle pogingen waren aangewend om de vrouw te verlossen. Hij vond bij het onderzoek, dat de heupbeenderen meer dan een vinger breed van het stuitbeen waren afgeweken en het duurde meer dan drie maanden, voordat deze verbinding weer voldoende stevig was. Xog twee dergelijke gevallen worden aangehaald en de schrijver zegt daarbij: „L'effort de Tos sacrum, qui s'étend en dehors, et qu'a toute extremité, se devise et s'éloigne des os des lies, est 1'action la plus forte que j'aie observe dans 1'accouchement pour ouvrir le passage de 1'enfant." De verlossing bij vrouwen met congenitale heupluxatie of afwijkingen in de wervelkolom wordt beschreven als niet moeilijker te zijn dan bij vrouwen met goed gebouwde bekkens. Hoewel Peu hierover eene zeer uitvoerige verhandeling geeft, noemt hij de verandering in de bekkenmaten niet als de oorzaak voor de belemmering tijdens den partus. Het boek is voor de chirurgijns en niet voor de vroedvrouwen geschreven, zoodat de behandeling en het verloop der natuurlijke baring niet beschreven worden en zoo ter loops worden slechts enkele dingen vermeld als: de omwenteling van het kind kort voor de geboorte, de hulp van het kind bij de baring enz. Slechts even wordt het verschil tusschen de valsche en de ware weeën opgegeven en als teeken van de naderende verlossing wordt het breken der vliezen beschouwd. Eene abnormale dikte deivliezen, te weinig vruchtwater, een dood of zwak kind kunnen oorzaken zijn voor het niet breken der vliezen en dan wordt het kind nog door de vliezen omgeven geboren. Het onderscheid tusschen koliekpijnen en ware weeën wordt als volgt opgegeven: 1. in het eerste geval is de pijn dwars door den buik gericht als gevolg van gasophooping en uitstorting van gal; 2. in het eerste geval blijft de pijn gelijkmatig in e'^n streek, in het tweede geval straalt de pijn van de nieren naar de schaamstreek uit, terwijl de baringsweg in dezelfde mate verwijd wordt, als de vrucht daalt; 3. in het eerste geval is de pijn gelijkmatig en aanhoudend zonder verlichting, in het tweede geval treedt ze bij tusschenpoozen op: dan weer sterker, dan weer zwakker; 4. in het eerste geval vindt men bij het toucheeren niet zooals in het tweede geval een kindsdeel, dat vooruitgedreven wordt of de vliezen; 5. in het eerste geval vindt men geen vochtblaas, geen vruchtwater voor het hoofd, geen indalen van het hoofd in overeenstemming met de pijn; 6. in het eerste geval is de pols klein, in het tweede geval blijft ze steeds goed. Tevens dient men zijne aandacht te wijden aan het al of niet verstreken zijn van den tijdsduur der zwangerschap en op de oorzaken van de kolieken. Ook kan een abortus optreden in aansluiting aan kolieken. Peu geeft daarom den raad, de weeën niet eerder tot haar recht te laten komen, dan dat het tijdperk van geboorte begonnen is. Hij geeft verder aan onder welke omstandigheden men eene vrouw vóór de ontsluiting van het ostium uteri mag laten loopen. Als beste ligging wordt genoemd: de rugligging te bed met matig verhoogde stuit en het hoofd op het kussen; helpsters moeten gedurende de weeën de hielen tegen de zitbeenderen aan brengen en de knieën van elkaar verwijderen. Na de weeën zal men aan de vrouw de vrijheid geven om te liggen zooals ze wil 0111 spierkrampen en al te groote vermoeidheid te voorkomen. Kort voor het breken der vliezen behoort de barende vrouw hare ligging niet meer te veranderen. Is het hoofd naar rechts of links afgeweken, dan zal men het met den vinger terugbrengen en de vrouw op de andere zij leggen. Peu noemt het breken der vliezen: „Mettre en travail, c'est a dire rompre les membranes" en raadt zulks aan: 1. als de vliezen in de schede komen en het hoofd van het kind voorligt, 2. als het kind dood is, 3. als bij eene geboorte van meer kinderen de moeder door de geboorte van het eerste kind te veel heeft geleden, 4. als bij meervoudige zwangerschap de achterblijvende vruchten hoog liggen en elkaar hinderen bij het indalen, 5. als de overige kinderen nog niet volwassen zijn (!), 6. als bloeding, stuipen, heftig braken of andere toevallen moeder en kind in levensgevaar brengen, 7. als de weeën ontbreken of zwakker worden, of geheel wegblijven. De behandeling yan de geboorte bij tweelingen wordt zeer uitvoerig besproken. Van groote waarde zijn de redenen, die gedurende de baring de prognose voor de moeder meer of minder gunstig maken. De stuit- en voetliggingen worden tot de moeilijkste verlossingen gerekend en eischen direct kunsthulp, terwijl men in dergelijke gevallen nooit de zaken aan de natuur mag overlaten. Van de heupligging wordt gezegd: de heup is voor het been, wat de schouder is voor den arm. Beide geven veel moeite bij de baring en de te verleenen hulp is dikwijls niet gemakkelijk aan te brengen. Bij heupliggingen kan de rechter of de linker lieup voorliggen en daarbij kunnen derhalve de buik en de borst naar boven, naar onderen, dwars of schuin liggen. Ligt de rechter heup voor en de buik naar boven, dan ligt het hoofd naar rechts en de voeten naar links; ligt de buik naar onderen, dan ligt het hoofd naar rechts en de voeten naar links. De handen en de armen hebben daarbij geen vaste ligging. De beenen liggen nu eens uitgestrekt, zijn dan weer in de heup- en kniegewrichten gebogen, liggen een andere keer tegen den buik opgeslagen enz. Ligt de buik naar boven, dan moet men trachten den buik naar onderen te brengen. Daartoe drukt men de billen terug, en haalt een voet af, waarbij men het bovenbeen niet mag aanvatten op gevaar van het te breken. Deze voet wordt in een doek gewikkeld, de andere voet wordt afgehaald, en beide voeten worden bij elkaar gevoegd. Terwijl de naar binnen gebrachte hand inwendig de ligging der kindsdeelen regelt, trekt uitwendig de andere hand aan de reeds geboren zijnde deelen. Liggen de beide billen boven den baarmoedermond, dan kunnen ze gemakkelijk teruggedrongen worden. Maar zeer slecht is de toestand, als beide billen of nog slimmer wordt het als een der billen diep ingedaald is. Liggen beide billen voor dan moet men onderzoeken of de baringsweg ruim genoeg is 0111 het kind in deze ligging te laten passeeren; is dat het geval, dan laat men het werk aan de natuur over, die het dan wel redden kan. Er bestaat dan het gevaar van eene ruptuur van het perineum. Is het een groot kind, of is de baringsweg nauw, wat vooral het geval is bij oudere vrouwen, dan dient men de natuur te hulp te komen, hetgeen men dikwijls zeer moeilijk zal vinden. Men tracht in de eerste plaats den stuit terug te schuiven en met de hand langs het bovenbeen gaande den kniekuil te bereiken om de voeten te vinden en die te ontwikkelen. Gelukt zulks niet, dan moet men beide handen inbrengen en de liesplooien aanhaken en de bovenbeenen tegelijk of na elkaar afhalen. Is de stuit zoo ver ingedaald, dat zulks niet gelukt, dan brengt men met behulp van een stompen haak, die aan het eind van een oog voorzien is, een koord langs de voorzijde van den buik van het kind van de eene liesplooi naar de andere en haalt het kind met deze lis en den haak uit. De moeder loopt het gevaar van een perineaal-ruptuur, het kind van een dijbeen te breken. Ligt slechts één bil voor, dan handelt men als bij de heupligging. Bij de knieligging moet men de knieën terugbrengen en de voeten afhalen. Ligt slechts één voet voor, dan zal men den anderen afhalen. „C'est la plus mêchante méthode du monde, que de vouloir tirer 1'enfant par un pied seul, quoique je 1'aie vü pratiquer a des gens qu'on 11e pouvait acuser de le faire par ignorance." Het afhalen van de twee voorliggende voeten wordt in een afzonderlijk hoofdstuk behandeld, als: „Methode pour tirer 1'enfant par les pieds." Men moet, om over elkaar gekruiste voeten te vatten, met de hand van den buik of de wervelkolom glijden langs de lies of den stuit naar het bovenbeen, en van daar naar het onderbeen en den voet, die men tot aan het ostium uteri of nog verder brengt, waar men er een strik om legt; daarna wordt deze voet in den uterus teruggeschoven om den anderen voet te zoeken. Ook de tweede voet wordt afgehaald en de extractie volgt aan beide voeten. Peu wil in elk geval de armen ontwikkelen en ze niet met het nakomend hoofd geboren laten worden. Men had namelijk de gewoonte een of beide armen opgeslagen langs het hoofd te laten liggen om te voorkomen, dat het hoofd bij het ontwikkelen van den romp werd afgescheurd. Is de baringsweg wijd, dan wordt het hoofd in geen geval tegengehouden, is de baringsweg nauw, dan is de passage voor het hoofd en een of twee armen veel moeilijker dan voor het hoofd alleen. Het hoofd alleen kan beter passeeren, omdat het rond is en zich schikt naar den weg. Peu wil altijd de armen vrijmaken en ontwikkelen om het gevaar te ontgaan, dat ze ergens blijven vasthaken of in de navelstreng verward raken. Men trekt verder aan een of beide armen, maar slechts zelden aan één voet. Men dient de voeten een voor een te ontwikkelen, maar aan beide wordt gelijk getrokken. Bestaat het gevaar, dat bij een dood kind de voeten gemakkelijk kunnen worden afgescheurd, dan worden de beide voeten in één strik gevat, en terwijl men deze met de eene hand vasthoudt, pakt men met de andere hand de beenen, die met een doek omwonden worden. Het is niet genoeg dat men aan de voeten trekt, maar men moet zorgen, dat de kin niet achter het schaambeen blijft haken. Als derhalve de teenen en de buik naar achteren gekeerd zijn, is het goed; men brengt dan toch nog de hand in om te zien of de hals ook gedraaid is en de kin naar voren gekeerd is. Is de nek naar achteren gekeerd dan moet men met een ruk den romp omdraaien; volgt het hoofd bij het aantrekken aan den romp niet, dan gaat men de hand langs den buik inbrengen en haakt den vinger in den mond en voert het hoofd in de gewenschte richting, terwijl men aan de voeten blijft trekken in eene rechte lijn. Heeft men beide handen noodig om aan het hoofd de gewenschte richting te geven, dan laat men door een helper zonder rukken aan het lichaam van het kind trekken afwisselend naar rechts en links, naar boven en beneden of zooals de operateur zulks aanwijst. Peu merkt op, dat zelfs bij eene schedelligging de verlossing voor het kind gevaarlijk kan worden. Het gevaar voor het kind kan optreden als de verlossing lang duurt, als het kind te zwak of gebrekkig ontwikkeld is. Komt een der wandbeenderen voor, zoodat de hals in de buurt van het ostium uteri een hoek vormt, dan wordt de verlossing zeer moeilijk. Eene omstrengeling van den hals door de navelstreng kan het kind doen stikken; eene uitzakking van de navelstreng, een of meer knoopen of de niet voldoende lengte der navelstreng kunnen het kind in hetzelfde gevaar brengen. Eene vroegtijdige loslating der placenta doet ook het kind sterven. Ook de moeder kan in gevaar komen door groote zwakte, stuipen of andere zaken. Boven zulke zaken verkiest de accoucheur dan ook eene abnormale ligging van het kind, waar men door keering en extractie de noodige hulp kan brengen. Ook is het niet altijd voldoende, dat het hoofd geboren is, aangezien dikwijls het overige lichaam niet volgt, daar het kind te zwak is om zich zelf te helpen of dat de schouders te breed zijn of dat de schouderbreedte in de dwarsche afmeting verloopt, of dat de romp tegengehouden wordt door een van huis uit te korte of door omstrengeling te kort geworden navelstreng. Eene algemeene zwaktetoestand van de moeder of uitputting en verslapping van den uterus kunnen ook storing geven bij de verlossing; eene andere belemmering bestaat in de beenige en kraakbeenige weerstand van het bekken of de onrekbaarheid van den baarmoedermond of in de samentrekking van den baarmoedermond direct na de geboorte van het hoofd. In deze gevallen moet men wachten tot er weeën optreden en mag men niet met geweld aan het hoofd trekken. De navelstreng vraagt haar eigen behandeling. Om het kind uit te halen gebruikt men den haakvormig gebogen wijsvinger of den stompen haak om dien in den oksel in te haken. Men kan ook met behulp van den haak lissen door den oksel leggen. Scheurt het hoofd af, dan wordt de romp behandeld even alsof het hoofd nog aanwezig was. Bij kinderen met dikke en korte halzen gebruikt Peu ook de lissen om den hals om het kind uit te halen, als alleen het hoofd geboren is. De knoop van de om den hals geslagen lis behoort in den nek te liggen en de operateur slaat de langste vingers van beide handen aan weerszijden van den hals in den strik, terwijl men een helper aan het koord laat trekken. Bij de te verleenen kunsthulp voor schedelligging onderscheidt Peu drie gevallen: het hoofd, dat teruggehou- den wordt, dat alleen vastgehouden wordt en dat ingeklemd wordt. Bij het teruggehouden hoofd is de voortgang van het hoofd belemmerd, terwijl het hoofd wel teruggebracht kan worden; bij een alleen vastgehouden hoofd echter kan het hoofd noch voor- noch achterwaarts. Het terughouden van het hoofd kan ontstaan door omstrengeling of verkorting van de navelstreng, onvoldoende ruimte van den baringsweg, of een abnormaal gevormd hoofd van het kind. Het hoofd kan te groot, vierkant, toegespitst of afgeplat zijn, monsterachtig of het kan neiging hebben op eene verkeerde manier in te dalen b.v. als een oor voorligt. Het terughouden van het hoofd wordt vaak gevolgd door het vasthouden van het hoofd. Bij het terughouden van het hoofd kan het hoofd niet ver indalen. Bij het vasthouden van het hoofd onderscheidt men verschillende graden, waarmee de pijnlijkheid aan de verlossing verbonden gelijke tred houdt. De behandeling geschiedt op drieërlei wijze: sommigen zijn zeer vermetel, handelen met wreedheid en arbeiden zonder succes; anderen ondernemen een groot werk, handelen met overleg, gaan voorzichtig te werk en arbeiden meestal met succes; weer anderen doen niets. De eersten trachten ten koste eiken prijs de voeten te bereiken en af te halen en trekken telkens weer met al hun kracht aan de voeten zonder het gewenschte resultaat te verkrijgen en zijn ten slotte verplicht alles aan de natuur over te laten. De ware weg ligt hier in het midden en men moet met overleg en geduld zijn werk verrichten. Ook Peu raadt clysteeren, aderlatingen, geneesmiddelen, inwrijvingen met olie, baden en verzachtende omslagen aan. Kan men met deze middelen zijn doel niet bereiken, dan moet men gebruik maken van den scherpen haak, waarbij men de vrouw legt in rugligging of in knieelleboogligging. Men zoekt voor den haak een goed houvast in het vaste gedeelte van het hoofd van het kind, tracht met de ingebrachte hand het hoofd af te brengen van de plaats, waar de grootste druk heerscht en trekt met een krachtigen ruk. Tot zijne verdediging zegt Peu hier: ..La fin de 1'operation du crochet est la vie de la mère et le salut eternel de 1'enfant." Voor het kind is deze handeldelwijze van belang, omdat het dan nog gedoopt kan worden. Peu geeft de voorkeur aan den haak boven alle andere uithalingswerktuigen om het kind levend te doen geboren worden. Ten einde het te kunnen doopen is Peu tegen de perforatie. Aanmerking verdient het, dat Peu de keering op de voeten geheel verwerpt voor schedelliggingen waar het hoofd teruggehouden wordt, terwijl het toch nog bewegelijk is. Na eene verhandeling over het uithalen van een achtergebleven hoofd met de hand of met instrumenten, en over de sectio caesarea behandelt Peu de aangezichtsligging. Hij vindt ze niet zoo gevaarlijk als eene schedelligging, die vast staat en niet verder kan, maar zegt, dat ze veel pijnlijker zijn door de ongelijke oppervlakte, terwijl de schedel glad is. Daardoor worden de deelen van den baringsweg in verschillende richtingen gerekt. Als oorzaken voor het optreden eener aangezichtsligging worden opgegeven: braken, hoesten, buikpijn, krampen van de moeder; verder worden nog genoemd stoornissen van het kind bij zijne omwenteling kort voor de geboorte als een val of plotselinge liggingsverandering der moeder enz. Om hulp te brengen dient men er eene schedelligging van te maken. Men legt daartoe de vingertoppen van de eene hand op de kin, de onder- en bovenkaak om het aangezicht terug te schuiven. Ligt het aangezicht niet recht, maar meer met een der zijvlakten voor, dan zet men den duim op de bovenkaak en de wijsvinger op het oor en draait het gelaat om. Viardel heeft aanbevolen bij deze operatie de vingertoppen te bedekken met een doek, doch Peu vindt, dat zulks het gevoel hindert. Intusschen heeft deze liggingsverbetering slechts kans op goed succes, als ze geschiedt gedurende of kort na het afloopen van het water. Is het aangezicht eenmaal ingedaald, dan tracht men den haak te slaan in het oor of in de bovenkaak. Peu geeft echter als zijne meening, dat bij eene aangezichtsligging de natuur zich dikwijls weet te redden, omdat de neus, de wangen en de kin zich laten vervormen en er daardoor minder kans bestaat op het vastgehouden worden van het hoofd. Slechts bij uitputting der moeder en bij een zeer nauwen baringsweg gebruikte hij daarom den haak. Bij hydrocephalus, die meestal met den dood van het kind en met rottingsprocessen gepaard gaat, raadt Peu aan den schedel op de een of andere plaats te openen om daarna het hoofd met den haak of met een om den hals gelegden strik te doen geboren worden. Het geval, dat een of beide armen in den nek liggen opgeslagen en elkaar kruisen, kan ontstaan door eene gestoorde omwenteling van het kind voor de geboorte, waaraan de moeder door eene onrustige houding schuld kan hebben. De hals wordt dan sterk door de armen gedrukt vooral tijdens eene wee. Een slechte ligging is de volgende: de hals ligt voor, de kin is op de borst ge- bogen, en de nek heeft zich vast gezet tegen het schaambeen en voor den baarmoedermond; de borst ligt naar voren gekeerd, de romp is gebogen, de onderste ledematen liggen hoog in den baarmoederbodem of zijn door hunne zwaarte naar beneden gevallen en liggen aan weerskanten van den hals. Eene wijziging van deze liggingheeft men: als de borst naar achteren gelegen is, het hoofd in den nek ligt geslagen en het aangezicht op het schaambeen rust, het overige lichaam achterover gebogen is en de onderste ledematen langs den rug naar beneden om den hals zijn geslagen. Als het kind zich in een van deze of op deze gelijkende ligging bevindt, zakken de voorliggende deelen door de weeën uit den baarmoedermond en worden zoo ver mogelijk naar buiten geperst, terwijl ze den hals knellen. Wordt nu bij de verlossing ook nog aan deze deelen getrokken, dan duurt de verlossing lang en is erg pijnlijk en moeilijk. Van zulke kinderen wordt dan ook slechts een klein percent levend geboren. De te verleenen hulp bestaat in het vrijmaken van een der beenen om die terug te brengen naar den anderen kant van den hals en ze daarna te zamen af te halen; hindert daarbij de dikte van het voorliggend deel al te veel, dan zal men trachten een stompen haak op geleide van een of twee vingers te slaan in den kniekuil van het been, dat vrij gemaakt zal worden. Terwijl dan de hand den voet van onderen naar boven tracht te schuiven, zal men met den haak zeer voorzichtig het been naar zich toe trachten te halen om het zoodoende vrij te krijgen en met het andere been te kunnen afhalen. Men moet daarbij zeer voorzichtig werken om te voorkomen, dat het been breekt. Kan de liaak gedurende de operatie niet liggen blijven of neemt ze te veel ruimte in, dan zal men den haak gebruiken om een strik om de knie te leggen, waarna men den haak voorzichtig terughaalt. Deze strik moet dan het werk van den haak verrichten. Kan men met de hand, den haak en den strik niet de noodige hulp verleenen, dan gaat men als laatste redmiddel het bovenbeen breken. Heeft men eenmaal het been en den hals vrij gemaakt, dan volgt meestal het overige lichaam gemakkelijk. De beschrijving van deze gevallen, waar de hals voorligt, is zoo beslist dat men denken zou, dat Peu meermalen dergelijke gevallen behandeld heeft. Toch is er bij hem geen enkel bepaald beschreven geval vermeld. Evenzoo is het met de gevallen waar de rug ot de buik voorliggen. Ligt de buik voor en is de baarmoedermond wijd genoeg om de hand door te laten, zoo dient men de hand in te brengen langs den buik naar de lies en langs het bovenbeen naar de enkels om een of beide voeten af te halen, om het kind daarna te doopen en te doen geboren worden. Komen een of beide handen tegelijk met den buik voor, dan dringt men de handen terug, en wel zoo dat ze niet weer uitzakken kunnen, waarna men de voeten gaat zoeken om keering te doen. Komen beide voeten tegelijk met den buik voor, zoo gaat men de voeten afhalen en maakt de armen vrij, waarna men keering doet om het kind te doen geboren worden. Al deze operaties zijn gemakkelijk te verrichten als geen omstrengeling deinavelstreng hindert. Het gebeurt soms dat met den buik een voet voorligt en men moeite heeft den anderen voet te vinden, als deze b.v. naar boven geslagen is en tot aan de enkels in de placenta is ingedrongen. Men legt dan een strik 0111 den afgehaalden voet en brengt hem terug. Daarna gaat men den anderen voet afhalen, waarna beide voeten te zamen gevoegd worden om de extractie te laten volgen. Ligt een been in eene boven het schaambeen gelegen uitbochting van de baarmoeder, dan zal men trachten voorzichtig het been daar uit te halen. Liggen de handen en voeten tegelijk met den buik voor, dan is deze ligging vooral na het afloopen van het vruchtwater zeer onaangenaam. Zoolang de vliezen nog staan tracht men het gelijktijdig indalen van de handen en voeten te voorkomen. Is het toch geschied, dan wil Peu op de volgende wijze handelen: na het kind gedoopt te hebben legt hij strikken om de voeten, die daarna teruggebracht worden. Vervolgens gaat men de handen naaiden bodem der baarmoeder brengen, terwijl de andere hand aan de strikken trekt om de voeten af te halen. Peu spreekt in het geheel niet over het voorliggen van den buik, terwijl de armen en beenen op den rug van het kind gelegen zijn, hoewel deze ligging anders bij tal van schrijvers vermeld wordt. Het kind kan ook den rug of een van de zijden al of niet met een arm of een been aanbieden. Omdat de rug meer resistentie heeft dan de buik, wordt deze ligging moeilijker geacht dan een geval, waarbij de buik voorligt. Men moet beginnen met de handen vrij te maken, die een voor een worden afgehaald en op de borst worden neergelegd. Daarna gaat men de voeten afhalen, waarop de extractie volgt. Peu schijnt nooit een dergelijk geval gezien te hebben. Bij eene schouderligging gaat men de schouder terugbrengen, opdat het hoofd voor kan komen, zoodat men 9 dan eene natuurlijke verlossing zou mogen verwachten. Van deze operatie heeft men niet veel te verwachten, als de schouder ingedaald is; dan gaat men de voeten opzoeken, wat dikwijls een zeer moeilijk werk is en waarbij de hand doof gedrukt kan worden. Peu heeft zulke gevallen behandeld. Liggen de armen voor, zoo zal men bij staande vliezen na het afloopen van het vruchtwater trachten de armen in hunne natuurlijke ligging terug te brengen. Is het water reeds afgeloopen, dan gaat men het kind doopen, de armen terugbrengen of langs de zijden van den romp leggen. Een dergelijk terugbrengen van ledematen moet geschieden gedurende de weeënpauze. Bestaat er geen hoop, dat men daarin slagen zal, dan gaat men de armen zoo ver mogelijk terugbrengen en doet de keering op de voeten. Is de geheele arm uitgezakt dan zet men zijne vingers tegen den nek en tracht den schouder terug te brengen, terwijl de andere hand langs de borst van het kind naar de lies gaat om het kind verder naar den baarmoedermond te halen, waardoor de wervelkolom gebogen wordt en de stuit bereikt kan worden. Vandaar glijdt de hand dan langs het bovenbeen naar de voeten, die afgehaald worden. Het was dus aan Peu bekend, dat men een geheel uitgezakten arm niet terugbrengen mocht en dat men door het aantrekken van de stuit naar den baarmoedermond dc voeten bereiken kon, hetgeen anders dikwijls zeer moeilijk is. Peu beschrijft een geval, waar beide armen waren uitgezakt. Hij vond de beide armen uitgezakt en een deel van den nek in den baarmoedermond gelegen. Als verklaring wordt opgegeven: dat er oorspronkelijk eene rugligging was met een naar achteren geslagen arm, aan welken laatste sterk getrokken schijnt te zijn. De armen lieten zich niet meer terugbrengen. Peu bracht de eene hand onder een oksel en vatte een strik, die met behulp van den stompen haak langs den anderen oksel voor de borst van het kind langs aangereikt werd. Een helper trok aan den lis, terwijl hij zelf eene hand inbracht en de stuit in de ricliting \ an den baarmoedermond trok. Door vereende krachten werd de wervelkolom gebogen en het gelukte hem de beenen en de voeten te bereiken, die afgehaald werden, terwijl de armen weer in de baarmoeder verdwenen. In het tweede boek § -1 geeft Peu zijne meening over de keering op het hoofd. In het belang van moeder en kind moet de keering op het hoofd geschieden als men geen haast heeft, als de vliezen nog staan of het vruchtwater kort geleden atgeloopen is , en de voorliggende deelen niet te ver zijn ingedaald. Deze keering dient te geschieden in een weeën-pauze. Heeft men eenmaal de liggingsverbetering tot stand gebracht, dan kan men naar welgevallen eerst het hoofd of de voeten laten indalen. A eel te uitvoerig behandelt Peu de omstrengeling der navelstreng, die de oorzaak zou zijn voor alle denkbare abnormale liggingen. Hij geeft daarvan niet minder dan 14 teekeningen. De bedoeling schijnt te zijn door deze teekeningen een overzicht van de abnormale liggingen te geven. Verder vindt men de afbeeldingen van den scherpen en stompen haak en eenige pessaria. Ook de monsters zijn door hem behandeld. Een zeer interessant geval behandelde Peu den '24sten "Augustus 1(574. \ an een monster met twee hoofden, was het eene ingedaald. Twee vroedvrouwen hadden te vergeefs getracht het kind te doen geboren worden, toen de hulp 9* van Pen werd ingeroepen. Peu bracht het hoofd terug en vond daarbij het tweede hoofd, terwijl er slechts één romp doch twee halzen waren. De ingebrachte hand ging langs den romp naar de stuit, waar de hielen gevat en in de nabijheid van den baarmoedermond gebracht werden. Toen legde hij een strik boven de enkels en haalde het been af. Daarop volgde de extractie van den romp tot aan de okselholte en werden de armen ontwikkeld. Het eene hoofd werd toen uitgehaald en daarna het andere. Peu deed zelf de sectie en geeft eene uitvoerige beschrijving van dit merkwaardig geval. De placenta wordt na de geboorte van het kind beschouwd als een overbodig lichaam, dat tot een vreemd lichaam overgaat, hoe kort ze ook in de baarmoeder blijft. Ze dient dan ook zoo spoedig mogelijk en in haar geheel verwijderd te worden om ernstige gevolgen te voorkomen. De schuld daarvan berust niet alleen op de placenta, maar ook op de vliezen. Peu tracht daarom altijd de nagegeboorte zoo spoedig mogelijk te verwijderen, onverschillig welke de redenen zijn, dat ze niet spontaan volgt. Verder wordt de loslating der placenta voor de geboorte met heftige bloeding besproken, terwijl het eenige redmiddel is: zoo spoedig mogelijk met kusthulp de vrouw te verlossen en de moederkoek te verwijderen. Peu verkeert evenals zijne tijdgenoten in de meening, dat de placenta altijd aan den fundus uteri bevestigd is, en dat als vóór het breken der vliezen het ostuim uteri geheel of gedeeltelijk door de moederkoek bedekt wordt, deze zich van den bodem der baarmoeder heeft losgelaten en naar beneden is gevallen. Wordt het gelieele ostuim uteri dooide placenta bedekt, clan is het geval niet zoo ernstig, als het hoofd voorligt en de verlossing vlug van stapel loopt, aangezien door den druk van het hoofd de bloeding beperkt wordt. Wordt het ostium uteri slechts voor een gedeelte door de placenta bedekt, dan loopen moeder en kind meer gevaar, doch de verlossing is korter van duur. Mauriceau nam met weerzin kennis, van hetgeen Peu zei over het door hem uitgedachte instrument om het hoofd uit te halen en antwoordde daarop in een van zijne werken. Hij ging zelfs de grenzen der beleefdheid te buiten en beschuldigde Peu de meeste zijner waarnemingen vervalscht te hebben. Op deze beleediging schreef Peu zijn: Réponse aux observations de M. Mauriceau Paris 1695 in 8°, waarmede de meeste collega's hunne instemming betuigden. In dezen tijd verscheen van Siinon, Maitre en Chirurgie de Paris: Factum ou Lettre a M. Peu, sur la falsification d'un fait, qui se trouve a la fin du premier livre de sa pratique des accouchements. Paris. 1695 in 4°. Jean Cordelle, Docteur-Régent de la Faculté de Paris heeft in 1696 de volgende stelling verdedigd: Dantur-ne certa virginitatis signa? Daniël Tauvri, in 1669 te Lava! geboren, volgde de lessen van Duverney voor de anatomie. De meeste van zijne werken handelen over de letteren en de philosophie, in welke vakken hij eerst studeerde. Voor ons van belang zijn: Nouvelle anatomie raisonnée. Paris 1690 in 12°. 1693 in 12°. 1698 in 12°. 1721 in 8°. De la géneration et de la nourriture du foetus, Paris 17CX) in 12°. Hij levert niet veel nieuws en slechts weinig origineels in zijne werken, maar heeft slechts de eer eene duidelijke voorstelling van de zaken te geven. In zijne verhandeling over het foetus toont hij zich meer als redenaar dan als anatoom. Hij ontkent, dat het bloed van de moeder direct in de placenta van het kind overgaat; hij spreekt van bevruchte eieren in de buikholte gevonden en vermoedt het bestaan van de allantois. Het foetus wordt gevoed door de vena umbilicalis. Met M. Duverney verdedigt hij de meening, dat bij het foetus het bloed stroomde van het rechter oor in het linker en niet van linker oor in het rechter. OVERZICHT. Met den grooten lust tot studie en onderzoek zag men in de zestiende en zeventiende eeuw de verloskunde even als de andere vakken eene groote verandering ondergaan. Ambroise Pare' en zijn leerling Guillemeau schreven op verloskundig gebied werken van beteekenis en verwierven zich daardoor een onsterfelijken naam. Frankrijk was de andere landen ver vooruit en kon reeds tal van mannelijke verloskundigen van goeden naam aanwijzen, terwijl elders de obstetrie nog uitsluitend door vrouwen werd uitgeoefend. Anna van Oostenrijk en Maria Theresia lieten zich bij voorkomende gelegenheden uitsluitend door vroedvrouwen bedienen, terwijl in Frankrijk vele mannelijke verloskundigen als Bonamy, Fran