= ONDERZOEK NAAR DEN —= DUUR DER EENVOUDIGE PSYCHISCHE PROCESSEN v. n. BIJ DE PSYCHOSEN. ONDERZOEK NAAR DEN DUUR DER EENVOUDIGE PSYCHISCHE PROCESSEN v.n. BIJ DE PSYCHOSEN. ACADEMISCH PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE GENEESKUNDE AAN DE UNIVERSITEIT VAN A/ASTERDAM, OF GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS I. J. DE BUSSY, HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER GODGELEERDHEID, IN HET OPENBAAR TE VERDEDIGEN IN DE AULA DER UNIVERSITEIT OF MAANDAG 17 AFRIL 1905, DES NAMIDDAGS TE 4 UUR DOOR D. A. VAN LONDEN, ===== = GEBOREN TEVARIK. — AMSTERDAM — J. H. de BUSSY — 1905. ÉXan mijne ©m/eix Jioogleeraren, Lectoren en Privaatdocenten der Utrechtsche Universiteit, wier lessen ik heb gevolgd en wier steun my zoo zeer ten goede gekomen is, betuig ik by myn afscheid van de 'Universiteit mynen hartelyken dank. Tevens grijp ik gaarne ook deze gelegenheid aan, om aan myn gevoel van erkentelijkheid uitdrukking te geven voor al wat ik van U, .'Hoogleer ar en der Jlmsterdamsche Universiteit mocht leeren. By zonderen dank breng ik hier aan mynen vroegeren Leermeester Prof. Dr. Th. zieken, zoowel voor den steun by het vervaardigen van dit proefschrift ondervonden, als voor de wyze ivaarop hij my, terwyl ik in zijne Kliniek werkzaam was, in de ^Neurologie en Psychiatrie inwijdde. an Prof. Sr. 6. Winkler, myn promotor, ben ik eveneens veel verschuldigd; ook zal ik den tijd icaarin ik het voorrecht had, als zjn assistent in Kliniek en flaboratorium, onder zijne leiding werkzaam te zyn, steeds in dankbare herinnering houden. INHOUD. Bladz. Inleiding 1 HOOFDSTUK I. Litteratuur Overzicht: «. Normale menschen onder normale condities 11 h. Invloed van eenige medicamenten op den duur van den acustischen reactietijd bij normale menschen .... 32 c. Bij krankzinnigen 35 HOOFDSTUK II. Eenige instrumenten vroeger in gebruik bij de experimenteele psychologie ter bepaling van reactietijden 45 HOOFDSTUK III. Methodiek van het eigen onderzoek 52 a. Experiment in eene kamer 53 b. » „ twee kamers 54 HOOFDSTUK IV. Experimenten: a. Bepaling van reactietijden bij normalen 105 b. „ „ den reactietijd bij: A. Melancholie 111 B. Manie 6'. Eknoia en Affektschonimelingen 127 D. Paranoia 131 E. Dementia hebephrenica 147 F- „ paralytica 152 G- ,, senilis 164 H. „ epileptica 167 I. Hysterie 185 K. Neurasthenie 192 HOOFDSTUK V. Bladz. I. Resultaten verkregen bij normalen 197 II. „ „ ,, krankzinnigen: a. Melancholie 207 b. Manie 210 c. Eknoia 212 d. Paranoia 213 e. Hebephrenie 215 ƒ. Dementia paralytica 210 tj, „ senilis 218 //. Epilepsie 219 i. Hysterie 224 k. Neurasthenie 226 HOOFDSTUK YI. Invloed van de verschillende psychopathische toestanden op den duur van den eenvoudigen reactietijd 227 Invloed van de medicamenten op den duur der reacties . . 231 Invloed van hvdropathische proceduren op den duur der reacties 232 Invloed van geruischen op den duur der reacties 234 Invloed van liet interval op den duur der reacties .... 235 Besluit 235 INLEIDING. Zal het psychologisch experiment voor de bestudeering der psycho-pathologie zijn wat zij is geweest en nog is, voor de psychologie van den normalen mensch, dan is het echter noodzakelijk, dat eerst voor den laatsten niet alleen de algemeene wetten, maar ook de bijzondere psychische eigenschappen de zoogenaamde „Individual-psychologie" moet vastgesteld zijn. Kenmerkend voor de experimenteele psychologie is, dat zij juist omgekeerd te werk gaat als de oude psychologie, meer bekend onder den naam van speculatieve psychologie. De eerste gaat uit van elementaire psychische processen, terwijl de laatste van de meer samengestelde tot de meer eenvoudige psychische functies tracht af te dalen. Dat de experimenteele psychologie als zoodanig niet een ondergeschikte plaats inneemt, maar zelfs hier en daar haar oudere concurrente heeft overvleugeld, is voor den medicus een verblijdend teeken. Twee redenen kunnen daarvoor genoemd worden, waarvan de eene meer van algemeen wetenschappelijk belang is, omdat ze aan metaphysische bespiegelingen der oude psychologie een einde maakt, en 't experiment daarvoor in de plaats stelt; de andere daarenboven het menschdom tot heil kan zijn, daar toch de medici 't meest met de psychische afwijkingen in aanraking komen en de resultaten verkregen bij normalen, ten gunste van hun patiënten kunnen aanwenden. Het recht, waarop de experimenteele psychologie steunt om zich bij 't bestudeeren der psycho-pathologie een plaats te verzekeren, is nog weinig betwist; — hier en daar heeft men ten onrechte haar in twijfel getrokken. — Steunend op haar resultaten uit de onderzoekingen bij den normalen mensch, zou dit haar recht, om ook bij de psycho-pathologie mede te spreken, rechtvaardigen. Toch is dit niet de eenige reden. Dankbaar voor hetgeen Schreuder van der Kolk, Winkler en Ziehen in Nederland, Kraepelin, Wernicke, Binswanger en Ziehen in Duitschland, Kraft Ebing in Oostenrijk, Pinel, Dagonet in Frankrijk enz., hebben gedaan, mannen, waaraan de opkomst der Psychiatrie geheel te danken is, valt er bij 't bestudeeren der leerboeken geen eenheid op te merken, wat de indeeling der verschillende psychosen betreft, en kan men zeker zijn, dat een nieuw aangekondigd leerboek nieuwe systematiek brengt. Dit verschijnsel kan ons niet verwonderen, als we weten, dat de grondslag, waarop de meeste indeelingen berusten, een wankelenden bodem bezit. Zoolang men deze begrippen dan ook niet nauwkeurig heeft omschreven en er eenheid is gekomen in de indeeling door verschillende autoren gegeven, zullen de vooruitzichten steeds te wenschen overlaten. Zoowel atavisme, degeneratie, erfelijke belasting, infectie, begrippen, waarop de meeste indeelingen berusten, zijn geen absolute grootheden. Zoo verstaan we onder atavisme, waaraan men nog eenige onderdeelen kan toevoegen, een terugslag van eigenschappen, die bij lager in de reeks geplaatste wezens gevonden worden. Het is bekend, dat zelfs de anatomen, die het menschelijk lichaam in zijn geheel kunnen bestudeeren, het op vele punten niet eens kunnen worden, en het zal dus wel in de meeste gevallen voor den psychiater een raadsel blijven. Niet beter gesteld is het met de degeneratie. Sedert de "V ries de mogelijkheid heeft bewezen, dat nieuwe eigenschappen zich plotseling kunnen ontwikkelen, zal men steeds moeten hinken op twee gedachten, of een bepaalde karaktertrek berust op ontaarding, of dat men te doen heeft met een toevallige verandering in de kiembaan. In nog sterker mate komt de bovenvermelde meening tot klaarheid, als we nagaan, welke rol de erfelijke belasting en de infectie in de psychiatrie speelt, en hoe de verschillende autoren daarover oordeelen. Het gaat niet aan hier alle resultaten der klinici mede te deelen, omtrent den rol, die de erfelijke belasting bij de verschillende psychosen speelt; het ontbreekt hier niet aan gegevens. Koch kon onder 7758 krankzinnigen slechts 35,8 % erfelijke belasting constateeren. Hagen 2) kwam tot nog een lager percentage. Binswanger 3) vindt daarentegen bij zijn zieken 60% erfelijk belasten. Dergelijke getallen komen overeen met hetgeen men voor volkomen gezonde personen heeft gevonden. Verdeelt men de krankzinnigen groepsgewijze, dan varieeren de % voor Melancholie tusschen 31,5 Dejerine4) en SOZiehen 5), voor Manie tusschen 28 en 75 *). We kunnen hier met deze \oorbeelden volstaan; zij zijn meer dan voldoende om hetgeen we beweren, te bewijzen. Niet anders is 't met de infectie en autointoxicatie gesteld, als oorzaak voor het ontstaan der psychose. Nemen we hier slechts uit de groote massa de Hebephrenie. Vooi sommigen berust deze op een autointoxicatie van het organisme, anderen meenen hiervoor geen gegevens te hebben, beioepen zich op hun onderzoek en vinden daarbij steeds een zware erfelijke belasting. Ziehen 6) vindt zelfs in 80 % van zijn gevallen erfelijke belasting. i*r schijnen dus niet weinig redenen voor te bestaan, om langs andere wegen tot eene betere oplossing te komen, en moet misschien aan het, vooral in den laatsten tijd op den voorgrond getreden, streven, om meer als tot nu toe gedaan werd, de symptomatologie ') te bestudeeren, een groote toekomst toegekend worden. Het is opmerkelijk, dat juist de psychiatrie Koch, Die psychopathischen Minderwerthigkeiten. -) Hagen, Statistische Untersuchungen über Geisteskranke. ®) Binswanger, Ueber die Beziehung des moralischen Irresein zu der erblichen degenerativen Geistesstörung. '') Hahnle, Der heutige Stand der Erblichkeitsfrage 1894 Heft 19. 5) Ziehen, Leerboek blz. 354. 6) Ziehen, Leerboek blz. 700. 7) Heilbhonner. Inauguratie, Utrecht. den omgekeerden weg moest volgen dan tot nog toe de andere medische wetenschappen. Bij deze bleek men in de symptomatologie verward te zijn geweest en het is misschien daaraan te wijten, dat de vooruitgang in den beginne zoo langzaam ging. En eerst, toen men de anatomie en de pathologische anatomie begon te bestudeeren, kwam men tot beter inzicht. Deze afwijkende houding wordt misschien minder vreemd, als we bedenken, dat we naast de organische met psychische processen te doen hebben. Naast een pathologische anatomie bestaat een psycho-pathologie, waarvan men de overeenstemmende factoren tot nog toe niet heeft kunnen verklaren, maar waarvan het zeker is, dat de laatste zich uitdrukt door abnormale psychische uitingen. Ook deze te bestudeeren is het doel van de experimenteele psychologie in haar gelieelen omvang. De experimenteele psychologie wil daarom niet de plaats betwisten, die de anatomie toekomt, en zij erkent het groote nut en de verdiensten der pathologische anatomie en phvsiologie, waardoor de neurologie en psychiatrie hun opkomst te danken hebben, maar zij streeft er alleen naar en terecht, om een plaats bij 't psychiatrisch onderzoek machtig te worden, van waaruit zij zich kan ontwikkelen. Ten onrechte wordt haar het recht om zich in de psychiatrie in te voeren door haar tegenstanders betwist; meestal is dit echter uit onbekendheid met een wetenschap, wier optreden al te bescheiden is. Het doel toch, dat zich de experimenteele psychologie voorloopig bij het beoefenen der psychiatrie voor oogen stelt, en waarvan dit onderzoek geen duimbreed wil afwijken, is, door haar veelvuldig onderzoek, een dieper inzicht in het wezen deiziekte te krijgen. Zij ontleent het experiment geheel aan de normale psychologie en ziet zoodanige voorwaarden te verkrijgen, waardoor't onderzoek de grootst mogelijke eenvoud aanneemt. Aan dit eenvoudig proces worden langzamerhand gecompliceerder processen toegevoegd. De eindresultaten moeten de ingewikkelde psychische processen zijn; de uitgangspunten van de speculatieve psychologie. Het is de verdienste van Prof. Buccola, Kraepelin, Sommer en Ziehen, de experimenteele psychologie met de psychiatrie in verband te hebben gebracht. De indeeling van Ziehen berust dan ook op de resultaten, verkregen dooi 't psychologisch experiment. Het was dan ook op diens aansporen, dat ik mij heb toegelegd, om de resultaten bij normalen verkregen, te vergelijken met die, welke bij hallucinanten verkregen zouden worden. Echter bleek het al spoedig, dat een volledig psychologisch onderzoek, dat zoowel de gewaarwordingen als voorstellingen, herinneringsbeelden, associaties enz., een veel te omvangrijk werk was en dit van één persoon jaren zou vergen. Een ander bezwaar was, dat de eenvoudigste psychische processen bij krankzinnigen nog zoo sporadisch onderzocht waren, en dat deze onderzoekingen hadden plaats gehad, in den tijd, dat nog zoovele fouten 't experiment aankleefden, zoodat ik mij tot het meest eenvoudige moest bepalen; daarenboven liet de techniek bij krankzinnigen nog veel te wenschen over. Het blijkt, dat zelfs dan, wanneer men zich hiertoe bepaalt, de berekening zeer veel tijd eischt. Het zou gemakkelijk zijn geweest, de berekeningen geheel aan een ander over te laten. Dit zou echter een principieele fout geweest zijn, daar op deze wijze zonder controle op de berekening uit te oefenen, allicht veel van de nauwkeurigheid zou verloren gegaan zijn; de psychologie zou hiermede dan allicht heel weinig gediend zijn. Ik bepaalde mij dus alleen tot do eenvoudigste psychische processen, en wilde in 't bijzonder nagaan den tijd, noodig voor verschillende patiënten, om op een acustischen prikkel een beweging uit te voeren. Dezen tijd, sedert Exner reactietijd genoemd, en door Lange verdeeld in sensorische en musculaire, bepaalde ik op de volgende wijze: Als acustische prikkel diende het geruisch, dat ontstaat, als de contacten van den reactie-sleutel plotseling tegen elkander geslagen worden; als reageerende beweging moest de reagent (patiënt) zijn vinger van een gesloten reactiesleutel verwijderen. De eerste sleutel, die door den experimentator bediend wordt, sloot, op 't moment dat de prikkel ontstond, den stroom; de patiënt opende, door 't verwijderen van zijn vinger van den reactiesleutel, den stroom weer. De tijd, verloopen tusschen het sluiten en openen van den stroom, werd door den Hipp'schen chronoskop in duizendste deelen van een secunde (= 130 120 8 -o 131 as 136 127 Duur der || 46' | 59' | 167/ 87' 111' proeven. || | i Bij K. bemerkt men een uitzondering op den algemeenen regel; dit moet wellicht daarin gezocht worden, dat K. dien dag reeds proeven met aether had verricht. De werking van coffein houdt over 't algemeen wat langer aan, maar vertoont overigens de zeilde uitwerkingen. Proeven met Paraldehyd. Na het gebruik van paraldehyd (2 —5 gr.) wordt de reactietijd eerst bij eenige personen eenigszins verkort, daarna spoedig verlengd. Deze verlenging is echter niet van langen duur. Bij personen die neiging hebben tot vroegtijdige reactie, wordt deze meer. Zoo vindt men bij een persoon normaal geen, bij 2 gr. twee, bij 5 gr. veertien te vroege reacties, terwijl bij 2 personen deze dosis geen invloed heeft. Nam men in plaats van ineens, de 5 gram in refracta dosi, dan ziet men: 18. II. 84. Normaal. 9h50 J 9h54 | 10b j 10^ 7' 1 10h 13' I 10h 26' 188 208 175 174 189 198 192 219 215!214| 214 190 Op de onderstreepte tijden werd telkens 1 gr. gebruikt. Proeven met chloralhydraat. Hierover hebben Cervello en Coppola veel gewerkt. De werking kwam in hoofdzaak overeen met paraldehyd, duurde echter wat langer. Subjectief werd hierbij de verlenging niet opgemerkt, zelfs meent een der reagenten, dat na 't gebruik van 0,5 gr. de reactie sneller tot stand kwam. Kraepelin, die zelf na het gebruik van 2 gr. experimenteerde, zag zeer weinig verandering in den duur; de geringe verlenging die optreedt, begint zeer spoedig. In navolging van Wundt kan men de door Kraepelin onderzochte stoffen in 4 groepen onderscheiden: lste die eerst de tijden kleiner maken en daarna verlengen, (Alkohol + paraldehyd, morphine); 2de die de omgekeerde werking hebben (kleine dosis aether, chloroform en amylnitryt); 3de waarbij de tijden alleen grooter worden (groote dosis alcohol, aether, chloroform en chloralhydraat); en 4do die uitsluitend een kleiner worden van de tijden tengevolge hebben (thee, koffie). c. By krankzinnigen. W. von Tschisch 2) behoorde tot de eersten, die de experimenteele psychologie in de psychiatrische kliniek toepastten, en ofschoon hij altijd in gebreke is gebleven zijne aangekondigde onderzoekingen te publiceeren, geven we hier weer wat hij daaromtrent in zijne korte mededeeling zegt. Hij onderzocht een lijder aan dementia paralytica en een para- ') Zie, Psychol. Arbeiten. 2) Von Tschisch. Neurol. Centralblatt 1885. noiicus (P), beiden in een toestand van beginnende dementie. Dan nog deed hij onderzoekingen met een maniacus (M.), die hij gedurende 8 mnd. in het exaltatie stadium, later in het stadium van reactieve uitputting onderzocht. De Hipp'sche chronoskop registreerde den tijd, terwijl de acustische prikkel ontstond door den val van een kogel van een hoogte respectievelijk 57.5 en 3.5 cM. op een harde onderlaag. Patiënten D. P. P. M. Sterk geruisch.. i 0.08 150 0.12 ' 150 ! 0.07 150 Zwak geruisch.. j 0.10 150 0.12 150 0.11 150 aM n aM n aM n aM = arithm. gemiddelde; n = aantal proeven. Yan te voren waren de patiënten gedurende eenigen tijd geoefend. Hij meent dan ook, dat de eenvoudige reactietijd geen verandering ondergaat, maar dat het onderscheid der getallen aan individueele eigenaardigheden moet toegeschreven worden. Walitzkaja j) onderzocht 7 krankzinnigen, daarna nog 5 gezonden. Hij meende dat vooral de leiding van het experiment grooten invloed zou hebben. Bepaald werd de acustische reactietijd, zoowel voor zwakken als sterken prikkel, gereageerd werd met linker- en rechterhand. De onderstaande tabel geeft het arithm. gemiddelde aan verkregen bij gezonden, nadat met overleg van den reagent de twijfelachtige waarden geschrapt waren; bij de krankzinnigen werden na goeddunken van den experimentator sommige getallen verwaarloosd. J) Walitzkaja. Algem. Zeitschrift für Psychiatrie Bd. 46. a. Gezonden. Rechts. Links. : Rechts. Links. Geruisch. i sterk. zwak. Personen. N. N. I 168 170 | 206 194 W. W. j 180 173 I 191 201 K. Z. 186 182 204 205 E. B. 169 172 202 207 M. M. 179 184 ji 195 198 b. Krankzinnigen. { N. S. i| 180 186 i 208 190 G. S. j 194 201 : 225 228 J. W. remissie 180 179 ; 229 219 maniac. stad. jj 176 181 216 221 N. N. 168 | 179 j 206 209 A. G. 208 192 245 257 M. D. j 231 - |j 446 M. S. 286 I 308 Ü 369 491 A. G., M. D. en M. S. waren lijdend aan Dem. paral, primit.; G. S. aan Dem. paral.; N. M. aan Paral, progress. maniac.; J. W. aan Paralysis progressiva, terwijl N. S. Paranoia hallucinatovia acuta had. Büccola, de helaas te vroeg ontslapen Italiaansche psycholoog geeft in zijn werk „La legge del tempo nei fenomeni del pensiero" het resultaat van zijn onderzoekingen over den reactietijd bij krankzinnigen. In de tabellen geeft hij achtereenvolgens uit zijn series, het gemiddelde, de grootste, de kleinste en 't verschil van de grootste en kleinste waarde, aan. Deze zijn voor 4 Imbecillen: j Media. Minima. Massima. Differenza. B. A 0.282 0.449 0.165 0.284 R. Y 0.403 0.567 0.248 0.319 C. N 0.418 0.630 0.237 0.408 S. V 0.479 0.598 0.321 0.277 Voor 4 Idioten: P. A 0.557 0 823 | 0.313 | 510 P. M 0.637 1.588 I 0.268 1 1.320 B. G 0.672 0.993 i 0.376 0.617 R. R 0.489 1.185 ! 0 295 0.890 Kenmerkend voor Imbecillen en Idioten is, dat 't gemiddelde zeer hoog is, eveneens het verschil tusschen massima en minima. Dan onderzoekt hij gevallen van dementie; voor het eerste geval, dat hij onderzocht, één paralyticus, vindt hij een Media j Massima Minima 1 Differenza 0.189 | 0.340 0.109 j 0.231 Een ander geval is een vrouw met dementie met aanvallen van exaltatie en intelligentiedefect. De getallen hiervan zijn niet overgenomen, wijl ze zoo sterk uiteenloopen. Ook hier is 't gemiddelde zeer hoog en de vergrooting is proportioneel aan 't defect. Ook 't verschil tusschen massima en minima is zeer groot en 't minimum nog grooter dan bij gezonden. Bij deze gevallen voegt hij nog een reeks andere, die deze conclusies bevestigen. Naam. Media. Massima. Minima. Differenza. G.F 0.159 0.318 0.114 0.204 M.M 0.189 0.340 0.109 0.231 B. A 0.211 0.396 0.135 0.261 D.M 0.240 426 0.162 0.264 A.P 0.389 887 0.193 0.694 C. C 0.506 1.095 0.339 0.756 I.A 0.566 1.690 0.274 1.416 Z.E 0.958 1.342 0.347 0.995 De derde groep zijn vormen van Exaltatie. Het blijkt, dat het vooral gevallen van Manie zijn. Zijn conclusies zijn de volgende: De reactietijden komen ongeveer overeen met de reactietijden van een normaal mensch, maar de oscillatie's van massima en minima zijn zeer groot en dit is afhankelijk van de oplettendheid. Vierde groep. Melancholische toestanden. Hiervan onderzocht hij 4 gevallen, waarvan vooral één geval zeer belangrijk is, want hij onderzocht dit eerst gedurende de ziekte, daarna na de genezing. Na de genezing was 't media, 't massima en 't minima, en 't verschil tusschen massima en minima, minder groot, dan gedurende de melancholie. Vijfde groep. Deze bevat 4 gevallen van Paranoia chronica of acuta. De resultaten zijn zoo uiteenloopend, dat er weinig van te zeggen valt. Hij beweert dat 't gemiddelde en 't minimum bijzonder groot zijn. Zesde groep. Dit waren vier gevallen van Epilepsie, waarvan een zonder psychische stoornissen. In het laatste geval zijn de getallen vrij normaal. In de andere gevallen vindt men 't zelfde, als bij Dementie. Hij had gelegenheid een geval te onderzoeken, waarbij de patiënt in een droomtoestand, na een epileptischen aanval, verkeerde, hierbij vond hij een verhooging van het gemiddelde van 37 o-, van het massima 77 wat op een aangebrachte wijzerplaat is af te lezen. Een tweede wijzer is aangebracht, die eveneens langs een in 100 gelijke deelen verdeelden wijzerplaat loopt. Loopt de eerste éénmaal rond (yi0 sec.) dan beweegt de tweede wijzer Vioo deel van den wijzerplaat. Deze volbrengt dus een ronddraaiing in 10 sec. Een anker is nu aangebracht, dat, zoolang de stroom door een electromagneet gaat en dit anker aantrekt, een hefboombeweging maakt, waardoor de wijzers stilstaan; wordt 't anker daarentegen losgelaten, bij 't verbreken van den stroom, dan wordt de wijzer in het hoofduurwerk ingekoppeld en loopt mede. Om nu den physiologischen tijd van een gehoorsindruk te bepalen, diende het volgende experiment. Terwijl een kogel op een harde onderlaag viel, veroorzaakte hij een geruisch (gehoorsindruk), en werd tegelijk de stroom geopend. De reagent drukte vervolgens, zoo gauw hij het geruisch hoorde, op den knop van een Morsesleutel, waardoor 't contact verbroken werd en de stroom weer doorging. De tijd, gedurende welke de stroom geopend is geweest, kon van den chronoskop afgelezen worden. Donders en de Jaager1) maakten bij hunne proeven ter bepaling van den tijd om geluidsindrukken waar te nemen, gebruik van den phonautograph, die in zijn verbeterden vorm daartoe zeer geschikt was. Als prikkel diende een toegeroepen woord, de reageerende beweging bestond eveneens in het uitspreken van een woord. De phonautograph heeft den vorm van een paraboloid. De afgeronde top wordt door een sterk gespannen vlies afgesloten, dat door het uitspreken van een woord in trilling kan worden gebracht. Deze trillingen worden door hefboompjes op een roteerende beroette trommel overgebracht. Deze trommel wordt ') De Jaager, Dissertatie, Utrecht. door een uurwerk gedreven. Als tijdmeter diende een stemvork, die op een bepaald aantal trillingen per seconde was afgestemd. Deze trillingen werden eveneens op de draaiende trommel aangegeven. Nu plaatsten twee personen zich voor den phonautograph. Sprak A een woord uit, dan moest B dat zoo gauw mogelijk nazeggen. Zoowel door 't spreken van A als van B geraakte het gespannen vlies van den phonautograph in trilling, en werden deze trillingen op de beroette trommel overgebracht. Men had nu slechts te tellen hoeveel trillingen van den stemvork tusschen de golvingen door A en B veroorzaakt, gelegen waren. Donders !) gaf later nog eene andere methode aan om afwisselend den physiologischen tijd voor een gezichts-, gevoels- en gehoorsindruk te bepalen. Een electrische vonk sprong van een schrijfstift op de draaiende trommel over. Het oogenblik van het ontstaan van den prikkel werd doordat de overspringende vonk het beroette papier verkleurde, aangegeven. Hij wist het zoo in te richten, dat het overspringen van de vonk naar willekeur van den experimentator slechts gezien, gevoeld of gehoord werd. De reagent had slechts een houten staafje weg te slaan, om het oogenblik der reactie aan te geven. De tijd, die tusschen beide verloopen was, liet zich nu zeer gemakkelijk aflezen. In 1868 publiceerde Donders nog twee werktuigen „tot bepaling van den tijd voor psychische processen benoodigd". De noematachograaf bestaat uit een cylinder, en komt veel overeen met den phonautograaf. Op den cylinder wordt naast den tijd, het oogenblik aangegeven, waarop een prikkel inwerkt, en het oogenblik, waarop het teeken van de gewaarwording gegeven wordt. Verschillende prikkels kunnen worden aangewend, een geluid, hetzij van een veer, die door eene naast den cylinder uitstekende stift wordt aangeslagen, hetzij van een stemvork, op bijzondere wijze plotseling in trilling gebracht, !) Donders. Onderzoekingen, gedaan i. h- physiol. labor. der Utr. Hoogeschool. R. II, bldz. 92. en deze trillingen onmiddellijk registreerende, hetzij van een menschelijke stem of eenig ander geluid, geregistreerd door een phonautograaf. Op den prikkel kan men met verschillende signalen reageeren, b. v. door drukking op een sleutel, waarbij een electromagneet eene stift in beweging brengt; door het aanslaan van een stemvork, of zooals voor sommige proeven noodzakelijk is, het zijdelings wegslaan van een horizontaal stuk, verbonden met een verticaal houten staafje, aan welks bovenste deel een horizontaal veertje verbonden is dat op den cylinder iedere afwijking aangeeft. Met dit toestel kan men bepalen: Den physiologischen tijd bij indrukken op 't oog, oor en de geheele hand. Verder kan men daarmede nagaan, hoeveel tijd er noodig is, om een dilemma te beslissen, en in verband daarmede een signaal te geven, en kan de vereischte tijd worden bepaald om uit meer dan 2 prikkels één te onderscheiden en met een bepaald signaal te beantwoorden; dan nog is men in staat het tijdverschil te bepalen om van twee prikkels te beslissen, welke de prioriteit heeft. „De Noematochometer bestaat uit een prisma dat, belast met een hoefijzer, achter eene verticale plank door het afbranden van een draad wordt losgelaten en in zijn val, door het verplaatsen van een kurken hefboompje, zonder eenig geluid een stroom opent, waarvan men de vonk ziet en een oogenblik te voren of daarna, zijn hoefijzer op twee koperen staven verliest, van welken slag men den klank hoort. Terwijl op het vallende prisma de plaats, waar het hoefijzer rust, en de stift, die het hefboompje beweegt, verschuifbaar zijn, kan men, de juiste snelheid kennende, waarmede het prisma tegenover de opening in de plank vallende is, met volkomen nauwkeurigheid regelen, hoeveel de slag vroeger of later dan de vonk zal worden voortgebracht. Met den tijd, vereischt om de prioriteit te onderscheiden, is de tijd, voor een eenvoudige gedachte benoodigd, gevonden. Het verschil in tijd, om den prikkel door het gehoor en door het gezicht tot bewustzijn te brengen, vindt men hierbjj tevens door afwisselend aan den eenen en aan den anderen prikkel de prioriteit te geven." Haenkel ') gaf in 1868 eene beschrijving van een door hem vervaardigd toestel, waarmee hij in staat was zeer kleine tijden te meten. Het bestond uit een liggende as, waaraan een rad bevestigd was. De rand van dit rad was nauwkeurig verdeeld in graden, minuten en seconden. In 't rad tegen de gegradueerde boog was een ring van paraffin bevestigd, waarvóór twee schrijfstiften waren aangebracht. Deze stiften, draaibaar om een as, maakten, wanneer hun uiteinden door een electromagneet werden aangetrokken, een beweging naar den paraffinring toe, en lieten hier een indruk na. Wilde hij nu den tijd bepalen, dien men noodig heeft, om op een gegeven teeken een beweging met de hand te maken, dan werd het rad door een uurwerk in beweging gebracht. De snelheid waarmede het draaide, kon bepaald wrorden uit het aantal sluitingen en verbrekingen van een galvanischeri stroom. Vervolgens liet hij een hamer vallen op een stuk metaal, waardoor een stroom gesloten werd, die een der stiften in beweging bracht, en een indruk in het paraffin achterliet, doch in het volgende oogenblik weer terugging. Het neerkomen van den hamer op de plaat veroorzaakte een geruisch, welk geruisch diende als acustische prikkel, waarop de reagent de reageerende beweging — hier het neerdrukken van een onderbrekingssleutel — uitvoerde. Door deze beweging werd een tweede stroom gesloten, die de andere stift in beweging bracht en eveneens een indruk in de paraffin achterliet. Uit den afstand der twee paraffinindrukken en de rotatiesnelheid van het rad kon nu de reactietyd bepaald worden. Exner 2). bediende zich bij zijne veelzijdige onderzoekingen op het gebied der experimenteele psychologie van een roteerende schijf, die ]) Poggendorff's Annalen, Bd. 132. 2) Exner, Pflüger's Archiv. Bd. 7. 4 door een motor (Helmholtz) in beweging werd gebracht. De omwentelingstijd kon door berekening bepaald worden. Op de schijf was een beroet stuk papier bevestigd. De knal van een electrische vonk was het teeken, dat de reageerende beweging moest uitgevoerd worden. Het ontstaan van die vonk werd op het juiste moment, door den experimentator door het trekken aan een zwevend plankje, dat een schrijfstift in beweging bracht opgeteekend; werd de indruk waargenomen, dan werd door het omgooien van een wip een stroom gesloten, waardoor een andere schrijfstift van zijn normale richting afweek. Uit den afstand der twee opgeteekende momenten en de snelheid der roteerende schijf werd de tijd berekend. Obersteiner, door de resultaten van Exner, bij normale menschen verkregen, aangespoord en de proeven bij krankzinnigen willende herhalen, vervaardigde daarvoor in overleg met Exner een ander instrument, waarmede eveneens kleine tijden konden bepaald worden. Het bestond uit een elastische veer, die een bepaald aantal trillingen per seconde maakte. Deze trillingen werden op een met roet bedekte plaat opgeschreven. Tegelijk met het ontstaan van den prikkel, werd de veer los gelaten en begon hare trillingen te registeeren. Werd de indruk waargenomen, dan onderbrak de reageerende hand, door de veer van de beroete plaat te verwijderen, het opteekenen van de trillingen. Uit het aantal kon nu direct de reactietijd bepaald worden. Von Kries en Auerbach gebruikten het kymographion, een horizontaal roteerende trommel, die door een uurwerk in beweging werd gebracht. De trommel is beplakt met een papieren hulsel, waarop een walmend petroleumlampje een dun laagje roet heeft afgezet. Bij iedere omwenteling van de trommel komt een horizontale doorsnede voorbij de schrijfstift. De proeven werden zoo J) Archiv für Psysiologie, 1877. ingedeeld, dat steeds op dezelfde doorsnede gelijksoortige werden opgeteekend, terwijl voor een nieuwe reeks steeds de trommel verschoven werd. Twee schryfstiften waren zoo aangebracht, dat ze op de draaiende trommel twee evenwijdige lijnen schreven. Deze schrijfstiften, draaibaar om een as, weken van hunne normale richting af, wanneer een stroom door een electromagneet ging. Hierdoor was men in staat het sluiten en openen van een stroom nauwkeurig te registreeren. Om onafhankelijk van de rotatiesnelheid te zijn, was een derde schrijfstift aangebracht, welks electromagneet met een chronometer in een galvanische keten was gekoppeld. Deze stift schreef nu een golvende lijn op de beroette trommel. Hierdoor was men onafhankelijk van de fouten, die het uurwerk van den kymographion aankleefden. Met dit apparaat werd zoowel de acustische- als de tactiele reactietijd bepaald. In het eerste geval ontstond door een neervallend hamertje een klokslag, en werd een galv. stroom gesloten, waardoor de eene stift in beweging kwam. Nam de reagent den indruk waar, dan bracht hij zoo snel mogelijk een hefboompje in beweging, waardoor een tweede galv. stroom gesloten werd, wat tengevolge had dat de 2de stift afweek. HOOFDSTUK III. Methodiek van het eigen onderzoek. Het was Prof. Ziehen gebleken, dat onder bepaalde omstandigheden, de opmerkzaamheid beter in eene bepaalde richting werkzaam kon zijn. dan wanneer deze geheel aan zich zelf overgelaten, door geen enkelen invloed van buiten, werd begeleid. Steunende op deze bewering, hebben we experimenteel zijne meening niet alleen bevestigd gevonden, maar hebben we tevens kunnen aantoonen, dat men met minder moeite gedurende een langeren tijd in staat is, zijn opmerkzaamheid op een komenden prikkel te vestigen. Gaan we na welke invloeden in staat zijn, daarvoor in aanmerking te komen, dan blijkt dit alleen een monotone prikkel van zekere qualiteit en intensiteit te zijn, afhankelijk van den prikkel, die verwacht wordt. De verklaring hiervoor, — later vermelden we 't resultaat van het experimenteel onderzoek — is niet moeilijk, en ligt voor de hand. De reagent tracht, zooveel als mogelijk is, de opmerkzaamheid op den komenden prikkel te concentreeren. Deze wordt telkens zoowel door inwendige als door uitwendige prikkels, die niet absoluut uit te sluiten zijn, en verschillend van qualiteit zijn, nu eens in deze dan in die richting afgeleid en maakt dat de graad van spanning der opmerkzaamheid nu eens grooter dan weer kleiner is. Worden nu deze intercurrente prikkels van verschillende qualiteit, quantiteit en intensiteit, door een prikkel die steeds inwerkt op het bepaalde zintuig met dezelfde qualiteit, quantiteit en intensiteit vervangen, of wat ook mogelijk is, overheerscht, dan moet dit een gunstigen invloed op het concen- treeren van de opmerkzaamheid uitoefenen. Later zullen we zien, dat deze constante monotone prikkel met den prikkel waarop de opmerkzaamheid gevestigd moet worden, tot hetzelfde sensor, gebied behoort. Voordat we uiteenzetten, op welke wijze we het onderzoek, dat ons 't bovenstaande leerde, hebben ingericht, meenen we eerst een overzicht van de door ons gebruikte instrumenten en hun plaats te moeten geven. Plaats der instrumenten. Naar gelang we bij onze proeven gebruik maakten van een of twee kamers, was de opstelling der instrumenten, en de plaats die de personen innamen, verschillend. We doen dan ook het best dit afzonderlijk te bespreken. a■ Experiment in een kamer. Al de instrumenten, de chronoskop, de contröleharaer, de rheostaat-, de voltmeter, de reactiesleutels en de commutator waren in een galvanischen stroom opgenomen. Deze stroom werd geleverd, of kon geleverd worden, door verschillende elementen, zonder dat het ten nadeele der nauwkeurigheid was. Het gunstigst en gemakkelijkst voor ons was, dat we elementen hadden, die een stroom leverden, die zooveel mogelijk constant bleef. Ze werden telkens door een mechanicus gecontroleerd en alle 6 weken van nieuwe vloeistof voorzien, daarenboven waren ze zoo geplaatst, dat mechanische invloeden niet konden inwerken. Praktisch onbruikbaar zijn alleen die, waarbij de stroomsterkte plotseling verandert. De chronoskop was geplaatst op een tafel, die steeds op de zelfde plaats bleef staan. Daarvoor zat een mechanicus, die met de inrichting van het instrument en het gebruik daarvan vertrouwd was. Links van den chronoskop was een commutator bevestigd. Hier kwam de stroom binnen en begaf zich door den benedensten electro-magneet. Van hier ging hij naar den contrölehamer, die rechts van den chronoskop op tafel was geplaatst. Zoodoende was de mechanicus in staat, zoowel chronoskop, als commutator en contrölehamer te bedienen. Den contrölehamer verlatend, ging de stroom nu door den voltameter en den rheostaat naar het experimenteertafeltje, waarop twee reactiesleutels bevestigd waren. Deze tafel was zoo geplaatst, dat elk uitzicht naar huiten of op den chronoskop en de andere instrumenten onmogelijk was. Hierdoor verkreeg men, dat patiënten die soms al te achterdochtig of nieuwsgierig waren, geen verdere poging deden om te weten te komen, wat in het overige gedeelte van de kamer gebeurde. Tevens was de experimentator genoodzaakt, zijn volle aandacht aan het experiment en den patiënt te geven. Door deze twee reactiesleutels, die ons in staat stelden, naar willekeur, den stroom te laten doorgaan of te verbreken, keerde vervolgens de galv. stroom weer naar den commutator en de elementen terug. Nog was in de kamer opgesteld, de WuNDT'sche chronograph. Hiermede werd de valtijd van den contrölehamer bepaald. Daarvoor waren in een keten opgenomen één der schrijfstiften van den chronograph, de commutator en de contrölehamer. De stroom, — hiervoor was een sterke noodig — kwam weer in A ') binnen, doorliep achtereenvolgens den chronograph en den contrölehamer, om weer in A te verdwijnen. Dan nog waren twee andere stroomen noodig: één om de HELMnoLTz'sche stemvork van den chronograph in trilling te brengen, de andere om den contrölehamer door middel van een electromagneet op een bepaalde hoogte te fixeeren. b. Experiment in twee kamers. Voldeed de chronoskop-kamer in Utrecht niet aan alle eischen. omdat de ligging ten opzichte van het gesticht minder gunstig was, bij het onderzoek in een kamer was de invloed, die dat geruisch van buiten, of van de naastliggende vertrekken op het experiment uitoefende, van geen invloed, daar dit reeds zeer gedempt de kamer binnendrong en door het monotone chronoskopgeruisch geheel werd overstemd. M A = commutator. Grooter zou de invloed geweest zyn bij onze proeven, wanneer de reagent, afgezonderd van den chronoskop. zich met den experimentator in een kamer had bevonden. Dan toch konden we veronderstellen, dat niet alle indrukken van buiten waren afgesloten. We waren daarom verplicht bij avond de proeven te nemen, dan toch konden we verzekerd zijn, dat aan deze eischen zoo veel als mogelijk voldaan was. De bedrijvigheid, die anders buiten heerschte, was tot kalmte gekomen, de patiënten lagen te bed. Alleen verschrikte ons de St. Nicolaastoren zoo nu en dan met zijn eentonige melodie. Zooals gezegd werden de proeven bijna uitsluitend 's avonds uitgevoerd. De chronoskopkamer lag op de eerste verdieping, terwijl het laboratorium daarboven als experimenteerkamertje dienst deed. Het was hierbij alleen noodzakelijk, het experimenteertafeltje naar boven te verplaatsen, de draden, die daarvoor aangelegd waren, en als verlengstukken van de draden, die aan de tafel verbonden waren konden beschouwd worden, met de reactiesleutels te verbinden, om 't experiment te beginnen. Een seintoestel was aangebracht, waardoor experimentator en mechanicus in onderlinge gemeenschap met elkaar bleven. Twee electrische bellen, op de wijze door Lange aangegeven, werden daartoe gebruikt. De klankspraak maakte het gesprek zeer eenvoudig. De bel en de reactiesleutel, waar de experimentator den prikkel deed ontstaan, waren zoo geplaatst dat ze buiten het gezichtsveld van den reagent bleven. De gedempte slag van de electrische bel was het teeken, dat de experimentator de knop van den eenen reactiesleutel moest omlaag drukken, waarop de reageerende beweging van den reagent volgde. Het eerste teeken, het voorsignaal, werd door den mechanicus gegeven, terwijl na iedere reactie zoo 't noodig was, hem het resultaat door den experimentator werd medegedeeld. Hadden we alzoo bij onze proeven in het psychiatrisch laboratorium te Utrecht op deze bijkomende omstandigheid te letten, Halle gaf ons de gelegenheid bijna op elk willekeurig tijdstip van den dag de proeven voort te zetten. Hier stelde Prof. Ziehen ons bereidwillig een tweede kamer beschikbaar, zoodat we konden beschikken over twee kamers door een groote collegezaal van elkander gescheiden, waar alle indrukken van buiten verre verwijderd bleven. De tijdmeter. Bepaalden wij het onderzoek alleen tot normale personen, en niet zoo als onze bedoeling was, voornamelijk tot krankzinnigen, zelfs dan had het zijn voordeelen, de fout, die gedurende 't experiment ontstaat, door een niet opgemerkte stoornis, te elimineeren. Daarom namen we liefst zooveel mogelijk proeven; we voorkwamen zoodoende, dat de waarde waarop die stoornis had ingewerkt, het resultaat zou beheerschen. Stellen wij dat voorop, dan sprak het van zelf dat het tijdmetend instrument niet te veel tijd in beslag mocht nemen voor de bediening. Doch nog andere factoren waren niet minder van beteekenis. lu. Moesten tijden van t u sec. (16) kunnen worden bepaald; 2°. moest de gang altijd gelijkmatig en te controleeren zijn; 3°. de bediening niet te hooge eischen stellen; en 4°. weinig tyd gebruiken; 5°. de tijden gemakkelijk kunnen afgelezen worden; 6°. moest het toestel gemakkelijk verplaatsbaar zijn; en 7°. gelegenheid geven, de proeven snel op elkaar te kunnen laten volgen. En ten slotte de beweging langs electrischen weg overgebracht worden. Uit deze voorwaarden, die we verplicht waren te stellen, volgt, dat de keuze van instrument een zaak van groote beteekenis was. Door de onderzoekers der laatste tijden zijn verschillende gebezigd. Bovenaan staan de Chronoskopen van Hipp, d'ARsoNVAL en Munsterberg, dan volgt de Chronograph van Wundt in 't Kymographion. 't Kymographion met den chronoskop volgens Kagenaar gaf behalve te groote tijden nog andere bezwaren, waarvan wel het beplakken en beroeten van de trommel en het uittellen van den tijd het meest bezwarend waren. Om dezelfde redenen was de overigens zeer nauwkeurige chronograph van Wundt, waar de tijd tot op 3-J-5- zeer nauwkeurig kon afgelezen worden, voor ons doel minder geschikt. Minder bezwaren vertoont de chronoskop van Münsterdag. Hierbij konden de wijzers door een hefboommechanisme ingekoppeld en de tijden tot op T+ir sec. nauwkeurig bepaald worden. De fouten, die dit instrument aankleven zijn nauwkeurig door Prof. Ziehen in zijn „Ideën Association des Kindes" nagegaan. Hij kwam dan ook tot de conclusie, dat het „ein sehr brauchbares Instrument war", waarbij de fouten schommelden binnen seconde. En ook wij zouden met dit instrument tevreden kunnen zijn, daar wij bij onze conclusies uit het onderzoek bij krankzinnigen uiterst voorzichtig zullen te werk gaan, indien niet het onderzoek van normalen eischte, kleinere tijden te bepalen. De chronoskop van Hipp, die ons naast het kymographion en de chronograph van Wundt ') ten dienste stond, vereenigde alle eigenschappen, die hetzelve boven alle andere instrumenten voor ons onderzoek geschikt maakte. Hebben we reeds elders een korte beschrijving van het instrument, nog in zijn primitieven toestand gegeven, in zijn nieuwen vorm is het zoo algemeen bekend en ook in ons land reeds op eenige psychiatrische laboratoria aanwezig, zoodat het mij voorkomt, dat een nadere beschrijving hier gevoegelijk achterwege kan gelaten worden. Dank zij den onderzoekers, die zich in de laatste tijden met experimenteele psychologie hebben bezig gehouden, heeft het vele veranderingen ten goede ondergaan, zoodat we nu in staat zijn met bijna volkomen juistheid tijden van nsVr sec. te bepalen. In de kamer was nu de chronoskop zoo geplaatst, dat het niet mogeiyk was door stooten of andere mechanische inwer- !) Zie „Grundzüge", bldz. 405. kingen, den gang van het uurwerk te schaden. Een andere invloed, niet zoo gemakkelijk te bestrijden, was de thermische. Het heeft voor ons weinig waarde na te gaan wat het gevolg daarvan kan zijn, daar wij steeds in staat waren op de later te bespreken wijze het uurwerk of liever de chronoskopische eenheid te vergelijken met zijn absolute waarde. Daarenboven konden wij vaststellen, dat de gewone kamertemperatuurschommelingen geen invloed hadden op den regelmatigen gang. Hebben we alzoo omstandigheden leeren kennen, die bij eenige oplettendheid van geen invloed zijn, meer aandacht verdient daarentegen de bediening van den chronoskop. Het is toch a priori aan te nemen, dat zelfs de kleinste vergissing, een minder zorgvuldige behandeling, het heele toestel buiten werking kan zetten. Het is juist dit gedeelte van de techniek, waarin we vaak zouden te kort geschoten zijn, indien we niet in Prof. Ziehen steeds een bereidwilligen helper hadden gevonden. Maar hoe hopeloos ook in 't begin, het was ook hier „de aanhouder wint" en het komt ons zelfs voor, dat met uitzondering van een enkel geval, alle fouten door den chronoskop veroorzaakt, kunnen voorkomen worden, indien degene, die den chronoskop bedient, voldoende er mede vertrouwd is geraakt. Al zullen we ons niet bezig houden met eene uitvoerige uiteenzetting van de constructie van den chronoskop, toch mogen we deze niet geheel voorbijgaan en hebben we gemeend die onderdeelen te moeten bespreken, die gedurende ons onderzoek aanleiding geven tot nadere beschouwing. Aan de nieuwste constructie van den chronoskop zijn twee paren electruinagneten aangebracht. Wij gebruikten steeds de onderste „untere Anordnung." Ging de galvanische stroom door, dan trok het anker van den ondersten electromagneet, die bij de „untere Anordnung" alleen in aanmerking kwam, een hefboom, die met de wijzers in verbinding stond, aan. Hierdoor werden zij in het uurwerk, dat tevoren aan den gang was gemaakt, ingeschakeld. Werd de galvanische stroom verbroken, dan zorgde een stalen veer, dat de hefboom weer in zijn vorigen stand terugkwam en dus de wijzers weer uit het uurwerk werden gekoppeld. Was de werking Van de stalen veer kleiner ot' grooter dan het electromagnetisme van den stalen kern of omgekeerd, of, was de stroom die door den electromagneet ging nu eens sterk dan weer zwak, 0f, wat hetzelfde is, bleef er steeds wat remanent magnetisme in den stalen kern van den electromagneet terug, steeds zou aan de tijden door den chronoskop aangegeven, iets moeten toegevoegd of afgetrokken worden om de juiste waarde te vinden. Deze theoretische overpeinzingen zijn volgens de onderzoekingen van Prof. Ziehen meerendeels voor de praktijk van geen overwegende beteekenis. als men maar geregeld commuteert. Op de vlakte van den chronoskop zijn wijzertjes aangebracht, waarmede men de spanning van de veer kan regelen. Gebruikt men nu een stroom van middelbare sterkte, dan is het verschil tusschen de twee tijdsdeelen ongeveer nihil. Hierbij mag echter niet uit het oog verloren worden, dat het remanent magnetisme zooveel mogelijk voorkomen worde. Daarvoor is het noodzakelijk dat de stroom telkens in een andere richting door den magneet gaat. Links op de tafel is een commutator aangebracht, die gemakkelijk onder het bereik van den mechaniker valt. Behalve dat een middelmatig sterke stroom noodig is om aan de boven besproken voorwaarden te voldoen, wordt deze ook vereischt voor den regelmatigen gang van het uurwerk. Zoowel te zwakke als te sterke stroom doen den chronoskop onregelmatig loopen. Deze onregelmatigheid kon bij te sterken stroom door niets anders veroorzaakt worden dan door den schok: het gevolg van de groote kracht waarmede de hefboom met het anker van den electromagneet in aanraking komt. Komen daar nu nog bij de gevaren, die geloopen worden om 't instrument bij 't gebruik van een sterken stroom, voor goed buiten werking te stellen, dan heeft men reden genoeg middelen op te sporen, waardoor men in staat is dit te voorkomen. Dit middel achtten wij gevonden, wanneer we wisten hoe sterk de stroom voor een gegeven chronoskop moest zijn om hem regelmatig te doen loopen. Empirisch was dit, met behulp van den contrölehamer, gemakkelijk te vinden. In een galvanischen stroom zijn opgenomen de chronoskop, de contrölehamer en een voltmeter. Men zendt nu achtereenvolgens steeds sterkere stroomen door en neemt bij iedere stroomverandering een reeks controleproeven. Van iedere reeks berekent men de gemiddelde variatie. Is deze nul of bijna nul — een kleine afwijking mag aanwezig zijn, en kan zelfs niet voorkomen worden, — dan bestaat geen reden om sterkere of zwakkere stroomen te nemen. Dit bereikt zoowel naar boven als naar beneden een bepaalde grens; we zien de gemiddelde variatie grooter worden, als teeken dat de stroom of te sterk of te zwak is. Tusschen deze vinden we de gewenschte stroomsterkte. De speling tusschen de grootste en de kleinste stroom, waarmede geëxperimenteerd kan worden geeft in zekere opzichten de capaciteit van den chronoskop weer. Weet men eenmaal deze capaciteit, die om verschillende redenen voor eiken chronoskop verschillend is, dan gaat het gemakkelijk, door telkens in den stroom een voltmeter in te koppelen, om op de hoogte van de werking van den chronoskop te blijven. Het uurwerk van den chronoskop wordt gedreven door een gewicht en loopt ongeveer 4 min. Het moet dus telkens opgewonden worden. Naar willekeur kan men, door middel van twee draden, die rechts van den chronoskop zijn aangebracht, deze in beweging zetten of laten stilstaan. Nu zijn er twee wijzen van experimenteeren mogelijk; öf men laat het uurwerk steeds doorloopen, öf men onderbreekt zijn loop telkens na een proef. Beide manieren gebruikten wij bij onze proeven. De laatste bij normalen, omdat daarbij het geruisch van het raderwerk het voorsignaal voor den komenden prikkel was. Bij krankzinnigen heeft het geen beteekenis, omdat steeds een vermaning vooraf ging, alleen hielden we daarmede rekening, dat de tijdruimte tusschen het begin van het loopen en den prikkel niet willekeurig mocht veranderd worden. Het aan den gang maken van het uurwerk vereischt een groote vaardigheid, eveneens het stilhouden. Het gebeurde toch vaak dat hierdoor een volgende proef moest vernietigd worden. Hoe moeielijk het was steeds deze fout te vermijden, bewees het feit, dat dit soms nog bij een geoefend persoon voorkwam. Dat de oorzaak van deze fout moest gelegen zijn in de bediening van het instrument kon daaruit worden afgeleid, dat, na eenige oefening, 't wel is waar nog 'n enkele maal voorkwam, doch steeds zeldzamer werd. Nu was het gemakkelijk zonder dat men zijn opmerkzaamheid op dit deel van het instrument gevestigd had, er aan herinnerd te worden, dat deze fout gemaakt werd. Eerstens gaf de trillende veer een toon van het dubbele aantal trillingen te hooren, ten tweede was de weerstand, waarmede het koord naar beneden moest getrokken worden, duidelijk vergroot. De waarde, op deze wijze verkregen behoefde niet vernietigd te worden, en had zoodoende geen invloed op het resultaat. Voelde men dezen weerstand dan was het voldoende om alles te voorkomen door wat steviger aan koord II te trekken, en zoodoende de pal beter in het tandrad te laten grijpen. Nog een ander deel van den chronoskop was vaak oorzaak van een iijdelijken stilstand in het experimenteeren. De staafvormige stemvork reguleerde den gang van het uurwerk. Een tand van het kroonrad had, wanneer de stemvork 1/3 trilling volbracht had, gelegenheid te passeeren. Het kroonrad bracht verder door tusschenkomst van een ander deel van het uurwerk zijn beweging over op een rad van bijzondere constructie. Hiermede konden langs mechanischen weg de wijzers in verbinding gebracht worden. De stand van de staafvormige veer moest nu ten opzichte van het kroonrad zoo gesteld worden, dat slechts dan een tand kon passeeren. wanneer de stemvork gedurende het trillen een bepaalden stand innam. De minste afwijking had ten gevolge, dat de stemvork niet regelmatig kon trillen. We werden daarop attent gemaakt, doordat de stemvork verschillende tonen deed hooren. De stand van den stemvork kon nu door middel van twee schroeven veranderd worden. De stemvork zelf is door middel van vier schroeven vast op een metalen stuk gevestigd. Dit stuk kan men nu om een horizontalen as draaien, daardoor kan men het eind van den staaf dichterbij of verder van het rad afbrengen. Proefondervindelijk is nu die stand de juiste, wanneer de tanden van het kroonrad bij manueele ronddraaiing juist het eind van den stemvork kunnen passeeren. We zien alzoo ook weer hier in den toon van den stemvork een aanwijzing 0111 op onze hoede te zijn, wat de waarde van het instrument zeer ten goede komt. Hebben we alzoo de trillende staaf leeren kennen als 't apparaat, waarvan wij geheel afhankelijk waren, en waaraan steeds de grootste zorg besteed werd, toch gebeurde het van tijd tot tijd, dat een der schroefjes los raakte, wat niet te verwonderen is, als men nagaat, dat er dagen waren, waarop minstens S uur achtereen geëxperimenteerd werd. Hoeveel hoofdbrekens dat ook in den aanvang gekost heeft, des te aangenamer was het succes bij latere onderzoekingen. .Met al deze omstandigheden moet rekening gehouden worden wil men niet in een chaos van fouten verward raken. Maar zelfs dan moet men zich niet voorstellen, dat de getallen op deze wijze, afgezien van nog later te bespreken invloeden, absolute waarde vertegenwoordigen. Daarvoor is noodig, dat de chronoskopische eenheid vergeleken wordt met zijn werkelijke waarde. Om dit te kunnen doen, maakten we gebruik van den Controlekamer. De contrölehamer stond naast den chronoskop op tafel en was met houten klemmen daarop zoo bevestigd, dat het niet mogelijk was hem te verschuiven. De tafel bleef steeds op de zelfde plaats staan. Dit was van 't grootste belang; het was daarbij niet noodzakelijk dat de contrölehamer horizontaal was geplaatst, als zijn stand, nadat de valtijd bepaald was, maar niet meer veranderde. Ten dienste stond ons bij 't begin van onze proeven alleen de kleine eontrölehamer *), door de welwillendheid van Prof. Ziehen aan het Psychiatrisch laboratorium afgestaan. Deze kleine eontrölehamer, wiens uitvoerige beschrijving we hier kunnen voorbijgaan,, komt wat de constructie betreft, geheel overeen met den grooten eontrölehamer 2) en is alleen in alle afmetingen verkleind. De bezwaren aan dit instrument verbonden zijn niet van overwegenden invloed. Eenige bedenking is van verschillende autoren ingebracht, tegen de kleine tijden waaraan men gebonden is, terwijl voor anderen het mechanisme der contacten te wenschen overliet. Het is niet te ontkennen, 't experiment wijst het uit, dat we in 't eerste geval met een fout te doen hebben, die zooals we zullen nagaan gemakkelijk te elimineeren is, terwijl wij ons konden overtuigen, dat voor ons doel, het mechanisme van de contacten zeer voldoende was. Dit controleerend apparaat diende om de chronoskopische eenheid te bepalen. Het is een metalen hamer, die om zijn steel als straal een gedeelte van een boog kan beschrijven. Een electromagneet bevestigd aan, en draaibaar om, een horizontalen as, kan den hamer tijdelijk voor den val fixeeren. Valt de hamer dan passeert hij twee contacten, het bovenste sluit, terwijl het onderste contact de stroom weer opent. Is de chronoskop ingeschakeld, 't uurwerk aan den gang gemaakt, dan worden de wijzers gedurende den tijd, dat de vallende hamer den galvanischen stroom sluit, in het uurwerk gekoppeld. Het aantal chronoskopische eenheden is nu gelijk aan den tijd, dien de hamer noodig heeft, om in zijn val het eene contact te sluiten en het andere te verbreken. Deze tijd laat zich nu op verschillende manieren bepalen, waarvan twee steeds op ons laboratorium in gebruik waren. De eene, de meest nauwkeurige en tevens de gemakkelijkste, bespreken we tegelijk met den grooten eontrölehamer. 3) Ziehen, Ideën Association des Kindes. 2) L. Lange, Pliilos. Stud. Bd. i, 1888. De tweede wijze van bepaling is ook zeer nauwkeurig, doch verlangt veel voorzorgsmaatregelen en eischt veel tijd. Daarvoor waren wij in het bezit van een stemvork, die voortdurend onder controle van de sterrenwacht gesteld was. Deze stemvork werd door een galvanischen stroom op de wijze als door Helmholtz aangegeven, aan 't trillen gebracht en maakte precies 250 heele trillingen in de minuut. Een schrijfstift aan het vrije einde van den stemvork bevestigd schreef deze trillingen op een beroette plaat, die aan den hamer bevestigd was. Stellen we ons voor, dat de hamer door den electromagneet aangetrokken plotseling valt, dan begon tegelijk de stemvork zijn trillingen in vorm van golven te schrijven. Bij het vallen ontmoette hij twee weerstanden, de twee contacten. Hierdoor in zijn val gestuit, zagen we plotseling in de golvende lijn, door de schrijfstift opgeschreven, een opeendringen der eerste golven na eenweerstand. Het aftellen van het aantal golven deden wij altijd op de manier door Wundt aangegeven. De eerste merkbare afwijking van spiraal (golvend) was ons punt van uitgang, terwijl we daar 't aflezen staakten, waar de tweede afwijking geconstateerd werd. iJen kan deze bepaling nog op een andere wijze inrichten, wat we steeds gewoon waren, ter zelfcontröle, van tyd tot tijd te doen. We plaatsten het schrijvertje van den stemvork precies op de hoogte van het eerste contact, zorgden, door den hamer een bepaalden stand te geven, dat zoo gauw hij begon te vallen het contact gesloten werd, terwijl 't ander geopend werd, wanneer de hamer in zijn val werd gestuit. De schrijfstift gaf den duur van den val aan, of wat 't zelfde is den tijd, dat de galvanische stroom doorgaat. Hier veroorzaakte het aftellen eenige moeite. We kregen toch steeds, wanneer de snelheid van den hamer nog gering was, tegen elkaar gedrongen golven. Dit bezwaar was ten deele door 't gebruik van een loupe te herstellen, doch niet geheel. Om deze fout te elemineeren, werd steeds eenige malen achter elkander dezelfde valhoogte bepaald. Hierdoor werd de gemiddelde fout, steeds kleiner en kon zonder eenige bedenking vernietigd worden. We moeten hierbij achtereenvolgens acht slaan op en rekening houden: I. Met den afstand van de geleidingsuiteinden in het eerste contact en eveneens met den tijd, dat de hamer nog valt, en dus de schrijfstift nog aanteekent, als eenmaal de stroom geopend is. We hebben reeds gezien, op welke wijze, dit laatste ons behulpzaam is bij 't aflezen, terwijl wij de eerste fout, door de afstanden zoo klein mogelijk te maken, en de verkregen resultaten van een reeks proeven onderling te vergelijken, nauwkeurig kunnen berekenen. Uit deze berekening bleek, dat de fout, op deze wijze gemaakt, zonder eenigen invloed op 't resultaat was. II. Het was vooral door 't experiment van Kulpe, dat men er toe kwam de kleine contrölehamer, om zijne te kleine tijden, af te keuren. Waar men groote tijden bepaalt, moet met deze onderzoekingen rekening gehouden worden. Op ons, die ons meestal uitsluitend bepaalden tot den reactietijd, is dit niet van toepassing, omdat in de eerste plaats met kleine tijden gewerkt werd; en waar wij bij krankzinnigen al lange tijden verkregen, is een zoo geringe fout als met den kleinen contrölehamer gemaakt wordt van geene beteekenis. Zooals wij reeds elders mededeelden, meenen wij uit kleine verschillen geen recht te hebben op conclusies. III. Onder den valtijd van den contrölehamer verstaan we den tijd, dat de stroom gesloten is geweest. Deze is dus afhankelijk van den stand der twee contacten. Daar ?t echter mogelijk is, dat deze afstand op de een of andere wijze veranderd is, is het van belang te weten zoodra deze is gewijzigd. Daarom was het steeds gewoonte minstens eenmaal per dag, soms meermalen, als we dachten dat etreden voor was, den valtijd te bepalen. IV. Niet alleen werd dagelijks de valtijd bepaald, maar ook meermalen daags moest deze vergeleken worden met den duur van de chronoskopische eenheid. Zou men zich beperken tot het verrichten van de controle onafhankelijk van het experimenteeren, dan loopt men gevaar, dat de sterkte van den stroom door het verbruik, of door dat het element zich weer hersteld heeft, veranderd is. Deze verandering van stroomsterkte, gelegen buiten de capaciteit van den chronoskop, is weer in staat, haar invloed op den duur van de chronoskopische eenheid uit te oefenen. Dit nu voorkomt men door telkens voor en na iedere proefreeks den chronoskop met den valtijd te controleeren. Y. De hamer wordt in zijn hoogtestand gefixeerd door een electromagneet en valt, terwijl de stroom verbroken wordt met een bepaalde snelheid naar beneden. Die snelheid moet nu steeds even groot zijn. Lieten we nu altijd de stroom in ééne richting door den electromagneet gaan, dan zou dit zeker niet bereikt worden, 't Remanente magnetisme zou steeds, na iedere sluiting met grooter kracht den hamer gefixeerd houden, wat tengevolge heeft, dat de aanvangssnelheid steeds minder wordt. Daarom is in den stroom, die door den electromagneet gaat een commutator aangebracht en kan de stroom steeds een gelijken tijd in een andere richting gaan. VI. Dan nog werd steeds er naar gestreefd, zooveel mogelijk controle-proeven te nemen, om daaruit de gevonden waarde te berekenen. Groote contrölehamer'). De groote contrölehamer komt in vorm en inrichting volkomen overeen met den kleinen, doch is verre boven dezen te verkiezen. Niet alleen dat hij ons in staat stelde grootere tijden nauwkeurig te bepalen, maar ook door zijn eenvoudig gebruik. Het beroette papier en de stemvork zijn in de techniek en vooral bij den kleinen contrölehamer moeielijk te stellen instrumenten, vandaar dat we met vreugde hem ') L. Lange, Philos. Stud., Bd. 4. in ons laboratorium begroetten. Het voordeel hieraan verbonden, berustend op 't experiment van Külpe en Lange, die vonden dat de verhouding van de chronosk.-eenheid, voor een kleinen valtijd, niet gelijk was aan de verhouding van dechronosk eenheid voor een langen valtijd, hebben we reeds gememoreerd. Tevens hebben we er bijgevoegd, dat het voor ons van weinig of geen belang was. Wij hebben deze proeven herhaald en konden 't zelfde constateeren. Daarbij waren wij van meening, dat het verschil in kracht, waarmede in de twee gevallen het bovenste contact gesloten werd, de oorzaak was. Dit verschil van kracht zal toch tengevolge hebben, dat de grootere de sluiting sneller tot stand brengt dan de kleinere en dat dus bij kleine tijden de sluiting in verhouding langer zal duren dan bij lange tijden. Külpe *) vond empirisch, dat deze fout dan van bijna geen invloed was, wanneer gezorgd werd, dat de valtijd ongeveer overeen kwam met den te bepalen tijd. Dit nu kon op een zeer eenvoudige wijze verkregen worden. De contacten waren bevestigd, en wel zoo, dat het bovenste verschuifbaar was langs twee verticale staven. Door doze telkens te verplaatsen kon men den gewenschten afstand vinden. De chronograph, een kunststuk op het gebied van de techniek, geconstrueerd door den beroemden Leipziger psycholoog, stond ons ten dienste, om met een nauwkeurigheid van nog minder dan -rsVr seconde den valtijd te bepalen. De chronograph is een roteerende liggende trommel, waarop een HELMHOLTz'sche stemvork met 500 trillingen per seconde haar golvenden boog opschrijft. Deze stemvork voorzien van een schrijfstift met nog drie andere schrijfstiften, die door middel van electromagneten eene bepaalde beweging uitvoeren, zijn bevestigd op een slede, die door een schroef zonder einde, wanneer een hefboom van een bijzonder mechanisme hem hiermede in contact brengt, langs de trommel bewogen wordt. Gaat door den electromagneet i) Külpe, Philos. Stud., Bd. 8, 1895. van een der schrijfstiften een stroom, dan wijkt deze zoolang uit zijn ruststand, als de stroom doorgaat. In een keten zyn opgenomen, de electromagneet van een der drie schrijfstiften van de slede, de contrölehamer en een commutator. De weerstand, dien de stroom ondervindt is nog al beduidend; vandaar dat steeds een sterke stroom geeischt wordt. De stroom mag niet te sterk zijn; is hij aan den anderen kant te zwak dan verkrijgt men geen uitslag van de schrijfstift. In het eerste geval loopt men gevaar, dat de stift, zooals ons wel eens overkwam, door haar elasticiteit in plaats van één, twee uitslagen deed. Is alles in orde, de verschillende schroeven nog eens aangedraaid, dan wordt de chronograph, die door een zwaar gewicht gedreven wordt, aan het loopen gemaakt. Het vereischt eenigen tijd, voordat de rotatie van de trommel groot genoeg is; intusschen wordt de contrölehamer op de bekende wijze gesteld en de stemvork van de chronograph door een galvanischen stroom in trilling gebracht. Op commando van den experimentator, die op 't geschikte oogenblik de slede in schrijfcontact brengt, verbreekt een helper, die bij den contrölehamer staat, den stroom van den hamer. Deze valt en sluit den stroom. Tegelijk wijkt de schrijfstift af en opent die vervolgens weer, waardoor de schrijfstift weer in zijn normalen stand terugkeert. Hierop wordt de slede weer in haar ruststand teruggebracht en de chronograph stil gehouden. Is de slede in schrijfcontact gebracht dan schrijven de stemvork en de schrijfstift twee spiraalvormige lijnen op de beroette trommel. De spiraal door de stift van de stemvork opgeschreven is golvend. Iedere golf is l/soo seconde. In den tijd, dat de stroom doorgaat, wijkt de spiraal van zijn richting af. De duur hiervan kan dus met het aantal golvingen vergeleken worden. De bepaling geschiedde op de wijze, als door Wundt aangegeven. De tijd zoo gevonden, represeneert dan den valtijd voor een bepaalden stand van den contrölehamer. Wij stelden ons echter niet tevreden met één bepaling. We maakten steeds een geheele reeks van opnamen om het kleine verschil, dat soms door 't aftellen ontstaat, te elimineeren. Ook hier was onze volle aandacht op den contrölehamer gevestigd. Alle schroeven werden nog eens nagezien, de klemmen waarmede 't apparaat op tafel was bevestigd nog eens aangedraaid, en dan de draden die de apparaten onderling verbonden gedurende 't experiment niet veranderd. Is de valtijd van den contrölehamer bepaald, dan wordt de chronograph uitgeschakeld, en kan de contrölehamer in de keten met de overige instrumenten opgenomen worden. Vóór en na een reeks proeven, werden een reeks controleproeven genomen, om aldus den juisten tijd van de chronoskopische eenheid te bepalen. Men zou er toe kunnen besluiten om tegelijk bij 't bepalen van den valtijd den chronoskop in de keten op te nemen om dan direct de absolute waarde van de chronoskopische eenheid te kunnen berekenen. Afgezien van de groote tijdverspilling, die toch altijd nog met deze bepaling gepaard gaat, zou deze waarde alleen gelden, wanneer de stroomsterkte dezelfde bleef. AVe hebben echter gezien, dat de stroomsterkte, die we bij de bepaling der reactietijden noodig hadden niet absoluut constant behoeft te zijn, mits we weten dat zij binnen de capaciteit van den chronoskop gelegen is. De absolute waarde van de chronoskopeenheid is tot op zekere hoogte afhankelijk van de sterkte van den stroom. Om den invloed van koude en warmte op de uitzetting van de verschillende metalen, en daardoor om den duur van den valtijd na te gaan, en zoo hij al bestond, deze te elemineeren, werden minstens driemaal per week de chronograph en contrölehamer vergeleken. Hoewel deze invloed steeds zeer gering was, daar in 't experimentenlokaal steeds nagenoeg dezelfde temperatuur heerschte, konden we daardoor een indruk krijgen van de gevoeligheid van onze instrumenten. Nog met een anderen factor moest rekening gehouden worden, n.1. dat slechts dan de schroeven en klemmen mochten nagezien worden, wanneer 't experiment plus controle was geeindigd. 't Kon toch voorkomen dat de weerstand in de keten, door het drauien van een schroefje veranderde. Prof. Ziehen heeft nog eene andere methode aangegeven om met behulp van den chronograph de chronoskopische eenheid te bepalen zonder daarbij van een contrölehamer gebruik te maken. Deze methode berust hierop dat de schrijfstift en chronoskop met de bijbehoorende instrumenten afzonderlijk in een keten zijn opgenomen, waardoor gedurende éénzelfde tijd een stroom gaat. In dit geval zal de tijd, gedurende welke de schrijfstift van den chronograph uitgeweken is, gelijk zijn aan het aantal chronoskopische eenheden. De bekende mechanicus Kagenaar vervaardigde daarvoor een dubbelen onderbrekingssleutel, waarmede men in staat is twee stroomen op 't zelfde oogenblik te openen en te sluiten. De stroom en elementen. Hebben wij reeds gewezen op de belangrijke plaats, die de galvanische stroom bij ons onderzoek inneemt en zijn invloed op het resultaat van onze proeven, gelukkig waren wij in staat aan te toonen dat deze invloed op meer dan eene manier kon geneutraliseerd worden. Evenzoo was het gesteld met de elementen; we hadden de beschikking over eene reeks elementen, van verschillende soorten, zonder dat we daarmede rekening hielden. Door onze voortdurende controle waren we in staat geheel onafhankelijk van den stroom te kunnen werken. In valhamer en voltmeter hadden we steeds de noodige controle. Toch werden deze met de meeste zorg gekozen en onderhouden. Ze waren zoo gegroepeerd dat we, zoo noodig over verschillende stroomen konden beschikken. De chronograph werd op de door "Wundt aangegeven wijze door meidinger-elementen van stroom voorzien, terwijl we voor den Hipp'schen chronoskop van de gewone Leclanché's gebruik maakten. Steeds werd er voor gezorgd eenige stroomen in voorraad te hebben. Over 't algemeen waren de elementen zoo gunstig mogelijk geplaatst, dat geen bijkomende oorzaken de werking onregelmatig konden maken. In de gemiddelde variatie van den chronoskop hadden we, afgezien van den voltmeter, een aanwijzing voor de onregelmatige werking van de elementen. Gewoonlijk was dit tevens een teeken, dat ze weer vernieuwd moesten worden. Voltmeter. Op de tafel naast den chronoskop, met dezen steeds in de keten opgenomen, stond de voltmeter, zoodat het een kleine moeite was zich van de sterkte van den stroom te overtuigen. Reeds meermalen hebben wij er op gewezen van welke waarde het voor ons was steeds op de hoogte te blijven van den toestand van de elementen en van den door hen geleverden stroom. Daardoor waren wij geheel onafhankelijk van de afwisselende werking van de elementen, want wij konden ons toch ieder oogenblik van hun toestand overtuigen. Onze voltmeter was dan ook met veel zorg uit de reeks bekende fabrikaten gekozen. Zoowel in Utrecht als in Halle beschikten we over Edelman's voltmeter, waarbij door poolpapier moest worden uitgemaakt in welke richting de* stroom moest doorgelaten worden. Hiermede waren wij in staat zeer nauwkeurige opmetingen te doen. Rheostaat. Onze chronoskopstroom werd geleverd door 6 elementen. Nu kwam het wel eens voor, vooral wanneer ze juist gevuld waren, dat de stroom te sterk was. Dan werd om den weerstand grooter te maken, de rheostaat in den keten opgenomen, (we maakten meestal gebruik van den rheostaat door Reiniger, Gebbert und Schall in den handel gebracht). Deze van een zeer eenvoudige constructie, gaf ons gelegenheid den weerstand geleidelijk grooter of kleiner te maken, al naar mate de voltmeter aanwees. Met evenveel succes hebben we dan ook meermalen van den rheostaat van Engelmann gebruik kunnen maken. Commutator. Ofschoon elke commutator voor ons doel geschikt zou zijn geweest, maakten we toch bij voorkeur gebruik van het strumpeli/sche instrument door de firma Zimmerma.nn in den handel gebracht. Dit bezit de voordeelen aan den kwikcommutator verbonden, en is daarenboven gemakkelijker te hanteeren. Door den sleutel te verzetten kan men naar willekeur de stroomrichting veranderen of 't contact verbreken. Een was aangebracht links van den tijdopnemer en diende om den stroom van den chronoskop te commuteeren, de andere was rechts aangebracht en diende voor den electromagneet van den valhamer, terwijl voor den chronograph van den eersten werd gebruik gemaakt. Reactiesleutels. Op de tafel, waaraan de reagent en experimentator gezeten waren, die op de reeds vroeger beschreven wijze geplaatst was, waren twee reactiesleutels bevestigd. Deze reactiesleutels komen bijna volkomen overeen met de sleutels van Morse bij de telegraphie in gebruik. Was de knop naar beneden gedrukt, dan kon de stroom . doorgaan, terwijl tevens het geluid dat ontstaat bij 't omlaag slaan, doordat de knop op een platinaplaatje terecht komt, als prikkel diende, waarop de reageerende beweging moest uitgevoerd worden. Deze bestond hieruit dat de reagent zijn vinger, waarmede hij den knop van den reactiesleutel omlaag drukte, zoo gauw mogelijk wegtrok. Hierdoor sprong de knop, die van eene krachtige veer voorzien was, naar boven en verbrak 't contact. De reactiesleutel, waarvan de reagent gebruik maakte was zoo op de tafel bevestigd, dat zijn verlengde met den rand van de tafel ongeveer een hoek van 45° maakte en zoover van den tafelstand verwijderd, dat de geheele hand op tafel kon rusten. De reagent ging nu zoo gemakkelijk mogelijk voor de tafel zitten, maar altijd zoo, dat zijn onderarm in het verlengde van den reactiesleutel lag, en het elleboogsgewricht een weinig gebogen was. Er werd stipt op gelet, dat alle personen op dezelfde wijze de beweging uitvoerden en wel zoo dat de bovenarm de beweging deed. Was alles voor 't experiment in orde, 't voor-signaal gegeven, dan werd bij 't hooren van den klap door den reagent de hand zoo snel mogelijk teruggetrokken. Hierbij deed alleen de bovenarm dienst, en beschreef de vinger, die den knop van den reactiesleutel omhoog drukte, een rechte lijn, in de richting van het verlengde van den reactiesleutel. Om de later te bespreken redenen vonden wij het noodzakelijk, steeds op dezelfde wijze door alle reagenten de reageerende bewegingen te laten uitvoeren. Daaraan werd veel opmerkzaamiheid geschonken. Het uitvoeren van deze beweging, hoe moeielijk het moge schijnen, daar toch van nature aan zich zelf overgelaten een ieder zijn eigen methode er op na houdt, ging nooit met eenige moeite gepaard. Aan normalen werd verteld, aan welke voorwaarden zij zich moesten houden, soms werd het eenmaal voorgedaan. Krankzinnigen gaven met uitzondering van 2 of 3 gevallen evenmin aanleiding en leerden ook, na een kleine vooroefening, die zelfs lang niet altijd noodzakelijk was, aan alle eischen te voldoen. Men moet echter niet denken, dat de controle door den experimentator uitgeoefend, op alle voorwaarden, zoo gemakkelijk was. I. Zoo was steeds de plaats, die de top van den vinger innam, van veel beteekenis. Deze moest zoo geplaatst zijn, dat bij de minste beweging van den arm, de knop vrijkwam, en naar boven snelde. Het verschil in tijd bedraagt voor een normaal individu wanneer de vinger de twee uiterste standen van den knop inneemt ± 10 8/'04 — 129 S. B. 167 J) | — 15,5 I — — \ tusschen do series 5 130 i M. B. | 158,5 i) j 20,5 S min- Pauze- H. ' 14/8/'04 v.m. 10 71 I N. B. 186 195, 181,206,5 21 j 11,5 % — > de proeven zijn genomen 165,5 183,5 ) op de gewone manier. 56 1) N. 11. (311) 2) (336,316,308,! (44) — — j ^n^l^eVn LamermTt ) I I de oogen gesloten. !de reagent zat afzonderlijk in een kamer, terwijl een metronom 1, 2 tikken per secunde deed, de oogen niet gesloten. { als voren, met gesloten 27 N. B. (283) (280, 288) (22) - - j ^gen. ( de reagent zat afzonder- K. 4/8/'04 v.m. 9 51 N. B. 158 133, 152, 180 (20) (12,5) n/0 ^ lijk met gesloten oogen. / de reagent zat afzonder- CO N. II. (177) (153 177, 173, (IS) - ' I de metronom de stilte ' verbrak. ( als voren, met oogen 63 N. B. (154) (149, 157, 159, (13) — — dichtj tusschen de 152) ' series 5 min. pauze. n..m. 52«j 80 i N. 11. i (164) I (156, 173, 163, | (17,5) j — — j I | 169, 163) I | | 5/8/'04 vin. 10 | 70 ft. R. 142 j 151, 143, 140,1 10,5 j 7,5 /0 ; 145 !\ 130, 142 f tusschen de series 5 70 M. B. 133 137,128,129, 9 7 % 130 1 min. pauze. i i l i i133,131 i i i— i) In deze serie is afwisselend eerst een kleine serie sens. dan musc. enz. gereageerd. De tusschen ( ) geplaatste getallen worden elders DesproKen. Tabel A. De neutrale reactietijden1) schommelen tusschen 110 en 129 5". De niusc. reactietijden tusschen 92 en 113 De sensor, reactietijden tusschen 106 en 125 5\ De gemiddelde variatie3) wisselt voor de N.R.t. tusschen 6 en 11.5 of 6 en 9 %. De G.V. wisselt voor de M.R.t. 8) tusschen 5 en 9.5 of 5 en 9.5 %. De G.V. wisselt voor de S.R.t.4) tusschen 7,5 en 11 of 6 en 9 u/„. Voor de M.R.t. van R. wordt de kleinste waarde uit zijn tabel genomen, omdat de curve van 2/8 1904 eveneens aanwijst, dat bepaalde invloeden hier de M.R. hebben verlengd. De S.R.t. zou volgens de curve 123 a" moeten bedragen). Tabel B. Dit waren meerendeels genezen patiënten, die voor de een of andere lichte periphere zenuwziekte (natuurlijk niet voor de hand) in de kliniek waren opgenomen. Er dient dus hierbij opgemerkt te worden, dat, ofschoon psychisch nooit iets abnormaals te constateeren viel, we toch met personen te doen hadden, die aan de omgeving gewend, in eigenaardige omstandigheden verkeerden, waardoor 't mogelijk zou kunnen zijn, dat factoren op de psyche ingewerkt hadden, die op hunne beurt veranderend op den duur van het proces inwerkten. We hebben echter reden, als we 't resultaat der curven, met de waarden, gevonden met behulp der KüAEPELlN'sche methode, vergelijken, om aan te nemen, dat deze factoren van zoo weinig invloed waren, dat ze buiten beschouwing kunnen gelaten worden. De N. R.t. schommelt tusschen 204 en 133 » Ï» ïj ïj S.R. ,, 568 tr III. In de meeste gevallen is 't FECHN'Eii'sche gemiddelde grooter. 't Ar. gemiddelde schommelt sterk, is nu eens grooter dan weer kleiner. IV. Sterker nog dan bij de reactietijden is de schommeling van de gemiddelde variatie. Het schijnt dat het wisselen van den aifectieven toestand nog meer invloed heeft op de gemiddelde variatie, dan op de reactietijden zelf. Het maximum bedraagt 184. Het minimum „ 54. V. Voor zoover 't mogelijk was na te gaan, blijkt, gedurende een en dezelfde serie noch van een groote oefening, noch van een constante vermoeidheid bij de proeven sprake te zijn. Patiënte: Groen ..., (Berlijn). Ouderdom: 56 jaar. Gehuwd. Begin der psychose: 1/7 1903. Opgenomen in de kliniek: 13/7 1903. Gedurende het begin van het onderzoek was patiënte zeer angstig. Op de afdeeling sprak ze zelden en zat meestal angstig voor zich heen te staren, en als ze sprak waren het steeds waanideeën. „Ich bin so schlecht". Er bestond een licht aangeboren intelligentiedefect. Diagnose: Melancholie. Verloop: Langzaam verminderde de angst. j Berekening v. d. j Berekening van de geheele serie. j 1ste helft. | 2de helft. Datum. Tijd. Aantal. Museulaer. Sensorieel. Kraepelin's gemiddelde. Fechner's gemiddolde. Arithmetiscli gemiddelde. Kraepelin's gemiddelde variatie. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Kraepelin's gemiddelde. Aritlimetisch gemiddelde. I i | li j j jj j 18/7 1904 v.m. 9 24 N.R. 8"i — — 21' — — — — 19/7 1904 | v.m. 9 100 N.R 228 — — 50 !j 214 i — 242 — 20/71904 v.m. 9io \ M. | 237 — — 47 — — — — ' ( 12 S. 520 — — 125 1 — — — — °l/7 1%! vm 9 $ M. 256 — — 93 — — — — -ll' i9yilv-m- 9 } 25 S. 310 — — 71 — : — — — 22/7 1904 j v.m. 9 j g f jj - - 50 - - _ - 23/7 1004 ' vm 10 50 M' 184 I — - 34 181 | - 186 i.m vm. ïu j 5Q g_ 2gl , _ _ 59 2U _ 3U _ 25/7 1904 v m 9 i ^ — — — — -o/« 1904 V,m- 9 ( 30 S. 248 — — 68 — — - — I. Het is waarschijnlijk, dat de buitengewoon groote waarden in de eerste en vierde serie voor de absolute reactietijden gevonden, niet alleen berusten op gebrek aan oefening, doch dat daarnaast de angst, veroorzaakt door de experimenten zelf, oorzaak voor 't optreden van nieuwe waanvoorstellen is geweest, hetgeen ook bleek uit de uitingen van patiënte „Was soll das jetzt". Daar echter de series uit te weinig proeven bestaan, meenen we deze buiten berekening te moeten laten. De overige reactietijden berekend naar Kraepulin schommelen tusschen 310 en 1845". Deze schommelingen berusten op het wisselen van den depressieven toestand. De groote waarden zijn afhankelijk van de remming. De langzame afname der absolute waarde komt overeen met den psychischen toestand van de patiënte, die langzaam iets verbeterde. Natuurlijk is niet buitengesloten, dat ook oefening hierbij in het spel is. IT. Het gemiddelde van alle M.R.t. bedraagt = 213 v. S.R.t. „ --= 320 5-. Dit onderscheid is zeer groot. Misschien ten gevolge van den minderen invloed der remming gedurende een motorische reactie. III. De gemiddelde variatie schommelt meer dan de reactietijden zelf, tevens is de gemiddelde variatie uitgedrukt in zijn absolute waarde zeer groot. Terwijl we den reactietijd zelf langzaam zien dalen, bemerkt men hiervan niets bij de gemiddelde variatie. Wellicht wijst het er op, zooals we dit in de eerste serie's van patiënt Steenb. zien, dat de absolute genezing nog niet in 't zicht is. IV. Het feit, dat de vermoeidheid zoo sterk bij de sensorieele i-eactie's optreedt en niet bij de mot., maakt onze veronderstelling zeer waarschijnlijk, dat de remming meer invloed heeft op de sensor, dan op de mot. reactie. Patiënte: Rin (Holle). Ouderdom: 47 jaar. Gehuwd. Begin der ziekte: Juli 1903. Opgenomen in de kliniek: 22/11 1903. Pat. is altijd gedeprimeerd, angstig en zeer geremd. Vaak treden hypochondrische en andere waanvoorstellingen op. Zij denkt nooit meer beter te zullen worden, zegt haar huishouding verwaarloosd te hebben. Er bestaat geen intelligentiedefect. Diagnose: Melancholie. Verloop: Stationair. 8 , Berekening v. d. Berekening van de geheele serie, ij 1ste helft. | 2de helft. Datum. Tyd. Aantal. Musculair. Sensorioel. Kraepelin's gemiddelde. Fechner's gemiddolde. Arithmetisch gemiddelde. Kraepelin's gemiddeldo variatie. Kraepelin's gemiddeldo. Arithmetisch gemiddolde. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. | || | & | -S6 j|M& I <5> *§> jft 22/11 1903 n.m. I30 55 S. 204 172 220 41 209 233 196 203 24/11 1903 n.m. l3^ 55 M. 156 143 187 27 160 204 164 167 25/11 1903 n m 1 T 1®1 1 58 i — — — — -o/u 190-, n.m. 1 L 8i S. 193 191 219 41 I — — — — 26/11 1903 nm l3» T 22 M' 168 171 ; 31 — — — — ' J n'm' 1 L 30 S. 188 191 230 35 — — _ _ 30/11 1903 n.m. 2 103 S. 192 191 207 38 207 237 191 208'-) T. De reactietijden berekend naar Kraepelin, schommelen van 156 tot 204 » ï» jï S.R.t. 194 o*. Een verschil dat men als normaal kan beschouwen. III. Het fechner'sche gemiddelde is nu eens grooter, doch gewoonlijk slechts enkele c, dan weer kleiner; in 't laatste geval is 't onderscheid grooter, wat er op wijst, dat het stijgen van de curve sneller gaat dan het dalen. Het arith. gemiddelde is steeds grooter. Welke beteekenis dit kan hebben, hebben we reeds vroeger medegedeeld. 1 ^ . De gemiddelde variatie schommelt sterk en is zeer groot. De schommelingen zijn grooter dan die der R.t. De angst, die in dit geval steeds op den voorgrond trad, moet behalve de groote absolute waarde, de groote schommelingen hebben veroorzaakt, 't Maximum bedraagt 58 of 34 °/0. 't Minimum „ 27 „ 27 %. \ . De oefening treedt, voor zoover na te gaan, zelfs in de tamelijk lange serie niet op den voorgrond. Er kan dus geen sprake van zijn, dat psychische of lichamlijke uitputting invloed hebben uitgeoefend, terwijl tevens hieruit blijkt dat de remming der melancholie door oefening kan verminderd worden. Patiënt Steenb. . . Ouderdom: 45 jaar. Gehuwd. Tuinman. Begin der ziekte: Jan. 1903. Opgenomen in de kliniek: 8/6 1903. Pat. is steeds gedeprimeerd, daarbij aanvallen van angst vooral 's morgens. De remming is niet heel sterk uitgesproken. Waanideën of hallucinaties bestaan niet. Aanvallen van hyster. tremores in armen en beenen komen vooral in 't begin der opname voor. Geen intelligentiedefect. i) De tusschen [ geplaatste getallen zijn seriesgew;jze opgenomen, de tusschen | geplaatste afwisselend. J) Deze serie is in drie gelijke deelen berekend. De getallen voor het laatste 8de deel bedroegen 172 en 185. Diagnose: Seniele Melancholie met gesupraponeerde hysterische symptomen. Verloop: Langzaam optreden van den normalen psychischen toestand, later recidief. Berekening v. d. : Berekening van de geheele serie. ]ste helft, j -2de helft. jj Datum. | Tüd. Aantal. Musculaer Sensorieel. ' Kraepelin's gemiddelde. Fechner's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Gemiddelde Arithmetisch variatie. Kraepelin's gemiddelde. ; Arithmetisch gemiddelde. Kraepelin's : gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. | I 9/3 1903 n.m. 3« 50 S. ! 285 '262 303 56 j — — — — 10/3 1903 v.m. 9 50 S. 260 227 270 46 ' — — — — 11/3 1903 v.m. 9 50 I S. 238 227 241 33 293 — 293 — 11/3 1903 n.m. 1»° 50 S. 294 297 299 33 237 — 237 — L2/3 1903 v.m. 9« 50 S. Ij 247 254 249 35 — — — — 12/3 1903 n.m. 3 50 : S. ! 231 219 229 39 — — — — 13/3 1903 v.m. 910 150 S. 228 237 234 26 222 225 231 2346) 13/3 1903 n.m. I15 50 S. 225 236 216 30 216 206 231 226 14/3 1903 v.m. 9 50 S. 228 227 234 27 229 234 225 232 14/3 1903 n.m. 230 50 M. 191 206 168 44 207 181 182 154 15/3 1903 v.m. 9 50 M. 199 201 192 30 207 204 189 180 i,. Q 1QAQ C4- ( 30 M. 199 201 167 68 — — — — 1 >/3 i903 v.m. S ■ f lgo 183 166 ^9 — — — — 16/3 1903 nm 31U ^ ^ '28 — — — — — iö/d i.aw n.m. ó i go 188 : 219 153 | — — — _ 17/3 1903 vm 840 $ ^ ^ ^ — 1 ) 03/7 1000 _ m < 28 S. 198 197 194 15 - — - - /' 1JUd in-m- ( 27 ! M. 168 170 168 12 — — — — 1/8 1903 |v.m. 930 I 53 I S. i 137 ! 132 ! 135 10 142 146 S 133 125 ') 3 X 0.025 opium. 3) 4 X 0-025 opium, ») 3 X 0.05 opium. Prof. Z. Experimentator. *) Sedert 7 dagen geen medicamenten. ') 4 X O.05O gr. opium. «) Berekening in 3 deelen, voor't laatste derde deel vonden we achtereenvolgens de getallen 24.3 en 248. . S . 197 » 194. Eerste opname. I. Grove oefening heeft in geringe mate plaats gehad. De reactietijden berekend naar Kraepelin schommelen tusschen 294 en 1297. De schommelingen ontstaan deels door het langzaam kleiner worden der tijden, deels door het wisselen van den affectieven toestand. Voor de werkzaamheid van den tweeden factor pleit het optreden van de schommelingen vooral in het begin van het onderzoek. De absolute waarde is bij zijn opname groot. In dezen tijd komen vooral do zware angstaanvallen voor. Ook wanneer de patiënt de kliniek genezen verlaat, zijn de tijden nog grooter dan normaal. Eenmaal, 1G Maart, zijn de waarden buitengewoon klein en zeer verschillend voor de drie gemiddelden, er treden dan tevens veel te vroege reacties op. Hoogstwaarschijnlijk staat dat in verband met een slechts kort durende intercurrente hyperthynie, gewoonlijk toch was in den laatsten tijd zijn gevoelstoon een negatieve, de zorg voor de toekomst van zijn huisgezin kwelde hem zeer. II. Het onderscheid tusschen de S. en M. reactietijd is twijfelachtig. Til. Het verschil tusschen het Fkchxkr'scIio gemiddelde en het kraepelin'sche is meestal zeer gering. Het arithmetische gemiddelde is in de eerste reeksen bijna steeds grooter, om langzaam in de laatste series, wanneer de psychische toestand ongeveer normaal is, kleiner te worden dan 't arit. gemiddelde. Dit feit zou daarop kunnen berusten, dat buitengewone groote absolute waarden bij depressie vaker voorkomen en zoo 't aritmetische gemiddelde naar boven doen gaan, terwijl, zooals bekend is, het KRAEPELiN'sche gemiddelde door die waarden in 't algemeen niet verandert. Zeer belangrijk is 't boven reeds vermelde feit, dat 't FECHNER'sehe gemiddelde op 1G Maart, voor den musculairen reactietijd heel andere waarden oplevert dan 't KRAEPELiN'sche gemiddelde. Het spreekt van zelf, dat hier 't Fech. gem. een juister beeld geeft en dat 't KRAEPELiN'sche gemiddelde door de talrijke te vroege reactie's op abnormale wijze gedaald is. IV. De gemiddelde variatie blijft tot aan zijn vertrek zeer groot. V. Oefening of vermoeidheid hebben in de reeksen van + 150 proeven geen absoluten invloed. In de reeks van 13,3.03 die uit 150 proeven bestaat, ziet men een zeer geringe toename der tijden optreden. Ticeede opname. (Recidief). Hoofdsymptomen: zware angstaanvallen met depressie. Verloop: genezen. I. Ook nu weer is de schommeling der reactietijden berekend naar Kraepelin, zeer groot — tusschen 23G en 1318 v—. We kunnen, wat de verdere bijzonderheden betreft, verwijzen naar hetgeen boven medegedeeld is. Alleen met dit onderscheid, dat, de daling nu verder gaat en de absolute waarden op 't laatst als normaal zijn te beschouwen. II. Het onderscheid tusschen de S. en M. reactietijden is ook hier niet duidelijk. III. 't FECHKER'sche en arith. gemiddelde geven geen reden tot opmerkingen. IV. De gemiddelde variatie schommelt sterker èn absoluut genomen èn procentuaal berekend, zoodat we moeten aannemen, dat de remming en affectieve toestand meer invloed uitoefenen op de gemiddelde variatie dan op de 11.t. zelf. V. Oefening en vermoeidheid hebben weinig invloed. 8/7 1903. Physiologische depressie. De reactietijden berekend naar Kraepelix schommelen tusschen 198 en 137., de gemiddelde variatie tusschen 10 en 15. Het schijnt, dat in dit geval de physiologische depressie in tegenstelling met de pathol. meer invloed op de reactietijden uitoefent, dan op de gemiddelde variatie. De invloed is echter weer na eenigen tijd verdwenen. Bij 't verlaten van de kliniek zijn de waarden normaal. Patiënt: Wolt. .. . Ouderdom: 37 jaar. Gehuwd. Machinist. Begin der psychose: Aug. 1901. Opgenomen in de kliniek: 23/6 '03. Patiënt is steeds gedeprimeerd en heeft vaak praecordiaalangst. Denkt, dat hij zijn vrouw en kinderen ongelukkig heeft gemaakt. Waardoor? „Door den adem uit mijn mond". Slaapt 's nachts weinig, jammert veel. Geen intelligentie defect, niet vergeetachtig. Diagnose: Melancholie. Verloop : Stationair. (, - ■ Berekening v. d. Berekening van de geheele serie !j |i iste helft, j 2de helft. Datum. Tyd. Aantal. Musculaer. Sensorieel. Kraepelin's gemiddelde. Fecliner's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Kraepelin's gemiddelde variat ie. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. I 1 I 7 ~ 24/6 1903 v.m. 10's 45 S. 182 147 204 37 177 202 186 206\ . 26/6 1903 v.m. 10 43 S. ; 128 133 143 i 23 131 144 128 142l| 29/6 1903 v.m. 10 49 S. i 167 159 164 }i 40 168 164 165 164/a 1/7 1903 v.m. 10 50 S. !; 172 155 181 |l 19 179 188 169 1741° 3,7 1903 v.m. 11 45 M. 155 154 155 28 147 135 174 181(§„ 6/7 1903 v.m. 10 70 S. 172 168 173 25 166 166 175 1801* 10/7 1903 v.m. 1130 49 S. ; 196 191 209 | 46 196 205 195 213|x 13/7 1903 v.m. 10 49 S. |j 161 147 169 38 156 164 163 175/" I. De reactietijden berekend naar Kraepelin schommelen tusschen 196 en 128 <7. De schommelingen berusten op de wisseling van den depressieven gemoedstoestand. De absolute waarde is vrij hoog. De remming vooral voor voorstellingen van negatieven gevoelstoon was in dit geval niet bijzonder groot. Verandering is in de tijden der laatste reeksen niet duidelijk op te merken, wat met het objectief psychisch onderzoek volkomen overeenstemt. Of de R.t. zonder opium kleiner zouden geweest zijn is niet te beoordeelen. Tl. Da absolute waarde van alle S.ll.t. bedraagt 167 <7. Voor de M.R. is slechts een reeks ter beschikking waarvan de Kt. = 155 er. III. 't Fechner'scIip, noch 't arithmetische gemiddelde geven reden tot opmerkingen. IV. De gemiddelde variatie schommelt sterk en is zeer vergroot. Dit feit wijst er op, dat ook hier de pathologische psychische toestand beter uitgedrukt wordt door de gemiddelde variatie dan dooiden reactietijd zelf. Het maximum bedraagt 46 of 23 0/0. „ minimum „ 19 „ 12 °/0. V. Oefening en vermoeidheid hebben over 't algemeen weinig invloed, een uitzondering maakt de serie van 3/7 1903. Dit kan in verband staan, dat 't patiënt niet altijd gelukt is aan den musculairen reactievorm vast te houden. Patiënt: Scho (HaUe). Ouderdom: 13 jaar. Begin der psychose: Aug. 1903. Opgenomen in de kliniek: 11/10 1903. Pat. is steeds gedeprimeerd. Was vroeger altijd vlijtig en behulpzaam. Nu het tegenovergestelde; nalatig en lusteloos. Angstaanvallen zijn niet opgetreden. Schoolkennis normaal. Diagnose: J uveniele Melancholie. Verloop: Langzaam optreden van den normalen toestand. Berekening van de Berekening van de geheele serie. l»te helft, j 2de helft. Datum. Tijd. Aantal. Musculaer. Sensorieel. Kraepelin's gemiddelde. Fecliner's gemiddelde. Aritlimetisch gemiddelde. Kraepelin's gemiddelde variatie. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetivcli gemiddeld o. Kraepelin's gemiddelde. Aritbmetiscli gemiddelde. i i ii i ' _ll ; ' on ,, „m i 32 M. 134 132 132 28 i — — — — 29, il 1903 n m. . 30 13ö m 14.> 23 | — — — — inAO .30 M. 98 90 98 10 — — — — 3H/11 190o v.m. 11 . 3Q s> 101 100 99 12 1 — — — — 1/12 1903 v.m. 11 60 S. 92 92 97 U 92 98 101 97 2'12 1903 v.m. 60 M. 105 108 106 14 100 102 110 105 II I. Uit de tabel blijkt dat de eerste tijden iets grooter zijn dan de overige. Berekend naar Kraepelin schommelen de waarden tusschen 136 en 92 s\ Zoowel de schommelingen als de duur der reacties kunnen als normaal beschouwd worden. II. Het gemiddelde van alle M. R.t. bedraagt 112 o-, R.t. „ 109 cr. III. t FECHNER'sche noch 't arithmet. gemiddelde geven reden tot opmerkingen. IV. Zien we af van de eerste reeks, waarbij behalve de remming nog meerdere factoren in 't spel kunnen geweest zijn, dan schommelt de gemiddelde variatie slechts gering en is de absolute waarde niet vergroot. Het maximum bedraagt 14 of 15 0/0. „ minimum „ 10 „ 110/0. A . Er bestaat slechts een geringe vermoeidheid. Patiënt: Tim. . . Ouderdom: 37 jaar. Gehuwd. Landbouwer. Begin der psychose: Dec. 1902. Opgenomen in de kliniek: 27/6 1903. De ziekte begon met depressie, daarna is angst opgetreden. „Hij is de slechtste mensch van de wereld". Poging tot suicidium. Als hij opgenomen wordt, is de grootste angst reeds verdwenen, pat. is nog wat gedeprimeerd. Intelligentie intact, geen lichamelijke symptomen. Diagnose: Melancholie. Verloop: Zeer snelle genezing. Berekening I I Berekening van de van de , | geheele serie, j li le helft, i 2e helft. Datum. Tüd. Aantal. Musoiilaer Sensorieel. Kraepelin's gemiddelde. Fuchner's gemiddelde. Arithmetiscli gemiddolde. Kraepelin's gem. variatio. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetiscli gemiddelde. | Arithmetiscli gem, variatie. Procentuaal berekend. I II li I 13/5 1903 n.m. 1» 50 S. UI 128 141 13 137 140 148 141 — — 17 10 l4/o 1903 n.m. 2 55 S. 155 155 151 26 165 164 142 140 — — 29 16 lo/5 1903 v.m. 10» 55 M. 140 155 135 17 150 138 135 132 — — 25 12 18/5 1903 n.m. 3» 60 S. 165 168 164 19 164 161 169 166 — — 23 12 20/5 1903 n.m. 1» 55 M. 148 155 144 18 L47 142 152 147 — — 23 12 %lJ° 1903 v-m. 9» 60 S. il 156 164 158 17 157 155 157 162 — — 23 11 22/ol903 v.m. 9» 50 S. 169 170 167 23 178 178 160 157 — — 23 13 24/5 1903 v.m. 11 50 M. 172 180 169'1 20 182 180 157 157 — — 24 12 28/5 1903 n.m. 2 120 S. 104 96 1061| 13 100 103 98 991| 1041| 115 23 13 29/5 1903 v.m. 10 \ ® 138 129 145 24 — — ~ — — — 25 18 ( 30 S. j 13o 150 140 14 — — — — — — 19 10 30/5 1903 v m 8« $ 50 M' 131 134 13 136 129 132 139 — — 18 10 ,m- I 50 S. 124 122 132 11 124 130 128 134 | - - 19 9 I. De reactietijden berekend naar Kraepelin varieeren tusschen 172 en 104 5 _ _ _ _ I. Het blijkt uit de verschillende getallen der eerste reeks, dat deze voor een deel berusten op licht gebrek «aan oefening, waarom we deze. niet verder zullen bespreken. De overige waarden schommelen berekend naar Kraepelin, tusschen 136—129 c. De absolute waarde is, in aanmerking genomen de zeer geringe ontwikkeling van den patiënt en 't geringe intelligentiedefect, zeer klein. II. Het gemiddelde van alle S. R. bedraagt = 135 5". M.R. „ = 130 O-, III. 't Fechner gem., noch 't arith. gem. geven reden tot opmerkingen. IV. De G. Y. is normaal Maximum 14. Minimum 7,5. Y. Oefening of vermoeidheid zijn niet waar te nemen. Patiënt: Joh. de Gil . . Ouderdom : 59 jaar. Landbouwer. Begin van de psychose: Reeds twee maal in de kliniek verpleegd. Opgenomen in de kliniek: 1/7, 1903. Pat. uit steeds dezelfde rijmen en waandenkbeelden als bij zijn vorige opname. De exaltatie is zeer gering, meer treedt op den voorgrond de ideënvlucht. De slaap is zeer gering, een intelligentiedefect kan geconstateerd worden. Diagnose: Mania periodica. Yerloop: Langzaam correctie van de waandenkbeelden. Berekening v. d. |' Berekening van de ji gelieele serie. I lste helft. 2de helft. Datum. I Tijd. Aantal. Musculaer. Sensorieel. Kraepelin's gemiddelde. Fechner's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Arithmetisch gemiddeldo variatie. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Krap pel in's gemiddelde. Arithmetisch gemiddolde. 13h 1903 v.m. 10*5, 35 s. 257,9 297,3 262,8 78,7 I 249,8 245,7 296,8 283.8 14/< 1903 v.m. 930 55 277,5 194,2 326,(5 111,7 274,2 323,6 277,5 880 lo/1 1903 v.m. 10*> 50 S. 253,7 226,5 297.1 92,1 260 290,3 236,5 303,9 18/7 1903 n.m 3 ' \ Ü? 166>4 155'3 171>6 26>2 168 ~ 100 — *30 S. 16,,3 166,4 179.4 38,3 157 — 175 — 20/7 1903 v m 9» * 30 ; M- 206>8 192-2 246'9 63 — — — _ 1 .m. , 30 s_ o1(3o 1(j2,2 252,9 66,3 — — — — I. De reactietijden schommelen van 278 0 S. 618 626,9 608 97,0 — , 571 — 644 5/4 1903 v.m. II15 55 S. 362 358,4 374 ■ 40 j 369 386,4 354 3o8 6/4 1903 n.m. 4« 40 S. 614,6 630 600 ! 86 584 559 661 t>43 7/4 1903 n.m. 4»> 60 S. 861 927 874 102 778 849 888 899 8/4 1903 v.m. 1015 53 S. 535,5 525 556 i 78 ; 566 o79 526 o3o 6/5 1903 n.m. 3 50 S. 1247 1269 1230 141 1236 1226 12o4 1-34 8/5 1903 v.m. 10» 53 3. 853 722 888,8 131 953 987
    9 179>2 157 17'7 — — J — — ' 3 n.m. f22 s_ 16Qi6 158>8 173t8|j19>1 _ — J _ _ Patiënt krijgt van 3 tot 4 uur een warme hydropatische inpakking. Toestand onrustig. 31/7 1903 n.m. 4ao U4-7 140-6 145,9 12,3 _ — _ _ 130 S. 147,9 147,4 148,G 12,7 — — — — 31/8 1903 vm 9" <25 S' 12Ó>1 12L4 126-8 9>7 121 ~ 118 -3) ' v.m. y j)2ö m. 118,4 121,4 120,4 10,1 118 — 116 — °/9 1903 vm Q <28 M- 124>7 121>4 131 6>3 — — — — j/y 1903 v.m. 9 i2. s 135;2 146;6 1326 13;4 _ _ _ _ 3/9 1903 vm 10'» I"25 M" 121>8 121'4 124'3 10'91 - - - ' lu L28 S. 139,4 136,1 142,5 14,3 1 — — — _ 4/9 1903 v.m. 9 f27 £ 135,2 138,2 141,7 10,1 j 130 - 148 -4) [_-•) M. 14/ 14/ 1ó8,9 10,o '| 13/ lo6 — 5/9 1903 n m 1»» T25 M- 132-6 133>4 133>3 n>91 133.5 ~ 129 ~5> I iwö n.m. i 128 g 131j3 1379 n 13Q _ 125 _ 9/9 1903 ivm 9 I"25 M" 144'4 136'5 149'2 U'6 - - _ _ ^ m- v [25 S. 137,8 128,2 152,9 11,2 — — — — I I li I ') Sedert 14 dagen geen medicamenten. 2) Deze serie werd door Prof. Ziehen opgenomen. ;) Plotselinge overgang van een depressieven toestand in hyperthynie. 4) Licht gedeprimeerd. °> Depressie nog al aanwezig. Eerste opname. I. De absolute waarden der R.T. berekend volgens Kraepelin schommelen gedurende het eerste verblijf van 1(39 tot 268 t. Het stijgen van de waarde gedurende den laatsten tijd van zijn verblijf viel juist in de periode van beterschap. Met het gebruik van medicamenten staat het niet in verband. Het is dus waarschijnlijk, dat de eerste tijden met zijn exaltatie in verband staan, terwijl de laatste groote waarden berusten op reactieve depressie, zooals ook uit zijn redevoeringen uit den laatsten tijd bleek. Een andere verklaring zou misschien de uitputting zijn, die na zoon zware affektpsychose terugblijft. II. Het verschil tusschen sens. en mot. reactietijden is zeer klein. III. De verhouding van Fechner's en het aritm. gemiddelde geeft in dit geval geen aanleiding tot opmerkingen. T V. De gemiddelde variatie is ook toegenomen over 't algemeen. Het schijnt hier toch, dat de affecttoestand of uitputting op de G. V. minder invloed gehad heeft, dan op de R. T. zelf. Het maximum is: 41. „ minimum „ 21. \. \ an vermoeidheid en oefening is weinig gebleken. Uit het feit; dat de vermoeidheid zoo weinig zich voordoet, zal men moeten besluiten, dat alleen de reactieve depressie oorzaak is, dat de R.T. uit den laatsten tijd verlengd zijn. Ticeede opname: 28/7 1903. Hoofdsymptomen: Affectaandoeningen van verschillende qualiteit. eerst treedt de angst meer op den voorgrond, dan eene afwisselende stemming; — de overhand houdt de exaltatie, — weer dezelfde Waandenkbeelden en een enkele hallucinatie. Geringe incohaerentie. Y e r 1 o o p: Langzame beterschap. i. De absolute waarde van de reactietijden, berekend volgens Kraepi'I.in' schommelen van 163 c tot 120. Het kleiner worden van de tijden in den laatsten tijd in tegenstelling met de eerste opname staat in verband met den veranderden psychischen toestand van den patiënt. Werd patiënt opgenomen met een nagenoeg uitsluitend depressieve stemming, langzamerhand verdween deze gedeeltelijk, en kwamen exaltatietoestanden voor, zooals ook met de meening van patiënt zelf overeenkomt. „Gemoedstoestand twijfelachtig". De tijd van een reactieve depressie was nog niet aangebroken, toen hij voor 't laatst onderzocht werd. De veel geringere incohaerentie is ook ten deele oorzaak, dat de tijden na de tweede opname kleiner zijn dan na de eerste. II. Het verschil tusschen sen. en mot. reactietijd is zeer klein. TIL Het FECHXER'sche en arithm. gemiddelde wijken slechts weinig af. IV. Ook de Gein. V. is afgenomen. De overgang van een uitsluitend negatieve stemming in een meer gemengde, heeft dus hier hetzelfde gevolg gehad, als bij de R. T. Het minimum bedraagt G. „ maximum „ 19. V. Van oefening en vermoeidheid blijkt niets, zoodat liet uitgesloten is, dat het kleiner worden der tijden op meerdere oefening zou berusten. Patiënt: Van Don.... Ouderdom : 34 jaar. Sigarenmaker. Begin van de psychose: Juni 1901. Opgenomen in de kliniek: 1/7 1903 (derde opname). bterke affectschommelingen. Zegt „Ik wil niets meer gebruiken, je \ergeeft me . Was vroeger wat angstig. Pat. is nu overwegend vroolijk gestemd. Zit soms in zijn bed te zingen. Licht aangeboren intelligentie defect. Diagnose: Puberale affectschommelingen. Verloop: Stationair. Berekening v. d. Berekening van de |! geheele serie. le helft, j 2® helft. Datum. Tijd. Aantal. Musculair Sensorieel. Kraepelin's gemiddelde. Fechner's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Kraepelin's gemiddelde variatie. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Kraepelin's gemiddelde. j Lrithmetisch j gemiddelde. 1 ■^====r—■^=^=========-—1 __ , II i ^ 6/8 1903 n.m. 2 59 S 244,8 240,7 263,6 44,6 271,6 267 244,8 260,3 - - 7/8 1903 v.m. 1013 \f' M 260,4 275,1 281 50,6 234,1 260,8 304,5 302,4 — — '20 M 261,7 276 270,5 69,9 — — — — _ _ 12/8 1903 v.m. 9® ^ M j 303,7 304,1 298,2 23,5 307 — 3021) _ _ _ (i30 S | 311.6 304,1 330,7 29,8 302 — 313 — — _ 13/8 1903 v.m. 1030 M 249,8 259 255,6 34 — — — — ; '30 S 266,1 300,5 264,4 37,8 — — 14/8 1903 v.m. 10« 95 S | 217,6 199,1 224,9 21,8 219,7 225,3 216,7 228,4 235 2 -'20 6») ')' „Vandaag diarrhee". 2) Deze serie is in 3 gelijke deelen berekend. I. De schommelingen der reactietijden, berekend naar Kraepelin geschieden tusschen 311 en 218 t. De oorzaak daarvan moet gelegen zijn in den pathologischen psychischen toestand van den patiënt. De absolute tijden zijn groot, ook hiervoor laat zich geen anderen, dan dezelfden psychischen toestand aansprakelijk stellen, ofschoon de exaltatie in den laatsten tijd duidelijk verminderde. Het lichte intelligentiedefect dat bestond kan dit niet alleen teweeggebracht hebben. De lange tijden verkregen op 12 8 1903 staan waarschijnlijk in verband met de maagdannkatarrh waaraan j»at. dien dai^ leed. 9 II. Het gemiddelde van alle M. R. bedraagt 244 t. „ „ „ „ S. R. „ 244 er. III. 't FECHNER'sehe noch arithm. geruid, geeft reden tot opmerkingen. IV. De gem. V. schommelt zeer en laat duidelijk een langzame daling der waarden waarnemen. Het schijnt, dat ook hier de psychische toestand beter wordt weergegeven door de gem V. dan door de R. T. zelf, in dit geval. De groote schommelingen in het begin waargenomen worden hoogstwaarschijnlijk door den eigenaardigen psychischen toestand veroorzaakt 't Maximum bedraagt 69. 't Minimum „ 22. V. Oefening en vermoeidheid wisselen elkander af; op 14 Aug. zien we eerst een oefening optreden, die later in 't derde deel der reeks door vermoeidheid wordt opgevolgd. D. Paranoia. Patiënte: Ur.... Ouderdom: 35 jaar. Getrouwd. . Begin van de psychose: Juni 1903. Opgenomen in de kliniek: 2 Juli 1903. In de kliniek waren de weinige hallucinaties en waandenkbeelden spoedig verdwenen. Bestaan bleef nog steeds haar treurige gemoedstoestand. Daarbij kwam een sterk verlangen naar haar kind. Diagnose: Paranoia hallucinatoria acuta, post partum. Verloop: Genezing, overgang in een physiologische depressie. Berekening v. d. ! Berekening van de geheele serie. late helft. I 2 > 95 ' s 216 222 220 25 — I — — — 1 ! I. Het blijkt, dat pat. waarschijnlijk op 1 April eerst haar maximale oefening bereikt heeft. De reactietijden berekend volgens Kraf.pelin schommelen tusschen 352 en 164 .« 182 211 — — — — — 31/7 1903 v.m. 930 5 M. 138 — 146 23 — i — — — t 5 S. 156 — 150 13 — — — — Hierna gedurende eenige min. een onderhoud over zijn waandenkbeelden. 20 i M. |j 191 — 240 — ! — ' — | — — 1/8 1903 v.m. 11»! 16 M. 346 — j 350 53 309 — 402 i 15 S. i; 367 — , 357 19 360 — 367 — Hierna gedurende eenige min. een onderhoud over zijn waan-ideen en kinderen. 11 M. ; 831 — :J47 " — : — 12 S. 864 — 344 — — — — — 3/8 1903 v.m. 9 40 S. 185 159 201 28 170 i 188 l 203 214 4/8 1903 v.m. 9io 35 m. 149 146 j 206 38 j. — | — | — ! — In deze reeks werden voor l enige reacties een prikkel van geringere intensiteit genomen. 5/8 1903 v.m. 9» r,o S.' 240 243 252 51 228 i 243 247 ! 262 7/8 1903 v.m. II45 100 S. 148 143 160 15 147 i 157 | 152 163 8/8 1903 n.m. 2 32 M. 138 1 82 141 11 Pauze tusschen voorsignaal en prikkel 1 4 sec. 9 M. 126 X 128 14 „ B , „ >1, r 21 M. 137 140 136 1 17 ' „ „ „ „ „ 1 „ 22 M. 150 j 1^.° 153 10 „ „ „ ll/a r 24/8 1903 v.m. 9»>' 29 S. 154 145 152 22,5 Pat. wordt verteld, dat hy 't gesticht mag verlaten — tamel;ik vroolflke stemming — 30 S. 165 J},4.;.; 172 11,5 i 25/8 1903 v.m. 9 25 M. 139 136 142 12 ! 9 S. I 117 — — 10 8 M. 139 — — 10 Proeven met afleiding, door naast den 11 S. li 139 — — 22 1 reagent een metronom te zetten. 8 S. 134 — — 15 Afleiding door metronomslagcn en eea 17 M. 134 — — li 10 electrisch belletje. 26 '8 1903 v.m. 9lu 17 M. 155 — — 7,5 Tusschenpauze van voorsignaal en prikke' 24 M. 140 — — | 0,1 één secunde. 13 M. j| 189 — — 8,3 Chronoskop op onregelm.t.a( d gang gezet 9 M. 139 — — < Tusschenpauze voorsign. en prikkel U/a s Getallen in kleine letters gedrukt komen elders ter sprake. I. De reactietijden berekend volgens Kraepelin, schommelen tusschen 367 t en 117 25 S. 232 229 250 19 — — ! _ _ 20/4 1903 v.m. 40 S. 304 256 369 69 247 375 i 314 364 20/4 1903 n.m. 50 S. 253 256 273 30 251 265 i 250 ! 282 21/4 1903 v.m. 9 30 S. 258 256 316 34 — — — - 22/4 1903 n.m. 2*> 30 S. 257 256 270 i 57 — I — — - 23/4 1903 n.m. 9io [ 30 S. 252 ! 202 281 i' 45 — j — — I - 23/4 1903 n.m. 239 20 S. 281 290 269 , 57 — 1 — — - 24/4 1903 n.m. 215 85 | M. 226 ; 209 223 | 24 i 211 216 I 223 i 231 25/4 1903 n.m. 2 30 l S. 212 ! 202 222 26 — — 27/4 1903 v.m. 9 30 ' S. 273 I 229 299 46 i— ! — i — ! — 27/4 1903 n.m. 415 : 20 S. 220 202 243 27 : — — — ! - 28/4 1903 n.m. 4 25 S. 233 252 235 i 35 — I — — 29/4 1903 n.m. 230 35 S. 262 : 202 298 | 59 297 331 217 i 241 30/4 1903 n.m. 2 j 40 S. >! 221 i 209 236 31 241 241 | 218 i 235 1/5 1903 n.m. 910 S 35 M. j 272 , 297 285 j 49 I 297 302 i 233 ■ 264 2/5 1903 v.m. 9 20 S. 285 283 307 55 1 283 I 293 I 295 322 4/5 1903 v.m. 10 14 M. i 285 ! 283 321 jï 34 I — — 5/5 1903 v.m. 910 25 S. 296 i 297 302 46 P — — — — 6/5 1903 n.m. 2 ) 20 M. i! 266 337 273 ! 59 !i — — — 7/5 1903 v.m. 9 10 S. 255 — 269 | 51 (I — — — — 11/5 1903 v.m. 9*5 ; 35 S. || 250 202 242 | 41 217 227 249 262 13/5 1903 v.m. 9301 24 S. I 231 | 229 260 , 26 — 15/5 1903 v.m. 111» 40 M. 1 231 j 202 267 j 43 I 225 247 258 296 19/5 1903 v.m. 9 25 S. j 243 250 281 46 — — — — 23/5 1903 n.m. 23o | 45 S. ] 257 263 — | 42 257 249 257 270 28/5 1903 n.m. 4 40 S. , 145 145 162 20 \. 150 174 135 151 29/5 1903 v.m. 10 50 S. 167 166 181 , 32 |t 165 i 192 171 170 5/6 1903 n.m. 3 60 M. ; 153 134 172 22 , 158 174 154 171 29/6 1903 n.m. 3 j 40 S. 169 161 190 I 24 175 i 195 167 183 4/7 1903 n.m. 410 j 25 M. | 162 | 169 173 [ 25 | 163 t 182 162 164 ) Interval voorsignaal en prikkel van 1—10 sec. li , n I d. Acustische T . . b. Tactiele halluci- ! c. Acustische halluci- ; en tactiele ... . kwamen nog naties voorkomen. 1 naties voorkomen. hallucinaties voorkomen. I Aantal in de serie. Kraepelin's gemiddelde. Kraepelin's gemiddelde variatie. Aantal in de serie. Kraepelin's gemiddelde. [ Kraepelin's I gemiddelde variatie. I Aantal in de ; ;i serie. | _ | Kraepelin's gemiddelde. Te vroege | reacties. Vernietigde i waarden. III 1 i I — ! — ! — 3 1120 J 1 — — ? — — ' — i — 4 574 — — ? 4 — — — 3 365 — — ? 1 2 522 — — — — — ? 14 2 179 — — — — — 1 1 12 277 83 1 546 — 1 3 3 365 — 1 902 1 1339 4 5 5 179 — 1 759 i _ — 8 16 10 276 , 29 — — ! — ! — 8 | 8 12 ! 240 74 — — — ; — 2 15 5 348 — — i — 1 454 2 14 M 3 320 — 1 356 — i — 2 5 10 251 I 42 — — — j — 1 15 3 266 — — — I — — 22 — 7 246 26 ! 3 515 ! ! — i — 1 14 9 221 28 j 2 1115 j | — i — 1 1 16 9 242 75 j — j — — 7 33 6 261 — 1 454 — — ; 3 11 8 309 30 1 809 | ! — — , 1 8 13 193 31 1 517 — — !: 2 12 12 256 39 1 1 311 — — , 1 8 8 ? - - . - _ ! _ i I 7 8 217 23 — — — i — 1 1 I 3 14 i 240 69 — — — — |i 1 | 5 3 319 — — — — — 1 I 5 17 | 291 86 — — — — 2 4 6 393 — — — — — | 1 12 I 253 45 1 1335 1 703 1 12 14 j 298 i 37 — — 1 360 2 6 9 260 63 1 1772 — — 3 11 21 247 46 1 705 — 1 — 4 5 7 256 — 1 — — 1 270 — 3 7 j 283 — | 2 ! 490 — — — 3 10 148 14 j 2 ; 166 — — — 1 12 168 50 1 864 — — 3 1 5 187 — — — — — 1 — T. De reactietijden berekend naar Kraepelin schommelen tusschen 647 en 145 t. Het is waarschijnlijk, dat de eerste hooge getallen berusten op gebrek aan oefening. Uitgesloten is het niet, dat langzamerhand de bewegingen meer automatisch zijn geworden waarvoor pleit dat het onderscheid tusschen de S. en M. reactietijden zeer gering is. De absolute waarde is in 't begin zeer hoog, maar daalt langzamerhand, zoodat de laatsten ongeveer als normaal kunnen beschouwd worden. Gaat men na wat de oorzaak van deze schommelingen en hooge waarden kan geweest zijn, dan blijkt dat het intelligentiedefect dat zeer zeker aanwezig was hierop "een invloed kan gehad hebben. Dan zouden toch ook de laatste waarden groot moeten zijn. Het blijkt, dat de tactiele hallucinatie slechts een momentane invloed heeft, dat de duur der R. t. zooals uit de tabel blijkt, slechts weinig in de eene of andere richting veranderd wordt, terwijl wanneer een acustische en tactiele hallucinatie tegelijk optreden, de duur van den reactietijd afhankelijk is van het ontstaan van de eerste, zoodat we óf kolossale óf ongeveer normale waarden zien optreden. Er blijft dus niets anders over en de boven medegedeelde tabel bewijst liet voldoende, dat de duur der reacties sterk onder den invloed staat van het optreden der acustische hallucinaties. Deze reacties, verkregen gedurende een acust. halluc., overtreffen dan ook eenige malen de andere tijden in duur. (zie de tabel). Deze verlenging van de R.t. blijkt voor S. reacties niet minder dan voor M. reacties. II. Het gemiddelde van alle S. reactie's bedraagt 236 tl tf ,, M. „ ,, 211 *r. In werkelijkheid zouden we geheel iets anders vinden. Ik deel deze getallen slechts mede om te zien, hoe gevaarlijk het is met getallen om te springen, indien men zich niet nauwkeurig van zijn doen en laten rekening geeft. III. Het fechner'sche gemiddelde verschilt in de meeste gevallen slechts weinig van het kraepelin'sche. Het arithmetische gemiddelde is steeds grooter. Een feit, dat er op wijst, dat op den patiënt invloeden gewerkt hebben, die primo afleidend hebben gewerkt en secundo den duur van de reactie hebben verlengd. IV. De gemiddelde variatie is zeer groot. Zelfs als de reactietijden de normale grootte hebben bereikt blijven de gemiddelde variaties nog zeer groot. Sterk is de schommeling in het verloop van den dag. In de meeste gevallen is deze in den namiddag 50 % minder. Medicamenten en voeding kunnen hierop geen invloed gehad hebben. Het zou dus kunnen veroorzaakt worden door hallucin. of vermoeidheid. Nu blijkt het echter, dat de hallucinaties in den namiddag niet minder optreden. Het is dus waarschijnlijk, dat hierbij de uitputting ten gevolge van slechten slaap een grooten rol heeft vervuld. V. Zien we des morgens de vermoeidheid de overhand hebben, 's middags is het de oefening die meer op den voorgrond treedt. Dit bevestigt dus, hetgeen we hierboven hebben verondersteld. i) Er werd slechts een gering aantal malen sens. gereageerd. Met liet subjectieve gevoel van patiënt komt dit overeen: „Een middagdutje doet mij goed". Een enkele maal zien we de oefening [29.4.03 en 1.5.03] of vermoeidheid [ 1.4.03 — 30.3.03] zeer sterk uitgesproken. Hierbij moeten we aannemen, dat andere factoren in 't spel zijn geweest, die zich niet absoluut laten afzonderen. In werkelijkheid krijgen we dan ook in eenige gevallen bij het nagaan der oorspronkelijke proeven den indruk, dat de hallucinaties hiervan de oorzaak zijn. Toch is dit niet altijd waar te nemen, omdat het mogelijk is, dat tusschen de verschillende proeven in, den patiënt veel hallucinaties kan gehad hebben. Patiënte: Scho .., {Berlijn). Ouderdom: 50 jaar. Gehuwd. Begin van de psychose: Maart 1900. Opgenomen in de kliniek: 5/4 1904. Op de afdeeling had patiënte steeds zeer veel acustische hallucinaties. Deze kwamen niet voor gedurende het experiment, dan hoorde pat. alleen een constant oorsuizen, „als ein Wagen welcher vorbei fahrt". Een duidelijk waansysteem had zich niet ontwikkeld, evenmin bestond er een duidelijk intelligentiedefect. Diagnose: Paranoia chronica hallucinatoria. Verloop: Stationair. Berekening v. d. geheele serie. Datum. Tijd. Aantal. Musculair Sensorieel. Kraepelin's gemiddelde v. h. geheel. Kraep. gem. vau de le helft der serie. Kraep. gem. van do 2e hellt, der serie. Kraepelin's gemiddelde variatie. II I II •22/7 1904 v.m. 96 NR 326 336 296 93 j \ G8durende de exm,ri. 23/7 1904 v.m. 100 M K 206 233 191 37 I j 25/7 1904 v.m. 100 SR 177 165 190 20 i f ®" n«wrl ló v rSO MR 199 178 224- 40 ' stemmen gehooid, wel 26/7 1904 v.m. Z S }'3 if* li ( hoorde ze een leven !n mr «A om i oq li als 'tgefluit vaneen 27,7 1904 v.m. J Jg 8 M S ) li I! I I. Voor een goed overzicht is noodig, dat de eerste serie buiten beschouwing gelaten werd, omdat hierbij de aandacht niet in de een of andere richting is gefixeerd. Of deze waarden voor de beoordeeling van dit geval geen beteekenis hebben, zouden we niet gaarne nu willen beslissen. De Rt. berekend volgens Kraepelin schommelen tusschen 212 en 177. Deze schommeling is niet abnormaal groot, en bevestigt geheel hetgeen ons de patiënt omtrent het optreden der hallucinaties en waandenkbeelden vertelde. De absolute waarde is groot en kan alleen verklaard worden door het optreden der waandenkbeelden. II. Len verschil van S.Rt. en M.Rt. valt niet met zekerheid te eonstateeren. III. De gemiddelde variatie schommelt meer dan de reactietijden. Het is duidelijk dat de abnormale psyche meer invloed op de gem. variatie dan op de Rt. zelf heeft uitgeoefend. Ook de absolute waarde is zeer groot. Andere factoren dan de bovengenoemde kunnen wij hiervoor niet aansprakelijk stellen. IV. Oefening en vermoeidheid vallen niet met zekerheid te eonstateeren. Patiënt: Van Leeuwe Ouderdom: 45 jaar. Ongehuwd. Schoenmaker. Begin der psychose: ruim 20 jaar geleden. Opgenomen in de kliniek: 9 7 190i, Patiënt werd reeds vroeger eenmaal in de kliniek verpleegd en ontslagen. Hallucinaties had hij voor 't eerst, toen hij + 20 jaar was. Kr heeft zich langzaam een waansysteem ontwikkeld, dat overeenkomstig zijn aangeboren debeliteit, zeer kinderachtig was. Diagnose: Chron. hallucin. paranoia. Verloop: Stationair. Berekening v. d. Berekening van de geheele serie. ' 'I ïste helft. | 2de helft. Datum. Tijd. Aantal. Musculacr. Ken serieel. Kraopolin's gemiddelde. Fechnor's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Kraepelin's gemiddelde variatie. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde ■■ . , ,i | , ! 28/4 1903 v.m. !H5 5.1 S. 359 351 361 56 338 361 375 361 29/4 1903 n.m. 4 35 S. 270 243 297 60 — — — — 30/4 1903 n.m. 3 55 S. 262 236 285 42 j 273 282 249 288 1/5 1903 v.m. 24 S. 233 236 248 17 < — — — — 2/5 1903 v.m. 10 55 M. 265 236 277 35 267 281 269 273 4/5 1903 v.m. 9 30 M. 233 195 233 39 ! — — — _ 5/5 1903 nm. 3 50 S. 246 236 260 27 ! 237 245 255 275 6/5 1903 v.m. 10 49 S. 242 243 244 35 ! 225 235 248 253 7/5 1903 n.m. 2511 55 M. 216 209 228 24 I 213 223 224 234 8/0 1903 v.m. 49 M. 233 229 255 25 222 221 244 255 11/5 1903 v.m. 11»° 45 S. 217 222 222 24 I 217 218 228 228 12/5 1993 n.m. 48(l 50 M. 226 236 235 17 j 219 234 232 237 13/5 1903 v.m. 10 125 S. 227 225 232 23 !j 228 232 233 241 15/5 1903 i vjn. 9« j |0 M. 210 m |17 17 _ _ _ _ 20,5 1903 » , { U l gj gg UI 1| Z Z Z Z 23/5 1903 n.m. lso 60 S. 205 208 209 14 206 205 205 213 25/5 1903 v.m. ïl'° 50 S. 211 209 222 14 208 213 217 232 T. Ziet men van de eerste reeks af, zoo schommelen de reactietijden berekend naar Kraepelin tusschen 270 en 205(7. De kleinere waarden in de laatste reeksen ontstaan door een langzame verdere oefening; het is zelfs waarschijnlijk, dat de patiënt langzaam gedurende 't experiment de proeven automatisch heeft leeren uitvoeren. De absolute waarde is vrij groot. II. Het gemiddelde van alle sens. reactietijden bedraagt 229 j) „ >, M.R. ,, = - 146 <7. III. Het fechner'sche gemiddelde van 25 en 26/11 is veel kleiner dan het Kraepel. gein. Dit wijst er op, dat de stijging van de curve sneller gaat dan het dalen. De overige waarden verschillen weinig. Het aritm. gem. is steeds grooter. De pathologische factoren werken hier weer verlengend op de tijden. IV. De gem. V. is zeer hoog en schommelt sterk. Dezelfde omstandigheden hebben meer op de gem. variatie dan op de R.T. zelf, storend ingewerkt. Het maximum bedraagt 05. Het minimum 24. i) Deze serie is berekend in 3 gelijke deelen. V. Het Kraepf.L. gemiddelde van de eerste helft is steeds kleiner, dan het Kr. gem. van de tweede helft. Het verschil is sterk in 't oog vallend. Het zou mogelijk kunnen zijn, dat snelle psychische of lichamelijke vermoeidheid daartoe aanleiding gaf, objectief was daarvoor geen bewijs te vinden. Beter wordt het verklaard door het steeds sterker wordende negativisme. Hiervoor pleit zeer sterk de reeks van 28 Nov., waar de eerste tijden bijna normaal, de laatste 't grootst zijn, en daartusschen vindt men een overgangstijd. Patiënt: Wie , (Halle). Ouderdom: 25 jaar. Graanhandelaar. Begin van de psychose: Juni 1900. Opgenomen in de kliniek: Aug. 1903. Pat. neemt steeds een passieve houding aan in zijn bed. Staart wezenloos voor zich uit, zonder zich om hetgeen in zijn omgeving gebeurt, te bekommeren. Nu en dan optreden van een onnoozel lachen. Een neiging tot negativisme is sterk aanwezig. Pat. spreekt weinig, en uit slechts nu en dan een waanidee „Ik moet sterven aan mijn breuk". Langzaam tree'dt een stadium van remissie op, dat echter niet zeer groot was. Duidelijk bestaat een intelligentiedefect. Diagnose: Dementia hebephrenica. Verloop: Langzame overgang in een stadium waarin de symptomen minder zijn uitgesproken. f Berekening v. d. I Berekening van de geheele serie. 1ste helft.| 2de helft. Datum. Tijd. Aantal. Musculair. Sonsorieel. Kraepelin's gemiddelde. Fechner's gemiddelde. Arlthmetiscli gemiddelde. Gemiddelde variatie. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. 2'111906 TJ.. 11** W) s. II 485,9 500,2 «8,5 86,9! 395,9 412,6! 487,5 493,9! — — 4/11 1903 ,M. !*.[» SJSWJg - =' = z\ = r 6/111903 n.in. 145 [|! ïjSffi^Sg^ajSi = : : ; ; ; 7/11 1903 nm 2 P M. 159,4 150,'7 196,5 13,5! ______ '/il 1 n,m' " J15 S. |:253 245 255,3 30,1 _ — — 9/11 1903 n.m. 2 60 M. 193,2 178,2 202,7 47,5 187,7 184,2 198 218,8 _ — 19/11 1903 n.m. 1*> 60 S. i 260,2 261 287,5 75,5 237,7 264,2 281 310,8 — 20/111903 d.m. 12:,° 60 M. 180,2 151,5 193,5 50,9 178,6 201,2 180,2 185,8 — — 23/11 1903 n.m. 7™ 109 S. 227 j 191,5 244,9 50,5 201,6 219,2 223 228,2j 294,9 303,61) I II II II I I i) Deze serie is in drie deelen berekend. I. Ziet men van de eerste reeks af, omdat de oefening nog veel te wenschen overlaat, dan schommelen de tijden, berekend naar Kraepelin tusschen 381 en 159. Deze schommelingen kunnen hier alleen verklaard worden door de groote apathie en 't negativisme, wellicht zou de sporadisch optredende waanvoorstelling hiertoe nog kunnen meewerken. De hooge waarden in het begin van 't onderzoek, zijn verkregen in een tijd, dat de patiënt den ganschen dag zonder zich om iets te bekommeren voor zich uitstarend te bed lag. De laatste, de kleinste waarden, geven de tijden gedurende een niet groot, maar toch duidelijk stadium van remissie weer. De absolute waarde is groot. II. Het onderscheid tusschen S.Rt. en M.Rt. is bijna steeds duidelijk aanwezig en is zelfs op 7 November buitengewoon groot. III. Met uitzondering der eerste reeksen is Fechner steeds kleiner dan Kr.-gem., eenmaal komen twee waarden voor. Het aritrn. gem. is bijna steeds grooter, soms verschilt het zelfs zeer veel. "We vinden hier dus weer, dat intercurrente prikkels meestal de tijden verlengen. IV. De gemiddelde V. schommelt zeer en is zeer groot. Ook tijdens het eenigszins lucide stadium blijven de waarden nog groot. Het maximum bedraagt 111. „ minimum „ 13. V. Hetgeen we gevonden hebben bij patiënt Köh ..., vinden we ook hier terug. Steeds ziet men een langer worden der tijden. Ook hier is geen reden, om aan te nemen, dat het op momentane vermoeidheid of psychische uitputting zou berusten. Er blijft ook hier geen andere mogelijkheid over, dan de apathie en negativisme daarvoor aansprakelijk te stellen. Er kan geen twijfel bestaan, (het is ons steeds opgevallen gedurende 't experiment) dat het tegenstreven naar het einde der proef vaak toeneemt. Ook dit blijkt uit het langzame sprongsgewijze toenemen der tijden in de reeks van 23 November. Patiënt: Gra.., (Halle). Ouderdom: 26 jaar. Kantoorbeambte. Begin van de psychose: 1901. Opgenomen in de kliniek: 30/9 1903. Reeds bij den aanvang van ons onderzoek bestond er eene groote remissie. Afwijkingen van den normalen psychischen toestand konden slechts nu en dan geconstateerd worden. Diagnose: Dementia hebephrenica. Verloop: Bijna volkomen remissie. | Berekening v. d. 1 Berekening van de geheele serie. i8te helft. | 2de hoift. Datum. Tijd. Aantal. Musculair. Sensorieel Kraepelin's gemiddelde. Fechner's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Kraepelih's gemiddelde variatie. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. 24/11 1903 n m 7«T 28 M- I107-7' °-.1 16 ij — j — ] - _ | _ j _ '1L LJua ' L 31 S. 1119,2 102,3 130,2 25,5 — 25/11 1903 n.m. 7«| 55 M. 107.5; 115,6 110,6 15,8 I! 95,3 1112,V 113,5 117,6 — ! — 26/11 1903 n.m. 7 : 60 S. 112,7 100,6 120,6 14,5 117,6 j 125,2 109,5 115,9 — — 27/11 1903 n m 750 T ^ ^04,2| 100,6] 111,7 4,9 I — ] — ; — — — — «/uiaM n.m.( [ 3i s. no,7 108,7 121,7 9,7 — — — — 1 — ' — 28/11 1933 jn.m. 5" 108 S. 97 99,8 105,6 12,8 ,103,1 122,11 95,4 95,8j 97 198,81) I. Berekent uien de tijden volgens Kraepelin, dan schommelen deze tusschen 97 en 119 t. De schommelingen zoowel als de absolute duur is normaal. Dit komt overeen met de objectieve bevinding, die bij dezen patiënt heel weinig opleverde, ten minste geen in 't oog vallende verschijnselen. II. Het onderscheid tusschen sens. en mot. reacties is steeds aanwezig, het zou echter, waniieer we het gemiddelde van alle reacties weergaven, niet in 't oog vallen, waarom het beter is, dat we de absolute tijden weglaten. III. 't FECHNER'sche gemiddelde geeft weinig reden tot opmerkingen. Het aritm. gemiddelde is steeds eenisre 2_ g_ igg |168?3219,9 45,4 — i — - | — dito 13/7 1903 n.m. 3ir> 50 S. ; 234,4,242,1 230,4 20,8 1224,9 217,1 241,6 243,4 rechterhand 15/7 1903 n.m. 2»° 45 S. 1190,3 192.5.218,3 29,9 203,8 228,3 189,4 204,8 dito 16/7 1903 n.m. 3M 50 S. 172,7 166,4 178,6 21,4 182,4 207,4 153,1 149.5: linkerhand 19/7 1903 v.m. 11 30 S. 161,5 146,8,145,1 9,3 — — j — — ii linkerhand 30 S. ! 140,6137,9 161,5 10,71) — — ! — — rechterhand 22/7 1903 v.m. 12 14 M. 154,2 144,5 176,5,; 33 | — , — 1 — : — linkerhand v.m. 12 15 i M. 158,11160 143,6 13,6 |j — ; — — — i rechterhand 23/7 1903 n.m. 4» 30 I M. 160,1:149,5'158,2 11 I _ — j — — j| dito 30 | M. .157,31160,1 [ 152,7j 8,7 [| — — — ; — || linkerhand Voor eenige dagen een epileptiforme aanval. 19/8 1903: v.m. 9 | 22 | S. ||361,6 451 ,353 [ 103,3 || — | — | — | — || rechterhand Onderhoud over zijn treurigen toestand, pat. wordt treurig, huilt, respiratie versneld. 7 S. 364,1 j — I 373,9| 48,4 faan vaags waarde niet meebe: eken,i rechterhand 9 | S. || 447,7 — | 441,6 — jj alles meoberekend || dito Patiënt wordt door een onderhoud in een vroolijke stemming gebracht. 25 j S. | 307,ö I 807,5 340 95,1 | berekening hèele reeks | rechterhand | 10 | S. 303,4 — : 282,9 43 I berekening eerste 10 waarden I ditO 21/8 19031 n.m. 3S0 45 | M. ,318,7;321,6 327 74,7 335,3 340,8,304,6 309,2 ') Remissie. Exp. Prof. Ziehex. I. De reactietijd, berekend naar Kraepelin, schommelt van 278 ? tot 141 er. Het is duidelijk, dat de reeks van 29 Juni onder de een of andere, voor den patiënt niet gunstige conditie, is ontstaan. Eene verklaring kan ik niet geven. We hebben in deze series een onderscheid te maken tusschen de schommelingen, een gevolg van de labiliteit der affecten, en het langzaam kleiner worden der tijden, een gevolg van de remissie. De absolute waarden, die in het begin zeer groot zijn, worden in het stadium van remissie tot tijden teruggebracht, weinig grooter dan normaal. II. Voor den rechterarm bedraagt 't gemiddelde van alle S. R. 221 n. Ar T! 2^8 r „ „ linkerarm „ ., „ „ „ S. R. 213 7. ., „ „ „ „ „ „ „ M. R. 192 7. Voor den linkerarm is 't onderscheid tusschen S. Rt. en M. Rt. normaal. III. In bijna alle gevallen blijft het FECHNER'sche gemiddelde onder het KR.vEPKL.-gem. We moeten dus ook weer hier aannemen, dat meerendeels de curven sneller stijgen dan dalen. Het aritm. gemiddelde is gedurende de onderzoekingen in het stadium van remissie veranderd, en is dan meestal kleiner. Dit feit bewijst, dat sterke depressie, te late reacties, geringe exaltatie aanleiding geeft tot te vroege reacties. IV. De gem. V. vertoont eveneens schommelingen, daarnaast een steeds kleiner worden der waarden. Dit bewijst, dat sterke affect-aandoeningen gepaard gaan met eene slechte opmerkzaamheid, dat eene euphoristische stemming en de remissie de gem. V. veel geringer maken. Het maximum bedraagt 159, het minimum 9. Ook hier ondergaat de gem. V. veel minder invloed van de psychose dan de R.t. zelf. V. Oefening en vermoeidheid hebben heel weinig invloed, ook dit bewijst, dat het kleiner worden der tijden afhankelijk is voor namelijk van den langzaam veranderden psychischen toestand. Tweede onderzoek. 13, 14 en 15/8 1903. Zware epileptiforme aanvallen. Hoofdsymptomen in de week na die aanvallen: Zware affectaandoeningen van verschillende qualiteit. Intelligentie in hooge mate gestoord, sterk inoohaerent. I. De reactietijden zijn zeer groot, tengevolge van een stoornis der hersenfuncties. Zoo wordt 't begrijpelijk, dat ook de gem. V, soms zelfs meer dan ty4 uitmaakt van de reactietijden zelf. 't Zou anders slechts bij absoluut gebrek aan oefening waargenomen worden. II. De absolute waarde is voor de S. R. 3G2 cr. „ „ „ „ „ „ M. R. 319 t. III. Fechxer noch arith.-gem. geven reden tot opmerkingen. IV. De gem. V. is zeer groot, door de gestoorde opmerkzaamheid. Het maximum bedraagt 103. ,, minimum „ 74. V. Van vermoeidheid is niets waar te nemen, zelfs 't tegenovergestelde vindt men in de reeks. Dit sluit dus uit, dat snelle liehamelij ke of psychische uitputting deze groote tijden kunnen veroorzaken. Patiënt: Wo , (Halle). Ouderdom: 45 jaar. Machinist. Begin van de psychose: October 1903. Opgenomen in de kliniek: 21/11 1903. Ethische defect. Pat. liet plotseling zijn locomotief stilstaan en ging een glas bier drinken. Intelligentiedefect anders nauwelijks aantoonbaar. Sterke spraakstoornis met lichamelijke symptomen. Diagnose: Dementia paralytica. Verloop: Stationair. Berekening v. d. Berekening van de geheele serie. ie helft. I 2e helft. Datum. Tijd. Aantal. Musculair. Sensorieol. Kraepelin's gomiddelde. Fochnei's gemiddelde. Arithmetisch gemiddeldo. Kraepelin's gemiddelde variatie. Kraepelin's gomiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Kraepolin's gemiddelde. Arithmetisch j gomiddelde. j Kraepelin's l gemiddelde. ! j Arithmetisch gemiddeldo. j 24/11 1903 Lm 7 [31 M" 896,2:461,71884,7 92,1 - - 1 ™ n,m' ' L 32 S. 421,7 683,9 402,1 93,7 — — — |— — — OK/I1 i qno i pan T 34 M. 345 1282,4 340 I 128 — — — — — — ' „ [ 29 S. 437,9 444 391,71 92,1'— — — I— — ! — 25/11 1903 „ 7 60 M. 447,(3,444 1422,1 66,3 1486,4 486,2 382,6358 — 26/11 1903 „ 1 110 S. 358,7 363,2 338,11 115,5 403,2 381,1 315,1 315,4 332,9 316,41) I i I I I I I I ! I. De reactietijden schommelen, berekend volgens Krakpelin, tusschen 448 en 345 '$ ni,9 108,3 106,3 15,3 — — — — — — Jd/mwud n.m. i»j M_ i07,l 108,3 110,1 16,1 24/11 1903 vm 10so i H6,3 118,4:1 18,5 j — i — — — ! — — "4/U 3 v-ra" 10 } 27 S. 1134,4 124,4 134 21,3 ______ 25/11 1903 vm 12 i 1^6,4 124,4 121,9 8,9 !; 106,5 — 113.6 — — — zo/li iwu.i v.m. li j m 128,4 124,4 125,3 10,9 !, 113 - 1136 _ _ - 26/11 1903 v m 12 ^ 134,6 14,— — — — — _ — 204>2 187,4.222,9. 36,1 — — — — 2/7 1903 v.m. 9 j 5Q 246g 230,6 271,9 , 46,2 — - — — 3/7 1903 n.m. 280 50 M. 212,1 208,6 220,4 J 45.3 213 1211,1 208,6 1229,7 6/7 1903 v.m. II15 50 S. 210,6 180 j 214,4 t 42,3 180 : 200,4 208,8 246,3 6/7 1903 n.m. 250 50 S. 193,5 180 ! 208,2 I 43,6 I] 193,5 j 207,8 189 ; '-.08,7 7/7 1903 n.m. 31(1 50 S. 202,6 187,6 221,1 32,2 ! 197,5 1218,8 213,- - 223,3 8/7 1903 n.m. 3 50 S. 206,8 217,3 209,1 ; 33,5 209,1 20/,2 198,1 210,9 9/7 1903 v.m. 108'1 40 S. li 164,9 152,51 183,1 | 25,9 — — — — 9/7 1903 v.m. 1J0 40 S. !| 193,6 207 ] 200,7 j 39,3 || — i — — — Bad 36°, duur 10 min. van n.m. 2 tot 215. 9/7 1903 n.m. 3 40 S. 154,1 1126,6 167,8 24,5 Ij — — — 9/7 1903 n.m. 45n 40 s. j 157,5 1126,6 184,2 28,6 | — — 10/7 1903 v.m. 1030 40 S. 163,8 156,6 180,6 I 24,7 — ; — — — 10/7 1903 n.m. 1'° 40 S. 162 150,3 174,3 1 20,2; — | — | — ; — 15/7 1903 | n.m. I45 50 M. 150,4 146,8 163,2 ; 14,5 j 158,o 163. * lol,o 16^,8 I. Het is duidelijk, dat de uitkomsten op 29 Mei en 24 Juni ver¬ kregen niet berusten op gebrek aan oefening. Voor onze bespreking zullen we dan ook hiermede rekening moeten houden. De reactie¬ tijden schommelen, berekend naar Kraepelin, tusschen 267 en 113a-. Deze groote schommeling kan veroorzaakt1) worden door het ver¬ anderen van den graad van opmerkzaamheid gedurende de proef en den affectieven toestand, of door lichamelijke uitputting. Later zullen we zien, dat deze laatste factor van geen gewicht is, zoodat slechts de twee eerste mogelijkheden overblijven. Naast deze schommeling zien we een langzaam kleiner worden der tijden, i) Misschien speelt ook de doofheid een rol. clit staat 111 verband met het optreden van de remissie. Het was niet moeielijk, dit aan den patiënt zelf te constateeren. De absolute waarde is ook in het stadium van remissie groot, hetgeen echter gedeeltelijk kan berusten op de otitis media van den patiënt. II. 't Verschil tusschen S. en M. reactietijden is niet groot. III. 't FECHNER'sche gemiddelde is meerendeels iets kleiner, wat er op wijst, dat het opstijgende deel van de curve korter is, dan het dalende. Ook hier is bijna zonder uitzondering het aritm.gemiddelde iets grooter. We zien dus ook hier door afleidende omstandigheden de tijden naar denzelfden kant verschuiven. IV. De gem. V. schommelt ook hier veel sterker dan II.t. zelf. Het schijnt dus, uat dezelfde pathol. factoren minder de 11.t. beheerschen dan de gem. V. Ook hier daalt de gem. V. naarmate de remissie meer optreedt. Het maximum is 90. Het minimum is 14. V. Oefening en vermoeidheid treden nu eens in deze, dan in tegenovergestelde richting op. Patiënt: de Vri... Ouderdom: 43 jaar. Gehuwd. Venter. Begin van de psychose: in Juli 1903. Opgenomen in de kliniek : 1/7 1903. Sterk uitgesproken intelligentiedefect met grootheids waanideeën. Hij denkt millioenen te bezitten en politieagent te zijn, enz. De positieve affecttoestand bevat de overhand ; nu en dan is hij loquox. Lichamelijke symptomen zijn aanwezig. Diagnose: Dementia paralytica. V erloop : stationair. I Berekening v. d. | tj Berekening van de |i geheele serie. j lste helft, j 26 38>6 I - - - - -/& l JJÓ W ( 35 S. • 172,9 170,2 198,5 | 58 — — — — -./smaq v m i n i 20 M- 162,4 158,8 165,7 26,6 — — — — V-m" 10 | 20 S. 181*1 177 195;6 ; 3o|l - - - - 7/8 1903 v.m. <3™ \ 25 M' 194-1 197'3 192-2 a3'11> - - - - ( 25 S. 201.5 19™,3 198,7 i| 34 — — — — 10/8 1903 v m S 25 M. 187,3 199,1 196,6 34,2 200 — 187 — -m' 3 t 25 S. 181,4 180,2 192,4 ; 29,8 1 187 — 180 — 12/8 1903 v m 9»» * 30 M' 186'5 188'6 198>r> ^ 24-9 - - - - ' V-m" ' ( 30 S. 190,3 188,6 205,1 35,8 — — — — 13/8 1903 v.m. 10 100 S. 190,1 194,6 196,9 31,9 205.8; 207,1 178,4 186,7 14/8 1903 v.m. 10»" 60 M. 168,8 163,4 174,9 24,1 176,41 170,6 165,9 179,1 ') Geen interval. Experim. Prof. Ziehex. I. Het maximum der reactietijden bedraagt 202 c, het minimum 162 t. Deze schommeling, die niet zeer groot is, kooit overeen met den toestand van den patiënt. Grootheidswaanideën traden met een geringen graad van exaltatie sterk op den voorgrond. De absolute waarde is te groot. Het is zeer belangrijk, dit geval met T. (blz. 152) te vergelijken. Het intelligentiedefect is zeker bij patiënt T. kleiner geweest en toch vertoont hij grootere reactietijden. Het blijkt dus dat bij dezen patiënt de R. t. in hooger mate afhankelijk zijn van den affecttoestand, dan van de intelligentie. Het is zelfs mogelijk, dat de exaltatietoestand in staat is, om den duur der reacties, die door 't intelligentiedefect moet verlengd zijn, te verkorten. Deze compenseerende invloed blijkt vooral te werken op de reactietijden zelf, veel minder op de gein. variatie. II. Het gemiddelde van alle S. R. = 179 ii co ® ® ® t>a< i® ® o ® .w ® • ^4 £ © ®-o c2® "2 =2 «2 ®2 S • cC iS 2 ~ ® ®a> -£© I S ®2 S ® % ® 'r^® "£ ® — ® ®® ; 5 S £ ?ë |? S ia?l SS |S SS |S SS bS | H 1 Is §s §1 51 i gsg Is £S Si Ss 2Ê |s ö ' .5t "I !• |wS> *' mSi -S8. '20/4 1003 I n.m. 5" 29 S. I 313 243 313 95 — — — - — — 21/4 1903 n.m. 4« 45 S. 446 459 429 113 475 429 441 428 — — 22/4 1903 ! n.m. 4'5 59 ' S. 272 243 299 | 85 286 314 256 284 — 23/4 1903 v.m. ft30 50 S. jj 341 256 378 j! 84 ij 402 411 305 346 — 24/4 1903 | v.m. 10 50 M. 342 297 382 !| 75 430 444 288 320 — — 26/4 1903 ; v.m. 9*> 50 S. 277 229 321 48 j| 278 321 274 321 — 27/4 1903 v.m. 9» 120 S. 273 263 291 j 50 278 309 247 254 298 310 II 29/4 1903 n.m. 50 S. 261 243 277 38 258 270 265 284 — — Linkerhand. 30/4 1903 n.m. 3« 59 S. 268 263 287 42 257 268 290 305 — — I 1/5 1903 v.m. 11® 58 M. 284 256 298 44 285 300 284 296 — — 4/5 1903 v.m. 11 60 M. I 273 236 282 32 287 301 260 263 — — „ 6/5 1903 n.m. 251 102 S. 245 236 270 35 259 290 241 249 248 | 260 „ a/r ,oaq OIB < 30 S. 210 196 234 33 — — — — — — 8/5 1903 n.m. 3« > 3Q M 220 196 226 30 — — — — — — ,. 14/5 1903 „ 235 60 S. 288 236 298 50 274 284 294 312 — — „ 11/5 1903, paralytische aanval, rechts verlamd, dynamometer R. 27, L. 67. 16/5 1903 „ 1« 54 S. 301 216 317 80 255 298 334 337 - — j Rechterhand 18/5 1903 „ 421 50 S. 257 223 278 35 262 278 260 278 — — 20/5 1903 „ 215 63 S. 320 311 330 71 366 352 302 310 — — „ 22/5 1903 v.m. 935 60 s. 251 236 279 37 258 279 240 273 — — 23 5 1903 n.m. 2 50 M. j 319 297 319 51 313 314 326 323 — — II I. De reactie-tijden schommelen tusschen 272 en 446 r, voor de rechterhand. Het is duidelijk, als men de later verkregen waarden vergelijkt, dat deze schommeling ontstaan is, door de ongeschiktheid voor fijne beweging van de rechterhand, daarbij voegen zich nog twee eveneens gewichtige factoren, het gemis om de opmerkzaamheid te concentreeren, en den wisselenden affectieven toestand, in dit geval de meer of mindere depressie, die hun invloed kunnen uitoefenen. Het zal blijken, dat de psychische en lichamelijke uitputting hierop geen uitwerking hebben. De schommelingen van de reactie-tijden voor de linkerhand zijn minder; deze bewegen zich tusschen 284 en 210 t. Deze schommelingen kunnen alleen berusten op het gemis van de opmerkzaamheid te concentreeren en de veranderlijkheid van den depressieven toestand, zooals later zal blijken. De absolute waarden zijn zoowel voor linker- als rechterhand zeer groot. II. Het gemiddelde van alle S. R. is voor de linkerhand = 250c j) ï) )» j) R- » )» >> 266cr „ „ „ „ S. R. „ „ „ rechterhand = 308c- „ ,, j, ,, R* ft )» ,* Ï» — 342o- III. 't FECHNER'sche gemiddelde, dat in de meeste gevallen kleiner is, soms zelfs veel, wijst er op, dat in die gevallen de waarden die 't dichtst bij elkander gelegen zijn, in het opstijgend gedeelte van de curve gelegen moeten zijn, dat dan sneller stijgt, dan het andere gedeelte. Het arithm. gemiddelde is steeds eenige 50 S ! 308 228 341 105 , 302 342 316 340 4 1 aanva 3RT.Natr.Bi. m 1903 " 410 m S. 355 403 343 113 363 347 312 338 2 6 aanvallen 7/1 1903 ' 5 ' 50 S. 407 263 433 136 I 496 456 359 410 6 i, 7 n 8/4 1903 " 5 30 M. 399 403 384 110 ii — — — — 1 ? " t " " " 17/1 1903 v ra 11 50 S. 199 176 198 ; 31 Ij 179 189 204 207 8 4 „ 5 „ „ „ 18/4 1903 12 49 M. 234 230 247 , 28 1) 256 264 1 224 230 3 1 „ 5 „ „ „ 20 4 903 " 0-1» 55 S. 241 230 260 33 250 266 ! 235 254 1 •> » . » -"l 4 1903 n ra 2 48 S. 227 202 236 27 220 224 230 249 1 7 „ 5 , . , 00/4 19o3 v m 50 M. ! 241 230 262 46 ^ 241 253 238 270 1 u 1' " " " 94/4 1903 1015 36 S I 210 203 226 j 20 !: 206 218 219 23» ,3 „ •_> " " 26 4 1903 " 0 50 S ; 267 284 282 37 261 255 276 308 1 3 „ 5 „ „ „ 07 4 % " 15 50 M. 250 203 275 71 250 272 250 277 7 5 „ „ * 6 5 1903 50 S. 309 284 337 73 312 328 304 347 4 „ 6 „ „ „ 915 1903 " 93' 60 S 247 257 253 52 252 254 233 252 1 sedert 2 dagen geen aanv. b , „ , 22/6 1903 : 10 60 S. 222 j 230 241 i 57 235 257 215 ! 225 6 aanvallen 0 „ „ „ 3/6 1903 n.m. 3^0 63 S. 165 166 170 36 184 liS lo5 j 166 ; » » oa ir 1Qrra 910 59 ft 154 148 165 ! 21 149 160 lo3 171 y » » »» "in 1903 " 1« 60 s' 145 143 158 j 18 140 159 146 j 160 j sedert 21/6 geen toeval 6 „ „ . 8 7 1903 " 2 60 M. 140 161 161 j 28 145 157 154 16a ® » » » 10/7 1903 53 S. 154 166 159 20 j 160 167 146 j lo2 , ' » » » 16/7 1903 v m 915 j 50 M. 150 119 156 27 144 151 152 j 16^ » » » lyU V'm' ,o \ 55 M. 168 166 180 28 166 179 169 180 6 . . , 18/7 1903 » || 54 g< Ij 176 j 166 | m || 29 |j 171 | 184 | 183 | 197 | | 6 , , , i) Do volgende waarden zyn berekend volgens do KRAEPELiN'sche methode. I. Een grove oefening bestaat niet bij dezen patiënt. We zien de tijden berekend volgens Kraepelix, schommelen tusschen 407 en 145 t. Deze schommeling berust gedeeltelijk op een langzaam kleiner worden der tijden, dat, noch in verband fctaat met de medicamenten, noch met de aanvallen, maar met een automatisme van de beweging. Hiervoor pleit het optreden der V.R. reacties en het feit, dat de M.R. hieraan ook deelnemen; zoodat de meerdere oefening als zoodanig geheel kan buiten gesloten worden. Nog een ander bewijs kan hiervoor aangevoerd worden. Op den duur gaat, wanneer de oefening gestaakt wordt, het automatisme weer gedeeltelijk verloren; 't gevolg zal zijn, dat de waarde weer grooter wordt Dit nu zien we op 6 Mei weer plaats hebben. De hierop volgende waarde is echter weer minder groot; dit zou dus weer in strijd zijn met het laatste. We zien echter hier reeds langzaam de toevallen afnemen, wat, zooals blijkt, van grooten invloed op den duur der reacties kan zijn. De groote tijden vallen samen met het begin van het onderzoek. Het blijkt, dat deze alleen onder invloed van den abnormalen psychischen toestand schommelen. Medicamenten en momentane lichamelijke psychische vermoeidheid hebben hierop geen invloed. Het is waarschijnlijk, dat de algemeene afname der psychische processen tengevolge der vele aanvallen ontstaan is, waardoor de reacties verlengd worden. De kleine tijden vallen samen met het verdwijnen van de toevallen, en het weder te voorschijn treden der psychische functies. Het blijkt verder nog, dat een toeval in een overigens vrij interval van geen invloed is op den duur der R.t., en dat het afwisselend reageeren gepaard gaat, met een vertraging van de reactie, hoogstwaarschijnlijk het gevolg van gebrek aan oefening. II. Een onderscheid tusschen sen. en mot. reactietijden is niet met zekerheid te constateeren. III. 't FECHNER'sehe gemiddelde is nu eens grooter dan weer kleiner, in enkele gevallen is het verschil zeer groot, 't Arithm. gemiddelde is bijna steeds eenige ? grooter. IV. De gemiddelde variatie schommelt meer dan de reactietijden, en daalt met het verminderen van de aanvallen niet zooveel als de reactietijden. Het maximum bedraagt 73o\ Het minimum „ 18o\ V. Oefening en vermoeidheid zijn niet van bepaalde factoren afhankelijk; nu eens heeft deze, dan die de overhand. Patiënt: Bo... Ouderdom : 26 jaar. Kellner. Begin van de aanvallen: ? Opgenomen in de kliniek: 1/2 1903. Patiënt lijdt sedert lang aan typische epilepsie. Langzaam heeft zich een sterke epileptische dementie ontwikkeld. Soms komen aanvallen van woede voor. Hij is zeer prikkelbaar. Diagnose: Dementia epileptica. Verloop: Stationair. Berekening Berekening van de van de geheele serie is»e helft 2de helft Datum- i Tijd. Aantal. Musculair Sensorieel. kraepelin's gemiddelde. Fechner's gemiddelde. Aritlimetisch gemiddelde. | Gemiddelde variatie. Kraepelin's gemiddelde. Aritlimetisch gemiddelde. | Kraepelin's gemiddelde. Aritlimetisch gemiddelde. 13/3 1903 n.m. ->0 8. 369 376 375 88 3<7 3S6 368 364 S'3 een toeval. 14/3 1903 „ 250 50 S. 251 263 263'48 223 250!2651280 twee toevallen 3X0.025 opium. 16/3 1903 „ 3 50 8. 304 — 315 70 295 312 322 318 4 X 0.025 opium. 17/3 1903 . 235 5') 8. 326 333 330 58 320 320 334 341 schokken. 18/3 1903 v.m. 9i» 50 8. 332 219 272 72 267 253 255 263 schokken. 18/3 1903 n.m. 3*> 50 S. 289 289 27f> 52 286 268 290 289 19/3 1903 v.m. 84r> 30 S. 227 219,2331 32 — 1— een toeval 19/3 1903 „ 10 50 S. 217 219 213 29 200 203 218 224 20/3 1903 „ 920 100 8. 297 — 301 64 305 320 273 283 prikkelbaar 3 X 0.050 opium 21 3 1903 n.m. 345 50 S. 330 — 345 73 312 350 237 340 een toeval. 23/3 1903 v m. 925 45 S- o48 _ 045 37 251 247 335 242 24/3 1903 „ 9-° 50 M. 257 253 — 40 258 277 253 268 25/3 1903 „ 9» 50 M. 215 219 226 31 212 232 2191216 25/3 1903 n.m. 240 50 M. 193 193 198 29 204 211 179 184 26/3 190°. 1 '72 1®® 1®^' 1 — — —■ — (25 M. 164 158 167 19 — — — — 5 X 0.050 pulv. opii. 26/3 1903 550 ft* ^76 167 189 30 — — — — /d 1 Jl' r _ (25 M. 167 167 166 19 27/3 1903 'v.m. 9'° 50 S. i212 219218 28 214 213 211 222 een toeval, prikkelbaar. 27/3 1903 n.m. I30 501M., 227 219 233 29 250:245 213 220' gedurende 't experim. gestoord. 28/3 1903 v.m. 910 50 M. 189 193 192 20 190 197 1S4 187 29/3 1903 „ 915 50 M. 176 175 183 22 174 184 177 182 30/3 1903 ,. 910 50 S. 185 184 185 23 185 184 185 18b de laatste dagen veel schokken. 30/3 1903 n.m. 320 40 M. 168 166 170 26 170 174 168 167 31/3 1903 v.m. 930 50 M. 175 166 178 19 185 185 169 170 6.0.050 pulvis opii. 1/4 1903 n.m. 2« 50 S. 178 — 177 25 159 161 193 194 een toeval. 2/4 1903 v.m. 10 | 50 8. 188 183 197 33 1791184 192 211 een toeval. 3/4 1903 n m. I10 50 M. 229 228 236 33 214 221 250,251 patiënt voelt zich onwel. 4/4 1903 v.m. 10 50 M. 218 218 227 24 221 242 213211 niet goed geslapen. 4/4 1903 n.m. — 50 8. 206 184 210 29 197 205 214 215 6/4 1903 „ 1 48 M. 199 184 201 34 180 169 233 233 7/4 1903 „ 2-° 50 S. 193 184 195 20 188 190 198 201! een toev.: 10/4 een toev.; 13/4 Xlgr.N.Br 15/4 1903 „ l30 50 8. 185 182 190 29 174 174 182 208 4 X 1 gr. natr. bromat. 17/4 1903 v.m. 103» 50 8. 157 155 160 24 166 167 153 153 17/4 1903 n.m. 510 50 M. 179182 179 21 170' 176 182 182' 18/4 1903 „ 2 50 S. 163 169 173! 22 177 170 17li 176 19/4 1903 v.m. — 50 — "200 196 206] 32 206!212il89! 196 20/4 1903 „ 9 50 8. 195 — 203 30 1.79 187 212 219 20/4 1903 n.m. 23° 50 M. 197 189 211 33 191 199 213 223 21/4 1903 „ 315 50 S. 180 169 189 31 173 180 192 198 22/4 1903 „ 3 50 M. 180 — 180 25 173 175,190 186 23/4 1903 „ 3io 100 S. 183 — 184 23 178 178 188 1901 24/4 1903 310 50 M. 176 182 180 27 164 174 186 186 25/4 1903 v.m. 1035 50 S. 188 183 186 22 179 176 194 197. 6/4 1903 „ 930 50j S. 1239236 237 35]254 244:226228 interval 1-9sec.;5X1 gr-natr.brom. 27/4 1903 „ 10« 50 8. 253 223 252 33 237 245 258 260 I; I ! I I. III: Berekening Berekening vnn de ] van de geheele serie, 1ste helft 2de helft Datum. | — Tijd. Aantal. Musculair Sensorioe). Kraepelin's gemiddelde. Fecbner's gemiddelde. Arithmetisch gemiddeldeGemiddelde variatie. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Kraepeliij'a gemiddelde. Arithmet isch gemiddelde. \r lonü V,m' , : S KW»} Ir, Hdsk lnte"1"9 «*»•«toeval, prikkelb 1/u 1903 n.m. 4 50 S. 254 —l2ol 29 2511248 257 253 2/5 1903 v.m. 940 50 M. 250 250 265 32 249[262 258 208 4/5 1903 „ 920 50 M. 261 256 259! 29 239 243 273 274 4/5 1903 n.m. 1» 50 S. 280 284 280 32 2S6 282 277 278 " 5/5 1993 „ 245 50 M. 247 250 244 24 251 [250 245 238 6/5 1903 v.m. 1120 50 M. [226 236 224 30 2231323 231 224 " " 6/5 1903 n.m. 4*> 50 S. 233 223 244 28 233 242 249 246 " 7,- im, (30 S. 246 260 242 — //o 1903 „ *yo M. 222 223 221 8/5 1903 n.m. 50 S. 224 223 224 24 218 216 233 232 " ü ! een toeval 10/5 1903 v.m. 930 50 S. 24] 263 242 25 232 235 252 248 11/5 1903 „ 9 50 M. 226 223 228 i 30 1212 210 246 245 12/5 1903 „ 9 50 S. 219 —227 29 207 225 239 230 14/5 1903 „ 9->0 50 M. 218 223'22Ö 22 211 209 221 218 15/5 1903 n.m. 430 50 8. 225 230 225 j 29 215 218 227 232 16/5 1903 nm » j 30 S. 255 251 252 21 l " I 10/ n.m. „ J go M. 236235 249 26 20/5 1903 v.m. 10«> 30 S. 218 230 204 32 _ „ '' " 3 toevallen 21/5 1903 ,. 8» 50 S. 239 236 245 25 235 235 244 255 22/5 1903 „ 9 50 M. >225 223,231 29 233 230 223 231 _ " ' 24/5 1903 „ 10 50 S. 234 236 237 36 220 221 240 252 - 1 1 25/5 1903 qi6$25 S. 245 236,256 35 — — — — 1U " 9 125 M. 1257 243 255 27 28/5 1903 n.m. 2,i0 50 S. 163 166 160 16 163 156 163 163 .. 1 —5 26/5 een toeval 3/6 1903 vm 9 (50 S. 170 —175 26 169 167 186 184 ,. ,. „ 29/5 . aioiwav.m. 9 ^50 M. 174 161 177 21 170 167 180 186 " ' „ " ' 5/6 1903 „ 9 60 S. 147 157 150 16 152Ï141 158 160 ,. 1—21 „ 6/6 1903 n.m. 3 60 S. 129 118 131 14 128130131 132 _ ' 7/6 1903 v.m. 10 50 M, 141 145 143 16 140 140141 145 8/6 1903 „ 9*> 60 S. ;:150 —>154 1« 1491150 151; 159 ,. ' 13/6 1903 „ 11 23 S. 176 1 /0| 1 < 4 13 —; — — — één toeval. 1d/6 1903 „ 9 60 S. 140 150 161 22 159 —156 — 17/6 1903 „ 10 50 M. 142 150; 144 20 156 154 152 153 22/6 1903 n.m. 3 60 S. 160 153165 19 164 166 158163 1—2 23/6 1903 „ 315 50 S. 146 149'146 11 142 145 146 146 .. .. 20/6 één toeval 26/6 1903 „ 3 34 M. 136 130137 18 —! 29/6 1903 „ 2« 60 S. |144 1441144 15 143'142 145147 „ „ 27/6 30/6 1903 „ 35 50 M. 153 163 153 21 157 158 141 148 1/7 1903 130<30 B- '30 129132 12 —1 i// 1903 „ 1 > 30, M. 134 129 140 15 —j ,. 2/7 1903 1:10 $60 S. 152 —155] 21 — — — — 1—2i „ 1 » 1 ||60 M., 135 145; 136 14 —1 6/7 1903 v.m. 10 40 S. 143 —138 171134131 149145 , .. „ 6/7 1903 n.m. 50 S. 150] 158 147 17 1140,141 158 153 7/« 1903 „ 60] S. 150:145122 18,154155148149 „ I I I II !! I I I |i Berekening Berekening van de van de geheele serie fste helft 2de heft Datum. Tijd. Aantal. M usculair Senfloricol. Xraepelin's I gemiddelde. Feehner's gemiddelde. | Aritlimetisch | gemiddelde. I Gemiddelde j variatie. Kraepelin's gemiddelde. Arithmet isch gemiddelde. K raepelin's gemiddelde. Aritlnnetisch gemiddeld»'. I 8/7 1fli.i3 v.m. 1145 | 50 | M. 140:150,153 15 146 154 150 153 interval 1—21 sec. 8/7 1003 n.m. 4 50IS. 170 171180,27 168 166 194 103 id. 16/7 1003 n.m. 3 50 S. 163 160 171 20 155 1G4 177 177| interval u a 14 sec. 17 7 1903 n.m. 3»° 50 M. 140 133 143 18 139 146 140 140] 10/8 1903. Eon serie 50 proeven, eerst 15 sens., vervolgens 14 musc., dan weer 10 sens. en ten laatste 11 musc. — — I M. 11146 14611551123 - _ ] — ! S. |l43 128 152;! 34 1 j| T. Gaat men (le reeksen na, dan ziet men, dat de grove oefening eerst inet den 25ste» Maart ongeveer geeindigd is. Het is dus beter, de tijden verkregen voor 25/3 buiten het bereik van onze bespreking te laten; nog dienen we hier op te merken, dat ook de tijden tusschen 20 April en 28 Mei kunstmatig in de hoogte gedreven zijn. We wilden n.1. vaststellen, welken invloed de lengte van het interval op de tijden had. Deze relatieve waarden, die we hier verkregen hebben, laten zich toch zeer goed gebruiken, om met de andere gegevens vergeleken te worden. Later komen we nog op deze proeven zelve terug. Nemen we de overige waarden te zamen, dan schommelen ze, berekend naar Kraepelin, tusschen 176 en 129 t. Deze schommelingen staan niet in verband met het gebruik van medicamenten, noch, zooals duidelijk uit de tabel blijkt, met het optreden van de aanvallen; maar zijn afhankelijk van den psychischen toestand van den patiënt. Zooals uit fle reeks van 27 Maart blijkt, kunnen ook uitwendige prikkels daartoe aanleiding geven. De factoren, welke deze schommelingen veroorzaken zijn o.a. hoofdpijn, prikkelbaarheid 27 3, zich minder goed gestemd voelen 4/4. De groote tijden, die gemiddeld + 180 7/c i QAQ V'm' V r « }-o Ho " 6 - - - I - i;/l status epilepticus, 8 toevallen, "i 7lQMn'm'a25 -HM ]-! 1-- 1.8 146 160 159 v.daag helder 5X50 m.gr.pulvisop!l. 4 71903 v.m.9 oO M.|l/4 1*8 liOji 9 170 170 177 ! 180 i prikkelbaar 7X50 8/71003 „ 11 60 S. rn 180 195 U -200 202 189 139 !' T U..Ï 5/81903. „ 9 05 cf | }qq \qó S H i " — — _ psychische toestand weer normaal oou ?? - — — — 1 prikkelbaar 7 gr. natr. bromat. fi/SHVrtn m 130 ^ 28 M' lo2 150 lo4 20 — — — — 6/81903 n.m.1 ^ 27 S. 177 170 186 20 — — _ _ ]] " " -/aioA')' oin i 25 S' 'I 181 161 195 ;! 16! — — — — ' Interval M sec. „ „ 1/31903 v.m. 910 \ 25 s. 172 161 164 1 10 — — — — « f 10 S. ! 183 173 ia3 ! 17— — — — !! " '1 " 10/81 1020 ' M. j 172 1(2 157 13 — — — — prikkelbaar 1 ■1.0 " 10 (24 S. 168 163 170 7 _ _ _ _ prikkelbaar l-t/81903 nisTSO M. 179 163 183 U1 _ _ _ _ " " " ' „11 [^go g_ lgl 172 lg0 13:. _ _ _ _ 23/81903 „ 9 45; S. j 194 187 200 21 — — — — j Je mag over 14 dagen naar huis. 45 | S. 1 203 1 203 | 208 || 18 I — | — — — Ik denk niet dat de burgoiu. toestemming zal geven. 30 S. I| 200 j 203 j 200 [j 15 jj _ I i _ T. De reactietijden wisselen tusschen 115 en 194 > ,, S. Rt. ,, = 212 o\ III. 't fechner'sehe, noch Kraepel. gemiddelde geven aanleiding tot opmerkingen. IV. De gemiddelde variatie is »eer groot en schommelt zeer, zelfs meer dan de reactietijden Tevens merkt men hier, dat de gein. var. van de mot. reacties veel kleiner is, dan van de sensor, reacties. Het maximum bedraagt 40 t. „ minimum „ 10 (30 S. 136 114 157 16 in verticale richting ^ 15/7 1903 v.m. II15 60 S. 109 104 126 16 107 123 114 129 — — Experim. R. a,O itv» O <25 s. 149 147 162 12 — — — — — — Veranderde metliodu van reageeren, van nacht 6/8 IVHJ.i n.m. <2 j 25 M 139 147 139 16 — — twee toevallen. <27 M. 148 149 159 * 14 — — — — — — Van nacht 3 toevallen, gisteren avond en van i /8 1903 n.m. 1* $ ] ;-,o 140 159 18 morgen 2 gr. Na. Br. olo 1ono ,,„<28 M. 154 138 177 19 — — — — — — 2 gr. Na. Br. 8/8 1903 n.m. 1'» >2? g< m 138 m M _ _ _ _ _ in/a ionq O <3° M- !34 130 140 10 | — — — — — — Gisteren droomtoestand. 2 gr. Na. Br. 1U/Ö laud n.m. & 141 l36 149: 17 — — — — — — Eetrogr. amnesie, geeft v. morgen weer antwoord, i) Do berekening van deze serie is in 3 gelijke ricolou geschied. I. Het blijkt, dat de eerste reeks door gebrek aan oefening verkregen is. de overige tijden, berekend naar Kraepelin, schommelen tusschen 83 en 154 P M. 174 186 175 14 , - - - -2) = 18/o 19Uo v.m. 9 #30 165 161 171 16 — ; — — — I % oi /q , ono O *13 M. 171 170 201 i 24 ; — — — -3I 3 21/8 1903 v.m. 9 |12 s_ I 195 186 319 20 — ! — — — ) £ o-,,Q,rvw> 1130 [-Ö M. 190 186 ; 201 24 — — — — % % 22/8 1903 v.m. 11- [25 s 193 18; • 197 25 , — j — — — 1 - OA/Q1QAQ ,n S. 178 178 181 26 I 181 185 177 1808)1 S 26/8 1903 v.m. 10 iUq M m 1?0 l7u ls I, iö3 i60 m 179 /® I ll ; li I; I I ° !) Laatste aanval 15/8. -) Van morgen één absence. 3) Twee absences, de laatste 930 v.m. *) Van nacht één toeval. 5) Gisteren twee toevallen. I. Het is duidelijk, dat de eerste reeks ontstaan is door gebrek aan oefening. De overige schommelen, berekend naar Kraepelin, tusschen 171 en 195 50 S. i| 164 170 164 13 168 164 163 164 30/6 1903 nm 2™ \ 50 M- i 126 '19 127 9 126 123 126 130 n,m' M 50 S. II 130 130 131 11 130 134 126 123 I. De reactietijden berekend naar Kraepelin schommelen tusschen 170 en 104 v. Men ziet in deze tabel het eigenaardig verschijnsel, dat de eerste en laatste tijden uit de tabel 't kleinst zijn, terwijl de daartusschen liggende veel grooter zijn. Het is niet onwaarschijnlijk dat dit berust op de grootere belangstelling, die vooral kinderen bij de eerste experimenten vertoonen. Prof. Ziehkn heeft bij zijne bepalingen van associatietijden een dergelijk verschijnsel aangetroffen. II. Een onderscheid in duur der sens. en inot. reactietijden valt niet te constateeren. III. 't Arithmet. gemiddelde, noch 't FECHNER'sehe geven reden tot opmerkingen. IV. De gemiddelde variatie vertoont niets bijzonders. V. De invloed van oefening of vermoeidheid valt niet met zekerheid vast te stellen. Patiënte: Puch. .. (Herlijn.) Ouderdom: 23 jaar. Dienstmeisje. Begin van de Neurose: in 1902. Opgenomen in de kliniek: 20/5 1904. Toen patiënte onderzocht werd, waren de voornaamste symptomen reeds verdwenen. Er kwamen geen accessen meer voor, de aphonie was geweken. De laatste twee dagen van het onderzoek had ze een lichte aanval van verkoudheid. Diagnose: Hysterie. Berekening: van de j Berekening van de geheele serie. j l9te ^elft. I 2d9 helft. Datum. Tijd. Aantal. Musculair. Sensorieel. Kraepolin's gemiddelde. Fechner's gemiddelde. Aritlimetisch gemiddelde. Gemiddelden uit curven. Kraepelin's gemiddelde Variatie. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Kraepelin's gemiddelde. Ariüimetisch gemiddelde. 15/7 1904 J v.m. 9 1001 T.R. 168 167 177 | — | — j 162 ' 165 | 168 I 189 Tusschen deze twee series 15 min. pauze. — — 00 T.R. 174 ! 157 180 | — — 165 j 178 1 181 190 16/7 1904 v.m. 830 100 M.R. 171 — 169 170 — ! 166 — 174 I —!) 1/8 1904 v.m. 8 100 S.R. 219 — 222 | 200 —- 208 i 217 i 220 j 228*) x) Niet geslapen. -i) Verkouden en zeer moe. I- De reactietijden berekend volgens Kraeprlin schommelen tusschen 168 en 219 c. Het is duidelijk, dat de laatste twee ■series verkregen zijn onder invloed van bijkomende oorzaken (verkoudheid). De eerste waarden van de tabel zouden dus alleen den duur van de reactie juist weergeven. Leggen we van deze twee reeksen, die uitsluitend uit neutrale reacties bestaan, curven aan, dan zien we, dat beide curven twee toppen vertoonen die ongeveer samenvallen. lste Serie 15/7 190-1 2de Serie 15/7 1904. De vorm der curven duidt er op, wat trouwens objectief vastgesteld is, dat de psychische toestand weer normaal is. Dat de curve aangelegd van de serie 16/17 1904, waarin alleen musculaire reacties uitgevoerd zijn, hoewel een zuiver mot. type hebbend, toch niet samenvalt met top a in bovenstaande figuren is te begrijpen. De psychische toestand van patiënte ^vas onder den invloed van verkoudheid niet in normale condities. II- Het verschil der mot. en sens. reactietijden bedraagt, berekend naar de absolute waarden der twee laatste reeksen, 48 rr, volgens de curve, aangelegd van deze series 30 ? en volgens de bovenstaande curve 25 cr (gemiddeld). III. Vergelijken we de absolute waarden volgens de FECHNER'sche en KRAEPELiN'sche berekening, verkregen op 15/7 1904 2de serie, met zijn curve, dan is het duidelijk, dat de KRAEPELiN'sche berekening juister is. TV. Tn de serie, opgenomen na de pauze op 15/7 1904, is de ver oaoeidheid goed te constateeren, vergeleken bij de eerste serie. Het omgekeerde is 't geval, als we de curven onderling vergelijken. at hiervan de oorzaak is, kunnen we nagaan, wanneer de eerste helft der proeven en vervolgens de heele serie graphisch Weergegeven wordt. 21*6 Serie 15/7 1904. curve van de laatste helft der Serie. curve van de heele Serie. Uit deze curven blijkt, dat de patiënte begint met overwegend motorisch, om in' de laatste helft overwegend sensorieel te reageeren. We zullen dus bij de bepaling der oefeningen vermoeidheid er mede rekening moeten houden of er niet een afwijking in den reactievorm in 't spel is. Patiënt: EmanüEL St Ouderdom: 21 jaar, ongehuwd. Wiskundige. Begin der psychose: in Maart 1903. Opgenomen in de kliniek: 26/6 1903. Patiënt hallucineert zeer veel. De hallucinaties zijn daarbij sterk gekleurd soms dreigend, daardoor is hij zeer angstig en gejaagd. Vaak totaal mutisme. Niet georienteerd in plaats en tijd. De psychose is voorafgegaan door hysterische accessen. Diagnose: Hysterische droomtoestand. Verloop: Stationair. Berekening v. d. !! j| Berekening van de geheele serie. fi lste helft. -2de helft. . Datum. Tijd. Aantal. Musculair. Sensoriecl. Kraepelin's gemiddelde. Fechner's 1 gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. :.j 1 Kraepelin's gemiddelde ; variatie. — Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch j | gomiddolde. ' Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. 26/6 1903 v.m. 9 — — j — — |; i '27/6 1903 v.m. 930 50 S. 194 150 195 51 223 221 150 169 i) 29/6 1903 v.m. 9S« 48 S. 124 118 145 18 ! 129 140 122 150 1) 1/7 1903 v.m. 43 S. 117 111 120 8 121 122 113 117 1) 3/7 1903 v.m. 920 49 M. 127 121 131 11 124 129 128 132 s) 5/7 1903 v.m. 9 35 M. ; 129 123 187 13 j — — _ ; — In de volgende serie is de vermaning met meer klem uitgesproken. 26 | M. || 134 | 128 150 ! 23 II — I — ; — | — Weer norm. vermaand. 11 | M. 162 + I 15 | _ _ | _ 18/7 1903 v.m. 9Jr> ^ K'~ } 134 20 matige exaltatie, gedurende 't bezoek t -9 S. 141 136 141 23 v»" (te ouders niet gesproken. 15/7 1903 v.m. 10 50 j S. 124 124 126 21 124 128 i°3 125 19/7 1903 v.m. 9» 18 S. ] 164 1 144 160 23 ? 'jj — _ I _ . — — Suggestie! gevolg: tamelijk treurige gemoedsstemming. — j — II — | 167 I - II — |j _ _ _ i _ 13 S. || 195 I 200 | 258 || 83 ? || — - _ j + Suggestie! tamelijk vroolijke gemoedsstemming. ! 19 | S. || 190 189 | 196 || 28? || — | — _ - i) Droomtoestand, niet georienteerd, verward. 2) Angstig en agressief. Met uitzondering van 13 en 15 '7 '03 was steeds Prof. Ziehex ex perimentator. I. De reactietijden, berekend naar Kraepelin schommelen tusschen 194 een 1 i 7 100 SR 144 143 141 140 11 148 — 133 _ 16/7 1904 v.m. 9 100 MR' 135 143 133 140 12 138 135 13" 131 18/7 1904 v.m. 8 50 SR 138 142 — 140 14 — _ _ _-a „ — 50 MR 144 147 — 150 10 — _ _ _ ________ 1 I I !) Tusschen de 2 series 30 min. pauze. 2) Tusschen de 2 series 5 min. pauze. I. De reactietijden, berekend naar Kraepelin, schommelen tusschen 151 en 135 cr. Zoowel de absolute waarde, als de onderlinge schommeling is gering. II. Een onderscheid tusschen den duur der reactietijden is niet constant. III. Schommelingen der fechner'sche gemiddelden bestaan niet. De reden hiervan wordt duidelijk, wanneer men de serie's graphisch voorgesteld ziet. De onderlinge afwijkingen der verschillende gemiddelden is zeer gering. IV. Vermoeidheid, noch oefening schijnen invloed te hebben. K. Neurasthenie. Patiënt: van Zoe. . . Ouderdom: 45 jaar, ongehuwd. Hoepelmaker. Begin der neurose: Februari 1901. Opgenomen in de kliniek: 23/7 1903. Dwangvoorstellingen met aanvallen van angst, die vooral 's nachts •optreden. Bij 't inslapen, trekkingen door het heele lichaam. Subjectief 's avonds 't beste. Slechts weinig prikkelbaar. Diagnose: Neurasthenie, overgang naar Melancholie. Verloop: Langzaam verdwijnen der symptomen. Berekening van de geheele serie. Datum. Tijd. Aantal. Musculair Sensorieel. Kracpelin's gemiddelde. Fecliner's gemiddelde. Arithmctiach gemiddelde. Kraepelin's gemiddelde variatie. ,,,-,.,«,0 ,, < 24 I M. I 166 168 168 j 21 24/7 1.K)3 ii.ni. 11 j 20 ' 8. |j 162 151 153 28 , .. \ 25 M. 183 186 189 16 27/1 1903 v.m. 11 ^ 2q , s_ 186 186 190 | 19 i 25 M. 165 164 ! 23 31/7 1203 v.m. 11 ' | 25 S. 162 169 j 18 1 lO 1 CtTl'J rr r. 040 ^ 30 M. 160 177 161 1 15 1/8 1903 v.m. 9 } 30 S. || 160 159 158 | 11 lift 1903 vm 9 > 23 ; M" 167 168 166 ; 25 4/8 lWUd v.m. y t 25 ! s. 162 157 166. I 15 „ o.,0 \ 25 M. 166 171 168 ! 14 O/8 1903 v.m. 9J0 > 25 j S. 175 170 179 | 19 o/q 11yy> vm 11 * ^ 188 ^ 8/8 190a V.m. U | 86 | S. | 166 150 163 19 ») i) interval voorsignaal en prikkel 1/i min.; 2) interval voorsignaal en prikkel 3U niin. i. De reactietijden, berekend volgens Krakpklin schommelen tusschen 160 en 186 |25 , 1Q9 g- n? 24 |. _ _ | _ _ 9/11 1903 n.m. 1« j 6U M. I' 109 107 112 |j 19 jj 111 109 113 115 I. De reactietijden, berekend naar Kraepelin, schommelen tusschen 116 en 107 t. „ 111 <7. III. 't FECHXER'sch noch 't aritmethisch gemiddelde wijken in 't oogvallend van het KiiAKPELiN'sche af. IV. De gemiddelde variatie schommelt zeer en daalt niet parallel met de genezing, noch de absolute waarde, noch de procentueele berekening. Het is dus waarschijnlijk, dat in dit geval de invloed van de ziekte op de reactietijden en op een gemiddelde variatie zeer gering is. V. Met uitzondering van de eerste serie, treden oefening of vermoeidheid niet op den voorgrond. Of deze afwijking van de eerste serie berust op gebrek aan oefening is twijfelachtig; was dat het geval, dan zou ook de gemiddelde variatie zeer groot moeten zijn. Patiënt: VAN D.... » Ouderdom: 31 jaar. Gehuwd. Veehandelaar. Begin der Neurose: Januari 1903. Opgenomen in de kliniek: 4/11 1903. Toen patiënt werd opgenomen in de kliniek waren de voornaamste symptomen: agrypnie, zware dyspeptisclie verschijnselen, en een drukkend gevoel in het hoofd; daarbij kwam een lichte algemeene vermoeidheid. De dwanggedachten betroffen uitsluitend zijn vrouw; steeds kwamen dezelfde gedachten terug. „Ik had nooit met deze vrouw moeten trouwen, zij behandelt mijn kinderen niet goed". (Pat. was voor de tweede maal gehuwd). Gedurende het onderzoek verdwenen langzamerhand de neurasthenische klachten en de dwangvoorstellingen. Diagnose: Neurasthenie met dwangvoorstellingen. Berekening v. d. Berekening van de geheele serie, jj iste helft, j 2de helft. Datum. T«d. Aantal. Musculair. Sensorieel. Kraepelin's gemiddelde. Fecliner's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Kraepelin's gemiddelde variatie. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. Kraepelin's gemiddelde. Arithmetisch gemiddelde. 16/7 1903 vm 9 * 39 M- 128 120 127 I 22 139 I 120 117 ' iJUd -m' a / 39 S. 116 102 123 : 15 117 129 | 116 117 *0/7 1903 n m < 29 M- 143 129 162 31 / lyUd m' I 30 S. 145 126 161 24 °3/7 1903 n m l30 ^ 20 s- 138 114 147 8 ,interv- voorsign. en pr. | sec. j ' ' (20 S. | 124 126 125 : 7 „ ,, „ „ 1 „ IS S. | 129 126 127 7 „ „ „ „ IJ „ 24/7 1903 v.m. 9 j 20 M- I 120 112 128 i 10 » " » » | ' ( 20 M. | 116 112 127 |9 „ „ „ „ 1 „ 20 M. | 121 112 130 7 „ „ „ „ BJ „ 03/7 1903 nm o 30 S. 126 124 132 16 ion n.m. rf || 3Q M u3 n4 113 g 27/7 1803 vm 1010 $ 39 ^2 m ® löud v-m' 1U } 30 S. 112 113 116 7 00/7 iqriQ n m 5 25 M. 115 118 119 6 j 190d n,m- 5 || 25 S. 111 111 121 6 || I. De reactietijden, berekend naar Kraepelin, schommelen tusschen 145 en lllo-. De eerste groote waarden kunnen ontstaan zijn door de angstaanvallen en dwanggedachten; dat hier gebrek aan oefening invloed zou uitgeoefend hebben is uitgesloten. De kleinste tijden vallen samen met de genezing. De absolute waarden zijn zeer klein. II. Een onderscheid tusschen de sens. en mot. reactietijden is niet. constant. Het is waarschijnlijk, dat dit in 't begin verhinderd werd door psychische afwijkingen, terwijl in den laatsten tijd het automatisme op den voorgrond trad. jjj piet FECHNER'sche en arithmetische gemiddelde verschillen in ' 't algemeen weinig van het KBAEPELiN'sche. Het geringe verschil tusschen de twee laatste maakt de bovenvermelde veronderstelling zeer waarschijnlijk. Een uitzondering maakt de serie van 20/7 03. Het geheele complex van getallen pleit er niet voor dat deze serie onder invloed van de angstaffecten of dwangvoorstellingen ontstaan zijn. IV. De schommelingen der gemiddelde variaties zijn in 't begin nog al «root en nemen plotseling sterk af. We zien ook weer hier, dat" de invloed van de pathologische affecten grooter is op de bemiddelde variatie dan op den duur der reactie. ° De laatste waarden zijn zeer klein. Gaan we de tabellen na, dan is 't niet twijfelachtig, dat genezing zich 't eerst aankondigt dour het verminderen der absolute waarden van de reactietijden, (lat daarentegen de definitieve genezing 't best zich weerspiegelt in de gemiddelde variatie. Y. Voor zoover we kunnen nagaan, schijnen oefening, noch vermoeidheid eenigen invloed te hebben. HOOFDSTUK V. I. Resultaten, verkregen bij normalen. Vragen we ons af, welke beteekenis de waarden hebben, voor de neutrale reactie verkregen, dan is 't na het reeds vroeger medegedeelde duidelijk, dat ze heel iets anders voorstellen, dan de „natürliche Reaction", van Wundt. Onze waarden zijn niet door oefening in de een of andere richting veranderd, maar geven het resultaat van het onderzoek, waarop oefening en andere factoren, waarmede rekening gehouden moet worden, zijn buitengesloten; ofschoon 't waar is, dat ze niet voor iederen reagent van even groote beteekenis blijken te zijn. Uitgaande van hetgeen ons Lange omtrent de reacties heeft geleerd, konden we veronderstellen, dat ook in de serie's, der door ons genoemde neutrale reacties de beide vormen musc. en sensor, aanwezig waren. Hiervoor geven ons de gewone berekeningen geene oplossing. Legden we curven aan, dan zagen we daarentegen, dat in eenige gevallen twee scherp aangeduide toppen te voorschijn kwamen, die gewoonlijk onderling niet veel in hoogte verschilden, en dicht bij elkander gelegen zijn. Dit was echter niet altijd 't geval, we zagen dan in plaats van een, meerdere toppen te voorschijn komen, of vonden een geheel van toppen, ongeveer een plateau, dat bijna uitsluitend bij de minder ontwikkelden sterk verbreed was. In de volgende figuren vindt men eenige curven, graphisch weergevende drie series uit tabel A, a van de neutrale reacties, b van de muscul. reacties, en c van de sensor, reacties. De patiënt had van te voren nooit gereageerd, noch van reactietijden gehoord. o. Neutrale curve, (aantal proeven 47). De figuren a\ b' en c' geven drie curven weer uit tabel B, a' van de neutrale reacties, b' van de sensorieele, c' van de musculaire. Ook van dezen patiënt geldt, wat van den vorigen gezegd is. b. Mot. curve. c. Sens. curve, (aantal proeven 47). (aantal proeven 67). a' Neutrale curve. b' Mot. curve. c' Sens. curve. We zien dat de hoogste top van curve b (waar de serie musculaire reacties in eene curve zijn weergegeven), ongeveer samenvalt met de eerste top in de curve a, terwijl de tweede top van curve a samenvalt met de hoogste top van curve c waardoor de serie sensor, reacties, graphisch voorgesteld wordt. Hieruit blijkt het zeer duidelijk, dat mits de techniek aan de gestelde eischen voldoet, de neutrale reacties zijn samengesteld uit slechts twee vormen, die in hun natuurlijke gedaante een overwegenden invloed hebben op den vorm van de neutrale curve; dat het geen bezwaar is voor denzelfden persoon, direct na de serie neutrale reacties, den reactievorm te wijzigen in een musculaire, om daarna met een serie sensor, reacties te eindigen, zonder dat daardoor de reacties hun normale type verliezen. Er blijkt uit deze curven verder nog, dat beide reactievormen ongeveer hetzelfde type hebben, alleen vindt men, de sterkst dalende lijn bij de motor, curve aan den anderen kant, als bij de sensorieele curve. Een verschijnsel, dat er misschien op wijst, dat de musculaire reactie neiging vertoont, nog kleiner, de sensorieele reactie, nog grooter te worden. We hebben er reeds opmerkzaam op gemaakt, wat ook uit de curven a', b' en c' blijkt, dat we niet altijd in ^taat waren, uit de neutrale curve de grootte der musculaire en sensorieele reactie te bepalen; dat we niet altijd vooruit konden vaststellen met welken top van de neutrale curve de hoogste top van de musculaire curve samenviel, en waar de sensorische curve haar acné zou vertoonen. Deze vormen van curven, waarbij dit niet kon vastgesteld worden en waar hetzij meerdere toppen aangeduid waren, hetzij een plateau gevormd werd, kregen we in een enkel geval ook van de reagenten, die zich niet gemakkelijk aan de plaats adopteerden, die zich m. a. w. lang vreemdeling voelden. Zoo vonden we ook eenmaal een sterk golvend vlak bij een der doctorandi, die als reagent fungeerde. Als regel constateerden we dezen curvenvorm echter bij de normale personen, die we uit de Berlijnsche Kliniek onderzochten. Hierby waren de absolute waarden der neutrale Rt. zeer groot, doch daalden gewoonlyk snel, wanneer hun aandacht op een bepaalden reactievorm gevestigd werd, zooals ook uit de curven b' en c' blykt. Ook hier constateerden we weer, dat de sensor, evenals de mot. graphische voorstelling der reacties, curven waren, waarbij de eene top den anderen ver beheerschte; doch dat, alhoewel ze het gewenschte onderscheid tusschen de twee vormen duidelijk aangaven, de tijden grooter waren, dan bij de meer ontwikkelden. In deze, noch bij de andere gevallen, die we onderzochten, konden we met zekerheid constateeren, of er een preferentie bij een bepaalden persoon bestond voor den een of anderen reactievorm. De mogelijkheid kunnen we niet uitspreken, wel meenen we aanduidingen gevonden te hebben, die er op schenen te wijzen, dat er normale personen zijn, die er een bepaalden reactievorm op nahouden. We meenen ons echter niet in gewaagde bespiegelingen te mogen verdiepen en verklaren ons hiervoor, omdat het aantal gevallen dat we onderzochten, te gering was, niet in staat. Steeds konden we echter naar willekeur den reactievorm in eene bepaalde richting wijzigen, zoodat het ons niet is mogen gelukken, voor een sensor, of motor, serie proeven, een afwijkende curve te vinden. Geven we nog eens de door ons vastgestelde feiten, zonder verklaringen te herhalen, weer, dan konden we vaststellen, dat de meeste normale personen, die tot de ontwikkelde klasse behooren, zoo reageeren, dat uit de curve te constateeren valt, hoeveel hun mot. en sensor, reactietijd bedraagt, dat dus hun opmerkzaamheid schommelde, wanneer deze aan zich zelf wordt overgelaten tusschen den mot. en sensorischen reactievorm. Tevens bestaat er geen reden aan te nemen, dat een curve haren vorm door een voorgaanden anderen reactievorm in het oogvallend zou kunnen veranderen. Daarnaast bestaan er normale personen, meerendeels tot minder intellectueelen behoorend, waarvan de neutrale curve een geheel ander aspect vertoont; de hoogte is öf met meerdere toppen voorzien, öf heeft den vorm van een plateau, terwijl de waarde eveneens sterk afwijkt van de eerste; daarbij vindt men de sen en mot. curven den normalen vorm behouden, terwijl de tijden eveneens kleiner zijn geworden, dan uit de neutrale curve viel af te leiden, maar toch nog steeds veel grooter zijn, dan voor de eerste categorie van menschen. Wij kennen dus aan den neutralen reactievorm geen absolute maatstaf voor de lengte van den reactietijd toe, we vergenoegen ons ze te bepalen om te zien of de graphische voorstelling ons ook bij de verdere bepaling van nut kan zijn. Vanzelf doet zich hierbij de vraag voor, of een één of tweemalige opneming van een serie reacties voldoende is om over de absolute waarde van den tijd te oordeelen. De ervaring heeft ons hieromtrent geleerd, — zoowel de bovenvermelde als onze onderzoekingen, die nog zullen volgen, daarenboven beschikken we nog over een aantal reacties bij 3 normale personen, gedurende weken achtereen uitgevoerd die we, omdat wegens een toenmalig defect in den chronoskop, niet volkomen kunnen vertrouwen, hier niet mededeelen; het aantal bepaalde waarden bedraagt gezamelijk meer dan 100.000, — dat men met weinig reeksen kan volstaan, dat de eerste bijna geen afwijking vertoont van de 3d0 of 4d0 reeks, mits de reageerende beweging goed uitgevoerd en de serie niet te klein is. Een andere vraag, die van niet minder belang is, betreft de methoden, die we steeds voor het berekenen van de absolute waarden aanwendden. Het bleek, dat geen merkbaar onderscheid kon geconstateerd worden wat de wijze van berekening betreft, zoodat de waarden berekend volgens Fechner en de methode van het arithmetische gemiddelde, geen merkbare afwijkingen vertoonden van het kraepelin'sche gemiddelde; maar ook, dat de waarde, aangegeven door den hoogsten top in de curve zeer weinig verschilden met het KRAEPELiN'sche gemiddelde, zelfs voor de personen uit tabel B, zoodat 't ons eigenlijk overbodig toeschijnt, nog andere berekeningswijzen toe te passen. Vaak bedroeg het onderscheid der verschillen tusschen den sen. en mot. reactietijd van de doctorandi, zooals de waarden, door de curve aangegeven en die in de tabellen zyn opgenomen, doen zien, iets meer dan voor de andere personen, waarvoor zooals gebleken is, 't onderscheid zeer gering was. We hebben gezien, dat de gemiddelde variatie tot nu toe door alle onderzoekers werd uitgedrukt door bet arithmetische gemiddelde der enkele variaties. Wij gaven bij ons onderzoek er de voorkeur aan, ook hier van het KRAEPELiN'sche gemiddelde gebruik te maken, toch moeten, als we de waarden, die we bij normalen gevonden hebben, vergelijken met die welke we bij verschillende krankzinnigen verkregen, waarbij de opmerkzaamheid zoozeer gestoord was, terwijl de cijfers zoo weinig met de eerste verschilden, er wel toe besluiten, dat het zeer gevaarlijk is, voor een gegeven individu de Ivraepelin gemiddelde variatie als absolute maat voor zijn opmerkzaamheid te laten dienen. Iets anders is 't als we een gemiddelde opmerkzaamheid voor 'n aantal, tot denzelfden trap van ontwikkeling behoorende individuen, willen bepalen, dan blijkt uit onze tabellen duidelijk, dat er een onderscheid te vinden is. De doctorandi geven als gemiddelde waarde ceteris paribus voor hunne opmerkzaamheid bij 't uitvoeren van musc. reacties 8. „ sensor, reacties 9. De andere tot een minderen trap van ontwikkeling behoorende geven een gemiddelde waarde voor hunne opmerkzaamheid bij 't uitvoeren van musc. reacties 11. „ sensor, reacties 13. Een beteren maatstaf hoopten we te vinden, als we de gemiddelde variatie procentsgewijs uitdrukten, doch ook dit stelde ons teleur, zelfs kregen we niet, zooals voor de bovenstaande methode, een massaal onderscheid. Voor de doctorandi vinden we een gemiddelde opmerkzaamheid voor de mot. reactie = 8 %. „ „ sensor, reactie = 8 %. , Yoor de reagenten uit tabel B vinden we een gemiddelde opmerkzaamheid voor de musc. reacties 7,5 %. „ „ sensor, reacties 7,5 °/0. Bij een vluchtig overzicht der tabellen blijkt duidelijk, dat noch de procentsgewijze berekening, noch de Kraepelin'sche berekening een absolute maatstaf is voor de opmerkzaamheid van het individu-, daarenboven blijkt echter eveneens, dat de procentsgewijze berekening geen maatstaf is voor de gemiddelde opmerkzaamheid van eene bepaalde groep menschen; beter weergegeven vinden we dat door de gemiddelde variatie berekend naar de absolute waarde volgens Kraepelin. Was het aanleggen van curven ons reeds te hulp gekomen bij de bepaling der reactietijden zelf, ook voor de opmerkzaamheid van een bepaald persoon gedurende 't experiment scheen ze ons toe van niet minder belang zijn. Richten we onze opmerkzaamheid op het uitvoeren van eene bepaalde beweging, dan zullen naarmate de opmerkzaamheid meer geconcentreerd is, de absolute waarden, die den duur der reageerende bewegingen weergeven, meer elkander dekken, dan wanneer de opmerkzaamheid minder in actie is. Het gevolg hiervan moet zijn, dat naarmate de opmerkzaamheid verandert, de curve een ander aspect krijgt. Reeds Wundt ') maakte daarvan gebruik, doch meer om andere gegevens te verkrijgen. „Die Thatsache, dasz schon bei einer relativ. kleinen Anzahl einfacher Reactionsversuche neben dem absoluten Unterschied der Zeiten der Wert der mittlerem Variation ein gewisses Kriterium für die Unterscheidung muskularer und sensorieller Reactionen gewahrt, lasst nun mit Sicherheit annehmen, das sich die Einselwerte einerseits zwischen weiteren Grenzen bewogen, anderseits aber auch innerhalb dieser Grenzen sich in ihrer Yerteilung abweichend verhalten werden. Für die Yerteilung, die man bei collectiven Beobachtungen solcher Art als die „Streuung der Falie" bezeichnet, gibt jedoch der Wert m. Y. nur ein sehr ungefahres Mass ab, da er zwar den ungefahren Umfang dieser Streuung ermessen lasst, über die eigenthümlichen Yerteilungsgesetze aber keinen Aufschluss gibt. Yorm der curven bij doctorandi voor de mot. reacties. Yorm der curven van personen uit tabel B voor mot. reacties. i) Wundt, Grundzüge d. physiol. psychologie, blz. 416. Vorm der curven bij doctorandi, voor de sens. reactie. Vorm der curven van personen uit tabel B voor de sensorieele reacties. Overgangscurven. Mot. curve uit tabel B. Mot. curve uit tabel A. Bij 't samenstellen der curven zijn voor de abcissen en ordinaten dezelfde eenheden genomen. Het aantal reacties waaruit de reeksen bestonden waren ongeveer gelijk. Deze beide laatste curven zijn van personen, die reeds meermalen gereageerd hadden. De andere curven weergevende, de vroegere serie's, vertoonden voor den reagent uit tabel B meer het type aan die groep eigen, terwijl die voor den reagent uit tabel A niet allen zoo in 't oogvallend verbreed waren als uit deze figuur blijkt. Uit de andere curven zien we: eerstens, dat er voor de doctorandi een verschil in curven is waar te nemen afhankelijk van den reactievorm, die alhoewel niet sterk, toch zeer in 't oog valt, zoowel 't stijgen als 't dalen, en de vorm van den top der muscul. curven is afwijkend; we zien de waarden hier meer rondom haar centrum, dat door den top der curve voorgesteld wordt, samengedrongen dan dit bij de curve, die de rangschikking van den sensor, reaties weergeven, 't geval is. — Dit verschil, dat eveneens voor 't meerendeel, alhoewel in veel grooter mate bij de curven der minder ontwikkelde reagenten aanwezig is, is zeer kenmerkend. Deze curven bevestigen hetgeen uit de vroegere berekening was gebleken, dat de opmerkzaamheid in grootere mate geconcentreerd kon worden bij 't uitvoeren der musc. dan bij de sensor, reactie. Bezien we echter nauwkeuriger de curven, die door minder intellectueelen gegeven worden, dan valt hier sterk op, dat stijging en daling, noch de top der curven eenige overeenkomst hebben met die der doctorandi. De eerste zien we minder snel dalend de abcissen bereiken, terwijl de top meer een plateau is met hier en daar een kleine verhevenheid. Dit verschil konden we in bijna al onze gevallen constateeren, waaruit dan ook moet volgen, dat een der groote voordeelen, die de meer ontwikkelde boven zijn minderen broeder bezit, bestaat uit een meer beheerschen van zijn opmerkzaamheid. Hebben we aldus experimenteel bewezen, dat opmerkzaamheid een der groote factoren der meerdere ontwikkeling uitmaakt, we moeten daarnaast echter niet uit 't oog verliezen, dat het niet de eenige factor is. Daarvoor pleiten de overgangscurven die we boven mededeelden. Welke factoren dan nog meer in aanmerking kunnen komen, kunnen we hier niet verder nagaan. Het aanleggen van curven, zooals uit bovenstaande figuren blijkt, heeft daardoor zijn groote waarde, omdat ze ons ge- legenheid geeft van een bepaald individu de opmerkzaamheid te bepalen gedurende een reeks van psychologische processen, waarvoor de gemiddelde variatie geen nauwkeurigen maatstaf weergeeft. II. Resultaten, verkregen bij krankzinnigen. a. Melancholie. Gaan we de tabellen na, dan is het duidelijk, dat we, wat den duur der reacties betreft, een onderscheid moeten maken tusschen seniele, praeseniele en de melancholie, die op jeugdigen leeftijd optreedt. Voor den eersten, den senielen vorm, vindt men een reactietijd, die voor patiënte H schommelt tusschen 687 en 400 e Gr..., de waarden veel kleiner. Hiermede overeenkomend was de affecttoestand van patiënt de Gr. veel minder exaltatief, dan van pat. K., toch zijn bij twee van de 4 patiënten ofschoon de exaltatie de overhand had, de absolute waarden groot; wat er op zou wijzen, dat de reacties, indien ze niet onder een bepaalden psychischen toestand stonden, nog meer verlengd zouden zijn. Zagen we bij de exaltatie de tijden ondanks 't intelligentiedefect toch betrekkelijk kleiner worden, 't omgekeerde heeft plaats voor den patiënt, verkeerende in de melancholische phase der dem. paralytica Ofschoon de dementie veel sterker uitgesproken was bij pat. de L.... dan bij patiënt T., zien we overeenkomstig den grooteren depressieven toestand van den laatste, de tijden veel langer zijn. Vooral in deze laatste gevallen vinden we zeer groote waarden. A7oor alle patiënten zien we bij het optreden der remissies de reacties ongeveer normaal worden. Hetzelfde onderscheid als voor de reactietijden vinden we ook wanneer we de gemiddelde variaties nagaan. Ook hier heeft de negatieve gevoelstoon tengevolge, dat de gem. variatie grooter wordt, zoodat we ook weer moeten aannemen, dat de opmerkzaamheid, meer onder den invloed v. d. affecten, dan wel door andere invloeden veranderd wordt. De positieve gevoelstoon begunstigt de snelheid van de reacties en vaak ook de opmerkzaamheid, terwijl de negatieve de snelheid vermindert en meestal de opmerkzaamheid tegenwerkt. Bijna in alle gevallen is de gem. variatie te groot, dus de opmerkzaamheid gestoord, terwijl deze gedurende een remissie weer beter kan functioneeren. g. Dementia senilis. Meer dan bij alle andere psychosen ziet men voor die gevallen, waarbij dementie op den voorgrond treedt, de eerste waarden in 't oog vallend groot, om langzamerhand een minimum te bereiken, waarbij echter de schommelingen nog steeds zeer groot zijn. Men onderscheidde hierna een grove oefening, die dan alleen in de eerste 2 a 3 reeksen uitkwam, en een fijne oefening: de langzame daling, totdat het minimum bereikt was. Het komt ons echter voor, dat, als men de gemiddelde variatie als maatstaf voor 't al of niet goed reageeren aanneemt, hiertegen wel iets is in te brengen. Zoo zien we in onze gevallen, ofschoon in een geval de reactietijd sterk daalt, de gem. variatie hieraan niet deelnemen. Op dezen grond, en het niet aanwezig zijn vau grove oefening in de reeks, komt het ons voor, dat hier een meer plausible verklaring te vinden zou zijn. Het is waarschijnlijk, dat de eerste waarden beter, dan die verkregen met vele vooroefeningen, den psychischen toestand van den patiënt weergeven, en dat de latere meer onder den invloed van het automatisme, een verkorting hebben ondergaan. Deze oefening heeft echter voor de meesten zoo gebrekkig plaats, dat een afname van de gem. variatie er niet het gevolg van is; terwijl voor die gevallen tevens, waar door geringere afname der psychische functies oefening nog eenigszins beter tot stand kan komen, zooals dit het geval is voor patiënt Radem...., de gem. variatie wel kleiner wordt, daarentegen't onderscheid der S. en M. R. geheel vervalt. Ofschoon, zooals we hierboven gezegd hebben, de waarden in één geval onder den invloed van oefening tamelijk sterk daalden, zijn de tijden overigens zeer groot; vooral is dit het geval voor patiënt Pr Hier traden echter voortdurend sterke angstaffecten op. Het is dus waarschijnlijk, dat de grootere waarden, die hier gevonden worden, daarvan afhankelijk zijn. Verder zien we bij de patiënten Hoe en Pr...., waar de dementia sterk was uitgesproken, dat de gemidd. variatie zeer groot is, terwijl bij patiënt R. hoewel nog sterk schommelend en groot, deze aanmerkelijk kleiner is. We zien dus, bij deze patiënten ook do opmerkzaamheid ceteris paribus met de toename van het defect afnemen. k. Epilepsie. De meeste onderzoekingen werden uitgevoerd met patiënten lijdende aan epilepsie. Ter verkrijging van een volledig overzicht was het daarom gewenscht, die gevallen te zamen te nemen waarbij ongeveer dezelfde pathologische factoren op den voorgrond traden. Twee patiënten, waarbij de dementie tamelijk was uitgesproken en aanvallen en schokken vooral in 't begin sterk optraden, konden we gedurende eenige maanden achtereen onderzoeken. Deze patiënten maakten daarenboven dezelfde kuur door, (opium daarna natr. bromatum) wat de overeenkomst nog grooter maakt. In het begin wanneer de toevallen nog sterk optreden, zijn de absolute waarden der reactietijden groot om later tegelijk met het aantal der aanvallen sterk te dalen, zoodat ten slotte de waarden zich niet ver boven die der normalen verheffen. Beide patiënten waren zeer ongevoelig voor broom; hoewel de dosis tamelijk groot was kwam nooit bromismus voor. Daar nu uit andere gevallen blijkt, dat broom, in staat is door summatie de reactietijden te verlengen, zoo ben ik gedwongen te concludeeren, dat de ongevoeligheid voor bromismus, parallel gaat met de niet verlenging der reactietyden door 't broom, of m. a. w., dat de reactietijden een uitstekende indicator zijn voor de ophooping van broom in het organisme. Er blijkt hierbij tevens, dat bij een epilepticus een enkel toeval meestal van geen invloed op den duur der reactie is. De schommelingen zijn in beide gevallen zeer groot, doch worden evenals de reactietijden op 't laatst veel kleiner. Duidelijk berusten in beide gevallen de schommelingen op een daling der absolute waarden. Een constant onderscheid der M. en s. reacties kon niet geconstateerd worden. Bij patiënten niet intelligentiedefect kan dit heel goed ook daarop berusten, dat 741 aan den eisch alleen op den mot. of sensorischen prikkel te letten niet of niet steeds voldoen. Men zou zelfs kunnen denken, dat een inconstant onderscheid tusschen de reactietijden de verdenking van intellegentiedefect opwekt. In beide gevallen is de absolute waarde der gemiddelde variatie in 't begin zeer groot, om met het verdwijnen der aanvallen sterk te dalen, sterker zelfs dan de reactietijden. Toch blijft voor een van beiden de absolute waarde nog zeer groot. De schommelingen zijn niet proportioneel aan de schommelingen der reactietijden maar veel sterker uitgesproken. Bij % berekening zijn vooral bij K. de waarden zeer hoog. bij patiënt B. veel minder. Dit staat in verband met de sterkere psychische stoornissen, die bij K. werden waargenomen. In beide gevallen daalt de % verhouding. Wat nu de quaestie betreft voor de oorzaak der verlenging van de reactietijden en de gemiddelde variaties, zoo is, als boven reeds gezegd, een invloed van de medicamenten in deze twee gevallen buiten gesloten, als oorzaak kan dus alleen beschouwd worden, öf het intelligentiedefect, dat zich ten gevolge van jarenlange vooraf gegane toevallen ontwikkeld heeft, öfde aanvallen, die gedurende mijn onderzoek, dus den laatsten tijd zijn opgetreden en aan welke 't wel geoorloofd is een remmende invloed, vooral wat we er van weten, toe te schrijven. Daar het heel onwaarschijnlijk is, dat een chronisch intelligentiedefect in zoo korten tijd zooveel zou kunnen verbeteren, zoo moet ik concludeeren, dat de zeer lange reactietijden, die gedurende de eerste maanden verkregen zijn, althans gedeeltelijk berusten op den invloed van de telkens zich herhalende schadelijke inwerking der aanvallen op het psychische le\ en. Daarbij moet er den nadruk opgelegd worden, dat zeker een geïsoleerde aanval deze uitwerking niet heeft, maaide herhaalde aanvallen. Twee patiënten werden onderzocht waarbij gedurende het onderzoek een status epilepticus werd waargenomen. Rij beide patiënten bestond een licht intelligentiedefect. Bij patiënt Lech. . kwamen tevens veel aanvallen voor. Hierbij zijn de absolute waarden zeer groot, terwijl ze bij patiënt Yiss slechts weinig van normale verschillen. Ik zou dus meenen, dat een serie van aanvallen wel in staat is de reactietijden te verlengen. Hierbij valt echter op te merken, dat, terwijl patiënt Lech... reeds den dag volgende op het eindigen van den status epilepticus onderzocht werd, 't onderzoek bij Viss eerst plaats had ± 9 dagen na de serie aanvallen, toen patiënt reeds 5 dagen goed georienteerd was. Bij beide patiënten verdwijnt eenige dagen na de serie aanvallen langzamerhand de vertragende invloed. De schommelingen der absolute waarden zijn voor beiden zeer groot. Het verschil der reactietijden voor de twee patiënten zou kunnen ontstaan, èn door 't zoutlooze dieët (nl. bij patiënt Lech ..) èn door de meerdere stoornis in de psychische functies. Ook hier valt geen onderscheid tusschen sensor, en musc. reactietijd waar te nemen. De gemiddelde variatie is vooral groot voor patiënt Lech.., minder groot voor patiënt Yiss De schommelingen dei- gemiddelde variaties zijn voor beiden groot, grooter dan voor de reactietijden zelf. Karakter-veranderingen traden vooral bij twee patiënten op den voorgrond. Bij beiden spelen aanvallen gedurende hun verblijf in de kliniek geen grooten rol. Bij een der patienten trad bromismus op. Deze gebruikte reeds sedert langen tijd 4 gr. per dag, terwijl de andere 6 gram zonder eenig verschijnsel verdroeg. De absolute waarden zijn voor beide patiënten groot, of het gebruik van natrium bromatum hierop invloed heeft gehad is niet met zekerheid te ontkennen, misschien voor 't eene geval wel. M,eer waarschijnlijk is, dat het intelligentiedefect daartoe grootendeels aanleiding zal gegeven hebben. Duidelijk berusten in beide gevallen de schommelingen op een daling der absolute waarden. Een constant onderscheid der M. en S. reacties kon niet geconstateerd worden. Bij patiënten met intelligentiedefect kan dit heel goed ook daarop berusten, dat zij aan den eisch alleen op den mot. of sensorischen prikkel te letten niet of niet steeds voldoen. Men zou zelfs kunnen denken, dat een inconstant onderscheid tusschen de reactietijden de verdenking van intellegentiedefect opwekt. In beide gevallen is de absolute waarde der gemiddelde variatie in 't begin zeer groot, om met het verdwijnen deiaanvallen sterk te dalen, sterker zelfs dan de reactietijden. Toch blijft voor een van beiden de absolute waarde nog zeer groot. De schommelingen zijn niet proportioneel aan de schommelingen der reactietijden maar veel sterker uitgesproken. Bij % berekening zijn vooral by K. de waarden zeer hoog. bij patiënt B. veel minder. Dit staat in verband met de sterkere psychische stoornissen, die bij K. werden waargenomen. In beide gevallen daalt de % verhouding. Wat nu de quaestie betreft voor de oorzaak der verlenging van de reactietijden en de gemiddelde variaties, zoo is, als boven reeds gezegd, een invloed van de medicamenten in deze twee gevallen buiten gesloten, als oorzaak kan dus alleen beschouwd worden, öf het intelligentiedefect, dat zich ten gevolge van jarenlange vooraf gegane toevallen ontwikkeld heeft, öfde aanvallen, die gedurende mijn onderzoek, dus den laatsten tijd zijn opgetreden en aan welke 't wel geoorloofd is een remmende invloed, vooral wat we er van weten, toe te schrijven. Daar het heel onwaarschijnlijk is, dat een chronisch intelligentiedefect in zoo korten tijd zooveel zou kunnen verbeteren, zoo moet ik concludeeren, dat de zeer lange reactietijden, die gedurende de eerste maanden verkregen zijn, althans gedeeltelijk berusten op den invloed van de telkens zich herhalende schadelijke inwerking der aanvallen op het psychische leven. Daarbij moet er den nadruk opgelegd worden, dat zeker een geisoleerde aanval deze uitwerking niet heeft, maaide herhaalde aanvallen. Twee patiënten werden onderzocht waarbij gedurende het onderzoek een status epilepticus werd waargenomen. Bij beide patiënten bestond een licht intelligentiedefect. Bij patiënt Lech. . kwamen tevens veel aanvallen voor. Hierbij zijn de absolute waarden zeer groot, terwijl ze bij patiënt Yiss slechts weinig van normale verschillen. Ik zou dus meenen, dat een serie van aanvallen wel in staat is de reactietijden te verlengen. Hierbij valt echter op te merken, dat, terwijl patiënt Lech... reeds den dag volgende op het eindigen van den status epilepticus onderzocht werd, 't onderzoek bij Yiss eerst plaats had ± 9 dagen na de serie aanvallen, toen patiënt reeds 5 dagen goed gecrienteerd was. Bij beide patiënten verdwijnt eenige dagen na de serie aanvallen langzamerhand de vertragende invloed. De schommelingen der absolute waarden zijn voor beiden zeer groot. Het verschil der reactietijden voor de twee patiënten zou kunnen ontstaan, èn door 't zoutlooze dieët (nl. bjj patiënt Lech..) èn door de meerdere stoornis in de psychische functies. Ook hier valt geen onderscheid tusschen sensor, en musc. reactietijd waar te nemen. De gemiddelde variatie is vooral groot voor patiënt Lech.., minder groot voor patiënt Yiss De schommelingen der gemiddelde variaties zijn voor beiden groot, grooter dan voor de reactietijden zelf. Karakter-veranderingen traden vooral bij twee patiënten op den voorgrond. Bij beiden spelen aanvallen gedurende hun verblijf in de kliniek geen grooten rol. Bij een der patienten trad bromismus op. Deze gebruikte reeds sedert langen tijd 4 gr. per dag, terwijl de andere 6 gram zonder eenig verschijnsel verdroeg. De absolute waarden zijn voor beide patiënten groot, of het gebruik van natrium bromatum hierop invloed heeft gehad is niet met zekerheid te ontkennen, misschien voor 't eene geval wel. M,eer waarschijnlijk is, dat het intelligentiedefect daartoe grootendeels aanleiding zal gegeven hebben. Voor een der patiënten is de schommeling der absolute waaiden zeer groot, mogelijk is het aantal proeven in 't andere geval te gering, en zijn daardoor de afwijkingen verborgen gebleven. Want hier bestond naast de stemmingswisseling nog plotseling invallende waandenkbeelden, die zeer zeker schommelingen zouden doen vermoeden. Een onderscheid tusschen sensor, en musc. reacties is niet aanwezig. De absolute waarde der gemiddelde variatie is voor beiden groot en schommelt zeer, zelfs meer dan de reactietijden zelf. Ook het maximum der procentueele berekening is te hoog. Het blijkt dat de schommelingen, die voor beide wijzen van berekening voorkomen, alleen afhankelijk zijn van de labiliteit der stemming. Een patiënt dien we gedurende eenige dagen in een epileptischen droomtoestand onderzochten, had gedurende dien tijd abnorme kleine waarden, zoowel voor de reactietijden als de gemiddelde variatie. Ook de schommelingen zijn voor beiden zeer gering. Hetzelfde zien we na een tweeden droomtoestand, die slechts één dag duurt,waarin eveneens de tijden en de gemid. variatie kleiner worden. Een onderscheid tusschen de musc. en sensor, reactie gedurende den normalen toestand aanwezig, is bijna verdwenen in den droomtoestand. Wat de verklaring voor dit eigenaardig verschijnsel betreft, zoo is er op te wijzen, dat juist in een epileptischen droomtoestand vaak uitsluitend ingewikkelde associaties gestoord zijn, terwijl eenvoudige reacties b.v. gewelddadige, op grond van hallucinaties of reeële prikkels, zelfs bespoedigd en versterkt zijn; daarbij komt dat bij droomtoestanden een neiging tot automatische mechanische associaties bestaat, wat het reageeren bij mijn proeven veel gemakkelijker moet maken. Bij twee patiënten kwamen vooral absences voor. In het eene geval bestond tevens een zware dementie. De geisoleerde toevallen, die bij deze patiënten voorkomen, hebben op den duur der reactie geen invloed, tevens hebben ook medicamenten geen invloed gehad. In een geval waar de dementie bestaat zijn de absolute waarden vrij groot, het ander geeft geen trage reactie te constateeren. Het blijkt ook hierbij duidelijk, dat absences slechts een momenteelen invloed hebben, oogenblikkelyk daarna zijn de reacties weer normaal, de gemiddelde variatie kan zelfs kleiner zijn. Bij beide patiënten zijn de absolute waarden der gemiddelde variaties abnormaal groot, de schommelingen echter gering, maar toch nog grooter dan bij de reactietijden. We zien dus de absences meer invloed uitoefenen op de gemiddelde variatie, dan op de reactietijden. Sporadisch traden de toevallen op bij de patiënten Pic... en Phil... Het psychisch onderzoek was hier geheel negatief, ook experimenteel konden geen afwijkingen van den normalen toestand geconstateerd worden. Of in 't eene geval de tijden zonder gebruik van broom nog korter zouden geweest zijn, is zeer twijfelachtig, De hoofdconclusies met 'toog op epilepsie zijn de volgende: a. Een geisoleerde toeval heeft geen aantoonbaren invloed op den reactietijd. b. Een serie van toevallen kan den reactietijd sterk verlengen. c. Het voortdurend optreden van geisoleerde aanvallen waarschijnlijk ook van de absences, veroorzaakt steeds een verlenging van de reactietijden, die met de vermindering van de aanvallen weer afneemt; dit staat in verband met een algemeene psychische remming door de toevallen. d. De dementia epileptica verlengt de reactietijden slechts in geringe mate, wel iets meer de gemiddelde variatie. e. In droomtoestanden kan de reactietijd zelfs korter zijn dan buiten den droomtoestand. i. Hysterie. De gevallen, die wij onderzochten kunnen allen tot de „grande hysterie" gerekend worden, daaronder zijn ook nog die vormen gerekend waarbij een hysterische psychose gedurende eenigen tijd bestaan had. In drie gevallen was de genezing bijna volkomen. Bij een van deze gevallen, die reeds vroeger eenmaal in de kliniek behandeld werd, vinden we groote absolute waarden vooral in 't begin van 't onderzoek, die echter spoedig plaats maken voor normale tijden. We hebben gemeend, dat de groote waarden in het begin van de experimenten gevonden, den werkelijken duur van de reactie weergeven, terwijl de latere kleine waarden, verkregen waren onder invloed van het automatisme, dat zich van de reageerende beweging had meester gemaakt. Dan zouden we dus moeten aannemen, dat ook een herhaald optreden van de hysterische psychose aanleiding geeft tot verlenging van eenvoudige psychische processen. Hiermede in overeenstemming is de gemiddelde variatie, die voor dezen patiënt veel grooter is dan voor de anderen. Wat we bij den epileptischen droomtoestand konden constateeren blijkt ook voor een hysterischen 't geval te zijn. De absolute waarde is zeer klein, de schommeling gering, en 't verschil in duur der sensor, en musc. reactie geheel verdwenen. Dit verklaart waarom het optreden van hallucinaties een plotselinge gewelddadige handeling kan tengevolge hebben, zooals we dit in deze gevallen zien plaats hebben. De laatste patiënte, die onderzocht werd, om het mooie symptomencomplex, de trots van de kliniek, doch voor zich zelf tot last, zoo dat ze zelfs eenmaal zelfmoord poogde te doen, gaf bij oppervlakkige beschouwing hoegenaamd geen afwijkingen. Zoowel de neutrale, sensorische als motorische tijden kwamen bijna in grootte met elkander overeen, terwijl dit verschil volgens de berekening van Fechnek geheel wegviel. Verdwenen was verder het tijdverschil der musc. en sensor, reactie. Brengen we deze series in curven . . . A. Neutrale reacties. B. Neutrale reacties. C. Sensorieele reacties, •{eerste serie 14 7 '04) (tweede serie 14/7 '04) (serie 15/7 '04) D. Musculaire reacties, (serie 16/7 '04). Musculaire reacties. sensorieele reacties. In deze curven hebben de eenheden der abscissen en ordinaten de dubbele grootte van de vorige andere 4 curven. dan zien we, dat alle het motorische type vertoonen, m. a. w. dat slechts eene top gevonden wordt en de stijging en daling vrij sterk zijn. Slechts eenmaal in curve B vinden we een aanduiding waar een tweede top gevonden wordt. Verder zien we, dat zoowel voor de neutrale, als voor de mot. en sensor, reacties de toppen steeds op dezelfde plaats gevonden worden. Een geringe afwijking hierop, vinden we in curve E, waar de mot. top minder scherp is dan de sensor. De afwijkingen zijn echter 15 zoo gering, dat dit verschil, tot geen verdere detailleering aanleiding kan geven. Deze curven leveren het bewijs, dat, ofschoon bij psychisch onderzoek bijna geen afwijkingen konden vastgesteld worden, daar het symptomencomplex zich bijna uitsluitend tot de motorische en sensibele spheer bepaalde, experimenteel wel degelijk afwijkingen te constateeren vallen, die ons geheel verklaren de labiliteit der stemming, die bij deze ziekte zoo sterk op den voorgrond treedt. k. Neurasthenie. Bij een der patiënten, waarbij 't lijden reeds geruimen tijd bestond, vinden we den duur van de reactie verlengd, bij een anderen patiënt waarbij ten gevolge van een nerveuse dyspeptie angstaanvallen optraden, zien we de waarden alleen wat te sterk schommelen. In beide gevallen is de gemiddelde variatie te groot. De overige laten, voor zoover als we met zekerheid kunnen nagaan, geen veranderingen aan hunne absolute waarden waarnemen. Deze gingen dan ook spoedig in genezing over. Men zou hieruit kunnen concludeeren, dat die gevallen van neurasthenie prognostisch 't gunstigst waren, waarbij reactietijden en de gemiddelde variatie weinig van de norma afwijken. HOOFDSTUK VI. Invloed van de verschillende psychopathische toestanden op den duur van den eenvoudigen reactietijd. Onder de groep der psychische functies, die den raensch als homo sapiens de eminente plaats in de reeks der levende wezens doen innemen, moeten in de eerste plaats de affecten genoemd worden. Eerst hierdoor ondergaat de geest die veredeling, die sinds jaren en eeuwen door de dichters bezongen werd. Ofschoon het hier de plaats niet is, om ons met de verschillende theorieën, die in den loop der jaren ieder op hunne beurt minder of meer de aandacht hebben getrokken, bezig te houden, zoo meen ik toch in enkele woorden die te moeten mededeelen, welke gedurende het tijdperk der experimenteele psychologie zijn verdedigd geworden. De eenvoudigste zeker is die, welke de affecten verdeelt in lust en onlust. Hierbij wordt verondersteld, dat iedere voorstelling is verbonden met een der twee qualiteiten. dat echter dit lust en onlustgevoel wat hun quantiteit en het verbonden zijn aan een bepaalde voorstelling, veranderingen kunnen ondergaan. Volgens eene andere theorie, die door Prof. Ziehen ') verdedigd wordt, wordt eveneens van lust en onlust gesproken. Deze kent echter zoowel aan het lust- als onlustgevoel verschillende qualiteiten en intensiteiten toe. Prof. Ziehen spreekt dan ook van een positieven en een negatieven gevoelstoon. Een zeer gecompliceerde voorstelling van het wezen der affecten geeft ons Wundt in zijn „Grundzüge der physiolo- x) Leitfaden der physiologischen Psychologie. gischen Psychologie". Naast het gevoel van „Lust und Unlust" neemt hij nog aan „Erregung und Beruhigung" * „Spannung und Lösung". Het zij verre van ons, hier de verschillende theorieën in hun voor en tegen te onderzoeken, het was ons alleen hierom te doen, aan te toonen, dat in de verschillende theorieën twee qualiteiten der affecten sterk tegenover elkander staan. Wilden wij toch met eenig succes den invloed op den duur der reactietyden voor verschillende affectieve toestanden bij krankzinnigen nagaan, dan moeten we ons voorloopig tevreden stellen met eene in 't oog vallende, niet twijfelachtige afwijking. Onderscheiden we den gevoelstoon met andere autoren in een negatieven en positieven, dan zijn, gevoel van depressie en angst aan den eenen kant en het gevoel van vroolijkheid en exaltatie aan den anderen kant, de uitersten die men in de twee qualiteiten kan onderscheiden. We hebben dus: als negatieven gevoelstoon vooral angst en depressie; als positieven gevoelstoon vooral vroolijkheid en exaltatie. Minder gemakkelijk was het, deze proeven met normalen uit te voeren, omdat het niet zoo eenvoudig is, iemand plotseling van stemming te veranderen, of deze in de een of andere richting zoo op te wekken, dat er in werkelijkheid gedurende het uitvoeren der experimenten een depressie of exaltatie optrad in dier mate, dat afwijkingen te constateeren waren. Betrekkeiyk eenvoudig ging het met patiënten, die, alhoewel gewoonlijk zeer tevreden met den toestand in de kliniek, zeer naar huis verlangden. Gedurende het experiment werd b. v. in een pauze: over de opname in de kliniek, over het eventueel ontslag enz. met den patiënt gesproken en van de gemoedstemmingen die hiervan het gevolg waren, gebruik gemaakt voor het bovenvermeld doel. Vergelijken we nu de verschillende tabellen, dan is het niet overal duidelijk, dat een negatieve gevoelstoon gepaard gaat met een verlenging der reactietijden, doch zagen we vaak gedurende de eerste reacties de waarden enorm stijgen, om dan langzaam weer te dalen;. zoo is het verschil soms grooter dan 200 7. Dat dit verschil niet in alle tabellen in t oog valt, is deels hieraan te wijten, dat de uitwerking weder gauw verdween, en dan de groote aanvangswaarden op het gemiddelde weinig invloed meer uitoefende (principe van de methode van berekening volgens Kraepelin). Had een negatieve gevoelstoon eene verlenging van den duur der reactie ten gevolge, een geëxalteerde stemming ging niet altijd gepaard met een sneller worden der reactie, doch meestal zien wij deze toch optreden. Dit onderscheid is misschien zoo te verklaren, dat een vroolijke stemming meestal gepaard gaat met een groot getal afleidende gedachten, waardoor de opmerkzaamheid niet ten volle op den prikkel gevestigd wordt. Konden we op deze wijze door het suggereeren van een bepaalde vroolijke ot angstige voorstelling den invloed hiervan op den reactietijd nagaan — en als algemeenen regel stellen, dat depressie en angst met een verlenging, vroolijkheid en exaltatie met een versnelling van de reactie gepaard gaat, — sterker is nog en meer frappant het verschil, als we de reactietijden van onze patiënten, waarbij depressie of exaltatie op den voorgrond treden, nagaan. Enorme grootten nemen soms de eersten aan, zoodat het gebeuren kan, dat voor het tot stand komen van de eenvoudige reageerende beweging meer dan 500 1 geëischt wordt. Het tegenovergestelde zien we bij de laatsten plaats hebben; hier zijn de getallen in verhouding tot de eersten in sommige gevallen abnorm veel kleiner, en wordt de reageerende beweging volkomen automatisch. De invloed der affecten op den duur der reactietijden is gebleken zoo enorm groot te zijn, dat alle overige omstandigheden soms daarvoor kunnen verborgen worden, zoodat men geneigd zou kunnen zijn, in zulke gevallen te denken, dat de waarden slechts de stemming van den patiënt weergeeft. Na de affecten zijn het de hallucinaties, die het meest den duur der reactietijden veranderen. Deze invloed kan zoowel momenteel als van langen duur zijn, afhankelijk van de mate van den prikkelingstoestand, waarin de schors verkeerde. Zagen we de absolute waarden deitijden, die met het opduiken der hallucinaties samenvielen, zich enorm verlengen en soms de aanzienlijke grootte van 1000 <7 bereiken, opgemerkt dient te worden, dat de hallucinatie tot dezelfde sfeer moest behooren, als de prikkel waarop door den reagent de reageerende beweging werd uitgevoerd. De verlenging der tijden verviel terstond, zoodra de prikkel of de hallucinatie tot andere sensorische sfeeren behoorde. Dan konden al naar gelang het samenvallen van den werkelijken en den niet geobjectiveerden prikkel de tijd verlengd of verkort zijn '). De waanvoorstellingen konden meestal slechts in die gevallen veranderingen van den duur der reactie teweeg brengen, wanneer ze den patiënt geen oogenblik het peinzen beletten, of als ze bestonden in achterdocht tegenover de uit te voeren beweging; overigens was de invloed zeer gering. Door de afname der intelligentie worden de eenvoudige psychische processen niet in die mate veranderd, als men met recht zou kunnen denken. Ofschoon in duidelijk uitgesproken gevallen steeds verlenging te constateeren viel, was deze meerendeels door 't optreden van een bepaalden affecttoestand, 't zij den positieven, 't zij den negatieven, geheel verborgen. Dit veroorzaakte vaak een tegenovergesteld resultaat, dan men uit den graad van 't defect kon verwachten. Meer nog dan de duur der reactie scheen ons het langzaam optreden van de grove oefening er op te wijzen dat er een zware dementie bestond. Gaan we toch onze reeksen, waaruit iedere tabel is samengesteld, na, dan blijkt vaak daar de grove oefening langzaam op te treden, waarbij het intellect zeer veel te wenschen overlaat, zoodat ik geneigd ben te veronderstellen, dat daar zeker van een intelligentiedefect sprake is, waar de instelling op een bepaalde eenvoudige beweging eerst dooreen grove oefening langzaam bereikt wordt. i) Vergelijk daarmede Wundt, Phys. Psycli. 5 Aufl. bladz. 366, Bd. III. Invloed van de medicamenten op den duur der reacties 1). Van de slaapmiddelen, die in de kliniek te Utrecht, Halle en Berlijn worden gegeven, waarbij trional, amyleen hydraat, chloral-amid en hyoscin in de eerste plaats genoemd kunnen worden, kan men de werking, omdat deze voor de bovengenoemde medicamenten wat de reactietijden betreft ongeveer dezelfde is, zich als volgt voorstellen: Veronderstellende, dat voor ieder der medicamenten een dosis wordt gegeven, waarbij na korteren of langeren duur de slaap intreedt, zoo ziet men met het afnemen der psychische functie de absolute waarde verlengen; deze toename is echter niet proportioneel aan de afname van de psychische functies en bereikt zelden een hooger absolute waarde dan 500 ?, waarna dan plotseling de reactie uitblijft. Over 't algemeen kan men aannemen, dat stijging tamelijk snel, soms in enkele minuten tot stand komt, om dan met het bereiken van het bovengenoemd maximum door het uitblijven der reacties te eindigen. In bijna alle gevallen, die we onderzochten, was dan gewoonlijk een tamelijk diepe slaap opgetreden. Een enkele maal waren we in de gelegenheid het intreden van den physiologischen slaap, in zooverre die bij onze patiënten physiologisch kon genoemd worden, op den duur der reactie te onderzoeken. Het resultaat verschilde slechts weinig van het, door de bovengenoemde medicamenten veroorzaakte. Ook hier bereikte de grootste absolute waarde zelden meer dan 500 s-; alleen was in dit geval het tijdperk dat de verlenging optrad tot aan het intreden van den slaap, nog korter en duurde slechts 1 a 2 minuten. Van de medicamenten, die bij vele patiënten uit een therapeutisch oogpunt werden gegeven, noem ik slechts het natrium i) Wij moeten hierbij opmerken, dat onderstaande resultaten slechts als toevallige waarnemingen moeten beschouwd worden, waarom het noodzakelijk is, dat ze nogmaals gecontroleerd worden. bromatum, en 't pulvis opiï, omdat we meermalen in de gelegenheid waren, hiervan de werking na te gaan. Ofschoon bij eenige patiënten gedurende eenige weken het pulvis opiï tot een hoeveelheid per dag van 0,5 gr. toegediend werd, hebben we nooit met zekerheid kunnen vaststellen, of werkelijk door 't gebruik van dit medicament verandering in den duur der reactie optrad, hetgeen waarschijnlijk daarop berust, dat deze dosis zeer langzaam door allengs de dosis te vergrooten, bereikt werd. Evenmin was de werking van het natr. bromatum op de psychische functies groot, in de dosis waarbij ze werd toegediend. Gewoonlijk konden 4 en 6 gram per dag, weken achtereen gegeven worden, zonder dat er veranderingen in den duur der reacties te bespeuren was. Trad echter, 't geen bij onze patiënten nooit beneden de 3 gram per dag het geval was, bromismus op, dan zagen we den duur der reacties aanmerkelijk verlengen, bijna proportioneel met den graad van het bromismus, zoodat de reactietijd in die gevallen kan beschouwd worden, als een indicator van de ophooping van broom in het organisme. Invloed van hydropathische proceduren op den duur der reacties. Gewoon, om alles, wat het doen en laten der patiënten betrof, voor het begin der experimenten te noteeren, wat gewoonlijk, omdat de levensomstandigheden, waarin de patiënten in de kliniek verkeerden, volkomen uniform waren, tot geen bijzondere opmerking aanleiding gaf, was ons toch reeds eenige malen opgevallen, dat patiënten, die gewoonlijk een tamelijk constanten absoluten reactietijd hadden, plotseling in den duur van den gemiddelden reactietijd verandering vertoonden. Het bleek ons dan vaak, dat niet lang voor het experiment een bad genomen was. Ofschoon we, daar het aantal onderzoekingen dat we hieromtrent deden, te klein was, niet op volledigheid aanspraak willen maken, zijn onze resultaten, zooals het mij voorkomt interessant. Zoo bedroeg bij een patiënt de duur van de reactie voor alle gemiddelden na het bad 40 u minder; nog meer in 't oog vallend was de afname volgens de berekening van Fechner, hierbij konden we een verschil constateeren van 80