H. MEULENHOFF Amsterdam. GRAAF LÉO TOLSTOI HET EINDE VAN ONZE MAATSCHAPPIJ (IN VERBAND MET DE REVOLUTIE IN RUSLAND) H. MEULENHOFF — AMSTERDAM INHOUD. Pag. I. Het einde der eeuw. — Het uiteen¬ vallen van het verleden; wat hierop wijst en de oorzaken ervan ... 5 II. Het gewicht van de japansche over¬ winning 10 III. De revolutionnaire beweging in Rus¬ land *4 IV. De hoofdoorzaak der toekomstige revolutie 18 V. Gevolg van de verontachtzaming van het gebod, geen weerstand te bieden 2 i VI. De eerste uitwendige oorzaak van de aanstaande revolutie . . . . 26 VII. De tweede uitwendige oorzaak van de aanstaande revolutie .... 3° VIII. Wat zal de toestand zijn van hen die niet gehoorzamen willen ... 34 IX. De werkdadigheid die de grootste invloed zal hebben op de toekomstige revolutie X. De organisatie van de maatschappij zonder regeering 45 XI. Wat zal van de beschaving worden ? 49 XII. Besluit d En niet slechts dit, maar zij gaan voort de niet christelijke volken tegen zich te wapenen, die hen haten en tegen hen opstaan. Hoofdzakelijk zijn zij er toe gekomen in 't leven niet alleen het christendom, maar elke verheven wet, geheel te ontkennen. De vervorming van de hooge wet van wederkeerige hulp, en van die om geen weerstand te bieden, door 't christendom gegeven, om de eerste mogelijk te maken, ziedaar de godsdienstige hoofdoorzaak van de toekomstige revolutie. V. GEVOLG VAN DE VERONTACHTZAMING VAN HET GEBOD, GEEN WEERSTAND TE BIEDEN. 't Was niet moeilijk aan te toonen, dat de wraak, noch voordeelig, noch zedelijk is, maar slechts de kwaal verergert, de christelijke leer heeft buitendien erop gewezen dat slechts het niet weerstand bieden door geweld, het verdragen van 't geweld zonder strijd, 't eenigste middel is de ware vrijheid, die goed voor den mensch is, te verkrijgen. Deze leer heeft vastgesteld dat, zoodra men strijdt tegen het geweld, men zich hierdoor reeds van de vrijheid berooft, omdat, terwijl men het geweld toelaat tegen anderen te gebruiken, dit eveneens doet tegen zichzelf. Slechts daarom heeft men zich kunnen onderwerpen aan dat geweld, waartegen men streed. En zelfs al is men eens overwinnaar, op 't gebied van dezen uiterlijken ten doel heeft. Daarenboven door den mensch te dwingen trouw aan de macht te zweren, d.w.z. voor God te beloven dat ze trouw alles zullen uitvoeren wat die macht hen voorschrijft, hebben de regeeringen hunne onderdanen zoover gebracht, dat de menschen die zich christenen gelooven, ophouden overtuigd te zijn dat 't geweld en de moord verboden is. Terwijl ze 't een als 't ander aannemen, dienen ze dit ook te doen als het tegen hen begaan wordt. Zoodoende zijn de christenen gaan meenen, inplaats vrij te zijn zooals Christus verkondigde, inplaats zich verplicht te gevoelen als vroeger, 't geweld te verdragen, en niemand te gehoorzamen buiten God, dat het vernederend is 't geweld zonder strijd te verduren (de eer). Zij zagen hun heiligste plicht hierin, aan de macht der regeering te gehoorzamen; zij werden slaven. Opgevoed in die denkbeelden, hadden ze niet alleen geen schaamte over hun slaafsheid, maar zij waren trots op de macht hunner regeering, want altijd verhoovaardigen de slaven zich op de macht van hun' meester. De laatste tijden is uit deze vervorming van 't christendom een nieuwe leugen ontstaan, die de christenen in hunne onderwerping nog dieper deed zinken. Ziehier waarin deze bestaat: Door eene samengestelde verkiezingsorganisatie, en vertegenwoordiging in de regeeringslichamen, maakt men de menschen wijs, dat door iemand te verkiezen, die vervolgens met anderen iemand zal kiezen onder dozijnen hem onbekende candidaten, of wel rechtstreeks hunne vertegenwoordigers, zij deelen in de regeeringsmacht, en dus door de regeering te gehoorzamen, zij zichzelf gehoorzamen, en dus vrij zijn. 't Schijnt mij toe dat deze leugen duidelijk moet blijken zoowel practisch als theoretisch, omdat zelfs bij de meest democratische organisatie en 't algemeen stemrecht, 't volk zijnen wil niet kan te kennen geven. i°. omdat de millioenen individuen van een volk geen zelfden wil hebben noch kunnen hebben en 2°. zelfs als een dergelijke wil bestond, de meerderheid van stemmen deze niet zou kunnen uitdrukken. Voorbijgaande dat de verkozenen die in 't bestuur deelen, wetten maken en 't volk leiden, niet met het oog op hun welzijn, maar met het doel onder de strijdende partijen hunne macht en invloed te behouden, zonder nog te spreken van de bedorvenheid van het volk dat er 't gevolg van is; leugens van allerlei soort, onzedelijke afwijkingen, omkoopbaarheid — is deze leugen nog uiterst schadelijk, daar zij de menschen brengt tot een soort tevredengesteld slavendom. Terwijl ze zich verbeelden hun eigen wil te doen, door 't gouvernement te gehoorzamen, zullen zij de bevelen uitgaande van menschelijke macht niet meer durven weerstaan, hoewel 't mogelijk is deze in tegenstelling zijn, niet slechts aan hunne persoonlijke wenschen, aan hunne smaak, aan hun belang, maar ook aan het hoogste gebod, en hun geweten. En zoo hangen de regeeringsdaden van volken die zich zoogenaamd zelf regeeren, af, van de strijd der partijen, van intriges, eerzucht, omkoopbaarheid; en drukken zoodoende even weinig de wil des volks uit als die der meest autocratische besturen. Deze menschen gelijken op gevangenen die zich verbeelden vrij te zijn, omdat ze 't recht hadden de cipiers te kiezen, die belast waren met de inwendige orde en de administratie te handhaven. Een onderdaan van de meest despotische staat Dahomey, kan volkomen vrij zijn, niettegenstaande hij de wreedste geweldadigheden ondergaat, van de zijde der macht, die hij niet heeft helpen vestigen; terwijl een onderdaan van eene constitutioneele regeering altijd slaaf is, omdat hij, zich verbeeldende dat hij deelneemt VI. DE EERSTE UITWENDIGE OORZAAK VAN DE AANSTAANDE REVOLUTIE. De verminking van de christelijke leer, met de verwaarloozing van het gebod geen weerstand te bieden, heeft de christenen tot eene wederkeerige haat geleid, met de kwalen daaraan verbonden, en tot eene steeds drukkender slavernij, waarvan men de last begint te gevoelen. Ziehier de grondoorzaak van de aanstaande revolutie. De bijzondere oorzaken, van de tijdsomstandigheden afhangend, die medewerkten dat juist nu het begin der hervormingen tegemoet kan gezien worden, zijn: i°. de dwaasheid, van het steeds groeiend militairisme onder de christelijke volken, duidelijk geworden in de Russisch-Japansche oorlog. 2°. de steeds grooter wordende ellende en ontevredenheid bij 't arbeidend volk, dat van zijn natuurlijk en wettig recht, waarvan het verstoken is, gebruik wenscht te maken, 't recht op den grond. Deze oorzaken bestaan voor alle christelijke volkeren, maar de bijzondere en historische verhoudingen in aanmerking nemend doen zij zich op 't oogenblik bij 't Russische volk sterker gevoelen dan ergens anders. De ellendige positie, 't gevolg van gehoorzaamheid aan de regeering, is bijzonder duidelijk zichtbaar bij dit volk, niet alleen door de verschrikkelijke en ongerijmde oorlog, waarin het door de regeering gewikkeld werd, maar vooral omdat het volk de regeeringsmacht anders zal beschouwen als de Europeesche volkeren. talisme — in alles, behalve daarin, dat het volk verstoken is van hun recht op den grond. Voor de Russen echter is de groote onrechtvaardigheid, waar ze zich nog niet geheel overheen kunnen zetten, volkomen duidelijk. De Russen, die op 't land wonen, zien duidelijk wat men met hen vóór heeft, en kunnen het niet toelaten. De dwaze en gevaarlijke wapening, de oorlogen, 't ontnemen van 't recht aan 't volk op den grond, dit zijn naar mijn oordeel de oorzaken van de revolutie, die zich in de christelijke wereld voorbereidt. En juist in Rusland begint deze — omdat nergens zoozeer als in 't Russische volk 't christelijk denkbeeld zoo zeker en zoo zuiver is bewaard, en omdat nergens anders de meerderheid van 't volk zich met landbouw bezig houdt. VIII. WAT ZAL DE TOESTAND ZIJN VAN HEN DIE NIET GEHOORZAMEN WILLEN. Het Russische volk is, dank zijne bijzondere eigenschappen en zijne levensvoorwaarden, vóór alle andere christelijke volken, bestemd, den ongelukkigen toestand in te zien die voortkomt uit gehoorzamen aan de regeering, d.w.z. aan de macht die zich met geweld handhaaft. En volgens mij is de oorzaak van de naderende revolutie gelegen in deze duidelijke kennis der zaken, en in 't oogmerk zich te bevrijden van 't geweld van de macht. Het schijnt de menschen toe, die in staten, gegrond op 't geweld, leven, dat de verwoesting van 't regeeringsgezag noodzakelijk eenen nasleep van te duchten gevolgen heeft. Maar de verzekering, dat de persoonlijke vrijheid en 't goed dat ieder bezit, gegarandeerd zijn door de regeeringsmacht, is heelemaal willekeurig. Wij kennen de na en vóordeelen, als de laatste er zijn, welke de mensch geniet die leeft onder eenigen regeeringsvorm; en we zullen ons eens voorstellen hoe zijn toestand zou zijn als er geene regeering was. Als men , het leven van kleine opeenhoopingen van menschen beschouwt, die door toeval hebben geleefd en nog leven buiten verband van groote staten, deze gemeenten, van alle weldaden eener sociale regeling genietende, vrij van elke regeeringsgeweldadigheid, ondervinden niet het honderdste van alle bezoekingen, waaraan menschen zijn blootgesteld die aan eenige regeering gehoorzamen. Het zijn in hoofdzaak menschen behoorende tot de gegoede klassen, voor wie een regeeringsstelsel voordeelig is, die altijd praten over de onmogelijkheid zonder haar te leven. Maar vraag hen die slechts de lasten van de regeeringsmacht te dragen hebben, de landbouwers, de honderd millioen Russische boeren; niet alleen gelooven zij zich niet gewaarborgd door de macht der regeering, maar zij hebben er geen behoefte aan ook. Telkens weer, ook in mijne geschriften, heb ik getracht het schrikbeeld te ontmaskeren, waarmede men de menschen bang maakt, zeggende, dat zonder eenige regeeringsmacht de slechte elementen zegepralen, en de betere verdrukken — wat juist gebeurt in alle landen, omdat overal de macht in handen is van de slechtste menschen, wat niet anders mogelijk is, want alleen de slechtste personen kunnen alle vereischte listen aanwenden, lafheden en wreedheden begaan, die noodzakelijk zijn, wil men in de macht deelen. als band voor hun inwendig leven? Eén van twee, öf de mensch is een verstandelijk wezen — öf hij is het niet. In 't laatste geval kan en moet ieder hunner zich opheffen door geweld, en is er geen reden dat de een wel het recht heeft hiervan gebruik te maken en de andere niet. Is de mensch wel een redelijk wezen, dan moeten de onderlinge verhoudingen niet op geweld, maar op rede gegrondvest zijn. Bovenstaande moest, schijnt wel, bekend zijn aan menschen die zich voor zedelijke wezens houden. Maar zij, die de regeeringsmacht verdedigen, denken noch aan den mensch, noch aan zijne hoedanigheden, noch aan zijne zedelijke natuur; zij praten over eene zekere eenheid van menschen, waaraan zij een willekeurige bovennatuurlijke en mystieke belangrijkheid toekennen. Wat zou er worden van Rusland, Frankrijk, Engeland of Duitschland, zeggen zij, zoo de menschen ophielden hunne regeering te gehoorzamen. Wat zou er van Rusland worden? Wat is Rusland? Waar eindigt en waar begint het? Polen? De zee provinciën? De Kaukasus met zijn verschillende bevolking? de 1 artaren van Kasan ? Terganst ? de Amour ? Niet alleen dat dit alles niet Rusland is, maar 't zijn vreemde volken, die gaarne de vereeniging zouden verlaten die men Rusland noemt. Het feit, dat die volken gerekend worden deel uit te maken van Rusland, is gelegen in een tijdelijk toeval, in 't verleden gegrond op eene reeks historische gebeurtenissen, hoofdzakelijk ge weldadigheden en wreedheden j en nu handhaaft die vereeniging zich slechts door de macht die deze volken drukt. In onzen tijd, behoorde Niza nog aan Italië, doch werd in eens Fransch, de Elzas is van Fransch Duitsch geworden; Sachalin is van Rusland naar Japan overgegaan. Thans strekt zich de macht van Oostenrijk over Hongarije, Boheme en Galicië uit, die van Engeland over Ierland, Canada, Australië, Egypte en andere landen, de Russische regeeringsmacht over Polen, Georgië enz. Maar morgen kan die macht gedaan zijn. De eenige kracht, die al die mogendheden elk als een , pijlenbundel bijeenhoudt, is de macht. En de macht wordt / mogelijk gemaakt door menschen die tegen de zedelijke natuur in, en tegen de wetten der vrijheid verkondigd door Christus, gehoorzamen aan hen die slechte daden van geweld vorderen. Zoodra de menschen hunne eigene vrijheid erkennen, die past bij zedelijke wezens, en ophouden daden te begaan tegenstrijdig aan hun geweten en de geboden, zullen deze kunstmatige vereemgingen \ die zoo verheven schijnen, Rusland, Engeland J)mtschland en Frankrijk, in naam waarvan de mensch zijn leven en persoonlijke vrijheid opofferde, verdwijnen. Dat de mensch er slechts mee ophoude aan de macht te gehoorzamen in naam dezer afgoden uitgeoefend, die slechts in hunne verbeelding bestaan, de afgod van Rusland, Frankrijk, Engeland, de Vereenigde Staten en vanzelf zullen zij verdwijnen, die afgoden — welke nu de menschen zoowel zedelijk als stoffelijk verderven. Het is aannemelijk te zeggen dat de vorming van orroote staten, door vereeniging van kleinere die steeds onder elkaar streden, door eene ruime grenslijn om de kleinere te trekken, de kans op oorlog vermindert. Maar deze stelling is geheel willekeurig, daar niemand de hoeveelheid kwaad in 't eene of andere geval heeft kunnen bepalen. En 't is moeilijk te gel°°ve£ *atal de oorlogen van het apanage-tijdperk *), in Rusland, Bour gondië, Vlaanderen, Normandië en Frankrijk, zo°veel slachtoffers zouden geeischt hebben als die van Napoleon, Alexander en de Japansche oorlog, die zooeven ge- ' De eenige rechtvaardiging voor de vergrooting van OjPrinsenlijftocht, jaarwedde die aan niet regeerende prinsen ten deel viel. eene staat zou de vorming van een wereldmonarchie zijn _ waarvan 't bestaan de mogelijkheid van oorlog zou te niet doen. Maar alle pogingen om eene dergelijke monarchie te vestigen, van af Alexander van Macedonië en 't Romeinsche keizerrijk tot aan Napoleon, bereikten nooit het doel — de wereldvrede. Integendeel, zij werden de oorzaak van grootere bezoekingen voor de volkeren. Daaruit blijkt dat de algemeene vrede niet kan verkregen worden door vergrooting en uitbreiding van de macht van Staten. Dit zou slechts bereikt kunnen worden door het tegengestelde: het afbreken van staten met hunne macht en geweld. Vroeger bestond er wreed en verderfelijk bijgeloof, menschenoffers, brandstapels voor hekserij, godsdienstoorlogen, kwellingen ... en de mensch heeft zich van dit alles weten vrij te maken. Maar 't bijgeloof om de staat aan te zien als iets heiligs, blijft steeds den mensch overheerschen; en men brengt hieraan nog steeds opofferingen — die wreeder en verderfelijker zijn. Dit bijgeloof steunt op het doen gelooven van de menschen uit verschillende streken, van verschillende zeden en belangen, dat allen slechts éen uitmaken omdat dezelfde macht over hen wordt uitgeoefend. En zij gelooven het, en zijn trotschtotdezevereenigingte behooren. Dit bijgeloof bestaat reeds zoo lang, en wordt zoozeer gesteund, dat niet alleen zij, die er voordeel van trekken, als koningen, ministers, generaals, militairen en ambtenaren, overtuigd zijn dat het bestaan de versterking en uitbreiding van deze kunstmatige vereenigingen, het geluk uitmaken van de menschen die erin opgenomen zijn; maar deze menschen zelf zijn zoo gewoon aan dit bijgeloof dat zij trotsch zijn tot Rusland, Frankrijk of Duitschland te behooren — hoewel ze er totaal geen behoefte aan hebben, en het hun geen voordeel, slechts last brengt. Wanneer deze kunstmatig bijeengehouden vereeni- gingen, de groote staten, slechts ontstaan, omdat de menschen gewillig, zonder weerstand te bieden zich onderwierpen aan 't geweld, uiteenvielen, omdat de menschen ophielden te gehoorzamen, zou hunne verdwijning geen ander gevolg hebben, dan vermindering van geweld, kwaad en lijden. Het zou dan ieder veel gemakkelijker zijn te leven volgens de verheven wetten van wederkeerige hulp, 2000 jaar te voren, aan den mensch geleerd, en die nu langzamerhand in 't menschelijk geweten doordringen. IX. DE WERKDADI GHEID DIE DE GROOTSTE INVLOED ZAL HEBBEN OP DE TOEKOMSTIGE REVOLUTIE. De sociale omkeer die zich nu baanbreekt, bestaat uit de bevrijding van leugen en gehoorzaamheid aan menschelijke macht. Daar 't doel van deze ommekeer heel anders is dan bij vroegere revoluties, moeten de daden van de menschen die eraan deelnemen ook geheel verschillend zijn. 't Doel van de bewerkers der vroegere revoluties was door geweld de regeering omver te werpen en er zich van meester te maken, 't Streven van^hen die deelnemen aan de revolutie van heden, kan, nóch moet iets anders zijn, het zich vrijmaken van welke macht ook, en dit leven onafhankelijk van eenige regeering, ln te richten. Niet alleen dat de werkdadigheid van de toekomstige revolutionnairen anders moet zijn als die van vroeger, maar de deelnemers zijn een ander deel van 't volk, de plaats waar zij werkt zal anders zijn, en ook t getal der deelnemers. De vroegere revolutionnairen behoorden tot de vrije beroepen : 't waren menschen vrij van lichamelijk werk die de werklieden en burgers medesleepten, terwijl de bewerkers der toekomst-revolutie hoofdzakelijk de boeren zullen zijn. De vroegere revoluties begonnen in de steden en werden daar afgespeeld — de tegenwoordige revolutie zal in hoofdzaak op 't land plaats grijpen. De deelnemers van vroegere revolutiën vormden 10 a 20% der bevolking, 't getal van hen die deelnemen aan de revolutionnaire beweging in Rusland moet circa 80 a 90% zijn. . Het optreden van burgers die nu Rusland in verwarring brengen, bonden die op Europeesch voorbeeld, staken, demonstreeren, oproermaken en nieuwe sociale regels uitvinden, zonder te spreken van die ongelukkige geweldenaars, die moorden begaan en denken daardoor de revolutie te dienen, al deze werkzaamheid lijkt niets op de revolutie die komt, maar beter dan de regeering (zonder het te weten, zijn zij de trouwste hulp hiervan) houden zij de revolutie tegen, brengen haar in verkeerde richting, en veroorzaken hinderpalen. 't Gevaar dat nu 't Russische volk bedreigt, heeft niets te maken met den val van de op geweld gegronde regeering en de vervanging door eene regeering, die ook op 't zelfde geweld is gevestigd, al is deze democratisch of zelfs socialistisch. Het eenige gevaar voor 't Russische volk, dat door de bijzondere omstandigheden geroepen is de vreedzamen en zekeren weg tot de bevrijding aan te wijzen, is hierin gelegen, dat het niet medegesleept worde door menschen, die niet de bedoeling van de tegenwoordige revolutie begrijpen, dat het niet slaafs de vroegere revoluties navolgt, en niet 't goede spoor verlaat, waarin 't zich bevindt, om de verkeerde richting te nemen waarin zich de andere christelijke volkeren bewegen. Om deze gevaren te voorkomen, moeten de Russen vóór alles zichzelf blijven, en niet in de leer gaan bij Europeesche en Amerikaansche constituties, of de leuze overnemen van socialistische zijde, zij hebben slechts hun eigen geweten te vragen, en daarna te luisteren. Dat de Russen, om het groote werk dat voor hun is uit te voeren, vooral zich niet bekommeren over de politieke richting die gevolgd wordt, over de waarborg van vrijheid der Russische burgers, maar laten ze zich vóór alles vrijmaken van het denkbeeld «de Russische staat», en bijgevolg van de zorgen over de rechten van burgers van die staat. De Russen moeten nu, om zich vrij te maken, niet alleen niets ondernemen, maar zich elke onderneming ontzeggen, zoowel die, waarin de regeering hun sleept, als die, welke de revolutionnairen en de liberalen konden beproeven. 't Russische volk — met eene meerderheid van boeren — moet voortgaan te leven zooals het altijd deed, gemeenschappelijk 't land blijven bebouwen, en zonder strijd verdragen, dat wil zeggen zich onderwerpen — aan welke macht ook. Maar laat men weigeren mede te doen aan elke gewelddadige regeeringshandeling, ook vrijwillig belasting te betalen, vrijwillig dienst te nemen bij de politie, bij de administratie, bij de douanen, bij 't leger, de vloot, bij wat voor opgedrongen instelling ook. En zeker is het nóg noodzakelijker dat de boeren zich van gewelddadigheden onthouden waartoe hen de revolutionnairen drijven. Elk geweld van de boeren tegen de grondbezitters, zal tegenmaatregelen uitlokken, en in ieder geval loopt dit alles slechts uit op de instelling van eene regeering, hoe dan ook, die steeds op geweld gebaseerd is. En met eene dergelijke regeering zullen onzinnige en wreede oorlogen uitbarsten, en het land zal eigendom der rijken blijven; zooals we zien bij de meest vrije landen in Europa en Amerika. Alleen de werkeloosheid van 't volk in wat voor gewelddadigheid ook, kan de kwalen verdrijven waaraan 't lijdt, de bewapening zonder einde en de oorlogen doen ophouden, en 't grondbezit opheffen. Op deze wijze moeten de boeren handelen, opdat de tegenwoordige revolutie goede gevolgen zal hebben. Wat betreft de burgers: adel, kooplieden, doktoren, geleerden, ingenieurs en schrijvers, die zich nu met de revolutie bezighouden, deze moeten voor alles hunne onbeduidenheid begrijpen — althans quantitatief — als zijnde slechts 1% van de landbouwende bevolking. Dat zij zich bewust worden dat het doel van de tegenwoordige omwenteling, noch kan, noch moet bestaan in de instelling van eene nieuwe politieke regeling, — op geweld gegrond — met wat voor algemeen stemrecht ook, of volmaakte sociale organisatie, maar dat dit slechts te vinden is in de vrijmaking van de 100,000,000 boeren van 't geweld onder elke gedaante: militarisme, afpersingen en persoonlijk grondbezit. Om dit doel te bereiken, is mets noodig van die woelige werkzaamheid, die onverstandig en slecht is, en tegenwoordig 't werk is der liberalen en revolutionnairen. De revolutie wordt niet op bevel gemaakt: «Kom laten wij revolutie maken!» Dit kan niet gebeuren volgens een gereed model, navolgende wat onder andere omstandigheden voor honderd jaar gedaan is. De revolutie, zal slechts in waarheid het lot van den mensch verbeteren, als de menschen de zwakheid en 't gevaar erkennen van de oude grondslagen van t leven, en er slechts naar haken alles op eene nieuwe grondslag op te bouwen, die hun het beste zal brengen; als ze een ideaal zien van 't nieuwe betere leven. En de menschen die nu eene politieke omwenteling in Rusland wenschen volgens voorbeeld van Europeesche revoluties, hebben noch nieuwe grondslagen, nóch nieuwe idealen. Zij willen slechts eenen ouden vorm van 't geweld, vervangen door eenen andere; die weer dezelfde gebreken medebrengen zal als die waaraan 't Russische volk nu mank gaat. Wij zien het in Europa en Amerika, waar 't zelfde militarisme, dezelfde belastingen, en dezelfde inpalming van den grond bestaat. En de daadzaak dat de meerderheid der revolutionairen als ideaal de socialistische staat voor oogen heeft, die zich slechts door 't wreedste geweld zal kunnen handhaven, en die, zoo dit eens verwezenlijkt wordt, de menschen van de laatste overblijfselen van vrijheid zou berooven, dit feit bewijst slechts dat deze menschen geen nieuw ideaal hebben. 't Ideaal van onzen tijd kan niet zijn de verandering der vorm waaronder 't geweld heerscht, maar 't volkomen vervallen ervan, wat men kan verkrijgen door niet aan de menschelijke macht te gehoorzamen. Zoodat, als de menschen der burgerklassen wezenlijk willen bijdragen aan de groote hervorming die zich voorbereidt, zij in de eerste plaats weerstand moeten bieden aan die revolutionnaire bedrijvigheid, die hunne wijze van doen thans is, en die wreed, tegennatuurlijk, en gezocht is — en zich op t land moeten vestigen, deelende in 't werk van 't volk. Dan, na van hen 't geduld te hebben geleerd, de onverschilligheid en verachting voor de macht, en vooral de liefde voor den arbeid, niet de menschen op te zetten tegen 't geweld, zooals ze nu doen, maar hen behoeden voor deelname aan gewelddadige werkzaamheid, en voor gehoorzaam- heid aan welk gezag ook, en dan hen zoo noodig voor te lichten met hunne wetenschappelijke kennis, in opheldering van vraagstukken, die zich stellig zullen voordoen met de vernietiging van de regeering. X. DE ORGANISATIE VAN DE MAATSCHAPPIJ ZONDER REGEERING. Maar hoe, onder welken vorm, kunnen de menschen in de christelijke wereld leven, als dat niet is onder een' zekeren staatsvorm, gehoorzamende aan de regeeringsmachten ? 't Zijn dezelfde hoedanigheden van 't Russische volk, die het antwoord op deze vragen geven en waarom ik ook geloof dat de revolutie nergens zal beginnen en zich voltooien dan juist in Rusland, De afwezigheid van macht, in Rusland, zal nooit de vestiging beletten van landbouwende gemeenten. Integendeel, de inmenging van de regeeringsmacht was steeds een beletsel voor deze inwendige organisatie eigen aan 't Russische volk. 't Russische volk, zooals 't meerendeel der landbouwende volken, is op natuurlijke wijze gegroepeerd, zooals bijen in de korf, en zekere sociale vereenigingen zullen geheel voldoen aan den zin tot gemeenschapsleven van den mensch. Overal waar de Russen zich vestigden, zonder inmenging van de regeering, namen zij een bestuur, niet gewelddadig, maar gegrond op wederkeerige hulp, met algemeen grondbezit, en dat wereld, en die nu bij 't Russische volk begint, onderscheidt zich van andere omwentelingen; in tegenstelling met de laatste die verwoestten zonder weer op te bouwen, of eenen vorm van geweld vervangen door een andere, moet deze revolutie niets verwoesten; zij moet slechts bewerken dat men niet meer deelneemt aan 't geweld, zij moet niet de plant uitrukken, en iets kunstmatigs zonder leven inplaats geven, doch verwijderen wat de groei verhinderde. Bijgevolg zijn het niet de haastige, stoutmoedige en eerzuchtige menschen — die, niet begrijpende dat de oorzaak van 't kwaad waartegen ze strijden 't geweld is, zich geen enkelen vorm van 't sociale leven kunnende voorstellen buiten de hunne, en die zonder bedenken blindelings de bestaande regeering aanvallen om deze door eene nieuwe te vervangen, die de groote beginnende revolutie zullen helpen tot stand komen. Alleen zij, die zonder iets af te breken, of te vernielen, hun leven gaan inrichten onafhankelijk van de regeering, en die zonder strijd, elke aangedane gewelddadigheid zullen verdragen, maar ook niet deel nemen aan de regeering, en deze niet gehoorzamen, zij zullen de revolutie helpen bevorderen. 't Russische volk overwegend landbouwend, moet slechts blijven leven zooals het nu doet, het landbouwend gemeenschappelijk leven, en niet deelnemen, noch gehoorzamen aan de regeering. Hoe meer 't Russische volk zich houdt aan deze vorm van leven, die hun eigen is, hoe minder zal de gewelddadige macht van de regeering zich in dit leven inmengen, en des te makkelijker zal vernietigd worden, daar er telkens minder voorwend .o zullen te vinden zijn om zich in te mengen, en telkens minder hulp om daden van geweld te begaan. Op de vraag: Wat zijn de gevolgen van weigering de regeering te gehoorzamen ? kan men met zekerheid antwoorden, dat dit de verdwijning van deze macht zal zijn, die de mensch dwingt elkaar te beoorlogen en die hem het recht op de grond onthoudt. En de menschen vrij van deze macht, zullen zich niet meer tot oorlog uitrusten, zullen onderling geen strijd meer voeren, en van den grond gebruik makend, tot 't landbouwleven wederkeeren, eigen aan den mensch, tot het werk dat het meest gezond is, en 't zedelijkst daar de kracht van den mensch zich tegen de natuur en niet tegen zijne medemenschen richt — tot dien arbeid waarop alle takken van werk rusten, en die slechts vaarwel gezegd wordt door menschen, die aan geweld zijn onderworpen. Wanneer de gehoorzaamheid aan de regeering ophoudt moet dit den mensch brengen tot het landbouwleven. En dit zal hen voeren tot eene natuurlijke gemeenschappelijke staat van leven, tot een leven in kleine gemeenten allen onder gelijkwaardige omstandigheden. Waarschijnlijk zullen deze gemeenten niet afgescheiden bestaan, en zullen zij onder elkaar, naar de ekonomische omstandigheden, naar de volksaard en godsdienst, nieuwe vrije vereenigingen vormen, hoewel totaal verschillend van de vroegere, gegrond op regeeringsmacht. De ontkenning van 't recht van geweld ontneemt den mensch niet de gelegenheid zich te vereenigen, maar de vereenigingen gegrond op gemeenschappelijke overeenstemming kunnen niet ontstaan zoolang die gebouwen gebaseerd op geweld er nog zijn. Om een nieuw huis sterk te bouwen, inplaats van dat wat instort, moet men 't laatste geheel en al afbreken en de bouw van den eersten steen af beginnen. Evenzoo is het met vereenigingen die onder den menschen zouden kunnen ontstaan, nadat dezulken, die op geweld rusten, zijn te niet gedaan. XI. WAT ZAL VAN DE BESCHAVING WORDEN? Hoe zal het gaan met alles wat de mensch tot stand heeft gebracht ? Wat zal er van de beschaving worden ? «De terugkeer tot den apentoestand, volgens de brief van Voltaire aan Rousseau, zeggende dat men moet leeren op handen en voeten te loopen: de terugkeer tot een of ander dierlijk leven, verwerpen de menschen die zóó overtuigd zijn dat de beschaving eene zoo groote weldaad is, dat zij zelfs de gedachte om iets te weigeren wat door haar geboden wordt, niet bij hen opkomt. «Hoe zullen de primitieve landbouwkolonies, verloren in de vlakte, onze steden vervangen, met hunne electrische lucht- en ondergrondsche sporen, hunne electrische verlichting, hunne musea, theaters en monumenten», vragen die menschen. «Zeker! en met hunne wijken van ellende, de slums van Londen, New-York en andere groote steden ; met hunne bordeelen, banken, bommen tegen uit- en inwendige vijanden; met hunne gevangenissen, schavotten en millioenen soldaten,» zoo zeg ik. «De beschaving, de onze, is eene weldaad» zeggen de menschen. Maar zij die deze beschaving deelachtig zijn behoor en tot de minderheid, die niet alleen in deze beschaving leeft, maar ook door haar. Zij leven op hun gemak, bijna in ledigheid, in vergelijking met den arbeid der werklieden, en dientengevolge slechts doordat deze beschaving bestaat. 4 . ,Allen! koningen, keizers, presidenten, prinsen, ministers, ambtenaren, militairen, grondbezitters, kooplieden, ingenieurs, doktors, geleerden, schilders, leeraars, geesteliiken, schrijvers, zijn zoo zeker ervan dat onze beschaving eene weldaad is, dat zij de gedachte niet dulden baar te zien verdwijnen of zelfs te veranderen. Maar vraag de groote menigte van landbouwende volken, de Slavische rassen, de Chineezen, de Hindoes, de Russen, aan negentiende van de menschheid ot deze beschaving, die zulk een weldaad schijnt aan hen die buiten de landbouw leven, dit werkelijk is, of niet ? En vreemd dat negentiende deel zal heel anders antwoorden. Zij weten dat zij 't volgende noodig hebben, de grond, mest, besproeiing, zon, en eenige eenvoudige landbouwinstrumenten, die men zonder t landbouwlevei vaarwel te zeggen — kan vervaardigen. H H Maar de beschaving kennen zij slechts onder de gedaante waarin deze zich aan hen voordoet: de uitspattingen in de steden, met hunne gevangenissen en bagno's, of slechts onder den vorm van be astmg en onnoodige monumenten, musea, paleizen, of wel douanen die de vrije circulatie der producten belemmeren, of als legers, kanonnen en cavalarie, die geh . streken verwoesten. En dan zeggen zij, dat, als dit de beschaving is zij die niet noodig hebben, en deze zelfs menden die van de voordeelen der beving genieten, beweren dat deze eene weldaad n voor de geheele maatschappij, maar in deze zaak k™n ze geen getuige zijn, daar ze rechter en belanghebbende beMenZijkan niet ontkennen dat wij tegenwoordig ver zijn in de techniek; maar me is hierin v«r gevorderd? Die kleine minderheid die van 't arbeiden eivo • En de geheele klasse van werklieden, zij die hen die van de beschaving genieten, dienen, zet hetzelfde leven voort, in de geheele christelijke wereld, zooals zij leefden voor vijf of zes eeuwen, enkel van tijd tot tijd genietende van de kliekjes der beschaving. Zelfs al is hunne positie beter, de afstand die hen scheidt van de klassen der rijken is eerder grooter geworden dan voor een eeuw of zes. Ik zeg volstrekt niet, zooals velen meenen, dat daar de beschaving geene volstrekte weldaad is, wij met één enkelen stoot alles moeten omverwerpen wat de mensch tot stand bracht in zijnen strijd tegen de natuur. Maar ik zeg als bewijs dat de mensch werkelijk naar stoffelijk welzijn gestreefd heeft, 't noodig is dat allen, en niet eene kleine meerderheid, ervan genieten. 't Mag niet dat enkelen door geweld onthouden wordt waar ze recht op hebben, om anderen te bevoordeelen, onder voorwendsel dat hunne nakomelingen mogelijk later de vruchten hiervan zullen plukken. Bij beschouwing van de Egyptische pyramiden zijn wij ontzet over de wreedheid en dwaasheid van die menschen, die de bouw ervan bevalen, en tevens over hen die de bevelen uitvoerden. Maar hoeveel wreeder en dwazer is de bouw van die huizen van tien, tot zes en dertig verdiepingen die menschen in onze beschaafde wereld doen bouwen, en waarop men trotsch is. Rondom lacht de wereld met zijne weiden en bosschen, kristalhelder water, reine lucht, zon, vogels en dieren; terwijl de mensch met ontzettende inspanning huizen van zes en dertig verdiepingen bouwen, die anderen de zon benemen, op plaatsen waar noch gras, noch boomen zijn, waar lucht en water bedorven, waar de voedingsmiddelen vervalscht en 't leven zwaar en ongezond is. Is dit niet een duidelijk bewijs van geestesziekte bij de menschen — die dit niet alleen doen — maar er nog trotsch op zijn? Maar dit is niet een op zichzelf staand voorbeeld. Kijk om u heen, bij eiken stap zult gij dergelijke huizen zien die tegen de Egyptische pyramiden wel opwegen. Se verdedigers van de beschaving zeggen: «Wij zijn bereid 't slechte uit te roeien, alleen moet alles wat de menschheid bereikt heeft, onaangeroerd blijven.» Maar datzelfde zegt een doordraaier, die door slecht leven ziine gezondheid heeft bedorven, aan den dokter. hT* bereid alles te doen wat deze hem zegt maar „„der die voorwaarde dat hij zijn slecht leven voortzetten kan. Aan zoo iemand zeggen wij, dat hij, om zijnen toestand te verbeteren, zijn tegenwoordig gedrag op moet geven. Het is tijd dat hetzelfde ook ee.^ de christelijke menschheid gezegd wordt, en dat zij het ^De onbewuste, soms ook de bewuste fout — die de voorstanders van de beschaving maken, is dat zij| de beschaving voor doel houden en haar als een weldaad beschouwen terwijl zij toch slechts t midle is. Goed kan ze slechts zijn, wanneer de heerschende machten in de maatschappij goed zijn. De ontplof rngsmiddelen zijn goed voor aanleg van wegen, maar gévïrhjk in bommen. Het ijzer heeft at,n nnt voor landbouwwerktuigen, maar is verderfelijk wanneer het gebruikt wordt voo^ oorlogsdoeleinden en gevangems- grDe Cpers kan goede gevoelens en wijze denkbeelden verspreiden, maar met grooter gevolg nog, verderfel ke en valsche. De beschaving is of nuttig of schadelijk naar gelang het goede of kwade de boventoon voert in de maatschappij. In onze maatschappijwaar de minderheid de meerderheid onderdrukt, is zij een gro kwaad. Zij is bij ons slechts een wapen te meer tot knechting der meerderheid door de heerschende ri Eendelijk moeten de overheerschende klassen inzien, dat datgene, wat zij beschaving en kuituur noemen slechts een middel en 't gevolg van slavernij is, waarin valsche grondslagen van 't leven, de opbouw van nieuwe, met de noodzakelijke gevolgen. Het leven van de menschheid is, juist als 't leven van 't individu, het groeien uit een vroegeren toestand in een' nieuwe. Deze groei is natuurlijkerwijze van de erkenning der gemaakte fouten en de bevrijding ervan vergezeld. Maar er zijn tijden in 't leven van de menschheid, evenals in dat van den mensch, waarop zich eensklaps fouten duidelijk openbaren, en de weg zichtbaar is waarop ze te herstellen zijn. Dit zijn de tijden der revolutie. En in dezen toestand bevinden zich nu de christelijke volken. De menschheid leefde volgens wetten van geweld, en kende niet anders. De tijd is aangebroken dat de meest gevorderde menschen de nieuwe, aan degeheele menschheid bekende wet verkondigde — die van weder- keerige hulp. , . . De menschen namen deze wet aan, doch niet in den vollen omvang, en ofschoon zij moeite deden, er zich naar te voegen, gingen ze voort te leven volgens de wetten van 't geweld. Toen kwam het christendom. Dit leerde den mensch deze waarheid, dat er maar één enkele wet was, voor allen gelijk, die ieder het hoogste goed zou geven: de wet van wederkeerige hulp, en ook toonde het aan waarom deze wet in 't leven niet nagekomen werd. En wel omdat de mensch het noodig en goed geloofde het geweld voor edele doeleinden te gebruiken, en de wraak gewettigd vond. Het christendom bewees, dat het geweld altijd verderfelijk is, en dat de mensch er niet ongestraft mede kan omgaan. Maar de menschheid nam deze verklaring van de gemeenschappelijke wet van wederkeerige hulp niet aan, zij wilde wel er naar leven, maar onwillekeurig volgde men steeds de oude heidensche wet van 't geweld. Eene zoo groote tegenstrijdigheid deed de verdorven- aan wien hij zijn goed zal nalaten, 't Is bepaald voor welke wetsovertredingen, en hoe en door wien hij veroordeeld en gestraft zal worden, hoe hijzelf de justitie dienen moet, 't zij als getuige of jurylid. Men regelt de leeftijd waarop men bedienden en werklui, kan aannemen, en het aantal uren dat deze mogen werken, 't voedsel wat ze moeten hebben. Men schrijft voor hoe men zijne kinderen moet laten inenten, welke maatregelen men moet nemen in geval van besmettelijke ziekte, bij familie of huisdieren, naar welke scholen men zijne kinderen moet zenden. Men geeft de maat en bouwwijze aan van 't huis dat men zich wil laten bouwen, hoe men zijne huisdieren behandelen moet, paarden en honden; hoe men gebruik van t water moet maken, en waar men mag loopen, buiten de gebaande wegen. Bepaald zijn ook de straffen bij overtreding van deze en vele andere wetten. Men kan 't groote aantal wetten en bepalingen niet alle opnoemen, waaraan men zich te onderwerpen heeft, en hoewel 't onmogelijk is ze alle te kennen mag men zich bij zijne verdediging hierop niet beroepen, zelfs niet in het meest vrijzinnige land. Daarbij is ieder mensch in die toestand geraakt, dat bij inkoop van alles wat hij noodig heeft: zout, bier, wijn, stoffen, ijzer, petroleum, thee, suiker en nog veel meer, een groot deel van zijn arbeidsloon, aan hem onbekende doeleinden afgeven moet, ook voor betaling van rente van schulden, die men in den tijd zijner grootouders of vroeger, gemaakt heeft. Evenzoo gaat het weer, bij elke reis van de eene plaats naar de andere, bij elke erfenis, bij elke zaak die hij afsluit. Bovendien wordt een nog grooter deel van zijn arbeidsloon gevraagd, voor 't stuk grond dat hij bewoont of bewerkt. Zoodoende komt een groot deel van zijn arbeidsloon, als hij van eigen arbeid leeft, en niet van die van anderen, ten goede aan belastingen en monepolies, inplaats de toestand van zijne eigene familie te verbeteren. Dat alles is nog niet genoeg; in 't meerendeel der staten, dwingt men ieder die eene zekere leeftijd bereikt heeft eenige jaren in de wreedste slavernij door te brengen: de militaire dienst, en zoo noodig te vechten; in andere landen weer is dit afkoopbaar bood. En menschen in dien toestand, zien niet alleen die slaafsheid niet, maar zijn er nog trotsch op: zij zijn trotsch vrije burgers te zijn van groote staten, van Engeland, Frankrijk of Duitschland, evenals lakeien die zich verhoovaardigen op de voornaamheid van hunnen meester, dien zij dienen. Een mensch met gezonde en sterke hersens, zou in deze verschrikkelijke en vernederende toestand zeggen: «maar, wat duivel, waarom doe ik dat alles ? Ik wil op de best mogelijke wijze leven, ik wil zelf uitmaken wat mij van dienst is en wat ik doen moet. Laat mij met rust met uw Rusland, Frankrijk of Engeland, laten zij die er behoefte aan hebben, er zoo iets op na houden, ik heb er niets mede te maken. Door geweld kan men mij alles ontnemen wat men wil, men kan mij dooden, maar zelf wil ik niet tot mijn slaaf zijn medewerken!» 't Schijnt zeer gewoon zóó te handelen, maar niemand doet het. Een deel der stadsmenschen, doen het niet daar hunne belangen zoozeer aan die der heerschende klassen verbonden zijn, dat hun slavendom hen voordeelig schijnt. Rochefeller kan niet de wensch hebben de gehoorzaamheid te weigeren aan wétten, die hem in staat stellen millioenen te verdienen en te behouden, tegen de belangen van 't volk in. Evenzoo gaat het met zijne directeuren en bedienden. Zoo gaat het met de burgerij. Zij zijn, in verhouding tot de boeren, juist de oude dienaren der adel, wier baantje voordeelig was, en wier slavendom hen nut aanbracht. Maar deze afdwaling is bijzonder vreemd bij menschen, die zelf in hunne behoeften voorzien, als de landbouwende bevolking van Duitschland, Oostenrijk, Indië, China, Australië en vooral Rusland. Deze hebben geene behoefte aan dit slavendom, waaraan ze zich vrijwillig onderwerpen, noch trekken er eenig nut van. Hoewel zij hun slavendom bemerken, zijn zij gelijk aan vogels, die, niettegenstaande de kooi open is, uit gewoonte en omdat ze niet begrijpen dat ze vrij zijn — in hunne gevangenis blijven. Vooral is het zóo met het Russische volk gesteld. Om zich te bevrijden van alle ellende waaraan ze lijden — en waarvan 't einde niet te zien is, moeten de Russen — de groote meerderheid — alle boeren, niets bijzonders doen, maar door de open deur van hunne kooi gaan, d.w.z. zij moeten ophouden zich een Rusland met zijne macht en eenheid voor te stellen, dat iets is wat slechts in de verbeelding bestaat. Zij moeten, hunne behoeften uit den grond winnende, een natuurlijk van God ingesteld, goed en verstandig leven leiden en slechts hun geweten gehoorzamen. De Russen beginnen dit te begrijpen. En wanneer ze dit ingezien hebben zullen ze het doen, en de volkeren die voor 't grootste deel 't landbouwleven verlaten hebben zullen óok volgen. Voor hen zal het moeilijk zijn de gehoorzaamheid aan de regeering op te zeggen, maar hoe moeilijk ook, ze zullen er door de nood toe gedwongen worden. Zoolang de mensch gehoorzaamt, bestaat er een Frankrijk, Engeland en Amerika, en met deze, het militarisme, oorlogen, belastingen, monepolies, trusten. En niettegenstaande alle veranderingen in regeeringsvorm ('t socialistische programma inbegrepen), zal de druk op de arbeidende klassen steeds zwaarder worden. Er is een enkele grondoorzaak waardoor de menschen lijden: Dit is de afscheiding, het feit dat er heeren en slaven bestaan. In Indië onderscheidt men de Kshatriyas en de Parias; in de christenwereld bestaan wel geen namen, maar inderdaad zien we daar 't zelfde. Er bestaan menschen zonder zorg, die in lediggang en weelde leven, die geld hebben en daardoor heerschen; en er zijn menschen — de meerderheid — die steeds door ellende en honger gedreigd worden, en die hard werken, gehoorzamende aan de macht der rijken. Ieder kent dit kwaad, 't Is duidelijk, dat ter verbetering van de toestand van den mensch, dit kwaad verdreven moet worden, en wel door vernietiging van deze sociale ongelijkheid. De vroegere revoluties dachten de knoop met geweld door te hakken, maar de onmogelijkheid hiervan is reeds lang bewezen. Geen enkele politiekekonomische verandering kan de ongelijkheid vernietigen. Alleen de vrijheid is een middel tegen deze kwaal. Niet de schijnbare vrijheid van schijnbaar deelen in de regeering, maar de eenvoudige ware vrijheid, die daarin bestaat dat de mensch noch aan één noch aan eene verzameling van menschen gehoorzaamt. 't Is echter juist dat niet ieder mensch den ander de gehoorzaamheid opzeggen kan. Men kan niet zeggen ik gehoorzaam den mensch niet meer. Dit kan alleen hij doen, die de hoogste, voor ieder gelijke wet nakomt. Men kan niet vrij zijn als met strijdt tegen de hoogste algemeene wet van wederkeerige hulp, zooals hun geheele leven de menschen der rijke burgerklassen doen, die leven van den arbeid van 't werkvolk, en vooral van dat van de landbouwers. Vrij is de mensch naar gelang hij die hoogste wet vervult, 't Nakomen van deze wet is niet alleen moeilijk, maar bijna onmogelijk bij eene industrieele maatschappij met steden, waar 't bestaan van den mensch gegrond is op den strijd tegen zijn medemensch. Mogelijk en gemakkelijk is deze wet na te komen bij 't landbouwend leven, waar alle krachten noodig zijn voor den strijd tegen de natuur. Het einde van onze Maatschappij. Nooit hebben de menschen zooveel te doen gehad. Onze eeuw is de eeuw der revolutie, in de eigenlijke beteekenis van het woord; niet eene stoffelijke revolutie, maar eene geestelijke. Het verheven denkbeeld van sociale regel en volmaaktheid van den mensch breekt baan. CHENNING. en zult de waarheid verstaan en de waarheid zal u vrij maken, Johannes VIII: 32. I. HET EINDE DER EEUW. - HET UITEENVALLEN VAN HET VERLEDEN: WAT HIEROP WIJST EN DE OORZAKEN ERVAN. In de bijbeltaal beteekent het einde van de eeuw niet het einde van een tijdperk van honderd jaar, en 't begin van een ander: maar dat van een zeker wereldbegrip; van eenen godsdienst, van eene zekere gemeenschap onder de menschen; en het begin van een nieuw wereldbegrip; dat van een' anderen godsdienst, van eene andere gemeenschap. Er is in 't Evangelie gezegd, dat bij den overgang van zulk een tijdperk op een volgend, kwalen van allerlei soort als verraad, bedriegerij, wreedheid, oorlog, zich zullen openbaren ; en dat tengevolge van deze misslagen, de menschenliefde zal verkoelen. Voor mij zijn deze woorden in 't geheel geen bovennatuurlijke voorspelling ; zij wijzen erop dat wanneer de godsdienst en de dagelijksche gang van zaken, waarin de menschen leefden, vervangen wordt door eene andere — wanneer de oude maatschappij in elkaar zal storten en plaats zal maken voor eene nieuwe, zich noodwendig groote opstanden, wreedheden, bedriegerij, verraad, allerlei misdaden, zullen voordoen, terwijl door deze misdaden de naastenliefde, 't meest noodzakelijke en belangrijke voor 't maatschappelijk leven, zal verkoelen. Dit gebeurt tegenwoordig, niet alleen in Rusland, maar over de geheele christelijke wereld, met dit onderscheid, dat wat elders in 't verborgen bestaat, zich in Rusland open en duidelijk openbaart. Ik acht het leven van de christen volken juist op de grens te zijn gekomen die de stervende oude eeuw scheidt van de nieuwe die geboren wordt. Juist nu, denk ik, dat die groote hervorming begint te werken, die zich sedert 2000 jaar voorbereidde in de christelijke wereld — eene hervorming die tot doel heeft het verbasterd christendom — berustende op de macht van den één, en op 't slavendom van den andere, te vervangen door 't ware christendom, door gelijkheid, en de ware vrijheid: persoonlijke vrijheid voor alle redelijke wezens. Ik zie de uiterlijke kenteekenen van deze hervorming in den scherpen klassenstrijd, bij alle volken in de koude wreedheid der rijken ; in de overprikkeling en wanhoop der armen ; in de steeds stijgende bewapening der Europeesche staten, in de uitbreiding der niet te verwezelijken, socialistische leerstellingen, verschrikkelijk door hun despotisme, en prachtig door hunne lichtzinnigheid. In de nutteloosheid en dwaasheid van ledige redeneeringen in de studie, die wetenschap wordt genoemd, en voor de meest belangrijke intellectueele bezigheid wordt aangezien ; in de intellectueele verdorvenheid, en de leegheid der kunst, in al die kenmerken en voornamelijk in de afwezigheid van allen godsdienst bij de leiders niet allèen, maar vooral in de rustige ontkenning van alle godsdienst, en daarvoor in plaats de erkenning van het wettige, zwakken te verdrukken — alles tezamen: in de totale afwezigheid van elke zedelijke levensbasis. Dit zijn de algemeene kenmerken van de naderende hervorming, of liever van de staat van overgang, waarin zich de christelijke volken bevinden, welke deze hervorming zal brengen, Het historisch kenmerkende van dezen tijd, de druk die de veranderingen teweeg brengt, is de Russisch-Japansche oorlog, pas geëindigd en eene revolutionnaire beweging, gelijktijdig ontbrand, die zich tot nu toe openbaarde onder 't Russische volk. De oorzaken van de vernietiging van de Russische legers en vlooten, door de Japanners, ziet men in ongelukkige toevalligheden, in fouten van Russische bestuurders; de oorzaak der revolutionnaire beweging in Rusland schrijft men toe aan 't slechte bestuur, aan de werkzaamheid der revolutionnairen; en voor de Russische zoowel als de buitenlandsche politici hebben deze gebeurtenissen de verzwakking van Rusland ten gevolge, en tevens verplaatsing van 't staatkundig evenwicht, evenals verandering van bestuur van dit keizerrijk. Voor mij hebben deze gebeurtenissen eenen veel grooteren invloed. Niet alleen brachten deze de vernietiging der Russische legers en vlooten teweeg, de verwarring in de Russische bestuurstelsels, maar ook is dit het teeken van het begin van het verval van Rusland. En dit is volgens mij de aanwijzing dat spoedig de geheele onecht christelijke beschaving in elkaar zal storten. Dit is het einde der oude eeuw, en 't begin der nieuwe. Dat wat de christelijke volkeren naar de plaats heeft geleid die ze tegenwoordig innemen, heeft eene verwijderde oorsprong, uit den tijd toen 't christendom als staatsgodsdienst werd erkend. Een bestuur, gevestigd op geweld, waarvan 't bestaan volstrekte gehoorzaamheid eischt aan de klassenwetten, indien noodig aan godsdienstige wetten; een bestuur dat niet bestaan kan zonder straffen, zonder leger en oorlog; dat aan de gezaghebbers een quasi goddelijk recht toekent, dat de rijkdom en macht verheerlijkt; een dergelijk bestuur neemt, bij zijne uitvoerders en onderdanen, de christelijke godsdienst aan, die volstrekte gelijkheid en vrijheid voor den mensch verkondigt. Deze godsdienst die de goddelijke wetten stelt boven alle andere, die niet alleen 't recht van geweld en wraak ontzegt, en de kwellingen van den oorlog afkeurt, maar die voorschrijft zijne vijanden lief te hebben: deze christelijke godsdienst neemt dat alles aan in de persoon van zijne heidensche gezaghebbers; wel niet in de ware beteekenis, maar onder een vervormd wezen waarin de heidensche levensregels blijven bestaan. Het meerendeel der bestuurders en hunne raadslieden begrijpen in 't geheel niet de ware beteekenis van het christendom. Zij treden openlijk op tegen menschen die 't ware christendom belijden en uitbreiden, en met een gerust geweten dooden ze die personen, vervolgen hen. en verbieden voor het ware christendom propaganda te maken. De geestelijkheid verbiedt de lezing van den Schrift en kent zichzelf slechts 't recht toe de heilige Schrift te verklaren; zij vindt samengestelde drogredenen uit om de vereeniging van den staat en het christendom te rechtvaardigen, zij voert plechtige diensten uit om 't volk te hypnotiseeren. En sedert eeuwen blijft 't meerendeel der menschheid in 't geloof christenen te zijn — niet een greintje vermoedend van het ware christendom. Maar 't overwicht van den staat, hoe groot en duurzaam die ook zij, hoe wreed hij ook 't christendom verdrukt, kan de waarheid die zich in de ziel van den mensch openbaart, en die de kern van 't christendom uitmaakt, niet onderdrukken. Hoe langer deze toestand duurde, hoe meer de bestaande tegenstrijdigheid opviel tusschen de christelijke leerstellingen van nederigheid en naastenliefde en de staat, instelling van trots en geweld. De grootste dijk kan de wassende stroom niet tegenhouden; onverbiddelijk zal 't water zich eenen weg banen: 't zal over den dijk stroomen en deze verwoesten of er omheen loopen. Dit alles is slechts eene tijdquaestie. Zoo zal het met de ware christelijke godsdienst gaan, verborgen achter de macht van den staat. De staat heeft langen tijd 't water tegengehouden, maar de tijd is gekomen en 't christendom verwoest den dijk die haar weerstond en sleept de overblijfselen mede. Dat juist nu die tijd is gekomen blijkt mij uit de gemakkelijke overwinning, haast zonder strijd door de Japanners, en uit de opstanden die ter zelfder tijd al de klassen van 't Russische volk in beroering brachten. II. HET GEWICHT VAN DE JAPANSCHE OVERWINNING. Men tracht de nederlaag van Rusland te verklaren — zooals gewoonlijk, door fouten der overwonnenen, door slechte organisatie van 't leger, misbruiken en dwalingen der bevelhebbers, enz. Maar de hoofdzaak ligt niet daarin. De oorzaak van 't succes der Japanners ligt niet in het slechte bestuur van Rusland, of in de treurige staat van 't leger, maar in het groote militaire overwicht van de eerste. Japan heeft overwonnen, niet omdat de Russen zwak zijn — maar omdat Japan op 't oogenblik mogelijk de machtigste militaire mogendheid te land en te water is. En wel om de volgende redenen: i°. Omdat de voortschrijdende techniek die de christen volken 't overwicht over niet christelijke heeft gegeven, aangenomen is door de Japanners, ook dank zij hunne practische zin, en de belangstelling die zij militaire heldendaden toekennen, ook door de betere toepassing van een en ander. 2°. Omdat de Japanners, van nature, moediger zijn en eene doodsverachting hebben meer dan christen volken. 3°. Omdat het militaire patriotisme, geheel in strijd met het christendom, en met alle mogelijke inspanning door het bestuur gepropageerd, tegenwoordig zich in alle kracht ten toon spreidt onder de Japanners. 4°. Omdat de Japansche strijdkracht, zich slaafs onderwerpend aan de despotische macht van den Mikado, meer éenheid bezit, dan die van volkeren bevrijd van hunne slaafsche onderwerping. In één woord, de Japanners hadden en hebben een verbazend overwicht: ze zijn geen christenen. Het christendom, hoe verbasterd ook onder de volken, leeft, hoewel vaag, in hun %eweten, de christenen, in ieder geval de besten onder hen, kunnen niet meer al hunne krachten wijden aan 't uitvinden en vervaardigen van moordwapenen, 't Is hen onmogelijk anders dan min of meer afkeurend dergelijk patriotisme te beschouwen, als zich den buik te openen om niet in de handen der overwinnaar te vallen, op de wijze der Japanners, of zich met vriend en vijand in de lucht te laten springen zooals voorkwam. Zij waardeeren niet meer als vroeger militaire deugd en oorlogsbedrijven, ook is de militaire stand minder dan vroeger in aanzien. Zij kunnen zich nu al niet meer slaafs onderwerpen aan de bovengestelde macht, zonder er een aanslag tegen de menschelijke waardigheid in te zien, en de meerderheid zal afschrikken van willekeurige moordpartijen. Zelfs in bedrijven tijdens de vrede, die niet overeenkomen met de geest van het christendom, hebben de christen volken nooit den strijd tegen niet-christenen kunnen volhouden. Dit was, en is nog steeds zoo met den strijd om geld. Het christendom, hoe slecht ook vertolkt, hoe^ vervormd ook, de christen zelf, en hoe meer hij dit werkelijk is, des te sterker zal het feit zijn, — erkent dat de rijkdom niet het hoogste goed is; en daarom juist kan hij daaraan niet al zijne krachten wijden; zooals hij, die geen ideaal boven t geld heeft, of die rijkdom als een zegen van den Heer beschouwt. Evenzoo gaat het op 't gebied van niet christelijke wetenschap en kunst. Wat betreft de positieve, proefondervindelijke wetenschap, ook in de kunst die het genoegen tot doel heeft, zullen de niet christelijke volken steeds de meerderen blijven. Wat wij in de bedrijven der vrede zien, zal natuurlijk veel sterker voor den dag komen in den oorlog, waarvan 't recht van bestaan door 't ware christendom volkomen ontkend wordt. Het is juist dit overwicht dat den doorslag geeft in militaire zaken, van de niet christelijke volken op de christelijke, al zijn beiden uitgerust met even hoog ontwikkelde technische, militaire middelen, dat zich zoo schitterend openbaarde in de overwinning der Japanners op de Russen. En het is in dit noodzakelijk overwicht der niet christelijke volkeren op de christelijke, waarin 't groote belang der Japansche overwinning is gelegen. Deze overwinning is belangrijk, omdat ze op duidelijke wijze, niet slechts aan Rusland maar aan de heele christelijke wereld al het nietige der uiterlijke beschaving, waarop de christen volken zoo trotsch waren, getoond heeft. Zij heeft bewezen dat dit beschavingsvernis, dat men het schitterende gevolg achtte van eeuwenlang pogen der christelijke maatschappij — iets van weinig belang is. Werkelijk heeft het Japansche volk, dat in geen enkele intellectueele hoedanigheid uitmunt, toen zij er behoefte aan bleek te hebben, zich in eenige tientallen jaren de geheele wetenschappelijke kennis der christelijke volkeren eigen gemaakt, zoowel wat betreft de bacillen als het dynamiet. En zoo goed heeft Japan practisch deze wijsheid zelf toegepast, dat het de meerdere van hen allen is geworden. Eeuwen lang vonden de christenen, onder voorwendsel zich te moeten verdedigen, de krachtdadigste middelen uit om elkander te dooden, middelen, die spoedig door de tegenstanders werden overgenomen. En zij gebruikten die om elkaar te bedreigen, en voordeelen van allerlei aard te verkrijgen van de onbeschaafde stammen van Afrika en Azië. Maar daar komt in eens een oorlogs- volk onder de niet christelijke volkeren te voorschijn; bekwaam en handig, dat, het gevaar bemerkend, waardoor het zelf zoowel als alle niet christelijke volkeren bedreigd wordt, zich met een gemak en verwonderlijke snelheid alles eigen maakt wat aan de christelijke volkeren de militaire meerderheid gaf, zoodat hij de sterkste wordt. Ze begrepen deze eenvoudige waarheid, dat als men u met eenen grooten stok slaat, men gelijken of eenen nog grooteren moet nemen, en hem te ranselen, die u slaat. De Japanners hebben spoedig en gemakkelijk deze wijsheid in zich opgenomen, maar ter zelfder tijd alle technische oorlogskennis. Gelijktijdig partij trekkend van alle voordeelen van 't godsdienstig despotisme en van vaderlandsliefde, hebben ze zich zulk een militaire macht getoond, dat deze, die van 't machtigste land overtrof. De Japansche overwinning heeft aan alle grootmachten getoond dat het militair overwicht niet meer aan hunne zijde is, dat het bezig is over te gaan naar de zijde der niet christenen. En wel omdat het voor hen die tot nu toe door de christenen in Azië en Afrika onderdrukt waren, gemakkelijk is zich naar 't voorbeeld van Japan, de militaire techniek, waarop wij zoo trotsch zijn, eigen te maken, en zich te bevrijden niet alleen, maar ook de christelijke landen te overheerschen. En zoo zijn de christelijke regeeringen, met het oog op den uitslag van dezen oorlog, dringend gedwongen de militaire toebereidselen, waarvan de uitgaven reeds nu hun volk verpletteren, uit te breiden. Zij moeten erkennen, onder 't verdubbelen hunner bewapening, dat mettertijd de heidensche volkeren door hen onderdrukt, even als de Japanners, na de militaire wetenschap te hebben geleerd, het juk zullen afschudden en zich zullen wreken. Deze oorlog bevestigt, niet door redeneering, maar door de harde ondervinding, aan de Russen zoowel als aan alle christen volken, de eenvoudige waarheid dat het geweld slechts eene stijging van ellende en lijden ten gevolge heeft. Deze overwinning heeft de christen volken getoond, dat ieder, waartegen de regeering zich krachtdadig heeft gericht, hunne kracht noodeloos uitputte, en vooral dat zij hierdoor slechts machtige vijanden maakten onder de niet christen volken. Buitendien werd door dat alles op de helderste manier bewezen, dat de kracht van christenvolken niet kan liggen in militaire kracht, als tegenstrijdig met het christendom, en dat, wanneer deze volkeren willen bestaan, hun streven niet moet zijn gericht hunne militaire macht uit te breiden, maar om het leven te regelen volgens de christelijke leerstellingen en zoo den mensch het hoogste goed te geven, niet door brutaal geweld, maar door redelijke overeenstemming en liefde. Ziedaar de ruime strekking van de overwinning der Japanners. III. DE REVOLUTIONNAIRE BEWEGING IN RUSLAND. De Japansche overwinning heeft aan de christelijke volken den verkeerden weg getoond, die ze volgen. Aan de Russen heeft deze oorlog, met zijn verschrikkelijk onnoodig lijden, de opgeofferde levens en inspanning, behalve de tegenstrijdigheid tusschen het christendom en het geweld, eigen aan alle christen-volkeren, het groote gevaar geleerd dat ze steeds loopen door hunne regeering te gehoorzamen. Zonder noodzaak, om persoonlijke redenen, die men niet zou durven bekennen, om hebzuchtige drijfveeren, heeft het Russisch bestuur zijn volk in eene zinneloozen oorlog gesleept, die in elk geval slechts schadelijke gevolgen kon hebben. Eenige honderdduizende levens zijn opgeofferd, de voortbrengselen van den arbeid van 't volk vernietigd, en de roem van Rusland, is, voor hen die er trotsch op waren, ook verloren. En het treurigste is, dat de schuldigen aan deze misdaden, niet alleen hunne fouten niet voelen, maar anderen verwijten wat er gebeurd is. Als zij dezelfde positie blijven innemen, zullen zij morgen 't Russische volk in nog treuriger verwikkelingen brengen. Elke revolutie begint op het oogenblik waarop de maatschappij, de wereldgedachte waarop de bestaande vormen van het gemeenschapsleven waren gegrondvest, voorbijstreeft, wanneer de tegenstrijdigheid tusschen het leven zooals het is, en zooals het kon en moest zijn, zoo duidelijk voor 't meerendeel der menschen wordt, dat zij de onmogelijkheid voelen op de oude wijze te blijven voortleven. Wat de middelen door de revolutie gebezigd/betreft, deze hangen af van 't doel dat zij voor oogen heeft. In 1793 bestond de kennis van het tegenstrijdige tusschen het denkbeeld dat de menschen gelijk waren, en de despotische macht van koning, geestelijkheid, adel, en hooge beambten, niet alleen bij het onderdrukte volk. maar ook bij de besten der bevoorrechte klassen. En dat in de geheele christenwereld. Maar nergens zoozeer als in Frankrijk waren de standen zoo gevoelig voor deze ongelijkheid, en nergens leed het volk zoozeer onder de slavernij. En daarom juist begon de revolutie van 1793 in Frankrijk, t Snelste middel om de gelijkheid te verwezenlijken werd gevonden door zich met geweld meester te maken van wat de overheerschers bezaten. Daarom trachtten deze revolutiemannen hun doel door geweld te bereiken. In 1905 bestaat de wetenschap van het tegenstrijdige tusschen 't vrije wettige leven, dat mogelijk is en het slavenleven onder machten, die door geweld den mensen willekeurig ontblooten van de voortbrengselen hunner arbeid voor wapening zonder einde, onder machten die elk oogenblik de volken kunnen dwingen elkander dolzinnig en wreed te dooden. Deze tegenstrijdigheid beinvloedt niet slechts 't onderdrukte volk maar ook de overheerschende klassen. En nergens wordt het tegenstrijdige zoozeer gevoeld als door t Russische volk. En wel met eene bijzondere scherpte, door de dwaze en treurige oorlog waarin het door de regeering werd gesleept; door het landleven nog volgehouden door t Russische volk, en bovenal door het christelijk geweten, dat bijzonder sterk bij dit volk ontwikkeld is. Daarom denk ik dat de revolutie van 1905, waarvan het doel de vrijmaking van den mensch is, juist nu, in Rusland moet beginnen. En het middel om dit te bereiken, moet natuurlijk anders dan door geweld zijn, de wijze waarop de menschen reeds hebben getracht de gelijkheid machtig te worden. De mannen van de groote revolutie die deze gelij ikheid wenschten, konden denken dat deze door gewei ■ te veroveren was, hoewel het tegendeel als vanze spreekt, daar 't geweld op zichzelf de duidelijkste uiting van ongelijkheid is. Maar de vrijheid, het voornaamste doel van de tegenwoordige revolutie, zou stellig niet door geweld te verkrijgen zijn. En nu denken de revolutiemannen in Rusland dat door te herhalen wat in de Europeesche revoluties is voorgekomen: door verwoesting van gevangenissen, pralende redevoeringen (ga zeggen uwen constitueerende vergadering, door t bestaande bestuu omver te werpen en eene nieuwe constitutionele monarchie of socialistische republiek tesüchten zij e doel zullen bereiken wat deze revolutie najaagt. Maar de geschiedenis herhaalt zich met. De geweldadige revolutie is voorbij. Alles wat zij de?i kolf geven heeft *ij tiid deed zij zien wat door haar niet te bereiken w . 3 De revolitie die in Rusland begint onder een zee eigenaardig volk, niet in 1795 maai" £1QOS. kon met ^f^^irden^ revofuües^e zestig, tachtig of SiïfjTSEi- e"H^Xuw^raSSean^^.1oooo.ooo zielen Hieruit bestaat het geheele volk. Het heeft geen 1 behoefte aan douma's, niet aan wat voor vrijheden ook, waarvan de naam de afwezigheid reeds aanduidt van de eenvoudige waarheid; niet aan vervanging van den eénen hevigen druk, door eenen andere, maar aan volstrekte vrijheid, aan volkomen losmaking van elk geÏ?tddoTvan deze revolutie, die over de heele wereld i h1. is njet 't heffen van inkomstenbelastingen en andwen. ïlSS s»iale instellingen, die de staat tot ■ h trei,t de verkiezingsorganisaties, de zoogenaamde medeweSing van het volk in het bestuur, de instelling van de melt democratische republiek, met algemeen stemrecht maar de -ware vryheid. En de werkelijke vriS verkrijgt men niet door barricaden of moorden of door wat voor nieuwe staatsregeling, me gevv ingevoerd aUeen door de gehoorzaamheid afn elke menschelijke macht op te zeggen. 7 ^ IV. DE HOOFDOORZAAK DER TOEKOMSTIGE REVOLUTIE. De hoofdoorzaak van de toekomstige revolutie, is zooals steeds vroeger het geval was, de godsdienst. 't Begrip godsdienst verstaat men gewoonlijk als zekere mystieke verklaring van 't onzichtbare, of ker kelijke plechtigheden, die de menschen in hun leven steunen, troosten en bemoedigen — of wel als verklaringen over 't ontstaan der wereld, of deugdelijke levensregels geheiligd door goddelijk bevel. Maar de ware godsdienst moet voor alles de hoogstaande wet openbaren, die voor allen gelijk is, en ieder het hoogste goed geeft. Voordat de christelijke leer ontstond was die hooge goddelijke wet bij verschillende volkeren als de beste voor de geheele menschheid aangeschreven. Zij bevatte: dat de menschen ook door wederkeerige hulp tot hun eigen bestwil niet voor zichzelf moesten leven, maar voor 't welzijn van allen, (Boeddha, Confutius, Lao Tse', de Stoïcijnen enz.). Deze wet werd verbreid en niemand die deze kent, zal er de waarheid en weldadigheid in ontkennen. Maar 't leven is niet op wederkeerige hulp gebouwd, maar op 't geweld, en dit is zoo diep in alle instellingen en zeden doorgedrongen, dat hoewel men 't weldadige van die wet erkent, toch voortgaat te leven volgens de machtswetten, terwijl men de bedreigingen en wraaknemingen op de noodzakelijkheid ervan schuift. Het schijnt, dat men denkt dat zonder deze dingen, het maatschappelijk leven onmogelijk is. Een partij nam de plicht op zich de orde van zaken te herstellen en trachtte door wetten d.w.z. door geweld de anderen te dwingen tot gehoorzaamheid. Maar zij, die bevalen werden noodzakelijk bedorven door de macht, waarvan zij genoten. En brachten hunne fouten over, inplaats anderen te verbeteren. Terwijl zij die gehoorzaamden ongebonden werden door deelname aan machtsmisbruik, door zelf voor heerschers te spelen, en door hunne slaafsheid gelijktijdig. Voor negentienhonderd jaar kwam het christendom. Met ongekende kracht bevestigde het de wet van wederkeerige hulp, en toonde buitendien de oorzaken dat deze wet niet verwezelijkt werd, aan. De christelijke leer heeft met buitengewone duidelijkheid getoond, dat de oorzaak in de verkeerde voorstelling lag, die men van de wettigheid en noodzakelijkheid van het gezag en de wraak heeft. En op verschillende manieren de onwettigheid hiervan aantoonende, heeft zij duidelijk gemaakt, dat de grootste bezoeking voor den mensch de geweldadigheden zijn, die onder voorwendsel van wraak, de menschen elkaar aandoen. Zij heeft niet alleen de onrechtvaardigheid van dit alles doen blijken maar ook het slechte, zij leerde dat het eenige middel om aan 't geweld te ontkomen daarin bestond, zich zonder weerstand te onderwerpen: cGij hebt gehoord dat gezegd is: oog om oog, en tand om tand. Maar ik zeg u dat gij den boozen niet wederstaat, maar zoo wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe; en zoo iemand met u rechten wil en uwen rok nemen, laat hem ook den mantel. En zoo wie u zal dwingen ééne mijl te gaan, gaat met hem twee (mijlen). Geef dengenen die (iets) van u bidt en keer u niet af van dengenen die van u leenen wil.» Deze leer heeft getoond dat, als hij die het geweid begaat de rechter is in omstandigheden waarin 't geweld toegelaten is, er geen grens zal zijn aan de geweldadigheden, zoodoende blijkt: om het geweld te doen verdwijnen, moet niemand onder eenig voorwendsel het toepassen, en vooral niet onder 't zoo dikwijls aangehaalde voorwendsel van : wraak. Deze leer bevestigt in zichzelf de eenvoudige en begrijpelijke waarheid, dat men 't kwaad niet door t kwaad kan uitroeien, en dat de eenigste wijze dit kwaad tegen te gaan, de volkomen onthouding van alle geweld is. Deze leer is duidelijk uitgedrukt en gevestigd. Maar 't foute denkbeeld van de wettigheid van wraak, als noodzakelijke voorwaarde voor 't bestaan van den mensch, is zoo ingeworteld, en er zijn zoovelen die de christelijke leer niet kennen, of slechts onder het vervormd uiterlijk — dat de menschen, die de leer van Christus hebben aangenomen, blijven leven volgens de wet van geweld. De christelijke volksbestuurders dachten dat men de leer van wederkeerige hulp kon aannemen, zonder de leer geen weerstand te bieden, die 't gewelf is waarop het geheele sociale leven rust. Het eerste aannemende, en het tweede niet volgend, zou t zelfde zijn als 't gewelf op 't zwakke punt met te De^christenen, die zich verbeelden beter hun leven te kunnen inrichten dan de heidenen, hoewel zonder t gebod van geen weerstand te bieden aan te nemen, gaan niet alleen voort op dezelfden weg als de niet christelijke volken, maar wat erger is, zij dwalen verder en verder af van het christelijke leven. De kern van het christendom, dank zij zijn onvolkomen naleving, is meer en meer verloren, en de christelijke volken zijn tot den toestand gekomen waarin ze zich nu bevinden: d.w.z. dat zij hervormd zijn in gewapende vijanden, die hunne beste krachten opofferen, zich tegen elkaar te wapenen, gereed op elk oogenblik elkaar te verscheuren. strijd loopt men steeds gevaar later door eenen sterkere, overwonnen te worden. Slechts hij is misschien vrij die ten doel heeft de verheven wet, bekend aan de geheele menschheid jia te komen, een wet waarvoor geene hinderpalen kunnen zijn. 't Eenige middel het geweld in de wereld te beperken, en de absolute vrijheid te bereiken, is de lijdzame verdraagzaamheid, zonder strijd, zonder welk geweld ook. De christelijke leer heeft de volstrekte vrijheid voor den mensch verkondigd, maar met de noodzakelijke bepaling zich aan het verheven gebod te onderwerpen: «En vreest u niet voor degenen, die 't lichaam dooden en de ziel niet kunnen dooden; maar vreest veel meer hem, die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel. (Mattheus X : 28.)» Hij, die deze leer aanneemt in den volsten zin, en eraan gehoorzaamt, is vrij van elke andere gehoorzaamheid. Hij verdraagt gewillig het geweld der menschen, maar gehoorzaamt niet wanneer het over zaken handelt, die niet met dit verheven gebod in overeenstemming zijn. Zoodanig handelden de eerste christenen toen ze klein in getal waren, onder de heidenen. Zij weigerden gehoorzaamheid aan regeeringen in werken die niet in overeenstemming waren met deze verheven wet, dien zij de wet van God noemden. Daarom werden ze vervolgd en gekweld, maar zij gehoorzaamden den mensch niet, en waren vrij. Wanneer alle volkeren, die onder regeeringsvormen gevestigd en onderhouden door het geweld leven, door de uitwendige handelingen van den doop, erkende christenen waren, zoo zou de betrekking der christenen tegenover de macht geheel veranderen. De regeeringen, met de hulp der hen onderworpen geestelijkheid, zouden aan hunne onderdanen doen verstaan dat geweld en moord kunnen begaan worden wanneer ze de wettige wraak of de verdediging der zwakken en onderdrukten of althans kan deelnemen aan 't bestuur, hij de wettigheid van alle geweld dat op hem wordt uitgeoefend, erkent. Hij gehoorzaamt aan elk bevel der macht, zoodat onderdanen van eene constitutioneele regeering, die zich vrij gelooven juist door dit geloof, elk denkbeeld van ware vrijheid verliezen. Dergelijke menschen worden in de verbeelding zich vrij te maken, steeds meer de slaven van hunne regeering. Niets toont zoo duidelijk de steeds grooter wordende onderwerping der volken, als de uitbreiding en het gevolg van de socialistische theoriën, d.w.z. het verlangen naar eene meer en meer volmaakte onderwerping. De Russen, bevinden zich wat dit aangaat in eene gunstige toestand, daar ze tot heden niet in 't bestuur deelden, en dus hierdoor niet bedorven zijn; evenals andere volkeren onderwerpen ze zich echter aan deze leugen: de verheerlijking van de macht, aan de eed, 't machtig overwicht van de regeering, en gelooven verplicht te zijn in alles de regeering te gehoorzamen. En tegenwoordig trachten oppervlakkige mannen het Russische volk naar die slaven-constitutie te voeren, waarin zich de Europeesche volkeren bevinden. Zoedoende is 't gevolg van 't verzaken van 't gebod geen weerstand te bieden, buiten de oorlogstoerustingen en den strijd, 't meer en meer verdwijnen der vrijheid voor hen die het vervormde christendom volgen. 't Russische volk strijdt nooit tegen deze macht en wat het voornaamste is, deelt er nooit in, zoodat het hierdoor niet bedorven is. Het beschouwt deze macht niet als een goed, waarnaar ieder mensch haakt, volgens de opvatting van 't grootste deel der overige volken van Europa (en ongelukkig ook enkele bedorvenen onder de Russen) maar altijd als een kwaad, waarvan de mensch zoo ver mogelijk moet blijven. Daarom verkiest de meerderheid van het Russische volk kwellingen van allerlei aard als gevolg van 't geweld, te verdragen, boven de verantwoordelijkheid aan 't bestuur deel te nemen. Zoodoende heeft de meerderheid gehoorzaamd, en gehoorzaamt nóg aan de regeering, niet omdat ze die niet omver kan werpen, waartoe hen de revolutionnairen willen bewegen, en zij neemt geen deel aan 't bestuur, niet omdat zij dat niet bereiken kan, waartoe hen de liberalen willen brengen, maar omdat zij de voorkeur geeft zich te onderwerpen aan 't geweld, boven de strijd daartegen — of de deelname eraan. Om deze redenen vestigde en handhaafde zich eene despotische regeering, dus de macht van de sterkste en van hen die tegen de zwakken en lijdzamen willen strijden, zich in Rusland. De legende van het beroep op de Variags is stellig ontstaan nadat deze de Slaven overheerschtenen geeft zeer goed de positie weer die de Russen tegenover de macht innamen, zelfs vóór het christendom. «Wij willen niet mede zondigen door in de macht te deelen. Als u het geene zonde toeschijnt, kom en regeer ons!» 't Is deze wijze van 't begrijpen der macht die ons de gehoorzaamheid der Russen verklaart jegens de wreedste en dwaaste potentaten, dikwijls zelfs van vreemden bloede, bijv. van af Ivan IV tot Nikolaas II. Zoo beschouwde vroeger het Russische volk de macht, in verhouding tot zichzelf en de meerderheid doet dit nog. 't Is waar dat de Russen, als andere volken, door mooie begoochelingen bedrogen werden, dat men de christenen dwong zich te onderwerpen, de regeering te gehoorzamen voor werken niet in overeenstemming met het christendom; maar deze begoochelingen hebben slechts de hoogere standen die verdorven zijn, bereikt, en de meerderheid van 't volk heeft steeds nog hetzelfde begrip over de macht en gelooft het verkiezelijker zich eraan te onderwerpen dan erin te deelen. Ik wijs op de overeenkomst van 't Russische volk wat zijne verhouding tot de macht betreft, met het ware christendom, evenals met de leer van: broederschap, gelijkheid, nederigheid en naastenliefde. Het christendom, dat een duidelijk verschil maakt tusschen onderwerping en gehoorzaamheid aan 't gezag is 't beste bewaard bij 't Russische volk. De werkelijke christen kan zich onderwerpen, maar kan niet tegen 't gezag strijden, nóch dat gehoorzamen, daar dit erkennen van de wettigheid ervan zijn zou. Niettegenstaande de regeeringszorgen in 't algemeen, en die van 't Russische gouvernement in 't bijzonder, om de verhouding der werkelijke christenen tegen hen te doen plaats maken voor de leer van de regeeringsorthodoxie — blijft de christelijke geest, en 't verschil tusschen onderwerping en gehoorzaamheid, aan 't gezag, leven, bij 't grootste deel van de arbeidende klassen in Rusland. De wanklank tusschen 't regeeringsgeweld en 't christendom, is steeds merkbaar geweest voor de meerderheid der Russen, en bovenal voor de bedachtzame christenen, zij, die de vervormde orthodoxe leer niet beleden, maar die behoorden tot degenen die zich afscheidden. Deze christenen van verschillenden naam erkenden de wettigheid van de regeeringsmacht niet. De meerderheid onderwierp zich uit angst aan de eischen der regeering, welke zij als onwettig beschouwde; maar enkelen trachten door list er aan te ontkomen. Wanneer de algemeene dienstplicht gebruikt werd als middel van uitdaging van 't gouvernement aan de ware christenen, door erbij te eischen dat ieder zich gereed moest houden te moorden, zoo zouden verscheidene orthodoxe christenen de wanklank tusschen christendom en de macht begrijpen. En ook de niet orthodoxe christenen, van zeer verschillende richting, zouden zeer zeker de militaire dienst weigeren. Deze weigeringen, 't moet gezegd, kwamen nog niet veel voor (nauwelijks i op iooo) — toch was hunne invloed zeer groot, want zij lokten van den kant der regeering vervolgingen en wreede kwellingen uit — die niet alleen de oogen openden van de meestgevorderden, maar van alle Russen, zoover zelfs, dat de groote meerderheid die tot nu toe niet aan de tegenstrijdigheid, bestaande tusschen de goddelijke wetten en de weinig christelijke eischen der regeering gedacht had — deze inzag. En daarna begon bij de groote massa van 't Russische volk dat werk, stom en onzichtbaar, onmogelijk te bepalen — de vrijmaking van het geweten. Zoo was de toestand van 't Russische volk bij 't uitbreken van de wreede Russisch-Japansche oorlog, voor 't bestaan waarvan geen enkele reden is aan te voeren. Maar door de ontwikkeling van 't volk, de algemeene ontevredenheid, en vooral door de noodzakelijkheid voor de eerste maal honderd duizenden bejaarde mannen uit hun werk te rukken, en van hunne familie af te halen (de reservisten) om aan iets buitengewoon wreeds en krankzinnigs mede te werken is deze oorlog de drijvende kracht geweest die dat onzichtbare, stomme inwendige werk deed plaats maken voor het helder begrip van de onwettigheid, en schuld van de regeering. En dit openbaart zich in de meest verschillende buitengewone verschijnselen, allen even belangrijk, als weigering van reservisten om naar 't leger te vertrekken, desertatie, de weigering te vechten en te dooden, en vooral het niet willen schieten op het eigen volk, tijdens onderdrukking \ran oproer, en het voortdurend wassende aantal van ongehoorzamen. Aan de Russen van onzen tijd, althans aan de groote meerderheid, dringt zich deze vraag op: Moet men, voor God en zijn geweten, gehoorzamen aan de regeering, die daden eischt in strijd met de christelijke leer? En deze vraag die voor 't Russische volk gerezen is, is een der oorzaken van de groote algemeene ommekeer, die zich voorbereidt — ja, mogelijk reeds begonnen is. VII. DE TWEEDE UITWENDIGE OORZAAK VAN DE AANSTAANDE REVOLUTIE. De tweede van de oorzaken van de toekomst Revolutie is, dat het arbeidend volk verstoken is van zijn natuurlijk wettig recht, van den grond gebruik te maken, en dat d*f -vernis de werkende standen van de christelijke werelc eene van dag tot dag wassende ellende voert en tot eene verbittering, die steeds levendiger wordt tegen de standen die de vruchten van hunnen arbeid plukken. Deze oorzaak doet zich bijzonder sterk gevoelen in Rusland, omdat daar alleen de meerderheid van de arbeidende klasse van de landbouw leeft. Zoodoende zijn de Russen, door stijging der bevolking en gebrek aan grond, in de noodzakelijkheid óf het landbouwleven, waaraan ze gewoon zijn, en waarmede zij de verwezelijking van de christelijke samenleving mogelijk achten, vaarwel te zeggen, öf om op te houden de regeering te gehoorzamen, die aan enkelen het grondbezit garandeert, ontnomen aan 't geheele volk. Gewoonlijk denkt men dat de wreedste onderdrukking het persoonlijk slavendom is, wanneer een mensch met een ander kan handelen zooals hij wil: hem kwellen en verminken, of dooden; terwijl wij 't gemis van de mogelijkheid van den grond te genieten zelfs geen slavendom noemen, omdat wij weten dat dit eene ekonomische instelling is, hoewel niet geheel billijk. Maar deze meening is niet juist. Wat Joseph met de Egyptenaren deed, en alle veroveraars met de overwonnen volkeren, en nu enkele menschen met de rest, hen de mogelijkheid ontnemen van den grond gebruik te maken, is de wreedste en verschrikkelijkste onderdrukking. Persoonlijk slavendom, maakt iemand slaaf van één enkele, de mensch verstoken van grondbezit is de slaaf van allen. Dit is nog niet het ergste van 't slavendom ten gevolge van gemis aan grondbezit. De eigenaar van eenen slaaf zal, hoe wreed hij ook is, uit eigenbelang, om zijn' slaaf niet te verliezen, hem niet dwingen zonder rust te werken, hem niet kwellen, hem 't voedsel niet onthouden, terwijl de andere altijd boven zijne krachten werken en lijden moet, gebrek hebben, en hij zijn bestaan nooit gewaarborgd vindt, d.w.z. hij nooit buiten bereik is van de luimen van verschillende menschen, en vooral van slechte en bedorven personen. Zelfs dit is nog niet het grootste kwaad. Hij, die verstoken is van grondbezit kan niet moreel leven, zijne behoeften niet uit de grond zelf winnend, dus niet strijdende met de natuur, moet hij noodwendig tegen den mensch strijden, om door geweld of list te trachten dat, wat zij door 't werk van anderen uit den grond verkregen hebben, te ontrukken. ^ , Verstoken zijn van grondbezit is niet, zooals zij, die t ermede eens zijn, een overgebleven vorm van het persoonlijkslaar zijn, 't is juist de grondvorm vanhetalgemeenstandhoudend slavendom, die eiken anderen vorm in zich sluit, en die onvergelijkelijk zwaarder is dan persoonlijk slavendom. Dit laatste is slechts een bijzonder geval van misbruik maken van 't eerste, zoodat, als men de slaven vrij maakt, en hen verstoken van grondbezit houdt, dit niet de bevrijding is, en hierbij niet de misbruiken van t slavenstelsel ophouden, maar in de meeste gevallen, als in Rusland met de vrijmaking der lijfeigenen, die voorzien worden van een klein stukje grond, is dit een bedriegerij die voor 't oogenblik de slaven hunne ware toestand verbergt. 't Russische volk begreep dit goed. en zeide zelfs in den tijd der lijfeigenschap: «Wij zijn van u, maar de aarde is ons;» en na de vrijmaking verwachtte en eischte 't geheele volk ook het algemeen grondbezit. Men heeft het volk gevleid door het gelijk met de vrijmaking een beetje grond te geven, zoodat het voor een oogenblik rustig bleef. Maar met de stijging der bevolking, kwam dit vraagstuk weer bij hen op, en wel onder heldere en juistere vorm. Zoolang het volk lijfeigene was, genoot het van een voldoende hoeveelheid grond, noodig voor zijn bestaan. Toen de bevolking steeg, was het de regeering en grondbezitters die er 't geneesmiddel voor hadden, en 't volk bemerkte de grondwettelijke onrechtvaardigheid niet, die lag in de opkoop van grond door particulieren. Maar bij de vrijmaking der lijfeigenen verdween de zorg van 't gouvernement en de grondbezitters over de ekonomische staat van 't volk, niet slechts voor zoover 't de welstand — maar ook voor zoover het de mogelijkheid van 't bestaan betrof. De hoeveelheid gronddie de boeren konden bezitten was eens en vooral vastgesteld zonder middel deze uit te breiden, terwijl d® toenam. En meer en meer werd het aan t volk duidelj dat het zoo niet kon leven. En t wachtte dat h gouvernement hen vrij maakte van de wetten die hen van grond verstoken hielden, 't Wachtte tien, twin. g dertic veertig jaar, meer en meer raakte de gron oaröcuUere handen, en >t volk werd voor de keus eesteld: honger te lijden, en hun aantal te beperken, öf het landleven geheel vaarwel zeggen, en handwerken t6 Weer Verstreek eene halve eeuw, en de toestand werd steeds treuriger, en nu is het tijdstip gekomen dat de orde van zaken die men noodig achtte voor een chmteli] leven in elkaar stort. De regeering, ïnplaats t volk grond te geven, deelt die uit aan hare dienaren en aeeft het volk te verstaan, dat het niet op vrijmaking van den grond behoeft te hopen, en op Europeesch modelwordt voor hen een industrieel lever'ontw^ met fabrieksinspecteurs - een leven dat het volk S1£ "tïïSSgTafzijn wettig recht op de„ pond is de hoofdoorzaak van den ongelukkigen toestand van 't Russische volk. Ook is dit de oorzaak van t ongeluk en de ontevredenheid met hunnen toestand van de wer - Ueden in Europa en Amerika, 't Eemge verschil isdat de onthouding van grond bij de Europeesche volken, door de erkenning van de wettigheid van pnve pondbezit al zoo oud is; - tal van nieuwe toestanden hebben zich op deze onrechtvaardigheid geënt - en zoo zien de bewoners van Europa en Amenkamet meer de ware oorzaak van hunnen toestand maa zoeken die in de afwezigheid van machten — m douanetarieven, onbillijke verdeeling der belasting, het kapi- 1 Meermalen heb ik getracht aan te toonen dat de ergste kwalen waaraan de menschheid lijdt, zooals de opeenhoping van rijkdom bij enkelen en ellende bij d meerderheid, de opkoop van grond door hen die haar niet bewerken, de voortdurende bewapening en de oorlogen, en de ontaarding van den mensch, de gevolgen zijn van de erkenning van de wettigheid van regeenngs- geweld. Ik trachtte te bewijzen, dat, om de volgende vraag te beantwoorden: zal de toestand van den mensch ero-er of beter worden zonder regeenng? men voor alles moet oplossen: Waaruit bestaat de regeermg en zijn de menschen waaruit zij samengesteld is beter ot slechter dan het gemiddelde? Zijn zij beter dan za de regeering weldadig zijn — zijn zij slechter, zoo zal ze slecht zijn. En de geschiedenis leert ons dat Ivan I , Hendrik VIII, Marat, Napoleon, Araktcheier, Metternich, Talleyrand en Nikolaas beneden het middelmatige waren, 't Zijn lieden, die van de macht houden, menschen zonder geweten, boosaardig, wreff- ?n steeds om als 't voordeel brengt geweldadigheden, plunderingen en moord, te begaan. In eene vereeniging zonder regeenng zouden die lieden roovers zijn, wien men beletten zou hunne dad uit te voeren, en wel door de weerstand van de menschen, die zij overlast wilden aandoen, (lynchen), en voornameli) i door de publieke opinie, het machtigste wapen. Terwijl in eene maatschappij door macht bestuurd, deze lieden zich van de macht meester maken en ervan genieten, en niet alleen dat ze niet weerhouden worden door de publieke opinie, integendeel, zij worden gesteund gevierd, in de hoogte gestoken door een algemeen oordeel, dat gekocht is en kunstmatig uitgelokt. Men zegt: Hoe kan de mensch leven zonder regeenng ? (dwz zonder geweld). Men moest juist het tegengestelde zegven. Hoe kunnen menschen, zedelijke wezens, geweld inplaats van verstandelijke overeenstemming, toelaten, alles voldeed geheel aan de behoeften van 't gemeenschapsleven. Dergelijke gemeenten hebben, zonder eenige hulp van 't gouvernement de geheele oostelijke grens van Rusland bevolkt. Zij zijn in Turkije te vinden onder den naam Nekranootsé, waar zij hun karakter van christelijke gemeenten bewaren, en steeds in vrede leven onder de macht van den sultan. Dergelijke gemeenten breidden zich uit zonder 't zelf te weten tot in China en Beneden-Azië — en leefden daar lang, zonder eenige behoefte aan eene regeering, behalve hunne huishoudelijke regeling. Zoo leven de Russische landbouwers — 't grootste deel van 't Russische volk, zonder behoefte aan de regeering die ze slechts verdragen. Voor 't Russische volk was de regeering nooit eene behoefte, doch steeds een last. 't Ontbreken van de regeering, die zich slechts door geweld handhaaft, ten gunste van de grondbezitter — 't recht van den grond gebruik te maken — zal slechts aan dit gemeenschappelijk landleven ten goede komen, dat het Russische volk als de noodzakelijk voorwaarde voor een goed leven beschouwt. 't Zal eraan medewerken, want door de macht te niet te doen die 't grondbezit steunt, zal dit de grond vrij maken, en aan allen dezelfde rechten er op geven. Daarom is 't niet noodig dat de Russen de. regeering omver werpen, en nieuwe vormen voor 't gemeenschapsleven uitvinden, ter vervanging. Dit alles bestaat reeds en heeft steeds voldaan aan de behoeften van 't sociale leven. Zij bestaat in die gemeenschappelijke huishouding: die gelijkheid geeft aan alle leden der mir, in de vorming van artels voor industrieele ondernemingen, en 't gemeenschappelijk bezit der grond. De revolutie die zich voorbereidt in de christelijke de minderheid van de niet werkende menschheid de werkzame meerderheid houdt. „ Onze redding ligt niet op den weg dien wij gevolgd hebben, en niet in 't behouden van alles wat wij bereikt hebben, maar in de bekentenis, dat we op verkeerde wegen gegaan en in een moeras te land gekomen zijn, waaruit wij weder moeten, zonder zorg over t behoud van wat wij hebben, maar integendeel alles moedig wegwerpend, waaraan we 't meest behoefte hebben, en wat wij steeds medegesleept hebben, om weer op vasten grond te komen (al moesten we ook op handen en voeten kruipen). Een goed en verstandig leven bestaat toch daarin, onder de vele handelwijzen of wegen die zich voordoen, die te kiezen, welke 't beste en verstandigste zijn. Nu moet de christelijke menschheid kiezen tusschen twee dingen: öf doorgaan op den verkeerden weg, waarop de beschaving voor eene minderheid de grootste weldaad is de meerderheid echter in de ellende en slavernij houdt, 'of wel men moet direct, zonder te verschuiven, van een deel of voor mijn part van alle weldaden der beschaving afstand doen, die ze slechts voor enkele bevoorrechten had, en die de vrijmaking van den mensch uit ellende en slavernij belet. XII. BESLUIT. 't Menschelijk leven komt meer en meer in overeenstemming met het geweten: 't verlaten van de oude heid in 't leven toenemen, ook het zoeken naar uiterlijke voordeelen, en de weelde bij de minderheid: zij vermeerderde ook de slavernij bij de christenvolken, en de ellende der meerderheid. In onzen tijd is de verdorvenheid en weelde van een klein deel en de ellendige toestand bij de meerderheid ontzettend gestegen: wat duidelijk waar te nemen is bij volken, die de natuurlijke levenswijze van de akkerbouw al lang vaarwel gezegd hebben, en in 't groote bedrog van vermeende zelfregeering zijn gevallen. Door zijn landelijk leven, door het niet bestaan van bedriegelijke zelfregeering, en vooral door de houding die het inneemt tegen het geweld, heeft het Russische volk, na de verschrikkelijke onnoodige en ongelukkige oorlog, waarin het door de regeering gewikkeld was, en na 't verlies van de hoop zich in 't bezit van den grond te zien, juist voor alle anderen de groote gebreken van de christelijke menschheid in onzen tijd gevoeld. En daarom begint de groote omwenteling die zich voorbereidt bij alle christenvolken, en die alleen de menschheid kan redden van onnoodig lijden, juist bij dit volk. Hierin ligt de beteekenis van de revolutie die m Rusland uitbreekt. Deze revolutie is nog niet onder de Europeesche en Amerikaansche volken begonnen, maar de oorzaken die haar in Rusland te voorschijn riepen bestaan voor de geheele christenwereld; de Japansche oorlog heeft aan allen de onomstootelijke meerderheid bewezen op militair gebied van heidensche volken op christenvolken; de bewapening die tot het uiterste is opgevoerd kan niet gestaakt worden; de ongelukkige toestand en ontevredenheid van den werkman, verstoken van grond duurt voort. De meerderheid van 't Russische volk ziet duidelijk in dat de oorzaak van alle ellende in de gehoorzaamheid aan de macht ligt. Er blijven voor hen slechts twee wegen over: öf op te houden zedelijke verstandige wezens te zijn, óf niet langer de regeering te gehoorzamen. De volken van Europa en Amerika zien dit nog niet in, tengevolge van de zakelijkheid van hun leven, en van de bedriegelijke zelfregeering — maar spoedig zal 't zoover komen. Het deelnemen aan het regeeringsgeweld — hetgeen ze vrijheid noemen — brengt hen in steeds diepere slavernij, en in steeds grooter wordende ellende, die er 't gevolg van is. En de stijgende ellende brengt hen onherroepelijk tot het eéne middel om tot vrijheid te geraken: het weigeren de regeering verder te gehoorzamen. Opdat deze groote omwenteling tot stand kome, moet de mensch begrijpen dat hij vrij is, en het recht heeft dit te zijn. Men behoeft slechts voor eene minuut van de gebruikelijke zeden, gewoonten en bijgeloovige vooroordeelen afstand te doen, en dan de toestand van de mensch in de christenwereld te beschouwen, al behoort hij tot eene despotische of democratische staat, om van de graad zijner slavernij versteld te staan, waarin hij leeft, — en dan verbeeldt hij zich nog dat hij vrij is. Boven eiken mensch, waar hij ook geboren is, staat eene vereeniging van lieden, die hij in 't geheel niet kent, die de wetten voor zijn leven regelen, die uitmaken wat hij wil en wat hij niet mag doen; en hoe volkomener de staatsregeling is, zooveel nauwer zijn de mazen van 't warnet van wetten, 't Is bepaald, wanneer en wie hij trouw moet zweren: dat wil zeggen dat hij belooft alle wetten te gehoorzamen die gemaakt en uitgevoerd zullen worden. 't Is bepaald, hoe en wanneer hij trouwen kan, (hij mag maar eene vrouw trouwen, maar hij heeft het recht van bordeelen gebruik te maken). Het is bepaald hoe hij van zijne vrouw kan scheiden, hoe hij zijne kinderen moet onderhouden, welke als wettig of onwettig worden beschouwd; van wien en hoe hij erft, En daarom moet de bevrijding van de gehoorzaamheid aan de regeering, en van de erkenning van de kunstmatige vereeniging, het vaderland, den mensch brengen tot het natuurlijk, gelukkig en zedelijker leven in landbouwende gemeenten, die zich niet aan wetten, gegrond op bedreiging en geweld onderwerpen, maar die gehoorzamen aan de hoogste, christelijke, algemeen erkende wet: de wet van onderlinge hulp, gegrond op de liefde aan God en de naaste, en die alle geweld uitsluit. Hierin ligt het wezen van de groote omwenteling, die bij alle christenvolken zal plaats hebben Hoe die omwenteling zal verloopen, — welke phasen zij doormaken zal — 't is ons niet gegeven dit te weten. Maar wij weten dat ze onvermijdelijk is, daar ze in 't bewustzijn van den mensch ontstaat, en reeds voor een deel verweze^ijkt is. i * Jassnaja ïoljana, in November 1905.