1732 ff? ^ Handboek VAN j FOTOGRAFIE D E LICHTTEEKENAAR! „ door Joris DE CONINCK. Antwerpen. Drukkerij Frans Depré, Lombaardevest, 21. 1905. Ml 5 ji £SV ■■■1 Handboek VAN FOTOGRAFIE D E LICHTTEEKENAAR! door Joris DB CONINCK. Antwerpen. Drukkerij Frans Depré, Lombaardevest, 21. 1905. ALEE RECHTEN VOORBEHOUDEN. ELK BOEK IS EIGENHANDIG GETEEKEND. Een woord vooraf: Sommige beknibbelaars zullen de zinnen van mijn boekje willen uitpluizen en hier en daar misschien wel eene taallout en eene slechte samenstelling ontdekken; 'k stoor mij daar niet aan, 't is geen letterkundig werk dat ik uitgeei. Ik heb getracht zoo praktisch mogelijk te zijn bij het schrijven van dit handboek. Wetenschappelijke uitleggingen en hall-verstaanbare uitdrukkingen zijn erin vermeden. De handelsbetrekkingen der Nederlandsche lichtteekenaars maken het vaak noodzakelijk deze ot" gene stofnaam in 't Fransch te kennen, ik heb gepoogd vollediger te wezen met eene passende woordenlijst achteraante voegen. Ik geef verscheidene voorschriften en duid die aan welke ik, bij eigene ondervinding, de beste gevonden heb. In één woord, mijn doel is van den oningewijden lezer heelemaal op de hoogte te stellen der lichtteekening en den vakmannen eenen raadgever te zijn ; vrienden, wien ik mijn werk vóórlei, vonden dat ik mijn doel zal bereikt hebben. Dat is mij voldoende. Ga nu maar je gang, lief Boekje. De Schrijver. I. — Oorsprong der Lichtteekening. Leg twee stukjes hout kruiselings op een vel onlangst gelooid leder, in de zon. Op eenige oogenblikken tijd zal het leder bruin worden en de plaats waar het hout gelegen heeft, geel blijven. Dat is de werking niet der warmte, maar die des lichts. Nu op die eigenschap - het is te zeggen de scheikundige verandering eeniger lichamen door werking des lichts — is de lichtteekening gegrondvestigd. In de middeleeuwen reeds bemerkt Abrecht de Groote dat zilvernitraat, Fubricius dat eene chloorverbinding met zilver in't licht zwart worden. Veel later onderzoekt Scheele dezelfde eigenschappen en vindt het verschil van werking ondei opzicht van duur, der kleuren. De Franschman Charles en de Engelschman Wegdwood teekenen figuren op doorschijnend papier, leggen het op een ander blad, dat gevoelig geworden is aan het daglicht door eene laag zilvernitraat, en en bekomen zoo een afdruksel dat zij toch niet kunnen vestigen, dit is, bewaren tegen verderen invloed van het licht. In 1829, Niepce, steendrukker, en Daguerre, schildei, maken elkander hunne opzoekingen bekend, en richten de daguerreotypie op die ze aan de Fransche wetenschappelijke Akademie kenbaar maken en, door deze, aan de gansche geleerde wereld. De daguerreotypie bestond eerst in proeven op gevoelig zink, later op papier, gevonden door Fox Talbot. In de eerste helft der vorige eeuw gebruikt Niepce de Saint Victor glas belegd met eiwitstof, in stede van papier, en later, als gevoelige stof, vindt men droge en natte kollodion, eene emulsie van chloorzilvergelatien die gebruikt wordt na volledig opgedroogd te zijn ; broomzilvergelatien die veel gevoeliger is. Monckoven voegt er later nog ammoniak toe, hetgeen zijne gevoeligheid nog vermeerdert. Dat is voor het negatief beeld. Wat het positief betreft, men vervangt het gezouten papier door papier gereed gemaakt met eiwitstof, glanzend en mat, men beproeft gelaticn- en citriatpapieren die eenen voortreffelijker uitslag opleveren. Mottlief bereidt zijn papier met ijzerprussiaat. Hubble en Pizzighilli brengen platinopapier in den handel, dat het schoonste zwartmatte artistiekpapier is en kan weerstand bieden aan al de oorzaken die den ondergang der zilverbeelden ten gevolge hebben. Voor hetgeen de toestellen tot de opnamen aangaat, men vervangt in de camera obscura de enkelvoudige lens door de dubbele lens, men gaat over tot de achromatische of kleurlooze lens, tot de drijvoudige lens en het aplanaatvoorwerpglas. Nog onlangst heeft men een televoorwerpglas uitgevonden waarmede men op kilometers alstand kan trekken. Men fotografieert reeds de zeven enkelvoudige kleuren, lijk hierachter is aangeduid, men gaat altoos vooruit, de fotografie heeft het zoover gebracht dat geen enkel vak haalkan ontberen, en men zoekt en men vindt nog altijd nieuwe toepassingen en verbeteringen. II. — Een portret op tien minuten tijd. Wij zullen in dit hoofdstuk spreken van de manier om eene lichtteekening te maken in de veronderstelling dat wij heelemaal ingericht zijn, dat er ons hoegenaamd niets ontbreekt, en dat alle behandelingen voortreffelijk lukken. De kennis van dit hoofdstuk zal den beginneling goed te pas komen gezien hij erdoor de volgende beter zal begrijpen, waarin wij de verschillige voorwerpen en behandelingen in het lang en in het breed zullen uitleggen. Wij hebben dus ter hand een fotografietoestel met of zonder pikkel en eene schuitdoos waarin wij, in de donkere werkplaats, de droge plaat gevestigd hebben. Indien ons toestel werkt met eenen pikkel, wij vestigen het er stevig op, werkt het zonder pikkel, wij plaatsen het op eene tafel of houden het in de hand. Na het toestel opengeschoven en het voorwerpglas ontbloot te hebben plaatsen wij ei de persoon vóór die wij wenschen te lichtteekencn en zien in den achtergrond van ons toestel of het matglas wel het beeld terug geeft en óf het beeld wel net is. Staat het beeld op het matglas niet zooals wij het moeten weder te voorschijn brengen, zoo is dat een bewijs dat ons voorwerpglas te hoog of te laag kijkt, dat ons toestel te veel rechts of links staat; en wij verplaatsen ingevolge onzen pikkel oi het beweegbaai raampje van het voorwerpglas. Is het weergegevene beeld niet net, wij verlengen ol verkorten ons toestel, indien het een balg-camera is, of den afstand van het beeld indien de camera geheim of detectiei is. Dat is de instelling. Wij nemen het matglas uit ons toestel, stellen de schuiidoos in de plaats, bedekken het voorwerpglas, openen de schuif om de droge gevoelige plaat te ontblooten en, opgepast ! we bevelen onzen persoon aan geene enkele beweging meer te maken, zelfs niet meer te pinken maar de oogen goed open te houden ; we trekken dan... 't is te zeggen ontblooten een koppel seconden het voorwerpglas ! Wij bedekken daarna terug, en even rap, het voorwerpglas, schuiven de doos dicht en gaan in onze donkere werplaats die slechts verlicht is door een roodglazen lampje oi, eenvoudiger, door eene roode ruit. Wij nemen de plaat uit de schuifdoos, weeken de gevoelige laag in regenwater, ontwikkelen ze totdat het getrokken beeld er klaar doorkomt, spoelen de plaat weder at, \estigen ze en wasschen goed af. Wanneer zij nu goed gewasschen is, laten wij ze di ogen in het daglicht, na volledige opdroging is ons ncgatiel gereed. Om er nu een positief van al' te drukken plaatsen wij ons daartoe bestemd papier in een raam, met de gevoelige kant naar boven; daarop, maar ditmaal met de gevoelige kant naar onder, plaatsen wij ons negatiel dat wij aan het daglicht blootstellen. Na eenen zekeren tijd, bekomen wij op het papier het lief evenbeeld van onzen vriend of buurman ; nemen wij het uit het raam, spoelen het een drietal minuten in zuiver water, vestigen het evenals het negatief, wasschen nog eens goed af in stroomende water, leggen het te drogen, en... geef het hem dan maar, daar het zijne gelijkenis is, zal hij er bewonderensweerdig staan op te zien. Men kan het nog op een kartonpapier plakken ook, voornamelijk als men er schikt voor betaald te worden ! III. — De Werkplaats. Als werkplaats tracht een klein gerieflijk kamertje te hebben. Eene hoofdvereischte is dat men ze heel en al lichtdicht hebbe. Als de deur en de vensterramen toe zijn moet het 01* pikdonker wezen. Sommigen vervangen eene witte vensterruit door eene roode en werken onder die, het is voortreffelijker eene roode lamp te gebruiken gedurende de verschillende bewerkingen. Het daglicht, zelfs al moest het een drietal roode ruiten doordringen, heeft nog werking op de gevoelige laag zilverbromuur der platen. Is het onmogelijk zich eene pikdonkere plaats aan te schaffen, men werke 's avonds; de vensters kan men bedekken met eene eenvoudige rolgordijn, als maan en sterren te veel flikkeren. Daar hebben wij nu al, in onze werkplaats, eene lamp met rood glas, goed gesloten, eene tafel waarop de verschillige bewerkingen moeten gedaan worden en een rek, boven de tafel, dat aan de wand genageld is, waarop onze flesschen staan. Eene fontein met regenwater, of ten minste eenen emmer, een drietal cuvetten in karton, glas of brandverf, en de werkplaats is gereed. Eene kleine tang om de platen bij de hoeken vast te nemen is uiterst geriefelijk, later zal men nu en dan al een bad zelf maken en eene balans met gewichtjes van doen hebben. Om de afbeelding der platen op papier te brengen behoeft men één of meer drukramen, dat zijn ramen waarin de platen passen en waarop een deksel gebracht wordt dat door veeren of vijzen eene drukking uitoefent op de plaat en het gevoelig papier dat, bij het afdrukken, tusschen beide ligt. En daarmede is de inrichting volledig en kunnen wij elke bewerking in onzen atelier volvoeren. IV. — Het Lichttoestel en de Toebehoorten. Het voornaamste deel van het lichttoestel is de balg. Hij is verveerdigd uit zacht leder of uit dicht lijnwaad, langs binnen beplakt, somwijlen ook uit een met was bestreken doek, maar zulke zijn veeleer af te keuren daar de hoeken breken. Sommige balgen zijn konisch, in stede van effen vlak, op zulke wijze dat het nauwste gedeelte naar het voorwerpglas ziet: zij hebben liet gebrek de lichtstralen tegen te houden. Het voorste van den balg is gehecht aan een omhoog en omlaag schuivend plankje met eene lichtholte waarin het voorwerpglas past, dat wij verder zullen beschrijven ; het achterste deel aan een raam met groei' waarin het matglas en de schuifdoos passen. Dat raam is vierkant en kan uitgenomen worden om beuitclings te dienen voor lichtteekeningen in de hoogte en in de breedte te nemen. Het geheel noemt men «camera obscura», donkere kamer, en is bevestigd aan een onderdeel in hout waarop het naai gelangen kan in- en uitschuiven bij middel eener tandvijs. Veelwerf is het toestel zóó gemaakt dat de balg kan omgedraaid worden en de breede zijde op het onderdeel kan gev estigd worden in stede van de hooge zijde, en wedei keet ig. In dit geval staat het raampje met het matglas vast. Het voorwerpglas bestaat in hoofdvereischte uit een vergrootglas, in een buisje, dat in de lichtholte der camera obscura gevezen wordt langs de eene zijde, de andere wordt bedekt bij middel van eenen dop. De camera obscura moet voornamelijk lichtdicht zijn, dit is. geen enkel straaltje licht doorlaten. Men kan zich hiervan overtuigen met het voorwerpglas erop te vijzen, dit te bedekken en in het achterste deel der kamer te zien. In plaats van het voorwerpglas met enkelvoudige lem», gebruikt men meer het kleurlooze voorwerpglas met twee lenzen, een «Hint» en eeo «crown», men vindt ook nqg \ 001werpglazen met drij lenzen, het rechtlijnige en groothoekige voorwerpglas, eindelijk het tele- en microvoorwerpglas. Het enkelvoudige voorwerpglas geelt vaak slechts het middengedeelte der lichtteekening juist weder. Het rechtlijnige voorwerpglas alleen geeft het beeld getrouw terug in alle zijne bijzonderheden, van het middenpunt der plaat tot aan de hoeken, en het heeft daarbij het voordeel aan al de kleuren hunne waarde juister weer te geven zoowel als het kleurlooze en het drijvoudige voorwerpglas. De tele- en microvoorwerpglazen dienen om op een grooten afstand ol' ternauwernood bespeurbare zaken te lichtteekenen, men is er hedendaagsch toe gekomen, bij middel van de zoogenoemde, mooie kaarten van het in mament te maken, 's nachts; en een trouw, vergroot evenbeeld te bekomen van de duizenden kleine diertjes die in eenen druppel water leven. Om de diepte van het voorwerpglas te vermeerderen, het is te zeggen, aan verre heelden meerdere klaaiheid te ge\tn, gebruikt men diaphragmas, dit zijn blikken plaatjes met openingen van verschillige grootte, in het midden, die \óói de lens geplaatst worden, of wel, tusschen de verschillige lenzen, in het koperen buisje. De «iris»- diaphragma is een oog in het midden van sommige voorwerpglazen geplaatst die men naai \\ illekeui kan vermeederen ol verminderen. Bij ieder lichttoestel met balg zijn ééne of drij schuikloozen gevoegd, deze dienen om de plaat in te houden. Zij zijn gewoonlijk dubbel, zoodat men, zonder in de werkplaats te gaan, zes opnamen kan doen. De meeste schuifdoozen zijn uit dooreengewerkt hout verveerdigd, andere uit metalen platen, maar zij zijn slechts dan gebruikbaar als de plaat juist de plaats inneemt van het matglas. Het is vaak nutteloos de schuifdoozen van een toestel op een ander te gebruiken, zelfs als het toestel van gelijke grootte is. Men noemt de grootte der lichttoestellen die der grootste platen waarmede men opnamen doen kan (zie hootdstuk \ ). Bij ieder balgtoestel hoort een zwarte sluier waarmede men zich bedekt om eene lichtteekening in te stellen. Om zichten op te nemen en daartoe met fiets rijden, kan men er zich bij houden een kleiner toestel mede te nemen en de plaat te huis te vergrooten (zie hooidstuk X\ ). Men kan ook in een toestel eener zekere grootte platen gebruiken van mindere grootte door toedoen van tusschenraampjes, deze worden in de schuildoos geplaatst op de plaats der gewone platen en houden de kleinere plaat tegen. In het onderdeel van het lichttoestel waarop de balg bevestigd is, bevindt zich een gemoerd zieltje waarin men de vijs draait die aan den pikkel gehecht is. De pikkel dient om het toestel op eene willekeurige hoogte te plaatsen. Hij bestaat meestwerf uit drij aaneengehechte, in zich schuivende pooten ; voor lichte toestellen vergenoegt men zich somwijlen met eenen stevigen wandelstok. Om volledig te wezen behooren wij nog van den momentsluiter te gewagen. Bijna al de balgtoestellen zijn ervan voorzien. Hij doet, onder andere, den dienst van den dop die op het voorwerpglas past en die men verplicht is met de hand af te nemen om te fotografieeren op gevaar af' van het toestel te bewegen of ten minste en ten vaakste van te lang de plaat bloot te stellen. De momentsluiter is een vierkantig doosje dat op het buisje van het voorwerpglas kan vast gevezen worden. Hij is voorzien van een zwart gordijntje dat men bij middel eener veer en touw optrekt, zoodanig dat het voorwerpglas eenen zekeren tijd blootgesteld wordt voor de opname. Bij middel van een eenvoudig mekanism — eene luchtpeer die eene tweede veer omhoog duwt — daalt de gordijn, na ze opgewonden te hebben met de touw ; een tandwieltje regelt den duur van ontblooting. Dat is nu voor wat het meest gebruikte lichttoestel aangaat. Er bestaan hedendaags verscheidene soorten van lichttoestellen. Voortijds gebruikte men enkel twee ineenschuivende doozen, lichtdicht, met een vergrootglas aan de voorvlakte, en de achtervlakte gelijk aan die van het balgtoestel. Die soort is nu vervangen geworden door de «detectief camera». Dit is een bakje met het voorvlak als hierboven beschreven, het achtervlak is eene deur die lichtdicht sluit. Binnen erin, kan men een zestal of een twaalftal droge platen vestigen die men achtereenvolgens doet vallen naarmate zij gediend hebben. Zij worden in zwarte metalen platen geschoven wier hoven- en onderboorden omgeplooid zijn. Deze doen den dienst der schuifdoozen in het balgtoestel. Een vereischte is dat de detectie!" licht zij en klein, er worden er nu gemaakt die nog geen halve kilogr. wegen (zelfs o,3oo gr.) voor een 9X12, die bij middel van een balgtoestelje toe en open schuiven, zóó klein dat de Duitschers ze «Taschenbuchcamera» noemen. In stede van platen gebruikt men ook films, gevoelige celluloid, die over rollen gespannen worden en door eene uitwendige kruk afgerold. Meest al de toestellen waarin men films gebruikt kunnen in het daglicht geladen worden. Het voorwerpglas aller detectieftoestellen heeft eene groote diepte, die toestellen zijn voornamelijk geschikt voor opnamen van groepen, monumenten, landschappen, op eenen zekeren afstand. De diepte ervan kan nog vermeerderd worden door het gebruik van kleine diaphragmas die eraan gehecht zijn. De verschillige openingen dier diaphragmas zijn met eenen cijfer geteekend die meestwerf den afstand van het te lichtteekenen voorwerp aanduidt. De beginneling die zoo voorzien is van een geheimcamera waarin eene dozijn platen steken of een heel rolletje films, zal er maar op losgaan en fotografieeren goed kome 't uit, dit is mis nogtans, men behoeft vooreerst goed op zijn toestel te letten en wellicht ook... geen geld nutteloos te verspillen ; die laatste vereischte zullen wij goed in het oog houden in het vervolg van dit werk. In het belang der liefhebbers- en vaklichtteekenaars meen ik hier te moeten spreken van de Firma « Comptoir Général de Pliotograpliie, Julien De Clercq », Gent, (Vlaanderenstraat n° 9). Deze firma brengt balg-camera's en detectief-toestellen in den handel die uitmunten voor wat de sterkte en tevens de lichtheid aangaat. Men kan er zich aan matige prijzen al de toebehoorten aanschaffen waarover er spraak is in dit hoofdstuk ; darenboven, hare voorwerpglazen (objectils), waarvan zooveel in lichtteekening afhangt, zijn voortreffelijk verzorgd en gewaarborgd. In één woord, ik beveel dit handelshuis aan als het beste dat ik ken, en ik zou iedereen aanwakkeren de prijzenlijst ervan af te vragen vooraleer zich welkdanig lichttoestel aan te schaften. V. — De Platen. De platen bestaan uit fijn effen glas, zonder luchtoogen, uit papier of celluloid bedekt met eene schoone, witte, eenvormige broomzilvergelei. Naarvolgens die gelei - emulsie of gelatien genoemd op glas, papier of celluloid kleeft, worden de platen, droge platen, negatiefpapieren oi films genoemd. De gelei is eene soort doorschijnend vischlijm, het broomzilver bestaat in hoofdvereischte uit 100 grammen water, i5 gr. zilvernitraat en ongeveer en evenzooveel broomzurige potasch. Iedere fabriekant heeft zijn eigen voorschrift, de mindere of meerdere gevoeligheid der platen volgt nog hieruit dat de emulsie ervan korter ol langer verwarmd is. In het algemeen zijn de negatiefpapieren de traagste emulsien, van de twee overblijvende soorten, de films de snelstwerkende-. Deze laatste bezitten darenboven nog de eigenschap langs beide zijden te kunnen afgedrukt worden. In sommige platen bespeurt men geleileemten, vaak maar der grootte eener speldentop maar die nogtans veel onaanaangenaamheden kunnen te weeg brengen zoo, bijvoorbeeld, als iuist ééne dezer leemten in het wezen valt van eenen te lichtteekenen persoon. De platen worden verkocht in doozen van twaalf stukken, zij worden verveerdigd in welbekende grootten : 3o cms op 40, 24x3o, 21x27, 18x24, i5xai, i3xi8, 9x12, 61 /ixg. Men noemt de plaat 18x24 nog eene heele plaat, i3xi8 eene halve plaat, 9x12 en bi/jXQ het vierde en het achtste deel der plaat. Om dit hoofdstuk te eindigen zou ik de platen E. De Coniuck & C° willen aanbevelen. Zij zijn voortreffelijk geschikt voor elke vak- of liefhebber fotograaf. Ik verkiez ze boven alle andere merken om de groote tegenstelling der lichte en donkere tinten, om de doorzichtigheid dier platen zelf en om het gemak der bewerkingen. Zij zijn, ten andere, merkelijk goedkooper als vreemde platen die, behalve de vervoerkosten, nog aanzienlijke tolrechten betalen. Men treft de platen E. Dc Coniuck & C" aan bij alle handelaars in fotografische toebehoorten. VI. — De Opname. Na in de donkere werkplaats, en met het rood licht, de droge plaat in de schuifdoos gelegd te hebben, met de emulsie naar de bovenzijde, dit is die welke tegenaan het beweegbaar paneel is ; en de schuif goed dicht gemaakt te hebben, nemen wij ons gerief en trekken erop uit. Dit is hier nu juist een heerlijk zicht: het kasteel van ons dorp. In de verte, op een vijftigtal meters afstand, het hooge, wit geschilderde kasteel met balkon. Het kasteel staat op een heuvelje, errond ligt een tamelijk breede wal, waarin eenden aan 't stoeien zijn. Een eindje verder op, juist daar waar het water zich achter den heuvel wegschiet, liggen twee groote, witte zwanen, moede en vadsig, met rechten hals. Zij verroeren geen vin. Het is langs deze kant van het water, eene groene heide, kort gras overal, hier en daar slechts komt eene kolossale, boogvormige bloemtuil te voorschijn, waar rood en geel en groen en wit dooreenwemelen. Om van hier naar het kasteel te gaan hebben wij eene breede laan van hooge beuken, aan het uiteinde der dreef, tegenaan de boomen staat eene bank, waarop eene statige juffer in een boek zit te lezen. De dreef geeft toegang tot het kasteel bij middel eener van dikke takken dooreen gevlochtene brug. Wij zullen dit landschap opnemen. Eerst en vooral, wat is het voornaamste gedeelte van dat zicht? Mijns dunkens, het is het kasteel. Stond het alleen toch, bloot in 't veld, wij zouden het de moeite weerd niet achten te lichtteekenen. Hetgeen er rond ligt, de ornementen die onze plaat zullen versieren zijn bijna even belangrijk. Wij moeten dus met de grootste opening van het voorwerpglas instellen op het kasteel. Wij ontvouden onzen drijpikkel, vestigen hem in den grond, draaien er ons balgtoestel op, en ontblooten het voorwerpglas. Na ons, en het achtergedeelte van het toestel, bedekt te hebben met den zwarten sluier, draaien wij aan de tandvijs die den balg uitschuift en hebben weldra ons landschap in 't zicht, op het matglas, of verplaatsen den drijpikkel en veranderen het toestel totdat wij het in 't zicht hebben. Nu vestigen wij onzen pikkel stevig in den grond opdat hij door geen wind te bewegen valle en in het voorbijrijden eener kar niet waggele, draaien de vijs van den pikkel zóó stevig in het gemoerd zieltje van ons balgtoestel dat het geene enkele zijdelingsche beweging kan maken als we er onze schuifdoos in plaatsen, die nogtans hard moet spannen. Wij herzien «op» het matglas en behoeven niet «erdoor» te kijken, iets dat beginnelingen vaak genegen zijn te doen, draaien de balg nog meer open; weldra hebben wij het zuiver evenbeeld van het kasteel. De bijzonderheden, die wij er kunnen in bespeuren, krioelen. Draaien wij nog een weinig verder, de kleinheden verdwijnen, de hoeken van het kasteel verliezen hunne lijnen, het beeld zijne reinheid, het verzwakt. Wij schuiven het balgtoestel weer in en zullen nu beter en juistei kunnen instellen als tevóór daar wij weten wanneer het kasteel er het fijnste op staat. De instelling geschiedt dus zonder diaphragma of met het grootste diaphragma, op het kasteel. Om het beeld grootere diepte te geven, d. i. al de bijzonderheden scherp te doen voorkomen, plaatsen wij nu - na de instelling - in het voorwerpglas, een der kleinste diaphragmas. Het instellen vereischt veel zorg, van de juiste ot onjuiste instelling hangt de meerdere of mindere netheid van het negatief af, bijgevolg, ook van de afdruksels. Het is voorzeker die behandeling in de lotografie die de meeste nauwkeurigheid vergt. Ons toestel is nu ingesteld. Indien onze tandvijs dubbel is, draaien wij ook de balg stevig op het onderraam, nemen het matglas-raam uit, en schuiven de doos in. Let nu goed op en doe deze bewerkingen in volgorde : Zet de dop goed op het buisje van het voorwerpglas, — ofwel den momentsluiter, wind den momentsluiter op bij middel van het touw. — Ontbloot de plaat met het paneeltje uit te trekken, zorg daarbij dat heel de doos niet mede kome. Doe de dop at, voorzichtig maar rap, oi duw op de peci van den momentsluiter — zet er de dop even voorzichtig en rap op, — of laat de peer van den momentsluiter los. — Duw het paneel weer dicht in de schuifdoos, om de plaat te bedekken, neem de schuifdoos uit het toestel en teeken die kant der doos wier plaat gediend heeft. Stel weder het matglas in. De opname is gedaan, het toestel kan ingevouden worden. Voor het detectieftoestel: Het is geladen in de donkere werkplaats. Stel het op den pikkel, zie goed toe in den mikker (het matglas op het bovendeel van het toestel), of het zicht goed teruggegeven is, zie of den afstand die op den diaphragma geteekend is niet kleiner is als dien waarvan ge van het kasteel verwijderd zijt. Duw dan op het knopje of op de peer, laat weder los, doe de plaat vallen, het is gedaan. Er zit nu eene andere vóór die veerdig is tot eene andere opname. Wij hebben tot nu toe gesproken over standopnamen of opnamen waarbij de ontblooting eenen zekeren tijd duurt. Die tijd verschilt volgens de gevoeligheid eener plaat, volgens de snelheid waarmede de lenscn werken, volgens het gebruikte diaphragma, volgens het weder en de uur van den dag. Wilt gij met zekerheid tewerk gaan, gebruik altoos dezelfde platen en hetzelfde voorwerpglas, dan kunt gij uitrekenen welke tijdruimte van ontblooting gij van doen hebt met een kleiner of grooter diaphragma, op dit of dat uur, op zulk of ander weder. Wij zijn in de maand Oegst, overtrokkene lucht maar helder weder, diaphragma nr 16, voorwerpglas W. Watson and Son, Engelsch merk; gewone platen, merk E. De Coninck & C°: één second ontblooting. Regel nu de ontblooting die gij moet hebben op de bovenstaande gegevens. Neemt gij het diaphragma grooter, gebeurt de opname meer rond den middag of in de zon, ge zult met dezelfde platen min ontblooting moeten geven, of meer in andere gevallen, enz., en zelfs zult ge kunnen werken met eene oogenblikkelijke ontblooting op 1/15 second, met uwen momentsluiter zóó te stellen. Voor opnamen met behulp van kunstmatig licht, zie hoofdstuk XV. Kom nu mede in de donkere werkplaats; de volgende bewerking is de aangenaamste der fotografie. VII. — Beschrijving van het Ontwikkelingsproces. De plaat, die in de camera obscura blootgesteld geweest is aan het licht, is zichtbaar niet veranderd, tenauwernood is zij een weinig geel geworden, van melkwit dat zij was. Maar hare natuur is totaal gewijzigd. Het broomzuurzilver is, naarmate (in evenredigheid van) het licht door de lenzen op de plaat gewerkt heelt, veranderd in onder-broomzuurzilver. De witte deelen onzer opname, de muur, de zwanen, de lucht, het gezicht van het meisje, geven het meest licht uit, zij zullen dus het broomzuur in onder-broomzuur veranderd hebben, op de overeenkomende deelen der opname; de zwarte deelen : haar kleed, de brug, het schaliedak werken niet, die laag zal dus onveranderd gebleven zijn, naarvolgens de tusschentinten. En de kleuren? Ha! Die wispelturige kleuren... Ze juist wedergeven op de plaat is moeilijk. Het geel, dat klaarder is als blauw en violet, wordt klaarder weergegeven op de plaat en donkerder dus op het papier. De vrouw van den adjudant, die ik eertijds fotografieerde, kwam tegen haar mooi beeld in, omdat haar blauw kleed gansch wit getrokken was en dat men tenauwernood de schoone «dessins» kon zien. Ik heb haar eenvoudig weg geantwoord dat ik de kleederen niet met de juiste tint kon wedergeven voor het geld dat ze me betaalde, maar, indien ze nog een halve dozijn andere lichtteekeningen wou hebben, zij beter zouden zijn. Het rood, zelfs het helderrood, wordt zwart, het groen heeit de weerde van het geel, op de afdrukken; op de plaat is het juist tegenovergesteld, zooals wij het in het begin van dit hoofdstuk gezien hebben. Wij zullen verder zien wat daarmede te doen valt. Wij staan hier nu vóór het feit dat de plaat van natuur veranderd is. Er bestaan menige scheikundige stoften, baden, die het broomzuurzilver, en dat alleen, oplossen ; die baden worden ontwikkelaars genoemd; andere, vestigingsbaden genoemd, zullen het zilverzout, dat op de plaat gebleven is, oplossen en haar dus voor het licht heel en al ongevoelig maken. Doe de volgende bewerkingen : Neem uwe plaat uit de schuifdoos, bij de hoeken, bevochtig ze hoegenaamd niet met natte vingeren, nijp de boorden tusschen uw tangje, op zulke manier dat de kant van de emulsie — de matte kant die langs boven in de schuifdoos moet liggen — langs de binnenkant der tang is en in de cuvetten langs boven ligt. Dompel de plaat één minuut in regenwater, neem zc eruit en dompel ze in eens in den ontwikkelaar. Beweeg de cuvet opdat al de luchtbelletjes van de plaat afglijden en om de werking gelijkvormig te maken ; na eenen zekeren tijd zal het beeld verschijnen en in omgekeerde tinten van die der opname, of, eenvoudiger, het zwart zal wit blijven, het wit zwart worden. Indien het beeld zeer snel verschijnt — voor den beginling is dat hinderlijk — giet water in den ontwikkelaar of laat een deel van een oud ontwikkelingsblad er in vallen, dat gij altoos op uw tafeltje moet hebben ; verschijnt het integendeel te langzaam, giet eenige druppeltjes met iodium bereid water erin, of ettelijke druppels terpentijnolie. Die olie toch mag nooit op de plaat zelf vallen en moet op voorhand gedrengt zijn met water. Zie nu of de plaat genoegzaam ontwikkeld is, zij is doorschijnend in het rood licht, gij moet al de bijzonderheden, de kleinheden, zien; verontrust u niet indien de witte tinten beginnen zwart te worden, laat ze liever een weinig doordrijven, beginnelingen zijn vaak geneigd de plaat te vroeg uit het ontwikkelingsbad te nemen. Is ze genoeg ontwikkeld ? Neem de plaat uit den ontwikkelaar en spoel ze seffens ai in uwe cuvet met regenwater, want terwijl zij uit het ontwikkelingsbad genomen wordt werkt dit nog voordurend op de emulsie. Zie nog eens op den glanzenden kant van de plaat, zij is er nog gansch wit, dompel ze in het vestingsbad dat ge gemaakt gekocht hebt of zelf verveerdigd : 1/4 liter gedistileerd water 5o grammen onder-zwaveligzure soda, laat ze in dat bad totdat de melkachtige kant gansch verdwenen zij. Nu moogt gij met het daglicht voort werken. Spoel de plaat goed af en dompel ze in afgewisselde baden van helder regenwater of beter, hang ze, of leg ze onder het kraantje van uwe fontein. Zij moet daar één uur onder blijven, of twee uren in vaak afgewisseld stilstaand water. Stel ze rechtte drogen in eene warme plaats. De plaat is droog en veerdig tot het afdrukken van met dat de emulsie niet meer plakachtig nog deegachtig is, zij begint te drogen van de hoeken af, die platter worden, steviger, min blinkend, en gaat zoo voorts tot aan het midden. In al die bewerkingen tracht de emulsie los te geraken van het glas, bijzonderlijk 's zomers en met niet gansch koude baden ; dit kan men verhinderen met op voorhand de boorden te bestrijken met zoet vet, iets dat tamelijk gevaarlijk is, want elke vette plek verbiedt de werking van den ontwikkelaar, dompel ze liever in een bad samengesteld als volgt: 100 deelen regenwater 10 » witte aluin. De groote kwestie in al die behandelingen is van te weten wanneer de plaat genoeg ontwikkeld is. Indien gij niet al te snelwerkende platen gebezigd hebt, noch niet te lang ontbloot, zoo moogt gij in alle gerustheid wachten tot gij, langs den blinkenden kant van het glas, het beeld in zwarte vlekken ziet verschijnen. Daarbij, de ondervinding zal u weldra den duur der ontwikkeling uwer platen leeren kennen. Nog iets : de noodzakelijkheid van het wasschen der afgewerkte plaat vloeit hieruit voort dat al de onderzwaveligzure soda moet opgelost worden, dat is eene stol die, na korten tijd, in de emulsie der plaat vreet en het gedeeltelijk verdwijnen van het beeld voor gevolg kan hebben. Om dat eenigszins tegen te werken heeft men, bij hetvestingsbad, twee a drij druppeltjes vitriool gevoegd. Beter is het, de plaat, na ze uit het vestigingsbad genomen te hebben, in het volgende bad te dompelen, dat al de zwaveligzure soda oplost: Water 0,100 1. Iodium o,oc>3 k. Koolzure soda 0,020 k. Men kan eene plaat in ammoniak, met water gedrengd, ook vestigen, maar dit stelsel is weinig aan te prijzen. Laat ons nu zien hoe wij de kleuren met hunne voortreffelijke weerde kunnen weer geven. Vóór dat de plaat gebruikt is, leg ze te weeken in een bad van : Water 0,100 1. Alcohol o,o5o k. Ammoniak 0,001 1. Azulien 0,001 k. In stede van azulien kan men croculien nemen ; de platen zijn bruikbaar na goed opgedroogd te zijn, maar zij vergen drij tot viermaal meer ontblooting en bederven gauw. Zoodanig voorbereide platen trelt men in den handel aan, zij worden orthochromatische oi isochromatische platen genoemd. En hoedanig is een ontwikkelingsbad samen gesteld? Wij zullen daar een heel kapittel aan wijden. VIII. — Ontwikkelaars. Toen ik eerst liefhebber-fotograaf werd, maakte ik een ontwikkelingsbad samengesteld uit: ioo gr. gedistileerd water. 7,5 gr. zwaveligzure soda. i5 gr. koolzure soda. i gr. hydrochinon. Los eerst de zwavelig- en koolzure soda op, zijg door Jezuspapier of kladderpapier, voeg er den hydrochinon bij, nadat het bad helder geworden is. Dat bad heeft zijne voor-en nadeelen. De bereiding ervan is gemakkelijk en goedkoop, de behandeling uiterst eenvoudig, daar de plaat, om voldoende ontwikkeld te geraken, slechts dat één samengesteld bad van noode heeft; edoch, na eenen korten tijd gebruikt te zijn, wordt het donker bruin, vervliegt gemakkelijk en is dra uitgeput, iets waaraan ik verhelpte met weer te zijgen en er een snuifje hydrochinon bij te doen. Zijne werking is schoon gelijkvormig als het bad goed samengesteld is, en met gedistileerd water. Toen ik lichtteekenaar werd bij het leger, kocht ik een beter hydrochinonbad — een zuurbad — dat langer medegaat, niet zoodanig vuil wordt en sneller werkt. Om het bovenstaande bad langer te bewaren, kan men er voortreffelijk een snuifje eosien bij doen, maar dit scheikundig voortbrengsel is moeilijk om krijgen en kostte te dien tijde o,25 fr. de gram. Men bekomt een uiterst goede ontwikkelaar met één halve gram hydrochinon te vermengelen met één gram metol, in het hiervóór genoemde bad. Vertraag desnoods de werking van dat bad door bijvoeging van gedistileerd water. Balagny's hydrochinon ontwikkelaar is bijzonder geschikt voor oogenblikopnamen : in één deel warm water, los een vierde deel zwaveligzure soda op, daarna, nog een deitigste deel hydrochinon. Voeg daarbij twee deelen warm water die een vierde koolzure soda inhouden. Het bad dat in het opkomen der droge platen uitsluitend gebruikt werd is dit: 3oo gr. gedistileerd water, 100 gr. zwavelzuurijzer, en, na oplossing, 2 gram citroenzuur. Verders een tweede bad : 600 gr. water, 200 gr. oxaalzure potassium. Vóór het gebruik mengele men telkens één deel der islc oplossing bij drie der 2^e. Het bad kan veischeidene platen in eens ontwikkelen, maar is gansch rood, iets dat de platen harder maakt tot het afdrukken. Die ijzerontwikkelaar is de goedkoopste van alle, ik heb ermede voldoende uitslagen gehad. Toch verkies ik den hydrochinon, om het gemak van behandeling, en ook omdat het mij deert telkens mijn bad te moeten weggieten dat ik het gebezigd heb, al was het maar voor ééne plaat. Het voorschrift van dat bad zou aan vaklichtteekenaars, die meestwerf vele platen ineens afwerken, kunnen van nutte zijn. Pyrogal-Ontwikkelaar : 1. — Los 5o gr. koolzure soda op in 5oo gr. gedistileerd water. 2 . Los 100 gr. zwavelzurige soda op in 5oo gr. water, na oplossing doe er i5 gr. pyrogalluszuur bij. Voor het gebruik mengele men X deel van ieder bad met I deel water (b. v. o,o5o 1. bad 1, o,o5o 1. bad 2, o,o5o 1. watei). Een hoogst gerieflijk bad is dit: 1. — Water 100 gr. Pyrogallol 2 gr. 2, _ Water 100 gr. Koolzure potassium 20 gr. 3. _ Water 100 gr. Broomzure potassium 10 gr. de 2^ cn 3Je oplossingen bewaren goed, de I»* mag slechts vóór het gebruik gereed gemaakt worden. Doe één deel der 2Ju oplossing in één deel der eerste, voeg eenige druppeltjes der 3jLbij. De plaat, in dit mengsel gedompeld, ontwikkeld gewoonlijk langzaam, maar met zekerheid. Verschijnt het beeld te snel vertraag het ontwikkelingsblad met een deel der oplossing 3 bii te voegen, komt het te traagzaam, worden de donkere tinten niet zwart genoeg, voeg er een deel der oplossing 2 bij. Vóór het beeld te vestigen moet de plaat goed afgewasschen worden. . .... _ Snelwerkende pyrogal - ontwikkelaar voor oogenblik - op- namen : Water 100 gr. 1 ' Ammoniak 6 gr. ( Broomzure potassium 2 gr. 'Water 100 gr. 2 1 Zwavelzure soda 4 gr. ^ Pyrogal x gr. Mengel gelijke deelen van het is" en 2d<= bad. Verschijnt het beeld te snel, met te weinig bijzonderheden, voeg eene kleine hoeveelheid van bad 1 bij, - van bad 2, indien het te traag komt, met ongenoegzaam afgewisselde tinten. Nog een goede ontwikkelaar is deze . Water 100 gr. Zwavelzure soda 8 gi. Koolzure soda 6 gr» Iconogeen 2 gr» voor oogenblik-opnamen 3 a 4 gr- iconogeen, en vermeerder lichtjes de hoeveelheid zwavelzure soda. Die ontwikkelaar vergt één of twee grammen citroenzuur, om goed te bewaren. Wilt ge voortreffelijke platen maken, waar niets op te zeggen valle, neem een drietal verschillige ontwikkelaars, snijd eene plaat waarmede een opname gedaan is, en ontwikkeld ieder deel in een verschillige ontwikkelaar, degene die de beste uitslag levert is ook het best geschikt voor uw merk platen. Er worden hedendaags verscheidene ontwikkelaars in den handel gebracht onder vreemdsoortige, holklinkende namen, sommige zijn goede, allen zijn samengesteld uit eene algeleidde wijze der bovenstaande baden. Een laatste wenk nog : de baden moeten bij middel van gedistileerd water bereid worden. Het zuiverste regenwater houdt vreemde zouten op die de scheikundige stoffen tegenwerken, hunne werking vernietigen oi' zich op de platen neerzetten. IX. — Fouten aan het negatief en manier om ze te voorkomen of verhelpen. i. Het beeld verschijnt niet, de emulsie wordt geel. Het bad is totaal uitgeput of uwe platen dulden geene oogenblikopnamen; het weder, gedurende de oogenblikopname, was niet helder genoeg, bezorg u een ander bad of gevoeliger platen ; werk liefst met een bad uitsluitend samengesteld voor oogenblikopnamen. Ontbreekt er iets aan uwen momentsluiter ? Heeft de lens wel het daglicht gezien, in het duwen op het ontblootingsknopje van uwen detectief ? Vergeet niet van langer als gewoonlijk te ontblooten bij opnamen met diaphragmas. Doe nooit oogenblikopnamen, met niet uiterst gevoelige platen, als de diepte der opname een klein diaphragma vergt. 2. Het beeld verschijnt in witte en zwarte tinten, zonder bij¬ zonderheden. Te weinig ontblooting, ontwikkelaar uitgeput, opname te laat gedaan, in duister weder, of in den valavond. Uwe plaat is verloren. Hebt gij misschien heel en al slecht ingesteld met uw balgtoestel, of, indien gij goed ingesteld hebt, is het voorwerp dat gij moest lichtteekenen, of uw toestel, wel onbeweegbaar gebleven ? 3. Het beeld verschijnt met al de bijzonderheden, zonder dat er groot verschil bestaat tusschen de afgewisselde tinten. Is het beeld te licht of te zwart ? Geef een toekomende maal meer of min ontblooting, volg goed de voorschriften opgegeven in vorig hoofdstuk nopens sommige ontwikkelaars, en dan, zelfs indien de ontblootingstijd onjuist is, zult gij goede uitkomsten hebben. Wat die opname betreft, we zullen ze wellicht nog goed maken: Het beeld is te licht: dompel de plaat in een versterkingsbad, samengesteld uit: Water ioo gr. Dubbel-chloorzure kwik 5 gr. Keukenzout 2 gr. Nadat de plaat wit geworden is, dompel ze in : Water ioo gr. Ammoniak i5 gr. Hoe witter de plaat is bij het halen uit het eerste bad, hoe beter ze zal versterkt zijn, beide behandelingen kunt gij op dezelfde plaat meermalen herdoen, tot zij genoegzaam versterkt zij, zorg edoch dat ge de plaat goed laat weeken in regenwater, vóór de eerste behandeling, en, tusschen beide, nogmaals goed aispoelt. Na de versterking is het voldoende de plaat eenige keeren in water af te spoelen. In het ammoniakaal bad wordt de plaat ineens zwart; indien dat bad te hevig is, doe er water bij, in alle geval stelt gij u bloot aan het bekomen van witte vlekjes in uw negatief. Hier geldt eene opmerking : Dubbelchloorzure kwik, ook nog sublimaat genoemd, is doodend vergift, evenals menige andere scheikundige stof die in het lichtteeken gebruikt wordt. Een ander versterkingsbad dat ik min goed gevonden heb, is dit: Water 5oo gr. Rood blauwzuurzout 2 gr. 5 Stikstofzure uraan 2 gr. 5 Azijnzuur io gr. Na genoegzame indompeling is de plaat bruinrood, het afdrukken wordt erdoor vertraagd, vaak is hare bruine tint niet eenvormig en is men genoodzaakt de weeke emulsie af te wasschen met watte of een zacht borsteltje, iets waarbij men hoeft op te passen. Met oude hydrochinonbaden kan met een tamelijk goede versterker bekomen door toevoeging van 2 u/o citioenzuui, en, na opklaring, 2 u/o rood blauwzuurzout. Dat versteikingsbad werkt langzaam, bijzonderlijk indien de plaat ontwikkeld werd bijmiddel van hydrochinon. Het beeld is te zwart: Water ioo gr. Zwavelzurig zout 4 gr. Keukenzout 5 gr. Laat de plaat niet te licht worden. Vestig ze in een bad van 10 °/o onderzwavelzure soda. Is de plaat nog niet licht genoeg, ge kunt herbeginnen. Al de bovenstaande bewerkingen kunnen in volle daglicht geschieden. Sommige lichtteekenaars maken nooit afdrukken zondei dat hunne plaat ééne der bovenstaande bewei kingen ondergaan heeft. Mijns inziens is het beter zooveel mogelijk juist te ontblooten en te ontwikkelen ; de voortreffelijke uitkomsten die men verkrijgt bij het versterken of veiflauwen eenei plaat, kunnen bij verre na niet opwegen tegen het aantal gemakkelde platen die men zoodoende bekomt. Het zijn witte oi' zwarte vlekken, eene plaat die te dun afgegeten is, of al te donker geworden, en, in 't algemeen, is de plaat, die bovenstaande bewerkingen onderstaan heeit, t'einden ééne maand onbruikbaar. 4. Het beeld wordt gansch zn>art, de opname verschijnt be¬ swaarlijk. Te veel of te weinig ontblooting. Indien ge dat gebrek bemerkt bij het ontwikkelen, neem ze gauw uit het bad wasch ze eventjes af. Dompel de plaat in een oud bad indien zij seffens zwart geworden is, en gebruik een versch bad indien de plaat lang talmt. Tracht ingevolge immer twee a drie fleschjes, ontwikkelaars, ter hand te hebben, een snelwerkend, ongebruikt bad en een uitgeput bad, benevens dat waarmede gij uwe platen ontwikkeld. Laat de plaat heel lang ontwikkelen. De plaat heeft licht gezien. Is uwe schuifdoos of uw toestel niet goed dicht ? Hebt gij wel eene goede lamp ? Heeft iemand, in uwe alwezigheid, uwe doos platen geopend ? Gebruikt gij misschien een rood venstertje waardoor het daglicht binnen dringt ? Ol heb gij eene gewone vensterruit met rood papier beplakt? Zoo ja, neem ingevolge maatregelen, laat in geen geval uwe platen lang ontbloot liggen in de donkere werkplaats. 5. De plaat draagt witte vlekken. Daar waar de witte vlekken zijn heeft de ontwikkelaar weinig of niet gewerkt. Dompel uwe platen al met eens in in het ontwikkelingsbad, na ze goed doorweekt te hebben in water. Raak nooit met uwe vingeren aan de emulsie. Zelis droge vingeren zijn vettig en verhinderen de werking. Indien ge, om te verhinderen dat, gedurende de bewerkingen, de gelatien los kome; de boorden uwer plaat met vet bestreken hebt, zoo zult gij dat gebrek ook dikwijls ontwaren. Dompel ze liever in een aluinbad zooals in hoofdstuk VII is aangeduid. Vóór het drogen, laat uwe plaat al druppelen want het water dat op de plaat blijft kan nog onderzwaveligzure soda oplossen of inhouden en de plaat ingevolge afvreten. 6. De plaat draagt zwarte vlekken. Dit gebrek is meestwerf te wijten aan het slecht verveerdigen der plaat. Neem nooit geene opnamen met de zon recht vóór u, zoodoende stelt gij u in gevaar eene zwarte vlek op uwe plaat te hebben, van waar een witte sluier uitgaat. 7. Witte puntjes op de plaat. Was er stof op uwe plaat? Bezorg u een langharige, zachte borstel. Misschien is er stof op uw voorwerpglas ? Kuisch dit goed af met zeemvel. Als het voorwerpglas pas uit eene koude plaats komt en gij er seffens mede lichtteekent, zoo zal het bedoomen. Met platen van slechte hoedanigheid, zal u dat altijd voorvallen. De emulsie is niet eenvormig over de plaat uitgegoten geweest, er bleven luchtbelletjes tusschen de gelei en het glas. Bestaat de opname uit eenen persoon, dan behoort gij het wezen zoo zuiver mogelijk te hebben, bezig dus geene platen die aan dat gebrek onderhevig zijn. Droog de plaat zoo rap en eenvormig mogelijk, ieder blijvend druppeltje water kan een wit vlekje worden. Die witte vlekjes kan men gedeeltelijk vermijden van af te drukken op het papier, met ze te bedekken met eene dunne laag blauwe waterverf, of ook nog met ze te overwrijven met zwart teekenpotlood. Sommige fotografen toch hebben het zoo ver gebracht dat zij nooit afdrukken maken, eener plaat, zonder deze beklad te hebben met zwarte verf, nu eens om kleine foutjes te verwijderen, dan eens om het gezicht van een borstbeeld witter te doen uitschijnen, of om de rimpels eener oud-jonge dame te verjagen, somwijlen wel om gansche deelen eener opname te doen verdwijnen. Die drilt tot het « opwerken » wordt meestal bekroond met onnatuurlijke resultaten. Veel beter is het zoo juist mogelijk de standplaats te kiezen en dan zoo door te werken. 8. Zwarte en witte puntjes op de plaat. De plaat is te oud, ofwel is zij bewaard geworden op eene vochtige plaats. Wikkel uwe platen immer in het zwart of rood papier vóór ze in de doos weder te leggen. 9. Het beeld is niet scherp, niet zuiver, de lijnen zijn mollig. Slecht ingesteld. Na het instellen is het balgtocstel verschoven. Sluit de tandvijs goed vast. De persoon die gelichtteekend werd, heeft bewogen. Uwe drijpikkel of éénpikkel staat niet vast, het was windig weder of een zwaar gerij toog voorbij in het ontblooten. De plaat komt op dezelfde plaats niet van het matglas. Zou dit waar zijn, dan kan het wel lukken, dat gij, met uw matglas te keeren en zóó in te stellen, eene goede uitkomst treft. Uwe schuifdoos past op uw toestel niet. Koop nooit geene schuifdoos die vreemd is aan uw toestel. Indien er u eene ontbreekt, doe ze maken op het model van eene uwer andere, of draag uw toestel zelfbij den maker. Indien gij een groep personen lichtteekent, gebruik een klein diaphragma om elke figuur even zuiver weer te geven. Zijt ge reeds goed geoefend in het instellen ? Zoo niet, gebruik immer, na het instellen, een klein diaphragma, dat u, ten koste van wat licht, een zuiver beeld zal geven. Let hier op dat gij niet moogt instellen met een diaphragma eener gegevene grootte, en de opname nemen met een grooter diaphragma. Indien ge met een detectief-camera gewerkt hebt, die lout spruit hieruit voort dat de afstand op het diaphragma dier grootte niet overeenkomt met die der opname. Het kan wel gebeuren dat de afstanden niet juist opgegeven zijn, om u ervan te overtuigen plaats een aantal palen waarop gij zwarte plankjes gevestigd hebt. Zet eenige letters van gelijke grootte, of beter uw handteeken, op ieder dier plankjes en lichtteeken ze met een gegeven diaphragma. Zie welke afstand de zuiverste staat. Tot die wete kunt ge ook in uw detectief-camera, juist op de plaats waar de plaat komt, een matglas plaatsen, en, na juiste instelling, den afstand meten. 10. Het beeld is slechts in het midden zuiver, de boorden zijn mollig, de rechte lijnen zijn naar den boord gebogen, de huizen zien eruit als oi ze scheel stonden ol aan t om\ allen waren. Uw voorwerpglas is niet bij machte gansch uwe plaat te bedekken, d. i. het voorwerpglas van uw toestel i3>i8 past niet op dat toestel maar op een minder. Gebruik een klein diaphragma om te lichtteekenen. Uw voorwerpglas is van slechte hoedanigheid. Verander het. Die het u verkocht heeft voor een goed voorwerpglas zal het wedernemen. De beste merken kunnen dat gebiek daarstellen. 11. Na de afwerking en bij het drogen loopt de emulsie samen. De temperatuur is te warm. Stel de platen nooit te drogen in de laaiende zon, noch te dicht bij het vuur. 12. Na ettelijke dagen is uwe plaat wit uitgeslagen en ligt er eene zoutachtige stof op. Dit komt hierdoor dat uwe plaat, na de verscheidene bewerkingen, niet goed afgewasschen geweest is. Zij zal doorgaans onbruikbaar zijn ; het eenigste wat eraan te doen valt, is van de plaat goed af te wasschen in zuiver regenwater, en de witte vlekjes die de emulsie ingevreet hebben te overwrijven. Een middel om de plaat lang en ongeschonden te bewaren is ze te vernissen met het zoogenoemde negatieflak. X. — Het Positief. Verschillige soorten van gevoelig papier. Dewijl wij nu in hot bezit zijn van eene welgelukte plaat of film, anders gezegd van eene goede negatief-opname, zal onze grootste zorg zijn van een mooi afdruksel te verkrijgen dier opname. Het positief, dat is het afdruksel, zal ons het evenbeeld geven van hetgeen gelichtteekend is, doordien het gevoelig gemaakt papier juist dezelfde eigenschappen bezit van de plaat: het ondergaat eveneens eene scheikundige verandering door het licht, met dit verschil nogtans, dat die verandering niet altijd innig gebeurt, maar doorgaans zichtbaar, goed zichtbaar zelfs. Doorzie de afgewerkte plaat. Zij is doorschijnend op die wedergegevene plaatsen der opname, die zwart waren, en grijs of min heftig getint. Veronderstel nu een blad gevoelig gemaakt papier, dat hier tegen aan gedrukt is. Daar waar de plaat doorschijnend is, en in rechtstreeksche verhouding met hare meerdere of mindere doorschijnigheid, zal het licht op het papier werken en dit zwart maken. De afdruksels zullen dus de natuurlijke tinten wedergeven. Maar de behandeling van het positief zal in het volgende hoofdstuk beschreven worden. De pracht van het afdruksel zal voorzeker afhangen van de hoedanigheid van het gebruikte positief. Wij zullen in dit hoofdstuk hierover handelen. In hoofdzaak is het positief eene of andere stof — meestwerf papier, somwijlen wel zijde of vel, of perkament, of glas, eender wat — wier oppervlakte gedrenkt is met eene voor het licht gevoelige oplossing. Het verschil, in soort, van het positief vloeit hieruit voort dat, behalve de gevoelige oplossing, het andere stoffen inhoudt die zelf op de gevoelige laag werken, het positiel eene zekere kleur geven, sterkte, mindere of meerdere gevoeligheid, weerstandsvermogen tegen verdere werking des lichts, enz., enz. Het is ons onmogelijk hier breedvoerig den aard te beschrijven van alle positieve papieren, noch zells de formuul ervan op te geven. Elke fabriekant, ten andere, heeft de zijne, die hem alleen bekend is en het papier, dat hij in den handel brengt is veel goedkooper als hetgene men zelf zou maken. Men onderscheidt ten eerste twee afdeelingen van gevoelig papier. In de eerste ontstaat het beeld zichtbaar, langzamerhand ; in de tweede is het met eene even gevoelige stof bedekt als de platen, en het wordt doorgaans op dezelfde wijze als deze behandeld. De eerste kategorie kan onderverdeeld worden in : r> Gezilverd-albumienpapier. Albumien is eiwitstof. Deze wordt vermengd met 6 °/0 keukenzout en daarna in een eenvoudig vel papier gedrenkt, langs de eene zijde, na opdroging maakt men dat papier gevoelig bij middel eener oplossing van 8 °(o stikstofzurig zilver. Dit papier kan slechts een paar dagen bewaard worden en behoeft, evenals verder beschreven gevoelige papieren, in eene droge plaats te verblijven. Om die bewerkingen te doen, kan men zich van gas- of gewoon lamplicht bedienen, nooit van elektrisch- noch daglicht. 2° Gelaticn-papier. In stede van eiwitstof, neem gelatien, in hooldzaak zuiver doorschijnend vischlijm, los het op in warm water en doe er keukenzout bij, in de verhouding van i en i, 5 tot ioo. Na het drogen, het papier, met de geleiachtige kant naar onder, laten vlotten op het volgende bad: ioo gr. water (scheikundig zuiver). 12 gr. zilvernitraat. 3 tot 6 gr. ammoniak. Na toevoeging van ammoniak moet het bad, dat troebel was, weder helder worden. Doe zooveel ammoniak bij tot die helderheid verkregen worde, maar niets meer. Het papier, bestreken met gelatien, vlot niet altijd plat; men kan ook de oplossing met een zacht penseel, ol met waterslorpende watte openspreiden. Dit papier kan blinkend en mat bereid worden, dit laatste wordt ook nog teekenpapier genoemd. 3" Emulsie-papier is gelatien-papier gevoelig gemaakt bij middel van chloorzilver. Het bewaart goed en is zeer gevoelig, daardoor is het voortreffelijk geschikt voor afdrukken van zwakke platen. Dit papier wordt ook nog chloorzilverpapier en Aristopapicr genoemd. 4" Ferro-prussiaat papier. ^ Water ioo gr. / Citroenzurig ammoniakaal ijzer 3o gr. i Water lat gr. ii ' [ Roode kali-prussiaat 2:> gr. C. Vloeibare ammoniak 5o cm3 Met bovenstaande oplossingen kan men 3 vierkante m. papier bereiden. Men menge A en B, daarna voege men er C bij. Dit papier, dat eene schoone blauwe tint heeit kan, na afdrukken, in violet-bruine of zwart-violetkleuren afgewerkt worden. Wij zullen dat verder zien. Men kan zich dit papier in den handel goedkoop aanschaffen. 5" Platinapapier, dit is zwart of sepia gekleurd papier, mat als eene teekening met graphietpotlood. Het is kostelijk maar uiterst artistiek. Een borstbeeld der grootte van 18x24, ziet er juist uit als was het geteekend op mat papier, door eene kunstige hand. Dit papier is zeer gevoelig voor licht en trekt de vochtigheid tot zich, men bewaart het in metalen bussen die ongebluschte kalk inhouden. 6° Pigmentpapier of Koolpapier. Dit is eene soort papier bestreken met eene kleurstoi houdende gelatien ; sepia, bruin, rood, zwart, enz. Men maakt het gevoelig in een bad van : 240 gr. gedist. water. 10 gr. dubbelchroomzurige potasch. 1 gr. ammoniak. 3o gr. alcohol, niet langer als 24 uren op voorhand. Men laat het gekleurd gelatien-papier op het bad vlotten 3 minuten lang en hangt het dan te drogen in eene donkere, niet te warme plaats. In de tweede kategorie treft men broomzilver- en snelwerkende platinapapieren aan. i" De broomsilverpapieren worden op dezelfde manier als de platen bereid, edoch, zij zijn niet altijd zóó snelwerkend ; in het algemeen vergen zij, naarvolgens de bereiding, tweea driemaal zooveel ontblooting, dit is, afdrukking in het drukraam. (Zie platen, hoofdstuk \ .) Zij hebben gewoonlijk eene matte, zwarte kleur, zoodat zij het best op de platinapapieren gelijken. De Firma L. Gevaert & C° brengt gevoelige papieren dezer soorten in den handel die in de Fotografische wereld overal aangestipt staan als voortbrengselen van allereerste hoedanigheid en daardoor zelf de bijzondere aandacht en ernst mijner lezers verdienen. De papieren welke deze alomgekende Firma in den handel brengt, zijn de volgende : Calcium. Glanzend. — Een uitstekend Celloïdien papier, dat wel als alle andere gelijksoortige papieren kan behandeld worden, maar schoonere, kunstachtiger beelden voortbrengt. Dit papier heeft vooral deze onvergelijkbare eigenschap dat de afdrukken, in gescheiden baden behandeld, volstrekt houdbaar blijven en nooit ontkleuren. Mat Gevacrt. (Voor Platien, zwarte afdrukken). Dit papier nog maar onlangs in den handel, is in alle landen gulhartig ontvangen geworden. De beroemdste Werkplaatsen van Europa geven het den voorkeur en talloos zijn de getuigschriften van lol over het Alat Gevacrt. De afdrukken op dit papier munten heerlijk uit door sneeuwwitte blanken en diep, goed afgeteekende zwarte tinten. Bij eenvoudige behandeling, verkrijgt men, ten andere, de prachtigste sepia en roode tonen. Men vergelijke de aldrukken op dit papier genomen met die van andere merken en men zal ze zonder twijlel den voorkeui gc\ en. Tlic Blue-Star paper. Glanzend en mat. — Een chloorzilver-gelatien papier dat allergemakkelijkst en aangenaam is om te behandelen. Het bezit eene groote lichtgevoeligheid, rolt noch breekt in het baden ; van flauwe platen kan men krachtig-klare afdrukken verkrijgen. Het bewaart lang en is bovendien het goedkoopste gelatienpapier dat in den handel gebracht wordt. ✓ Ortho-Brom. Broomzilver-gelatien papier dat elk mededingend merk verdringt. De afdrukken zijn altoos van eene schoone diepzwarte kleur, naast het zuiverste wit, en werken heel 1'risch. Ortho-Brom is vooral geschikt voor de Retouche. Men treft het aan in 5 verschillende soorten : A (Glad), B (ruw), C (Glanzend), D (karton), E (grof gekornd). Prisma. Chloorbroomzilver papier. — Dit is een ontwikkingspapier voor contract-afdrukken, maar dat geene donkere kamer vergt om te behandelen, men kan het behandelen bij lamp- of gaslicht, mits natuurlijk eenige voorzorgen te nemen. De afdrukken welke men op dit papier bekomt zijn prachtig. Het papier Prisma wordt, evenals de Ortho-Brom, in vijl verschillige soorten verwerkt. Lichtgevoelige Postkaarten. In calcium-papier, glanzend en mat, ortho-brom en prisma. De behandeling dezer postkaarten is dezelfde als deze der papieren van dien naam, zij zijn alom gekend en geprezen om hunne hoedanigheid, hunne houdbaarheid en het gemak der bewei kingen. In één woord, Gevaert's papieren zijn verveerdigd uit de beste grondstoffen, zij munten uit door eene immer vaste regelmatigheid in de fabrikatie, en de afdrukken zijn immer krachtvol. Eene prompte bediening is altijd verzekerd en er wordt nooit dan lYisch papier geleverd. De prijzen zijn allerbillijkst in verhouding met de uitstekende hoedanigheden dezer papieren. Men kan staalpakjes, proeven en nadere inlichtingen zeil bekomen bij de Fabrikanten: L. GEVAERT & C°, Oude God, bij Antwerpen. XI. — Behandeling van het Positief. Leg de plaat eerst in het drukraam. Op de matte kant van de plaat, het gevoelig papier met de blinkende kant, de 'gelatien, tegenaan de plaat. Sluit alles goed aaneen met iet deksel dat tot het drukraam behoort. Voor alle zekerheid leg, tusschen het deksel en de rug van het papier, een lapje goed ol een dubbel vel kladderpapiei. Wanneer nu het drukraam zoodanig aan het licht blootgesteld is, moet dit op de gevoelige zijde van het papier werken in omgekeerde verhouding van de tinten der plaat, zooals hiervóór is aangeduid. Daar het deksel uit twee deelen bestaat, kan men de werking van het licht op het papier nagaan zonder risiko te loopen het papier op de plaat te verschuiven, Om die werking na te gaan, begeef u in de schaduw oi in eene weinig verlichte plaats, ontspan ééne der twee veeren die het deksel dicht houden, hef die eene helft naar u en haal voorzichtig de overeenkomende helit van het blad papier naar omhoog. Zorg daarbij de blinkende kant van het papier nooit met de vingeren aan te raken, gij zoudt u grootelijks in gevaar stellen rosse vlekken of ringels op uw afdruksel te hebben. In het algemeen behoeven de verscheidene papieren verdei afgedrukt te worden als men ze wenscht aigemaakt te zien, daar zij zich van hunne doffe tint ontdoen in het kleur- en fixeerbad. x. Gezilverd albumien-papier, gelatien-papier en emulsie-papier. Doorgaans moeten de proeven, vóór het kleuren en vestigen, in regenwater afgewasschen worden. Door drie ol vier afgewisselde waterbaden verliezen zij eene niet geringe hoeveelheid gelatien ol albumien behalve niet bewerkte chloorzilver of zilvernitraat die de proef na zekeren tijd kan ten onder brengen, ze verzwakt of geel maakt; die vooralgaande bewerking verhindert nog in zekere mate het kleurbad vroegtijdig te verzwakken en donker te worden. In het algemeen bevat ieder pakje eener gegevene soort papier de noodige onderrichtingen tot het afwerken. Men moet die immer letterlijk volgen. Bij gebrek aan bijgevoegde onderrichtingen zal de verkooper u over dat merk papier inlichten. Het kleurbad bestaat uit : ^ i liter ged. water. ^ i gram chloorgoud. r i liter ged. water. B. ) 10 gr. borax. ( 40 gr. wolframzure natron. Neem gelijke deelen van bad A en B, vermeng ze een paar uren vóór het gebruik. Het vestiginsbad is hetzelfde als voor de platen in de veihouding van 20 water op 3 onderzwaveligzure soda. Het vestigen duurt tot 5 minuten. Men late het positief in het kleurbad tot de gewenschte kleur verkregen worde. De proef wordt achtereenvolgens lichtgeel, geel, bruinrood, sepia, bruin, donkerbruin, zwart. Na de zwarte tint krijgen de proeven doorgaans eene leelijke, onregelmatige, afgegetene, kleur. Gedurende het kleuren moet het bad goed bewogen worden, opdat de werking eenvormig weze. Na het vestigen wordt de proef gedompeld in vaak afgewisseld regenwater, twee uren lang, om alle onderzwaveligzure soda te verwijderen. Deze, inderdaad, werkt vernietigend op de emulsie van het papier, het kan na weinigen tijd zijne kleur verliezen en zelfs het beeld kan heelemaal verdwijnen. Het is eenerzijds omdat zij niet lang genoeg in het kleurbad gelaten werden, anderzijds bij mangel aan genoegzaam afgewisseld water, dat sommige oude lichtteekeningen er zoo bleek uitzien. Men kan zich gansch voorbereide, samengemengde kleuren vestigingsbaden aanschaffen aan prijzen waarvoor lichtteekenaars zelve ze niet kunnen verveerdigen. De behandeling van het papier met die samengevoegde baden is uiterst eenvoudig : na afdrukking, de proef in water spoelen indien het voorschrift van het papier dat men gebruikt dit wasschen aanbeveelt, daarna in het kleur- en vestigingsbad dompelen tot de gewenschte tint verkregen worde ; ten laatste, goed afwasschen, twee a drij uren. Het spreekt van zelf dat, behalve de laatste, al die bewerkingen in geen al te helder daglicht mogen geschieden. Het gemengd kleur- en vestigingsbad bestaat in den eenvoudigsten vorm uit één gram chloorgoud in verhouding tot anderhalve liter water, naast 3oo grammen ondarzwaveligzure soda. Men voegt hierbij aluin, keukenzout en rhodammonium volgens de vereischten van het papier dat men gebruikt. Als men het gemengd kleur- en vestigingsbad wil versterken of zijne werking verhaasten kan men er eenige oplossing van i °/o chloorgoud bij doen. Indien het bad oud is doet men best het te filtreeren vóór toevoeging der oplossing. Deze baden werken moeilijk als zij niet op i5°/ verwarmd zijn. Binst cle winter is dat niet zelden het geval. Men kan ingevolge de cuvet op eene stoof warmen, tot de warmte juist langs binnen doorkomt, iets waarvan men zich overtuigd met de hand erin te leggen. Giet dan het bad in de cuvet en laat het een tweetal minuten staan vóór de aidruk erin te doen. _> Fcrro-prussiaat papier. Dit papier, dat lichtgroen is vóór het gebruik, moet algedrukt worden totdat de donkere tinten grijs worden. Men moet het, voor alle bewerking, na het aidrukken, slechts eenige malen wasschen in afgewisseld regenwater totdat dit water niet meer kleurt; in het laatste waterbad mag de proel eene halve uur tot ééne uur vertoeven. Ik heb hier vóór mij eene proel op zulk papier gedrukt : een zicht van het Fort I te Wynegem. Het is wonderfijn en in lichtblauwe tint. Tenauwernood komt de tint door in de lucht, het water van den wal is zeer juist wedergegeven en scheidt zich mooi al' met de haag en, hooger op, met het overgroeide groen van het lort. Wil men nu, voor een groep b. v., de blauwe tint, violetbruin ol" donkerviolet hebben, men behoeve slechts de proel, na ai'drukking, te dompelen in het volgende bad : 100 gr. water. 10 gr. koolzure soda, waar zij vaal-violet in wordt; daarna in een der twee volgende baden: 100 gr. water. 8 gr. galnotenzuur, ol", 100 gr. water. i gr. katsjoe. 5 gr. boriumzuur. In dit laatste bad verkrijgt de proel" eene lieve bruine lichtteekeningstint. 3u Platinapapier. Dit papier is uiterst gevoelig en vergt dus eene plaat wier de tegenstellingen tusschen wit en zwart krachtig uitkomen. Men drukke ai' totdat het beeld zich lichtjes vertoont. Daarna ontwikkele men in een op 70" verwarmd bad, bestaande uit: 3o gr. oxaalzure kali. 100 gr. gedist. water. en vestige achtereenvolgens in 2 of 3 baden: i5 cubieke cras. zoutzuur. 1000 water, tot de geele tinten zuiver wit worden. Daarna wasschen. Het eerste bad kan men goed bewaren. De tweede moeten doorgaans ververscht worden, daar zij vaak kleuren. 4" Koolpapicr. Wordt afgedrukt evenals albumien-papier, maar dewijl dit papier zwart ziet kan men moeilijk raden wanneer het genoegzaam afgedrukt is. Om met zekerheid te werk te gaan heeft men eenen fotometer van doen, waarvan de beschrijv ing hierachter volgt. Dit papier wordt afgemaakt in verwarmd water op ongeveer 40° en wel op de volgende manier : Dompel het zwart papier in het lauw water te gelijkertijd met het overzettingspapier, d. i. een velletje papier ertoe voorbereid om de proef op te nemen. Druk de gelei van het zwart papier tegenaan de blinkende kant van het overzettingspapier. Verwijder de luchtbelletjes. Dat alles moet in het water zelf geschieden. Na zekeren tijd indompeling in het water, die voorts 40° warm moet blijven, zullen de twee velletjes papier losgeraken en het beeld zal op het overzettingspapier staan. Wasch eenige malen goed af in immer verwarmd water. Dit beeld is onveranderlijk, maar... het staat juist in omgekeerde richting van het natuurlijk beeld, de linksche kant rechts, en omgekeerd, juist als op de plaat, gezien langs de geleikant. Voor landschappen is dat nooit hinderlijk, voor groepen, portretten, misschien wel. Men kan dat overgezette beeld op dezelfde manier op een ander vel overzettingspapier dragen, dat het beeld weei rechts brengt. Die bewerkingen behoeven wel met eene zekere handigheid gedaan worden. De fotometers voor het koolpapier bestaan uit een metalen doosje waarop een ineenplooiend deksel past van hetzellde metaal en door veren eene zekere drukking op het doosje uitoefent. In het doosje bevinden zich opeen geplakte velletjes dooischijnend papier, ieder dier velletjes is genummerd, zij zijn op zulke manier tezamen gebracht dat ieder nummer een nieuw velletje papier begint en dus min doorschijnend is als de nummers die meer naar onder liggen. De nummers tellen gewoonlijk van 8 tot 20. Voor het gebruik legge men een staaltje gevoelig papier tusschen het doosje en het deksel en stelle dit in het licht, tezamen met het drukraam waarin de plaat, met het al te drukken koolpapier, steekt. Daar het papier van den fotometer doorschijnend is, zullen de nummers ervan beurtelings op het gevoelig papier aidrukken. Als dat nummer leesbaar afgedrukt is, hetwelk voorzien is voor het koolpapier — meestal 14 a 16 — is de blootstelling aan het licht geëindigd. Dit soort fotometers is slechts eene bijzondere toepassing van het drukraam dus. Men mag ze niet verwarren met de lotometers die men gebruikt om de noodige ontblooting te geven aan de plaat, in de schuildoos van het toestel. I)e beschrijving dezer totonieters gaat dit weik te buiten. 5° De br oomzilverpapier en worden behandeld evenals de platen. Zij zijn gevoelig, zeer gevoelig oi uiterst gevoelig, iets dat de omslag of het instekend bericht aanduidt. Leg het papier in het drukraam, op de matte kant dei plaat, en tegenaan, het deksel; dit alles in de donkeie werkplaats, verlicht door eene roode lamp. Ontsteek eene gewone kaars. Op 3o cms. afstand, voor eene gewone plaat, zeer gevoelig papier, stel het drukraam, met de plaat naai het licht, 10 seconden bloot. Domp de keers uit cn ontwikkel in een snelwerkende ontwikkelaar. De ontwikkelaar die ik altijd gebruikt heb, was een versche hydrochinon ontwikkelaar. Later zijn de gemengde hydrochinon - metol ontwikkelaars in den handel gebracht die beter zijn : 3 gr. metol. 7 gr. hydrochinon. 75 gr. zwavelzure soda. looo gr. water. Om te ontwikkelen gebruik eene hoeveelheid van uw bad die genoegzaam is om de proef al met eens te bedekken, zoo behoeft ge uw bad niet te bederven door bijvoeging van water, waarmede ge het zoudt moeten uitlangen. Van met dat alle de bijzonderheden verschenen zijn, wasch de proef goed af in water. Laat ze in het bad niet te zwart worden, het vestigingsbad verklaart ze niet, en let hier wel op, het papier ontwikkelt voorts in de overdracht van het ontwikkelingsbad tot het waterbad. Vestig gedurende 10 minuten in een gewoon maar zuiver onderzwaveligzuur sodabad. Wasch heftig twee uren lang. XII. — Het afwerken der Opname. De afdrukken behooren meest allen op een kartonpapier geplakt te worden. Men snijde best het papier, in de noodige afmetingen, op een vlak dat heelemaal effen is, een dik glas b. v., de gelatien naar boven, met behulp van een glazen regel en een goed pennemes. Die er meer handeling van heeft zou misschien beter de schaar gebruiken. Om de afdrukken te plakken, neem stijfsel ol' arabische gom. Deze laatste, benevens al het gewoon lijm dat gebruikt wordt, kan zuur bevatten en het geel worden, ja, den ondergang der proel veroorzaken. Maak de stijfselpap op de volgende wijze gereed : Neem twee deelen ameldonk voor 100 deelen water. Doe lauw water in het stijfsel totdat het bedekt weze. Roer dooreen totdat de korrels verdwenen zijn. Voeg er verders het overige water bij, maar kokend. Het stijfsel zal dik worden. Pers het door cenen handdoek en voeg er eenige druppels alcool, of beter kaneelgeest bij, opdat het beter beware. Dit stijfsel wordt met een breed penseel op de afdrukken aangebracht. Men drukke deze stevig tegen het bordpapier aan en vermijde, zoodoende, de luchtbelletjes. Indien de boorden losraken of vuil zijn, overwrijf ze met wateropslorpende wat. Alle soorten van blinkende papieren kunnen geglansd worden. Die behandeling is uiterst eenvoudig : Kuisch eene ruit goed af. Maak de afdruk en de ruit nat en druk ze tegenaan. Verwijder het water en de luchtbellen die tusschen beide kleven en laat alles goed drogen. Trek de afdruk dan voorzichtig af, zonder te plooien, noch schreven te maken indien gij een tafelmes behoeft te bezigen. Het gebeurt weieens dat de afdruk aan het glas vastkleeft. Dit komt hierdoor dat dit laatste niet zuiver genoeg was ofwel dat de afdruk te rap of te traagzaam gedroogd heeft. Om het glas heelemaal rein te krijgen wrijve men het goed af bij middel van een zeemvel, een snuifje talk en eenige druppels alcohol. Plaats de ruit met den afdruk in eene koele plaats, best waar een lichte luchtstroom heerscht. Indien de proef toch blijft vastkleven, doorweek ze vijf minuten lang in water, dan zal zij vanzelf eraf komen maar slechts half en half geglansd zijn. Geglansd papier mag slechts met de boorden aangeplakt worden. Na het opplakken kan de lichtteekening gesatijnd worden, met behulp van een stalen strijkijzer dat lichtjes verwarmd wordt; eene daartoe geschikte pres is beter ; deze, edoch, kost meestwerf veel te duur naar gelang hare noozakelijkheid. Men kan de afdrukken eenen gewenschten vorm geven met dien vorm — een uitgesneden fijn papier — tusschen de plaat en het gevoelig papier te drukken. Indien men halve tonen wenscht te bekomen, men vestige den vorm aan den buitenkant van het drukraam, op eene genoegzame afstand van de plaat, opdat het licht tusschen deze en den vorm kunne binnen dringen, ofwel men gebruike eenen vorm gemaakt bij middel van opeen geplakte velletjes papier die doorschijnend zijn, zoodanig dat het hert in vorm van peer ol eirond heelemaal uitgehaald is en, naai mate dc vorm dikker wordt, min doorschijnend worden. Hedendaags zijn bijna alle borstbeelden op die manier gemaakt. XIII. — Fouten aan het positief en manier om ze te voorkomen. i« Gezilverd albumien- gelaticn- en emulsiepapier. Het beeld is te licht. Het drukraam is niet lang genceg blootgesteld geworden aan het daglicht. Neem hierop acht dat uw papier misschien veel verflauwt in het kleur- en vestigingsbad. Het beeld is te duister. Het drukraam te lang blootgesteld. De plaat is te licht cn zonder genoegzame afscheiding tusschen schaduw en licht. Het beeld is te geel. Het chloorgoud van uw kleur- en vestigingsbad is uitgeput. Er is te veel onderzwaveligzure soda in uw vestigingsbad. Het papier krijgt de gewenschte tint niet. Moet gij die soort papier niet wasschen vooraleer in het bad te dompelen ? Het chloorgoud is nagenoeg uitgeput. Doe er een snuifje koolzure natron bij. Het beeld heeft niet lang genoeg in het chloorgoudbad verbleven. Het papier kleurt ongelijk. Het goudbad is te koud of te haastig gebruikt geworden vóór de oplossing volledig was. Uw papier heeft op eene vochtige plaats verbleven. De afdrukken worden geel, na afwerking, of bij blootstelling in het licht. Het water moet goed afgewisseld worden. Niet lang genoeg afgewasschen. Het stijfsel waarmede de proeven opgeplakt geworden zijn, was zuur. De afdrukken verduisteren na afwerking. Zij hebben niet lang genoeg in het vestigingsbad gelegen. Geele of groene vlekken op het papier. Dit zijn vingervlekken die te voorschijn komen in de voorafgaande wassching of gedurende het kleuren. Raak nooit de emulsie van uw papier vóór algeheele afwerking. Het doet zich wel eens voor dat de afdrukken in het midden gevlekt zijn. Dit papier moet heftig gewasschen worden in tamelijk veel en vaak afgewisseld water, vóór het afwerken. Deze laatstgenoemde vlekken zullen bijna altijd verdwijnen als men het papier een twintigtal minuten in het zonlicht blootstelt, na het eerst in het vestigingsbad gedompeld te hebben. Daarna herbeginne men te vestigen en wassche zorgvuldig af. Kleine ronde vlekken op het papier: Vóór afwerking zijn zij ros, in het kleurbad worden zij witter : fout in het papier. Roode vlekken. Luchtbelletjes tusschen het goudbad en de emulsie. Beweeg goed de cuvet; verwijder, desnoods, met een lapje goed of watte, die luchtbelletjes. De lijnen van liet beeld zijn dubbel. Uw dekraam sluit niet goed, gij hebt, in het bezichtigen, aan het papier getrokken; in alle geval, het positief is op het negatief verschoven. Leg een gevouwen doek of kladderpapier tusschen het deksel en het gevoelig papier. Het beeld is mollig. Uw drukraam sluit niet genoeg. Hebt gij het negatief niet verkeerd gelegd, d. w. z. ligt de emulsie van het papier misschien op de blinkende zijde van het negatief, in stede van op de gelei ? Indien gij met films werkt, behoeft gij daar niet naar te zien, maar dan komt stellig zeker dat gebrek hieruit voort, dat de film niet dicht genoeg van de afdrukking lag, of eenigszins bewogen is. Blauwe, grijze of aschgrauwe vlekken. Te veel chloorgoud in uw kleurbad. Doe er water bij. Luchtbelletjes tusschen het papier en de emulsie. Het papier is van slecht maaksel, ofwel het bad waarmede ge kleurt of vestigt is te warm. Vóór het kleuren, laat uwe proef een drietal minuten verblijven in een bad van Water i liter Witte aluin 0,100 kgr. Doe hetzelfde na het vestigen. Dat bad zal uw papier van dat gebrek vrijwaren. 2" Ferro-prussiaat. Geen genoegzaam onderscheid tusschen leit en blauw. De plaat is te flauw ; het papier te lang blootgesteld geworden. Het papier is getint met strepen. Slecht maaksel. In heftig wasschen zullen de lijnen wellicht uitgaan. Het papier kleurt slecht. Het koolzuurbad is te flauw of te snelwerkend; het galnotenbad te flauw. De hoeveelheid koolzure soda is niet altijd io"/o, gij kunt ze, naar gelang het papier, verminderen of vermeerderen. De juiste hoeveelheid galnotenzuur moet behouden worden. Doe het papier uit het koolzuurbad, vóór het eenigszins geel wordt. 3° Platincipapier. De afdrukken komen niet genoegzaam uit. Te korte blootstelling, de ontwikkelaar is uitgeput. De afdrukken zijn grijs. Te lange blootstelling. Het papier oud of vochtig bewaard. Het ontwikkelingsbad uitgeput. Het papier wordt geel. Het zoutzuurbad is uitgeput ofwel de afdrukken hebben er niet lang genoeg in verbleven. Vlekken. Ontwikkelingsbad niet heelcmaal in oplossing. Emulsie aangeraakt met natte vingeren vóór het gebruik. 4° Koolpapier. Grijze afdrukken. De beelden komen niet genoegzaam uit. Zie platinapapier. Men kan de afdrukken in een versterkingsbad dompelen, zooals volgt samengesteld : ( Water 100 gr. ( Zwavelzurig ijzer 25 gr. f Water 100 gr. Galnotenzuur 10 gr. 5" Brootnsilverpapier. Zie gebreken bij platinapapier oi" koolpapier, eenerzijds, bij platen anderzijds. Rosse Vlekken. Papier te oud oi' vochtig bewaard. Ontwikkelaar niet krachtig genoeg. Geele vlekken die naderhand groen en bruin worden. Vestigingsbad uitgeput of niet krachtig genoeg. Voeg voor alle zekerheid in een bad van 20 % onderzwaveligzure soda, 5 % dubbelzwaveligzure soda bij. XIV. — Wat kost eene gansche lichtteekenaarsinstelling. Overzicht eeniger prijzen: Samenstelling der donkere werkplaats. Plaatsen eener bank. Vilt in de deurspleten 5 : 00 3 cuvetten 13x1# — (0,65x3) 1 95 1 roode lanteern 1 ; 50 1 drukraam 13x1# met overplooiend deksel en glas 0 1 N3 Tamelijk goed toestel 13x1#, stevige drijpikkel, rechthoekig voorwerpglas, 3 dubbele schuifdoozen 65 j 00 1 doos platen 13x1#, merk E. De Coninck & C°, 2,60 fr, en 3 00 1 tang 0 ^3 1/4 1. ontwikkelingsbad-hydrochinon 0 35 id onderzwaveligzure soda 0 25 12 vellen gevoelig gelatino-papier 13x1#, doorgaans 0 ; 60 1/4 1. gemengd kleur- en vestigingsbad 0 65 Voor de volledige instelling zult gij uitgegeven hebben "9 30 Een momentsluiter kost # tot 10 frank. 1/4 1. versterkingsbad, 0,25 fr. id verflauwingsbad, 0,25 fr. Een detectieftoestel 9x12, voor 6 en 12 opnamen, 30 tot 40 fr. Een detectie!'#x# voor platen en films tegelijk, 30 fr. 1 Een goede detectie!' 61/2x0, geschikt voor vergrootingen (zie hoofdstuk XV), 12 opnamen, 24 fr. Zes afdrukken 15xlK, op gelatino-papier kosten : 1 plaat, 3,00 : 12 «= Ontwikkelings- en vestigingsbad (met ieder bad kan men ongeveer 24 platen afwerken), 0,35- 0,25 ; 24 = 0 03 vellen papier, 0,0 : 2 = " ^ Kleur-en vestigingsbad (0,(50 : 24) x 0 — ^ bi kartons — " Lijm en sleet op het gerief, reken ^ Te zamen 1 58 Ieder afdruk kost dus 1,58: 6-0,26 fr. en wordt 1 fr. tot 1 fr. 25 verkocht. Sommigen glanzen ze, dat kost niets, en eischen per aldruk 1,50 fr., en meer. Hun werk levert dan op 1,50—0,26 ^1,25 lr. per aldruk, ol ongeveer 7,50 fr. per halve dozijn. Daar het drogen en wasschen veel werklooze tijd vereischt, daar men weinig of veel platen en afdrukken tezamen kan afmaken en beter kan ingericht zijn, is het moeilijk 0111 berekenen hoeveel tijd een gemaakte afdruk vergt. Het wasschen en drogen eral gerekend, mij dunkt dat ik er twaalf per dag zou afwerken. Ik zal hier evenwel bijvoegen dat eene goedgelukte lichtteekening iets kunstigs inhoudt en als zulkdanig moet betaald worden. De mededinging wordt zóó groot, dat een niet geheel goede werkman bijna geen werk heelt; darenboven er wordt schromelijk veel geld verspilt door ongebruikte en gebruikelooze platen en papier. XV. — Toepassingen op Fotografie. Positief op glas. Men verkrijgt ccnc positieve plaat op dezellde manier als een positief op broomzilverpapier. Men legt het negatie! in het drukraam, de emulsie naar boven. Tegenaan, en de emulsie naar onder, de plaat; op dewelke men het positief wenscht te hebben. Stel het drukraam bloot aan het licht eener gewone lamp ot keers, gedurende i a 5 seconden, naar gelang de snelheid en de doorschijnendheid van de platen. Ontwikkel zeer lang in een oud bad, en vestig evenals voor een gewoon negatie!. Er bestaan platen uitsluitend geschikt voor positieve opnamen, het zijn altijd trage platen. Men kan van de negatieve plaat zeil, eene positieve maken, met ze als volgt te behandelen : Ontwikkel ze zooals gewoonlijk maar lielst in een hydrochinonbad, spoel ze dan af in regenwater en leg ze op een zwarte doek, in het volle daglicht, totdat de witte tint in eene violetkleurige veranderd zij. Dompel ze dan in het volgende bad : Water i 1. Stikstofzuur 2 gr. Dubbel chroomzure kali 3 gr. Die platen zijn zeer lijn; een landschap op positieve plaat aan den abat-jour van het avondlicht gehangen, geeft een puik zicht. Opnamen met behulp van kunstmatig licht. Opdat men voortreffelijk met kunstmatig licht kunne werken, moet het licht zoo hevig en gelijk mogelijk zijn, schielijk en regelmatig indruk op de plaat uitoelenen, dus. Oxydrisch cn electrisch licht bezitten die eigenschappen, brandbare metalen ook ; deze geven altoos een lievig licht, om het regelmatiger te verkrijgen, ontsteke men lichtstoften aan weerskanten van het onderwerp. Zinkpulver, gemengd met chloorzure kali, geeit goed licht; aluminium en magnesium branden voortreffelijk, hetzij in poeder oi in draad. Men treft in den handel eene soort lampen aan die geschikt zijn tot het branden dier poeders; maar, zells met die lampen, behoeft men voorzichtig te werk te gaan ; de brandbare metalen, met hunne verbindingen, ontvlammen licht, en de gas ervan bezit forsige uitzettingskracht. Verscheidene opnamen op dezelfde plaat. Vestig een dof, zwart doek aan de wand. Plaats een persoon rechts, doe de opname ervan, plaats de persoon daarna in het midden, dan links, en doe nog die twee opnamen, zonder het toestel te veranderen. De plaat zal niet gesluierd zijn, indien het vertrek niet te helder verlicht is, noch de expositietijd te lang ; de proef van zulke opname komt zeer vreemd voor als dezelfde persoon van kleederen verandert of gemaakte armbewegingen doet. Overtijd las ik dat sommige geestenverwekkers zulke lichtteekeningen tentoonstelden; ot platen op doek vergrootten van zulke persoon. Het eene beeld stelde den eigenlijken persoon voor, het andere zijnen geest. Het spreekt van zelf dat het beeld zijns geesten hetzellde was; de expositietijd der opname, alleen, was veranderd. Vergrootingen. Het is onnoodig hier te spreken over de vergrootingstoestellen die men zich overal kan aanschaffen. Het gebruik ervan is zeer eenvoudig. Ten andere, het berust op dezelfde bewerkingen die wij hier zullen beschrijven voor degenen die wenschen, ten koste van wat min gemak, .vergrootingen te maken zonder veel geld te verspillen. I Booreene opening, tier grootte van het voorwerpglas uws toestels, in uwe donkere werkplaats. In de werkplaats zeil, plaats vóór de opening en op eenige alstand ervan, een wit vel papier op ecnen teekenezel gespannen. Plaats uw toestel langs den buitenkant van de donkere werkplaats, in het licht dus, en wel zóó dat het voorwerpglas juist in de opening passé. Plaats langs binnen in uw toestel, achter het matglas, de plaat die te vergrooten valt. Voor alle gemak stel de plaat het onderste boven. Ontbloot het voorwerpglas en stel in. De grootte en de zuiverheid zult gij verkrijgen met den ezel of het schuiftoestel, oi' beide, te verplaatsen. Hier is slechts een'weinig oefening van doen. Men werkt best getweën, één buiten de donkere werkplaats, één binnen. Na de instelling bedekke men het voorwerpglas, plaatse men, op den ezel, in stede van het witte vel papier, de plaat welke het vergroot beeld moet opnemen; of, indien de plaat positiefis, het broomzilverpapier. Men ontbloote het voorwerpglas. Na de opname, ontwikkele en vestige men zooals een gewoon negatief op plaat, oi positie! op broomziheipapiei. De duur der ontblooting hangt af van de sterkte van het licht buiten de werkplaats, van de hoedanigheid der proef, enz. In alle geval vergt zij ten minste twee malen zooveel tijd als eene gewone opname met dezelide plaat. Men behoeft reeds eene zekere handeling om volslagen welgelukte vergrootingen te maken. Het is voordeelig zooveel eenvormig licht mogelijk op het matglas te werpen. Men kan desnoods eenen spiegel oi meer petroleumlampen gebruiken. Aftrekken van lichtteekenins[en. Men plaatse de lichtteekening op een doek, blad papier, enz., het onderste boven. Men stelle in, doe er de opname van als voor elk ander voorwerp. Volgens den alstand van de lichtteekening zal de grootte der opname gelijk zijn, of kleiner als die der lichtteekening. Aftrekken van schilderijen of gekleurde voorwerpen. Gebruik de ortho- of isochromatische platen, of dompel uwe gewone platen in het aangeduide bad, hoofdstuk VII. XVI. — Ettelijke woorden over kleurfotografie. Het gebeurde dikwerf dat » IV. Het Lichttoestel en de Toebe- hoorten » . . XI » V. De Platen ». . 16 » VI. De Opname ». . 17 » VII. Beschrijving van het Ontwikkelingsproces ». . 21 » VIII. Ontwikkelaars ». . 25 IX. F outen aan het negatief en manier om ze te voorkomen of verhelpen ». . 28 » X. Het positief. Verschillige soor¬ ten van gevoelig papier . . ». . 35 » XI. Behandeling van het Positief . ». . 40 » XII. Het afwerken der opname . . ». , 46 » XIII. Fouten aan het positief en manier om ze te voorkomen . » . . 48 XIV. w at kost eene gansche licht- teekenaarsinstelling ....... 53 » XV. Toepassingen op Fotografie. . ». . 55 >» XVI. Ettelijke woorden over kleurfotografie ». ,5g >» XVII. Vlaamsch-Fransch Woordenboek van Fotografie. . . . ». .61