PG 55 1886 , M PQ 55 1886 PG 55 1886 | Dr. J. S. VAN VEEN ABKHEH. V / VEREENIGING OPPIDUM BATAVORUM. Repertorium Noviomagense. Proeve van een Register van Boekwerken en Geschriften betrekking hebbende op DE STAD en het Rijk van Nijmegen. Bewerkt door H. D. J. VAN SCHEVICHAVEN, Gemeente-Archivaris. N IJ M E O E N , F. E. MACDONALD. 1906. VOORWOORD. Het repertorium dat hierbij den leden der Vereeniging Oppidum Batavorum wordt aangeboden, beoogt het geven van een systematisch register van boekwerken, bijdragen, verhandelingen, dagbladartikelen, enz. enz. de stad Nijmegen betreffende. Dat daarbij van volledigheid geen sprake kan zijn, zal elkeen begrijpen. Het onderwerp is te uitgebreid, de geschriften zijn te zeer verspreid, dan dat iemand zou durven hopen daarmede in zijn geheelen omvang bekend te zijn. Daarbij rees de vraag, wat op te nemen, wat uit te sluiten ? Misschien heb ik in sommige opzichten te weinig opgegeven, in andere te veel plaats ingeruimd aan onbelangrijke zaken. Dergelijke tekortkomingen zijn haast onvermijdelijk, doch zooveel de omvang mijner compilatie toeliet, heb ik getracht mij te houden aan het,-nuttigt oudo motto: „Elck wat wils". Zoo konden dan ook plakkaten, publicaties en dergelijke zaken niet geheel achterlegen blijven, daar zij een betrouwbaar inzicht geven in de rrftidt^lrappelijke ontwikkeling der Htad, en ons de vaderlijke zorg van derzelver bestuur voor oogen stellen. Doch het onder die rubriek bijeengebrachte moest uit den aard der zaak uiterst onvolledig blijven. Deigelijke stukken, ware eendagsvliegen, zijn uitermate ephemeer. Om verschillende redenen was het verkieslijk deze serie aftesluiten met het einde der 18e eeuw. Op enkele uitzonderingen na, zijn alle titels afgeschreven naar de oorspronkelijke drukken, en is alles (behalve het kwistige gebruik van hoofdletters) getrouw wedergegeven, wat op de, bij de geschriften van ouderen datum veelal breedsprakige titelbladen te lezen staat. Waar ik de geschriften zeiven niet te zien heb gekregen, en de titels moest afschrijven uit gedrukte catalogussen, die deze veelal afkorten, is dit kenbaar aan de reien punten waarmede het uitlaten van woorden is aangeduid. Verder zijn er enkele drukwerken wier voormalig bestaan mij gebleken is, doch die ik in geen der door mij bezochte bibliotheken heb mogen aantreffen, noch in gedrukte catalogussen vermeld vond. Zoo leest men, b.v. in een raadsbesluit van 6 Maart 1618, dat de om het geloof uit Aken geweken protestanten klaagden bij den Raad, dat zij „onschuldich gelasterd worden, door een boecksken, door een der drie predikanten te deser stede in het licht gegeven". Dat boekje schijnt ten eenemale verloren gegaan te zijn. Den 28 October 1707 protesteerde de Raad tegen het gebruik van militairen in de Wageningsche geschillen, en besloot dat het deswegen door hem ingediende protest „met den druck sal worden gemeen gemaakt, en aan Haar Ho. Mo. toegesonden". Den volgenden dag vond men goed deze missive per expres af te zenden. En 9 November daaraan volgende: „Verlesen tdebath deser stadt, dienende op het antwoordt van de ridderschap en de vier steden van Veluwe, en 't selve geapprobeert, om met praeallabele concurrentie van de gemeynsluyden gedruct te worden". Geen dezer beiden is mij onder de oogen gekomen. Verloren gegaan schijnt ook een „Species facti en Sententie van een scandaleuze zaak, afpersing door twee luitenants tegen den koster der kleine [Broer-] kerk", waarvan de Nederlandsche Jaarboeken, 1753, bl. 701, zeggen, dat het „gedruct bij van Goor, alom te bekomen" is. Zoo moet er natuurlijk meer teloorgegaan zijn. Een alphabetisch register scheen mij bij dit repertorium overbodig, aangezien de afdeeling in rubrieken het onderzoek in een geschriftje van zulk een beperkten omvang als het onderhavige, voldoende vergemakkelijkt. Nijmegen, 30 October 1906. v. S. I OPPIDUM BATAVORUM. Smith, J. (Smetius); Oppidum Batavorum seu Noviomagum, liber singularis. Quo ostenditur Batavorum Oppidum Corn. Tacito, lib. Hist. V, c. 19 memoratum, esse Noviomagum. Amsteldami, 1645, 4° met één plaat. Van dit werk komen exemplaren voor met het jaartal MDCXLIV, niet voorzien van het merk van Blaeu, de sfeer, maar met dat van den Nijm. drukker Nic. van Hervelt, het wapen van Nijmegen en het omschrift COELOl^UE bOLOQUE. Waarschijnlijk waren de exemplaren van 1644 geschonken aan den magistraat en misschien aan andere belangstellenden, en werden die met het jaartal 16i5 voor den handel uitgegeven. Hornius, G. De Insula et Oppido Batavorum quod Neomagum vocant. Dissertatio 11", van Dissertationes Historicae et Politicae. Lugd. Batav. 1668, 12°. In de Betouw, J. De Castris Veteribus, Ulpiis sive Trajanis, Colonia Trajana, Burginacio, Harenacio, Batavorum Oppido iiiustrium eruditorum epistolae, ex autographis editae, Neomagi, 1783, 8°. G. C. Commentatiuncula in C. Corn. Taciti Hist. Lib. V, cap. XIX, ubi bellum Batavorum narrat, a Cereale cum Claudio Civile gestum et exustum a Civile Batavorum Oppidum, qua ostenditur non legendum apud Tacitum Oppidum Batavodurum, neque Oppidum Vetera, sed Oppidum Batavorum. Nee Batenburgum, neque alium, si Neomagum excipias, locum esse cui id Batavorum Oppidi nomen conveniat. Neom. 1785, 8". Jonckers, R. H. Graadt, Bato en zijne stad; eene bijdrage ter herinnering aan de komst der Batavieren te Nijmegen. Nijm. 1845, 8U. 1 Schneider, J. Nyramegen im Alterthume. Bonner Jahrbücher H. 35. Batavodurum, Oppidum Batavorum, Novio- magus, Castrum Numagen, Nymwegen Bonnerjahrb. H. 35. Ritter, J. Batavodurum und Noviomagum Bonner jahrb. H.36. Schevichaven, H. D. J. van, Vraagstukken uit de geschiedenis van Nijmegens Voortyd. Bijdr. en Meded. der Vereen. Gelre. D. IX. ROMEINSCHE OUDHEDEN. Smetius, J. Pinacotheca seu notitia rarissimae suppellectilis antiquariae et praestantissimae flavissae *) Romanae, privato liberali pretio plurimoque labore totius antiquitatis peritissimi et sui ordinis doctissimi Johannis Smetii P. M. phil. prof. et verbi divini praeconis trium et triginta annorum uurriculo in veteri Batavorum Oppida collectae. Noviom. s. a. 4°. In de Betouw, J. Nijmegen verdeeld in wijken, straaten en steegen, boven en beneden de stad, met Ubbergen, Beek en Holledoorn, voor zoo verre betreft hetgeen aldaar gevonden is van Rumeinschen oorsprong en ouderdom. Nijm. 1805, 8°. — — Bijvoegsel tot de gevondene oudheden te Ubbergen en Beek, op blz. 45 en volgende [van bovenstaand werk]. Nijm. 1806, 8". Suppellex antiquaria dni. Johannis Smethii, antiquarij Neomagensis (dum viveret) celeberrimi. Korte opgave der voorwerpen in de verzameling van Smetius, welke hierbij eii bloc te koop geboden wordt. Bevindt zich achter den catalogus zijner boeken, die op 10 Sept. 1653, bij auctie door Peter *) 1 e vergeets zal men in de meeste lexica dit ongewone woord zoeken, welks beteekenis bij de latere Romeinen reeds minder bekend was. De verklaring geeft Aulus Gellius, Noct. Att. II, X, 3: „Favissas — id esse cellas quasdam et cisternas, quae in area sub terra essent, ubi reponi solerent signa vetera quae ex eo templo [Capitolino] collapsa essent, et alia quaedam religiosa e donariis consecratis . . . . sed Q. \ aleriuiu Soranum solitum dicere ait quod theftauros Graeco noroine appellaremus priscos Latinos {tavissas dixisse. Leffen, in den Phenix, in de Kloksteeg te Leiden, om 8 uur in den morgen en 2 uur in den namiddag, verkocht zouden worden. Later verscheen hiervan nog een uitgave te Amsterdam en een te Nijmegen. [Smetius, J.] Thesaurus antiquarius Smetianus, seu notitia elegantissimae supellectilis Romanae et rarissimae pinacothecae antiquariae, privato liberalipretioplurimoque labore oi Gav/uuji'ov ov Maxagüov Johannes Smith a Kettenis tria et triginta annorum curriculo in veteri Batavorum Oppido collectae. Amstelod. s. a. KL 8°. Een exemplaar van dit zeldzame werkje berust in de bibliotheek van het Gem. Museum. Het bevat enkele aanteekeningen van de hand van Smetius. Aan het einde vindt men vijf teekeningen van Kom. lampen, enz. en in een andere hand dan die van Smetius de volgende aanteekeningen: A°. 1653, 24 Augusti, is door last van den Hertog van Holstain ten huize van J. Smetius, F(ilius) gekomen Adam Oleanus, en heeft, met een nauwkeurig oog de Antiq. doorziende, voor de medaillies geboden 5000. gl. te geven. Derck Martyn, uyt last van seker clooster 6000 gld. A". 1661, '22 Maart, C. Klerck '2000 Rijksdlrs. Nog eens van seker clooster voor de dubbelde penningen 3000 gl." Antiquitates Neomagenses sive notitia raris- simarum rerum antiquarum, quas in vetere Batavorum Oppido studiose comparavit Johannes Smetius, pater et filius. In qua annuli, gemmae, amuleta, claves, styli, tintinnabula, fibulae, lampades, arae, marmora, mensurae, pondera, statuae, sigilla, lagenae, vasae, atque alia antiquorum monumenta explicantur, et varia Romanorum numismata, hactenus non visa, illustrantur. Noviom. Batav. 1678, 4°. Met 4 platen. Gronovius, J. Disquisitio de icuncula Smetiana, quam Harpocraten indigitarunt, ubi et ipsius vera facies evulgatur et quod in ea lateat aenigma explicatur, ad eruditissimum et politissimum virum JacobumHenricium. Lugd. Batav. 1693, 4°. Afbeelding van dit beeldje in Arkstee Oude Hool'dst. der Batav. 1732, bi. 60; 1788, bi. 55. Cannegieter, H. Epistolae ad illustrissimum comitem Ottonem Fredericum de Lynden, de are ad Noviomagum Gelriae reperta, aliisque inscriptionibus nuper effossis. Arnh. 1766, 8". De Lucernis veterum reconditis in agro Neomagensium suburbano et intra oppidi pomoeria effossis Jo. Fred. Gronovii, Nic. Heinsii, et Jo. Smetii epistolae, ex autographis editae. Neom. 1783, 8°. De columna milliaria Imp. Caes. Nervae Trajani supra Neomagum in pago Beek effossa Jo. Is. Pontani et Jo. Smetii epistolae, ex. autogr. editae. Neom. 17?3. 8°. De Fibulis antiquorum vestiariis in agro Neomag. suburb. ad Gallicam Vahalis ripam erutis cl. Salmasii, Jo. Fred. Gronovii, et Jo. Smetii epistolae, ex autographis editae. Neom. 1783. 8°. De Monumentis sepulcralibus praesidiariorum militum Romanorum legionis X geminae ad Neomagum conditorum Jo. Is. Pontani et Jo. Smetii epistolae, ex autogr. editae. Neom. 1783. 8°. De Aris et lapidibus votivis ad Neomagum et Sanctenum effossis Gisberti Cuperi epistolae, ex autogr. editae. Neom. 1783, 8". Cannegieter, H. De Mercurii Harpocratis aliisque Romanorum sigillis ad Neomagum erutis et inscriptionibus antiquis Gisberti Cuperi epistolae, ex autogr. editae. Neom. 1784, 8". [In de Betouw, J.] Antiquitatum Romanarum et Batavicarum in agro Neomagensium suburbano erutarum indiculus. Neom. 1784, 8". Nummi consulares seu familiarum Romanarum; Gemmae et suppellex antiqua. Neom. 3 st. 8'. In het Kabinet van In de Betouw aanwezig. — — Nummi consulares seu familiarum Ro¬ manarum denarii, quinarii et sestertii, omnes argentei tantaeque integritatis plerique ut num demum malleos et incudem exiisse videri possint, Neom. s. a. 8°. — — — — Nummi imperatorum Romanorum Augus- torum, Caesarum Augustorum, etc. Neom. s. a. 8°. De Sarda seu Carneola crucem et pisculos referente, ad quartum lapidis jactum infra Neomagum, non procul Vahalis ripa inventa. Neom. 1785. Afbeelding van deze gem in Arkstee, Oude Hoofdst. der Batav. 1732, bl. 55; 1788, blz. 51. [In de Betouw, J.] De Operculis pyxidum M. Ulpii Heracletis, myropolae, prope Neomagum inventis. Neom. 1787. XV. Kal. Decembris. 8°. [ ] Vertaaling en korte uitlegging van de opschriften op altaaren en gedenksteenen der Romeinen, binnen en omtrent Nijmegen uitgegraven, en op het raadhuis aldaar geplaatst. Nijm. 1787, 8". Iets betreffende de gevondene oudheden op de Winseling, Lennepe-Kamer en den Roomschen Voet, benevens eene vertaling en uitlegging van een grafsteen van P. Cornelius Licinius, bij het ontblooten der grondslagen van den Burgt ontdekt, Nijm. 1802, 8". Opgravingen in de Holle Doorn. Kunst- en Letterbode, Decemb. 1808. Op bevel van Koning Lodewijk en onder leiding van In de Betouw. |In de Betouw, J.] Romeinsche overblijfselen opgedolven in den omtrek van Nijmegen door Italiaansche en Fransche oudheidkundigen beoordeeld. Nijm. 1819. 8". Catalogue du cabinet de medailles antiques et modernes, ainsi que de quelques pierres gravées et antiquités délaissés par Mr. Johannes in de Betouw J. U. D. décédé a Nimègue le 11 Nov. 1820. Dont la vente publique et volontaire se fera a Nimègue, le 30 Sept, 1822 et jours suivants. Amst. 1822, 8°. Schevichaven, D. H. J. van, Zilveren kommetjes bij Nijmegen gevonden. Vriend des Vaderlands, D. IV. De Romeinsche oudheden van Nijmegen en den naasten omstreek. Westendorp en Reuvens Antiquiteiten. D II, 1. Romeinsche opgravingen bij het fort Krayenhoff. P. G. N. C. 16 Sept. 1834. De fundamenten van twee zijden van een rechthoekig gebouw; de eene zijde lang omtr. 90, de andere 60 el. Men beschouwde het als overblijfselen van thermae. Een Steenen kist te Nijmegen gevonden. Kunst- en Letterbode, 1840. Lemans, C. Romeinsche steenen doodkisten, bij Nijmegen in den zomer van 1840 opgedolven, en thans met de daarin gevonden voorwerpen bewaard in het Museum van Oudheden te Leyden. Bijdr. Vad. Gesch. en Oudheidk. III met afbeeldingen. Lemans, C. Römische Inschriften auf dem Rathhause zu Nimwegen. Bonner Jahrb. XII. Overblijfselen van Romeinsche gebouwen, nabij Berg-en-daal, aan den ouden weg van Nijm. op Kleef. Bijdr. Vad. Geschied, en Oudheidk. D. IV. Janssen, L. J. F. Over de oudheidkundige ontdekking tusschen de dorpen Beek en Wielderen, 8 en 10 Jan. 1840. Alg. Kunst- en Letterbode 1840 No. 8; overdrukken Nijm. en Leiden 8°. Een Romeinsche Tegel voorzien van La- tijnsch cursief schrift, gevonden in de nabijheid van Nijmegen. 's Gravenh. 1844, 4°. m. pl. Aanteekening hierop in «de Navorscher" 1874, bl. 91. Beschrijving van het Kabinet van den heer P. C. G. Guyot te Nijmegen. Bonner Jahrb. B. VIL Beschreibung eines Römischen Ziegels mit zwiefachem Lateinischen Alphabet, ausgegraben in deiNa!^ van Nijmegen. Leyden, 1841, 4°. m. pl. Ontdekking van een Romeinschen grafsteen te Ubbergen. Oudheidk. Meded. D. IV en 's Gravenh. 1844, 8". (niet in den Handel). [Heldring, O. G.] Een urne te Ubbergen bij fakkellicht uitgegraven. Geld. Volksalm. 1839. — de Holle Deurn, bij Beek en Berg-en-daal. Geld. Volksalm. 1843. Janssen, L. J. F. Ontdekking van Romeinsche hypocaustums, outaren, enz. te Holledoorn. Oudheidk. Meded. D. IV. — — — — — Nieuwe ontdekkingen van Romeinsche Oudheden te Holdeurnt, onder Groesbeek. Bijdr. Vad. Gesch, en Oudheidk. D. VIL 1850. — — — — — Over twee Romeinsche opschriften in cursief schrift, op tegels in Holdeurnt, onder Groesbeek, gevonden. Versl. en meded. der Kon. Acad. van Wetensch. D. IX, 1865, m. 2. pl. — — — — — Iets over een nieuw ontdekten Romeinschen tegel met opschrift gevonden te Holdoorn, onder Groesbeek. Versl. en Meded. d. Kon. Akad. v. Wetensch. 2 R. D. XII. [Heldring, G. O.] Römische Alterthiimer in Wielder und Holdeurnt. Bonn. Jahrb. XXI en XXII. Janssen, L. J. F. Een Romeinsch toiletdoosje uit de 2' eeuw, aan den Waaloever bij Nijmegen gevonden. Bijdr. Vad. Gesch. en Oudh. 1850, D. VI. Dit voorwerp bevindt zich thans in het Gemeente Museum. — — — Bericht über drei alte bei Nimwegen gefundene Flaschen. Thür. Verein. Neue Mitth. B. V. Schneider, J. Die römische Niederlassung in Holledorn und der Teufelsberg, bei Nymwegen. Bonn. Jahrb. B. XXVII. Beschrijving van de Gemeente-Verzameling te Nijmegen, van gedenkteekenen van Vóór-Germaanschen, Germaanschen en Romeinschen oorsprong, en van lateren tijd. 2e druk. Nijm. 1873, 8". Eenige voorwerpen van Romeinschen oorsprong uit de Gemeente-Verzameling op het raadhuis te Nijm. beschreven door de commissie ter bewaring van gedenkstukken van Geschiedenis en Kunst. Bijdr. voor Vaderl. Geschied, en Oudheidk. N. R. IV. Krul van Stompwijk, J. V. W. en Scheers, J. H. A. Beschrijving van de voorwerpen van Germaansch-Celtischen en Romeinschen oorsprong, en van lateren tijd, uitmakende de Gemeente-Verzameling te Nijmegen. Nijm. 1864, 8°. Hetzelfde. Tweede druk. Nijm. 1878. Abeleven, Th. H. A. J. en Voorthuijsen, A. M. van, Derde druk, 1890. Abeleven, Th. H. A. J. en BJjleveld, C. G. J. Vierde druk. Nijm. 1895. Schevichaven, H. D. J. van, Onze Romeinsche oudheden en verzamelingen daarvan. Penschetsen uit Nijm. Verleden. D. II. 1901. — — — — De Winseling. Penschetsen III. Romeinsche Oudheden te Nijmegen gevonden worden verder in het algemeen besproken in Scriverius. Tab. antiq. Batav. p. 197—206; Pontanus, Hist. Gelr. I, p. 8—10; Smetius, Opp. Bat. c. IV, p.28—37; Cuperus, Mon. Ant. p. 226 et seqq.; Cannegieter, de Brittenburg, p. 17 et 127; Mon. Dodenwerd. p. 220 et 265. Hagenbuchius, Miscell. observ. crit. XII, p. 349 et seqq. Engelberts, Aloude Staat, IV, bl. 320—341. enz. DE STAD NIJMEGEN. Guicciardini, L. Descrittione di tutti i Paesi Bassi. Firenze 1567. Op. f. 156. Uitvoerige beschrijving van Nijmegen en zijn Romeinsche Oudheden. Van dit werk bestaan Fransche en Latijnsche vertalingen. Coryat, Th. Crudities hastily gobbled up in five months travells in France, Savoy and the Netherlands. London, 1611, 8°. Bevat een uitvoerige en tamelijk juiste beschrijving van Nijmegen. Pontanus, J. I. Noviomagum Gelriae ducatus urbs primaria. Desumpta haec Neomagi descriptio caeteraque quae in ea explicantur, ex primo libro operis historici quod modo de universo illo ducatu, ut et comitatu Zutphaniensi adornatur, authore Joh. Isacio Pontano, ducatus Gelriae ac comitatus Zutphaniae historiographo. Hardervici, 1628, 4°. 24 p. In de Betouw vergist zich, wanneer hij op bl. 274 der Clironijk van de stad der Batavieren verklaart dat dit werkje //door den druk nooit is in het licht gegeven." Bodel Nijenhuis kende er slechts één exemplaar van, berustende op de Openbare Bibliotheek te Arnhem. Ik ontdekte een tweede op de Kon. Bibliotheek te Munchen, en een derde werd door mij gekocht op een boekveiling bij Gouda Quint te Arnhem, 8 Oct. 1897. Smetius, J. Beschryvinge van Nymegen. Vooraan in de Kroniek, 3e kwartaal 17e eeuw. «Deze beschryvinge was in 't Latijn gestelt [door J. Smetius Sr.] om d'eerste plaets te hebben in 't To>meel der Steden van de Vereenigde Nederlanden, ende vervattede in sich seecker geschrift onder den naem van Commentariolus de Noviomago, van hem gemaeckt, en bij sijn leven van J. de I.aet in Ttepublica Belgii confoedrrati onder den tijtel van Regimen Polilicum et civile urbis Noviomagensis in-gevoeght, en na sijn doot mede gestelt in [de vertaling van] 't boeck van Lud. Guicciardin, genaemt Descriptio totius Belgii, welcke beschryvinge naderhant al te nau door iemandt ('k en weet niet wien) van woort tot woort is verduytst, waerom het my goet heeft gedacht, deselve te oversien ende met een aengeboorene vryheyt daer het behoorde, oock te veranderen ende op sulcke wijse nu te voegen by de Chronijck of liet gedenck-boeck van de oude Stadt der Batavieren." Aldus in de Voorrede Chronijck, bl. 5. Pontanus, J. I. Neomagum. Historia Gelrica. 1639, p. 28. Met vogelvlucht plan. Slichtenhorst, Nymegen. Geldersse Geschiedenissen. 1654, bl. 33. Met vogelvlucht plan. Nijmegen. [Wagenaar, J.] Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden D. III. Gelderland, bl. 198—225. 1741, 4°. Arkstée, H. K. Nymegen, de oude hoofdstad der Batavieren, in dichtmaat beschreven, en met aanteekeningen, de oudheden van de stad en die van het Quartier van Nymegen, betreffende, opgeheldert. Met printverbeeldingen. Amst. 1733, 8°. — Hetzelfde. 'sGravenh. 1738, 8°. — Hetzelfde. „Veel vermeerderd en verbeterd" [door J. in de Betouw]. Nijm. 1788, 8". Hoet Jz., C. ten, Het Geldersch lustoord, of beschrijving van Nijmegen en derzelver omstreken, met Geschieden Oudheidkundige bijzonderheden. Nijm. [1825] 8". — — — — — Tweede verbeterde en vermeerderde druk. Nijm. [1826] 8°. [ — — —] Handboekje voor reizigers welke vermaaks- halve de stad Nijmegen en haren omtrek bezoeken. Nijm. 1828, 8". Buurman, J. Aardrijkskundige beschrijving der stad Nijmegen. Nijm. [1829], 8". Wandelingen in de stad Nijmegen en hare omstreken. Met 12 naar de natuur geteekende platen. Nijm. 1836, 4". Promenade pittoresque dans la ville de Nimègue et ses environs; avec douze gravures dessinées d'après nature. Nim. 1836, 4". Clemens, C. H. De stad Nijmegen en derzelver omstreken. Met platen. Nijm. 1837, 12°. Tweede druk 1839, 12°. Nimègue et ses environs. Manuel a 1'usage des étrangers. Nim. 1838, 12°. Beschrijving van Nijmegen in A. J. van der Aa, Aardrijksk. Woordenb. der Nederlanden, 1846, D. VIII, blz. 215. Kelder, W. J. De stad Nijmegen en hare omstreken, geschiedkundig en plaatselijk beschreven. Nijm. 1854,12°. Klappert, H. J. De stad Nijmegen en hare omstreken, geschiedkundig en plaatselijk beschreven, voorzien van een uitslaande kaart, voorstellende de platte grond van Nijmegen, Nijm. z. j. 12". Opnieuw herzien en vermeerderd, Nym.z.j. 12°. Een wandeling door Nijmegen. Volksalmanak der Maatschappij tot Nut van het Algemeen. 1860. Havard, H. La Hollande pittoresque, ch. XIX, Nimègue, 1876. Feenstra, Jr. P. Noviomagum Redivivum. Eigen Haard, 1884, N°. 43. Banning, H. A. Naar Nijmegen, Katholieke Illustratie. 6e jaargang. Rombout, J. (J. R. van der Lans.) Nieuw Nijmegen, Kath. Illustr. 22' jaargang. Staats Evers, J. W. Nijmegen beschreven. Arnh. 1891. 8°. Blomfïeld, R. Nymegen; an old town in Holland. The English illustrated Magazine, July 1891. Haar Bzn., B. ter, Wandelingen door Nijmegen. Nijmeegsch Weekblad, 8 Maart 1892 tot 1 Nov. 1898. Schevichaven, H. D. J. van, Oud Nijmegens straten, markten, pleinen, open ruimten en wandelplaatsen. Nijm. 1896. 8°. Minnaert, G. D. Nijmegen en omstreken. Tijdschrift van het Willemsfonds. Gent, 1901. 8'' afl. Goris, L. De laudibus Noviomagi, urbis Gelriae ducatus primariae, a°. 1630. Bij raadsbcsl. van 15 Sept. 1630 ontving Goris f 50, voor de dedicatie en presentatie van dit hendekasyllabura. Het komt voor in zijn Farragn Carminum abortivorum, p. 4. Met de vertaling door den organist Wijnand van Westen is het opgenomen in Smetius'Chronyck, bl. 155 en 161, en met een vertaling van E. J. B. Schonck, achter In de Betouw's uitgave der Chronyk blz. 275 en 286. Haps, P. van, Lof ter eeren van de stadt Nieumegen. Hier is by-ghevoecht den Nieumeegschen Maeghdenkrans. Nieum. 1646, 4°. 32 blz. Het eenigc mij bekende exemplaar van dit dichtwerkje berust in de bibl. van het British Museum, te Londen. Het is opgedragen aan de //Nieumeegsche Jonckvrouwen", die van Haps aanspreekt als «sinnelycke Nieumeegsche nimphjes". Met den «maeghdenkrans" schijnt bedoeld te zijn de »rey van Nieu-meegsche harders en harderinnen", welke, op bl. 22, op het Kalverbosch zingend worden voorgesteld. Aan het einde van het gedicht vindt men : //Nieu-meegsche danckbaerlieyt tegens den hooch-geleerden, wijt beroemden Johannes Smith [Smetius] bedienaer des goddelycken VVoordts tot Nymeghen", benevens een andere ontboezeming ten opschrift voerende: //De Stadt spreckende". Smetius, J. Carmen in Noviomagum, urbem olim Batavorum, hodie Gelrorum primariam. Achter zijn Chronyck bl. 1R8 met vertaling door zijn zoon, en in In de Betouws uitgave van dit werk, bl. '281, met vertaling van E. J. B. Schonck, blz. 293. Selonius, W. Lofdicht op de vryheyd van Nymegen. Dit geschrift is mij alleen bekend uit een aanhaling in Arkstée's Oude hoofdst. der Batav. 1732, bl. 19; 1788, bl. 18. — Selonius werd aangesteld tot rector der Latijnsche school in 1698. Schonck, J. Oratio in laudem Noviomagi, publice habita quinto ld. Febr. MDCCLXXXVII, Cum amplissimorum gymn. Noviom. curatorum decreto, ad lectiones publicas promoveretur. Noviom. MDCCLXXXVII. 4". Met de Nederl. vertaling er tegenover. Wittichius, C. Gibea Gelrica, seu oratio qua convenientia inter Gibeam Benjaminis et Neomagum demonstratur, habita Neomagi, a prof. Wittichio. Noviom 1655, 4°. Christophorus Wittichius werd in 1654 uit Duisburg beroepen tot hoogleeraar in de godgeleerdheid aan de Nijm. Illustre School. Zes gezigtcn der stad Nijmegen, met een korte beschrijving der gezigten, als le. het Stadhuis, 2C. de Groote of St. Stephanuskerk, 3". de Belvedere, 4". de kade aan de rivier de Waal en de Kraan, 5e. de Heidensche Kapel op het Valkhof, en 6 . De ruïne op dezelfde wandelplaats. Nijm. 1834. Deze thans zeldzame uitgave werd aldus aangekondigd door den uitgever C. A. Vieweg, in de Nijm. Courant van 9 April 1834, „in een netten omslag met het wapen der stad". De zes plaatjes, goede lithographietjes, hangen, zonder text, in de leeszaal der GemeenteBibliotheek. Bestier, J. Einc studienfahrt nach Nymwegen, veranstaltet vom Clevischen Altertumsverein, am '27 Septb 1903. Clever Kreisblatt, 30 Sept. 1903. DE BURCHT EN DE KAPELLEN. In de Betouw, J. Lotgevallen en eindelijke ondergang van den alom vermaarden burgt binnen Nymegen. Nym. z. j. 8°. Bijvoegsel tot de lotgevallen van den gewezen burcht te Nijmegen, betreffende de aloude capellen aldaar. Nijm. 1804. Hasselt, G. van, Bydragen voor den burg van Nymegen, tevens onder d'oude dieren daarvan, die auer-ox gegischt, wiens kop by den doorbraak des banddyks te Weurd in dit jaar aldaar te voorschyn kwam. Arnh. 1805, 8°. Schonck, E. J. B. Lotgevallen van Nijmeegens burgt, gezegd het Valkhof. Nijm. 1895, 8". [ ] Wandeling over het Valkhof, eersten October, 1N17. Nijm. 1817, 8°. Nijmeegsch Alzicht op den Hofberg, van ouds het Valkhof genaamd. Clemens, C. H. Het Valkhof in den herfst van 1838. Reuvens, C. J. C. De Kapellen op den Hofberg te Nijmegen. Westenberg en Reuvens' Antiquiteiten. D. II, bl. 122. Jonckers, R. H. Graadt, Gedachte bij de Heidensche Kapel op het Valkhof te Nijmegen. Geldersche Volksalmanak 1840. Oltmans, A. Beschrijving en archaeologisch onderzoek der achthoekige- en Romaansche kapellen op het Valkhof te Nijmegen. Bouwkundige Bijdragen uitgegeven door de Mü. van Bouwk. D. III, m. pl. — Decription de la chapelle carlovingienne et de la chapelle romane, restes du chateau de Nimègue. Recherches archéologiques. Amst. 1847, f". m. pl. Het Valkhof. Merkwaardige kasteelen van Nederland, door Mr. J. van Lennep en W. .T. Hofdijk. 2' serie, II. 1857, 8". Goossen, G. Het Valkenhof te Nijmegen. Geld. Volksalm. 1866. Kramm, C. De Romaansche kapel te Nijmegen. De Navorscher, 1866, bl. 72; 137. Scheers, J. H. A. Het Valkhof te Nijmegen. Beknopte beschrijving voor vreemdelingen bij een bezoek aan dit historisch wandelpark. Nijm. 1876, 12°. — Verbeterde en vermeerderde uitgave. Nijm. 1901, 12". m. pl. Vries, J. de, Beschouwing over de Karolingische kapel te Nijmegen. Met afb. Volksalm. voor 1883, ui tg. door de MJ. tot Nut van 't Algemeen. Feenstra Jr., P. Het Valkhof en zijn nieuwe brug. Eigen Haard, 1886, N°. 42. Plath, K. Nimwegen, ein Kaiserpalast Karl's des grossen, in den Niederlanden. Deutsche Rundschau, 21 Jahrg. H. I, 1895, s. 117. — — Het Valkhof te Nijmegen en de nieuwste opgravingen, met pl. Amst. 1898, 4Ü. Weve, J. J. Beoordeeling van bovenst, werk in de Katholiek, D. XCV. Schevichaven, H. D. J. van, Het Valkhof te Nijmegen. Nederl. Spectator, 1898, N°. 39. Bespreking van Dr. Plath's werk. — Dr. Plath's „Valkhof te Nijmegen". (Nadere bespreking.) P. Gr. N. C. 16 Oct. 1898. Hermann, Der Palast Kaiser Carls des Grossen zu Nymwegen, Bonn, Jahrb. LXXVII. s. 88, m. pl. Humann, G. Der Centralbau auf dem Valkenhofe, bei Nymwegen. Zeitschr. für christliche Kunst, 1892, N°. 9. — — Ist die Kapelle auf dem Valkenhove zu Nimwegen von Karl des Grossen erbaut ? Zeitschr. f. christl. Kunst 1896 N" 2 & 4. Weve, J. J. De Valkhof-Kapel te Nijmegen, naar aanleiding van de voorstellen tot restauratie van Dr. K. Plath. Overgedr. uit de Nieuwe Rott. Courant. De Barbarossa-ruïne op het Valkhof te Nijmegen. De Architect, 12°. jaarg. afl. 5 en 6 (1901), m. pl. Karei de Groote's paleiskapel op het Valkhof te Nijmegen. De Architect, 13" jaarg. afl. 1 (1902), m. pl. [Weve, J. J.] Verslag van de Commissie benoemd door den Gemeenteraad van Nijmegen, dd. 10 Aug. 1895, met opdracht om advies uit te brengen op welke wijze een eventueele restauratie van de Kapel op het Valkhof zou behooren te geschieden. Nijm. October 1895, 8°. Recensie van het Bouwkundig Weekblad, naar aanleiding van het rapport der Commissie van advies voor de restauratie der Carolingische Kapel. P. G. en N. Cr. 5 Dec. 1895. De gebouwen op het Valkhof. Verhandelingen van het 26' Taal- en Letterkundig Congres (1898). 2' afd. bl. 120. Plath, K. De restauratie der Karolingische Kapel op het Valkhof te Nijmegen, zijn vrienden in Nederland aangeboden. Overdruk uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Muller Fzn., S. Dr. Konrad Plath, het Valkhof te Nijmegen en de nieuwste opgravingen (Recencie) „Museum". Maandbl. voor geschied, en philol. Jan. 1899. Zie ook Polemiek tusschen de Oudheidkundige Commissie te Nijmegen en Mr. S. Muller Fzn. in de N. Rott. Ct. 26 en 31 Mei, 3, 5 en 6 Juni 1894. Nijm. Weekblad 3 Mei 1894. Boer, G. M. de, Het Valkhof te Nijmegen. Tijdschr. voor Geschied, en Volkenk. 1899. Bergh, L. Ph. C. van den, Chronologische naamlijst deiburggraven en richters van Nijmegen. Nijmeegsche Bijzonderheden. 1881. Deze lijst is ver van compleet. KufFeler, J. C. van der Mear van, De Nijmeegsche burggraven. Varia uit de Gesch. van Nijm. overgedrukt uit „de Gelderlander". Schevichaven, H. D. J. van, De Burggraaf. Bijdr. en Meded. der Ver. „Gelre" D. V. bl. 6<► en Bijlagen C. I—VI. Jonckers, R. H. Graadt, Verblijf van prins Willem den V op de burgt te Nijmegen, van 7 Nov. 1786 tot 23 Oct. 1787, bij den burggraaf Willem baron van Lynden, met bijvoeging van eigenhandige en onuitgegevene brieven van Z. H. aan den burggraaf. Nijm. 1847, 8\ Hogendorp, G. W. A. van, Reisje naar het Stadhouderlijk Hof te Nijmegen in 1787. Navorscher 1902, afl. 5. i A. C. W. van, Dagboek van eene reis naar Nijmegen in 1787. Bijdr. en Meded. der Ver. „Gelre". D. VII. Schevichaven, H. D. J. van, Willem V op den Burcht te Nijmegen. Penschetsen uit Nijmegens Verleden. D. II. 1901. W. G. v. R. [Roggen, W. Graadt van], Het Florabeeld op het Valkhof. P. G. en N. C. 27 Aug. 1905. KERKEN EN KLOOSTERS. In de Betouw, J. Kerken en godsdienstige gestichten te Nymegen. Nijm. z. j. 8°. Meijer, G. A. Katholiek Nijmegen. Historische Bijdrage voor de vereeniging Oppidum Batavorum. Nijm. 1904 en 1905. Bevat een geschiedkundig overzicht der kerken, kloosters en godshuizen. Schutjes, L. H. C. Kerkelijke Geschiedenis van liet bisdom 's Hertogenbosch. Nijmegen D. V. bl. 231. Dckmaat Nijmegen (van af 1672) D. III bl. 30. Schevichaven, H. D. J. van, St. Geertruidsbergje en -kerk. Penschetsen. D. I. 1898. — De St. Stephenskerk te Nijmegen. Nijm. 1900, 8". m. pl. Bergh, L. Ph. C. van den, De reliquien der collegiale kerk van St. Stephen te Nijmegen. Kist en Royaards Archief van Kerk. Gesch. D XIV. bl. 283 en Nijmeegsche Bijzonderheden, bl. 23. Jonckers, R. H. Graadt, De graftombe der moeder van den laatsten Hertog van Gelderland. Geld. Volksalm. 1844. Scheltema, P. H. De St. Stevenskerk te Nijmegen (Grafmonument van Catharina van Bourbon). De Opmerker. 14 Sept. 1895 m. pk [Schevichaven, H. D. J. van], De gedenkplaat ter eere van Adolf, graaf van Nassau, in de Stephenskerk te Nijmegen, aangebracht 7 Maart 1901. Nijm. 8°. m. pl. (Niet in den handel). Poll, W. van de, Het grafmonument van Marten Schenck in de St. Stephenskerk te Nijmegen. Geld. Volksalm. 1902 m.pl. Voor een andere zienswijze betr. de begraafplaats van M. Schenck, zie van Schevichaven's St. Stephenskerk bl. 74 en Penschetsen D. II, bl.22ö! Stoppendaal Pz., L. Lierzang ter inwijinge van het nieuwe gebouwde orgel in de Groote- of St. Stevenskerk te Nijmegen. Middelb. en Nijm. 1776, 8°. Beijen, P. Het orgel in de St. Stephanus- of Grote Kerk te Nijmegen, alsmede het orgel in de Walsche Kerk Nijm 1782, 8°. Beschrijving van het orgel in de St. Stefanuskerk te Nijmegen, benevens programma der orgel-bespeling bij gelegenheid van zijn honderdjarig bestaan, op Vrijdag 15 Sept. 1876, Nijm. 8°. Nijhoff, P. De blok (in de Stephenskerk) te Nijmegen. Bijdr. Vaderl. Geschied- en Oudheidk. D VII. bl. 236. Poll, W van de, Het blok in het archief te Nijmegen. Geld. Volksalm. 1884. Schevichaven, H. D. J. van, De blok. St. Stephenskerk, bl. 178. Weve, J. J. Nijmegen en de Nijmeegsche torenspits: Bouwk. Weekblad. 18 Oct. 1888, m. pl. De geschiedenis van de geboorte, het laatste lijden, sterven, de begraving, opstanding, benevens de hemelvaart van onzen heer Jezus Christus, en van het daarop volgende Pinksterfeest, zooals dezelve gepredikt wordt in de Nederduitsche hervormde Christelijke gemeente te Nijmegen. Nijm. 1881, 12°. Het zoogenaamde Passieboekje. Vorsterman van oyen, A. A. De oude kerkregisters in ons Uind. 's Gravenh. 1892. gr. 8°. (alphabetisch gerangschikt). Zie aldaar Nijmegen. Het Hospitaal ilev Johctunitev Ridderovtle, zie lager onder Pamfletten en strijdschriften. Meijer, G. A. Dominicanerklooster en statie te Nijmegen. Eene bijdrage tot de geschiedenis van Nijmegens Katholieken. Nijm. 1892 8". m. pl. Meijer, G. A. De Dominicanen te Nijmegen, uitgegeven ter gelegenheid van het zesde eeuwgetij hunner vestiging te dezer stede, 1292—1892. Nijm. 1892, 8°. Schevichaven, H. D. J. van, De Mariënburgsche Kerk. P.G. N. C. 11 Maart 1900. Meijer, G. A. Iets naders over den Mariënburg. De Gelderlander, 25 Maart 1900. R[ieber], De Kerk van het voormalig Klooster Mariënburg, te Nijmegen. Bouwk. Weekblad, 9 Juni 1901 m. pl. Schevichaven, H. D. J. van, Het Gybenklooster en het Observantenklooster. Penschetsen uit Nijm. Verleden D. I. Iets over het voormalige klooster der Tertiarissen van den H. Franciscus te Nijmegen. De Godsdienstvriend, tijdschr. voor Katholieken 1859 D. LXXXII. Iets over het voormalig klooster der Minrebroeders Observanten te Nijmegen. De Godsdienstvriend. D. LXXXIV. Programma der feestelijkheden bij gelegenheid der inwijding van het nieuwe orgel in de kerk van den H. Franciscus, te Nijmegen, op Zondag 23 Dec. 1900. Benevens de tekst der uit te voeren werken. Regulierenklooster. Hertog Karei vergunt het te Nijmegen gevestigde Regulierenklooster om land aan te koopen, ten einde meer personen te kunnen onderhouden en hun koor te vullen. (8 Juli 1531). Nijhoff, Gedenkw. uit de Geschied, van Gelderl. VI, N°. 1647. Kindermoord gepleegd in het klooster Bethlehem te Nijmegen. Kist en Roijaards, Kerkel. Archief. V. S. D. IV. Schevichaven, H. D. J. van, De Augustijnenkerk in de Begijnengas. Penschetsen D. III. De Eenigheid. Penschetsen. D. II. Spronkshuis. Penschetsen. D. I. FJament, A. J. A. Lijst der burgers van Nijmegen, die in 1572 aan het Eerw. Kapittel van St. Stephanus en den magistraat aldaar een verzoekschrift richtten, om twee paters der sociëteit van Jesus toe te laten. Miscellanea Limburgensia, 36" jrg. 1900. 3 iMijmegen en de Jezuïeten in looo. Nijhoff's Bijdragen. D. IX. IHenriët, A]. De Jezuieten en hunne kerken te Nijmegen. Geschiedk. schets „de Gelderlander" Juni 1894. Het Nieuwe hoogaltaar in de St. Ignatius kerk te Nijmegen. Gelderl. 20 Jan. 1901. Heijnen, F. Het overhuifd hoog-altaar der St. Ignatiuskerk te Nijmegen. De Katholiek, godsdienstig maandschr. 1870. D. LVIII. en Arnh. 1896, 8°. J. W. De nieuwe St. Ignatiuskerk te Nijmegen. De Gelderlander, 29 Sept. 1896. Guyot, P. C. G. Bijdrage tot de kennis van het Fraterhuis te Nijmegen. Nijhoff's Bijdragen. D. VI. 1°. S. Bergh, L. Ph. C. van den, Het Fraterhuis te Nijmegen. Nijmeegsche Bijzonderheden, bl. 44. Waalsche Kerk. Geschiedenis van de Waalsche Kerk te Nijmegen. De Navorscher 1870, bl. 436; 1871, bl. 162. Quack, J. W. C. Brief van de Waalsche Kerkenraad te Nijmegen aan den Raad der Stad. Geld. Volksalm. 1894. bl.97. Pijnacker Hordijk, A. Cinq jours a Nimègue. Souvenir du deux-cent-cinquantième anniversaire de 1'église Wallonne de Nimègue. Nim. 1895. 8°. Guyot, P. C. G. Bijdragen tot de geschiedenis der Doopsgezinden te Nijmegen. Mede in zich bevattende de geschiedenis der vestiging te Nijmegen van de thans nog aldaar bestaande Doopsgezinde gemeente. Nijm. 1845. 8U. Kuffeler, J. C. F. van der Meer van, De Luthersche gemeente te Nijmegen. Archief voorNederl.Kerkgeschied. D. IV. 3' afl. Laatste berigt aangaande de voorgevalle troubles bij de Luytersche gemeente te Nymegen, met bygevoegde stukken en bewyzen ter ontdekking der waerheyd. Door een goed vriend van de heer Martfieldt. Met zijn Ed: bewilliging in 't ligt gegeven. Nym. 1754. 4°. 84 bl. Danck-Rede bey gelegenheit des jubel-festes welches die der unveriinderten augsburgischen confession zugethane evangelische gemeine in Nimwegen, wegen des vor hundert jahren bestiitigten freyen religions-nebung und bezitznemung ihrer Kirche, am 14 September 1770 feyerte, vor einer zalhreichen versammlung ausgesprochen von Christoph Friedrich Hesse, predigern bey selbiger Geineine. Cleve, z. j. 4°. 30 blz. Ontroofde eer verdedigt, of onpartijdig en waarachtig verhaal nopens het voorgevallene te Nymegen, tusschen vyf van den Luterschen Kerkenraad en derzelver gemeente, over het onwettig beroep van den predikant R" door deze vyf uit den Kerkenraad. Nevens de daarop gevolgde magistraats resolutie, waarbij dat beroep vernietigt en de gemeente het regt van medestemmen is toegewezen, volgens oud gebruik. Verders de onverantwoordelijke handelwyse van die Kerkenraad gehouden omtrent Dom. Grimmer. Met de bygevoegde requeste en magistraats resolutie. Door een liefhebber der waarheid in 't licht gebragt. z. j. en pl. (1776) 12°. Het hierin besproken geschil was ontstaan uit het beroep door den breeden kerkenraad van Ds. Reisig, uit Breda, terwijl de contribuanten Ds. Grimmer wenschten. Dit was de vierde maal dat hier een beroep gedaan werd, in strijd met de ordonnantie van 1748. Dieperinck, A. J. Verslag uitgesproken bij de viering van het tweede eeuwfeest der Evangelisch Lutersche Kerk te Nijmegen. 14 Sept. 1870. Nym. 1870, 8°. Guyot, P. C. G. Joden te Nijmegen en het oude Joden kerkhof aldaar. NijhofFs Bijdr. 1". S. D. IV. Bergh, L. Ph. C. van den, De Joden. Nijm. Bijzonderh. bl. 37. Schevichaven, H. D. J. van, Iets over de Joden te Nijmegen. Penschetsen. D. II. Guyot, P. C. G. Billijkheid in acht genomen jegens de Joden, die tengevolge van Keizer Kareis plakaat van den 20 Jan. 1545 Nijmegen hadden moeten verlaten.Nijhoff's Bijdr.D.IV. Leer, W. van, Een en ander over het „Jiddisch" protocolboek der Israëlitische gemeente te Nijmegen; met facsimile van het schrift. Bijdr. en meded. der Ver. Gelre D. IV. Hetzelfde onderwerp in het Verslag eener lezing gehouden op de jaarl. algem. vergad. der Alliance Israélite universelle, gehouden te Nijmegen 8 Juli 1Ü00. Weekblad voor Israëlitische huisgezinnen, 13 Juli 1900. DE APOSTOLISCHE SCHOOL EN DE QUARTIERLIJKE ACADEMIE. [Betouw, J. in de], Quartierlyke Academie en Apostolische of Latynsche school te Nymegen. z.j. of pl. 8°. Kan, J. B. Geschiedenis der Apostolische school te Nijmegen. le stuk (niet verder vervolgd). Tijdschr. voor de gymn. en H. B. Scholen. 1865. Oud maar niet verouderd. Rede geh. 31 Maart 1869, bij gelegenheid van het 325 jarig bestaan der Apost. school, thans het gymnasium te Nijmegen. Utrecht 1869, 8°. Schevichaven, H. D. J. van, Een en ander aangaande de Latijnsche school. Penschetsen D. II. Aarssen, A. Een Nijmeegsch schoolcontract (1573), met inleiding en aanteekeningen. Geld. Volksalm. 1873. Ontleend aan Arkstee Oude Hoofdst. der Batav. 1788, bl. 276. Schevichaven, H. D. J. van, Reglement van de Apostolische school te Nijmegen 1601. Nijm. 1894, 8°. Herdruk van een eenig exemplaar, berustende in de bibl. van het British Museum te London. Instructie waer nae den rector ende alle de meesters der Latynsche schoole deser stadt respectivelick soo in 't regeren als onder-wysen harer discipulen sich sullen hebben te reguleeren. Nym. 1648, 16 blz. goth. letter. Ampliatie op de instructie ofte ordonnantie by een eerbaer raedt deser stadt over het regeren ende institueren der discipulen de Latijnsche schole frequenteerende, ghestatueert ende ge-emaneert. z. pl. of j. 4 bl. goth. lett. Schonck, E. J. B. (rector der Lat. school te Nijm.) Eeuw-zang uitgesproken by gelegenheid van eene gewoone win terpromotie der Latynsche schooljeugd. 10 Febr. 1801. Nym. 1801. 8°. Cantate met welkers uitvoering het zanggezelschap onder de zinspreuk „Tot Vermaak en Stigting" verzocht is de aanstaande promotie der Latynsche schooljeugd te vereeren. Nym. 1806, 8°. Toespraken gehouden bij de opening van het [nieuwe] gymnasium te Nijmegen. Nijm. 6 Sept. 1881. 8°. Roukens, Th. L. Theodori Leonardi Roukens, Neomagi, juris utriusque tam nat. quam civ. studiosi, oratio de Academia Noviomagensi, publice dicta in templo academiae Groningo-Omlandicae. A. D. 20 mens. Septembr. MDCCLXIX. Gron. 1769. 4". Bouman, H. Nymegen's gymnasium en hoogeschool(passMn). Geseh. van de voorm. Geld. Hoogesch. I, bl. 148—150; 155—270; II, 133—134; 639 ; 646; 650. P.N. (P. Nyhoff). De Academie te Nijmegen. Geld. Volksalm. 1864. Kuffeler, J. C. F. van der Meer van, De voormalige Illustre school en Academie te Nijmegen. Tijdspiegel, 1890. Rogge, Y. H. De Academie te Nijmegen. Oud Holland, 1900. 3® afl. Nahuys, M. Afbeelding en beschrijving van de groote zilveren gedenkpenning geslagen ter herinnering aan de oprichting der Illustre school in 1665; in Medailles et jetons inédits relatifs a 1'histoire des dix-sept anciennes provinces, p. 54, N". XLI Bruxelles. 1873. 8'. Revue de la numismatique Belg T. IV, 5m'. serie. Theses. Een collectie van 17 Exercitia Pandectarum, verdedigd door studenten aan de Nijmeegsche Illustre-school, 1658—61. Noviom. 12°. De studenten waren van Weideren, van Santvoort, twee Nys (uit Kleef), Wyntjes, twee Ryff (uit Kleef), de Haert, van Heert (uit den Bosch), twee Cuperus, Breull, Tamelinck (uit Doesburg) Vos, Rensen, House (uit Deventer). In mijn bezit. Denkelijk uniek exemplaar. GESTICHTEN EN GEBOUWEN. Dr. S. (J. H. A. Scheers). Het Raadhuis te Nijmegen. Nijm. Nieuwsbode 19 Maart 1878. Poll, W. van de, Het Stadhuis te Nijmegen. Huisvriend. 1885, met pl. Schevichaven, H. D. J. van, Het Stadhuis van Nijmegen. Nijm. 1903, 8". De Raadzaal ten stadhuize gerestaureerd in 1897, kl. 8°. overdruk uit P. G. N. C. Poll, W. van de, Het blok en het archief te Nijmegen. Geld. Volksalm. 1885. Schevichaven, H. D. J. van, Het Nijmeegsche Raadsel en de eerste politieagenten. Pensehetsen. D. I. Rutgers, C. P. L. De Oudheid van het zoogenaamde NijmeegscheRaadsel.Bijdr.cn meded. derVer. „Gelre". D. VII. Schevichaven, H. D. J. van, De Klok in de voorzaal van het Raadhuis. Pensehetsen D. I. Keizer Karei en zijn klok. Pensehetsen. D. I. Spronckshuis en het eerste Weeshuis. Pensehetsen. D. I. Besluiten, verslagen, enz. betrekkelijk de godshuizen te Nijmegen, opgemaakt door burgemeester en wethouders der gemeente Nijmegen, 29 April 1856. z. j. of pl. IHaverkamp C. C.] Geschiedkundig verslag der voornaamste bijzonderheden, rakende de tegenwoordige weeshuizen, binnen de stad Nijmegen. Nijm. 1838, 8°. Noviomagus. Verzameling eener Geschiedenis met (sic) de beide Weeshuizen te Nijmegen, in de eerste helft der 19e eeuw, z. j. of pl. (1844) 8°. [Nijhoff, P.] Schets der lotgevallen van het voormalig burgerkinderen Weeshuis en arme-kinderenhuis, nuProtestantsch kinderen weeshuis en Roomsch-Katholiek weeshuis; uitg. bij de viering van 300 jarig bestaan van het eerstgenoemde gesticht, op den 1 Mei 1860. Nijm. 1860. m. pl. 8°. IRanitz, S. M. S. de], Herinnering aan de feestviering in de beide weeshuizen te Nijmegen, op den le Mei 1860. Nijm. 1860, 8". [Nijhoff, P.] Eenige schetsen uit de huishouding van een Geldersch armengesticht te Nijmegen. Geld. Volksalm. 1861. (Het Weeshuis). Verordening op het beheer en bestuur der beide Weeshuizen te Nijmegen. Nijm, 1875. 8°. Nispen tot Sevenaer, O. van, De Weeshuis-quaestie te Nijmegen. Nijm. (1901) 89 bl. 8°. [Scheers van Harencarspel, R.| Het oud burgeren gasthuis te Nijmegen, een stedelijk gesticht en het eigendom der burgelijke gemeente 1836, 8°. Tweede Druk. Nijm. 1867. [Haverkamp, C. C.] Geschiedkundig verslag nopens den oorsprong de instelling en het beheer van het gesticht, het Oud Burgeren Gasthuis. Nijm. 1838, 8°. Voorstel van den heer Mr. A. F. C. van Trojen, nopens het Oud burgeren gasthuis, gedaan in de vergadering van den 5 April 1867, met rapport van de raadscommissie van 30 Dec. 1867. 8°. Verordening op het beheer en bestuur van het gasthuis, binnen de gemeente Nijmegen. Nijm. 1868, 8°. Bijleveld, F. C. Iets over het oud-burgeren gasthuis te Nijmegen. Nijm. 1871, 8". Onderzoek naar de bestemming van het oud-burger gasthuis, door de meerderheid der Commissie aan den Raad uitgebracht, IS Febr. 1872. Nijm. 1872, 8°. Verslag van de minderheid der commissie, in zake oudburgeren gasthuis te Nijmegen. Nijm. 1872, 8°. Nader verslag van de meerderheid der commissie, 14 Maart 1872. Nijm. 1872. 8°. van de minderheid, 22 Maart 1872. 8°. Arrest van het Provinciaal Geregtshof van Gelderland, van den 12 Junij 1872. Nijm. 1872, 8°. — — van den Hoogen Raad der Nederlanden van den 27 Junij 1872. Nijm. 1873, 8". Voorstel van den Burgemeester, voorzitter van den Raad der gemeente Nijmegen, gedaan in zijne openbare vergadering van den 25 Julij 1873. Nijm. 1873. 8°. Rapport der raads-commissie benoemd in de vergadering van den Gemeenteraad te Nijmegen, op den 8 Augustus 1873. 8". Extract uit het raadsignaat der stad Nijmegen over den jare 1739. Pabst van Bingerden, J. M. van, De Gasthuis-kwestie te Nijmegen. Nijm. 1873. 8°. [Bijleveld, F. C.] Het oud-burgeren gasthuis, gelegen aan de Molenstraat te Nijmegen (I) Nijm. 1873. 8". Het oud-burgeren gasthuis, aan de Molenstraat, te Nijmegen (II) Nijm. 1874, 8". Oud-burgers buiten de stad Nijmegen wonende, kunnen niet door het Oud-burgeren gasthuis bedeeld worden. Arrest van het Provinciaal Geregtshof van Gelderland van den 14 April 1875, 8°. Roggen, M. A. van, Open brief over de Nijmeegsche gasthuis-quaestie. Nijm. 1876. 8°. Pleidooien voor de rechtbank der openbare meening, in zake de laatste benoeming van een regent van het oud-burgeren gasthuis te Nijmegen. Nieuwe Rott. Cour. 1890. Pabst van Bingerden, M. J. Inventaris van het oud archief van het oud-burger gasthuis. Nijm. 1871, 8F. Schevichaven, H. D. J. van, Het Oud-Burger gasthuis in de 17e eeuw (reglement enz.). P. G. N. C. 3 Dec. 1905. Rapport van heeren Burgemeesteren en rekenmeesteren van 27 December 1737 en raadsbesluit van 14 Augustus 1739, betreffende de godshuizen binnen Nijmegen. Uitgegeven onder toezicht van Mr. J. F. Bijleveld, te Arnhem. Nijm. 1875. Pabst van Bingerden, J. M. en Bijleveld, J. F. Geschiedenis van het te Nijmegen bestaan hebbende „Oude Mannenen Vrouwenhuis," op den hoek van de Papengas en de tegenwoordige Oude Haven [thans kazerne der Kol. Reserve]. Nijm. 1875, 8°. Ordonnantie van 't Oudt-Manhuys binnen der stadt Nijmegen, waer nae alle oude-mans ende vrouw persoonen die sich in 't selve huys willen begeven ende cost ende dranck, sampt vuyr ende licht haer leven lanck genieten, sich hebben te reguleren. Nieu-megen, 1650, 4°. 8 blz Goth. letter. Voogt, W. J. de, Bijdragen voor de geschiedenis van de Munt der stad Nijmegen. Nijhoff's Bijdragen N. R. D. IV en V. Monnaieg impériales frappées aNimègue. Revue de la Numismatique beige. T. V. Brux. 1867. m. pl. Bijdragen tot de numismatiek van Gelderland (o.m. opgave van munten te Nijmegen geslagen). Arnh. 1867. 8". m. pl. Chijs, J. A. van der, De Munten der voormalige heeren en steden van Gelderland, van de vroegste tijden tot aan de Pacificatie van Gend. Haarl. 1853. 8°. Piot, Monnaies de Charles le Téméraire frappées a Nimègue. Revue de la Numism. beige 2e S. 1853 Roye van Wichen, A. J. B. de, Eenige middeleeuwsche munten, noodmunten en zeldzame penningen. Nijm. 1847, met afb. 8°. Op bl. 7 twee zeldzame Nijm. munten die niet in het Gem. Museum voorkomen. La Gazette Numismatique, 2e ann. N 1. 1897. Op bl. 8 afbeelding en beschrijving van een gouden Merovingischen solidus, bij Nijmegen gevonden. Opschrift NI( IMAGO. Guyot, P. C. G. Advys in 1563 uitgebragt door de regtsgeleerde faculteit van Leuven, nopens het Muntregt deistad Nijmegen. Nijhoff's Bijdr. D. VII. Verklaring van het verschijnsel dat de stad Nijmegen in 1567 muntlid werd van de Westfaalscheen Nederrijnsche Kreitzen, gevolgd van eenige regels ten betooge, dat in het laatst der 15e, en verder in de 16e eeuw binnen Nijmegen te gelijkertijd tweeërlei muntgeregtigheid werd uitgeoefend. Nijholf's Bijdr. D. IV. Schevichaven, H. D. J. van, Over eenige oude Nijmeegsche muntnamen. P. G. en N. C. 9 Dec. 1894. Kort en waerachtich verhael van 't geene eenige tijt herwaarts is voorgevallen, ontrent het gaen der rijcksmunte binnen de stadt van Nvmegen 23 May 1704. Onderteekend H. Moorrees c. a. Met documenten A tot T. Aen d'Edele en Aghtb. Heeren van de magistraet der stadt Nymegen. Brief van G. van Harn, muntmeester, door hem onderteekend 12 blz. 4". z. j. of n. Aen de Edele en Agtbare magistraet der stadt Nymegen. Nym. 1704 4°. 7 bl. (In zake G. van Harn.) Consideratien van den munt-meester Gerhard van Harn, over het concept-placaet tot het vorder billioneeren van den Nijmeegsen daelder, door de raden en generael-meesters van de Munt aen Haer Hoog Mog. overgeven den 1 July 1704, en ter vergaderingh van gemelte Haer Hoog Mog. gelezen den 2 dito door hem, munt-meester, aen d' heeren van de magistraet der stadt Nymegen gepraesenteert 12 bl. 4°. z. pl. of j. Met één bylage van 3 bl. 4°. Aen de meesteren ende boeckhouwers van ampten ende gildens, sampt de goede borgerye en de ingezetenen deser loffelycken vrye rycx-stadt Nymegen. 4°. Met docu- men ten tot de voorstaende deductie 11 blz. Protest van Van Harn. Sententie by de Ed. Mog: heeren raden van Staten der Vereenigde Nederlanden, gearresteert tegens Gerhard van Harn, muntmeester tot Nymegen, den 20 Febr. 1709. 's Gravenh. 1708, 4°. 8 blz. Goth. lett. Deductie van 't geene voorgevallen is voor, in, en nae de executie in de persoon en goederen van Gerhard van Harn, raadt ende muntmeester der stadt Nijmegen, onder de onredelyke en genoegsaem geweldadige conduite van Thomas Pels, borgemeester der stadt Nymegen. (Handschriftelijk onderteekend 16 Dec. 1709 G. van Horn) 15 blz. Bijlagen A tot F. 9 blz. Aan die Hoogh Mogende Heeren Staten des furstendoms Gelre ende graefschap Zutphen. Nym. (1710) 4°. 46 blz. Protest van den magistraat van Nijmegen tegen de sententie van het Hof, in het proces tusschen de stadt en den muntmeester G. van Harn. (1710) 4". Schevichaven, H. D. J. van, Onsser stadt Vleyshuyss. Pen schetsen, D. II. Weve, J. J. De Waag te Nijmegen. Afbeelding van bestaande oude gebouwen, uitg. door de Mij. tot Bevord. der Bouwk. 1895 pl. n". 181, 182. Snetius, J. Triga poetarum P. Virgilius Maro, P. Papinius Statius, D. Magnus Ausonius ad Belvedere, amoenissimain Noviomagensium speculam, a S. P. Q. Noviomagense, Coss. Theod. a Weideren, D. in Leeuwenberg et D. Wi'helmo a Hoeckelum instauratam, deducti a Joh. Smith, P, E. Noviomag. Noviom. 1646, 4°. Deze lofzang is geheel samengesteld uit regels en gedeelten van regels ontleend aan de werken der drie genoemde dichters. Someren, J. van, Op het Bel-Videre der stadt Nijmegen. Uyt-spanningh der Vernuften. Nym. 1660, 4°. blz. 265. Vertaling van zes Latijnsche epigrammen door Kaspar van Baerle ter eere van de Belvedere gemaakt. Met den Latijnschen tekst. Poll, W. van de, De Belvedere te Nijmegen. Geld. Volksalm. 189C. Neijboer, G. A. De Belvedere-toren te Nijmegen, overgedrukt uit De Gelderlander. Essen, H. van, De Kraan te Nijmegen, na den ijsgang van 1838. Geld. Volksalm. 1840. Schevichaven, H. D. J. van, De Place-Royale. Penschetsen. D. I. [Hallo, F. J.] Gedenkstuk wegens den bouw van het Kasteel Bat-Ouwe-Zate, deszelfs ligging en bouworde. Nijm. 1860, 4". M. pl. Thans het pensionnaat Marienburg, boven aan den Lindenberg. Het nieuwe Stationsgebouw te Nijmegen, P. G. N. C. 7 Aug. 1894. Het Nieuwe Protestantsche Ziekenhuis. Bazarblad ten bate van het N. P. Z. bij de inwijding van dat gesticht. 25 April 1895. fol. m. afb. Heusden, A. van, Het Gemeentelijke Slachthuis. De Gelderlander 80 Maart 1900; P. G. N. C. 1 April 1900. De Nijmeegsche Ambachtschool. Gelderlander 6 Oct. 1901 met afb. Het Canisius College der Eerw. Paters Jezuieten. Gelderlander 1 Juli 1900 met afb. DE WALLEN EN DE ONTMANTELING. Schönstedt, W. C. de Wallen van Nijmegen, Nijm. 1869 8°. met schetsplannen. Scheers, J. H. A. Iets over de verdedigingswerken van Nijmegen. Nijmeeg. Nieuwsbode, Maart 1878. Schevichaven, H. D. J. van, De oude verdedigingstorens. Penschetsen D. I. — De Egmondstoren. Penschetsen D. II. Onze oude poorten. Penschetsen D. I. De Boddelpoort. Penschetsen D. II. Stuers, V. de, De Boddelpoort te Nijmegen. Eigen Haard, 27 Oct. 1900. Buren, J. Huf van, IJ. A. Heuff Azn.] De Boddelpoort te Nijmegen. Nieuwe Rott. Cour. 11 Oct. 1900. Schevichaven, H. D. J. van, Nymegens Weerbaarheid in de Middeleeuwen. Penschetsen D. II. Een brokje onderaardsch Nijmegen. (Overblijfselen van een poort, enz. op de Houtmarkt, opgegraven P. G. N. C. 15 Oct. 1898. Brugghen, J. J. L. van der, Iets over Nijmegen als vesting. Nijm. 1852, 8". Troostrede aan het oude Nijmegen. Nijm. 1881, 8°. Verzoekschrift om ontheffing der vesting, ingediend aan Z. M. den Koning, aangeboden aan de Tweede Kamer der Staten Generaal, April 1852. Ingezonden stuk tegen het indienen van bovenstaand verzoekschrift, 14 April 1852. Opgesteld door Mr. W. Francken NGz. Tweede verzoekschrift aan Z. M. den Koning, om opheffing enz. 26 Juli 1856. Heydenrijck, C. J. A. Nijmegen als vesting of bruggenhoofd; uitbreiding der stad. 'sGravenhage 1867, 8°. Stieltjes, F. J. De noodzakelijkheid van de slooping der vestingwerken van Nijmegen nader aangetoond. 'sGravenh. 1868, 8". - — Is het slechten der vestingwerken van Nijme¬ gen in het belang van 's Lands verdediging noodig? Toestemmend beantwoord. Nijm. 1868, 8°. Adres aan de Tweede Kamer der Staten Generaal. Betoog der noodzakelijkheid van de slooping der vestingwerken. Nijmeeg. Nieuwsb. 12 Juni 1863. Stieltjes en onze vesting. Nijmeeg. Nieuwsb. 16 Juni 1868. Instemming met het adres van Stieltjes. Voorduijn, A. J. Moeten de vestingwerken van Nijmegen tot een bruggenhoofd uitgebreid, of gesloopt worden? Milit. Spectator 1869. Henckel, J. C. C. Een woord van pas. Gedachten over de versterking van Nijmegen. Nijin. 1870, 8". Vox Populi, De Onverantwoordelijkheid van het behoud der vestingwerken van Nijmegen. 'sGravenh. 1870, 8". Adres aan de Tweede Kamer, betr. de slooping enz. Decemb. 1872. Dit adres werd door 1431 personen onderteekend. Bijleveld, J. F. Iets over de Nijineegsche vestinggronden, naar aanleiding van de door Z. E. den Minister van Finantiën_ op 2 Mei 1877, in de Tweede Kamer en op 26 Mei 1877 in de Eerste Kamer der Staten Generaal uitgesprokene redevoeringen, bij de behandeling van het wetsontwerp tot bekrachtiging van den onderhandschen verkoop aan de Gemeente Nijmegen, van een perceel voormaligen vestinggrond aldaar. Arnh. 1877, 8°. NIJMEEGSCHE GESCHIEDENIS. Scheltema, J. Opmerkelijke bewaring van Nijmegen in 1622. Geschiedk. en Letterk. Maandschr. III. Smetius, J. Chronyck van de stadt der Batavieren: waer in (nevens de beschryving van Nymegen) de eerste oorspronck van dese landen, de achtbare oudtheydt van dese stadt, de voortreflickheyt van haere privilegien en de voornaemste geschiedenissen van de voorige eeuwen kortelick vertoont worden. Nym. z. j. 12°. In 16G7 ontving Smetius, blijkens het sted. rekenboek, 150 gl. »voor de dedicatie van seeckere Cronyk van de oude stadt der Batavieren, met presentatie van eenige exemplaren." Bovenstaand werkje evenwel moet uitgegeven zijn na 1678, aangezien op blz. 53 de Antiquitates Neomagenses aangehaald worden, die in genoemd jaar het licht zagen. — Chronyck van de stad der Batavieren, waer in nevens de beschrijving van Nijmegen, de eerste oorsprong van deze landen, de grijze oudheid dezer stad, de voortreffelijkheid van haare vrijheden en voorrechten, en de gedenkwaardigste gebeurtenissen, van de vroegste tijden af, kortelijk aangetoond worden. Uit de eigenhandige aanteekeningen verbeterd en vermeerderd, voorts vervolgd tot den jaare CIOIOCCLXXXIV [door J. in de Betouw]. [Betouw, J. in del, Vervolg der Kronijk van Nijmegen tot den jare 1818, 8".' Scheers, J. H. A. Bijvoegsel tot de Kronyck van Nijmegen, van 5 Oct. 1794 tot 29 Dec. 1853. Nijm. Nieuwsbode. Schevichaven, H. D. J. van, Tweede vervolg der Kronijk van Nymegen, tot en met den jare 1900. Nijm. 1901, 8°. Bergh, L. Ph. C. van den, Nalezing op de Kronijck [1266— 1604]. Nijmeegsche Bijzonderheden 1881. Lummel, A. B. van, Noviomagum, Herinneringen van Nijmegens geschiedenis. Nijm. (1883) 8". Kuffeler, J. I. F. van der Meer van, Varia uit de geschiedenis van Nijmegen. Overgedrukt uit de Gelderlander, 1895. [Betouw, J. in de], Handvesten en onuitgegeevene charters behoorende tot de beschrijving en chronyck van Nijmegen en vervattende eenige der aldaar vermelde voortreffelijke vrijheden en voorrechten, door de Roomsch Keiseren en Koningen, mitsgaders heeren, graaven, hertogen, enz. aan de stad en burgerije van Nijmegen verleend: met een lyst van handvesten en gunstbrieven door de Frankische Koningen en Roomsch Keiseren gegeeven op den Burg op het Valkhof te Nijmegen; en van eenige aldaar voorgevallene en door hun verhandelde zaaken. Nijm. z. j. 8°. [ ] Vervolg der handvesten van Nijmegen, en andere onuitgegeevene charters, bij de opening van den Blok ontdekt; met een bijvoegsel betrekkelijk tot de convents- of algemeene landdagen door de Frankische Koningen en door de Duitsche Keiseren gehouden te Nijmegen. Nijm. 1789, 8°. [ ] Annales Noviomagi oppidi olim Bata- vorum, hodie primarie Gelrorum civitatis. Noviom. 1790,8°. [ ] Byvoegsel [van 1420—1592] tot de Annales en chronijk van Nijmegen, uit de Rekenboeken en Guedesdagboeken. N\jm. 1792. 8'. Schevichaven, H. D. J. van, Vraagstukken uit de geschiedenis van Nijmegen's voortijd, Bijdr. en meded. van „Gelre". D. IX. [Bergh, L. Ph. C. van den], Iets over Nijmegen vóór de verpanding aan Gelderland. Nijm. 1840. 8". Schevichaven, H. D. J. van, Nijmegen in de latere middeleeuwen. Penschetsen. D. II. Goeyaerts, D. Twee reiffereynen van Nymmeghen. Bijdragen en „Meded. van „Gelre" D. IV. Op de gevangenname door de Nijmegenaars van Frederik van IJselstein en Willem van Boxmeer, zonen van Willem van Egmond, 21 April 1478. Schevichaven, H. D. J. van, Een paar bladzijden uit het vorstenleven in de 16" eeuw. (Karei van Egmond te Nijmegen). Penschetsen. D. III. Nijmegen en Karei van Egmond. Bijdr. en meded. van „Gelre" D. IV. Nijmegen en zijn krijgstoerustingen onder Willem van Gulik (1538—1541). Bijdr. en meded. van „Gelre". D. VII. Guyot, P. C. G. De eerbewijzing in 1546 te Nijmegen aan Keizer Karei V betoond, en diens eerbiediging van een • der privilegien dier Stad. Geld. Volksalm. 1850. Scheers, J. H. A. Blijde inkomst van Keizer Karei te Nijmegen, 1546. Oude Tijd 1874. Met uitreksels uit de rekenboeken en afbeeldsel eener kan, waarin de stads eerewijn geschonken werd. Six, R. C. en Aequooy, J. De Intocht van Keizer Karei V binnen Nijmegen, op 9 Pebr. 1546. Geschiedkundige aanteekingen tot toelichting der maskerade te houden door de leden van het Leidsche studentencorps, op 24 Juni 1890. Leid. 1890. 8°. met portr. van Karei V. Schevichaven, H. D. J. van, Prins, later koning Philips II, te Nijmegen, in 1549. Penschetsen II. Publicatie der godsdienstvrede te Nijmegen 1 Sept. 1566. Van Hasselt, Stukk. v. d. Vad. Historie D. I. bl. 84. Dit stuk verschilt eenigszins van de kopie in het oud-archief berustende in bundel K, waar o.a. de laatste paragraaf niet te vinden is. Over deze troebelen zie de Chronyk van Nijmegen (uitg. in de Betouw bl. 128—135). Publicatie, Vernieuwing van het bovenst.-verdrag. Wederdoopers uit de stad gebannen (21 Oct. 1566). Van Hasselt, Stukken I, bl. 108. Beeldstormerij. Briefwisseling van den Magistraat met Brimeu betr. het kon. plakkaat om „kerckenscheinders by een ygelick te laeten doodslaen". Van Hasselt. Stukken D. I, bl. 88—92. Forma des Eidts, so die inheimsche odir inwonende borgeren der stadt Nymegen doen sullen, die welcke begeren der Stat privilegien ende vryheden tho gebruicken ende tho genieten (22 Oct. 1566). Van Hasselt, Stukken, bl. 107. Indaging, namens den hertog van Alva, 13 Jan. 1568 van 40 Nijmegen aars, wegens deelname aan de beroerten in het najaar van 1566. Van Hasselt, Stukken I, blz. 220. Kondschappen ingewonnen betr. deelname aan de beroerten. Van Hasselt, Stukken I, bl. 287. Brief van Alva belangende den verkoop van 13 verbeurd verklaarde huizen in Nijmegen (13 Aug. 1573). Van Hasselt, Stukken II, 287. Bergh, L. Ph. C. van den, Brieven uit de vroegste geschiedenis van onzen oorlog tegen Spanje, uit de archieven van Nijmegen geput. (1568—1570). Mij. van Ned. Letterkunde. Werken D. VI. Schevichaven, H. D. J. van, Historische aanteekeningen van Diederick van der Voordt. (1566—1587). Bydr. en Meded. van „Gelre" D. I. Brieven betr. bewegingen om de religie, in en buiten de stad Nijmegen, in de 16' eeuw. Npoff's Bijdr. D. III, IV, V, VII, VIII. passim. Nyhoff, P. Geschil van Nijmegen met de heeren van Batenburg. Nijhoff's Bijdr. D. VII. Schevichaven, H. D. J. van, Alva te Nijmegen. Penschetsen, D. I. Even, E. van, Ontvangst van Marianne van Oostenrijk, vierde gade van Philips II te Nijmegen, den 14 Oogst, 1570. Dietsche Warande, D. II. Schevichaven, H. D. J. van, Ontvangst der bruid van Koning Philips II van Spanje te Nijmegen. Penschetsen D. I. Guyot, P. C. G. Aanmaningsbrieven om tot Spanje terug te keeren, gerigt aan de stad Nijmegen, in het laatst van 1584 en in het begin van 1585. Nyhoff 's Bijdr. D. VI. Tractaet gemaeckt tusschen den prince van Parma ende Plaisance, gouverneur lieutenant ende capitein generael van den landen van herwaarts over, in den naam van Con. Maiest. van Spaignien, als hertoghe van Gelre ende grave van Zutphen ter eenre ende die stadt van Nymeghen ter andere sijden. Den XV Aprilis MDLXXXV. De magistraat liet dit stuk te Rees drukken. In de bestelde 500 exemplaren kwamen enkele drukfouten voor, die in het exemplaar berustende in lade 8 van den Blok, ter Secretarie met de pen verbeterd, werden. Afdrukken van het tractaat vindt men bij Bor, Vad. Gescli. boek XX, bl. 564 en bij In de Betouw, Handvesten bl. 297. Hasselt, G. van, Brieven gewisseld tusschen Nijmegen met haar Spaansche bezetting en Arnhem, in 1587. Arnh. 1805, f°. Guyot, P. C. G. De sluiting van het tractaat waarbij de stad Nijmegen in 1585 terugkeerde onder de gehoorzaamheid des Konings van Spanje. Nyhoff's Bijdr. D. VI. — Lubbert Torck en de stad Nijmegen. Geld. Volksalm. 1853. Historia brevis rerum a Schenckio apud Noviomagenses, undecima Augusti gestarum; ex descriptione testis cujusdam oculati. Antwerp. 1589, 4°. Van dit zeldzame geschriftje bezitten de üniversiteits bibliotheek te Utrecht, en de Britisch Museum Library te London elk een exemplaar. Een herdruk zag het licht door de zorg van den heer A. A. Looiien, in 1880. Jesus! *.* Rerum a Martino Schenkio apud Neomagenseis XI Augusti a Chr. M. D. LXXXIX. gestarum brevis historia, olim quödam a teste oculatö descripta, nune juxta exemplar Antverpiense in Germania quoque, etiamnunc a tyrannis undique vehementer, proh! vexata, edita, curante Jo. Frederico Hekelio. Non opus multa in tyrannum vi unica saltem (saepissime) manu tactus ruit, immo ab optumis semper interit. Cygneae, M. DCLXXVI. 4°. Exemplaar in mijn bezit. Historia oder warhaffter Bericht was sich den 11 Augusti im 89 jar mit Martin Schencken zu Niimegen, in Geldern, zugetragen. Ingollstatt, 1589, 4°. Exemplaar in de Gemeente bibliotheek. Warhafftige Zeytung was sich begeben und zugetragen hat mit der Stadt Nimwegen und Martin Schaencken, 30 (sic) Aug. 1580. Lemga. 1589. 4°. Newe Zeytung: Kurtze History deren ding, so sich mit Martin Schenck den 21 September zu Newmagen in Niderlandt verlauffen haben. Anno 1589. Beschriben von einen augenscheinlichen Zeugen. 3 Damit du sehest (Christlicher Löser) das sich der Barmherzige Gott, Vatterlich gegen die seinigen verhalte, so habe ich dir nit verbergen wöllen, Wie das er Newlich ein scharpffe Rhüt, mit welcher er so vil Christen ein zeyt lang gestrafft, Auch letzlich zerbrochen und ins Fewer geworffen habe, derhalben dir zu Trost dise Schenckische Hystorj, Welche zuvor von einem Augenscheinlichen Zeugen inn Latein beschryben, unnd zu Antorff getruct, Auch in unser Hoch-teutschen sprach auszgehen lassen wöllen. Augspurg, 1589, kl. 4°. Exemplaar in de Rijks Universiteits bibl. te Leiden en in de Kon. bibl. te Munchen. Zeytung von Martin Schencken. Was sich zwiischen jm und der Stat Nimwegen hat zugetragen. Desgleichen auch, wie er im Warsser (sic) ertruncken und sein Leben geendet. Beschehen den 10 Augusti Anno 1589. Deszgleichen auch von (enz. inname en plundering van het vlek Grewer, 28 Aug. 1589) z. pl. 1589, 4°. 8 blz. houtsnede op den titel. Exemplaar in de Kon. bibl. 's Gravenhage. Poll, W. van de, Maarten Schenk-herinneringen, Geld. Volksalm. 1892. — — Het graf van Maarten Schenk, ziebov. bl. 16. Christiaan Huygens te Nijmegen. Haag- sche Jaarboekje 1897. Met portr. en facsimile zijner handteekening. Waerachtige Beschryvinghe vant belech ende overgevinghe des stadts van Nieumegen aen ende in handen van zijn Excellentie graeff Maurisvan Nassou, prince vanOraengien, etc. Leyden 1591, 8 bl. Met houtsnee op het titelblad. Een cort verhael: Vant beleg van Nimmeghen ende van Parijs, in Vranckrijck, het rechte flnael hoe dat in bey de steden ghestelt is, door 't spreken van twee personagien, waer van d' eerste is een borgher van Nimmegen, ende d'ander een Francoys, comende uit's Conincx leger voor Parijs. Delff, 1590, 8°. 8 blz. In dit zeldzame berijmde stukje vertelt een proteslanscli ingezetene van Nijmegen aan een Fransehman, de beleedigende behandeling die men te Nijmegen het lijk van Schenck had doen ondergaan, waardoor De fZLT h8^ t611 t00rn ^ PriDS MaUritS Verwerkt hadden- taZÏT. "" 0°,^en• h" ™ P"«J- Schevichaven H D. j. van, Het beleg van Nijmegen in 15J0—1591. Penschetsen II. Graadt j„nkers> R. Feestrede op Nijmegen door prins Maurits, gehouden op 20 Oct 1846 ter herinnering aan een tijdsverloop van 255 jaren. Nijm.' 1846, 8°. met portret van Maurits. L'Estat des troubles de Nimègue de 1'an 1617, jusques au mois de Novembre. Uit het archief van Hilten. Kroniek van het Hist. Genootsch. van Utr. D. XXVI 1870. Schevichaven H. D. J. van, Frederik Hendrik 'te Nijmegen in 1633. P. G. N. C. 14 Aug. 1898. Leeuw, H. Intocht van prins Frederik Hendrik met zijn leger binnen Nijmegen. 15 Oct. 1633. Afbeelding van den optocht gehouden te Nijmegen, bij gelegenheid der Inhuldigingsfeesten, 1 Sept. 1898. Met naamlijst der deelnemers. Goris, L. De nupero terrae motu epistola ad amplissimum ominum Johannem Sluyskenium, curiae ducatus Gelriae e comitatus Zutphaniae graphiarium. Arnhem M. DCXL. Zif^ü18eidiUg/erRaardbeVj>ng 16 Nijmegen gevoeld' 25Maart 1640. ie Smetius—In de Betouw Chronyk van Nijm. bl. 186. In Goris' fuirtrefr°eaP' ^ gedichtJe: ^ terrae motum 4ui ClrCa quartam matutinam 25 die mensis Martii an. 1640. Julian. IHaps, P. van]. Hollants Vree-tonneel of bly-eynt Speel. Op den sin: B'thontt Jaang Vre. Gherymt over den besloo ten vreed tot Munster, den •<» des maents juni 1648 Nym. 1648, 4". 56 blz. vanllGenI!8ddrndrrteek^ing °PdraCht 'aan Heere Gent, dijkgraaf van Bommel", was van Haps toen nog ss. LL. studios. Schevichaven, H. D. J. van, Hoe Nijmegen het sluiten van en rede van Munster vierde. Penschetsen D II Missive geschreven uit Nimwegen, rakende hetgene'gepasseert is gedurende het belegh en overgave der voorsz stadt. Door een goet liefhebber van ons vaderlandt Amst. 1672, 4°. Hetzelfde, overgedrukt in Penschetsen I. Dordrecht 1672 4°. 8 blz. Mitsgaders hier nevens het verhael van hetgeene gepasseert is in of omtrent het belegh van Knodsenburgh. Amst. 1672. 4°. Knodsen-burg was een schans te Lent tegenover Nijmegen. Geschreven door Kapt P. Verschoor, commandant van de schans, en onderteekend door alle officieren. De overgave had plaats 16 Juni 1672. Missive geschreven uyt Nimwegen, den 14 Sept. 1672. Een bi. fol. Journael over de belegeringh van Nymegen Amst. 1672, in plano. Tijdingh uyt het Fransche leger ontrent den Rhijnstroom, over het vechten voor den Prins van Oranje. Aan de keerzijde: Schryvens uyt Nymegen, van den 29 Junii 1672 (onderteekend J. v. L.) 2 blz. fol. Dit //schryvens uyt Nymegen'' komt ook afzonderlijk voor op een bl. fol. J[ean] B[run]. Le conseil d'extorsion ou la volerie des Fran(jois exercée dans la ville de Nimègue, par le commissaire Méthelet et ses supóts. z. pl. en j. 12". In 1673 kwam te Keulen uit: La Religion des Hollandois représentée en plusieurs lettres, écrites par un officier de 1'armée du Roy a un pasteur et professeur en théologie a Berne. Hierop gaf Jean Brun, predikant der Waalsche gemeente te Nymegen een tegenschrift in het licht: La véritable réligion des Hollandois, avec une apologie pour la réligion des Etats Généraux des Provinces Unies. Cy est joint le Conseil d'Extorsion ou la Volerie des Franyois, enz. Dit laatste verscheen ook afzonderlijk, Amst. 1675.12°. Authorisatie van syn Hoogheyt den heere prince van Orangien, aen de provisioneele regenten van Nimmegen vergunt (2 Jan.) M.D.C.LXXV. 4°. 4 blz. St. Disdier, de, Histoire des négotiations de Nimègue. Paris. 1680 12°. Nymeegsch Vrede Handel, beschreven door Alexandre Toussaint, heer van St. Disdier, opgedragen aan mijn heer Colbert, marquis de Croissy, en uyt het Fransch vertaalt. Gedrukt na de copie tot Parys, byClaude Barbin 1680, 12°. Voorin de opdracht aan Colbert, achterin Authentique Stukken en Bewijzen, dienende tot de historie der Nymeegsche Vreede Handeling. Nymeegsche Vreede-Handeling of naauwkeurig verhaal van d'aanmerkelijkste zaaken, welke in de voornaamste plaatsen van Kristenrijk en inzonderheid te Nymegen geduurende den loop der Vreede-Handelingen van de jaaren 1676, 77, 78 en 1679 voorgevallen zijn. In 't Pransch gesteld door den Heer de St. Disdier, geheimschrijver der Fransche ambassade. En in 't Nederduitsch gebracht en met een byvoegsel van eenige noodige authentique stukken verrijkt. Amst. 1680, 12°. ') Schevichaven, H. D. J. van, De Vrede van Nijmegen niet gesloten in de Hezelstraat. Penschetsen I. — Nijmegen tijdens het Vrede- congres. Penschetsen I. — — — — Naweeën van het Nijmeegsche Vredecongres. Penschetsen III. Voirst, G. Le vray portrait du Polyphème de Nimègue, alias Jean Brun, ministre Franijois, autheur du livre intitulé le Conseil d'extorsion ou la volerie des Frangois exercée dans la ville de Nimègue par Guilaume Voirst. Bruxell. 1675, 12". 65 p. Jean Brun had in zijn ge9clirift de Katholieken beschuldigd van medeplichtigheid aan de afpersingen van Méthelct. Daarop was bovenstaand schimpschrift een antwoord. Uit een raadsbesl. van 24 Maart 1676 blijkt dat het werkje door een onbekende ten huize van den boekverkooper Anthouy Albertess was gebracht. Den 29 Maart werd het door den Raad een «.fameus libel" verklaard; tevens werd last gegeven onderzoek te doen naar den schrijver en den persoon die het in de Stad gebracht had. Bij publicatie werd bevolen dat ieder die er een exemplaar van bezat, dit op het stadhuis had te brengen. Tengevolge van dien maatregel is dit werkje hoogst zeldzaam. Rym-konstig Dag-register van alles watter is gepasseert in Europa van den jaare 1702, etc. z. pl. 1709. 4°. 4 blz. 1) De overige talrijke werken over den Vrede van Nymegen zijn van meer belang voor de vaderlandsche, dan voor de stedelijke geschiedenis. Hierin komt de vroegste allusie voor op het bekende wapenfeit van Ds. Eilbracht: De leeraars nu Gods-huys verlieten, Die waaren besig om te schieten, In 't kort veranderen sy hun staat, Eerst predicant en nu soldaet. Relaes van de belachelyke boeren-vlucht van de provincie Utrecht, voorgevallen op het voorzichtig en wel gereguleert retireren van 't Hollandsche leger van Clarenbeek na ÏJinwegen (sic), den 13 Juny 1702. Gedruct na de copye van Uitrecht z. pl. of j. 4°. 4 blz. Copie van een missive van den heere grave van Athlone, geschreven in 't leger ontrent Nimwegen, XI Juny 1702, 's avonds ten 8 uren. Utrecht, 1702, 1 bl. fol. Hetzelfde (in twee kolommen gedrukt). Copye van een nader brief geschreven van den heer grave van Athlone, in het leger omtrent Nimwegen, den 12 Juny 1702. 1 bl. fol. Missive geschreven in 't Campement van den heer grave van Athlone, ontrent Nimegen, den 12 Junij 1702, des na de middags ten 4 uuren. (get. S:D:V:) Utr. 1702. Lettre d'un officier du camp du comte d'Athlone a Nimègue, dateé de la contrescarpe de la ville, le Lundi 12 juin 1702, a 11 heures. Lamberty Mem. pour servir a 1'Hist. du XVIII. siècle T. XII, p. 28. Pertinent relaas; van 't gepasseerde tussen de legers van de grave van Athlone en den mareschal de Bouflers. Alsmede van 't geen binnen de stad Nimwegen is voorgevallen. Emmerik den 14 juuy (sic) 1702. Amst. 1 bl. fol. Missive uit Nimegen, in dato den 15 juny 1702. z. pl. of j. 4°. 4 blz. Schevichaven, H. D. J. Aanslag der Franschen op Nijmegen (11 Juni 1702) Penschetsen II. Aanslag op Nymegen in 1702. De Navorscher, D. II, bl. 3 en 336. Kobus, J. C. Mislukte aanslag op Nijmegen door de Franschen, den 11 Juni 1702. Geld. Volksalm. 1848; 1849. De Franschen door de Nijmegenaars afgeslagen, 11 Juni 1702. De Opmerker. Kruythoff, Th. Gekroonde kloeckmoedigheit of onvergelykelyke trouw der burgeren van de aalouwde en vrye ryckstadt der Batavieren, Nymegen, betoondt voor ons algemeene, lieve vaderlandt, in het manhaftigh beschermen van haare stadt, tegen den onverwaghten en geweldigen aanval, van den mareschal, Boufflers, onder het gelei van den hertogh van Bourgondiën, zoonszoon van Lodewyck de XIV, Koning van Franckryk en Navarre, met de gansche Fransche legermagt, op den 11 Juny 1702. Gekroondt met de bestelling van haare tegenwoordige, en, na 's stadtsrecht geschikte regeering, verkooren in het jaar 1702 en met algemeene toejuiching bevestigdt in dit loopende jaar 1703. Gerymdt door Theodorus Kruythoff, kerkleeraar in het schependom van Nymegen. Nym. 1703, 4°. Nijhoff, I. A. De Geldersche plooijerij, bijzonder te Nijmegen. Geld. Volksalm. 1854. Brants, A. Bijdrage tot de geschiedenis der Geldersche plooierijen. Leiden, 1874, 8°, bl. 65. Publicatie omtrent de form der regeering (22 Juli). Nym. 1702, in plano. Eerste verhaal van 't geen op Vrijdag, den 7 Augustus 1705, tot Nimmegen is voorgevallen, fol. een blad. Kort verhaal van 't geene op den 7 Augusti deses jaars 1705, als ook eenigen tijd van te vooren, de magistraat der stad Nymegen concernerende, is voorgevallen (dd. 30 Sept.) Nym. 1705. 4°. Met bijlagen. Alle de autentique stucken, proceduren, van het gene tot Nymegen is voorgevallen, op den 7 Augustij 1705; nevens 't geene voor en naar die tijt is gepasseert. Nym, 1705 4°. Hetzelfde werk als het voorgaande (Kort Verhaal), maar van anderen druk, met een afzonderlijken titel en doorloopende pagineering. Relation des troubles arrivés a Nimègue. Lamberty Memoires pour servir a 1'hist. du XVIII. Siècle. T. XIV. p. 45 —121. Supplément aux Mem. p. 84—113. Waaragtig verhaal behelsende alle 't geene over 'tde novo eligeren en aenstellen van den doorlugtigsten vorst, Willem Karei Hendrik Friso, prince van Orange en Nassauw, etc. etc. etc. tot erfstadhouder, capitain en admiraal-generaal over den furstendom Gelreen graafschap Zutphen binnen de stad Nymegen in den jare 1747 voorgevallen en gebeurt is. Nym. 1748, 4°. Echt relaas van het gepasseerde nopens de afzettinge van de geheele magistraat der stad Nymegen, op Donderdag den 22 Augusty 1748. Amst. 1748, 4°. Tweede of nadere missive van Nymegen, nopens de veranderinge der magistraats-persoonen; geschreven in dato den 24 Augusty 1748. Amst. 1748, 4°. Schevichaven, H. D. J. van, Een historisch huis (episode uit de beroeringen van 1747—1748). Penschetsen I. Aldewyl aan de ondergeschreve ter kennisse ende vervolgens ter handen gekomen is, enz. (De 10 ondergeteekenden verklaren dat zij niet van plan waren in de nacht van 12—13 Dec. 1747 de burgemeesters te doen onthoofden en een aantal andere personen uit de vensters van het stadhuis op te hangen). Nym. in plano. Het beleg van Nijmegen in 1794. F. H. A. Sabron. De Oorlog van 1794 — 1795, op het grondgebied van de Vereenigde Nederlanden D. I. bl. 336. (Hierbij de schetsplannen van de attaque, kaarten Nos. 24 en 25). Aarssen, A. Nijmegen van 6—9 November 1794. Een brief uit die stad en uit die dagen. Geld. Volksalm. 1899. Dit is een afdruk van een op 4 blz. 4°. gedrukt blaadje, ten titel voerende «Extract uit een brief van Nijmegen, van den 12Nov. 1794;" zonder naam van drukker. Mac Leod, N. Honderd jaren geleden. Nijmegens belegering door de Franschen en het einde der Schotsche regimenten, naar het dagboek van Norman Mac Leod, luit. kol. by het regiment Bentinck. Nijm. 1894, 8". Schevichaven, H. D. J. van, Het planten van den Vrijheidsboom op de Markt. Zondag 30 Nov. 1794. Penschetsen III. Poll, W. van de, Nijmegen in 1794. P. G. N. C. 4 en 11 Nov. 1894. Rogge, Y. H. Nijmegen in 1795. Geschiedk. studiën, aangeboden aan prof. H. C. Rogge. Schevichaven, H. D. J. van, Koning Lodewijk te Nijmegen. P. G. N. C. 16 April 1905. Poll, W. van de, Keizer Napoleons bezoek aan Nymegen 31 Oct. 1811. Geld. Volksalm. 1903 m. pl. Schevichaven, H. D. J. van, De Garde d'Honneur. P. G. N. C. 16 Mei 1897. De laatste dagen van het Fran- sche bewind te Nijmegen. Penschetsen III. Mackay van Ophemert, Ae. Iets over Nijmegens herstelling in 1814. 'sGravenh. 1K64. 8°. Roggen, W. Graadt van, De Keizer aller Russen te Nijmegen (1814). P.G.N.C. 15 Nov. 1903. Schevichaven, H. D. J. van, Oranje-Nassau te Nijmegen. P.G.N.C. 15 Mei 1895. Aangeboden aan H.H. M.M. bij Hoogst Derzelver verblijf hier ter stede, in Mei 189"). Men zie verder onder het woord NIJMEGEN in de registers op onze standaard-geschiedkundige werken: Pontanus, Slichtenhorst, Bor, Hooft, de Groot, van Meteren, Reitz, Wagenaar, enz. enz. PAMFLETTEN EN ANDERE GESCHRIFTEN, BETREFFENDE BURGERTWISTEN EN DERGELIJKE BEWEGINGEN. Gheclach der verstroyder ghemeente tot Nymmegen. Gemaeckt Door een Lief-hebber van Nassous bende, Die Jehova aen-roept in elende. (op rijm) z. pl. 1617, 8 blz. Sendt-brief Gerardus Livius, predicant tot Nymeghen, gheschrevan aen Henricum Brimanij, predikant tot Arnhem, aengaende tghene daer ghepasseert is. Daer achter aen ghevoegt is een tuyltgen van sommige bloemen uyt den sendt-brief ghepluckt. Met een liedeken. Ghedruct na de copie van den brief uyt Nymeghen gheschreven. 1618, z. pl. 4°. 15 blz. Met titelvignet. De brief, dd. 17 Nov. 1617, is uitgegeven door den contra-remonstrant Aerd Adams, van wien ook zijn het Liedeken en het Tuyltgen waarin de inhoud van den brief wordt gecritiseerd. Christelycke aen-spraeck der predicanten van Nimmegen, aen eenighe lidtmaten der ghemeynte, die sich t'onrechte bedroeft ende beswaert noemen; tot weeringhe van de blaem, daermede de voornoemde predicanten sonder fundament beschuldicht worden. Proverb. 22. 1. Het geruchte is costel\jcker dan grooten ryckdom: in gunste is beter dan in silver ende gout. Psal. 141. 5. De recht-veerdighe sla my vrundelycken ende straffe my: dat sal my wel doen als eenen balsam op mijn hoofde. — z. pl. 1618, 4°. Onderteekend door de Remonstrantsche predikanten Ger. Livius Henr. Leflerus en Jo. Coetsius. De voorrede is gedateerd 27 Febr. Zie over dit stuk Uytenbogaert 1015. Notulen ofte aen-merekingen, op het af-scheydt der predicanten van Nimmegen, ghegeven bij den E. Raedt derzelver stadt, op den 8 April 1618. Ghegeven uyt de stadt daer ghy 't misschien niet van en verwacht, den 2 Juny op Pincksteravont VR XVIIJ z. pl. 4°. 12 blz. Door den Utrechtschen predikant Jacobus Taurinus. Zie Rogge, Bibl. der Remonstr. Geschr. bl. 117 en uitvoerig Uytenbogaert 1017. Afscheydt den predicanten van Nimmeghen ghegeven, by den raedt derzelver stede, waer aen men sien kan, wat uytkomste alle Remonstransche (sic) predicanten te wachten hebben, als de Contra-Remonstranten de magistraten tot hare devotie zullen gebraght hebben, z. j. of pl. 4°. Afschrift van het Nijm. raadsbesluit van 8 April 1618. Nymeegsch accoort ofte bedenckinghen over de vereeniginghe tusschen de ghedeputeerden des Gelderschen synodi ende de afghesette predicanten van Nymeghen beraemt, waerby komt een vergelijckinghe der leere, in de X Geldersche positien begrepen, niet de leere des synodi van Dordrecht. Item: teghen-stellinghe der leere van P. Melanthon (sic) ende H. Bullingerus, ter eener, ende de leere der synodale canons ter andere zijde. Tot waerschouwinghe soo wel van predicanten als Remonstrantschghesinde gemeente, dewelcke deur (sic) sulck bedriegeHek accoordt zijn verstrickt ende nogh moghen aengevochten worden, ingestelt ende by een ghebracht. Harders-wijck, 1623, 4". 112 blz. Verantwoordinghe voor burgermeisteren schepenen ende raet der stadt Nymegen, dienende tot justificatie van 't aenveerden der commandurie (sic) van St. Jan, binnen de voorsz. stadt, met die goederen daer toe gehoorende, alsmede tot wederlegginge van 't geene dat daer teghens soude mogen gemoveert worden. Nym. 1639, 4°. goth. letter. Gevolgd door „Stucken ende Muniroenten daertoe sich die voorgaende verantwoordinge refereert". [Smetius, J.] Iteratae vindiciae Noviomagensium. Copie van sekere missive des Eerw. classis van Nymegen, aen de Ged. Mog. Heeren Staten des furstendoms Gelre ende graefschaps Zutphen, in Majo 1641 op eenen landt-dagh binnen de stadt Zutphen vergadert. Waarby vertoont wort aen alle yveraers der ware christelieke gereformeerde religie ende goede .patriotten des vaderlants, hoe seer door quaetwilligen geabuseert worden die gheene welcke die pretense Johanniter soecken te mainteneeren bij die commandurie van St. Jan, binnen Nymegen, met de goederen daertoe gehorende, voor desen by een E. magistraat aldaer tot onderstant van de voorsz. waere religie met recht aengeveert. z. p. 2641 (sic) 4°. 12 blz. Na het overlijden van den laatsten commandeur te Nijmegen, Bernard van Golstein, in Januari 1638, had de Raad goedgevonden, de bezittingen dezer commanderie aan te slaan en te bestemmen «tot dienst ende onderhoud der hervormde kerkedienaars, scholen ende armen". Raadsbesluiten van 6, 17, '22 Jan.; 5, 16, 18 Mei; 7 Nov.; 4, 14 Dec. 1638, enz. Bethonica ende bethoninge, van saecken aengaende het recht 't welcke den ridderlijcken orden van S. Johan tot Hierusalem, int eylandt van Malta residerende, competeert tot derselver goederen ghelegen alomme in de Vereenighde Nederlandtsche provinciën, gheconserveert door natuere der voorsz. goederen, neutraliteyt des Ordensridderen, concordaten der Vereenighde Provinciën. Ghestelt tot dienst van sijn vorstelijcke Altesse, den heer grootmeester ende de samentlycke ridderlijcke orden tot Malta. Anno MDCXLII. z. pl. 4°. Remonstrantie van wegen de Ghedeputeerden des provincialen synodi aen de Ed: M: heeren de Staten des vorstendoms Gelre ende graefschap Zutphen. Rakende de uytghegevene Betonica van de Johanniters. Waer inne dat aengewesen word, de onwetlickheyt van der Johanniters versoeck ende de nieticheyt van haere beschuldinge, tegen de leeraren van de Gereformeerde Religie. Gunstige leser, alsoo de advocaten der Johanniters niet teghen het E. Quartier ofte de stadt van Nymmegen alleyn, maer teghen alle de provinciën ende plaetsen deser Vereenighden Nederlanden in weleke oeyt eenighe conventen onder haere Orden hebben gestaen, haere aenspraeck doen, ende tot dien eynde een boeck onder den naam van Bethonica hebben laten drucken, om hetselve, ghelijck sy airede op laestledenen Land-dach deser Provincie gedaen hebben, omme te deelen ende voorts in vele handen te laeten komen, so en sal niemant vrembd vinden, dat der tegen tot reddinge van de waerheyt ende ontschuldinge van die tot onrecht van haer luyden beschuldinghde, dese remonstrantie oock worde gemeyn gemaeckt. Leest ende oordeelt, z. pl. 1643, 4°. Deze met groote kennis van zaken gestelde remonstrantie wordt aangetroffen in een bundel kleine geschriften van Smetius (in mijn bezit) door diens zoon verzameld, weshalve mag aangenomen worden dat zij het werk van J. Smetius Sr. is. [Goris, L.] Anacrisis ofte ondersoeck van seeckere sententie by den Hove Provinciaal van Gelderlandt, ende pretense geadjungeerde heeren tegen die stadt Nymegen tot merckelycke nadeel van des selves hebbende privilegien ende gerechtigheyden uytgespr. op den 19 Dec. 1646. Doen stellen by burgermeisteren, schepenen ende raadt der voorsz. stadt. Nieum. 1647, 4°. 88 blz. Antidotum curiae Gelriae contra venenosam Anacrisin civi- tatis Noviomagensis (1647) z. j. of pl. 4°. Anaclisis ofte weerschyn van de cracht der sententie by den Hove, mitsgaders de heeren denselven gheadjungeert uyt de Landtschap des Furstendoms Gelre ende Graeffschaps Zutphen, op het Intendit, bewijs, schijn ende bescheyt over-ghegeven door ende van wegens de volmachtiger van de heere Walraven Scheiffart van Merode, St. Jans Ordens ridder, commandeur ende receptor generael van des Ordens goederen in Nederlandt, impetrant. Tegens de heeren van de magistraet der stadt Nymegen, gedaegde, uytgeroepene ende niet erschenene, op den 19 Decem. 1646 uytgesproken. Waerinne, neffens verhandelinge der impertinentien van seeckeren Anacrisis ofte ondersoeck, aengewesen wordt de wetteiyckheyt van de voorsz. sententie, z. pl. 1648, 4°. 44 blz. Deductie voor de Staten des furstendoms Gelre ende graefschaps Zutphen. Dienende tot justificatie van de procedure over die t'onrecht aangehaelde een-en-dartigh kopere vaten, in den jaere 1657 voorgevallen. Tusschen hoochgemelde Staten ten eenre, ende de gecommitteerde heeren raden ter admiraliteyt tot Rotterdam, ter andere zyden. Mitsgaders tot aenwtfsinge van 't recht meer hoogh-gedachte Staten, neffens andere provinciën deser Vereenigde Nederlanden competerende, over de convoyen, licenten, sampt veyl-gelden in haer Ed. Mogende territoir, geheven werdende, self te doen administreren ofte in de jaerlijcksche consenten dienaengaende te mogen discontinueren. Nym. 1658, 4°. Protest van den magistraat van Nijmegen. De aanhaling was geschied aan boord van het marktschip van Roermond op Mook, als zijnde te Nijmegen niet naar behooren aangegeven ten kantore des ontvangers der convoyen en licenten. 't Gevonden zegel des priors van Nimmegens-Zwijnen-orden, by een lantverrader Jan Muller, aengenomene pont-gast van den Munsterschen Bisschop, naa dat hy zigh zeiven met den bast had omgebraght. Mitsgaders de triomfzangh der bisschoppelijcke victorien. z. pl. 1666, 4°. Het titelblad vertoont een gravure van het zegel, voorstellende een monnik met een heiligenkrans, een kruis in de rechterhand en het omschrift: sigillïT prioris covents nouimagens, ordis. por.*) Verheal (sic) van het secreet der Misse, ofte uytvindinge van de rechte oorsacken deser tegenwoordighe oorlogen. *) Vgl. hiermede een ander pamphlet: Copie van die informatien, confessien ende sententien van die twee verraders ende conspirateurs tegens de steden Arnhem ende Doesburgh.... die eene genaemt Jan Muller.... ende die andere.... Henrick in de Kelder, enz. (juni sept. 1G65.) Arnh. 1665, 16 blz. Vertoont in een tsamenspraeck tusschen twee Nim- weegsse borgeren, Mr. de Rader ende Mr. Goedhert Uytgegeven door een liefhebber van het vaderlandt. z. pl. 1672, 4°. 12 blz. Verhael van het secreet der Misse, ofte uytvinding van de rechte oorsaecken deser tegenwoordighe oorlogen. Uytgevonden door een liefhebber van Sijn Hoogheyt, in 't eerste jaer sijner stadthouderlijcke regeringe. z. pl. 1672, 12 blz. Authorisatie van S. H. den heere prince van Orangien, aan de provisioneele regenten van Nimmegen vergunt (2 Januari) 1675, 4 blz. Brief geschreven uyt Nymegen, den 15 Juny 1676 N. S. Utr. Een bl. fol. Korte deductie van de stadt Nymegen, over het ongelyk aan deselve ende andere steden van het selve Quartier, door het verleggen van de ordinaris Landschaps vergaderinge ende het houden van dien binnen de stad Arnhem aengedaen, daer die, volgens haer recht ende possessie van dien, als mede na de oude forme van de regeeringe binnen de stadt Nymegen, waer inne deselve is begonnen, hadde moeten gecontinueert ende gehouden syn geworden (1702), 4°. 22 blz. z. j. of pl. Onderteekend door elf raadsleden en den woordhouder der gemeenslieden. Zie Wagenaar, Vad. Hist. D. XVII, bl. 138. Er bestaat een andere druk van dit stuk, waarin het voorlaatste woord van het opschrift, syn, met een z gespeld, en die in 20 blz. vervat is. Verbaal uit den naam en van wegen de gemeenslieden, gildens ende borgers der stad Nymegen, gemaakt ende opgestelt, van 't geen dat over het aanstellen ende suppleren van het behoorlick getal der gemeensluiden van gemelte stadt in April, May en Juny deses's jaars 1702 is voorgevallen en gepasseert, z. pl. of j. 4°. 28 blz. Zie Chronijk van Nijmegen, blz. 226, op 6 Juni 1702. Extracten uit het register der resolutien by de gemeensluyden der stadt Nymegen, sedert den 14 tot den 29 Junii 1702 voorgevallen, voornaamentlick omtrent de veranderinge van de regeringe van de magistraat derselver stadt. z. pl. of j. 20 blz. 2°. Justificatie van het recht dat de magistraat neffens de gilden» en de gemeensluyden der stadt Nymegen als een vrye ryks-stad van ouds heeft gehad, ende als nog competeert, om hare magistraet ende vrye keure van dien by haar selffs te doen, volgens hare privilegien, rechten, plebesciten ende usantien, ende waartoe deselve al nu tot meesten dienst ende welstand van de stad ende burgerye berechtigt, ende bevoegt sijn. z. p. ofj.4°. 72 blz., met 55 blz. bijlagen. Memorie begrypende een verhaal van de constitutie der regeringe van de oude, vrye ende vermaerde keyserlycke ryckstadt Nymegen. z. pl. of j. 4°. 12 blz. Dit stuk komt ook voor onder de bijlagen van het voorgaande, letter K, blz. 20—29. Grieven ende beswaeren van d' oude en vrye burgerye der stad van Nymegen. (Daarachter:) Memorie aan den eer- baeren raadt der stad Nymegen gelezen in den raadt den 12/2 Augusty a°. 1676, en een tweede Memorie 9 Dec. 1676 overgegeven. 4°. 8 blz. (1702.) Dit geschrift werd voor seditieus libel verklaard. Zie lager. Extract uyt het reces van d'Ed. Moog. heeren Staeten des furstendoms Gelre ende graefschaps Zutphen, op den ordinaris lantdach in December 1701, Martio, Aprili en Junio 1702 binnen Nymegen en vervolgens in Julio desselven jaers binnen Arnhem gehouden. (18 Juli 1702) 4 blz. fol. Hierby wordt »het gedisperseerde libel geintituleert Grieven en beswaeren van d'oude ende vrye burgerye", enz. veroordeeld als een „verfoeyelick pasquil en seditieus libel" door handen van den scherprigter metten allereersten op een daartoe door het Hof vergunde plaats publiek verbrand te worden. Met een premie van 100 zilveren ducatons aan dengenen die de auteurs, drukkers of seminateurs daarvan kon aanwijzen. De momber, David ten Hove, die dit bevel weigerde te doen uitvoeren, werd deswegen afgezet. Landdags reces 18 en 19 Juli 1702. Placaat (Hetzelfde besluit op twee 4°. blz.) dd. Arnhem 20 July 1702. Bevat een veroordeeling van het «scliadelyck placcaat", van 18 Juli 11. „waar by dese aloude vrye rycx-stadt van haere wetten, regten, previlegien en usantien by hare voor ouderen met goet en bloet gekogt.... benadeelt en by forme van resolutie en buyten onse kennis ontset worden." Injurieuse insinuatie gedaen aen de weduwe en erfgenamen van den heere Johan Leeuwens, out secretaris derstadt Nymegen. (dd. 26 july 1702) 4°. 8 blz. Memorie van eenige voorname poincten die omtrent de proceduyren van de twee Quartieren ende eenige leden uyt het Quartier van Nymegen en de Provintie van Gelderland tegens de stad Nymegen te considereren staan. 4°. 4 blz. z. pl. of j. Protest, dd. 1 Sept. 1702. De ondergeteekende borgers zijnde ter ooren gekoomen, enz. Onderteekend door F. Romswinckel, H. Singendonck, R. Verschoor, W. Vonck, met adhesie van veel andere burgers en gildebroeders. Gevolgd door een adres van dezelfden aan de raden des furstendoms Gelre, dd. 12 Sept. 1702, en door een Tweede Protest 28 Sept. aan dezelfden gezonden. 4°. 20 blz. Het Tweede protest, d.d. 29 en 80 Oct, 1702. De ondergeteekende borgeren der stad Nymegen verstaan hebbende, enz. 24 blz. Met bijdragen. Onderteekend door den raad en de gemeenslieden. Missive van een regent ende patriot van ons vaderland. Amst. 29 Sept. 1702, 4°. 8 blz. Copia missive van de heeren van 't Hoff en adjuncte leden van de landschap aan de Ed. Moog. heeren Staten van Gelderland, vergadert tot Zutphen. (dd. 5 Decemb. lees 5 Septemb. 1702.) Met protest daartegen dd. 6 Oct. 1702. 4°. 16 blz. Request voor de gecommitteerdens uit de gemeensluiden der stadt Nymegen aan de Hoog Moogende heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden. 4°. 22 blz. (8 Sept. 1702). I Met twee bijlagen en resolutie vuu de Stat. Gen. dd. -24 Aug. 1702, over het gebruik van 's Lands militie, bij de gewelddadige verandering van dezer stads magistraat. De leden der ontzette regeering waren teruggekomen vergezeld van vier coruetten ruiterij, terwijl tevens de stad bezet werd door 5 regimenten infanterie en 3 cornetten ruiterij, op patent der Staten van Gelderland, die op weg waren naar het leger in Brabant. Bezwaren ingebracht tegen de handelingen van den magistraat. Korte deductie van de redenen waarom de regenten, gemeensluyden ende borgeren der stadt Nymegen bevoegt zijn hare klachten aan de respective heeren Staten van de Vereenighde Nederlanden, als bondgenoten te doen, ende de voornoemde heeren Staten geobligeert de selve, als een lidt van de Unie, te hooren ende te helpen tegens' de ongehoorde ende feytelijcke proceduyren door de stercke handt van 's Landts militie de selve stadt ende borgerye na voorgaande toestemminge van de heeren Staten Generael, ende op ordre van de twee quartieren, Zutphen ende Velouwe, met eenige leden van het quartier van Nymegen, tot verderf van de voorsz. stadt ende omkeeringe van der selver vryheden en voorrechten, aangedaan en geexecuteert. z. j. 4°. 8 blz. Missive aan een regent ende patriot van ons vaderland, (dd. Amst. 29 Sept. 1702) 8 blz. Met eigenhandige onderteekening van Frans Romswinckel. Korte naricht voor den waarden leezer 4°. 8 blz. Publicatie der raden van Gelderland, dd. 11 Sept. 1702. Protest van de gemeensluyden en gildens der stad Nymegen, met notarieele legalisatie van 4 Oct. 1702. Sententien bij den hove des furstendoms Gelre en graefschaps Zutphen en d'adjuncte leden uyt de landschap, gewesen tegens FrangoisRomswinkel, Henrik Singen nk en Reinier Verschoor, Willem Vonck, Adriaan van Heei?, Jan Ingenool en Frans van der Linden, Jan van Londen en Jan Taay. 5 Dec. 1702. Arnh. 1702, 4°. 28 blz. Copia. Missive van de heeren van 't Hoff en adjuncte leden van de landschap, aan de Ed. Moog. heeren Staten van 4 Gelderland vergadert tot Zutphen. Geschreven tot Zutphen 5 Dec. 1702). Gevolgd door een Copia Protest. 16 bl. z. pl. Misschien door Romswincbel geschreven. Placaat. De Staeten des furstendoms Gelre, enz. (Amnestie voor de schuldigen aan de onlusten te Nijmegen, Tiel en Bommel, dd. 9 Dec. 1702). Arnh. 1702. 2 blz. fol. Goth. lett. Generale en particuliere grieven en beswaren tot laste van d'ontsette regenten der vrye-rycks-stadt Nymegen. 1702, 4°. Deductie van het voorstaan der privilegien of privé-voordeelen in den Quartiere van Nimegen. 4°. 16 blz. Op het schutblat van het exemplaar van dit geschriftje in de Gemeente Bibliotheek, leest men de aanteekening : „Dit boeckie is by de oude regeeringh uytgegeven." Publicatie. Borgermeesteren schepenen en raedt, sampt gemeensluyden der stadt Nymegen, enz. (Amnestie voor de ongeregeldheden en vernietiging der vonnissen uitgesproken 5 Dec. 1702 tegen Romswinckel c. s.) 22 Marty 1703. Nym. 1708 in plano. Omstandich bericht van tgeene nu onlangs in de pro- vintie van Gelderlandt ende voornamentlijck in de stad Nimegen bij de groote confusie, aenmerckens waerdig is voorgevallen, sedert het laatst van 1702 tot nu heden 1703 toe, ontrent de gemaeckte praetentien der gemeens-luyden, burgerye, etc tot het verkiesen en veranderen van den magistraet aldaer, enz. z. j. of pl. 4°. 16 blz. Relation circonstancielle de ce qui s'est passé de remarquable depuis peu dans la province de Gueldre et principalement dans la ville de Nimègue, a 1'occasion de la grande confusion qu'il y a eu depuis la fln de 1'année passée 1702 jusqu'a présent 1703, par rapport aux prétentions faites des tribuns, de la bourgeoisie, etc. de la dite ville, pour y élire et changer le magistrat, après la mort du Roi de la Grande Bretagne, d'immortelle mémoire. De Lamberty, Mem. pour servir a 1'Hist. du XVIIP siecle. T. XII, p. 261. Vertaling van het bovenstaande. Propositie van de heeren gecommitteerden uyt Gelderlandt aan Haer Hoogh Mogende gedaen den 26 Febr. 1703.16 blz. Verzoek om een ^extraordinaire besendinge" te doen, om een eind te maken aan de onlusten in Nijmegen en in de andere Geldersche steden. Deductie van de stadt Nymegen aen de heeren Staten van de respective Vereenigde Provintien, hare bondgenoten (17 Oct. 1703) 4°. 24 blz., met 42 blz. bijlagen: Extract uyt het raedtsignaet der stadt Nymegen over den jare 1703. Sabbathi 3 Martij 1703 — Veneris 3 Aug. 1703. z. j. of pl. Vreugde over de vreyheit en haare beschermers te Nymegen herstelt, op den 22 Maart 1703. Nym. 1703, in plano. Ratione Officii. (Een reeks verbalen van verhooren van stadswerklieden, over arbeid door hen verricht ten behoeve van Nijmeegsche regenten. 4Ü. z. j. of pl. (26 Juni 1703.) Ook als tweede bijlage bij het stuk van 8 Mei 1704. Publicatie. (Van den magistraat tegen de machinaties van de afgezette leden Dr. W. Reynders, Dr. Roukens, Dr. Leyedecker, Dr. D. Roukens en W. Verheyden). 9 Aug. (1703.) Publicatie. 9 Aug. 1703. Nym. 4 blz. Verbod om heimelijke vergaderingen bij te wonen belegd door de afgezette magistraats personen. Memorie van den gesworen roeydrager der stadt Nymegen. Nym. 1703, 4". 4 blz. Copia. Hoogh Mogende Heeren. Wy hebben gelesen ende geexamineerd de brief, enz. Missive van den magistraat van Nymegen en de andere steden van het Nijm. Quartier, om afgezanten naar 'sGravenhage te zenden, dd. 3 Oct. 1703. z. j. of pl. 4°. 8 blz. Extract uit het raedt-signaet der stadt Nymegen over den jare 1703 (dd. Lunae, den 22 Oct. 1703) z. pl. of j. 4". 8 blz. Betreffende het kiezen van gemeenslieden. Korte deductie, opgegeven door de 13 ondergeschreven gemeensluyden der stadt Nymegen, ^dienende ingevolge der selver memorie aen ampten en gildens deser stadt. Overgelevert den 7 Octobcr l<üd, alniGr cinnox sudjn . i. Tot haere verantwoordinge tegens alle de geenediehaer achterrughs hebben geblameert ende t'onrecht beschuldigt met dese en gene falciteyten omme, waer 't mogelyck, haer onder de gemeente een quaden naem aen-tevrijven, ende alsoo bij deselve haetelyck te maken. Met bylagen 4"., 30 blz. (26 Oct. 1<03). Korte Voor-reden. Den onpartydige, waeren vryheyt liefhebbende leser sall, enz. (Brieven aan den Landdag over de afgezette leden van den magistraat, 29 Nov. 17Ö3, onderteekend M. L. Singendonck) z. j. of pl. 4°. 62 blz. Copia. Missive van de drie steden des Nymeegschen quartiers, Nymegen, Tiel en Bommel, aen de Hoogh Moogende Heeren Staten Generael der Vereenigde Nederlanden (14 Dec. 1703) 4°. 12 blz. Aen de Hoogh Mog. heeren Staten Generael der Vereenighde Nederlanden, dd. 29 Dec. 1703, 4 blz. fol. Kequest van „de oude ende wettige regenten der steden van de quartieren Nymegen ende Veluwe," ter bestrijding van de laatst voorgaande missive. Missive van de wettige regenten van Nymegen, Tiel en Bommel aen de Hoogh Mog. Heeren Staten Generael der Vereenighde Nederlanden. (Arnh.) 1(03, 4°. 16 blz. Verbael en deductie voor de oude en wettige magistraet der stadt Nymegen, Leiden, 1703. Volgt op bl. 3: Aen die Ed. Mo. Heeren, enz. Dan op bl. 5 de meer uitvoerige titel: Verbael en deductie voor de oude en wettige magistraet der stadt Nymegen, raeckende het aldaer wegens het af- en aen-setten van gemeensluyden en van de magistraet sedert de maent van May 1702 is voorgevallen. Leyden, 1703. 32 blz. Een extract uyt de Geldersse Geschiedenissen van Arent van Slichtenhorst, reght-geleerden, aangaande de verschillen en oneenigheden tusschen Arnold, hertog van Gelre ter eenre, ende de stad Nymegen ter andere zyde, in 1458 voorgevallen ende het compromis daar over ingegaan, pagina 248, z. pl. 32 blz. (1703.) Beschuldigingen van Nijmegen tegen Hertog Arnold en derzelver wederlegging door den Vorst. Onderling verbant en associatie van de regenten, gemeensluyden, gildens, ampten, borgers en ingesetenen der vrye-ryx-stadt Nymegen, gemaeckt en onderteyckent in Decemb. 1702 en vervolgens. Nym. 1704, 4". 22 blz. Hoog Mogende Heeren. Wij hebben de vryheyt genomen den H. Hoogh Mog. iterative te repraesenteren, enz. Brief d.d. 8 Jan. 1704 van „de Staten van de Graefschap Zutphen, ridderschap van de Veluwen ende eenige van de oudste leden der ridderschap van Nymegen" aan de Staten Generaal, tegen de nieuwe regenten van Nijmegen, z. j. of pl. 4 blz. fol. Copia. Hoog Mogende Heeren. Het is U Ho: Mo: volkomentljjck bewust, enz. Brief van 25 Jan. 1704 van de gecommitteerden der steden Nijmegen, Tiel en Bommel aan de Staten Generaal, z. j. of pl. 4". 8 blz. Extract uyt het register der resolutiën van de Ho: Mo: Heeren Staten Generaal der Ver. Nederlanden, 29 Jan. 1704. (Inhoudende missive van de steden van het Quartier van Nijmegen en de Veluwe, alsmede resolutie van 2 Febr. 1704.) Memorie van eenige voorname poincten die ontrent de proceduyren van de twee Quartieren ende eenige leden uyt het Quartier van Nymegen en (lees in) de provincie Gelderland tegen de stad Nymegen te considereren staan (1704)) z. j. of pl. 4". 4 blz. Vrywilligh reglement voor de Gemeensluyden deser stadt Nymegen. Door de selve beraemt den 30 Marty anno 1704. z. j. of pl. 4°. 8 blz. Hetzelfde, dd. Nymegen 1720. 4". 12 blz. Copia. Hoogh Mogende Heeren. Wy hebben U Hoogh Mogende missive van den 22 Marty lest-leden enz. Request van den magistraat van Nijmegen, dd. 12 April 1704 „om de klagende en bedanckte leden deser stadt... aftewiesen, en tot het wedersyts aenbeloofde geaccordeerde compromis te renvoyeren, ten eynde het selve hoe eer so beter syn voortgangh ende executie magh gewinnen." Met bijlagen 62 blz. z. j. of pl. Copia. Wel Edele Groot Agtbare Heeren, enz. Brief van bor- gemeesteren, schepenen ende raedt der stadt Nymegen. 23 April 1704. 4°. 4 blz. Generale en particuliere grieven en beswaren tot laste van d'ontsette regenten der vrye-rycks-stadt-Nymegen, provisionelyck uyt eenige der gerichtelycke informatiën en documenten van bewys te samen gesteld, door de tegenwoordige wettige regenten en gemeens-luyden derselver stadt (8 Mei 1704). 22 blz. met twee bundels documenten 44 en 56 blz. Nym. 1704, 4°. Het exemplaar van dit geschriftje in het bezit der Mij. van Nederl. Letterk. bevat achterin handschriftelijke aanteekeningen van Joh. Smetius fil. Debat van de oude en wettige regenten der stad Nymegen tegens seecker boeckje geïntituleerd Generale en Particuliere Grieven en Beswaren van de ontsette regenten der vrye ryckstadt Nymegen. 4". 8 blz. z. j. of. pl. Vervolgh van het debat van de oude en wettige regenten tegens seker boeckje geïntituleerd Generale, enz. 4". 8 blz. z. j. of pl. Nader vervolgh of het derde deel van het debat der oude ende wettige regenten der stadt Nymegen tegens seecker boeckje, enz. 4°. 8 blz. z. j. of pl. Vierde deel van het debat van de oude en wettige regenten der stadt Nymegen tegens seecker boekje, enz. 4°. 8 blz. z. j. of pl. Hoogh Mogende Heeren. U Hoogh Mogende missive van den 6 deser aan 't Hoflf Provintiaal, enz. Brief van 21 Mei 1704 van burgemeesteren, schepenen en raad der stad Nijmegen aan de Staten Generaal. Afwijzing van een voorslag om gemachtigden naar s Gravenhage te zenden. 4". 8 bl. z. j. of pl. Aen de Hoogh Mo. Heeren Staten Generaal. Dankbetuiging der regenten van Nijmegen, voor het spoedig „assopieren der differenties in de provintie," dd. 6 Juni 1704. Missive van de Heeren van Nymegen aen Haer Ho. Mog. Wy hebben ons tot nogh toe, enz. Onderteekend: Borgemeesteren, schepenen en raedt der stad Nymegen, dd. 28 Juny 1704. F De magistraat verklaart dat hij zich niet kan onderwerpen aan het plan door vier provinciën doorgedreven, betreffende regeerings- en oeconomische zaken dezes Quartiers. Request voor de gecommitteerden uit de gemeenslieden der stadt Nymegen aan de Hoog Mogende heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden. Gerenvoyeerd aan de Staten van Gelderland 24 Aug, 1704. Onderteekend door Henrick Pieck, G. van Harn, Henric Rens. Met bijlagen. 12 blz. Publicatie. (Van burgemeesteren, schepenen en raad van Nijmegen tot verbanning van zes der afgezette regenten, die tegen hun afzetting bij de Staten van Gelderland hadden geprotesteerd. 31 Dec. 1704.) Nym. 1704, een blad in plano. Hetzelfde als het voorgaande, in 4°. 4 blz. Publicatie. (Over het protest van W. Reynders, c. s.) 31 Dec. 1704, 4". Samen-spraek tusschen Mr. Jan en Mr. Pieter, twee welmeenende borgeren der stadt Nymegen, over den jegenwoordigen toestant der publique saecken binnen voorz. Stadt (1704) 4°. 12 blz. Alle de autentique stucken, proceduren, van het gene tot Nymegen is voorgevallen op den 7 Augustij 1705, nevens 't geene vóór en na die tijt is gepasseert. Nym. 1705, 108 blz. 4°. Toutes les pièces authentiques des procédures de ce qui est arrivé a Nimègue le 7 Aoüt 1705, de même de ce qui s'est passé avant et après ce tems-la. De Lamberty. Mem. p. serv. a 1'hist du XVIII' siècle. T. XIV, p. 45. Belijdenisse van Hendrick Becker, tegenwoordig gevangen sittende op het Stadhuys van Nymegen, voor het complot dat tegens de heeren van de magistraet der selver stadt op den 7 Augusti laastleden was voorgenomen ... door hem gevangen schriftelyck overgegeve. z. pl. en j. 4°. 4 blz. (1705.) Redenen van de absentie van Johan van Halsenbergh, door de heeren borgemeesteren deser stadt Nymegen geciteert sijnde by edict (1705). z. j. en pl. 4°. 12 blz. Wegens deelname aan het bekende complot van 7 Augustus. i Redenen van de absentie van Jacobus Nagel, door de heeren borgemeesteren enz. als boven. 4°. 16 blz. Publicatie. 1 Maart 1706, tegen Johan van Weideren, ambtman van Nederbetuwe. De Lamberty Mem. p. serv. a 1'hist. du XVIII siècle. T. XIV, p. 209. In de kwartiersvergadering had van Weideren de Nijmeegsche magistraat een bende schelmen genoemd; de raad beantwoordde dit met bovenst, publicatie, waarin v. W. als de grootste schelm van de wereld beschreven wordt. Deze fraaie publicatie, werd bij bekendmaking van 22 Maart daaraanvolgend ingetrokken. Geen van beiden is in het Publicatieboek opgenomen. Zie raadsverslagen 24, 25, 27 Febr. 18 Maart 1706. De beleedigende woorden komen in de daar gegeven lezing der publicatie niet voor. Missive van de stadt Nymegen aen de heeren Staten van de respective Vereenighde Provintien, haer seer gehonoreerde bontgenoten, continerende een kort en waeragtigh berigt van 't geene van dagh tot dagh by deselve stadt is geadviseert, gedaen en geresolveert over en ter sake van de verschillen en oneenigheden binnen Wageningen in October deses jaars 1707, ontstaen en geresen; mitsgaders van de beswaren, die haer ter dier occasie door het grootste gedeelte van de Landtschap op een onminnelycke en despotique wyse syn aengedaen geworden, direct contrarie de fondamenteele wetten en gronden van regeringe in dese provintie van outs onveranderlyck geobserveert. 22 Nov. 1707. z. pl. 4°. 26 blz. en 144 blz. bijlagen. Van 9 Nov. 1707—1 Jan. 1708 ontbreken de Nijm. raadsbesluiten, doch uit Laraberty's Memoires IV, p. 665 en volgg. blijkt dat eenige Wageningsche burgers gepakt waren, als represaille voor het gevangen nemen aldaar van Noyeu, voorzitter van het Hof Provinciaal. Zie Land. reces 10 Dec. 1707 en Wagenaar Vad. Hist. XVlII, 300. Publicatie. Van burgemeesters, schepenen, raad en gemeenslieden tegen de vergadering der Staten van Gelderland te Tiel, die o. a. twee afgevaardigden van Nijmegen (J. de Beyer en A. Vos) uit den Haag terugkomende, bij Wageningen hadden doen gevangen nemen en naar Tiel overbrengen; alsmede tegen de verspreiders van valsche geruchten. (8 Dec. 1707). 4". 8 blz. z. pl. — — — Een andere druk van hetzelfde stuk, in spelling verschillende, en waarin de drukfout in het eerste woord van blz. 3 sydde is verbeterd in synde. 4°. 8 blz. Extract uyt 't reces van den vervolgden ordinaris Nimweegse Land-dag tot Tiel, in November en December 1707 gehouden. 12 Dec. 1707. Gericht tegen de voorgaande publicatie, die daarin in haar geheel is opgenomen, even als een instructie van Gedeputeerden van de Staten van Gelderland voor den overste van Deelen, dd. 10 December. Dat niemant te gelijck raet der stadt Nymegen en raetsheer van den Hove des furstendoms Gelre en graefschaps Zutphen wesen kan of mag, aangetoont door een trouwe borger van vry- en waerheyt. 4°. z. j. of pl. 6 blz. Gericht tegen Dr. W. van Loon, die raad aan den Hove van Gelderland zijnde, in Maart 1709 lid van den raad van Nijmegen werd. Onpartydig ondersoeck of de raden in den Hove van Gelderland mogen worden gecosen in de magistraat van Nymegen, als andere Geldersche steden, en, gekosen sijnde in den selven Hove blyven en te gelyck leden van de regeringe sijn mogen; opgestelt door een lieff-hebber van 's Lants voorrechten ende vrijheit. 4°. z. j. of pl. 20 blz. Oprecht en trouwhartigh advys aan de borgerie der stad Nymegen, over het poinct off een raedsheer van het furstendom Gelre en graeffschap Zutphen kan raedtsvriend der stadt Nymegen gekozen worden, en sonder eenige conditiën off restrictien door de geene, die wel wisten dat hy raedsheer was, gekosen en in eedt opgenomen zynde, mag ofif kan geobligeert worden, om onder praetext dat hy raedsheer is, een van beyde te verlaten; gegeven door een welmeenent borger van deselve stadt. z. j. of pl. 4°. 28 bl. Consideratien tegens seecker boeckje te onrecht genoemdt: Oprecht en trouwhartigh advys aan de borgerye der stadt Nymegen, opgestelt door een trouw borger en liefhebber van vry- en waerheyt. Met bijlagen, 24 blz. 4°. Provisionele verantwoordinge van Doctor Willem van Loon, ordinaris raed des furstendoms Gelre, mitsgaders raedsvriend der stad Nymegen, tegens de calumnieuse en onwaere beschuldinge en opgevolghde nulle resolutien van de magistraet van Nymegen, waer mede deselve hem hebben gesocht te bekladden en zijn goeden naam en faem benadelen (1706) z. j. en pl. n°. , 60 blz. Bij resolutie van 28 Febr. 1706 was van Loon als een der hoofdpersonen bij den aanslag van 7 Aug. 1705, ontzet van zijn burgerschap en raadsvriendsplaats als mede „inhabil" verklaard om eenig ambt in de stad of het schependom te bekleeden. Hoogh Mogend Heeren. Wy vinden ons verpligt, enz. dd. 23 Oct. 1706. Nym. 1706, 4°. 8 blz. Klacht van den magistraat van Nijmegen aan de Staten Generaal over de op den landdag te Arnhem aangenomen «Doorsnydinge van het retranchement te Panderen" (Pannerden), waartegen zij vruchteloos hadden geprotesteerd. Generale acte van amnestie by borgemeesteren, schepenen en raden der stadt Nymegen geaccordeerd en gedaen publiceren op den 4 April 1708; folio 2 blz. — Als het voorgaande, 4°, 8 blz. Amnestie wegens den aanslag van 7 Aug. 1705. Korte deductie tot justificatie van de regtmatige sustenue der stadt Nymegen, beroerende het formulier van eed, soo de militie binnen dezelve Stad in guarnisoen geweest hebbende 't zedert den jaere 1651, tot op huydigen dage, heeft gedaen, en vervolgens alnoch behoort te doen. (dd. 1 junij 1708) 4". z. j. en pl. 18 blz. en 14 blz. bijlagen. Remarques op de deductie der stad Nimwegen, de dato den eersten junii 1708, over het formulier van eedt by de militie aldaer in guarnisoen komende, aen de magistraet te doen (1708). z. j. en pl. 4°. 16 blzn. Libertatem nemo bonus nisi cum anima amisit. Dat is: de vryheid heeft geen eerlyk man als met zijn leven verloren. Nimw. (1722) 8°. 24 blz. Tegen de aanstelling van een stadhouder, en voor het toekennen van meer invloed aan de burgerij, ten opzichte van de regeering. Mauricius, J. J. Kort begrip wegens de historie van zekeren Izaak Saxei en de beschuldiging der Joden te Nijmegen, over het slachten van een christen kint. Amst. 1716,8°. De remonstrantie aan den raad der stad Nijmegen, door de Joden. Amst. 1716, 8°. Zie raadsbesl. 28 April 1716. Stukken deze zaak betreffende berusten in liet Oud-Rechterlijk archief der gemeente Nijmegen. Zie Inventaris bl. 114, N°. 15. Bibliotheca Thysiana, of catalogus van verscheydene boeken naagelaten door Thys Lampoot, tyran van Gemeny, zal.' gedagtenis, z. pl. 1742, 4°. Gemeny anagram van Nymegen. Pasquil op Matthias Lambertus Singendonck, heer van Dieden, tusschen 1721—36 meermalen burgemeester van Nijmegen, voorts schepen en raadslid. Resolutie der stad Nymegen genomen tegens Godhardus Wilh. Vinman, predikant te Wichem en Leur over verscheidene oproerige expressien, door hem tegens de hooge overigheidt dezer Vereenigde Nederlanden, in een publyke reede-stonde, op den predik-stoel geuit te Nymegen. In presentie van verscheide overheden, op den 4 January 1747. De voorsz. resolutie exactelyck nagevolgt en na de authentique copye in druk uitgegeven. Amst. (1747) 4°. G. W. Vinman, als proponent te Weurt bevestigd 1733, ontvangt Leur bij collatie 1737. + *20 juni 1770. Voor-reden voor de eerste predikatie van den Wel.-Eerw. D". Godherdus Wilhelmus Vinman, predikant te Wichem en Leur, gedaan binnen Nymegen den 28 january 1748, nadat de magistraat aldaar haare resolutie tegen zyn Eer-waarde den 11 Jan. 1747 genomen, tot zyn eeuwige uitwerping uit haare Stadt en Schependom, hadden ingetrokken en geannuleert. Amst. z. j. 4°. Waaragtig verhaal behelsende alle 't geene over 't de novo eligeren en aenstellen van den doorlugtigsten vorst Willem Carel Hendrik Friso, prince van Orange en Nassauw, etc. etc. etc., tot erfstadhouder, capitein en admirael generael over den furstendom Gelre en graapschap (sic) Zutphen binnen de stadt Nymegen in den jaare 1747 voorgevallen en gebeurt is; Alsmede 't geene door de heeren advocaat E. de Man, auditeur militaire, den advocaat Johannes Moorrees, Mr. Adr. de Mist, Isaak Ryn- ders en J. M. de Broun, als gecommitteerdens van de welgeintentioneerde gildens, ampten, borgers en ingesetenen van opgemelde stad, so daer als elders, ter beryking van dat heylsaam oogmerk is worden in 't werk gestelt. Wordende teffens tegen alle calumnien gejustificeert en verdedigt de conduites, welke deselve in haare qualiteit, alsmede de gansche borgery gehouden hebben. Nym. 1748, 4°. 60 blz. Zedige aanmerkingen op het soo genaamt waaragtig verhaal, praetenselyk behelsende al tgeene over 't de novo eligeren en aanstellen van den doorluchtigsten vorst Willem Karei Hendrick Friso prince van Orange en Nassauw, enz. enz. enz tot erf-stadhouder, capitain en admiraal generaal over het furstendom Gelre en graafschap Zutphen, binnen Nymegen, in den jaare 1747 voorgevallen en gebeurt is. Op de naam van vijff gewaande gecommitteerdens van de burgery van de gemelte stadt, als E. de Man, Joh. Moorrees, Abr. Adr. de Mist, IsaakRynders, en J. M. de Broun onlangs in 't ligt gegeeven. Hier achter zijn nog bygevoegt twe vaersen ter deser materie dienende, als een in de Latynsche, en een in de Nederduytsche taal te samen gestelt, 4°. z. j. of pl. 44 blz. De verzen zijn getiteld Ad adulatores principis * * * en Nyrueegschen Orange-zugt ontmaskert. Onderteekend D. V. S. O. P. R. B. D. N. C. F. Z. in compagnie. Bij raadsbesl. van 22 juli 1748 werd dit geschrift een libel verklaard en een belooning van 100 ducatons uitgeloofd voor het bekend maken van den naam des schrijvers. Drie echte uittreksels van brieven of gebeurtenissen der stadt Nymegen, als van den 17 en 18 November, den 13 December MDCCXLVII. Wegens de verkiezing van het erf-stadhouderlyke met alle digniteiten van zyn Hoogvorstelyke Doorlugtigheid W. C. H. Friso, Prins van Orange en Nassau en Erf-stadhouder over alle de Geünieerde Provintien, etc. etc. etc. Onder de zinspreuk Tandem Bona Causa Triumphat. z. j. of pl. 8°. 16 blz. Eesolutie op een rekwest van E. de Man, J. Moorrees, qq. enz. 20 Juny 1748. Echt relaas van het gepasseerde, nopens de afzettinge van de geheele magistraat der stad Nymegen. Voorgevallen op Donderdag den 22 Augusty 1748. Amst. 8°. 8 blz. Nader en omstandiger verhaal, wegens het gepasseerde omtrent de afzettinge van de geheele magistraat der stad Nymegen. Voorgevallen op Donderdag den 22 Augusty 1748. 8°. 8 blz. Tweede of nadere missive van Nymegen; zynde een vervolg van het gepasseerde aldaar, nopens de veranderinge der magistraats personen, voorgevallen op Donderdag den 22 Augusty 1748. Geschreven in dato den 24 Augusty 1748. Amst. 8". 8 blz. Kort relaas van zekere en opmerkzame onlusten, zoo in kerkenraad als politique regeering. Voorgevallen tot Nymegen in de maand July 1748. Nym. 8°. — — — Hetzelfde. Harderw. 8°. 8 blzn. Request met eenige annexe documenten op den 18 September 1748 door en van weegen O. D. van Randwijk aan die .... raad der stadt Nymegen doen indienen. Amst. 4°. 20 blzn. Burgerlied. Nimweegen (1748) 8". 8 blz. Dit heet gedrukt te zijn bij D. van der Vrolik, een drukker wiens naam overigens te Nijmegen niet voorkomt. Zal wel een pseudoniem zijn. Droeve nagalm van Jan Meeuwse Rottestaarts, Rouklagt over den te Nymegen overledenen Willem Bok, en te gelyk het roem- en lofdigt van Jan Claassen, op den nog te Arnhem levenden Christoffel Knepper wat verder uitgebreid. Gedrukt na de Asiatische copie, van misslagen gezuiverd en met aanteekeningen tot gemak der vaderlanders verrykt. (Onderteekend) Aart Groenen Spreeuw, politie-meester der blaffende gemeente te Java. Java den 32 (sic) Augusti 1754, 12 blz. 4°. Politie-meester, enz. — hondeslager. De bovengenoemde Jan Bok komt werkelijk voor als orgeltrapper in het Sted. llekenb. van 1754. Krock, J. Kort onderzoek of aanmerkingen over twee vonnissen, op den 1 April des jaars 1750 voor de magistraat der stadt Nimwegen, tegen Barbara Clementia Krock geweezen, ter zaake van zeeker bedrog, dat men voorgaf dat zy ge pleegt hadden. Waar by gevougt is de Abolitie Brief door zyn Doorl. Hoogheid den Heere Prince van Oranje en Nassau &c. &c. &c. aan Barbara Krock (zynde dementia Krock kort te voren overleden) verleent, en de verdere documenten die zaake specteerende. Alles by malkander gevoegt, en in 't ligt gegeeven door Johann Krock, broeder van de bovengenoemde gezusters en burger der stad Amsterdam. Amst. 1755, 4°. Barbara Krock, gezworen schrijfster op de verkoopingen der erfhuizen alhier, met haar zuster, pleegden oplichterij door te beweren dat zij bij het urineeren steenen loosden ter grootte van een kastanje en van «groote- of Turksche" boonen. Zij vertoonden 37 „gemeene aarden zandsteenen" die zij voorgaven aldus te zijn kwijt geraakt. Tot 10 jaren tuchthuis en levenslange ballingschap uit de Stad veroordeeld, werden zij binnen het jaar door den Stadhouder begenadigd. Het boekje verscheen reeds in 1751 en werd hier ter stede verboden bij raadsbesluit van 3 April 1751. Memorien en resolutien nevens het verhandelde van het collegie van gemeenslieden der stad Nymegen, in den jare 1788. z. j. en pl. 8". 74 blz. Resolutie, memorie en verdere stucken, concernerende het voorgevallene tusschen de magistraat der stadt Nymegen ten eenre, en het collegie der gemeenslieden dier stadt ter andere zijde, zedert den 2 January 1783. Ingevolge der gemeenslieden resolutie van den 11 February 1784 gedrukt. Nym. 4°. 83 blz. Iets over Nymegen, tot een aanhangsel op de Handvesten. Nym. (1784) 62 blz. 8°. Protest tegen het afschaffen der gemeenslieden, met een korte geschiedenis van dat college en eenige merkwaardige rechten en privilegiën der burgers van Nijmegen. Briev van Deugdlief uit Nymegen, over het laaghartig bestaan van den emeritus predikant Haverkamp, weleer 's Prinsen tegenstreever, in zyn Oranje-Preek op Zondag den 11 February deezes jaars gedaan, aan den dag gelegd. Nym. February 1787. De Politieke Kruyer N°. 425, bl. 68; 7 bladz. Bij de aanstelling tot erfstadhouder van W. K. H. Friso liad Dr. Haverkamp 8 Nov. 1747 daartegen gepreekt. p Brief van een prinsgezinden aan Joh. in de Betouw. Kroniek van het Hist. Genootsch. van Utrecht, 1875, bi. 424. (Onderteekend) v. D. K. Boxtel; ongedagteekend. Uit het verzoek //Verder ront te zende", onder den brief geplaatst, mag men aannemen dat hij voor partijgenoten bestemd was. Het oorspronkelijke was geschreven in drukletter. Aan Nymeegsch Volk, bij de naderende komst van Willem den Vijfden. Dichtstuk met aantekeningen. 8°. 8 bl. z. j. (1787). Conceptplan van volksoproeping, tot verkiezing van vertegenwoordigers des volks van Nijmegen. Gedrukt voor rekening van het vaderlandsche genootschap onder de zinspreuk Voorbeelden Trekken. Nym. 25 April 1795, het eerste jaar der Bataafsche Vrijheid. Hoogers, H. Verhandeling over de noodzaakelijkheid der voorleezingen ter verkryging van kundigheid en over het behouden van de ambten en gildens in de stad Nymegen, voorgeleezen in eene ordinaire vergadering van het genoodschap onder de zinspreuk Voorbeelden Trekken, den 4 May 1795. Het eerste jaar der Bataafsche Vryheid. 8°. 24 blz. Munster, J. van, Verslag ter beantwoording der belangrijke vraag, of namelijk J. van Roggen heel- en stads vroedmeester, en S. Monroy, weduwe Vleeshouwer, vroedvrouw te Nijmegen, in het geval der onverlost afgestorvene huisvrouw van zekere Jan Janssen, op den 2 en 3 Februarij 1805, aan hunne verpligting al — dan niet — hebben beantwoord? Geschikt voor vroedkundigen en allen die belang in het behoud hunner dierbare panden stellen. Nijm. 1805, 8°. Roggen, J. van, Vroedkundige verdediging en antwoord op het verslag van J. van Munster, stads-operateur, heel- en vroed-meester te Nijmegen, ter beantwoording der belangrijke vraag of namelijk J. van Roggen enz. (als boven). Nym. 1806, 8°. ORDONNANTIËN, PUBLICATIËN, ENZ. UITGEVAARDIGD DOOR HET BESTUUR VAN NIJMEGEN. Schevichaven, H. D. J. van, Oude Publicaties. Penschetsen. D. III. Ordinancie van het Kremerenampt te Nymegen. (Eerste helft 15e eeuw) Bijdr. en Meded. van Gelre. D. II. Ampliatie van den gildebrief van het Nymeegsche Kramersgild (1763). Bijdr. en Meded. van Gelre. D. IV. Ampliatie rakende het kraameren- en tapperengilde (12 Sept. 1764) Nym. 1764, fol. Ordonnantie op de [Burgerwachten (7 julij). Nim. 1604 4". (12 Mei). Nym. 1616, 4°. — — — (25 April). Nieum. 1621, 4°. Ordonnantie ende reformatie van de borger-wachten by borgermeesteren schepenen en raedt der stadt Nym. met advijs van der selver stadts colonellen en hooft-luyden, voor bewaringe der stadt provisionelijk gearresteert ende op 't nieuws uyt-gegeven Nym. 1666. Artikulen by borgermeesteren, schepenen en raedt der stadt Nymegen beraemt over het stuck van de exercitien der borgerie en ingesetenen deser stadt met den aenkleven van dien. Nym. 1670. 4°. 12 blz. Extract rakende de stads borger-waghten (December). Nym. 1685, 4". Ampliatie en reformatie van d'ordonnantie op de borgerwaghten, bij borgermeesteren, schepenen en raedt der stadt Nymegen, by advijs van derselve (sic) stads collonellen, mitsgaders gemeensluyden en hoofd-luyden, tot bewaringe der stadt, den 11 May 1661 gemaakt ende op nieuws uytgegeven ende gearresteert den [19] December 1704. Nym. 1704, 4°. 12 blz. Wagt-ordres. Ordonnantie binnen de stadt Nymegen, den 16 December 1728, met consent van de heeren regeerende borgermeesters, beraamt. Nym. 1728, in plano. Ordre waar na de militie in het houden der wachten zig zal hebben te reguleren (9 Oct. 1741) Nym. 1741. Ordonnantie by burgermeysteren, schepenen ende raedt der stad Nymeghen gemaeckt, tot weringhe van alle bedelery ende truggelery, enz. (23 Aug. 1611) Nym. 1611. Ordonnantie der stadt Nieu-megen, tegens de bedelaers, vagabonden, leprosen ende andere landtstrijckers. Mitsgaders, tegens die heydens ende diergelijcke loos-gesind. Nym. 1651, 4", 21 blz. Goth. letta. Ordonnantie. Dezelfde, in den vorm van een plakkaat. 1 vel fol. Goth. letter, dagteekening als boven. Lyste waer nae die doorvaert alhier binnen der stadt betaelt ende verpacht sal worden, gemoderiert ende ge-arrestiert in den raedt 18 Febr. 1614. Met ampliflcatien van 19 Febr. 1648; 6 Aug. 1651 en 2 Febr. 1658. Ordonnantie waer na de heeren burgemeester, schepenen ende raedt der stadt Nymegen sullen verpagten, en conform welcke geheven ende ontfangen sal worden de doorvaert, als hier naer vermeit wort. Nym. 1705, 4°. 16 blz. Hetzelfde (20 Febr. 1711) 4°. 16 blz. Instructie waernae die waach-ineester der stadt Nymegen sich in 't wegen van de waren ende goederen, mitsgaders in 't ontfangen van de doorvaert sal hebben te gedraghen. Nieuw-megen 1649, 4U. 6 blz. Goth. lett. Ordonnantie der stadt Nymegen voor een geswooren maeckelaer in graenen. Nym. 1652, fol. 8 blz. Goth. lett. Ordonnantie der stadt Nieu-megen over het begraven van de doodens, met den aencleven van dien, waer nae sich alle burgeren ende ingesetenen der selver stadt, mitsgaders de voorgangers, kiste-maeckers, bidsters, custers, dooden-gravers ende dooden-dragers sullen hebben te regulieren (1 Dec. 1647). Nym. 1647, 4°. 20 blz. Hetzelfde. Nym. 1668, 4°. Hetzelfde. Nym. 1722, 4°. Hetzelfde. Nym. 1750, 4°. Ordonnantie, der stadt Nieu-megen op het bestaden, verhuyren ende houden van dienst-boden, dienst-maeghden ende minnemoers, met den aencleven van dien, Nieumegen 1651, 8 bl. 4°. goth. letter. — — — — Dezelfde 1668. — Dezelfde 1671. Extract uit het raad-signaat der stad Nymegen, over den jaare 1787. Mercurii, den 19 Sept. 1787. Wijziging van art. VIII van bovenst, ordonnantie. Publicatie tegen het uytstroyen van pasquillen en fameuse libellen (20 Jul\j) Nym. 1653, 4°. 5 Extract.... van 22 July 1738 (publicatie tegen het divulgeren van pasquillen). Ordonnantie der stadt Nymegen over het protocollieren ende aentekenen van alle gerealiseerde lasten op huysen, hooven ende erven in de stadt en schependom van Nymegen gelegen. Nym. 1655, 4°. 7 blz. Goth. lett. Lyste ende ordre, by een eerbaer raedt sampt gemeynsluyden der stadt Nymegen beraemt ende gestelt op het betaelen ende ontfangen van het veer-gelt over de Wael, ende dat alles voor een reyse (1 Febr. 1659). Nym. 1659. Hetzelfde (6 july 1698). Nym. z. j. Groot fol. Goth. lett. Lysten aengaende het vheergelt over de Waal (18Junyl777) Nym. 1777. 4°. Conditiën ende voorwaerden, waer nae burgermrn, schepenen ende raedt der stadt Nymegen, voor-hebbens syn, voor den tyt van acht achter een volgende jaeren, sullende aenvanck nemen met Paesschen 1665. ende expireren met Paesschen 1673. te verpachten deser stadts veer over de Wael, om met een gierbrugge en vier bequame veerschuyten gebruyckt te connen worden. Nym. 1665, 4". 4 blz. Boven het doorgestreepte woord vier werd met de pen zes geschreven. Conditiën ende voorwaarden, waer naer de representerende borgemeesteren, schepenen en raadt der stadt Nymegen, voorhebbens sijn voor den tydt van acht achter een volgende jaren, sullende aenvanck nemen den 15 October des jaers 1674. en expireeren op den 15 October 1682. te verpachten deser stadts veer over de Waal, om met een gierbrugge en vier bequame veerschuyten gebruyckt [te] connen worden, als mede een bequame pont om karren en wagens over te varen. Nym. 1674, 8 blz. Goth. lett. — — — Hetzelfde (29 Juny 1746). Nym. 1746. 4°. — — — Hetzelfde (22 Mei 1754). in plano. Publicatie tegen het steelen van hout in het schependom. (1 Martij 1661) 1 vel fol. Goth. lett. Placcaet. Tegens het steelen van Veldvrugten. 9 Aug. 1699. Nym. 1699. 4°. Goth. lett. Ordonnantie der stadt Nymegen over het protocollieren ende aentekenen van alle gerealisierde lasten op huysen, hooven ende erven, in de stadt en schependom van Nymegen gelegen. Nym. 1655. 8 bl. Goth. letter. Belooninge van alle gerichtelijke acten, soo in als buyten processen den richter, borghermeester, schepenen ende raedt, sampt derselver secretarien ende gericht schryver, binnen Nymegen competerend ende in 't toe-kommende te betalen, z. j. en pl. 4°. Ordonnantie beroerende de belooninge en 't salaris, van richter, borgermeesteren, schepenen ende raedt, sampt der selver secretarien ende gericht-schrijver, van alle acten, in ende buyten processen, ende tghene daervan is dependerende. Mitsgaders het salaris ende belooninge van advocaten, procureurs, roeydragers, boden ende andere raedts ende gerichtsdieners, by borgermeesteren, schepenen ende raedt der stadt Nymegen gearresteert op den 3 Martij, anno 1659. Nym. z. j. 30 blz. Hetzelfde. Gearresteert op den 20. December. 1748. Nym. 1750. 4°. 24 blz. Publicatie. Alsoo borgermeesteren, schepenen ende raadt deser stadt met groote bevreemdinge, enz. (Tegen het vervalschen van het meel met erwten- en boonenmeel door de bakkers gepleegd). 18 Febr. 1663, een vel folio, goth. lett. Ordonnantie by borgermeesteren, schepenen ende raadt der stadt Nymegen gearresteert: om daer mede soo veel mogelijck is in den haeren affte weeren de contagieuse sieckte der pestilentie, waer mede verscheyde notable omliggende steden ende plaetsen door Godes almachtige handt besocht zijn. Nym. 1604. 4°. 8 blz. goth. letters. Ordonnantie der stadt Nymegen op het Vleys-huys, mitsgaders het slachten van beesten ende het vercoopen van allerhande vleysch, metten aencleven van dien. (26 Sept. 1664). Nym. 1664, 16 blz. Dezelfde. (April 1714). Nym. 1714. 4°. 12 blz. Goth. lett. Instructie by borgermrn, schepenen ende raadt der stad Nymegen geformeert ende gearresteert voor Derrick van Cronenborch, onderscholtus der selver stadt, waer nae hy sich in't exerceren van synen dienst sal hebben te reguleren. Nym. 1G68, 12 blz. goth. lett. Notificatie. Borgermeesteren, schepenen ende raadt deser stadt, enz. (15 julij 1668. Ampliatie van de bepalingen omtrent de voerlieden) kl. fol. goth. lett. Publicatie. Burgemeesteren schepen ende raedt der stadt Nieumeghen. Verscheyde inconvenienten, enz. (Over het invorderen en innen van boekschulden 16 Febr. 1670) 1 vel fol. Ordre en reglement by borgemeesteren, schepenen en raadt beraempt op 't stuck van brandt. (12 Dec. 1669). Nym. 1670. Goth. lett. betrefende den brand. Nym. 1759. Ordre en reglement waarnaajeder zich in tyde van brand binnen de stad Nymegen zal hebben te reguleeren. Nym. 1779. Ordonnantie by borgemeesteren, schepenen ende raadt der stadt Nymegen beraamt over het claer houden van deser stadts haven, ten eynde dat deselve by haere tegenwoordige diepte verblyve, ende niet beslommert off vervuylt worde, waer nae een yder ende voornamentlijck de schipperen haer precijs sullen hebben te reguleren. 14 Dec. 1670, in plano goth. lett. Ordre, soo in de stadt Nymegen tussen de politycque en militaire, off magistraet ende commandeur off commanderenden officier met het inleggende guarnisoen sints den jare 1651 en van te voren meest geobserveert is, ende vervolgens tot een vaste ordre ghearresteert. Nym. 1672, 4". 25 blz. (Raadsbesl. van 6 Dec. 1671). Lyste, ordonnantie ende voorwaerden waer naer deser stads Craen verpacht ende betaelt sal worden, aengaende met Petri 1677. Nym. in plano. Ordonnantie der stadt Nymegen op den impost van de Craan (1694). Nym. 4°. 10 blz. Goth. lett. — Dezelfde (10 Febr. 1711). Nym. 4°. 12 blz. Ordonnantie naar welke borgermeesteren, schepenen en raaden der stad Nymegen voorneemen zyn aan den meest-biedende te verpagten, en in het vervolg geheeven zal worden het Kraan-geld. Nym. 1765. 4". 26 blz. Publicatie. Borgemeesteren, schepenen en raedt der stad Ny- meghen, hebben tot conservatie, enz. (Betreff. het sluituur van herbergen, tapperijen, enz.) 14 juny 1677, in plano Goth. lett. Kennisgeving betreffende de verpachting van den impost van het hooft- of soutgelt (13 juni 1681). Nym. 1681. Publicatie. Borgermeesteren, schepenen ende raadt deser stadt in ervaringe gekomen zynde, enz. (Bepaling dat achterstallige renten, thinsen, overthinsen en erfpachten uit huizen en erven binnen een maand moeten betaald worden (7 Aug. 1681). Nym. 1681, in plano. Publicatie. (Order en reglement op den verkoop van brandhout, 25 April 1683). Nym. 1683, in plano. Publicatie. Alsoo borgermrn., schepenen ende raadt, enz. (Betr. de duiten; 27 Jan. 1686). In plano, Goth. lett. Onderaan afbeelding der éénige duiten (ten getale van vijf) die te Nijmegen gangbaar waren. Ordonnantie (Generale) ende conditie waer op sullen worden verpacht de gemeene middelen oft imposten, die ten behoeve van de ghemeyne saecke gheheven worden (14 Maart). Nym. 1683, 4". Met verschill. ampliatien. Placcaet over de betalinge ende invorderinge van de gemeyne landtsmiddelen ende verpondinge, enz. Nym. 1684. Met ampliatie van 12 Oct. 1687. Statut. In consideratie genomen sijnde, enz. (Betreffende desolate en vacante boedels, 19 Febr. 1690). Nym. 1690, 4°. 2 blz. Provisioneele ordonnantie op de bestellinge van Kerck- en Armen-meesters. Nym. 1693, 4°. Waerschouwinge. (Verbod om schapen of andere beesten te weiden op het Hooge- of op het Heessche Veld. 7 May 1690). Nym. z. j. en pl. Ordonnantie der stadt Nymegen op den impost van de schepelen (20 Febr. 1694). Nym. 4". 10 blz. Goth. lett. Statuyt. (Publicatie van 22 May 1696, bepalende dat echtgenooten niet aansprakelijk zijn voor elkanders voorschulden, wanneer zij buiten gemeenschap van goederen getrouwd zijn). Nym. 1696, een vel folio. Waerschouwing. (Verbod aan schippers om tusschen Tielen Schenkenschans koorn uit een ander schip in hun schip over te nemen, 1 April 1698). Nym. 1698, in plano. Ordonnantie waer na den keurmeester en afslager van de vis, als cabellauw, schelvis, both, spiering, zalm, tong, elft, garnaat en allerhande zoorte van rivier-vis, door vreemden, geene borgeren of inwoonderen zynde, van buyten wordende ingebragt, en voorts een ygelyk, die zulks mogte aangaan; zig stiptelyk zal hebben te reguleeren: gearresteert by borgermeesteren, schepenen en raaden der stad Nymegen. (9 Febr. 1724). Nym. z. j. 14 blz. Ampliatie en interpretatie van de bovenst, ordonnantie. (27 Dec. 1769). Nym. 1770 1 vel fol. Ordonnantie op 't reynighen der straten door de regeering van Nymegen uitgevaardigd. (14 Maart) Nym. 1703, 4". 8 blz. °P het reynigen van de straaten der stad Nymegen (31 Jan. 1737) z. j. of pl. 4 blz. gr. 4°. omtrent de straaten der stad Nymegen. Nym. 1755, 4°. omtrent de reiniging der straaten, 5 Maart 1755 en Junij 1777. Ordonnantie tegens het hollen en sterk ryden, met koetzen, kaleszen, chaizen, karren en paarden binnen de stad Nymegen (5 Maart 1727). Nym. 1727, 4°. 2 blz. Dezelfde. Een groot vel folio. Rooster van de politie op het brood binnen de stad Nymegen, waar na de politie soo op de rog als taruw sal verhoogd en vermindert worden, t'elkens met vyftien stuyver (24 Juny 1733) Nym. een vel folio. Daar aan gehecht: Notificatie (betr. het halen van een biljet (zoogenaamde pas) wanneer men koren wil doen malen. Nym. 1733, een vel folio. Waarschouwing aan alle vreemde Joden binnen de stad Nymegen en andere welke vreemde Joden binnen de stad Nymegen logeren (27 july 1743), in plano. Extract uyt het raad signaat der stad Nymegen over den jare 1744. Sabbathi, den 15 February 1744. Memorie ofte lyste wat de beurt-schipperen van deze stadt op Rotterdam varende, van een vry- of groot-borger van de nagenoemde goederen voor vragt genieten. Nym. 1745, 4°. 12 blz. Ordonnantie gearresteert 24 Sept. 1745, op 't nieuw aangelegde post-vheer tussen Nymegen en Venlo. Nym. 1745. Kesolutie rakende het burger-worden in andere steden. (27 Sept. 1747) 4". een blz. Placcaet van den ophef van den 50e penning of het doen eener liberale gifte, tot afweeringe van den vyand gearresteert (25 Nov. 1747). Nym. z. j. fol. Extract uyt het raad signaat der stad Nymegen, over den jaare 1748 (Jovis, den 23 May 1748. Ampliatie en reformatie van den kleermakers' ambtsbrief). 4°. 16 blz. Reglement en ordre waar na de voerluyden der stadt Nymegen in het vorderen en ontfangen van wagen-vrachten, koetzen, phaetons, verleenen van voorspan-paarden aan couriers als anders, hun zullen moeten reguleren. Gearresteert en vastgestelt by borgermeesteren, schepenen en raaden der stadt Nymegen. Nym. 1749, 4°. 26 blz. Vragt-lyste voor het voerlieden-gild der stad Nymegen; of ordonnantie, gearresteerd by borgermeesteren, schepenen en raaden der stadt Nymegen, waar naar de respectieve voerlieden zich, in het vorderen van vragtloon, praeciselyk zullen hebben te reguleren. Nym. 1787, 4". 34 blz. Lyst van brieven die aan het Nymeegsche post-comptoir gefranqueert moeten worden. Nym. 1755, 4°. Statuit rakende de gratificatiën tussen egte-lieden; gearresteert by borgermeesteren, schepenen en raden, samt gemeensluiden der stad Nymegen. Nym. 1755, 4°. 4 blz. Ordonnantie waar naar de wykmeesteren en voorts een iegelyk die sulks aangaan mag, zig stiptelyk sullen hebben te reguleren (12 juny 1755). Gevolgd van den Naamlyst der wykmeesteren by borgermeesteren, schepenen en raden der stad Nymegen op den 12 juny 1755 respectivelyk aangesteld, derzelver booden en woon-plaatsen. Nym. 1755. 4°. 4 blz. Ordonnantie op het houden der jaarlykze beesten-markten binnen de stad Nymegen. Nym. 1762, 4°. 10 blz. Publicatie tegens het boomen-schenden (27 January 1764) Nym. 1764. Ordonnantie, gearresteerd by burgermeesteren, schepenen en raaden der stad Nymegen, en schout, burgemeesteren en schepenen der stad Rotterdam, op de wagenposterye tusschen die twee steden. Nym. 1791. 4°. De Patriotten aan hun medeburgers de vrienden van het huis van Oranje. (Bij het naderen der Fransche legers worden de prinsgezinden bedreigd met het lot dat „de Fransche rebellen in de Vendée bejegend heeft"), z. j. of pl. in plano. Publicatie. Vryheid, gelykheid, broederschap. (Het stadhouderschap, personeel en erffelijk, mitsgaders de Ridderschap binnen deze provincie zijn afgeschaft, enz. 7 Febr. 1795) in plano. Oproeping. Vryheid, gelykheid, broederschap. (Ter stemming over de vraag of het schependom met de stad vereenigd zal blijven. 18 Aug. 1795). Nym. 1795. Notificatie. Het gemeente bestuur der stad Nymegen aan hunne mede-burgers heil en broederschap. In ervaring gekomen zijnde, enz. (Publicatie betr. het zich alhier vestigen van vreemden, 12 Juny 1799). Nijm. 1799 4°. ZEDEN, GEBRUIKEN EN GEWOONTEN. B(ergh, L. Ph. C. van den), Van de Blaauwe Schuit te Nijmegen. Geld. Volksalm. 1845. Poll, W. van de, Een Wagenspel te Nijmegen in de 16e eeuw. Geld. Volksalm. 1895. De Vastenavond te Nijmegen in den Ouden Tijd. P. G. N. C. 28 Febr. 18 Febr. 1897. Schevichaven, H. D. J. van, Vastenavondviering P. G. N. C. 19 Febr. 1899. De Zwaarddansers te Nijmegen en elders. Penschetsen I. Poll, W. van de, Keuren tegen de St. Nicolaas-viering in de 17® eeuw P. G. N. C. 12 Dec. 1897. In de ploeg spannen. Herinnering aan een oud Geldersch Volksgebruik [o. a. te Wichen en te Beek]. Geld. Volksalm. 1887. Poll, W. van de, De Pinksterbruid. Geld. Volksalm. 1897. Ponsen en Angen P. G. N. C. 23 jan. 1898. — De Nijmeegsche Kermis in den ouden tijd. Geld. Volksalm. 1900. De St. Antonius broederschap en de St. Antonie- en St. Hubertivarkens. Geld. Volksalm. 1901. Schuttersgilden en het papegaaischieten te Nijmegen, op en om Pinksteren. Geld. Volksalm. 1904. Schevichaven, H. D. J. van, Verzworen Maandag. Penschetsen I. — — Doodenroepers en -voorgangers te Nijmegen. Penschetsen I. — De Almanakken van den Nijmeegschen magistraat. Penschetsen III. De Godspenning bij het huwelijk. Penschetsen I. Moraliseerende Uithangborden. Penschetsen III. Ouderwetsche Inboedels P. G.N. C. 24 Dec. 1901. Nieuwjaar en oude Nieuwjaarspreken. Penschetsen III. De Stadskovels en Stadskleuren. Penschetsen I. De Nijmeegsche Knotsendragers, de stadsbaander en de burgervaandels. Penschetsen II. Schoolmeesters in den Ouden Tijd. P. G. N. C. 30 Oct. 1904. Onze Dienstboden in het verleden. Penschetsen III. Langs de Waal in 1733. Penschetsen III. Het verleden onzer straten. Penschetsen III. De Straatverlichting. Penschetsen III. — — De Onschendbaarheid van het kraamhuis. Penschetsen I. Schevichaven, H. D. J. van, Apothekers van den Ouden stempel. P. G. N. C. 22 jan. 1905. Een vijftig, zestig jaar geleden. (Nymegen omtr. 1845 - 50) Penschetsen II. [van Someren]. Keizer Kareis klok. En proatje iin de Nimwigse toal. Nijm. 1889. 16°; Geld. Volksalm. 1900. R(oggen) W. G(raadt van), Hoe men vroeger te Nijmegen adverteerde. Anno 1815. P. G. N. C. 6 en 20 Nov. 1904. RECHTSPLEGING. Krom, C. C. N. en Pols, M. S. Stadrechten van Nijmegen (Oude Vaderlandsche Rechtsbronnen) 's Gravenh. 1894, 8°. Grootenray, P. J. H. Dissertatio juris civilis hodierni inauguralis, de bonis praecipuis (vulgo voordeelsgoederen) quae in quatuor praefecturis superioribus tetrarchiae Noviomagensis et ipsa urbe Noviomago obtinent. Lugd. Bat. 1775, 4". Betouw, A. in de, Specimen juris civilis de succedendi ratione circa bona patrimonialia in Imperio Noviomagensi recepta. Traj. ad. Rhen. MDCCLXXVII, 4". Betouw, G. C. in de, Specimen theoretico-practicum inaugurale, de ordine procedendi coram Neomagensium tribunalibus et vetustissimis quibusdam civitatis Neomagensis consuetudinibus, etc. Lugd. Bat. MDCCLXXXVI, 4". Jonckers, R. H. Graadt, De Blaauwe steen te Nijmegen. Geld. Volksalm. 1850. Schevichaven, H. D.J. van, De Blauwe steen. Penschetsen I. — Vrijplaatsen te Nijmegen Pen¬ schetsen I. — Vrouwen-gratie. Penschetsen I. Leisting. P. G.N.C. 17 Nov. 1901. Guyot, P. C. G. Een oude weeldewet van Nijmegen, betreffende de weelde bij doopen, bruiloften, kramen, „maenstonden", „soevenden", aannemen van den sluyer, eerste missen, enz. (15e eeuw) Nijhoff's Bijdr. 1847, D. V. Poll, W. van de, Nijmeegsche Bruiloftskeuren in de 16e eeuw. P. G. N. C. 4 Dec. 1898. Poll, W. van de, Satan als rechter bij trouwbeloften, Episode uit de strafrechtpleging te Nijmegen (1660). Geld. Volksalm. Engelen. Lijfstraffelijke Rechtspleging (te Nijmegen). De Oude Tijd. 1873, 1888. Scheers, J. H. S. Een kist in het Weeshuis te Nijmegen (Lijfstraffelijke rechtspleging). Oude Tijd, 1874. De houten huik, rok of ton; de schand- steenen en de ijzeren dril- of draaikooi te Nijmegen. Oude Tijd, 1873. Schevichaven, H. D. J. van, De schandsteenen en de stadston. Penschetsen I. Gerechtelijke trouwing bij contumacieele absentie van een der partijen. Bijdr. en Meded. van Gelre, II. Statut raeckende de distributie van de cooppenningen comende van verwonnen ongerede goederen onder de concurrerende crediteuren, ende cautie by deselve te stellen, met het gevolgh en aencleven van dien. Nym. (1682) 8 blz. Nader statuit, rakende de distributie van de koopspenningen, komende van verwonnen ongerede goederen, onder de concurrerende crediteuren, ende de cautien by dezelve te stellen, met het gevolg en aankleven van dien; voorts de administratie van de vacante en desolate boedels (1 Nov. 1730). Nym. 4°. 8 blz. Provisionele ordonnantie over d'appellen of provocatien, dewelke volgens resolutie van borgermeesteren, schepenen ende raedt, sampt gemeens-luyden der stadt Nymegen, in dato den 26 Sept. 1708, van het Ed. en Waerde schepen-geright derselver stadt in civiele saecken weder sullen komen als van oudts aen scheffen-meesteren en scheffenen des conincklycken stoels en stadt Aacken— Nym. 1709, 4°. 16 blz. Over deze appellen zie Gelre Bijdr. en Meded. D. V. bi. 87. Resolutie over de appellen der stadt Nymegen (1711). Grt, Geld. Plactb. III, 194. Resolutie over de appellen in het schepengericht der stadt Nymegen, met opheffinge der poenale resolutie van October, 1711 Grt. Geld. Plactb. III. 374 (1721). Publicatie over het stellen van cautie in cas van personeel arrest (24 Aug. 1764) Nym. 1763, 4°. rakende het doen van insinuatie door kinders aan ouders (18 january 1764) Nym. 1764. VARIA DE STAD BETREFFENDE. Bergh, L. Ph. C. Nijmeegsche Bijzonderheden. Nijm. 1881, 8". Schevichaven, H. D. J. van, Penschetsen uit Nijmegens Verleden, Nijm. 3 d. 1898; 1901; 1904. 8°. (Quack N.] Nijmegen en de Betuwe, een paar bladzijden uit de Kleefsche Arcadia van Claas Bruin. Geld. Volksalm. 1877. Ons Nijmegen, voor jong Nijmegen. Nijm. 1903. kl. 8". Schevichaven, H. D. J. van, Journaal van een reis gedaan in 1797. Penschetsen III. Een émigré over Nijmegen. 1793—1794. Penschetsen II. Meijer, G. A. Voor honderd jaar. De Gelderlander 28, 29 30 Dec. 1898. Molhuysen, P. C. Nijmegen als hanzestad, passim in „Uittrekselen uit recessen der hanzesteden, ten aanzien der betrekking van de Geldersche steden tot het hanseverbond". Nijhoff's Bijdr. I, 174; VII, 258. Haverkamp, C. C. Algemeen overzicht betreffende de gemeente aangelegenheden der stad Nijmegen, van 1840 tot en met 1850. Nijm. 1850, 8". Van dien tijd af is door den Gemeente Secretaris jaarlijks een dergelijk Overzicht in het licht gegeven. Joosting, J. G. Ch. Iets over de Cancelarij te Nijmegen (1420—1430). Geld. Volksalm. 1892 en 1894. Poll, W. van de, Het oudste Gemeentezegel van Nijmegen. Alg. Nederl. Familiënbl. 3 jgr. NJ. 5 met afb. Guyot, P. C. G. Het bestuur der stad Nijmegen in oude tijden en het toenmalig kiesregt aldaar. Geld. Volksalm. 1851. Schevichaven, H. D. J. van, Organisatie van het bestuur van Nijmegen in het midden der 18e eeuw. P G N C 18 Febr. 1900. Aarsen, A. Het St. Nicolaasgild te Nijmegen. Geld. Volksalm. 1874. Reglement op de regering voor de stad Nymegen. (2 Nov. 1795), z. j. of pl. fol. 19 blz. bijlage 4 bl. Voogt, W. J. Aanteekeningen betrekkelijk de Nijmeegsche vroedschaps- en vereering penningen. Amst. 1866, 8°. Schevichaven, H. D. J. van, Een oud politie-reglement (1660) P. G. N. C. 10 Maart 1901. De Nijmeegsche ambten en gilden. P. G. N. C. 27 Nov. en 4 Dec. 1904. Nijmeegsche Boekdrukkers. P. G. N. C. 10, 17, 24 Maart 1895. Het Nijmeegsche Burgerschap. P. G. N. C. 29 April en 6 Mei 1902. [Pabst van Bingerden, J. M. van,] Naamlijst van personen die het Nijmeegs oud-burgerrecht bezitten, opgemaakt en vastgesteld by besluit van heeren regenten van het Oud-burgeren Gasthuis, van 18 Mei 1881. Nijm. 1881. 8°. Schevichaven, H. D. J. van, Burgemeesters' Tractement. Penschetsen II. — — — Het oudste rekenboek der stad Nijmegen (1382). Penschetsen III. — — — Een Jaar huishouden der stad Nijmegen (1420). Penschetsen I. N(eyboer), C. A. Eenige uittrekselen uit de rekeningen der stadsrentmeesters van Nijmegen, van 1801—1851. Met bijlagen. Overdruk uit de Gelderlander. 1902. — — — — — Aanteekeningen uit raadsignaten van OudNijmegen, zonder volgorde van jaren of datums medegedeeld (1795—1825). Overdruk uit de Gelderlander, 1904. Nijmeegs Handboekje of naamregister van de leeden van de regering. Nijm. 1777 en volg. jaren. 8°. Jaarboekje voor Nijmegen. Aangeboden door de gemeenteboden, van af 1871. Nijm. kl. 8°. H(oog Mzn., I. M. J.) Iets over de oudste predikanten van de Nederd. herv. gemeente te Nijmegen. P. G. N. C. 22 Juli 1906. Le Roy, D. Afscheidspredikatie van Nymegen, uit Hebr. XIII, vs. 20 en 21. Ü8. Le Roy wad predikant der Herv. Gemeente alhier, van 1695—1698, in welk laatste jaar hij te Rotterdam beroepen werd. Er bestaan een aantal geschriften van zijn hand. (v. d. Aa, Biogr. W.b. 161.) Memorie ingeleverd bij den Grooten Kerkenraad der Hervormde Gemeente te Nijmegen. Nijm. 1829, 8°. 8 blz. Linde, A. van der, Het Nijmeegsch protest en strydschrift tegen de moderne theologie. Voorafgegaan door een woord van F. D. Sneltjes, hervormd ouderling te Nijmegen. Utr. 1865, 8°. Schevichaven, H. D. J. van, De Nijmeegsche Broederschappen, Penschetsen III. Joosting, J. G. Ch. Inventaris van het Oud-Archief der Nijmeegsche Broederschappen. Nijm. 1891, 8°. Vorsterman van Oyen, A. A. Ellendige-en andere gevoegde Broederschappen te Nijmegen. Nederl. Leeuw, Mei 1884, Photo's van zegels. Bergh, L. Ph. C. van den, De stichting van Dr. Burchard van den Bergh. Nijm. Bijzonderheden. Kuffeler, J. C. T. van der Meer van, De stichting van Burghardt van den Bergh. Varia uit de Geschied, van Nijmegen. Overgedrukt uit de Gelderlander. Instructie voor den administrateur der beurs gesticht door wijlen Dr. Burghard van den Bergh, onder beheer van den magistraat der gemeente Nijmegen. Nijm. 1858, 8°. Afschrift van den brief van 25 Maart 1560, waarbij Dr. Borchardt van den Bergh, deken der Collegiale Kerk van St. Walburg, te Arnhem, zes beurzen te Nijmegen sticht, om zes jongelieden te Keulen of elders te laten studeren. Nijm. 1866, 8". Overzetting in de tegenwoordig gebruikelijke taal van bovenst, brief. Nijm. 1905, 8". Memorie betrekkelijk de stichting van Dr. Borghardt van den Bergh, opgemaakt door Mr. S. M. S. de Ranitz, ontvanger dier stichting. Nijm. 1905. 8°. J. S. B. Aan Dorcas. Gelegenheidsversje bij haar zilveren feest, 12 Febr. 1863. Nym. 1863. 8°. De nog steeds bloeiende liefdadige vereeniging Dorcas werd opge- richt in 1838. C. H. Clemens wijdde haareen artikeltje en een gedichtje in de September-atlevering van zijn Maandboekje. Ordres en reglementen voor den dienst in het garnisoen der der stadt Nymegen en onderhorige forten, gearresteert den 1 Sept. 1750. Nym. 1750, 8°. Zonderlinge Discipline en exercitien van het guarnizoen te Nymegen. Nederl. Jaarboeken 1750 II, bl. 144. Schevichaven, H. D. J. van, Vade-mecum van het Nijmeegsche garnizoen in 1750. Penschetsen D. III. — — — De Genees- en heelkunst in Oud Nijmegen. Penschetsen II. Diemerbroeck, I. van, Tractatus de peste, in quatuor libros distinctus, truculentissimi morbi historiam ratione et experientia confirmatarn exhibens; ab auctore emendatus, plurimisque in locis adauctus. Amstel 1665, 4Ü. Dit werk werd opgenomen in Isbr. de Diemerbroeck Opera Omnia Ultraj. CIO 10 CLXXXV, fo. en in verschillende talen vertaald Einige Nachrichten so aus dem soliden Tractaten des hollaendischen medici I. de Diemerbroeck, so in der pest zu Nimwegen 1685, etc. Schlesische Infectionsordnung von 14 Febr. 1680, nebst einer Unterweisung von der itzt grassirenden Pest in Polen; von den Physicus der Stadt Bresslau abgefasset im Jahre 1708. Custrin, 1708, 4°. Staats Evers, J. W. Een merkwaardig boek over de Nij- meegsche pest van 1686. P. G. N. C. 2 April 1879. N(eyboer,) C. A. De pest te Nijmegen in 1686—87. De Gelderlander 1902. Aanmerkingen over de contagieuse siekte die regneert onder de paarden en hoornbeesten. Nym. (1705) in plano. Beschrijving van een soort tongblaar, die de tong van het vee deed afvallen en de beesten binnen 24 uren doodde. Met genees- en voorbehoedmiddelen. Degnerus, J. H. Historia medica de dysenteria bilioso-contagiosa, quae MDCCXXXVI. Neomagi et vicinis ei pagis epidemice grassatus fuit; in qua simul novorum quorundam remediorum antidysentericorum, nimirum corticis Simarubae, Radicis Salab, Trochiscorum Gitta Gambir et Corticis Mangostan effectus exploratur. Accidit relatio historica, cum responsio facultatis medicae Halensis, de morte per Mercurium sublim. in emplastro adplicatum inducta. Editio novissima ab auctore ipso revisa et aucta. Trajecti ad Rhen. ClQ Iq CCLV, 8°. Degener werd tot Stads M. D. aangesteld 2 Jan. 1737. Later werd hij raadslid, schepen en burgemeester. Man, M. J. de, Bericht van de schaadelijke en zelfs doodelijke gevolgen, welke op het einde van het jaar 1777, zeker venynig vogelgebraad binnen de stad Nymegen gehad heeft, Nijm. 1778, 8°. Moll, A. Verslag van de kinderpok-epidemie te Nijmegen in 1817. Hippocrates, magazyn toegewijd aan de Geneeskunde. D. VI. Eldik, C. van, Over den Aziatischen braakloop te NijmegenNijm. 1832, 8°. Noorduyn, C. Een stukje statistiek. P. G. N. C. 11 Maart 1899. Opgave van geboorteplaatsen der 3008 Nijmeegsche kiezers. Algemeen overzicht van den loop der bevolking te Nijmegen in de laatste 25 jaren. P. G. N. C. 17 Oct. 1897. Een belangrijke herinneringsdag in de geschiedenis van Mjmegen, 25 jan. 1878—1908. (betreffende de hygienische toestanden in de stad met tabel). P. G. N. C. 25 jan. 1908. Het Bazaarblad, uitgegeven ter gelegenheid van de groote bazaar gehouden van 23-25 April 1895, in de sociëteit de Vereeniging, ten bate van het Nieuwe Protestantsche Ziekenhuis, te Nijmegen. 4 blz. fol. met afb. van het gebouw. Acket, J. Een Bezoek aan het Zander-Instituut te Nijmegen. Nijm. 1897, 8°. Inwijding van het nieuwe gebouw van het Depart. Nijmegen der Mü. tot Nut van het Algemeen te Nijmegen, op Zaterdag den 29 Dec. 1823. Nym. 1824, kl. 8°. Gedrukt voor de leden. Redevoering van Mr. J. W. Vermeer en Dichtregelen van Ds. A. Moll. Hinloopen, F. C. Feestrede ter viering van het Vijftigjarig bestaan der MU. tot Nut van 't Algemeen, uitgesproken op den 18en verjaardag van het Depart1. te Nijmegen. Nijm. 1835, 8°. Vermeer, J. W. Losecaat, Toespraak bij gelegenheid van het dertigjarig bestaan des departts. Nijmegen der Mi), tot Nut van 't Algemeen, op den 16 Maart 1847. Nijm. 1847, 8". Haar, Bz. B. ter, Feestrede gehouden op den 19 Maart 1867, ter viering van het Vijftigjarig bestaan van het Depart'. Nijmegen der M«. tot Nut van't Algemeen. Nijm. 1867, 8°. Abeleven, Th. H. A. J. Verslag van de geschiedenis der vereeniging ter beoefening van de Natuurkunde te Nijmegen, bij gelegenheid van de viering van haar 25-jarig bestaan, in de vergadering van den 21 Dec. 1865. Voorafgegaan door een korte herinnering aan het gehouden feest. Nijm. 1868. 8°. Resolutie, dat de dertig malder haver wegens het veer over de Waal voor Nymegen aan de domeinen verschuldet, mogen worden geredimeert met 28 st. per malder, gedurende den tijd van 25 jaeren, in te gaen met den jaere 1720. Grt. Geld. Placaetb. III, 457. Schevichaven, H. D. J. van, Ons Veer. Penschetsen II. — — Nog eens de Gierbrug P. G. N. C. 4 Febr. 1906. Kemp, P. van der, Prijsvraag uitgeschreven door het bestuur der gemeente Nijmegen tot verbetering van het overvaart veer tusschen de Stad en het dorp Lent, met of zonder toepassing van stoomvermogen, en bekrooning dier prijsvraag. Nym. 1869, I, 8Ü m. pl. Weve, J. J. De Gierbrug te Nijmegen. De Waterbouwkunde, afd. XIV, Bruggen, 3C ged. Waaloverbrugging. — Verslag van de bijeenkomst van ingezetenen van Nijmegen en omstreken, op 15 Januari 1906, in de zaal van de sociëteit Burgerlust te Nijmegen. Nym. 1906, 8" met pl. en kaarten. Het veer over de Waal. Noviomagum 28 Oct. 1905. De Waaloverbrugging P. G. N. C. en Gelderlander 17 Jan. 1906. De Waaloverbrugging, Gelderlander 20 Febr. 1906. Schevichaven, H. D. J. van, De Rijkstol te Nijmegen. Bijdr. en meded. van „Gelre." D. VIII. « Neyboer, C. A. De Rijkstol, later de Stads-Rijksche Tol te Nijmegen, de Gelderlander 1905. Schevichaven, H. D. J. van, De Nijmeegsche Peperhandschoen. Penschetsen D. II. Met het jaarlijks overhandigen te Luik van een havikshandschoen met peper gevuld, bezat Nijmegen vrijdom op de Maastollen. Aen S. H. den heere prince van Orange, enz. (Request, der magistraten van Nymegen, Tiel en Zalt-Bommel, betreffende hun recht op verschillende tollen, dd. 24 Oct. 1684, met bijlagen). 8°. Extract uyt het reces des Landdaghs in October 168B extraordinaris binnen Zutphen gehouden. (Protest van dezelfde steden voor inbreuk op hun vrijheden van de Maastollen). z. j. en pl. 8°. Getuygschrift van eenige Maeshandelaars, tegenwoordigh noch borgers synde, als voor desen geweest, over de mishandelingli haar door eenige harer gewesene en wettigh gedepossideerde regenten, soo nog in leven, als doodt synde, aangedaen (27 juny 1703) Nym. 1703. in plano. Attest dat zij van 1682—1702 op de Maastollen f 40,000, op den Urmondschen Tol, sedert 1092, f 175,000 onrechtmatig hebben moeten betalen. Dat zij «ja, met tranen In onse oogen", daarover bij den magistraat geklaagd, doch niet dan «vilayne bejegeningen" ontvangen hadden. Verantwoordinge van de leden van de oude magistraet der stadt Nijmegen, tegens de dachten van de Maes-schippers, over het Maesgelt en eenige andere poincten. (27 juny 1708) Nym. 1703. 4°. Korte memorie en narigt, rakende het recht van vrydom en exemptie op de tollen van de riviere de Mase, de Stad en borgeren van Nymegen competerende, mitsgaders de infractien en ingrepen, welke haer daer tegens door eenige tolheffers op de gemelte riviere onregtmatelijk zyn en worden aangedaen. z. pl. of j. 8 blz. Memorien van eenige voorname periodes, getrokken uyt d'originele privilegien van vrydom en exemptie van vertollingen de stad en borgeren van Nymegen door keyzers, koningen, fursten en graven successivelijk gegeven, onder eede solemnelijck aenbelooft, toegeseyt en geconfirmeert Onderteekend: S. L. Singendonck. z. j. of d1 4° 8 blz. Remonstrantie gedaan overleveren aan Haar Hoogmogende de Heeren-Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden, door borgemeesteren, schepenen en raad der stad Nymegen, over de infractien en inbreuken, soo derselver borgeren op de riviere de Maze trafiqueerende, aldaar door eenige tolhefferen nu onlangs zijn aangedaan geworden, tegens de indisputable vrijdommen en exemptien de gemelde Stad en borgeren op de tollen der voorsz. riviere, en elders ingevolge den notoiren inhoud van de privilegien, haer by hertogen, koningen ende keysers gegeven, competerende, en waar van sy sedert immemonale tyden in eene rustige ende vredige possessie zyn geweest, dd. 18 july 1706. Nym. 1707, 56 bl. fol. Lotsy, H. Dagelyksche aanteekeningen gehouden te Nymegen, van de peils-hoogten en merkwaardigste gebeurtenissen op de rivieren Maas, Rhijn, Waal, Neder Rhijn en IJssel Nym. 1772-82. 2 d. 8°. Schonck, E. J. B. Dichterlijk Tafereel van den tegen woordigen watersnood en deszelfs treurige gevolgen. Nym 1795, 8°. Beschrijft hoofdzakelijk de rampen in en bij Nijmegen voorgevallen. Conrad, F. W. en Delprat, J. P. Verslag over de verzakking te Nymegen, ingediend aan den Minister van Binnenl. Zaken, volgens besluit der Natuurk. Afd. van de Kon. Akad. van Wetensch. Amst. 1858. 8U. met 2 pl. en 3 tabellen. — ~~ Zes Vervolgen op bovenstaand. Amst. 1861 1865. 8J. Zie ook Versl. en Meded. deiKon. Akad. der Wetensch. Afd. Natuurk. D. VII bl. 291 • 301.; XI. bl. 13. XII bl. 196. enz. Hooff, W. F. G. L. Oorzaak der verzakking te Nijmegen. Dordr. 1862, 8°. Verzakking der Waalkade. Rapport van den Raad der Gemeente Nijmegen. 29 Oct. 1872. Nader Rapport van den Raad. Een belang stellend Nymegenaar. Eene Voorzegging. Nym. 1888. 8°. Lt. Gen. Krayenhoff zou voorzegd hebben, dat de Krib of Keerdam voor de Z. W. punt van den bandijk te Lent, na verloop van tijd de verzakking der VVaalkade tengevolge zou hebben. Schevichaven, H. D. J. van, De Poelen van Oud-Nijmegen. Penschetsen, D. I. — — ______ — De Putten en pompen van Oud-Nijmegen. Penschetsen, D. I. Onze Molens. Penschetsen, D. II. — — — Nijmeegsch Bier. Penschetsen, D. I. — — — — — Wijnkoopers en wijndrinkers. Penschetsen, D. I. — — — — De Couranten te Nijmegen. Penschetsen I. — — — Oud-Nijmeegsche Almanakken. Penschetsen II. — — Nog een oude Nijmeegsche Almanak. Penschetsen III. — — — — — De plannen van Oud-Nymegen. Penschetsen I. — — — — De dierenwereld te Nymegen. Penschetsen III. — — — De oudere Sociëteiten van Nijmegen. Penschetsen, D. II. Algemeene wetten en inrichtingen van het genootschap ten spreuke voerende Voorbeelden Trekken; opgericht binnen Nymegen, den 27 Maart 178G. Nym. CIOIOCCLXXXVI. 8°. Aria voor het vaderlands genootschap Voorbeelden Trekken; ter viering van het vreugdefeest den . . Juny 1795. Wijze: Leisje sliep in 't bosch in 't lommer. Met een „Vrijheidslied" op dezelfde wijze. 8°. z. n. of pl. Reglement van het vaderlandsch genootschap opgericht binnen Nijmegen onder de zinspreuk: Voorbeelden Trekken; over gezien en met de nodige verbeteringen op nieuw aangenomen den 17 Maart 1795, het eerste jaar der Bataafsche Vrijheid. 8°. Lijst der heeren leden die de sociëteit Alles op zyn Tyd met de eerste inteekening geformeert hebben, als mede die vervolgens geadmitteert zyn, tot ultimo December MDCCCIII. Nijm. 1803, 8°. Reglement voor de sociëteit de Harmonie binnen Nijmegen. Nijm. 1822. 8". Verslag van de oprichting en van het gebeurde met de sociëteit de Harmonie te Nijmegen, uitgebragt op den dag van haar 50 jarig bestaan, op 1 Mei 1862. Nijm. 18C2, 8°. Gewijzigde Reglementen voor de sociëteit Burgerlust te Nijmegen. Nijm. 1875, 8°. Mulder, B. L. Verhaal van de lotgevallen der vroegere loge St. Lodewijk in het Oosten van Nijmegen. Zie ook Nederl. Jaarboekje voor Vrij-metselaren 1846. Reglement voor de wettig gevestigde loge de Vereenigde Vrienden in het O. van Nymegen. Nym. 1817, 12°. Met de naamlijst der 22 leden. Bi'ief van een vry-metselaer van de St. Lodewycks-loge te Nijmegen, aan den eerwaarden godtzaligen en hoog geleerden heer Everhard Haverkamp, Sig. fil., predikant aldaar, over een gedeelte der toepassing van zyne leerrede op den dank- vast- en beededag, den 22 Maart 1752 in de Groote Kerk te Nymegen, tegens de vry-metselaars uytgesproken. Gedrukt in de Weereld. 12°, z. j. Merkes, L. A. en F. C. Berigt van den Kerkeraad te Nymegen, over de vrymetselarye, tegens het request van L. A. Merkes en F. C. Merkes, verrykt met de noodige aenmerkingen. Hier zyn bygevoegt 't advys van 't Hof Provintiael van Gelderland, resolutie van de Edele Mog: Heeren Staeten van Gelderland hierop gevallen, en verdere stucken daer toe behoorende. Nym. (1753) 12". Bergh, L. Ph. C. van den, Tooneel en Muzyk (te Nijmegen). Nijm. Bijzonderheden. Schevichaven, H. D. J. van, Melpomene te Nijmegen. Penschetsen, D. I. De Toonkunst te Nijmegen. D. H. Bydragen over muzyk uit het archief van Nymegen, van 1631—1761. Croniek v. h. Hist. Genootsch. 3e Jrg. Rogge, H. C. De Toonkunst te Nijmegen. Tijdschrift der Vereeniging v. Toonk. 1901. Naamlijst der ordinaire en extraordinaire leden van het muzykgezelschap te Nijmegen (1839-1840). Opgerigt den 23 Januarij 1818. Later Stads-Concert genoemd. Reglement voor de Zangvereeniging [Polyhymnia]. Nijm. 1830, 8°. Weve, J. J. Nijmeegsche Architectuur van vóór 1600. Bouwk. Tijdschr. IX, m. pl. [— —] Het oude geveltje afkomstig uit de Hezelstraat, thans gemetseld in de binnenplaats van het Stadhuis. Afbeeldingen van oude bestaande gebouwen. Uitg. der M«. tot Bevord. van Bouwk. 1885. pl. 135, 136. - - - - Wat Nijmegen den architect voor merkwaardigst biedt. Bouwk. Weekbl. 1887. Mes, G. Nijmeegsche Kunstenaren. Geld. Volksalm. 1889. Poll, W. van de, Nijmeegsche schilders. Archief voor Nederl. Kunstgesch. D. VIL — — — De magistraat van Nijmegen in betrekking tot de schilderkunst aldaar. Geld. Volksalm. 1893. De Nijmeegsche Parken. Gelderlander 6 Oct, 1901. Goris, L. In Nemus urbanum Noviomagense, quod Vitellinum vulgo dicitur. Farrago Carminum abortivorum. Noviom. 1645. 4°. Vijf epigrammeD, achter zijn Commentat. ad Consuetud. Velav. Poll, W. van de, De Saltzburger emigranten te Nijmegen en in het land van Kadzand. P. G. N. C. 22 Oct. 1898. Kuffeler, J. C. T. van der Meer van, Een reisgelegenheid tusschen Nijmegen en Dusseldorp in de 17e eeuw. Geld. Volksalm. 1898. Roggen, W. Graadt van, Per beurtman van Nijmegen naar Rotterdam, in 1783. Penschetsen III. Schevichaven, H. D. J. van, Vrijgeleide voor heidens, gegeven door den magistraat van Nymegen, in de 15e eeuw. Bijdr. en Meded. van „Gelre" D. I. Kuffeler, J. C. F. van der Meer van, Guillaume Soudan. Tijdspiegel, 1890. Rogge, Y. H. G. Soudan en A. Morus. De Navorscher. 1895. Haps, P. Oratiuncula de juventute principum non aspernanda, dicta Batavorum Oppidi seu Neomagi Geldriae in summo scholae apostolicae uuditorio, die 26. Novembris MDCL. Noviom. 1651. 4°. Den schoone historie en miraculeuze geschiedenis van den ridder met de zwaan, die te Nijmegen, in Gelderland, te scheep kwam, by het geleide van eene zwaan, uit den lande Lilefoort, hetwelk men zegt te wezen: Ryssel, D'ouway en Orchy, gelegen in Vlaanderen. Amsterdam. MDXLIII. 4'. Zie Nederl. Volksromans door Mr. S. Ph. C. van den Bergh, 1837, bl. 23, waar de legende verhaald en haar oorsprong medegedeeld wordt. Men zie ook den zonderlingen vorm die deze legende aanneemt in J. C. Calvete de Estrella 's Felicissimo viaje d'el muy alto y muy poderoso principe Don Phelippe, hijo d'el emperador Don Carlos quinto, etc. Anvers. 1552 f°. 318 b. Sloet van den Beele, L. A. J. W. Verhandeling over den Nijmeegschen Zwaneridder. Meded. der Kon. acad. der wetensch. Afd. Letterkunde, 1869. Het alom bekende, Nijmeegsch Plancke Hutje, of het zoogenaamd Landje van Beloften gedruckt voor boeren en menschen, voor snijders, wevers en schoenlappers, voor lediggangers en opsnappers. (Nijm.) 1774, kl. 8". Dit huis, een bordeel, stond denkelijk in de Rozemarijngas. Zie van Schevichaven, Oud-Nijmegen, Straten, enz. bl. 217. [Clemens, C. H.] Nijmeegsche Vreemdenlijst of Weekblaadje (15 Dec. 1838 tot einde 1845). 8°. — — Maandboekje der stad Nijmegen. Januari 1887 tot October 1839. 8°. — Feestzang bij de terugkomst der Schutterij van Nijmegen. 1834. Wijze: de Koning leev', de Koning leev'. Tollens. Nijm. 1834. Omstandig Verhaal van het vreeselijk ongeluk in den laten avond van Dinsdag den 25 April j.1. te Nijmegen voorgevallen. Nijm. (1854), 8°. De emer. predikant Molengraaf! viel bij het afrijden van de Gierbrug door het breken van het paardentuig met zijn rijtuig in de Waal. Zijn vrouw, beide dochters en een bij hem inwonende dame verdronken. De predikant, dien het gelukte uit het rijtuig te komen, werd gered. La Serve, W. J. Ter Gelegentheydt dat den weleerwaarden heer Gerardus Wilhelmus Finman, bedienaar des goddelijken woordts in de gemeente der hooge- en vrye heerlykheyt Dieden, op Vrydagh, den 11 September 1767, ten ondertrouw wierdt aangetekent met juffrouw Laurentia Hoogers, omme vervolgens, na de ergaane kerkelijke proclamatien in den huwelyken staat te worden bevestigt binnen de stadt Nymegen. 8 bl. fü. Aan het einde: Dees wenschen by uw leeven — Doet een uwer voogd en neeven — Die by leven en bij sterve — Zig tekent — Willem Jan La Serve. Over G. W. Finman zie boven bl. 59. Smetius, J. Epithalamium Rev. D. Johanni Brebereno a Dyck, pastori ecclesiae Wichensis, et ornatissimae virgini D. Sibylla Bouwens. (XII Cal. Mart. Jul. An. CIO IOCXL). Noviom ; in plano. Smith, J. (Smetius) In nuptias Rev. viri D. Simeonis Ruytingii, Ecclesiae Noviomagensis pastoris, et praestantissimae virginis D. Caeciliae Broen. Celebratas XXVIII Martii. A°. CIO IOCXLV. Amstelod. 4°. Ruytingius, S. Rouw-Clachten over 't onverwacht af- sterven van den Eerwaerdige, Godsalige, Hooghgeleerde D. Abrahamus Tielenius, in sijn leven getrouwe bedienaer des H. Evangeliums tot Nymegen. Overleden in zijn geboorte stadt Aken, den ~ Junij 1662. Nym. 1662. 4°. (Gevolgd door een Latijnsch rouwdicht van Smetius.) Smetius, J. Funus sive exequiae elegantissimi et literatissimi viri Johannis Schultingii, eloquentiae et histor. Professoris ordinarii, repentina et immatura a morte sublati. (1666). 4°. (Gevolgd door rouwdichten van anderen). Treur-digt op het droevigh afsterven van den hoog-welgeboren heer Stephen, baron van Weideren, luytenant generael der Infanterye van den Staat, collonel van het oud Gelders regiment, gouverneur der stadt Meenen &a, &a, overleden binnen Bergen Henegouwe, den 2 Novemb. 1709. Nym. 1709, 4°. Brugghen, C. J. L. van der, Hulde aan de nagedachtenis van jhr. Dirk Rijnhard Johan van Lynden, burgemeester der stad Nijmegen. Nijm. 1837. 8°. Clemens, C. H. Herinnerings-offer bij het overlijden van den Christen-leeraar T. M. van Gulpen. Nijm. 1837. 8". Raymakers, A. J. M. J. Rede van den Z. E. heer Raymakers, over Mgr. Hamer. Gehouden 17 Jan. 1901. (Gelderlander. 19 Jan. 1901. Onthulling van het standbeeld van Mgr. Hamer en gezellen te Nijmegen, den 28 Sept. 1902. Met levensbeschrijving van den Bisschop-martelaar. Nijm. 1902. 8°. m. pl. Officieel Verslag van den 3den Diocesanen Katholiekendag en van de plechtige onthulling van het standbeeld van Mgr. Hamer en gezellen te Nijmegen, 28 Sept. 1902. Nijmegen. (1902) 8°. NJjhoff, P. Berigt aangaande het oud archief der stad Nijmegen, Nijhoff's Bijdr. D. VII. — Inventaris van het oud archief der gemeente Nijmegen, opgemaakt volgens besluit van HH. Gedep. Staten der Prov. Gelderland, van 20 Maart 1804. Nijm. 1864, 8". Poll, W. van de, Inventaris van het oud-rechterlijk archief der gemeente Nijmegen. Nijm. 1890, 8°. Catalogus van boeken en manuscripten welke voorhanden zijn in de stedelijke Bibliotheek te Nijmegen. Nijm. 1868, 8°. Poll, W. van de, Catalogus van de openbare bibliotheek te Nijmegen. Nijm. (1892) 8°. Abeleven, Th. H. A. J. en Bijleveld, C. G. J. Catalogus van de Bibliotheek van het Museum van Oudheden te Nijmegen. Nijm. 1892, 8°. Verslag der Commissie ter verzekering eener goede bewaring van gedenkstukken van geschiedenis en kunst te Nijmegen. (Verschijnt jaarlijks van af 1880), m. pl. 8". Catalogus der Bibliotheek van het Nijmeegsch Gymnasium 1889. Nijm. 8". Inventaris van het archief van de boekerij en van de physisch- en chirurgische instrumenten, door de plaatselijke commissie van geneeskundig toevoorzigt aan de gemeente Nijmegen in eigendom overgegeven, bij de opheffing van die commissie, volgens de wet van 1 Juni 18G5. Nym. 1866, 8°. HET RIJK VAN NIJMEGEN EN HET SCHEPENDOM. ') t Spaen, W. A. van, Van de Stad en het Rijk van Nijmegen. Oordeelk. Inleid, tot de Geschied, van Geld. D. IV. [Wagenaar, J.] Beschrijving van het Ryk van Nymegen. Tegenw. Staat van Gelderl. (1741) bl. 242. Schevichaven, J. van, Geschiedkundige plaatsbeschrijving van het Rijk van Nijmegen. Nijm. 1846. Met kaart en plattegrond. Schevichaven, H. D. J. van, Het Rijk van Nijmegen, zijn dorpen en heerlijkheden. Bijdr. en Meded. van Gelre. D. III. Organisatie en bestuur van het Rijk van Nijmegen. Bijdr. en Meded. van Gelre. D. V. Craandijk, J. In de buurt van Nijmegen. De Aarde en haar Volkeren 1900. Met afbeeld. Landt-brieff van het Ryck van Nymegen, van den jaere 1582. Grt. Geld. Plactb. II, Append. bl. 1. Gereformeerde Landt-rechten ende gewoonten van het Rijck van Nymegen. enz. Mitsgaders van de heerlijckheden ende gerichten daaronder ressorterende. Arnh. 1683, 4°. Hetzelfde. Arnh. 1686, 4°. Hetzelfde. Nijm. 1765, 4". Hasselt, J. J. van, Aanteekeningen op de gereformeerde land-rechten ende gewoonten van het Ryck van Nymegen, enz. Nym. 1777, 8°. Deze aanteekeningen zijn niet verder voortgezet dan de eerste XIII titels. Een bladzijde uit de Gereformeerde Landregten, enz. in het Rijk van Nijmegen. Geld. Volksalm. 1874. Betouw, A. in de, De succedendi ratione in Imperio Noviomagensi recepta. -Traj. 1777, 4°. 1) Voor de Rom. Oudheden buiten de Stad gevonden, zie boven Romeinsche Oudheden, bl. 2 en volgg. Gereformeerde Dyck-rechten van 't Ryck van Nymegen, Over- en Neder-Betouwe, sampt Maes ende Wael. Nym. CIO IOCLVIII. 8°. , enz. geapprobeert ende bestedight op eenen landt-dagh tot Arnhem, den 24 Augusti 1640, ende op eenen landt-dagh tot Zutphen, den 12 Maii 1657, geamplieert; mitsgaders op eenen landt-dagh tot Arnhem, den 12 Aprilis 1679, omtrent het 14. capittel, spreeckende van appellen verandert ende geredresseert. Arnh. 1679, 4°. Ampliatie van het dyck-regt, enz. in 't houden van dykproceduren. Arnh. 1723. Resolutie dat de schouwen van 't Ryck van Nymegen _ respectivelyck over uyt 't een in 't andere ampt gaen (1678). Grt. Geld. plactb. II, 47G. Polders in Maas en Waal, Ooi, Erlekom, enz. L. A. J. W. Sloet, Bijdr. tot de kennis van Gelderland. Arnh. 1852, bl. 435 volgg. Ordonnantie op het waecken van de huys-lieden ende inwoonderen van 't schependomb van Nymegen. Nym. 1641, 4°. 10 blz. Ordonnantie en reglement op het veegen en ruimen van beeken, weteringen, ley- en togtgraaven (28 Dec. 1768). Nym. 1769, 4°. [Ordonnantie en reglementen op het veegen en ruimen van beeken, weteringen, ley- en togtgraaven als anders; voorts het repareeren en onderhouden van gemeene 's heeren en andere wegen, straaten en voet-paden, &a. in het schependom van Nymegen. Gearresteerd by borgermeesteren, schepenen en raaden der stad Nymegen (16 Febr. 1769). Nym. 1769, 4°. 50 blz. Beschouwingen over de verbetering van de waterlossingen van het Rijk van Nijmegen en van Maas en Waal, en de aanwending van middelen om de vruchtbaarheid van die beide districten te vermeerderen. Tiel. 1877, 8°. [Bloem, A.] Wat is recht? Eenige opmerkingen, aan de hand der geschiedenis over de waterlossing in de polderdistricten: het Rijk van Nijmegen en Maas en Waal. Utr. 1880. 8". Hiebendaal, C. B. Antwoord op de brochure „Wat is recht?" door den heer A. Bloem, te Winssen. Nijm. 1880. Hasselt, J. van en Koning, J. de, Ontwerp tot verbetering van de waterlossingen van het „Rijk van Nijmegen" en van „Maas en Waal". Ingezonden'aan het bestuur van het Waterschap, 13 Jan. 1883. Nijm. 1883, f°. Fijnje, H. F. Beschouwingen over de aanwending van stoomgemaal tot verbetering der waterlossingen in het Rijk van Nijmegen. Nijm. 1884, 8°. Placaet ende Ordonnantie op de jacht in 't Ryck van Nymegen (6 Nov. 1651) Grt. Geld. Plactb. II, 373. Publicatie op de jacht in het schependom. Nijm. 1658, in plano. Ordonnantie by borger-meesteren, schepenen ende raedt der stadt Nymegen beraamt, op 't stuck van de jacht in dezer stadt schependom Nym. 1658 4°. 8 bl. goth. lett. Ordre op de jacht in 't schependom (25 july 1700) Nym. 4°. 8 blz. Reglement en ordre op de wildbane en jagt, in het schependom van Nymegen (19 Sept. 1731). Nym. 1731. gr. 4°. 4 blz. Hermans, C. R. Burgten en oude gedenkstukken in 't arrondissement Nymegen. Mengelingen, II. Montenberg D. G. Nijmegen en omstreken, in wandelingen; met afbeeldingen van Oud-Nijmegen, platen, plattengrond en wandelkaarten. 1898, gr. 4°. Uit de Geschiedenis van het schependom. De Gelderlander 13 Aug. 1905. Schevichaven, H. D. J. van, De Landweer. Penschetsen I. Bidkapellen buiten onze stad. Penschetsen III. — — De Calvariënberg en de Zeven Kruisen. Penschetsen I. — —■ — Het Gybenklooster, het Observanten klooster en de Bokking-huisen. Penschetsen I. — De Hoofdberg en Hoofdkuilen. Penschetsen I. De Schoenmakershaven. Penschetsen II. De Winsseling. Penschetsen III. Schevichaven, H. D. J. van, Hees en zijn Oude buitenverblijven P. G. N. C. 25 Febr. en 4 Maart 1906. Jonckers, J. H. De „dikke boom" te Hees (gedicht.) Met historische toelichting. Geld. Volksalm. 1891. K—K, Chr. van der, uit het verleden. Een kleine gedachtenis aan den „dikken boom" te Hees P. G. N. C. 17 April 1904. Schevichaven, H. D. J. van, Het Klooster te Neerbosch. P. G. N. C. 25 Dec. 1904. Harencarspel, R. Scheers van, Het Geldersche polder-reglement in verband beschouwd tot de laatst goed gekeurde reglementen, ingevolge art. 222 der voormalige grondwet, met betrekking tot het dorp Neerbosch. Nijir. 1842, 8°. Smits, Pzn F. W. De Weesinrichting van J. van 't Lindenhout, te Neerbosch. Geld. Volksalm. 1886, met plaatje. Deth, G. van en Houten A. J. van, De Weesvader van 't Lindenhout ontmaskerd, Onthullingen over de Weesinrichting te Nijmegen. Amst. 1903, 8°. Aan heeren leden der Staten van Gelderland. Verzoek van Mauritz de Bruijn, geërfde van Hatert, om de beslissing der Provinciale Staten in 1830, waarbij Hatert en Malden niet bij het Rijk van Nijmegen gebracht worden, te willen bekrachtigen. 1856, z. pi. Bruyn, M. de, Het dorp Hatert en de Teersdijk, 1885—86. 8°. z. pl. Poll, W. van de, Het leengoed de Dukenburg, in het schependom van Nijmegen, Bijdr. en Meded. van Gelre, I. Schevichaven, H. D. J. van, DeBroerdijk, Penschetsen II. Het Stadsdaal. P. G. N. C. 22 Dec. 1902. Reglement op het gebruik van het Algemeene Kerkhof voor de onderscheidene gemeenten der Protestanten en van de Roomsch Katholijken te Nijmegen, ingaande met primo Januarij 1829. Nijm. 8°. De Begraafplaats „Rustoord" bij Nijmegen. P. G. N. C. 28 Juli 1897. Reglement en Tarieven voor de begraafplaats „Rustoord", toebehoorende aan de Ned. herv. diaconie te Nijmegen (geopend 26 Juli 1897.) Nym. 8°. Het huys te Weurt, enz. Sloet en van Veen. Regist. op het Leenaktenb. 1® St. bl. 35. Beuningen. Ibidem, bl. 43—52. Ewick en het huys Doddendael. Ibidem, bl. 33; 36—42. Koolwijk, A. J. van, Geschiedkundige Beschrijving van het huis Doddendael. De Gelderlander 26 Mei, 2, 9, 16, 23 Juni 1895, met afb. Inventarium op den Doddendael! (temp. Karei van Egmond) v. Hasselt, Geld. Maandw. I. bl. 102. Verkooping van het huis Doddendael met toebehooren door hertog Karei van Egmond aan Dirk van Stepraide. (Met uitvoerige opgave van alle ap- en dependentien, 1 Sept. 1528). v. Hasselt, Geld. Maandw. bl. 105. Aanstelling van Wal ter van Well, tot bevelhebber en bewaarder van het huis Doddendaal, 10 juli 1525. v. Hasselt, Geld. Maandw. I. bl. 105. Oosterbeek, J. Gerdes, De heerlijkheid Ooy (met geslachtsregister). Geld. Volksalm. 1876. Zie ook Geld. Volksalm. 1892. Die borch tot Oye, enz. J. J. S. Sloet en J. S. van Veen, Register op het Leenactenboek van het vorstendom Gelre, enz. le stuk. (Kwartier van Nijmegen) blz. 6. Roukens, J. M. Landbrief des Circuls van de Ooy, met desselfs ampliatie; nevens een deductie over het dyekrecht des gemelten Cirkuls, met de authentique stukken bevestigt. Nym. 1750, 4°. Hasselt, J. van, en Koning, J. de, Nota omtrent de bevloeiing van de Ooij. Nijm. 1892. 8°. met schetsplan. Die heerlickheyt Persingen, enz. Sloet en van Veen, Register op het Leenactenboek, le St. Kwartier van Nijmegen bl. 9.11. Schevichaven, H. D. J. van, Persingen. P. G. N. C. 12 Febr. 1905. Dat huys tot Ubbergen. Sloet en van Veen. Register op de Leenactenb. enz. bl. 11. 1® st. Schevichaven, H. D. J. van, Ubbergen. Penschetsen, III. Someren, J. van, Wandeling van Nymegen op Ubberghen (Uitspanning der Vernuften, 1660 bl. 241.) Schevichaven, H. D. J. van, Hetzelfde. Penschetsen II. |Kremer, A. J. C. Het Moordenaarsgasje (te Ubbergen) P. G. N. C. 13 Aug. 1893. Degener, J. H. Acidulae Ubbergenses of kort verhaal van de minerale gezondheid-bron in de graafschap en heerlijkheid Ubbergen ontdekt en voorgesteld. Nym. 1745, 8". Op het terrein van het tegenwoordige Bronhuizen. Schevichaven, H. D. J. van, Het (Wieldersche) Meer. Penschetsen II. De Parochie van den H. Bartholomeus te Beek. De Gelderlander, 6, 7, 8 Sept. 1895. Schevichaven, H. D. J. van, Het dorp Beek. Penschetsen III. Haar Bzn., B. ter, Berg-en-Dal. Gids voor Wandelaars in Nijmegens omstreken. 1880, 8°. Van dit werkje zijn bij verschillende uitgevers vijf vermeerderde en verbeterde uitgaven verschenen. Schevichaven, H. D. J. van, Berg-en-Dal. Penschetsen II. Janssen, L. J. F. Het Pinksterfeest te Berg-en-Daal. Geld. Volksalm. 1847. Eeden, F. W. van, De natuur van Berg-en-Dal. Album der Natuur, 1870, bl. 31. Wychem. Sloet en van Veen. Register op de Leenactenb. 1 st. bl. 24. Mes, G. De Eikhorst te Wychen en de familie Biesman. Geld. Volksalm. 1890. Wychem. Den Leler met sijnen toebehoor ende die heytgraefschap in Wycher kerspel. Sloet en van Veen. Regist. op de Leenactenb. 1® st. bl. 26. Sloet, J. J. S. Het heigraafschap van Wichen, 1885. Oude Vaderl. Rechtsbr. 1885. Reglement op het Wichensche veen in 't Rijk van Nijmegen. Arnh. 1782, 4°. Het Slot te Wijchen. Geld. Volksalm. 1840. Het Kasteel te Wychen, Robidé van der Aa, Oud Nederl. in vroegere dagen, enz. 1843. Werner, H. M. Het Kasteel te Wichen. Huisvriend 1886. Mes, G. Het Kasteel van Wijchen, Kathol. Illustr. 17e jrg. en overgedr. in de Gelderlander, 24 Aug. 1902. Mieder, A. Het Kasteel van Dom Emanuel en Emilia van Nassau te Wgchen. Bulletin van den Nederl. Oudheidk. Bond. 1903, bl. 228—236; 1904, bl. 26—29; 93—96 met afbeeld. Bijzonderheden betrekkelijk het leven en karakter van Don Emanuel van Portugal en Emilia van Nassau. Nijhoffs Bydr. D. II. Mulder, L. Emilia van Nassau, de Gids, 1880. Het Kasteel te Wichen. Handelsblad, 3 Sept. 1902. Quack, J. M. L. Een bezoek aan de begraafplaats der Ned. Herv. Gemeente te Wychen. Geld. Volksalm. 1894. Quack, J. C. W. De slag bij Niftrik, 30 julij 1388. Geld. Volksalm. 1892. Schevichaven, H. D. J. van, De overwinning bij Niftrik en de kapel aldaar. Penschetsen III. Over- en Neder Asselt. Sloet en van Veen. Regist. op de Leenaktenb. 1' st. bl. 52—68. St. Waldrik. De Gelderlander, 19 Aug. 1900. St. Walricus, te Over Asselt. Jaarverslag der Prov. Geld. Arch. Comm. Bijdr. en Meded. van Gelre. D. VII, bl. XXVII. Het Benedictijner Prioraat te Overasselt. De Aarde en hare Volken 1901, afl. 2. Nederlendische Zeitung von dem Scharmuetzel bey Nemvvegen auf die Mouckerheyde, und vor Bommel beschehen, 1574, z. pl. een vel fol. Een exemplaar berust in de Gr. hertogl. bibl. te Darmstadt, No. 195/10. N. 15. Vera relatione della rotta che è stata data in Fiandra al conté Lodovico di Nansao, con molti altri signori che lo seguivano, nel giorno 14 d'Aprile 1574. Con il numero de prigioni e della gente morta e sbarratata, et altri assai particolari notabili. Stampata in Milano etrestampata in Bologna, 1574, 4°. 8 pag. Gedichten op de nederlaag van graaf Lodewijk van Nassau, op de Mokerheide, 14 Apr. 1574. Nederl. Geschiedzangen II, bl. 120. Neulleners, P. La Bataille de Mook. Public, de la Soc. hist. et archéol. dans le duché de Limbourg, 1893. Quack, J. C. W. Iemand naar of op de Mookerhei wenschen. Geld. Volksalm. 1878. Mohrmann, H. De Mokerheide, Geld. Volksalm. 1891. Het Huis te Hoemen op den Weerde, Sloet en van Veen, Register op de Leenaktenb. le st. bl. 16—21. Groesbeek. Sloet en van Veen, Regist. op de Leenaktenb. 1® st. bl. 21—24. Spaen, W. A. van, Van het Rykswald. Inleid, tot de Hist. van Geld. D. IV, bl. 55. Het Reichswald. De Gelderlander, 16 Mei 1901. Ordonnantie van 't Neder-Rijcks-Waldt. Arnh. 1655, 4°. Estimatie in 't corte wat die vaert tusschen Arnhem ende Nymegen inbrengen zal alle jaer boven costen, allet genomen by raminge off estimatie (1571). Van Hasselt Kronyk van Arnhem, bl. 189. Ordonnantie op den Tol tusschen Nymegen en Arnhem (1657). Grt. Geld. Plctb. II, 371 (16 Mey). Arnh. 1753, 4". Verhael van 't gene gepasseert is in of omtrent 't belegh van Knodsenburgh (te Lent) 11 Julij 1672. Amst. 1672, 4°. Jonckers, J. H. Graadt, De Griftdijk. Geld. Volksalm. 1849. Schevichaven, H. D. J. van, Geschiedenis van een wegen van een vaart (van Lent naar Arnhem) Penschetsen III. Het huis Doornik en de heerlijkheid Doornik en Ressen. Bijdr. en meded. van „Gelre". D. VI. Gevers Deynoot P. M. E. en Abeleven, T. H. A. J. Flora Noviomagensis sive enumeratio plantarum circa Noviomagum sponte crescentium (plant, phanerog. etcryptog. contin.) Flora van Nijmegen of naamlijst en opgave van groeiplaatsen der in het wild voorkomende planten in en om Nijmegen (de zigtbaar- en bedektbloeyende planten bevattende). Nijm. 1848, 8°. Schevichaven, H. D. J. van, Wolven bij Nijmegen. Penschetsen I. SPOORWEGEN. Adres van de Kamer van Koophandel en Fabrijken te Nijmegen, aan Z. E. den Minister van Binnenl. Zaken, 7 betreffende de verlenging van den spoorweg (Amsterdam) Arnhem—Nijmegen langs den linker Rijnoever naar Keulen (dd. 29 Dec. 1843). f. Semltz, J. W. Einige Ansichten über die bestehenden und projectirten Nieder-reinischen Eisenbahnen und die Köln—Nimwegener Eisenbahn. Köln, 1844, 8°. 16 blz. Acte der Concessie aan de Nijmeegsche Spoorweg Associatie van Arnhem over Nijmegen tot Veghel of tot 's Hertogenbosch, dd. 11 April 1846, 8". Fynje, H. F. Beschouwingen over den toestand van Nederland in betrekking tot zijnen handel, landbouw en nijverheid. Utr. 1849, 8°. Betreff. een spoorweg Nijmegen—'s Hertogenbosch. Rütter, G. Das Project der Eisenbahn-Anlage von Crefeld über Kempen, Geldern, Goch und Cleve nach Nymegen, nebst 3 Karten, Cleve, 1854, 8". Blanchemanche, P. & C°. Zuid-Nederlandsche Spoorwegen. Ontwerp van een spoorwegnet in verband met de belangen van den handel en van de nijverheid in Nederland. Memorie van toelichting gevoegd bij de aanvraag tot concessie. Maastricht, 1859, 8°. (Spoorwegbruggen by Arnhem en Nijmegen). Met aanmerkingen van een Oud soldaat, F. J. Stieltjens. enz. De Spoorweg Arnhem—Nijmegen en zijn naaste gevolgen voor het spoorwegverkeer in Nederland, z. j. gr. 8°. met kaart. Memorie betreffende den geprojecteerden spoorweg Arnhem— Nijmegen tot aan de Pruissische grenzen, waarvoor concessie is aangevraagd. Nijm. 1861, 8°. Hallo, J. F. Mededeeling nopens den te Nijmegen zeer verlangden spoorweg. Nijm. 1862, 8°. [ — ] Mededeeling nopens de [te vormen] maatschappij van grondeigenaren te Nijmegen, voor den spoorweg van daar naar Cleve. Nijm. [1862], 8°. Eerste vervolg der mededeeling nopens den te Nijmegen zeer verlangden spoorweg. Nijm. 1862, 8°. HALLO, J. F. Open brief aan de Nijmeegsche spoorweg-commissie. Cleve, 18G3, 1 vel fol. Statuten der Nijmeegsche Spoorweg-Maatschappij, vastgesteld in de vergadering van 30 April 18G3. Nijm. (1863) 8°. Nijmeegsche Spoorweg-maatschappij. Akte van Vennootschap. Nijm. (1863), 8°. Geil, W. G. C. Bruggen over de Waal en Rijn (dd. Maastricht, 13 Febr. 1804) 8". Memorie betreffende de Merwe- en Waal-Spoorweg (Dordrecht Papendrecht-Gorinchem-Tiel-Arnhem-Nijmegen). Dordrecht. 1865, 8°. met kaart. Roggen, M. A. van, Aan de aandeelhouders van de Nijmeegsche spoorweg maatschappij. Nijm. (1865) 8°. Roggen, J. M. Graadt van, De overbrugging te Nijmegen. Nijm. 1865, 8\ Nijmeegsche Spoorwegzaken. Bijvoegsel behoorende bij de „Nijmeegsche Nieuwsbode", van 11 April 1868 en vervolg, N03. 4, 26, 23 en 32. Geschiedenis der Spoorwegbeweging en beschouwingen daaromtrent. Nierstrasz, N. H. De Spoorweg Nijmegen—Arnhem, met de overbrugging van de Waal en Rijn; met 3 bijlagen en 2 kaarten, 's Hertogenb. 1869, 8°. Aan de lezers der „Nijmeegsche Nieuwsbode." Heugelijk bericht omtrent den Spoorweg Nijmegen—Arnhem. Nijm. (1872) 1 vel fol. Uittreksel uit de « Arohemsche Courant" van '2 Nov. 187*2, bevattende een verslag van de avondzitting van den Arnh. Gemeenteraad. 31 Oct. 1872, waarin wordt medegedeeld dat de overbrugging van den spoorweg Arnhem—Nijmegen binnen kort haar beslag zal verkrijgen. [Roggen, J. H. Graadt van,] De Spoorweg Arnhem—Nijmegen en zijn naaste gevolgen voor het spoorwegverkeer in Nederland, dd. Nijm. Mei 1873, 8°. [Roggen, M. A]. Aan de leden der Staten-Generaal. Een open brief van Noviomagensis. Nijm. 1873. 8°. Berkum, G. van, Spoorweg Arnhem—Nijmegen en overbrugging voor de Stad. Arnh. 1875. 8°. met kaart. Stieltjes, F. J. Het vóór en tegen van verschillende spoor wegrichtingen tusschen Arnhem en Nijmegen. Rott. 1875, 8". met een plaat. De heer J. F. Stieltjes en de belangen der verdediging, voor zooveel die betrokken zyn bij den spoorweg Arnhem Nijmegen —'s Gravenh. 1875, 8°. Wertheim, J. [J. H. Graadt van Roggen|, De spoorweg (Amsterdam) Amersfoort—Wageningen—Nijmegen (Keulen) de kortste verbinding van Amsterdam met den Rijn. Met spoorwegkaart, van Nederland, waarop de door den hr. Kappeijne van de Copello c. s. voorgestelde spoorwegen zijn aangegeven. Amst. 1875, met kaart en bijlagen. Vreede, D. Een woord over de spoorweg verbinding Amersfoort—Nijmegen—Wageningen. 1876. 8°. Nog een woord over de spoorweg—verbinding Amersfoort—Nijmegen—Wageningen, 1876. 8". Bezwaarschrift van den directeur der Nederlandsche centraal-spoorweg-maatschappij, betreffende den ontworpen staatsspoorweg van Amersfoort naar Nijmegen, dd. 8 Dec. 1877, N". 15993. Utr. (1877) met een kaartje. [Roggen, J. H. Graadt van,] De Spoorweg van Amersfoort langs Rhenen naar Nijmegen. Kan, zonder verkrachting der spoorwegwet van 1875, afgeweken worden van het voorstel der Regeering om den Neder-Rhijn bij Rhenen te overbruggen? Neen. Amst. 1878, 8°. Denkschrift betreffend die Ausführung der Crefeld—Cleve— Nymegen Eisenbahn, (1888) f<-> . r Aanhangsel. Biographiën en genealogiën van beroemde Nijmegenaars. De hier opgesomde personen waren Nijmegenaars van geboorte, of hebben te dezer stede geleefd. Zijn zij vermeld in Van der Aa's Biographisch Woordenboek, dan is onderstaand de bladzijde opgegeven van het deel, waarin hun naam aldaar, volgens alphabetische rangorde, te vinden is. Daartoe wordt verwezen naar de folio uitgave van dat werk, van Van Harderwijk en Schotel. In de meeste gevallen vindt men daar bronnen opgegeven voor verder onderzoek, alsmede lijsten der door geleerden en letterkundigen in casu uitgegeven geschriften. Het spreekt van zelf, dat de beroemdheid en bekendheid van de meesten der genoemde personen zeer betrekkelijk zijn. Immers tel brille au second rang, qui s'éclipse au premier." In vele gevallen zou men dan ook kunnen volstaan met de „beroemdheid" terug te brengen tot: „onder hun tijdgenoten te dezer stede bekende personen." AELBERTS, G. portretschilder t omtr. 1765. Aa 54. ALEXANDER, F. S. Geneeskundige 1787—1854. Aa 54. ANTONIANÜS, J. (Johan van St. Anthonis) prior van het Broerenklooster, Aa 99. ARNTZENIUS, J. H. rector der Apost. School. Letterkundige 1735—1797. Aa 119. BERCHEN, W. VAN, Geld. Kroniekschrijver 15e eeuw. Aa 106. Sloet, Voorwoord bij zijn uitgave van Van Berchen's Kroniek. Van Schevichaven. Penschetsen I, bl. 53. *) *) Omtrent van Berchen's Kanunnikaat, dat door Sloet betwijfeld werd, bestaat thans zekerheid. In de Brabantsehe Kroniek noemt hij zich: ego Wilhelmus de Berchen, canonicus ecelesie imperialis urbis BERGH, L. VAN DEN, dichter 17® eeuw. Geld. Volksalm. 1837. Van Schevichaven P. G. N. C. 27 Nov. 1898. BERGH, L. Ph. C. VAN DEN, rijksarchivaris en letterkundige. Levensber. d. afgest. medel. v. d. Mü. v. Nederl. Letterkunde, 1882. BERKENBOOM, B. Kunstschilderes t 1771. Aa 130. M. Kunstschilder, t omtr. 1710. Aa 130. BETOUW, J. INDE, rechtsgeleerde en oudheidkundige, 1731— 1820, Aa 140. BEYERINCK, F. waterbouwkundige 1766—1838, Aa 84. W. „ „ „ 1756—1808, Aa 84. BORN, D. godgeleerde. Slichtenhorst bl. 37. BOSKAM, J. stempelsnijder, 17e eeuw, Aa 317. BRONKHORST, J. VAN (Joh. Novio- of Neomagus); letterk. en mathematicus 1494—1570; Aa 434. BUSAEUS (BUYS,) G. Godgeleerde, 1538-1581. Aa 511 — — J. „ 1547—1611. „ 511 — P. „ 1540—1587. „ 511 CANIS, H. rechtsgeleerde 1531—1619, Aa 33. — — — J. ook Canisuis, burgemr. van Nijm. f1553, Aa31. CANISIUS, J. contrapuntist, 1554—1617, Aa 31. P. godgeleerde S. J. 1521—1577 Aa 33. Pfülf, O, der selige p. P. Canisius. in seinen tugendreichen Leben dargestelt. Einsiedlen, Waldshut. Koln. 1897, mit illustr. Michel, P. L. Vie du bienh. Pierre Canisius, d'après le p. J. Boero et des documents inédits av. grav, 1897.; Braunsberger, O. De zal. Petr. Canisius, Korte levensschets en gebeden; naar het Duitsch, Leid. 1897. Wiel, G. W. van de, De zal. P. Canisius, een leerzame geschiedenis voor Roomsch en Protestant. Arnh. z. j. Seguin, E. Leven van den gelukz. P. Canisius, vert. door P. Bongaerts. bijgewerkt, enz. door H. J. Allard (1897). De Novi[ma]gensis." Nogmaals in de Kroniek van Arkel, die hij zegt geschreven te zijn: //per me Wilhelmum de Berchen, canonicum ecclesie almitlui signiferi prothomartiris Stephani, insignis Novimagensis Coloniensis diocesis." Beide deze geschriften berusten in de Bourgondische bibliotheek te Brussel Bijdr. Vad. Geschied, en Oudheidk. 4« R. D II, bl. 27. eerwaarde pater P. Canisius. Godsdienstvr. 1829, XXIII. 259; 1840, XLV, 270. De gelukz. P. Canisius, Aldaar, 1864, XCIII, 147; 1865 XCIV, 230; XCV, 34, 134, Allard, H. J. De zal. P. Canisius, Pius Alm. 1882, m. portr.; Dezelfde: Canisiana, Stud. op godsdienst, wetensch en letterk. gebied, 30® jrg. D. L., LII, LVII; Brouwers, J. W. Petr. Canisius, Kath. Volkalm. 1866; Nieuwenhoff, W. van, Een beroemd Nijmegenaar der XVI6 eeuw, Stud. op godsdienstig. enz. XLIX, 1. Dezelfde. Twee jaren arbeids van Canisius; aldaar LI, 249; Looijen, A. A. Het feest ter eere van den zal. P. Canisius, te Nijm. Ver. Chr. St. XX. 1866, 321. Een protestantsche stem over den zal. P. Canisius (vertal. van een artikel in de Alg. Schweizer Zeitung) de Gelderlander 2 Maart 1900; Lans J. R. van der. De zal. P. Canisius, Kathol. Illustr. XXXI. 153; 304. Bergh. L. Ph. C. Het Nijm. geslacht Canis. Nijhoff's Bijdr. N. E. D. IV. Bongaerts P. Stamlijst der familie Canis. 'sGravenh. 1865. Von Brücken Fock, B. F. W. Canisiana. Geneal. Herald. Archief 1900. CLEMENS, C. H. dichter en letterkundige, 1808—1841. Aal31. CRANEFELDT, F. VAN, staatsman 1473—1564, Aa 255. CULTIFICIS, (Messemakers) E. godgeleerde (gaf het eerste boek uit dat te Xijmegen gedrukt werd), 15 eeuw. Aa 281 uitvoeriger Meijer, G. A. Dominikaner klooster en statie te Nijm. 1892, bl. 43. DIEMERBROECK, Y. VAN, geneeskundige; 1606—1674. Aa 50. DRIELLIUS, G. godgeleerde, 16" eeuw. Aa 104. EYNDEN, F. VAN DEN, Kunstschilder, 1694—1742, Aa 92. — J. kunstschilder, 1733—1824 Aa 92. — — — r. Met v. der Willigen schrijver der Geschied, d. vad. Schilderk. 1747—1819. Aa 92. FABER, P. godgeleerde. 1479—1525. Aa 1. FABRITIUS, G. prof. in de godgeleerdh. f 1628. Aa 3. FAGEL, F. N. Krijgsman 1645—1718. Aa 9. — N. Staatsman, 1620—1G95. Aa 5. FALCOBURGENSIS, G. (van Valkenburg) 1538-1578. Klassieke taal- en oudheidkundige; dichter, Aa 11. FRANCKEN, A. godgeleerde, 1790—1857, Aa 60. GELDENHAUER, G. (Noviomagus, van Nimwegen), geschied- schrijver. Prinsen, J. Rijdr. tot de kennis van G. G.'s leven en werken, 1898; Collectanea van G. G. 1901. GENT, C. VAN, staatkundige. 17'. eeuw. Aa 32. *) W. VAN, (Gentius) rechtsgeleerde 16 eeuw, Aa 31. GORIS, L. 1569—1632, laatste Kanselier van Gelderl.; Lat. dichter. Nijhoff; Bijdr. 2'. S. IV, bl. 344. HAPS, P. VAN, dichter, 17' eeuw, Aa 50. F. W. VAN, tooneeldichter, 17''. eeuw, Aa 50. HENGST, W. Kunstschilder + 1784, Aa 180. HEUCK, H. uitvinder van de gierbrug f 1677. Van Schevichaven, H. Heuck, Penschetsen III. Oud Holland, 1902. HOET, C. TEN, dichter en schrijver van „het Geld. Lustoord", 1796—1832. Geld. Volksalm. 1835; Aa 269. HOOGERS, W. K. teekenaar 1774. Aa 349. H. teekenaar 1747—1814, Aa 349. JODE, P. DE, graveur, 1511—1567. Aa 47. JORDANAEUS, J. (Jordens) geleerde (S. J.) f 1679. KALL of CALL, J. VAN uurwerk- en klokkenmaker 17'. eeuw. Aa, 8. Van Schevichaven, Penschetsen I, bl. 85. J- VAN, Jr. teekenaar, 1655—1703, Aa 8. KNIP, N. F. Kunstschilder 1742—1809. Aa 82. KONINGSTEIN, ANT. VAN, bijgen. Brouckwy, godgeleerde t 1541, Aa 95. KRaYENHOFF, C. R. T. Generaal Ingenieur Aa, 124: H. A. Tydeman, Levensbijzonderheden van den luit. gen. baron K. Nijm. 1844 met portr. Tijdspiegel, April 1894. LAAR, J. O. VAN, portretschilder, 1648, Aa 3. LAMAIR, Kunstschilder 18c. eeuw. Aa 18. LANGEVELD, R. VAN, Kunstschilder en bouwkundige 16351695, Aa 43.; van Schevichaven, Penschetsen I. MAN, A. W. DE, zeeofficier. 1793—1859, Aa 35. M. J. DE, Geneeskundige 1731—85, Aa 35. M. J. DE, Jr. krijgsman, 1765—1838, Aa 35. MAN, A. W. H. NOLTHENIUS DE, Ingenieur van de waterstaat en teekenaar 1793—1843. Aa 36. *) Zie aldaar verschillende andere beroemdheden uit dit Nijmeegsche geslacht. MEIJER, J. reehtsgeleerde, 1566—1622, Aa 224. MERA, A. DE, (van der Mere), godgeleerde f 1505, Meijer, Dominik. Klooster, te Nijm., bl. 51. MULLER, C. F. componisten toonkunstenaar, geb. 1696. Aa350. NIJLEN, A. godgeleerde; laatste bisschop van Groningen, f 1608, Aa 119. NIJMEGEN, A. VAN, Kunstschilder, Navorscher 1863, bl. 309; Kobus en de Rivecourt. Biogr. Handl. d. Nederl. II. 439; Immerzeel, Holl. en Vlaam. Schilders II. 272. — — — E. VAN, Kunstschilder, 1667—1755. Aa 130. — — — J. VAN, verluchter, 15'. eeuw Meijer. Dominik. klooster, bl. 54. — — — S. Kunstschilderes. Aa 130. — — — T. VAN, Kunstschilder Aa 130. NOORT, A. VAN, 16e eeuw. Guicciardini noemt hem den uitvinder der kunst om „christallijn" te bakken en te verven. Guicciardini, Beschrijvingh (1617.) blz. 128. NOODT, G. rechtsgeleerde, 1647—1725, Aa 90. ORTGEN, A. beroemd glasschilder 15*. eeuw. Geldenhauer's Collect. ed. Prinsen, p. 73. ROMBORGH, Kunstschilder 18". eeuw. Aa, 136. ROUKENS, J. M. rechtsgeleerde, geb. 1702. Aa 158. W. Burgemeester, enz. f 1705. Aa 157. — A. A. Autobiogr. Aanteekeningen. Bijdr. en Meded. van Gelre D. VI. *) SANDBECIIIUS (van Sandbeeck) D. wis- en sterrekundige 16". eeuw. Aa 31. SCHONCK, E. J. B. rector, dichter en prosaschrijver, 1745— 1821, Aa, 123.; A. G. v. C. Iets over E. J. B. Schonk, Geld. Alm. 1851. Staats Evers, Iets over Mr. E. J. B. Schonck benevens enkele zijner onuitgegeven gedichten. P. G. N. C. 5 Nov. 1893. SELLIUS, B. graveur, 16". eeuw. Aa 188. SMETIUS, J. predikant en oudheidkundige, 1599—1651, Aa235; Kist en Roijaards Archief voor Kerk. geschied. IV, bl. 119. FIL. predikant en oudheidkundige, 1636--1704, Aa236. SMIT, H. of SMIT, J. godgeleerde, 1639—1710 Aa 242. *) Voor andere leden van dit geslacht z. v. d. Aa. Biogr. Wb. in voce. 1 STOCADE, N. VAN HELT, kunstschilder, 1614—1669, Aa 317; Moes, Amst. Jaarboekje, 1902; van Schevichaven Penschetsen III. SUCHTELEN, J. H. VAN, bouwkundige en teekenaar. 1722— 1768. Aa 334. SWEERTS, Y. zeeheld. 1622—1673 Aa 348. TEYLER, J. Hoogleeraar, daarna kunstschilder en graveur t 1712. Aa 27. TRICHT, A. VAN, (Trichtius), letterkundige en dichter 1510—1580. Aa 63. TRIEST, J. E. VAN. geschiedschrijver, 1589, Aa 64. VENATOR, J. predikant alhier 1592—1598. Lindeboom, J. Venator. Eene bijdrage tot de vroegste geschied, der Remonstranten Ned. Arch. voor Kerkgesch. D. IV. 1905. VONCK, C. W. rechtsgeleerde 1725—1769. Aa 98; Y. H. Rogge. Oud Holland 1899. WART, D. A. VAN DE, teekenaar en tooneelschrij ver 1768— 1824, Aa 17. INHOUD. Blz. Oppidum Batavorum 1 Romeinsche Oudheden 2 De Stad Nijmegen . 8 De Burcht en de Kapellen 12 Kerken en Kloosters 15 De Apostolische School in de Quartierlijke Academie . . 20 Gestichten en Gebouwen 21 De Wallen en de Ontmanteling 27 Nijmeegsche Geschiedenis 29 Pamfletten en andere geschriften betreff. burgertwisten en bewegingen 41 Ordonnantiën en Publicatien uitgevaardigd bjj het Bestuur . 63 Zeden, Gebruiken en Gewoonten 72 Rechtspleging 74 Varia de Stad betreffende '6 Het Rijk van Nijmegen en het Schependom .... 90 Spoorwegen 97 Aanhangsel. Biographieën en Genealogieën van beroemde Njjmegenaars 1°1 N.B. De letters P. G. N. C. beduiden: Provinciale Gelderscheen Nijmeegsche Courant.