CHRONICON CONVENTUS BUSCODUCENSIS ORDINIS PRAEDICATORUM ET HISTORIA MONASTERII WORCUMIENSIS AUCTORE ♦ P. JACOBO BROUWER, O. P. BEWERKT DOOR j G. A. MEIJER, O. P. Uitgaue uan het Prouinciaal Genootschap uan Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant. CHRONICON CONVENTUS BUSCODUCENSIS ORDINIS PRAEDICATORUM ET HISTORIA MONASTERII WORCUMIENSIS AUCTORE P. JACOBO BROUWER, O. P. BEWERKT I)OOR G A. MEIJER, O. P. Uitgaue uan het Prouinciaal Genootschap uan Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant. INLEIDING. Bij de verovering van 's-Hertogenbosch, in 1629, waren de Dominicanen er in geslaagd, hunne charters, geschriften en boeken elders in veiligheid te brengen. Als verstrooide schapen zwierven zij daarna rond, nu hier dan daar beproevend zich te vestigen, totdat zij eindelijk in 1652 binnen Mechelen een klooster mochten stichten, van waar zij als missionarissen naaiden Bosch en omstreken togen om de Katholieken in de dagen der beproeving bij te staan. 1) Alles wat uit het Bossche klooster was gered, werd in het klooster te Mechelen, als eene gedachtenis aan het dierbaar vaderland en eene herinnering aan een gelukkig verleden, met zorg verzameld en bewaard. Zoo ook de charters en geschriften ; zij werden gerangschikt en zorgvuldig weggesloten. In 1754 deed Jacobus Brouwer, Rotterdammer van geboorte, op 17jarigen leeftijd zijn intrede in het klooster te Mechelen. Na de voleinding zijner theologische studiën, legde hij zich bijzonder toe op de geschiedenis zijner Orde-provincie. Degelijk onderlegd, veelzijdig ontwikkeld en met fijne opmerkingsgave toegerust, wist hij de charters met benijdenswaardig geduld te ontcijferen en met fraaie hand te copieeren. Omstreeks 1769 — zijne laatste aanteekening dagteekent van dat jaar — schreef (1) Zie mijn: De Predikheeren te 's-Hertogenbosch. 1296—Hl O — Nijmegen, Malmberg, 1897. kloosterarchief der Nederlandsche Provincie, het Chronicon in liet kloosterarchief der Predikheeren te Gent, terwijl de charters over beiden zijn verdeeld. Een verkorte kopie van dit Chronicon stelde de Zeereenv. Pater J. J. A. Hoogland welwillend tot onze beschikking voor onze studie: De Predikheeren te 's-Hertogenbosch. Het origineele handschrift werd ons door den Hoogeerw. Pater A. Portmans, provinciaal der Dominicanen in België, bereidvaardig ter uitgave gegeven. Wij betuigen hierbij Z.H.E. voor deze goedgunstigheid openlijk onzen dank. Dit handschrift in folio — de bladen zijn 39 centimeter hoog en 25 centimeter breed — is in kartonnen band gevat en, zoover het Chronicon loopt, met Romeinsche cijfers gepagineerd; de historie der andere kloosters door Arabische cijfers afgedeeld. Het eerste gedeelte telt 157 het tweede 143 bladzijden. Het schrift is overal even fraai en duidelijk. De bronnen, welke P. Brouwer bij de bewerking van dit Chronicon ten dienste stonden en thans vermoedelijk voor immer verloren zijn, waren volgens zijne opgave: 1. Historici Conventus Buscoducencis, anctore P. Antonio a Leendt f 1588. 2. Chronyck van het Convent, in 2 deelen. door P. Melclüor Appelman. 3. Chronyck van het Convent, van 1286 tot 1681, door P. Rumoldus de Jonghe. 4. Chronyck van het Convent, door Fr. Arnoldus Rossemius. Het Chronicon begint met de koopakten, welke in 1296 voor het verkrijgen der kloosterterreinen te 's-Hertogenbosch gesloten zijn. Daarna volgt een tweede lijst van fundaties, loopende tot het jaar 1419, het noodlottig jaar, waarin een groot gedeelte van 's-Hertogenbosch, alsook het klooster, in vlammen opging. Uit die ramp werd nauwelijks meer gered dan het Necrologiuvi, dat nu volgt en reikt tot het jaar 1483. Daar dit Necrologium volgens aloud gebruik diende, om de kloosterlingen op de sterfdagen hunner medebroeders aan de verplichte gebeden te herinneren, werd alleen de dag, en niet het jaar, des overlijdens aangegeven. Na 1404 wordt echter het afsterven chronologisch, volgens het jaar gerangschikt. De hervorming of religieuse reformatie in het jaar 1483 vormt een mijlpaal in de kloostergeschiedenis, en wordt daarom bijzonder herdacht. Daarna wordt het Necrologium, met minder en meer uitvoerige biographieën, voortgezet tot het jaar 1626, waarin de laatste kloosterling te 's-Hertogenbosch overleed. De lijst der fundaties, welke bij het jaar 1419 was afgebroken, wordt thans weer opgenomen en vervolgd tot de opheffing des kloosters in 1629, maar nu telkens afgewisseld door het verhaal van feiten, waarbij de kloosterlingen onmiddellijk of middellijk betrokken waren. De inhoud van dit Chronicon is derhalve van belang voor de kennis van liet kerkelijk en burgelijk leven der stad 's-Hertogenbosch. Met deze gegevens in de hand kan men tot merkwaardige ontdekkingen en wetenswaardige bijzonderheden komen. ooreerst kunnen wij de ligging en de inrichting des kloosters nader bepalen- Het klooster kwam met de „voorpoort" — het Prekerenpoortje — in de Hinthamerstraat uit; daarachter lag een kleine hof, waai door men tot de kerk ging, welke in Oostelijke richting langs de Dieze lag. De kloosterkerk was een lang gebouw van één beuk met houten gewelf; het priesterkoor was door een oksaal afgescheiden en aan beide zijden verfraaid door een koorgestoelte. Aan weerskanten van het hoogaltaar stond een engel met een kandelaar. In 1474 werd evenwijdig met dit priesterkoor een kapel gebouwd ter eere van het H. Sacrament. Deze kapel, waarin eene broederschap werd gevestigd, was zoo ruim, dat zij verschillende altaren telde, o.a. van Sint-Anna en Sint-Joseph. Verder vindt men in de kerk nog vermeld: altaar van O. L. Vrouw, van den H. Jacobus, den H. Dominicus, de H. Catharina en het H. Graf. Ook wordt nog gesproken van een koor van den Zoeten Naam. Op de kerk stond een daktoren met een klok; later werd van den grond af een steenen toren, of torentje, opgetrokken. 1) 1) Volgens De Jonghe, o. c. p. 91 bestond de kerk uit drie beuken. Cornelis op den Vuchterdijk en van Sint-Peter-en-Paulus op het Ortheneind aldaar. Ook kwam hem de macht toe, vrome maagden in de Vuchtsche kluis op te sluiten. Van deze kerkelijke plechtigheid vinden wij hier een uitvoerig relaas De lange lijst der fundaties, hoe droog en eentonig op zich ze f, levert ons het bewijs van het groot geloof en de milddadigheid der oude Bosschenaars. Men leert daaruit vele achtenswaardige familiën kennen, wier nazaten misschien nogvoortleven. De testamentaire bepalingen roepen ons oude en verouderde kerkgebruiken te binnen: het bidden der vigilies de plechtige begenckenissen, liet aflezen der overledenen bij liet sermoen, het branden van kaarsen en lampen, enz. Zoo bepaalde o. a. Heer Joan Dicbier, graaf van Megen, in 1457 dat , t geheel convent van den Predickaren ten Bossche vierwerf alle jaer ten ewigen dagen, te weten allen Vridagen. vigilie met 9 lessen, en 't Saterdags der naest in der Qualertemperen, zielmisse met volcomelicken commemoracien willen smgen, ende oeck gemeynlic lessen om Gods wille voer mijn arme siele, mij ure Huysvrouwe, mijns Vaders, mijnre Moeder ende alre mijnder ouders ende vrinden sielen, daer my oytdoechde of goet af kommen is of naemaels kommen sal, ende dat men op mijn grafft, oft op mijns vaders grafft, ofte ick aldaer niet begraven en werde, een gewoentlijck teyeken met een en swarten clede, met enen roden cruys daer op gevest, ende aen elcke side van den clede met mijnre wapene daer op gevest, setten sal. en dair blijven ten ewigen dagen, alsoe lange als men vigilie ende Misse over mij doen sal; ende dat twelfve arme mannen met swarten huyken ende covels, die men dair toe alleen copen sal, ende altijt bewaren sal, sullen aenhebben; ende staen allen op dat overdeckt teken of cleet, elck met eenre nyewe ernende tortsen in sijn hant, altoes die voirscr jaergetyden duerende, ende elcken armen man sal men geven voir sijnen arbeijt daer te staen en die lortse dair te houden een redeliiclc loen." J Bijna geen jaar ging er voorbij, of jaargetijden met meer en minder solemniteit, met maandelijksclie, wekelijksche, dagelijksclie diensten werden bij de paters besteld, zoodat het soms bezwaarlijk ging om aan al die verplichtingen te voldoen. Men bad dan ook dagelijks zes en meer vaste missen. Somtijds waren die missen op vaste uren aan zekere altaren bepaald; zoo beschreven o. a. Henricus Hermansz Roening van Deventher en Catharina van den Staeke, echtelieden, in 1511, dat rdie Prior ende andere conventualen desselven convents hier voir solen doen celebreren ten eioigen daigen een Misse op des Heijligen Sacraments Altair in der capelle aldair, allijt des Sonnendaigs des moirgens omtrent acht uren, als die scolieren ende clercken uter scolen gaen, die priester alsdan gereel te sijn ende die Misse te beginnen, ende bi den scolieren te hoeren, ende sal hegten Missa clerieorum." Waren aan deze missen vigilies — soms ook een preek — verbonden, dan drukte de last op de kloosterlingen nog zwaarder. \ ei schillende vrome erflaters droegen daarom zorg, wat extra voor de paters te bedingen; een pictantie in wijn of visch. Aldus Vrouwe Elisabeth van Kleef en Mark in 1431: .ordinatum est qnod, ut dicti fratres co magis laetentur et proniores sint ad faciendam memoriam praedictam, dictie quatuor vicibus ipsi venient ad refectorium et ibidem, de dictis pactionibus dicto conventui datis, reficiantur et pytanciam inde recipiant competentem. — De weduwe Gerlaca Vlijmmincx bepaalde dat voor haar jaargetijde, dat uit een mis met vigilie van negen lessen bestond, de celebrant zou ontvangen: twee stuivers; de diaken, subdiaken en aanwezige paters één stuiver, de fratres clerici een lialven stuiver. Aandacht verdient het, dat verschillende studiebeurzen ten bate des kloosters werden gesticht, om jeugdige kloosterlingen te laten studeeren aan de universiteit te Leuven en te Keulen, aldus in 1500, 1563, 1011 en 1625. Vooral in de dagen van onrust en beroering was het noodzakelijk de wetenschappelijke opleiding der nieuwe leden elders te verzekeren. De milddadigheid der burgerij openbaarde zich jegens den eeredienst door het legateeren van geld voor was en miswijn, soms ook van heilige vaten en paramenten; jegens de kloosterlingen door liet vastzetten van ruime inkomsten en cijnsen; jegens de armen door overvloedige „spynden" of bedeelingen. Dagelijks werd er aan de kloosterpoort den armen brood uitgereikt. En niet aan enkele armen, maar aan een geheele menigte. Volgens een testament van 1511 zullen de prior ofte procurator „om Goidswille geven den armen luyden voer der poerten des selven convents daer om comende, tot vijfhondert persoenen toe, elcken een schoen broit van enen negenmenneken, dat welcke belopen sall jairlix drie prinsguldens, twe stuvers, tive oert.'' Aldus ten jaargetijde van vermelde echtelieden, Henricusvan Deventer en Catharina van den Staeke. Over de verhouding der religieusen ten opzichte der seculieren — in de Middeleeuwen zoo vaak eene netelige kwestie — deelt ook het Chronicon eenige bijzonderheden mede. Vreezende dat het collegium der kanunniken, na de incorporatie van de kerk van Orthen en het rectoraat der Sint-Jan, in de rechten en privilegiën des kloosters zou ingrijpen, vooral met betrekking tot het begraven van leeken, lieten de paters den deken Aegidius van Gerwen in 1412 een stuk teekenen, waarbij deze verklaarde, dat het klooster te 's-Hertogenbosch dezelfde voorrechten zou hebben als het Dominicanenklooster te Leuven. Die vrees bleek niet ijdel. Nauwelijks was de incorporatie in 1413 verkregen, of het collegium achtte zich aan de verklaring niet meer gebonden. Na herhaald protest werd het goed recht der paters erkend en bleven deze in het rustig bezit hunner privilegiën tot de opheffing der kloosters in 1629. Ernstiger conflict ontstond in 1494. De paters werden bij den Bisschop van Luik aangeklaagd, dat zij door processies buiten de kloostermuren en kerkelijke plechtigheden, tijdens de hoogmis in de St.-Jan, het volk uit de parochiekerk trokken, en daardoor inbreuk maakten op de rechten der collegiale quondam dictus Emgebertus manere consueverunt, cum aediiiciis in eadem area oonsistentibus et aream dictae Ceciliae et dicti quondam Emgeberli jacentem retro diclam aream ultra aquas ibidem lluentes cum suis attinentiis in tola integritate qua dictus quondam Emgebertus dum idem vixit et dicta Cecilia praedictas domum et areas cum aediiiciis et attinentiis suis antediclis habueruntet possederunt, Fratri Godefrido dicto Van der Heze et Fratri Walthero dicto de Romerswale Ordinis Fratrum Praedicatorum ad opus et ad usum dicti Ordinis Praedicatorum haereditarie et perpetuo vendiderunt et ad tirmandum dictarn venditionem secundum consuetudinem loei de Buschoducis dicta Cecilia cum suo tutore usumfructum sibi in domo, areis, aediiieiis et attinentiis suis supradictis competentem dictis liberis suis (IV) Johanni et Henrico (iliis suis et Mettae tiliae suae et tutori ipsius Mettae ad opus ejusdem libere tradidit et eiFectuando(?) modo in talibus consueto resignavit. Quo facto dicti Johannes et Uenricus ejus frater et Metta eorum soror cum suo tutore partes suas et jura sua quas et quae ipsi in dicta domo et in dicta area anteriori citra dictas aquas versus dictum vicum jacente et in aedificiis in ea consistentibus habuerunt pro parte illa quae a Curia Beginarum in Buschoducis censualiter dependet in manum Magistrae dictae Curiae quae ex parte ejusdem curiae potestatem hereditandi et exhereditandi de eadem parte se habere dicebat, partes vero et jura sua quas et quae ipsi Johannes et Henricus fratres et Metta eorum soror in reliqua area posteriori praedicta jacente retro ultra dictas aquas et in suis attinentiis habebant, quae area cum suis attinentiis a Domino nostro .... Duce Brabantiae dependet, ut dixerat in manum .... habentis ex parte dicti Domini nostri.... Ducis hereditandi et exhereditandi potestatem reportaverunt et effectuando (?) resignaverunt coram nobis ad opus Ordinis supradicti et dictos fratrem Godefridum et fratrem Woltherum ex parte et nomine dicti Ordinis Praedicatorum et ad opus ejusdem Ordinis in dictas partes et dicta jura dictae domus et diclarum arearum, aedificiorum et suarum attinentiarum coram nobis imposuerunt et hereditaverunt per dictas manus modo in talibus consueto et promiserunt coram nobis dicta Gecilia cum suo tutore, dicti Johannes et Henricus ejus filii et Melta ejus filia cum suo tutore ut debitores principales indivisi et singuli eorum in solidum quod ipsi fratres dicti Ordinis ex parte et nomine ipsius Ordinis et ad opus ejusdem in reliquam partem dictae domus et dictae areae anterioris quae pars a Metta dicta de Loen Beghina tamquam a proxima curia teneri dicilur, imponent et hereditabunt per ipsam Mettam tamquam per curiam modo in talibus debito et consuelo et sicut scabini de Buschoducis dicent dictis Fratribus et Ordini ratum esse atque iirmum. Promiserunt insuper coram nobis dicta Cecilia cum suo tutore, dicti Johannes et Henricus ejus fdii et Metta ejus filia cum suo tutore ut debitores principales indivisi et singuli eorum in solidum sub obligatione sui et bonorum suorum quod ipsi reliquos pueros et heredes dictae Ceciliae et quondam memorati Emgeberti omnes et singulos quam cito constiterit ipsos pueros habere annos legitimos pubertatis ad monicionem dictorum fratrum facient renunciare praedictis domui, areis, aedificiis et suis attenenciis ad opus Ordinis supradicti et totis partibus et juri quae et quod competunt et competere debent ipsis pueris in haereditatibus supradictis et quod tantum super his a dictis pueris tune fieri procurabunt quantum Scabinis de Buscoducis, qui tune erunt, dicent dictis fratribus et Ordini esse stabile atque tirmum et quod ipsi debitores dictis fratribus et Ordini de dictis domo, areis, aedificiis et attinenciis suis debitam et(V) justam warandiam praestabunt secundum justitiam oppidi de Buschoducis adversus omnes et singulos volentes stare juri. In quorum testimonium sigilla nostra praesentibus litteris sunt appensa. Datum anno Domini Millesimo CC° nonagesimo sexto sabbatho post festum Beatorum Petri et Pauli Apostolorum. Ortam postmodum contentionem inter partes contrahenies ob dilatam solutionem defectu pecuniarum sequenti instrumento (reliquis liliis Ceciliae praedictae Engelberto videlicet et Wolthero annos pubertatis adeptis) anno 13U3 diremerunt: Nos Henricus de Neg(n)sel et Arnoldus de Waderle scabini in Buscboducis notum facimus universis quoil corarn nobis in conveticionibus habitis inter Geciliam relictam Enghelberti quondam dicti Ludevici, Johannem, Henricum, Kngelbertum et Woltherum ejus filios ex una parte et Fratres Praedicatores de Buscoducis ex altera super defectu peeuniae pro qua dicti Cecilia et ejus liberi hereditatem suam sitam in Buschoducis in qua dicti Fratres Praedicatores commorantur, dictis Fratribus Praedicatoribus vendiderunt, ut recognoverunt per quosdam viros fidedignos ad hoe ex utraque parte assumptos et electos, extitit ordinatum, videlicet quod dicti Fratres Praedicatores dabunt et persolvent dictis Ceciliae et ejus liberis pro dicto defectu quem ipsi in dicta pecunia se habere dicebant XXX libras computando in dicta summa peeuniae et solvendo sedecim nigros Turonenses denarios pro decem et octo denariis vel Payamentum aequivalens a Festo Nativitatis Domini proxime futuro ad annum, et per boe dicti Cecilia et ejus liberi recognoverunt sibi de tota pecunia ipsis pro empcione dictae hereditatis a dictis Fratribus Praedicatoribus promissa, esse ab eisdem Fratribus plenarie satisfactum; clamantes ideoque dictos Fratres Praedicatores de tota pecunia hujusmodi quitos et penitus absolutos, quam ordinacionem dicti Cecilia et ejus liberi pro se et reliquis coheredibus suis ex una parte, dictique Fratres Praedicatores ex altera ut debitores principales indivisi promiserunt ratam et firmam perpetuo observare, praesencium testimonio litterarum. Datum anno Domini M° trecentesimo tercio tercia feria post Festum Beati Nycholai Episcopi. Anno 1296 Capitulum Generale Ordinis Praedicatorum celebratum Argentinae sub Rmu I». Fr. Nicolao de Tervisio, Lombardo, Generali Magistro (qui postea anno 130:5 post mortem Bonifacii VIII P. M. Summus Pontifex fuit renuntiatus ac a Clemente XII P. M. in ter Divos relatus) concessit Provinciae Teutoniae facultatem acceptandi seplem domus seu conventus, vi cujus eodem anno a capitulo Provinciali Teutoniae celebrato in civitate (VI) Brernensi conventus hic fuit acceptatus et eidem subjectus mansit usque ad annum circiter 1440 quo tempore vicario Nationis Brubantiae se submisit. Missi igitui in possessionem bujus novae coloniae patres splendidissimum paulatim exstruere coeperunt coenobium, quod, dum felici marte prosequuntur, anno 1419 in festo S Petri Martyris incendio casu in civitate exorto totum aedificium in cineres redactum fuit quo infelici fato, ut suo tempore dicetur, pene omnia bujus conventus antiquitatis monumenta praeter pauca sequentia flammis consumpta sunt. Anno 12U9 die ll2 Aprilis obiit R. P. Gerardus de Puteo qui fuit bujus conventus primus prior. Anno 1331 Joannes Colvaert et Elisabeth ejus uxor donaverunt fr. Wilhelmo, eorum ac hujus conventus filio, 13 jugera terrae sita in parochia de Roosmaele in loco dicto »die Maersche hoeve" pro fundatione unius Missae quotidianae quae et alia bona idem fr. Wilhelmus, existens lector in conventu Lovaniensi, de licentia fr. Hermanni de Mosa, conventus Lovaniensis, legavit pro una medietate conventui praedicto et pro altera conventui Buscoducensi sub onere unius Missae Quotidianae in utroque conventu persolvendae, ut patet ex testamento praedicti fratris Wilhelmi anno 1349 condito, in quo inter alia habetur: «Voluit quod haereditas praedicta in qua Godefridus Herini et sui heredes solum usumfructum habent quoad vitam suam, et Elisabeth matris suae praefatae et non amplius immediate cedat pro medietate Conventui fratrum Praedicntorum in Buscoducis,et pro medietate Conventui fratrum Praedicatorum in Lovanio, hereditarie , quoad fruclus ex dicta hereditate singulis annis emtrsuros et provenientes, hac condieione adjecta, quod dicti conventus praedictas quatuor ti'annui census dicti Payamenti praefatae Margarilae suae sorori et liberis quondam Agnetis sororis suae, ut praemittitur, assignatas eidem solvant et restiluant secundum modum superius expressum, condicionibus talibus praemissis appositis quod quiiibet conventus dictorum conventuum omni die perpeluis temporibus dicere bona fide tenebitur unam Missam, in altari ad hoe deputando pro salute animae suae et parentum suorum." Anno 1385 die '10 Aug. R, P. Joannes die Rieke, prior conventus Lovaniensis, hanc medietatem superius conventui suo legatam vendidit fratri Lamberto Godijns conventus liuscoducencis filio, nomine sui conventus. Anno 1336 celebratum fuit in boe conventu Capitulum Provinciale. (VII) Anno 1361 die 15 Mensis Martii Joannes Homman fundavit anniversarium suum in hujus conventus Ecclesia, legans ultima sua voluntate in hunc finem praefato conventui censum annuum decem solidorum quem levabat super aliquot pecias terrae in parochia de Alem. 1) 31 Augusti ejusdem anni Agnes Slycs legavit conventui in puram eleemosynam redditum '20 solidorum super domum et aream sitas Buscoduci prope pontem Piscium. 11 Novembris ejusdem anni R. P. Petrus Loze, Prior hujus conventus, acceptavit censum unius librae legatum conventui a Beatrice, fdia Joannis Veerdonck, uxore Nicolai filii Reyckini «metten crummen halse" in fundationem unius anniversarii perpetui. Anno 1362 Provincia Teutoniae in hoe conventu comitia sua celebravit. Anno Domini 1365 die 7 Octobris Yda, filia Bertoldi 1) Omtrent de Renten en Gynsen, Korenpachten en Tienden, Landerijen, Giften en Fundaties: Meyei' De Predikheeren te 's Hertogenbosch. Bijlage l. Gortberthoudt, quae cum marito suo Wilhelmo de Hanvelt elegerunt in hoe conventu sepulturam, fundavit anniversarium et mensiversaria, legans conventui in hunc finem 20 solidorum super domum et aream sitam Buscoduci in platea Selliparorum. Anno 1360 Novembris 13 Henricus Gerys legavit conventui redditum 10 solidorum pro anniversario suo ac Catharinae uxoris suae, moderante conventum R. P. Priore Aegidio de Breda. Fuit bic redditus postea redemptus anno 4578 ac applicatus aedilicationi novae culinae. '20 iNovembris ejusdem anni fundaturn fuit anniversarium ab Aleyde, vidua Rodolphi de Zulikem, legante censum 20 solidorum; R. P. Lambertus Godyns supprior nomine conventus acceptavit. Anno 1367 Oetobris 15 fundavit anniversarium Joanncs Theoderici Sanderi, acceptante in hunc finem nomine conventus Rdo P. Nicolao Van der Nuwervaert censum '20 solidorum super domum et aream sitas Buscoduci in Vico Orlhensi. Anno 1374 Oetobris 13 similem fundationem fecit Uomicella Hadwigis, filia Thomae Bacx, legans conventui censum 10 solidorum super domum et areas Buscoduci sitas in loco dicto de Wevershuls. Anno 1375 Septembris 10 Domicella Madewigis Godyns, Beghina in Majori Beghinagio Buscoducensi, assignavit conventui redditum 38 solidorum super domum Buscoduci silam in Vico Vuchlensi pro fundatione anniversarii. (VIII.) Anno 1381 die 17 Julii Joannes Wilgheman, civis Buscoducensis, fundavit tredecim quartas olei pro lampadibus in ecclesia hujus monasterii lucentibus. Litteras fundationis subjicimus: ln nomine Domini. Amen. Anno a Nativitate Domini 1381, indictione quai'ta, mensis Julii die 17, hora vesperarum vel circiter, in mei Notarii publici et testium si bscriptorum ad infrascripta testificandum vocatorum specialiter et roga- torum praesentia personaliter constitutus, vir discretus et honestus Johannes dictus Wilgheman, oppidanus in Buscoducis Leodiensis diocesis, non ad hoe inductus dolo vel fraude, aut aliorum persuasione, suggestione sed ejus propria et libera, ut asseruil, voluntate, promisit ut debitor principalis se daturum et soluturum anno quolibet haeredilarie in festo Nativitatis Domini, religioso viro Fratri Aegidio de Breda, Priori conventus Fratrum Praedicatoruin in Buscoducis, ad opus ejusdem conventus annuum et perpetuum redditum tredecim Quartarum olei rapacis aut canapis, mensurae de Buscoducis, de ac ex camera ipsius Johannis, cum suis attinentiis, sita in Buscoducis apud Forum, inter cameras ibidem, inter cameram videlicet Sophiae, relictae quondam Ottonis Bilsman, ex uno latere, et inter cameram Johannis, lilii Boudewini, ex alio latere, additis tamen conditionibus infrascriptis; videlicet quod praenominati Praedicatores antedictum oleum ad honorem Dei Omnipotentis, Beatae Mariae suae Genitricis, ac omnium Sanctorum Quorum, in lampadibus infra eorum Kcclesiam dependentibus, comburant et in nullos alios usus quovis modo convertant; quodque etiam dictae tredecim quartae olei annuae pactionis permaneant perpetuis temporibus sine quacunque alienatione, apud dictum conventum Praedicatorum. et in casu quo iidem Praedicatores praedictum oleum quovis modo alienaverunt ab eorum conventu saepedicto, quod tune praefata camera cum suis attinentiis necnon possessores ejusdem erunt deinceps quiti et a solutione praefati olei omnino exonerati; et promisit insuper dictus Johannes Wilgheman ut debitor principalis super se et bona sua omnia fide sua praestita corporali loco juramenti ad manum mei Notarii publici infrascripti solemniter stipulans, viceet nomine dictorum Praedicatorum ac omnium quorum interest, vel intererit quod ipse dictis Praedicatoribus de praenominatis tredecim quartis olei annuae pactionis eis promissis atque ex dicta camera cum suis attinentiis annuatim, ut die- turn est, solvendis, debitam et justam praestubit Warandiam et quod omnem aliam obligationem in praefatis camera cum suis attinentiis, existentem (exceptis censibus prius exinde de de jure solvendis, necnon tredecirn quartis olei Fratribus Minoribus in Buscoducis, atque Iredecirn quartis olei Fabricae (IX) Ecclesiae Sancti Johannis Evangelistae Oppidi de Buscoducis annuae pactionis, etiam de dicta camera cum suis pertinentiis annuatim et perpetuo solvendis) dictis Praedicatoribus deponet omnino; omnibus dolo, fraude, exceptionibus, novis inventionibus ac subtilitatibus quibuscumque, quibus mediantibus dictus Johannes contra promissa, vel ex eis aliqua venire seu facere posset in promissis, remotis penitus et exclusis. Super quibus dictus Frater Aegidius Prior ad opus praefati conventus Praedicatorum sibi, a me. notaiio publico infrascripto, instrumentum publicum' fieri postulavit in forma meiiori et firmiori. Acta sunt haec in cameia supradicta, praesentibus ibidem discretis personis et honoranda Yda; uxorepraenominati Johannis Wilgheman, praemissis omnibus, consentiente Margarelha eorum filia,' Henrico dicto Rike pistore, et Gerardo de Hezewyc testibus lide dignis, ad praemissa vocatis specialiter et rogatis, sub anno, indictione, mense, die et hora praenominatis. Et ego Johannes de Mierde de Buscoducis Leodiensis diocesis, auctorïtate imperiali publicus et curiae Leodiensis notarius quia praemissis omnibus et singulis una cum testibus praenotatis praesens interfui, idcirco hoe praesens publicum instrumentum propria mea manu consciïptum exinde confeci signoque meo solito et consueto signavi, rogatus et requisitus in majus testimonium omnium praemissorum. Anno 1382 die 28 Februarii Pyramus de Gherwen et ejus gener Joannes de Wesyc donaverunt conventui donatione inter vivos censum haereditarium 20 solidorum, levandum super domum et agrum sitos in parochia de Ghemonden. 5" Mensis Septembris ejusdem anni Joannes Rike, civis Luscoducensis, fundavit sibi et "parentibus suis anniversa- Copia ultimae hujus voluntatis legitur in re-istro annua rum pactionum siliginis notata littera 1) m m > Octobris ejusdum anni Leonius de Langvelt, civis BusLuducens.s, pro anniversario suo et suae uxoris Domicellae abiliae legavit conventui censum 2 modiorum siliginis ^^ r a7V^t0 Mensae S' Sl)i,itUS B«SCOdud. ' uxoi Lrhni W i Bomicella Hadewigis van den Schaut. V Watermaie, fundavit anniversarium in boe conventu. in hunc tinem eidem legans censum 3 vasorum silijjims ex simili censu 18 vasorum super agros sitos in paiochia de Bakel in loco dicto Milheze. Anno 1396 die 10 Novembris Joannes Raet ac ejus uxor Ma-gareta; filia Joannis de Aerle, pro suo suorumque paren- pavamënirT0 Ï**""11 ?™ninï Censum 1 «b™eantiqui SSVendUm eX d0m°- Si,a BuSCod- ad PonL titfnnnRp!h97 Me l7 Drecembris Dor«'cella Mechtildis Cop- censunf IÏmai H J°nS Buscoduci> le^vit convent!,i censum *0 solidorum ex simili censu 5 librarum levando super pratum situm in parochia de Haren in fundationem Ann? T;rrtrniVeri0rUmperpelUOCelebrandoru-Rossum 1 t6 °Ct0bnS Mechtildis' "dua Zanderi de Rossum, donavit conventui censum 30 solidorum super bona ITTJ" "0da S■ Mae' anniversarii sut ac paientum suorum. Eodem anno 18* Octobris Heilwigis, filia Petri Gherardi, eyhma m Majori Cuna Buscoducensi, fundavit anniversanum m hoe conventu; in hunc finem legans censum 10 PepeZIZt SUPer d°mUm Sitam BuSC0duci in vic° dicto de (XI). Anno 1402 in vigilia Nativitatis B. M. V. Praenobilis Pa°^i"d\ Hn 7 t m' d°mina dG VenIoon-vidua Domini PM onti t ;,,,0mim de Venl00n' donavit conventui 1- bonana terrae palustris, sita in dicta parochia de Venloon fundationem missae quotidianae, anniversarii perpetui ac aliorum onerura quae conventus eadem die acceptavit. Utramque tam donationis quam aeceptationis litteras subjicimus: »Ick Elsbeen van Dalem, Vrouwe van Venloon. doe cont allen luden, dat ick in die eere Gods, en synre lieve Moeder Marien, ende alre Hemelscher Heyligen. voer minen lieven Heren ende Man, Pauwels van Haestrecht, wilen Heer van Venloon, dien God genadich sy, voer mi selven, ende voer ons beyder kinder, levende ofte doyt, gemaect hebbe tot onser zielen salicheden, een ewelicke erflike memorie ende jaerstonde ter Prediker Brueder, te Sertogenbosch, in sulcker formen ende manieren als begrepen staet in eenen brielY, die mij die Prior ende dat gemeyn convent voerschreve dair af gegeven hebben, ende hiertoe heb ick bewyst ende gegeven, bewise ende geve, met desen tegenwordighen brieve, een stuc moiré van twalfve Brabansche Buenre, gelegen in Loenre Moir, daer af te weten is, dat ic daer ligghende hebbe een stuc moirs van vvftich roeden breit wtten Oysten ten Westen gemeten. Ende dat stuc moirs strecket metten Noirteinde aen dat Ryoil, dat gaet van den Ouden Spranssche Meerdyke toet den grondelose Meerken waert, Ende metten Zuyteynde aen die Heerstraet, die men trect van Venloon tot Dongen waert. Van desen vyftich roeden moirs voirschr. sal ic (XII) behouden alle dat beloept te blieven aen die nortzyde van de gemeiner vairt, soe die van den Oysten Westwart daer comen sal nadat daer af beloept Vort sal ic behouden aen de suytzyde vander vairt voirschr. doir die hele breite van vijftich roeden voirschr. viventseventich brabansche lanc, hier af sullen bliven liggen op die Oystsyde twe brabansche roeden breit, ende lanc vierhondert ende viventseventich derselver roeden voorschr. van de vairt voirschr. aen te meten, ende zuytwart op streckende daer men uutmaecken sal aen de Oystsyde een vairt, ende aen die Westside enen VVech, dit voirschr. moir doir ende over te bruken ende Westwaert aen desen Wech voirschr. sullen die Gardiaen ende dat convent voirschr. hebben haer twalfve Buenre voirschr. dat is te welen twalfve Brabantsche Roeden breit beginnende metten Norteynde tenden Zuytwaeit aen myn vivenseventich Boeden moirs voerschr. ende voirt Zuytwaeit op streckende vierhondert Brabanssche roeden lanc. Ende hier aen Westwaert sullen die Prior ende Convent der Predikeren van 't Sertogenbosch hebben twelfve derselver Buenre Moirs, twelfve Brabansche roeden breit ende vierhondert lanc. Voirt sullen dese voirsch. Prior ende dat convent voirschr. aen hem nemen die twe Boeden tot den waterscap ende wegen voirschr. huerende, ende sullen selve die maken lot hoeren profyt; ende dair sullen hoer medewei kers ghelvc in wesen, die gardiaen ende dat gemeyn convent van de Minderbroeders van 't Sertogenbosch ende alle degene die ic Westwaert van desen twelfve Buenre voirschr. ^ h el ij c lanc enich Moir bewisen of geven sal. Ende alle dese Gardiaen, Prior, conventen ende wien ic dat Moer (sal) bewisen of geven, sullen op 't Norteynde van hoeren Moir maken een mogelike vaert over dwers ende enen Wech dat ellic van hem 'l sijn voor bi den anderen bruken mach ende alle diegene dien dat te punt comen mach. Ende dit Moir voirschr. sullen dese goede lude voirschr. erfelike ende ewelike behouden ende roestelicke gebrukcn in allen rechten ende vryheden als ic dat hebbe na inhouden rcynre brieve, die ic daer af hebbe ende dair ic hem bezegelde copien af sal doen leveren sy ende hoer medegesellen, tot vyftich buenre toe, sullen jaerlicxs daer afgeven te tsyns don Here van Loen enen penninc sulcs payements ende tot sulcken dagen te betalen als myn brieven daer afl' inhouden ende begripen. Ende wat tide dat enich van desen conventen noyt waer tot tymmeringen oll' tot andere kenliken saken, soe sullen sy die helft van (XIII) hoeren moir voirschr. vriliken vercopen moghen ende ummer die ander helft te behouden huerre conventen barringhe uut te steken, ende zoe wanneer die groete vaert comen is tot desen voirschr. vyftich roeden moirs zo sullen dese conventen ende hoer medegesellen die zydelvaert doen m;iken die viventseventich roeden lanc als toet hoeren moir toe, ende die vaert overdwers op 't Norteynde van hoeren moir binnen den tween iersten jaren, sonder arghelist, ende vort tot eiken twe jaren hondert roeden van de zidelvaert en een vaert over dwers, elc doer syn moir ende bi elcken zidelvaert of dwersvaert enen helen wagenwech breit ende elke vaert sal wyt syn twelfve hamelvoet waterloeps ende die wech breet te mynsten vivendetwyntich voet ende so geregheert dat men se varen ende riden mach als men die groete vaert varen ende wege daer bi riden mach. Viel hier in kenlyc gebrec, dat soude die Richter bestaden ende richten na den landrecht, so wanneer hi des vermaent worde van yemende die gebrec daer af hadde, in kennis de Waerheit soe heb ic Elsbeen van Dalem, Vrouwe van Venloen voirschr. desen brief besegeit met myn seghel. Gegheven int jaer ons Heren MGCCC ende twe op Onser Vrouwen Avont N'ativitas". Litterae Acceptationis hnjus Donationis. »Wy Brueder Laurens van YVaelwyck Prior ende dat «emeyn convent der Predikaren van 't Shertogenbosch, doen kont allen luyden, dat wy, overmits Almissen ende Karitaet ende Goedelicheyt, die ons gesciedt ende gedaen is van eenre Eerbare Vrouwe, Vrouwe Elsbeen van Dalem, Vrouwe van Loen, sonderlinge aen enen stuc Moers, dat sy ons gegeven heeft in die Parochie van Venloen, houdende 12 Buenre, ons verbonden hebben ende verbynden erfflyc ende ewelyc durende, dat wy ter Eren Goeds ende tot salicheit derselven Heren Pauwels van Haestricht, wilner Heren van Loen voirschr. des God genadich sy, alle daghe een speciaal ende een sunderlinge Misse sullen doen singhen of lesen in onser kerken voirschr. ende die Misse altyt doen teyckenen in onse getide taffel, alsoe dat alle onse Brueders ende ander guede luden mede wys mogen syn, wanneer dat geburen sal te gescien, ende wat van onse üirden weghen dair in te doen sal syn; Voert soe sal men alle daghen, als tidelic is, voir die sielen te bidden te misse, ende te vigiliën, enen Priester van onse (XIV) Bruederen te grave gaen tot eenre stat. in onse kerken, dair ons lieve Vrouwe voirschr. dat liefste gedaen heeft, ende lesen daer alsulcke salmen, gebeden ende collecten, als daer toe horen ende men plegen te lesen die siele mede te vertroesten. Voirt tot alle jaergetyden Heren Pauwels voirschr. sullen wy hem altoes na doen syn^hen Vigilie ende Sielmisse ende met kersen ende alre hoechheit, als men sulken goede Heren ende luden pleghen te doen, syn jaergetide ende Memorie doen begaen. Voert soe wanneer na Gods Verheyngen ons lieve Vrouwe Elsbeen voirschr. ailivich worden is, soe sullen wy hueruitvuert ende begenckenis doen als gewoenlyc daer af is; ende tot ewigen daghen voer hoer siel doen sulcke dachlics ende jairlics memori, als voirschr. is, ende wy verbonden syn Heren Pauwels nae te doen, ende sunderlinge hoer jaergetide houwen ende begaen tot sulken daghen als sy ailivich werden sal. Voirt sullen wy Heren Pauwels ende Vrouwe Elsbeen voirschr. doen setten in cns Sondags Bolle, of sielbrief; ende erfelyc ende ewelyc voir hem doen bidden allen onsen Hruederen ende guede menschen die tot onser kerken sullen komen. In kennisse der waerheit soe hebben wy Brueder Laurens Prior ende dat gemeyn convent voirschr. desen Brief open besegeit met segel ons gemeyns convents. Gegeven int jaer ons Heren dusent vier hondert ende twe op onser Vrouwen Avont Nativitas". Donationem hanc ratificavit anno 140öferia 6a ante fes turn S. Agnetis Nobilis Dominus Theodoricus de Haestrecht, Dominus de Loen, donatricis lilius, concessitque praeterea conventui ut annuc de oom naviculas (pleyten) cespitum li- bere, sine gabellis aut nliis oneribus, Dominis de Loen de jure solvendis, ad conventum per suos aquaeduclus vehere valeat. Ratificavit praeterea donationem Dominus Paulus de Haestrecht, dominus de Loen, Theoderici filius, die 6 Junii 1469. Anno 1403 die 9a Februarii Godefridus Sceyvel legavit conventui censum annuum 2 librarum Payementi super bona sua sita in parochia de Boxtel in loco diclo Lucel; item tertiam partem horti, siti in vico Hynthamensi Buscoduci, in fundationem anniversarii sui, suorum parenlum ac Stamelardi de Bruheze. Anno 1405 die 20a Julii Henricus Bac, filius Godscalci Roesmont, donavit conventui censum 4 modiorum siliginis, levandum super villam dictam Wedensforl sitam in parochiis de Uden et Evpe. (XV). Anno 1407 die 19a Aprilis Joannes de Boninghe et Margarita, filia Fulconis de Maren, donaverunt conventui censum 9 solidorum et 3 denariorum payamenti, super pratum, diclum de Busselbeemde, situm in parochia de Roosmalen, item censum 3l/a solidorum supra idem pratum in fundationem anniversarii. Anno 1408 die lla Julii Arnoldus Kersmakers legavit conventui censum dimidii modii siliginis super bona aliquain parochia de Scijnle in fundationem missae quotidianae per unum annum et unius anniversarii perpetui, item censum 2 librarum cerae vel 10 solidorum super domum sitam Buscoduci in platea dicta de Postelstraet in fundationem candelarum in usum sui anniversarii. 12a Septembris ejusdem anni Jacobus Uter Oestwyc legavit conventui censum 6 librarum et 10 solidorum super domum sitam Buscoduci in vico vulgo Colportstraet. Anno 1409 die 10a Junii Gerardus Balyart donavit conventui censum 4 librarum, levandum super 4 jugeraterrae sita in parochia de Roosmaelen, communiter dicta de Bracckmeer. 3 Anno 1410 Provincia Theutoniae in hoe conventu quarto celebravit suum capitulum. 18a Martii ejusdem anni Agnes, vidua Theodorici de Amerzoyen, fundavit sibi ac marito, in hujus conventus Ecclesia sepulto, anniversarium, in hunc finem conventui legans censum 30 solidorum payamenti, levandum super domum suam in vico Ortensi Buscoduci; quo censu extinctum voluit dicta testatrix censum 20 solidorum quem Theodoricus praefatus super eamdem domum ultima sua voluntate conventui legaverat. Anno 1411 die 29 Septembris Gerardus Bakaert, civis Buscoducensis, fundavit quatuor anniversaria cum pictantiis solemnibus in unoquoque dictorum anniversariorum in refiigerium animae R. P. Wolteri de Waspvc, conventualis hujus monasterii, in hunc finem donavit conventui censum quatuor aureorum antiquorum (oude schilden) monetae Regis Franciae, super domum retro Pontem Teloneum Buscoduci; item censum duorum aureorum super aliam domum ibidem sitam; item duos alios census duorum aureorum super duas alias domus ibidem sitas. (XVI). Tempore adventus patrum nostroium civitas haec proprio carebat pastore, aedificata enim in aggere agroque Ortdunensi, loei illius parocho subjiciebatur. Extenso deinde murorum ambitu patres Franciscani qui locum hunc, ut vult Grammaye, inhabitare coeperunt assensu curionis aliquo tempore sacra peregerunt pastoralia. Unde illorum patrum ecclesia tertiae sub Ortduno capellae nomen in antiquis monumentis obtinet. Adventantes deinde patres nostii Sacramenta etiam populo administrabant, erat enim ecclesia parochia] is de Ortlien dependens a Monasterio Monialium S. Dominici in Audergliem, donec ecclesia D. Joannis Evang. piimitus simplex rectoratus, in parochiam erigeretur. Erecto anno 1306 in hac D. Jois parochia canonicorum collegio per Joannem de Arkel Leodiensium Episcopuni ad instantiam Adami de Mierde primi hujus collegii decani, hujus ecclesiae canonici circa annum 1412 instare coeperunt apud Joannem XXIII P. M. pro incorporatione ecclesiae Orthensis ac rectoratus ecclesiae S. Joannis in suam collegiatam quod anno sequente obtinuerunt. Timentibus igitur patribus nostris ne incorporatione hac obtenta a praefato capitulo molestarentur ratione sepulturae extraneorum in hujus conventus ecclesia aliorumque privilegiorum, quibus huc usque gavisi pacifice fuerant, R. D. Aegidius de Gerwen capituli decanus ceterique canonici capitulariter congregati 28 Sept. 1412 promiserunt quod in casu praefatae unionis patribus permittent uti consuetudinibus, privilegiis et gratiis in piaedicando et (idelium confessiones audiendo hucusque observatis quodque privilegio sepulturae extraneorum gaudebunt eo modo quo patres Dominicani Lovanii illo gaudent. Hujus promissionis instrumentum sequentis est tenoris: ln nomine Domini. Amen. Per hoe praesens publicum instrumentum cunctis pateat evidenter quod anno a Nativitate Domini millesimo quadringentesimo duodecimo, indictione quinta, mensis Septembris die vicesima octava, hora vesperarum vel quasi, pontificatus sanctissimi in Christo patris et Domini nostri Domini Joannis divina providentia Papae vicesimi tertii anno tercio, in mei notarii publici et testium infrascriptorum ad hoe specialiter vocatorum et rogatorum praesentia, personaliter constitutis, venerabilibus et discretis viris Dominis Aegidio de Gerwen decano et canonicis ecclesiae S. Joannis Evangelistae de Buscoducis, Leodiensis Diocoesis, in loco capitulari ipsius ecclesiae capitulantibus et capitulariter congregatis ex una parte ac venerabili et religioso fr. Laurentio de Waelwic Ordinis et conventus fratrum Praedicatorum (XVII) dicti oppidi 'ex altera, jam dicti Domini Decanus et Canonici ad hoe non vi, metu aut terroribus inducti sed provide sponte et ex certa scientia, ut dicebant, pro se et ipsius ecclesiae futuris canonicis et successoribus quibuscunque promiserunt et quilibet eorum promisit bona fide loco juramenti in manibus dicti fratris Laurentii, pro se ac aliis dicti conventus Fratribus Praedicatoribus praesentibus solemniter stipuiantis, vice et nomine dictorum fr. Laurentii et aliorum dicti conventus fratrum praesentium et futurorum recipientis, quod ia eventum in quem parochiales ecclesiae de Orten et de Buscoducis invicem canonice unite contigerint, ipsis Dominis Decano et canonicis praedictis per dictum Dominum nostium Papam conferri et incorporari, quod praefati Domini Decanus et canonici in hujusmodi eventu permittent pacilice et quiete praedictos fratres Praedicatores praesentes et futuros uti et gaudere consuetudinibus, privilegiis et gratiis in praedicando et audiendo confessiones et in aliis per ipsos fratres praedicatores hactenus observatis quodque praenominati fratres Praedicatores pro tempore existentes in praedicto oppido de Muscoducis uti possent et debebunt funeralibus eo modo quo fratres Praedicatores oppidi Lovaniensis dictae Diocesis ipsis funeralibus in ipso oppido Lovaniensi utuntur in quantum ipsis Dominis Decano et canonicis praemissa concedere fratribus Praedicatoribus supradictis sit possibile et in eorum potestate, et non alias prout et quemadmodum in quadam cedula papirea, propria mnnu venerabilis et religiosi fratris Hectoris de Vitriaco, illustrissimi principis Domini Antonii Ducis Brabantiae confessoris, dicti Ordinis Praedicatorum, Cathalonensis diocesis, scripta plenius continetur et habetur cujus tenor de verbo ad verbum sequitur et est talis: Fratres Praedicatores conventus Buscoducensis gaudebunt consuetudinibus, privilegiis, gratiis quantum ad audiendas confessiones, et praedicationibus ac aliis hactenus observatis, item quantum ad funeralia utentur eodem modo quo fratres Praedicatores in Lovanio utuntur si istud concedere nobis de capitulo fuerit possibile. Super quibus omnibus et singulis dictus fr. Laurentius ad opus ipsius et aliorum fratrum Praedicatorum praedicli conventus sibi fieri petiit a me notario publico infrascripto unum vel plura publicum seu publica instrumentum vel instrumenta. Acta fuerunt haec in dicto loco capitulari sub anno, indictione, die, mense, hora et pontificatu quibus supra; praesentibus ibidem honorabilibus et discretis viris Domino Joanne Myn presbytero et Lamberto van den Laer oppidano oppidi de Buscoducis saepedicti, testibus Leodiensis diocesis ad praemissa vocatis specialiter et rogatis. Et ego Paulus Borchardi de Zulichem, presbyter Leodiensis (XVIII) dioecesis, publicus apostolica et imperiali auctoritate ac venerabilis curiae Leodiensis notarius publicus, praemissis omnibus et singulis dum sic, ut praemittitur, agerentur et lierent, una cum praenominatis testibus praesens interfui eaque omnia et singula sic fieri vidi et audivi; ideo hoe praesens publicum instrumentum manu mea propria scriptum exinde feci publicavi et in hanc publicam formam redegi, signum meum apposui consuetum in fulem et testimonium praemissorum rogatus et requisitus. Eodem anno obtinuerunt Patres Buscoducenses declarationem sequentem PP. Praedicatorum et Augustinianoi um Lovaniensium super consuetudines in funerulibus ibidem ab ipsis observari solitas: »In nomine Domini. Amen. Per hoe praesens publicum instrumentum cunctis pateat evidenter, quod anno a Nativitate ejusdem nostri Domini millesimo quadringentesimo duodecimo, indictione quinta, secundum modum scribendi in Curia Leodiensi mensis Octobris die octava, circa horam vesperarum, Pontificatus Sanctissimi in Christo Patris ac Domini nostri, Domini Johannis, divina Providentia hujus nominis Papae vigesimi tertii, anno tertio, in praesentia testium ac mei notarii subscriptorum propter hoe personaliter constitulis, honestis et discretis viris fratre Johanne de Raemsdonck. Ordinis Praedicatorum, conventus Buscoducensis, Leodiensis diocoesis, necnon fratribus Johanne Divitis, inquisitore haereticae pravitatis, Johanne de Malkote vë„t • Godefndo Stoet 0rdi™ Praedicatorum con- entus Lovaniensis atque fratribus Petro de Thamisia priore Nicolao de Arschol et Arnoldo Melken, lectoribus Ordinis' fiatrum Heremitarum S. Augustini conventus Lovaniensis presbyteris, ac Ludovico dicto Rike et Arnoldo de Boen oppidanis oppidi Lovaniensis dictae Leodiensis dioecesis' memoratus Fr. Johannes de Raemsdonck asseruit et S tavit ibidem, se intellexisso et verum esse credere quod venerabiles vin Domini Decanus et Capitulum Ecclesiae n Johannis Evangelistae in oppido de Buscoducis taliter sunt consulti et deliberati, quod intendant et volunt de ero observare inter se, ac nomine et ex parte dictae Ec turn FratanCti pha°niS EvanSelistae, et Priorem etConven- tamauam Hp" „ a \c®torum in dicto oppido Buscoducensi, tamquam de funerahbus mortuorum illum modum, ac talem qui et qualis ac quemadmodum observatum in oppido oZrZ T Pleban°S 6t ECC,eSiaS ParochiaIes ^ oppidi Lovaniensis ex una parte, et Priorem et conventum atrum Praedicatorum Lovaniensium ex parte altera qua- küto'el GM 'r, ,0hanneS Di,i"S' Jol,annes deMel- kote et Godefrtdus Stoet, praedicti Ordinis Praedicatorum .ovaniensium (XIX) necnon fratres Petrus de Thamisia nisC°fraUfS Aerscot, Arnoldus Melken, praescripti Ordinis fratruniHeremitarum S. Augustini Lovaniensium, ac pietatis'ad ha ^ ?rn°ldus Boen' °PPidi Lovaniensis, causa est veritaH , r ' G° qUOd primUm bonum et ^ritativum est ventati testimonium perhibere, dixerunt et te.tati sunt sub suis fide et fide]ilate> in praesentia tesUum ac ™ in mfrascnptorum, ipsis bene constare, et notum esse clare prout mihi etiam notario subscripto verissimeconstat et est notum, quod modus, qui observatur per et inter Plebanos et Ecdesias Parochia.es Oppidi Loliensis ex o„a lovanipn 1°re"1 et Günventum fratrum Praedicato,um sonan1 * ? ** ^ tamqUam de fune™»bus personarum, quae elegerunt seu eligunt suas sepulturas apud fiictos fratres Praedicalores Lovanienses est talis, videlicet: Quod quando mortuum est corpus alicujus personae, suam sepulturam apud dictos fratres Praedicatores Lovanienses eligentis, et funus est paratum, turn sine aliquo intermedio portatur ad ecclesiam dictorum Praedicatorum Lovaniensium, et non alibi, et ibidem celebrantur et fiunt ea quae pro defunctis sepeliendis fieri sunt consuela, et oblationes factae ad altare et candelae cereae et ea quae supponuntur feretro, seu libitinae, dividuntur in duas partes aequales, de quibus unam, scilicet dimidiam partem, habent Plebanus et Ecclesia illius parochiae, de seu ex qua est ille defunctus, qui ibidem sepelitur; et reliquam mediam partem obtinent et habent Prior et Conventus Praedicatorum Lovaniensium; quique dicti Prior et Conventus Praedicatorum Lovaniensium obtinent per semetipsos indivisi omne ac totum illud quod et quidquid ipsi Piiori et Conventui vel aliquibus fratribus seu peisonis ibidem ab illa persona, quae ibidem elegit sepulturam, ad pictantiam vel alias tam in bonis mobilibus quam immobilibus et haereditariis testamentarie legatum datum vel reliclum existit; nemini inde partem aliquam seu quidquid dividendum subintelligentes antedicti attestantur unanimiter et concorditer; prout ego Notarius subscriptus similiter atteslor quod consimilis modus, qui et quemadmodum praescribitur, observatur in Oppido Lovaniensi per et inter Plebanos et Ecclesias quarumcunque Parochiarum dicti Oppidi Lovaniensis ac Priorem et Conventum Ordinis Heremitarum Sancti Augustini et similiter Guardianum el Conventum Ordinis fratrum Minorum in eodern Oppido Lovaniensi Super et de quibus omnibus et singulis superius conscriptis supradictus Frater Johannes de Raemsdonck petiit a me Notario subsetipto sibi, nomine et ad opus Prioris et Conventus fratrum Praedicatorum Buscoducensium, fieri publicum instrumentum. Acta sunt haec infra claustrum fratrum Heremitarum Ordinis Sancti Augustini Lovaniensium, videhcet m camera supradicti Prioris ibidem; anno, indictionemense die hora, et Pontificatus quibus suprajprae- un oreUVp Tf* * discrelis Henrico Piscatoris juniore de Helmont clenco, Mathia dicto de Silva et Johanne «h™CO™rnoran,lbus Lovanii in diocoesi Leodiensi, testibus fide dignis, ad praemissa testificandum vocatis (XX) specialiter et rogatis. (XX). Et ego Johannes dictus Maldeman, Coloniensis diocoesis, Lovanii commorans, publicus imperiali auctoritate et Curiae eodiensis notanus, quia praemissis omnibus et singulis una cum praenominatis testibus personaliter interfui, et audivi ac eS,Se SC1°' ldcirco hoc Presens instrumentum quod, aliis negotxis praepeditus, per alium feci scribi, exinde confeci fubllCam formam red*gi, signoque meo solito si„navi, rogatus et requisitus in testimonium veritatis'' His non obstantibus facta anno 1413 in Corporation e prae- mlZ rr0Ch',a,Um 'ralres "0S"i a Capilulo lestati fuerunt super assignata privilegia funeralium extraneorum, Decano Capituli S. Joannis nolente ad iteratam reqmsuionem fratrum ra,if,care promissionem anno sup" factam ast breve post tempus fratres praedicti obtinuerunt privilegia, in illorum possessione usque ad captam ab Hollandis civitatem anno 1629 pacifice manserunt JZlT dlB 12\Junii Joannes Vos» civis Buscoducensis donavit conventui censum 3 librarum, levandum super Sar S Buscoduci in vico dicto de Colperstraet, in in TaTnrl1Ver'Sar'1 sui ac Parentum suorum celebrandi festo Sb. Undecim Millium Virginum. Pttn^ i415 di' 17a.MajiJacobusdeUden, magister Artium et m Medicina, legavit conventui censum 2 librarum, in fun- dationem arm.versarii sui et domicellae Heylwigis uxoris suae. Anno J416 oie 21- Septembris Joannes de Amerzoyen et Heylwigis ejus conthoralis fundaverunt anniversarium suum, n hunc finem legantes censum 1 librae super domum silurxi öuscoduci in vico Ovtcïisi. primi Ducis Cliviae, Mater Joannis primi ducis Cliviae, fundatoris nostri Calcariensis conventus, et Adolphi Ravestenii fundatoris chori conventus nostri Bruxellensis, quae multa ligna et alia materialia necnon et alia dona contribuit. Sed et Divi huic operi favere visi sunt. Refert enim p. Antonius Judoci a Leendt, postmodum 3ö annis continuis hujus conventus prior, in Chronico suo M. S. quod dum tempore restaurationis p. Joannes de Sole, prior, anxius perambularet in templo nostro juxla Diesam ibidem tluenteni, venerit ad eum senex quidam pileatus ad instar peregrini S Jacobi Apostoli, quaerens ab eo quare sic anxius et sollicitus esset, respondit: Bone vir non mireris me sollicitum et perplexurri, habeo enim muitos operarios conductos pro diario diurno nee scio pecuniam qua eos contentabo etc. protenus senex ille obtulit non parvum pecuniarum sacculum dicens: His remunera tuos operarios; et cum ille cogitaret de chyrographo oflerendo statim ille invisibilis ab oculis ejus disparuit. Addit p. de Jonghe ex Chronico p. Melchioris Appelmans, qui ultimus in conventu Buscoducensi habitum S. Dominici induit, attonitum priorem nil aliud suspicari potuisse quam quod ille peregrinus Dei Apostolus Petrus hujus conventus patronus esset, qui hoe modo clienti suo in necessitate succurrere voluit. Necrologium fratrum hujus conventus a tempore fundationis ad hunc usque annum protractum ac pene solum e /lammis ereptum, hic subjicimus. R. I\ Arnoldus de Heese jubilarius 17 Sept. R. P. Walterus de Romerswaele R. P. Guilielmus de Orten, supprior R. P. Joannes de Tiela 6 Jan. R. P. Nicolaus Bussel 13 Febr. Fr. Joannes Mans de Argentina subdiac. ... 15 Febr. Fr. Joannes conversus 24 Febr. R P Aegidius de Gemert 26 Febr. Fr. Wilh. de Hokelen clericus o Mart (KXXtIni ^ P- FranC° * • ' 30 Mart! li. P. Godefndus de Heese j April R. P. Jacobus Spijker olim prior \<% April R. P. Gerardus de Puteo primus prior . . 1-299 22 April. R. P. Judocus de Valckenborgh 26 April Fr. Dankerdus de Cottenberg ........ 4 Mart. R. P. Giselbertus de Hokelen ,22 Mart' R. P. Jordanus lector senior et prior ... 1 Maii R. P. Aegidius Kneede. ! ! ! ! 9 MajL rr. Henricus Rukstal novitius 19 Maii Fr. Wilhelmus conversus ^9 j^ajj R. P. Gerardus Boel 84 Majl li. P. Joannes de Heusden Majj Fr. Joannes de Alfen clericus 3 junii R. P. Dominicus supprior ... fi Tnnii R. P. Arnoldus piscator 8 Junii.' R. P. Ghyselberlus Sorghe jj junii' R. P. Ralduinus de Nereven supprior 12 Junii. R. P. Joannes de Caeno, olim prior 13 Junii R. P. Walterus Bax ' 4 Julii ' Fr. Godewaldus conversus g ju]jj R. P. Theodoricus Block 7 ju]jj R. P. Ralduinus Henrici ju]^ R. P. Petrus Joannes de Trajecto ad Mosam . . 14 Julii. R. P. Joannes de Beka, olim prior ju|jj R P. Hermanus de Caeno 19 Julii. R. P. Henricus Malegys : . . 24 Julii. R. P. Erhardus Eelkens prior 4 Au<* Fr. Giselbertus Prick clericus 7 Au°. R. P. Hermanus Wilmets lector et prior . . 8 An° R. P. Ludovicus 8 Au„ R P. Cornelius Tilborgh g Au". Fr. Gerardus Bouwlick 9 au° R. P. Joannes de Oosterwyck Au° R. P. Jacobus de Erkel 16 Aug. R. P. Gerlacus 18 Aug. Fr. Reynerus Huyben conv 20 Aug. R. P. Walterus de Turnhout . . 22 Aug. R. P. Henricus de Oirle, lector 25 Aug. R. P. Bartholomeus de Tiela 26 Aug. Fr. Wilhelmus Neve subdiac 28 Aug. R. P. Jacobus de Tiela 29 Aug. (XXIV). Fr. Joannes de Scharpenisse .... 3 Sept. Fr. Wilhelmus de Helmont 4 Sept. R. P. Rudolphus de Baerle 9 Sept. R. P. Joannes de Bael 12 Sept. Fr. Joannes Liscop conv 19 Sept. R. P. Gosewinus Steenwegh 20 Sept. R. P. Adrianus Bernardi 20 Sept. R. P. Ileribertus Hals 21 Sept. R. P. Jordanus Medius 21 Sept. R. P. Henricus Stock 21 Sept. R. P. Walterus ab Aldenhove 22 Sept. R. P. Gisbertus Brentens 25 Sept. R. P. Nicolaus de Oisterwyck. S. Th. Doet. 1) . 27 Sept. Fr. Petrus de Lera diaconus 27 Sept. R. P. Petrus Ancker supprior 29 Sept. R. P. Philippus Fabri supprior 1 Oct. Fr. Cornelius Cruynier novitius 1 Oct. B. P. Theodericus de Breda 0 Oct. R. P. Wilhelmus Verlaci 9 Oct. R. P. Godinus 10 Oct. R P. Arnoldus de Gorcum 10 Oct. R. P. Theodericus de Dudgael 11 Oct. Fr. Petrus Dommel conversus quondam cursor conv 14 Oct. Fr. Walterus de Haren clericus 19 Oct. 1) P. Nicolaus de Oisterwyck (Eystrick !) werd den 28sl,,n November 1395 als lector biblicus te Keulen geassigneerd. — Itegesta Mag. Gen. R. P. Jordanus Junior lector 21 Oct Fr. Ludovicus Heest conv 23 Oct R. P. Hermanus Kievit j^ov Fr. Joannes de Bommel conv «9 Nov Hucusque, modo antiquis solito, Necrologium dies obitus fratrum secundum ordinem dierum nolat; in sequentibus notat obitus eorumdem secundum ordinem quo occiderunt. R. P. Reynerus de Driel | Romae .... 13 Jan. 1404. R. P. Engelbertus i;j jan. R. P. Henricus de Trajecto 18 Jun. 1404. R. P. Laurentius 3 jan 1i05' R. P. Arnoldus de Huesden 2l Apr. 1405 R. P. Aegidius de Breda lector et prior 1366. 1381, 1382 \\ Majl 1408. Fr. Wilhelmus de Gestel conv 6 Julii 14U9. B. P. Gualterus Waspyck olim prior. . . 20 Dec. 1410. R. P. Adam de Megen olim prior .... 15 Junii 1412. R. P. Joannes de Diest 13 Maji 1414. Fr. Nicolaus de Orten conv 11 «ept. 1414. R. P. Andreas olim prior 6 Aug. 1416. Fr. Wilhelmus Heulen clericus 2 Mart. 1418. R. P. Mathias de Eindhovia 4 Oct. 1418 (XXV). R. P. Wilhelmus Turnhout fuit hic etiam vicarius nationis Brabantiae. R. P. Walterus Daerle. — R P. Adrianus van Oisterwyck bic postea factus provincialis; quo tompore praefati patres conventum rexerint, incerlum; sequentes vero inveniuntur moderasse conventum annis nolatis : R. P. Petrus Loze prior I31. B. P. Aegidius de Breda prior, 15 Nov. 1366, item I3S1 et 1382. Facta autem reformatione instituti sunt officiales hujus conventus: Fr. Brixius Florentii reformator, qui fuerat annis 7 prior conventus Bruxellensis, institutus est hujus conventus prior; Fr. Joannes Tiudonis, conventus Coloniensis. supprior; fr. Rutgerus de Gravia, conventus Coloniensis procurator ; Fr. Petrus Oss. ex conventu Buscoducensi S. Theol. lector et praed. (XXVIII.) Anno 1484 in octav. B. M. V. primus post reformationem emisit professionem fr. Nicolaus Roosendael • successive usque ad annum 1488 habitum susceperunt: Fr. Andreas Osch. Fr. Wilhelmus Lit. Fr. Arnoldus Osch. Fr. Henricus Vechel. Fr. Joannes Wilhelmi Fr. Henricus Baerle. Fr. Wilhelmus Leendt. Fr. Joannes Boxtel. Fr. Joannes de Colle. Fr. Thomas Fabri. Fr. Thomas de Borkem. Fr. Nicolaus de Amsterdamis. Anno 1185 die 9a Maji Aegidius de Porta et Ghysberta, filia Wilhelmi de Wolf, conjuges, eligentes sepulturam in hoe monasterio, legaverunt conventui censum 6 librarum Payamenti, super domum et agros sitos in parochia de Scynle, in vico dicto 't Lutteleynde in fundationem anniversarii. Anno 1486 Lerya Berwout, uxor Arnoldi van Evndhouts. legavit conventui censum 4 llorenorum aureorum Rhenensium. solvendum ex omnibus bonis suis post mortem relinquendis, in subsidium vini Eucharistici. lla Maji ejusdem anni Lambertus, Henrici Mannarts filius, donavit conventui in puram eleemosynam censum unius malderi siliginis super agrum situm in parochia de Roosmalen. Eodem anno die 20a Junii Dominus Ghysbertus Haeck, consul civitatis Buscoducensis, legavit conventui campum magnitudinis 2 jugerura, situm Buscoduci in loco dicto den Calvenbergh, in fundationem anniversarii sui et suorum. Anno 1487 die 30a Januarii Wilhelmus Vos ac Yda de Bye, conjuges, legaverunt conventui censum unius modii siliginis super quaedam bona sita in parochia de Helvoirt in fundationem anniversarii. Anni ejusdem die 27a Augusti Dominus Rumoldus Zavelberchs, capellanus Ecclesiae S. Joannis Evangelistae, transportavit conventui, ex legato Joannae van Scorhout, quondam Beginae, censum 26 vasorum siliginis, super quaedam bona sita in parochia de Zoomeren, in fundationem unius Missae hebdomadatim legendae in choro Venerabilis Sacramenti. Anno 1488 die 17a Januarii Heilwigis, uxor Joannis Bueckentop, fundavit missam de SS. ïrinitate, singulis diebus Dominicis in hoe conventu legendam, in quem linem eidem legavit, ultima sua voluntate, censum 12 librarum. Continuatio Necrologii hujus conventus ab 1483. (XXIX.) R. P. Henricus de Embrica professus ante Reformationem hujusconvenlus 8 Jan. 1484. R. P. Joannes Breda, prof. ante Beform. . 20 Febr. 1484. Fr. Joannes de Gerven » » » . 3 April 1484. R. P. Petrus Gorter. » » » lector, supprior 6 Sept. 1486. Fr. Joannes de Tiela, prof. ante Reform conv. 22 Junii 1487. R. P. Joannes Mughovel prof. ante Reform. 18 Julii 1487. Fr. Joannes de Herpt non fuit hujus conventus filius, conv 4 Oet. 1487. B. P. Nicolaus Florentii non fuit hujus conventus filius 1 Sept. 1487. R. P. Adam de Uss non fuit hujus conventus iilius 2 Apr. 1490. Fr. Petrus Lierop jubil. conv 3 Apr. 1490. R. P. Petrus Hasendonck primus prof. in conv. Brux. lector 9 Apr. Ii9ü. R. P. Joannes de Heusden prof. ante Reform 'J'J Aug. 1490. R. P. Wilhelmus Turnout S. Th. Doet. haereticae pravitatis inquisitor, vic. nationis Brab. ac plurium conv. prior lt> Oct 1490. Fr. Theodericus Henrici non fuit hujus conv. I'1, conv 18 Mart 1491. Fr. Wolterus Trudonis, videtur esse idem (jui ab Arnoldo Bossemio vocatur Wollerus Steenhouwer, prof. ante Ref. 19 Apr. 1491. R. P. Richardus Coci supprior, non fil. hujus conv. jubil 5 Julii 1491. Fr. Joannes Dorn conversus non til. hujus conv. jubil 5 Oct. 1493. R. P. Petrus Vos, Prof. ante Reform ... 8 Maji 4494. R. P. Petrus de Os, S. Th. Lector, praed. gen. prof. ante Reform, hic vir una cum Jacobo Sprenghers, Werboldo Petri ac Brixio Florentii conventumhuncreformavit 1483 quam reformationem solus ex hujus conventus religiosis procuraverat. . . . 13 Dec. 1491. R. P. Henricus Vechel, prof. ante Reform. 24 Maji 1495. (XXX.) R. P. Theodericus Godefridi prof. ante Reform 6 Sept. 1497. R. P. Theobaldus de Mera lector, praed. gen. non fuit hujus conv. filius 5 Oct 1498. ]{. P.Vincentius de Engelen prof. ante Reform. 13 Sept. 1499. R. P. Arnoldus de Oss prof. circa 1485. . Tl Junii 1500. Fr. Thomas Aurifaber cler. prof. circa 1486. 10 Febr. 1501. R. P. Bartholdus Back prof. ante Beform 18 Febr. 1501. B. P. Joannes Boxtel prof. circa 1485, lector, praed. gen.; 1499 eligitur conventus sextus prior post reformationem qui profecturus ad cap. prov. diem claudit in conventu Lovaniensi 1503. R. P. Wilhelmus Lit, prof. circa 1485, lector, supprior, praed. gen. 1503 circa festum Paschatis septimus prior post Reform. . 1504. R. P. Joannes de Erp 5 Febr. 1504. R. P. Joannes Rerse prof. ante Reform . . 20 Junii 1505. R. P. Joannes de Borken prof. circa 1486. 13 Sept. 1509. Fr. Gerardus Wonders cler. non hujus conv. fdius 18 Oct. 1509. R. P. llubertus de Orten 10 Dec. 1509. R. P. Andreas de Waelwijck, prof. anno 1496. 6 Febr. 1510. R. P, Mag. Henricus de Coemeterio, S. Th. Doet. tertius post reform, prior anno 1494 l) 21 Jun. 1510. R. P. Arn. de Oss. vocatur a Rossemio Andreas 11 Junii 1511. R. P. Joannes Laat 7 Sept. !5U. R. P. Ghiselbertus Hals olim supprior . . 1 Dec. 1511. R. P. Petrus de Bergis 11 .Mart. 1512. R. P. Theodoricus Scijndel jub. prof. ante Reform 23 Mart. 1512. Fr. Wilhelm de Beeke clericus 11 Jan. 1513. B. P. Gerardus Gorcum prof. 1496 in festo S. Margaretae, praed. zelosus ae valde gratiosus 1 Junii 1513. (XXXL) Fr. Joannes de Beeke conv.. . 19 Dec. 1513. R. P. Joannes de Antverpia prof. 1493, fuit lector, praed. gen. valde zelosus ac 1514 hujus conventus prior undecimus post reform, electus qui dum anno sequente •1) P, Henricus de Coemeterio werd den 16den Maart 1487 als student ingeschreven aan de universiteit van Ileidelberg. Meyer De Predikheeren te 's Hertogenbosch. Blz. 35. primo capitulo Neo-Provinciae Germaniae Inferioris in conventu Gandensi celebrato, adest adcommunem hujus conventus luclum infirmitate ex concionibus continuis contracta ibidem extinguitur. 12 Oct. 1515. R. P. Theodoricus de Beeke, qui vocatur apud Rossemium Theodoricus Godefridi, olim supprior 7 Nov. 1515. B. P. Gerardus Hagens de Herenthals prof. 1510 12 Febr. 1516. B. P. Thomas de Septem Montibus ... 12 Mart. 1517. B. P. Aruoldus de Lit prof. 1485 lector et supprior 28 Julii 1518. B. P. Mag. Joannes de Colle. S. Th. Doet. professus circa 1485, in hoe conventu in quo post S. Theol. lector existens anno 1504 octavus et 1510 decimus post reform, prior eligitur, circa 1510 magisterii gradum suscepit. Fuit haereticae pravitatis inquisitor acerrimus, in qua qualitate opera Joannis Beuchlini de Arte Cabalistica Vulcano tradidit Goloniae in ecclesia S. Andreae. Fuit etiam diffinitor cnpituli provincialis Ullrajecti anno 1517 celebrati, ad superos abiit 1) 9 Dec. 1510. Fr. Guilielmus P.aerle conv 5 Jan. 1520. B. P. Adrianus Goes lector 14 Jan. 1521. B. P. Wilhelmus Oirschot prof. anno 1504. 1 Dec. 1521. B. P. Nicolaus de Amsterdamis, prof. circa 1486 29 Dec. 1521. B. P. Joannes Boxtel supprior 4 Apr. 1523. B. P. Henricus de Baerl, nomen suum religioni dedit circa 1483, bis supprior ac 1> P. Joannes de Colle. Meyer. De Predikheeren Ie 'sHertoqenbosch■ Rlz. 36. Andreas in Fastis Academicis vel, ut ait Seguier, in Laurea Belgica IJ'. Ord. Praed. 13 Dec. 1540. Piaefatus Seguier hunc fr. Matheum Priem hujus conventus vult esse filium, eo quod vulgariter vocetur fr. Matli. de Buscoducis, verumtamen haec ratio nihil probat, cum a natali solo non a loco professionis, quod plerumque in hocnecrologio videre licet, cognomen assumere solerent antiqui. Accedit quod in Chronico hujus conventus ah Arnoldo Rossemio, hujus conventus suppriore,circa annum 1590 exaclissime compilato in quo dies annique professionis fratrum hujus conventus ah anno 1483 accuratissime notantur, hic omittatur. (XXXVI.) Fr. Theodorus van Leent conv. 17 Jan. 1541. R. P. YValterus Baerl anno 1510 in vigilia S. Joannes Bapl. habitum Ord. induit, anno 1540 circa festum Omnium Sanctorum ex suppriore hujus conventus quo offieio ultra 12 annos pacifice et laudabiliter functus fuerat, eligitur prior conv. Traject. Superioris, quod officium invito ac reluclanti animo susceptum in praefato conventu una cum vita deposuit, optimam sui relinquens memoriam. ... 9 Dec. 1542. Fr. Martinus Oirschot conv. prof. 1530 . . 3 Nov. 1540. R. P. Auguslinus Meusden nomen Ordini dedit anno 1505 in festo S. Dionysii Epi. et Marl., post 1528 magister sludentium in hoe conventu designatur, assumptus deinde 1531 in supprioremconv. Btugensis, tandem ex S. Theol. professore anno 1543 in Oetobri unanimi eligentium calculo liuic conventui prior dalur. Vir erat in spiritualibus valde eruditus, consolatorius ac assiduus in fidelium confessionibus audiendis, plus factis quam verbis docens. Prioratum adeptus, pacis amator seipsum impendit, ac superimpendit, pro pace conservanda, tum inter confratres tum inter cives, asserens nil paci praeferendum; inanemque esse sine pace praedicationem. Magni ergo nominis tum apud cives tum apud civitatis primores efrectus, muitos conciliavit conventui amicos. Verum labore continuo fractus, vir immortali vita dignus, epilepticus evasit ac ab officio, quod invitus susceperat, lybenti animo post regimen triennale depositus; vix trimestre superstes vitam cum morte com^ mutat, in domo capitulari tumulatus. i) 9 Dec. 1540. R. P. Gerardus Herpen anno 1524 in festo S. Lucae emisit professionem. Vir fuit insignis memoriae, praeclarisque animi dotibus ornatus, humilitate praesertim enituit. Electus 1543 prior conventus Calcariensis, fuga officium devitare conabatur, tum per confratres tum per civitatis senatores qui unanimiter ejus praesentiam alïectabantur, electionis cassationem praestolatur, ast frustra. Tandem vir vere humilis, obediendum ratus, humeros nonnisi tremens officio supposuit qui ubi tribus circiter annis summa cum religiosorum aedificatione praefuisset, infirmus rediit 1) P. Augustinus van Heusden. — Meyer. De Predikheeren te 's Hpvtogenbosch. Blz. 41. ad suum conventum nativum, morte im- matura ibidem extinguitur. 1) 1 Jan. 1547. (XXXVII.) F. Joannes Lierop, conversus, anno 1540, in festo S Agathae Ordini associatus 27 Maji 1547. Fr. Walterus Wyck de Vucht, tertiarius, habitu Ordinis indutus anno 1542, in festo S. Gregorii Papae 23 Nov. 1547. R. P. Gerardus Leonii a Wyck, prof. anno 1512, in festo Annuntiationis B. M. V . 1 Jan. 1548. R. P. Joannes a Leent, habitum Ordinis induit 1529, in festo S. Joannis Haptistae, praedicator gratiosus. terminarius zelosus in Campinia, ac partibus Oosterwycanis, ac Magister Novitiorum aliquibus annis in hoe conventu 16 Sept. 1548. R. P. Nicolaus Colen, senior, anno 1492 habitum religiosum induit, religioseque 56 annis in hoe transactis, justa persol vit 18 Nov. 1548. R. P. Joannes Maren indutus 25 Mart 1515, imitatusque R. P. Nicolaum de Roosendael, de quo supra, pluribus libris choralibus nitidissimo charactere conscriplis. qui etiamnum Mechliniae apud Praedicatores asservantur 3 Sept. 1549. R. P. Anselmus Ghemert 1498 religionem intravit in festo S. Barnabae; ad studia missus baccalaureatus gradum promeruit, LovaDiique Biblia ac sententias explanavit inde ad regimen vocatus huic, deinde conventui Brugensi primo supprior, deinde prior in ejusdum conventus reformatione praeficitur. Tandem anno 1529 infra oc- 1) P. Gerardus van Herpen, — Meyer. De Predikheeren te's Hertogenbosch. Blz, 41. tavam B. Martini Epi. hujus conventus Buscoducensis decimus sextus post refor- mationem prior eligitur eique 14 annis religiose praefuit ac profuit. Vir exem- plaris et omni laude dignus quo tempore in cap. prov. 1536 Ipris celebrato difli- nivit. Ferventissimisquoqueaczelosissimis Verbi Dei declamationibus praedicaturae generalis titulo decoratus, postquam no- vennium a deposito prioratus otïicio, Dei servitio ac proximorum saluti impenderat vir grandaevus ad meliora fratribus ip- sum impense venerantibus rapitur. 1). . '23 Jun. 1552. (XXXVIII.) B. P. Puulus Joannis praed. et conf. 27 April 1539 indutus, aetatis anno 36 completo, obiit 4 Jun. 155i. B. P. Theodericus Strick S. Th lector ac praed. gener. in festo S. Martini 1508 indutus, post erectionem prov. Germ infer. primo conventui Rotterodamensi supprior praefuit, deinde adprioratum Neomagensis conventus circa annum 1539 vocatus, illum toto septennio dexterrime rexit, quo tempore capituli provincialis, Brugis 1545 celebrati, dillinitor factus, brevi post ad iristantiam Revmi p Petri Soto, Carolo V imperatori a confessionibus, conventum Lovaniensem reformare volentis, eidem prior datur; ibidemque sex annis religiosissime transactis ad nativum conventum revertitur inde mox ad Monaste- 1) P. Anselmus van Ghemert. — Meyor. De Predikhceren Ie 's Hertoyenbosch Blz. 4'J. rium Monialium Vallis Ducissae prope Auderghem confessarius missus ibidem. 1) 5 Dec. 1554. R. P. Petrus de Terra praed. et conf. 4 Aug. 1508 indutus 14 Febr. 1556. R. P. Petrus de Oosterwvck jubil. praed.et conf. sacrista, 1Ö03 in festo Andreae Apost indutus 2 Mart. 1550. R. P. Joannes Want, 1499 in festos. S. Joannis Bapt. indutus, pluribus annis hujus conv. procurator, circa 1519 visitavit loca saera in Palestina ex praescripto Domieellae (XXXIX) Catharinae van den Staeke, conjugisDomini Henrici Hermani de Deventer, quae in hunc finem ultima sua voluntate legaverat summum 125 ducatorum, in patriam reversus -j- grandnevus 2) ... 20 Febr. 1558. R. P. Arnoldus de Aggele praed. et conf. . 2 Apr. 1558. R. P. Arnoldus Pottey praed. et conf. anno 1514 in festo S. Catharinae Virg. indutus. 10 Jun. 1558. R. P. Adrianus Laurentii ab Oosterwvck a natali solo, municipio ejusdem nominis quod caput est 20 vicorum ac quartum Majoriae Sylvaeducensis membrum, communiter nominatus. Anno 1533 in festo Gathedrae Petri habitum accepit, missus deinde primo Goloniam. tum Lovanium, parem in studiis et pietate progressum fecit. Reducem p. Theodoricus a Schoonhovia provincialis morum suavitate regularique nostri Adriani observantia allectus, i j P. Theodoricus Strick. — Meyer Dc 1'redikheeren te 's-Hertogenbosch. Blz. 44. 2) In de jaarboeken van het provinciaal Genootschap voor geschiedk. wetenschappen in Limburg is in de 3de atl jrg. 1896 een handschrift uitgegeven van P. Joannes Want, predikheer te 's-Hertogenbosch, behelzende het belangrijk verhaal eener pelgrirasreize naar het H. Land in 1519. primo fratribus suppriorem anno 1542, deinde anno sequenti simul et fratribus novitiis magistrum dedit, quibus officiis triennio laudabiliter perfunctus, mittitur 1546 Lovanium pro adipiscendo baccalaureatus gradu,cujus approbationem obtinuit in cap. prov. Neomagensi 1548. Biennio post, facultate sibi a capitulo Gandensi concessa, rursum se Lovanium confert licentiarum gradum promeriturus, ubi antequam disputationes absolvisset, Hagaecomitani conventus prior salutatur eoque titulo 1553 cap. prov. Antverpiae celebrato adfuit, in eo difïinivit ac approbationem licentiarum obtinuit. licentiaque ad gradum magisterii donatur, quod anno eodem confirmatur in cap. gen. Romae celebrato. (XL) 1554 mortuo p. Cornelio van Ertborne, hujus provinciae provinciali, capitulum tamquam provinciae vicarius in suo Hagaecomitano conventu celebravit, in quo in octavum hujus provinciae provincialem assumitur eique pacifice ac diligentissime quinquennio praefuit, quo tempore doctoratus lauream die 3 febr. 1555 in universitate Lovaniensi adeptus est. Sacras Verbi Dei conciones quas creberrimas, uberrimo auditorum fructu, habebat, inter tot tantasque ofliciorum sollicitudines non intermisit, donec laboribus exhaustus, regimen cum vita deposuit, febre prolixa correptus 1) 21 Jan. 1559. R. P. Antonius de Gils, indutus 4 Aug. 1) P. Adrianus Laurentii — Meyer. De Predikheeren te 's-Hertogen• bosch. Blz. 43. 1519, variis vicibus procuratoris officio perfunctus, S. Theol. in conv. praelegit 1546; 1556 iterum procurator. Fuitetiam confessor in Monasterio Vallis Liliorum. 12 Maji 1559. R. P. Wilhelmus de Dommelen, jubil. indutus 1495 12 Dec. 1559. R. P. Otto de Herwarden prope centenarius. Ordinem ante 1483 professus, praedicator evasit gratiosus. Anno 1507 eligitur nonus hujus conventus post reformationem prior, verum nimio studio deturbato cerebello, post triennium ab officio absolutus, supervixit mentis impos usque ad 6 Jan. 1560. R. P. Petrus Mierlo ordinem professus 25 Martii 1509. Anno 1540 postquam pluribus annis terminarium egisset sedulum, supprior hujus conventus instituitur, post triennium vero datur junioribus fratribus lector artium 15 Jan. 1564. (XL1) R. P. Stephanus de Mey, ab Affligemia communiter vocatus, hujus conventus filius, virvaldepacificusconfratribusque supra modum charus, circa annum 1556 eligitur prior conventus Groningensis et circa annum 1560 confessarius Monialium propre Brugas Vallis Angelorum. Anno 1561 quando monasterium 5 Nov. ab haereticis praedonibus spoliatum ac devastatum fuit, occisis crudeliter duobus ejus sociis R. P. patribus Joanne Antonii et Jacobo de Boots, tertio patre Arnoldo van den Kerkhove multis inflictis vulneribus semivivo relicto, ipse vix nonnisi Dei ope servatus, evasit. Ad conventum redux devotissime animam Creatori reddidit . . 27 Apr. 1566. R. P. Joannes Bax a Leendt anno 1550 in festo S. Servatii professus, aetatis 21, obiit Leovardiae 26 Julii 1567. R. P. Arnoldus Doern ex Bommelia die 25 Martii 1534 ingressus ordinem, circa 1565 fuit confessarius Monasterii Vallis Ducissae propre Auderghem 10 Aug. 1568. R. P. Wynandus a Breda, 8 Julii 1548 indutus anno aetatis 20: ex haereticoium ae Iconoclastarum aftlictionibus ac persecutionibus inlirmitate contracta (sicut novem sequentes fratres pluresque alii, qui licet haereticorum non senserint gladium ex eorum persecutione tarnen mortui sunt) interiit 27 Maji 1508. R. P. Laurentius de Gravia, prof. 2 Febr. 1548 26 Nov. 1568. (XLII) R. P. Daniël Bredanus, aetatis 18 2 Febr. 1548 se Deo consecravit. absolutis deinde gloriose studiis, terminarium in Taxandria sedulo egit, factus supprior 1564, quadriennio fratribus religiose praeluxit turbulentis temporibus quibus omnia sursum deorsum vertebantur, divina profanabantur, humana violabantur: anno 1566 dum fratribus e civitate pulsis, iconoclastae conventum invaserunt, ipse cum p. Henrico ab Oosterwijck in habitu seculari. hospitatus apud honestam virginem Judith de Delft prope conventum, sedulo istius curam egit, non tarnen sine continuis opprobriis, contumeliis ac persecutionibus ut ipsemet scripto reliquit, quibus in dies ab haereticis impetebatur. Fugatis anno sequenti iconoclastis primum sacrum in devastati conventus ecclesia Deo obtulit super altare portatile in festo S. Servatii Epi. Curaque paulatim fratres ad propria remearent, rursum supprior ae novitiorum magister eis praefuit, donec ob contractam infirmitatem, illis officiis impar, initio 1569 sacrista major instituitur quod officium una cum vita deposuit .... 31 Dec. 1569. R. P. Joannes Stiphout praed et conf. indulus in festo SS. Trinitatis 1553 aet. 19. 19 Sept. 1570. R. P. Henricus Oosterwyck indutus 10 Aug. 1540 aet. 17, ab anno 1554 procurator usque ad 1567 quo ab oflïcio ob infirmitates ex angustiis quas cum p. Daniele Bredano perpessus fuerat, contractas absolvitur 17 Nov. 1570. R. P. Joannes Turnhout praed. et conf. 1543 in festo SS. Simonis et Juriae indutus aet. 19 18 Febr. 1571. R. P. Michael Arnoldi aet. 19 se Deo per vota obtulit die 19 Aprilis 1563 .... 30 Sept. 1572. R. P. Judocus Meynsfort organista jubilarius ac conventus senior. Anno 1513 ad ordinem assumptus in festo S. Urbani papae. Circa 1559 confessarius monialium Leovardiae indeque ad conventum nativum rediit 26 Dec. 1572. (XLIII) R. P. Wilhelmus Oosterwyck prof. aet. '20 in festo Gathedrae Petri 1547, terminos Gelriae postea zelosissime coluit; deinde circa 1566 conventum Groeningensem prior rexit, deinde ad conventum redux -J- 7 Julii 1573. R. P. Theodoricus Joannis 24 Junii 1554 Ordinem ingressus postea supprior con- ventus Harlemensis f 3 ju]ü 4574, R. P. Helias Boxtel in festo Simonis et Judae 1558 ingressus aet. 16. Missus ad studia Theologica tam graviter iis incubuit ut 1561 licentias ad gradum magisterii obtinuerit in cap. gen. Avenione celebrato. Impeditus autem postea priorali ofïicio conventus Ultrajectensis. ulteriorem quam Licentiarum gradum non obtinuit; facta deinde ei fait facultas a Summo Pontifice Pio V reconciliandi haereticos. Tandem ad conventum nativum reversus ac haereticorum persecutionibus multum impetitus, Ultrajectum 1566 revertitur, e quo re,iux- t 28 Mart. 1575. In necrologio novissimo hujus conventus seribitur: et prior Rotterodamensis; attamen Leendanus ejus contemporanius ex quo superiora pro maxima parte desumpta, de hoe prioratu alte silet. R. P. Arnoldus Bergheyk in festo S. Mariae Magd. 1546 ingressus aet. 15, post, anno 1564, conventui Hagaecomitano S. Th. lector datur, inde reversus. f 11 Mart. 1577. R. P. Petrus Rosendaels van den Berch, communiter dictus de Monte, anno aet. 17 in festo S.Apolloniae 1541 religionem ingressus brevi virtutis exemplar, 1555 confratribus supprior, novitiis magister datur, factus 1567 procurator, circa 1574 eligitur prior conventus Groningensis, equoJ576redux ad suum conventum. -j- 17 sept. 1579. R. P. Vastardus Kessel terminarius zelosus in Maaslandiae districtu, dein 1558 sacrista- t 11 Oct. 1580. R. P. Martinus Berzius senior, praed. et conf. f 17 Nov" 1580- (XLIV) R. P. Guilielmus Wetten indutus habitu 24 Junii 1554 aet. 17, studiis theologicis gloriose absolutis, philosophiae lector in suo conventu, 1560, post S. Th. baccalaurius ereatur, Verbi Dei praedicationi interim strenue incumbens. Dum in Paschali festo fidelium confessiones exciperet in municipio Ossensi, quod caput est districtus Maeslandiae, en subito haereticorum manus in ecclesiam parochialem irruit, illamque caedibus replens, vix ipse in turrim fugiens vitam salvavit, sacerdote saeculari coram eo in ecclesia occiso. Postea, dum pro negotiis conventus ad provincialen) iter ageret, in via versus Antverpiam rui sus in haereticorum manus incidit ab iisque spoliatus vix fugamortem evasit, quam postea laetanter aspexit, die 4 Jun. 1581. R. P. Nicolaus Joannis 24 Junii 1565 professus aet. 21 praed. conf. -j- 15 Jun. 1581. R. P. Henricus Zulre 1560 2Ü Junii ordinem ingressus, postea ab haereticis captus, spoliatus ac graviter laesus, vix mortem evasit, tandem. *j" 7 Mart. 1582. R. P. Gaspar de Mechlinia praed. et conf. indutus in festo SS. 1 rinitatis 1553 aet. 17 j. 4 Sept. 1582. R. P. Petrus Loo praed. conf. in festo S. Gregorii Papae 1542 professus. Circa annum 1570 dum assistentem ageret confessarii Monasterii Monialium Ordinis nostri Lugduni Batavorum, post hujus decessum ultra annum occulte in praefato monas- terio Sacramenta administravit ast tandem detectus ab haereticis, ab iis captus ac spoliatus cum magna difficultate mortem evasit; redux ad conv. f 9 Febr im K. P. Petrus Verstraete, a nataii solo communiter dictus Lieropius, aet. 18 habitu ordinis indutusHDec. 1533. Studiis laudabiliter absolutis, fratrum regimini ut supprior ac novitiorum magister admovetur anno 15iü, a quibus absolutus 1555, S Th. lector in suo conventu instituitur eoque officio laudabiliter perfunctus, eligitur prior Ziericzeeensis quo tempore Lovanii 1503 in cap. prov. defiriivit. Cum conventum aliquibus annis religiosissime rexisset ob continuas infirmitates oneri et honori cessit. Tandem ad conventum redux communi fratrum voto eidem prior post 1483 decimus nonus praeficitur. Verum mors non diu praefecturam tanti viri sustinuit maximo fratrum luctu e vivis cessit. . . '24 Jan. 1585 (XLV) R. P. Antonius Jacobi de Leend. f ül Oct 1585 R. P. Joannes de Roda in festo Apost. Sim et •lud. 1538 indutus, vir apprime doctus ac religiosus evasit, qui primosupprior, deinde prior conventui Ziericzeeensi pluribus annis praefuit. deinde supprior Antverpiensis. post, in eodem conventu S. Th. lector, circa 1574 claruit -f- ,.in |rer t-vi .» . . •••#*. Jfin, lo86. Pluribus in locis hunc priorem egisse tradit novissimum hujus convenlus necrologium, de quibus silet Leendanus contemporaneus; notandum tarnen Leendani historiam non pertingere ultra annum 1574. R. 1'. Adrianus Hees 1567 in festo S. Urbani Papae Ordinem intravit. postquam aliquibus annis sacristae officium administraverat, e vivis abiit 27 Apr. 1586. K. P. Aegidius Zuelre praed. et conf. anno 1560 in festo S. Bernardi toga regulari indutus act. 21, sedulus Verbi Divini dispensator evasit, qui luctuosis bis temporibus in paroehiam de Loon, Sacramentis administrandis, evocutus ab baereticis captus ac tribus vulneribus lethalibus laesus a Domina de Loon redemptus est ac a gravibus suis vulneribus curatus, opit ulante Dei Genitrice, quae suum clientem e mortis periculo liberavit. aliquibus annis pie supervivens aeternitatem ingreditur ... 20 Apr. 1587. R. P. Martinus Leendt. anno 1536, in festo S. Gregorii Papae, habitu Ordinis indutus aet. anno 19° diem claudit 30 Apr. 1587. Reverendissimus P. Godefridus a Mierlo, S. Th. Doctor,ex priore conventus Ultrajectini Provinciae hujus Germaniae Inferioris Prior, demum Episcopus secundus llarlemiensis. Communem lucem aspexit 2 Februarii anno redempti geneiis humani 1518, in Mierlo, celebri Pelandiae, cui Helmonda caput est, dynastia. Adolescens, aetatis anno 17°, in festo S. Servatii, togam accepit religiosam e manibus religiosissimi viri, P. Anselmi Ghemert, hujus conventus prioris, emissaque solemni professione. tam graviter studiis incubuit, ut laurea doctorali meruerit honorari. Anno 1547, e studiis redeunti hujus conventus in temporalibus cura imponitur, quam integro triennio laudabiliter gessit; dein prior conventus Ultrajectini creatus anno 1552, pluribus annis eidem gloriosissime praefuit ac profuit; nam praefatum conventum non solum in spiritualibus restauravit, verurn etiam eumdem quasi a fundamentis reaedificavit, tanti interea nominis Yerbi Dei declamator evasit ut eum ob eruditam piamque facundiam Rmus Georgius Egmondanus Ultrajectensium Epus, in ecclesiasten asciverit, (XLVI) Anno 1558, non 1553 ut notat p. de Jonghe, intertuit capitulo generali Romae celebrato, diffinitor provinciae Germ. Infer. in quo doctor creatus a Vincentio Justiniani Mag. generali electo, quo tempore Gardinalis Alexandrinus, postea Pius V, morum suavitate Godefridi allectus, eum amplexus, privatis colloquiis, mensa religiosa humaniter saepius excepit Roma redux, hujus sancti Gardinalis religionis, tum in habitu tum in moribus observantiam suis exemplum crebro proponebat. Anno 1559, mortuo Adriano Laurentiiab Oosterwijck provinciali, factus provinciae vicarius, capitulum celebravit in conventu Ultrajectino, quam tum prior regebat, in quo 15 Aprilis ob agendi usum, peritiam ac prudentiam huic provinciae praeticitur. Caput fratrum factus, vir regulac sacrarumque praedicatorii ordinis constitutionum tenacissimus, seipsum exemplar bonorum operum, normamque observantiae religiosae iisdem praebuit. Pedes conventu Buscod. quem ad infulas evectus largissimis eleemosvnis post Iconoclastiam passam paterne fovit, meritus ad Superos evocatur anno 1587 die 28 Julii. Defuncti praesulis corpus plures dies solemniter expositum ac summa reverentia a populo frequentatum, in choro cathedralis ecclesiae honorifice tumulatur. Praeter opus laudatum in Bat. Des. Dom. pag. 112, scripsit: Sermones de tempore quadragesimales et de Sanctis; item plura adversus haereticos Lutheranos et Galvinistas quae tarnen hactenus latent vel in communi conventuum Belgii eversione interierunt. 1) Symbolo utebatur: simpliciter et recte. (LI) R. P. Antonius Judoci a Leent. Anno 1529 in festo S. Joannis Bapt. aet. 20 habitum religiosum in hoe conventu induit. Absolutis Lovanii studiis mox 1537 procurator conventus institutus, fideliter praefatum olficium administravit usque ad annum 1546 quo circa festum S. Matthei vir, omnibus tamconfratribusquam exteris summopere dilectus, communi suffragio eligitur hujus conventus prior, cui raro exemplo 36 annis continuis. miraprudentia inter tot tantasque istorum temporum calamitates religiosissime praeluit, quo tempore cap. prov. Neomagi anno 1548 celebrato diöinivit. Anno 1566 ab Iconoclastis una cum caeteris fratribus civitate pulsus in pago Leendano, patrio solo, deli- 1) Meyer. De Predikheeren te 's Hertogenbosch. Bijlage X. blz. 235. Des. Bat. Dom. p. 108. — Bijdragen voor de Geschied mis van het Bisdom Haarlem. Dl. VIII. blz. 128. tuit, donec anno sequenti rebus parumper pacatis ad convontuni pene dostructum reversus, confratres dispersos recollegit, conventumque, quoad licuit, restauravit ac novis aedificiis auxit. Enituit tum maxime in fratres charitas Leendani. libros enim supellectilemque quos sibi amicorum munificentia comparaverat, vendidit ut eis in summa conventus pauperie provideret. Disciplinam vero re^ularem quam in boe conventu nutriebat, colligere licet ex plu- ribus fratribus ejus prioratus tempore ex hoe conventu ad praelaturasaliorum sump- tis: ipso enim teste circa 1560 hujus pro- vinciae prior, priores conventuum Zieric- zeeensis, Harlemensis et Groningeusis, confessarii monasteriorum sororum Leovar- diae et Auderghemii hujus conventus erant lilii. Crescente deinde factiosorum turba, eorum furori cedens 1578 assumpto secum p. Petro Lieropio S. Th. iectore, Calcariam secessit, ibique aliquot annis transactis prioratuque abdicato,1583 Coloniam migrat ac ibidem relijjiosissime, ut vixerat, vivere desiit 10 Aug. 1588. Scripsit historiam sui conventus, maxime eorum quae suo tempore contigerunt. Servatur M. S. in conventu Mechliniensi, ex quo pleraque in hoe Chronico inserta sunt. R. P. Joannes Leent; anno 1549 in festo Epiphaniae Ordinem intravit, anno aetatis suae 19 Qct 1558. (Lil) R. P. Gosuinus Nereven in vigilia S. Leonardi 15'29 indutus, studiis gloriose absolutis, in locum p. Antonii a Leendt hujus conventus prioris electi, 1546, instituitur procurator, deinde electus prior conventus Winsumiensis; ibidem circa 1560 gloriose praefuit. Anno vero 1506 circa festum Paschatis datur confessarius Sororibus III. Ordinis in Asperen, inde anno 1509,extincto hoe Virginum Ascetorio, ad conventum redux, jubilarius pie f. . 10 Apr. 1580. Novissimum Necrologium scribit eum in multis monasteriis fuisse confessarium. 11. P. Nicolaus Lieshout, praed. et conf. habitum induit lOAug. 1545 aet. 20. Missus aliquando in Vucht praedicationis causa ah haereticis ibidem captus, in Heusden ducitur ac tetro carceri mancipatur e quo nonnisi notabili lytro redemptus ad conv. revertitur f 15 Febr. 1591. R. P. Wilhelmus de Leendt anno aet. 18 ordinem ingressus in festo S. Petri ad Vincula, anno 1551. studiis absolutis, inittitur supprior ad conventum Ziericzeeensem, cui tune ex suppriore prior praeficiel>atur R. P. Gulielmus Gangelt, hujus conv. fdius; e quo ante annum 1570 redux, anno 1590 ex sacrista statuitur supprior hujus domus simul et magister novitiorum quibus ofliciis immoritur 4 Oct. 1594. R. P. Henricus Gheel, conf. praed. et organista, indutus 1536 in festo S. Gregorii papae, anno aet. 20 + jubil 28 Febr. 1595 R. P. Henricus Gock a Bercheijck, a loco natali in Taxandria celebri municipio communiter vocatus. anno 1540 in festo Gathedrae Petri aet. 18 habitu indutus emissaque professione tam graviter studiis 6 conjuge sua Catharina, ultima sua voluntate legavit conventui villam sitam in parocliia de Vucht S. Lamberti, in loco dicto Croimvoirt in fundationem unius anniversarii ac perpetuae memoriae eorumdem fundatorum in singulis fratrum concionibus. — Die vero 6a Septembris ejusciem anni lejjaverunt iidem testatores conventui in puiam eleemosynam oninia animalia, in praefata villa post mortem amborum testatorum reperienda. Die 31 Julii ejusdem anni Arnoldus Cleymans et Aleydis ejus uxor legarunt conventui censum unius librae super domum sitam Buscoduci, in vico dicto de Boerdsche straet. Die 18= Augusti ejusdem anni Joatines de Rest, lilius magistri Joannis de Best, legavit conventui censum unius librae pagamenti, super duas domas sitas Buscoduci, in vico Hinthamiensi. Die 31a Octobris Theodoricus van den Beerzelair, parochianus de Gcmonden legavit conventui censum 6 vasorum siliginis. Anno 1421 die 4a Junii Joannes Bever fundavit missam singulis feriis sextis in ecclesia nostra, item missam singulis feriis quartis in ecclesia fratrum Minorum dicendas, pro quibus legavit censum trium librarum super domum et agrum, sitos in parochia de Uezewyck, inter praedicta monasteria dividendum. Anno 1425 die r>a Julii Thomas de Mameren, filius Ghyselberli Gansvoet, eligens cum uxore sua Beatrice in hujus conventus ecclesia sepultuiam, fundavit in ea sibi et suis anniversarium; in hunc finem ultima sua voluntate conventui legans 3 maldera siliginis super villam dictam 't Hof 3'S=gSi=£:i sr^-rra sr ^ Buscoduci, i„ vico dicto de PulT*ï' ' °mUm S"am de Mem'4Tlias'ed;ie verclaringe te vermeerderen, te verminderen, te veranderen, off in gedeelten, off (LXXV1) altesamen te wederroepene in alre tyt van minen leve, tot minen goetduncken. Hem noch maeck ick denghenen, die ter tyt myn testament, utersten wille volvueien sullen, dat te wetene myn vier executeurs, elcken tyen gouwen Peters eens van mynen erfgenamen te hueren. eer sy hen die guede overgheven sullen, oft aen sullen moghen verden. Item ende of my God Almachtich by mynre Huysvrouwe, off nae haer doot, overleefde ic haer wittige ge- boerte verleende, legavit conventui censum 10 quartarum vini Rhenani, super omnia bona sua post mortem relinquenda. 5 Octobris Odilia de Oisterzeel, uxor Hugonis de Wyck, legavit conventui censum unius modii siliginis,super quaedam' bona, vulgo dicta den Bakertant, sita in parochia de Goirle. Decembris Symon van Gheel, consiliarius oppidi Bus- coducensis, legavit conventui, in cujus ecclesia elegit sepul- turam, censum trium librarum super domum etagrossitos in parochia de Lit, in fundationem unius anniversarii. Anno 1498 in festo S. Bernardi admissi fuerunt ad habitum : fr. Anselmus de Ghemert. fr. Joannes Tongelre. Eodem anno eligitur prior hujus conventus fr. Theodericus de Oirschott. Hic fuerat, renitentibus patribus senioribus, ante Reformationem ad Ordinem in hoe conventu admissus' nunc a minori parte fratrum electus, ac a Priore Coloniensis' conventus, tamquam Vicario Nationis Brabantiae, Prior confirmatus; verum anno sequenti in capitulo provinciali ejus confirmatio fuit Cfissata, ac declaratum fratrem Theodoricum, tempore suae conlirmationis, nonnisi vicarium conventus fuisse; unde nee locum in praefato capitulo inter Priores obtinuit. — Prior quartus. — Absoluto itaque fr. Iheoderico a Prioratus sex mensium officio, anno 1499 electus est prior fr. Joannes Boxtel. — Prior quintus. Hic in festo S. Joannis Baptistae, eodem anno, habitu Ordinis induit fr. Joannem Want. (LXXXVII) 11 Martii ejusdem anni conventus acceptavit fundationem Missae, singulis septimanis legendae, quae fundatio facta fuerat 1485 a Domino Henrico Sanders, consiliario hujus civitatis, in hujus conventus ecclesia. Vide fundationem ab ejus vidua factam anno 1495. 26 Aprilis ejusdem anni Godefridus de Bruvn legavit conventui censum 2 librarum pagamenti, super domum sitam Buscoduci in vico Vuchtensi, in fundationem unius Missae legendae in singulis festivitatibus B. M. V. Anno 1501 die 12 Aprilis Domicella Herbrech, filia Nobilis Domini Theoderici, Domini de Bronchorst et Batenborcb, vidua Praenobilis Domini Joannis Dicbier, Domini de Myerle, eligens in hoe conventu sepulturam, sequens in favorem hujus monasterii, ultima sua voluntate, condidit instrumentum: »In den iersten soe beveel ick myn zyele in de handen Goids Almechtich van Hemelryck, Marien synre lieve gebenedider Moder ende Maget ende den gehelen Hemelschen Heer, als 't huer gebuert van mynen lichaem te sceyden, ende begere myn sepulture binnen den convent van de Predikaren inder Stat van 's Hertogenbossche gelegen. Item ick besette ende maecke voir 't geen dat ic met onrecht vercregen mach hebben der Fabryken van Sunte Lambrechts tot Ludiek een Bynsgulden, na mynre doot eens te geven. Item ick make ende late elcken van den vier biddenden orderen een Bynsgulden als boeven te geven. Item den Cappellaen van Myerle een Bynsgulden eens als boeven te geven. Item den Goster van Myerle eenen halven Bijnsgulden eens te geven. Item ick make mynen erffgenamen ende elcken van hen, soe verre sy 't begeren offt yemant van hen begeert, eenen Bynsgulden eens te geven als boeven. Item myn tafel, die op ten Huyse is, bcset ick te staen op sunte Bombouts Autaer in den nyeuwen choer binnen der kereken van Myerle. Item der kereken van Megen alsoe veel uyt te reicken, als deselve bij testamente zelliger gedachten mijns Heren mans gemaect ende geberten is. Item voerts soo laet, maeck ende beset ick te staen alle recht, toeseggen ende macht, die ick hebbe tot mynen Heer van Yselsteyn 1 °een> dat hY my schuldich is in alsulcker manieren hy my verbonden ende verobligeert staet, nae innehout ende uytwysen sekerer brieven, daer affzijnde oock 't gene <*eheelyck, dat my noch aen versterven mach van patrimonio meegaders allet 't geen daerinne ic mocht hebbe te disponeeren ende te laten, van den gueden, die mvn heer vader zaliger gedachten met my in Heylix voerwarden gegeven heeft, den convent van den Predikaren binnen der stadt van den Bosse, ende dies sal Broeder Andries Woutersz A-vvum"111611 denselven convent woenachtigh, verobligeert (XXXVIII) ende schuldigh syn te doene 't geene, dat tussen hem ende my vercalt is, te weten: te doen maken een capelle van Misgewaedt, autaercleet, geerdinen aan den hooien autaer, oock een serck op men graft te doen leggen, ewiche vigilie, Missen te doen geschyen, ende die President op ten stoel in der sermoen alle sondaegen sal mijnre gehoechnisse houwen, bidden ende doen bidden getrouwelick voer myne zyele. Item ick wille ende maeck dat men van de voirscr. gueden, den Predikaren gemaeckt. alsoe veel neme, te weten van den penningen daeraiï coemende, 't sy inne coep off gelden blyve, mynen boeden Jacoppen. huer kemerlinck, en Heylwichen huer camerier elcken tot hueren lyven vyftien' Bynsgulden jaerlyx. Item ick wille ende begere. dat' men alle myn wittige scout, waer men die bevinden sall, van mynen alregereetsten gueden voldoe ende betaele. ende men vercope allet 't geen, dat myn toebehoert, op ten Huyse synde ende die penningen applicere soe 't voerscr. is, myn scult te betalen, ende myn uytvaert doende. Item indien daer yet overschyet den ... ende 't surplus van dien men bekeren sall ende geven der kereken van Myerle tot eenre capellen van Misgewate, als een kasel ende twee rocken, oir wat hulpe daer toe, en 't eenre spynde den armen eens te doen en alle dit nae discretien, en ordineren mijnre executoeren, hieronder genoempt. Item indien ende het van geenen node en werde eenige tapisserie oft clederen te vercoepen met wapenen myns mans zaliger gedachten, will ende begeer ick, dat men die laet volgen ende uytreicken den convent van den Predikaren voirscr. Item in gevalle ende myn wittige scult haer voirder ende breder strecten, dan myn goet uytbrengen mach, sullen dat vervullen die Predikaren metten penningen van mynen Heer van Ysselsteyn coemende, ende met desen gespecificeerden lasten sullen sy lossen ende vry syn van alle andere Impeticiën ende moyenisse. Item besette ende maeke der kercken van Myerle twelfl' Peters, die men beleggen sall op guede onderpanden, daer voer sal men doen jaerlicx myn jaergetyde met vigilie ende Missen, welcke rente men sall deelen in dryen gelycke deelen; te weten den pastoer, oft syn vicaris, een derdeel d'ander derdeel den kerckmeesters tot behoelï der kercken voer 't gelucht; ende derde derdel den priesteren, die Missen doen; gereserveert daerinne den coster syn quoet; ende in gevalle die Missen nyet gedaen worden, men het derde gedeel in eenre spynde den armen bekere, gereseveert nochtans den coster syn portie. Item ick wille ende begere, dat men Willem van Enckevoirt, Willem Tyssen, die erffgenamen Willems Oems, erffgenamen Jacops van Grolle ende alle andere, die borche moegen syn vuer dyeselve borgen aen Heeren Jacoppen Maes, canoniek der kercken Sint-Jans, binnen der stadt van den Bossche, doen hij leefde, vuer een somme van vier hondert Rynsgulden, daer men jaerlyck twee ende dartich Rynsgulden pachte voir geldende is, ten losse staen, waervan Lambertus Millinck die helft, metgaders de halve pacht sculdich is, losse, quyte ende vrye, alsoe dat ter causen van huer borchtochte hen egeen commer en coeme; ende dits myn testament ende mynen utersten wille". (LXXX1X) Ratione hujus testamenti conventus acquisivit jus ad 93i Rhenanos aureos, quos Dominus de Ysselsteyn debebat testratici ex censu vitalitio, super dominium de Ci aenendonck. Moitua autem testatrice, orta est lis inter conventum et Dominum Fredericem, comitem de Buren, Leerdamme, Dominum de Craenendonck. haeredem praefati Domini de Ysselsteyn, nolentem huic legato satisfacere; quae res tandem 4 Januarii 1509 composita est, ea lege ut praefatus comes solveret conventui summam 300 Rhenensium in lignis, asseribus etc. 200 Rhenensium in pecunia. 1502 induti sunt fr. Jacobus de Myerle, fr. Tiberius Ween et circa idem tempus fr. Joannes Roeth de Baerl. Eodem anno 8 Septembris Joannes de Lit fundavit in hoe conventu anniversarium cum pictantia. in hunc (inem legans censum 4X aureorum Rhenensium super villam sitam in parochia de Amersoden. Anno 1503 fr. Joanne Boxtel, priore hujus conventus, mortuo in conventu Lovaniensi, dum iter facerit ad capitulum, eligitur circa festum Pascha ejusdem anni. in Priorem fr. Wilhelmus Litt. — Prior sextus. - Quo tempore conventus largissimas eleemosynas recepit, turn ex parte sororis fr. Joannis de Huesden. hujus conventus filii, tum ex parte aliquorum civium Buscoducensium. 20 Augusti ejusdem anni Aleydis, filia Henrici Loenmans. vidua Jacobi Goyaerts, eligens sepulturani in hoe conventu. legavit in puram eleemosynam capellae et confraternitati V. Sacramenti. in hujus conventus ecclesia erectae, summam 30 Aureorum, quam habebat super civitatem Huesdanam. l) In festo S. Andreae assumpserunt habitum ürdinis in hoe conventu : Fr. Wilhelmus Oorschot. Fr. Petrus Oesterwyck. i DLt..,testa,"ent is afgedrukt: Meyer De Predikheeren te 's-Hertoqenbosch. Bijlage VIII blz. 229. 9 Decembris Gerardus de Bye, consul civitatis Buscoducensis. fundavit anniversarium sui ac uxoris. legans conventui censum 5 librarum super quaedam bona, sita in parochia de Herlaer; item censum 3 librarum super domum sitam Buscoduci, retro conventum Franciscanorum. Anno 1504 in festo Regum induitur habitu Ordinis: Fr. Everardus Gheldrop. (XC) Mortuo hoe anno in festo S. Severini Episcopi fr. Wilhelmo Litt. priore actuali, datur ei successor: Fr Joannes de Colle, in hoe conventu S. Theol. lector ac supprior. Hocce tempore muitos redditus ac plura bona conventus vendere debuit ad solvenda debita. contracta ante Reformationem. Eodetn anno 2'2 Decembris habitum Ordinis induit Fr. Nicolaus de Tyela. Anno 1505 die -5 Januarii Heylwigis, filia Wilhelmi van der Rys, vidua Nicolai Gerardi, eligens sepulturani in hoe conventu, legavit eidem censum 4 Rhenanorum in fundationem anniversarii, censum 6 Rhenanorum pro culina, similem pro infirmaria conventus, similemque pro fundatione unius Missae hebdomadalis, legendae singulis feriis 6tis de Passione Domini super altare S. Sepulchri in hoe conventu. 16 Septembris ejusdem anni Wolterus de Esch et Maria conjuges, parentes fr. Andreae de Esch, hujus conventus filii, eligentes sepulturam in hoe conventu, legaverunt eidem 150 llorenos pro ornamentis sacristiae, item censum 13 librarum pagamenti in fundationem anniversarii cum pictantia. Eodem anno in festo S. Dionvsii habitum recepit: Fr. Augustinus Huesden. In festo vero S. Martini ejusdem anni: Fr. Theodericus de Yselstevn. Anno 1500 conventus accepit liberam piscationem in Mosa, in pago Littoyen sub censu perpetuo 5 antiquarum magnarum, solvendo reddituario Brabantiae, ut constat ex Registro ejusdem, ubi ad hunc annum habetur: »Van der visscherien van der Mazen van Littoyen, die de rentmeester beeft doen veylen, te vercopen en de daer op geseten, mer nyemant en heeft se willen pachten, omdat die van Maesbommel ende van Herwerden, in den lande van Gelre, die aen die ander zyde van der Mazen geseten svn, gebruycken ende visschen dagelicks; niet te min deselve ïentmeester heeft die selve vischerie uuytgegeven, voer een eifpacht, den doester van den Predikaren in der Stadt van den Bossche gelegen, voer vyf oude groten, elcken ouden grooten voer vyf grooten ende eenen yngelschen Brabants gerekent, ende denselven int chynsboeck van Maren daer opgezet. Eodem anno in festo Conceptionis B. M. V. recipitur ad Ordinem : Fr. Petrus Lit. Anno 1507 absoluto prioiatus officio R. P. Joannisde Colle in ejus locum eligitur: Fr. Otto de Harwarden, vir multum religiosus, praedicator facundissimus — prior septimus. 17 Aprilis Agnes de Middelwyc legavit conventui medi(XCI) etatem census 8 Petrorum, super domum sitam in civitate Megana. 4 Septembris ejusdem anni Jacobus de Witte in fundationem anniversarii ac sepulturae suae in hoe conventu, ultifna sua voluntate, eidem legavit censum 2 modiorum siliginis, super domum ac agros, sitosin parochia deHeeswijcke. Eodem anno in festo S. Martini habitu Ordinis induuntur Fr. Theodericus Strick et Fr. Thomas Keteler, in festo S. Andreae. Anno 1508 die 13 Aprilis Dominus Wilhelmus de Dommelen, sacerdos beneficiatus Ecclesiae S. Johannis Evang. Buscoduci, legavit conventui censum 4 librarum pagamenti, in fundationem sui anniversarii. Eodem anno induit habitum Ordinis in festo Annuntiationis B. M. V.: Fr. Petras Myrle. In festo B. Dominici: Fr. Petrus de Ferro. Anno vero 1509 in festo S. Joannis Baptistae habitu Ordinis induitur: Fr Gherardus Hagens. Anno 1510 die 19 Februarii Hadwigis Haza, uxor Adriani Arnoldi, civis Montis S. Gertrudis, ultima sua voluntate statuit, ut patres terminarii hujus conventus, quoties praedicationis causa, aut ob negotia conventus, diverterent ad Montem S. Gertrudis, hospitarentur in camera domus suae inhabitationis, ac ibiden de victu aliisque necessariis ipsis provideretur, ut ex instrumento sequenti patet: »In Nomini Domini. Amen. ïenore praesentis publici instrumenti, cunctis innotescat, quatenus sub anno a Nativitate Domini millesimo quingentesimo decimo, indictione decima tercia, mensis februarii decima nona, die, hora decima, de mane, ante meridiem, vel circiter, pontificatus sanctissimi in Ohristo Patris, et Domini nostri, Domini Julii hujus nominis Papae secundi, anno suo septimo, constituta eoram me Notario, et testibus subscriptis, provida, discreta et honesta matrona Haedwigia, dicta vulgariter Haza. uxor legitima Adriani, Arnoldi, incola oppidi Montis S. Gertrudis, Leodiensis dioecesis, corpore aliqualiter languens ac lecto aegritudinis decumbens, racionis tarnen, sensuum et intellectus plenarie compos existens, siquidem luculenter apparuit. attendens ac provide in animo suo revolvens brevitatem miserabilis humanae vitae, ac numerum dierum soli Deo certum, quodque eciam inter opera Christianorum maxime pietas et misericordia apud Altissimum commendantur, ideo dum racio viget et animus non frangitur molestiis mortalibus, statuit, decrevit et assentiente viro suo Adriano praefato, omnibus melioribus modo, jure, causa et forma, quibus id potuit et debuit, potest et debet, ultra alia legata pro salute suae animae pridem ordinata, coram me Notario, et potestate augendi, addendi et majorandi sibi coram suo confessoreet pastore Domino Marcello de TJden relicta, condidit creavit et in vim perpetuae voluntatis pro se et suis haeredibus. futuris temporibus ordinavit et voluit, ex certa sua scientia, adjungens, quatenus deinceps fratres Praedicatores (XCII) Ordinis Beati Dominici pure, libere, simpliciter propterDeum in Opido Buscoducensi degentes et residentes, habere, tenere et uti debeant quociens tociens eos declinare continget ad opidum Montis S Gertrudis pro Verbo divino ibidem disseminando et publicando, seu alias, in urgentibus sui monasterii causis, camera sua posteriori cubiculari stante et situata in domo inhabitacionis actualis dicti opidi, in qua ïpsa testatrix in praesens commoratar, ad latus occidentale atque ultra praemissa voluit, et vult ipsa testatrix. in vim per pet ui sui testamenti, quatenus ipsi fratres modo praemisso honeste declinantes. licite uti debeant duobus lectis. in piaefata camera stantibus, cum suis correquisitis, videiicet: tegumentis, cervicalibus, linteaminibus, igne, luminaribus, una cum victu et potu ac aliis sibi necessariis fideliter tune et nunc, ac in futurum perpetuo administrandi; et hoe tociens quotiens praefatos fratres, incorporatos Opidi Buscoducensis, terminarios in suis terminis, ac pro aliis utilibus causis et necessariis vel declinare, vel peragrare, seu transire continget ut supra. eisdem tune suprascripta victui et vitae necessaria studiose, pie et fideliter suorum usui dumtaxat propter Deum imperciantur, et sine omni offensione et contradictione exhibeantur a suis successoribus praesentibus et futuris pariterque adimpleantur. De et super quibus clausulis, addicionibus, addicionalibus ipsa testatrix, post legitimam stipulacionem observanciae praemissorum. ac juris et facti in contrarium renunciacionem, de manu mei Notarii acceptam. et per se sponte in ea factam, peciit sibi unum vel plura, publicum seu publica sibi confici instrumentum et instrumenta, in meliori forma. Acta fuerunt haec in camera majori ac posteriori dictae testatricis. quam actu habitat, sub anno, indictione, mense, die, hora, pontificatu, quibus supra. Praesentibus mecum providis viriset discrelis Jacobo Petri, dicti de slaper, et Bartolomeo filio Petri.quondam famulo domus, opidanis Opidi Montis S. Gertrudis, Leodiensis dioecesis, testibus lide dignis, ad praemissa teslificanda vocatis specialiter et rogatis". Anno lol3 die 26 Martii praefata testatrix una cum marito suo legatum supradictum ratificarunt, obligantes haeredes in casu oppositionis ad poenam. ut patet ex litteris scabinalibus sequentibus desuper confectis: »Wy Peter Gheritsz van Myersel ende Huybrecht Jansz. scepen in Sinte Geertruyden Berghe, maken condt allen luyden, dat voir ons feecomen syn Adriaen Aertszoen ende Hadewy, syn Huysvrouwe, ende hebben aldair then anderen tyden verleden gegont ende geconsenteert den convente ende doester der Prediker Oerden, then 't shertoghenbossche, soe wye dat daer quame enighe van den convente binnen onser stede voirsc., dattet voirsc. convente ende bruederen binnen den huyse van Adriaen Aertsz. ende Hadewy voirgh. in die camer aen die westzide, met twe bedden, ■vier ende licht, eten ende drinken hebben sullen then ewighen daghen, nae inhout des testamentsbrieff, die sy daer af hebben, ende oft bv also waer, dat daer yemandt onwillich» ofte wederspannich waer, om dese voirsc. convente dese camer voirsc. metten anderen percelen alïhendich wouden maken, off in enighe ongebruyck te stellen, offontvremden (XCIII) wouden, soe verlyde Adriaen Aertsz, ende Hadewy syn Huysvrouw voirnoemt. ende verwillecoeren elckx voir hem selven, ende voer hoer beyder nacomelingen, dat dit voirsc. convente der Prediker Oerden then Bossche voernoemt, die renten ende chyns op lapshoeffinbueren ende ontf.ingen sullen tot hoeren nutscappen: te weten vier gouden nobels, myn een quartier van enen nobel, ende derdalven cappoen, ther tvt toe, dat die camer geopent is ende dat convente daer wederom willichlycker in gestelt sullen syn, nae inhout des testamentsbrieff, die sy daer aff hebben. V In oirconde desen brieve beseghelt met onsen seghelen, in jair ons Heren duysent vvf hondert ende darthien, opten 26 dach in Maerte''. Tempore prioratus R. P. Joannis de Colle, domicella Mechtildis, vidua Joannis Alarts, civis Ruscoducensis, bona quaedem legaverat conventui, e quibus census creari debebat in fundationera unius bursae pro uno studente hnjus conventus, in studio theologico conventus Coloniensis. Censum hunc creaverat praefatus prior conventui Goloniensi solvendum super bona hujus monasterii. ast contentione desuper orta, inter utrumque conventum sequens contractus 17 Kal. Aprilis initus est: Universis et singulis praesentes litteras visuris, seu audituris salutera in Domino et infrascriptorum agnoscere veritatem. Notum sit quod cura pridem fratres Joannes de Colle, tune Prior, Arnoldus de Lyt, supprior, et Wilhelmus de Gravia, procurator, cum aliis patribus et fratribus, nomine conventus fratrum Praedicatorum in Buscoducis, racione bonorum, quae dictus conventus Buscoducensis ab honesta Matrona Mechtilde, relicta quondam Johannis Alarts, percepit ad opus conventus Coloniensis ejusdem Ordinis promisissent Magistro Nycolao Kuysten, ad opus conventus Praedicatorum praedicti, siti in civitate Coloniensi, dare et solvere annuum et perpetuum haereditarium censum octo aureorum Rhenensium, Overrens corvorster gulden vocatorum, monetae Imperatoris aut Electorurn Imperii, vel valoiem eorumdem in alia bona et aequivalenti pecunia, anno quolibet haereditarie, decima nona Julii, ex omnibus et singulis bonis praedicti conventus Buscoducensis mobilibus et immobilibus, haeredetariis et aliis, ubicumque locorum sitis, solvendis aut reperiendis, sub certis, diversis, condicionibus ibidem additis et expressis, in certis litteris scabinalibus de Buscoducis desuper confectis, de datae decimae nonae Julii, anni Domini millesimi quingentesimi septimi. Igitur nos fr. Otto de Herwarden, pro nunc Prior, ceterique patres L antedicti conventus Buscoducensis, atque Nos, Magister Jeronimus Reyneri, Sacrae Theologiae Professor, Prior, cum caeteris patribus et fratribus conventus Coloniensis, capitulariter congregati in nostris praedictis conventibus, palam recogno\imus ac per praesentes, Nobis mutuo ea quae sequuntur in bona fide promittimus, et Nobis mutuo promisisse per praesentes, pro Nobis et successoribus nostris, fatemur. imprimis quod Prior cum patribus et fratribus dicti conventus Buscoducensis, et nostri successores, pro intertenencia (XCIV) et conservacione unius fratris de conventu Buscoducensi, in studio Sacrae Theologiae in conventu Coloniensi, dictum censum aureorum florenorum Rhenensium annuatim et haereditarie, termino praedicto, videlicet 19 Julii obitum praedictae Mechtildis, relictae quondam Joannis, immediate subsequente, et non prius. de et ex omnibus et singulis bonis dicti nostri conventus Buscoducensis, habitis et habendis, ubicumque locorum sitis, ac recipiendis, absque quacumque contradictione seu recusacione, dabimus et persolvemus praefato conventui Coloniensi, etiam si ex dicto conventu nostro Buscoducensi aliquo tempore nullus frater ad studium Theologiae in conventu Coloniensi praefato vacaverit, aut studium ad alium locum translatum fuerit, in quo casu praefatus conventus Buscoducensis a persolucione praedicti census octo aureorum florenorum Rhenensium, secundum rata temporis talis vacacionis vel translacionis praedicti studii Coloniensis, erit supportatus. Praedictus autem conventus Coloniensis et patres et fratres ejusdem praesentes et futuri, perpetuis temporibus futuris, pro censu praedicto octo aureorum florenorum Rhenensium perpetui census, et unius floreni Rhenensis perpetui census, quem praefata Mechtildis nostro conventui Coloniensi superaddidit, qui simul juncti faciunt novem florenos aureos Rhenenses perpetui census, intertenebunt et intertenere tenebuntur absque contradictione quacumque unum fratrem conventualem Buscoducensem qualificatum ad studium Theologiae quem 10 Patres dicli conventus Buscoducensis duxerint illuc mittendum, qui gaiuiebit graciis et privilegiis consuetis in studio Tbeologiae dicti conventus Coloniensis. In cujus rei testimonium Nos Priores praefati, cum nostris Patribus et Fratribus in conventibus nostris praefatis caiiitulariter congregatis, siyilla conventuum nostroiuni duximus praesentibus apponenda, omni dolo et fraude seclusis. Acta sunt haec sub anno Domini millesimo quingentesimo decimo, decimo septimo Kalendus Aprilis. Paueo tempore post hunc contractum, Otto de Herwarden, prior hujus conventus, nimio ac inordinato studio, laboreque praedicationis indiscreto infatuatus, ab officio deponitur eique successor datur ante festa Pasctialia: fr. Joannes de Colle, cui praefatus Otto in prioratu successerat. — prior octavus — Eodem anno 12 Aprilis Gerardus Laurentti de Mol legavit conventui 12 libras, in fundationem sui anniversarii. In Vigilia S. Joannis Baptistae habitum Ordinis suscepit: fr. Wolterus Baerll. Anno 1511 ad Ordinem admittuntur: fr. Gerardus Leonii, alias Wyck, in festo Annuntiationis B. M. V., fr. Dominicus Laurentii. in festo S. Dominici, fr. Arnoldus Erp in festo SS. Simonis et Judae. (XGV) 8 Aprilis ejusdem anni, Dominus Hermannus de Waciitendonck et Domicella Waldetrudis de Weerdeborch, conjuges, Domini de Amersoyen, legaverunt conventui censum 1 floreni Bhenensis, super agrum, dictum de Coreweert, situm in parochia de Hoklem, in fundationem sui anniversarii. 18 Junii ejusdem anni Margareta, filia naturalis Bodolphi Brants, donatione inter vivos, conventui donavit omnia bona sua tam mobilia quam immobilia, ea conditione ut post mortem in ecclesia hujus conventus obtineat sepulturam. 8 Septembris ejusdem anni Henricus Hermanni de Deventer et Catharina, filia Nicolai van der Staeke, coniuges, equites Jerosolymitarji. cives Buscoducenses, eligentes sepulturam Lr»'0 - ^ cTen,us> f»"da»e,u„t unam Missam .1 r« T'.m Altari •'Clloro Venetabilis Sacramenti, □nam Mtssam ferm quartis in Altari Sancti Sepulchri, unam Missam u*"*" B' M' V' *fe™ tertiis unam Missam in sacello S. Annae extra conventum, dicendas una ZlTrr°' dislribuli0M !»»«■» pauperibus, ac picƒ' atribus annue faciendis, in quem finem legaverunt con.entu, censum 24 ilorenornm ilhenensinm snper dominia vL k» "C 4 pe"a te,Tae Pascua'is. sila in extra,t ln 1000 «o de Vlyerdt, ut ex sequenti extracto testamentario patet: .Item noch onder meer andere legaten, i„ denselven teslameote begrepen, maict, beset ende doneert die voirsc. ftdthelyn, met volcommen wille ende consent Henricx huers ü? ' de° V0,rSC' Goidshuyse ««de convente van en Predikaren een jairiicke erfrenthe van vier en twinich Rinsguldens, van 20 stuvers den galden, die sv testatuers gecoft ende vereregen hebben, ende hellende syn op der Heerhclieyt goederen van Ernpel ende Meerwick, metten hZrG\ 6 n ieCh,e ddr inne beSrePen> dode van huer Katelyn voirsc, terstond te hebbene. ende erlTelic te oesittene op die condicien ende lasten hier na bescreven: te wetene in den gevalle die voirsc. rente afgeleegt ende «e- quyt worden, alsdan die penninge daer van comende ter- stont wederomme te.... ende beleggen in gelicke erfrenthen rn"at"re; *,er na V0'oende staende, ende dairtoe van dese ienthe te hellen een achte.stelle jaerrenthe, om daer mede beter te beleggen; alsoe dat den penninck der bele^vnee hem extenderen sal tot sestiene, ende wil ende ordineert die voirsc. Kathelyn. dat die voirsc. Predickers, ende die Prior ende andere conventualen desselven convents, hier voir sellen doen celebreren ten ewigen daigen een Misse op des Heilik acraments' Altair, in der capellea aldair, altijt des Sonuen- daigs des morgens omtrent acht uren, als de scolieren ende clercken uter scolen gaen, die priester alsdan gereet te syn ende die Misse te beginnen, ende bi den scolieren te hoeren, ende sal hevten Missa clericorum. Item ten anderen selen sy noch doen celebreren altyt des goensdaigs op den altair van den Heiligen Grave, in denselven choer, een Misse. Item ten derde noch een Misse ten ewighe daige te doen celebreren des Saterdags op ten Altair van Onser Lieve Vrouwen voer (XCV'I) den choer, daer hy begraven sal liggen ; ende noch een Misse ten ewighe daige des dynsda»s in S. Anna capell, bij der Gevangenre Poorten, ende daer toe te houden ten ewighe daighe huer jaergetiden van vigilie ende Misse van Requiem, bij den gemeynen Bruederen, soe dat behoert; ende hen testatuers te stellen ende doen stellen in huere Memorie-boeke, dat men voer en onder den sermoen leest. Item noch bestelt sy, Kathelyn, voirsc. by consente ende wille Henricx huers voirsc. huysheer als boven, de voirsc. convente van den Predicaren vier scaren weyde in de Vlierdt tot Hyntham, by dese stadt gelegen, na inhoude der brieven ; meiten selven brieven ende den rechte dair inne begrepen, op die condicien ende lasten, dat die Prior ofte procurator desselve convents, jairlicx op ten dach van hueren jairgetiden selen spynden voir huere siele en schoen brode, ende om Goedswille geven den armen luyden voer der Poerten desselve convents daer om comende, tot vyfhondert persoenen toe, elcken een schoen broet van enen negenmenneken, dat welcke belopen sall jairlix drie Rinsguldens, twe stuvers, twee oert; ende 't surplus daer van, boven die jaerhuer van den voirsc. vier scharen weyde, sall hebbe ende behoude 'tselve convent in hulpe van den Exequien, in schoene broede, ende die pitancie van den wyn, dat elc brueder competeren sall van den voirscr. '24 Rynsguldens jairlix. Item noch maken ende besetten die voirscr. testatoeren een erffchyns van drie ponden payments, die sy jaerlix vergeldende hebben uuyt sekeren onderpanden tot Scijnle gelegen, ende nu geit Gielis van Gael, na inhoude der brieven der vier Biddende Orderen. te weten Predickers, Mynderbrueders bynen dese stat, den Augustinen van Dordrecht ende den Carmeliten tot Schoenhoven. onder hen vieren gelyck te deylen, ende erffelic te hebbene ende besitten cum litteris et jure om voer hen testatoeren te bidden ende in hen Memorieboeken te registreren. ende stellen, ende onder den sermonen te lesen, ende hier van selen die Prekers voirscr. die brieven hebben ende bewaren, ende den anderen drie religieuse, als sy die voirscr. drie ponde ontfangen selen hebben, elc syn part uuytreijcken ende betalen. Item noch maict ende beset Henric testatoi \oiiscr. den vier Biddenden Oerderen ein mudt Rogghe erlïelic te hebbene ende te besittene ende ten tselve by sinen erfigenamen te consigneren van synen gueden oft op andere onderpanden tot heure behoeff te coepen. ende hier voer hen testatoeren te setten ende te stellen in hen Memorieboeken, ende op den stoel voer hen en hueren ouderen te bidden ende te doen bidden. Gedaen ende geschiet etc. Anno vero 1516 die 4 Martii Catharina praefata, jam vidua. statuit ut Missa ex fundatione in superiori testamento dicenda in sacello S. Annae extra conventum, celebraretur in posteïum in Altari S. Annae, sito in choro venerabilis Sacramenti in ecclesia conventus. Praeterea voluit ut fr. Nicolaus a Daventria, ejus filius, aut illo mortuo conventus cum reliquis testatricis filiis, aeqnaliter haereditatem adiret. Leyavit ulteïius conventui calicem 40 florenorum Rhenensium, campanulum, ac ampullas argenteas picturamque pro Altari Sancti Sepuichri in cujus januis suam maritique effigies voluit esse (XCVII) depictas. Patri Joanni Want. procuratori conventus, legata fuerat quoque a praefatis testatoribus summa 1'J5 ducatorum ea lege ut peregrinaretur in Jerusalem, ut patet ex litteris ratificatoiiis hujus testamenti, datis ab ofliciali dioecesis Leodiensis 5 Martii 1519, in quibus inter alia habetur: In Dei Nomine per praesentes injungentes nihilominus Domino et Fratri Johanni Want, religioso professo Ordinis Piaedicatorum. conventus Opidi Buscoducensis, sub penis et censuris a jure statutis, et in testamento comminatis, quatenis viagium unum ad Terram Sanctam, ultra aquas marinas, in Jerusalem, infra hunc et festum Pentecostes proxime venturum, peragere incipiat, si velit; alioquin distribucionem, erogacionem et administracionem centum XX quinque ducatorum, in testamento mencionatorum, ad nos et nostrum dispositionem reservavimus et per praesentes reservamus. 27 Septembris ejusdem anni. Joannes Wautgeri de Mairlair lega\it conventui pro fundatione trium Missarum, singulis septimanis celebrandarum, censum 12 florenorum Rhenensium, super bona sita Buscoduci, ac censum trium florenorum Bhenensium ac censum 6 librarum payamenti super quaedam bona sita in civitate Buscoducensi. Anno 1513 die li Maii Hillegondis, (ilia Joannisde Haren, donavit conventui in puram eleemosynam et intuitu Joannis Lam bert i Soekers de Oisterwyck, ejus ex sorore nepotis ad habitum in hoe conventu recipiendi, duas domas sitas Buscoduci retro conventum Minoritarum. Ratione hujus donationis et aliorum benefactorum, conventus ex mera gratitudine se obligavit ad duo anriiversaria pro benefactrice ejusque parentibus ac consanguineis cantanda 10 Decembris 151'.). -•) Maji ejusdem arni habitum Ordinis recepit supradictus Fr. Joannes Oisterwyck. In festo S. Urbani eodem anno : Fr. Judocus Meynsfort, organista. Anno 1514 eligitur prior hujus conventus: Fr. Joannes de Hantwerpia. praedicator valdegratiosus, cujus parvo prioratus tempore, ecclesia ac bibliotheca conventus fornicibus ligneis depictis obductae sunt. - Prior nonus. Beceptus ad habitum Ordinis in festo S. Catharinae Virginis: fr Arnoldus Pothey. Anno 1515 in festo Annuntiationis B. M. V.: Fr. Joannes Maren. Hoe anno 1515 ad instantiam Caroli Austriaci, Belgarum Principis, postea Romunorum Imperatoris illius nominis Quinti, fr. Thoma de Vio Cnjetano, Magistro Ordinis, erecta est nova Provincia Germaniae Inferioris. Bullam erectioriis, datam Romae 2 Julii 1515. anno tertio pontificatus SS. Domini Leonis P. X (XCVIII) Vide in Tractatu praeliminari Belgii Dominicari, P. de Jongh, pag. 11. — Huic novae Provinciae conventus Buscoducensis, avulsus a Provincia ïeutoniae, cui semper subditus fuerat, incorporatus est. Eodem anno in festo S. Michaelis celebratur in conventu Gandensi primum capitulum electivum hujus provinciae, praeside P. M. Jacobo Stella, conventus Ultrajectini filio, S. Th D, Monialium Leydensium confessore ac Vicario hujus novae Provinciae usque ad praesens capitulum. a Rmo Ordinis generali Magistro statuto. Electus fuit in hoe capitulo primus Prior Provincialis, P. Magister Jacobus a Calcar, S. Th. D. Trevirensis, conventus Ultrajectini lilius. 1) Diiïinitores fuerunt: P. Joannes Olislagers, prior conventus Harlemiensis. P. M. Georgius Amicis, S. Th. D. Lovaniensis. P. Laurentius Clericus, prior conventus Gandensis. P. Thomas de Woeterchem, prior conventus ZwoJlensis et filius. Ad hoe capitulum profectus fuerat P. Joannes de Hantwerpia, hujus conventus prior, ast tristi fato Gandavi, tempore capituli, extinguitur. Huic pro secunda vice successor datur in festo Omnium Sanctorum P. Theodericus de Oirschot, qui tune erat prior Mosaetrajectensis. — Prior decimus. — li P. Brouwer verwijst sleeds bij het aangeven der Provinciaals en Diffinitors naar resp. biographische bijzonderheden in P. de Jonghe's Des. Bat. Dom. (1717) en Belgium Dom. (1719) en P. Seguier, Laurea Belgica Ord. Praed. (1659) en Infulae Belgicae Ord Praed. (1660). Wij hebben de vrijheid genomen, deze verwijzingen, als hier van minder belang, achterwege te laten. 13 Decembris hujus anni Elisabeth, vidua Godefridi de ye' Praeter plura alia. legavit conventui unum censum 12, ac alium 7 florenorum Rhenensium, super parochiam de Scynle, ac quaedam bona ibidem sita in fundationem unius Missae, singulis hebdomadibus celebrandae in AltariS. Josephi in Choro Venerabilis Sacramenti. Legavit praeterea praefato choro 60 florenos Rhenenses pro intertentione unius candelae, statutis temporibus colloeandaeante VenerabileSacramentum! Anno 1516 die 24 Aprilis Gertrudis de Doesborch, begina . lajoris Curiae Buscoducensis, in puram eleemosynam legavit Praedicatoribus ac ff. Minoribus Buscoducensibus, S. Augustini Eremitis Dordracensis ae Carmelitis Schoonhovianis censum 8 librarum pagamenti, super quaedam bona sita in parochia de Gemonden. Hunc censum integrum a praefatis Religiosis acquisivit hic conventus 28 Augusti 1520. Anno 1517 Dominica 2a post Octavam Paschae celebratum tuit secundum capitulum provinciale in conventu Ultrajectino diffinientibus P. Mag. Jacobo a Stella, S. Th. D.; P. Mag. Joanne de Colle, S. Th. D. conventus Buscoducensis filio, P. Joanne Serlyn, S. Th. Lectore et Inquisitore et P. Andrea' Hugone, S. Th. Lectore et Inquisitore, conventus Hagaecomitani. Eodem anno in vigilia Pentecostes, absoluto P. Theoderico de Oirschot a prioratus officio. eligitur in priorem hujus conventus P. Joannes Baerll, S. Th. Professor, qui multis aedificiis (XCIX) auxit conventum. — Prior undecimus. — 17 Junii ejusdem anni Joannes de Uden, reddituarius Domini de Geffen. legavit conventui vasa sua argentea pro constructione unius calicis, item campum pascualem in fundationem unius Missae seplimanalis. 18 Junii, Godefridus de Bye ac Elisabetha Henrici van den Acker, conjuges, in fundationem unius anniversarii legaver unt censum 4 librarum payamenti super quaedam bona sita in parochia de Gestel. 28 Novembris, Aleydis, vidua Arnoldi Smeedts, in funda- tionem anniversarii legavit censum 7 tlorenorum Rhenensium super domum, sitam Buseoduci. in vico Orthensi. Anno 1518 Dux Brabantiae jussit amortisari omnia bona ecclesiastica acquisita a quadraginta annis. Eodem anno Dominica Septuagesima habitum fuitinconventu Hagaecomitano capitulum provinciale tertium quod fuit intermedium. Diifinitores fuerunt P. Mag. Eustachius de Zichenis, conventus Lovaniensis filius, S. Th. D. Lovaniensis; P. Thomas de Woeterchem. Anno 1519 die 5 Maji celebratum fuit in hoe Buscoducensi conventu capitulum provinciale quartum. Difïinitores fuerunt: P. Joannes Baerll, hujus conventus prior. P. Vincentius de Harlem. S. Th. D. Lovaniensis, conventus Harlemiensis filius. P. Joannes Serlyn. P. Wernerus ter Zyrck. Eodem anno in festo S. Dominici habitum Ordinis assumpsit: Fr. Antonius de Ghils. In festo S. Dionysii: Fr. Arnoldus Joannis. Errat Oudenhoven dum hoe anno asserit in hoe conventu celebratum capitulum generale; ast non ita scribens: »capitularibus, in hoe capitulo provinciali congregatis. vinum a Magistratu ac Dominis de Capitulo S. Joannis Evangelistae fuisse propinatum"; supplices enim anno sequenti litteras Magistratui obtulit conventus pro solutione trium vasorum, vulgo Aemen, vini Rhenani. ex parte Magistratus patribus hujus capituli donatorum. Anno 1520 die 7 Augusti celebratum fuit Duaci capitulum Provinciale quintum. Difïinitores fuerunt: P. Mag. Jacobus Remigius. S. Th. D. conventus Bruxellensis filius. P. Joannes de Endovia, prior conventus Gandensis. P- Wilhelmus de Wesalia, conventus Groeningensis prior. B. Joannes Blenkevelt, praedicator generatis Anno 1521 die 21 Junii Andreas, Andreae Marcolff, incola pagi de Oirschot, pater fratris Joannis de Oirschot, hujus conventus filii, legavit conventui in puram eleemosvnam 450 llorenos Bhenenses. (C) Eodem anno pestis depopulalur Buscoducum. Anno 15J2 Dominica Jubilate Harlemii celebratum fuit capitulum provinciale sextum. Difïinitores fuerunt: P. Mag. Eustachius de Zichenis. S. Th. D. P. Wilhelmus de Wesalia. P. Joannes Inquisitor; forte Serlyn, qui supra Buseoduci et Ultrajecti difïiniit P. Nicolaus Spruyt, conventus Harlemiensis prior. Circa hoe tempus erumpentibus in Brabantia haeresis lutheianae tenebris. Erardus de Marca,episcopus Leodiensis, de consilio Officialium hujus dioecesis. hoe anno circa festum S. Bavonis, publico decreto edixit ut religiosi mendicantes singulis annis praesentarentur pro admissionibus ad praedicandum Verbum Dei, fideliumque confessiones audiendas, piaesentandique solverent i3 asses. Obstilit tarnen conventus, nixus antiquis Pontificum privilegiis, parumque vel nihil pro admissionibus solverent patres. Eodem anno 3 Julii Aleydis, filia Conrardi Kempen, legavit conventui in puram eleemosynam 100 florenos Bhenenses, item 75 florenos similes in ornamentum ecclesiae expendendos. Eodem anno et die, eadem testatrix particulari instrumento fondavit 4 anniversaria in ecclesia nostra, in qua apud parentes suos sepulturam elegit, decantanda; in hunc finem legans conventui (j bonaria terrae pascualis, in parochia de Macheren, item 2 bonaria similia in parochia de Oss. Anno 1523 in festo S. Mathiae habitum Ordinis assumpsit: Fr. Willebrordus de Olma. Eodem anno in Vigilia Nativitatis B. M. V. in conventu Brugensi celebratum fuit capitulum provinciale septimum. Difïinitores fuerunt: P. Mag- Sebastianus Albus, S. Th. D. Haereticae Pravitatis Inquisitor, conventus Brugensis filius. P. Theodericus Schoonhoven, conventus ültrajectini filius. P. Andreas Hugonis de Delft. Inquisitor filius conv. Hagensis. P. Laurentius Laurentii S. Th. D. Parisiensis, conv. Gron. filius. In festo S. Lucae habitum Ordinis induerunt: Fr. Joannes de Angia. Fr. Gerardus de Herpen. Eodem anno circa festum Omnium Sanctorum, Eximius P. M. Joannes Baerll. S. Th. D. postquam septem aunis laudabiliter conventum rexisset, in spiritualibus ac temporalibus auxisset, causantibus quibusdam fratribus ejus asperitatem, ab ofïicio destituitur eique post praedictum festum successor datur, prior undecimus: (Cl) P. Gerardus de Bye, hujus conventus filius, actualis prior Bruxellensis, S. Th. Licentiatus, vir pius, Virginique Matri maxime devotus. Anno 1524, mortuo P. Mag. Jacobo a Calcar, hujus Provinciae primo Provinciali, in conventu Lovaniensi habitum fuit capitulum provinciale octavum in quo in Provincialem eligitur P. Andreas Hugonis de Delft, conventus Hagensis filius, Inquisitor ac conventus Lovaniensis actualis prior. Anno 1525 in octava Paschae Decani opificum tumultuantes conveniunt in prato conventus nee inde recedunt antequam Magistratus impositiones super cerevisiam ac farinam remisisset. 20a autem Junii in eodem prato iidem, ad se convocatis opificibus, pluribus civibus faeceque populi, conveniunt. Abrogatam cupientes immunitatem religiosorum a taxis et impositionibus. pluribus monasterïis metu adactis in id consentientibus. Cum vero patres Carthusiani in Vucht. Wilhelmitae Daseldoncani et Praedicatores assensum praebere recusant, furibunda plebs armata ad forum procedit, e quo nocte concubia ad monasterium hoe, vix inibi persolutis Matutinis convolat. effractisque foribus spoliat ac obvia quaeque devastat. panem, butyrum consumit. dispergit vel surripit. cerevisiam \inumque quod potare non libebat per penuarium. refectorium ambitumve elfundunt: inde circa quartam rnatutinam cum tympanis et vexillis ad Carthusiam Vuchtensem parem sortem subituram, egreditur; verum cibo potuque necnon '200 tl oren is a praefatis patribus oblatis pacata, ad Wilhelmitas rapitur indeque comestibilibusque consumptis ac dispeisis, temulenta ad Praedicatores revertitur. qui, majora sibi timentes, extorsioni consenserunt, hujusqueinstrumentum prioris sigillo munitum furenti populo tradiderunt. 1) Sedatis itaque paulisper animis Praedicatores ac Garthusiani de injuria ac violentia sibi illatis conqueruntur apud Margaretam, pro Carolo V tune Belgium gubernantem. quae. dum ob has aliasque rationes Magistratum Buscoducensetn bruxellas bis, tertio evocat, cives denuo effreni egressu e civitate huic interdicunt. Bona igitur Buscoducensium tum in Hoilandia. Zelandia, tum in Brabantia fisco addicuntur regio, ipsaque civitas a iTubernatrice ac P iorentio, comité de Buren, intercluditur 25 Julii, nee pax firmatur, nisi praestita poena honoraria ac 12000 florenis Rhenensibus vita 12 civium redempta. Instrumentum quoque renuntiationis immunitati a patribus nostris extortum, paululum postea, procurante Gubernatrice praefata, redditum fuit, immunitasque consueta restituta hoe pacto, ut religiosi tribus immediate sequentibus annis taxas solverent. ^ (CII) 25a Aprilis ejusdem anni, Aleydis, filia Gerardi Scorrinck. begina in Majori Curia Buscoducensi, eligens sepulturam in conventu, eidem legavit campum et medium terrae pascualis, item censum in parochia de Macheren. In testo Exaltationis S. Grucis celebratum fuit in conven- \) Dr. C. R. Hermans. Verzameling van Kronyken. Dl. I. blz. 224 — H. A. van ZuyJen. Inventaris der Archieven. tu Ziericzeano capituhim provinciale nonum Diffinitores fuerunt: P. Walterus, conventus Ziericzeani prior. P. Godefi idus Zittart, S.Th. Doctor, conv. Neomagensis prior. P. Mag. Joannes «le Coemeterio S. Th. D. P. Joannes Serlyn. Anno 1520 die 7 Octobris, primum actum Inquisitionis in haereticos celebrarunt Buscoduci P. Joannes Baerll. S. Th. D. ac Inquisitor, hujus conventus filius, et Dominus Heuricus van der Molen, canonicus Ecclesiae Collegiatae S. Joannis Evangelistae, in Odaeo praefatae ecclesiae condemnantes 'J personas, inter quas duae begginae haeresi Lutherana infectae, ad recantationern ac unius anni poenitentiam publicam. 5a Maji ejusdem anni mortuo P. Hugone de Delft, hujus provinciae Provinciali, datur ei in capitulo Bruxellis celebrato, successor : P. Antonius de Coemeterio, S. Th. Prof. conventus Antverpiensis filius. Anno 1527 in capite Quadragesimae P. Gherardus de Bye, postquam hunc conventum tribus et medio annis laudabiliter, in maximis angustiis turn propter haeresim exsurgentem, turn propter tumultus civium, rexisset, ab officio deponitur, mox pro secunda vice eligendus prior conventus Bruxellensis eligiturque in ejus locum, tertiavice hujus loei prior, tempore visitationis: P. Theodericus de Oirschot, S. fh Lector, Praedicator generalis ac confessarius actualis Monialium conventus Wyckani. — Prior duodecimus. — Anno 1528 circa festum S. Joannis Baptistae, cives plurimi, inter quos non exiguo numero sectarii. a Gubernatrice Margareta iitteras impetrarunt, quibus Beligiosi Buscoducenses rursus ad aliud triennium jubebantur solvere accisia, ac impositiones supra cerevisiam, ac alia. His omni conatu se opposuere patres, piaecipue Carthusiani, Wilhelmitae Praedicatores. timentes ne singulis tiienniis similes litterae concederentur. Ast Gubernatrice rursus novam satisque notabilem pecuniarum summam a civitate exigente, prornissa a leligiosis tuit summa 12000 llorenorum ea lege ut Religiosi in posteium succederent in bunis parentum mobilibus, pro immobilibus vero eis solveretur aequivalens; hujus autem conditionis ratificatorias (iitteras), post praestita supradicta, a gubernatrice numquam obtinuere patres. (CI1I) Eodem anno 17a Julii, Florentius Egmondius, comes. pio Carolo V° contra Carolum Geldriae Ducem supremus bclli dux, ad instantiam Antverpiensium ac Buscoducensium, civitatem Thielenaem acri ohsidione oppugnaverat usque ad 10 Augusti. Vei um pluvia continua strenuaque Gelrorum defensione, obsidionem solvere coactus, non paucis e suis desideiatis, nee sine ingenti Buscoducensium, qui hujus expeditionis sumptus pro maxima parte contribuerant, damno Buscoducum revertitur, militibus ejus per fas et ne'fas, nee sine violentia, hospitia in monasteriis arripientibus, e quibus 18 pleno die in conventum hunc irrumpunt, efl'ractisque fonbus tam internis quam externis, braxatorium ac lavatorium in equorum stabulum commutant. Exhausto igitur tam infelici eventu civitatis aerario, civibusque ulterius contribuere recusantibus, rursus30 Augusti, sub titulo mutui, a Religiusis certa pecuniae summa exigitur; a conventu hoe exigebantur 200 floreni, ante solis occasum diei sequentis, civitati mutuo dandi, sub poena executionis militaris. Ut mandato parerent patres, continuis exactionibus pecuniis orbati, coacti fuere culicem optimum veno exponere. quod plurimi cives aegre ferentes, praefatam summam sponte conventui mutuo obtulerunt, ast tandem 3^ Nonas üctobiis inter Carolos binos Gorcomii pace stabilita, eadem summa 28 Octobris a civitate reddita fuit. Dominica post Octavam Nativitatis B M. V. ejusdem anni celebratur in conventu Antverpiensi capitulum provinciale undecimum. diftinientibus: P. Sebastiano Albo, S. Th. Doet. de quo ad annurn 1523. d w?, '0Mr Baei"' S Th Docl' hujus conventus filio. P. Wilhelmo de Wesalia, de quo supra. P. Petro Schevelingh, conventus Hagensis, Priore In festo S. Mieronymi elegerunt patres hujus conventus syndicum saecularem, qui lurbulentis hisce temporibus causas conventus^in curiis saecularibus prosequi valeret. Anno 1529 sudor anglicus innumeros cives Buscoducenses vita pnvavit. Baerlf P pT "n* Paschdtia Exim- Mag. Joannes Haerll, P. Petrus Oisterwyck et P. Bartholomaeus de Lovania 2 UMl-Ta rdia,n0Va in ecc)esia ex «PP0^ ambonis. -I Maji habitu Ordirus induitur: Fr. Martinus Oirschot alias üersius. In festo Nativitatis S. Joannis Baptistae: Fr. Joannes Leendt. Fr. Antonius Leendt. (CW) In Vigilia S. Leonardi ibidem habitum Ordinis induit: Fr. Gosewinus Nereven et fr. Adrianus Ghils tertiarius. Eodem anno mortuo P. Antonio de Coemeterio, Provinciali, celebratum fu.t capitulum provinciale duodecimum, Domica ante festam S Micliaelis, in conventu Calcariensi in quo Provinciae praeficitur: P. Wilhelmus ab Alten, S. Th.Leclor, conventus Calcariensis Prior actuahs et filius. Diffinitores fuerunt : P- Mag. Paschasius S. Th. Doet. Prior conventus Audomarensis et lilius. P. Gerardus Bye, Prior conventus Bruxellensis. . Theodericus de Scoonhovia, conventusültraiectini Prior et lilius P. Bernardus de Embrica, conventus Swollensis Prior. Hic Provincialis in octava B. Martini Episcopi, visitans hunc conventum, sollicitantibus quibusdamfratribus, absolvit P. Tlieodericum de Oirschot a prioratus officio. confirmavitque eadem die Neo-electum Priorem : P. Anselmum Ghemert, S. Th. Baccal. virum zelosum et exemplarem. Hic — prior decimus tertius — statim de consilio patrum renovavit prohibitionem P. Mag. Jacobi de Galcar, quondam Provincialis, ne quis in posterum propter diversa pericula, modo habita, erigeret caminum in cella. Anno 1531) mandatoCuriae conventus rursus contributionem quamdam solvere debuit. Eodem anno in festo SS. Gervasii et Protasii, Ordinern intraverunt: Fr. Dominicus Ghemert. Fr. Leonardus de Oosterwyck, hic tarnen ob continuam et incurabilem infirmitatem e novitiatu dimissus fuit. Anno 1531 in initio Februarii Provincialis rursus visitavit hunc conventum, nulla tarnen facta mutatione. Circa ioitium Quadragesimae mandatum Curiae fuit publicatum, quo praecipiebatur Religiosis ut notitiam bonorum immobilium, post annum 1515 quo facta fuerat ultima amortisatio. acquisitorum ad Curiam deferrent. Dominica post festum Visitationis B. M. V. in conventu Insulensi celebrata fuere comitia provincialia, diffinientibus: P. Joanne Serlyn, Priore Insulensi. P. Mathaeo de Busco, studii Lovaniensis Regente. P. Mag. Wilhelmo de Buren, conventus Roterodamensis Priore. P. Joanne de Embrica, Priore conventus Calcariensis. In praefato Gapitulo Ordinis conventus Nationis Brabantiae aerarium commune, in mutuam defensionem contra quoscumque (CV) tam ecclesiasticos quam saeculares, Ordinis privilegia infringentes, crearunt; hujusce aerarii ac mutuae defensionis promissionis instrumentum, a Provinciali ratificatum anno sequenti, subjicio: »In Nomine Domini. Amen. Notum sit omnibus et singulis praesentes has litteras inspecturis et audituris quod anno Domini millesimo quingentesimo, tricesimo primo in mense Julio, comparaverunt in conventu Insulensi Ordinis niam in notabilem summarn excrescere ; ita quod necessitas notabilis ea utendi minime emergat, poterit Prior Lovaniensis pro tempore cum consensu aliorum conventuum partem aliquam extrahere et in redditus redimibiles, ubi contra pignora bona reperire poterit, commutare, ac singulis annis eosdem ad commune bonum sublevare, quitantias consuetas debitoribus assignare et sublevata ad commune bonum exponere; paratus tarnen semper de receptis caeteris conventibus, si requisitus fuerit, justam reddere rationem. Igitur omnium et singulorum praemissorum una communi disponi debet littera, in pergameno conscripta, in communi aerario seu reservatorio juxta pecunias imponendas servanda, quam quilibet conventus Nationis praefatae, sigillo sui conventus, cum signatura nominis Prioris cujuslibet, lirmare tenebitur, in eadem se obligans, sub poenis suprapositis ac aliis arbitrariis constituendis, omnia haec praemissa tirmiter et inviolabiliter futuris temporibus observare debere ; dolo et fraude in his omnibus seclusis. Et ego F. Wilhelmus de Alten, Provincialis praefatus, quia (GVIII) dicto capitulo Provinciali praesens personaliter interfui et, sicut praefertur, cum dilfinitoribus ordinavi, simulque considerans articulos istos fore rationi consonos, Ideo, praemissis omnibus et singulis, decretum authoritatis meae interposui, et per praesentes interpono, omniaque praemissa approbo, ratifico et confirmo, ac perpetuae firmitatis robur habere decerno. In quorum fidem praesentibus, primo loco sigillum officii mei appendi. Datum Antverpiae anno Domini millesimo quingentesimo tricesimo secundo, stilo Romano, mensis Martii die quarta, 16 Decembris denuo P. Provincialis visitavit hunc conventum valde pacifice, sine aliqua mutatioue. Anno 1532 die 15 Novembris Joannes Petri van den Heuvel et Catharina Joannis Tulden, conjuges, legarunt conventui censum 2 modiorum siliginis et 6 librarum lini, super domum sitam in parochia de Heess, in fundationem unius Missae, singulis feriis sextis legendae in choro Nominis Jesu; item censum 8 librarum pagamenti in usum candelarum in choro Venerabilis Sacramenti. Eodem anno Dominus Lambertus Nicolai fundavit anniversarium solemne cum vigiliis et concione in refrigerium omnium fidelium defunctorum, celebrandum die 8 Januarii, in quem finem legavit conventui censum 15 florenorum. Anno 1533 in festo Cathedrae Petri habitu Ordinis induitur: Fr. Adrianus Oisterwyck. Feria Paschatis habita fuit prima concio haeretica extra civitatem inter pagos de Vucht et Herlaer a juvene quodam pannitonsore. Confluxerant ultra ducentos tam cives quam extraneos; auditorium tamen turbatum fuit a sculteto Buscoducensi, pluresque ex eis postea per commissarios Aulae capite damnati fuerunt, resipiscentibus poenitentiae publicae mulctaeque pecuniariae addictis. Dominica 3a post Pascha 1233 celebratum fuit capitulum Provinciale decimum quartum in conventu Trajectensi ad Mosam. Diftinitores fuerunt: P. Franciscus Hasselt, Prior conventus Mosaetrajectensis ct filius. P. Mag. Laurentius Laurentii, S. Th. Doet. P. Petrus Nicolai conventus Hagensis Prior. P. Paulus conventus Brugensis Prior. Infra Octavum Visitationis B. M. V. rursus conventum pacifice visitavit Provincialis. 3 Decembris Theodericus van Cleef et Agnes Gysberti, conjuges, fundarunt anniversarium cum pictantia; in hunc finem conventui legantes censum 3 Rhenensium et 17^ assium, super domum sitam Buscoduci. In festo Conceptionis B. M. V. ad Ordinem recipitur : Fr. Petrus Lierop. Anno 1534 R. P. Prior turrim ecclesiae répara vit, novisque lapidibus ab imo sursum obduxit. Predikare ter eenre, ende den Dekenen ende gemeyne ambacht van de Bontwerkers ter andere syden waren opgestaen. uuyt oersake die vanden voers. convente hen beclaechden' dat die bontwerckers jaerlixs nyet en betaelden haere acht ponden, twee salmen ende andere gerichticheyden, waer mne sv van den ambachte, naevolgende sekeren accorde, ter causen van den gebruyck van eender capellen, staendë in den voersc. convente, aen den pant, jaerlixs gehouden waren; die van den ambachte daer tegens allegerende, dat het convent die voersc. capelle by nae die een helft hadde vermindert, ende daer omme geen reden en ware, sy inder geheelder jaerlixer betalinge souden verbonden wesen; mer behoerde te genyete afslach; om dan desen twvst sonder processe ter neder te leggene, syn partye doer middele van vrienden veraccordeert, in manieren navolgende, te weten : dat die van den ambachte van den voersc. bontwerckers sullen verbonden weesen, haere onbetaelde ponden ende 't geit van den salmen tot desen dage toe, aen den procurator van den Predikaren te betalen, ende voer 't gebruyck van den toecoemenden tyt der voersc capellen sullen die Dekenen van denselven ambachte den convent voersc. alle jaer geven ende betaelen, in plaetse van den acht ponden ende twee salmen, die somme van vyftich stuvers ende noch op die twee hoechtyde dagen het gewoenlick wasch; ende hier mede sullen partyen in alles wesen veraccordeert- 't welck die Prior ende procurator, in den name van den convente, ende die Dekenen ende gemeyn goede manne, wel acht of tien in getale, in den name van den ambachte, ratificeerden ende geloefden alsoe te volbrengen. Getuygen waren hier over scepenen in 't Shertogen-Bossche, Wilfem van Os ende Ariaen van Eyndthouts. Gegeven opten achtsten dach der Maent van Augusto, in 't jaer ons Heren duysent vyfhondert vyf ende vertich." Contractus hic tarnen non diu substitit, pellionibus praedictis sponte sacellum deserentibus. 16 Augusti ad Ordinem admissi sunt : Fr. Wastardus Wilhelmi, Fr. Nicolaus Lieshout. (CXIV). Dominica post festum S. Augustini in conventu Brugensi celebratur capitulum Provinciale vigesimum primum. Diffinitores fuerunt: P. M. Godefridus Strieroy, Studii Lovaniensis Regens. P. Henricus Roest, conventus Brugensis Prior, P. Wilhelmus Seventer, conventus Harlemiensis Prior. P. Theodoricus Strick. conventus Neomagensis Prior, conventus Buscoducensis filius. Circa festum B. Matthei Apostoli visitatus fuit hic conventus a Provinciali, nulla ordinatione aut mutatione relicta. In festo S. Barbarae intravit hanc civitatem Carolus V, Romanorum Imperator, Episcopis, Praelatis, diversique Ordinis Nobilibus quam plurimis stipatus, commoratus est hic usque ad festum Innocentium. Pridie advenerat Reverendissimus Pater Petrus a Soto, Ordinis Praedicatorum, quondum Reverendissimi Magistri Generalis Vicarius, eidem Imperatori a confessionibus. Hic toto tempore quo Caesar mansionem fecit Buscoduci, hospitatus fuit in hoe conventu cum suo comitatu, occupans omnes hospitum cameras tam inferiores quam superiores. Hujus interventu Imperator remisit accisias super cerevisiam ex ordinatione Magistratus anni 1544 a conventu solvendas, jussitque solutas conventui restitui. Hocce tempore Magistratus vexabat novis quotidie impositionibus Religiosos, eosque immunitatibus ac privilegiis pro posse privabat. Obtinuerant Religiosi hujus conventus die 19 Junuarii hujus anni a Maria, Regina vidua Hungariae, Belgii Gubernatrice. facultatem fruendi privilegiis consuetis, praecipue immunitate ab accisiis vino impositis. Ut hisce litteris illuderet Magistratus, negabat conventum umquam gavisum fuisse praefata immunitate. Cum vero Imperator praesens esset, P. Antonius de Leendt, procurator conventus, cum Reverendissimo P. Soto eum hac decausa accessit, ut saepius Reginam Mariam eorumque consiliarios ; tandem obtinuit a Praeside Curiae Brabantiae litteras compulsorias, ut quiete ac libere jure atque privilegiis uteretur, modo possessionem probare posset, quod et fecit, probando possessionem immunitatis ab anno 1410. Verum et hisce illusit Magistratus conventumque juridice agressus est usque 1551, quando 2 Maji pro bono pacis, pacto convenit conventus cum parte adversa ut spatio viginti quinque annorum, imponeret tantum annue viginti quatuor amas vini Rhenensis et quatuor amas vini Romani sine accisiis. quibus annis expletis ad nullam taxam magis obligaretur. Anno lo46 circa festum Purificationis habitum Ordinis induit: Fr. Wilhelmus Oisterwyck. (CXV). In festo Cathedrae Petri habitu Ordinis induitur: Fr. Henricus Bergheyck. In festo B. Mariae Magdalenae: Fr. Joannes Lieshout. Fr. Arnoldus Bergheijck. Circa festum B Matthaei Apostoli, in visitatione Provincialis a Prioratus officio propter continuas infirmitates absolvitur P. Augustinus de Huesden, eique successor datur unanimi patrum suflragio : Fr. Antonius de Leendt, qui pluribus annis huic conventui praefuit et profuit — Prior decimus quartus. In festo S. Andreae habitu Ordinis induit: Fr. Wilhelmum Gangelt Eodem anno antiqua domo infirmorum minante ruinam, eidem adjectae sunt duae camerae novae. Eodem quoque tempore Fr. Leonardus Maseyck, qui habitum Ordinis susceperat anno 1537, homo admodum temerarius, ideoque assignatus conventui Groeningensi, jugum obeditientiae excussit fugiendo cis Amisium ad partes haeresi infectas, ubi tarnen Ordinis habitum retinens, aliquamdiu in Germanine Superioris, aliqiiot annis functus est Prioratus olïïcio in conv. Aquisgranensi. Fr. Theodoricus Joannis. Fr. Guilelmns Wetten. Mortuo, circa Dominicam primam post octavam Paschae, P. Mag. Cornelio ab Eertboorne, Provinciali, in comitiis Provincialibus, celebratis in conventu Hagaecomitano, omnium eligentium suiïragio successor datur P. Adrianus Laurentii ab Oesterwyck. S. Th. Licent., conventus Magaecomitani Prior actualis, conventus vero Buscoducensis filius. In hujus gratiam cum locus satis commodus in hoe conventu non esset hospitando Provinciali, consenserunt patres reaedificationi domus anno 1541 destructae. Hujus capituli difïinitores fuerunt: P. Theodericus a Schoonhovia, conventus Ultrajectin filius, quondam Provincialis. P. Gaspar Ballinx, conventus Bruxellensis Prior. P. Joannes de Merica, conventus Iprensis Prior. P. Wesselius de Welmunda, conventus Zutphaniensis Prior et filius. 1) In festo B. Andreae Apostoli habitu tertiariorum indutusest: Fr. Joannes Breda. Gravis hoe anno Glerum inter et Magistratus civiles, exoritur tempestas, pluribus annis duratura. Anno 15i3 Status Belgii Diesthemii congregati Imperatori Carolo, in Franciscum Gallorum Begem bella paranti, sumraam 600.0U0 llorenorum levandam super bona immobilia tum civium, tum cleri, concesserant. Bestabant hoe anno civitati Sylvaeducensi adhuc solvendi 370 lloreni, quibus solvendis imponebat praedictae civitatis Magistratus decimum denarium super bona immobilia clericorum; hisce non parum reclamantibus eo quod anno superiori amortisata fuerant eorum bona in subventionem hujus capitalis. Ast frustra, 1) Bij P. de Jonghe, Des. Bat. Dom. p. 86 heet hij Wesselius de Witmunda, en terecht. obtinet enim Magistratus mandatum a Maria, Gubernatrice Belgii, 23 Decembris 1554. quo clerus Magistratui parere in hocce negotio jubebatur. Copiam hujus edicti subjicimus: Marie byder gratiën Goidts coninginne douagière van Hongryen, van Bohemen etc, Regente. Lieve Besundere. Alsoe die vander Stadt van Tsertogenbossche. om te gevuechelyker op te brengen hun quote ende porcie inde somme van 370 Garolusguldens, resterende van de seshondert dusent gelycke guldenen, die den Keyser, onsen Meere ende Brueder, geaccordeert syn geweest by den schougelde opgebuert ende gelicht te wordene, 't samenlyc geraempt ende geadviseert deselve te vindene by middele van enige impositien op huere immeuble ende onruerlycke gueden, sonder daer inne eenige vrie persoonen, geestelyc oft weerlyc. te exempterene ; ende, want wy denselven geconsenteert hebben, huere voirsc. porcie by sulcken middele te moegen vynden ende recouvreren. als henlieden goetduncken soude, ende niet min verstaen, dat gylieden uwe temporelle ende patrimoniale goeden soudt willen eximeren van de voirscr. impositien, soe versoecken wy u seer ernstelycken ende niet min van weegen synder Majesteyt bevelen, dat gy metten selven contribueert in de voirscr. impositien, soe verre nochtans, alst aengaet uwe patrimoniale ende temporelle gueden, die ghy binnen der voirscr. Stadt ende Vryheyt van diere staende oft liggende hebt, sonder enige swaricheyt oft wederseggen, ten eynde dat wy niet geoorsaeckt en worden, t'uwen laste, anderssins, daerinne te voersiene, t'welck wy liever verhuet saegen. Lieve Besundere, onse Heere Godt sv met U. Gescreven te Bruessele den '23ten dach van December 1554." Percepto hoe Gubernatricis mandato, congregati in hoe conventu Religiosorum Buscoducensium superiores resolvunt, parendum impositioni decimi denarii super bona non amortisata, de amortisatis vero nil contribuendum. Hanc suam resolutionem Magistratui communicantes, petunt instructi- onem, quomodo ulterius procedendum cum bonis araortisatis. Quam, dum frustra ultra 4 menses expectant, repente subaudiunt, bona cleri, etiam amortisata, executioni a Magistratu subjecta, vi mandati in cancellaria Brabantiae obtenti. Congregantur ergo rursus in hocce coenobio '25 Junii 1555, decreverunlque majorum malorum vitandorum causa, in hisce circumstantiis omnino Magistratui morem gerendum, facultatem sibi reservantes soluta repetendi, si postea juridica (CXIX) exactio deprehendatur injusta. hujusque resolutionis eadem die Magistratui exhibetur instrumentum sequens: »In 't jaer ons Heeren duysent vyffhondert vytl' ende vylïtich, den vylï en twintichsten dach Junii, soe syn voer my openbaer Notarius, in presentie der getuygen hier ondergescreven. gestaen ende gecompareert die erwerdige Heeren ende Brueders Anthonys van Leendt, der Predicaren ; Symon Hels, van den Cruysbrueren ; Adain Godefridi van Sinte Gertruyen; Franciscus Dyn der Clarissen ; Nicolaus Vessem opten Wintmolenberch ; Leonardus van Gemert achter die Tolbrugge; Jacob van Loven, opten Ulenborch ; Adrianus Voet, kelwaerder van der Baseldonck; Peeter van Tilboirch,procurator van den Fraters ; Symon Pelgrom ende andere Oversten, Prioren ende Confessionarissen der Cloosteren gelegen 't Shertogenbossche. ende geven te kennen, seggende: warachtich te wesene, hoe dat sy ende hunre Medebrueders der andere cloosters binnen den Bossche voirsc. den thienden dach Mert lestgeleden. vergadert, eensamelick ende hun rypelyck op sekere brieven! ons genadichste Vrouwe Marie coninginne etc. gedelibereert ende geledt hadden geweest, was alsdoen eendrechtelyck tusschen hun veraccordeert ende geslooten, ende waire bereet oock ende begheerden metten werlycken staet te geven ende contribueeren den thienden Penninck, geheycht ende geconsenteert synde der keyserlycke Majesteyt, aengaende die reste van den schouwgelt, van hunnen temporeelen ende patrimonialen gueden alleen, na uytwysen der brieven voirsc. ende anders nyet; hopende ende meynende dat sy van hunnen geamortiseerde gueden, daer sy onlancx der keyserlycke Majesteyt doer ende midts consent ons Vaders den Paus, die hellicht aff hebben gegeven, nyet schuldich en waren den thienden penninck inden commer ende lasten vander stadt te betalen, die welck hun lieden in hairen lasten nyet en hebben gesuccurreert oft behulpich geweest, ten waire nochtans hun hier op anders van den Hove oft met recht wardden geleei t; ende daeromme oeck hadden dieselve Heeren ende Brueders, in den naem als boven, aen den pensionarys van die Heeren vander Stadt aan hun gesonden, versocht ende begert verclaringhe int gescryffte te hebbene, hoe ende in wat manieren sy souden hun moeten reguleeren, ende hoe verre ende breedt dyen termyn temporeelen, hem extendeerden ; d'welck die Heeren vander Stadt hebben gewevgert ende nyet gedaen; dies, ende allet tgeene wes verhaelt is, nyettegenstaende, soe hebben sy hun selven gevordert ende doen feytelycke executeeren, aen die sommingen, gebruyckende die geamortiseerde gueden der cloosteren voirsc ; tenderende terstont tot Nantisatie vanden Thienden penninck voirsc. buyten recht ende equiteyt, tot hunnen en hunne geamortiseerde gueden grooter prejuditien ende achterdeel. Nochtans om voerder executien ende peenen te schuttene, ende meerder schade te belettene, soe verclaren alnoch ende veraccordeeren die (CXX) voergh. Prioren, Oversten ende Confessionarissen, soe voer hun ende hunne cloosters gueden geamortiseert synde, dat sy sullen opleggen ende nantiseeren den thienden penninck van hun gueden geamortiseert, al eest dat hun brieven daer van gheen. mer alleen van patrimoniale ende temporeelen gueden mentie aflf maken, met alsulcke conditie, als dat den voirsc. thienden penninck is t'onrecht geheycht oft ontfangen, dat sy denselven met recht sullen mogen verheysschen ende vercoevereren, waer van ende andere schaden, lasten ende interesse sy by expres protesteerden : begherende van my, notaris ondergescreven hier aff een oft meer acte oft instrument gemaect te wordene. Dit is aldus gesciet in 't clooster van der Predicaren t' Shertogenbossche, die voerg. Heeren ende Religiosen aldaer vergadert synde, waer over ende by wairen de Eerw. Heeren Joost Janss, ende Theodoricus van den Broeck, priesteren als getuygen daer toe geroepen, sonderlinge ende gebeden." Dum haec Buscoduci peraguntur Clerus Lovaniensis parem in pari causa passus sortem, epistola encyclica data ad Belgii Clerum, comitia generalia convocat die U Julii ir>55, Lovanii celebranda, ad quae nomine cleri tuin saecularis, turn regularis Buscoducensis, cum plena authoritate, delegatus F. Henricus ab Oosterwijck, procurator conventusPraedicatorum Buscoducensium. In bis comitiis resoluta sunt sequentia : Conclusum est nomine Cleri, Statibus Brabantiae non subjecti, ab executore petendum esse diem oppositionis; quando quidem clerus, ut CaesareaeMajestatisindignationem effugeret, bona exhibuit el decimum denarium petitum consignavit, deposuit et, ut dicunt, nantisavit. Deinde exhibendum esse Caesareae Majestati libellum supplicem, quo declaretur Clerum. ad eflugiendam suae Majestatis indignationem, bona sua exhibuisse et decimum denarium nantisasse et ob id eumden clerum dietis exhibitione et nantisatione attentis, Majestatem supplicare, ut dignetur declarare deinceps, non veile clerum ad aliquam contributionem cogi vel executionem contra aliquem de clero fieri, etiam si Status non forte consenserint vel in posterum consentire contigerit in aliquam aliam summam Majestati sol vendam, hoe. vel simili, pacto adjecto, si, et in quantum clerus vel ipsorum bona simul pro rata contribuant, et per Majestatem comprehendantur. Sed quoties necessitate urgente, a clero, Statibus Brabantiae non subjecto, aliquod in posterum exigere volet subsidium, quod tune hujusmodi clerum auctoritate Episcopi, certo commodo loco convocari, et eidem per suae Majestatis (?) causam petendi subsidii et illius quantitatem exponi mandabit, prout antiquitus fieri comitis de Monte, primo ab urbe lapide cum maximo uscoducensium concursu neodogmata in vulgus disseminat. U'escente vero in dies plebiserga novatores favore, Dominica ante festum B. Mariae Magdalenae, quae erat 21 Juliisequentibusque Dominicis festisque diebus quidam Neo-Evangelista, Cornelius de Diest, proprius accedens in campo Buscoducensi juxta pontem inter civitatem etparochiam de Engelen, tandem in festo S. Laurentii in loco dicto op 't Deuteren liaeretica sua dogmata divulgat, tanto civium numero ac applausu, ut armata manu pseudo-apostolum ducerent ad civitatem ac reducerent, nequidquam civitatis Magistratu. commotionis tumultusque timore opponente. Tandem plebs 22 Augusti in furorem acta, in S. Joannis Cathedralem circa vesperam irruit, rythmos Galvinisticos cantans ac altaria confringens; verum circa horam decimam a sagittariis expulsa, die sequenti circa meridiem majori numero, tumultu ac violentia non tantum Cathedralem repetit, verum etiam in omnes hujus civitatis ecclesias ac monasteria irruit. Ad conventum bunc pervenerunt liaeretici circa horam tertiam post meridiem cum aliis sacrilegis violenterque (verbis utor Antonii Leendani qui praefato anno conventui praeerat) confractis portis et januis convenlus, velut canes rabidi, leones rugientes, ut rapiant, irruerunt in conventum et primo discurrentes per templum horribiliter ibidem in imagines Crucis Ghristi, Deiparae V. M. et aliorum Sanctorum debacchati sunt; in securi et ascia detruncando etdestruendosanctissimam ChristiCrucern et Sanctorum Imagines ; eodem rabido et insano spiritu in(.CXXVI) trantes sacristiam illamque quoque spoliarunt, et destruxerunt, qua sic plane eversa et destructa, discurrerunt per conventum et singulas ofticinas rapiendo, destruendo et auferendo omnia, tam victualia quam utensilia; de victualibus inventis abstulerunt byturum, caseum, panem, cerevisiam, salmonem salsum, anguillas quoque salsas et ulia quaecunque inventa, nihil de inventis relinquentes; de viginti naves impleverunt ex iisdem bonis, sic ex monasterio raplis et spoliatis, nihil plane relinquentes, nisi muros et tectum; neque muros reliquerunt illaesos; nam praeter janaas et praeter fenestras, tam vitreas quam ligneas, tulerunt omne ferrum quod auferri poterat. Neque etiarn tecto pepercerunt, nam praeter enorme damnum quod in ablatione plumbi et ferri supeiius intulerunt; etiam campanam ipsam suo pulsore privaverunt et campanam plane furto abstuleruut. Publice asseruit Revmus Episc. D. Sonnius coram omni populo, cura omnia violata consecrasset, quod ipse ïurcus exhorruisset tantam crudelitatem. Damnum istud ab haereticis et aliis malis hominibus tune conventui illatum, non posset bene pecunia aestimari; nam ego postea gravibus viris. Regiae Majestatis officiariis, interrogatus, utrum viginti millibus Aureorum possit damnum illatum resarciri, respondi, me specifice hoe non posse aestimare, propter omnimodam destructionem et magnam rerum ablationem. In horribili ista destructione et spoliatione simulexpulerunt et ejicerunt fratres; comminantes eis mortem, nisi recederent, dicentes: sic esse conclusum in consistorio suo de Mendicantibus, maxime de fratribus Minoritis et Praedicatoribus in Buscoducis quod illi e civitate Buscoducensi deberent expelli, sine aliqua spe unquam revertendi (CXXVIII) ad illam ; et eorum monasteria in prophanos usus debere applicari. Gonventum Fratrum Minorum ordinaverunt in forum et domum frumentorum ; conventum vero Fratrum Praedicatorum ordinaverunt in macellum et forum boum ac aliorum pecorum. Verum Deus dissipavit concilium illorum. Ejectis itaque et exturbatis fratribus, destruxerunt cellas et multas plane everterunt, tollentes omnia tam inferius quam superius, nihil omnino praeter tectum et parietes relinquentes. Volebant nonnulli componere ac transigere inter haereticos et nos, sub certis conditionibus videlicet: quo 1 rejecta religionis veste, deberemus uti sae- culari; quod deberemus reponere et omittere cantum, hymnos, omne ecclesiasticum officium ac etiam Smum Missae Sacrificium quod ipsi maleficium* vocabant, et tertio, ne ulterius maneret aliqua suspicio hujus Smi Sacrificii, quod sulïoderemus et destrueremus ipsi omnia nostra altaria. Ad primum ego respondi, quod sine jusla causa non liceret nobis temere ponere seu dimittere habitum, sub poena magna, videlicet excommunicationis. Ad secundum dixi : quod hoe etiam non liceret nobis, sic sine justa causa omittere horas canonicas, et consequenter ad tertium dixi hoe esse horribile suffodere et destruere altaria et sub magna poena quoque prohihitum, ideo potius moriendum quam horum quippiam temere attentandum. Tune ecce elongavi fugiens et mansi in solitudine ; et ut citra jactantiam dicam, nunquam mutavi habitum ordinis ad unam horam hoe tribulationis tempore, neque ad unum diem, toto dicto tempore, omisi celebrare. Faxit Deus quod in gloriam Dei et salutem meam; hucusque vimerabilis prioris Leendani testis oculati verba. 1) Hujus tam atrocis in Praedicatores praesertim persecutionis praecipuus incitator fuit ac coryphaeus, quidam ex haereticorum praedicutiis, nomine Godefridus, vulgo Goeyen van Woensel, Romanae Ecclesiae desertor, qui dum pastorem agens in termino hujus conventus, oves sibi concreditas haeretica peste inficeret, patres hujus conventus ut murum validum pro ecclesia oppositos sibi semper habuit, quapropter hocce tempore hujus resistentiae memor, auditorium suum quotidie in Praedicatores animabat his verbis : »Isti Praedicatores sunt me persecuti, nunc egregie persequar eos ubi potero nee persequi eos cessabo." Expulsis fratribus Pater Provincialis statim providit de conventibus in quibus benigne recepti sunt. Conventus Ultrajectinus recepit fratres sequentes: 1) Meijer. De Predikheeren te 's-Hertogenbosch. Blz. 53. — Prosper Cuypers —Van Velthoven. Documents pour servir a l'histoiredestroubles religieuscs du XV!•'»•' siècle, p. 380, 382, 391, 412. Eiiam Boxtel. S. Th. Lic., Arnoldum Rossum, Theodoricum Joannis, Wilhelmum Wetten, Adrianum Heezium, Joannem Lucae, Nicolaum Vucht, Gualterum Heeswyck, Theodoricum Boxtel et Joannem de Wouw. Conventus Neomagerisis : Henricum Geel, Egidium Zoelre et Michaelem Arnoldi. Conventus Zutphaniensis: Henricum et Gosuinum Horstium. (CXXIX) Conventus Groeningensis: Nicolaum Lieshout, Joannem Lierop. Conventus Leowardiensis : Joannem Bax qui ibidem obiit, Adrianum van Leendt. Conventus Haiiemiensis : Joannem Leendt, redeuntem e studiis Coloniensibus, Martinum Leonardi et Henricum de Bergis, conversum. Conventus Antverpiensis: fr. Laurentium de Gravia, Joannem Stiphout. Conventus Zierickzeeënsis: fr. Joannem Heerzel. Conventus Bruxellensis: Gasparum de Mechlinia. Conventus Mosae Trajectensis : Mathiam de Lyerop, Joannem Henrici et Cornelium de Antverpia conversum. Conventus t'.oloniensis aliquo tempore sustentavit fr. Joannem Leendt, Everardum Leendt, Joannem Jacobi et Stephanum de Arckel. Eximius quoque p. Theodoricus de Busco, prior Coloniensis, litteris humanissimis invitavit omnes reliquos hujus desolati conventus patres et fratres qui jussu Provincialis terminos colebant aut aliis in locis degebant. 1) P. Daniël de Breda, supprior, et p. Henricus Oisterwyck, procurator, jussu p. Provincialis hospitati sunt Buscoduci, in aedibus conventus, quas inhabitabat honesta virgo Judith 1) P. Theodoricus de Buscoducis, Professor, Magister en Doctor in de Godgeleerdheid, was gedurende -18 jaar prior te Keulen. Vele jaren stond hij als regens aan het hoofd der studiën, daarbij was hij apostolisch Inquisiteur en raadsheer van den Aartsbisschop. Hij stierf den 24sten Juli 1578. — Annctl. Ord. Praed, T. II. Mon. Conv. Coton. p. 565. de L)elft. ut a longe conventum custodirent, qui duo ultimi patres in habitu saeculari saepe prodire coacti sunt, usque dum praesidium Hispanornm in civitatem fuit intromissum. Praetereundum tarnen non est, nocte Nativitatis Domini bujus anni, eo tempore quo divina solent peragi in ecclesia hujus conventus, religiosis jam expulsis, a pluribus civibus Buscoducensibus auditam fuisse dulcissimam melodiam tamquam multorum Angelorum, Deum laudantium ac religiosorum fratrum vices supplentium. Sub finem mensis Octobris Buscoducum a Margareta, ducissa Parmensi, Belgii Gubernatrice, mittuntur Joannes Scheyf, Senatus Brabantiae cancellarius, et D. Henricus, ioparcha de Merode, et Petersem, ad publicam civium pacem restituendam, verum Carolo, comité Megano, cum decem peditum vexillis ad civitatem praesidio muniendam, approximante, legati in vincula a furente plebe conjiciuntur, Gubernatricis epistola ad pacem invitatoria cum pertinacia rejicilur, Antoniusque Bombergius, missus a Brederodio, conscriptis quatuor militum cohortibus, civitatis gubernaculum arripit, C.omitem Meganum. jam 14 diebus civitatem obsidentem, Ultiajectum discedere cogit. Tandem 18 Martii 1507 Buscoduconses saepius, at frustra, ad pacem a Gubernatrice benignissime invitati, privilegiis antiquis spoliantur, rebelles ac laesae Majestatis rei declarantur, arctissimaque obsidione minantur. Tum vero cives, duriora sibi metuentes, pacem a Gubernatrice postulant, Hispanoque praesidio 1 Maji portas aperiunt: iconoclastis, Haereticorum Pseudo-apostolis, praesidioque a Bombergio conscripto, jam inde 11 Aprilis ex urbe in Ducatum Cliviensem fugientibus. Intromissis ergo 2000 circiter militum Germanorum, duce Bernardo a Schouwenburch. cives armis, urbisque clavibus privantur, fidei catholicae exercitium restituitur, patresque nostri una cum aliis ecclesiasticis ad propria remeant In festo S. Servatii Episcopi primum Sacrum celebravit in ecclesia hujus conventus super altari portatili, posito ad ostia ecclesiae praesidio, R. P. Daniël de Breda, supprior conventus, occasione cujusdam virginis hic sepultae. In festo Nativitatis B. Joannis Baptistae primam concionem habuit in hac ecclesia Exim. P. Godefridus a Myerlo, provincialis, hujus conventus filius, purgata ecclesia cum reliquo conventu, vicinorum aliorumque civium opera, qui incredibili alacritate undique ad hoe confluebant. Consecrantur altaria noviter erecta, prophanata vero reconciliantur cum ecclesia ac coemeterio, Sabbatho post festum Dedicationis hujus ecclesiae, per Reverendissimum dominum Franciscum Sonnium, hujus civitatis primum episcopum. Circa festum B. Dominici P. Daniël Breda, supprior, et P. Henricus Oisterwyck, procurator conventus, qui huc usque hospitati fuerant in aedibus Judith de Delft, conventum inhabitare ceperunt, deinde successive ceperunt fratres dispersi congregari, manentes in aedibus praedictae Judith, aliarumque virginum vicinarum, usque ad lOam Mensis Augusti, qua die omnes conventum intraverunt. Reversi itaque fratres coeperunt paulatim, collectis fidelium eleemosynis, restaurare conventum. Magistratus Buscoducensis deputaverat M. Hieronymum Wynants, M. Zegerum Adriani, consules, aliosque duos probos cives, quibus reparationem ecclesiae hujus conventus commisit; feceruntque praefati in hunc finem collectam in civitate 25 Junii aliamque 30 Septembris hujus anni. Inter praecipuos benefactores, qui manus adjutrices restaurando conventui praebuerunt, hocce titulo ad participationem bonorum operum a patribus admissi sunt, invenio: Reverendiss. D. Godefridum a Myerlo, episcopum Harlemiensem secundum. Reverendiss. D. Franciscum Sonnium. Buscoducensium episcopum primum. Reverendiss. D Laurentium Metzium, Buscoducensium episcopum secundum. Reverend. D. Philippum Hosden, Abbatem S. Gertrudis Lovanii. Rev. D. Jacobum Veltacker, Praepositum Abbatiae Tongerloanae. (CXXXI) Rev. D. Aegidium Heynsium, Abbatem Averbodianum. Magistrum Godefridum Lombaerts, juris utriusque licentiatum, rectorem Domus S. Spiritm, a quo plurima beneiicia fratres receperunt Joannem Joannis, fratrem germanum P. Antonii Leendani, prioris, ejusque quinque sorores. Mag. Dom. Viglium ab Aytta. Praesidem in Secretiori Concilio qui miserabilem destructi conventus statum coram intuitus, non tantum manum suam operuit inopi, verum et magnos favores tum in Curia, tam apud Magnates ei praestitit. Rev Dominum Michaelem Michaelis, pastorem in Heeze. Rutgerum de Berkel, Toparcham de Nuenen. Martinum Gerardi, reddituarium civitatis Buscoducensis. Rdum D. Petrum Eymberti, canonicum, sigilliferum episcopi Buscoducensis. Joannem Tilmanni. Margaretam de Vucht. Idam, viduam Joannis Bruysten. Aleydem, filiam Gosuini in den Beerre. R. D. Jacobum ab Ostayen Zunderium. Plurimosque tum Officiales, tum Milites praesidii Hispani, qui ultra modum liberalitatem suam erga conventum exercuerunt. In recognitionem solemni instrumento statuerunt patres, ut pro his aliisque restauratoribus conventus quilibet sacerdos, perpetuis futuris temporibus, annue legeret tres Missas. Civitas vero Buscoducensis licet multum depauperata esset, per fenestram quam in medio chori, retro summum Altare, collocavit, condonavit conventui quaedam debita ex impositionibus praeteritis contracta, liberumque declaravit ab Joannem Petri; hic sponte novitiatum reliquit Fr. Gabrielem Cambry. Tornacensem. Fr. Antoninum Rixtellensem; hic saeculo vocatus Joannes, anno 40. .. existens procurator, con traclis pluribus debitis.... (XL11I) Anno 1(300 die 3'1 Maji habitu Ordinis induitur: Fr. Arnoldus Lamberti. Die Ha Septembris. Fr. Petrus Antverpiensis. Hoe anno 5 Februarii solenine habiluin i'uit duelluni Briautaeum nobilem Normannum, ad paites Batavorum rnilitantem, inter et Gerardum Abrahami, turmae Grobbendoncanae vicarium, juxta Sylvamducis. Occasionem dederat Briautaei epistola ad vicarium suurn Buseoducum cum sociis a turma Grobbendoncana captivum ductum. Hic enim suoruin easum indigne ferens. ignaviam increpat, indignos compellat, qui sub Briautaeo militent, quorum tantam virtutem gloriubatur ut hostes duplo majoris numeri tergu vertere cogerent. Haec cum epistola in manus Gerardi pervenisset, ignomiuiam non 1'erendam suae genti illatam, ratus, Briautaeo respondit: Si equitum suorum vires ita exploratas haberet, se non majori ast pari numero, si vellet, dimicaturum. Missis igitur ultro citroque litteris, datisque utrimque cautionibus de securo victorum ad suos reditu, viginti duo utrimque equites, condicta 5 Februarii die, in eiicelum Vuchtense descendunt, Briautaeo in parochia, cui ab arena cognomen Loon op 't Sant, eadem die Ecclesiae sacramentis animo confortato; Grobbendoncanis, quoruin dux Gerardus animam in ecclesia hujus conventus eodern mane expiaverat, sacramento sese astringentibus, se parta victoria nemini, solis tubicinibus exceptis, parcituros. Circa horam primam meridianamsignoulrimquedato,tanto impetuconcurrunt, ut pi ima impressione 'J6 equitessternerentur, ipseque Gerardus, vulgo Leclcerbeetjen, ab ipso Briautaeo in fronte glandine ictus. cum fratre Antonio et sororio; inslaurata pugna Briautaeus alterum perdit equum, tandem tertium nactus, inlelici fato duellum renovat. pluribus enim ex suis prostratis, pluribusquc eum deserrntibus. postquam pedes se aliquantulum defendisset cum quatuor sociis. vita promissa. se in Buscoducensium potestutcm trndidit. Verum cum uibis ingressum Buscoducenses parant, turmae Grobbendoncanae plures victoribus gratulabundi occurrentes, Briautaeum cum reliquis captivis, contra fidem datam pluribus confossum vulneribus, vita privant E. Grobbendoncanis quinque desiderati sunt. totidemque tere yraviter laesi, e Briautaeis decem occisis. Gerardo Abrahami ejusque commilitonibus solemniter parentatum eorumque exuviae in bujus conventus ecclesia terrae mandatae; appensa insigni pictura. Gerardum cum sociis occisis repraesentante, quae etamnum in conventu (CXLIY) Fratrum Praedieatorum Mechliniae asservatur, appositis etiam inscriptionibus, historiam his verbis posteris narrantibus: «Provocatus ab hoste Gallicae turmae duce, Domino de Bréauté, genere claro, aetate feroci, Gerardus Abrahami Sylvaeducensis, in ducenda equitum itemturma, 1). Antonii Baronis de Grobbendoncq vicesgerens, cum XX duobus commilitonibus contra totidem Gallos, veteri Horatiorum exemplo, virtute et successu admirabili, caesis hostibus XVII, in conspectu Patriae. ac pro ejus gloria fortiter dimicans cum fratre Antonio ac tribus aliis militibus suis. cecidit; qui a turmae suae duce, solemni funere huc delati, ob mortem qua non potuit contirigere gloriosior, Kesurrectionem gloriosam hic expectant. Anno G I 'J I D C Non. Febr. Vivite Magnanimi Juvenes Fortissima nostrae Boboia Militiae, Patriae Vobisque parastis Aeternum Virtute I)ecus. Victricia Gentes Arma stupent aliae, Certamine Viribus aequo Marte pari Numero, Palmam secl dispare Gallus Hostis in Hoste probat: Volucres Victoria Pennas Exuit, Aduaticis Sedes ut tigat in Oiis, Belgica Terrarum dum Gloria circuit Orbem. ') Anno 1601 die 11 Februarii in conventu Gandensi celebratur capitulum Provinciale quadragesimum quartum in quo mortuo P. Mag. Neelsio. in Provincialem eligitur Ex. P. Mag. Antonius Ruyskensvelt. conventus Gandensis tilius et Prior actualis, S. Th. Doet. et Haer. Prav. Inquisitor. Hoe anno habitu Ordinis induitur. Fr. Henricus Godefridi. In festo Omnium Sanctorum Mauritius, Princips Nassovius, cum octo millibus peditum ac duobis millibus et quingentis equitum, urbem. ut Albertum, Archiducem, Ostendonam obsidionem solvere cogat, undique cingit; ac summa celeritate se communit. Ast frustra. Gives enim defectum militum, tum in muniendo, tum in urbem defendendo, supplentes, tempus et occasionem recipiendi praesidii sibi procurabant. Mauritius interea deditionem candentibus globis, diligentia Magistratus effectu carentibus, urgebat; urbisque turres, templa, moenia quaquaversum lacerat, jamque portam qua ad Hinthem iter, cuniculis fere subverterat, dum Fredericus, comes de Monte, Diesthemio, compositis agminibus, Buscoducensium auxilio accurrit. Gum interea tanta vis frigoris inexpectato (CXLV) occurreret, ut glacie interclusa tlumina commeatum Batavis necessarium negarent, Nassovius igitur duplici periculo exponitus, obsidium solvere, quam ancipitem belli aleam experiri tutius ducens, 26 Novembris cum exercitu suo integro in Hollandiam se recipit. Mirandum tarnen post obsidionis solutionem tota hieme 1) Over het gevecht van Lekkeibeetje: Met/er. De Predikheeren te 's-Hertogenbo$ch. BIz. 77. vix glaciem fuisse visam; quare de hac obsidione gelu praepropero soluta, ita luserunt Batavi, Baldeum pro Hispaniae Rege pari Marte Lugdunum Batavorum obsessum, deserentem imitantes. Non Ducis obsessae servavit Moenia Sylvae Alberti Gladius, frigida sed Glacies. Quod tarnen Buscoducenses ita retorserunt: Tam Ducis obsessae servavit Moenia Sylvae Alberti Gladius frigida quam Glacies. 1602, Dominica prima Septembris, mortuo Ex. P. M. Antonio Ruyskensvelt Provinciali. celebratur capilulum Provinciale quadragesimum quintum in conventu Brugensi. In hoe capitulo, acceptata ordinatione capituli Generalis celebrati Romae in festo Pentecostes hoe anno de temporalitate ofliciorum, eligitur primus Prior Provincialis qnadriennalis, R. P. Andreas Heynsius, conventus Brugensis iilius, Praedicator Generalis, ac Prior actualis. Diffinitores fuerunt: P. Mag. Livinus Neyts, conventus Gandensis filius, S. Th. D. Lovan. et Regens. P. Franciscus Dompsius, conventus Insulensisfilius et Prior. P. Mag. Guilielmus de Cambray, conventus Duaceni filius, S. Tb. D. Duacenus. 1*503, Anno superiori solarium dormitorii hujus conventus lotalem ruinam passum fuit ad quod reaedificandum civitas contribuit summam 20Ü llorenorum. 19 Augusti Mauritius iNassovius rursus Sylvamdueis aggreditur, tumultuantibus militibus regiis ob dilatam stipendiorum solutionem. Accurrit in auxilium civitatis Fredericus, Comes de Monte, cum duodecim circiter militum millibus ac in opposito Batavorum castra figit in Dunghen et Hintham. Tum praesidiarios urbi, milite vacuae, offert, respuentibus civibus; timebant enim. no milites in civitatem fide conlirmantur et alii ad eam acceptandam excitantur ac praetacta capella de Cuyck ita frequentatur a multis, ut eas capere nequeat, et contra conciones haereticorum Ministrorum per hoe multum deseruntur adeo ut concioni Ministri in Parochia de Vlijmen satis populosa et dictae capellae proxima, plerumque decem, duodecim aut circiter tantum auditores intersint, ab eo itaque Induciarum tempore hac in parte copiosus fructus per praefatos Religiosos in sancta Dei Ecclesia quotannis factus est. et adhuc in praesenti fit. In quorum praemissorum üdem et robur, sigillum nostrum praesentibus nostris litteris, propria manu signatis, et per dilectum nostrum secretarium subscriptis, duximus subimprimendum. Datum Buscoduci anno 1618, mensis Januarii die trigesima. Nicolaus Epus Buscoducen. Jo. Bardoul, st. 7 Martii habitum ordinis induit: Fr. Gerardus, in professione vocatus Antoninus. van der Eisen, ex Roosmale. Dominica tertia post Pascha celebratur capitulum Provinciale quinquagesimum quartum in conventu Mosaetrajectensi, in quo Provincialis electus Ex. P. Mag. Joannes de (CLII) Loix, S. Th. Doctor, conventus Antverpiensis filius ac Prior actualis. Diffinitores fuerunt: P. Mag. Andreas Godin, conventus Insulensis lilius, S. Th. D. P. Mag. Hyacinthus Choquetius, conventus Antverpiensis filius S. Th. D. 7 Julii habitum Ordinis assumpserunt: Fr. Isaac Laers, in professione vocatus Augustinus. Fr. Conrardus van Haften. 4° Decembris: Fr Reynerus Guiiielmi, in professione vocatus: Reginaldus Leowardius a natali sole. 1620 die 10 Januarii eligitur Prior R. P. Petrus Deens hujus conventus filius, actualis vero Prior Lovaniensis, conIirmatur autem in festo Gonversionis S. Pauli - Prior vi^esimus quintus. - " In initio mensis Februarii ad habitum Ordinis recepit: r. Wilhelmum van Westerloo conversum, alias Wils *r. Guihelmum Meynsvort, ibidem conversum 7a Aprilis : O) ^i.lheImum Strick, qui a novitiatu discessit. 2- Maji Ex. P. Provincialis visitavit hunc conventum inter aha distncte praecipiens ne quis patrum. P. Priore' Procuratore ac Graduatis exceptis, se a lectione theoloffica absentet. n / Julii habitum Ordinis induit : Fr. Theodorus Verwynen ex Someren. In initio mensis Octobris aedificata est porta cum affabri vestibulo m parte occidentali ecclesiae, positaque mensa .ommunionis pulcherrime sculpta circa altare B M V In Vigilia Omnium Sanctorum habitu Ordinis indutus est r. Godefridus Ryswyck, zelo strictioris observantiae, Or^trum Crucigerorum, quem pluribus annis Embricae m Cliviae Ducatu professus fuerat. relinquens. Hoe anno habitum Ordinis etiam induit: Fr. Christianus Prins, conversus. Hic. parentibus orbatus ante professionem suam, condito testamento, huncconvenbononum suorum scripsit ex asse haeredem. •l i Dominica Tertia post Pascha celebratur ca- pitulum Provinciale quinquagesimum quintum in conventu Audomarensi. Habitum Ordinis induerunt 25 Novembris: Fr. Hermannus Vercamp. Fr. Hermannus Rysinghen. 1'r. Joannes Henrici, conversus. 15 Fr. Arnoldus Hoorenbeeck, conversus. 8 Novembris factum est concordatum inter patres Franciscanos et Praedicatores Svlvaeducenses, super conciones adventuales et quaancisci defuncti Daventriensis ecclesiae Episcopi vices suppleat. Mox S. Lebuini Gathedralem impie profanatam reconciliat, nutantem religionem suffulcit, fideles verbo et exemplo pascit, errantes ad ovilereducit, perfectam in se primorum nascentis Ecclesiae Antistitum imaginem exbibens donec vir optime de religione, de patria, de V.\ Leiden* 1°726. BeSchryvin'J van '< Haarlemse/ie Bisdom, llz. 43. H. incubuit, ut brevi post S. Th. Praesentatus fuerit renunciatus. Electus dein ex suppriore Groningensi circa 1569 prior Harlemensis (Arnoldo Rossemio, hujus conventus Ruscodueensis filio, ibidem suppriorem agente) praefato conventui usque ad ejus destructionem anno 1578 religiosissime in tantis istius temporis calamitatibus praefuit. Anno 1571 die 7 Maji post Godefridi a Mierlo ad infulas Harlemenses assumptionem, ut vicarius provinciae praesedit capitulo provinciali Harlemii eelebrato, quodpraefatus Revmus sua praesentia, (LUI) quotidie in pontificalibus Divina peragens, condecoravit, eique largam eleemosynam contulit. Destructo conventu, oh (idem exul, Coloniam appulit. ubi circa 1581 prior electus pluribus annis pientissime praefuit, ibidem f 15 Maji 1597. R. P. Albertus Hermanni, praed. et conf. organista, indutus 1583 aet 17 f. . . . 1 Aug. 1597. R. P. Joannes Jacobi a Leendt 1562 in festo S Antonii abbatis indutus aet. 19. Anno 1585 post festum S. Joannis Bapt. eligitur vicesimus post 1483 prior hujus conventus Praefuit usque ad 1594. Deinde 1597 denuo prior vicesimus secundus eligitur rexitque conventum suum usque ad 1599 quo in festo S. Luciae subitanee, dum Completorium cum fratribus cantat, ex hac vita eripitur 13 Dec_ 1591, R. P. Joannes Boemelius, praed. et conf. 1580 24 Junii indutus f te Sept. 1602. R. P. Goswinus Horstius anno 1562 in festo S. Antonii Abbatis ordinem intravit aet. 18, studiis absolutis, famosus evasit Verbi divini praedicator f 22 Febr. 1003. R. P. Dominicus ab Oosterhout in saeculo vocatus Gerardus, praed. et conf. ordinem ingressus 25 Nov. 1571 f 10 Aug. 1003. R. P. Petrus Tesselt, indutus 27 April 1539, aet. 18. Anno 1555 priorem egit Calcariensem inde, multis exantlatis in bonum conventus laboribus mittitur confessarius ad monasteriam III1 Ordinis in Worcum, inde denuo circa 1558 prior electus Calcariae tandem pro tertia vice eidem conv. 1589 praeficitur. Post aliquot annorum regimen ad conv. nativum redux in senec- tate bona f 15 Oct. 1003. Novissimum Necrologium addit eum plurium monasteriorum Monialium fuisse confessarium. I) (LIV) R. P. Adrianus Bredanus ann 1583 die 27 Maji novitiatum incepit aet. 17. Emissa professione tam gnaviter studiis incubuit ut in cap. prov. Audomari 1592 celebrato, lector philesophiae in hoe conventu institutus fuerit. -j- 10 Nov. 1003. R. P. Paulus Lieshoutanus, praed. et conf. extincli conventus Hagensis filius, f . . 23 Aug. 1004. R. P. Adrianus Jacobi de Leendt anno 1550 in festo S. Benedicti abbatis aet. 17 Ordini nomen dedit. Anno 1500 grammaticae lector in gratiam juniorum fratrum juxta ordinationem cap. gen. Romae 1553 in hoe conventu statutus fuit. Post, anno 1) »Peter van Tesstilt pater des jouifrouwencloester van Westroyen buyten Tyel, Predikars oirdens besloeten nonnen, dan nu verjaecht ünd verdreven." 1574. Gelre III. Bijdrag, en Meded. blz. 288. 1591 philosophiam hic docuit, anno sequenti in capitulo Audomari S. Th. lector pro hoe conventu creatur. Tandem 1599 in Dec. electus vicesimus tertius post 148 5 prior conventus, religiosissime eidem praefuit usque ad mortem 18 Jan. 1605. R. P. Joannes Dunschot, Lieropius abejusdem nominis origine communiter vocatus, anno 1557 in festo S. Bartholomei indutus aet. 18, absolutis studiis, S. Th. lector, dein electus prior Calcariensis, eidem praefuit 1000. Anno sequenti in cap. gen. Romae creatur S. Th. licenliatus, deinde anno 1003 rursus prior Calcariensis, munere laudabiliter perfunctus ad conventum nativum rediit, ubi f 8 Apr. 1610. R P. Joannes Tylborch 24 Junii 1570indutus aet. 22 praed. et conf. y 14 Aug. 1612. R. P. Gabriel de CatnbiMy, Tornacensis, in festo S. Thomae Apost. 1599 indutus aet. 20. Anno 1609 in Hollandiam missus ob negotia conventus a Magistratu Roterodamensi carceri addicitur, nee inde nisi magno acre redemptus ad conventum redux. f 3 Maji 1616 (LV) R. P. Everardus Leend anno 1551 in festo S. Luciae aet. 17 nomen Ordini dedit. Post vitam religiosissime transactam non sine sanctitatis opinione animam Creatori reddidit die 25 Junii 1616. Vitam Venerabilis hujus vin descriptam a P. Reginaldo Leovardio, hujus conventus lilio, vide in Des. Bat. Dom. p. 112 ubi de verbo ad verbum descriptam habes. R. P. Mathias, Lieropius a natali loco Pelandiae municipio vocatus, anno 1559 die 30 Julii Ordinem ingressus est aet. 19. Philosophiae et theologiae studiis Lovanii peractis, ad suos redux, Verbi Dei tum in roborandis fidelibus tum in confutandis sectariis dispensator evadit egrejjius, quapropter horum implacabile in se excitavit odium; in quorum manus tandem circa 1583 (Leendanus enim hanc captivitatem scripsit antequam prioratus officium abdicavit) lapsus, dum ecclesiae parochiali in Poppel deservit, ab iis tiertradis Bergam ductus, teterrimo carceri mancipalur. Variis modis et lides et constantia praeclarissimi viri tentatur, teste enim Leendano, bis ad patibulum ductus, dum mortem exultans expectat in carcerem retruditur; alias ad energumenam eductus quam Neo-Evangelii ministri frustra saepius exorcismis suae ecclesiae aggressi fuerant,compulsusqueillam coram adslantibus interrogare, adjuravit eam dicens: »Adjuro te per Deum vivum et verum, ut dicas quae lides sit melior, an papistica an calvinistica", statimque respondit daemon per os mulieris exili ac clamorosa voce: «papistica est melior." Cumque ad instar canis rabidi adstantes morderet, P. Matthias duos primos suos digitos in os ejus immissos. mm sine ingenti admiratione sectariorum illaesos retraxit. Nihilo mitius tamen cum eo actum. Hispanis enim Nobilem quemdam, partibus Arausiacis addictum, quem captivum tenebant. cum eo commutandum olïerentibus, tantum abfuit, ut conditionem Hieronymus Thevaerts. Gertrudis Bergensis Gubernator, acceptaret, quin et addidit se, vita sospite, monachum ante meridiem laqueo addicturum. Aliud tarnen de famulo suo disposuerat Deus. contigit enim eodem tempore matutino. ut sectarii, qui infeliciter cum Hispanispugnaverarit, civitatem fugientes ingressi, in gubernatorem tamquam receptae cladis causam exacerbati, insurrexerint eumque eorum furorem decli- (LVI) nare conantem, in penario suo confoderint; eodem tempore quo P. Matthias se Jaetum ad mortem praeparabat; e medio itaque sublato, admirabili divina Providentia, capitali inimico, post sex mensium ergastulum gravi aere redemptus, ad conventum remittitur, exinde majori zelo, adversus tidei hostes ad obitum usque in cathedris et pulpitis desudavit, quapropter et praedicatoris generalis titulum promeruit Fuit subinde et S. Theol. Lector ac Diffinitor capituli Provincialis. Dein anno 1594, in vigilia B. Martini, Prior post Reformationem vicesimus primus electus, praefuit usque ad annum 1597, denuo electus Prior vicesimus quartus anno 1605, biennio conventum rexit, deinde anno 1610, ad sui instantiam, ob decrepitam aetatem, a supprioratus officio absolutus, magnae apud suos et exteros authoritatis singulareque hujus conventus ornamentum supervixit usque ad ... 20 Mart. 1621. Scripsit, teste Gilberto de la Haye Destructionern Babylonis, sive Traclatum de Vitiis. M. S. Item Sermones de Tempore et Sanctis M. S Haec opuscula, eodem teste. Exim. P. Ryderus. hujus conventus filius, asservavit ac edere meditabatur; verumtamen hodie in hoe conventu non inveniuntur. R. P. Joannes Herselius, vir pientissimus, venerabilis Patris Everardi Leend, de quo supra, conterraneus, per quadragintaannos confessarius, sedulusque in omni virtutum genere, maxime cordis simplicitate, imitator. Anno 1559, in festo S. Anthonii abbatis, Ordini nomen dedit, aetatis suae anno 19. Sacristae ac procuratoris ofticiis variis vicibus laudabiliter perfunctus, fratres tempore famis, miraculose, ut videbatur. pavit. Supprior etiam ac novitiorum magister primo 1586, dein anno 1606 creatus, fratribus miro virtutum exemplo praeluxit; quibus allectus Grobbendonckius, hujus civitatis gubernator, eum conscientiae suae arcanis praefecit. Tandem meritis plenus, in senectute bona obdormivit in Domino 15 Mart. 1622. R. P. Matthias Heesch, anno 1592, in festo S. Marei, Ordini adscitus, progressum admirabilem in studiis fecit, anno 1608 in capitulo generali Romae celebrato, approbatur ejus baccalaureatus, quo tempore conventum Calcariensem prior regebat. Inde 1610, post festum S. Trinitatis, hujus conventus prior post reformationem vicesimus sextus electus. Post, hujus conv. supprior fuit, non tamen Ultrajecti ut asserit p. de Jonghe Des. Bat. Dom. p. 117; erat enim hic conventus extinctus, ante- quam Ordini nomen daret. Factus dein S. Theol. licentiatus ac anno 1(521 hujus conv. procurator; non tarnen 1623 p. Michaeli Ophovio Missionum Hollandiae praefecto, Hagaecomitis carceri mancipato, in praefectura successit ut idem praetendit. Obiit enim 1) 10 Maji 1022. (LVII) R. P. Dominicus Hackendonck praed. et conf. obiit Rergis S. Winoci .... 1 Junii 1623. R. P. Arnoldus Rossemius 1551 in festo S. Petri ad Vincula indutus aet. 18. Vir. vitae admodum exemplaris in conventu Harlemensi suppriorem agebat 1570; e quo redux 1572, supprior ac Novitiorum magister in hoe conventu institutus, pluribus annis mira vigilantia tyronum culpas vel minimas, ad exemplum S. Ludovici Bertrandi, mira tamen mansuetudine corripiebat ne, ut ajebat, postea de austeritatibus Ordinis non probatis conquererentur. Obiit nonagenario major 6 Oct. 1624, chronicon sui conv. absolutissimum relinquens. 6 Oct. 1624. R. P. Guilielmus Joannis a Bel, 1584 die 27 Maji aet. 17 Ordinem ingressus, in suo conventu supprioris, procuratoris, ae sacristae muneribus fideliter functus conventui Trajectensi ad Mosam datur supprior, deinde conventui Calcaiiensi anno 16— prior. Tandem vir omnibus charus anno 1625 in Martio rursus hujus conventus supprior eligitur, quo laudabiliter •1) De kroniekschrijver vergist zich hier. Den 7den jiei 1623 werd P. Matthias van Heesch aangesteld tot Superior der Hollandsche Missie door het provinciaal kapittel van Valenciennes Hij overleed den Mei 1624. perfunctus ad meliora abiit 16 Oct. 1(3*24. R. P. Christianus a Cnemeterio, praed. et conf. f 27 Oct. 1624. R. P. Adrianus de Monte, 1572 20 Junii professus, studia laudabiliter absolvit, factus dein non tantum Verbi Dei fidelis dispensator, verum prius quae alios docebat, ipse complebat. Vitam enim angelicam in terra ducens, meditalioni ac orationi adeo erat intentus ut saepe pro exanimi liaberetur. Tandem meritis ac annis gravis e vivis abiit 29 Oct. 1624. R. P. Petrus Deens, a loco natali Antverpiensis vocatus. anno 1600 23 Sept. Urdini nomen dedit aet. 18. Praedicator famosus. plures turn in conventu, tum in Catliedrali Quadragesimas non minori fruclu ac laude babuit. Praedica-toris inde generalis titulum meruit in cap. gen. Lisbonae 1618. Anno 1612 supprior ac magister novitiorum instituitur, dein anno sequenti eligitur hujus conventus prior post 1483 vicesimus septimus, die 30 Dec. Dein Antverpiae 16..., Lovanii 16.... prioratus officio perfunctus, denuo 1620 die 11 Januarii huic conventui praeficitur prior vicesimus nonus ac anno 1623 patres conventus Calcariensis eum sibi prioremeligunt. Tandem vir de Ordine bene meritus ad superos abiit die 7 Jan. 1625. (LV1II) R. P Joannes Heniici praed. et conf. Ordinem ingressusl5 Aug.li)00,jubilarius -J- 3 Junii 1625. R. P. Anlonius Limberti, Praed. et Conf. anno 15'.'8 in festo S. Laurentii babitu Praedicatoris indutus aetatis 18, moritur Bruxellis 27 Ju]ü 1625. R. P. Henricus Antfort, Praed. et Conf obiit supprior in Montibus S. VVinoci. ... 15 Maji 1626. F. Antoninus Rossum, in saeculo vocatus Wilhelmus, anno aetatis 16 Ordinem ingreditur anno 1548, in festo S. Servatii Episcopi, moritur diaconus 5 Nov. 1552. F. Henricus Leent, tertiarius, anno aetatis 21, habilu Ordinis indutus. in festo Purificationis B. M. V. anno 1553, obiit ... 5 Octobris 1557 confirmans mandatum Mariae Gubernatricis suprapositum. a qua quidem, ast frustra, appellatum a Beligiosis Buscoducensibus. Praeter plura ornamenta hoe anno 1555 tum in picturis, turn in aliis ecclesiae ac conventui allata per Priorem, aedificatus etiam ab eodem murus circa hortum conventualem. Anno 1556 ordinatum fait in visitatione Provincialis, habita infra Octavam Epiphaniae, ut feriis 3i!, 5" et Sabbat'his, ad tempus, fratribus subtraheretur una portio. In festo B. Benedicti Abbatis ad habitum admittitur : Fr. Hadrianus Leendt. 20 Septembris celebratur in hoe conventu capitulum Provinciale vigesimum septimum, moriturque ibidem Exim. P. Nicolaus Fenet, S. Th. Doctor, conventus Atrebatensis filius et Prior, diffinitor hujus capituli. Diffinitores alii fuerunt: P. Mag. Joannes Pennequin, conv. Duaceni filius,S.Th. Doet. P. Leonardus Dalen, conventus Swollensis Prior et filius. Circa hoe tempus chorus ecclesiae ornatur novis sedilibus, camera Caesarea et exulum variis picturis ornantur, ac testudinantur camerae infirmorum, procurante P. Antonio de Leendt Priore. Anno lo57 in festo S. Urbani habitu Ordinis induuntur: Fr. Hieronymus de Lovanio. Fr Adrianus Hees. In festo S. Bartholomaei: Fr. Joannes Lierop. 11 Octobris Dymphna, filia Jacobi Coelberfs, legavit conventui summam 50 florenorum in fundationem anniversarii. Hunc annum Sylvaeducensibus fatalem reddidit epidemiae lues, orta ex annonae caritate; in tantum ut vix locus sepeliendis inveniretur. Mortui in civitate feruntur ultra 15000 (?), e quibus 4 fiatres conversi hujus conventus cum uno saeculari, qui ipsis in infirmitate inservierat. Ultra sexaginta, peste extinctos, in hoe conventu hoe anno sepultos invenio. 1558 infra Octavam Epiphaniae Provincialis visitat hunc conventum. In festo S. Barnabae habitu Ordinis induitur: Fr. Theodoricus Boxtel, tertiarius cum duobus aliis, qui brevi post Ordinem dimiserunt. Hoe anno pestis rursus depopulatur civitatem. In festo 13. Antonii Abbatis habitum Ordinis induit anno 1559: Fr. Jacobus Hersel. 15 Aprilis mortuo P. Mag. Adriano Laurentii, hujus provinciae Provinciali, celebratur in conventu Ultrajectino (CXXIII) capitulum Provinciale vigesimum oclavum, inquo Provincialis eligitur Exim. P. Mag. Godefridus a Mierlo, S. Th. Doctor, hujus conventus lilius ac Ultrajectini Prior actualis. — Diiïïnitores fuerunt: P. Joannes Walterus. Studii Lovaniensis Regens, conventus Insulensis filius. P. Ladovicus Wyckhuys conventus Winoci Bergensis Prior. P. Petrus conventus Neomagensis Prior. P. Theodoricus Joannis conventus Hagaecomitani Prior. 30 Julii habitum Ordinis induit: Fr. Mathias Lierop. Circa festum Praesentationis B. M. V. Neo-provincialis visitat conventum. 1560 in festo Apostolorum Petri et Pauli ad Ordinem admittuntur : Fr. Cornelius Chaem. Fr. Henricus Zulre. In festo Assumptionis B. M. V.: Fr. Joannes Henrici. In festo S. Bernardi Abbatis: Fr. Aegidius Zulre. Circa Adventum Domini visitavit Provincialis hunc conventum, statuitque in eo lectorem grammatices ob Novitiorum et juniorum fratrum imperitiam, fr. Guilielrnum Wetten, conformiter ad ordinationem primam capituli Generalis Romae 1553 celebrati. Initio anni h>61 P. Antonius Leendanus, hujus conventus Prior, erexit in horto, retro conventum imaginem B. M.V. Sanctam Mariam depace vulgo nuncupatam, quam devote visi- tantibus indulgentiam 40 dierum concesserunt Reverendissimi Domini Gregorius Sylvius, Ord. Praed. Episcopus Tagastensis, suflraganeus Leodiensis, Robertus a Bergis, Episcopus Leodiensis, et Nicolaus de Eckmunda, Episcopus Hebronensis, suffraganeus Ultrajectinae dioecesis. 1) Ultima Augusti celebrantur comitia Provincialia vigesima nona in conventu Atrebatensi. Diffinitores fuerunt: P. Antonius Havet, conventus Atrebatensis Prior et filius, S. Th. Doet. Parisiensis. P. N. de Horst, conventus Mosaetrajectensis Prior. P. Joannes Pauli, conventus Antverpiensis Prior. P. Leonardus Dalen, conventus Swollensis Prior et filius. Circa festum Omnium Sanctorum in visitatione Provincialis ad habitum Ordinis admittuntur: Fr. Gualterus Heeswyck. conversus. tr. Guilielmus Loemmel, tertiarius. 5 Decembris Venerabilis Dominus Jacobus Ostayen de Zundert, fundavit bursam pro studente in domo Fratrum Sylvaeducensi numeratis conventui 300 llorenis, pro quibus obligatus manebat conventus ad victum ac vestitum procurandum temporestudii humanarumlitterarum; iisqueabsolutis, bursarium ad Ordinem, suppositis capacitate, morumque probitate, admittendum. Provisores hujus bursae voluit fundator Priores Praedicatorum ac Guilielmitarum (CXXIV) Buscoducensium. Fundaverat idem Dominus anniversaria duo, sibi et uxori, ante sacerdotium ductae. solemniter in conventu celebranda. Anno 1562 in festo S. Antonii Abbatis habitu Ordinis induuntur: Fr. Joannes Jacobi. Fr. Gosuinus Hostius. Die 19a Mensis Aprilis: Fr. Michael Arnoldi. 1) Meijer. De Prelikheeren te 's-Hertogenbosch. Bijlage X Blz. 235. In Junio Tlieodorica, vidua Gosuini de Rossum, legavit conventui 50 llorenos in fundationem anniversarii. 18 Novembris Reverendissimas ac Illustrissimus Dominus Franciscus Sonnius, primus noviter erectae Buscoducensis dioecesis episcopus, cathedralem suam pontificalilms indutus, magna solemnitate adiit, deductus per clerum tum saecularem, tum regularem, civitatis Magistratum et Praetorem ac Nicolaum Oddart et Nicolaum van der Steghen. Brabantiae senatores, hac in parte commissarios regios. Quia tarnen invitis civium collegiis episcopus datus fuerat Buscoducensibus, quorum plurimi, haeretica lue infecti, episcopi nomen tamquam inquisitoren summum detestabantur. praefata collegia in dicta solemnitate non comparuerunt. 1563 in mense Julio pratum retro conventum clauditur muro latericio. 4 Septembris in conventu Lovaniensi celebratur capitulum Provinciale trigesimum. Diffinitores fuerunt: P. Mag. Joannes flentenius, S. Th. Doet. Lovan. Filius conv. Lovan. et Prior. P. Alphonsus de S. Aemiliano, conventus Brugensis Prior S. Th. Doet. Lov. P. Petrus Lierop, conventus Zierickzeeensig Prior, Buscoducensis filius. P. Joannes Wynstuck, conventus Groeningensis Prior et Zutphaniensis filius. Circa festum S. Martini Provincialis visitat huncconventum. 26 Novembris, Dominus Joannes van Ostayen de Zundert, legavit conventibus Ultrajectino.. Bruxellensi ac Buscoducensi, Ord. Praed. censum 66 florenorum super Status provinciae Ultrajectinae levandum. Fundavit idem bursam in subsidium unius fratris conventus Roterodamensis in studio Coloniensi vel Lovaniensi, sub certis conditionibus a conventu Roterodamensi adimplendis; defec:u quarum, praefata fundatio devolvitur ad conventum Buscoducensem. Vide litteram hujus fundatinnis in additionihus meis ad conventum Roterodamensem. 1) Anno 1564 in festo S. Joannis Baptistac habitum Ordinis induunt: Fr. Nicolaus Joannis. Fr. Martinus Leendt. Circa festum B. Martini Episcopi, in visitatione Provincialis ordinatum est, ut attenta jam temporum calamitate, fratres gaudeant tantum unica portione piscium. Benefactorumque (CXXV) nomina a fratribus terminariis determinate deferantur ad conventum. 1565 Ultima Septembris in conventu Duaceno celebratum fuit capitulum Provinciale trigesimum primum. Difïinitores fuerunt: P. Joannes Clemens, conventus Üuaceni Prior. P. Gaspar Ballinx, conventus Rruxellensis Prior. P. Joannes Roosendael, conventus Winsumiensis Prior. P. Joannes Outgerus, conventus Roterodamensis Prior. Infra Octavam S. Martini Provincialis visitat huno conventum ac aedificatur in Adventu Domini cochlea permagnifica in hujus ecclesiae choro. Tandem ad 1566 perventum, ad annum, inquam, illum plusquam sanguineis lacrymis deplorandum quo pluribus ex Belgii Magnatibus faventibus, per universum fere Belgium sacra profanantur, templa violantur, monasteria spoliantur, fideque antiqua proscripta, Lutheri Calvinique Neoevangelia, non tam veritatis quam libertatis spoliarumque amore ambabus ulnis recipiuntur; ad annum. inquam. perventum 4110 Ieonoclastarum rabiem pari, si non majore, cum reliquis Buscoducensiurn Deo famulantium coenobiis, sorte expertum est Praedicatorium nostrum. Anno superiori pastor parochiae de Hedel, sub dominio 1) De aanteekeningen, welke P. Brouwer op de geschiedenis van het klooster van Rotterdam gemaakt heeft, zijn in zijn handschrift, vermoedelijk bij gebrek aan tijd, niet opgenomen. utensilibus quoque tam aeneis quam stanneis inventis, nihil reliquerunt; verum omnia tamquam eis bono jure cessa, violenter rapuerunt et abstulerunt. Gratias tarnen agimus Deo, qui dedit nobis spiritum providentiae, quo litteras scabinales reddituum et aliorum bonorum ac eliam quaedam pretiosiora deposuimus apud alios, licet cum magna difficultate, nam subolentibus nobis malum futurum, incepimus nostra quaedam magis praecipua in tutiori loco deponere et deposuissemus plura si commode potuissemus; multi enim recusabant nostra recipere, timentes sibi, ne et ipsi, rebus nostris susceptis, exponerentur periculo, et sua propria cum nostris susceptis perderent. Huc usque Leendanus. Circa horam septimam postquam hae furiae infernales conventum reliquissent, patres et fratres, nimio terrore latitantes, iconoclastarumque furorem declinantes, rursus cum magna desolatione convenerunt. Die vero sequenti aliisque Dominicis subsequentibus, praefatus Cornelius de Diest pseudo-apostolatus munera exercuit in ecclesia cathedrali, quod et in aliis civitatis ecclesiis, maxime in sacello S. Annae, ab aliis haereticorum ministris practicatum. In ecclesia vero hujus conventus nulla conventicula celebrarunt, jusserat enim Prior ambonem a loco moveri quem postea in secunda iconoclastia cum reliquis ecclesiae ornamentis haeretici flammis tradiderunt Cessavit autem publicum Catholicae Religionisexercitium a 22 Augusti usque ad 11 Sept. qua die solemne fuit decantatum sacrum, habitaque concio in Cathedrali; idemque postea continuatum in reliquis ecclesiis ac monasteriis usque ad 10 Octobris. 2» Septembris edicto magistratus, poena capitalis decernitur in ecclesiarum et monasteriorum spoliatores. Crescente vero in dies haereticorum in ecclesiasticos religiososque odio, maxime eorum ministris quotidie e suggestu clamantibus onidos hirundinum", ita monasteria appellabant, Bfunditas destruendos, ni reaedificatos vellent"; in id etiam' concurrente rumore inter sectarios sparso. daos consiliarios Brabantiae mittendos, qui in religionem Muscoducensium inquirant. Tandem iüa Oclobris circa quintam vespertinam in monasterium Guilielmitarum irruunt, fugato magistratu, qui ad sedandum tumultum advenerat. rursum spoliant altaria, sacrasque imagines destruunt. nil nisi parietes ac tectum quod manus eorum sacrilegas ac rapaces evadere potuil. (GXXVII) His spoliis elati ad forum se conferunt, illudque occupant, jurant sibi fidelitatem in monasteriis destruendis eorumque incolis e civitate pellendis; ex iis quibusdam Forum custodientibus, reliqui virorum coenobia aggrediuntur, coeperunt ea nocte adeo crudeliter desaevire in conventu (verba sequentia sunt Leendani Prioris) quod non homines sed ipsi infernales diaboli viderentur esse. Non reverebantur neque Deum neque homines, altaria suffoderunt, eadem destruxei unt, ipsum sacrarium quod pulcherrimum erat, solotenus everterunt ; organa, sedilia cbori, imagines in priori destructione truncatas, jam ad cineres combusserunt et omnia, quae in templo erant, igni mandaverunt qui tam magnus in medio templi erat exstructus. quod videbatur ipsum templum incendere; unde quidam cives, et maxime, vicini, timentes aedibus suis vicinis, agebant in templo excubias et, ex mechanicis artificibus erant ad illas virgiüas deputati sartoriae artis operarii et pannicidae qui. praeter custodiam ignis, nihil profecerunt conventui, in nullo eumdem defendentes, licet viderent ibi omnia aut auferri, aut destrui. Ista horribilis destructio et spoliatio duravit aliquibus diebus et noctibus quousque universa essent destructa vel a sacrilegis ablata. Nulli officinae neque honorificentiori neque verecundiori parcentes, omnia quae poterant auferri, ablala sunt, ita ut a fidedignis vicinis audivi, ex solo nostro monasterio evexerunt plusquam centum currus et bigas, bonis onustos et plus quam 13 omni impositione imposita vel imponenda, durante sexennio, ut ex sequenti desuper dato instrumento patet: »Op Dynsdach, den seventienden Augusti anno 1568, die diye leeden der Stadt van 's Hertogenbossche vergadert synde, hebben eendrechtelicke geaccordeert ende gesloten, dat het convent van den Predikaren van alle alsulcken penningen, als sy ter causen van den imposten deser Stadt sculdich ende gehouden syn, sullen blyven ontlast ende quyt geschouwen; sonder daer van deser Stadt yet te doenen geven ofte betaelen; ende sullen daerenboven, die van den convente al noch vry ende exempt syn, in alle die imposten (CXXXII) die by deser Stadt opgeset syn ofte sullen worden, den tyde van sessen jaeren toecoemende. Beginnende ende innegaende te Bamisse naestcoemende ende eyndende van dien dach over ses jaeren. Dies versoecken die drye leden deser Stadt, dat sy die penningen van den voirsc. impost gecomen of te comen, sullen eymployeren ende bekeeren tot reparatie van den voirsc. convente, daar 'tselve nooteücke ende oerbaerlicke weesen sall, als aent d'oxael ofte andersins etc. Actum ut supra. Eandem exemptionem 4 Decembris 157(3 ad sequens sexennium continuavit Magistratus. Eodem anno 1568 missus est ad hanc Provinciam Germaniae Inferioris visitandam ac reformandam R. P. Mag. Herculanus Perusinus, Prior Florentinus, a SS. Domino Papa Pio V, ex Ordine Praedicatorum assumpto, et a Reverendissimo P. Vincentio Justiniano, tolius Praedicatorii Ordinis Generali Magistro; primo appulit Antverpiam, ubi Priorem ab ofïicio removit, neuque electum in eadem visitatione confirmavit, inde nationes Flandricam et Picardicam visitat, tandem Bruxellas redux, ibidem -2 Augusti comitia Provincialia trigesima secunda celebrat, difiinientibus : P. Joanne Straetman, conventus Bruxellensis Priore et filio, S. Th. D. Lovan. P. Francisco Ruffelaert, conventus Gandensis Priore et lilio. P. Wesselio de YVelmunda, conventus Zutphaniensis Priore. Ex. P. Petro Bacherio, S. Th. D. conventus Hagensis Priore, Gandensis ülio. Venit deinde ad hunc conventum, illumque valde pacifice visitavit, nullam rnutationem aut ordinationem relinquens, neque consilium Patrum celebrans, non enim in visitatione, ut publice testabatur, inveniebat, quae consultatione iridigerent, aut quibus occurrendis nova statuta necessaria erant. Discessit Buscoduco ad monasterium Sororum in Westroyen, visitatisque conventibus Ultrajectino.Neomagensi. Calcariensi, Zutphaniensi etc. revertitur ad hunc conventum, ibidemque aliquihus diebus summa cum pace transaclis, recessit, promittens se communitatem hanc non tantum Magistro Ordinis, verum et ipsi Sumrao Pontifici summopere commendaturum. Anno 15(39circa festum S. Antonii Abbatis erectum estoxale novum in ecclesia hujus conventus, reparatur refectorium aestivale ac penuarium, totaliter ab haereticis destructum. Circa festum SS. Simonis et Judae in visitatione Provincialis ordinatum est, ne quis sine licentia in scriptis obtenta. utatur lineis ad carnem, neve ad monasteria Sororum ob privata negotia accedat, neque quis confessiones audiat in domibus saecularium. (CXXXIII) Eodem et superiori annis ambitus conventus ornatur 36 fenestris vitreis novis, renovanturque reliqune tam ligneae, tam vitreae fenestrae in cellis ac officinis. Anno lu70 aedificantur sedilia nova in choro ecclesiae, magnis expensis. 7 Maji, Reverendissimo Sonnio ad Cathedralem Antverpiensem translato anno supeiiori, Reverendissimus D. Laurentius Metsius, secundus Buscoducensium Episcopus ex ecclesia Fratrum Crucigerorum magna solemnitate deducitur ad ecclesiam Cathedralem. In festo Nativitatis S. Joannis Baptistae habitu Ordinis induuntur: Fr. Joannes a Tylborch. Fr. Godefridus ab Oosterwyck. Anno 1571, in festo Cathedrae S. Petri ad Ordinem admittuntur: Fr. Adrianus de Monte. Fr. Jacobus Nuenen. Fr. Henricus Matthiae ex fano S. Trudonis, conversus. In Majo reparatur bibliotheca, insignem eleemosynam contribuente Reverendissimo P. Godefrido a Myerlo, hujus conventus (ilio, ex-provinciali, Harlemiensium episcopo secundo. 7 Maji in couventu Harlemiensi celebratur capitulum Provinciale trigesimum tertium, in quo praeside R. P. Henrico a Bergeyck, conventus Buscoducensis filio, Harlemiensis Priore ac Provinciae Vicario, in locum Reverendissimi P. God. v. Myerlo, in Provincialem eligitur Exim. P. Mag. Paulus Coyanus, S. Th. D. ex conventu Gandensi, conventui Brugensi incorporatus. Diffinitores erant: P. Henricus a Bergeyck, qui supra. P. Elias de Boxtel, conventus Ultrajectini Prior, hujus filius. P. Joannes Clemens, conventus Valencenensis Prior. P. Henricus Tongris, conventus Leowardiensis Prior. In festo S Lucae Provincialis visitavit hunc conventum valde pacifice, sine ulla mutatione. In festo S. Catharinae Virginis et Martyris habitum Ordinis induit: Fr. Gerardus ab Oosterhout. 1572. Feria Secunda Pentecostes R. P. Antonius a Leend, Prior, prohibuit ne in posterum claustrum pateret personis alterius sexus, quod post destructionem conventus per haereticos, ob rationes plures fuerat toleratum. (CXXXIVj Hoe anno ad tantam egestatem, ratione grassantium per Majoratum Sylvaeducensem Haereticorum, tum ob gravissimos sumptus restaurationis, conventus reductus est, ut Honorandus P. Prior non tantum libros proprios sed et calices, thuribula argentea aliaque ecclesiae ornamenta in sustentationem fratrum vendere debuerit. 1573 die 21 Aprilis Aleydis, filia Gosuini, civis Buscoducensis, legavit sacristiae hujus conventus censum 2 tlorenorum super domum sitam Buscoduci. in vico Hinthamensi. 4574, Reverendissimus P. Seraphinus Cavalli, totius Ordinis Magister Generalis, visitavit hanc Provinciam, celebraturque in ejus praesentia congregatio patrum Provinciae, 23 Februarii in conventu Bruxellensi. 1575 die 24 Aprilis in conventu Gandensi celebratur capitulum Provinciale trigesimum quartum. Difïinitores fuerunt: P. Mag. Petrus Bacherius, S. Th. Doet. conventus Gandensis Prior et filius. P. Joannes Christianus, conventus Insulensis Prior. P. Wesselius de Welmunda, conventus Zutphaniensis Prior. 6 Maji vendidit conventus pratum 4 bonariorum, situm in parochia de Macheren, in sustentationem fratrum; annoque sequenti aliquos census, ac alia, rursus ob eundem finem divendere debuit, hoe enim calamitoso tempore, nee eleemosynae a fidelibus, immani bello depauperatis, distribuebantur, nee census ac redditus conventui solvebantur. 157G die 18 Augusti in conventu Antverpiensi celebratum fuit capitulum Provinciale trigesimum quintum. Difïlnitores fuerunt: P. Joannes Overloop, conventus Antverpiensis Prior. Exim. P. Mag. Balthasar Textoris. S. Th. D. conventus Audomarop. lilius. P. Tilmannus Horstius, conventus Ultrajectini Prior et lilius. P. Joannes Antonianus, conventus Neeomagensis Prior et filius. Initio Octobris Drossardus Iiooghstratanus Coenius, collecta militari manu, urbem ex insidiis aggreditur, intromissis plurimis in habitu rusticano militibus, re detecta, vix periculum evadit Coenius, sociis ultimo supplicio punitis. 1577. Graves in civitate oriuntur tumultus, militibus Germanis praesidiariis, pecunia destitutis, urbem diripere minantibus; at certa pecuniarum summa a civibus obïata, praesidio evacuatur civitas 14 Septembris. (CXXXV) Auspiciis ergo Guilielmi Arausici, a perduellibus electi Belgii Gubernatoris, repudiato ab iisdem Joanre Austriaco, vel ut patriae hoste, rnox haeretici ab urbe proscripti aliique. qui ob tumultus superioribus annis sibi male metuentes, se fugae mandarunt, in urbem redeunt, templa S. Petri ac S. Jacobi ac sacella SS. Cornelii et Annae novis ritibus suis deputant. 1578 Ilaereticis rursus praevalentibus, periclitabatur rursus civitas, maxime cum quidam de Magislratu haeresim publice eonliterentur. Quotidianae erunt Catholicos inter et Acatbolicos dissensiones, quae ut plurimum non sine sanguine terminabantur. 11 Septembris, Novatores, arreptis armis, portam Viïchlensen foederatis rebellibus aperuissent, ni Catholici ad mortem usque pro aris et focis stetissent. Videns itaque P. Antonius Leendanus, hujus conventus Prior, quotidianos hosce tumultus tandem finale Religioni Gatbolicae exitium allaturos. baereticorum furori se subtraxit, ac assumpto secum P. Petro Lieropio, se transtulit Calcariam, ibique aliquot annis transactis, discessit Coloniam ubi anno 1587 diem clausit. Interea in summa rerum inopia gravissiinas hic conventus patitur oppressiones in exactionibus. accisiis etc ; angustiabantur quoque patres a sectariis, qui bis conventus totalem eversionem, fratrum ejectionem, imo mortem ipsam saepissime minitabantur. 1579. Dum urgentibus Galvinianis Unio Ultrajectina, invitis optimatibus, la Julii publicatur, Catholici armati armatis occurrunt, in mutuas caedes prorumpunt, nee a tumultu, Baronis Locrii interventu, cessatum, quam caesis 20 civibus ac ultra '120 graviter sauciatis. Githolicis interim Confoe- deratorum praesidium recusantibus, sectarii inter quos tres urbis senatores, ob captuin a J'armensi Trojectum, sibi nonnisi mala ab Hispanis ominantes, praecipiti fuga civitatem deserunt. Caeteris '20 Decembris Philippo II, legiiimo suo Pi incipi, fidelitatis juramentum renovantibus, ab eoque pariter in gratiam sidmissis. 1580 die 15 Aprilis Parmensis Sylvaedueenses hortatur ut reliquos sectarios. qui adhuc in urbe manserunt, expellant. Misitfjue eo Guilielmum Lindanum Ruraemundensium Antistitem, Metsio hoe anno ad superos evocato, ut rem catholicam restauret, ecclesiasticos perverse agentes ofïicio removeat, injusteque annis superioribus remotos, pristinae di»nitati restituet. In festo Nativitatis S. Joannis Baptistae habitum Ordinis induit: Fr. Joannes lioemelius. (CXXXVI) Anno 1583 die 9 Martii postquam P. Antonius Leendanus Prioratui cessisset, eligitur ei successor F. Petrus Lieropius — Prior decimus quintus — llic 27 Maji ad babitum Ordinis admisit: Fr. Albertum Hermanni Fr. Adrianum Bredanum. 15S4, die 24 Maji habitum Ordinis induit: Fr. Guilielmus Joannis. 2a Julii in conventu Mosaelrajectensi celebratur capitulum Provinciale trigesimum sextum, praeside P. Nicolao a Myrica, conventus Mosaetrajectensis Priore et lilio, necnon Provinciae Vicario. In hoe capitulo, mortuo P. Paulo Coyano, bujus Provinciae Provinciali, in ejus locum succedit Ex. P. Mag. Nicolaus Neelsius. S. Th Doet. et Haeret Prav. Inquisitor, conventus Gandensis iilius. L)if(inilores fuerunt: P. Mag. Joannes Turpin, Duaceni conventus filius, S. Th. Doet. Duacenus. 25 Junii Maria, iilia Domini Gerardi van Gerwen. vieesculteli civilatis Huscoducensis. legavit conventui 200 florenos in puram eleemosynam. Eadem die Philippus II, Hispanorum Rex, concessit conventui ob paupertatem, in quam redactus erat per bella et tumultus, facultatem acquirendi bona immobilia ad valorem 12U00 florenorum. Litteras hujus concessionis subjicimus: Philips bij der gratiën Goidts Coninck vanCastillien etc. etc. Alle deghene, die dese tegenwoerdighe sullen sien ofte hooren leesen, saluyt. Doen te wetene, dat wy ontfangen hebben die oitmoedighe supplicatie van onse lieve ende beminde in Gode, die Prior ende Conventualen des Convents van der Predikeren binnen onser Stadt van 's Hertogenbossche, inhoudende dat sy ende hun voorschreven convent door dese langedurige continueeleoirloghen, troubelen ende separatien van Landen gecomen syn in soo groote miserie ende tagterheden,dat sy daer over hebben moeten afstaen ende vercoopen eene hoeve met allen haeren reghten ende toebehoiren, gelegen tot Enschot, wel weert geweest synde twee duysent guldenen ende dewelcke hen jaerlycks uytgebracht heeft meer dan vylf en tachentich guldenen, hebbende noch moeten afstaen ende vercoopen vier mergen ende een hont lants, gelegen tot Macheren, voer twee hondert ende tachentich guldenen, noch twee mergeren lants, geleghen tot Nulant, voer twee hondert ende vyftich guldenen, noch twee mergeren lants, gelegen tot Rosmalen ter bruggen, voor twee hondert ende twintich guldenen, hebbende noch moeten afstaen ends vercoopen d'meestendal ende de beste henner clenodien, ende tot dyen moeten opnemen, op jaerlycx intrest, van verscheyden personen meer dan twee duysent guldenen, die in desen ellendighen tyt geemployeert syn tot hen notelycke ende soberlycke alimentatie ende onderhoudt van hun voirscr. convent, heb(CXXXV1I) bende tot dyen moeten opnemen meer dan tweltï hondert guldenen op intrest, daer mede sy betaelt hebben de rantsoenen, scattinghen ende contributien van hennen goede ten platten lande, dat daer en boven oyck cesseren de aelmissen, die sy, supplianten, ten platte lande plachten te ontfanghen in der vueghen, dat in 't jaerlyck innecomen van alle henne goeden boven de lasten daeruytgaande, tegenwoirdelyck nyet meer en is, dan nauwelijck sesse hondert guldenen, daer op ende mede ende voerts metten aelmissen. die sy van goede borgeren ende lieden binnen onser voirscr. stadt ontfangen. sy moeten onderhouden ende alimenteeren van cost ende cleders by die vy/tich persoonen, ende voirts alle de huysinghe ende structueren in nootelycke reparatien, waer toe tselve hen jaerlyck innecomen van henne goeden nyet haltF ofte nyet vierendeel genoech en is om in sobere notelyckheden daer op te leven ende convent te onderhouden, besundere ende te min nu dedagelycxe aelmissen ten platten lande cesseren als voirscr. is, soo dattet gescapen is, dat sy hen sullen moeten scheyden ende een yegelyck van hen syn wech gaen, ende de Heylighe Religie veriaeten ; dwelck de goede luyden considerende ende insiende, soude wel willen ende begheren, soe men verhoept, van henne tytelycke goeden geven ende disponeren ofte transporteren tot behoeff des voirscr. convents, om alsoo te continueren den godtlycken dienst, de sermoenen, het biecht hooren, visiteren van de siecken, ende andere gedinstichevden, die sy. supplianten, naer hen cranck vermoghen, der gemeynten altvt getrouwelyck hebben gedaen ende noch dagelycx syn doende; maer en soude nochtans deselfde goede lieden sulcken ghieften, dispositien ofte transpoirten nyet connen of moghen doen, midts den Rechten, Privilegien ende Statuvten, denselven contrarierende ende obsterende ; biddende daer om, in alder oytmoet, dat ons gelieven wilde, wyt snnderlinger gratiën ende tot faveur ende onderhoudt van hennen voirscr. convente ende Heylighe Religie, hen te octroyeren ende consenteren, dat sy nyet tegenstaende den voirscreven Privilegien, Rechten ende Statuyten, ende sonder praejudicie der selver, sullen moghen approprieren ende vercryghen alle alsulcke successien, versterven, donatien. ghieften, testamen- tem, codicillen ende transporten van renten, chynsen, pachten ende erflelycke goeden als sy sullen connen of moghen becommen ende gecryghen van wat persoonen ende by wat titels, dattet sy ; ende dat een duysent guldenen jaerlycx toe, ende nyet meer of voirder; om alsoo by den anderen te alimenteren. Soe eest, dat wy de saecken voersc. overgemerckt ende ierst hier op gehadt het advys van onsen heven ende getrouwen Raet ende Rentmeestere van onse domeynen in t quartier van 's Hertogenbossche. Symon Fierlants ende tot dyen (CXXXVIII) gesien d'informatie by denselven genomen op d'inhouden der voirsc supplicatie, hebben denselven geoctroyeert, geconsenteert ende gegundt' octroveren, consenteren ende gunnen uyt onser sunderlinger gratiën by desen onsen brieven, dat sylieden sullen moghen genyeten, approprieren ende aenvaerden, soo in renthen als in immeuble goeden, alle alsulcke successien, donatien, ghieften, testamenten, codicillen, ende transpoirten, als sy eenichsins souden moghen vercryghen, by wat middele tselve yck SY' ende dat totter somme toe van twellf duysent Carolusguldenen eens, onder conditie nochtans, dat dieselve i enthen ende goeden by hen als boven te vercryghen. sullen b'yven ende staen tot schothe ende lothe ende ter' selver natueren ende conditiën als andere chynsen ende weerIjcke goederen, ende dat sy, supplianten, ons in recognitie van desen consente jaerlicx, Sint Jans Misse, sullen betaelen de somme van vier ponden Artois erirelyck, daer alT den lersten dach van betaelinghe vallen sal: Sint Jans iMisse, itrino 1585, naestcomende ; ende opdat die supplianten nyet en excederen die voirsc. somme van twellf duysent Carolusguldenen eens, soo sullen sy schuldich ende gehouden syn, alle jaere de kennisse aen onsen voirsc. Rentmeestere In' "t quartier van 's Hertogenbossche te doene, hoeveel goeden sy gecocht off vercreghen sullen hebben ; of eemers als sy eenighe vercreghen hebben, hoe vele ende voer wat pryse, op conditie ovck dat sy supplianten voer de voirsc. recog- nitie sullen schuldich en6, die 16 Februarii indutus habitu Ordinis : Fr. Joannes Budolphi, Buscoducensis, conversus. 19 Aprilis in conventu Antverpiensi pro nostro conventu recipitur ad habitum Fr. Lambertus Boudewyns Antverpiensis. II Augusti eligitur in Priorem hujus conventus R. P. Joannes Boudanus — Prior vigesimus octavus. 30 Octobris concivium suorum summo applausu solemni ritu possessionem ecclesiae Cathedralis adiit lllust. D. F Michael Ophovius, Buscoducensium Episcopus sextus. Buscoduci natus, Antverpiae vero Ordinem 1F. Praedicatorum professus, saepius istius conventus Prior necnon quondam Provinciae hujus supremus gubernator. "•) 4627. Dominica tertia post Pascha in conventu Atrebatensi celebratur capitulum Provinciale quinquagesimum octavum, in quo in Provincialem, pro tertia vice, eligitur Ex. P. Mag. Petrus Woestinus; definientibus: Ex. P. Francisco Capronio, S. Th. Doet. Lovan. Conv. Gandensis filio. Ex. P. Petro Hollebecque, Conv. Insulensis filio. Priore Atrebatensi, S. Th. Doet. Paris. Ex. P. Hyacintho Choquetio. conventus Antverpiensis filio, S. Th. Doet. Duaceno. (CLVII) 2 Junii habitum Ordinis suscepit: Fr. Henricus Boudewyns. dimissus ob incapaciam ex novitiatu. 21 Junii. Fr. Leonardus Janssenboy, in conventu Antverpiensi. pro hoe conventu recipitur, qui in professione vocatus estAmbrosius. 47 Octobris. Fr. Joannes van den Wiel. 4628 die 24 Februarii habitum Ordinis suscepit: Fr. Joannes van Cleelï, sponte habitum dimisit. 21 Maji in visitatione Provincialis ad magnam sui instantiam, ab officio Prioratus absolvitur, E. P. Joannis Boudanus, die vero 2 Julii eligitur B. P. üuilielmus Somerius in ejus successorem — Prior vigesimus nonus. 24 Septembris habitum Ordinis susceperunt: Fr. Henricus Graftius, Buscoducensis. Fr. Henricus Georgii. Buscoducensis. 1) Over Michael Ophovius: Meijer. De Predikheeren te '$ Herioyenbosch. Blz. 83. — Des Bat. Dom. p. -120. 1029 die 21 Januarii celebratur in conventu Pruxellensi capitulum Provinciale quinquagesimum nonum. Difïinitores fuerunt: P. Mag. Jacobus de Roucourt, conventus Atrebatensis filius, S. Th. Doet. Lovaniensis. P. Mag. Joannes Cabeljauw, conventus Gandensis filius Iprensis vero Prior, S. Th. Doet. Duacenus. 4) ■ 1) Ten getale van C4 religieusen moesten de Dominicanen in 1629 hun klooster verlaten. Over de verdere lotgevallen der kloostergemeente zieMeyer. De Predikhceren te 's-Hertogcnbosch. Hfdst VI en Aanhangsel ï en II. Aldaar wordt ook Hfdst. IV en V gehandeld over de drie "kerkhuizen: Sint-Jacob, Sint-Cathrien en Sint Anna, welke zij in de !7de en 18de eeuw te 's-Hertogenbosch bedienden, en over de termijnen die tot de Fransche omwenteling door hen in de Meierij zijn gehouden ' binnen also corter tyt als sy dat by gebrenghen connen: Voirt soe bidden Wy, Heer Aernt van Heerier ende Vrouwe Alit van Heerier voirgh. om die minne van Gode den voirs. susteren. dat sy willen laten doen binnen den voirgh. huyse ende cloister, voir my, Heer Aernt van Heerier ende Vrouwe Alit van HeerIer voirgh. voir onser vader, ouders ende alle onser lyever vryenden syelen drie Missen in die weke ewich geduerende; die eene Misse up ten Heyligen Sonnendach van der Heyliger Drievoudigheydt, die andere Misse des Manendages, een syelmisse ter eren Gods ende te troeste der armer elleyndiger sielen, die liggen in der pine des vagevuers, ende die derde Misse des Sater da ges ter eren ende weerdicliheden der Heyliger Maghet Marien, ten waer sake dat op die drie voirgh. dagen enighe hoechtyt oft' Feeste waer, oïï dat die Pryester enighe ander saecke hadde, dat hy dat niet by ghebrengen en conde, soe sallse dan die Pryester binnen derselver weken doen op wat daghen dat hem dat beste te punte coemt. Voert soe begheren Wij, Heer Aernt van Heerier ende Vrouw Alit van Heerier voirgh. om die minne van Gode, dat die Pryester Misse gedaen heeft, alle daghe na der Missen dan onse sepultuerbegaen wilt ende dan die Pryester voirsc. ende oeck die susteren voirgh. leson sullen ter eren Godts ende te troeste onser beider sielen Miserere mei Deus ende De profundis clamavi, etc; noch soo begheren Wij, Heer Aernt van Heerier ende Vron Alit van Heerier voirgli. tot wat tyden dat die pryester gheen Misse en doet, binnen den voirsc. huyse ende cloester, dat dan die voirsc. susteren na der noenen lesen sullen op onse sepultuere die voirgh. Psalmen gelyck voirsc. staet. Voirt soe begheren Wy, Heer Aernt van Heerier voirgh. endeVrou Alit van Heerier voirgh. om die minne van Gode, tot wat tyden dat wy van eertryck off enich van ons beiden gescheiden syn, dat dan die Pryester ende die susteren voirss. onser beider Uutvaert willen doen. onse sevende, daernae onse maentstont ende dan voirt onse maentstonde te doen, ende te begaen dat jaer nut, ende elcke van deser voorscr. begangenisse sullen geschien, des avonts met eenre vigiliën van den gemeynen susteren ende des anderen dages met eenre sielemisse van den Pryester ende van den susteren voirsc. eenen seven Psalme. Voirt so sall die Pryester voirgb. so wanneer dat Wy, Heer Aernt van Heerier ende Yrou Alitvan Heerler voirgh. off enich van ons beiden van eertryck gesclieiden syn, voer ons doen Keyser Heynricse Missen mit allen bueren toebehoren, ende daerna een dertichste te doen gelyck als dat gewenliker is. Noch so begheren Wy, Heer Aernt van Heerier ende Yrou Alit van Heerier voirgb. dat die voirgh. Pryester ende susteren alle jaer onser beider memoriën ende jairghetyden na onsen leven begaen sullen op alsuleke dagben ende tyden als wy van eertryck gescheiden syn, des avonts mit eenre vigiliën van den gemeynen susteren ende des anderen daghes vandon Pryester voirgh. een sielmisse ende van den gemenen susteren voirgh. eenen seven Psalme ende dan onsen grave te belichten ende te visiteeren mit tweeën Psalmen, geheiten: Miserere mei Deus en De Profundis etc. gelyck voirscr. staet ende als dat geweenliken is van der Oorden voirscr.; voirt soo beglieer ick. Heer Aernt van Heerler voirgh. dat die Pryester ende susteren voirgh. dat sy willen begaen myns Hoeren Vaders, Heer Aernts van Heeriers jairgetyde des eersten daghes 11a Sente Geertruydendagli. ende Yrou Margriete van Heerler myn lieve Yrou moeder haer jairgetyde des eersten daghes na Sente Jacopsdach. Desgelvcks soo beglieer ick, Vrou Alit van Heerler voirgh. dat die pryester en susteren voirscr. willen begaen Ghysbrecht Pyecx myns lieve Vaders jairgetyde des anderen daghes na Sente .Tansdach Docollacio ende voir Joncfrou Yda myn lieve Moeder luxer jaergetyde den derden daghes na dos Heilighen Gruys Invencio, na derselver ordonnanciën voirgh. gelyck voirscr. staet van Onser beider jairgetyden: ende waer dat sake dat die voirscr. susteren in enige van der voirgli. punten ende voonvaerden gebreckelyck vyelen ende also niet en deden gelyck voirscr. staet, soo souden wy oft' onse erven ende nacomelingen dan dat voirscr. huys ende bofstat ende alle tymeringhe, die daor dan ter tijt op staet. aenvangen gelyck onse generosissimi comités Hornani, Domini territorii de Altena, qui bona temporalia liujus monasterii ita auxerunt ac privilegiis ita cumularunt ut non immerito hujus loei fundatores censeri debeant. In primis .Tacobus I, comes de Hornes, filius Guilielmi, fundatoris Conventus Ordinis fratrum Praedicatorum Aquisgrani, in cujus ecclesia anno 1433 humana deposuit. [Hic comes, Jacobus, fundavit Conventum fratrum Minorum extra civitatem Werthensen anno 1461, in cujus ecclesiae choro Ordinem S. Francisci professus, anno 1488 tumulatur; ejus filius minor Joannes, Episcopus et Princeps Leodiensis eidem Ordini fundavit conventum Lichtenbergensem extra civitatem Trajectensem ad Mosam, in cujus ecclesia anno 1505 sepultus est.] Quadraginta jugera terrae in parochiis de Wonder hum, Slewycl;, Almherek et Hondtswyck a se pro magna parte liuic Monasteiio collata, item loca et domistadia in quibus Monasterium lioc aedificatum erat, amortisavit, ac ab omni exactione Dominorum de Altena, quocunque titulo nuncupetur (vulgo Schotvri et Bedevri) libera reddidit in perpetuum, 7 Januarii anno 1465. Quod Jacobus II ejus filius anno 1471 ad instantiam fr. Goeswini de Herentals, hujus monasterii confessariis, confirmavit ac ad alia 40 jugera sequentibus litteris extendit: „Wy Jacop, Greve tot Huerne, Heer tot Altena, tot Corterschem, tot Cranendonck, etc. doen condt ende te weten eynen yegelicken, wye dat wyr hyr vurmaels met onse segelen ende brieffen den goidtshuys van St. Dominicus, gelegen in unsre Stad van Woirchem, gegont ende gegeven hebben gehadt veertien mergentael lants schotvry ende bedevry, soe eest dat wyr noch alwyle den selven Gotzhuyss gonnen ende geven overmits desen onsen brieve noch veertich mergentael lants, lopende 't samen tachentich mergentael lants schotvry ende bedevry van sulcke lande, die sy sullen in der tyt hebben in unsren lande van Altena in 't gemeyn, ende dat uut sekere vruntschappen ende dyensten, uns dat voersc. doester in vuertyden gedaen heefft en noch dagelyck doet uut sunderlingen devocien en anderssins. Bevelen daeromme alle onse officieren, dienaeren ende ondersaeten overall in onsen landen, dat sy den vursc. goitzhuyss dese nnse vursc. ghyffte van tachentich mergentael lants in maten voirsc. peyselick ende vredelick doen ende laiten gebruycken sonder eenighe lasten van schattingen, beden off anderssins, daer op nyet te zetten, dan vry en exempt syn sullen vur unss ende onsen nacomelingen tot euwigen tyden. In oirkonden der waerheyt hebben wyr, .Tacop, Greve tot Huerne vursc. unse hanteycken hier op gesat, ende onsen segell hier aen doen hangen. Gegeven in unsse vursc. Stad Woirchem des negensten daigs in Septembri in 'tjaer unss Heren Duysent vierhondert vier ende negentich. J. de Hornes. Praeter haec plura alia munificentiae erga hanc Parthenopolim signa dedit, nam praeter tria jugera terrae in pago de Sleewyck anno 1467, item 7 jugera in eodem pago ac 13 jugera in parochia de Emmickhoven eodem anno huic monasterio donata, insuper anno 1497 die la Aprilis ratificavit privilegium, concessum ab uxore sua .Toanna de Gruthuse, aedificandi molam equoriam. vulgo Rosmolen, in fundo monasterii ad ejus dumtaxat usum. Liberalitatem autem suam pius hic Comes maxime extendit anno 1500 dum, occasione filiae suae Ameliae, quae habitum Ordinis illo anno accepit, donatione inter vivos huic monasterio donavit 56 jugera terrae pascualis, ac censum annuum unius librae Flandricae in parochia de Sleewyck. Donationis hujus litterae eo lubentiori animo hisce subjungimus quod ejus et comitum Hornensium munificentia et harum virginum vita regularis probentur. Wy Jacop, Greve tzo Huerne, Heere tzo Althenae, tzo Corterschem ende tzo Cranendonck, etc. doen kondt ende bekennen mits desen onsen brieven voer ons, onsen Erven ende Naecomelingen. dat alsoe ons Alderen ende wy fuudeerders syn van onsen convent der Susteren van der Predicaren Orden van Sinte Dominicus Poenitencie in onser Stadt van Woudrichem gelegen, soe syn wy met sonderlinghe gonst ende devotie tot tenselfden 16 convent geaffecteert, aenghemerct haer goede regiment ende geestelycheyt van leven, hebben daorom beghert van den eersamen Pater ende dat ghemeyn convent voirsc. te ontfanghen tot haer geselschappe onze getroude Dochter Amelye van Huern, 't welck sy gherne alsoe om godeswylle ende ter begherten van ons, sonder enychge symonie gedaen hebben; waeromme wy op een verbetere ende tot een eeuwighe ghehoegenisse ende danckbaerheyt van dien gegheven hebben, gonnen ende gheven mits desen onsen bryeve, puer om Gods willen ende als een vry ewige ende onwederroepelycke ghyfte onder ofte tusschen den levendighen alsulcken sesse ende vyftich merglien lants, geheyten den groten werdt metten beytelkillen ende een pont groot Vleemsch erffreynthen, geleghen in Sleewyck, met allen ons recht en toeleggen nae uutwysinge eens briefs onder onss handschryfift ende onder segell van Rechter ende Heemraders des lants voersc. verleent van ons, daer aff sprekende scotvry ende bedevry ten ewigen dagen; onvermindert die vryheden van tachentig mergen, die wy hen in voertyden ghegonnen ende ghegeven hebben, in 't generael over haer gegeven, besette ende gecofte merghentaelen, off die hun gegeven, beset of vercoft werden in toecomende tyden, met alsulcke voerwaerden ende condicien ondersproken of aen ons gehouden, dat wy die voersc. ses ende vyftich mergen lants metten beytelkille ende dat voersc. pondt groot Vleemsch erfrenthen sullen mogen lossen ende tot ons wedernemen of trecken, wanneer wy ofte onse Erven ende Naecomelingen dat voersc. convent sellen betaelt hebben voll ende al, den lesten penninck metten yersten, tot enen termyn sesse hondert Rynsche gulden, twintich stuver gerekent voor elcken Rynsge gulden payments, als in der voersc. Richter ende Heymraets Brief gespecificeert staet, niet wederstaende dat dien voersc. brief hout, dat wy die mogen lossen tot een of twee termynen in allen anderen horen punten vast ende geduerich blyvende. In oirkonden van desen onsen ghyfte, danckbaerheyden ende wylle, soe hebben Wy, .Tacop, Grove tzo Huerne, Heere tzoe Althenae, etc. desen br37ef van onsen secretaris van W oudrichem doen scryven, ende onsen groten segell daer onder aen uutgehangen en daèr toe met onzen gewoenelyken hantscryft onderteykent. Gegeven in t jaei ons Heeren vyftien hondert op ten twee ende twentichsten dacli in Marcio". Mutavit tarnen Nobilis haec Domicella postea propositum, doserendo }iunc locum ac se transferendo ad monasterium Canonissarum Regulaiissarum Sancti Angustini in oppido Werthensi, in quo anno 1507 habitum canonissarum assumpsit, acrevoluto probationis anno professionem emisit, ac postea 55 annos in eodem (cui aliquibus annis etiam praefuit) pie atque humiliter conversata la Octobris anno 1562 beato fine vitam clausit, in clioro ante summum altare tumulata. Non tarnen inde affectus Comitum Hornensium erga hoe monasterium remissior factus est. Nam Jacobus III, Jacobi II filius et in comitatu successor, supradictas amoitisationes ratificavit cum uxore sua Margareta de Croy anno 1504. Sed et postea Anna de Egmond vidua Joannis, ex praeposito Leodiensi post Jacobi III fratris obitum, comitis Hornani, supradictas amortisationes non tantum confirmavit, verum etiam extendit ad omnia alia bona per monasterium acquisita post Jacobi III obitum, datis in liunc fiuem litteris 22 Julii anno 1551. Jacobo III0 Comité sine prole anno 1531 defuncto, Joannes praepositus Leodiensis ejus frater et liaeres, relicta praebenda, uxorem duxit Annam de Egmond, viduam Joseplii de Montmorency, quo etiam sine liberis anno 1540 mortuo, Philippus de Montmorency, Joseplii et Annae praefatonun filius et ex testamento Joannis Hornani, comitatus factus liaeres, in vitrici benefactoris gratam memoriam, relicto avito stemmate, nomen Comitis de Hornes assumpsit. Hic idem Philippus infelix ille comes est qui jussu ducis Albani Bruxellis una cum Egraondano die 5 Junii anno 1568 capite minutus est. Licet ergo monasterium hoe initium suum debeat Praenobili Domino Arnoldo de Heerier, fundatoris tarnen nomen Comités Hornani saepius instrumentis publicis sibi vindicanint, nee immerito, utpote qui sacram liane virginum congregationem et continuis beneficiis ac privilegiis foverunt et bonis teraporalibus mirum in modum auxerunt- Liquet etiam ex bis error P. de Jongb, asserentis monasterium boe in Frisia Occidentali fundatum; territorium enim de Altbena in quo fuit erectum, non in Frisia sed in Hollandia invenitur. Caput II. De Statu regulari. Subfuit hoe monasterium provinciae Teutoniae usque ad annum 1515 quo provinciae Germaniae Inferioris incorporatum fuit. Anno 1507 bello Gelriensi totum territorium de Altena vicinaque loca atrociter affligente, quaedam hujus monasterii sorores, vexationum ac perturbationum quotidianarum pertaesae, una cum confessario fratre Hermanno Rodulphi de Amsterdamis, qui de speciali privilegio ad vitam huic loco praeerat, domicilium mutarunt ac se separantes a reliqua communitate de licentia Revmi P. Joannis Clerée, Magistri Generalis, necnon Capituli Generalis Paviae celebrati, acceptarunt bospitale in parochia Tamisiensi, in ditione Wasiae, quod ipsis donatum fuit a Nobili Domino Rolando Le Febure, Tamisiae, Liesveldt etc. toparcha; ad liane acceptationem etiam specialiter deputatis a capitulo Provinciali Teutoniae, Buscoducis anno 1507 celebrato, R.R. P.P. Laurentio Uffkirclien, provinciali electo. Joanne de Hamer, S. Th. D. Lovaniensi, et Joanne de Colle, priore Buscoduccnsi. In hoe neo-monasterio sorores perseverarunt usque 1518, quo. mortuo fundatore cum uxore sua, exorta lite inter sorores et P. Jacobum a Calcar, Provinciae Germaniae Inferioris Provincialem, qui praefatum P. Hermannum ad conventum suum revocabat, fnistra reclamantibus sororibus piivilegium de eligendo confessarium inamovibilem, concessum ac confirmatum a Raymundo s. Mariae Novellae presbytero cardinali ac per Germaniam de latere Legato. Tandem bic Provincialis, ad instantiam patrum conventus Antverpiensis, qui superioritatem in hoe monasterium praetendebant, circa mensem Novembris praefati anni, capitulo in hoe monasterio congregato, illud a sua cura et obedientia totaliter abscidit. Quo facto Moniales sese jurisdictioni Episcopi Tornacensis, Gandensi Episcopatu nondum erecto, subjecerunt, acceptante illas Ludovico Guillard, vicario generali Episcopi Tornacensis 1519, .ic Laurentio Puccio Cardinali presbytero supra memoratum factum confirmante. Vide F. J. Foppens, Tom. IV. Suppl. ad Opera Diplomatica A. Miraei, pag. 109 et 453. Errat ergo P. de Jonghe in suo Belg. Dom. pag. 121 de Monasterio Tamisiensi scribens: rMansit hoe monasterium sub obedientia Ordinis et Provincialis Teutoniae usque ad annum 1515, quo anno nova Provincia Germaniae Inferioris fuit erecta et hoe monasterium se submisit jurisdictioni Illmi D. Episcopi Tornacensis. cui iamisia tune suberat, Episcopatu Gandensi nondum erecto". ^ Subjicimus litteras se])arationis datas a monasterio Tamisiensi Sororibus Worcumiensibus anno 1511. Wy Brucder Herman Roeloffs. als Meester of Biechtiger. ende oick van onsen persoens weghen, aengaende patrimonii goeden van ons, suster Luytgaert Ysbrants van Amsterdam, piioiinne, suster Lysbet Jans Ponciaens, suppriorinne, suster Mechtelt van Ghemonde, suster Sophia Hermans, suster Gheertruyt Hillebrants, suster Christina Jodens, suster Lysbetb Jans Leeuwen, en suster Katherina Gliysbrechts Verbyest, procuratrix, raetsusteren ende allen anderen conventuaelsusteren des convents in Teemsieken Sinte Annen met hoer van Sinte Dominicus Orden des Stichtes van Dorneck in den landen van Waes en onder der Provinciën van Duyslandt, kennen ende belyden mits desen, dat wy hebben quytghescouden ende afstel gbedaen, ende mits desen quytschelden ende afstaen dat convent van Worckum onse medesusteren, hoer personen en hoer gueden. landt, renthen, ghereet ende onghereet, hoe men die noemen soude moghen, ende dat na inhouden des scheidelbrieffs ghegheven, beseghelt ende behanteyekent van den commissarissen des Capittels en Meester Generael van der ganser Orden, tot Pavyen ghehouden anno 1507 en daerna aftter volgende, na inhouden des brieffs van sententie ende apontement, van onsen Eerweerdighen Vader Provinciael Brueder Laurencii Uffkirchen, Leermeester inder Heyligher Scryfturen, off der Godheyt, alsoe dat wy nu, noch tot gheenen tyden, ons sullen vermeten off pretenderen te hebben, eenighe actie off recht totten convent, personen ende gueden voerscreven, mor wy scelden hen quyt van alle voer ons ende voer onse nacomelinghen, renuncieerende alle rechten, privilegien ende ander nyewe vonde, hoe men die bedencken mocht, arch ende list altyt wtghesloeten; behoudeliken dat doer crachte van dese generael quitancie ons voerscreven convent van Teemsiek, personen ende gueden, niet en sulle wesen gehouden van eenighen sculden, lasten, commer oft aentalen van gheestelyck off van werlyck, die syn moclite gheweest off tot desen tyt toe op enighe gueden, diewelcke gueden dat convent van Worckum toebehoirden voer die tyt der sceydinghe. Alsoe oeck dat selve convent van Worckum in hoer generael quitancie den convent van Teemsiek ghegheven heeft ende begrepen staet; want dat voorghenoemde convent van Teemsiek anders nyet in de deylinghe behouden ende ghenomen heeft tot hoeren aendeel dan die hoeff rait 48 mergen lants ende die kinder Ponciaens 9 merghen in Slewyck geleghen; die welcke dat voerscreven convent van Teemsiek vry ende sonder enich aental behouden sal tot ewighen daghen; als oick ghe-expresseert staet in den brieven van den commissarissen van den Oerden ende Provinciael voerscreven. In oirkonden van desen, mit rypen raden, capittulairlyck vergadert synde, hebben wy voerghenoemde onsen conventuaelssegel hier onder aen doen hanghen in 't jaer ons Heeren dusent vyffhondert en 11, den 16 dacli der Maent September. Caput III. De variis Infortuniis hujus Monasterii. Quamvis Monasterium hoe tam largis, tum Comitum Hornensium, tum aliorum, piis largitionibus opulentissime fundatum LIJST VAN PERSOONSNAMEN. A. Abrahami, Gerardus, 214, 215. Acker, Elisabetha van den, 152. Adolphus, Dux Gliviae, 42. Adrianus, Arnoldus, 141, 143. Adriani, Joannes, O. P. 213. Aegidius, O. P. 20. Aegidius, O P conv. 48. Aerle, Joannes de, 28. Aerts, Cornelis, 221. Aggele, Arnoldus de, O. P. 49, 05. Agnes Colvaert, 22. Aemiliano, Alphonsus de Sl. O. P. 189. Alarts, Joannes, 144. Albanus, Dux, 75. Albardus, Arnoldus, 103. Albertus, Joannes, O. P. 91, 213. Albertus, Archidux, 210, 217, 218. Albus, Sebastianus, O. P. 155, 158. Aldenhove, Walterus ab, O. P. 45. Aleida, Cleymans 92. Aleida de Traj. Sup 103. Aleidis, vidua Arnoldi Smeets, 152. Aleidis, uxor de Wernerijk, 125. Alendorp, Godefridus, O. P. 48. Alfen, Joannes de, 44. Alofto, Slephanus de, O. P. 107. Alten, Wilhelmus de, O. P. 159, 101, j 165. 168, 169. Amelia, filia comitis Hornesii, 241,242. Amersoyen, Joannes de, 40. Amersoyen, Theodoricus de, 34. Amicis, Georgius, S. Th. D. Lov. 151. Amsterdamis. Hermanus Rudolphi, O. P. 244, 251. Amsterdamis, Nicolaus de, O. P. 51,55. Ancker, Petrus, O. P. 45. Andreas, O. P. 46. Antfort. Henricus, O. P. 90. Angia, Joannes, O. P. 57, 155. Antonianus, Joannes, O. P. 203. Antonius, Dux Brabantiae, 36. Antonii, Joannes, O. P. 67. Antonius, O. P. 215. Antverpia, Cornelis de, O. P. 90, 190. Antverpia, Joannes de, O. P. 54, 130. Antverpiensis, Petrus, O. P. 214. Appelmans, Melchior, O. P. 43. Arbore, Cornelis ab, O. P. 170. Arckel. Stephanus de, O. P. 196. Arkel, Joannes de, Episc. Leod. 34. Arkel, Rutgerus de, 107. Arnoldus, Piscator O. P. 44. Arnoldus, Joannes. O. P. 153. Arnoldi, Michaël, O. P. 69. 188, 196. Arschot, Nicolaus de, O. P. 38. Artssoon, Bela, vidua, 123. Asten, Thomas de, O. P. 56. Audenoven, Petrus ab, O. P. 223. Aurifaber, Thomas, O. P. 53. Aurosicanus, Guilielmus, £04. Austriacus, Joannes, 204. Avensoen, Arnolda, 126. Aytta, Viglius ab, 199. B. Baarle, Rudolphus, O. P. 45. Bacherius, Petrus, O.P.201,203,'212,213. Bac, Joannes, 27. Bac, Henricus, 33. Back, Bartholdus, O. P. 50, 53. Back. Gerardus, 122. Back, Henricus, 100. Back, Wilhelmus, 41. Baden, Fredericus, Marchio. Episc Traject, 247. Bael, Joannes de, O P. 45. Baerle, Guilielmus, O. P. 55. Baerle, Henricus, O. P. 51. Baerle, Wallerus, O. P. 40, 61 140. Baerll, Joannes, O. P. 134, 152, 153, 155, 157, 159, 161. Balduinus, Imp. Constantinop. 19. Balduini Joannes, O. P. 227. Balingh, Petrus, O. P. 77. Ballinx. Caspar, O. P. 169,177,179,190. Bammelroy, Joannes, 249, 250. Baptista, Petrus, O. P. 227. Bardoul, Joannes, 224. Barbier, Jacobus, 127. Barlemontius, Haultepennius 210. Bax, Hadwigis, 24. Bax, Joannes, O P. 68, 177, 196. Becker, Luitgardis, 125. Hecke, Joannes de, O. P. 51. Becke, Wilhelmus de, O. PI 54. Beerre, Aleida in den, 199. Beerse, Sophia de, 125. Beerselair, Theodoricus van den, 92. Beest, Dominicus, O. P. 49. Begge. Joannes de, 185. Beka, Franciscus de, O. P. 171. Beka, Joannes, O. P. 44. Beke. Luytgardis, 105. Bel, Guilielmus, Joannes, O. P. 88. Bel, Lambertus Joannes O. P. 91. Bela, Berwout, uxor Martini, 120. Berch, Petrus Rosendaels van, O. P. 70. Bergheyck, Arnoldus, O. P. 70, 175. Bergheyck, Henricus, O. P. 175, 202. Bergis, Henricus a, O. P. 90, 177. Bergis, Robertus a, Episc. Leod. 188. Berkel, Nicolaus de, 103. Berkel, Rutgerus de, 199. Berlicum, Henricus, O. P. 50. Bernardi, Adrianus, O. P. 45, 50. Berse, Joannes, O. P. 50, 54. Bersius, Martinus Oirschot. 71, 159. liersius, Petrus, 212, 220, 226, 227, 250 Berwout, Lerya, 51. Berwout, Martinus, 120. Best, Joannes de, 92. Betten, Joannes, 102. Bever, Joannes, 92. Bilsman, Otto, 25. Bits, Petrus, 122. Bladel, Arnoldus, O. P. 49. Blenkevelt, Joannes de, O P. 154. Bloeyman, Henricus, 99. Block, Theodoricus, O. P. 44. Blomaert, Decanus, 184. Bobnagel, Joannes de, 120 Bochoven, Godefridus, O. P. 219. Bocquetius, Joannes, O. P. 226. Boevdonck, Mechtildis van den, 125. Boel, Gerardus, O. P. 44. Boemel, Joannes de, O. P. 46, 48. Boemelius, Joannes, O. P. 82, 205. Boemelius, Theodorus, O. P. 218. Boen, Arnoldus de, 38. Bolst, Hilla van den, 104. Bombergius, Antonius, 197. Bonifacius VIII, P. P. 22. Boninghe, Joannes de, 33. Bonnet, Jacobus, O. P. 212. Bonomonte, Robertus de, O. P. 169. Boom, Andreas Rudolphus, 250. Boots, Jacobus, de, O. P. 07. Borcouts, Michael, 185. Borkem, Thomas, O. P. 51. Borken, Joannes de, O. P. 54. Boudanns, Joannes, O. P. 220, 229. Boudewinis, Joannes, 25. Boudewyns, Lambertus, O. P. 229. Bouwlick, Gerardus, O P, 44. Boxtel, Colinus de, O. P. 48. Boxtel, Hubertus de, O. P. 49. Boxtel, llelias, O. P. 70, 168, 19G, 202. Boxtel, Joannes, O. P. 49, 51, 53, 55, 134, 138. Boxtel, Nicolaus de, O. P. 47. Boxtel, Theodoricus de, O. P. 90, 186,190. Brants, Rudolphus, 146. Breda, Aegidius de, O. P. 24, 25, 46. Breda, Daniël de, O. P. 68, 176, 190, 198. Breda, Henricus de, O. P. 47. Breda. Joannes de, O. P. 50,52, 91,179. Breda, Wynandus de, O. P. 68, 170. Breda, Theodoricus de, O. P. 45, 93. Bredanus, Adrianus, O. P. 83, 205. Bree, Alardus de, 168. Brentens, Gisbertus, O. P. 45. Briautaeus, 214, 215. Briel, Cornelis de, O. P. 57. Broek, Petrus, 91. Brocke, Enghela de, 93. Broechove, Wolterus de, 103. Broeck, Theodoricus van den, 183. Broeder, Wilhelmus, 94. BronchorstenBatenborgh, Herbrech,135. Bronchorst, Theodoricus de, 118. Bruyn, Godefridus de, 135. Bruysten, Ida, vidua Joannis, 199. Bruysten, Joannes, O. P. 47. Buekentop, Joannes, 5:?. Buere, Theodoricus de, O. P. 251. Bug, Petrus de, O. P. 222. Bukentop, Henricus, 120. Bukstal, Andreas de, O. P. 48. Bukstal, Henricus de, O. P. 44. Bullinc, Ghysbrecbt, 97. Bunderius, Joannes, O. P. 177. Buquoy, comes, 218. Buren, Fredericus, comes de, 138. Buren, Wilhelmus de, O. P. 160. Busschieter, Theodorus de, 226. Busco, Theodoricus de, O. P. 196. Buscoducis, Mattheus de, O. P. 61. Bussel, Nicolaus, O. P. 43. Bye, Arnoldus de, 105. Bye, Barbara de, 120. Bye, Elisabeth de, Vidua Godefridi, 152. Bye, Gerardus de, 139. Bye, Gerardus de, O. P. 58, 133. 155, 157. 159, 161, 168. Bye, Henricus de, 120. Bye, Ida, uxor Wilh. Vos, 52. C.—K. Cabeljauw, Joannes, O. P. 231. Gaeno, Hermanus de, O. P. 44. Caeno, Joannes de, O. P. 44. Galcar, Hieronymus de, O. P. 171. Calcar, Joannes, 251. Calcar, Jacobus a, O. P. 151,155,160, 244. Calcariensis, Theodoricus, O. P. 220. Calkar, Henricus de, 168. Cambray, Gabriel de, O. P. 83, 214. Cambray, Guilielmus de, O. P. 217, 219. Campen, Theodorus a, O. P. 220. Capella, Thomas a, O. P. 178. Capronius, Franciscus, O. P. 230. Gapuanus, Blasius, O. P. 218. Carnawe, Hubertus, 104 Carolus, comes Megan us, 197. Carolus, Dux Brabantiae, 124, 126. Carolus, Dux Geldriae, 170, 247. Carolus V, Inip, 01, 156, 158, 174. Castro, Jacobus a, Episc. Ruraemund,222. Caulis, Andreas, O. P. 169. Cavalli, Seraphinus, M. G. O. P. 203. Cecilia, vidua Engelberti, 18, 20, 21. Cerys, Henricus, 24. Kerckhoven, Arnoldus van den, O. P. 67. Kessel, Leonia de, 93. Kessel, Vastardus, O. P. 70. Keteler, Thomas, O. P. 140. Chaem, Cornelius, O. P. 187. Chaem, Hyacinthus, O. P. 220. Charles, Michael, O. P. 91, 219. Choquetius, Hyacinthus, O. P. 222,224, 230. Christianus, Joannis, O. P. 203. Christophori, Godefridus, O. P. 221. Kievit, Hermanus, O. P. 46. Kievit, Joannes, O. P. 212. Kleef, Theodericus de, 166. Cleerhagius, 210. Clemens, Joannes, O. P. 190, 202. Clemens XII, P. P. 22. Clericus, Laurentius, O. P. 151. Clivis, Elisabetha de, 94. Clevmans, Arnoldus, 92. Clox, Joannes O. P. 226. Kneede, Aegidius, O. P. 44. Knoden, Jacobus, 123. Coci, Richardus, O. P. 53. Cock a Bercheyck, O. P. 81. Coelberts, Dympha, 186. Coeineterio, Antonius de, O. P. 157,159. Coemeterio, Christianus de, O. P. 89. Coemeterio, Henricus de, O. P. 50,54,130. Coemeterio, Joannes de, O. P. 157. Coenius, DrossardusHooghstratanus,203. j Colvaert, Guilielmus, O. P. 48. Colvaert, Joannes, 22. ! Colen, de Aquisgrano Henricus, O. P. 47. | Colen, Joannes, 130. ! Colen, Nicolaus, O, P. 130. Colle, Joannes de, O. P. 51. 55, 139 140, 144, 146, 152, 244. Coman, Joannes, 18. Conincx, Michael, O. P. 222. Coptiten, Mechtildis, 28 Cornelii, Jacobus Jacobi, O. P. 21!. Cortberthoudt, Bertholdus, 24. Cottenbergh, Dankerdus de, O. P. 44. Cox, Elisabetha, vidua Heym. 128. Coyanus, Paulus, O. P. 202, 205. Crabbeels, Clemens, 210, 213. Craendonc, Joannes de Zevenborne de, 27 Craendonck, Joannes de, 107, 124. Croockaert, Wilhelmus, 185. Croy, Margaretha de, 243. Cruce, Joannes de, O. F. 227. Cruynier, Cornelis, O. P. 45. Kuysten, Nicolaus, 144. Cuper, Yda, 124. D. Daems de Mill, Petrus, 220. Dalem, Elsbeen de. 2S, 29, 31, 32. Dalem, Joannes de, alius Donghen, 104. Dalen, Leonardus, O. P. 178, 188. Daventiia, Nicolaus de, O. P. 149. Davidis, Joannes, O. P. 222. Deens, Petrus, O. P. 89, 225. Deest, Petrus de, O. P. 48. Delft, Andreas Hugonisde.O. P. 155,157. Delft, Catharina de, 251. Delft, Judith de, 197, 198. Delft, Theodoricus de, O. P. 176. Deventer, Henricus Hermani de, 146, 147, 148. Dicbier, Joannes, comes de Megen, 107, 108, 109. Diest, Cornelius de, 192. Diest, Joannes de, O. P. 46. Divitis, Joannes, O. P. 37. Dyn, Franciscus, 181. Dynter, Joannes Odensoon, 99. Doern, Arnoldus, O. P. 68, 167. Doern, Joannes de, 27. Doesborch, Gertrudis de, 152. Dominicus, O. P. 44. Dommel, Petrus. O. P. 45. Dommelen, Joannes Walteri de, 227,229 Dommelen, Wilhelmus de,O. P. 67, 133. Dommelen, Wilhelmus de, 140. Dompselaer, Henricus, O. P. 227. Dompsius, Franciscus, Ü. P. 217. Donck, Joannes, O. P. 48. Donckanus, Guilielmus, O. P. 212. Dordracenus, Henricus, O. P. 91. Dorn, Joannes, O. P. 53. Driel, Reynerus de, O. P. 40. Dryel, Theodoricus de, 93. Oruenen, Gerardus.' O. P. 133. Duiflandia, Gornelis de, O. P. 167. Dudgael, Theodoricus de, O. P. 45. Dunden. Petrus, O. P. 50. Dungen, Rudolphus, O. P. 48. Dunghen, Petrus, O. P. 50. Ournen, Joannes, O. P. 220. Dunschot, Joannes, O. P. 84. E. Eckmunda, Nicolaus de, Episc. Hebron, 188. Eelkens, Erhardus, O. P. 44. Egmond, Anna de, 243. Egmond, Georgius de, Episc.Traject.248. Eindhovia, Goswinus de, O. P. 47. Eyck, Henricus de, 107, 124. Eymberti, Petrus, 199. Eyndhouts, Arnoldus van, 51. Eyndhouts, Ariaen van, 173. Elisabetha, vidua dn Ghele, 27. Elisabetha. vidua van Goch. 134. Ellaer Arnoldus de, 121. Eisen, Antoninus van der, O. P. 224. Embrica, Henricus de, O. P. 52. Embrica, Bernardus de, O. P. 159, 160, 176. Emgebertus, 18. 19. 20. Enckevoirt, Willem van, 137. Endhovia, Joannes de, O. P. 153. Engelant, Godefridus, 211. Engelbertus, O. P., 46. Engelbertus, Ludovicus, 18. 21, Engelen, Vincentius de, O. P. 50, 53. Engelen, Wilhelmus de, 103. Entenius, Joannes, O. P. 184, 185,189. Erckel, Gerardus de, O. P. 49. Erckel, Stephanus, O. P. 175. Erkel, Jacobus de, O. P. 45, 50. Erckel, Joannes de, O. P. 48. Erkelens, Simon de, O. P. 48. Erlen, Yda, Henrici, 168. Erp, Arnoldus, O. P. 56, 146. Erp, Joannes de, O. P. 54. Ertborne, Cornelis de, O. P. 66, 177,179. Es, Andries Woutersz van, O. P. 136. Esch, Andreas de, O. P. 139. Esch, Joannes Walteri de, O. P. 49. Esch, Walterus de, 139. F. Faber, Jacobus, O. P( 212. Fabri. Philippus, O. P. 45. Fabri, Thomas, O. P. 51. Febure, Rolandus Le, 244. Fenet, Nicolaus, O. P. 186. Ferrandus, Sanctius, 11. Ferro, Petrus de, O. P. 141. Fierlants, Simon, 208. Florentii, Nicolaus, O. P. 52. Florentius, comes de Buren, 156, 158. Foppens. F. J., 245. 17 Franco, O. P. 44. Fredericus, comes de Monte, 216, 217. Fruchsesius, Ferdinandus, 210. G. Gael, Gielis van, 149. Gangelt, Guilielmus, O. P. 81, 105. Gansvoet, Ghyselbertus, 92. Gaspari, Joannes, O. P. 211. Gasteldonck, Heylwigis, 93. Geel, Arnoldus v., 99. Geldrop, Joannes van,O.P.48,56,134,169. Geldrop, Lutgerus de, 105. Gelriae, Carolus dux, 247, 158, 170. Gemert, Aegidius de, O. P. 43. Gemert, Leonardus van, 181. Georgii, Henricus, O. P. 230. Georgi, Walterus, 244. Georgius, Nicolaas, O. P. 213. Gerardi, Joannes, O. P. 221. Gerardi, Martinus, 199. Gerardus, filius Roberti Gerardi de Uritenen, O. P. 133. Geilaca, vidua Joannis Vlyminx,103. Gerlacus, O. P. 45. Gerven, Joannes de, O. P. 52. Gestel, Wilhelmus de, O. P. 46. Gheel, Henricus Aegidii van, 105. Gheel, Jacobus van, O. P. 219. Gheel, Joannes van, 127. Gbeel, Simon van, 134. Gheldrop, Everardus, O. P. 139. Gheldrop' Thomas, O. P. 218, Ghele, Golinus, O. P. 48. Ghele, Henricus, O. P. 81, 167, 196. Ghemert. Anselmus, O. P. 63, 73, 134, 160, 161, 168, 171. Ghemert, Dominicus, O. P 160. Ghemert, Joannes, O. P. 48, 50. Ghemonde, Mechtelt van, 245. Gherwen, Aegidius de, 35. Gherwen, Pyramus de, 26. Ghils, Adrianus, O. P. 90, 159. Ghysberta, filia Wilhelmi de Wolf, 51. Gils, Antonius de, O. P. 66, 153. Goch, Arnoldus de, 126, 134. Godefridi, Henricus, O. P. 216. Godefridus III, Dux Brabantiae, 17. Godefridi, van Sinte Gertruyen, Adam, 181. Godefridi, Theodoricus, O. P. 50, 53. Godewaldus, O. P. 44. Godin, Andreas, O. P 221. 224, 226. Godyns, Hadewigis, 24. Godyns, Lambertus, O. P. 23, 24, 45. Goes, Adrianus, O. P. 55. Goessens, Jan. 114. Goyaerts, Jacobus, 138. Gorcum, Arnoldus de, O. P. 45. Gorcum, Gerardus de, O. P. 54, 133. Gordyn, Svbrandus, O P. 161. Gorter, Petrus, O. P. 50, 52 Gosuinus, civis Buscoducensis, 203. Gouda, Henricus de, O. P 50. Graftius, Henricus, O. P. 230. Grammaye, J. B., 34, 41, 121. Gravia, Laurentius de, O. P. 68,176,196. Gravia, Rutgerus de, O. P. 51. Gravia, Walterus de, O. P. 47. Gravia, Wilhelmus de, O. P. 50, 56, 129, 131, 144. Gregorius XIII, 78. Grevenbroeck, Jan van, 114, 115. Grobbendonckius 87, 226. Grolle, Jacops van, 137. Grotel, Gerardus de, 106. Gruthuse, Joannes de, 241. Gruwel, Bernardus, O. P. 169, 170. Guillard, Ludovicus, 245. Gulielmus, praepositusadS. Petrum, 18. Gysberti, Agnes, 166. Gysberti, Henricus, O. P. 91, 211. Gysselen, Gysselbertus, 132. Leendt, Adrianus, O. P. 83, 196, 212, 213, 219. Leendt, Everardus, O P. 84,87,178,196. Leendt, llenricus, O P. 90, 177. Leendt, Joannes, O. P. 82,159,177,196. Leendt, Martinus, O. P. 93, 167, 189. Leendt, Wilhelmus de, O. P. 51, 56. 81. 178. Leent, Joannes a., O. P. 63, 68, 80. Leent, Theodorus v, O. P. 61. Leeuwen, Lysbeth Jans. 245. Leo X. papa, 150. Leonii, Gerardus, O P. 146. Leonis, Joannes, O. P. 133. Leovardius, Reginaldus. O. P. 84. Lera, Petrus de, O. P. 45. Lierop, Gerardus, O. P. 212. Lierop. Joannes, O. P. 63,169,186,196. Lierop, Mathias, O. P. 84, 85, 86, 187, 196, 212, 213, 219, 220. Lierop. Petrus. O. P. 80, 166,189, 204, 205, 211. Lieshout, Joannes, 175. Lieshout, Nieolaus, O. P. 81, 144, 196. Lieshout, Paulus, O. P. 83. Limborgh, Joannes, O. P. 48. Lindanus, Guilielm. Episc. Rur , 205. Lirop, Petrus van, ü. P. 50, 53. Lit, Arnoldus, O. P 55, 129. Lit, Joannes, 125, 138. Lit. Petrus, O. P. 56, 140, Lit, Wilhelmus, O. P. 51,54, 129, 138 139. Locrius. Baron, 204. Lodys, Rodolphus; 96. Loenman, Macharius, O. P. 47, 48,50. Loemmel. Gulielmus, O. P. 91, 188. Loix, Joannes de, O. P. 224. Lombaerts, Godefridus, O. P. 199. Loonman, Reynerius, O. P. 48. Lovanio, Bartholomaeus de, O. P. 51, 130, 159 Lovanio, Hieronymus de, O. P. 186. Loven, Jacobus de, O. P. 181. l.ose, Petrus, O. P. 23 46, 91. Loven, Henricus, 128. Lucae, Joannes, U. P. 196. Lucht, Aleydis van der, 129. Ludovicus, O. P. 44. Ludovicus, maritus Caeciliae, 21. Lutgardis, de Craendonck, 124. Luyben, Rutgerus, 120. Luytgardis, vidua Joannis van der Stael, 103. Lyeshout, Christianus Christiani. 96. M. Mabilia, uxor Leonii de Langvelt, 28. Maas, Jacoppen, 137. Maeseyck, Leonardus, O. P. 168, 175. Magnus, Henricus, 99. Mairlair, Joannes Wautgeri de, 150. Maldeman, Joannes, 40. Malderus, Joannes, Episc. Antv. 222. Malbote, Henricus, O. P. 37, 38. Macheren, Mechtildis de, 130. Macheren, Thomas de, 92. Mans, Joannes, O. P. 43. Marca, Everardus de, Episc. Leod. 154. Marca. Jacobus a, O. P. 227. Maren. Joannes de, O. P. 63, 151. Margaretha, ducissa rarmensis, 356, 157, 197. Margaretha, filia Barth Tswalen, 104. Margaretha.filia Joannis Whilgeman ,26. Margaretha, filia Rudolphi Brants, 146, Margaretha, filia Fulconis, 33. Margaretha, uxor Joannis Raet , 28. Margaretha, Colvaert, 23. Margaretha, vidua Henrici Sanders, 133. Maria, filia Ducis Burgondiae, 40, 42. Maria, Gubernatrix Belgii, 180. Maria, uxor Wolteri de Esch, 139. Martini, Andreas, O. P. 222. Martini, Conradus, O. P. 50. Martini, Cornelis, 248. Martinus Decanus, 248. Masius, Gisbertus, Episc Busc. 213. Maurits, Elisabeth, 25. Maximiliaan, Imp. Belgii, 247. Mechlinia, Gaspar de, O. P. 71, 178. Mechtildis, filia Alardi van Bree , 168. Mechtildis, uxor Petri Bits, 122. Mechtildis, vidua Joannis Alarts, 144. Mechtildis, vidua Gerardi Back, 122. Mechtildis. vidua Zanderi de Kossum,28. Meer, Gregorius van der, 211. Meeus, Petrus, Joannes de, O. P 251. Meghen, Gerardus, O. P. 50. Mev, Stephanus de, ü. P. 67. Meyen, Adam de, O. P. 46. Meyer, Angela de, 128. Meynsfort, Judocus, ü. P. 69, 150. Meynsfort, Guilielmus, O. P. 225. Mevsner, Guilielmus, O. P. 222. Melken, Arnoldus, O. P. 38. Merica, Joannes de, O. P. 179. Mera, Theobaldus de, O. P. 53. Mervort, Henricus, O. P. 227. Metta, filia Ceciliae. 18, 19, 20. Metsius, Laurentius, Episc. Busc.198,201. Meulder, Arnt. Janssen, 228. Middehvyc, Agnes de, 140. Michaelis, Michael, 199. Mierde, Adamus de, 35. Mierde, Joannes de, 26. Mierlo. Godefiidus de, O. P. Episc. Harlem., 73, 82, 167, 187, 198, 202. Mierlo, Petrus, O. P. 67. Millinck, Lambertus, 137. Millinx Mechtildis, 251. Miraei, A. 245. Myerle, Jacobus de, O. P. 138. Myerle, Joannes van, 114, 115. Myerzel, Petrus Gerritsz, 143. Myn, Joannes, 37. Myrica, Nicolaus, O. P. 205. Myrle, Petrus, O. P 141. Moens. Martinus, 211. Mol, Gerardus Laurentii, 146. Mol, Nicolaas van, O. P. 47. Molen, Henricus van der, 57, 157. Molle, Hubertus, O. P. 220. Mommer, Bartholomaeus de, 101. Montmorency, Josephus de, 243. Montmorency, Philippus de, 243. Monte, Adrianus de, O. P. 89, 201. Monte, Aegidius de, 78. Monte, Petrus de, O. P. 170. Mosa, Hermanus de, O. P. 22. Mughovel. Joannes, O. P. 50, 52. N. Nassovius, Mauritius, 216,217,218,226. Neelsius, Nicolaus, O. P. 205, 216. Neeren, Paulus van, O. P. 167, 168. Neg(n)sel, Henricus, 21. Nenne, 18. Nereven, Balduinus, O P. 44, 50. Nereven, Gosuinus, O. P. 80, 159. Nesse, Gysbertus van, 76. Neyts, Livinus, O. P. 217. Neve, Wilhelmus, O. P. 45. Nicolai, Joannes, O. P. 221. Nicolai, Lambertus, 166. Nicolai, Petrus, O. P. 166. Nicolai, Zegerus, O. P. 56. Niger. Lupertus, 18. Noeden, Henricus, 127. Novo Portu, Nicolaus de, O. P. 48. Nova Terra, Nicolaus de, Episc. Harlem , 75. Nuenen, Jacobus, O. P. 202. Nusia, Hermanus de, O. P. 48. Nuweiant, Heyhvigis, 41. Nuwervaert, Nicolaus v. d., O. P. 24. O. Oddart, Nicolaus, 189. Odensoon, Jounnes, 99. Oenis, Willem, 137. Oestwyc, Jacobus uier, 33. Oirle, Henricus de, O. P. 45. Oldenborgh, Dominicus, O. P. 222. Olislagers, Adrianus. O. P. 220. Olislagers, Henricus, O. P. 222. Olislagers, Joannes, O. P. 151. Olislagers, Walterus, O. P. 222. Olraa, Willebrordus de, O. P. 154. Ongeest, Petrus, O. P. 177. Oorschot, Antonius, O. P. 219. Oorschot, Joannes de, O. P. 154, 251. Oorschot, Martinus, O. P. 61. Oorschot, Theodoricus, O. P. 59, 129, 134, 151, 152. 157, 159, 251. Oorschot, Wilhelmus, O. P. 55, 138. Oosterhout, Dominicus ab, O. P. 83. Oosterhout, Gerardus ab, O. P. 202, Oosterhout, Joannes de, O. P. 48. Oosterhout, Philippus de, O. P. 47, 91. Oosterhout, Simon de, O. P. 50, 126. Oosterwyck, Adrianus Laurentii, O. P. 46, 65, 74, 166, 178, 179, 187. Oosterwyck, Godefridus ab, O. P. 202. Oosterwyck, Henricus ab, O. P. 68, 69. 169, 183. 196, 198. Oosterwyck, Joannes v., O. P. 44, 47,150. Oosterwyck, Leonardus de, O. P. 160. Oosterwyck, Nicolaus van O. P. 45. Oosterwyck, Petrus de, O P. 65,138,159, Oosterwyck, Wilhelmus, O. P. 69,175. Oosterzeel, Odilia de, 134. Ophovius, Michael, O. P. Episc. Busc. 88, 230, 250. Orangii, Justinus Nassovius, 210. Orten, Guilielmus de, O. P. 43. Orten, Hubertus de, O. P. 54. Orten, Nicolaus de, O P. 46. Os, Gerardus de, O. P. 48 Os, Lambertus, O P. 50, 56. Os, Petrus de, O. P. 47, 50, 51, 53. Os, Willem van, 173. Oss, Adam de, O P 53. Osch, Andreas, O. P. 51. Osch, Arnoldus. O. P. 51, 53, 54. Ostaven, Jacobus, 188, 199 Ostayen, Joannes, 189. uuaennoven, iüó. Outgerus, Joannes. O. P. 190. Overloop, Joannes, O. P. 203. P. Paludanus, Philippus, O. P. 221. Parmensis, dux, 205. Paschasius. O. I'. 159. Paulus, O. P. 166. Pauli, Arnoldus, O. P. 223. Pauli, Joannes, O. 1'. 188. Pelgrom, Joannes, O. P. 49. Pelgrom, Simon, 181. Pennequin, Joannes, O. P. 176, 186. Perusinus, Herculanus, O. P. 200. Petrus, prior Neomagensis, O P. 187. Petri, Jacobus, 143. Petri, Joannes, 214. Petri, Werboldus, O. P. 129. Piscator, Arnoldus, O. P. 44. Piscator, Henricus, 40. Pistoris, Joannes, O. P. 47, 161. Pius V, Papa, O. P. 74, 200 Pius II, Papa. 1C6. Philippus, Rex catholicus, 75,205, 206. Philippus, comes de Hohenloo, 210. Philippus, Dux Brabantiae, 96,97,108, 121, 124. Ponciaens, Jans Lysbet, 245. Porta, Aegidius de, 51. Porta, Ghvselbertus de, 128. Postel, Wilhelmus, 100. Pottey, Arnoldus, O. P. 65, 150. Pottey, Reynerus, ü. P. 220. Preudhomme, Joannes, O. P. 211. Prick, Giselbertus, O. P. 44. Priem, Antonius, O. P. 49. Priem, Mattheus, O. P. 60, 161. Princeps Orangiae. 76. Prins, Christianus, O. P. 225. Puccio, Laurentius, 245. Puteo, Gerardus de, O. P. 22, 44. Q- Quercu, Guilielmus a, O. P. 211. R. Raet, Joannes, 28, 134. Raemsdonck, Joannes de, O. P 37,38,39. Ravestenius, Adolphus, 43. Raymundus, presb. Gard., 244. Regis, Judocus, 185. Regis, Marcellus, O. P. 49. Rekenet, Tilmannus, 125. Remigius, Jacobus O, P. 153. Reusel, Petrus, O. P. 47. Reuclilinius, Joannes, 55 Reyckinus, Nicolaus, 23. Reynerus, Guilielmus, O. P. 225. Reyneri, Jeronimus, O P. 145. Ridder, Jacobus, Episc. Ebron., O.P. 247. Rieke, Joannes de, O. P. 23. Ryn, Theodorus de, O. P. 56. Rike, Henrieus, £6. Rike, Joannes, 26. Rike, Ludovicus, 38. Rixtellensis, Antoninus, O. P. 214. Roda, Joannes de, O. P. 72, 168, Rodanus, Reynerus, O. P. 221. Rodanus, Godefridus, O. P. 219. Rode, Godefridus de, 92, 96. Rodolphi, Hermannus, O.P.244,215,251. Roelofs, Gerardus, 105. Roesmont, Godescalcus, 33. Roest, Henrieus, O P. 174. Roet de Baerll, Joannes, O. P. 56,138. Roeux, Nicolaus de, O. P. 219, 220, 221, Romanus, Franciscus, O P 177. Romerswale, Walterus de, O. P. 17 18, 19, 43 Roosemont, Arnoldus. 92. Roosendael, Antonius de, O. P. 49. Roosendael. Joannes de, O P. 190. Roosendael, Nicolaus de, O. P. 50, 51, 56, 63. Rosendael, Laurentius de, O. P. 47, 49. Rosendael vanden Berch, Petrus,O. P. 70. Rossemius, Arnoldus, O. P. 53, 54, 61, 82. 88. Rossemius, Martinus, 170, 172. Rossum, Antoninus, O. P. 90. Rossum, Arnoldus, O. P. 178, 196. Rossum, Gosuinus de, 189. Rossum, Wilhelmus, O. P. 176. Roucourt, Jacobus de, 231. Rudolphi, Joannes, O. P. 229. Ruffelaert, Franciscus, O. P. 201. Rutgeri, Joannes, 172. Ruyskensvelt, Antonius, O. P. 216, 217. Ruyter, Joannes, O P. 177. Rycartsfort, Mathias, O. P. 47, 49. 50. Ryckvoert, Wilhelmus de, 93. Ryderus, Joannes, O. P. 87, 2£0, 227. Rys, Wilhelmus van der, 139. Rysinghen, Hermannus, O. P. 225. Ryswyck, Godefridus, O. P. 225. Rythoven, Joannes de, O. P. 49. S. Sanders, Henrieus, 133, 135. Sanderus, Joannes Theodoricus, 24 Sassen, Berta, 18. Sceymaker, Arnoldus Goesensz de, 127. Sceyvel, Goerts, 33, 89. Scharpenisse, Joannes de, O. P. 45. Schaut, Hadewigis v. der, '28. Scliaut, Henricus v. der, 90. Schevelingh, Petrus, O. P. ■159. Scheyf, Joannes, 197. Schoonhovia, Theodoricus a, O. P. 05, 155, 159, 169, 170, 177, 179. Schouwenburch, Bernaidus a, 197. Schyndel, Theodoricus, O. P. 50, 54. Scorhout, Joanna van, 52. Seguier, O. P. 61. Septem Montibus, Nicolaus de, O.P. 48. Septem Montibus, Thomas de, O. P. 55. Serlin, Joannes, O. P. 152, 153, 154, 157, 160, 168. Seventer, Wilhelmus, O. P. 174. Silva, Mathias de, 40. Soekers, Joannes Lamberti, 150. Slaegen, Joannes v. der, 211. Slotius, Odulphus, ü. P. 227. Slycs, Agnes, 23. Somers, Guilielmus, O. P. 219,23''. Somerus, Jan, 228. Son, Joannes van, O. P. 42,43,47,48. Sonnius, Franciscus, episc. Buse., 189, 194, 198, 201. Sorghe, Ghyselbertus, O. P. 41. Soto, Petrus, O. P. 64, 174, 175. Smeedts, Arnoldus, 152 Spierink, Joannes, 124. Spvker, Jacobus, O. P. 44. Spikers, Margareta, 100. Spinola, Marchio de, 218. Sprenghers, Jacobus, O. P. 53. Spruyt, Nicolaus, O. P. 154. Spykers, Theodorus, O. P. 227. Staeke, Catharina v. der, 65. Staeke, Nicolaus v. der, 147, Stael, Joannis v, der, 103. Staeck. Henricus, O. P. 45 50. Steenberg, Remigius, 185. Steenhouwer, Walterus, O. P. 50, 53, 56. Steenwegh, Gosewinus, O. P. 45. Stegen, Arabrosius v. der, 125. I Stegen, Nicolaus v. der, 123, 12S, 189. Stella, Jacobus, O. P. 151, 152. ! Stephanus, Dux Bavariae, 94. Steurman, Alfaidus, O. P. 47. Stiphout, Joannes, O. P. 69, 178,196. j Stoellaert, Joannes, O. P. 161. Stoet Godefridus, O. P. 38. Straetman, Joannes, O. P. 200. | Strick, Theodoricus,O. P.64,140,174,178. Strick, Wilhelmus, 225, Ü26. Striroev, Godefridus, O. P. 161, 167,174. | Stryp, Jacobus Jacobi, O. P. 211. j Sylvius, Gregorius Episc. Tagast., O.P. 188. T. Terra, Petrus de, O. P. 65. I '1'ervisio, Nicolaus de, O. P. 22. ; Tesselt, Petrus, O. P. 83, 169, 251. Textoris, Balthazar, U. P. 203. Thamisia, Petrus de, O. P. 38. Theodorica, vidua Gosuini de Rossum, 189. j Thevaerts, Hieronymus, 86. Thilius, Thomas, 77. Thomas de Vio, Cajetanus, O. P. 151. Tiela, Aegidius de, O. P. 90, 171. ( Tiela, Balduinus de, O. P. 129. Tiela, Bartholomaeus de, O. P. 45. j Tiela, Gregorius de, O. P. 48. | Tiela, Jacobus de, O. P. 45. Tiela, Joannes de, O. P. 43, 52. Tilborgh, Cornelius, O. P. 44, 133. Tilborgh, Joannes, O. P. 84, 202. Tilborgh, Peeter van, 181. Tilmanni, Joannes, 199. Tongelre, Joannes de, O. P. 56, 134. Tongris, Henricus de, O. P 202. Trajecto, Henricus de, O. P. 46. Trajecto Superiori, Mattheus de, 103. Trajecto ad Mosam, Petrus Joaunis de, O. P. 44. Triest, Mechtildis de, 125. Troes, Arnoldus, 18. Trudonis, Joannes, O. P. 51. Trudonis, Walterus O. P. 53. ï'swalen, Bartholomaeus, 104. Tulden, Catharina Joannis, 105 Turnhout, Arnoldus de, O. I'. 47, 48. Turnhout, Joannes de, O. P. G9, 172. Turnhout, Wolterus de, O. P. 45. Turnhout, Wilhelmus de, O. P. 40, 53 Tyela, Nicolaus de. O. P. 139. Tyssen, Willem, 137. U. Udanus, Franciscus, 101. Uden, Henricus van, 105. Uden, Jacobus de, 40. Uden, Joannes de, 152. Uden, Leonardus Petri ab, O. P. 50, 90, 213. Uden, Marcellus de, 142. Uffkirchen, Laurentius, O. P. 244, 240. V. Valckenborgh, Judocus de, O. P. 44. Valckenborgh, Joannes, O. P. 48. Valckenborgh, Reynerus de, 94. Vaulx, Arnoldus de, O. P. 220. Vechel, Henricus, O. P. 50,51,53,130. Vechel, Theodoricus, 211. Veerdonck, Joannes, 23. Veltacker, Jacobus, 199. Venloo, Martinus, O. P. 90, 170. Verdaesdonck, Petrus, 211. Verbyest, Katherina, Ghysbrechts, 245. Vercamp, Hermannus. O. T. 225. Verheyden, Antonius, O. P. 227. Verlaci, Wilhelmus, O. 1'. 45. Vermeer, Guido, 103. Verstraete, Petrus, O. P. 72. Verwynen, Theodorus, O. P. 225. Vessem, Nicolaus, 181. Vitriaco, Hector de, O. J\ 30. Vitriticis, Joannes, O. P. 101. Vladeracker, Jacobus de, 41. Vlyminx, Joannes, 103, 127. Voet, Adrianus, 181. Vos, Joannes, 40. Vos, Petrus, O. P. 50, 53. Vos, Wilhelmus, 52. Vucht, Godefridus, O. P. 47. Vucht, Joannes de, 101. Vucht, Margareta de, 199. Vucht, Nicolaus, O. P. 190. Vysscher, Joannes de, 104. W. Wachtendonck, Hermanus de, 140. Waderle, Arnoldus de, 21. Wael, Elisabeth de. 103 Waelwyck, Andreas de, O. P. 54. 133. Waelwyck, Joannes de, O. P. 48. Waelwyck, Laurens van, O. P. 31,35, 47. Walterus, Joannes, O. P. 157, 171,187. Want, Joannes, O. P. 05,135,149,150. Waspyck, Gualterus, O. P. 40. Waspyck, Wolterus de, O. P. 34. Watermale, Gerlacus, 28. Ween, Tiberius, O. P. 138. Weerdenborch, Waldetrudis de, 140. Weert, Joannes de, 27. Weesmale. 184 Wellens, Antonius, O. P. 47, 49. Welmunde, Wesselius de, O. P. 179, 201, 203. Wemeryck, Philippus de, 125. Werboldus, Petrus, O. P. 53. Wesalia, Wilhelmus de, O.P. 154,159. Westerloo, Wilhelmus v. alias Wilsi O. P. 225. Wesyc, Joannes de, 20. Wetten, Guilielmus, O. P. 71, 179, 187, 196. Wetten, Thomas, O. P. 47. Wiel, Joannes v. de, O. P. 230. Wilgheman. Joannes, 24. Wilhelmi, Wastardus, O. P. 174. Wilhelmus, Conversus, O. P. 4t. Willem, burgtgraaf v. Montenaken, 99. Wilmets, Hermanus, O. P. 44. Wit, Judocus de, O. P. 50. Witte, Jacobus de, 140. Woensel, Goeyen van, 195. Woestyne, Petrus v. d., O. P 219. 222. Woeterchem, Thomas, de, O. P. 151,153. Wolf, Joannes de, 100. Wolf, Wilhelmus de, 51. Wolfardis, Joannes 99. Wonders, Gerardus, O. P 54. Woutersen, Jan, 228, 229. Wouterus, Petrus, O. P. 230. Wouw, Joannes de, O. P. 196. Wyck, Gerardus, Leonii a*0. P. 63,146. Wyck, Hugo de, 134. Wyckhuys, Ludovicus, O. P. 187. Wynants, Hieronymus, 198. Wynstuck, Joannes, O. P. 189. Y. Yda, uxor Joannis Wilgheman, £6. Ysbrantz Luytgaert, 245. Ysselsteyn, Dominus de, 138. Ysselsteyn, Henricus de, O. P. 167. \sselsteyn, Theodoricus de, O. P 139 251. Z. Zavelberchs, Rumoldus, 52. Zerys, Hillegundis, 104. Zeven borr.e, Joannes de, 27. Zichenis, Eustachius de, O. P. 153,154 161. Zittart, Godefridus, O. P. 157. Zoemeren, Martinus de, 93, 95. Zoësius, Nicolaus, Episc. Busc. 222, 223. Zulikem, Paulus, Bochardus, 37. Zulikem, Rodolphus de, 24. Zulre. Aegidius. O. P. 73, 187, 196. Zulre, Henricus, O. 1'. 71, 187. Zwartbroeck, Joannes van, 104. Zyrck, Wernerus ter, O. P. 153. ERRATUM. Op pagina van hot Chronicon 6e regel v. 1>. staat Roening, lees: Prokning.