HET MISSALE VAN DE Kerk te Wijk bij Heusden. Eenige charters, betreffende Almkerk EN t-iene bijdrage tot de geschiedenis van het geslacht Spiering. Uitgave van tiet Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noorilbiabant HET MISSALE VAN DE Kerk te Wijk bij Heusden, DOOR A. F. VAN BEURDEN, Secretaris van het Provinciaal Genootschap ,,Limburg" en correspondeerend lid van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant, HIERBIJ NOG Eenige charters, betreffende Almkerk, door denzelfde, EN Eene bijdrage tot de geschiedenis van het geslacht Spiering, DOOR Jhr. Mr. F. BEELAERTS VAN BLOKLAND, Lid van laatstgezegd Genootschap. Uitgave van liet Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant. HET MISSALE VAN DE Kerk te Wijk bij Heusden. VOORWOORD, Een mooi handschrift uit de XVC eeuw, op perkament, met eenen inhoud voor de geschiedenis bizonder belangwekkend, is het Missale van de kerk van Wijk bij Heusden, dat thans berust in het archief van het Groot Seminarie te Warmond. Het is in folio formaat, geschreven in gothiek schrift en verlucht met gekleurde hoofdletters; het geheel is nog goed bewaard. Het bevat een heiligenkalender, gezangtext, een uitvoerig memoriale van de kerk van Wijk en hare goederen, alsmede tal van bizonderheden over de Heeren der voormalige ambachtsheerlijkheid Wijk. Volgens de overlevering behoorde dit Missale aanvankelijk aan de kerk van Almkerk, maar is het bij den St. Elisabethsvloed, welke ook dit dorp moet hebben geteisterd, van die kerk in eene kist of kast te Wijk komen aandrijven. Sporen van vocht, die er zich nu nog in vertoonen. zouden een gevolg zijn van het water, waardoor liet toen bevochtigd werd. In het Missale staat het wegdrijven van hetzelve aldus beschreven : Doe men screef XIIIIc XX en een Viel Suvt Ilollant van den water in groten ween. Dit missale is comen van d'Alm tot Wije, Ili der goede luiden raet ende Willems van Wijc. Die van den Alm en haddens niet laten gaen, En had dat inbreken van den dijck gedaen. Op het bestaan van dit handschrift werd ik opmerkzaam gemaakt door eene aanteekening in liet Oorkondenboek van Sloet (I 110 265), waarin verliaald wordt de afscheiding van de ingezetenen van de villa Aalst van hunne moederkerk te Wijk. In dat boek wordt door Sloet gezegd, dat het Missale tot 1588 in de kerk van Wijk bleef en het ten zijnen tijde in handen was van kanunnik Theodorus Borret. Deze had het ten geschenke ontvangen van Joannes Emanuel Bounike te Amsterdam, die het aldaar den 17" November 1850 op eene auctie had gekocht; als diens voorganger in het bezit van dit boek wordt genoemd Jacobus Theodorus Wijnen, burgemeester van Made en Drimmelen, die het bekomen had uit de nalatenschap van Carolus van Hardeveld, Hervormd predikant aldaar en overleden omstreeks het jaar 1820; deze was daarvan door erfenis in het bezit gekomen, waarschijnlijk als erfgenaam van Antonius van Hardeveld, die 11 April 1723 als Hervormd predikant te Wijk bij Heusden bevestigd werd. Van l)r. Hensen, professor aan liet Groot Seminarie te \\ armond. mocht ik de welwillende toestemming erlangen uit het Missale af te schrijven de geschiedkundige bijzonderheden, die het bevat en die uit te geven. In het Missale staat ook nog dit rijmpje: Hier in derf nyemont in scriven Want ten sal daer niet in bliven. Dat segge ic u in waerre woert. Anders dan dat Willem van Wijck toehoert. Uit hetgeen ik uit het Missale zal mededeelen zal blijken, dat het bevel, hetwelk in dit versje staat, al zeer slecht is nageleefd. koku.moni», 1 November l'joö. A. Y. VAN BEUIiDEN. INLEIDING. Vermits in het Missale van Wijk zeer veel voorkomt over liet dorp van dien naam en hen, die daarover oudtijds Hoeren waren, zoo acht ik het niet ondienstig om aan de aanteekeningen, welke in dat handschrift staan, te laten voorafgaan wat betreffende Wijk en zijne Heeren door Theod. Groen, die in liet midden der 17® eeuw Hervormd predikant te Maastricht was, vermeld is in zijne Beschryvinge der Stad en Lande van Heusden. welke in handschrift berust in de verzameling handschriften van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant. Het luidt als volgt: ..Wijk 1) is een ambagtsheerlijkheyt, gelegen op don benedendijk aan de Maaskant. Daar is geen dorp int gansclie Land van Heusden, dat zulke schone en grote uitterweerden heeft als Wijk. Onder anderen is er een, die den inwoonders door den Hertog van Bourgognen geschonken is. dog jaarlijx dooi- de sterke drift van den stroom zo veel afneemt, dat 1111 naulijx de helft daarvan overig is; dezen uitterwaard is anno 1442 van Dirk van der Merwede weder opgedragen aan die van Heusden, welke ze weder tot een cijns aangenomen hebben als blijkt uit de handvest des gemelten jaars. Den Hertog van Bourgognen heeft dit dorp vry gemaakt van alle tollen, lasten, taxen, etc. en schattingen, hetwelk anno 1515 bij Keyzer Karei als Graaf van Holland bevestigt is. 1) De beschrijving van Wijk en zijne Heeren vindt men nog bij Jac. van Oudenhoven Beschryvinghe der stede ende landen van Heusden (Amsterdam 1651) p. 19 en vlgd. Anno 1552 als do Staten van Holland aan Keyzer Karei een somma van 200,000 ponden van 40 grooten moesten opbrengen om den oorlog tegens de Fransehen te voeren, hebben die van NV ijk uit kragt van dezen vrijdom zig onwillig getoont om iets te helpen opbrengen, waarop zy door den Rentmeester van Holland in gyzeling genomen zijnde, hare zaken voor 't recht gebragt hebben en by vonnis van den Hove van Holland kosteloos en schadeloos ontslagen zijn. at (de beteekenis van) het woord Wijk aangaat, daarvan spreekt de Beschryving van Dordregt pag. 40 aldus : Maar ook nog om sekerder te wezen hebben (te weten ryke en magtige luiden) tegen het water nog hoger en sterker gemaakt, die daarom burgen en wyken zijn genoemt geweest. Mijn gevoelen is, dat gelijk burgus komt van het Duitsche woord burg. alsoo vicus komt van wijk of omgekeert. Hier zijn verscheyde adelyke sloten, die van de Heeren van Breda te leen ontfangen worden, 't Is zeer waarschijnlijk, dat er by oude tyden nog meer gestaan hebben, die door den oorlog of andere toevallen verwoest zijn. De adelyke sloten te Wijk werden voor dezen iloor ridders bewoont, waarom zekere straat daaromtrent genoemt word de Ridderstraat. By de Kerk. niet ver van den Dijk. ligt een oud vervallen gebouw, genaamt den Berg, getimmert, zo sommigen willen, eer het land bedijkt was om zig te bergen tegen bet opsteygen van de Maas, waarvan daan het dorp Wijk en 't casteel Berg zoude genaamt zijn. Dit huis met vele landeryen en leenen wordt tegenwoordig van de Graaffelijkheyt van Holland te leen ontfangen en komt toe den zoon van Jonker Cornelis Blankart; hetzelve is geregtigt om eenen burgemeester tot Wijk aan te stellen, In het jaar 1192 heeft Wouter Spiering, zoon van Jan de IV, heer van Heusden, tot A\ ijk het adelijk stamhuis der Spieringen gebout, waarvan tegenwoordig niet als eenige vervalle muren overig zijn. In liet dorp ijk zijn nog dry andere, dog die eer den naam van huiskens als van casteion verdienen te weteu: 1° liet huisken te Kronenburg, gebout na mijn gevoelen omtrent het jaar 1390 door Jonker Willem van Kronenburg, castcleyn, etc. en dus genoemt na 't huis Kronenburg in 't Stigt van Uitregt. 1) 2° Wykenstein, dit komt van Huberta van Malsen, dogter des Hoeren van Tilburg, die hetzelve verkoft heeft aan den ontfanger Bruininx 2) Cn dezes nazaten wederom aan Matheus Drossart, etc., tot Heusden. 3° Eykensteyn, komt toe zekeren Jonker Camons. De lieerlijkheyt Wijk heeft van ouds ook gehad een klooster der Tempelieren of rode munniken, waarvan hedendaags niet meer gezien word als oen steene poort, waardoor men plagt te komen in een grote galdery, die voor do troublen voor een godeeltc nog in wezen was. De plaats, daar het klooster gestaan hoeft, word hedendaags nog genaamt het Munnikenhof. De Hoeren van Wijk of hare nazaten hebben, zo hot schijnt, zig door bvnamen in vorscheyde ranken verdoolt. Sommige zijn genaamt geweest Wijk van Honsoirde, 4) sommige Kuisten van A\ ijk, sommige Wijk de Porter. sommige Kuist Poorter, als blijkt uit d'oude brieven, waarin de.se namen gospolt worden. 1) Van Oudenhoven t. a p. blz 21 noemt als eigenaar van het Wijksche Kronenburg Johan van Ingen Nulandt. 2) Hij was Gerrit üruynincx, ontvanger over de Meierij van 'sBosch; zijne kleinkinderen verkochten Wykensteyn IC Nov. 1645 aan Mathijs Droste, majoor-kommandant van Heusden Men zie het Tijdschrift van Sassen voor N Brali. Gesch., Taal- en Letterkunde I. |>. 55—57, alwaar ook nog de verdere eigenaren vermeld worden en de Aanteekeningen op Coenraet Droste Overblijfsels van gelieugchenis 3e druk blz. 292. In 1850 is dit kasteeltje gesloopt. 3) Volgens van Oudenhoven t. a. p. blz. 21 was zijn voornaam Adriaen. 4) Men zie over hen Taxandria VII p 270 en vlgd. In eene Bossche schepenakte van 1507 trad op Joost van Wyck. heer van Onscnoort. als weduwnaar van Katharina, dochter van Rudolph de Bever en Katharina (Monicx). Tegenwoordig zijn nog twe gebroeders, genaamt Jan uuDirk Porter van Wijk, voerende liet wapen van Wijk, te weten twee gele raderkens op een schilt half sabel en half goud. A° 1403 is deze heerlijkheyt door den Graaf van Holland gegeven aan Koude wijn Kuist, ridder. A° 1413 is heer geworden Boudewijn Kuist, des voorgaanden zoon. A° 1435 Adriaan van den Poele by Tt overlijden van Jan van den Poele, zijn broeder en na hem by overdragt in 't zelve Jan Spiering. A° 1443 Willem Spiering, zynen zoon. A° 1455 Dirk Spiering van Wel Willems zoon, na zijns vaders dood. A° 1460 Heer Peeter van Damme, abt van O. L. Vrouwen klooster tot Middelburg, by overgifte van Dirk Spiering van Wel Willems zoon. A° 1405 Heer Jan van 's Gravesande. A° 1484 Heer Jan van Westcappel. A0 1500 Heer Pieter van den Capelle. A° 1520 Maximiliaan van Bourgongne (bastaard van Heer Boudewijn). abt van Middelburg, na wiens dood de heerlijkheid van Wijk aan de Graaflijkheyt van Holland vervallen is. 1) Het schijnt, dat voor dezen hier een salmenvisschery geweest is. dewijl die van Wijk voor het verheffen van het leen twee salmen plagten te betalen. Dit doip heeft de grootste kerk van het gansche land van Heusden; dewijl haar d'eene klok door den oorlog ontnomen was, hebben zy d'andere tot Heusden gevlugt en verzet. A° 1640 hebben zy twe andere laten gieten, waarvan de grootste den 5 September na een vierendeel uurs geluydt te hebben aan stukken geborsten is " 1) Volgens van Oudenhoven t. a. p. blz. 22 geschiedde dit eerst, nadat in 1561 Mr. Nicolaes de Castro, eerste bisschop van Middelburg, heer van Wijk was geworden. De Aanteekeningen in. het Missale. HOOFDSTUK i. Die van Aalst worden vrijgesteld van den kerkgang naar de moederkerk van Wijk en bekomen vergunning in hunne eigene kapel hunne godsdienstplichten te vervullen. Ju de alleroudste lijden waren de ingezetenen van Aalst in de Bommelerwaard verplicht te Wijk ter kerke te gaan. J. van Oudenhoven t. a. p. blz. 20 deelt dienaangaande het volgende mede: t Is mede een oude traditie, dat die van Aelsteertijdts tot W>ck luieren kerekgangh gehadt hebben. Soo dat gheweest is, soo is het gheweest, als daer eerst eenige huysen op de hooghten ghebouwt wierden ende de riviere de Maes noch onbedijekt lagh ; want bet is wel geloofielijck, dat tot Wvck. daer het eerste huys voor een wijck voor het opwater ghebouwt wierde, wel de hooghste ende bequaemste plaetsom te bebouwen geweest zy ende daerom oock eerst met huysen bebouwt ende dat daer mede de eerste kereke ghebouwt zy ende dat dese kerek niet alleen de kerek van Wyck gheweest zy, maer dat alle huysen, die daernae op de hooghten by dese Riviere ghebouwt wierden, onder desen kerekvanek behoort hebben tot dat de plaetsen ghesepareert zijn ende elcke plaets sijn kerek ghekreghen heeft. Ende soo kan het wel gheweest zijn, dat Aelst langhst onder desen kerekvanek ghehoort ende laetst sijn eygen kerek ghekreghen heeft. Dat deze meening juist is, bevestigt dc navolgende iu bel Missale overgeschreven breve, waarbij Andreas, bisschop van Utrecht, in 1125 aan die van Aalst vergunt aldaar eene eigene kapel te hebben: In nominc sanctae et individuae Trinitatis. Volumus ut sciant posteri quique sicut et presentes, quod ego Andreas, Dei misericordia Trajectensium episcopus, considerata diflicultate viae, quam illi de Aelste ad matrem suam ecclesiam, quae dicitur Wyck, trans aquam, quae interlluit, habebant, tum timore Dei turn eciam propter eorum servicium, consensu Terderici comitis, qui eandeni ecclesiam tenebat. concesserim eis, ut in villa sua capellam habeant. in qua omnem procurationem ecclesiasticam lihere et absque contradictione habeant, videlicet in baptismo et in sepultura ceterisque omnibus necessariis, preter hoe, quod matrem ecclesiam, cum opus fuerit, sicut ante fecerunt, edificent cum aliis, et atrium sepiant, synodum eciam debitam in matre ecclesia observent, proprium et cotidianum presbvterum de suo sumptu sibi acquirant, quem, eductu personae matris ecclesiae, praepositus Tylensis ibidem constituat. ad cuius cappellani usum Franco, persona de Wyck, de praebenda sua sacerdotali coram nobis dimisit in Aelste septem jugera terrae et duo curtilia. Quod in eis eorumque successoribus nunc et in posterum ratum et (in) convulsum permaneat, paginam hanc eis, de sigilli nostri impressione firmatam, dedimus. Actum est hoe anno Dominice incarnationis millesimo centesimo vicesimo quinto VIII, indictione XIII, regnante Lothario, III anno regni eius, in anno vero episcopatus nostri VII. I) In het missale volgt op deze breve de navolgende oude vertaling daarvan: 1) Zie over deze jaartallen Sloet t. a. |>. I, p. 259. Inden name der heyligher ende ongedeilder drievoldicheyt, Willen wi, dat alle nacomelinghen weten ghelijc als die teghenwordighe. dat ic Andries bider ghenade Gods bisscop v(an) Utrecht ghemerct die swaerheid des weechs, welcken die van Aelst hadden tot haerre moederkerc. welc Wyc gheheiten is, over t water dat daer tussche(n) vloyt by wilen om den anxt gods. somtijt oic om haren dienst he(m) verleende uyt co(n)sent Diederix des greve(n) va(n) Wyck, die welc die selve kerc te gheven badde, op dat si in hare(n) derp hebben souden een capel, in welcker capelle(n) si hebbe(n) soude(n) vri en(de) sonder wed(er)segghen al voersorch te dinghen die der kercke(n) toe hore(n) als in doepsel en(de) in der begravi(n)ghen en(de) in alle die ander die d(aer)toe noet svn uytgnomen, dat si haer moeder kerc wanneert noet is weder maken sullen mitte(n) andere(n) ghebueren van Wyck als si te vore(n) dede(n) en(de) den kerchof heinde(n) en(de) die begravinc. sentiighesulle(n)si oechoude(n)inder moed(er)kerc voergenoemt. Si sullen v(er)crighe(n) ene(n) evghe(n) en(de) daghelicsen priester op haren cost, denwelken van der uytkiesinghe des p(er)soens der moeder kerc van Wyck die proest van Tyele daer mede set, tot welcs cappellaens behoef Yranc, p(erjsoen va(n) wyc, heet voer ons ghelaten va(n) sij(n)re papelick(er) prove(n) in Aelst VII merghe(n) lants en(de) twe hont opdat dat hem en( de) haren nacomelinghen nu en(de) namaels vast en(de) ghestede blive. Desen brief gevest van der indrukkinghe ons zeghels hebben wi hem ghegeven. Dus ghemaect inde(n) jaer ons he(re)n gheboerte dusent hond(er)t en(de) XXV in die vijfte maent der indictie van XIII regnerende Lothario in den derden jaer sijn rijes. mer in den sevenden jaer ons bisdome. HOOFDSTUK II. Willem Janszoon van Wyck, ridder, sclicnkl aan de kerk van Wijk eene grondrente van een kroon 's iaars tot een jaargetijde in die kerk voor de rust van de zielen zijner ouders Jan van Wvck, ridder, en A daer selve waer. Kn(de) of van dese(n) arme(n) enich enZp,VerSUmende ,va(n) enige(n) punten dal si doen soude(n) Zn ell'Z " *' S""°" di6 overscouwe(n) en de) itó 1/7 T™' °n(''e) a" wien ** ""«"'«eet (de) met en doet als voerscreven is daer sullen si van elke(n) liaer loen af nemen also als siit van eiken m.ni , verboren totter lieiligher kerken behoef'sonder verdrach. " 2 HOOFDSTUK III. Aanteekeningen betreffende de familie Van Wyck. Deze familie heette oorspronkelijk Kuyst. De Kuyst' en hebben (echter), zoo schreef Jac. van Oudenhoven in zijne Beschryvinghe der stede ende lande van Heusden (Amsterdam 1051) p. 34 aengenomen den noem van Wyck, ghelijck dat blijckt uyl de Herren van Wyck ende van Honsoirde ende hebben de KuysVens heeren van beyde dese heerlijckheden geweest ende ghevoert het wapen van Wyck, ghelijck oock de Poorters nyt dien stam ghesproten met den naem van Kuyst (de) Poorteiin oude brieven bekent staen, ghelijck oock teghenwoordigh Direk ende Jan Poorter tot Veen ende Wyck het wapen van Wyck noch voeren. In datzelfde werk p. 23 zegt Jac. van Oudenhoven van dit wapen: die van Wyck (voeren) twee geele raeykens in renen schilt half sabel ende half gout ende stelt die Qouthoeven p. 14o onder de rancken of sprancen van den Huyse van Heusden, daer nochtans dat Huys van Heusden maer een rat en voerde. De oudst bekende van dit geslacht was Dirk Kuyst, die eenen zoon Arent had, welke weder had eenen zoon Jan, die blijkens Taxandria VII p. 279 in het jaar 1382 met Onsenoort werd beleend. Deze was blijkens dat tijdschrift in 1390 reeds overleden, daar toen toch zijn zoon Arent van Wyck van Honsoirde met Onsenoort werd beleend by doode van Jan Kuyst Arent Dirkszn. sijn vader. Genoemde Jan Kuyst Arent Dirkszoon was een ander dan Jan van Wyck, ridder, van wien in het Missale de rede is, vermits gezegde Arent van Wyck van Honsoirde Willem van Wyck, den zoon van Jan, ridder, in 1392 zynen neef noemde, toen hij dezen in dat jaar overgaf de visscherij en de vogelrij in den Ban van Wyk, met welk leen Willem van Wyck voornoemd in 1431 nog bevestigd werd; in 1387 was deze laatste reeds verleid met een gezeet te Sleeuwvk met timmerinf en twee kampen lands, hem aanbestorven van zijnen vader Jan. Van wien Boudewyn Kuyst, ridder, die blijkens Jac. van Oudenhoven t. a. p. blz. '21 in 1403 met de ambachtsheerlijkheid van Wijk werd beleend en denkelijk dezelfde was als hij, die blijkens Taxandria VII p. 280 in 1383 van Jan van Kuik, heer van Hoogstraten, de heerlijkheid Nieuwkuik ontving, een zoon was, is niet te vinden. Willem van Wyck voornoemd droeg in 1435 aan zijnen zoon Willem de Cock van Wyck uit zijn eigen goed over eene aanwerp met visscherij en vogelrij in den Ban van Wyk, die deze zoon in 1438 aan de Grafelijkheid Holland opdroeg om er weder aanstonds mede verleid te worden; op 27 Maart van datzelfde jaar werd die zoon door den Heer van Asperen beleend met de Oye in den Ban van Veen en met land onder Herwynen, hem aanbestorven van zijnen vader. Willem de Cock van Wyck voornoemd had eene dochter Wilhelmina van Wyck. die trouwde met Jan van derDaesdonck; hunne dochter Mechteld van der Daesdonck werd in 1484 met voormelde aanwerp, visscherij en vogelrij beleend onder lijftocht van haren vader (hare moeder was toen reeds overleden); haar man Charles Cleynael, die lateischout van Kempenland was, deed in 1487 den leeneed voor haar; blijkens hare verklaring voor Schepenen van Oirschot was zij in de Vasten van 1484 weggeloopen om met hem te trouwen en had zij dat al eerder willen doen -ouder die weet van haren vadev en stiefmoeder/ zij en haar genoemde man verkochten in 150014 morgen tienden onder Wyk aan Hendrik Beelaerts. Arent van Wyck, hiervoren als heer Onsenoort genoemd, had eenen zoon Arent van Wyck, die in 1430 met Onsenoort werd beleend en lieer van Nieuwkuik, alsmede dijkgraaf van liet land van Heusden was; deze had ook eenen zoon Arent van Wyck, die in 1489 bij doode zijns vaders met Onsenoort werd beleend, lid der III. L. V. Broederschap van 's Bosch was en tot vrouw haa Elisabeth van der Velden; hij overleed nog in hetzelfde jaar en werd toen als heer van Onsenoort opgevolgd door zijnen zoon Joost van Wyck. die huwde met 1° Catharina, dochter van Budolph de Bever en Katharina Monicx, welke blijkens eene Bossche Schepenakte van 1507 in dat jaar reeds dood was; 2° Agnes van Nederveen, dochler van Jan en Agnes van Naeltwyck. Hij had behalve twee dochters Anna en Johanna, welke laatste gehuwd was met Willem van Kessel, ook nog eenen zoon: die schillboertige Jonclcrr Hubrecht, die in 1517 bij zijnen dood niet Onsenoort werd beleend. Het Missale houdt over de Van Wyck's hot volgende in met na Ie melden rijmpjes er bij: In 't jaer ons Heren deertienhondert ende ses ende tachlich op senle Brictiusdach sterf liere Jan van Wyck, ridder, lot Vynegien op 't wederkeren van den heiligen grave, bidt voer sijn ziele. Int jaei ons Heren XT111c ende IX op onser vrouwen avont purificatio starf vrouwe Agnese, die wijf was heren Jans van W yck, ridders ende dochter heren Willems van Bvswvck ridders. " ' In t jaer ons Heren XIIIC ende XC1I op alre kijnderdach starf jonckfr. Lysbet, die wijf was Willems van Wyck, heren Jans sone van W7yck, ridders ende dochter Henrics van Hees wyck. Int jaer ons Heren XIIIIC ende XXIIII des Vridachs voer Meydach starf jonckfrouwe Lysbet, die oec wijf was Willems van Wyck voerscr. ende dochter Willems Koes van Nederinen, lieren Gysbert. Koes soen. ridders. In jaer uns Heren XI1I1C ende steri Willem van Wyck, heren Jans sone van Wyck, ridders, bidt voer sijn ziele. Int jaer ons Heren X1I1IC ende starf joncfrouwe Marie, die oec wijf was Willems van Wyck voers., heren Jans soen van Wyck, ridders. Nu siet hoe God gecruyst waart Van den feilen Joden onwaert. Ende hoe dat die Romeyn op hem hebben ghewroken Als Christus ende die propheten hadden ghesproken. ' Die plaghe was also groet, Van hongher bleef der menich dusent doot. Die moeder at liaer kijnt mede. Dits exempel van alre keitivighete. Der Joden bleef bi ghetale doot, Elfhonderdusent ende tiendusent; dats dats wonder "roet Der Joden waert vercoft ende wechgegheven. Vijltichdusent ende XVIC dus ist in der waerheyt besneven Dit tuycht Josephus diet selve sach openbaer. Ende in der bibelen vijndi des ghelijcs al claer. Willem van Wyc, heer Jans soen, ridders, heeft dus vonden God gedenc sijns in allen stonden. Doe men screef X1IIC ende XGV inden hervest alghemeen. Was choer ende after kerke gemaect. Willem van Wyck leide den eersten steen. Men screef XIIIIC ende in den zomer ons Heren jaer. Doen londeerde Arnt van Wyck Arntssoen des heyligs geest outaer Inder eer Gods ende onser vrouwen. Soe wie dat had, dat hij daer een lampe af bomende sal houden. Heer Jan van Wyck ende heer Boyen Kuist van Wyck waren ten n , . .. [heyligen lande ghereden. Daer worden si beide ridders gheslegen. Hughe van Wyck soude mede hebben ghereden ende bleef thuvs. lli waert ziec: des was hy droeve ende confuvs. HOOFDSTUK IV. Jaargetijden in de kerk te Wijk. L)it sijn seker memorien die men jaerlijcs houdende is in der kerken van Wyc, ende daer seker erfrenten toe beset sijn, die voerscreven memorien mede te houden: Item des Vridachs voer Meydach ist jaerghetide meyster Dircs van Heeswyc ende die heeft beset 1 lib. 's jaers op een stuck lants, dat Willem Arnts soen nu is, streckende van den Aweert totter straten toe. Ende sal men mevster Dircs jaergetide mede doen na inhout des buerts ende alsoet heer bracht is ende die dach des lib. is Paeschen. Item het is jaerghetide her Henrics van Heesel, die persoen tut Wyc was, des Vridachs voer Meijdach ende hi heeft beset den persoen van Wyc II oude scilde op een hoflstat. die Damen is ghelegen, Daem voers. noertwert ende Rutgers erfg. suitwert. Hier sal die persoen van Wyc voers. af uytreyken ewelijc den pape van onser vrouwen altaer V st., den pape van theilichs «-heest altaer V st.. den coster V st., der kerken V st.; daer sal die kerc voer setten III kerssen te vigiliën ente missen. Ende wie dese ghetide niet en helpt doen, die en sal niet hebben. Ende die dach van desen II oude scilden voerscreven is op Bamus. Item het is jaerghetide des Vridachs voer Meijdach heren Jans van Wyck.ridders, vrouwe Agnesen. sijns wijfs, die dochter was heir Willems van Ryswyc, ridders, Willems van Wyc, heren Janss soen, ridders, Jonck. Lysbetten, die dochter was Henricus van Heeswyc ende Jonck. Lisbetten, die dochter was Willems Koes, heren Ghysbert Koes soen, ridders, van _Nederinen, die beide Willems van Wycs voerscreven ^ive waren; hier is toe beset een croen sjaers, ghelegen op een hofstat, daer Arnt van Wyc van Boninghen op opwoent, welc croen men manen, geven ende i'en sal na inhout der scepene brieve, die daer af sijn ende gescreven staet in den boeken ende in den boerden ende soet herbracht is. Ende wie daer af versumende is \an enighen punte, die sal sijn loen verliesen ende die dach van der croen is te half Meert. Item het is jaerghetide Margriet, Segher Persijns wijf was, des Vridachs voer Bamis. Ende si heeft beset 1 lib. sjaers haei jaerghetide mede te doen, in sulcker manieren te devlen ende die ghetide te doen als men meyster Dircs van Heeswyc voerscreven getiden verdienen moet ende sijn lib. deilt. Ende die dach van den ponde voerscreven is op onser vrouwen dach assumptio tot half oext. Ende dat lib. leet op dat ghesaet, daer Arnt Arnts soen op woent. Item het is jaerghetide Beatrijs. Gysbert Zeghers zoem wijf was op S. Mergrietendach ende die heeft beset 1 lib. sjaers. dat ghelegen is op enen merghen lants, die ghelegen is op Kortslaghe, die Ghysbert Seghers soens, hoers mans nu is. Ende met desen lib. voers. sal men haer jaerghetide doen ghelijc als voerscreven is in meyster Arnts van Heeswyc jaerghetide. Ende die dach van desen lib. voers. is op sent Jans dach te midsomer. Item het is jaerghetide opten 16en dach in December lieyner die l oecht Aleiten sijns wijfs, die dochter was Arnts van Wyc ende Heymans, haerer beider sone. Hier heeft Aleit voers. toe beset jaerlics ende eweliken mede te houden die jaergetiden voers. 3 lib. sjaers op sulcken onderpant als dei scepenbrief daer af inhout. Daer sal die priester van hebben 1 lib. ende die coster een half lib. ende die kerke een ende half lib. Ende elc van desen drien, tsi priester, kerc of coster, sullen doen opten dach des jaerghetijts voers. nae inhoud des scepenbriefs, die daer af is ende alsoet herbracht is of haerre gheven ende sullen daer yet af hebben mer die gheven sullent hebben, als die brief daer af inhout. Ende die kerc sal leveren IX k(ersen). Item soc heeft dese voers. Aleit beset een croen sjaers den heiligen geest, om scoen te gheven den armen, ghelegen op een hofstat, ghelijc als die scepenbrief daer af inhout. Ende die dacli van beiden voers. is te midwijnter, te betalen ghelijc als die scepenbrief daer af inhout. Item Jan Arnts zoon van Wyc heefl't beset IIII lib. sjaers ewelicke ghelijc als die scepenbrieve daer af inhoude, daer men mede bomende houden sal de lamp in 't koer. Die dacli is op Sinte Jansdach in den somer, bidt voer sijn ziele. Item fis jaerghetide des Saterdachs nae sente Peters dach ad vincula Damen Dircszoen ende Dircs sijns vaders ende Lijsbette sijnre moeder ende Lysletten sijns wijfs. Hier heeft Dame toe beset I lib sjaers, liggende op Volcwinen gheseet, diese voert memorie jaerlijcs mede te doen opten dach voers. ghedeylt als meyster Dircs lib. gedeylt is. Item nochsoe heeft Damen beset II lib , dat 1 lib. den heylighen gheest ende dat ander liber der heyligher kerk van Wyc. Ende die dach der betalinghen vander III ponden sal altoes wesen opten dach der memorie voers. Item t'is jaerghetide des Woendages nae dertiendach Dircs die Poerter Dircs Kuystzoen. Ende heefft beset IV2 lib XV oude hollantsche leeuwen voertpont. Ende hier heeft Jan van Bonynghen voers. toe beset drie vvilhelmische hollantsche scilde syaers, die gelegen waren op Dirck Wouter Boschmans soens erfenisse, van welcke III scilden voernoemt Jan voers. macht hadde ghegeven Derck Wouter Boschmans soens erfghenamen ende begheert, dat si die drie scilden voerseit souden mogen quiten ende aflegghen van hore erfenissen, daer sy op ghelegen waren biden persone ende keremeysters van Wyc, welck III voers. Herswijn Dirc Wouter Boschmans soens dochter heeft gequvt ende afgheleit van horen erlTenissen, daer si op ghelegen waren by consente des persoens ende der keremevster van Wyck. Ende dat is gesaet overmits ghebreke van ghelde, dat die kerke van Wyck hadde die tafele mede te betalen, die staet op dat hoghe outaer ende ghecoft waert in den juere doe men screef X1II1C ende XXXVI. Ende van desen III scilden voers. soe liad Jan van Donynghen voornoemt beset den heylighen gheest van Wyck enen Wilh. Holl. scilt sjaers. Ende daervoer sal hi bellen alle jaer ende erfelijc een crone, die der kerken plach te wesen op 2Vj merghen lants, ghelegen in den ban van Veen in die uytbeemden, als die scepenbrieven begripen; item den anderen scilt van den III scilden voers. had Jan van Bonyngben voornoemt beset den persoen van Wyck enen Wilh. Holl. scilt sjaers ; daer af sal die persoen jaerlijcs uytreyken den coster van Wijck een vat ghersten. Ende voer dien sal die persoen voers. heffen alle jaer ende erfeliken enen Wilh. Holl. scilt, die der kerken te wesen plach, ghelegen op Jan Greenkens soens erve op die Spyc. als die scepenbrieve daer af begripen ende inhouden. Item den derden van den III scilden voers. had Jan van Bonynghen voernoemt beset der kereken van Wyck. Ende daervoer sal die kerke jaerlics bornen neghen waskersen te vighelien ende te missen opten dach der memorien voerscreven. Item t'is jaergetide opten elftende dach in /Julle Jacops die Keymp ende Mechtelden sijns wijfs ende hier heeft Jacob voers. toe beset een lib. syaers, ghelegen op dat geseet, daer hy op sterf, hoerre beider memorie mede te doen in die manieren dat men meyster Dircx memorie doet. Ende dat pont sal men devlen opten dacli der memorien als meyst. (Dircx) lib. gedeylt staet. Ende die dach der betalingen sal wesen op sente Peters dach, ghelijc dat die brief begrijpt. Item t'is jaergetide des Vridachs nae meydach Lamb. Peter Smeets, Ivathelin sijns wijfs, Lambert ende Hillegont sijnre kijnder, Jan Lumberts soen. Salemon sijns wijfs, Claes Lambert Peter Smeetssoen soens ende Salemon Glaes wijf voers. Ende hiertoe heeft Claes voernoemt beset II lib. ende II st., XV oude leeuwen voert pont, als die scepenbrief begript. Ende daer al sal die kerk uytreyken den persoen vijf oude leeuwen, den coster ü-'/a ouden leeuwen; ons vrouwen altaer II scil. Ende die heilighen gheest een lib. Ende die kerke sal hebben dat overscot, daer voer sal si bomen 3 waskeersen totten getiden der memorien voers. Item t is jaergetide opsente Gertrudes dach opsente Laurens avont Jan Wouters Clercssoenssoens, Mergrieten sijns wijfs ende haerre beide vader ende moeder. Ende hiertoe heeft Jan voers. beset ende gegeven II pont sjaers op sijn gheseet als die scepenbrief begrijpt, dat een pont den heyligen gheest, ende dat ander pont salmen deylen opten dach der memorien als meyster Dircx pond ghedeilt is. Kern te betalen op Sente Jansdach. Item t'is jaergetide op onser vrouwe avont conceptio Lysbetten Loenys wif van Wyc was. Ende hiertoe heeft lysbet voers. beset V2 lib. sjaers op Loenys gheseet. Ende dat V2 pont voers. sal men deylen opten dach der memorien voers. in dier manieren dat meyster Dircx pont ghedeilt is, te weten opter memorien. Item t'is jaergetide des Vridachs voir sinte Jans baptiste dach te midsomer Jans Willems Bueters zoon ende Hildegonts zijns wijfs ende hoirre beider vader ende moder ende oic hoirre beider kijnder. Hier toe hebben si beset een pont sjaers, ligghende op een gheseet aen den ouden Awaert, Peter Jan Aerntsoen erfghenaemen aen deen side ende welke pont voirs. men deylen sal als meister Dirx pont ghedeilt is. Die dach der betalinghe is Pinxtercn dach als die scepenbrief begrijpt. Item t;is jaerghetide des Vridachs nae sente Mertynsdach in den wynter Danckaerts Ghysbertssoen ende Lysbetten sijns wijfs ende hoerre beider vader ende moeder ende Danck. voirs. heeft beset lVa lib. sjaers, gelegen op een geseet in den ban van Wyck. daer Danck. voers. op sterf; dat half lib. den heiligengeest tot Wyck ende dat ander pont sal men deilen opten dach der memorien als meyster Dircx lib. ghedeylt is ende die dach der betalingen sal wesen op sente Lamberts dach, ghelijc die scepenbrief begrijpt. Item t's jaergetide op sente Marcus avont Wouter Spierinc van Aelborch ende Joncr. Teynsen sijns wijfs ende hoerre beider kijnder. Ende hier heeft Wouter voerss. toe beset XX goede scillinge sjaers, te helle op alre heiligen dach uyt twe merghen lants, gelegen in den ban van Wyck op Corteslage, lJonincs erffgenamen aen deen side ende Wyck Persyns erfg. aen d'ander side, die Aleit Claes mit horen kijnderen nu bruict. Ende hier af sal hebben die persoen van Wyc 5 st., die coster 3 st., elc kerekmeister 2 st. en dat overscot sal hebben die kerek van Wyc, daer sal si over luchten met IX kerssen die memor. voers. Item t'is jaerge. des anderen daghes nae dertiendach Gheryts die Wolf sijns vaderende moeder; hier heeft Gherit toe beset 2 pont sjaers, X Wilh. tuyn voer elc pont, op 5hontlants opten Cortacker; daer af sal die heyl. geest hebben een pont; die persoen 3 scil.; die coster 2 st. en dat overscot sal hebben die kereke; daer sal si voer bornen alle jaer 111 waskerssen op die memorie, te betalen opten dach voers. Item t'is jaerg. des Vridachs voer onser vrouwen dach purificatio Bruistyn Arnts soen, Lysbetten sijns wijfs ende hoerre beider vader ende moeder en(de) hier heeft Bruystyn voers. toe beset drie burg. scilde syaers, te hellen op alre heiligen dach uyt Willem Jan Lamberts soens gheseet op die Spyck; der kereke van Wyck enen scilt ende daer voer sal si bornen drie waskerssen opten dach der memorie ende om den anderen scilt sullen die heilige geestmeisters copen broet ende deilen dat den armen inder kerken opten dach voers. Ende van den derden scilde sullen die keremeister uytreiken den persoen enen halven scilt, den coster een quartier ende dat vierde quartier sullen die kerkmeister voers. houden voer horen arbeit als die scepenbrief bt-grijpt. Item t'is jaerg. op des heylichs Kruis avont exaltacio Wouter die Moyter ende Gheertruden sijns wijfs. Ende hier heeft Wout(er) voers. toe beset X st. sjaers, te helle» uyt negen bont lants in die lioeven, Jan van Tuyl aen d'een side ende Wouters erfgenaemen aen d'ander side. Ende hier af sal die [»(er)soen hebben 2Vj st., die coster P/2 st., elc keremeister enen st., en dat overscot sal die kerc hebben, daervoer sal si bornen drie kerssen opten dach der memorie. Ende die dach der betalingen sal wesen op sente Lauwrens dach. Item Gerrit llcnrics van Vlijmen hevet ghegeven der kerken een V2 pont, erll'elick te betalen alle jaer op sente Ivatherinen dach ende der sal men voer gheven vijf Wilh. holl. tuyn op een gheseet, daer hi op sterf, ghelegen tot Wyck, Jacob Pouwels soen erfgenaemen aen d'een side suitwaerts ende Jan van den Hille noertwaert, streckende van den Canpeterstraten toe, als die scepenbrief begrijpt. Item t'is jaerghetide des Vrydaghes nae Sente Pouwels der Ghysberts Arnts Vossen soen, hoerre beider vader ende moeder ende hoere kijnderen; hier heeft Ghysb. voers. toe beset een pont, sjaers erfelick te betalen op sente Pouwels dach met X Wilh. tuynen uyt enen gheseet, daer hi op sterf, ghelegen tot Wyc op die Spijc, Jan Alarts erfgenaemen an d'een side ende Mergriet Arnst Vossen dochter an d'ander side, streckende van Willem Jan Lamberts soen erfgenaemen ten Santsloet toe. Ende hier af sal die persoen hebben vijf scillinge, die coster 2V2 scillinge en dat overscot sal die kerke hebben voer die ghetiden te luchten met 3 waskeerssen, als die brief begrijpt. Item t'is jaergetide Arnts van Wyck, Persijns Heylwigen sijns toijfs, hoerre beider vader ende moeder ende hoere kijnderen des vierden dag na dertiendach. Hier heeft Arnt voers. toe beset vijf hont lants, ghelegen tot Wyc op Corteslage; hier af sal die persoen hebben vijf sc., die coster. 272 sc. ende dat overscot sal hebben die kerke voer die ghetiden te luchten met 3 waskersse, als die scepenbrief begrijpt. Item t'is jaergetide Hannarts van Oerden sijns vaders ende moeder ende Jannen sijns wijfs op sente Peters avont in den leinte; hier heeft Hanart toe beset een pont sjaers goels gelts te betalen op sente Peters dach voers. nvt enen geseet, daer hie op woent. Ende dit pont salmen deilen als meister Dirx pont gedeilt is. als die brief begrijpt. Item t'is jaergetide op sente Jansavont decollatio Heinen van Coudenoven, Aleiten sijnre suster, hoers vader ende moeder ende hoerre brueders; hier hebben si toe beset 2 pont sjaers, erffelick te betalen op sente Jans dach voers. uyt 2V2 hont lants, ghelegen tot Wijc opt Rloclant des abts lant van Middelburg aen d'een side ende hoer erfgenaemen aen d'ander side. Dat een pont sal hebben die heiliggheest van Wyc, van den anderen ponde sal hebben die persoen V sc , die coster 2V2 sc. ende dat overscot sal hebben die kerke voert luchten die ghetiden voers. met 3 waskerssen. Ende dese 2V2 hont lants voers. strecken van boeren erven tot Heinric Arnts soen erve toe. Item t'is jaerg. Mergriet Arnts Vossen dochter hoers vader ende moeder op heilichs cruysavont cxaltatio; hier heeft si toe beset een half pont sjaers opt gheseet, daer si op sterf, ghelege tot Wijc op die Spijck, Ghijsbert Arnts Vossen erfgenaemen aen d'een side ende Jan Alarts erfgenaemen aen d'ander side, streckende van Jan Alarts erfgenaemen ton Santsloet toe. Ende dit half pont sal men deilen als meister Dirx pont ghedeilt is, op des heiligen Cruijsdach voers. te betalen. Item t'is jaerg. Adriaen Andries wijf was van Kessel opten derden dagh in April ende Andries voers. Ende hier heeft si beset een pont sjaers erlfelick te betalen opten dach der memorien uyt enen geseet, daer si op sterf, ghelegen tot Wyc, Jan Alarts erfgenaemen aan d'een side suytwaerts ende Willem Ilannen soen aen d'ander side noertwaerts, streckende van Ilerswijn Dirx ten Santsloet toe, te deylen als meister Dirx pont gedeilt is, uytgenomen die 3 st., die onser vrouwen altaer pleget te hellen, die sal heffen onser vrouwen bruederscap tot Wyc. Ende ann dat V2 pont zal Andries voers. sijn lijftocht houden. Item Dirck van Wyc ende jonkf. Gheertruyt sijnwijf hebben ghegeven ende opgedragen den heylighen geest meisters tot Wijc vier scaren weven in den Meeuwert, enen nobel sjaers erfïelick op een huys ende hof, ghelegen tot Aelborch, den Heendijc aen d een side ende den Kerckhof aan d'ander side. Item nog 2 vranckryksce cronen sjaers erfïelick, ghelegen op huys ende hof, dat Wouters van der Steghen te wesen plach. Ende hieraf sullen die heiligegeestmeesters voers. alle jaer uytreyken 8 pont den personen hier nae geschreven, te weten 10 oude Holl. Wilh. tuyn voer elc pont. Inden yersten elc van den vier biddenden oerden, die hoer termijn jaerlics boude in den lande van Iloesden, een pont sjaers erfcijns, te betalen half tot Korsavont ende die ander helft tot Paessen, ende daer voer sullen die terminarise voerscreven tot tween tiden sjaers, te weten tot Korsmisse ende Paesscen openen heiligendach te mistide tot Aelborch inder kerken een misse sijn sculdieh te doen, te prediken ende openbaerlijc te bidden voer die zielen Dirx van Wyk, jonckvrouw Gheertruden voerscr. ende hoerren beider vader ende moeder, ende na der missen ten einde vanden grave Dirx van Wyc ende jonkvrouwen Ghertruden gaen lesende daer enen miserere mei Deus ende enen Deprofundis voer die zielen voerscreven ; item noch een half pont sjaers, teweten den persoen tot Aelborch II Wilh. tuyn ende daervoer sa! hi alle jaer opten lesten dach van Meye vigili ende misse van requiem doen, bidden openbaerlic voer die zielen jonckvrouw Gheertruden hoers vaders ende moeders ende Claes Spierings hoers broeders ende ten eynde van den grave gaen lesende miserere ende de profundis; item den luminaris der kerken van Aelborch II Wilh. tuyn voer dat ghelucht ende den coster enen Wilh. tuyn voer sinen arbeit; item noch een half pont sjaers, teweten den persoen tot Aelborch II Wilh. tuyn sjaers ende daer voer sal hi alle jaer des anderen daghes na sente Mertijnsdach doen vigelie ende misse van requiem, ende ten grave jonckvrouwen Gheertruden voerscr. gaen lesende miserere mei ende de profundis, biddende openbaerlijc voer die zielen jonckvrouvven Kathennen, moeder jonckvrouwen Ghertruden voerscr. ende Willem Spierings hoers brueders ende jonck vrouw Gheertruden ende II Wiih. tuyn den luminaris, ende enen Wilh. tuyn den coster; item noch een half pont sjaers. te weten den persoen tot Aelborch II Wilh. tuyn ende daer voer sal hi opten dach dat Dirx van Wyc sterf alle jaer oen vigili ende misse van requiem, biddende openbaerlijc voer die zielen Dirx van Wyc sijns vader ende sijnre moeder, I ouwels Spienngs, jonckvrouw Ghertruden brueder ende jonckvrouw Gertruden ; ende te grave gaen, lesende miserere ende de profundis, ende luminaris twe Wilh. tuyn voer dat ghelucht ende den coster enen Wilh. tuyn voer sijn luyden ■ item noch een half pont sjaers, te weten den persoen van' Aelborch II Wilh. tuyn, ende daer voer sal hi alle jaer opten dach dat jonckvrouw Gheertruyt voerscr. van live ter doot sal comen doen vigeli ende misse van requiem, biddende openbaerlijc over die zielen joncvrouwen Ghertruvden ende Walwijns hoeis yersten mans, ende teneynde van der«rave gaen lesen miserere mei ende de profundis, ende II Wilh °tuvn voer dat ghelucht ende den coster enen Wilh. tuyn voer sinen arbeit; item noch een half pont sjaers op sente Lucasdach doen Dirx van Wyc vader sterf, te weten den persoen tot Wyc II Wilhelm tuyn sjaers. ende daer voer sal die persoen voerscr. alle jaer op sente Lucasdach doen vigelie ende misse van requiem, biddende openbaerlijc voer die zielen Dirx van Wyc sijns vaders ende sijnre moeders ende ten grave gaen lesende miserere ende de proftmdis ende II Wilh. tuyn den luminaris voer dat ghelucht met III kersen ende die coster van Wyc enen Wilh. tuyn voer sinen arbeit; item noch een half pont sjaers opten sesten dach van Meerte doen Dirx van Wyc moeder sterf, te weten den persoen tot' Wyc II Wilh. tuyn ende daer voer sal hi alle jaer opten ven dach doen vigeli ende misse van requiem, biddende openbaerlijc voer die zielen Dirx van Wyc vader ende moeder, Dirx van Wyc, joncvrouw Geertruden sijns wijTs, ende hoers vader ende moeder, ende ten grave gaen lesende miserere mei Deus ende de profundis, ende die luminaris der kerken van Wyc II Wilh. tuyn voer dat gelucht ende den coster van Wyc enen Wilh. tuyn voer sinen arbeit, ende waert sake, dat enich van allen desen voorscr. niet en deden als voerscr. staet, soe sullen si hoer loen van dien daghe verliesen ende dat sullen die heiligeestmeysters van Wyc den arme om Gode gheven na horen vijf sinen, sonder yemants wederseggen ; ten waer dat sake, dat enich van der personen van Aelborch ende van Wyc op eenighen vanden daghen voerscr. enichen van horen ondersaeten te begaen hadden ende te begraven, soe sullen si dese voerscr. ghetiden doen mogen des anderen daghes, is hem des noet die daer nae volghende is, sonder arghelist; item soe sullen die heiligeestmeisters van Wyc alle jaer hebben een pont voer horen arbeit ende soe wat van den vier scaren enen nobel ende twee cronen voerscr. boven dese VIH ponde voerscr. bliven sal, daer sullen die heiligeestmeisters wullen laken om copen, ende dat om Gode gheven den rechten armen, die een helft tot Aelborch ende die ander helft tot Wyc, nae horen vijf sinnen, als die scepen brief begrijpt. Item t'is jaerghetide op Sente Jorys dach Aernt Heynrics van Osse, ende Korstine sijns wijfs ende hoere beide vader ende moeder. Ende hier heeft Korstyn toe beset enen halven phlip. burgungie scilt sjaers erlTelick op een gheseet. daer si op sterf. Ende hier af sal die persoen hebben II wit stuuvers, die coster enen witten stuu(ver), onser vrouwe bruederscap one witte stuuver. Ende dat overscot sal hebben die kerc; daer voer sal si luchten die memorie voers., te betalen opten dach der memorien. Item fis jaerghetide op alre kijnderen dach Jan Suermonts van Wyc, Jonkf. Korstine sijns wijfs ende hoerre beider kijnderen. Ende hier sijn toe beset 4 cronen sjaers, als die scepen brief begrijpt. Om die een crone sal men copen broet ende den armen geven opten dach der memorien. Item die vier biddende orden elc 2 wit sluuver endedaervoersullen die terminarisse, alsi comen prediken, altijt misse lesen in der kerken van Wyk ende tot sinen grave gaen. Item die persoen sal hebben 4 wit stuuver, die coster 2 wit stuuver. Item voert soe sullen die kerckmeyster bestaden een erfmisse ter weke te doen, om dat minste ghelt. Ende dat overscot sal die kerke hebben ; daer voer sal si luchten die memorie voers. met 9 waskerssen. Ende dese 4 cronen ghelt Jan Greenken uyt sinen gheseet ende lande op die Spyc op Korstmis.1)ItemjoncfrouZuermonts heeft geordineert, om gedeilt te worden op haers vaders ende moeders jaergetide, enen Wilhelmus scilt in deser manieren, te weten, dat men geven sal den armen aen brode X stuuvers. Ende de pastoir sal verbetert wesen voir sijn memorien eenen stuuver, de coster V» stuuver, de viere biddende orden male tsjaers eenen stuuver. Ende de piiesteren, die beneden opten dach der memorien joncfrou Suermonts vader ende moeder missen doen sullen, dien salmen geven 2 stuuvers ende de keremeesters inder tijt elc eenen stuuver; ende dat overscot sal hebben de kerce tot haren profite. Item het is jaergetide des Vridachs na uutgaande Meye Jan Alaertsz ende Aliten zijnder huysfrouwen ende hiertoe heeft Claes Jan Alaerts haer sone gegeven eenen ^^ilhelmus scildt van 22 stuveren, gaende uut Jan Heymanszoen geseet. Ende hier af sullen gedeilt worden opten dach der memorien ten brode den armen in der kerken tot Wyc XV stuuvers. Ende de pastoir sal hebben 2 stuuvers. Ende de coster enen stuver; ende hiervoer zullen zy misse van Requiem singen opten dach der memorien. Ende dat overscot van desen scilde sal de kerke hebben voer haer lichten ende hier af hebben de keremeesters eenen scepenenbrief. Item t'is op Sinte Dionisius dach jaerghetide Willem Gerits 1) Van af hier — profite is het Missale met eene latere hand bijgeschreven. 3 ende Benedicte sijnder huysfrou. Ende om haer memorie alle jaer op desen dach te doen, zo hebben zy gegeven erfelijc sjaers eenen Wilh. scilt, gaende uut drie hont lants, die ghelegen sijn after den Wiel ende van desen scilde sal men sjaers opten dach der memorien geven den armen 10 stuver aen brode ende den pastoer 3 stuver ende nog enen stoter omdat Willem ende Benedicte voirs. int sielboek staen sullen. Ende den coster 2 stuver. Ende dat overscot van den scild sal hebben de kerke van Wyck voer haer licht ende den dach der betalingen hier af sal altijt sijn opten dach als men de memorien doen sal ut supra. Item des Vridachs na sinte Martins dach so sal men Seger Aerts soen ende Mechteld sijns wijfs met haren kijnderen jaergetide ende memorie doen ende hiertoe is gegeven erfelic sjaers eenen Wilhelmus scildt, gelegen up eenen hof, die | Wouter Andriesz. gecoft heeft tegen Ghesel Geritsz. Ènde hier zullen af gaen X stuver te brode, den armen te deilen upten dach der memorien. Ende de pastor sal hebben voer sijns memorie eenen stoter ende oec noch 2 stuvers om des sondachs in 't sielboeck genoemt te worden. Ende de coster 2 stuver ende dat overscot sal de kerk van Wyc hebben voer haer luchten; dat sullen sijn drie keersen ende den dach deser betalingen sal altijt sijn upten dach der memorien ut supra. Item Laureyns Jacopsz. heeft beset een liber sjaers om zijn jaergetide ende memorie altijt opten Meye avont voer te doen, welc liber leet up Rubbeert Bruystens geseet; der brieve af sijn geordineert als meister Dierics liber. Item des ander daechs na Sinte Symons et Judas dach apostelen so salmen RubbertsJanLambertszoen zoenende Kafelinen sijns wijfs jaergetide ende memorie doen. Ende hiertoe hebben si gegeven ende beset erfelic sjaers een liber, gaende uut haeren gesete, daer Rubbert voirs. pleet te wonen. Ende den dach der betalingen zal altijt zijn opten dach der memorien. Ende dit staet als meister Dierics memorie staet. Item op Sinte Baven dach salmen doen jaerghetide Arnt Arntsz ende Geerborchs zijns wijfs ende Heinric Arntssoen met synen wiven ende kijnderen. Ende hiertoe heeft Arnt Arntzoen voirg. toe gegeven een liber als meister Dierics liber steet. Ende Heinric Arnt Arntzoen heeft biertoe geordineert bi hem se]ven eenen Wilhelm, scilt. Ende van desen zo zal men opten dach der memorien den armen deilen in brode XIIII stuuvers en de pastor sal hebben voer dat Heinrick voirs. ende Jute ende Heile sijn huysfrouwen in 't sielboeck genoemt sullen worden enen stoter. Ende de coster sal hebben eenen stuver. Ende dat overscot sal hebben de kerck voer haer luchten ende moysel. Ende den dach der betalingen sal sijn opten dach der memorien ut supra. Item t'is jaergetide des anderdaechs na onser vrouwen dach visitatie Margriete Dieric Aertssoen wijffmet haren ouders. Ende hiertoe heeft Margriete voirs. jaerlics ende erfelicke gegeven ende beset een croen, te gaen uut haer selfs goet, dat zy after gelaten heeft van haers vaders versterf ende oec dat si selver verworven hadde met vorwaerden toeghedaen, dat dese voirs. croene aldus ghedeilt sal worden: Item den armen aen broot te deilen voer haer siele ende voer hare vader ende moeder siele X stuvers. Ende den pastoir enen stoter voer de memorien te doen. Ende noch den pastor enen stoter om haer ende haere vader ende moeder genoemt te worden des sondaechs in 't zielboeck. Ende den coster 2 stuuver. Ende eiken kercmeister enen stuver. Ende dat overscot sal hebben de kerc voer haer luchten. Item t'is jaergetide des anderen daechs na Sinte Peter ende Pauwels dach apostele Heinric Segersz. ende hiertoe heeft Heinric beset 2 rijnsgulden tsjaers erfelic, die gelegen zijn up Ghysberts Jan Segersz geseet after den Waterhof. Ende den eenen Rijnsgulden sal hebben de Heilige geest tot Wyck; voer den anderen gulden sal men doen Heinric Lisbetten zijns voerwijfs ende joncfrou Katelinen zijns nawijfs memorien ende hier af sal men deilen den armen opten dach Sk ien • Stuvers aen L,ode- Ende de pastor sal hebben voer sijn memorie enen stoter. Ende noch enen stoter om voer in 't sielboeck genoemt te worden des son- den vLThÜ S!.0el' ƒnde d6n C°Ster 2 Stuver ende noch ♦«in biddende ordenen, haere terminen houdende, elck ZZIT1"611 .?UVer' 016 de heiHge Geestmeester betalen sal w"' n gulden ™rgen. Ende van desen so sal de kerck van W) tk dat overscot houwen voer haer luchten ende movsel • daer zy voer doen setten sal IX wassen keerssen. Ende dit kltijd te doen ende te betalene opten dach der memorien ut supra OrdeT 1'h Jrrgelide °P St MaChielS avont Michiel van Heüwirh , Geerftruyl zlJns wijfs, Peter haer soens ende Heilwich zijns wijfs, met haren beide kijnderen; Ghesel Ma- chielen ende Agnes zijns wijfs ende haer vader ende moeder Maria ha H Machie,en dochter e^e Willem haer man ende Lvsbet 7ÏÏn H°Cï er 6 hierVOer heeft be* i" 1) D« vermelding ,a„ di, p, i, ,„ol eene 1) Item t'is jaergetide op Sinte Cecilien dach Dirck Spierinc Aerdszn van Wel ende Joncfrou Katheryn, sijn huysfrou, Aerd Spieringh, sijn vader ende joncfrou Oede, sijn moeder. Ende sijn brueders ende susters. Hier heeft Dirck voers. toe beset tot een ewighe memorie een croen sjaers, '24 stuv. voer die croen. Ende van dese croen voers. sal men jaerlicx opten dach der memorien deelen den armen an scoon broot XII stuv. Die pastoer sal hebben 1111 st.; daervoer sal hi die sielen voirs. noemen in den zielboeck; die coster II st.; die kercmeesters elcs enen vleemsen; dat overscot sal hebben die kerc; daer sal si voor luchten opten dach der memorien met IX waskersen. Item t'is jaerghetide des Manendachs na Meydach Spiering Jan Wvnrics zoon ende Willem sijn huysvrou. Hiertoe heeft Spiering beset der kercken van Wyck enen peter sjaers, «-helegen op IX merghen lants op Cortslaghe. Ende van den peter sal men jaerlicx gheven opten dach der memorien den armen IX stuv. an broot; die pastoer II st.; die coster I stuver; dat overscot sal hebben die kerc voer hoir luchten. Item t'is jaergetide op Sinte Mertens avont Wouter Andrieszn ende Oda sijn huysvrou ende boirre beider vader ende moeder, enz. Item t'is jaergetide op Sinte Lucien dach Willem Jan Willems zoons zoon. Hiertoe heeft Willem enz. Item t'is jaergetide opten dorden dach in Meye Jan Spiering van Wel Dircsz.; Mergriet sijn huysvrou; Mergriet sijn suster ende Jacob sijn soon. Hiertoe beeft enz. Item t'is jaergelijt opten zesten dach in Augusto van Meyster Aert van Ryswyck, priester ende pastor van deser kercken was. Hiertoe enz. Item t'is jaergetijt opten twelfïten dach in Augusto van Jennen Daniël Thonis huysvrouw. Ende heeft enz. 1) De vermelding van deze en de volgende jaargetijden is met eene andere hand geschreven. Ipso die Ascensionis, qui est quinta Maij, jaergetijt Jan Reierszoen die oude; Heylwich zijn frau; Jan Jan Reierszoen; Willem Jan Reierssoen; Elisabeth zijn dochter. Jan RoelofTszoen huysfrau; Michiel Janszoen ende Syke, zijn dochter. Hiertoe heeft Jan Jan Reierssoen die guede beset, enz. Opten Korsavont jaergetijt Willem Gerit Scalcken huysfrau ende heeft der kerke enz. Rem den anderden Sonnedach in den Mey ist jaergetijd Spierinck van Well ende Agnes, zijn huisfrou, enz. ° Rem het is jaergetyde Cornelis Jan Nykels zoen met zijnder huisfrau Dericken, enz. Rem des Vrydaechs voor Alderheyligen so eest jaergetyde Claes Jan Aelaertsen ende Nenna Jan Alaerts dochter ende Senefaes Henrickszoon; hiertoe is beset enz. Op folio (57 van het Missale staat in 18e eeuwsch geschrift het volgend rijmpje op den rand: O, Wtjk gy hebt klagen, Maar ten anderen soo wort gy wel geregeert. Maar Veen mag wel doen sijn klagten, Want de Regeerders en Kerkenraat Mogen wel voor haar hart kloppen En seggen: o Heer doen wy niet wel Wil onse sonden versagten. XV : XC Cum expensis. Door ondervinding. HOOFDSTUK V. Jaargetijden in liet kort vernield in het calendarium, staande vóór het Missale: JANUARI. 3 Januari. Anniversarium Johannis Zuermont de Wyck, Domicellae Christinae, uxoris suae et liliorum eorum (panes.) 5 Januari. Anniversarium Gerardi die Well, of altera die post Epvphaniam Domini. Anniversarium Theodorici Poerters, lilii Theodortci Kuyst; feria quarta post Epvphaniam. Sint Juliaan. Anniversarium Arnoldi de Wyck Persyns zoen, quarto die post festum Epyphaniae; etiam patris et matris uxoris et fdiorum eorumdem. 13 Januari: Gotz macht is crachtich gcbleecken 1552. Inundacio. Peccator scribe tlagella mille parata (esse). 1552. Ecce Domino peccata nostra, cito dele. Off d'Landt van Huesden mocht doen beclaghen. Het soude roepen over water o! wy ; o! waeli. Op Sint Remijsavont. 1) Policarpi episcopi et martiris. Anniversarium Ghisberti die Vos; Aleidis uxoris suae et parentum utriusque, feria sexta post festum Gonversionis Sancti Pauli. ~1)1. van Oudenhoven t. a. p. blz. 32 vermeldt op het jaar 1552 : brach den hooghen Maesdyck door. februari. Anniversarium Ilugonis de Wyck ipso die Brigidae virginis. Int jaer ons lieren XIIIF ende IX op onser Vrouwenavont purificatie» starff vrouwe Agnese, die wijf was heeren Jans van Wyck ende dochter was heren Willems van Ryswyck. ridders Anniversarium Hermanni Theodorici Wilhelmi etparentum suorum feria secunda post festum Purilicationis Anniversarium Jacobi die Kempe undecimo die mensis rebruarn. Anniversarium Heylwigh, filiae Johannis dicti Liesgrave et Elisabeth, suae sorons, feria quarta ante festum Petri ad cathedram. Anniversarium Hessel Janssoen ende Heilwich synehuvsvrou. Panes Petri ad cathedram. Anniversarium Theodoricae Rodolphi uxoris Anniversarium Hannardi de Oerden, patris et matris eius etc. J ' Anniversarium Rutgheri de Niewael, Essen suae uxoris et hberorum predictorum. Quinto die post festum Mathiae apost. MAART. Anniversarium Aleydis, conjugis Lyonii, lilii Theodorici yst et Lyonii predicti, sui mariti, quarta die mensis Martii Anniversarium Theodorici de Wyck et utriusque parentum' Domicellae Gertrudis, uxoris suae et utriusque parentum sexto die mensis Martii. Gregoriusdach. Int jaer ons Heren X1IIF ende XXXIX op bunte Gregoriusavont stierf Willem van Wyck heren Janszn ridders. Bidt voer die ziele om God. Gertrudis virginis. Anniversarium Godefridi, filii Gerardi et Elisabeth, uxoris ipsius et parentum utriusque. Panes. april. Theodosii Episc. Anniversarium Adrianae, uxoris Andreae de Kessel. Tertio die Aprilis, Petrus Gonfes. Anniversarium Reineri Wilhclmi, Sophiae, suae uxoris et suorum liberorum et parentum. Anniversarium Arnoldi, filii Arnoldi de Wyck et Elysabeth, domieellae, feria quarta ante Georgii festum. Panes. Maria et. . . . Obiit Joannes Daesdonck anno 1518. Georgy martyr. Anniversarium Wouteri Spierinc de Aalborch, uxoris et filiorum suorum, in festo Marei evangelistae. Cleti papae. Anniversarium Nycholai Greekens, Machtildis, suae uxoris ac suorum liberorum, feria quarta ante. . . . Sophia virg. Int jaer ons Heren X1I11C ende XX111I des Vridaeehs voer Meydach starf Jonckfr. Lysbet, die wijf was Willems van Wyck, her Jans van Wyck, ridders ende dochter was Willems Koes van Nederynen, heren Ghysbert Kochszn, ridders. Vitams martvr. Anniversarium Domini Ilenricide Heesel, investiti quondam de Wyck, feria sexta ante Maxenlium. Anniversarium Domini Johannis de Wyck, militis, Dominae Agnetis, suae uxoris, Wilhelmi de Wyck, filii dicti domini Johannis, Elysabeth et Elysabeth, domicellarum, uxorum quondam Wilhelmi de Wyck. Anniversarium Mgr. Theodorici de Heeswijck, feria sexta ante MEI. Anniversarium Lauwerencij Jacobi in profesto Maij. Anniversarium Nicolaij Spierinc, uxoris suae, feria secunda post Philipp. et Jacob. Panes. Anniversarium Johannis Spierinc, filii Theodorici de Wel et Margarethae, suae uxoris et Margarethae, suae sororis et Jacobi, filii sui, tertio die Maij. Panes. Ipso die Ascensionis Domini. Jaergetijt Jan Reyerssoen die oude, Heylwich sijn huysvrou; Jan Jan Reyerszoon, Willem Jan Reyerszn, Michiel Janszn ende Seyke, sijn dochter, Elisabeth Jansdochter Jan Roelofszn huysfrou was. Panes. Anniversarium Adriani die Groot, investiti quondam de Wyck. Septimo die Maij. Derck Arntzn Korstkens, zijns broeders ende Thonis Korstiaans den anderen Vrydach in den Mey et dabuntur panes. Anniversarium Johanne Barnaerdi, Mgri Johannis de Loen, decimo quinto die Maij. Panes. Anniversarium domicelle Korstine, uxoris Johannis Spierinc, vicesima quarta die mensis Maji. Anniversarium Johannis, filii Alardi et Aleydis, sue uxoris et suorum liberorum; panes, ipso die Petronelle virginis. JUNI. Jonckvrouwe Agatha van Gent obiit anno XII (die) Odulphi. Anniversarium Reyneri Ghysberli, Janne ejus uxoris, et Elisabeth matris sue. Anniversarium Hildegondis, uxoris Johannis Maech et aliorum. feria VI ante festum Johannis Baptiste. Anniversarium Johannis Nycolai ipsa die Decom millium martyrum. Anniversarium Leonardi de Wyck, quarta die post nativitatem Joannis Baptistae. Anniversarium Heynrici Zegeri, ipsa die Apostolorum Petri et Pauli; dabuntur panes pauperibus; et Elisabeth et domicelle Katherine de Wyck, uxorum dicti Henrici Zegeri. JULI. Anniversarium Jute Rubberti, Marine et Elisabeth, fialiarum Jutte prenominate, feria VI post Johannis Baptiste. Anniversarium Margarrate Theoderici Arnoldi, altera die Visitationis Marie. Obitus domini Nycholai, filii Henrici Pruncen (...), quondam custodis (...) ecclesia;, qui reliquit ecclesias fabrica? de Wyck XI renenses (florenos) pro anniversario suo. Anniversarium Beatrisse, uxoris quondam Ghysberti Segeri, ipso die sancte Margarete Virginis. Int jaer ons Heeren XIIIIc ende 11II op den derden dach na der Apostelen Divisio- sterf Jonkvrouw Mechtelt, Willems wijf van Wyck was. Anniversarium Johanne Adriani, calcilicis uxoris, et ejusdem Adriani curn parentibus et tiliis eorumdem, ipso die Pantaleonis martyris. Et dabunter panes. AUGUSTUS. Anniversarium Johannis Arnoldi. Margriet, Claes Spierinckx huysvrou, feria VI post vincula sancti Petri. Anniversarium Ade, filii Theoderici Cuipers, Theoderici sui patris, Elisabeth sue matris, et Elisabeth sue uxoris, feria VII post festum Petri ad vincula. Anniversarium Arnoldi Johannis, dicti \denzoen et Elisabeth, sue uxoris, tertia die post Petri ad vincula. Anniversarium Magistri Arnoldi de Ryswyck, pastorishujus ecclesie sexti. Panes. Anniversarium Johannis die Moyter, Margarete uxoris sue et parentum utriusque in vigilia beati Laurencii martyris. Anniversarium Arnoldi de Wyck et uxoris; eodem die Johanne, uxoris Danielis Anthonii. Anniversarium Theoderici Kuyst de Gammeren, domiccllae Gertrudis sue uxoris, quatuor liliorum suorum et domicelle Korstine, fdie dictorum. Anniversarium Johannis Manijs, uxoris et lilii. Anniversarium Hannardi de Wyck, et uxoris. Anniversarium Wilhelmi de Wyck, Danielis, uxoris et liberorum. Anniversarium Henrici de Vlymen, Sophie sue uxoris, Henrici, lilii Bernardi, et Sophie sue sororis. Anniversarium Arnoldi Henrici et Agathae uxoris. Anniversarium Ghysberti de Coudenoven, Henrici de Coudenovcn, fratris ejus, Aleydis sororis eorumdem. SEPTEMBER. Anniversarium Wouteri die Moyter et Gertrudis, uxoris sue, in profesto Exaltationis sancte Crucis. Anniversarium Wilhelmi, Johanne uxoris. Panes. Anniversarium Johannis Persijns, Elisabeth sue uxoris, et Johannis Persijns, filii dictorum. Anniversarium Nycholai Greynkens. Panes. Anniversarium Johannis Kunst Gysberti et Justine, sue uxoris in profesto Michaelis. Jaergetijt Michiel van Orden, Geertruyt sijn wij 11*, Peter zynen zoen en Heilwich, zijn wijlf, met hure beyder kijnderen. Jaeigetijt Ghesel Machielen ende A^nes, zijn wijII', haer vader ende moederende Elisabeth Machielen dochter, Willem haer man, ende Maria haer dochter. Anniversarium Margarete, quondam uxoris Zegeri Persijns. Anniversarium Adriani Johannis die altera post Mychaelis. Panes. OCTOBER. Anniversarium Arnoldi, Arnolde sue uxoris et prolium suorum, ipso die Remigii. Item eodem die finabitur anniversarium Henrici Arnoldi cum uxoribus suis Heilwige et Jutta. Anniversarium Elysabeth Johannis de Veen. Anniversarium Baldewini Kuyst. Dominica post Victoris Jaergetijt Willem Willemszoen ende Anthonis sijn huysvrouw. Anniveisaiium Wilhelmi Gerardi et Benedicte, sue uxoris. Panes. Annivei sai ium Theodorici de Wyck et utriusque parentum, in festo Luce evangeliste. Anniversarium Johannis Wouteri et Elisabeth, sue uxoris. Anniversarium Dominica post Luce Evangeliste Arien Derick Kuysten Porterszoen, ende Ariaen, zijn huysvrou. Claes Willemssoen ende Margriet zijn huysvrou. Anniversarium Johannis Zegerts et Mechteldis, ejus uxoris et liberorum dictorum. In profesto Omnium Sanctorum anniversarium Gysberti Johannis, Agnele [sue] uxoris et liberorum praedictorum. Eodem die anniversarium Joannis Vinthelmi de Pendere, uxoris, liberorum suorum et parentum. Panes. Feria VI ante festum Omnium Sanctorum est anniversarium Claes Arii Alaertszoen ende Venna Jan Alaertszoen. NOVEMBER. Anniversarium Theoderici Rubberti et Beatricis, sue uxoris, in festo Omnium Sanctorum. Anniversarium Gysberti die Voecht et parentum suorum ipso die Animarum. Panes. Anniversarium Heilwigis Hermani, Theoderici Petri, ipso die Sancti Huberli. Anniversarium Johannis de Boeninghen et domicelle Agnetis, sue uxoris, in profesto Willebrordi episcopi et confessoris. Anniversarium Johannis de Wyck, filius Johannis Zuermont de Wyck et domicelle Elisabeth de Haembroeck, ipso die Martini. Panes. Anniversarium Johannis Verplack et parentum suorum et cum liberis in profesto Martini, episcopi. Anniversarium Wauteri Andree et uxoris et parentum suorum in profesto Martini. Panes. In het jaer ons Heren XIIIC ende LXXXVI op Sente Brictiusdach starf heer Jan van Wyck, ridder, tot Vynegyen op 't wederkeren van den heylighen grave. Bidt voer sijn siele. Aert van Wyck Aertszn van Wyck feria sexta ante Catharinae. Panes. Anniversarium Domini Bartholomei de Wyck, investiti quondam de Poderoy, in profesto Katharinae virginis. DECEMBER. Anniversarium Reyneri de Voecht, Aleidis sue uxoris, et Heymanni, (ilii dictorum, die XVI mensis Decembris. Anniversarium Laurencij de Wyck, Domicellae Aleydis Heeswyck et Domicellae Hadelwighis de Giesen, uxorum Laurencij de Wyck; XVIII die mensis Decembris. Anniversarium XXII mensis Decembris Domicellae Margarethae de Wyck. Opten Korsavont jaergetijt Willem Gerit Scalcken huvsvrou was. Int jaer ons Heeren XIIF ende XCII op Alrekijnderen dach stait Jonckfr. Lysbet, die wijf was Willems van Wyck, heer •Fans van Wyckszn, ridders ende dochter was Henrics van Heeswyck. HOOFDSTUK VI. Vicarie, in do kerk te Wijk gefundeerd. Dit is al sulc goet als tot onser Vrouwen altair tot Wyck toebehoert: In den iersten enen marghen lants tot twee steden after den Wiele, ghelt 2V2 aven. Item enen merghen lants op Riesbovel tot twee steden. Item 2 hont lants op die Spyck. Item 2 hont lants op Wycker broeck. Item een hont lants op die Oirde Berwede. Item Aerts erfghenamen van Wel LV soilden ende XVIII penninghen. Item Beernt Heynrixsoen een pont. Item Meuys die bueter, XXVII scill. Item Jan Maech IX scill. Item Jan Oghe Spierincs zoen op sijn hofstat V scill. Item Aert Jan Robkens soen 2'/2 scill. Item Hannert Hughen zoen V scill. op die Gloet. Item Willem Scout VIII scill. opt gheseet, dat Jan Heymerics zoen teghen Jorden Coft. Item Jan Scunde ende Jan Stevens soens wijlf was X scill., die Nyclaes van Oirden waren. Item Willem Peters Smeets zoen een half pont op sijn hofstat. Item Lommen wijf V scill. op hoir hofstat. Item Jan van den Scoer V scill. id. Item op die Heyman Bruenen zoen was. III scill. Item een stuc lants, dat Jan die Vroede in huyren heeft. Item V scill. op Willem Hannensoens hofstat, die Lysbeth t's'Cupers besette. HOOFDSTUK VII. De erfrenten der kerk van Wijk. Dit sijn alsulcke erffrenten als der kercke van Wyck toebehoren. Item in den eersten 1 lib. sjaers op 3 merghen lants, ghelegen tot Wyck in die hoeven lusschen Jan Dirx soens erve ende Zegher Gliisberts soens erve; op sente Mertens dach. Item 1 lib. sjaers op een hoffstat, ghelegen tot Wyc tot Oerden tusschen Willem Arnt Willems soens soens ende Claes Greekens soens erfïghenamen; op Bamisse. Item 2 scilt goets ghelts op een hoffstat, ghelegen tot Wyck tusschen Kuyst Dirx soens erve ende Aerents Serijs soens erve, die Jan Stevens soens ende Jan Peters soen te wesen plach; op Paesschen. Item vijf scillinghe van dien ponde, dat Lijsbeth, Dircs Cupers wijf was, besette; op Bamisse. Item 2 scilt sjaers op een liofstatt, ghelegen tot Wyc an die Wade tusschen Leinken Jacobs soens erfgen. ende Arnt Henrics soens erfg., die Jan Manes nu bruict; op Bamisse. Item XIV d. op een hoifstat, ghelegen tot Wyck tusschen Willems erve van Wyck ende Jan Lamberts soen erfg., die Jan Scunde nu bruict; op Bamisse. Item XI d. opeen hoifstat, die Grieten van Osse te wesen plach, ghelegen tot Wyc tusschen Hannart van Wyc ende Ilannart van Oerden, die Jans erfghen. van Osse nu bruict; op sente Lamberts dach. Item X sc. sjaers, die Arnt Hutten soen die coster besette op een hoifstat, ghelegnen tot Wyc tusschen die ghemein Kercstraat ende Willem Bueters erfghenamen; op sente Peters dach ad vincula. Item X scild syaers op 2 merghen lants, ghelegen op Corteslaghen lusschen Bonincs erfg. ende Wyc Persyn, dat Alert Claes met horen kijnderen nu bruict; op bamis. Item enen Philips Burgund. scilt syaers op Alveraet Arnt Hutten soens dochter gheseet; op sente Mertijnsdach in den wijnter, als die scepenbrief begrijpt. Item i'/j scild, die Arnt van Ghent besette op een holï'stat, ghelegen tot Wyc beneven Korstinen Baten dochter erven suitwaerts; op sente Jans onthoefdin^he. Item 4 liber syaers totter lampen op Jan Persynendeop Lyonis Persyns erfg., ghelijc als die scepenbrieve begripen. Item Heilken Heyman Smeets dochter 1 Arnoldusgulden van den ghesete, daer sy op woent. Dit is alsulc tvasse als men dar kerken van Wyck jaerlics sculdigh is. Item 6 liber was op X bont lants, gheleghen tot Wyc op 't bloclant, dat Coudenovens kijnder nu bruiken ; op sente Petersdach ad cathedram. Item lVa lib. was op 21h bont lants, oec gheleghen opt bloclant, dat Syken Dirc Bonincx nu bruict; op sente Peter vsc. Item 2 lib. was op een stucke lants, gheleghen tot Wyc tusschen des persoens lant ende Hermans van Veen, dat Arnt Hutkens soen te wesen plach ende dat Herman van Veen nu bruict; op sente Peters dach ad cathedram. Item II liber was op Noermans goet, als die brieve begripe; op Korsavont. Item IV* liber was op een hofstat, die Stynken Beelkens nu bruict; op Bamis. Item 1 liber was op. . . dat betaelt Danckart op Paeschen. Item Lynken Molenbach een half liber was van horen gheseetken, daer si op woent; op sente Peter ad cathedram. HOOFDSTUK VIII. De Pastoralia der kerk van Wijk. Dit is alsulc lant als de p(er)soen van Wyc toebehorende is va(n) d(en) priesterlike pr(o)ve te Wyc. Item in den iersten in Wickerbroecke XIII hont lants een vierdel hont mijn, dat men eert ende zeyt. Item op Bieshovel 4 liont lants. Item die Uterste hoeve(n) 13 hont lants 3ü gherden mijn, dat men eert ende seit. Item op Corteslaghe 12 hont lants een vierdelhonts mijn, dat men eert ende seit. Item in den ghemeinen campe 4V2 hont lants 14 gherden mijn, dat men eert ende seyt. Item op Scadewyc 9 hont lants een vierdelhonts mijn, dat men eert ende seit. Item op die Verweden li hont lants en 15 gherden, dat men eert ende seit. Item dat gheerken op die Vluen9hont 21 gherden mijn, dat men eert ende seit. Item 2 vierdehalf hont achter den Wiele. Item op die Oerden Verweden 1 hont lants. Item die Tyende in Kyvits Veen. Dit is alsulken erfcijns als den persoen van Wyck toebehoerl. Item in den iersten op dat goet van Doure XV lib., XV stuvers voer ellick pont. Item 1 vijmme coerns ende die Smale Tiende op dat selve goet, daer brieven af zijn. Item 13 stuv. payments op enen halven morgen lants, gelegen tot Oerden, die Goude Neysen beset heeft. Item X stuv. op een ghesete, ghelegen tot Oerden, dat Glaes Greenkens was, die Herswyn Noykens wijf besette op Seinte Lamberts dach te betalen. Item 10 stuv., die Hannart Hugen soen besette op een hofstat, die Rolofs was, op Korsavont. Item 1 liber sjaers op Robbrecht Arnt Goedelen soens gesete, op Sente Lambertsdach ende die Tiende van denselve gesete, daer scepenbrieven af sijn. Item 22 stuv. op Willems gesete van Wyc, daer brieven af sijn, op Sint Lamberts dach. Item een vymene korns op 2 hont lants, die Willem Jan Lambrechts soen toebehoren, geleghen op die Spyc tusschen Willems erve voers. ende Ghibe erfgenamen van Wel. Item 1 lib. van den X liber, die Boydewyn Kuyst besette op Sente Mertijnsdach. Item Heesken 's Kosters ö hoenre op hoer ghesete; op St. Lamberts dach. Item 40 stuv. sjaers op Hughe van Wyck besette, sijn memorie mede te doen, op enen merghen lants te Ghenderen op die Verweden, daer brieven af sijn; op Pinxten. Item 4 hoenre op een ghesete, yhelegen tot Ghenderen, dat den Reygout heit. Item 2 stuv. op Jan Manis gheseet. Dat is alsulc erfcijns als den persoen van Wyc toebehoert aen den ewighen memorien, die men jaerlix begaende is in der kercken van Wyck. Item in den iersten 5 stuv. van meister Dircs pont van Heeswyc des Vridags vóór Meydach. Item 2 Wilhelmussche Hollantsche scilden op lleyman Broenen soen ghesete, die heer Henric van Hesel, persocn tot Wyck, besette der papelicke provende tot Wyc om sijn memorie jaerlijcs mede te doen, daer die persoen van Wyc voers. af uytreiken sal XV stuv., ghelijc dat instrument ende brieven, die daer af sijn, uytwisen, welc 2 scilde voers. verscinen op Bamissen. Item 1 twelfste dele van eenre crone van den memorie, die Willem van Wyc gemaeckt heeft voer hem ende sijn ouders des Vridachs voer Meydach. Item 5 stuv. van Mergriet Segers memorie des Vridachs voer Bamisse. Item 5 stuv. van Beatrys Ghysberts memorie op Sinte Mergrieten dach. Item 1 pont van de memorie, die Aleyt Reynkens wijf ghemaect heeft opten 16en dach in December. Item V stuv. van Damen Dircs soens memorie des Saterdachs nae Sente Peters dach ad vincula. Item '2 Hollantsche leeuwen van Dirck Poerters memoria des Woensdaghes nae dertiendach. Item een dordendele van enen Wilhelmussche Hollantsche scilde van den memorien, die Lvsbet Jan Persyns ghemaect heeft. Daer sal die persoen den coster af uytreyken V stuv. Item V st. van Claes Gouden soens dochter memorie, des Woensdachs voer Meydach. Item X stuv. van de memorie, die joncfr. Dirc Kuysts wijf ghemaect heeft des anderen daghes nae onser Vrouwedach assumptio. Item 5 stuv. van Aleit Lyonys wijf memorie des 4en daghes in Merte. Item 5 stuv. van den pont, dat Lysbet Cuypers besette op Bamis. Item een half liber van de memorien, die Heylwich Jans Liesgreven dochter ende Lijsbet hoer suster gemaect hebben des Woensdachs voer Sente Peters ad Cathedram. Item enen Wilh. Holl. scilt van Jans memorie van Honynghen. HOOFDSTUK IX. De bezittingen van de Tafel van den 11. Geest te Wijk. Uit is des hcylich Gheest erfcijns van Wyck: Item Wynout Gheritssoen tot Veen XL scillinghe op Paessclien, als die scepenbrieve daer af begripen. Item 2Vi liber op een holFstat, gheleghen tot Wyck, tusschen den Heendijc ende Bernt Rutghers soens erve, dat Arnt van Wyc, Arnts van Wyc Swalen soen, nu ter tijt bruict; op Pinxsten. Item XL sc. op een hoilstat, gheleghen tot Wyck tusschen die ghemeyne steghe ende Arnt Serys soens erve, dat Arnt voerscreven nu bruict; op Sente Lambert. Item 1 liber sjaers op een hoffstat, gheleghen tot Wyck tusschen Jans erffghenamen, dat Hannart van Oerden nu bruict; op Sente Lamberts dach. Ende uyt deser voerscr. rente salmen gheven alle jaer XIII paer scoen ende dat ander voert den armen an rocken. Item VI liber op een hoiï'stat, ghelegen tot Wyc tusschen Jacop Pouwels soens erve ende Jan Spierinx van den heilighen Bornc, die Neysken Claes erfgenamen nu bruicken; op Bamis. Item 2 lib. op een hoffstat, gheleghen tot Wyck tusschen Michielen v;in Oerden ende Arnt Arnt Willems soens soen, dat Willem Arnts soen nu bruict; op Bamis. Item Hein, pape tot Douveren, 3 Wilhelmus scilde, als die scepenbrieve begripen, die daer af sijn. Item 1 Wilhelmus scilt op een hofstat, ghelegen tot Wyck, die coman Dirc nu bruict, als die brief begrijpt; op Bamis. Item 8 lib. op 3 merghen lants, ghelegen tot Wyck in die Hoeven tusschen Jan Dirx soens, als die brief begrijpt, die Gherit van Wyck Dirx soen nu bruict; op Sente Merten. Ende dese 4 lib. salmen gheven an scoenen. . , . . Item XI oude bulken, die Salome Jan Lamberts besette ende die ghelt Ghys die Vos van 2 roeden dijes, die hi teghen Salemon voersr. vercreghen heeft voer die XI oude butkens; op Bamis. Item Matheeus kijnder 2 Reynaldus gulden van dien ghesete, daer si op wonon, ghelegen tusschen Heesken Gosters ende Jacob die Keimp. Item Heilken Heyman Smeets dochter IX Arnoldus gulden van dien gheseet, daer sy oj) woent, ghelegen tot Wyc an dien Kerchof suytwaert. Item vijf scillinghe van den ponde, dat Lysbet, die Dircs cupers wijt was, besette; op Bamisse. Item een lib. op Jans Voechts hoiïstatt; opten heylighen Pinxtdach. Item III lib. ende een vierdel van X stuv. ende een vierdel van VI hoenderen sjaers. die Gherits Arntsoen besette, gelegen op Heymeric Dirck Kuisten soen erve op die Corenwort, als die scepenbrief begrijpt. Item 1 croen sjaers op 2Va mergen lants, ghelegen in den banne van Veen in die Uytbeemden, als die scepenbrieve begripen, dat Zegher Arnts soens erfghenamen nu bruicken; op Sente Merten; welc crone der kerken te wesen plach. Item enen enghelsen nobel sjaers op Gherits honts gheseet op Korsmisse, als die scepenbrief begrijpt. Item enen engl. nobel sjaers, die een helft op Hermans Cupers gheseet ende die andere heltt op Met Hermans gheseet, als die scepenbrief begrijpt; op Bamis. Item vijftich stuv. sjaers, die Hughe van Wyck den heiligen Gheest van V\yck ghegeven heeft, den armen jaerlijcs scoen om te copen. Ende daer af betaelt die persoen van Hedichusen X sc., die heylighe Gheest van Herpt X sc.; ende Jan Mathys soen van Herpt XXX scill. sjaers; op Bamisse, als die scepenbrieve begripen. Item anderhalven Wilhelm, scilt op een gheseet, Jan Maech aen die een zide. Jan meister Jans zoon aen dander zide, dat leghet aen den Auwaert, welken Wilhelm, scilt voers. die heylighe Gheestmeisters weder uytreiken sullen jaerlix den vier biddende oirden, elc even veel. Die dach der betalingen sel sijn opten heylighen Pijnxterdach als die scepenbrief begrijpt. Dit is des heylighs Gheest erve van Wyck: Item 8 hont lants, gheleghen tot Wyck op dat Gorenlant tusschen Jan Dirx soens erve an beiden siden. Item hont lants, gheleghen tot Wyck opten Corewort. Item enen merghen lants op Corteslaghe. welcken merghen voers. Boyden die Poerter ghegeven heeft voer een liber, dat hi jaerlijcs sculdich was van dien vijf ponden, die sijn moeder beset heeft sijns vaders ende sijnre moeder jaerghetide mede te doen. Item IV hont lants op Swaeshovel in den Langhen Campe, die heer Gherit van den Campe den heyligen Gheest ghegeven heeft. Dit is noch des heylighs Gheest erf)'. Item III Wilhelmus scilde sjaers erfcijns, die ghelegen sijn op een gheseet metter tymeringhe, die daer op steet, ligghende in den ban van Wyc op die Spyc, Willem van Wyc Arnts soen van Wyc aen d'een side ende Glaes Lamberts soen aen d'ander side, dat Wouter Glaes Greenkens soen nu bruict. Ende met desen 3 scilden voers. sullen die heyligh Gheestmeysters van Wyck missen doen doen op des heylighs Gheestsaltaer te Wyck op Sente Jan. Item noch 3 Wilhelmus scilden, die ghelegen sijn op een huis metter holïstat in den sel ven ban, Arnt van Wyc die Wale ende Jan Arnts soen aen d'een side ende die ghemeyn straet aan dander side, streckende van Arnts erve van Wyc voers. ter straten toe; noch op een ander yheseet in den selven ban, Jacob Rolofs soen aen deen syde ende Jan Janssoen an dander side, streckende van Herswyn Dircx erve ter straten toe, dat Kuyst Dirx soen ende Jan meyster Jans nu bruiken; op Sente Jan. Item noch XV scillinghe sjaers erffcijns, ghereckent enen goeden groten conincstornoys voer XVI penningen, gelegen op 2Va merghen lants in den selven ban in die Santvoert, Gherit Dirx soen aen deen side ende Willem Peters soen erfgen. acn d'ander side, streckende van der Wycscer straten ter Oerden straten toe, dat Gherits kijnder van Veen nu bruicken; op Bamis. Ende met desen III scilden en XV scillinghen voers. sal men die armen cleden. Item nog een gouden Vrancrijksce crone sjaers erfleück gheleghen op twe hont ende 83 scaften lants in den ban van Aelborch, die persoen van Aelborch aen deen side ende Margriet Arnts met horen kijnderen aen dander side, dat Agnese, Arnts wijf van Ghenderen was. nu bruict; op onser vrou lichtmis dach ende met deser cronen sullen die Kercmeysters van Wyc coperi broet en deylent den armen in der kerken van Wyc opten dach der memorien Jans Spierincx Dircx van Well Willems soen soen. Item noch enen Wilhelmus scilt sjaers erfl'elick, ghelegen op '2 hont lants in den ban van Wyc op die Spyc, Willem Hannen soen aen d'een side, Andries Ghisberts soen ende Herswyn Dircx aen dander side, streckende van Herswinen erve voers. ter dijccavelingen toe, dat Jan Alaerts erifgen. nu bruiken; op Sente Merten. Ende desen scilt voers. sullen die Kercmeysters van Wyc deylen alle jaer den armen, die woenachtich sijn in den huyse, dat Jan Spierinc voersr. heeft doen maken tot Wyc totten armer behoef. Ghelijc die scepenbrieve, die Jans Spierincs van Wel erfg. van alle desen erll'cijnse voers. hebben ghegeven, volcomeliken inhouden ende begripen. HOOFDSTUK X. Do familie Pullen. Aan hot slot van de aanteekeningen in het Missale staat nog het volgende over de familie Pullen: Dit boek naegezien van Johan Pullen, sijnde een soon van Hendrik Barentse Pullen, die schout van Wyk is; die sijn vader hiet Bernert Gijsbertse en die sijn vader hiet Gijsbert Hendrikse Pullen en voorder bevindende nader schrift en dien schout Pullen hier vooren genoemt sijn huysvrouwe hiet Anneken Jansdr van Ryswyk, die haar vader hiet Jan Otto van Ryswyk ende voorders te bevinden nade oude brieven, dat den Ceyser Otto hare voorouders is geweest, zijnde Ridder en Adel. 17 —|— 'Üt>. Hendrik Pullen. Gijsbert Pullen. Otto v. Rijswijk. Bernard Pullen. Jan Otto v. Rijswijk. /N Hendrik Pullen, schout van Wijk X Anneke Jansdr v. Rijswijk. , , , V Johan Pullen 170(3. Eenige Charters betreffende Almkerk. VOORWOORD. Van de oudste geschiedenis van Almkerk is weinig meer bekend, omdat deze gemeente behoort tot de dorpen, welke veel van den St. Elisabelhsvlood te lijden hadden en het bovendien daardoor voor een goed deel verzwolgen werd. Volgens Schutjens Geschiedenis van het Bisdom 's Bosch, III, p. 90, bestond de gemeente of het ambacht Almkerk vóór gezegden vloed uit de dorpen Eemkerk en Eemstein (moet zijn Almstein) en ontleent de gemeente Almkerk haren naam aan het riviertje de Alm, dat, vóór dat de Maas van Bokhoven naar Loevestein gegraven werd, 1) zijnen oorsprong had in de Hommelerwaard en bij het voormalige Almsvoet zich in de Maas ontlastte, doch dat thans eerst bij de kerk van Rijswijk zijnen aanvang neemt en van daar langs Waardhuizen, Emmikhoven en Almkerk loopt om nabij die laatste plaats met het Schansgat en den Gantel of de üoslkil zich te vereenigen en daarmede de lileek te vormen. De charters, betreffende Almkerk, welker hieronder zullen volgen en allen ouder zijn dan de St Klisabethsvloed. zoodat zij eene zeer belangrijke bijdrage voor de alleroudste geschiedenis dier gemeente zijn, bevinden zich in een fragment van een Gartularium, dat lang bewaard werd in het Archief van de heerlijkheid Well in Limburg en thans berust in de verzameling handschriften van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant; op de achterste bladzijde van hetzelve staat geschreven: du cotnte de Lippe. De charters zijn daarin in duidelijk Middeleeuwsch staand schrift met regelmatige afkortingen geschreven. A. F. VAN B. 1) Men zie over het graven van dit gedeelte der rivier de Maas van Hetirn: Historie der stad en meyerye van 's Bosch, I, p. 34 en 35 en p.351 en 52. I. Johanna van Gennep en haar echtgenoot Reynout van Brederode verpanden voor schuld hunne heerlijkheden van der Alm en der Eem aan Johan van Polanen, heer van der Leek en Breda. A° 1374. Wy Johanna Vrouwe van Ghennep ende van der Eem ende Reynout van Brederode, heer van Gliennep ende van der Eem, hoir wittighe man ende voeght, doen cond alden ghene, die desen brielT sullen sien off horen lesen, want wy van sonderlicken last van orloghe ende andere nootzaken, die ons op comen sijn, mijt groter schuit ende swaren commer beladen sijn, die ons daghelics te groten kost ende schade uetstaen, soe hebben wy om den meerderen schade te verhoeden mijt goeden voirsien bi rade ende goetduncken onsser heeren ende vrienden in handen gesat onssen lieven neve heeren Johan van Pollanen, heere van der Lecke ende van Breda ende sinen geerven alle onssen guede, die der heerlicheyt van der Alm ende van der Eem toebehoren mijd onssen huyse tot Almsteyne ende mitten gherechten ende heerlicheyden van onssen ambachten dair binnen gelegen; dat is te weten van Emkercke, van der Opalm, van der Uetalm ende van Voersaterwerd. In alsulcker manieren, dat onsse lieve neve vorser, ende sine geerfve vrilick heffen ende bewijnden ende ophoren sullen olï' doen heffen ende bewijnden alle die rente end goede, zeker ende onzeker, soe wair ofl' in wat manieren, dat sy ghelegen sijn binnen Zuythollant oft in den lande van Outbena ofl in den lande van Hoesden, in natten, in drogen, in huysinge, in erve, in tyenden, in lande, in visscherien, in veren, in axchise, in gruyle, in mollenen, in capoinen, in thinsen off in wat manieren, dat sy genoemt sijn ofl wair afï, dat si rorende sijn, dat si van eyghen, van paclite olï' van leen, die den voirschr. guede t'Alm ende ter Eem toebehoren, mijd allen voirfaiten ende broken, die dair tho vervallen moghen, alsoe groot ende also breit als wy die totte noch ghebruickt ende beseten hebben, niet uutgescheiden. beholdelicke dien, dat wy ende onsse geerven den mannen, die uuten vorser, gueden verleent sijn handt ende mont lenen sullen als sv hoer leen verzoken, mer die heergewaide, die dair afl eomen, die sall hellen onse lieve neve voirscr. oll'sine geerven. Endegemelt dat enich van den mannen sijn leen verborde nae den rechte dair all sall onsse lieve neve voirscr. olï syne gheerve die jairsohare gebruicken den tijt dat hv in den voirs. guede sidt, mer die erffelijchede sall comen op ons oll' op onsse geerven. Voirt ist voirwarde, dat onss lieve neve vorschr. oll' sine geerven sonder vertreck nader date des brieffs die hant slaen sullen aen onssen huyse tot Almsteyne ende aen alle die heerlicheyt, die tot onsse voirscr. guede toe behoirt mid voirfayten ende broken, die daer verschynen mogen, behoutlich dien dat wy olt onsse geerve heffen ende opboren sullen off doen hellen ende opboren alle die renten, die dan vervallen tusschen nu ende Paesdach neest comende, nier soe wes achter Paesdach naestcommende van den renten dair verschijnt dar sall onsse lieve neve voirscr. of sine geerve alenghe opboren ende bewijnden ende naden jeïande dat sy olf sine nacomelinge in deser vrster jairschaer hellet ende opboirt, dair na sullen sy ghelden ende uutreyken in den commer ende pachte, die uter geheelre jairschaer sculdich is te gane, mer tende deser yrste jairschaer sall onsse lieve neve voirscr. off sine gheerven die geheelI renten hellen ende boren ende dairtegen weder utreiken den gehelen pacht ende commer, die uten vorser, guede gaet, dat is te weten den Heren van sinte Peters tot Utrecht van den pacht van haren tienden vier ende twijntich merc silvers ende anders aen testamenten ende cleyne stucken omtrent achte en dertich pond Holl. Vort sa 11 onse lieve neve voorset, ende sine gheerven sulck erve ende landt als bijnnen onssen voirscr. guede gelegen is ende ons toebehort, bewaren off doen bewaren op horen cost van dikage ende dijckrecht, ghelick dat ander erve plechgt, dat bijnnen derselver dickage gelegen is. Waer oick dat zake, dat onsse lieve neve voirscr. oir sine geerven enygherehande cost van tijmmeringhe daden ain onssen huyse tot Aimsteyne off aenden moelnen, die dair noet toe waren, dies costen sullen wy ende onssen gheerven geloven onssen lieven neve off sinen gheerven tot horen simplen woirden ende by bescheider rekeninghe sonder argelist. Ende dat huys ende goet voirscr. en sullen sy neyt ruimen tensv dat hem van den coste waell ende wittelick voldaen si, ghelick der principaelre summen, dair sy voir in den goede sitten. Vort sall onsse lieve neve voirscr. ende sine gheerven onsse luede ende onderzate van den vorser, landen handelen ende hanteren na den custumelicheytendegewoente van den selven lande sonder hem enighe schattinge olf settinge van ghelde te eysschene, tensi by onssen wille oll' onser gheerven. Ende op dese vorser, guede, heerlicheden, huse ende rente soe heft ons onsse lieve neve voirscr. geleent, die hy ons in gereden ghelde betaelt heft ende die wy van hem ontfangen hebben, derthiendusent oude schilde munte des keysers van Romen, goet van goude ende van gewichte oll' die warde dair voir in anderen goden goude. Ende hebben hem geloeft ende geloven voir ons ende voir onssen gheerven by onsser ere, trouwe, zekerheit ende in gherechten edestat dat wy noch onsse gheerven dat voirscr. huys tot Almsteyn, heerlichheden, guede ende reynten vorser, nimmermeer aen talen noch bewijnden en sullen noch doen aen talen noch bewijnden in gheenre manieren, then si dat wy of onsse gheerven die voirgenoemde guede weder gevrijt hebben ende gelost in der maniere, dat hier na volget: Dat is te weten dat wy of onsse gheerven en nyemant anders die goeden lossen moge tot wat tyde dat wy willen metten summen van derthiendusent oude schilden voirscr. ende mid den coste, die onsse lieve neve off sine gheerven aen tijmmeringe gedaen mochten hebben. Ende dair tho sullen wy off onse gheerve onssen lieven neve vorser, oir sine gheerven vrilick laten heffen ende op boren die geheel jaerschaer van den guede vorser., die vallende is na dien dat wy lossinge doen, beholtelick dat onsse lieve neve off sine gheerven ghelden sullen uuter jaerschaer sulken commer als vorser, is ende van deser voirgen. summen en sullen wy noch onsse gheerven ons gheen betalinge vermeten ten si dat wy den principaell brieff overhebben in onsser macht, mer soe wes dat wy oll* onsse gheerven mid quitantie onder zegell ons lieffs neven voirscr. oir sijnre gheerven bewisen mogen, dat wy hem gegeven hebben, dat sall ons, onsse gheerven in affcortinge te staden comen ende soe wanneer dat wy olT onse gheerven den vorser, lossinge doen willen so sullen wy oir onse gheerven onssen lieven neven of sinen gheerven, die inden voirscr. guede sitten, goede gulde ende betalinge doen van den summe voirscr. ende van den coste, die sy aen tijmmeringe gedaen mogen hebben aen onssen huyse tot Almsteyne oft moelnen, in der selven munten, dat voirscr. is, bijnnen der porten van Breda oir bijnnen der steden van Sint Geertruydenberghe, tot welcken dat onss lieve neve voirscr. oir sine gheerven kiesen, dats hem genoecht, ende sijs verzekert sijn ende geweldich hebben in hoir behout, Uien waer off wy of onsse gheerven tot Breda noch tot Sinte Gertruydenberge niet vrilick gecomen en konden, soe souden wy oll' onsse gheerven dat ghelt leveren ende der betalinge doen onssen lieven neve voirscr. offte sinen gheerven, die in den voirscr. gueden sate, tot eenre ander stat, die sy coren ende sy des hoirs geweldich ende verzekert waren, ende wy oir onsse gheerve wel geveilicht. Voit ist vorwarde, dat onsse lieve neve Heer Jan van Pollanen, heer van der Lecke ende van Breda voirscr. in den vorgenoemden gueden sitten sal ende berusten sijn leeirdage lanc, then wair oll wy oll onsse gheerve die lossinge binnen sinen leve tegen hem dade inder vorme voirscr, ende wart, dat sijns gebrake ende die goede ongelost bleven soe soude na sijnre doot in den selven goede ende vorwarden staen Ott, sijn soen, ons lieve neve, dien hy heft van vrouwe Margrieten van der Lippe, vrouwe van der Lecke ende van Breda, onsser liever nichten. Ende wart dat Otten gebrake sonder ons off onssen gheerven lossinge te doen van den goede voirscr., soe souden die goeden comen op alzulck oire ende gehorte, als gewonnen waer van onssen lieven neven ende nichten vorser., die blickende waren ende gevielt, dat van hene beiden gheen levende gehorte en bleven, dat God verhueden moet, soe soude dese guede comen na dode ons lieiïs neven heren Jans van Pollanen, heren van der Lecke ende van Breda voirscr, op Heren Johan van der Lecke. synen olsten sone, onssen lieven neve, die solde die gueden besitten ende gebruyeken in alle der vorwarden. dat te voren geroert is. Ende whant wy deze beleningen ende versettinge gedaen hebben met goeden voirsiene hy onssen heren ende heymelicke vriende raede, overmidts der groter nootzaken. die ons aenlach, soe hebben wy desen briefl*bezegelt mijt onssen zegele ende hebben geloft ende geloven bi onsser eren trouwe ende zekerheyt ende in gerechten edestat voir ons ende voir onsse geerve dese versettinge ende voirwarde voirscr. in allen punten voir geruert vaste ende gestade te holden sonder enigh wederseggen, letzell oir hyender dair in te doen olT doen doen bi ons ofT by yemande van onsser wege ende sonder enigerhande vonde te zueken, die dair in eniger manieren tegen daghen mochten. Ende om onssen lieve neve voirscr. ende synen geerven te bat te verzekeren van allen punten ende voirwarden (hier is de volzin afgebroken). II. Johanna, vrouwe van Gennep en haar echtgenoot ltevnout van Brederode verzekeren aan Johan van Polanen, lieer van der Leek en Breda, het rustig bezit der heerlijkheden van der Alm en der Eem. 12 Februari 1374. Wy Johanna, vrouwe van Ghennep ende van der Eem ende Reynout van Brederode, here van Ghennep, hoir wittige man ende voeght, doen kond allen luyden, want onsse lieve neve heer Johan van Pollanen, here van der Lecke ende van Breda, jegen ons heieent heeft, tot sinre behoeff ende sijnre geerven alle onsse guede, die der heerlichede ter Alm en (er Eem toebehoren, mijt onssen huyse tot Almstevne ende mijt alle der heerlicheyt, forfayten ende broken, die dair vervallen mogen, voer eene somme van darthyen dusent older schilden, munte des keysers van Romen, in aller der selver manieren ende vorme, dat die principael brielï'e, die dair op gemaect sijn, inhouden ende hegripen. Soe hebben Johanna, vrouwe van Ghennep ende Beynout van Brederode, here van Ghennep, hoir wittige man ende voeght voirscr., geloeft ende geloven voir ons ende onssen geerven hy onsser trouwer zekerheit ende in gherechten edestat, dat wy onssen lieven neve heren Johan van Pollanen, here van der Lecke ende van Breda voirscr. ende synen gheerven vrylick, rastelick ende onwederseghet van ons off van yemant van onsser weghen zullen laten hevvijnden, hellen ende ophoren hem off den ghenen, dven sijt hevelen, tot horen besten orbair ende vorme alle die reynten, forfayten, nutscap ende vervallen, die vanden vorser, goede comen mogen, alle den tijt dore, dat onsse lieve neve vorser, oir sijn geerven sitten sullen in den vorg. goeden. Ende dat sullen sy doen sonder enigherande mijndernisse off afl'coi tinge der summen vander darthien dusent alden schilden, die ons onsse lieve neve voirscr. dair op geleent heft. Vort soe hebben wy Johanna, vrouwe van Ghennep ende Reynout van Brederode, hoer wittige man ende voeght, geloeft ende geloeve voir ons ende voir onssen gheerven, dat wy onsen lieven neve heren Johan van Pollanen, here van der J^ecke ende van Breda ende synen gheerven alle die vorser, goede, soe groet ende soe breet, als hy die beleent heft, waren sullen jair ende dach tegens yegelick ende hem dair op brengen mijt sulken recht als dair thobehort; dat is te weten: van den leenguede der heren consente van den beleeninge, dair wy die gueden alï'houdende sijn ende van den eygelicken guede den eygendom overge\en in ons lielïs neven behoell oll sine gheerven, soe dat sv mitten lantrecht daer in bewart sijn. Vort soe hebben wy Johanna, vrou van Ghennep ende Reynout van Brederode, here van Gennep, hoer wittige man ende voeght, geloeft ende geloven voir ons ende onssen geerven by onsser eren ende trouwen, wart, dat yemant enigherhande aentaele dede tot den vorser, guede oll' tot jaerschaere, die daer aff vervielen, het waer mijt scepenbrieven oll'mijt anderen geloelïten ollte van wilkoer, die yemande dair op gedaen mocht sijn olie van recht hem yemand daer thoe vermeten mochte, dat van ons, van onssen gheerven roerde olï toequame, dair alV sullen wy ende onsse gheerven onssen lieven neve vorser, ende synen gheerven scadeloos holden ende waell ontheffen ende die vorser goeden verantworden ende vryen van alle die talingen, die van ons oft onser onsser gheerven wegen dair op comen mochte in enigher manieren sonder enigher mijndernisse oll afcortinge der summen van den derthiendusent olden schilden vorser. Ende want onsse lieve suster, vrouwe Margrieta, vrouwe van Lienden, gheghoet was van hoi en vaderlicken ende moderlicken erven opten vorser, goede ter Alm ter summen tho van vijlThondert ponden sjaers, daer wy hoir bewisingeall'gedaan hebben op anderen jjoede, soe hebben wy geloeft ende geloeven tusschen nu ende Paesdach uaestcumende onssen lieven neve vorser, ende sinen gheerven enen openen brieft' te leveren ende zegell onser liever zuster der vrouwe van Lienden ende ons heli's Bolen, des heren van Lienden, hoers wittachtigen manende voeght, dair sy in bekennen sullen dat hem dair all' bewisinge, die wy hem van den vijfi'hondert ponden sjaers op anderen goede gedaen hebben, waill geneucht, sonder enighe aentale dair all' te vermete opt goede ter Alm of ter Eem. Ende dat sy belien sullen ende bekennen, dat alsulcke beleninge alse onsse lieve neve voirscr. opten voirgenoemden goede gedaen heft, by horen consente geschiet is sonder enich hijnder oll' letzell dair in te doen soe vere alst in hem is. In oirconde deser brieve besegeit mijt onssen segelen. Gegheven in 't jaer ons heren duysent driehondert vier ende tsoventich opten twaleften dach in Ffebruario. III. lolianna van Gheunep oh liacr echtgenoot Reynout van Brederode geven een overzicht van datgene, wat zij schuldig blijven aan Johan van Polanen. 14 Oct. 1374. Wy Johanna, vrouwe van Ghennep ende Reynout van Brederode, heer van Ghennep, hoir wittige man ende voecht, doen cont alle den ghenen, die desen brief sullen sien ende horen lesen, want onsse lieve neve Heer Johan van Pollanen, here van der Lecke ende van Breda, tegen ons beleent heeft onsse goede ende heerlichede 't Alm ende ter Eem mit hoeren toebehorten, ghelick dat die brieve begripen, die daer op gemaect sijn, van welcken gueden, dat wy alrehande scult ende renten, die onsse lieven neve voorscr. toebehorden, opgehaven hebben ende in ons oirbaer gekeert sijnder den tijt, dat die voirscr. gueden in ons lielTs neven hande gestanden hebben. Dat is te weten: van den seventhien mergen landts aen der Wercken twe ende twijntich pond ende acht schilling holls., die daer aff vervielen te Bamisse int jaer vier ende tsoventich. Ithem van den selven lande twe ende twijntich pond ende acht scilling holls, van den jaer vijff ende tsoventich. Ithem van den thijnse tot Huesden vijff ende dertich pont hoesdens payments, die daer aff vervielen in den jaer vier ende tsoventich, maken twijntich pont twe schilling hollants. Ithem van twe mergen landt, die men heyt des Hanen Camp van der huer, die daer aff verviell in den jaer vier ende tsoventich ende in den jaer vyffende tsoventich te samen vyer pond thien scilling Holls. Ithem van vier blokke thyenden, dair die pachdach aff verviell te Paesschen ende te Bamis int jaer vier ende tsoventich; dat is te weten dieZogethiende. die Dam thiende ende twe blokke van verkens thiende, die Arnt van Dronge cofte om hondert vier ende viertich pond sevcu schilling drie penning hollants, die wv alenge in onssen oirbair gehort hebben, nochtant dat sy onss lieven neve vorser, halll toebehorden, emaect dat wy van dien thien gelden van onss liells neve deell geboit hebben twe end tsoventich pond drie scilling seven penningen een halling Hollants, dat beloept altesamen, dat wy van ons lielïs neve renten geboert hebben ende wy hem dair aff sculdich syn biden particulen vorser, hondert een ende tsestich pond derthien scilling seven penningen een hallinck hollants, die placke voir twalff penningen, die wy bekennen ende lyen, dat wy onssen lieven neve vorser, sculdich sijn ende hebben geloeft ende geloven in goeden trouwen van ons ende vor onsse nacomelingen, dat wy ons gheenrande lossinge bewijnden noch vermeten sullen van den goede ter Alm ende ther Eem thensy, dat wy oll'te onsse nacomelinge onssen lieven neve vorser, oll'te svnen nacomelingen waell ende ende wittelick voldaen hebben van deser somme voirgen. gelick der ander hoerscholt, dair hy die vorser, guede voir in handen heft. In kennis der waerheyt hebben wy desen brieft' bezegelt mijt onssen segelen int jaer ons heren dusent drie hondert tsoventich ende vier thien daghe in Octobri. IV. Jan van Wezele, abt, geeft een vidimus van eenen brief, waarbij Johan van Uloys, Hertog van Gelre, aan Margriet van der Lippe, echtgenoote van Johan van Polanen, heer van der Leek en van Breda, in 1371 verleende den tocht van den cijns van Tysselynswcrde met de eilanden van Munsterkerk en Almsvoet. Jan van Wezele, bider gracie Gods abt van Sinte Bernaerds, doen kond allen luyden, dat wy gesien, gehoert hebben ende gelesen enen brieil, ongheraseert, ganselick ende wael besegeit mijt eens mogens heren segell, heren Jans van Bloys, Hertoghe van Ghelre ende Grave van Zutphen, spiekende van worde tot worden alsoe hier na beschreven staet: «Johan van Bloys, bider gnaden Gods, Hertoghe van Ghelre, Greve van Zutphen, doen kond allen luyden, dat wy overmids versoeck ende arnstelick vervolch Heren Jans van Pollanen, here van der Lecke ende van Breda ende by wille ende consente heren Johans van der Lecke, Here van den Nyervart, sijns soens, verleent hebben ende verlien in gerechten tochte vrouwe Margriete van der Lippe, vrouwe van der Lecke ende van Breda, synen wittigen wive, den gehelen scijns van Tyselynswerde mijtten eylanden van Monsterkerck ende van Almsvoet, dair thoe behorende, soe groet ende soe cleyn, als die here van der Lecke ende van Breda vorcr. des selve guede van ons holdende is, in welcker tochte wy vrouwe Margriete houden sullen als custumelick is. In oirconde desen brieve bezegelt mijt onssen segelen. Gegeven tot Utrecht op Sunt Peters avont in zulle int jaer ons (Heren) dusent drie hondert een endt tseventich." Ende want Jan van Wezele, Abt van Sun te Bernaerts voirscr., desen briefl'gezien ende gelesen hebbende des gariselick ende waell bezegelt, gelick dat voirscr. is, soe hebben wy die transcrift in kennisse der warheit bezegelt mijt onssen segell int jaer ons heren 1372 opten thienden dach in Octobri. V. Schepenen van Geertruidenberg verklaren, dat ten hunnen overstaan Jolian Venidan c. s. zich verbonden hebben te zullen betalen aan Otto van der Leek c. s. 9 jaren lang 1100 Willems oude gouden Dordrechtsche guldens. Vrijdag na O. L. V. dag Visitatie 1414. Wy Goidscalck Baninc Janssone ende Arnt Everdeyssone, scepenen in Sinte Gertruydenberghe, maken cont allen luvden, dat Johan Venidan Glaessone, Daniell Venidan, sijn brueder, Jacop Buys Pclerssone, Johan Arntssone, Ariaen sijn sone, Peter die Jode Lodewichssone ende Evert Willem Glaessone sculdich sijn gezamederhant ende onverscheiden ende elck voir all Heren Otten van der Lecke, heer tot Ueell, Philips van der Lecke, bastaert, Heer Frederck Hubrechs soen, priester, Ghert Reysnaelden ende Johan Calibart, hem allen gezamenderhant off elcken van hem sonderlinge oll den toenre des brieirs, ruerende van den huyse tot Almsteyn ende goede, dien huyse toebehoerende, negen jair lanck durende ende naest comende van desen teghenwordighen jair elffhondert goede Wilhelms oude gouden Dordrechssche gulden off warde dairvoir in andre gueden paymente oft enen goeden gouden ouden Ingelschen nobell, van drie der voirs. gulden gerekent, te betalen die een helft dair ad' tot Sunte Peters daghe in zulle naest comende ende d'andere helft tot Bamis dair naest comende ende vort die aender acht jaer dair naest volgende elcs jaers daer aff twelfhondert deser gulden vorser., die oick te betalen elcx jaers de een helft dair aff altoes tot Sunte Peters dage in sulle als voirscr. is ende d'ander helft altoes ende elcx jaers tot Bamisse dair naest volghende. Vort soe hebben Jan Venydan voirnoemt ende sijn medelovers voirsr. geloeft Heeren Otten van der Lecke ende synen medeplechters voirscr. vrv ende schadeloos te houden van allsulcke chijnse ende pacht als men den Here van Sunte Peters tot Utrecht jairlicx van desen voirscr. guede sculdich is te geven ende dairtho soe sullen sy dese voirnoemde guede vry houden ende verwaren van allen anderen oncost ende onraet binnen bans ende buten bans. die mijt recht op desen voirscr. goede comen mach, onvermindert van den scult voirscr. ende duerende dese negen jair lanck voirscr. ende nyet langher. In orconde deses brieve bezegelt mijt onssen zegelen in 't jaer ons Heren 1414 des Vridachs na onsser Vrouwendach visitatio. Tot recht begrip van de wijze waarop dc in vorenstaande charters genoemde personen elkander in den bloede bestonden, kunne het volgende dienen: Diederik, heer van Brederode en van der Leek. had van zijne echtgenoote Beatrix uit den Huize van Valkenburg in Limburg een zoon Beinout van Brederode, die huwde met Johanna, vrouwe van Gennep en van der Eem, en eene dochtei Catharina van Brederode, erfdochter van der Leek, welke trouwde met Johan I van Duivenvoorde, heer van Polanen, zoon van Philips, 1) heer van Polanen en Elisabeth, de zuster van den Heer van Vianen; zij schonk hem een zoon : Johan 11 van Polanen, heer van der Leek. De Hertog van Brabant verkocht hem 1 April 1350 de heerlijkheid Breda behoudelijk altoos Heeren Willeme van Duvenvoorde. Heere van Oisterlioudt, onsen lieven Riddere en man, zynere lijftocht; deze verkoop was eenigzins vreemd, omdat Willem van 1) Hij had nog een bastaardzoon, Willem Snikkerieme, die den tl Augustus 1329 van den Keizer Lodewijk van Beieren brieven van legitimatie verkreeg, waarbij hem alle rechten werden toegekend, als ware hij wettig; sedert dien heette hij steeds van Duivenvoorde. Hij was kamerling van Willem III en Willem IV, Graven van Holland uit het Henegouwsche Huis en schout van Geertruidenberg; door koop van Adelise van Liederkerke, vrouwe van Breda, de echtgenoote van Gerard van Basinghem, werd hij in 1325 heer van Oosterhout, nadat de Heer van Putten en Strijen hem reeds in 1323 zijn te Oosterhout staand Huis te Strijen in erfpacht had gegeven; ook was hij beer van Boven-Waspik en Standhazen en in 1339 kocht hij de heerlijkheid Breda van den Hertog van Brabant, die haar gekocht had van genoemde echtelieden van Basinghem. Van zijne vrouw Heilwig van Vianen had hij geene kinderen; wel had hij eenige bastaarden, o. a. Willem, heer van Dongen en Üosterhout en Beatrix, echtgenoote van Roelof van Dalem, wiens zoon Willem de heerlijkheid Dongen van Willem, Heer van Oosterhout, kocht en wiens nakomelingen van Dongen genoemd zijn. (Men zie voorts Wapenherautjl904, p. 49 en vlgd.) (I9|b Duivenvoorde, de natuurlijke broeder van Johan 11 van Polanen, in 1339 reeds de heerlijkheid Breda van den Hertog van Brabant had gekocht; deze tegenstrijdigheid is waarschijnlijk aldus te verklaren, dat Willem van Duivenvoorde de heerlijkheid Breda als een rechtleen had gekocht, hetwelk bij zijnen dood, daar hij geene wettige kinderen had, aan den Hertog van Brabant moest terugvallen, zoodat Willems recht eenigzins het karakter van eenen lijftocht had. Hij stierf in 1377 en was gehuwd met 1° Oda van Hornes, dochter van Willem, heer van Horn, Altena, Weert, Nederweert, Heeze en Leende; '2° Elsbeen. weduwe van Jan, Heer van Rotselaer (?); 3° Margriet van der Lippe. Hij won: bij de eerste vrouw: a. Jan III van Polanen, heer van der Leek en van de Niervaart; zijn natuurlijke oom Willem van Duivenvoorde vermaakte hem: die borchscappe van den Borch te Sinte Gheertruidenberge metten wedden ende die heerlichede van der stede: de gerechten van Almonde, Dubbelmondeen Twintig hoeven, alsmede de heerlijkheid Breda, zoodat hij in elk geval rechtmatig Heer van Breda was; hij stierf in 1394en liet slechts eene dochter na, Johanna van Polanen, die huwde met Engelhrecht graaf van Nassau ; h. Philips van der Leek, priester, (bastaard?); c. Heinric van der Leek, heer van Heeswijk, Dinther, Asten en Moergestel; d. Willem van der Leek, kanonik te Luik; e. Dirk van der Leek, drossaard van Heusden; f. Oda van der Leek, h. Hendrik III de Roovere, burggraaf van Montfoort; (). Beatrix van der Leek, h. Hendrik van Boutersem, heer van Bergen op Zoom; bij de derde vrouw: h. Otto van der Leek, heer van Hedel en Almstein, h. Sophia, erfdochter van Berg ('s Heerenberg); van henstammen de Heeren van Boxmeer af. Eene bijdrage tot de geschiedenis van het geslacht Spiering. Bijdrage tot de geschiedenis van het geslacht Spiering, Of alle personen, die den naam Spiering droegen en dragen, tot hetzelfde geslacht behooren, is aan gegronden twijfel onderhevig. Veeleer moet het tegendeel worden aangenomen. Reeds in de veertiende eeuw vinden wij in verschil lende gewesten Spieringen, die met elkander niets dan den naam gemeen schijnen te hebben gehad, zij het ook, dat de hij deze personen voorkomende verscheidenheid van wapen, op zich zelve, voor dit tijdperk niet als bewijs voor het ontbreken van stamverwantschap mag gelden. Wij willen ons thans uitsluitend bezig houden met die Spieringen, van wie het min of meer waarschijnlijk is, dat zij behoord hebben tot het geslacht, dat uit de Heeren van Heusden zijn oorsprong heet te hebben genomen. Als stamvader van dit geslacht wordt door allen, die over de ïleeren van Heusden geschreven hebben, genoemd: Wouter Spiering, broeder van den in 1202 overleden vijftienden Heer van Heusden, Robbrecht V. Dit schijnt reeds aanstonds minder juist. Aan den in verschillende werken afgedrukten stamboom der Heeren van Heusden kan slechts eene zeer betrekkelijke waarde worden toegekend. Het nog aanwezige bewijsmateriaal is gering, maar voldoende om ons de onbetrouwbaarheid van dien stamboom te doen blijken. Zoo was b.v. de eerste Heer van Heesbeen niet een jongere broeder Jan van Jan VII van Heusden, maar diens oom Robbrecht, zoon van Jan V I). Zoo is het ook niet juist, dat Wouter Spiering een broeder van Robbrecht V en dus een oom van Jan V zou zijn geweest. Reeds is door den Eerw. Heer Hoevenaars de aandacht gevestigd opeeneoor- 1) Oorkondenbofk van Holland en Zeeland I, 443, II, 00, '248, 335. konde van 1212 1), waaruit blijkt, dat Wouter Spiering een amitinus van Jan V was, een zoon dus van eene zuster van Robbrecht V 2). Wie Wouter's vader was. weten wij niet. Hij zelf komt tusschen 1196 en 1212 herhaaldelijk in Hollandsche en Geldersche oorkonden voor en was blijkbaar een aanzienlijk edelman. Maar dit is dan ook alles wat wij van hem weten. Dat hij gehuwd is geweest en kinderen heeft gehad, is ons uit geen enkele akte gebleken 3). Na hem vinden wij voor het eerst weder van Spieringen melding gemaakt in 1257. De kroniek der abdij van St. Truyen belicht ons, dat in dit jaar de edelman (vir nobilis, dus van vrijen adel) Wouter, ridder, van Aalburg, genaamd Spiering. met Ysalda zijne echtgenoote op 29 Augustus hun huis te Aalburg en alle hunne andere tegenwoordige en toekomstige onroerende goederen aan de abdij schonken; alleen zouden de broeders van Ysalda een tiend in de parochie van Waspik en Gapelle vooral) Hollandsche ponden kunnen terugkoopen. Jan Heer van Ileusden voegde aan deze schenking nog 5 bunder land toe, welke Heer Wouter van hem in leen had 4). Heer W7outer was in 1278 overleden; eene aan hem toebehoord hebbende steeg te Aalburg werd toen door lieer Jan van Heusden aan de zooeven genoemde abdij geschonken f>). 1) Oorkondenboek van Holland en Zeeland, I, 22K. 2) Handelingen van het Prov Gen. van K. en W. in Noord-Brabant, 1K91 —1893, blz. 107. 3) Het is mogelijk, dat sommige, ja zelfs dat alle, overige in de akte van 1212 genoemde amitini, te weten Thomas, Willem, Dirk, Emond en Peter van Aalburg broeders van Wouter Spiering zijn geweest. Zekerheid dienaangaande bestaat echter allerminst. Ook is het niet onmogelijk, dat, zooals in een hs. van ISaron van Spaen, berustende in de verzameling van den Iloogen Raad van Adel, wordt aangenomen, de Wouter Spiering van 1212 een andere was dan die van 1196 en 1200. Uit het feit, dat hij, in tegenstelling met een stuk van 1200, in 1212 eerst in de vijfde plaats wordt genoemd, behoeft zulks echter m. i. nog niet te volgen ; in deze laatste oorkonde toch bepaalde vermoedelijk niet bet aanzien, maar de in het familieverband ingenomen plaats de volgorde. \) Piot, Cartulaire de 1'Abbaye de Saint-Trond, I, 240. 5) Supplement Oorkondenboek van Holland en Zeeland, 201. Het was eveneens in Augustus 1257 dat de abt van St. Truyen eene lijfrente toekende aan den edelman Heer Gijsbert Spiering, kanunnik van St. Maarten te Utrecht, waartegenover deze afstand deed van zijne aanspraak ter zake van de prebende van Alem 1). In een oorkonde van 12 Juni 1257 wordt melding gemaakt van lieer Gerard Spiering als een der medestanders van Heer Floris, Voogd van Holland 2). Wanneer wij een Dirk Spiering, die in 1284 land te Hazerswoude bezat, met stilzwijgen voorbijgaan, is de eerste, dien wij daarna aantreffen, weder een Wouter Spiering, die in 1314 elf hont land »in Aelborghers VVaeshuevel''aan de abdij van St. Truyen overdroeg 3). Ook al zou men zonder meer bereid zijn aan te nemen, dat de Wouter Spiering van 1200 in werkelijkheid de stamvader van het geslacht is geweest, wat zeer wel mogelijk is, dan zou toch, bij de schaarschheid van gegevens uit de dertiende en het begin der veertiende eeuw, van een ook maar eenigszins volledige genealogie, waardoor het verband van de verschillende takken duidelijk zou worden, geen sprake zijn. De moeilijkheid wordt niet weinig vergroot door de groote willekeur, waarmede tot in het einde der 15de eeuw toenamen plachten te worden aangenomen en verwisseld. Slechts enkele voorbeelden mogen volstaan om te doen zien, hoe uiterst moeilijk het zou zijn den draad te vinden, welke de vele Spieringen, die in de tweede helft der 14de eeuw in het tegenwoordige Noord-Brabant voorkwamen, aan elkaai kan hebben verbonden. Men vindt in dien tijd melding gemaakt van b.v.: ■Tan Spiering zoon van [Vouter Spiering van Dinther, ■fan Spiering van Veen zoon van Herman van Veen, Jan Spiering zoon van Dirk van Gestel, Jan Spiering zoon van Jan de Custer van Heeswijk, 1) Cartulaire de 1'Abbaye de Saint-Trond, I, 238. 2) Oorkondenboek van Holland en Zeeland, II, 28. 3) Cartulaire de 1'Abbaye de Saint-Trond, I, 345. Jan Spiering zoon van Dirlc van Well, Jan zoon van Jan Spiering van Heeswijk, Jan Spiering van Kuik, Jan Spiering van (Jitwijk, Jan Ywijn Spieringszoon, broeder van Robbreefit van Doorn Spiering szoon, Jan Kuyst zoon van Wouter Spiering, Jan van Baardwijk Klaas Spieringszoon. Wouter Spiering zoon van Dirk van Gemert, Wouter Spiering zoon van Arent Spiering van Hees, Wouter Spiering van Hees zoon van Hendrik van Schijndel Wouter Spiering zoon van Gijsbert van Well, Wouter Spiering van Boegen, Wouter Spiering Janszoon, Wouter Spiering van Heeswijk, Wouter Spiering Meeuszoon. Bij zoo groote verscheidenheid is beperking eisch. Bepalen wij ons daarom tot de meest bekende takken van het geslacht, n.1. tot den tak Spiering van Aalburg en den tak Spiering van Well, waaraan wij alleen nog een kort overzicht willen toevoegen van den tak, die te 's Hertogenbosch in de regeering zat en later ook wel eens, naar het schijnt zonder genoegzamen grond, als Spiering van Aalburg wordt vermeld. Uit dezen laatsten tak zouden de Duitsche Freiherren von Spiring zijn gesproten. Ook bij deze bepeiking blijven wij nog stuiten op tal van leemten en bezwaren. De toenamen van Well en van Aalburg werden naar welgevallen gebezigd of weggelaten, menigmaal ook zonder den naam Spiering gebruikt. Wij kunnen dan ook niet anders geven dan eenige onsamenhangende fragmenten, welke ook op zich zelve allerminst op volledigheid aanspraak kunnen maken 1). 4) De bronnen, waaraan ik mijne gegevens ontleende, zijn, voor zoover zij niet uitdrukkelijk worden genoemd, de leenregïsters der grafelijkheid van Holland, de protocollen der schepenbank van 's Hertogenbosch, een C Vooraf ga een fragment, dat zoowel op de Spieringen van Aalburg als op de Spieringen van Well betrekking zou kunnen bebben, doch door ons aan geen dezer beide familiën kan worden aangesloten en misschien ook daarvan volstrekt niet deel uitmaakt. I. Gijsbrecht van Well, misschien — hoewel niet waarschijnlijk — dezelfde die in 1277 optrad als getuige in de oorkonde, waarbij Robbrecht, Heer van Heesbeen, en Jan, Heer van Heusden, aan de ingelanden van Aalburg vergunnen eene uitwatering te graven tot in de Oude Wetering van Heesbeen 1), had een zoon : II. Wouter Spiering, die als getuige voorkomt in een in 1362 te Woudrichem opgemaakte akte 2). Deze is misschien dezelfde als een Wouter Spiering, wiens vader ik niet vermeld vond, maar die — behalve vier dochters: Alveraad, (gehuwd met Lodewijk van Geldrop). Etisabeth (gehuwd met Hendrik Riké), Margaretha en Agnes, — een zoon had: III. Jan Kuyst van Aalburg. Deze leefde nog in I39G. doch was in 1398 overleden, met nalating van twee zoons: 1. Gijsbrecht van Well, die in 13U(i gehuwd was met Catharina, dochter van Wijnrik Screynrnakers. 2. Boudewijn Kuyst, die gehuwd was met Jutte dochter van Jan van den Veen. en in 1407 verleid werd met 2 morgen lands te Babiloniënbroek. Ook had hij land te Aalburg naast land van Jan Oege Jan Spieringszoon 3). aantal Heusdensche schepenbrieven, berustende in het archief der stad Mechelun, de registers der Gorinchemsche vierschaar, en stadsrekeningen en andere stukken behoorende tot het oud-archief der stad Heusden. 1) Oorkondenboek van Holland en Zeeland, II, 335. 2) Cartulaire de 1'Abbaye de Saint-Trond, I, 41G. 3) Deze Boudewijn Kuyst Jan Kuystenzoon van Aalburg moet niet worden verward niet den op blz. 19 hiervoor genoemden Heer Boudewijn Kuyst, Ridder, die in 1399 bij vernieuwing met het gerecht van Wijk werd beleend en in 1413 door zijn zoon Boudewijn Kuyst als ambachtsheer SPIERING VAN AALBURG. I. Jan Spiering van Aalburg 1) werd in 1355 beleend met een gezeet en een hofstad met 15 hont lands te Aalburg »te houden van minen heere [d i den Graaf van Holland] toter waelgheboren luden recht" en in 1360 met 32 morgen lands in het YVijkerbroek in den ban van Genderen, 2 morgen te Wijk »in die hove" en 15 hont bij de kerk te Aalburg. Hij was de vader van : 1. Klaas Spiering, die volgt onder II. 2. Jan Spiering, die volgt onder Ilbis. 3. Mechteld Spiering 2). 4. Marie Spiering. In 1369 doen Klaas en Mechteld te haren behoeve afstand van de rechten, welke zij zouden kunnen doen gelden op goederen huns vaders onder Wijk en Aalburg. II. Klaas Spiering deed in 1372 ten behoeve van Jan van Baardwijk Klaas Spieringszoon 3) afstand van 8 morgen, werd opgevolgd. In denzelfden tijd leefden ook nog een Boudewijn Kuyst Arentszoon van Gent, in 1391 beleend met land onder Babiloniënbroek, en een Boudewijn Kuyst, wiens zoon Arent van Wijck in 1394 overleed en wiens kleinzoon Dirk van Wijck, gehuwd met Geertruid Spiering, een bastaard Boudewijn Kuyst had, die in 1429 wordt vermeld. 1) Mogelijk was deze een broeder van Wouter Spiering van Aalburg, die met zijne vrouw en kinderen een jaargetijde vestigde in de kerk te Wijk. Deze zou dan dezelfde kunnen zijn geweest als Wouter Spiering Janszoon, die in 1341 en 1355 schepen van Heusden was en wiens dochter Geertruid in 1391 haar testament maakte. 2) Eene Machteld Spieringsdochter ontving in 1387 van haren man Arent Ywijn Mallantszoon (d. i. Arent Ywijn de zoon van Jan van Mallant, die weer een zoon was van Arent Ywijnszoon van Oudheusden) 3 morgen in den Oester, in den ban van Oudheusden, in lijftocht. 3) Of tusscben hen beiden eene familiebetrekking bestond, blijkt niet uit de akte van verlei. Jan van Baardwijk zal vermoedelijk familie zijn geweest van jonkvrouw Marie Klaas Spieringsdochter, die in Maart 1346 van haren echtgenoot Pieter Ovelaer de helft van diens huis en land te Baardwijk in lijftocht kreeg. Klaas Spiering van Baardwijk wordt vermeld in een oorkonde van 15 April 1355 (Cartulaire de 1'Abbaye de Saint-Trond, I, 39Ü). gelegen in den ban van Genderen, in de Vliert; tien jaar later werd hij, na opdracht door Jan, opnieuw zelf daarmede beleend. In 1373 droeg hij zijne woning te Aalburg met 3 morgen lands op ten behoeve van Herman van Veen. terwijl in 1379 daaraan uitdrukkelijk de bepaling werd verbonden, dat dit goed na Herman's dood zou overgaan op diens zoon Jan Spiering van Veen 1). In 1386 droeg hij een huis binnen de stad Heusden, waarmede hij in 1382 bij overgifte van Jan Gressekijn was beleend, op aan Klaas Spiering van Aalburg Dirkszoon 2). 1) Vermoedelijk was Herman vari Veen gehuwd met eene zuster van Klaas Spiering en heette, zooals herhaaldelijk voorkwam, de zoon naar zijn schoonvader; Jan Spiering van Veen, die ook kortweg als Spiering van Veen wordt aangeduid, was reeds in 1391 gehuwd met jonkvrouw Beatrijs en komt voor het laatst voor in 1439. Jan's zoon, Willem van Veen, was schepen te Heusden in 1446 en volgende jaren en zegelde met een rad. 2j Deze laatste Klaas kan een broeder geweest zijn van Jan Spiering Dirkszoon, die in 1365 met 5 morgen 15 hont nin Wikerswaesheuvel en an Orderswaesheuvel" werd beleend. Klaas had twee zoons: 1. Dirk Spiering van Aalburg. Deze kreeg op 10 Febr. 1405 bovenbedoeld huis te Heusden in vrijen eigendom. Hij bezat behalve een rijswaard in den ban van Aalburg ook goederen te Oudheusden (de Jan Zegershoeve, groot 12 morgen) en te Genderen (2 morgen «omtrent die muelen"). 2. Klaas Spiering van Aalburg is hoogst waarschijnlijk degeendieals Klaas Spiering van Aalburg Klaaszoon onder de schepenen van Heusden voorkomt o. a. in 1432, '37 en '42; zijn wapen vertoont het rad, in den rechterbovenhoek vergezeld van een wassenaar. In 1431 verkreeg hij bij opdracht van zijn broeder Dirk een rijswaard in den ban van Aalburg tusschen de Langesteeg en den oliemolen. Hij had eene dochter: a. Aleid Spiering, die op 5 Mei 1451, als erfgenaam haars vaders, met bedoelde rijswaard werd beleend. Haar echtgenoot Hendrik Mr. Arentszoon deed voor haar eed, hulde en manschap. In 1493 was zij overleden en was haar zoon Dirk Arents haar leenvolger. Na verwant aan deze Aleid was ongetwijfeld Klaas Spiering, wiens minderjarige zoon Dirk Spiering van Aalburg op 3 Dec. 1478 als erfgenaam zijns vaders, onder voogdij van Dirk van Wijck, met de helft van een rijswaard onder Aalburg werd beleend. In 1505 droeg Dirk dit Klaas Spiering Janszoon komt sedert 1393 voor als drossaard van Heusden. Dat Hertog Albrecht over hem tevreden was, blijkt uit het feit, dat deze hem in 1397 wegens bewezen diensten beleende met 19 morgen lands, genaamd Hengstveld en Wekenwerf, in den bnn van Wijk. In 1404 verkreeg hij van deze 19 morgen, die hij oorspronkelijk van de grafelijkheid in huur en sedert 1395 in levenslang vruchtgebruik had gehad, het goed Wekenwerf, groot 8V2 morgen, in vrijen eigendom. Een paar jaar later is hij overleden, met nalating van drie zoons : \. Jan Spiering van Aalburg, voor het eerst vermeld in 1391, toen hij van zijn vader de 8 morgen in de Vliet t benevens 8 morgen op Wijk er oord en 1 morgen in den Genderschen slag, alles gelegen in den ban van Genderen, ontving. In 1401 schonk Hertog Albrecht hem van laatstgedoelde 9 morgen den vrijen eigendom. De helft van het Hengstveld, groot IOV2 morgen, door hem krachtens het verlei van 1397 van zijn vader geërfd, droeg hij in 1429 met de 8 morgen te Genderen aan zijn broeder Arent over. 2. Arent Spiering van Aalburg, die volgt onder III. 3. Klaas Spiering van Aalburg kreeg na den dood zijns vaders bij verlei van 5 Febr. 1403, te zamen met zijn broeder Arent, de andere helft van het Hengstveld te Wijk. Hij was schepen te Heusden 0. a. in 1413 en zegelde met het rad, in den rechterbovenhoek vergezeld van een ster. IIbis. Jan Spiering van Aalburg had 10 morgen in den ban van Genderen in leen, waarvan hij in Maart 4391 de helft in lijftocht maakte aan zijne vrouw Aleid. Hij pachtte in 1392 zestien morgen in den ban van Oudheusden voor 20 goed, door hem zelf omschreven als een uiterwaard te Heusden bij de galg, over. Wellicht was deze Dirk een kleinzoon van den hierboven onder 1. genoemden Dirk Spiering van Aalburg, en was de uiterwaard bij de galg te Heusden dezelfde als die, met welker helft laatstbedoelde Dirk in 1439 werd beleend. jaar, tegen 7 oude schilden 's jaars, te betalen op Kerstavond aan 's graven rentmeester over stad en lande van Heusden. In 1398 komt hij voor als president-schepen van Heusden. Hij had twee kinderen: 1. Elisabeth Spiering, die in 1396 de 15 hont, welke zij in den ban van Oudheusden in leen had, in vrijen eigendom ontving. 2. Jan Spiering van Aalburg, die in 1413 de 10 morgen te Genderen in leen had en de helft daarvan in lijftocht maakte aan zijne vrouw Agneia. Evenals zijn vader was hij schepen van Heusden. Zijn zoon Jan werd in 1429 na 's vaders overlijden met dit goed beleend, doch droeg het den volgenden dag over aan zijn neef Arent Spiering Klaaszoon 1). III. Arent Spiering van Aalburg werd in 1411 aangesteld tot drossaard van stad en lande van Heusden. In 1417 werd hij door Jacoba van Beyeren als zoodanig herbenoemd, maar in Januari 1418 werd door Hertog Jan van Brabant, als echtgenoot van Jacoba, Arent van Zevenbergen in zijne plaats aangesteld. Zijn opvolger kreeg in last hem de 4980 ponden 7 stuivers en 5 duiten, den Engelschen nobel voor 4 pond gerekend, welke Jacoba hem schuldig was, ten volle terug te betalen ten overstaan van schepenen van Heusden, en ontving daarvoor de toezegging, dat hij niet uit het ambt zou worden gezet voordat hij deze som en wat hij verder te vorderen zou mogen hebben geheel zou hebben terugontvangen. Wat de reden van Spiering's ontslag als drossaard is geweest, is mij niet gebleken. Zeker is, dat hij een der trouwste aanhangers van vrouw Jacop was en haar in 1425 uit Gent naar Holland hielp ontkomen. Als belooning voor zijne trouwe diensten ontving hij 7 April 1429 voor zich en 1) De gelijkluidende voornaam laat onzekerheid, of wij met twee dan wel met drie generatiën te doen hebben; het laatste komt mij het meest waarschijnlijk voor. Ook staat niet geheel vast, of Elisabeth Spiering eene dochter dan wel eene zuster was van Jan (II6ts). zijne nakomelingen de ambachtsheerlijkheid en het dorp Herpt, in welk leen hij 26 Oct. 1430 door Philips van Bourgondië werd bevestigd, met dien verstande echter, dat de heerlijkheid slechts aan hem voor zijn leven werd gegeven. Meermalen was hij schepen van Heusden en nog in 1452 komt hij als dijkgraaf voor. Zijn zegel vertoont het rad zonder eenige toevoeging. Hij bereikte een zeer hoogen leeftijd en stierf op 27 Mei, vermoedelijk in 1463. Behalve een bastaardzoon Adriaan, wien hij in 1449 vijf scharen weide onder Herpt in lijftocht gaf, en een bastaardzoon Klaas, die in 1458 voor een rente van zes schilden 3 morgen in den ban van üudheusden verbond, had Arent vijf wettige kinderen : 1. Robbrecht Spiering, die 6 Febr. 1404 bij opdracht zijns vaders werd beleend met 3 morgen in den ban van Genderen. Vermoedelijk is hij vóór zijn vader kinderloos overleden 1); de mogelijkheid schijnt evenwel niet uitgesloten, dat hij de vader was van Jan Spiering Robbertszoon, die in 1432 met zijne schoonmoeder Fije, weduwe van den Heusdenschen schepen Jan Meliszoon, drie morgen in de heerlijkheid Hemert aan den Heer van Hemert opdroeg. 2. Aleid Spiering, die trouwde met Hugo Spiering van Aalburg, over wien straks nader. 3. Klaas Spiering van Aalburg. Deze werd op 15 April 1464, na den dood zijns vaders, met diens leengoederen onder Wijk, Herpt en Genderen, alsmede met de ambachtsheerlijkheid Herpt verleid. Deze ambachtsheerlijkheid met de gruit en het schoutambacht, welke daartoe behoorden, gingen in 1465 over op Jacob Spiering Dirkszoon 2). De 1) Met deze 3 morgen werd op 21 Jan. 1445 beleend Arent Klaas Spieringszoon (dat zou dus zijn Robbrechts vader) bij overlijden van zijn vader Klaas Spiering Arentszoon (dit is onverklaarbaar; misschien heeft de klerk zich in het leenregister verschreven). 2) Deze Jacob Spiering, zoon van Dirk Jacobszoon, was een zeer vermogend man. Hij was gehuwd met jonkvrouw Ermgard Daimnasdochter, landerijen onder Herpt behield Klaas echter ; deze droeg hij in 1481 over aan zijn zusters zoon Arent Spiering van Aalburg, die een jaar te voren ook was verleid met de ambachtsheerlijkheid, de gruit en het schoutambacht. 4. Jacob Spiering van Aalburg ontving in 1451 van zijn vader verscheidene perceelen land te Herpt. De dag van zijn overlijden. 9 October, is ons, evenals die van zijns vaders dood, bewaard gebleven in den necrologus van het klooster Mariëndaal buiten Utrecht 1); het jaartal is vermoedelijk Ü76, aangezien in Juni 1477 het verlei plaats had ten behoeve van den kooper van de door Jacob's overlijden aan de grafelijkheid vervallen Koe waard, eene uiterwaard onder Herpt. 5. Margriet Spiering van Aalburg was in 1449, toen haar vader haar 3 scharen weide op een uiterwaard in den ban van Herpt in lijftocht gaf, religieuse in het klooster Mariëndaal. Zij overleed aldaar hoogbejaard 30 October 1501. Het schijnt nauwelijks te betwijfelen, dat wij in deze Margriet, of in eene ons niet met name bekende oudere zuster van haar, de »joncfrou van Aelburch joncfrou Spierincx"te zien hebben, die langen tijd hofjuffer bij Jacoba van Beyeren geweest was »ende haer seer weynich gegeven was so dat mijn Vrouwe voirnoemt voir hair doot in 't leste van haeren live den testamentoren beval, dat sij ze wel lonen souden." Met laatstgenoemde Margriet was, voor zoover kan worden nagegaan, de laatste wettige afstammeling in de rechte lijn van den drossaard Klaas Spiering Janszoon ten grave gedaald. De naam van Spiering van Aalburg stierf echter met haar wier broeder Jacob kastelein was op het slot te Schoonhoven. Zij overleden kinderloos en Jacob's leenvolger was Mr. Arent Beuckelaer, Heer van Herpt. zoon van Jacob's zuster. Daar Jacob niet het rad, maar een dubbelen adelaar in zijn wapenschild voerde, ligt het vermoeden voor de hand, dat hij eigenlijk tot een anderen stam behoorde; ik heb hem dan ook niet kunnen aansluiten. *1) Opgenomen in de Historia Episcopatuum Foederati Belgii (1719,. niet uit. Zooals wij reeds zagen, was hare zuster Aleid gehuwd met eenen Hugo Spiering van Aalburg. In hoever deze haar in den bloede bestond, is mij niet gebleken; ook zijn stamboom heb ik niet verder dan tot de helft der 14de eeuw kunnen nasporen. I. Jan Oege (of Oghe) van Aalburg, die als de stamvader van dezen tak is te beschouwen, heb ik nergens als handelend persoon vermeld gevonden 1). Het eenige wat van hem bekend is, is dat hij de vader was van: II. Jan Spiering, die in 1382 van Hertog Albrecht 10 morgen lands onder Heesbeen in leen ontving. Hij had vier zoons: 1. Klaas Spiering van Aalburg. Deze werd 19 Mei 1385 beleend met 9 hont lands in den ban van Aalburg, in den Duvelsput. In denzelfden ban had hij nog 7 hont in leen, gelegen op de Verwede naast land van Arent van Wijck Spieringszoon 2). Hij is blijkbaar omstreeks 1399 kinderloos overleden, aangezien in November van dit jaar twee zijner broeders, als zijne erfgenamen, met bedoelde leengoederen werden verleid. 1) De mogelijkheid is intusschen niet uitgesloten, dat hij dezelfde is als Jan Oghe, die in 1314 als medebelover optrad met Wouter Spiering, toen deze tl hont lands aan de abdij van St. Truyen opdroeg; beiden waren blijkbaar aan elkander verwant. (Cartulaire de 1'Abbaye de Saint-Trond, I, 345). Reeds in 1278 komt een Dirk Otje voor, die met Heer Robbrecht van Heesbeen en verscheidene anderen de schenking door Heer Jan van Hcusden van de van wijlen Wouter Spiering afkomstige steeg te Aalburg aan de abdij van St. Truven goedkeurden. (Supplement Oorkondenboek van Holland en Zeeland, 201)" 2; Het schijnt niet zonder belang, dat zoowel het land in den Duvelsput als dat op de Verwede afkomstig was van Gijsbrecht van Well, die daarmede en met 2V2 morgen op het Wijkerzand in 1361 na den dood zijns niet genoemden vaders werd beleend. In 1304 droeg hij deze goederen over aan Gijsbrecht van Well Hesselszoon en het is Tan de dochter van dezen laatste, dat de 9 hont in den Duvelsput in 1385 aan Klaas Spiering kwamen. 2. Jan Oege van Aalburg, die volgt onder III. 3. Jan van Aalburg. Hij erfde van zijn broeder Klaas de 7 hont op de Verwede te Aalburg; bij het verlei werd bepaald, dat het leen, indien hij kinderloos mocht komen te overlijden, zou overgaan op zijn jongeren broeder: 4. Dirk Spiering van Aalburg. Deze verkreeg de zooeven genoemde 7 hont te Aalburg in 1442, nog bij het leven zijns broeders. Hij was schepen te Heusden in 1414, '23 en '32 en had eene — vermoedelijk eenige — dochter: a. Marie Spiering, wier echtgenoot Arent van Wijck evengenoemd leengoed als ware het eigen goed verkocht aan Jan van Gameren Arent van Wijk 's Poorters zoon. Deze laatste vroeg, nadat hij van den aard van het goed op de hoogte was gekomen, en verkreeg in 1478 de beleening daarmede. III. Jan Oege van Aalburg Jan Spieringszoon, die in 1399 van zijn broeder Klaas het land in den Duvelsput erfde, en bovendien 2Vi morgen en 1 hont te Genderen in de Vliert in leen had, had reeds in 1384, bij overgifte zijns vaders, diens 10 morgen onder Heesbeen in leen ontvangen. In 1384 maakte hij laatstbedoeld land in lijftocht aan zijne vrouw jonkvrouw Hawige; later hertrouwde hij met jonkvrouw Elisabeth dochter van Hugo van Wijck, van wien het huis in de Hoogstraat te Heusden afkomstig was, dat in 1422 door Jan Oege werd bewoond. Deze werd 20 Juni 1405 en 1 Juli 1429 in zijne leenen bevestigd en leefde nog in November 1431, toen hij zijn eigen goed Kraaienveld, met bijbelioorende 2 morgen en IV2 hont lands, te Aalburg gelegen, aan de grafelijkheid opdroeg; hij werd aanstonds zelf daarmede verleid, onder bepaling dat bet zou vererven op zijn zoon Hugo of diens nakomelingen; zijne vrouw kreeg het in lijftocht. Jan Oege was de vader van 1): 1) Of Gijsbert Spiering van Aalburg, die in 1436 schepen te Heusden was en ook in 1438 wordt vermeld, eveneens een zoon van Jan Oege was, is mij niet gebleken. m 1. Geertruid Spiering, die op 4 Mei 1429 van haren echtgenoot Dirk van Wijck Arentszoon 4 morgen lands te Wijk in lijftocht ontving, waarmede Dirk in 1380 bij overgifte zijns vaders beleend was 1). Ook maakte hij haar den lijftocht van 5 morgen te Wijk, welke hij van den Heer van Asperen in leen had en waarmede op zijn verzoek in October 1429 zijn bastaard Boudewijn Kuyst werd verleid. 2. Hugo Spiering van Aalburg, die volgt onder IV. IV. Hugo Spiering van Aalburg ontving in 1431, nog bij het leven zijns vaders, de vroeger door dezen te leen gehouden 10 morgen in den ban van Heesbeen, 2V2 morgen en 1 bont te Genderen en 9 hont te Aalburg. Hij maakte die tenzelfden dage in lijftocht aan zijne vrouw, jonkvrouw Aleid Arent Spieringsdochter (zie blz. 87). Ilugo, die 4 Febr. 1435 met de hem van zijn vader aanbestorven leengoederen werd verleid, wordt in 1437 en '52 vermeld als heemraad van den lande van Heusden en overleed omstreeks 1471. Hij had drie kinderen: 1. Klaas Spiering van Aalburg, die volgt onder \bis. 2. Arent Spiering van Aalburg, die volgt onder V. 3. Elisabeth Spiering van Aalburg, die trouwde met Robbrecht Jacobszoon, uit het geslacht van Veen. Hij was schepen van Heusden in 1452, '59, '60 en '63 en reeds tweemaal weduwnaar: eerst van Joanna de Momber, daarna van Jutta. van Wijck. Hij overleed omstreeks 1503; zijne derde vrouw leefde nog in 1525 2). De oudste zoon uit dit derde huwelijk werd naar zijn grootvader van moederszijde Hugo Spiering genoemd en was in 1505, '6, '11, '13, '16 en '19 schepen van Heusden. Ten 1) Blijkens het Missale van Wijk (zie blz. 30 en 31 hiervoor) had Geertruid, wier vader daarin niet genoemd wordt, tot moeder jonkvrouw Katherine en tot broeders Klaas Spiering, Willem Spiering en Paulus Spiering, en was zij in eerste huwelijk getrouwd geweest met Walewijn. 2) Vgl. het omtrent dit geslacht door mij naar een oud handschrift medegedeelde in Taxandria, jaarg. 1900, blz 196 en volgende. onrechte komt deze, in plaats van als Spiering van Veen, op de lijst van schepenen, voorkomende in de nieuwe uit- «» gaaf van Oudenhoven's Beschrijving van Heusden een paar maal voor onder den naam Spiering van Wel. V. Arent Spiering van Aalburg werd 1 Mei 1480 voor zijn leven beleend met de ambachtsheerlijkheid Herpt; een jaar later verkreeg hij verscheidene goederen te Herpt van zijn oom van moederszijde Klaas Spiering van Aalburg. Hij was schepen te Heusden in 1482 en 1492 en overleed in 1494. Na zijn dood werd de heerlijkheid Herpt verkocht aan Mr. Arent Beuckelaer, mede ten behoeve van diens zoon Godschalk. De naam van Arents vrouw is onbekend. Blijkens de zeer uitgesleten grafzeik van hun eenigen zoon vertoonde haar wapen drie palen en een schildhoofd, beladen met drie bollen. Die zoon was: I. Hugo Spiering van Aalburg. Bij het overlijden zijns vaders was hij nog onmondig, zoodat op 26 Dec. 1495 /ijn oom Klaas namens hem hulde, eed en manschap deed wegens de leengoederen te Herpt, het Hengstveld te Wijk en de 10 morgen te Genderen. Later was bij burgemeester van Heusden (1526) en vervolgens, na den dood van Willem van Haestrecht, drossaard en dijkgraaf van stad en lande van Heusden. In 1549, na den dood van Godschalk Beuckelaer, kocht hij weder de ambachtsheerlijkheid Herpt. Hij trouwde met Catharina de Bever, uit het Meyerijsche geslacht van dien naam, dochter van Hector de Bever en Catharina van Gerwen. In 1517 was zij reeds overleden. Hij hertrouwde met Josina van Vliet, dochter van Jan van Woerden van § Vliet, kastelein op het slot te üudewater. en Krmgard van Meaux van Vorsselaer. Hij overleed kinderloos in 1559 of'60 en werd met zijne tweede vrouw in de kerk te Heusden begraven. De zerk, die eenmaal hun graf dekte en waarop zij beiden waren afgebeeld, met vier kwartierwapens, ligt nog in deerniswaardigen toestand in het voorportaal der J- kerk 1). In zijn testament maakte hij, behalve aan de kerk en aan de armen, ook nog legaten aan behoeftige bloedverwanten, waaronder ik vermeld vond Thonis Jansz. Spiering den bastaard 2) en Huig Jansz. Spiering den bastaard. 2. Misschien was eene zuster van hem Joffr. Adriana, dochter van wijlen Arent Spiering van Aalburg, die in 1510 vermeld wordt als weduwe van Tielman van Questenburch. In 1517 lag zij in proces met haars mans natuurlijken zoon Mr. Michiel van Questenburch over de betaling van een rente. Xbis. Klaas Spiering van Aalburg was waarschijnlijk ouder dan zijn onder V genoemde broeder; immers hij was het, J, die, na het overlijden huns vaders, op 4 Februari 1472 in diens leenen te Heesbeen, (renderen en Aalburg opvolgde. In 1479 gaf hij aan zijne vrouw Adriana Klaasdochter van Heeswijclc den lijftocht van het meergenoemde goed Kraaienveld onder Aalburg. Eenige jaren later is hij hertrouwd met Aleid dochter van Heiper van Blokland, die hem onder meer een huis te Gorinchem ten huwelijk bracht en aan wie hij in 1488 het Kraaienveld in tocht gaf. Hij stierf omstreeks 1504. Zijne tweede vrouw wordt nog als weduwe vermeld in 1529. Klaas liet twee zoons na en hoogstwaarschijnlijk eene dochter: 1. Arent Spiering van Aalburg, die volgt onder VI. 2. Joost Spiering van Aalburg, die volgt onder Vlins. . 3. Catharina Spiering, die trouwde met Steven Volkier, stadhouder van den drossaard van Gorinchem. Zij testeerden 1) Zie de beschrijving in het Maandblad van het Genealogisch-heraldiek Genootschap »De Nederlandsche Leeuw", jaarg. 1899, kol. 133. 2) Deze kan misschien de vader zijn geweest van Thonis Thonis:. Spiering van Aalburg, die in 1000 te Heusden in het huwelijk trad met Thoniske Corstdochter van Eetlien. É te zamen ten overstaan van schepenen van Gorinchem 24 April 1530. VI. Mr. Arent Spiering van Aalburg werd in 1502 bij overgifte van zijn oom Robbrecht Jacobsz. beleend met de Koewaard, gelegen in de Maas voor Herpt. Hij zegelde in 1510 als leenman der grafelijkheid van Holland, was schepen te Heusden in 1519, '22 en '23 en trouwde met Elisabeth van Eetroy 1). die waarschijnlijk vroeger gehuwd was geweest met Arent van Malsen 2) en tusschen 1532en'37 als weduwe van Mr. Arent Spiering overleed. Zij hadden twee zoons: 1. Mr. Frans Spiering van Aalburg, priester en kanunnik te Heusden, was volgens Schutjes van 1560—'68 deken van het kapittel aldaar. Hij was uitvoerder van het testament van zijn neef. den Heusdenschen drossaard Hugo Spiering van Aalburg, en overleed omstreeks 1577 3). 2. Arent Spiering van Aalburg, schepen (1537, '43), thesau- 1) Zie N°. 306 van den Catalogus der Oorkonden berustende in de boekerij van het Provinciaal Genootschap van K. en VV. in Noord-Brabant. 2) Elisabeth's zoon, de kanunnik Mr. Frans Spiering, erfde van zijn broeder Klaas van Malsen. Deze Klaas, die kastelein was op het kasteel van Bokhoven en gehuwd was met Ida van den Aelsvoirt, wordt o. a. in Anspach's »De Heerschap Malsen" een zoon genoemd vari Heer Arent van Malsen, Bidder, en Ermgard Sloesen. Daar het nu vaststaat, dat Ermgard Sloesen niet de moeder was van Mr. Frans Spiering, moet wel worden aangenomen, dat Arent van Malsen tweemaal gehuwd is geweest, eerst met Ermgard Sloesen — uit welk huwelijk Robbert van Malsen geboren werd, de stamvader der Heeren van Tilburg — en daarna met Elisabeth van Eetroy. Klaas van Malsen was in "1536 voogd van de kinderen van Steven Volkier en Catharina Spiering, hierboven genoemd. 3) Als erfgenamen van hun oom Mr. Frans Spiering van Aalburg worden vermeld Anna, weduwe van Hendrik van Oudheusden, en Floris van Grevenbroeck. Het woord »oom" schijnt men hier niet te letterlijk te moeten opvatten : de weduwe van Hendrik van Oudheusden en de moeder van Floris van Grevenbroeck waren zusters van Saaiken Volkier, die met Mr. Frans' broeder Arent gehuwd was geweest, en kleindochters van Catharina Spiering. rier (1538—'41) en burgemeester (1544) van Gorinchem 1), trouwde omstreeks 1536 met Saaiken Volkier, dochter van Steven Volkier en Catharina Spiering. Hij stierfin 1551. Zijne weduwe hertrouwde met Jan van Eek en overleed in 1559. VIbis. Joost Spiering van Aalburg was waarschijnlijk een halve broeder van den onder VI genoemden Arent. Daaruit zou het zich ten minste laten verklaren, dat bij verkoop van goed door zijne moeder Aleid van Blokland als medeverkooper steeds van Joost, nimmer van Arent gewag wordt gemaakt. In 1518 o.a. verkocht hij met zijne moeder voor schepenen van Gorinchem 6 morgen lands onder Arkel. In Juli 1504 werd hij, nog onmondig zijnde, als erfgenaam zijns vaders beleend met Kraaienveld en de andere reeds meermalen genoemde leengoederen te Heesbeen, Genderen en Aalburg. Volgens eene handschriftelijke genealogie van het geslacht van Veen zoo Joost Spiering van Aalburg, die wel geen andere kan zijn dan de hier bedoelde, gehuwd zijn geweest met Joanna van Veen. eene kleindochter van den hierboven genoemden Robbreoht Jacobszoon uit diens eerste huwelijk met Joanna de Momber. Eene authentieke bevestiging hiervan vond ik niet; maar wel vond ik vermeld, dat Mr. Hevman van Veen. een kleinzoon van Robbrecht Jacobszoon uit diens tweede huwelijk, in 1574 een neef wordt genoemd van de hieronder genoemde weduwe van Joost's zoon Hugo Spiering van Aalburg. Bij zijn overlijden, omstreeks 1532, liet Joost zeven onmondige kinderen na, die onder voogdij kwamen van zijn neef Hugo, den drossaard van Heusden. Die kinderen waren: 1. Klaas Spiering van Aalburg, die volgt onder VII. 1) Blijkens zijne verklaring van 25 September 1545 voor schepenen van Gorinchem was hij een neef van wijlen Huig Spiering, die te Arnemuiden had gewoond. Deze Huig zal allicht een voorzaat zijn geweest van Christoffel Spiering en Johan Spiering, die in het laatst der 16de en het begin der 17de eeuw deel uitmaakten van de regeering van Arnemuiden. 2. Aleid Spiering van Aalburg, geboven omstreeks 1519 1), was religieuse in het St. Catharinaklooster te Heusden. Zij trok eene lijfrente van 3 gulden 'sjaars ten laste dier stad en overleed in 1604. 3. Joostje Spiering van Aalburg. 4. Agnes Spiering van Aalburg, die nog leefde in 1550. 5. Catharina Spiering van Aalburg, gehuwd met Jan van Ypelaer, schepen te Heusden in 15(30, '02 en '65 Hij was een zoon van Peter van Ypelaer den oude en overleed omstreeks 1585. Zij overleefde hem omtrent 20 jaren. 6. Hugo Spiering van Aalburg, schepen te Heusden in 1568 en '70, overleed in laatstgenoemd jaar. Hij was gehuwd met Aleid van Oudheusden, dochter van Mr. Jan van Oudheusden en Mechteld iieuckelaer. Zij testeerde in 1574 en overleed spoedig daarna, zonder kinderen. 7. Joost Spiering van Aalburg. VII. Klaas Spiering van Aalburg werd in 1533 verleid met de leengoederen zijns vaders. In 15'j5 zegelt hij als leenman van Holland. Volgens Baron van Spaen was hij gehuwd met Aleid van der Scharen, dochter van Bruin van der Schuren en Aleid van Haeften. Bij zijn dood in 15152 liet hij drie kinderen na: 1. Agnes Spiering van Aalburg, die in 1566 trouwde met Gijsbert van Heerdt. In 1555 werd zij beleend met Kraaienveld, dat in 1592 na haar overlijden overging op haren zoon Pallik van Heerdl. 2. Clementia Spiering van Aalburg, beleend in 1555. 3. Hugo Spiering van Aalburg, die als kind stierf. 1) Zie Analecta Gijsberti Coeverincx, II, blz. 385. SPIERING VAN WELL. I. Dirk van Well 1) is ons alleen bekend als vader van: 1. Jan Spiering, die volgt onder II. 2. Hendrik Spiering, die 27 Augustus 1401 van zijn broeder Jan 6 morgen in de Zeggelaar te Herpt in achterleen ontving. 3. Klaas Spiering van Well, die in 1429, na den dood van zijn broeder Jan, beleend werd met diens 17 morgen inde Zeggelaar. Tenzelfden dage droeg hij dit goed op ten behoeve van Arent van Wijck Dirkszoon 2), die hem in 1436 de helft daarvan weder overdroeg, welke helft door Klaas weder werd overgedragen aan Boudewijn Hendrik Boudewijnszoonszoon, die daarmede in 1438 werd beleend. 4. Margriet. (Vgl. het calendarium der kerk van Wijk, op blz. 41 hiervoor.) 1) Reeds in het begin van dit opstel maakten wij melding' van een Gijsbrecht van Well, die als getuige voorkomt in een Heusdensche oorkonde van 1277. Hij was echter geenszins de eerste van dien naam, want reeds op 20 Juni 1108 vinden wij melding gemaakt van een Gislebertus de Welle als getuige bij den afstand door den bisschop van Utrecht van diens rechten op de kerk van Aalburg (Cartulaire de 1'Abbaye de SaintTrond, I, 25 ) In het midden der veertiende eeuw leefde wederom een Gijsbrecht van Well, die goederen te Wijk en Aalburg overdroeg aan Gijsbrecht van Well Hesselszoon. Deze laatste had eene dochter Lijsbeth, die trouwde met Jan van Boningen. Verder vind ik nog melding gemaakt van Zeger van Well Janszoon, die in 1389 leengoed te Rijswijk in lijftocht geeft aan zijne vrouw jonkvrouw Margriet. Zij was eene dochter van Heer Willem van Rijswijck, ridder, en derhalve eene zuster van Agnes van Rijswijck, de vrouw van den op blz. 22 genoemden Heer Jan van Wijck, ridder. Zij hadden eene dochter, Lijsbeth van Well, gehuwd met N. van Eyck. 2) In het meergenoemde handschrift van Baron van Spaen wordt deze Arent van Wijck genoemd Arent Spiering van Well en een broeder van Jan, Hendrik en Klaas. Dit kan bezwaarlijk anders dan een misstelling zijn Niet alleen wordt Arent in geen der beleeningsakten een broeder van Klaas genoemd, maar ook komen hij en zijne kinderen altijd voor onder den naam van Wijck en blijkt nergens van eenige familierelatie met de Spieringen van Well. 7 II. Jan Spiering was in 1370, '73 en '70 schepen van Heusden en zegelde in 1380 als leenman der grafelijkheid van Holland. Omstreeks dien tijd schijnt hij bij Hertog Albrecht in persoonlijken dienst te zijn gekomen. Welke betrekking hij aan diens hof bekleedde, is mij niet gebleken ; in een tweetal verleien betitelde Albrecht hem als »onzen knecht en dagelij kschen huisgenoot". In 1399 verkreeg hij het schoutambacht of dagelijksch gerecht van het dorp Wijk, dat Heer Boudewijn Kuyst, ridder, naar 's Hertogs meening verbeurd had. Nog waren geen drie weken verloopen, of Heer Boudewijn wist zich van blaam te zuiveren; op 22 Maart 1399 werd hij, voornamelijk met het oog op de door hem tegen de Oostfriezen bewezen diensten, opnieuw met het dagelijksch gerecht van Wijk beleend. Jan Spiering werd later, mede in verband met door hem aan den Hertog voorgeschoten penningen, schadeloos gesteld met 17 morgen lands in den ban van Herpt, genaamd de Zeggelaar, waarmede hij op 28 Juni 1401 beleend werd. Ook Willem VI was gedachtig aan de diensten door Jan Spiering aan zijn huis bewezen en schonk hem op 28 Juni 1408 den vrijen eigendom van 2 morgen in den ban van Wijk, vroeger door Jan als leen bezeten. Vermoedelijk was hij gehuwd met Margriet (vgl. het calendarium der kerk te Wijk) en de vader van: 1. Dirk van [Veil, die volgt onder III. 2. Jacob Spiering van Well, die in 1417 schepen van Heusden was en in 1425 een huis in de Hoogstraataldaar bezat. III. Dirk van Well, die in 1387 werd beleend met 3V2 morgen lands onder Babiloniënbroek, zooals Jan Spiering Dirks zoon van Well die te leen te houden placht. Omtrent dezen is verder niets bekend dan dat hij de vader was van: IV. Klaas Spiering, die na Dirks overlijden met het goed te Babiloniënbroek werd verleid, doch dit tenzelfden dage, 10 September 1451, overdroeg. Een tijdgenoot van den op blz. 97 onder I genoemden Dirk van Well was: I. Willem Spiering, die twee zoons had: 1. Willem Spiering 1). Deze trad in 1401 met zijn broeder Dirk van Well, met Jan Spiering van Aalburg en met Jan Spiering Boudewijnszoon op als borg voor Klaas Spiering Janszoon en diens zoon Arent Spiering van Aalburg. 2. Dirk van Well, die volgt onder 11. II. Dirk van Well werd in 1400 beleend met 8 morgen lands onder Sleeuwijk. Bij het begin der regeering van Willem VI, toen de beleeningen vernieuwd werden, schijnt hij dit land niet meer te hebben bezeten, maar had hij in leen een steenhuis en woning met vier morgen lands, gelegen in den ban van Wijle 2), welk goed hij in 1429 opdroeg ten behoeve van zijn zoon Jan Spiering, die volgt onder IV. Dirk was in 1438 overleden 3). III. Jan Spiering maakte in 1429 het bij opdracht van zijn vader ontvangen steenhuis te Wijk in lijftocht aan zijne \) In 1409 werd een Willem van Well Janszoon bij opdracht van Gijsbrecht van Well heleend met 4 morgen in Waardhuizerbroek. Hij droeg die aanstonds weder op ten behoeve van Jacob Janszoon en ontving in de plaats daarvan 61/2 morgen te Sleeuwijk. 2) Hoe hij aan deze goederen gekomen was, blijkt uit de leenregisters niet, hetgeen te meer te betreuren is, omdat de familiebetrekking tusschen de verschillende Spieringen en van Well's daaruit waarschijnlijk wel zou blijken. Gijsbrecht van Well droeg dit steenhuis met 4 morgen in 13o4 op ten behoeve van Gijsbrecht van Well Hesselszoon. Daarna vinden wij in 1381 eene vrij onduidelijke akte, waaruit schijnt te blijken, dat toen een minderjarige Jan Spiering met het goed werd beleend; het is echter ook mogelijk, dat niet de minderjarige, maar diens voogd Jan Spiering heette. Hoe dit ook zij, Dirk van Well kan in geen geval de beleende van 1381 zijn, aangezien hij toen niet meer minderjarig kan zijn geweest. 3) Op -11 Juni 1427 beloofde een ons overigens onbekende Dirk van Well Dirk Arent Spieringszoonszoon een erftijns van 3 goede gouden Fransche kronen uit een gezeet met daarop staande timmering in den ban van Genderen. vrouw Adrianai). Op 10 November 1435 werd hij bovendien, bij opdracht van Adriaan van den Poele, beleend met het dorp en het gerecht van Wijk. In 1430 kreeg hij nog 2 morgen in den ban van Wijk, op het Korenzand, een Asperensch leen, te vererven op zijn oudsten zoon 2). Blijkens het medegedeelde op blz. 56 hiervoor stichtte hij te Wijk een huis »totten armer behoef". Hij was de vader van: IV. Willem Spiering, die in 1436 schepen van Heusden was. Hij werd 17 December 1443 beleend met het dorp en gerecht van Wijk »mit alle alsulke hofdiensten, brueken, forfayten ende vervallen tot lijve ende lede toe als dair toe behoren ende daer toe een steenhuys ende woninge met vier morgen", alles zooals hem dat van zijn vader was aanbestorven. Hij was gehuwd met Heilwig, dochter van Dankaart van de Werken, •1) Het schijnt niet wel te verklaren, dat deze beleening en verlijftochting in het leenregister voor een tweede maal voorkomen op 13 Juli 1450, aangezien reeds in 1443, na Jan's overlijden, zijn zoon Willem met die goederen beleend was. 2) Een tijdgenoot van Jan, waarschijnlijk zijn broeder, was Arent Spierinq van Well, die in 1436 en volgende jaren beleend werd met verschillende landerijen, voornamelijk in den ban van Wijk gelegen. In 1457 veroorloofde hij zich de schepenen van Heusden voor «valsche luiden" uit te maken Zijn zoon en* erfgenaam, Dirk Spiering van Well, die gehuwd was met jonkvrouw Catharina van Cronenburch, was blijkbaar ook geen meegaand man ; in 1457 was hij een der aanvoerders in een bloedige vechterij in Heusdens straten. In 1405 volgde hij in zijns vaders leenen op, doch hij stierf tusschen 1477 en '80 zonder een wettigen zoon na te laten, ten gevolge waarvan zijne leengoederen aan de grafelijkheid vervielen. Het lijdt nauwelijks twijfel, dat hij de in het Missale van Wijk genoemde »Dirck Spierinc Aerdszn van Wel" is (zie blz. 37); daaruit blijkt dan tevens, dat zijne moeder eene jonkvrouw Oede was en dat hij nog broeders en zusters heelt gehad. Het vermoeden, dat Arent Spiering van Well een broeder van Jan en een zoon van Dirk van Well zal zijn geweest, berust hierop, dat Arent beleend was met de 8 morgen onder Sleeuwijk, waarmede Dirk in 1400 verleid werd. Arent's zoon Dirk droeg dit goed in 1468 over. die in 1419 en volgende jaren schepen van Heusden was. Zij overleefde hem en had hem een zoon geschonken, die volgt onder V. V. Dirk Spiering van Well werd na den dood zijns vaders, op 15 üctober 1455. met het dorp en gerecht van Wijken andere leengoederen verleid. Het dorp en gerecht van Wijk stond hij in 1459 af ten behoeve van den abt van het Premonstratenser klooster van O. L. Vrouwe te Middelburg. Het steenhuis met de vier morgen lands te Wijk droeg hij tien jaren later over aan Jan bastaard van Cronenbureh. Dirk was schepen te Heusden in 1471, '72, '75, '79—'85, '88, '93—'90, 1502 en 1503, en zegelde met een rad met zeven spaken. Hij was hoogstwaarschijnlijk de vader van: 1. Adriana Spiering van Well, die blijkens het leenboek der heerlijkheid van Zoelen in 1524 beleend werd met een korentiend; Mr. Arent Spiering (vermoedelijk die van blz. 94) deed toen voor haar den leeneed. Zij leefde nog in 1550; in 1551 was Hugo Spiering van Aalburg, Heer van Herpt, haar erfgenaam. Zij zal wel zijn »die joncfrou Dirck Spierincxdochter", die in de stadsrekening van Heusden over 1521 voorkomt. In denzelfden tijd als de laatstelijk genoemde Dirk Spiering van Well wordt ook meldiDg gemaakt van: I. Jan Spiering van Well. De familiebetrekking, welke tusschen beiden bestond, is niet met zekerheid aan te geven 1). Wie Jan's vader was, is onbekend; zijne moeder voerde blijkens de kwartieren van zijn kleinzoon in blauw een gouden 1) In 1458 leefden de gebroeders Jan Spiering van Well en Simon Spiering van Well. Zij hadden tot moei wijlen Margriet Jacobsdochter van Berne en tot neef Hendrik Gerrilszoon. rad, hetgeen de onderstelling wettigt, dat zij uit het geslacht van Gent was gesproten 1). Jan was gehuwd met Aleid de Cock van Delwijnen, dochter van Arent en Ar/nes van Herwijnen '2) Met zijn neef Arent de Gock van Delwijnen werd hij in 1492 door Hertog Karei van Gelder aangesteld tot schatmeester over Zaltbommel, Bommeler- en ïielerwaarden, Beesd en Renooi 3). Zeer eendrachtig schijnen de schatmeesters niet te zijn geweest; althans wij lezen, dat Jan Spiering in 1496 van den Hertog kwijtschelding ontving wegens den aan zijn ambtgenoot heganen doodslag 4). Hij wordt het laatst vermeld in 1503, toen hij een goed te Zuilichem verkocht. Hij was de vader van: 1. Willem Spiering van Well, die volgt onder II, en waarschijnlijk ook van 5): 1) Het gouden rad in blauw is meer algemeen bekend als het wapen van liet geslacht van Hedichuysen. Ook al ware het niet, dat in een handschrift betreffende het Land en de Heeren van Heusden op de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage — een handschrift, dat overigens betreffende de genealogie Spiering vol onjuistheden is — de vrouw van Jan Spiering van Well (1450) Eusebia van Gent wordt genoemd, dan zou toch een huwelijk met dit geslacht, dat eveneens in het land van Heusden gegoed was, waarschijnlijker zijn dan eene verbintenis met het geslacht van Hedichuysen, dat in dezen tijd niet meer in bloei was. 2) Vgl. De Nederlandsche Heraut, jaarg. -1889, blz. 20. Het volstrekt bewijs van dit huwelijk zou ik niet kunnen leveren. Het wordt echter zeer waarschijnlijk gemaakt door het feit, dat Jans kleinzoon als kwartierwapen voor zijne grootmoeder van vaderszijde het wapen van de Cock van Delwijnen op zijn grafzerk liet beitelen, terwijl ook uit zijne eertijds in de kerk te Gouda afgebeelde kwartieren de afstamming uit het echtpaar de Cock van Delwijnen X van Herwijnen bleek. 3) Nijhoff, Oorkonden VI, 1, N°. 31, blz. 12. 4) » » » » » 173, blz. 126. 5) Misschien hebben wij in hem ook den vader te zien van Jan Spiering Janszoon van Well, die uit zijn huwelijk met Klaasken, dochter van Otto van Malsen en jonkvrouw Aleid, drie kinderen had, die reeds in 1516 weezen waren : a. Otto Spiering. b. Adriaan Spiering. c. Arnolda Spiering, die huwde met Gijsbert Toelinck Gerardszoon. 2. Arent Spiering van Well, die in 1503 pachter was van den tol te Heusden, in 1504 beleend werd met de helft der tienden van Hardinxveld, in 1508 drossaard en stadhouder van de leenen van Altena wordt genoemd en nog in 1518 voorkomt als drossaard van Woudrichem. Hij was eerst gehuwd met jonkvrouw Lijsbeth, die hem een zoon Jan schonk, en daarna — indien het ten minste hier altijd denzelfden Arent S. v. W. geldt — met jonkvrouw Johanna dochter van Peter van Ilaeften. In 1530 was hij overleden en wordt melding gemaakt van zijn bastaardzoon Jan. II. Willem Spiering van Well trouwde met Margriet van Poelgeest, dochter van Gerard van Poelgeest, kastelein op het slot te Schoonhoven, en Gillisje van Hodenpijl 1). Zij waren de ouders van: 1. Jan Spiering van Well, die volgt onder III. 2. Gerard Spiering van Well. die volgt onder III6is. 3. Dirk Spiering van Well, geboren in 1511, was eerst pastoor van Oudheusden en vervolgens abt van Bern van 1552 tot 21 Juli 1584, toen hij overleed te Gulenborg, waarheen hij na de plundering en den brand zijner abdij in 1579 met de kloosterlingen de wijk had genomen. In 1572 was hij tegenwoordig op het algemeen kapittel der Norbertijnen in de abdij \an Park. Hij schonk in 1559 een gebrandschilderd venster aan de nieuwe St. Janskerk te Gouda, voorstellende de boodschap van den engel Gabriël aan de H. Maagd en in het benedengedeelte prijkende met des abts 8 kwartieren 2). Ook schonk hij een venster met zijne 4 kwartieren aan de latere Jesuitenkerk te 's Hertogenbosch. Die 4) Blijkens eene Boxtelsche schepenakte van 1491 was destijds een Willem Spiering van Well voogd van juffrouw Agnes dochter van Goeswgn van Uoinme. Een Willem Spiering van Well bezat in 1498, te zarnen met Joost van Wijck, een stuk land in de Maas bij Hemert. 1) Vgl. over de geschiedenis van dit venster mijn opstel in het Bulletin van den Ncd. Oudheidkundigen Bond, jaarg. 1903, blz. 75. 4 kwartieren versierden ook zijn grafzerk, die meer dan twee en een halve eeuw de plaats aanwees, waar de eertijds zoo rijke abdij van Bern had gestaan, en die n. f. thans in's Rijks Museum te Amsterdam bewaard wordt. De kwartierwapens waren die van de geslachten: Spiering Poelgeest de Cock van Delwijnen Hodenpijl Gent Doornik Herwijnen Berlaymont. 4. Arent Spiering van Well, die volgt onder lil ter. 5. Willem Spiering van Well, ridder. Hij bracht zijne laatste levensdagen door in de abdij van Bern, waar hij in 1507 zijn testament maakte. In dit testament sprak hij het verlangen uit, in de kerk van Wijk begraven te worden, aan welke kerk hij verscheidene legaten maakte 1). 6. Margriet Spiering, non in de abdij van Leeuwenhorst, vermeld in Willems testament. 7. Ursula Spiering, non in het St. Margrietenklooster te Gouda, eveneens vermeld in 1567. 8. Christina Spiering, trouwde Heer Gerrit van Poelgeest, ridder, doch woonde in 1569 in de abdij van Leeuwenhorst 2). III. Jan Spiering van Well trouwde 1° Anna van Borsselen, dochter van Jacob van Borsselen, kastelein op het slot te 1) Ik vind in dezen zelfden tijd in Heusdensche stukken een Jonker Willem Spiering van Well die in 1576 was overleden met nalating van een minderjarig dochtertje Susanna, dat onder voogdij stond van Jan Berendsz. van Wijck. Deze Susanna trouwde later met Mr. Simon Buys, met wien zij in 1601 te Kortrijk woonde. '2i Het medegedeelde over de onder 5-8 genoemde kinderen is geheel ontleend aan het reeds vroeger aangehaald artikel van den Heer Hoevenaars en door dezen getrokken uit het archief der abdij van Bern. Ter wille van de volledigheid, wijs ik er op, dat ik het huwelijk van Heer Gerrit van Poelgeest met Christina Spiering nergens bevestigd vond en dat in het handschrift van Baron van Spaen Margriet en Ursula Spiering niet zusters, maar dochters van Jan Spiering en Anna van Borsselen worden genoemd. Als zusters van Jan noemt dit handschrift, behalve Christina, Maria, non te Leeuwenhorst, en Agnes, non te Woudrichein. Gouda, en Ursula van Foreest. In 1537 had hij met zijn schoonzuster jonkvrouw Glara van Cleversdam van Borsselen voor den Grooten Raad te Mechelen een proces te voeren tegen zijn zwager Nicolaas van Borsselen over de nalatenschap zijner schoonouders. Na den dood van Anna hertrouwde hij met Geertruid van Rietveld, dochter van Hugo Jansz. van Rietveld en weduwe van Adriaan Jansz. Kegelaer. Jan Spiering was in 1557 reeds overleden. Zijne weduwe woonde te Heusden en kreeg in 1572 den Spaanschen krijgsoverste Mondragon bij zich ingekwartierd. Zij overleed in 1578, omtrent 70 jaren oud. Uit het eerste huwelijk werden geboren: 1. Jacob Spiering van Well, die volgt onder IV. 2. Maria Spiering van Well, die in 1562 in het huwelijk trad met Robbert van Malsen 1), als wiens weduwe zij overleed op 3 Juni 1619. Zij werd begraven te Boxtel met hare vier kwartieren: Spiering Borsselen Poelgeest Foreest. IV. Jacob Spiering van Well trouwde in 156U, naar het schijnt in de kerk der abdij van Bern, met Johanna van Lennep, dochter van Roelof van Lennep tot Biljoen en Johanna de Cock van Xeerijnen. Bij de erfdeeling van de goederen zijner ouders ontving hij voornamelijk de goederen te Wijk, waar hij het huis Wijckenstein bewoonde. Hij ging tot den Hervormden godsdienst over. Vermoedelijk is hij door den oorlog, welke de omstreken van de frontierstad Heusden zoo zwaar teisterde, misschien ook door de in dezen tijd voor- 1) In zijn w<;rk over de Heerschap Malsen noemt Ds. Anspach dezen Robbert een jongeren zoon van Karei van Malsen, Heer van Tilburg, uit diens omstreeks 1554 gesloten huwelijk met Agnes van Wijck, Vrouwe van Onsenoort. Dit kan natuurlijk niet juist zijn. Behoorde Robbert tot dezen tak der Malsen's, wat mij wel waarschijnlijk voorkomt, dan moet hij niet een zoon, maar een broeder van Karei en dus een zoon van Adriaan van Malsen en Josina van Blaesvelt zijn geweest. gekomen dijkbreuken, in moeilijke omstandigheden gekomen en is het daaraan toe te schrijven, dat in de stadsrekening van Heusden over 1595 een post wordt verantwoord van 4 gulden, geschonken aan Jor Jacop Spiering van Wel, somme hem daermede in sijne siecte te onderhouden''. Jacob en Johanna van Lennep waren de ouders van: 1. Roelof Spiering van Well. Hij woonde in 1603 te Wijk, schijnt later in Bommel te hebben gewoond en werd in 1612, na den dood van Jor Nicolaas Blanckaert, aangesteld tot drossaard en dijkgraaf van stad en lande van Heusden. Hij was toen weduwnaar van Jacobmina de Ghistelles, uit ZuidBeveland, met wie hij in 1609 te Capelle gehuwd was, en hertrouwde, na in 1614 verloofd te zijn geweest met Maria Pijnssen, staatsjulfer van de Gravin van Hohenlohe, inden zomer van 1616 te Tricht met Catharina du Trieux. Hij overleed te Heusden in 1618, waarna zijne weduwe metterwoon naar Bommel vertrok 1). 2. Anna Spiering van Well, gehuwd met Willem Pieck, ambtman te Beesd. 3. Clara Spiering van Well. Zij loste in 16:22 met hare zuster Johanna eene schuld van 300 gulden af, aangegaan door wijlen haar broeder, die daarvoor in 1603 een gezeet met daarop staande timmering, bestaande in een hophof, boomgaard en akkerland, in den ban van Wijk had verbonden. 4. Johanna Spiering van Well, die 7 Juli 16 55 te Heusden overleed en den llden dier maand te Wijk begraven werd. 5. Elisabeth Spiering van Well, die in 1594 evenals haar broeder Boelof een legaat ontving van haren oudoom Gijsbert de Cock van Neerijnen. lllbts. Gerard Spiering van Well werd in 1538 aangesteld 1) Te Bommel woonde in de eerste jaren van de 17de eeuw ook jonkvrouw Adriana Spiering van Well, die reeds in 1588 weduwe was van den geleerden Mr. Gerard Dalantus, der medicijnen doctor, door Oudenhoven als »een groot Poëet", schrijver van het Treurspel »Dido", onder de geleerde en vermaarde mannen van Heusden genoemd. tot kastelein op het slot te Heusden. Hij bekleedde dit ambt tot aan zijn dood in 1571 en was lid der Ulustre Lieve Vrouwe Broederschap te 's Hertogenbosch. Hij was eerst gehuwd met Ermgard van Mersel, wier broeder Co melis Jacobsz. van Mersel in 1529 schepen te Heusden was. In tweede huwelijk verbond hij zich aan Mrchteld van Nijenrodo, dochter van Gijsbert van Nyenrode en Corneliavan Waueren, die hem geen kinderen schonk en in Juli 1595 overleed. Blijkens zijn zegel voerde Gerard als helmteekeri het rad uit het wapenschild tusschen twee struisveeren. Uit het eerste huwelijk sproten de volgende kinderen: 1. Jacob Spiering van Well, die hoogstwaarschijnlijk in 1598 ongehuwd is overleden. 2. Gerard Spiering van Well, die volgt onder I\bis. 3. Margriet Spiering van Welll), geboren omstreeks 1529, was non in het St. Gatharinaklooster te Heusden en leefde nog in 1602 2). 4. Cornelia Spiering van Well, die trouwde met Woutervan Oudheusden, sedert 1548 Heer van üudheusden. Huiten en Elshout, zoon van Jan, Heer van Oudheusden, en diens eerste vrouw Margriet Steenwech. Wouter overleed in 1592; Cornelia leefde nog in 1608. 5. Arnolda Spiering van Well, die trouwde met llubert van Wijck, Heer van Onsenoort en Nieuwkuik, zoon van Joost van Wijck en Agnes van Sederveen. Hij was weduwnaar met twee dochters van Catharina de Beuckelaer en overleed omstreeks 1555 3). 1) In denzelfden tijd leefde nog eene andere jonkvrouw Margriet Spiering van Well, die gehuwd was met Adriaan Michielsz. en uit dien hoofde ook vermeld wordt als «juffrouw Michiels". Onwillekeurig denkt men hier aan de Margriet S. v. W., van wie Baron van Spaen aanteekende: «mistrouwd zig aan een boer"; van Spaen geeft daarbij geen jaartal en stelt Margriet als een zuster zoowel van Roelof (IV, 1) als van Willem (V), wat natuurlijk niet mogelijk is. 2) Analecta Gijsberti Coeverincx, II, blz. 382. 3) In 1598 kwam eene overeenkomst tot stand tusschen de erfgenamen van Gerard Spiering van Well, n.1. zijn zoon Gerard, zijne dochter Cornelia l\bis. Gerard Spiering van Well was in 1563, '66, '69 en '70 schepen van Heusden en volgde in 1571 zijn vader op als kastelein en drossaard, krachtens welk ambt hij tevens drossaard en weesmeester van Engelen en Vlijmen was. Zijn weinig vriendelijk klinkende bijnaam Quatael geeft aanleiding tot het vermoeden, dat minzaamheid niet tot zijn voornaamste deugden behoorde. Dat die bijnaam hem door de Geuzen zou zijn gegeven, is mogelijk, maar blijkt uit niets. Hij was trouw aan zijn Koning en toen in 1577 de Heusdenaren, om aan den euvelmoed der Spaansche krijgsbenden te ontkomen, de zijde van den Prins van Oranje hadden gekozen, verliet Spiering de stad. In 1592 onthield hij zich te Vlijmen. Later vestigde hij zich te 's Hertogenbosch, waar hij omstreeks 1602 overleed. Hij was gehuwd met Beatrix Monix, dochter van Jan Monix, schout van Peelland, en diens tweede vrouw Christina Potter van der Loo. De eenige zoon uit dit huwelijk was: V. Willem Spiering van Well. Deze overleed reeds vóór zijn vader. Hij was gehuwd met Catharina van der Linden, dochter van Heer Lodewijk van der Linden, ridder, ambtman van Antwerpen, en diens eerste vrouw Johanna van Vlierden. Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren: 1. Johan Spiering van Well was evenals zijne zuster Beatrix in 1613 nog onmondig. Volgens het reeds aangeduide handschrift, berustende op de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage, zou hij later minderbroeder zijn geworden 1). 2. Johanna Spiering vayi Well, gehuwd met Goyart de Jeger, en zijne kleindochter Huberta van Wijek genaamd van Onsenoort, eenerzijds, en de erfgenamen van Mechteld van Nyenrode, n.1. de dochters van hare zuster Margaretha uit het huwelijk van deze met Jan Monix, anderzijds. Zonder voldoenden grond, naar het mij voorkomt, meent de Heer Hoevenaars t. a. p. dat Huberta van Wijck van Onsenoort gehuwd zou zijn geweest met den zoon van haren oom Wouter van Oudheusden. 1) De eenige Spieringen van Well, van wie ik in de 17de eeuw in NoordNederland nog vind melding gemaakt, zijn Gijsbert Spiering van Wellt schepen te Driel 1642, en Willem Spiering van Well, in 1683 gehuwd met schepen en raad van 's Heiiogenbosch, zoon van Wouter de Jeger en Heilwig Raessen. Zij overleed 26 Dec. 1618, hij 5 Dec. 1624. De zerk, die hun beider gebeente dekte, ligt nog in de St. Janskerk te ?s Hertogenbosch en is versierd met hunne wapens en acht kwartieren: 1) de Jeger Spiering Raessen van der Linden Stradio Monix Hornkens Vlierden 3. Beatrix Spiering van Well, die trouwde met Charles van der Vorst, raadsheer in den raad van Brabant. Illter. Arent Spiering van Well, derde zoon van Willem en Margriet van Poelgeest, wordt vermeld in 1538. Volgens het meergenoemde handschrift van Baron van Spaen zou hij edelman van den Heer van Berlaymont zijn geweest en in 1562 zijn overleden. Hij zou gehuwd zijn geweest met eene staatsjuffer van de Vrouwe van Berlaymont en was de vader van: IV. Jacques Spiering van Well, Heer van la Cauchie, enz. Te zijnen verzoeke verklaarden Gerard van Poelgeest, Jan van Duvenvoirde (-J- 1610) en Joost van Giessen, de laatste als ambtman van Bommel, Bommeler- en Tielerwaard, dat hij was »gentilhomme issu d'ancienne noblesse militaire, sans bastardise, bourgeoisie ou villainie aucune" 2). Hij woonde toen te Doornik en is waarschijnlijk gehuwd geweest met Marguerite de Lannog, die in 15U0 overleed. Hem houd ik voor den vader van: V. Arent Spiering van Well, gehuwd met Louisede Thiennes, Isabelle Hondekoeter. Naar aanleiding van eerstgenoemde zij er op gewezen, dat reeds in 1524 Aart Spiering van Driel, oudste zoon van Johan Spiering, blijkens het Zoelensche leenregister een tiend overdroeg aan zijne zuster Margriet. 1) Zie de afbeelding van deze zerk in Taxandria, jaarg. 1890, tegenover blz. 241. 2) Vgl. De Narorscher, jaarg. 1902, blz. 137. die een dochter genoemd wordt van Paul en Marie de Poplimont. Hun zoon was: VI. Jacques Spierinj van Well, Heer van la Cauchie, die trouwde met Marguerite de Tenremonde, dochter van Philippc de Tenremonde en Catherine de Bercus. Volgens Goethals 1) zou hij kapitein zijn geweest en zou zijne weduwe hertrouwd zijn met Claude de Beauffort, ridder, baron van Graincourt. Uit haar eerste huwelijk zou zij, volgens het handschrift van Baron van Spaen. een zoon Jacques Spüring van Well hebben gehad, die zijn vader als Heer van la Cauchie, enz. opvolgde. 's HERTOGENBOSSCHE TAK. Zijn reeds onze genealogische fragmenten van de familiën Spiering van Aalburg en Spiering van Well verre van volledig, in nog veel mindere mate is dit het geval met het hieronder volgend overzicht van het geslacht Spiering, dat verscheidene regenten aan 's Hertogenbosch heeft geschonken, loch zou vermoedelijk juist van dit geslacht de geschiedenis het best kunnen worden opgespoord. Het bezwaar, dat voor de beide andere genoemde takken gelegen is in het ontbreken van de noodige gegevens, tengevolge van den brand van het stadhuis te Heusden in 1574, geldt hier niet, en een onderzoek in de registers der Bossche schepenbank zou waarschijnlijk de genealogie van het hier bedoelde geslacht tot een vrij hoogen graad van volledigheid kunnen opvoeren. Voor ons overzicht hebben wij slechts gebruik kunnen maken van aanteekeningen uit een, in verhouding tot. hetgeen aanwezig is, beperkt aantal dier registers, met name uit het laatst der 14de en uit de eerste helft der 16de eeuw. 1) In zijn — zooals bekend is, weinig betrouwbaren — Dictionnaire gcnéalogique et hcraldique de Belgique, I, blz. 211. Dit Bossche geslacht voerde in zilver drie roode heiblokken — waarvan sommige schrijvers, met deze Meyerijsche wapenfiguur blijkbaar onbekend, bijenkorven, ja zelfs mosterdpotjes hebben gemaakt — en een zwart schildhoofd, beladen met een gouden wiel, op verscheidene zegels in den rechterbovenhoek nog vergezeld van een ster. I. Meeus Spiering leefde in het midden der 14de eeuwen had twee zoons 1): 1. Klaas Spiering, die volgt onder II. 2. Wouter Spiering, die in 1390 gehuwd was met Mechteld dochter van Roelof Roesmont, gesproten uit een der aanzienlijkste geslachten der stad. II. Klaas Spiering was schepen te 's Hertogenbosch in 1392 en overleed blijkens het sterfregister der 111. L. Vrouwe Broederschap aldaar, waarvan hij deel uitmaakte, in 1399. Hij was toen gehuwd met Beatrix, eerder weduwe van Matthijs Goyartszoon. Klaas was de vader van: 1. Bartholomeus Spiering, die volgt onder III. 2. misschien ook van Anthonis Spiering, die in 1408 en 1427 schepen van 's Hertogenbosch was. III. Bartholomeus Spiering was schepen in den Bosch in 1403, '12, '27 en '34 en komt in 1406 voor als rentmeester der stad. Blijkens zijn zegel 2) stelde hij in het schildhoofd van zijn wapen ter rechterzijde van het rad een ster. Hij was lid der Illustre Lieve Vrouwe Broederschap en overleed in 1437, eene weduwe Zoete nalatende. Vermoedelijk was hij — mogelijk ook de hierboven genoemde Anthonis — de vader van: 1) Tegelijkertijd met deze zoons Klaas en Wouter, leefde nog een broederpaar met dezelfde namen, dat den smid Arent Spiering van Hees tot vader had. 2) Beschreven in de Raadt's Sceaux armoriés des Pays-Has, III, blz. 441. 1. Klaas Spiering, die volgt onder IV. 2. Jan Spiering, die schepen (1435, '49 en '54) en Heiligegeestmeester (1466), alsmede lid der 111. L. Vrouwe Broederschap was en in 1470 overleed. Hij vermeerderde het wapen van zijn geslacht met een barensteel in het schildhoofd en een molenijzer in het hart van het schild, tusschen de bovenste twee heiblokken 1). Volgens Taxandria, jaarg. 1905, blz. 47, was hij gehuwd met Catharina Monix Willemsdochter. IV. Klaas Spiering was schepen in den Bosch in 1447, '52 en '58, fabriekmeester der St. Janskerk en lid der 111. L. Vrouwe Broederschap. Hij zegelde als Bartholomeus hierboven genoemd en overleed in 1466. Hij was de vader van 2): \. Anthonis Spiering, die volgt onder V. 2. Bartholomeus Spiering. 3. Petra Spiering, die in 1493 vermeld wordt als weduwe van Herbert van Oy, Heer van Balgoy en Keent. V. Anthonis Spiering was schepen in den Bosch in 1492 en '96 en overleed omstreeks 1502. De ster, die Klaas en Bartholomeus hierboven genoemd in het schildhoofd voerden, plaatste hij daaronder tusschen de bovenste twee heiblokken. Hij was gehuwd met Sophia van Uden, dochter van Adriaan Arent Stamelaartszoon van Uden. Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren : 1. Klaas Spiering, die volgt onder VI. 2. Adriaan Spiering. 3. Elisdbeth Spiering, gehuwd met Nicolaas le Borgne. Zij worden nog vermeld in 1540. 1) Zijn zegel en die van de verder volgende Bossche schepenen uit het geslacht Spiering zijn afgebeeld in Taxandria, jaarg. 1905, blz. 45. 2) Ik onderstel dit ten minste; bewezen vond ik alleen, dat Anthonis, Bartholomeus en Petra allen een Klaas tot vader hadden en dat Bartholomeus een broeder was van Petra. 4. Luitgard Spiering, die trouwde met Paulus van Eesscheren en met hem vermeld wordt in 1529. VI. Klaas Spiering was schepen te 's Hertogenbosch in 1514 en '18 en komt nog in 1553 als raadsheer der stad voor. Hij woonde op den Kleinen Ruwenberg te St. Michielsgestel en overleed, blijkens het sterfregister der 111. L. Vrouwe Broederschap, den 24sten October 1562. Reeds in 1509 was hij gehuwd met Mechleld Monix, dochter van Arent Monix Marlenszoon en Mechleld Monix Jansdochter. Zij stierf 9 September 1525 en werd in de parochiekerk van St. Michielsgestel begraven. Uit dit huwelijk vijf kinderen : 1. Christoffel Spiering, die volgt onder VII. 2. Jan Spiering. 3. Arent Spiering. 4. Anthonis Spiering, die de priesterwijding ontving en o.a. in 1557 vermeld wordt. 5. Sophia Spiering, die reeds in 1541 gehuwd was met Goyart van Erp. VII. Christoffel Spiering was schepen van 's Hertogenbosch in 1565 en is misschien dezelfde, die in 1570 en volgende jaren wordt vermeld als drossaard van ter Leede. Hij trouwde met Margriet Coenen, dochter van Christiaan Coenen van Zegenwerp, schout van Kempenland, en Mechteldvan Campen. Zij waren de ouders van: 1. Mechteld Spieriyig, die trouwde ract Gerrit toe Boecop, wien zij den Kleinen Ruwenberg ten huwelijk bracht. Hij was een zoon van Amt toe Boecop en Margriet van Oldenbarnevelt. Zij overleed hoogbejaard op 4 November 1652 en werd te St. Michielsgestel begraven 1). 1) Vgl. omtrent de Spieringen van den Kleinen Ruwenberg het artikel van Jhr. Mr. A. F. O. van Sasse van Ysselt over »de Ruwenbergen" in Taxandria, jaarg. 1900, blz. 167. 8 Hare acht kwartieren waren: Spiering Coenen Monix Campen Uden van der Aa Monix Monix. Een bloedverwant en tijdgenoot van deze Mechteld Spiering was Arent Spiering 1), die omstreeks 1607 in het huwelijk trad met Catharina Mom, dochter van Otlo Mom tot den Rooden Toren en Anna Gramaye. Bij gelegenheid van haar huwelijk werd zij bij overgifte haars vaders beleend met den Rooden Toren, te Heteren. Zij was weduwe in 1637 en leefde nog in 1665. Uit hun huwelijk werden geboren: 1. Olto Spiering, met zijne broeders in 1670 beleend met den Rooden Toren, overleed tusschen 1671 en '75. 2. Jacob Spiering, in 1675 na den dood van zijn broeder ütto beleend met goed te Heteren, leefde nog in 1683. 3. Christoffel Spiering, die 3 September 1674 trouwde met Anthonetta van Doyenburch, dochter van Virk van Doyenburch en Adela de Ruyter. Hij werd in 1681 beleend met den Rooden Toren en verkocht dit goed in 1698. Zooals wij op blz. 113 zagen, had Klaas Spiering, die met Mechteld Monix gehuwd was, een broeder Adriaan. Deze zou volgens het meergenoemde handschrift van Baron van Spaen en volgens Fahne 2) gehuwd zijn geweest met Maria 1) De heer H. M. Werner, in de Heraldieke Bibliotheek, jaarg. 1883, blz. 186, alsmede in den Gelderschen Volksalmanak voor 1884, maakt, op het voetspoor van Fahne, dezen Arent Spiering tot een zoon van Klaas en Mechteld Monix. Dit is natuurlijk niet mogelijk, aangezien Mechteld Monix reeds in 1525 overleed en Arent eerst in 1607 trouwde en in 1636 nog in leven was. Hij is naar alle waarschijnlijkheid een kleinzoon van bedoeld echtpaar geweest. 2) Geschichte der Kölnischen, Jülichschen und Bergischen Geschlechter, II, blz. 142. van Malsen, dochter van Johan en Maria van Brecht. Uit het Rossemseh archief teekende Baron van Spaea bovendien aan, dat hij in 1510 schepen van Zuilichem was en in zijn wapen alleen het rad voerde 1). Het is mogelijk, dat dit alles juist is, en betrekking heelt op een en denzelfden Adriaan Spiering; maar dan volgt daaruit ook, dat genoemde genealogen met de afstamming van dezen Adriaan geheel op een dwaalspoor zijn geraakt; immers het staat dan vast, dat Adriaan een zoon was van den Bosschen schepen Anthonis Spiering en van Sophia van Uden, terwijl zij hem eene Margriet van Erp tot moeder geven. Adriaan en Maria van Malsen worden opgegeven de ouders te zijn geweest van: I. Frans Spiering, die gehuwd was met Maria Coenen. Inderdaad was een Franrois Spiering Adriaanszoon, die vermoedelijk te Grave woonde, gehuwd met Maria Coenen, dochter van Christiaan en Mecliteld van Campen 2). Door dit huwelijk was hij een zwager van den op blz. 113 onder VII genoemden Bosschen schepen Christolïel Spiering, wiens schoonzoon Boecop in 1G06 als Franfois' gemachtigde optrad. Francois Spiering en Maria Coenen zouden de ouders zijn geweest van: 1. Adriaan Spiering, die volgt onder II. 2. Mechteld Spiering, die trouwde met Joris van den Boetzelaer, die in 1574 te Utrecht woonde. 3. Agnes Spiering, gehuwd met een Poolsch edelman, die als generaal in Statendienst en gouverneur van Grave wordt aangeduid. 1) Een Klaas Spiering Janstoon, door Baron van Spaenen Fahne grootvader van Adriaan genoemd, was volgens eerstgenoemde schepen van Zuilichem in 1464 en zegelde met een rad, zoomsgewijze vergezeld van zes staande blokjes. 2) Vgl. de mededeeling van Jhr. Mr. A. van Sasse van Ysselt, in Taxandria, jaarg. 1896, blz. 116. II. Adriaan Spiering verkocht in 1581 goederen in het land van Cuyk en was in 1003 drossaard van Lobith, waar hij het volgend jaar aan de pest overleed. Hij was gehuwd met Wendelina Smulling, erfdochter van Sevenaer, dochter van Goossen Smulling en Adriana Hacfort. Behalve drie dochters hadden zij twee zoons: 1. Frans Spiering, die volgt onder III. 2. Goossen Spiering, die gehuwd was met Agnesvonllasslang. Hunne nakomelingen stierven in het tweedegeslacht uit. III Frans Spiering, die doel uitmaakte van de Kleefsche ridderschap, drossaard was van Lobith en gouverneur van Dusseldorp. Hij verkreeg in 1623 van Keizer Ferdinand III den titel van Freiherr; zijne nakomelingen, die in de 18de eeuw uitstierven, noemden zich Freiherren von Spiering zu Tüschenbroick 1). Zijn zoon Frans Ignatius Wolfgang Freiherr von Spiering, Heer van Tusschenbroek en Sevenaer, werd in laatstgenoemde plaats begraven met de volgende 16 kwartieren: Spiering Hatzfeld Smulling Brempt Coenen Torck Hacfort Pallandt Malsen Harf Mom Sein van der Aa Hemert de Ruyter Krummel. Ook thans zijn er nog verschillende familiën Spiering en Spierings. Met eene daarvan, laatstelijk te Tiel gevestigd, zullen wij ons nog een oogenbiik dienen bezig te houden, omdat zij in haar wapen, bestaande uit een rood veld met drie zilveren spieringen boven elkaar, een zwart hartscliild 1) Vgl. over deze Spieringen in Duitschland het reeds aangehaalde werk van Fahne, alsmede De Navorscher, jaarg. 1873, blz. 264, 265, 530. voert met het pouden rad, en in overeenstemming hiermede schijnt te beweren van het oud-adellijk geslacht af te stammen. In hoever dit beweren waarheid zou kunnen blijken, kunnen wij niet beoordeelen; het^tegendeel is niet te bewijzen! Maar wat wel te bewijzen is, is dat de genealogie, welke tot staving van het beweren wordt gegeven en welke te vinden is in Vorsterman van Oyen's »Stam- en Wapenboek van aanzienlijke familiën", eiken historischen grond mist en met ter zijde stelling van alle goede trouw moet zijn verzonnen, üm slechts een enkel voorbeeld te noemen, zij hier vermeld, dat deze familie heet af te stammen van een Gerrit Spiering, die in 1520 zou geboren zijn uit het huwelijk van Hugo Spiering, drossaard van Heusden, en Catharina van Bever en 1). Boven zagen wij reeds, dat de hier bedoelde Hugo Spiering van Aalburg (die N.B. in de genealogie ook nog een jongere broeder wordt genoemd van sGerrit Spiering van Wel of Quatael"!) kinderloos is overleden en dat zijne vrouw Catharina de Bever in 1520 reeds eenige jaren dood was. Vermelden wij nu hierbij nog, dat Hugo — die, gelijk wij zagen, een zoon was van Arent Spiering van Aalburg — een zoon genoemd wordt van een voor zoover is na te gaan nimmer bestaan hebbend echtpaar Francols Spiering X Jacoba van Outshoorn, dan schijnt genoegzaam aangetoond, dat het tijdverspilling ware, aan deze genealogie eenige verdere aandacht te wijden. 1) Deze Gerrit Spiering zou behalve een zoon Cornelis, van wien de Tielsche Spieringen, die o. a. te Hoorn in de regeering hebben gezeten, en de Delftsche familie Spiering van Spieringshoek heeten af te stammen, nog een zoon Derk Spiering hebben gehad, die naar Zweden zou zijn gegaan en de vader zou zijn geweest van Peter Spiering Silverkroon. Ook dit is niet juist. Peter Spierinck Sylvercroon, die eerst in 1636 onder den naam Petrus Spierinck van Northolm als Minister der Kroon van Zweden in den Haag kwam en in 1637 als liesident van Zweden terugkwam, was een zoon van Francois Spiering, een Antwerpenaar die om den geloove naar Delft was uitgeweken, waar hij een tapijtfabriek oprichtte en in 1630 hoogbejaard overleed. Peters broeder Isaac was in Poolschen dienst; van hem stamt vermoedelijk de familie Spiering Guldecroon. Wie beweren wil van de adellijke Spieringen af te stammen zal noodzakelijk zijne afkomst uit een der drie door ons behandelde stammen hebben te bewijzen. Alleen van deze drie toch staat het vast, dat zij van edelen bloede waren, zij het ook, dat hunne rechlstreeksche afstamming uit den huize van Heusden tot dusver niet bewezen is. BEELAER.TS VAN BLOKLAND. ERRATA in het werk Het Missale enz. Blz. 22 laatste regel van onderen staat nive lees ivive. » 25 vijftiende» » » » Julle » zulle. 1